“Schijnzelfstandigheid van zzp’ers”
Naam:
Hale Gürel
Opleiding:
Master Ondernemingsrecht
Instelling:
Universiteit van Tilburg
ANR:
186276
Scriptiebegeleider:
Mr. A.D.M. van Rijs
Tweede begeleider:
Mr. dr. W.G.M. Plessen
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Voorwoord In het kader van de Master Ondernemingsrecht heb ik deze scriptie geschreven voor iedereen die interesse heeft in het onderwerp “schijnzelfstandigheid” en het “zzp- schap”. De aanleiding om te kiezen voor dit scriptieonderwerp is mijn stagebegeleider P.W. van den Brink, van de Belastingdienst, geweest. Tijdens mijn stageperiode kwam in ons gesprek het onderwerp ‘zzp’ aan orde. We hadden samen een discussie over of een zzp’er aan te merken was als een werknemer of een ondernemer, waar we uiteindelijk geen antwoord op konden geven.
Na mijn stageperiode was de tijd aangebroken om een scriptieonderwerp te kiezen en kreeg van de scriptiecoördinator de heer A.D.M van Rijs een lijst met onderwerpen verstrekt waar ik uit kon kiezen. Het onderwerp over de schijnzelfstandigheid zat in die lijst benoemd en de keuze was vrij eenvoudig gemaakt. Onbewust heeft mijn stagebegeleider bijgedragen aan mijn keuze voor het onderwerp “schijnzelfstandigheid”. Hierbij wil ik dan ook Pieter van den Brink bedanken voor zijn bijdrage in mijn keuze voor dit scriptieonderwerp. Daarnaast wil ik mijn familie bedanken voor het geven van de ruimte die ik nodig had om mijn scriptie te kunnen schrijven. Ook wil ik mijn vriendin Yeliz Doğan van harte bedanken voor de motivaties en de steun die zij mij heeft gegeven.
Ten slotte wil ik mijn scriptiebegeleider de heer A.D.M van Rijs van harte bedanken voor alle tijd en moeite die hij in mij heeft gestoken om mij goed te begeleiden.
1
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Lijst met afkortingen AOW
Algemene Ouderdomswet
CBS
Centrale Bureau voor de Statistiek
CPB
Centraal Planbureau
EIM
Economisch Instituut voor het MKB
EL&I
Economische zaken, Landbouw en Innovatie
FOR
Fiscale oudedagsreserve
KvK
Kamer van Koophandel
SER
Sociaal- Economische Raad
SEO
SEO Economisch Onderzoek
SZW
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
VAR
Verklaring Arbeidsrelatie
VAR- wuo
VAR winst uit onderneming
VAR- dga
VAR directeur- grootaandeelhouder
VAR- loon
VAR loon uit dienstbetrekking
VAR- row
VAR resultaat uit overige werkzaamheden
wet IB 2001
Wet inkomstenbelasting 2001
wet LB 1964
Wet op loonbelasting 1964
zzp
Zelfstandige zonder personeel
2
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Inhoudsopgave Voorwoord ……………………………………………………………………………
1.
Lijst met afkortingen ………………………………………………………………...
2.
Inleiding en probleemstelling ………………………………………………..
5.
1.1
Omschrijving maatschappelijk vraagstuk………………………………
5.
1.2
Probleemstelling en onderzoeksvragen………………………………...
7.
1.3
Onderzoeksmethode……………………………………………………
8.
Zzp’ers in Nederland…………………………………………………………
9.
2.1
Definities van zzp’er……………………………………………………
9.
2.1.1 Het Centraal Bureau voor de Statistiek ………………………..
10.
2.1.2 Economisch Instituut voor het MKB ..…………………………
10.
2.1.3 Belastingdienst …………………………………………………
11.
1.
2.
2.1.4 SEO economisch onderzoek …………………………………… 11.
2.2
2.1.5 Sociaal- Economische Raad ……………………………………
12.
Analyse van zzp’ers ……………………………………………………
13.
2.2.1 Ontwikkeling van zzp’ers ……………………………………… 14. 2.2.2 Aandeel zzp’ers ………………………………………………… 14. 2.3
Sectoren zzp’ers …………….………………………………………….. 16. 2.3.1 Bouw …………………………………………………………… 16. 2.3.2 Zakelijke dienstverlening ………………………………………. 18. 2.3.3 Zorg en welzijn …………………………………………………. 18. 2.3.4 Landbouw en visserij …………………………………………… 19. 2.3.5 Handel ………………………………………………………….. 20.
3.
Achtergrond en motieven van zzp……………………………………………. 21. 3.1
Motieven om zzp’er te worden ………………………………………… 21. 3.1.1 Gedwongen door voormalige werkgever ………………………
23.
3.1.2 Gedwongen door slechte positie op arbeidsmarkt ……………..
24.
3.2
Situatie voorafgaand aan het zzp- schap ………………………………
24.
3.3
Toekomst verwachtingen van zzp´ers …………………………………
25.
3.4
Kenmerken zzp’ ers …………………………………………………...
27. 3
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
3.4.1 Klassieke en nieuwe zzp’ers …………………………………..
27.
3.4.2. Persoonlijke kenmerken van zzp’ers ………………………….
27.
3.4.3 Inkomstenbron van zzp’ers …….……………………………...
28.
Onderscheid tussen ondernemers en werknemers……………………...
29.
3.5.1 Wettelijk onderscheid ………………………………………….
31.
3.5.2 Ondernemersfaciliteiten …...…………………………………..
33.
3.5.3 Risico’s zzp’ers .……………………………………………….
36.
3.5.4 Regeerakkoord: afschaffing zelfstandigenaftrek .……………...
37.
Bijdrage van zzp’ers aan sociaal- economische dynamiek ………………..
40.
4.1
Arbeidsparticipatie en flexibiliteit …………………………………….
40.
4.2
Werkgelegenheid en innovatie ………………………………………...
41.
4.3
Arbeidsproductiviteit en kennis ……………………………………….
42.
3.5
4.
5.
Rechtshavingsmogelijkheden bij schijnzelfstandigheid ……………………
45.
Huidige handhavingsmogelijkheden …………………………………..
45.
5.1.1 Verklaring Arbeidsrelatie ………………………………………
45.
Toekomstige handhavingsmogelijkheden ……………………………..
48.
5.2.1 Waarom webmodule? …………………….……………………
48.
5.2.2 Versterken van het wettelijke kader ……………………………
50.
5.2.3 Rechtsvermoeden ………………………………………………
51.
Intensieve controle door Belastingdienst ………………………………
52.
Conclusie en aanbevelingen ………………………………………………….
54.
5.1
5.2
5.3
6.
Hale Gürel
Literatuurlijst ………………………………………………………………………… 62.
Bijlage 1
Kamerbrief 11 april 2013 …………………………………………….
68.
Bijlage 2
Actieplan bestrijden van schijnconstructies ………………………..
73.
Bijlage 3
Kamerbrief 26 november 2013 ……………………………………...
75.
Bijlage 4
Aantal zzp’ers in (bruto) steekproef en respons ……………………
77.
Bijlage 5
Respons en enquêtering zzp’ers ……………………………………..
78.
4
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
1. Inleiding en probleemstelling 1.1. Omschrijving maatschappelijk vraagstuk Op 11 april 2013 is er vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) een brief
1
verstuurd naar de Tweede Kamer inzake de aanpak van schijnconstructies.
Het kabinet kreeg via de inspectiediensten steeds meer signalen dat sommige werkgevers schijnconstructies hanteren. Bij schijnconstructies wijkt de feitelijke situatie af van de situatie zoals die wordt voorgespiegeld. Dit met het doel om wet- en regelgeving te omzeilen. Deze schijnconstructies leiden tot ongewenste situaties zoals, oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, verdringing, onderbetaling en uitbuiting voor werknemers, geen gelijke speelveld voor ondernemers om op te ondernemen en ten slotte leidt het tot ongewenste situaties voor de overheid vanwege het mislopen van premies en belastingen en het betalen van extra uitkeringslasten indien werknemers als gevolg van oneerlijke concurrentie worden ontslagen. In deze scriptie zal de constructie van schijnzelfstandigheid centraal staan. Dit is een van de constructies die in de kamerbrief van 11 april 2013 wordt benoemd en die het kabinet wenst aan te pakken, omdat via deze constructie ook de kosten voor arbeid op een oneigenlijke manier wordt onderdrukt. Hoe het kabinet op dit moment deze schijnzelfstandigheid aanpakt en in de toekomst zal aanpakken, zal na een korte omschrijving over de ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt wat betreft deze schijnzelfstandigheid worden besproken. Sinds het eind van de vorige eeuw is de meest opvallende ontwikkeling op de Nederlandse arbeidsmarkt de sterke opkomst van de zelfstandigen zonder personeel (hierna: zzp). Tot halverwege de jaren negentig nam het aantal zelfstandigen nog gestaag af. Hier kwam snel verandering in door toedoen van de zzp’ers. Sindsdien is sprake van een snelle toename en verspreiding over verschillende sectoren. 2 In samenhang met deze sterke groei is de discussie verhevigd over de vraag in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van toegenomen ondernemerschap via deze groep zelfstandigen, 3 aangezien er steeds meer sprake is van schijnzelfstandigheid. Van schijnzelfstandigheid is sprake wanneer personen formeel werkzaam zijn als zelfstandigen, terwijl op grond van feiten en omstandigheden sprake is van een arbeidsovereenkomst. Met deze constructie worden vaak loonheffingen, premies
1
Zie bijlage 1 voor de kamerbrief van 11 april 2013. Nagelkerke 2010, p. 11 3 Zandvliet e.a 2013, p. 1 2
5
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
werknemersverzekeringen en arbeidsrechtelijke bescherming ontweken. 4 De werkgever betaalt in zo’n geval geen sociale premies en belastingen en is daarmee goedkoper uit. Dit veroorzaakt oneerlijke concurrentie tussen groepen werknemers, namelijk de schijnzelfstandigen en de echte werknemers. Ook kan onderbetaling ontstaan doordat de zelfstandige gedwongen wordt om tegen een te laag tarief aan het werk te gaan. 5 Tevens kunnen er ten onrechte fiscale ondernemersfaciliteiten geclaimd worden, wat nadelige gevolgen kan hebben voor de overheidsfinanciën. Het is dus van belang dat schijnzelfstandigheid actief wordt bestrijd, niet alleen vanwege de nadelige gevolgen voor de overheidsfinanciën, maar ook om oneigenlijke concurrentie en verdringing van de arbeidsmarkt te voorkomen. 6
In de afgelopen jaren zijn diverse maatregelen in gang gezet om schijnzelfstandigheid actief te bestrijden. Deze maatregelen zijn gericht op het versterken van de handhaving door de betrokken overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en de Inspectie SZW. Bij brief van 17 september 2012 heeft de Staatssecretaris van Financiën maatregelen aangekondigd rondom de Verklaring Arbeidsrelatie (hierna: VAR) van de Belastingdienst. De maatregelen zijn gericht op het transparanter maken van het kwalificatieproces en op het bestrijden van misbruik van de VAR. Daarnaast zijn maatregelen aangekondigd om de handhaving te verbeteren. Het gaat daarbij onder meer om versterking van de samenwerking tussen de Belastingdienst en de Inspectie SZW, gericht toezicht met behulp van risicoanalyses en voorlichting aan de doelgroep. Ook wordt op dit moment de mogelijkheid verkend een opgelegd bestuursverbod als grond voor weigering bij inschrijving in het handelsregister te introduceren, met de bedoeling om de rol van de KvK bij de bestrijding van frauduleuze constructies verder te versterken. 7
In de toekomst wil het kabinet zich inzetten op het versterken van het wettelijke kader en op het verbeteren van de mogelijkheden voor schijnzelfstandigen om hun rechten te benutten. Het kabinet zal onderzoeken of een aanscherping van het wettelijk kader kan bijdragen aan het terugdringen van schijnzelfstandigheid. In het bijzonder zal daarbij gekeken worden naar het “grijze gebied” tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap. In de tweede 4
Bij de kamerbrief van 11 april 2013, is in de bijlage een actieplan opgenomen voor het bestrijden van schijnconstructies. Zie bijlage 2 voor dit actieplan. 5 Zie bijlage 2. 6 Zie bijlage 2. 7 Zie bijlage 2.
6
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
plaats wil het kabinet dat schijnzelfstandigen zelf beter in staat zijn om hun rechten te benutten. 8 In de wet is het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst 9 opgenomen. De mogelijkheid zal door het kabinet worden onderzocht om in bovenstaande gevallen naar de rechtbank te kunnen gaan via de verzoekschriftprocedure die met minder eisen is omkleed dan de dagvaardingsprocedure. Het kabinet wil in de toekomst voor schijnzelfstandigen de toegang tot de rechter vergemakkelijken om hiermee een verdere stap richting de bestrijding van deze schijnconstructie te bewerkstelligen. 10 In de brief van 26 november 2013 die afkomstig is van het Ministerie van SZW staat dan ook vermeld dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt aan een project genaamd “Kwaliteit en Innovatie rechtspraak” (KEI), waarin door vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht de toegang tot de civiele rechter wordt vergemakkelijkt. 11
1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen In deze scriptie zal, zoals al aangegeven, de constructie van de schijnzelfstandigheid onder de loep worden genomen. En gekeken worden of het kabinet haar wens om schijnzelfstandigen aan te pakken kan waarmaken. De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: “Kan het kabinet door het introduceren van nieuwe rechtshandhavingsmogelijkheden de schijnzelfstandigheid (meer) bestrijden, zodat er minder misbruik wordt gemaakt van oneigenlijke constructies”?
Om deze centrale probleemstelling te kunnen beantwoorden zullen de volgende deelvragen in kaart worden gebracht:
1. Zzp in Nederland - wat zijn de bestaande definities van zzp’ers in de literatuur? - wat is het aandeel van zzp’ers? - zijn er ontwikkelingen van zzp’ers? - in welke sectoren groeit de schijnzelfstandigheid?
8
Zie bijlage 2. Een persoon die voor een ander tegen beloning gedurende drie maanden, wekelijks dan wel gedurende tenminste twintig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed de arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst. Het is vervolgens aan de werk/opdrachtgever om dit vermoeden te weerleggen. 10 Zie bijlage 2. 11 Zie bijlage 3 voor de Kamerbrief van 26 november 2013. 9
7
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2. Achtergrond en motieven van zzp’ers - wat zijn de motieven om een zzp ‘er te worden? - wat is de situatie voorafgaand aan het zzp- schap? - zijn de zzp’ers gedwongen om zzp’er te worden? - wat zijn de toekomstverwachtingen van zzp’ers? - wat zijn de kenmerken van zzp’ers? - wat zijn de inkomstenbronnen van zzp’ers? - wat is het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen? - welke voor- en nadelen levert zzp- erschap op? 3. Bijdrage van zzp’ers aan de sociaal- economische dynamiek - wat is de bijdrage van zzp’ers voor: - arbeidsparticipatie en flexibiliteit? - werkgelegenheid en innovatie? - arbeidsproductiviteit en kennis? - welke actueel onderwerp kan een impact hebben voor zzp’ers in de toekomst?
4. Rechtshandhavingsmogelijkheden bij zzp - welke huidige handhavingsmogelijkheden worden er op dit moment gehanteerd door overheidsorganisaties om schijnzelfstandigheid te bestrijden? - hebben de huidige maatregelen van de overheid een effect op het tegengaan van schijnzelfstandigheid? - wat wil de Nederlandse overheid in de toekomst nog meer doen om schijnzelfstandigheid te verminderen?
1.3 Onderzoeksmethode In deze scriptie zal een juridische bronnen onderzoek worden gehanteerd als onderzoeksmethode. Hierbij zal gekeken worden naar de Nederlandse wetgeving, de parlementaire geschiedenis en de invulling van regelgeving in de jurisprudentie. Er zal gebruik worden gemaakt van een rechtseconomische benadering. Wat hebben de juridische wijzigingen en ontwikkelingen te betekenen voor de Nederlandse economie? Hebben de ontwikkelingen op juridisch gebied een impact op de economie? Deze vragen zullen in deze scriptie een antwoord vinden.
8
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2. Zzp’ers in Nederland Om een beeld te krijgen van zzp’ers in Nederland zal in dit hoofdstuk ten eerste de definities die bestaan in de literatuur van het begrip ‘zzp’ worden beschreven. In dit hoofdstuk is te zien dat het aantal zzp’ers sterkt af hangt van de gehanteerde definitie en dat er ook verschillende cijfers over de omvang en de samenstelling van de groep zzp’ers bestaan. Tevens zal in dit hoofdstuk de verschillende sectoren waar de meeste zzp’ers werkzaam zijn in kaart worden gebracht. 2.1 Definities van zzp’er Het aantal zzp’ers is de laatste jaren sterk toegenomen, maar wat precies onder zzp’er moet worden verstaan is nergens eenduidig vastgesteld. Het ontbreken van een duidelijke definitie heeft tot gevolg dat elke regeling zijn eigen afbakeningsregels kent. In het arbeidsrecht gaat het om de afbakening tussen een arbeidsovereenkomst, overeenkomst van aanneming en de overeenkomst van opdracht. 12 De bedoeling van partijen is hierbij bepalend, maar niet doorslaggevend. De aard van de overeenkomst wordt vastgesteld aan de hand wat partijen voor ogen stond bij het sluiten van de overeenkomst en de wijze waarop zij in de praktijk uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven. 13 Integendeel tot het arbeidsrecht gaat het in het belastingrecht om de afbakening tussen loon en winst, terwijl het in de sociale zekerheidsrecht gaat om de vraag of er dan niet een (fictieve) dienstbetrekking is. Dit maakt het voor de betrokken in veel gevallen niet eenvoudig om direct te overzien welke rechten en plichten op hen van toepassing zijn. 14 Het begrip zzp’er als autonome rechtsvorm komt niet voor, maar kan wel in juridische zin tal van verschillende vormen aannemen. Zo kan een zzp’er werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht, aanneming van werk of een overeenkomst sui generis (met eigen aard, op zichzelf staand). Daarnaast kan een zzp’er ook deels van arbeidsrechtelijke bescherming genieten, ook al is deze persoon niet werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst 15. Door het ontbreken van juridische definities en het hierbij betrekken van verschillende kenmerken leidt het begrip zzp vaak tot verwarring en onduidelijkheid. 16 In de hierna volgende paragrafen zal te lezen zijn dat ook buiten de juridische wereld het begrip zzp geen eenduidige betekenis heeft 17. Er 12
Kronenburg- Willems 2011, p. 193 SER 2010, p. 43 14 Kronenburg- Willems 2011, p.193 15 Houweling 2011, p. 1 16 Dekker & Stavenuiter 2012, p. 10; Zie ook Aerts 2007; Bosch & Van Vuuren 2010, p. 682 17 Houweling 2011, p. 1 13
9
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
zullen diverse omschrijvingen worden gegeven die in de literatuur te vinden zijn van het begrip zzp.
2.1.1 Het Centraal Bureau voor de Statistiek Het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) definieert een zzp als: “Een persoon met als (hoofd)baan het verrichten van arbeid voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk, of in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid, of in een zelfstandig uitgeoefend beroep”. 18
Het CBS hanteert in vergelijking met het Economisch Instituut voor het MKB (hierna: EIM), paragraaf 2.1.2 en de Belastingdienst, paragraaf 2.1.3, een minder uitgebreidere definitie van het begrip zzp’er.
2.1.2 Economisch Instituut voor het MKB Het EIM hanteert een uitgebreidere definitie met een aantal specifieke criteria en geeft aan dat iemand als zzp’er beschouwd kan worden als die persoon: - zelfstandig ondernemende activiteiten uitvoert; - geen personeel in dienst heeft; - geen medeondernemer heeft (vof, cv, ect.); - minimaal 15 uur per week aan de onderneming besteedt; - geen ondersteuning van familieleden heeft die bestaat uit dezelfde vakmatige activiteiten en die een substantieel deel uitmaakt van de omzet; - aangeeft arbeid (ambacht, vaardigheden, kennis, capaciteit, ect. ) als het voornaamste product van de onderneming te beschouwen en geen goederen. 19
Iemand die zich als zelfstandige wil gaan vestigen moet zich inschrijven in het Handelsregister van de KvK. Bij de inschrijving moet beoordeeld worden of de persoon die zich wil inschrijven ook daadwerkelijk ondernemer is. 20 Bij een tijdsbesteding van minder dan 15 uur per week is inschrijving in het Handelsregister bij de KvK niet verplicht, maar wel toegestaan. Deze definitie van het EIM is gebaseerd op KvK inschrijvingen. 21 18
CBS, “Zelfstandige”, CBS 2013, http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm? ConceptID=3127 19 Zandvliet e.a. 2013, p. 7 20 Zandvliet e.a. 2013, p. 8 21 Dekker 2011, p. 5
10
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2.1.3 Belastingdienst Voor de definitie van zzp haakt de Belastingdienst aan de criteria die door henzelf wordt gehanteerd bij de inrichting van het zzp-segment. Een zzp’er: - is een ondernemer voor de inkomstenbelasting en/of omzetbelasting; - heeft geen personeel (en is dus niet beschreven voor de loonheffingen); - is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting; - is al langer dan drie kalenderjaren ondernemer en is dus geen starter meer. 22
2.1.4 SEO Economisch Onderzoek In het SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) wordt een strikte definitie gehanteerd van zzp’er. Zzp’ers: - hebben geen werknemers in dienst; - werken voor één of enkele opdrachtgevers; - hebben geen of een zeer beperkte eigen bedrijfsruimte; - verrichten werk dat normaliter overwegend onder een arbeidsovereenkomst wordt verricht; - verrichten de werkzaamheden niet op eigen initiatief, maar alleen na opdrachtverstrekking; - dragen verantwoording voor de eigen werkzaamheden; - krijgen per opdracht betaald; - beperken zich veelal tot het inbrengen van kennis en vaardigheden op het eigen vakgebied; - houden zich niet of nauwelijks bezig met klantenwerving en investeringen rond gebouwen, grond, kapitaalgoederen en dergelijke. 23
Essentieel hierbij is de vierde bullet: het werk wordt normaliter overwegend onder een dienstverband verricht. Dat wil hier zeggen: het alternatief van werken in loondienst is reëel. Zzp’ers hebben in principe de mogelijkheid om hun werkzaamheden in dienstverband te verrichten of om een traditionele onderneming te starten, waarbij zzp’ers zelf personeel in loondienst kunnen nemen. 24 Met deze definitie vallen grote groepen zzp’ers af, zoals klassieke zelfstandigen (bijv. uitbater van een kleine kroeg) en institutioneel zelfstandigen (bijv. kunstenaars). 25
22
Intranet Belastingdienst 2013. Berden e.a. 2010, p. iii 24 Berden e.a. 2010, p. 6 25 Berden e.a. 2010, p. iii 23
11
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2.1.5 Sociaal- Economische Raad In oktober 2010 bracht de Sociaal- Economische Raad (hierna: SER) op verzoek van het kabinet een advies 26 uit over de positie van zzp’ers. In dit advies doet de SER een voorstel om tot een objectieve en eenduidige definitie te komen waarmee zowel de klassieke, als ook de nieuwe zzp’ers (deze twee vormen zullen later in deze scriptie behandeld worden) ondergebracht kunnen worden. 27 De definitie van de SER luidt als volgt: Een zzp’er is een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden, zoals ook gehanteerd door de Belastingdienst in het kader van de inkomstenbelasting: - zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan; - het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden; - het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst; - bekendmaking van het ondernemerschap; - het streven naar meerdere opdrachtgevers. 28 De SER heeft in het advies “ zzp’ers in beeld ” dit voorstel voor een definitie van zzp’er gedaan met als doel de duidelijkheid te vergroten. Deze SER- definitie lost de kern van het probleem volgens de Staatssecretaris van Financiën echter niet op. Nog steeds gelden er eisen zonder dat die nader worden gespecificeerd, hiermee blijft de onduidelijkheid bestaan. Het opnemen van een omschrijving zoals de SER voorstelt zou dan ook voor de praktijk, ten opzichte van de huidige jurisprudentie, geen toegevoegde waarde hebben. Het kabinet acht het niet wenselijk om de huidige maatschappelijke invulling die aan het begrip ondernemer is gegeven los te laten. Het kabinet is namelijk van mening dat een wettelijke definitie van het begrip ondernemer en daarmee zzp’er, met dermate open normen moet worden vormgegeven dat een dergelijke definitie weinig bijdraagt aan het verduidelijken van de juridische status van de ondernemer, dan wel dat een objectieve definitie te veel abstraheert van de maatschappelijke realiteit. In de visie van het kabinet blijft de feitelijke vormgeving van de arbeidsrelatie in de praktijk, de maatstaf om te toetsen of er sprake is van werknemer- dan wel ondernemerschap. 29
26
SER 2010, “Zzp’ers in beeld: een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel”. Dekker & Kösters 2011, p. 249 28 SER 2010, pag. 53 29 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 27
12
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Zoals uit de vorige paragrafen blijkt worden op dit moment verschillende definities gehanteerd. Zowel vanuit de economische als vanuit de juridische invalshoek worden definities aangedragen, maar zoals uit de bovenstaande definities ook blijkt is het niet eenvoudig om tot een eenduidige definitie te komen. 2.2 Analyse van zzp’ers De laatste jaren is er sprake van een opmars van uitbesteding. 30 Hierdoor is met name het zelfstandig ondernemerschap in populariteit toegenomen. Halverwege de jaren 90 waren er nog 660.000 zelfstandigen, 20 jaar later zijn het circa een miljoen zelfstandigen. Dit is een toename van ruim 70 %. Het waren vooral de zzp’ers die voor deze toename hebben gezorgd. Maar als de absolute toename van het aantal zelfstandigen wordt afgezet tegen de toename van de totale werkzame beroepsbevolking, blijkt de sterkte van de groei mee te vallen. 31 In figuur 1 is de groei van het aantal zzp’ers vanaf 1996 tot 2009 uitgedrukt in aantallen weergegeven. Uit dit figuur is af te leiden dat zzp’ers vergeleken met de andere variabelen de meest groeiende variabel is. Van 1996 tot 1999 bleef het aantal zzp’ers ongeveer gelijk, vanaf het jaar 1999 is te zien dat er een flinke toename heeft plaatsgevonden in het aantal zzp’ers. Figuur 1: groei aandeel zzp’ers in aantallen 700
6000
600
5000
500
Aantal x 1000
7000
4000
400
3000
300
2000
200
1000
100
0
0
Totaal werknemers x 1 000 (linker as) Werknemers vaste arbeidsrelatie x 1 000 (linker as) Zelfstandigen zonder personeel x 1 000 (rechter as) Zelfstandigen met personeel x 1 000 (rechter as) Meewerkende gezinsleden x 1 000 (rechter as)
Bron: CBS StatLine
30 31
Dekker & Kösters 2011, p. 250; zie ook Donselaar 2003. Dekker & Kösters 2011, p. 250
13
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
In het onderstaande figuur is het aantal zzp’ers vanaf 1996 tot 2009 uitgedrukt in percentages weergegeven. Figuur 2: groei aantal zzp’ers in procenten 14,0%
Percentage
12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0%
2,0%
Zelfstandigen ZZP'ers Werknemers flex ZMP'ers
0,0%
Bron: CBS Statline
2.2.1 Ontwikkeling van zzp’ers De zzp’ers is in opmars, in ruim tien jaar is het aantal zzp’ers bijna verdubbeld. In 2010 is 1 op de 10 personen in de werkzame beroepsbevolking zzp’er. Eind jaren ’90 was dit nog 1 op 17 personen. 32 Het aandeel zzp’er in de werkzame beroepsbevolking is gestegen van 6,2 % in 1996 naar 9,8% in 2010. Vooral onder de mannen is het aandeel zzp’ers hoog en daar vindt dan ook de sterkste stijging plaats. Het aandeel mannelijke zzp’ers is gestegen van 6,6 % in 1996 naar 11,6 % in 2010. Bij de vrouwelijke zzp’ers is de groei zwakker. In 1996 is het percentage vrouwen dat zzp’er is 5,5 % en dit is 7,9 % in 2010. 33 2.2.2 Aandeel zzp’ers Het gerapporteerde aantal zzp’ers hangt sterk af van de gehanteerde definitie. 34 Aangezien er op dit moment verschillende definities gehanteerd worden bestaan er dus ook verschillende cijfers over de omvang en de samenstelling van de groep zzp’ers. 35 De KvK hanteert een andere definitie van het begrip zzp’er dan het CBS. Het CBS baseert zich op enquêtes onder de beroepsbevolking en gaat daarbij uit van het criterium dat iemand 32
De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-de-werkzame-beroepsbevolkinggroeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB 33 Bosch e.a. 2012, p. 3 34 Ik word zzper, “Cijfers KvK: meer startende ondernemers, 93 % start als zzp’er”, KvK 9 augustus 2013, http://www.ikwordzzper.nl/nieuws/cijfers-kvk-startende-ondernemers 35 Bosch & Van Vuuren 2010, p. 682
14
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
minimaal 12 uur per week werkt en komt in 2011 uit op 728.000 zzp’ers. Daarentegen baseert de KvK zich op het aantal inschrijvingen in het Handelsregister en komt hierdoor voor het jaar 2011 uit op 758.000 zzp’ers. 36 De Belastingdienst hanteert in 2009 een andere definitie dan die in paragraaf 2.1.3 wordt beschreven. De volgende definitie van zzp’er wordt in 2009 door de Belastingdienst gehanteerd: een zzp'er is een ondernemer (entiteit) voor de inkomensheffing zonder personeel of een rechtspersoon met één werknemer die tevens directeur- grootaandeelhouder is. Op basis van de bovenstaande definitie omvat in 2009 het aandeel zzp’ers 772.847. 37 Terwijl het CBS in hetzelfde jaar 687.000 zzp’ers telt. Het aantal zzp’ers die het EIM en SEO tellen verschillen in sterke mate van het aantal zzp’ers die de Belastingdienst en het CBS tellen. Zo telt het EIM in 2009 353.000 zzp’ers terwijl het SEO in 2009 een schatting van 350.000 zzp’ers maakt. In de door EIM en SEO gehanteerde definities worden alleen zzp’ers meegeteld die uitsluitend hun eigen arbeid aanbieden. 38 Een onderzoek van het Centraal Planbureau (hierna: CPB) laat zien dat het aandeel zzp’ers in de beroepsbevolking nog verder zal groeien. 39 Uit de cijfers van de KvK is deze groei van het aandeel zzp’ers ook duidelijk te zien. In de eerste zeven maanden van 2013 startte bijna 81.000 personen een onderneming. In de maand juli is er een stijging van ongeveer 5,5 % ten opzichte van 2012. Het aantal startende zzp’ers is maar liefst 93 % van het totaal aantal starters. 40 Tevens blijkt uit de cijfers van het CBS dat het onderzoek van het CPB op een waarheid rust. In de onderstaande tabel is de groei te zien op basis van kengetallen van zzp’ers die door het CBS zijn weergegeven. In het eerste kwartaal van 2013 is er een groei van zzp’ers te zien van 3% ten opzichte van het eerste kwartaal van 2012. Tabel 1: kengetallen zzp’ers
Bron: CBS
x 1000
Q1 2012
Q2 2012
Q3 2012
Q4 2012
Q1 2013
Mannen Vrouwen Totaal
484 265 749
484 258 742
486 274 760
477 279 756
499 273 772
36
HR kiosk, “Cijfers zzp’ers”, Telegraaf 8 januari 2013, http://www.hr-kiosk.nl/hoofdstuk/arbeidsrecht/zzper/cijfers-zzp-ers 37 Zandvliet e.a. 2013, p. 9; Belastingdienst, “Definitie zzp’er en omvang groep zzp- ers”, Belastingdienst oktober 2009, http://www.ser.nl/nl/~/media/db_deeladviezen/2010_2019/2010/b29123/position_papers/belastingdienst_positio npaper.ashx 38 Zandvliet e.a. 2013, p. 9 en Berden e.a 2010, p. iii 39 De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-de-werkzame-beroepsbevolkinggroeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB 40 Ik word zzp er, “Cijfers KVK: meer startende ondernemers, 93% start als zzp'er”, Ik word zzp er 9 augustus 2013, http://www.ikwordzzper.nl/nieuws/cijfers-kvk-startende-ondernemers
15
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2.3 Sectoren zzp’ers In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan de branches waar de meeste zzp’ers in 2008 werkten. Deze sectoren zijn: de zakelijke dienstverlening, de cultuur en overige dienstverlening, de bouw, landbouw en visserij, de handel en de gezondheids- en welzijnszorg. 41 De overige branches waar zzp’ers actief zijn zal in deze paragraaf achterwege worden gelaten. In het onderstaande figuur wordt een weergave vertoont van de branches waar deze zzp’ers werkten in 2008. Figuur 3: zzp meest voorkomende bedrijfstak
Bron: CBS
Een sterke toename deed zich sinds het einde van de vorige eeuw met name voor in de zakelijke dienstverlening en de bouw. 42 In de hierna volgende sub-paragrafen zal per sector worden gekeken naar het opleidingsniveau en de leeftijdsopbouw van zzp’ers.
2.3.1 Bouw Het aandeel zzp’ers in de bouw is spectaculair gegroeid en zal naar verwachting verder groeien. 43 Zzp’ers in de bouw zijn vrijwel uitsluitend mannen, met een opleiding op lager of middelbaar niveau (89 % zie figuur 5). De zzp’ers in de bouw zijn vrijwel in alle bouwberoepen werkzaam, waarvan een groot deel als allround vakman of klusjesman werkt.
41
Kösters 2009, p. 9 en 10 Kösters 2009, p. 10 43 De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-de-werkzame-beroepsbevolkinggroeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB 42
16
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
De meest voorkomende beroepen in de bouw zijn timmerman, klusjesman, schilder, metselaar, tegelzetter, loodgieter, elektricien en stukadoor. 44 In figuur 4 is te zien dat de meeste (67 %) van de zzp’ers in de bouw de leeftijd van 35-54 jaar hebben, 18 % van de zzp’ers in de bouw hebben de leeftijd van 34 jaar of jonger en 15 % de leeftijd van 55 jaar of ouder. Figuur 4: leeftijdsopbouw van zzp’ers naar sector (in procenten)
Bron: CBS
Figuur 5: opleidingsniveau zzp’er naar sector
Bron: CBS
Het huidige aandeel van mannen in de sector bouw bedraagt 20% en kan doorgroeien naar 30 à 47% in 2030, afhankelijk van het beleid en het sociale normeffect. 45 44
Zandvliet e.a. 2013, p. 12
17
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2.3.2 Zakelijke dienstverlening Het aandeel zzp’ers in de zakelijke dienstverlening is eveneens sterk gegroeid, maar hier verwachten onderzoekers slechts een bescheiden toekomstige groei van enkele procentpunten. De reden hiervoor is dat een deel van de groei van cyclische aard is geweest. 46 Vooral de zakelijke dienstverlening is een sector met typische mannenberoepen waar een hoog opleidingsniveau en een hoge gemiddelde arbeidsduur per week niet ongebruikelijk is. 47 Maar liefs 80 % van de zzp’ers die in de zakelijke dienstverlening zitten zijn hoog opgeleid. Een percentage van 20 % zijn middelbaar of laagopgeleid (zie figuur 5). Zoals ook is af te lezen uit figuur 4 hebben de meeste zzp’ers (67 %) in deze sector de leeftijd van 35-54 jaar. 27 % van de zzp’ers hebben de leeftijd van 55 jaar of ouder en een klein percentage, 7 %, zijn 34 jaar of jonger.
2.3.3 Zorg en welzijn Dit is een nieuwe groep zzp’ers die sinds 2003 in opkomst is. De opkomst van deze sector is waarschijnlijk de reden waarom ook steeds meer vrouwen werkzaam zijn als zzp’er. 48 Veel al zijn dit ervaren zorgverleners die een loondienstverband bij een zorginstelling beu zijn. Wisselende diensten en een wisselend beleid zorgen ervoor dat zorgverleners het werk zien als een opgave en niet als werken met passie. Voor zorgverleners zijn veel mogelijkheden om als zzp’er aan het werk te gaan. Een zzp’er in de zorg bepaalt zijn eigen werktijden en kan zorg verlenen met persoonlijke aandacht. 49
Zoals uit figuur 6 is af te lezen is het aandeel van de belangstellenden die zouden willen starten als zzp het grootst in de zorgsector. Maar toch startten voor 2012 weinig personen in deze sector als zzp’er, vanwege de complexe regelgeving van de overheid en de Belastingdienst die het werken als zelfstandige in de zorg vrijwel onmogelijk maakten. Inmiddels is hier sinds 2012 verandering in gekomen omdat de regels voor het werken als zzp’er in de zorg zijn aangepast door de overheid. 50 45
De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-de-werkzame-beroepsbevolkinggroeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB 46 De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-de-werkzame-beroepsbevolkinggroeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB 47 Kösters 2009, p. 10 48 Kösters 2009, p. 10 49 ZZP Nederland, “ZZP in de zorg”, ZZP Nederland 2013, http://www.zzp-nederland.nl/artikel/zzp-de-zorg 50 ZZP Nederland, “ Aantal zzp’ers in Nederland stijgt fors, ING Economisch Bureau 20 mei 2011, http://www.zzp-nederland.nl/nieuws/70571-aantal-zzpers-in-nederland-stijgt-for-
18
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Figuur 6: aantal starters (per jaar en sector)
Bron: KvK
Het aandeel zzp’ers die in deze sector hoogopgeleid zijn bedraagt 73 % en de overige 23 % van de zzp’ers hebben een middelbaar of een laag opleidingsniveau. De meeste zzp’ers, 59 %, zitten tussen een leeftijd van 35-54 jaar oud, een percentage van 29% van de zzp’ers zijn 55 jaar of ouder en 12 % van de zzp’ers hebben een leeftijd van 34 jaar of jonger. 2.3.4 Landbouw en visserij Het aantal zzp’ers blijft voor deze sector constant of neemt af, zoals ook kan worden afgeleid uit de figuren 3 en 6. Een flink deel van de landbouw- en tuinbouwbedrijven (30 %) besteed werk uit aan zzp’ers. Dit blijkt uit de enquête onder de agrarische ondernemers die is uitgevoerd door de Landbouw Economisch Instituut Wageningen Universiteit en Researchcentrum in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Zzp’ers worden vooral ingezet voor gewasverzorging (41 %), oogstwerkzaamheden (38 %) en dierverzorging (29 %). 51 Het aandeel zzp’ers in deze sector is voor 82 % middelbaar tot laagopgeleid, de overige 18 % van de zzp’ers zijn hoogopgeleid. Bijna de helft (49 %) van de zzp’ers hebben een leeftijd van 35-54 jaar, terwijl 38 % een leeftijd hebben van 55 jaar of ouder en de overige 14 % zijn 34 jaar of jonger.
51
VRS Consultancy, “Zzp’ers mogelijke oplossing voor arbeidstekort in de land- en tuinbouw”, Financiële Telegraaf 17 april 2009, http://www.vrsconsultancy.nl/tag/breda/page/35/
19
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
2.3.5 Handel Zoals blijkt uit figuur 6 vindt er in de periode 2005 tot 2007 een toename plaats van het aantal zzp’ers in de handel. Nadat in de periode 2008 en 2009 een afname heeft plaatsgevonden, vindt er in 2010 opnieuw een stijging van het aantal zzp’ers in deze sector. De meeste (67%) zzp’ers zijn middelbaar tot laagopgeleid en 33 % van de zzp’ers in deze sector hebben een hoog opleidingsniveau. Zoals de andere zzp’ers in de hiervoor benoemde branches, hebben hier ook weer de meeste zzp’ers (73%) de leeftijd van 35-54 jaar, 16 % van de zzp’ers in deze sector hebben de leeftijd van 55 jaar of ouder en 11 % de leeftijd van 34 jaar of jonger.
20
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
3. Achtergrond en motieven van zzp’ers Wat zijn de motieven van zzp’ers om aan de slag te gaan als zzp’er? Wat is de situatie voordat men zzp’er werd, zijn deze personen gedwongen om zzp’er te worden of is het een vrijwillige keuze geweest? Wat zijn de kenmerken van zzp’ers? Deze vragen zullen in dit hoofdstuk een antwoord vinden. Eveneens zal het onderscheid tussen een ondernemer dan wel een zzp en een werknemer in dit hoofdstuk aan orde komen. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de ondernemersfaciliteiten waar de zzp’ers van genieten en de risico’s die zij lopen. 3.1 Motieven om een zzp’er te worden De zzp’ers hebben met name positief georiënteerde motieven bij de keuze voor het zelfstandig ondernemerschap. Voor het grootste gedeelte betreft de pull- factoren zoals het eigen baas zijn, de vrijheid hebben om naar eigen inzicht te kunnen handelen, de mogelijkheid om zelf de tijd in te delen en het tot uiting brengen van vakmanschap. 52 Het is moeilijk aan te geven in welke mate er sprake is geweest van een rationele keuze. Uit motieven die zzp’ers noemen (zie tabel 2: onderzoek uit 2008 en tabel 3: onderzoek uit 2012) om als zelfstandige te beginnen, blijkt dat het bijna niet voor komt dat uit nood gekozen wordt voor het ondernemerschap. Aangezien de meerderheid van de zzp’ers aangeeft op basis van positieve factoren voor het ondernemerschap gekozen te hebben, lijkt het erop dat de grootste groep zzp’ers uit personen bestaat die bewust kiezen voor het ondernemerschap. 53 Uit het onderzoek dat in 2012 uitgevoerd is door het onderzoeksinstituut SEOR 54 onder zzp’ers 55 blijkt dat de zzp’ ers niet langer wilden werken met een baas boven zich, dit is de belangrijkste reden van een zzp’er om zelfstandige te worden. 56 Dit is in overeenstemming met een eerder onderzoek die in 2008 onder zzp’ers is uitgevoerd door het EIM 57 In dit onderzoek bleek dat het meest genoemde motief de aantrekkelijkheid van het
52
Pleijster & Van der Valk 2007, p. 22 Pleijster & Van der Valk 2007, p. 23 54 Zandvliet e.a 2013, “Zzp tussen werknemer en ondernemer”. SEOR is een zelfstandig onderzoeksbureau dat opereert onder de paraplu van de Erasmus Universiteit Rotterdam. SEOR tracht met onderzoek en advies het inzicht in sociaal- economische vraagstukken te vergroten. Daarmee hoopt SEOR een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk verantwoord oplossen van sociaal- economische problemen. 55 Zie bijlage 4, hier is een overzicht weergegeven van het aantal zzp’ers die meehebben gedaan aan het onderzoek van de SEOR. 56 Zandvliet e.a. 2013, p. 18 57 Vroonhof e.a. 2008, “Zelfstandigen zonder personeel”. 53
21
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
ondernemerschap was. 58 In tabel 2 59 is een overzicht te zien van de motieven van zzp’ers voor zelfstandig ondernemerschap uit het onderzoek van het EIM. Tabel 2: motieven zzp’ers voor zelfstandig ondernemerschap (%)
Bron: EIM 2008
Uit deze tabel is af te leiden dat zelfstandigheid het meest genoemde motief is. Voor de personen die vanuit loondienst (60 %) zzp’er zijn geworden, is deze reden een belangrijker motief geweest om zzp’er te worden dan voor personen die vanuit de uitkering (38 %) als zzp’er actief zijn geworden. Bij deze laatste genoemde groep personen is het opmerkelijk dat 39 % het zzp- schap als de enige manier ziet om weer een inkomen te verwerven.
In tabel 3 worden de belangrijkste motieven van zzp’ers weergeven voor zelfstandig ondernemerschap die in 2012 door het onderzoeksinstituut SEOR is onderzocht. Er is te zien dat in alle sectoren de positieve aanleiding ‘ik wilde niet (langer) in loondienst werken met een baas boven mij’ als belangrijkste reden wordt genoemd. In de bouw wordt deze reden meer aangedragen dan in de overige sectoren. Opmerkelijk is dat in de sector zorg en welzijn ook weer de positieve aanleiding ‘ik wilde privé en werk (beter) kunnen combineren’ in vergelijking met de overige sectoren, hoog scoort. Daarnaast is te zien dat voor de sector management- en organisatieadvies en de sector zorg en welzijn het motief ‘geld’ weinig een rol speelt. Naast positieve aanleidingen om zzp’er te worden staat de negatieve aanleiding ‘het niet hebben van werk en het niet kunnen vinden van een baan in loondienst’ op de derde plek als motief om een zzp’er te worden. Maar liefst 11 tot 16 % van de zzp’ers ziet deze reden als een aanleiding voor zelfstandig ondernemerschap. Een andere negatieve aanleiding om zzp’er te worden is de situatie waarin een werknemer in loondienst wordt ontslagen door zijn werkgever om vervolgens bij dezelfde werkgever als zzp’er aan de slag te gaan, omdat de 58 59
Vroonhof e.a. 2008, p. 25 Zie bijlage 5, hierin is te zien om hoeveel zzp’ers het gaat in het onderzoek die uitgevoerd is door het EIM.
22
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
werkgever die persoon liever als zzp’er laat werken. De cijfers uit het onderzoek van het onderzoeksinstituut SEOR 2012 vertonen in ongeveer gelijke mate overeenstemming met het onderzoek die verricht is door het EIM in 2008. Door 2 % van de zzp’ers die onderzocht zijn wordt dit ook als een van de redenen benoemd om zzp’er te worden. In de sector wegvervoer en koerier is dit met één procent meer dan de overige drie sectoren. Tevens wordt in de sector zorg en welzijn door de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden (V&VN) negatieve aanleidingen om een zzp’er te worden gesignaleerd. In tegenstelling tot zzp’ers in andere bedrijfstakken kiezen verpleegkundigen of verzorgenden in de zorg, meestal door negatieve ervaringen voor het zzp-schap. Hierbij worden zaken genoemd als toenemende werkdruk en frustratie dat men het werk niet meer volgens de eigen kwaliteitsmaatstap kan uitvoeren. 60 Tabel 3: belangrijkste reden om zzp’er te worden (in % van aantal respondenten per branche)
Bron: SEOR enquête ZZP 2012
3.1.1 Gedwongen door voormalige werkgever In de vorige paragraaf is de situatie van de gedwongen zzp-schap door de voormalige werkgever al aan orde gekomen. In die paragraaf is besproken over de situatie waarin een werknemer in loondienst wordt ontslagen door zijn werkgever om vervolgens bij dezelfde werkgever als zzp’er aan de slag te gaan, omdat de werkgever die persoon liever als zzp’er laat werken. Een klein percentage, 2 % in de sectoren bouw, zorg en welzijn en managementen organisatieadvies en 3 % in de sector wegvervoer en koeriers, van de zzp’ers voelen zich 60
Beroepsvereniging van zorgprofessionals, “Zelfstandigen in de zorg”, V&VN 2010, http://www.ser.nl/nl/~/media/db_deeladviezen/2010_2019/2010/b29123/position_papers/venvn_positionpaper.as hx
23
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
gedwongen om te starten als zzp’er. Deze percentages zijn te kleine percentages om te kunnen concluderen dat zzp’ers over het algemeen gedwongen worden om voor het zzp- schap te kiezen.
3.1.2 Gedwongen door slechte positie op arbeidsmarkt Hier gaat het om zzp’ers die door hun slechte positie op de arbeidsmarkt zich min of meer gedwongen voelen om zzp’er te worden. Voornamelijk gaat het om personen die een uitkering hebben en geen kans maken op een re-integratie via een reguliere baan en het ondernemerschap als een laatst reddingsmiddel zien. Deze type personen zien voor zichzelf geen ander alternatief dan het zelfstandig ondernemerschap om zelf inkomen te verwerven. 61 Zij worden als het ware door de slechte positie op de arbeidsmarkt gedwongen om zzp’er te worden. Zoals ook uit tabel 2 kan worden afgeleid, ziet 39 % van de zzp’ers uit de groep uitkering het zzp- schap als de enige manier om weer een inkomen te verwerven. Hier kan in vergelijking met ‘gedwongen door de voormalige werkgever’ wel worden gesproken over een bepaalde mate van dwang om te kiezen voor het zzp- schap.
3.2 Situatie voorafgaand aan het zzp-schap In de tabel 4 is een overzicht te zien van de situatie voordat men zzp’er werd. Tabel 4: situatie voorafgaand aan zzp-schap (in % van aantal respondenten in branche)
Bron: SEOR enquête ZZP 2012 61
Vroonhof e.a. 2008, p. 47
24
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Uit tabel 4 blijkt dat twee derde van de zzp’ers als zelfstandige is gestart vanuit een baan als werknemer in loondienst. Dit aandeel ligt in de sector bouw hoger en lager in de sector zorg en welzijn. Dit houdt ook verband met het percentage dat ‘tijdens mijn opleiding’ en ‘nadat ik mijn opleiding had afgerond’ (samen 6 % in de bouw, 19 % in de zorg en welzijn, 10 % in het wegvervoer en koeriers en 10 % in het management- en organisatieadvies) is gestart als zzp’er. Dit is in de sector bouw laag en in de sector zorg en welzijn juist hoog. In alle sectoren is ongeveer 20 % van de zzp’ers gestart vanuit een situatie van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, pensionering en vanuit de situatie van huisvrouw, moeder en mantelzorger. Opmerkelijk uit de enquête ZZP van de SEOR is dat de sector wegvervoer en koeriers de enige sector is waar men zzp’er is geworden vanuit een bedrijfsopvolging. In de overige sectoren komt dit niet voor.
3.3 Toekomst verwachtingen van zzp’ers Uit de Yoxa Interim Monitor waarvoor ruim 500 zzp’ers naar hun werksituatie en toekomstverwachtingen zijn gevraagd zien 72 % van de zzp’ers hun toekomst rooskleurig tegemoet. 62 Het rapport van het EIM in 2007 van ‘onbemind tot onmisbaar: de economische betekenis van zzp’ers nu en in de toekomst ’ toont dit ook aan. Uit dit rapport blijkt dat zzp’ers optimistisch en zelfverzekerd de komende jaren tegemoet gaan. De zzp’ers zijn voor dit onderzoek van het EIM telefonisch benaderd met een zevental stellingen. 63 In de onderstaande tabel zijn de reacties op deze stellingen weergegeven. Tabel 5: reactie op de stellingen door zzp’ers in %
Bron: EIM 2007
62
ZZP Netwerk Nederland, “ZZP’ers zien toekomst rooskleurig tegemoet”, MD Weekly 17 december 2009, http://www.zzpnetwerknederland2.nl/nieuws/322/ZZPers-zien-toekomst-rooskleurig-tegemoet.html 63 Pleijster & Van der Valk 2007, p. 57
25
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Uit tabel 5 blijkt dat 92 % van de zzp’ers van mening zijn dat de toekomst van het bedrijf er prima uitziet. Maar liefst 75 % ziet zich over 3 jaar nog steeds actief als zzp’er. Ongeveer de helft (51 %) van de bedrijven verwachten meer klanten te verwerven. De zzp’ers zijn ook vrij zelfverzekerd over het vrij snel kunnen krijgen van een baan in loondienst als ze stoppen met het zzp-schap. Ruim een kwart van de zzp’ers ervaart de concurrentie van de andere zzp’ers en MKB-bedrijven als sterk. Uit de reacties van de zzp’ers kan geconcludeerd worden dat ze een optimistische en zelfverzekerde toekomstblik hebben. Dit blijkt eveneens uit de onderzoeken van de SEOR uit 2012 64 en de ING Economisch Bureau.65 In tabel 6 zijn de toekomstverwachtingen van zzp’ers weergegeven die uit het onderzoek van de SEOR 2012 naar voren zijn gekomen.
Tabel 6: toekomstverwachting van zzp´ers
Bron: SEOR enquête ZZP 2012
Uit tabel 6 blijkt dat de meeste zzp’ers in de toekomst actief wil blijven als zzp’er. Tussen de 5 en 15 % van de zzp’ers gaat in de komende jaren meer personeel aantrekken en ongeveer een even groot percentage van de zzp’ers verwacht de komende jaren weer in loondienst te gaan werken of te stoppen met werken als zzp’er. In de sectoren zakelijke dienst verlening: IT-diensten en vervoer en logistiek: post en koeriers, is het aandeel van het aantrekken van personeel het grootst. 64
Zie voetnoot 51. ING, “Zzp-er ziet 2013 met vertrouwen tegemoet”, ING 20 februari 2013, http://www.ing.nl/nieuws/nieuws_en_persberichten/2013/02Zzp-er_ziet_2013_met_vertrouwen_tegemoet.aspx 65
26
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
3.4 Kenmerken van zzp’ers De zzp’ers zijn niet in te delen in de huidige tweedracht werknemer of werkgever. Zzp’ers zijn een nieuwe stroming hardwerkende vakmensen die bewust kiezen voor onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Deze groep zzp’ers willen flexibel werken zonder in een vast patroon te zitten en daarbij hun eigen kwaliteit, expertise en ervaring benutten. Deze paragraaf zal een indruk geven van de samenstelling van de groep zzp’ers, persoonlijke kenmerken en hun inkomsten. 3.4.1 Klassieke en nieuwe zzp’ers Er kan onderscheid worden gemaakt tussen klassieke zzp’ers en nieuwe zzp’ers. Onder de klassieke zzp’ers zijn de ambachten, pluimveehouders, detailhandelaren en vrij beroepen te scharen, waarbij zonder personeel wordt gewerkt. Onder de nieuwe zzp’ers wordt verstaan een persoon die voor eigen rekening en risico als zelfstandige werkt, geen personeel in dienst heeft en vooral zijn arbeid verkoopt. De nieuwe zzp’er verschilt hierin van de klassieke zzp’er, die veelal afhankelijk is van investeringen in kapitaalgoederen. Daarentegen doen zich bij de klassieke zzp’ers de gedwongen zzp minder vaak voor dan bij de nieuwe zzp’ers. 66 3.4.2 Persoonlijke kenmerken van zzp’ers In tabel 7 zijn een aantal persoonlijke kenmerken van zzp’ers weergegeven uit 2009. Uit deze tabel kan onder andere worden afgeleid dat: - voor twee derde de zzp’ers van het mannelijke geslacht zijn; - de populatie bijna voor de helft bestaat uit zzp’ers die ouder dan 45 jaar zijn; - vijf zesde van de zzp’ers zelf in Nederland zijn geboren; - vier tiende een middelbare opleiding heeft en eveneens vier tiende een hogere opleiding; - twee derde meer dan 35 uur per week werkt. Eveneens is uit tabel 7 af te leiden dat de samenstelling van de groep zzp’ers niet sterk afwijkt van de zelfstandigen die personeel in dienst hebben. Wel opmerkelijk is dat in deze groep het aandeel mannen 78 % is, terwijl het aandeel mannen die geen personeel in dienst hebben 65% is. Een ander opmerkelijk verschil in de samenstelling tussen zelfstandigen met en zonder personeel is dat de leeftijdsgroep 35-55 jaar bij zelfstandigen met personeel wat groter is en ook dat een groter deel 35 uur of meer werkt. 66
Houweling 2011, p. 1
27
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Tabel 7: kenmerken zzp’ers in 2009
Bron: CBS StatLine
3.4.3 Inkomstenbron van zzp’ers In de onderstaande tabel is te zien dat van 72 % van de zzp’ers de onderneming de enige bron van inkomen is. Het overige aantal zzp’ers hebben naast de inkomsten uit de onderneming nog andere bronnen waaruit ze inkomsten verwerven.
Tabel 8: inkomstenbron van zzp’ers
Bron: EIM 2008
Uit het rapport van het EIM 2010 67 komt naar voren dat voor 42 % van de zzp’ers andere inkomsten ontoereikend zijn om te kunnen voorzien in de levensbehoeften bij het wegvallen van inkomen uit de onderneming. 24 % van de zzp’ers geven aan dat het inkomen voldoende is vanwege het inkomen van de levenspartner. Bij het wegvallen van het inkomen uit 67
De Vries e.a. 2010, “ Een kwestie van ondernemen: zzp’ers in crisis”.
28
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
onderneming hebben 15 tot 18 % zzp’ers nog steeds voldoende inkomsten uit een dienstbetrekking, financiële buffers en uit andere bronnen.
Tabel 9: inkomen bij wegvallen van inkomen uit de onderneming? *
* meerdere antwoorden mogelijk Bron: EIM 2010
3.5 Onderscheid tussen ondernemers en werknemers Het zzp- schap kan meer dan het werknemerschap, de deur naar de arbeidsmarkt openen voor personen die vanwege hun specifieke eisen of wensen niet of moeilijk als werknemer aan de slag zouden komen. Zo biedt het zzp- schap mogelijkheden voor het combineren van arbeid en zorg. Dit biedt kansen voor bijvoorbeeld herintredende personen om terug te keren op de arbeidsmarkt. Ook kan het zzp- schap mogelijkheden bieden voor personen met een bijstandsof arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals in de voorafgaande paragrafen ook te lezen was. De mogelijkheid die het zzp- schap biedt als alternatieve invulling van het werkzame leven werd in 2008 ook door de Commissie Bakker 68 als erg belangrijk aangeduid. 69 Zzp’ers vervullen een belangrijke positie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door hun flexibiliteit en specifieke kennis kunnen zij sneller inspringen op nieuwe of tijdelijke werkzaamheden bij diverse opdrachtgevers. Doordat een groot deel van de zzp’ers voornamelijk arbeid aanbiedt, vertonen hun werkzaamheden op verschillende punten sterke gelijkenis met werknemers. 70 Om een goede vergelijking te maken tussen zzp’ers en werknemers wordt in de onderstaande tabel een voorbeeld gegeven van de winst van zzp’ers vergeleken met de bruto loonkosten van werknemers. In dit voorbeeld heeft een zzp’ers recht op de zelfstandigenaftrek omdat deze wordt gekwalificeerd als ondernemer en voldoet aan het urencriterium van 1225 uur (waarover in de volgende paragraaf meer ) en de MKB-winstvrijstelling. De overige ondernemersfaciliteiten (ook deze zullen in de volgende paragraaf behandeld worden) zijn in dit voorbeeld niet meegenomen. In dit voorbeeld zijn tevens de volgende omstandigheden aangenomen: 68
Commissie arbeidsparticipatie 2008, “ Naar een toekomst die werkt”. Vroonhof e.a. 2008, p. 5 70 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 69
29
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- de zzp’er doet een toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve ( wordt in de volgende paragraaf behandeld) even groot als het bedrag dat de werknemer aan pensioen spaart; - dat de zzp’er een arbeidsongeschiktheidsverzekering via het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen of een private verzekering tegen dezelfde premie heeft afgesloten (in werkelijkheid zijn de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de opbouw van pensioen afhankelijk van persoonlijke voorkeuren en omstandigheden); - dat de zzp’er een alleenverdiener is met een niet werkende partner en twee kinderen zonder kinderopvangtoeslag. - dat de zzp’er in een huurhuis woont dat recht geeft op huurtoeslag. 71 In tabel 10 zijn de verschillen tussen zzp’ers en werknemers van het jaar 2009 opgenomen volgens de berekeningen die gemaakt is door het Ministerie van SZW. Tabel 10: verschil zzp’ers en werknemers
Bron: SWZ
Opmerkelijk uit de bovenstaande tabel is dat zzp’ers van meer voordelen genieten dan werknemers. De sociale premiedruk ligt voor werknemers veel hoger dan voor zzp’ers, dit wordt voornamelijk veroorzaakt omdat zzp’ers geen werkloosheidsverzekering hebben. Ook 71
Kamerbrief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 13 juni 2012.
30
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
hebben zzp’ers geen vrijwillige ziektewet- verzekering afgesloten waardoor de sociale premiedruk voor deze personen lager is dan voor werknemers. De werknemer is vanaf dag 1 van ziekte verzekerd van inkomen en de zzp’er pas na twee jaar. 72 Doordat zzp’ers genieten van ondernemersfaciliteiten is de belastingdruk voor deze groep personen ook niet bijzonder hoog vergeleken met werknemers. Deze faciliteiten werken ook door in de inkomensafhankelijke regeling. Aangezien toeslagen als kindgebonden budget, de zorgtoeslag en de huurtoeslag gebaseerd zijn op het fiscale verzamelinkomen en dit inkomen voor de zzp’ers lager ligt door de ondernemersfaciliteiten, krijgen zzp’ers in vergelijkbare situatie meer toeslag dan werknemers. 73
3.5.1 Wettelijk onderscheid Volgens art. 2 van de wet op loonbelasting1964 (hierna: wet LB 1964) is een werknemer een natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van hemzelf of van een ander, dan wel uit een bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander. Er is voor het begrip privaatrechtelijke dienstbetrekking van art. 2 wet LB 1964 aansluiting gezocht bij het begrip arbeidsovereenkomst van art. 7:610 BW. 74 Bij de inhouding van loonheffing gaat het om de aanwezigheid van een dienstbetrekking. Daaronder wordt in de eerste plaats de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht begrepen ofwel de privaatrechtelijke dienstbetrekking. 75 De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. 76 Volgens vaste jurisprudentie zijn voor de aanwezigheid van een privaatrechtelijke dienstbetrekking de volgende criteria van belang: a. de opdrachtnemer is verplicht de arbeid persoonlijk te verrichten; b. de opdrachtgever is verplicht tot betaling van loon; c. de opdrachtnemer staat in een gezagsverhouding tot de opdrachtgever. 77
72
Kamerbrief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 13 juni 2012. Kamerbrief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 13 juni 2012. 74 Van der Wiel- Rammeloo 2008, p. 100 75 HR 18 april 1951, B.9002; HR 8 november 1978, nr. 18 804, BNB 1978/324. 76 Art.7:610 lid 1 BW. 77 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141. 73
31
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bij de beantwoording van de vraag of er in een concreet geval sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt aan de hand van feiten en omstandigheden beoordeeld. 78
Naast de arbeidsovereenkomst die als privaatrechtelijke dienstbetrekking is behandeld kent het Burgerlijk Wetboek ook de overeenkomst van opdracht van art 7:400 BW. 79 Gezien de wettelijke definitie moet bij een arbeidsrelatie die zich in eerste instantie lijkt te kwalificeren als overeenkomst van opdracht, toch bezien worden of de desbetreffende overeenkomst niet een arbeidsovereenkomst is. 80
Een fictieve dienstbetrekking is volgens het besluit op de beoordeling dienstbetrekking gelijkgesteld met een echte dienstbetrekking. Een fictieve dienstbetrekking is bijvoorbeeld aan de orde bij arbeid die wordt verricht door thuiswerkers (en hun hulpen) en door personen die doorgaans op ten minste twee dagen per week werken tegen een beloning die per week doorgaans ten minste 40% van het minimumloon bedraagt. Als er een dienstbetrekking aanwezig is, een echte of fictieve, dan dient inhouding van loonheffing en premies werknemersverzekeringen plaats te vinden. 81
Naast de wettelijke definitie voor werknemer is er ook een definitie voor ondernemer. Een ondernemer is volgens art. 3.4 van de wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: wet IB 2001) een belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Daarnaast wordt mede onder ondernemer verstaan een beoefenaar van een zelfstandig beroep.82 Dit begrip is in de wetgeving in algemene termen gedefinieerd. Ondernemerschap laat zich moeilijk vastleggen in wettelijke regels, omdat de vormgeving van ondernemingen zeer divers is. De invulling van het begrip wordt geconcretiseerd in de jurisprudentie, die weer laat zien dat de invulling van dit begrip afhankelijk is van een groot aantal variabelen die alle in onderlinge samenhang moeten worden gezien. Hierdoor is het in sommige grensgevallen moeilijk om te bepalen of 78
Bij deze beoordeling op grond van feiten en omstandigheden wordt er gekeken naar een viertal eisen die in het besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141 is benoemd. 79 Is een overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. 80 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141. 81 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141. 82 Art.3.5 wet IB 2001.
32
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
een persoon werkzaamheden verricht als werknemer of als ondernemer, aangezien een groot deel van de zzp’ers voornamelijk arbeid aanbiedt, die gelijkenis vertonen met de werkzaamheden van werknemers. 83 Dit vergroot het grijze gebied tussen werknemers en ondernemers. Deze twee groepen kunnen hetzelfde werk doen, maar hebben een andere overeenkomst met hun werkgever. Waar een werknemer onder gezag van een werkgever staat, is een ondernemer juridisch gezien niet ondergeschikt aan de opdrachtgever waar een zzp’er voor werkt. De overheid heeft voor werknemers regels vastgesteld om te voorkomen dat zij onderbetaald, gevaarlijk werk moeten doen of zonder reden worden ontslagen. Deze regels gelden voor zzp’ers niet, zij worden niet beschermd tegen onderbetaling, te late betaling of ontslag. 84 Doordat de rechten en plichten op grond van het arbeidsrecht, het fiscale recht en het sociale zekerheidsrecht van werknemers enerzijds en ondernemers anderzijds sterk verschillen, is het voor een ieder die werkt van belang om te weten of zijn arbeidsrelatie wordt gekwalificeerd als werknemerschap of als ondernemerschap. 85
3.5.2 Ondernemersfaciliteiten Een zzp’er kan onder voorwaarden gebruik maken van verschillende ondernemersfaciliteiten. Het is hierbij belangrijk dat de Belastingdienst een zzp’er ziet als een ondernemer, dit is vrijwel de belangrijkste voorwaarden. De ondernemersfaciliteiten waarvan een zzp’er gebruik kan maken zijn de ondernemersaftrek, de fiscale oudedagsreserve , de investeringsaftrek, de willekeurige afschrijvingen en de MKB- vrijstellingen. 86 Om in aanmerking te komen voor sommige van deze faciliteiten moet voldaan worden aan het urencriterium. Volgens de wet IB 2001 wordt hieronder verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. 87 1. Ondernemersaftrek: art. 3.74 wet IB 2001 geeft aan dat de ondernemersaftrek het gezamenlijke bedrag is van: a. de zelfstandige aftrek; 88 b. de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk; 89 83
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. Coop & Co, “Verschillen loondienst en zzp”, Coop & Co, http://www.zorgenco.nl/upload/documents/Verschillen-loondienst-zzp.pdf 85 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012 86 Ligthart 2011, p. 13 87 Art.3.6 lid 1 wet IB 2001. 88 Volgens art. 3.76 lid 1 wet IB 2001 geldt deze aftrek voor een ondernemer die aan het urencriterium voldoet. 89 Art.3.77 lid 1 wet IB 2001. 84
33
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
c. de meewerkaftrek; 90 d. de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en; 91 e. de stakingsaftrek. 92 Binnen de ondernemersaftrek is vrijwel de zelfstandigenaftrek voor de zzp’ers het belangrijkste. De zelfstandigenaftrek is afhankelijk van de winst van de onderneming, naarmate de winst hoger is neemt de zelfstandigenaftrek af. 93 Indien de ondernemer bij het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in art. 7a lid 1 Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW), nog niet heeft bereikt is het bedrag van € 7280,- de zelfstandigenaftrek .94 Mocht dit wel het geval zijn dan bedraagt de zelfstandigenaftrek 50%. Startende zzp’ers kunnen extra genieten van deze zelfstandigenaftrek, als deze zzp’er in één of meer voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met een bedrag van € 2123,-. 95 Wanneer een zzp’er dus voldoet aan het urencriterium heeft deze zzp’er een grote aftrekpost op de inkomstenbelasting. 2. Fiscale oudedagsreserve (hierna: FOR): volgens art. 3.67 lid 1 wet IB 2001 kan een zzp’er die aan het urencriterium voldoet en bij de aanvang van het kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt, bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. De FOR geeft een zzp’er in de inkomstenbelasting de mogelijkheid om pensioen op te bouwen en ieder jaar een deel van de winst te reserveren. 96 De toevoeging aan de reserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst die de belastingplichtige als ondernemer uit een onderneming geniet met een maximum van € 9542. 97 3. Investeringsaftrek: een zzp’er kan genieten van deze aftrekpost indien geïnvesteerd wordt in bedrijfsmiddelen. De zzp’er kan naast de afschrijvingen een deel van het investeringsbedrag aanvullend ten laste van de winst brengen. Deze investeringsaftrek kan de 90
Art.3.78 lid 1 wet IB 2001. Art.3.79 lid 1 wet IB 2001. 92 Art.3.79 lid 1 wet IB 2001. 93 Scriptie Ligthart 2011, p. 14 94 Art.3.76 lid 2 wet IB 2001 en Art. 3.76 lid 3 wet IB 2001. 95 Art.3. 76 wet IB 2001. 96 Belasting Tips, “Ondernemersfaciliteiten”, Belasting Tips, http://belastingtips.biz/ondernemer/ondernemersfaciliteiten/ 97 Art.3.68 lid 2 wet IB 2001. 91
34
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, van energie-investeringsaftrek en van milieu-investeringsaftrek. 98 Volgens art. 3.41 lid 1 wet IB 2001 kan gebruik worden gemaakt van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek indien in een kalenderjaar wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen en de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest. Lid 2 van dat artikel geeft aan hoeveel deze aftrek bij een bepaalde investeringsbedrag in een kalanderjaar geldt: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
–
€ 2 200
0
€ 2 200
€ 54 324
28% van het investeringsbedrag
€ 54 324
€ 100 600
€ 15 211
€ 100 600
€ 301 800
€ 15 211 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 100 600 te boven gaat
€ 301 800
–
0
Van hoeveel aftrek een zzp’er gaat genieten is afhankelijk van het investeringsbedrag tot een maximum van € 301.800,-. Om in aanmerking te komen voor de energie- investeringsaftrek dient een zzp’er een verzoek in te dienen bij het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en innovatie (hierna: EL& I) dat de zzp’er geïnvesteerd heeft in een bedrijfsmiddel die niet eerder is gebruikt. Als dit verzoek wordt toegewezen komt een zzp’er in aanmerking voor deze aftrekpost. 99 Als laatste kan een zzp’er in aanmerking komen voor de milieu- investeringsaftrek. Hierbij moet het ook weer gaan om investeringen in bedrijfsmiddelen die niet eerder zijn gebruikt en die aangewezen zijn als milieu- investeringen. 100 4. Willekeurige afschrijvingen: een zzp’er kan in het jaar voor de start van zijn onderneming en de eerste drie jaar van zijn onderneming als starter willekeurig afschrijven. 101 Hierbij gaat het om de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die door de Minister in overeenstemming met de Minister van EL& I bij ministeriële regeling zijn aangewezen,
98
Art.3.40 lid wet IB 2001. Art.3.42 lid 1 en 2 wet IB 2001. 100 Art. 3.42 a lid 1 wet IB 2001. 101 Belasting Tips, “Ondernemersfaciliteiten”, Belasting Tips, http://belastingtips.biz/ondernemer/ondernemers faciliteiten/ 99
35
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
willekeurig worden afgeschreven. 102 Deze willekeurige afschrijving is mogelijk zodra de zzp’er ter zake van de verwerving of verbetering van het bedrijfsmiddel een verplichting is aangegaan of ter zake van het bedrijfsmiddel voortbrengingskosten heeft gemaakt. Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan voor de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel niet groter zijn dan het bedrag dat ter zake van de verplichtingen is betaald, of aan voortbrengingskosten is gemaakt.103
5. MKB- winstvrijstelling: de MKB- winstvrijstelling bedraagt 14 % van het gezamenlijke bedrag van de winst die een zzp’er als ondernemer geniet uit één of meer ondernemingen 104 nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek (zie nummer 1. van de ondernemersfaciliteiten). 105 3.5.3 Risico’s van zzp’ers In de voorafgaande paragraaf was te lezen dat zzp’ers van vele ondernemersfaciliteiten kunnen genieten als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. De lagere belastingdruk is voor ondernemers een zodanig aantrekkingskracht dat uit het oog wordt verloren dat het ondernemerschap ook risico’s en verplichtingen met zich meebrengt die werknemers niet hebben. 106 In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste risico’s weergegeven voor zzp’ers in vergelijking met werknemers. Tabel 11: overzicht risico’s zzp’er en werknemer
Risico’s
Werknemer
Zzp
Werkloosheid
Werkloosheidswet (WW)
Geen wettelijke voorziening
Inkomensvoorziening
Startfaciliteit voor startende zelfstandige
oudere werklozen (IOW)
ondernemer vanuit WW
Herleving WW-rechten na beëindiging activiteiten zelfstandig ondernemer binnen bepaalde herlevingstermijn
102
Art.3.34 lid 1 wet IB 2001. Art.3.35 lid 1 wet IB 2001. 104 Art.3.8 wet IB 2001: winst uit een onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming. 105 Art.3.79 a wet IB 2001. 106 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 103
36
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers Ziekte
Loondoorbetaling bij ziekte
Vrije keuze via private markt
Ziektewet (ZW)
Premies aftrekbaar van de belasting
Vrijwillige voorzetting collectieve verzekering Premies aftrekbaar van de
binnen dertien weken na transitie van
belasting voor werkgever
werknemerschap naar zelfstandig ondernemerschap
en werknemer Arbeidsongeschiktheid
Wet werk en inkomen naar
Vrije keuze via private markt
arbeidsvermogen (WIA) Premies aftrekbaar van de belasting Premies voor werkgever en werknemers fiscaal aftrekbaar, behalve het deel van de WGA premie dat de
Vrijwillige voortzetting collectieve verzekering binnen dertien weken na transitie van werknemerschap naar zelfstandig ondernemerschap Alternatieve vangnetverzekering
werkgever verhaalt op de werknemer Arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet
Geen regelgeving behoudens gevaarlijke situaties, wel bepaling 7:658 lid 4 BW
Arbowetgeving Beëindiging contract Levenslooprisico’s Bron: SER
Opzegbescherming
Geen opzegbescherming
Levensloopregeling
Geheel voor eigen risico
107
In de bovenstaande tabel is af te lezen dat een werknemer geniet van de wettelijke voorzieningen, zoals het verzekerd zijn tegen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid en het opbouwen van pensioen. Een werknemer is collectief en wettelijk verplicht beschermd tegen klassieke sociale risico’s, maar geniet in mindere mate van de fiscale voordelen. De zzp’er is in beginsel zelf verantwoordelijk voor de afdekking van de traditionele risico’s en krijgt daarvoor in zekere mate compensatie via het fiscaal stelsel. 108
3.5.4 Regeerakkoord: afschaffing zelfstandigenaftrek De coalitie was van plan om de belastingvoordelen die ondernemingen, dus ook zzp’ers, ondervonden aan te pakken. In Den Haag heerste het beeld dat zelfstandigen onterecht van veel belastingvoordelen genieten. Het Financieel Dagblad heeft op 6 augustus 2013 een 107 108
SER 2010, p. 46, 47 en 48 SER 2010, p. 45
37
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
infographic (zie figuur 7) geplaatst waaruit blijkt dat een zelfstandig ondernemer met een inkomen van € 20.000,- per jaar ruim € 7.000,- minder belasting betaalt dan een werknemer. 109
Werknemers met een vaste aanstelling die met ongeveer gelijke salaris overstappen naar
zzp’er, gaan dus circa € 7.000,- op vooruit. Een zzp’er profiteert ook van extra toeslagen en minder belastingen, zoals eerder uit het voorbeeld van tabel 10 ook was af te lezen. Een zelfstandige houdt er zo € 24.000,- netto aan over, terwijl een werknemer in vaste dienst € 17.000,- zou overhouden. Om deze reden wilde de coalitie de grote verschillen terugdringen door 800.000 zzp’ers extra te belasten voor € 500 miljoen. 110 Figuur 7: rekenmodel tussen zelfstandigen en werknemers
Bron: Financieel Dagblad
109
K. Romme, “Berekening zzp-voordelen FD tendentieus”, Financieel Dagblad 8 augustus 2013, http://www.ondernemersfacts.nl/index.php/berekening-zzp-voordelen-fd-tendentieus/ 110 Elsevier Fiscaal, “Einde aan fiscale voordelen zzp’ers?”, Financieel Dagblad 7 augustus 2013, http://www.elsevierfiscaal.nl/fiscaal-actueel/nieuws/nieuws/2955/einde-aan-fiscale-voordelen-zzp-ers
38
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Er was een lobby gestart, die overigens heeft geholpen, voor het behoud van de ondernemersfaciliteiten door de centrale ondernemersorganisaties VNO-NCW, MKB Nederland en PZO (Platform Zelfstandige Ondernemers). De organisatie OnderhoudNL ondersteunde deze actie van de centrale ondernemersorganisaties om het plan van tafel te krijgen. OnderhoudNL is van mening dat door deze maatregel niet alleen zzp’ers worden getroffen maar ook alle eenmanszaken, VOF ’s en maatschappen die van de ondernemersfaciliteiten gebruik maken. “En dat zal juist een ongewenst effect teweegbrengen: de inkomenspositie zal verslechteren, waardoor groei en vernieuwing achterwege zullen blijven. En dat leidt weer tot krimp van de economie, in plaats van de gewenste en benodigde groei”. 111 Ook de zzp’ers zelf waren uiteraard tegen de afschaffing van zelfstandigenaftrek. Onder 1400 zelfstandig ondernemers waren 83 % van de zzp’ers tegen deze afschaffing, dit bleek uit onderzoek van belangenbehartiger FNV Zelfstandigen. 112
Inmiddels is de afschaffing van de zelfstandigenaftrek van tafel. In het begrotingsakkoord van de coalitie is verder wel afgesproken dat men € 100 miljoen wil besparen door de aanpak van schijnzelfstandigheid. Er zal scherpere controle worden uitgevoerd op schijnconstructies om de schijnzelfstandigheid tegen te gaan. 113 Hoe het kabinet deze schijnzelfstandigheid ver wenst te verminderen wordt behandeld in hoofdstuk 5 paragraaf 2 “toekomstige handhavingsmogelijkheden”.
111
Schilders Vak, “OnderhoudNL wil zelfstandigenaftrek behouden”, OnderhoudNL 30 augustus 2013, http://www.schildersvak.nl/nieuws/id5632-onderhoudnl-wil-zelfstandigenaftrek-behouden-.html 112 NU zakelijk, “Zzp’er tegen afschaffing zelfstandigenaftrek”, NU zakelijk 17 juli 2013, http://www.nuzakelijk.nl/zzp/3528487/zzper-afschaffing-zelfstandigenaftrek.html 113 De Werkmarkt, “Bezuiniging zelfstandigenaftrek helemaal van de baan, wel extra aanpak schijnzelfstandigheid”, Rijksoverheid 14 oktober 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/bezuinigingzelfstandigenaftrek-helemaal-van-de-baan-wel-extra-aanpak-schijnzelfstandigheid/#.UozgP9Jg-FA
39
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
4. Bijdrage van zzp’ers aan sociaal- economische dynamiek In dit hoofdstuk zal de sociaal- economische bijdrage die zzp’ers leveren aan de Nederlandse economie beschreven worden. De zzp’ers leveren op verschillende componenten een bijdrage aan de economische groei, aangezien deze personen hun eigen arbeidscapaciteit en persoonlijke vaardigheden ter beschikking stellen, kunnen zij voorzien in behoeften en daardoor in het eigen levensonderhoud. Dit levert een positieve bijdrage aan de Nederlandse welvaart. 114
4.1 Arbeidsparticipatie en flexibiliteit Het zelfstandig ondernemerschap kan een bijdrage leveren aan een verhoging van de arbeidsparticipatie en een beperking van het beroep op sociale zekerheidsregelingen. 115 Het biedt mogelijkheden aan uitkeringsgerechtigden om via het verrichten van betaalde arbeid deel te nemen aan de samenleving en op deze wijze in een inkomen te voorzien. 116 Zo vormt het starten als zelfstandige voor een groot deel van de uitkeringsgerechtigden een uitweg uit een situatie van afhankelijkheid van een uitkering. Het zzp- schap levert dus in deze zin een belangrijke plaats op het bevorderen van de arbeidsparticipatie en het reduceren van de uitkeringslasten. 117 Zzp’ers creëren niet alleen voor zichzelf meer flexibiliteit maar ook voor ondernemingen die hen inschakelen. Door de opkomst van zzp’ers hebben bedrijven een extra mogelijkheid om arbeid in te schakelen. 118 Voor bedrijven die zzp’ers inschakelen betekent een substitutie van vaste kosten (van personeel in loondienst) naar variabele kosten (personeel op projectbasis). 119
Het aannemen van een werknemer kan voor een bedrijf, vanwege het ontbreken van
flexibiliteit, kosten met zich meebrengen op het moment dat er overcapaciteit ontstaat. 120 Indien een bedrijf een zzp’er inschakelt wordt het risico van leegloop of overcapaciteit verschoven van de werkgever naar de zzp’er en incasseren daarvoor een beloning.121 Hiermee brengen zzp’ers flexibiliteit in de Nederlandse economie. 122 Steeds meer bedrijven kiezen 114
SER 2010, p. 40 SER 2010, p. 32 116 SER 2010, p. 40 117 SER 2010, p. 32 118 SER 2010, p. 33 119 Berden e.a 2010, p. 11 120 SER 2010, p. 34 121 Berden e.a 2010, p. 11 122 Berden e.a 2010, p iii 115
40
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
voor het inschakelen van zzp’ers omdat zij economisch onafhankelijk en flexibel zijn en ook vanwege het verminderen van het risico van overcapaciteit. Een ander reden voor de keuze van een zzp’er in plaats van een werknemer is de toename van de kwantitatieve flexibiliteit op het moment dat een opdracht kennis en vaardigheden vergt, die het vaste personeel niet in huis heeft. De inzet van de zzp’ers met de benodigde kennis en vaardigheden kan bijdragen aan de productiviteit en innovatiekracht van een bedrijf. 123
Het zelfstandig ondernemerschap kan dankzij de flexibiliteit van werktijden en werkplekken ook een aantrekkelijk alternatief vormen voor een specifieke doelgroep zoals ouderen en allochtonen om de randvoorwaarden voor arbeidsdeelname beter in te vullen. Dit levert niet alleen welzijnswinst op maar, levert ook een bijdrage aan de sociaal- economische dynamiek die uit een hogere arbeidsparticipatie van specifieke doelgroepen bestaat. 124
4.2 Werkgelegenheid en innovatie De zzp’ers zorgen voor hun eigen werkgelegenheid en voor de meeste zzp’ers blijft het daarbij, omdat zij niet van plan zijn om in de toekomst werknemers aan te nemen. 125 Uit het onderzoek van het EIM uitgevoerd in opdracht van de minister van SZW blijkt dat 15 % de eenmanszaak wil uitbreiden naar een grotere onderneming. Gedurende 2004 hebben 6 % van de zzp’ers de stap gezet naar het werkgeverschap. Hierbij ging het om 22.350 bedrijven van een totaal van 376.000 bedrijven. Deze zzp’ers die een stap hebben gezet naar het werkgeverschap hebben werk gecreëerd voor 77.000 werknemers. In die zin kan er geconcludeerd worden dat zzp’ers een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de werkgelegenheid en hiermee aan de economische groei en welvaart van de Nederlandse economie. 126 Zoals uit de bovenstaande blijkt genereren kleine bedrijven relatief veel werkgelegenheid en zorgen in belangrijke mate voor de groei van het bruto binnenlandsproduct. 127 Ook in het proces van innovatie hebben deze kleine bedrijven een specifieke bijdrage. Hoewel kleine en jonge bedrijven in absolute zin minder innovaties produceren dan grotere bedrijven, doen deze bedrijven het wel efficiënter en zijn de innovaties ook van een hogere kwaliteit. 128
123
SER 2010, p. 34 SER 2010, p. 33 125 Kamerstukken II 2007/08, 31 311, nr. 1, p. 5 126 SER 2010, p. 36 127 SER 2010, p. 41 128 SER 2010, p. 37 124
41
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Uit het onderzoek van het EIM 129 die in juni van dit jaar is uitgevoerd, blijkt dat de innovatieve bijdrage van zzp’ers op drie manieren kunnen plaatsvinden. Ten eerste kunnen zij op eigen kracht innovaties tot stand brengen. Ruim een kwart van de zzp’ers introduceert nieuwe producten en/of diensten en bijna de helft van de zzp’ers voert vernieuwingen door in de werkprocessen. 130 Een tweede manier waarop zzp’ers een innovatieve bijdrage kunnen leveren is dat zij bestaande innovaties toepassen op verschillende plekken, doordat zij bij verschillende partijen meedraaien in de kernprocessen kunnen zij op deze manier vernieuwingen invoeren. 131 Een laatste methode voor het leveren van een innovatieve bijdrage is via een samenwerking met een andere zzp’er. 132 De zzp’ers geven verschillende redenen aan om samen te werken met andere zzp’ers. Deze redenen zijn: met collega’s in dezelfde business grotere opdrachten binnen te kunnen halen, als back- up voor wie uitvalt of juist meer binnenkrijgt dan hij aankan en met zzp’ers die over complementaire expertise beschikken complexere opdrachten binnenhalen. Daarnaast vinden zzp’ers dat het samenwerken ook andere voordelen opleveren zoals kennis en informatie uitwisselen, leren van elkaar en inspiratie opdoen. Van de zzp’ers noemt slechts 2 à 3% spontaan vernieuwing of innoveren als een belangrijk argument voor samenwerking. 133
4.3 Arbeidsproductiviteit en kennis In het functioneren van een zzp’er zitten mechanisme ingebakken die erop duiden dat deze personen over het algemeen in reguliere situaties productiever zijn dan werknemers. Dit heeft vooral te maken met het feit dat zzp’ers voor eigen rekening en risico werken, dat zij zich voortdurend moeten bewijzen en niet of slecht verzekerd zijn voor inkomensuitval. Hierdoor werken deze personen harder, verzuimen minder en hebben een flexibelere opstelling in vergelijking met werknemers. 134 In de onderstaande tabel is de arbeidsproductiviteit tussen zzp’ers en werknemers weergegeven. Uit deze tabel blijkt dat de productiviteit van zzp’ers sterk verschilt van de productiviteit van een werknemer. Deze hoge productiviteit van de zzp’ers heeft ook deels te maken met het feit dat deze personen geen tijd hoeven in te steken in vergaderingen, 129
Braaksma e.a. 2013, “Calimero creativiteit: de innovatieve netwerken van zzp’ers”. Braaksma e.a. 2013, p. 7 131 Braaksma e.a. 2013, p. 7 132 Braaksma e.a. 2013, p. 7 133 Schilders Vak, “Innovatie bijzaak binnen ZZP- netwerk”, Schilders Vak 4 juli 2013, http://www.schildersvak.nl/nieuws/id5507-innovatie-bijzaak-binnen-zzp-netwerk.html 134 Berden e.a 2010, p. 13 130
42
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
tijdrovende procedures en protocollen en andere overhead, zoals in grote organisaties vaak dient te gebeuren en werknemers zich hieraan moeten houden. 135 Tabel 12: Arbeidsproductiviteit zzp’er en werknemer
ICT Productiviteit 226.800 zzp’er Productiviteit 108.700 werknemer
Architecten 133.600
Bouw 75.900
Hoveniers 54.100
Thuiszorg ----
81.700
57.000
41.800
47.000
Bron: SEO Economische Onderzoek 2012
Uit een enquête van ING Economisch Bureau in samenwerking met De Zaak 136 die in maart van dit jaar is uitgevoerd, blijkt dat zzp’ers vaker investeren in eigen opleiding en ontwikkeling dan ondernemers met personeel. Circa 90 % van de zzp’ers investeert in zichzelf, tegenover 79 % van de ondernemers met personeel. Hoe groter het bedrijf is en naarmate het aantal werknemers in een bedrijf toeneemt, neemt de drang van ondernemers om in zichzelf te investeren af. 137 Figuur 8: redenen om niet in opleiding en ontwikkeling te investeren
Bron: enquête ING Economisch Bureau en De Zaak
Opvallend in het bovenstaand figuur is dat circa 49 % van de ondernemers met personeel geen tijd hebben om te investeren in zichzelf, terwijl ongeveer 38 % van de zzp’ers wel willen investeren in opleiding en ontwikkeling maar er geen geld voor hebben om deze investering te 135
Saxion,”Zzp’ers vormen de basis voor sociale innovatie, ZBC NU, http://www.saxion.alumninet.nl/nieuwsitem.asp?id=1&item=465 136 De resultaten zijn gebaseerd op de antwoorden van 550 mkb- ondernemers. 137 MKB ING Economisch Bureau, “Crisis heeft weinig invloed op opleidingsbudget mkb”, MKB ING Economische Bureau 11 april 2013, http://www.ing.nl/Images/crisis-heeft-weinig-invloed-op-opleidingsbudgetmkb_tcm7-133920.pdf?id=20130415102047
43
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
bewerkstelligen. Een zzp’er dient zelf zijn kennisniveau te bewaken en draaien zelf op voor de kosten van bijscholing, terwijl werknemers de kosten voor scholing vaak door de werkgever vergoed krijgen. De marktwerking zorgt er voor dat opdrachtgevers alleen contracten aangaan met zzp’ers die een goede kwaliteit en prijs verhouding leveren. Hierdoor zorgt de marktwerking onder zzp’ers voor een betere allocatie van kennis en vaardigheden dan in een bedrijf met werknemers het geval is. 138
138
Berden e.a. 2010, p. 14
44
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
5. Rechtshandhavingsmogelijkheden bij zzp Zoals eerder in hoofdstuk 1.1 ook al is besproken zijn er in de afgelopen jaren diverse maatregelen in gang gezet, gericht op het versterken van de handhaving door de betrokken overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst, de KvK en de Inspectie SWZ. Bij brief van 17 september 2012 heeft de Staatssecretaris van Financiën maatregelen aangekondigd rondom de VAR van de Belastingdienst. Deze maatregelen zijn gericht op het transparanter maken van het kwalificatieproces en op het bestrijden van misbruik van de VAR. Er komt een gedeelde verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en opdrachtnemers voor een juiste invulling van de webmodule (deze gaat vanaf januari 2015 de VAR vervangen). Bij opzettelijk verkeerd invullen van de gegevens kunnen zowel opdrachtgever als opdrachtnemer worden gesanctioneerd met naheffingen en/of boetes, voor zover de omstandigheden betreft waar zij zelf verantwoordelijk voor zijn. Dit zal verder behandeld worden in de paragraaf 5.2. In deze paragraaf zal tevens gekeken worden naar de wens van het kabinet voor het versterken van het wettelijke kader en op het verbeteren van de mogelijkheden voor schijnzelfstandigen om hun rechten te benutten. In de daaropvolgende paragraaf zal de intensieve controle van de Belastingdienst voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid aan orde komen. Maar eerst zal de VAR en de verschillende soorten VAR besproken worden in de eerste paragraaf.
5.1.Huidige handhavingsmogelijkheden
5.1.1 Verklaring Arbeidsrelatie In de jurisprudentie is te zien dat de invulling van het begrip onderneming afhankelijk is van een groot aantal variabelen die alle in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Hierdoor is het in grensgevallen moeilijk te bepalen of een persoon werkzaamheden verricht als werknemer of als ondernemer. Daartoe is de VAR in het leven geroepen en is een deel van de onzekerheid wat betreft de inhouding en afdracht van loonheffing hierdoor weggenomen.139 Het is in beginsel een facultatief instrument en geeft een oordeel over het door de opdrachtnemer aan de Belastingdienst gepresenteerde feitencomplex, zoals de werkzaamheden er volgens de opdrachtnemer in de praktijk uit zullen zien. 140
139 140
Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141. Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012.
45
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Op basis van art. 3.156 Wet IB 2001 kan een belastingplichtige een beschikking aanvragen omtrent de aard van de voordelen uit een arbeidsrelatie. 141 Bij de VAR- aanvraag vindt een beoordeling plaats van de door de belastingplichtige aangegeven condities waarin die persoon aangeeft de werkzaamheden uit te voeren. Op basis van die informatie wordt een van de volgende VAR’s verstrekt: 1. VAR winst uit onderneming (hierna: VAR- wuo): dit is een VAR waarin de Belastingdienst de inkomsten aanmerkt als winst uit onderneming. 142 Een zzp’er die deze VAR soort krijgt wordt aangemerkt als zelfstandig ondernemer. Om te bepalen of de aanvrager een ondernemer is let de Belastingdienst op de volgende punten: - maakt u winst en zo ja, hoeveel? - beschikt u over kapitaal in de vorm van geld? - hoeveel opdrachtgevers hebt u? - loopt u ondernemersrisico? - hoe maakt u uw onderneming bekend naar buiten?
143
- hoe zelfstandig is uw onderneming? - hoeveel tijd steekt u in de onderneming? - hoeveel tijd steekt u in uw werkzaamheden? - bent u aansprakelijk voor de schulden van uw onderneming?
Bij de afgifte van deze VAR beoordeelt de Belastingdienst de door de aanvrager zelf aangeleverde informatie over de werkzaamheden in de komende periode in onderlinge samenhang. Deze beoordeling is in lijn met de in de jurisprudentie ontwikkelde invulling van het begrip onderneming waarbij alle feiten en omstandigheden bepalend zijn voor de kwalificatie van de arbeidsverhouding. 144 Deze VAR soort heeft sinds 2005 een vlucht genomen. De enorme toename valt te verklaren uit de rechtszekerheid voor opdrachtgevers. Zodra een zzp’er een VAR- wuo kan overleggen is de opdrachtgever gevrijwaard voor premies werknemersverzekeringen en loonheffingen. 145 Deze vrijwaring gaat wel gepaard met een aantal voorwaarden die in art. 6a Wet LB 1964 staan benoemd: - de omschrijving van het werk in de VAR komt overeen met het werk dat de opdrachtnemer voor de opdrachtgevers uitvoert; - de opdrachtnemer voert het werk uit binnen de geldigheidsduur van de VAR; - de opdrachtgevers hebben de identiteit van de opdrachtnemer vastgesteld;
141
Art.3.156 lid 1 Wet IB 2001. Aanhangsel handelingen II 2009/10, nr. 2247, p. 1-2. 143 Belastingdienst, “VAR winst uit onderneming”, Belastingdienst 201, http://www.belastingdienst.nl/wps/ wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/ondernemen/onderneming_starten/voordat_u_start/ondernem er_voor_inkomstenbelasting/verklaring_arbeidsrelatie/wat_staat_er_in_de_var/var_winst_uit_onderneming_var_ wuo 144 Aanhangsel handelingen II 2012/13, nr. 195, p. 1-2. 145 Intranet Belastingdienst. 142
46
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- de opdrachtgevers bewaren een kopie van de VAR en van een geldig identiteitsbewijs van de opdrachtnemer bij hun administratie. 146
2. VAR directeur- grootaandeelhouder (hierna: VAR- dga): dit is een verklaring waarin is vastgelegd dat de inkomsten worden aangemerkt als inkomsten uit werkzaamheden voor rekening en risico van een vennootschap. 147 Aan de belastingplichtige met een aanmerkelijk belang kan een VAR- dga worden afgegeven op grond van artikel 3.157 Wet IB 2001. Die VAR bepaalt dat de opdrachtnemer “de werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van de vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft”. 148 De criteria die de Belastingdienst hanteert bij de verlening van een VAR- dga zijn dezelfde als de VAR- wuo. Bij de VAR- dga geldt ook weer zoals bij de VAR- wuo een vrijwaring van opdrachtgevers van betaling van premies werknemersverzekeringen en loonbelasting mits, zoals bij de VARwuo, is voldaan aan de voorwaarden die benoemd staan in art. 6a Wet LB 1964. 149 De vrijwaring geldt ook voor een in het volgende jaar doorlopende opdracht, maar alleen als de opdracht vóór 1 november van het lopende jaar is verleend en op dat moment voor het volgende jaar nog geen VAR is afgegeven. De voorgezette vrijwaring van premies- en belastingplicht bij een doorlopende opdracht, geldt alleen voor die opdracht en duurt maximaal één jaar. 150 3. VAR- loon uit dienstbetrekking (hierna: VAR- loon) en 4. VAR- resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: VAR- row): indien de Belastingdienst een VAR- loon of een VARrow verleend betekent het dat aan deze kwalificaties geen rechten te ontlenen zijn. De opdrachtgever moet in beide gevallen zelf beoordelen of er wel of niet sprake is van een dienstbetrekking op basis waarvan de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en afdragen. 151 Als een VAR- loon verleend is, is de Belastingdienst tot de conclusie gekomen dat de aanvrager zeer waarschijnlijk de werkzaamheden verricht in dienstbetrekking. De opdrachtgever heeft hierbij de bevoegdheid opdrachten en aanwijzingen te geven en is
146
Belastingdienst, “VAR winst uit onderneming”, Belastingdienst 2013, http://www.belastingdienst.nl/ wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/ondernemen/onderneming_starten/voordat_u_start/onder nemer_voor_inkomstenbelasting/verklaring_arbeidsrelatie/wat_staat_er_in_de_var/var_winst_uit_onderneming_ var_wuo 147 Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 2247, p. 1-2. 148 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141; Art. 3.157 Wet IB 2001. 149 Art.6a Wet LB 1964. 150 Art.6a onder b Wet LB 1964. 151 ZZP- Nederland, “ VAR voor zzp’er”, ZZP- Nederland 2013, http://www.zzp-nederland.nl/artikel/varverklaring
47
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
verplicht om loon te betalen, ook tijdens ziekte en vakantie. 152 Bij de VAR- row krijgt de opdrachtnemer af en toe opdrachten van opdrachtgevers. De Belastingdienst beoordeelt de situatie van de opdrachtnemer als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de inkomsten geen winst uit onderneming en loon zijn. Zoals in de vorige alinea ook is aangegeven moet de opdrachtgever zelf beoordelen of er bij de uitvoering van de opdracht door de opdrachtnemer sprake is van een dienstbetrekking. 153
5.2 Toekomstige handhavingsmogelijkheden
5.2.1 Waarom webmodule? Opdrachtnemers zijn als aanvrager van de VAR verantwoordelijk voor de feiten en omstandigheden waarop de VAR is gebaseerd. Indien deze feiten en omstandigheden in de loop van het jaar wijzigen dan is de opdrachtnemer verplicht om dit te melden, zodat de VAR kan worden herzien. In de praktijk blijkt regelmatig dat de gepresenteerde feitencomplex bij de VAR- aanvraag afwijkt van het daadwerkelijke feitencomplex. Naar aanleiding van dit probleem is in 2005 gekozen om aan de VAR- wuo en VAR- dga uitgebreide rechtsgevolgen te verbinden. 154 Wat inhoudt dat een opdrachtgever te allen tijde mag afgaan op de inhoud van een VAR- beschikking. 155 Blijkt achteraf geen sprake te zijn van zzp- schap dan kan in beginsel alleen de opdrachtnemer worden aangesproken voor de ten onrechte niet ingehouden loonheffing. Echter heeft deze systematiek tot een niet voorziene extreme groei van het aantal VAR- aanvragen geleid. De beslissing op de aanvragen gebeurt door een automatische of semiautomatische afgifte van de VAR, waardoor de aanvragen niet grondig en inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. Ook het aantal controles achteraf, uitgevoerd door de Belastingdienst, op de juistheid van de feiten en omstandigheden van arbeidsrelatie van VARhouders, is onvoldoende om bij de ontstane omvang van het aantal VAR- aanvragen in de bestaande systematiek onjuist gebruik en misbruik van de VAR in voldoende mate te kunnen voorkomen. 156 Om dit onjuist gebruik en misbruik van de VAR wel in voldoende mate te
152
Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2006, Stcrt. 2006, 141; KvK, “Welke varianten zijn er van de VAR”, KvK 2013, http://www.kvk.nl/ondernemen/freelancers-en-zzpers/var/welke-varianten-zijn-er-van-devar/?gclid=CKrJy7CB07oCFURc3godTC8A2w 153 KvK, “Welke varianten zijn er van de VAR”, KvK 2013, http://www.kvk.nl/ondernemen/freelancers-enzzpers/var/welke-varianten-zijn-er-van-de-var/?gclid=CKrJy7CB07oCFURc3godTC8A2w 154 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 155 De opdrachtgever dient slechts de identiteit van de houder van de VAR te controleren en of de soort werkzaamheden op de VAR- beschikking overeenkomen met de werkzaamheden die de zzp’er gaat verrichten. 156 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012.
48
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
kunnen voorkomen wordt in januari 2015 een webmodule geïntroduceerd als vervanging van de VAR. 157 De webmodule is een online instrument waarbij het mogelijk wordt om op elk gewenst moment de beoordeling van (verwachte) feiten en omstandigheden van de arbeidsrelatie te toetsen. Dit instrument biedt daarmee transparantie en zekerheid over de uitleg van de Belastingdienst van de jurisprudentie over de kwalificatie van de arbeidsrelatie. 158 De webmodule moet bijdragen aan de objectiviteit bij de beoordeling en de bestrijding van schijnconstructies. 159 Het kabinet wil de webmodule plaatsen bij de KvK waardoor inschrijving in het Handelsregister en invulling van de webmodule kan plaatsvinden bij één loket. Er wordt gestreefd de webmodule een integraal onderdeel te laten worden van het Ondernemersplein. 160 Aangezien het huidige systeem van de VAR in belangrijke mate bijdraagt aan een hoge druk op de handhavingscapaciteit van de Belastingdienst, acht het kabinet een herstel van de balans noodzakelijk. Dit betekent dat de opdrachtgevers, met de invoering van de webmodule, ook verantwoordelijk moeten worden voor een juiste weergave van de feiten en omstandigheden waarop de opdrachtgever doorslaggevende invloed heeft. Echter is hun aansprakelijkheid beperkt tot de feiten en omstandigheden waarop zij beslissend invloed hebben, dit om te voorkomen dat opdrachtgevers onnodig terughoudend worden bij het inhuren van zzp’ers gelet op het risico op eventuele naheffingen. Voor de afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer die van invloed zijn op de kwalificatie van de arbeidsrelatie zoals bijv. afspraken over vakantiedagen en werktijden, zet de opdrachtgever zijn handtekening onder de uitkomsten van de webmodule. Zolang de werkzaamheden plaatsvinden in de omstandigheden waaronder een handtekening staat, kan de opdrachtgever een zzp’er inhuren zonder te vrezen op naheffing.161 Het kabinet wil de markt voor zzp’ers niet belemmeren, en om deze reden zal het kabinet tijdens de ontwikkeling van de webmodule en het herstellen van de balans in de verantwoordelijkheidsverdeling aandacht besteden aan een zodanige vormgeving dat er geen onnodige belemmerende arbeidsmarkteffecten, administratieve lasten en nalevingskosten met zich meebrengt. In het voorjaar van 2013 zou eigenlijk de testversie van de webmodule 157
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013. Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 159 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013. 160 Kamerstukken II 2011/12, 32004, nr.3. 161 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 158
49
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
gereed moeten zijn waarmee door middel van een onderzoek gekeken zou worden wat de arbeidsmarkteffecten, administratieve lasten en nalevingskosten van deze maatregel zou zijn, zodat de webmodule verder kon worden geoptimaliseerd. Per januari 2014 zou dan worden overgegaan op het breed invoeren van de medeverantwoordelijkheid voor de opdrachtgever, mits uit het onderzoek blijkt dat er voor bonafide zzp’ers geen onvoorziene ongewenste effecten optreden. 162 Deze streefdatum kan echter niet gehaald worden en wordt de introductie van de webmodule met een jaar uitgesteld naar januari 2015. Het kabinet blijft door middel van deze webmodule nog steeds daadkrachtig optreden tegen schijnzelfstandigheid. 163
5.2.2. Versterken van het wettelijke kader Eerder is in paragraaf 2.5 het voorstel van de SER om tot een eenduidige definitie te komen van zzp’ers en de reactie van het kabinet op dit voorstel behandeld. Ter opheldering zal in deze paragraaf deels de in paragraaf 2.5 behandelde materie aan orde komen. De SER heeft in het advies “zzp’ers in beeld” een voorstel gedaan voor een definitie 164 van zzp’er met als doel de duidelijkheid te vergroten. In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 september 2012 is duidelijk vermeld dat het kabinet deze definitie van de SER niet zal opnemen in de bestaande wetgeving, omdat het niet wenselijk is om de huidige maatschappelijke invulling die aan het begrip ondernemer is gegeven los te laten. Het kabinet is namelijk van mening dat een wettelijke definitie van het begrip ondernemer en daarmee zzp’er, met dermate open normen moet worden vormgegeven dat een dergelijke definitie weinig bijdraagt aan het verduidelijken van de juridische status van de ondernemer, dan wel dat een objectieve definitie te veel abstraheert van de maatschappelijke realiteit. In de visie van het kabinet blijft de feitelijke vormgeving van de arbeidsrelatie in de praktijk, de maatstaf om te toetsen of er sprake is van werknemer- dan wel ondernemerschap. 165
Terwijl het kabinet bij brief van 17 september 2012 het niet wenselijk achtte om de huidige maatschappelijke invulling die aan het begrip ondernemer is gegeven los te laten, omdat de wettelijke definitie van het begrip ondernemer en daarmee zzp’er weinig bijdraagt aan het verduidelijken van de juridische status van de ondernemer, lijkt het kabinet zeven maanden 162
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013. 164 Zie paragraaf 2.5 voor de definitie die de SER heeft gedaan. 165 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 163
50
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
later van mening te zijn veranderd. In de brief van het Ministerie van SWZ van 11 april 2013 is aangegeven dat er onderzocht zal worden of een aanscherping van het wettelijke kader kan bijdragen aan het terugdringen van schijnzelfstandigheid. Hierbij zal gekeken worden of de bestaande wetgeving aangescherpt kan worden zodat schijnzelfstandigen beter aangepakt kunnen worden. Of het kabinet het voorstel van de SER gaat opvolgen voor een definitie van zzp’er om de duidelijkheid te vergroten en hiermee de schijnzelfstandigheid terug te dringen, zal in de toekomst blijken.
5.2.3 Rechtsvermoeden Het kabinet wenst dat schijnzelfstandigen zelf beter in staat zijn om hun rechten te benutten.166 In art. 7:610 a BW 167 is het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst opgenomen. Door het inroepen van het rechtsvermoeden ontstaat er meer duidelijkheid over de vraag of er al dan sprake is van arbeid verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst. Hierdoor kan een schijnzelfstandige onder de bescherming van het arbeidsovereenkomstrecht vallen. 168 Art.7:610 a BW geeft samen met art. 7:610 b BW 169 duidelijkheid aan een onduidelijke en variabele invulling van arbeidsrelaties, welke onduidelijkheid ten koste gaat van werknemers.170 Een betere benutting van het rechtsvermoeden levert bescherming aan schijnzelfstandigen die zich hierop beroepen en hiermee levert het een belangrijke bijdrage aan het bestrijden van schijnzelfstandigheid. Echter wordt het rechtsvermoeden nauwelijks ingeroepen door gebrek aan bekendheid, angst om het werk te verliezen en de kosten die ermee gepaard gaan, maken de drempel extra hoog om er een beroep op te doen. Het kabinet zal hierdoor de voorlichtingen verbeteren over het rechtsvermoedens en in samenhang hiermee wordt door het kabinet onderzocht of de mogelijkheden voor toegang tot de rechter kunnen worden verbeterd of laagdrempelig kunnen worden georganiseerd. 171
166
Kamerbrief Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 11 april 2013. Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende ten minste twintig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst. 168 Kamerbrief Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 11 april 2013. 169 Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. 170 FlexWijzer, “Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst artikel 7:610 BW”, FlexWijzer 20 mei 2013, http://www.flexnieuws.nl/2009/06/28/rechtsvermoeden-van-arbeidsovereenkomst-artikel-7610abw/#.Uo3Dj9Jg-FB 171 Kamerbrief Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 11 april 2013. 167
51
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
5.3 Intensieve controle door Belastingdienst Gezien het uitstel van de webmodule naar januari 2015, zit er een gat van plus minus één jaar. In deze tussenliggende tijd wenst het kabinet ook daadkrachtig op te treden tegen schijnzelfstandigheid. 172 De Belastingdienst heeft een gewijzigd plan van aanpak die er op gericht is om schijnzelfstandigheid te bestrijden. Deze bestrijding van schijnzelfstandigheid wil de Belastingdienst bewerkstelligen door: 1. Efficiëntie in handhaving door risicogericht toezicht: het vergroten van efficiëntie van de controlecapaciteit wordt in de eerste plaats gerealiseerd door toezicht te richten op organisaties die veel gebruik maken van zzp’ers en organisaties die faciliteren dat zzp’ers aan de slag kunnen bij opdrachtgevers. 173 2. Samenwerking met andere overheidsorganisaties: de Belastingdienst zet in nauwe samenwerking met de Inspectie SWZ in op strikte handhaving. Hierbij wordt iedere mogelijkheid om malafide opdrachtgevers aan te pakken aangegrepen. Binnen het horizontale toezicht komt er meer aandacht voor arbeidsrelaties die gemeld dienen te worden omdat daarbij in redelijkheid twijfel kan bestaan over de fiscale aanduiding. 174 Het gebruik van de VAR zal onderdeel uitmaken van de afspraken die de Belastingdienst maakt met ondernemingen in het kader van horizontaal toezicht. Indien blijkt dat een opdrachtgever waarmee in het kader van horizontaal toezicht afspraken zijn gemaakt en deze opdrachtgever de regel rond de VAR overtreedt, dan zal dat aanleiding kunnen zijn om de gemaakte afspraken eenzijdig op te zeggen. Er zal regelmatig uitwisseling van informatie plaatsvinden tussen de Belastingdienst en de Inspectie SWZ die zij bij hun controles verkrijgen. 175 3. Verbetering van voorlichting over schijnzelfstandigheid: opdrachtgevers en opdrachtnemers worden door middel van voorlichtingen bewust gemaakt voor het feit dat zij verantwoordelijk zijn voor een juiste voorstelling van zaken. Tevens wordt onder de aandacht gebracht dat een verkeerde voorstelling van zaken kan leiden tot naheffingen van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen en/of boetes bij opdrachtnemers en opdrachtgevers. 176 4. Vergroting van kennis van de zzp’ers over de rechten en plichten van ondernemers: er wordt aandacht besteed aan de voor- en nadelen van de zzp- schap. Naast de 172
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013. Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 174 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013. 175 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 176 Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012. 173
52
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
aantrekkingskracht voor het ondernemerschap worden de risico’s en verplichtingen van het ondernemerschap onder de aandacht van zzp’ers gebracht. 177
177
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012.
53
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Conclusie en aanbevelingen Op het gebied van de sociale bescherming bestaan er verschillen tussen de juridische status en de rechten en plichten van werknemers en zzp’ers. Er kan opgemerkt worden dat een werknemer collectief en wettelijk verplicht beschermd is tegen sociale risico’s maar minder geniet van de fiscale voordelen. Daarentegen is een zzp’er zelf verantwoordelijk voor de afdekking van de traditionele risico’s en krijgt daarvoor in zekere mate compensatie via het fiscaal stelsel. Een zzp’er kan genieten van grote aftrekposten op de inkomstenbelasting mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden. Mijns inziens is dit een grote aanlokkelijkheid voor een zzp’er die een lage winst genereert maar toch geniet van een relatief grote aftrekpost. Om deze reden vond ik in eerste instantie de overwegingen van de coalitie om belastingvoordelen voor zelfstandigen aan te pakken een eerste goede stap richting het bestrijden van schijnzelfstandigheid. Aangezien schijnzelfstandigen door deze aanpak niet meer zouden kunnen genieten van fiscale voordelen, zouden zij ook minder snel geneigd zijn om een schijnzelfstandige te worden en zou het blijven werken in loondienst aantrekkelijker zijn. Maar denkend aan de echte zelfstandigen die vanwege het ondernemerschap ondernemersrisico’s lopen, is deze aftrekpost van groot belang en dient het ter compensatie van de risico’s die zij lopen. Indien deze maatregel zou worden ingevoerd zouden de echte zelfstandigen ook worden getroffen, en om een groot groep zelfstandigen te laten boeten voor (waarschijnlijk) een klein percentage schijnzelfstandigen, leek het mij achteraf gezien toch geen goede en verstandige stap richting het bestrijden van de schijnzelfstandigheid. Het kabinet zou zich, mijns inziens, alleen maar tegen werken als deze maatregel niet van tafel was gehaald. Zoals uit het onderzoek van de FNV Zelfstandigen ook bleek zouden veel zzp’ers stoppen met het zzp- schap en mogelijk aankloppen bij de sociale dienst, wat zou betekenen dat de overheid meer geld kwijt zou raken dan besparen. Als het kabinet aan de ene kant van de knoppen draait moet er ook rekening worden gehouden met de andere kant van de knoppen, het willen bestrijden van schijnzelfstandigheid moet geen nadelige effecten teweegbrengen voor de echte zelfstandigen en uiteindelijk voor de Nederlandse arbeidsmarkt en de Nederlandse economie.
Het belang van het zzp- schap voor Nederland is in hoofdstuk 3 tussen de regels door benadrukt, en in hoofdstuk 4 is dit belang van het zzp- schap voor Nederlandse arbeidsmarkt onderstreept. In hoofdstuk 3, tabel 2, waren de motieven van zzp’ers voor het zelfstandig 54
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
ondernemerschap weergegeven. Uit deze tabel kon worden afgeleid dat 39 % van de zzp’ers uit de groep uitkering het zzp- schap als de enige manier ziet om weer een inkomen te verwerven. Zo vormt het starten als zelfstandige voor een groot deel van de uitkeringsgerechtigden een uitweg uit een situatie van afhankelijkheid van een uitkering. Dit betekent een deelname aan de arbeidsmarkt en het verwerven van een inkomen. Het zzpschap levert dus in deze zin een belangrijke bijdrage voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie en het reduceren van de uitkeringslasten. Tevens is het zzp-schap een aantrekkelijk alternatief voor minderheidsgroepen die moeilijk aan een baan kunnen komen en dus niet kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Het zzp- schap levert niet alleen welzijnswinst op maar draagt ook bij aan de sociaal- economische dynamiek die uit een hogere arbeidsparticipatie van specifieke doelgroepen bestaat. Ook als zzp’ers een stap zetten naar het werkgeverschap wordt er werk gecreëerd voor een groot aantal werknemers. In die zin leveren zzp’ers een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid en hiermee aan de economische groei en welvaart van de Nederlandse economie. Het is mijns inziens belangrijk dat de overheid de belemmeringen uit de weg veegt voor zzp’ers die de ambitie hebben om werknemers in dienst te nemen. Zzp’ers gaan hun toekomst rooskleurig, zelfverzekerd en optimistisch tegemoet. Vanwege hun flexibiliteit en het sneller kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden, mede omdat zij geen personeel in dienst hebben, leveren zij ook op deze manier een bijdrage aan de economische groei en welvaart van de Nederlandse economie. De zzp’ers leveren een waardevolle bijdrage aan de sociaal- economische dynamiek in ons land, het kabinet moet, mijns inziens, een goede afweging maken tussen de inbreng en de lasten die het zzp- schap teweeg brengt voor de sociaal- economische groei van Nederland. Er bestaan geen reële cijfers van het aantal schijnzelfstandigen in Nederland en hierdoor vind ik, zoals eerder ook gezegd, dat het kabinet een onjuiste maatregel heeft proberen in te zetten om deze schijnzelfstandigen aan te pakken. Waarschijnlijk gaat het om een klein percentage ten opzichte van het aantal zelfstandigen die geen schijnconstructies hanteren. Indien de maatregel van het afschaffen van de zelfstandigenaftrek niet van tafel was gehaald zouden vele ‘echte’ zelfstandigen worden getroffen wat mijns inziens een grotere negatieve effect zou hebben dan het kabinet op het eerst moment dacht. Het is in mijn visie verstandiger om duidelijkheid te hebben over het aantal schijnzelfstandigen in Nederland voordat men overgaat tot maatregelen waardoor alle zelfstandigen worden getroffen. 55
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Graag zou ik een kanttekening willen plaatsen bij de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 september 2012. In deze brief komt het voorstel van de SER om een definitie van het begrip zzp’er in de wetgeving op te nemen met als doel de duidelijkheid te vergroten, aan orde. In deze brief wordt duidelijk vermeld dat het kabinet deze definitie van de SER niet zal opnemen in de bestaande wetgeving. In de visie van het kabinet blijft de feitelijke vormgeving van de arbeidsrelatie in de praktijk, de maatstaf om te toetsen of er sprake is van werknemer- dan wel ondernemerschap. Dit brengt volgens het kabinet met zich mee dat controles achteraf op deze feiten en omstandigheden, en daarmee de kans op een ander oordeel achteraf, een noodzakelijk onderdeel blijft van het bestaande systeem. Terwijl in dezelfde brief het kabinet spreekt dat de VAR- aanvragen vanwege de automatische of semiautomatische afgifte van de VAR, niet goed grondig en inhoudelijk kan worden beoordeeld. En dat het aantal controles achteraf op de juistheid van de feiten en omstandigheden van arbeidsrelaties van de VAR- houders onvoldoende is, om bij de ontstane omvang van het aantal VAR- aanvragen in de bestaande systematiek onjuist gebruik en misbruik van de VAR in voldoende mate te kunnen voorkomen. In de brief worden twee tegenstrijdige punten besproken. Hoewel het kabinet wist dat de Belastingdienst achteraf ook niet tot voldoende effectief toezicht zou kunnen komen, wordt er toch gesproken over dat de feitelijke vormgeving van de arbeidsrelatie in de praktijk, de maatstaf blijft om te toetsen of er sprake is van werknemer- dan wel ondernemerschap. En dat de controles achteraf op deze feiten en omstandigheden, en daarmee de kans op een ander oordeel achteraf, een noodzakelijk onderdeel blijft van het bestaande systeem. Ik denk dat het kabinet deze tegenstrijdigheid achteraf ook in de gaten heeft gekregen, gezien het feit dat het kabinet zeven maanden later in de brief van het Ministerie van SWZ van 11 april 2013 van mening lijkt te zijn veranderd. In deze brief wordt gesproken over of de bestaande wetgeving aangescherpt kan worden zodat schijnzelfstandigen beter aangepakt kunnen worden. Voorafgaand aan mijn visie over dit onderwerp wil ik de probleemstelling van deze scriptie nogmaals benadrukken: “Kan het kabinet door het introduceren van nieuwe rechtshandhavingsmogelijkheden de schijnzelfstandigheid (meer) bestrijden, zodat er minder misbruik wordt gemaakt van oneigenlijke constructies”?
Indien het kabinet kiest voor een aanscherping van het wettelijke kader om op deze manier het terugdringen van schijnzelfstandigheid te bevorderen, denk ik dat de centrale vraag van deze 56
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
scriptie bevestigend kan worden beantwoord. Ik ben van mening dat er een eenduidige definitie van het begrip zzp moet komen, zoals de SER ook voorstelt, om de duidelijkheid te vergroten. Tijdens een discussie kan al snel spraakverwarring ontstaan, omdat men verschillende betekenis van zzp’ers voor ogen heeft. Om deze reden sluit ik mij aan bij de opvattingen van Aerts, Bosch en Van Vuuren dat door het ontbreken van juridische definities het begrip zzp vaak tot verwarring en onduidelijkheid leidt. Ook deel ik dezelfde mening als van Kronenburg- Willems dat het ontbreken van een duidelijke definitie tot gevolg heeft dat elke regeling zijn eigen afbakeningsregels kent. Mijns inziens is het van belang om het begrip zzp’er goed te definiëren zodat de juridische status van dit begrip wordt verduidelijkt zodat in elke regeling dezelfde omschrijving aan het begrip zzp’er wordt gegeven en zodoende geen verschillende cijfers over de omvang en de samenstelling van de groep zzp’ers wordt gegeven.
In sommige grensgevallen is het moeilijk te bepalen of een persoon werkzaamheden verricht als werknemer of als ondernemer, aangezien een groot deel van de zzp’ers voornamelijk arbeid aanbiedt, die gelijkenis vertonen met de werkzaamheden van werknemers. Een wettelijke definitie zal dan ook bijdragen aan het verkleinen en/of het verdwijnen van dit grijs gebied tussen werknemers en zzp’ers. Door het introduceren van deze rechtshandhavingsmaatregel in de wetgeving is het onderscheid tussen een werknemer en een zzp’er sneller gemaakt en hiermee kan er minder gebruik worden gemaakt van oneigenlijke constructies. Het versterken van het wettelijke kader leidt ook gelijk tot betere bescherming van de schijnzelfstandigen, aangezien het grijze gebied tussen werknemers en ondernemers verkleind en/of verdwenen is, kunnen deze schijnzelfstandigen ook mogelijk vallen onder de bescherming van een arbeidsovereenkomst.
Het kabinet wil dat schijnzelfstandigen beter in staat zijn om hun rechten te benutten. Hierdoor wil het kabinet dat schijnzelfstandigen het beginsel “rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst” vaker in het leven roepen, zodat er meer duidelijkheid komt over de vraag of er al dan niet sprake is van arbeid verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst. Ik ben niet echt enthousiast over deze rechtshandhavingsmaatregel, vanwege het feit dat schijnzelfstandigen bewust kiezen voor het omzeilen van de wettelijke regels om op deze manier gebruik te kunnen maken van de voordelen van het zzp- schap. Ik denk niet dat schijnzelfstandigen snel een beroep zullen doen op dit beginsel vanwege de angst dat de gehanteerde schijnconstructie boven water zal komen. Aangezien tijdens een 57
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
procedure grondig wordt onderzocht naar de feiten en omstandigheden ben ik er niet van overtuigd dat een schijnzelfstandige dit beginsel van het rechtsvermoeden in het leven wil roepen om onder de bescherming van een arbeidsovereenkomst te vallen. Ook vanwege het feit dat 97 % van de geschillen worden ook opgelost zonder tussenkomt van een rechter, omdat een procedure bij de rechtbank duur kan uitpakken. Hierdoor ben ik ook van mening dat opdrachtnemers en opdrachtgevers de geschillen die zij hebben, zullen oplossen zonder tussenkomst van een rechter. Een derde reden waarom ik denk dat schijnzelfstandigen geen beroep zullen doen op dit beginsel is, vanwege het feit dat een opdrachtgever gevrijwaard is voor premies werknemersverzekeringen en loonheffingen, zodra een zzp’er een VAR- wuo en VAR- dga kan overleggen. Dit betekent dat een opdrachtgever tijdens een procedure tegen een schijnzelfstandige deze verklaring in het leven kan roepen en niet verantwoordelijk is voor een onjuiste weergave van de feiten en omstandigheden. De opdrachtgever mocht erop vertrouwen dat er in voldoende mate door de Belastingdienst een controle was uitgevoerd voordat deze verklaring werd verstrekt. De opdrachtgever kan zodoende claimen dat er dus geen sprake kan zijn van een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Vanwege de bovengenoemde redenen ben ik er niet van overtuigd dat deze maatregel een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de schijnzelfstandigheid.
De introductie van de webmodule in januari 2015 die ter vervanging van de VAR moet dienen, vind ik een goede maatregel die de schijnzelfstandigheid mogelijk kan bestrijden. Met deze maatregel wordt ook verantwoordelijkheid bij de opdrachtgevers gelegd voor een juiste weergave van de feiten en omstandigheden. Blijkt achteraf dat er een schijnweergave is van de feiten en omstandigheden, waar zij beslissingsinvloed op hebben gehad, kunnen zij worden afgestraft met naheffing van de loonbelasting en/of boetes. In de huidige systeem was de verdeling van verantwoordelijkheid te eenzijdig bij de opdrachtnemer komen te liggen. Voor opdrachtgevers was er geen prikkel om te bezien of de door de opdrachtnemer ingevulde (verwachte) feiten en omstandigheden daadwerkelijk overeenkomen met de wijze waarop de arbeid feitelijk wordt of zal worden verricht, terwijl de opdrachtgevers wel medeverantwoordelijk zijn voor de vormgeving van de arbeidsrelatie. De eerdere maatregelen van het kabinet waren vooral gericht op de opdrachtnemers, omdat naar mijn idee te veel uit is gegaan dat opdrachtnemers schijnconstructies hanteerden om te kunnen genieten van de fiscale voordelen. Er is te weinig stil gestaan bij de mogelijkheid dat opdrachtgevers ook schijnconstructies konden hanteren om geen loonbelasting en premies 58
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
werknemersverzekering te betalen. Met dit nieuwe systeem worden opdrachtgevers voldoende geprikkeld voor een juiste weergave van de feiten en omstandigheden. Mijns inziens zal deze verantwoordelijkheid van opdrachtgevers leiden tot terugdringing van schijnzelfstandigheid, vanwege de vrees om gepakt te worden en de vrees voor flinke beboeting.
Mijns inziens kan de Nederlandse overheid met het versterken van het wettelijke kader, door een definitie van het begrip zzp op te nemen in de wetgeving en door de introductie van de webmodule, de schijnzelfstandigheid terugdringen. Nederland zal altijd een groep schijnzelfstandigen blijven behouden die men niet kan aanpakken, maar naar mijn visie zal de schijnzelfstandigheid wel voor een groot deel aangepakt worden met deze twee nieuwe rechtshandhavingsmaatregelen. Ik denk zeker dat het een goede zaak is van het kabinet om deze aanpak van schijnzelfstandigen onder de aandacht van de media te brengen. Dit zal ook veel bijdragen aan het terugdringen van schijnzelfstandigheid, omdat de schijnzelfstandigen inmiddels weten dat er vanuit het kabinet grote betrokkenheid is om schijnzelfstandigen aan te pakken. De angst om gepakt te worden vanwege het hanteren van een schijnconstructie en de vrees voor beboeting zal ook bijdragen aan het terugdringen van deze schijnzelfstandigheid.
Schijnconstructies en malafide praktijken hebben vaak een internationale dimensie. Ons buurland België heeft tevens de strijd tegen schijnzelfstandigheid opgevoerd. In augustus 2012 heeft België een wet uit 2006 gewijzigd die in januari 2013 inwerking is getreden, met als doel om het fenomeen van de schijnzelfstandigen te verhinderen. Deze wetgeving heeft mijn aandacht getrokken omdat de Belgische regering kiest voor een sectorspecifieke aanpak om op te kunnen treden tegen misbruik op het vlak van schijnzelfstandigheid. Voor deze aanpak is door de regering gekozen omdat er in bepaalde sectoren op het gebied van schijnzelfstandigheid veel problemen voor doen. Het gaat om vier sectoren waarin schijnzelfstandigheid kan worden vastgesteld door een systeem van weerlegbaar vermoeden: - bouwsector - sector van de bewakings- en/of toezichtsdiensten - sector van het vervoer - sector van de schoonmaak
Voor deze sectoren is een lijst opgesteld met een negental criteria. Als uit een analyse van de arbeidsrelatie blijkt dat meer dan de helft van deze criteria zijn vervuld, wordt de bestaande arbeidsrelatie vermoed te worden uitgevoerd in het kader van een arbeidsovereenkomst. Dit 59
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
vermoeden kan worden weerlegd als er bewijs van het tegendeel aangeleverd kan worden. Het gaat om de volgende criteria: 1. Gebrek van enig financieel of economisch risico in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert; 2. Gebrek van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert; 3. Gebrek van beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert; 4. Gebrek van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd; 5. Gebrek van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid; 6. Garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de prestaties geleverd door diegene die de werkzaamheden uitvoert; 7. Het zelf geen werkgever zijn van persoonlijk en vrij aangeworven personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen; 8. Het zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen of hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één medecontractant werken; 9. In ruimtes werken waarvan men niet de eigenaar of de huurder is of werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant.
Wanneer dus meer dan de helft van deze criteria niet zijn vervuld, wordt de arbeidsrelatie vermoed een zelfstandigenovereenkomst te zijn.
Er kan geadviseerd worden om in Nederland ook, in bepaalde specifieke sectoren, een vergelijkbaar systeem van een weerlegbaar vermoeden te hanteren om te zien of de bestaande arbeidsrelatie van een opdrachtnemer valt onder de bescherming van een arbeidsovereenkomst of niet. Aangezien in Nederland in andere sectoren problemen voor doen op het gebied van schijnzelfstandigheid dan in België, zou ik kunnen adviseren de bedrijfstakken aan te pakken waar de meeste zzp’ers voorkomen. Dit is zoals ook uit hoofdstuk 2 blijkt: - bouwsector - zakelijke dienstverlening 60
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- zorg en welzijn - landbouw en visserij - handel
In deze sectoren kan dan de schijnzelfstandigheid worden vastgelegd door een systeem van weerlegbaar vermoeden. De door de Belgische regering gehanteerde criteria dat de bestaande arbeidsrelatie vermoed wordt te worden uitgevoerd in het kader van een arbeidsovereenkomst, als blijkt dat meer dan de helft van de criteria vervuld te zijn, kan tevens door de Nederlandse regering worden gebruikt als beoordelingskader van een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap. Indien deze aanbeveling 178 zou worden gebruikt door de Nederlandse regering, met kleine aanpassingen die betrekking hebben op de Nederlandse sectoren, vermoed ik dat veel schijnzelfstandigen door de mand zullen vallen.
De Belgische regering heeft nu plus minus één jaar ervaring met dit systeem van weerlegbaar vermoeden. Alvorens dit systeem kan worden gehanteerd in Nederland lijkt het mij verstandig om in samenwerking met de Belgische regering te kijken of deze handhavingsmaatregel daadwerkelijk heeft geleid tot de beoogde resultaten. Als uit een onderzoek blijkt dat deze maatregel tot terugdringing van schijnzelfstandigheid heeft bijgedragen kan het ook worden gehanteerd door de Nederlandse overheid. Ik ben van mening dat de samenwerking tussen Nederland en België tot extra mogelijkheden leidt om de problemen rondom de schijnzelfstandigheid in beiden landen aan te pakken.
178
Voor deze aanbeveling is gebruik gemaakt van de Belgische wetgeving: Titel XIII van de programmawet (I).
61
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Literatuurlijst Boeken: - Donselaar e.a 2003 P. Donselaar e.a., Innovatie en productiviteit. Een analyse op macro-, meso- en microniveau, Den Haag: Ministerie van Economische Zaken 2003.
- Kronenburg- Willems e.a. 2011 E.J. Kronenburg- Willems e.a., PS Special Zelfstandigen (editie 2011- 7), Deventer: Kluwer 2011.
Van der Wiel- Rammeloo 2008 Mr. Dr. D.V.E.M. van der Wiel- Rammeloo, De dienstbetrekking in drievoud, (Fiscale Monografieën, deel 127), Deventer: Kluwer 2008.
Tijdschriften: - Bosch & Van Vuuren 2010 N. Bosch & D. van Vuuren, “De heterogeniteit van zzp’ers” Economisch Statistische Berichten 95(4597), p. 682-684.
- Dekker & de Beer 2011 F. Dekker & P. de Beer, “Zzp’er is Nederland: zijn ze nu echt in beeld?”, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 2011 (27) 3, p. 245
- Dekker & Kösters 2011 R. Dekker & L. Kösters, “De ontmythologisering van de zzp- trend”, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 2011 (27) 3, p. 249
- Houweling 2011 Prof. Mr. A.R. Houweling, “ZZP: wat wil, moet en doet het arbeidsrecht ermee?”, Arbeidsrecht 2011/37
62
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- Kösters 2009 L. Kösters, “Sterke groei zelfstandigen zonder personeel”, Sociaaleconomische trends 3e kwartaal 2009
- Nagelkerke 2010 A. Nagelkerke, “Veranderende arbeidsbestel: de groep zzp’ers”, Pensioen Achtergrond 2010/2, p. 11.
Rapporten en scripties: - Advies Commissie Arbeidsparticipatie 2008 Naar een toekomst die werkt, (in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 2008)
- Braaksma e.a. 2013 R. Braaksma e.a., Calimero creativiteit: de innovatieve netwerken van zzp’ers, (in opdracht van onderzoek MKB en Ondernemerschap van juni 2013), Zoetermeer: Panteia 2013
- Berden e.a. 2010 C. Berden e.a., Markt en hiërarchie, kosten en baten van het zzp- schap, ( in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken van januari 2010), Amsterdam: SEO Economische Onderzoek
Bosch e.a. 2012 N. Bosch e.a., De huidige en toekomstige groei van het aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking, (in opdracht van het Centraal Planbureau van 19 december 2012).
- Dekker 2011 R. Dekker, One million zzp’ers must be wrong, ( Universiteit van Tilburg en Reflect van 17 maart 2011)
- Dekker & Stavenuiter 2012 F. Dekker & M. Stavenuiter, Zzp’ers en het sociale stelsel: op weg naar herziening?, (Verwey- Jonker Instituut van december 2012) 63
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
- Ligthart 2011 I. Ligthart, Zzp- er werknemer of ondernemer?, (Masterscriptie Tilburg UvT), 2011.
- SER- advies 2010 Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel, (advies van 15 oktober 2010, nr. 2010/04)
- Pleijster & Van der Valk 2007 F. Pleijster & P. van der Valk, Van onbemind naar onmisbaar, de economische betekenis van zzp’ers nu en in de toekomst, (oktober 2007), Zoetermeer: EIM 2007
De Vries e.a. 2010 N. de Vries e.a., Een kwestie van ondernemen: zzp’ers in crisis, (in opdracht van Ministerie van Economische Zaken van februari 2010), Zoetermeer: EIM 2010
Vroonhof e.a. 2008 P. Vroonhof e.a., Zelfstandigen zonder personeel, (in opdracht van Ministerie van Economische zaken van 10 oktober 2008), Zoetermeer: EIM 2008
- Zandvliet e.a. 2013 K. Zandvliet e.a., Zzp tussen werknemer en ondernemer, (in opdracht van Ministerie van Economische Zaken van 5 februari 2013) SEOR 2013
Regelgeving: - Art. 6a wet LB 1964
- Art. 3:40 wet IB 2001
- Art. 3:78 wet IB 2001
- Art. 7:610 BW
- Art. 3:41 wet IB 2001
- Art. 3:79 wet IB 2001
- Art. 7a AOW
- Art. 3:42 wet IB 2001
- Art. 3:79 a wet IB 2001
- Art. 3:8 wet IB 2001
- Art. 3:67 wet IB 2001
- Art. 3:156 wet IB 2001
- Art. 3:34 wet IB 2001
- Art. 3:68 wet IB 2001
- Art. 3:157 wet IB 2001
- Art. 3:35 wet IB 2001
- Art. 3:77 wet IB 2001
- HR 18 april 1951, B.9002 - HR 8 november 1978, nr. 188804, BNB 1978/324
64
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- Kamerstukken II 2011/12, 32004, nr.3. - Kamerstukken II 2007/08, 31 311, nr. 1, p. 5 - Aanhangsel handelingen II 2009/10, nr. 2247, p. 1-2 - Aanhangsel handelingen II 2012/13, nr. 195, p. 1-2. - Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 17 september 2012, nr. DB/2012/253 - Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën, 22 mei 2013, nr. DB/2013/144 M - Kamerbrief Tweede Kamer, 11 mei 2013 - Kamerbrief Tweede Kamer, 26 november 2013
Overige bronnen: - Intranet Belastingdienst Waarom zzp, 25 maart 2013 - CBS, “Zelfstandige”, CBS 2013, http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm? ConceptID=3127 - De Werkmark, “Aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking groeit verder komende jaren”, De Werkmarkt 4 januari 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/aandeel-zzpers-in-dewerkzame-beroepsbevolking-groeit-verder-komende-jaren/#.UozSv9Jg-FB - Ik word zzper, “Cijfers KvK: meer startende ondernemers, 93 % start als zzp’er”, KvK 9 augustus 2013, http://www.ikwordzzper.nl/nieuws/cijfers-kvk-startende-ondernemers - HR kiosk, “Cijfers zzp’ers”, Telegraaf 8 januari 2013 , http://www.hrkiosk.nl/hoofdstuk/arbeidsrecht/zzp-er/cijfers-zzp-ers - Belastingdienst, “Definitie zzp’er en omvang groep zzp- ers”, Belastingdienst oktober 2009, http://www.ser.nl/nl/~/media/db_deeladviezen/2010_2019/2010/b29123/position_papers/bela stingdienst_positionpaper.ashx - VRS Consultancy, “Zzp’ers mogelijke oplossing voor arbeidstekort in de land- en tuinbouw”, Financiële Telegraaf 17 april 2009, http://www.vrsconsultancy.nl/tag/breda/page/35/
65
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- Beroepsvereniging van zorgprofessionals, “Zelfstandigen in de zorg”, V&VN 2010, http://www.ser.nl/nl/~/media/db_deeladviezen/2010_2019/2010/b29123/position_papers/venv n_positionpaper.ashx - ZZP Netwerk Nederland, “ZZP’ers zien toekomst rooskleurig tegemoet”, MD Weekly 17 december 2009, http://www.zzpnetwerknederland2.nl/nieuws/322/ZZPers-zien-toekomstrooskleurig-tegemoet.html - ING, “Zzp-er ziet 2013 met vertrouwen tegemoet”, ING 20 februari 2013, http://www.ing.nl/nieuws/nieuws_en_persberichten/2013/02Zzper_ziet_2013_met_vertrouwen_tegemoet.aspx - Coop & Co, “Verschillen loondienst en zzp”, Coop & Co, http://www.zorgenco.nl/upload/documents/Verschillen-loondienst-zzp.pdf - Belasting Tips, “Ondernemersfaciliteiten”, Belasting Tips, http://belastingtips.biz/ondernemer/ondernemersfaciliteiten/ - K. Romme, “Berekening zzp-voordelen FD tendentieus”, Financieel Dagblad 8 augustus 2013, http://www.ondernemersfacts.nl/index.php/berekening-zzp-voordelen-fd-tendentieus/ - Elsevier Fiscaal, “Einde aan fiscale voordelen zzp’ers?”, Financieel Dagblad 7 augustus 2013, http://www.elsevierfiscaal.nl/fiscaal-actueel/nieuws/nieuws/2955/einde-aan-fiscalevoordelen-zzp-ers - Schilders Vak, “OnderhoudNL wil zelfstandigenaftrek behouden”, OnderhoudNL 30 augustus 2013, http://www.schildersvak.nl/nieuws/id5632-onderhoudnl-wilzelfstandigenaftrek-behouden-.html - NU zakelijk, “Zzp’er tegen afschaffing zelfstandigenaftrek”, NU zakelijk 17 juli 2013, http://www.nuzakelijk.nl/zzp/3528487/zzper-afschaffing-zelfstandigenaftrek.html - De Werkmarkt, “Bezuiniging zelfstandigenaftrek helemaal van de baan, wel extra aanpak schijnzelfstandigheid”, Rijksoverheid 14 oktober 2013, http://www.dewerkmarkt.nl/bezuiniging-zelfstandigenaftrek-helemaal-van-de-baan-wel-extraaanpak-schijnzelfstandigheid/#.UozgP9Jg-FA 66
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
- Schilders Vak, “Innovatie bijzaak binnen ZZP- netwerk”, Schilders Vak 4 juli 2013, http://www.schildersvak.nl/nieuws/id5507-innovatie-bijzaak-binnen-zzp-netwerk.html - Saxion,”Zzp’ers vormen de basis voor sociale innovatie, ZBC NU, http://www.saxion.alumni-net.nl/nieuwsitem.asp?id=1&item=465 - MKB ING Economisch Bureau, “Crisis heeft weinig invloed op opleidingsbudget mkb”, MKB ING Economische Bureau 11 april 2013, http://www.ing.nl/Images/crisis-heeft-weiniginvloed-op-opleidingsbudget-mkb_tcm7-133920.pdf?id=20130415102047 - Belastingdienst, “VAR winst uit onderneming”, Belastingdienst 2013, http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/ondern emen/onderneming_starten/voordat_u_start/ondernemer_voor_inkomstenbelasting/verklaring _arbeidsrelatie/wat_staat_er_in_de_var/var_winst_uit_onderneming_var_wuo - KvK, “Welke varianten zijn er van de VAR”, KvK 2013, http://www.kvk.nl/ondernemen/freelancers-en-zzpers/var/welke-varianten-zijn-er-van-devar/?gclid=CKrJy7CB07oCFURc3godTC8A2w - ZZP- Nederland, “ VAR voor zzp’er”, ZZP- Nederland 2013, http://www.zzpnederland.nl/artikel/var-verklaring - FlexWijzer, “Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst artikel 7:610 BW”, FlexWijzer 20 mei 2013, http://www.flexnieuws.nl/2009/06/28/rechtsvermoeden-van-arbeidsovereenkomstartikel-7610a-bw/#.Uo3Dj9Jg-FB
67
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bijlage 1: kamerbrief 11 april 2013 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE Datum 11 april 201311 april 2013 Betreft Aanpak schijnconstructies Aanleiding en doel In de afgelopen jaren zijn de arbeidsvoorwaarden in een aantal sectoren steeds meer onder druk komen te staan. Voor een deel heeft dit te maken met de toename van het aantal beschikbare arbeidskrachten uit de andere landen van de Europese Unie. Voor deze werknemers kunnen de loonverschillen tussen Nederland en die landen aanleiding zijn om genoegen te nemen met naar Nederlandse maatstaven gemeten slechtere arbeidsvoorwaarden. Voor een ander deel heeft dit te maken met toegenomen binnenlandse en buitenlandse concurrentie in bepaalde sectoren. Door de krappere marges die hiermee gepaard gaan is het voor een aantal werkgevers aantrekkelijk om op arbeidskosten te besparen en de randen van de wet op te zoeken, of over die randen heen te gaan. Door het vrij verkeer van diensten en werknemers worden complexere internationale constructies mogelijk. Maar de problematiek beperkt zich niet tot buitenlandse werknemers. Ook voor werknemers in Nederland staan de arbeidsvoorwaarden in bepaalde gevallen onder druk.
Het kabinet krijgt via de inspectiediensten steeds meer signalen dat sommige werkgevers schijnconstructies hanteren. Bij schijnconstructies wijkt de feitelijke situatie af van de situatie zoals die wordt voorgespiegeld. Dit met het doel om wet- en regelgeving te omzeilen. Dit is ongewenst en leidt tot oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Ongewenst voor werknemers omdat het leidt tot verdringing, onderbetaling en soms zelfs uitbuiting. Ongewenst voor ondernemers omdat er geen gelijk speelveld meer is om op te ondernemen. En ongewenst voor de overheid vanwege het mislopen van premies en belastingen en het betalen van extra uitkeringslasten als werknemers als gevolg van oneerlijke concurrentie worden ontslagen. De afgelopen jaren is daarom al veel gedaan om schijnconstructies aan te pakken. In het kader van het project EUarbeidsmigratie179 werkt het kabinet aan een verbeterde registratie van EU-burgers, voorlichting over rechten, plichten en de Nederlandse samenleving aan arbeidsmigranten en het stimuleren van het leren van de Nederlandse taal. Tevens werken het kabinet, werkgevers, werknemers, gemeenten en woningcorporaties aan de uitvoering van de Nationale verklaring huisvesting van arbeidsmigranten. Ik organiseer in september 2013 samen met de gemeenten Rotterdam, Den Haag en Westland een bestuurlijke top EU-arbeidsmigratie, die mede in het licht zal staan van de openstelling van de arbeidsmarkt voor Bulgaren en Roemenen. Daarnaast is specifiek voor de
179
Zie de voortgangsbrief project EU-arbeidsmigratie van 28 augustus 2012, Kamerstukken II, 2011/12, 29 407, nr. 149.
68
Hale Gürel
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
uitzendbranche het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus (AMU) opgezet. 180Op 1 januari van dit jaar is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden waardoor overtreders van de regels strenger worden bestraft. Voor de aanpak van schijnzelfstandigheid heeft het vorige kabinet maatregelen aangekondigd om misbruik van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) te bestrijden. Ook heeft het vorige kabinet maatregelen in gang gezet om ontduiking van de tewerkstellingsvergunning aan te pakken. 181
.
Een Europa met open grenzen is belangrijk voor de Nederlandse economie. Nederland kent immers van oudsher een open, internationaal georiënteerde economie. In het algemeen leveren arbeidsmigranten uit andere EU-landen een positieve bijdrage aan onze economie. Per 1 januari 2014 vervallen de beperkingen voor de toegang van Bulgaarse en Roemeense werknemers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Uit eerdere ervaringen met de invoering van vrij werknemersverkeer is gebleken dat het moeilijk te voorspellen is hoeveel werknemers er naar Nederland zullen komen: het aantal arbeidsmigranten uit de Midden- en Oost-Europese landen die in 2004 toetraden tot de EU was veel hoger dan eerder geraamd. Hoeveel werknemers er naar Nederland zullen komen hangt onder meer af van de economische situatie in de desbetreffende landen, en in de rest van Europa. Het is zodoende niet ondenkbaar dat er Bulgaren en Roemenen vanuit Zuid-Europese landen naar Noord-Europese landen gaan waar de kans op werk groter is. Dit onderschrijft de noodzaak om door te gaan met de hiervoor genoemde maatregelen om EU-arbeidsmigratie in goede banen te leiden, zoals ook in de Agenda Integratie182 is aangegeven.
Een verdere toename van het aantal migranten kan leiden tot een verdere neerwaartse druk op arbeidsvoorwaarden. Mede in dat licht heeft het kabinet een actieplan ontwikkeld dat aanvullend is op de maatregelen die hiervoor zijn genoemd. Dit actieplan is onder meer een reactie op de brief van de sociale partners waarin ze het kabinet vragen om schijnconstructies aan te pakken. Ondersteunend voor dit actieplan is de op 18 december 2012 aangenomen motie van PvdA en VVD183 met het verzoek aan de regering om voor 1 mei 2013 met een integrale aanpak te komen, waarin in ieder geval wordt ingezet op de handhaving van geldende arbeidsvoorwaarden, het terugdringen van schijnzelfstandigheid, het aanpakken van malafide bemiddelings- en uitzendbureaus en de verdringing van arbeid. Met het bij deze brief gevoegde actieplan geef ik uitvoering aan deze motie en aan de motie van D66, PvdA en VVD 184van 22 januari jl. over versteviging van het internationaal toezicht. Het actieplan bevat op een aantal terreinen aanvullende maatregelen om schijnconstructies aan te pakken. Ik heb dit plan opgesteld in samenwerking met mijn collega’s van Financiën, Economische Zaken, Veiligheid en Justitie en Infrastructuur en Milieu. Ook sociale partners, uitvoerders, handhavers en de gemeenten Den Haag, Rotterdam en Westland zijn hierbij betrokken geweest.
180
Zie de voortgangsbrief AMU van 17 maart 2013, Kamerstukken II, 2012/13, 17 050, nr. 427. Kamerstukken II, 2011/12, 29 544, nr. 373. 182 Kamerstukken II, 2012/13, 32 824, nr. 7. 183 Motie van het lid Kerstens en Azmani over het terugdringen van schijnzelfstandigheid, Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 XV, nr. 40. 184 Kamerstukken II, 2012/13, 29 407, nr. 160. 181
69
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Wat zijn de problemen? De kern van het probleem is dat een aantal werkgevers via schijnconstructies probeert om de kosten van arbeid te verlagen waardoor voor gelijk werk ongelijke arbeidsvoorwaarden ontstaan. Schijnconstructies komen op verschillende terreinen voor. Zo worden bedrijven steeds inventiever om het minimumloon te ontduiken. Zij verplichten werknemers veel meer uren voor het minimumloon te werken dan is toegestaan of zij geven onkostenvergoedingen in plaats van loon. Een recent voorbeeld is een bedrijf dat ver onder het wettelijk minimumloon betaalde met daarbovenop een ruime onkostenvergoeding waarover geen belasting en premies afgedragen hoefden te worden. Dit is ongewenst, zeker als het gaat om hoge onkostenvergoedingen of vergoedingen die gelden voor een lange periode. Deze constructie zorgt immers voor het genoemde ongelijke speelveld. Werkgevers ontduiken de premie- en belastingplicht ook door postbusfirma’s op te zetten in een ander land en hun werknemers bij die firma onder te brengen. Werknemers blijken dan in dienst te zijn van een bedrijf in een land waar ze helemaal geen band mee hebben. Ook bouwen ze geen rechten op in Nederland doordat hier geen sociale premies worden afgedragen. Hier zijn ze vaak zelf niet van op de hoogte. Werkgevers drukken de arbeidskosten ook op een oneigenlijke manier door zich niet te houden aan de in de cao afgesproken arbeidsvoorwaarden. In de praktijk blijkt dat vooral buitenlandse werknemers niet bekend zijn met die arbeidsvoorwaarden. En in veel sectoren wordt de naleving van de cao niet gecontroleerd door cao-partijen. Schijnzelfstandigheid is nog een manier om de kosten voor arbeid op een oneigenlijke manier te drukken. Iemand werkt formeel als zelfstandige, maar is feitelijk gewoon een werknemer. De werkgever betaalt in zo’n geval geen sociale premies en belastingen en is daarmee goedkoper uit. Dit veroorzaakt oneerlijke concurrentie tussen groepen werknemers, namelijk de schijnzelfstandigen en de echte werknemers. Ook kan onderbetaling ontstaan doordat de zelfstandige gedwongen wordt om tegen een te laag tarief aan het werk te gaan. Voor werknemers van buiten de Europese Unie, en tot 1 januari 2014 ook voor Roemenen en Bulgaren, is een tewerkstellingsvergunning nodig. Ook deze verplichting wordt soms omzeild. Bedrijven doen dan alsof sprake is van dienstverlening door een binnen de EU gevestigde dienstverlener. In dit geval is voor de betreffende werknemers geen tewerkstellingsvergunning nodig, mits de werknemers tijdig zijn genotificeerd bij het UWV en er geen sprake is van uitzendarbeid. In werkelijkheid werken werknemers onder gezag van een Nederlandse werkgever, waarvoor wèl een tewerkstellingsvergunning nodig is. Daarmee maken werkgevers zich schuldig aan illegale tewerkstelling. Ook wordt gefraudeerd met werkgeversverklaringen en contracten. Zo maken werkgevers verschillende contracten en loonstroken voor de werknemer, de Nederlandse en de buitenlandse overheid. Aanpak en uitgangspunten kabinet Het kabinet intensiveert de aanpak van schijnconstructies. Voor gelijk werk moeten gelijke arbeidsvoorwaarden gelden. Dit geldt niet alleen voor het wettelijk minimumloon maar ook voor de arbeidsvoorwaarden die sociale partners in cao’s hebben afgesproken en voor de individuele overeenkomst die een werknemer met een werkgever afsluit. En het geldt niet alleen voor
70
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Nederlandse werknemers, maar ook voor werknemers uit het buitenland die hier werken. Vrij werknemers en diensten mag niet gepaard gaan met oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden en uitbuiting van werknemers. Het kan niet zo zijn dat werknemers worden ingeruild voor goedkopere (buitenlandse) werknemers als gevolg van schijnconstructies. Of dat werknemers worden gedwongen als zelfstandige door te gaan omdat ze anders hun baan verliezen. Ontduiking en misbruik van regels worden hard aangepakt. Bij de aanpak is het van belang onderscheid te maken tussen legale constructies die ongewenste effecten hebben en illegale constructies. Zo kan het bijvoorbeeld legaal zijn om te werken met een onbelaste onkostenvergoeding voor buitenlandse werknemers. Hierdoor ontstaat een ongelijk speelveld voor verschillende groepen werknemers die hetzelfde werk verrichten, met het risico op verdringing. Het kabinet gaat via aanpassing van wet- en regelgeving dergelijke ongewenste effecten aanpakken. De aanpak van illegale constructies waarbij wet- en regelgeving bewust worden overtreden, is niet eenvoudig. Malafide werkgevers maken gebruik van ingewikkelde internationale constructies waardoor zij zich als werkgever onzichtbaar maken. Zij misleiden of intimideren hun werknemers om genoegen te nemen met te lage lonen, zij laten hen vooraf besproken onjuiste verklaringen afleggen tegen controleurs en handhavers en zij sjoemelen met hun overeenkomsten en administraties. Dergelijke werkgevers begaan zoveel overtredingen tegelijk, ook over de landsgrenzen heen, dat uitvoerings- en handhavingsinstanties zowel nationaal als internationaal nauw moeten samenwerken om hen aan te kunnen pakken. Er wordt daarom extra ingezet op informatie-uitwisseling en het gebruik van elkaars instrumenten. In sommige gevallen is niet direct duidelijk of sprake is van een overtreding of een legale constructie met onwenselijke effecten. Dit komt enerzijds door complexe wet- en regelgeving en anderzijds door de complexiteit en internationale dimensie van de constructies. Bedrijven zoeken de randen van de wet op en het is niet altijd snel te duiden of er overheen wordt gegaan. Voor inspectiediensten kost het veel tijd om te achterhalen hoe de echte werkelijkheid zich verhoudt tot de papieren werkelijkheid. Het is soms lastig om de bewijsvoering rond te krijgen, ook als daadwerkelijk sprake is van een overtreding. Om die reden wordt de handhaving vergemakkelijkt. Daartoe worden bepalingen in de wet geherformuleerd. Wettelijke normen worden daardoor duidelijker en de naleving en handhaving worden vereenvoudigd. Het is van groot belang dat arbeidsmigranten weten wat hun rechten en plichten zijn en waar ze terecht kunnen op het moment dat ze niet krijgen waar ze recht op hebben of worden uitgebuit. Belangrijk is ook dat er voldoende aandacht is voor de slachtoffers van arbeidsuitbuiting. Voorlichting speelt hierin een belangrijke rol, zowel in preventieve zin als ten behoeve van het doorverwijzen naar hulpverlenende instanties. In het kader van het project EU-arbeidsmigratie is een brochure ontwikkeld, waarin onder meer verwezen wordt naar organisaties die arbeidsmigranten kunnen helpen. Deze brochure is zowel in Nederland als in het buitenland verspreid. Blijvend wordt gekeken wat er nodig is op het gebied van voorlichting en op welke wijze het kabinet andere organisaties daarbij kan ondersteunen. Organisaties zoals FairWork leveren
71
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
daaraan een belangrijke bijdrage, bijvoorbeeld door met de Inspectie SZW samen op te trekken bij controles. Ook zijn er bijvoorbeeld afspraken met CoMensha over de opvang van slachtoffers van mensenhandel.
Speerpunten Het kabinet presenteert met bijgaand actieplan maatregelen op het gebied van voorlichting, samenwerking, aanpassing van wet- en regelgeving en handhaving. De speerpunten van het kabinet zijn de volgende: Schijnzelfstandigheid aanpakken Het kabinet gaat de positie van werkenden versterken en de handhaving op schijnzelfstandigheid verbeteren. De inzet is om het wettelijk kader zo aan te passen dat schijnzelfstandigheid kan worden teruggedrongen. De focus ligt daarbij op het ‘grijze gebied’ tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap.
Het kabinet wil daarnaast dat schijnzelfstandigen beter hun rechten benutten om bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Hiervoor wordt de voorlichting aan zelfstandigen verbeterd en wordt de toegang tot de rechter laagdrempeliger georganiseerd.
72
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bijlage 2: actieplan bestrijden van schijnconstructies a) Schijnzelfstandigheid Beschrijving van het probleem Van schijnzelfstandigheid is sprake wanneer mensen formeel werkzaam zijn als zelfstandigen, terwijl op grond van feiten en omstandigheden sprake is van een arbeidsovereenkomst. Met een dergelijke constructie worden vaak loonheffing, premies werknemersverzekeringen en arbeidsrechtelijke bescherming ontweken en kunnen onterecht fiscale (ondernemers)faciliteiten worden geclaimd. Ook kan hiermee de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) voor bepaalde groepen worden omzeild. Actief bestrijden van schijnzelfstandigheid is dus van belang, niet alleen vanwege de nadelige gevolgen voor de overheidsfinanciën maar ook om oneigenlijke concurrentie en verdringing op de arbeidsmarkt te voorkomen. Schijnzelfstandigheid komt in diverse sectoren voor. Het ministerie van Economische Zaken heeft onderzoek laten doen naar schijnzelfstandigheid in vier sectoren1. Het onderzoek komt tot geschatte percentages schijnzelfstandigen (onder zzp’ers) variërend van 3-5% in de bouw, 9-15% in de zorg, 14% in het personen- en goederenvervoer, tot 5-10% in de wereld van managementen organisatieadvies en ICT. 1 In het onderzoek is sprake van schijnzelfstandigheid als een zzp’er zich - al dan niet bedoeld en bewust - voordoet als ondernemer, maar feitelijk werkzaam is als werknemer. Het onderscheid wordt gemaakt op basis van het aantal opdrachtgevers / bemiddelingsbureaus en de zeggenschap van de zelfstandige. 2 Kamerstukken II, 2011/12, 31 311, nr. 91. 3 Kamerstukken II, 2012/13, 33 562, nr. 1, pag. 12.
Wat doen we al? In de afgelopen jaren zijn diverse maatregelen in gang gezet, gericht op het versterken van de handhaving door de betrokken overheidsinstanties (Belastingdienst, Kamer van Koophandel, Inspectie SZW). Bij brief van 17 september 20122 heeft de staatssecretaris van Financiën maatregelen aangekondigd rondom de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) van de Belastingdienst. De maatregelen zijn gericht op het transparanter maken van het kwalificatieproces en op het bestrijden van misbruik van de VAR. Er komt een gedeelde verantwoordelijkheid van opdrachtgever en opdrachtnemer voor een juiste invulling van de webmodule (die de VAR gaat vervangen). Bij (opzettelijk) verkeerd invullen van de gegevens kunnen zowel opdrachtgever als opdrachtnemer worden gesanctioneerd met naheffingen en/of boetes, voor zover het omstandigheden betreft waar zij zelf verantwoordelijk voor zijn. Daarnaast zijn maatregelen aangekondigd om de handhaving te verbeteren. Het gaat daarbij onder meer om versterking van de samenwerking tussen de Belastingdienst en de Inspectie SZW, gericht toezicht met behulp van risicoanalyses en voorlichting aan de doelgroep. Om de rol van de Kamer van Koophandel (KvK) bij de bestrijding van frauduleuze constructies verder te versterken wordt op dit moment onder meer de mogelijkheid verkend een opgelegd bestuursverbod als grond voor weigering bij inschrijving in het handelsregister te introduceren. Daarmee krijgen fraudeurs niet opnieuw de kans een onderneming in de vorm van een rechtspersoon op te zetten. In dit kader is van belang dat de minister van Veiligheid en Justitie momenteel werkt aan de invoering van een civielrechtelijk bestuursverbod. Hiermee kan een bestuursverbod worden opgelegd aan een natuurlijk persoon die zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. Daarnaast is de inzet dat vaker de bestaande mogelijkheid van een strafrechtelijk bestuursverbod wordt benut en gaat het kabinet de mogelijkheid verkennen om te komen tot een bestuursrechtelijk bestuursverbod. Deze initiatieven kunnen behulpzaam zijn bij de bestrijding van diverse van de in dit actieplan genoemde schijnconstructies. In de kabinetsreactie naar aanleiding van de evaluatie van de Handelsregisterwet 2007 3 kondigt de minister van Economische Zaken aan dat het handelsregister een wettelijke taak krijgt bij de bestrijding van criminaliteit. Dat maakt het onder meer mogelijk dat de KvK op eigen initiatief vermoedens over bepaalde personen doorgeeft aan opsporingsinstanties. 3
73
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Wat gaan we nog meer doen? Het kabinet zet in op het versterken van het wettelijk kader en op het verbeteren van de mogelijkheden voor schijnzelfstandigen om hun rechten te benutten. Wettelijk kader Schijnzelfstandigheid impliceert oneigenlijk gebruik van het wettelijk kader en leidt ertoe dat wettelijke verplichtingen worden ontweken. Het kabinet zal daarom onderzoeken of een aanscherping van het wettelijk kader kan bijdragen aan het terugdringen van schijnzelfstandigheid. In het bijzonder zal daarbij gekeken worden naar het “grijze gebied” tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap. Mogelijke andere (praktische) oplossingen zullen daarbij ook onderzocht worden. Bij het verkennen van de opties zal het kabinet de werking van de arbeidsmarkt en de gevolgen voor andere wetgeving waaronder de werknemersverzekeringen, de regeling van de arbeidsovereenkomst in titel 7.10 BW en het fiscale domein in aanmerking nemen. Het kabinet gaat onderzoeken of de bestaande wetgeving kan worden aangescherpt zodat zelfstandigen en vennoten die in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen arbeid verrichten beter kunnen worden aangepakt. Toegang tot de rechter In de tweede plaats wil het kabinet dat schijnzelfstandigen zelf beter in staat zijn om hun rechten te benutten. In de wet is het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst4 opgenomen. Door het inroepen van het rechtsvermoeden ontstaat er meer duidelijkheid over de vraag of er al dan niet sprake is van arbeid verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst. Aldus kan de schijnzelfstandige onder de bescherming van het arbeidsovereenkomstenrecht vallen. Het rechtsvermoeden wordt echter nauwelijks ingeroepen. Gebrek aan bekendheid, angst om het werk te verliezen en de kosten die ermee gepaard gaan maken de drempel hoog om een beroep hierop te doen. Betere benutting van het rechtsvermoeden (en het gerelateerde rechtsvermoeden van de omvang van de arbeidsovereenkomst) levert bescherming aan mensen die zich erop beroepen en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het bestrijden van schijnzelfstandigheid. Door - zoals hiervoor beschreven - het wettelijk kader aan te passen wil het kabinet de positie van werkenden bij de rechter versterken. Dit maakt de stap naar de rechter ook makkelijker. Aanvullend daarop zal het kabinet de voorlichting verbeteren over de rechtsvermoedens, zo mogelijk in samenwerking met sociale partners. In samenhang hiermee wordt onderzocht of de mogelijkheden voor toegang tot de rechter kunnen worden verbeterd of laagdrempeliger kunnen worden georganiseerd. De mogelijkheid zal worden onderzocht om in bovenstaande gevallen naar de rechtbank te kunnen via de verzoekschriftprocedure, die met minder eisen is omkleed dan de formelere dagvaardingsprocedure waarvoor ook een deurwaarder ingeschakeld moet worden. Dit kan ook van betekenis zijn voor de mogelijkheden om via de rechter betaling van het cao-loon af te dwingen (zie onder d Ontduiking van cao’s). Het kabinet benadrukt dat hier ook een taak ligt voor de vakbonden waar het gaat om het signaleren van problemen en het bieden van juridische ondersteuning. 4 Een
persoon die voor een ander tegen beloning gedurende drie maanden, wekelijks danwel gedurende tenminste twintig uren per maand
arbeid verricht, wordt vermoed de arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst. Het is vervolgens aan de werk/opdrachtgever om dit vermoeden te weerleggen.
74
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bijlage 3: kamerbrief 26 november 2013 A) Schijnzelfstandigheid Als een werkende zich formeel presenteert als ondernemer maar feitelijk werkzaam is als werknemer, dan spreekt men van schijnzelfstandigheid. Schijnzelfstandigheid is een schijnconstructie als deze bewust wordt aangegaan om loonheffingen en premieplicht te ontduiken. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie met zowel ondernemers als werknemers. Ook kan hiermee de Wet arbeid vreemdelingen voor bepaalde groepen worden omzeild. Soms is er sprake van schijnzelfstandigheid zonder dat de werkende zich daar bewust van is: er bestaat immers een grijs gebied tussen ondernemerschap en werknemerschap. Het kabinet zet - samen met anderen waaronder zzp-organisaties - in op de aanpak van schijnzelfstandigheid.
De belangrijkste pijlers om schijnzelfstandigheid aan te pakken zijn voorlichting, preventie, signalering en handhaving. De voorlichting over ondernemerschap wordt centraal aangeboden op het (digitale) Ondernemersplein, dat op 1 januari 2014 officieel wordt gelanceerd. Het Ondernemersplein wordt het loket voor ondernemers, voor voorlichting en advies over ondernemerschap (starten, groeien, innoveren) en om als ondernemer zaken te doen met de (semi)overheid (registratie, vergunningen, belastingen, subsidies). Op het Ondernemersplein wordt de dienstverlening voor ondernemers van alle publieke partners (Belastingdienst, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), gemeentelijke bedrijvenloketten, regionale ontwikkelingsmaatschappijen) aangesloten. Deze nauwere samenwerking biedt ook mogelijkheden om de preventie en signalering van schijnzelfstandigheid te verbeteren. Daarnaast heeft de Belastingdienst de handhaving geïntensiveerd. Om de handhaving verder te verbeteren wordt de VAR internetmodule ingevoerd en de samenhangende medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever voor de juistheid van de bij de VARaanvraag verstrekte gegevens. Deze invoering ligt op schema. De onderzoeken naar arbeidsmarkteffecten, administratieve lasten en uitvoeringslasten zijn gaande. Voorziene inwerkingtreding van de VAR internetmodule is 1 januari 2015. Tot slot worden momenteel de wettelijke mogelijkheden verkend om het grijze gebied tussen werknemerschap en ondernemerschap nader te beperken.
In het actieplan heeft het kabinet aangekondigd de toegang tot de rechter laagdrempeliger te willen organiseren door middel van een verzoekschriftprocedure. Deze procedure is met minder eisen omkleed dan de dagvaardingsprocedure waarvoor ook een deurwaarder 75
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
ingeschakeld moet worden. Dit verbetert de toegang tot de rechter zowel voor schijnzelfstandigen als voor werknemers die een vordering instellen voor het verkrijgen van het (volledige) cao-loon. Het ministerie van Veiligheid en Justitie werkt aan het project Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI), waarin door vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht de toegang tot de civiele rechter wordt vergemakkelijkt.
76
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bijlage 4: aantal zzp’ers in (bruto) steekproef en respons
77
Schijnzelfstandigheid van zzp’ers
Hale Gürel
Bijlage 5: respons enquêtering zzp’ers
78