Zwerfjongeren met schulden Inventarisatie van knelpunten in en aanbevelingen voor de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren
Een onderzoek door de Hogeschool van Amsterdam, in opdracht van Stichting Zwerfjongeren Nederland Uitgevoerd door vierdejaars studenten: Neasha Changoer Romy Hartman Kok Simone Huisman Hasanija Maliki Lisanne Smit Emma Thompson Shanty Verhoogt Kim Voorma Onder leiding van docent-onderzoeker mr Rianne van der Weijden
Amsterdam, juni 2009 Inhoud
2
Voorwoord In opdracht van de Stichting Zwerfjongeren Nederland heeft onze groep onderzoek gedaan naar schuldhulpverlening aan zwerfjongeren. Onze groep bestaat uit drie studenten van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening en vijf studenten van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Hogeschool van Amsterdam. Het onderzoek is begeleid door een docent van de Hogeschool van Amsterdam, die deel uitmaakt van de Karthuizer, het praktijk -en onderzoekscentrum van het instituut Maatschappij en Recht.
3
Inleiding
De vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en de overige 39 centrumgemeenten hebben met elkaar en met het Rijk afgesproken om mee te doen met een Stedelijk Kompas. Het doel is om per gemeente een plan op te stellen en uit te voeren om de leefsituatie van (dreigende) dak- en thuislozen te verbeteren. Hoewel schulden wellicht een klein onderdeel lijken te zijn van de problemen van zwerfjongeren, kan de aanpak ervan veel invloed hebben op het wel of niet slagen van de hulpverlening op de overige leefgebieden, zoals huisvesting en werk. Dit komt doordat schulden altijd terugkomen; het is voor zwerfjongeren onmogelijk een ‘nieuw leven’ op te bouwen, wanneer zij schulden hebben. De vraag is, in hoeverre er in het kader van het Stedelijk Kompas al vorm is gegeven aan de hulp aan zwerfjongeren met schulden, wat de problemen zijn waarmee hulpverleners worden geconfronteerd bij de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren en welke oplossingen daarvoor zijn gevonden of worden uitgeprobeerd. In opdracht van de Stichting Zwerfjongeren Nederland hebben wij onderzoek gedaan naar de aanpak van de schuldenproblematiek onder zwerfjongeren. Wij hebben in tien gemeenten gekeken naar deze aanpak, te weten in Almere, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Enschede, Groningen, Heerlen, Leiden, Rotterdam en Utrecht.
4
Methodiek onderzoek Om een beeld te krijgen van de problematiek van zwerfjongeren met schulden, hebben wij literatuuronderzoek gedaan en hebben wij interviews afgenomen bij organisaties in de vier grote steden en in zes centrumgemeenten. Wij hebben gekozen voor zes gemeenten waarvan wij naar aanleiding van informatie op het internet het idee hebben, dat er gerichter dan bij andere gemeenten wordt gewerkt aan c.q. met trajectplannen voor (zwerf-)jongeren met schulden. Binnen het beeld dat op deze manier is ontstaan, hebben wij gekeken naar de knelpunten in de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren en naar eventuele oplossingen voor deze knelpunten. Wij hebben de volgende vragen voorgelegd aan de instellingen die we hebben geïnterviewd. Vragen aan organisaties die binnen een gemeente te maken hebben met schuldhulpverlening aan zwerfjongeren, zoals organisaties op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, maatschappelijk werk en schuldhulpverleningsorganisaties: 1. Welke problemen doen zich voor bij de schuldhulpverlening aan dakloze jongeren beneden de 18 jaar? 2. Welke problemen doen zich voor bij de schuldhulpverlening aan dakloze jongeren tussen 18 en 25 jaar? 3. Welke methode gebruikt uw organisatie om de dakloze jongeren te begeleiden op het gebied van schulden? 4. Tegen welke problemen loopt uw organisatie aan bij het toepassen van deze methode? 5. Wat zijn de voordelen van deze methode? 6. Welke resultaten heeft u er mee behaald? 7. Zijn er nog punten waarop deze methode volgens u nog zou moeten worden verbeterd? Zo ja, heeft u daar ook suggesties voor? 8. Met welke organisaties werkt u samen bij het begeleiden van zwerfjongeren? 9. Hoe heeft deze samenwerking vorm gekregen? 10. Op welke punten loopt deze samenwerking goed en op welke punten is ze nog voor verbetering vatbaar? 11. Wat maakt dat deze samenwerking op sommige punten goed en op andere punten minder goed gaat? 12. Wat zijn uw ervaringen met CJIB boetes van zwerfjongeren? 13. Hoe reageren schuldeisers in het algemeen in de tijd waarin wordt geprobeerd de jongere te stabiliseren? 14. Heeft u in het algemeen nog suggesties voor de verbetering van schuldhulpverlening aan zwerfjongeren. 15. Wordt u bij de hulpverlening aan zwerfjongeren gehinderd dan wel gesteund door wettelijke regels? Zo ja, welke en waarom? 16. Wordt u bij de hulpverlening aan zwerfjongeren gehinderd dan wel gesteund door beleidsregels? Zo ja, welke en waarom?
5
17. Heeft u suggesties voor eventuele aanpassing van wettelijke regels om maatwerk te kunnen bevorderen? 18. (Vraag aan Bureau Jeugdzorg) Hoe zit het met het feit dat ouders tot het 18e jaar van een jongere financieel aansprakelijk zijn? 19. Wat voor schulden zijn de schulden van de jongeren over het algemeen? 20. Wordt er gewerkt met contracten, want zijn sancties wanneer afspraken niet worden nagekomen? 21. Hoe wordt de nazorg georganiseerd? Is dit geheel vrijblijvend? 22. Zijn er kenmerken van de jongeren, wat hebben zij gemeen? Vragen aan de centrumgemeenten: 1. Welke problemen doen zich voor bij de schuldhulpverlening aan dakloze jongeren beneden de 18 jaar? 2. Welke problemen doen zich voor bij de schuldhulpverlening aan dakloze jongeren tussen 18 en 25 jaar? 3. Hoe heeft uw gemeente vorm gegeven aan het stedelijk kompas? 4. Welke resultaten heeft u er mee behaald? 5. Wat is nog voor verbetering vatbaar en waarom? 6. Heeft u nog suggesties voor verbetering van het stedelijk kompas? 7. Hoe verloopt de samenwerking tussen jeugdhulpverlening, algemeen maatschappelijk werk en schuldhulpverlening in uw gemeente? 8. Wat maakt dat deze samenwerking op sommige punten wellicht goed en op andere punten wellicht minder goed functioneert? 9. Wat zijn uw ervaringen met CJIB boetes van zwerfjongeren? 10. Hoe reageren schuldeisers in het algemeen in de tijd waarin wordt geprobeerd de jongere te stabiliseren? 11. Heeft u in het algemeen nog suggesties voor verbetering van schuldhulpverlening aan zwerfjongeren? 12. Wordt u bij de hulpverlening aan zwerfjongeren gehinderd dan wel gesteund door wettelijke regels? Zo ja, welke en waarom? 13. Wordt u bij de hulpverlening aan zwerfjongeren gehinderd dan wel gesteund door beleidsregels? Zo ja, welke en waarom? 14. Heeft u suggesties voor eventuele aanpassing van wettelijke regels om maatwerk te kunnen bevorderen?
6
Zwerfjongeren en (schuld)problemen Definitie In overleg met Stichting Zwerfjongeren Nederland hanteren wij de volgende definitie: “Zwerfjongeren zijn jongeren tot 23 jaar met meervoudige problemen, die dak- en/of thuisloos zijn of in een voorziening voor maatschappelijke opvang verblijven zonder hun ouders”. Deze definitie sluit aan bij de definitie die door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport is vastgesteld in samenspraak met hulpverlenende instellingen.1 Het ministerie gaat alleen uit van een leeftijdsgrens van 25 jaar.
Problematieken Uit de definitie blijkt al dat deze jongeren met verschillende problemen kampen. Veel voorkomende problemen komen voor op fysiek, financiën en psychosociaal gebied. Hierbij kan worden gedacht aan problemen met huisvesting, financiën, opleiding, werk, geestelijke en lichamelijke gezondheid, sociale contacten en/of vrijetijdsbesteding. Het begint vaak met een opvoedings- en ontwikkelingsproblemen en problemen met ouders en/of opvoeders. Vaak is er sprake van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. 2 Zwerfjongeren hebben vaak de aansluiting met de maatschappij verloren. Zij hebben het onderwijs vaak zonder het behalen van een beroepsdiploma verlaten, veel jongeren hebben schulden, geen of een niet positief ondersteunend sociaal netwerk en regelmatig komt het voor dat deze jongeren kampen met verslavings- of psychiatrische problemen. Slechts voor een deel van hen is adequate opvang en begeleiding beschikbaar. Door onwil of onmacht van ouders zijn ze op straat beland en/of verblijven tijdelijk op andere adressen, waardoor ze als doelgroep moeilijk te traceren zijn.
Aantal In 2002 is er voor het eerst uitgebreid onderzoek gedaan naar de opvang van zwerfjongeren in de grote steden en centrumgemeenten. Hierbij is aan gemeenten en instellingen, die betrokken zijn bij de hulpverlening, gevraagd een schatting te doen van het aantal zwerfjongeren in de stad. Vervolgens werden de hulpverleningsvoorzieningen voor zwerfjongeren geïnventariseerd. Het aantal zwerfjongeren wordt dan geschat op minimaal 2700 jongeren en maximaal 4700.3 Ten opzichte van bovenstaande cijfers kon er een jaar later, in 2003, door gemeenten beter onderbouwde cijfers worden geleverd. Echter nog zelden waren deze cijfers gebaseerd op onderzoek; maar veelal op schattingen van hulpverleners of registraties. De minimum aantallen lijken zich te verhogen (2692 naar 3184), maar de maximum aantallen nauwelijks (4623 naar 4649). Tevens werd gesignaleerd dat het aandeel vrouwen steeg en de gemiddelde leeftijd daalt. Of dit een trend is, is op basis van deze gegevens nog niet goed te zeggen. 1
Rapport Algemene Rekenkamer, Stand van zaken beleidsontwikkeling, Opvang zwerfjongeren 2008, 18 december 2008 2 Handreiking Aanpak zwerfjongerenproblematiek voor gemeenten, 2008 3
Opvang zwerfjongeren 2002; Algemene Rekenkamer; maart 2002
7
Op basis van cijfers van een aantal instellingen wordt voorzichtig geconcludeerd dat er sprake is van een lichte stijging. Voorzichtigheid is echter geboden, aangezien de cijfers nog geen harde gegevens zijn.4 In 2004 is wederom een onderzoek uitgevoerd, waarbij ook het aantal zwerfjongeren mede is onderzocht. Wederom zijn de getallen veelal gebaseerd op schattingen en dienen daarom wederom met voorzichtigheid te worden gehanteerd. De minimumaantallen stabiliseren, maar de maximumaantallen stijgen met 345 naar 4994. Waar in 2003 werd gesignaleerd dat er steeds meer vrouwelijke zwerfjongeren kwamen en de leeftijd van zwerfjongeren zich leek te verjongen, lijkt er toch geen sprake te zijn van een trend, daar dat dit jaar niet opnieuw kan worden gesignaleerd. 5 In 2005 heeft de Algemene Rekenkamer wederom aandacht besteed aan het zwerfjongeren probleem, hierbij is echter geen aandacht besteed aan de aantallen zwerfjongeren. In 2006 heeft er geen onderzoek plaatsgevonden. Dit brengt ons voor verdere gegevens naar 2007. In 2007 is de schatting van het aantal zwerfjongeren flink gestegen, naar zo’n 6000 jongeren. Voorzichtigheid blijft echter geboden, daar rekening moet worden gehouden met de volgende factoren: • In 2004 is er een definitie van zwerfjongeren aangenomen. Echter nog niet alle gemeenten hebben aantal doorgegeven die gebaseerd zijn op deze definitie. Dit had veelal te maken met de leeftijdsgrens; de leeftijdsgrens van hulpverlenende instellingen kwam dan niet overeen met de door de overheid aangenomen definitie; • Centrumgemeenten hebben vaak ook de verantwoordelijkheid voor de hulpverlening in omliggende regio’s, echter maar twintig van de 43 centrumgemeenten hebben daadwerkelijk cijfers doorgegeven die afkomstig zijn uit het hele verzorginggebied. Dit aantal is wel hoger dan vorige jaren; • Nog vele schattingen van de cijfers zijn gebaseerd op gegevens van signalerende of hulpverlenende instellingen. Hierdoor zouden de cijfers zowel onvolledig kunnen zijn als dat er sprake is van overtelling; • De centrumgemeenten hanteren verschillende telmomenten en slechts elf van de 43 gemeenten beschikken over recente gegevens. Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat er nog veel verbetering mogelijk is op het gebied van de registratie van zwerfjongeren.6 Maar ondanks dat kan worden gesteld, dat er in Nederland een aanzienlijk aantal zwerfjongeren is. Wanneer we bovenstaande gegevens verwerken in een grafiek, ontstaat het volgende overzicht.
4
Opvang zwerfjongeren 2003; Algemene Rekenkamer; november 2003.
5
Opvang zwerfjongeren 2004; Algemene rekenkamer; december 2004.
6
Opvang zwerfjongeren 2007; Algemene rekenkamer; januari 2008.
8
Onderzochte steden Uit 2002, 2003, 2005 en 2007 zijn cijfers per regio en centrumgemeente bekend. De geschatte aantallen uit de steden die wij hebben onderzocht worden hier worden benoemd. Stad
2002
2003
2005
2007
Amsterdam
300 - 500
300 - 500
300 - 500
417
Rotterdam
300 - 700
300 - 700
300 – 700
Circa 1650
Utrecht
Werd onderzocht
120 – 200
129
120 – 200
Den Haag
Circa 500
100 – 500
Er is nooit geteld
Circa 800
Groningen
20 á 25 jongeren
20 - 25
28
60 - 80
Leiden
Geen telling gedaan
Geen telling gedaan
Geen telling gedaan
80 - 120
Heerlen
Circa 150
200 – 230
275
Circa 178
Enschede
Circa 150
100
82
Circa 136
Almere
70 – 120
50
54 - 50
63 – 95
Arnhem
Circa 100
120
96 – 129
Circa 151
Schulden
9
Uit diverse onderzoeken en waarnemingen van hulpverleners, onder andere uit het onderzoek van Van Lier7, blijkt dat een groot deel van de zwerfjongeren schulden heeft. Deze schulden kunnen aanzienlijk zijn en soms enkele tienduizenden euro’s bedragen. Bij • • • • •
zwerfjongeren bestaan de meeste schulden uit: Premie ziektekostenverzekering; CJIB-boetes; Rekeningen mobiele telefoon (vaak van meerdere telefoonabonnementen); Rood staan bij de bank; IB-schulden.
In de praktijk blijkt dat bij veel zwerfjongeren een problematische schuld een belangrijke belemmerende factor is voor participatie in de maatschappij.8 Onder andere de arbeidstoeleiding kan worden belemmerd. De zwerfjongere kan zich soms niet concentreren op het vinden van een baan of het volgen van een opleiding, vanwege het feit dat hij zich zorgen maakt om zijn schulden. Iets anders is dat werkgevers problemen ervaren met werknemers die schulden hebben. Het kost hen tijd, geld en energie. 9 Dit kan hen ervan weerhouden om zwerfjongeren met schulden in dienst te nemen c.q. te houden. Zolang er geen zicht is op de oplossing van het schuldenprobleem kunnen alle pogingen om een zwerfjongere weer naar arbeid of een opleiding toe te leiden, gedoemd zijn om te mislukken. Participatie De basisgedachte van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, dat er voor iedereen een plek is in onze maatschappij en dat iedereen moet meedoen, wordt inmiddels breed omarmd. Je ziet de geachte onder andere terug in het Stedelijk Kompas en recenter ook in de startnotitie over het wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening van staatssecretaris Klijnsma van 6 februari 2009. Participatie in de maatschappij wordt bijzonder belangrijk gevonden. Conclusie Er zijn in Nederland duizenden jongeren met meervoudige problemen, die dak- en/of thuisloos zijn of in een voorziening voor maatschappelijke opvang verblijven zonder hun ouders. Het grootste deel daarvan heeft schulden. Deze schulden belemmeren participatie in de maatschappij. Dit terwijl zowel maatschappelijk als politiek gezien participatie van zwerfjongeren zo belangrijk wordt gevonden.
7
Van Lier Onderzoek, Profielen van zwerfjongeren Lieden en omstreken, februari 2009 Brief van de staatssecretaris van SZW d.d. 6 februari 2009 met de startnotitie over het wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening, kamerstuk 24515, nr. 146 9 NIBUD, Financiële problemen op de werkvloer, Utecht, april 2009 8
10
Schuldhulpverlening aan zwerfjongeren: knelpunten en oplossingen
Zoals gezegd hebben veel zwerfjongeren schulden en staan die schulden de uiteindelijke participatie in de maatschappij in de weg. Participatie is een van de twee hoofddoelstellingen van het Stedelijk Kompas. Tot op heden hebben de gemeenten zich bij de invulling van het Stedelijk Kompas vooral gericht op huisvesting en activering. Gerichte plannen voor schuldhulpverlening aan zwerfjongeren zijn er nog niet of staan nog in de kinderschoenen. Het wordt dus hoog tijd om ook op het terrein van de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren plannen te ontwikkelen, uit te voeren, te evalueren en naar aanleiding daarvan weer bij te stellen. Voor dit proces is het van belang om een beeld te hebben van de knelpunten die er zijn bij de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren. Daarnaast is het goed om op de hoogte te zijn van oplossingen die voor deze knelpunten zijn gevonden, zijn voorgesteld of worden uitgeprobeerd. In dit hoofdstuk geven wij een overzicht van de knelpunten en oplossingen, die we in de literatuur en bij het praktijkonderzoek in de tien gemeenten zijn tegengekomen. Wij hebben knelpunten en oplossingen ingedeeld in de navolgende categorieën. 1. Inkomen 2. Hulpverlening 3. Jeugdzorg 4. CJIB-boetes 5. Schulden 6. Motivatie 7. Woon-/postadres 8. Overig
Ad 1: Inkomen Probleem/knelpunt: schuldeisers wachten tot jongere inkomen uit arbeid heeft Wanneer een jongere geen inkomen uit arbeid heeft, gaan schuldeisers vaak niet akkoord met een minnelijke regeling, omdat ze liever wachten tot de jongere een baan, dus meer inkomen heeft. De schuld blijft dus als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangen en kan zijn participatie belemmeren. Eventuele oplossing 1) Individuele afspraken maken met schuldeisers of algemene afspraken met bijvoorbeeld deurwaarders dat de rente en invordering een bepaalde tijd worden stopgezet. Gedurende deze tijd kan de jongere proberen om een baan te krijgen. De schuld loopt dan in elk geval niet op. Wanneer de jongere zijn best doet om een baan te vinden, zal het vertrouwen van de schuldeisers in hem normaal gesproken toenemen.
11
Vertrouwen is in de schuldhulpverlening heel belangrijk, aldus mr. J. Wisseborn, voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. Als hij werk vindt, zullen de schuldeisers eerder geneigd zijn om akkoord te gaan met een minnelijke regeling, gebaseerd op het inkomen dat hij dan heeft. Als hij in de afgesproken periode ondanks serieuze pogingen daartoe geen werk vindt, is het goed mogelijk dat de schuldeisers ervan overtuigd raken dat invordering bij deze jongere geen zin heeft en dat alle invorderingskosten voor niets zullen worden gemaakt. De schuldeisers zullen de schuld na een kosten-batenanalyse waarschijnlijk kwijtschelden als ze erop vertrouwen dat de jongere wel zijn best heeft gedaan om aan werk te komen. b) Een wettelijke mogelijkheid opnemen in de nieuwe regeling rondom het minnelijk traject om in dit soort gevallen schuldeisers te dwingen om mee te werken aan een schuldenregeling, ook als de jongere (nog) geen werk heeft. Het moratorium van art. 287a Fw zou daartoe kunnen worden uitgebreid. Wanneer de jongere kan aantonen dat hij zich serieus inzet om zijn schuldenproblematiek op te lossen, zouden schuldeisers die willen wachten tot de jongere een baan heeft, gedwongen moeten kunnen worden om mee te werken aan een schuldregeling.
Probleem/knelpunt: loonbeslag zodra de jongere werk krijgt Het komt vaak voor dat er meteen loonbeslag wordt gelegd wanneer een (ex)zwerfjongere een baan krijgt. Dit kost een werkgever veel energie, tijd en geld. Het kan dan ook een reden zijn om de jongere in de proeftijd te ontslaan. Eventuele oplossing Een subsidieregeling vaststellen waarbij werkgevers een tegemoetkoming krijgen als ze (ex-)zwerfjongeren met schulden in dienst nemen.
Ad 2: Hulpverlening Probleem/knelpunt: verschil in hulpverleningssystematiek tussen de organisaties Er is weinig tot geen aansluiting in hulpverleningssystematiek tussen de ene hulpverlenende instelling en de andere. Eventuele oplossing Betere overdracht, waarbij de jongere wordt overgedragen aan een instelling die voortbouwt op de werkwijze waaraan de jongere inmiddels gewend is geraakt en die effectief is gebleken. Wanneer de jongere bijvoorbeeld wordt opgevangen in een opvanghuis waar hij in toenemende mate verantwoordelijkheid krijgt, is het niet goed als hij na verloop van tijd bij een andere organisatie terechtkomt in een schuldhulpverleningstraject waar in eerste instantie alles voor hem wordt geregeld. Omgekeerd geldt hetzelfde.
Probleem/knelpunt: meerdere hulpverleners zijn betrokken bij de zwerfjongere Er zijn soms meerdere hulpverleners betrokken bij de jongere, zonder dat ze het van elkaar weten of zonder dat de activiteiten op elkaar zijn afgestemd.
12
Eventuele oplossingen a) De gemeente Utrecht heeft een afstemmingsoverleg waar cliënten worden besproken. b) De gemeente Heerlen heeft goede samenwerkingsafspraken met het Jongerenloket en het loket schuldhulpverlening. Er is een goed doorverwijzingsysteem en zo nu en dan is er overleg. c) Jongerenwerk Alcander in Heerlen werkt ook nauw samen met o.a. Jeugdzorg, het CWI, de reclassering en het Jongerenloket. Op het gebied van de schuldhulpverlening werkt dat mede goed doordat de medewerkster van Alcander regelmatig in hetzelfde gebouw werkt als o.a. de reclassering en justitie. De samenwerking wordt bevorderd door in één gebouw te zitten. d) De gemeente Almere is bezig om een centraal punt in het leven te roepen. Tijdens de eerste intake daar wordt een inventarisatie gemaakt van alle problemen en daar wordt de hulpvraag op afgestemd. e) Een goede sociale kaart hebben. f) Ketensamenwerking met korte lijnen. De Stadsbank Midden Nederland heeft bijvoorbeeld een pilot gehad waarin nauw werd samengewerkt met het Leger des Heils. Die pilot is positief gewaardeerd, maar is om financiële redenen gestopt. g) In Enschede heeft de samenwerking tussen verschillende organisaties vorm gekregen door middel van wijkzorgteams. Zo zijn de lijnen korter. De jonger weet waar hij terecht kan, de verschillende hulpverleners bieden hulp aan op hun eigen werkgebied en weten dat van elkaar en problemen kunnen sneller worden besproken. h) De Maatschappelijke Juridische Dienstverlening (MJD) in Groningen heeft af en toe een zorgoverleg of zorgconferentie over bepaalde cliënten. Dit overleg vindt in de regel plaats als er zich een crisissituatie voordoet. i) Het invoeren van een verwijsindex. Wanneer een hulpverlener een jongere in begeleiding krijgt en de gegevens van die jongere invoert, krijgt hij meteen een overzicht van de organisatie(s) waar de jongere verder nog bekend is. Dit kan alleen met toestemming van de jongere zelf, vanwege de Wet bescherming Persoonsgegevens. j) In het Hoendiephuis in Groningen worden bij binnenkomst de problemen van de jongere geïnventariseerd en na een maand wordt er een begeleidingsplan opgemaakt. Met behulp van smart geformuleerde doelstellingen wordt getracht een positieve ontwikkeling te bereiken. Op deze manier is snel inzichtelijk waar problemen liggen en welke stappen gezet moeten worden binnen een bepaalde tijd. k) Een landelijk stroommodel ontwikkelen. l) Een integrale aanpak ontwikkelen. Probleem/knelpunt: gebrek aan regie Het komt regelmatig voor dat geen van de hulpverleners de regie heeft.
13
Eventuele oplossing a) In de gemeente Heerlen heeft elke jongere die in een (schuld)hulpverleningstraject zit een lifecoach. Deze coach is 24 uur per dag bereikbaar voor de jongere. De jongere kan bij deze persoon terecht voor al zijn/haar vragen. De lifecoach heeft de praktische regie. In de Heerlense praktijk werkt dit goed, al wordt de lifecoach nog niet altijd goed op de hoogte gehouden door de andere hulpverleners. b) Onder andere in Groningen voert de gemeente de regie. De instellingen voelen zich in Groningen goed betrokken bij elkaar en bij de gemeentelijke regisseur. Wat soms nog wel een probleem is voor de regisseur, is dat er een overdaad aan organisaties is die met de jongeren bezig zijn, dat deze elkaar soms toch als concurrent zien en dat je te maken hebt met verschillende financieringsmogelijkheden.
Probleem/knelpunt: wachtlijsten Er zijn vaak lange wachtlijsten bij (schuld)hulpverlenende instanties. Hierdoor worden de problemen in de tussentijd groter en wordt de motivatie van de jongere (nog) geringer. Eventuele oplossingen a) In de tijd dat de jongere moet wachten op het starten van een schulphulpverleningstraject helpt Back-up in Utrecht de jongeren met geldbeheer en budget training. b) Stadsgeldbeheer Utrecht geeft advies en consult aan jongeren en aan hulpverleners gedurende de wachttijd. Daarnaast geven zij cursussen aan instanties die de jongeren vaak begeleiden gedurende die wachttijd. Hiermee wordt voorkomen dat in de tussentijd verkeerde adviezen worden gegeven. c) In Den Haag bestaat voor sommige organisaties de mogelijkheid om via het zorgteam van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) een versnelde aanmelding te regelen. d) Wachtlijsten limiteren. Zie startnotitie wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening kabinet.10
Probleem/knelpunt: weinig tijd voor intensief maatwerk en nazorg Hulpverleners krijgen soms te weinig tijd en mogelijkheden om hulp goed op te zetten. Er wordt daardoor soms geen verantwoordelijkheid genomen om de jongere te motiveren, intensief te begeleiden en te volgen en de hulpverlening wordt soms te snel beëindigd. Dit terwijl intensief maatwerk en nazorg door alle geïnterviewde organisaties als bijzonder belangrijk worden aangemerkt voor het slagen van de (schuld)hulpverlening. Het kost in eerste instantie meer tijd en dus geld, maar aangezien het slagingspercentage veel hoger lijkt te zijn, levert het de maatschappij uiteindelijk juist geld op. Eventuele oplossing a) Meer tijd en dus geld voor intensieve begeleiding, regie en nazorg. Wanneer de politiek de praktijkervaringen op dit punt onvoldoende betrouwbaar vindt, is het aan te raden om landelijk onderzoek te doen naar de resultaten van de pilots waar 10
Startnotitie wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening, Staatssecretaris Klijnsma van SZW, 2009
14
intensief maatwerk wordt geleverd en waar nazorg is geregeld. Aangezien de meeste pilots nog niet zo lang geleden zijn gestart, zal er pas over een jaar of drie waardevol onderzoek naar kunnen worden gedaan. b) Doelgroepenbeleid ontwikkelen. c) Jongeren(schuldhulp)bureaus opzetten, waar diverse instanties nauw samenwerken.
Probleem/knelpunt: sommige schuldhulpverleningsorganisaties zijn te hoogdrempelig De kredietbank en sommige andere schuldhulpverleningsorganisaties zijn voor zwerfjongeren te officieel en te onpersoonlijk. Ze zijn onvoldoende laagdrempelig. De jongeren gaan er niet heen of haken snel af. Eventuele oplossing Laagdrempelig werken zoals bij het JIP in Rotterdam of bij de pilot van Streetcornerwork in samenwerking met PuurZuid in de stadsdelen Zuideramstel en Oud-Zuid in Amsterdam. PILOT ZUIDERAMSTEL EN OUD-ZUID IN AMSTERDAM Bij de pilot in Zuideramstel en Oud-Zuid wordt laagdrempelig gewerkt door flexibel te zijn. De schuldhulpverlener heeft geen “negen-tot-vijf-mentaliteit”. Er wordt op verschillende locaties gewerkt, afhankelijk van de behoefte van de jongere. De schuldhulpverlener is altijd per gsm bereikbaar. Verder is de enige eis die aan de jongere wordt gesteld, dat hij/zij gemotiveerd is. Dus een vaste verblijfplaats enz. zijn niet vereist. Aan die motivatie wordt eerst door Streetcornerwork, waar de jongere in de regel binnenkomt, gewerkt. Ten slotte is de pilot laagdrempelig doordat er geen wachtlijsten zijn. Tijdens de schuldhulpverlening wordt de zelfredzaamheid van de jongeren bevorderd. Dit gebeurd door bijvoorbeeld vanaf het begin (voor zover mogelijk) niet alles voor de jongere te doen. De hulpverleenster stelt in principe samen met de jongere brieven op en niet voor de jongere. Telefoongesprekken met schuldeisers worden ook zoveel mogelijk door de jongere zelf gevoerd, onder begeleiding van de schuldhulpverleenster. De telefoongesprekken worden voorbesproken en nabesproken. Deze methode bevordert zoals gezegd de zelfredzaamheid en de jongere houdt bovendien het gevoel dat het zijn/haar probleem is. Het welslagen van de pilot is mede afhankelijk van de professionaliteit van de schuldhulpverlener. Deze moet een goede kennis hebben van de regelgeving, betrokken zijn, flexibel zijn, goed kunnen samenwerken met andere organisaties en goed kunnen omgaan met zwerfjongeren. Daarvoor zijn kennis, inlevingsvermogen en levenservaring van belang. Inmiddels zijn er meer stadsdelen in Amsterdam geïnteresseerd in de pilot. Ondanks het feit dat hij nog maar kort draait, lijkt hij toch heel succesvol te zijn. Dat valt op te maken uit de toeloop van jongeren via mond-tot-mondreclame en uit het feit dat de jongere die binnen zijn gekomen, niet afhaken.
15
Probleem/knelpunt: sociale kaart ontbreekt Niet in elke gemeente is er voldoende kennis van de sociale kaart bij de organisaties die met zwerfjongeren te maken hebben, zodat niet of niet adequaat wordt doorverwezen. Eventuele oplossing a) Elke gemeente zorgt voor een sociale kaart en zorgt ervoor dat de (nieuwe) medewerkers de sociale kaart kennen en ermee kunnen omgaan. De gemeente Almere is hier bijvoorbeeld mee bezig in het kader van het Stedelijk Kompas. B) Er wordt een landelijke digitale sociale kaart opgesteld die wordt bijgehouden en waaraan nieuwe instellingen kunnen worden toegevoegd.
Probleem/knelpunt:onvoldoende beeld van de doelgroep bij de schuldhulpverleners Bij de schuldhulpverleners is soms onvoldoende kennis over zwerfjongeren en de geschiedenis die deze jongeren met zich meedragen. Daardoor wordt soms niet optimaal maatwerk geleverd. Eventuele oplossing a) Onder andere de reclassering Groningen is voorstander van het werken met gespecialiseerde hulpverleners. Het werken met zwerfjongeren is een aparte tak van sport. Onder andere het motiveren en het omgaan met spanningen en agressie vragen speciale kennis en (levens)ervaring. b) Back-up in Utrecht helpt de jongere soms bij het aanvragen van een uitkering. Daardoor kunnen ze de problemen van de jongere “vertalen” voor de schuldhulpverlener die de zwerfjongere (nog) onvoldoende begrijpt.
Probleem/knelpunt: het traject duurt te lang Het schuldhulpverleningstraject duurt lang en daar kijken jongeren tegenop. Eventuele oplossingen a)Het standaardtraject van 3 jaar inkorten. b) De wachttijd tot aan de start van het schuldhulpverleningstraject inkorten.
Probleem/knelpunt: bijstandsaanvraag duurt lang De bijstandsaanvraag duurt soms lang, wat ontmoedigend en demotiverend kan werken. Eventuele oplossing De duur van de bijstandsaanvraag verkorten. Bijvoorbeeld door het inzetten van medewerkers, die zich specifiek op de aanvraag gaan richten.
16
Ad 3: Jeugdzorg
Probleem/knelpunt: jeugdzorg eindigt bij 18 jaar en dan..? Jongeren die door Jeugdzorg worden begeleid, vallen soms in een gat als ze 18 worden. Er wordt dan niet of niet duidelijk of niet op de goede manier doorverwezen naar organisaties waar de jongere vanaf zijn 18e jaar terecht kan voor hulp en steun. Eventuele oplossing a) De gemeente Utrecht heeft afspraken gemaakt over het doorverwijzen van de jongere na zijn 18e jaar. b) De gemeente Utrecht kan bij Jeugdzorg het dossier opvragen als de jongere daar hulpverlening heeft gehad. c) Jeugdzorg Den Haag werkt samen door middel van samenwerkingsafspraken ketenregie Zwerfjongeren regio Den Haag. Het casusoverleg 18+ loopt goed. De overdracht van gegevens is echter nog wel voor verbetering vatbaar. d) De preventiecursus van het project JSHV (PuurZuid) “Help ik word 18!” waarin jongeren worden gewezen op rechten, plichten, verantwoordelijkheden, voorzieningen etc. e) Ouders verantwoordelijk stellen tot en met 21 jaar. Wettelijke beperkingen opleggen aan jongeren tot 21 jaar.
17
Ad 4: CJIB-boetes
Probleem/knelpunt: oplopen boetes als er niet wordt betaald De boetes van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) nemen enorm toe als ze niet tijdig worden betaald. Eventuele oplossing a) Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) hebben eind 2007 met elkaar afgesproken dat het CJIB de incasso van de boete schorst gedurende de schuldregeling door een bij de NVVK aangesloten schuldhulpverlener. Gedurende de schuldregeling ontvangt het CJIB over een periode van 36 maanden een betaling op haar vorderingen naar evenredigheid van de totale schuldenlast van de schuldenaar. Wanneer na deze termijn nog een restantschuld overblijft, dient de schuldenaar deze schuld op grond van de wetswijziging binnen 27 maanden te voldoen. Deze afspraak zou ook moeten gelden voor organisaties die niet bij de NVVK zijn aangesloten. b) De Stadsbank Utrecht vraagt geld aan fondsen voor het betalen van de CJIB-boetes van cliënten. c) In Utrecht zorgt de reclassering nog wel eens dat boetes voorkomen bij de rechter. De rechter bekijkt of de boete vervangen kan worden door bijv. een (kleine) geldboete en een voorwaardelijke straf. Voorwaardelijk in die zin dat de jongere geen nieuwe boetes meer maakt.
Probleem/knelpunt: veel CJIB-boetes van zwerfjongeren zijn “zwerfgerelateerd” Veel zwerfjongeren krijgen boetes voor dingen als zwartrijden en wildplassen. Ze rijden zwart en plassen in de openbare ruimte omdat ze zwerven. Ze zien geen andere oplossing. Het is wel heel wrang dat boetes die ze daardoor krijgen, participatie in de maatschappij in de weg staan. Dit terwijl de overheid juist graag wil dat zwerfjongeren weer volwaardig deel gaan uitmaken van de maatschappij. Eventuele oplossing Het boetesysteem zou moeten worden veranderd in die zin, dat “zwerfgerelateerde” boetes kunnen worden kwijtgescholden onder de voorwaarde dat de jongere gemotiveerd bezig is met schuldsanering en met het stabiliseren van zijn leefsituatie.
Probleem/knelpunt: onvolledig overzicht van boetes Het CJIB geeft niet altijd een volledig overzicht van de boetes. Soms blijven er nog boetes hangen tussen bijvoorbeeld de rechter en de deurwaarder. Eventuele oplossing Een systeem dat 24 uur per dag toegankelijk is. Het CJIB zal zorgvuldiger moeten zijn in het bijhouden van de administratie.
18
Probleem/knelpunt: detentie vanwege uitstaande boetes Vanwege CJIB-boetes worden zwerfjongeren soms gedetineerd. Op zich is detentie bedoeld om de schuldenaar ertoe te bewegen om de boete snel te betalen. De boete wordt daardoor niet vervangen, wat veel zwerfjongeren denken. Het probleem is dat de jongeren de boete niet kunnen betalen en dus ook niet gestimuleerd worden om te betalen. Detentie heeft geen nut. Het kan wel een groot nadeel hebben. Het kan een eventueel hulpverleningstraject doorkruisen. Eventuele oplossing Het beleid wijzigen zodat zwerfjongeren niet meer worden vastgezet vanwege onbetaalde boetes. Dat werkt contraproductief.
19
Ad 5: Schulden Probleem/knelpunt: afloscapaciteit Zwerfjongeren zonder werk kunnen niet of nauwelijks aflossen. Ze hebben geen inkomen of een lage bijstandsuitkering. De schuldeiser kan geen of voor een gering bedrag beslag laten leggen. Daarnaast mogen jongeren die studiefinanciering hebben niet aflossen, ook al zien ze daar zelf wel mogelijkheden voor. Eventuele oplossing a) De bijstandsnorm voor (zwerf)jongeren verhogen. b) Schuldsanering ook mogelijk maken voor (zwerf)jongeren met studiefinanciering.
Probleem/knelpunt: nieuwe schulden Zwerfjongeren maken vaak nieuwe schulden. Ze hebben weinig geld en zien geen mogelijkheid om daarvan rond te komen. Daarbij zien ze soms het nut van betaling van bepaalde schulden niet in, bijvoorbeeld de betaling van premie ziektekostenverzekering. Eventuele oplossingen a) In het de schuldhulpverleningspilot in stadsdeel Zuideramstel en Amsterdam-Zuid wordt gekeken naar de reden van het niet nakomen van gemaakte afspraken door de jongere. Deze zal worden aangespoord om zelf een oplossing te bedenken die voor zowel de schuldeiser als zichzelf werkt. De hulpverlener kan de jongere daarbij ondersteuning bieden. De hulpverlening aan de jongere wordt dus niet meteen gestopt op het moment dat er tegen de afspraken in toch een nieuwe schuld wordt gemaakt. b) De NVVK-normen zouden moeten worden versoepeld. Het maken van nieuwe schulden zou niet met zich mee moeten brengen dat de schuldhulpverlening wordt gestopt. Er zou een voorbeeld kunnen worden genomen aan het Belgische model. Daar heeft het maken van nieuwe schulden alleen het effect dat het schuldhulpverleningstraject wordt verlengd. c) Proberen om ervoor te zorgen dat de jongere perspectief ziet. Dat vraagt een creatieve instelling en maatwerk. Stadsgeldbeheer Utrecht zet zich daar bijvoorbeeld voor in. Ook de pilot in Heerlen zorgt voor perspectief bij de jongere en beperkt de kans dat de jongere weer schulden maakt ook o.a. doordat de jongere wordt ondersteund door een lifecoach. d) Als de jongere over een sociaal netwerk beschikt die hem/haar kan helpen om de uitgaven onder controle te houden, helpt dat de jongere ook om geen nieuwe schulden te maken. Veel zwerfjongeren beschikken niet over een dergelijk netwerk. Het verdient aanbeveling om de zwerfjongeren te helpen bij het opbouwen van een sociaal netwerk. e) De gemeente Den Haag stimuleert zelfredzaamheid en bevordert een goede nazorg door cliënten op zelfredzaamheid te toetsen. Als uit de test blijkt dat de cliënt het niet alleen kan, ontvangt de cliënt begeleiding en nazorg op vrijwillige basis. Deze extra steun kan ook bijdragen aan het voorkomen van nieuwe schulden. f) Als afspraken met de Krediet Bank Den Haag niet worden nagekomen, wordt het hulpverleningstraject stopgezet en kan de jongere zich één à twee jaar niet meer
20
aanmelden bij de schuldhulpverlening. De idee is, dat deze consequentie de jongeren juist stimuleert om geen nieuwe schulden te maken. g) Organisaties als de GKB zouden volgens het JIT in Den Haag meer moeten uitgaan van een niveau van verantwoordelijkheid welke haalbaar is voor de jongere. Niet te snel stoppen met de schuldhulpverlening als een jongere zich niet aan de afspraken houdt. h) Kortom: intensieve begeleiding en maatwerk.
Probleem/knelpunt: niet geleerd om met geld om te gaan Veel (zwerf)jongeren met schulden hebben van hun ouders niet geleerd hoe ze met geld moeten omgaan. Ook op scholen wordt daar weinig aandacht aan besteed. Eventuele oplossingen a) Voorlichting geven. Bijvoorbeeld budgetcursussen geven op scholen. b) Budgetadvies geven. c) Mensen weerbaar maken tegen financiële verleidingen. Zie bijvoorbeeld www.blijfpositief.nl en het platform CentiQ. d) Een financieel rijbewijs invoeren. Voordat sommige groepen jongeren de mogelijkheid krijgen om in meer of mindere mate zelfstandig over hun geld te beschikken zouden ze eerst een “financieel rijbewijs” moeten halen. De jongeren moeten verplichte cursussen volgen en aantonen dat ze financieel vaardig zijn. Pas dan krijgen ze de beschikking over hun eigen inkomen. e) Bij de Gemeentelijke Kredietbank in Groningen krijgt de jongere een eurocoach. Deze brengt samen met de jongere zijn/haar financiële situatie in kaart. Daarnaast onderneemt de eurocoach activiteiten zoals het maken van een budgetoverzicht. Dit alles met het doel dat de jongere inzicht krijgt in de financiële situatie.
Probleem/knelpunt: incassokosten en rente lopen op Wanneer een schuld niet tijdig wordt betaald, kan rente in rekening worden gebracht. Het bedrag aan rente kan behoorlijk oplopen. Als de schuldeiser de schuld probeert te incasseren en daarvoor kosten maakt, kunnen die kosten in principe ook in rekening worden gebracht bij de schuldenaar. Ook die kosten kunnen ernstig oplopen. Eventuele oplossingen a) Naar de rechter stappen als de incassokosten onnodig hoog oplopen. De rechter kan de kosten matigen. b) Voor incassokosten binnen het wettelijke traject (dus nadat de rechter is ingeschakeld naar aanleiding van de vordering) heeft de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak afspraken gemaakt over de tarieven die mogen worden gehanteerd. De afspraken worden aangeduid met Vuurwerk II. De meeste rechters houden zich aan deze afspraken.
21
Het zou goed zijn als deze afspraken wettelijk zouden worden vastgelegd en ook zouden gelden voor het minnelijk traject. c) Afspraken maken met schuldeisers over het bevriezen van incassokosten en rente zodra een zwerfjongere een schuldhulpverleningstraject ingaat. Het zou goed zijn als deze afspraken in elk geval landelijk met de deurwaarders zouden worden gemaakt. Een wettelijke regeling zou helemaal mooi zijn. d) De rente per vordering wettelijk maximaliseren. e) De gemeente neemt de schulden onder voorwaarden over, zodat rente en incassokosten verder niet oplopen. Dit gebeurt in een pilot in Heerlen. PILOT HEERLEN De gemeente Heerlen is in september 2008 een pilot gestart om jongeren met schulden uit hun benarde positie te helpen. De pilot heet “Nu of nooit”. Het doel van de pilot is om jongeren niet alleen met hun schulden te helpen, maar om ook de maatschappelijke kant van de schulden aan te pakken. In de pilot zitten jongeren die een WWB-uitkering hebben en niet over een startkwalificatie beschikken. Elke jongere krijgt bij aanvang een lifecoach toegewezen, die 24 uur per dag bereikbaar is. Het schuldhulpverleningsloket van de gemeente neemt de schulden van de jongere over en treft een betalingsregeling me de schuldeisers. Vooralsnog worden de schulden dan door de gemeente afbetaald met de W-gelden van de gemeente Heerlen. Aan de jongere wordt de voorwaarde gesteld dat hij/zij een opleiding succesvol afrondt en hiermee een startkwalificatie behaalt. Daarna moet hij/zij nog minimaal één jaar werkervaring opdoen. Om dat mogelijk te maken helpt de gemeente bij het vinden van een opleiding en betaalt het eerste studiejaar collegegeld en de benodigde boeken. Bovendien krijgt de jongere zoals gezegd een lifecoach toegewezen. Als de jongere voldoet aan de voorwaarden, wordt de schuld kwijtgescholden en kan hij/zij met een schone lei aan zijn/haar toekomst beginnen. De pilot moet nog worden geëvalueerd.
Probleem/knelpunt: schulden onder de 18 jaar gemaakt worden niet meteen aangepakt Schulden van jongeren onder de 18 jaar kunnen nog niet worden aangepakt. De ouders zijn verantwoordelijk en de schuldeisers richten zich op de ouders, terwijl die de schuld ook niet altijd kunnen aflossen. Het gebeurt daardoor regelmatig dat de schuldeisers zich op de jongere richten nadat hij/zij 18 jaar is geworden. Eventuele oplossing Een wettelijke mogelijkheid om schulden te saneren voor jongeren beneden de 18 jaar.
22
Ad 6: Motivatie Probleem/knelpunt; gebrek aan motivatie Zwerfjongeren zijn vaak niet gemotiveerd om iets aan hun schulden te doen. Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd en/of zien geen reden om te werken aan positieverbetering. Eventuele oplossingen a) Stadsgeldbeheer Utrecht houdt zich de eerste drie maanden bezig met inkomensbeheer en maakt een begeleidingsplan op maat. Er is intensief contact. De schuldhulpverlening start pas als de jongere in die tijd heeft aangetoond dat hij gemotiveerd is (geworden) en geen nieuwe schulden heeft gemaakt. b) De gemeente Heerlen biedt perspectief met de op de vorige bladzijde beschreven pilot. c) Tijd investeren in een motivatietraject. d) Het JIT in Den Haag werkt met de Nieuwe Perspectieven methodiek 11. Een outreachende en laagdrempelige manier van werken. Het JIT zoekt in de eigen omgeving van de jongere, een positieve aansluiting bij de jongere of zoekt positieve krachten op. Het JIT doet de dingen samen met de jongere. Wat je samen beleeft is het uitgangspunt en vormt de basis tot gesprek. e) In de pilot in Zuideramstel en Amsterdam-Zuid in Amsterdam worden cliënten aangesproken op verantwoord en onverantwoord gedrag. De motiverende gespreksvoering van Miller en Rollnick12 wordt toegepast. Tevens wordt gebruik gemaakt van de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente.
11 12
www.np-sovee.nl Miller,W.R., S. Rollnick, Motiverende gespreksvoering, Ekklesia, 2005
23
Ad 7: Woon-/postadres
Probleem/knelpunt: verplicht adres Voor schuldhulpverlening is een inschrijfadres bij het bevolkingsregister nodig. Eventuele oplossing Postadres regelen via hulpverleningsinstelling, zoals Parnassia in Den Haag en Back-up in Utrecht.
Probleem/knelpunt: uitschrijven bij ouders vanwege schulden Jongeren (>18 jaar) schrijven zich soms uit bij hun ouders, vanwege de schulden en de dreigende komst van de deurwaarder. Daarmee worden ze formeel dakloos en hebben ze geen postadres meer voor uitkeringen of hulpverlenende instanties. Eventuele oplossing Postadres regelen via hulpverleningsinstelling, zoals Parnassia in Den Haag en Back-up in Utrecht.
24
Ad 8: Overig Probleem/knelpunt: premie ziektekostenverzekering veel voorkomende schuldenpost Een van de meest voorkomende schulden bij zwerfjongeren is de onbetaalde premie voor de ziektekostenverzekering. Eventuele oplossing a) In het kader van voorkomen is beter dan genezen zou de wettelijke regeling ziektekosten moeten veranderen. Geen premie voor jongeren onder de 23 jaar. b) Landelijke afspraken met ziektekostenverzekeraars maken. Bijvoorbeeld de afspraak om de resterende premie kwijt te schelden als de zwerfjongere een bepaalde tijd wel weer zijn premie heeft betaald en het er ook naar uitziet dat hij dat zal blijven doen.
Probleem/knelpunt: schulden mobiele telefoon Schulden vanwege onbetaalde rekeningen voor de mobiele telefoon(s!) komen eveneens veel voor bij zwerfjongeren. Eventuele oplossing a) Met wettelijk verplichte limieten werken voor mobiele telefonie. In elk geval voor jongeren onder de 23 jaar. b) Een maximum aantal mobiele telefoons per persoon als het gaat om jongeren onder de 23 jaar. Te denken valt aan maximaal één telefoon, tenzij er nog een tweede nodig is voor zakelijke doeleinden. c) Verplichte credit rating bij aanschaf van een mobiele telefoon.
Probleem/knelpunt: rood staan Veel zwerfjongeren staan rood op de bank of de giro. Eventuele oplossing a) Scherpere afspraken tussen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de branche van kredietverstrekkers over de invulling van de kredietwaardigheidtoets. b) Invoering creditrating voor jongeren onder de 23 jaar.
Probleem/knelpunt: privacybescherming De wet bescherming persoonsgegevens bemoeilijkt inzage in dossiers van andere organisaties. Eventuele oplossing Ruimere mogelijkheden in de privacywetgeving voor het uitwisselen van cliëntgegevens tussen hulpverleners, zodat het mogelijk is een gemeenschappelijk cliëntvolgsysteem te gebruiken met daarin opgenomen het begeleidingsplan. Dat bevordert een effectieve
25
samenwerking tussen de verschillende organisaties waarmee de zwerfjongere te maken krijgt.
Probleem/knelpunt: ontwikkelingen uitkering Op dit moment zijn er zorgwekkende ontwikkelingen op het gebied van (zwerf)jongeren en schulden. Er ligt een wetsvoorstel Wet investeren in jongeren. Volgens dit voorstel wordt het voor jongeren onder de 28 jaar moeilijker om een uitkering te krijgen. De gemeente gaat ultimatums stellen voor het vinden van werk. Dit terwijl het werk voor deze jongeren momenteel snel afneemt. Dit heeft dan weer gevolgen voor hun uitkering. Volgens het wetsvoorstel krijgen de gemeenten geen nieuwe instrumenten en middelen. De mogelijkheden tot maatwerk worden beperkt en investeringen blijven achterwegen. Eventuele oplossing a) Deze plannen terugdraaien en bijvoorbeeld wachten op betere economische tijden. b) Een nieuw wetsvoorstel maken, waarbij de huidige WWB het uitgangspunt vormt. In dat nieuwe wetsvoorstel zouden ideeën kunnen worden opgenomen, zoals verwoord in de brief d.d. 15 januari 2009 van de FNV, FNV Jong, de VNG, INGRADO, Divosa en de Federatie Opvang aan de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het nieuwe voorstel zouden regels moeten worden opgenomen die de noodzakelijke integrale samenwerking bevorderen, meer ruimte bieden voor preventie en zorgen voor forse investeringen en regelruimte voor een sluitende aanpak.
Probleem/knelpunt: bureaucratie en starre regelgeving Door bureaucratie en regelgeving is het erg moeilijk de negatieve spiraal waarin de jongeren verkeren te doorbreken. Eventuele oplossing Schuldhulpverleningstrajecten ontwikkelen welke zich specifiek richten op (zwerf)jongeren.
26
Conclusies Uit onderzoek bij organisaties in de gemeente Almere, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Enschede, Groningen, Heerlen, Leiden, Rotterdam en Utrecht blijkt dat er nog niet of nauwelijks plannen zijn uitgewerkt op het gebied van schuldhulpverlening aan zwerfjongeren. Wanneer wij informatie over het Stedelijk Kompas op internet bekijken, lijkt het bij andere gemeenten niet anders te zijn. De aandacht gaat tot nu toe voornamelijk uit naar huisvesting en activering. Schulden vormen echter een belemmering om doelen op andere levensterreinen te realiseren. Het is dus van groot belang om in het kader van het Stedelijk Kompas ook plannen op het gebied van schuldhulpverlening aan zwerfjongeren te ontwikkelen. De knelpunten waar de geïnterviewde organisaties in de verschillende steden tegenaan lopen bij de schuldhulpverlening aan zwerfjongeren, komen in grote lijnen overeen. De meeste schulden bestaan uit niet betaalde premies voor de ziektekostenverzekering, CJIB-boetes, rekeningen voor de mobiele telefoon(s), rood staan bij de bank en IBschulden. Net als bij alle schulden, kunnen bij niet betaalde CIJB-boetes rente en incassokosten hoog oplopen. In tegenstelling tot andere schulden kunnen sommige CJIB boetes niet meegenomen worden in het schuldhulpverleningstraject. Dit geld ook voor IB-schulden. Daarnaast is het mogelijk dat zwerfjongeren worden gedetineerd vanwege het feit dat ze CJIB-schulden hebben. Dit kan een eventueel arbeidstoeleidingstraject doorkruisen. Er zijn vaak lange wachttijden voordat gestart kan worden met schuldhulpverlening. Daardoor kunnen de jongeren uit beeld raken en kunnen de problemen toenemen. Rente en incassokosten lopen meestal op. Als de jongeren eindelijk aan de beurt zijn, duurt het schuldhulpverleningstraject in de ogen van de jongeren vaak te lang. Ze verliezen de soms moeizaam opgebouwde motivatie. Voordat de jongeren 18 worden, zijn de ouders dan wel de gezinsvoogd aansprakelijk voor de schulden die de jongere maakt. Op het moment dat de jongeren 18 jaar worden staan de schulden op hun eigen naam. Ze vallen vanaf die leeftijd ook niet meer onder Jeugdzorg waardoor de zwerfjongeren er alleen voor kunnen komen te staan, als er niet goed is doorverwezen. De jongeren hebben van huis uit niet altijd geleerd hoe ze met geld moeten omgaan en ook op school is er vaak geen aandacht aan besteed. Dit maakt de kans groot, dat de jongeren een schuld (blijven) opbouwen. Het is vaak lastig om de zwerfjongeren te motiveren. Zwerfjongeren zonder werk hebben vaak geen inkomen of een heel lage bijstandsuitkering. Ze hebben daardoor geen of weinig afloscapaciteit. Schuldeisers wachten daarom regelmatig tot de jongeren werk hebben met het innen van de schulden. Bovendien haken jongeren die toch een betalingsregeling hebben getroffen soms af, omdat ze zo lang met zo weinig inkomen moeten rondkomen. De schulden belemmeren de arbeidstoeleiding. In de eerste plaats hebben de zwerfjongeren in de regel een slechte concentratie door de schulden. Het lukt hen daardoor niet om aan werk te komen of om een opleiding te volgen. Ten tweede wordt
27
vaak direct beslag gelegd op het inkomen als de zwerfjongeren toch een baan krijgt. Dat werkt demotiverend, waardoor de slagingskans van de schuldhulpverlening afneemt. Bovendien bestaat het risico dat de werkgever de jongere meteen weer ontslaat, omdat de ervaring leert dat een werknemer met schuldproblemen tijd, geld en energie kost. Ten derde kan het, zoals hiervoor vermeld, gebeuren dat een arbeidstoeleidingstraject wordt doorkruist doordag de jongere vanwege een CJIB-boete wordt gedetineerd. Zwerfjongeren hebben vaak met nog meer instanties te maken dan andere mensen met schulden. Deze werken regelmatig langs elkaar heen, er is vaak een gebrek aan overzicht en regie en de instanties werken niet zelden met verschillende (niet op elkaar afgestemde) hulpverleningssystematieken. De schuldhulpverleningsorganisaties zijn vaak te hoogdrempelig voor zwerfjongeren. De begeleiding is onpersoonlijk. De hulpverleners kunnen niet met de doelgroep omgaan en zijn niet in staat maatwerk te leveren. Daarnaast leven de hulpverleners zich soms te weinig in, in de situatie van de zwerfjongeren, waardoor er alleen aandacht wordt gegeven aan de materiële begeleiding en er geen oog is voor de achterliggende problematiek. De jongeren kunnen ook niet altijd aan alle eisen voldoen die normaal gesproken aan de hulpverlening worden gesteld. Ze hebben niet altijd een postadres, een identiteitskaart, een bankrekening, zijn niet altijd gemotiveerd, maken nieuwe schulden. Binnen Nederland bestaat geen eenduidige methodiek voor het begeleiden van (zwerf)jongeren met schulden. Wel lopen er momenteel verschillende projecten waarmee er een begin wordt gemaakt om een effectieve werkwijze te ontwikkelen. Er is meestal onvoldoende tijd voor noodzakelijk maatwerk en voor nazorg.
28
Aanbevelingen In het voorgaande stuk zijn al per knelpunt aanbevelingen gedaan voor een mogelijke oplossing ervan. Hierna zetten wij de wat ons betreft belangrijkste aanbevelingen op een rijtje. Zorg voor een warme overdracht door Jeugdzorg als de jongere 18 jaar wordt. Om te voorkomen dat de zwerfjongeren in een hulpverleningsgat vallen zodra ze meerderjarig worden, is het aan te raden om voor een goede nazorg c.q. overdracht te zorgen voor jongeren die voordat ze 18 jaar werden onder Jeugdzorg vielen. Laat de jongere die aan zijn schulden wil werken, niet wachten. Zwerfjongeren zien niet makkelijk in dat het van belang is om van de schulden af te komen. Wanneer ze zich voor schuldhulpverlening aanmelden, kan het bijzonder demotiverend werken als ze niet meteen kunnen worden geholpen, maar eerst nog weken moeten wachten. Probeer voor deze groep in het bijzonder om wachtlijsten te voorkomen. Als er toch een wachtlijst is, is het van belang om de jongeren intussen niet aan hun lot over te laten. Jongeren die zich aanmelden terwijl er een wachtlijst is, zouden bijvoorbeeld direct kunnen worden opgenomen in een registratiesysteem. Ze raken dan niet uit het zicht. Daarnaast zouden zij op zeer korte termijn alvast kunnen worden geholpen met het in kaart brengen van hun schulden, het contact opnemen met schuldeisers om te zeggen dat ze op de wachtlijst staan en het omgaan met hun budget. Werk laagdrempelig. Zwerfjongeren stappen niet makkelijk op een hulpverlener af. In de praktijk blijkt dat ze veel sneller hulp inroepen als de organisatie laagdrempelig is. Het is daarom van belang om ervoor de zorgen dat een organisatie die (ook) bedoeld is voor zwerfjongeren, laagdrempelig is. Deze laagdrempeligheid kan worden bereikt door te werken met gespecialiseerde medewerkers, die een gerichte hulpverleningsmethodiek hanteren waarbij flexibiliteit, toegankelijkheid, aandacht voor motivatie en zelfredzaamheid en het soepel (maar wel consequent) omgaan met regels voorop staan. De organisatie moet ook nauw samenwerken met andere betrokken organisaties. Een voorbeeld hiervan is de pilot in de stadsdelen Zuideramstel en Oud-Zuid in Amsterdam Pak de problemen van zwerfjongeren integraal aan en zorg voor regie. Zwerfjongeren hebben meestal meerdere problemen. De kans om deze op te lossen wordt groter als ze integraal worden aangepakt. Dat kan door één organisatie in het leven te roepen voor hulpverlening aan zwerfjongeren. Als dat niet mogelijk is, is het aan te raden om duidelijke samenwerkingsafspraken te maken tussen de organisaties waar de zwerfjongeren mee te maken kunnen krijgen. In dat geval is het van belang om een goede sociale kaart te hebben en een stroomschema. Een schema met waar de jongere met welke problemen naartoe kan worden doorverwezen op het moment dat hij bij een van de samenwerkende organisaties binnen komt en maar voor een deel van zijn problemen kan worden geholpen. Ook een vast intakeprotocol kan bijdragen aan een gestroomlijnde integrale aanpak. Verder is het van belang dat een van de organisaties de regie voert. In de regel zal de gemeente de meest aangewezen organisatie zijn om deze regietaak op zich te nemen. Tenslotte is het invoeren van een cliëntvolgsysteem door de ketenpartners een effectief middel om de begeleiding zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om de jongeren zo goed mogelijk te volgen. Een goede, eenduidige
29
rapportage is daarbij van belang. Het beste is als alle samenwerkende partners in één gebouw zitten. Maak gebruik van een specifieke, op zwerfjongeren gerichte, hulpverleningsmethodiek. Jongeren in het algemeen en zwerfjongeren in het bijzonder hebben een andere benadering en een andere aanpak nodig dan (oudere) volwassenen. Als zwerfjongeren niet op de goede manier worden geholpen, staat dat een effectieve hulpverlening in de weg. Het is dus aan te raden om een specifieke methodiek te gebruiken. Het beste is om één landelijke methodiek te ontwikkelen voor (schuld)hulpverlening aan zwerfjongeren, gebaseerd op al beproefde methoden. Bij het ontwikkelen van deze methodiek zijn volgens ons met name de deels hiervoor al genoemde punten van belang. o Laagdrempeligheid
o
De laagdrempeligheid is veelal bepalend voor de jongeren. Het kost vaak al moeiten om zich aan te melden. Het is daarom van groot belang dat de cliënten zich veilig en serieus genomen voelen als zij zich aanmelden. Nog belangrijker is dat ze zich op flexibele locaties, op verschillende manieren (bv. ook per telefoon of email) en zonder formulieren kunnen aanmelden en dat er niet direct hoge eisen worden gesteld, die afschrikken waardoor ze misschien afhaken. Vertrouwen winnen Zwerfjongeren hebben vaak weinig vertrouwen in de maatschappij in het algemeen en wellicht in hulpverleners in het bijzonder. Het is daarom van belang om tijd en aandacht te besteden aan het opbouwen van vertrouwen. Motiveren
o
Zwerfjongeren zijn moeilijker te motiveren dan de gemiddelde schuldenaar. Daar moet extra aandacht aan worden besteed. Wanneer de jongere zijn/haar motivatie even kwijt raakt, zou dat ook niet meteen moeten worden afgestraft door stopzetting van de schuldhulpverlening. Toewerken naar zelfredzaamheid
o
Het is niet goed om alles voor de zwerfjongeren te regelen. Dan leren ze niet om hun problemen zelf op te lossen en worden ze ook niet geconfronteerd met wat ze teweeg brengen met hun schulden. Het is van belang om de zelfredzaamheid te bevorderen. Om dat te bereiken kunnen hulpverleners zwerfjongeren zoveel mogelijk zelf laten doen en hen daarbij begeleiden. Ook kunnen zij hen helpen bij het opzetten van een sociaal netwerk. Flexibiliteit
o
Besteed aandacht aan de jongeren en lever maatwerk, dus verlaag de caseload. Uit de door ons gevoerde interviews is gebleken dat aandacht en maatwerk twee belangrijke elementen zijn van een effectieve schuldhulpverlening aan zwerfjongeren. Bij de meeste organisaties is de caseload echter te hoog om ze genoeg aandacht te kunnen geven en om maatwerk te kunnen leveren. Voor een succesvolle schuldhulpverlening is het daarom noodzakelijk om de caseload te verlagen. De extra kosten die dat met zich meebrengt, lijken ruim goed gemaakt te worden door het resultaat. Het laat zich aanzien dat meer zwerfjongeren weer participeren in de maatschappij dan zonder extra aandacht en maatwerk. Stel een lifecoach in. Het instellen van een lifecoach is ook een manier om veel problemen te voorkomen. Een
30
lifecoach kan waar nodig aandacht en ondersteuning geven. Hij kan maatwerk leveren en hij kan ook een regierol vervullen. Gemeente, neem de schulden van de zwerfjongeren onder voorwaarden over. Schulden staan (arbeids)participatie vaak in de weg. Het is moeilijk om zwerfjongeren ertoe te zetten hun schulden volgens plan af te lossen. Het is eveneens lastig om schuldeisers ertoe te bewegen een schuldsaneringsregeling te treffen. Daarom kan het veel problemen oplossen als de schulden worden overgenomen door de gemeente, zoals in de (op het moment van publicatie van dit rapport nog niet geëvalueerde) pilot in Heerlen. Zorg voor stopzetting van rente en invorderingsmaatregelen zodra de zwerfjongere aan het hulpverleningstraject begint. Schulden kunnen aanzienlijk oplopen door bijkomende rente en kosten voor invordering. Het is daarom van belang om afspraken te maken met individuele schuldeisers en liever nog met brancheverenigingen over stopzetting van rente en invorderingsmaatregelen zodra een zwerfjongere aan een hulpverleningstraject begint. Landelijke politiek, regel een aantal zaken. De landelijke politiek zou ons inziens in elk geval het volgende moeten regelen. o Het boetesysteem veranderen. Zwerfgerelateerde CJIB-boetes zouden moeten
o
worden kwijtgescholden als een jongere aan een schuldhulpverleningstraject begint. Al dan niet onder voorwaarde. Jongeren die in een traject zitten zouden ook niet moeten worden gedetineerd. Een wettelijke limiet stellen aan telefoonabonnementen en aan het aantal
o
abonnementen. Een wettelijke limiet stellen aan rood staan.
o
o
Het moratorium verruimen. Bij wet regelen dat rentekosten en kosten voor invordering worden bevroren zodra een zwerfjongere gemotiveerd aan een schuldhulpverleningstraject begint.
31
Literatuur
Algemene Rekenkamer, Stand van zaken beleidsontwikkeling, Opvang zwerfjongeren 2008, 18 december 2008 Algemene Rekenkamer, Opvang zwerfjongeren 2002, Opvang zwerfjongeren 2003, Opvang zwerfjongeren 2004, Opvang zwerfjongeren 2007 Centraal Justitieel Incassobureau, CJIB en NVVk werken samen bij minnelijke schuldregeling, nieuwsbericht van 27 augustus 2007 Gemeente Delft, Visie op dienstverlening ter voorkoming en bestrijding van schulden, 8 januari 2008 Haan, de, Wim, Anja Hacquebord, René Mol, Lastige portretten, werkloosheid in beeld, Uitgeverij De Haas Grafisch Ontwerp Rhenen, 2008 Handreiking Aanpak zwerfjongerenproblematiek voor gemeenten, 2008 Heineke, D., Zwerfjongeren, vraag, aanbod en beleid op een rij, MOVISIE, 2007 Jungmann, Nadja, Kabinet werkt aan effectievere schuldhulpverlening, Wmo magazine, december 2008 Ministeries van Justitie en voor Jeugd en Gezin, Landelijk beleidskader jeugdzorg 20092012, september 2008 NIBUD, Financiële problemen op de werkvloer, april 2009 Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, februari 2006 Staatssecretaris Klijnsma van SZW, Startnotitie wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening, 2009 Stedelijk Kompas Heerlen, Zwolle, Emmen, Breda Van Lier Onderzoek, Profielen van zwerfjongeren Leiden en omstreken, februari 2009 Verschelling – Hartog, Marjoke, Daan Heineke, Notitie ten behoeve van het ondersteuningsprogramma ‘Tijd voor zwerfjongerenbeleid’: Goede praktijken zwerfjongerenbeleid, Movisie, Utrecht, 18 februari 2008
32
Dankwoord Wij willen alle organisaties bedanken die hun ervaring en kennis op het gebied van schuldhulpverlening aan (zwerf)jongeren met ons hebben gedeeld. Zij hebben bijzonder waardevolle informatie geleverd voor dit rapport. Heerlen •
Dhr. Mark van Grimbergen: Projectleider schuldhulpverlening
•
Mevr. Melanie Beugels: Schuldhulpverleningsloket
•
Mevr. Gonnie Lemmen & dhr. Guus Vrancken: Jongerenteam
•
Dhr. Astrid Riemslag: Alcander, jongerenwerk
•
Mevr. Bianca: Loket schuldhulpverlening
Utrecht •
Dhr. Diederik de Klerk Projectleider zwerfjongeren
•
Dhr. Bertus Janssen: Back-up (onderdeel van Stichting Stade)
•
Dhr. Gerrit Fikket : Project Portes (schuldhulpverlening aan jongeren)
•
Dhr. Melvin: Zwerfjongere
Enschede
• Dhr. Zharel Wuarbanaran: Consulent Jongeren & Schulden Stadsbank Oost Nederland Groningen •
Mevr. H. Brouwer; Beleidsmedewerker Zorg & Welzijn Groningen
•
V. Wetters; preventiemedewerker bij de Gemeentelijke Krediet Bank Groningen
• Mevr. A. Groeneveld; leidinggevende Hoendiephuis; • Mevr. H. Wierda; maatschappelijk werker bij Maatschappelijk Juridische Dienstverlening;
• Dhr. A. Jager; straathoekwerker bij Maatschappelijk Juridische Dienstverlening; • Dhr. R. Wilting; jeugdreclasserings werker bij Bureau Jeugdzorg Groningen. Leiden
• Mevr. Marieke Josten: ambulant Jongerenwerker bij Stichting De Binnenveste • Mevr. Nadja Jungmann
33
Den Haag •
Mevr. Marion Herben: Trajectbegeleider bij Jeugd Interventie Team
• Mevr. Fietje Schelling: Die ons duidelijk de sociale kaart van Den Haag heeft doorgespeeld.
• Dhr. Maarten de Booij: Sociale dienst, die heeft meegewerkt met een open interview.
• Dhr. Ron Tewari: Stichting Luna, Financieel coördinator en dhr. Roger E. Huijbens, Project assistent, die hebben meegewerkt aan een open interview.
• Dhr. Leon van Sasse van IJsselt en mevr. Esther Fellendans Bureau Jeugdzorg, die hebben meegewerkt met een schriftelijk interview.
• Dhr. Bart Jansen: Gemeentelijke Krediet Bank, die heeft meegewerkt aan een open interview. •
Mevr. Ellen van Es: JIP, Jongeren Informatie Punt, die heeft meegewerkt aan een open interview.
Rotterdam
• Mevr. Rian Tange en mevr. Alexandra Fortes: Medewerkers van het JIP Almere
• Mevr. R. Roelfs: beleidsmedewerker van de gemeente Amsterdam
• Mevr. Annelisa Geschiere: ambulante hulpverlener bij Spirit •
Joost van Hienen: projectcoördinator van de Stichting Streetcornerwork
Midden Nederland •
Dhr. Appelboom: manager kwaliteit en relatie beheer bij Stadsbank Midden Nederland
Arnhem
• Mevr. Helma Wierinqa-Hinnen: hoofd van budget adviesbureau
34