PENSIOENFONDS
^ Datum
ZORG&WELZIJN
1 juli 2013 Ons kenmerk
BAV 13-024 Onderwerp
Aan de (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenhei(d Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving T.a.v. de heer P. Siebesnna, afd. CAV Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG tevens per email:
[email protected]
Verzoek tot wijziging van de verplichtstelling Behandeld door
A.A.M. Waalders Telefoonnummer
(030) 2779766 Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte heer, Hierbij verzoeken wij u namens sociale partners betrokken bij dè verplichtstelling van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) tot wijziging over te gaan van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004. Verzoek tot wijziging verplichtstelling Wijziging van het besluit tot verplichtstelling is noodzakelijk omdat de huidige omschrijving van de werkingssfeer niet meer voldoet aan de eisen die de Wet Bpf 2000 en de op die wet gebaseerde Beleidsregels toetsingskader Wet Bpf 2000 daaraan stellen. Het verzoek tot wijziging van het besluit tot verplichtstelling is er op gericht • de maximumleeftijd voor deelneming in het pensioenfonds blijvend te laten aansluiten bij de - zich stapsgewijs verhogende - AOW-gerechtigde leeftijd als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd; • een tweetal correcties door te voeren in de omschrijving van de werkingssfeer van de verplichtstelling zonder daarmee een inhoudelijke wijziging van de werkingssfeer te beogen. Tot slot verzoekt het bestuur van PFZW de Minister om de verplichtstelling voor werkgevers in de amateurkunst ambtshalve in te trekken, nu er geen sociale partners meer zijn om deze branche te representeren. De integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van de verplichtstelling na wijziging treft u aan in biilaae 2 bij deze brief. Een toelichting op de verzochte wijziging van de verplichtstelling treft u aan in bijlage 5 bij deze brief. Samenstelling verpliclitstelling PFZW De werkingssfeer van de verplichtstelling van Pensioenfonds Zorg en Welzijn strekt zich uit over meerdere bedrijfstakken/branches. Per afgebakend onderdeel van de verplichtstelling kunnen meerdere werkgeversorganisaties betrokken zijn bij dat onderdeel van de verplichtstelling. Hiervoor kunnen twee oorzaken zijn: • ofwel er zijn meerdere werkgeversorganisaties betrokken bij één branche of bedrijfstak. • ofwel een afgebakende bedrijfstak omvat meerdere branches. Zo omvat de bedrijfstak "intramurale en/of extramurale zorg (onderdeel a)" (delen van) de Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk BAV 13-024
Pagina 2
branches ziekenhuiszorg, verpleging en verzorging, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg. Verzoek namens sociale partners Wij doen u dit verzoek tot wijziging van het besluit tot verplichtstelling, daartoe gemachtigd door de representatieve (organisaties van) werkgevers en werknemers in de volgende onderdelen van de verplichtstelling: • de intramurale en/of extramurale zorg O NVZ (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) O ActiZ (werkgeversorganisatie van zorgondernemers) O GGZ Nederland (Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg Nederland) O VGN (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland) O BTN (Branchebelang Thuiszorg Nederland) O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak O FBZ (Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg) O NU'91 (Beroepsorganisatie van de Verpleging en Verzorging) O De Unie • de huisartsenzorg O LHV (Landelijke Huisartsenvereniging) O VHN (Vereniging Huisartsenposten Nederland) O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak O NVDA (Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten) • de gezondheidscentra O LVG (Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn) O ABVAKABO FNV O FBZ • de tandartsen O NMT (Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde) O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak • de ambulancezorg O Ambulancezorg Nederland/VWAZ (Vereniging Werkgevers Ambulancezorg) O ABVAKABO FNV, in plaats van voorheen FNV Bondgenoten O CNV Vakmensen • de jeugdzorg O Jeugdzorg Nederland O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak O FBZ • het welzijnswerk en de maatschappelijk dienstverlening O MO Groep WMD (Maatschappelijke Ondernemersgroep Welzijnswerk en Maatschappelijke Dienstverlening) O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak • de kinderopvang O Brancheorganisatie Kinderopvang (per 1 mei 2011 ontstaan uit een fusie tussen de MOgroep Kinderopvang en BKN) O ABVAKABO FNV O CNV Publiek Zaak O De Unie • de rechtsbijstand O Raad voor Rechtsbijstand O Het Juridisch Loket
PENSIOENFONDS
^
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk BAV 13-024
Pagina 3
o ABVAKABO FNV de Protestantse Kerk in Nederland O PKN (werkgeversdelegatie, benoemd door de kleine synode bestaande uit vertegenwoordigers van de Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland en de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de PKN) O ABVAKABO FNV O CNV Publieke Zaak O CNV Kostersbond O Bond van medewerkers in kerkelijke en daaraan verwante arbeid • de kunstzinnige vorming O Kunstconnectie O FNV Kiem O . NTB (Nederlandse Toonkunstenaarsbond) • de sport O WOS (Werkgeversorganisatie in de Sport) O FNV Sport O CNV Dienstenbond O LAD (Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband) O De Unie De machtigingen van de representatieve organisaties van werkgevers en werknemers betrokken bij de verplichtstelling van het pensioenfonds treft u, vergezeld van een overzicht van deze machtigingen, aan in bijlage 1 bij deze brief. •
Representativiteitsopgave - algemeen Namens representatieve sociale partners betrokken bij de verplichtstelling van Pensioenfonds Zorg en Welzijn zijn de representativiteitsgegevens opgesteld conform de criteria en (vorm)-vereisten zoals deze beschreven zijn in de Beleidsregels toetsingkader Wet Bpf 2000. Vrijwel uitsluitend is bij de opgave van de representativiteit gebruik gemaakt van populatieonderzoek voor de totstandkoming van de gepresenteerde gegevens. Bij het populatieonderzoek is gebruik gemaakt van het uit de pensioenadministratie van Pensioenfonds Zorg en Welzijn gegenereerde bestand van werknemers in dienst van de op grond van de verplichtstelling gebonden werkgevers (het PFZW bestand). Het PFZW bestand is vergeleken met het bestand van werknemers die - volgens de pensioenadministratie van het pensioenfonds - in dienst zijn van werkgevers die aldus de ledenadministratie van de representatieve werkgeversorganisaties direct aan het pensioenfonds zijn gebonden. Daar waar de representativiteitsopgave (gedeeltelijk) op een andere wijze tot stand is gekomen, gegeven wij hierna per onderdeel van de verplichtstelling een korte toelichting op de wijze waarop de representativiteitsopgave tot stand is gekomen. Een overzicht van de representativiteitsgegevens per onderdeel van de verplichtstelling treft u aan in bijlage 6 bij deze brief. In het overzicht van de machtigingen van sociale partners, bijgevoegd in bijlage 1 bij deze brief, is ook de peildatum vermeld van de door de representatieve werkgeversorganisaties verstrekte ledenbestanden, die zijn vergeleken met het PFZW bestand. Representativiteitsopgave - werkgevers in de huisartsenzorg De werkingssfeer van de CAO Huisartsenzorg is aan werkgeverszijde gelijkluidend aan de werkingssfeer van de verplichtstelling voor werkgevers in de huisartsenzorg. Bij de vaststelling van de representativiteitsgegevens voor de verplichtstelling voor werkgevers in de huisartsenzorg is dan ook gebruik gemaakt van de recent bepaalde representativiteitsgegevens voor het algemeen verbindend verklaren van de CAO Huisartsenzorg. Het aangeleverde ledenbestand van de LHV dateert van 6 november 2012 en het ledenbestand van de VHN van 31 oktober 2012. De daarop vastgestelde representativiteit
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk BAV 13-024
Pagina 4
levert dus gegevens op die op het moment van indiening van dit verzoek niet ouder zijn dan één jaar. Representativiteitsopgave - tandartsen De NMT heeft als representatieve brancheorganisatie aan werkgeverszijde een opgave gedaan van haar recente ledenbestand. Dat betreft een overzicht van de bij de NMT aangesloten tandartsleden en niet een overzicht van de bij de NMT aangesloten werkgevers in de tandartsenzorg. Om tot een representativiteitsopgave te komen zoals vereist heeft het pensioenfonds een vergelijking gemaakt tussen de adressen verbonden aan tandartsen in het recente ledenbestand van de NMT en de vestigings- en/of correspondentieadressen van de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers in de tandartsenzorg. Aldus is het aantal georganiseerde werkgevers bepaald. Representativiteitsopgave - Protestantse Kerk in Nederland De verplichtstelling voor de branche Protestantse Kerk in Nederland luidt als volgt: " een gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk dan wet een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11 -26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 2 van de Generale regeling stichtingen, voor wat betreft de medewerker, die met de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gestoten" De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is een kerkgenootschap en in strikte zin niet aan te merken als een brancheorganisatie. De PKN kent een actuele registratie van alle gemeenten, stichtingen en instellingen die tot het kerkgenootschap behoren. Uit de tekst van de verplichtstelling voor de branche PKN wordt dit ook zichtbaar. In het kader van deze representativiteitstoets zal de PKN zelf dus geen gegevens kunnen overleggen over de aan de Protestantse Kerk in Nederland gebonden werkgevers. Wel zijn de kerkelijke instituties gebonden aan de kerkelijke regelgeving. In artikel 20-1 van de Generale regeling kerkelijk medewerkers staat vermeld dat voor de kerkelijk medewerkers het pensioen wordt ondergebracht bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Aan deze regelgeving zijn alle kerkelijke instituties die behoren tot PKN gebonden. Pensioenfonds Zorg en Welzijn registreert de werkgevers die vallen onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van de branche PKN. Voor al deze werkgevers geldt dat zij tot het kerkgenootschap van de PKN behoren. Deze werkgevers zijn dus zowel direct aan Pensioenfonds Zorg en Welzijn gebonden als ook gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling. Volledigheidshalve heeft de PKN in een brief een nadere toelichting gegeven op de bijzondere positie van de PKN in het kader van de verplichtstelling (zie bijlage 7). Representativiteitsopgave - Rechtsbijstand Werkgevers in de rechtsbijstand werden in het Cao-overleg rechtsbijstand gerepresenteerd door de Werkgeversvereninging Rechtsbijstand. In de sterk versmalde branche van de rechtsbijstand, aan werkgeverszijde bestaande uit de Raad voor de Rechtsbijstand en de Stichting het Juridisch Loket, vindt het CAO-overleg inmiddels plaats tussen beide werkgevers en de Abvakabo FNV. Voor de bepaling van de representativiteit geldt dan ook dat alle werknemers die vanuit de branche rechtsbijstand deelnemen in PFZW in loondienst zijn van een georganiseerde werkgever, zodat de representativiteit in deze branche 100% bedraagt. Wijziging reglement Een getekend exemplaar van het besluit tot wijziging van (bijlage a van) het pensioenreglement van het fonds treft u als bijlage 4 bij deze brief aan. Deze reglementswijziging wordt voorzien van een korte toelichting tevens naar de Nederlandsche Bank verzonden.
Ons kenmerk BAV 13-024
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
LJ
Pagina 5
Daarnaast dient nog te worden vermeld dat de statuten van Pensioenfonds Zorg en Welzijn in verband met deze wijziging van de verplichtstelling en dientengevolge van het reglement, niet gewijzigd behoeven te worden. ABTN en actuariële toets Een pdf-bestand van de ABTN 2013 is als bijlage 3 aan deze brief toegevoegd. Een beknopte actuarieele toets over de financiële gevolgen van de voorgestane wijziging van de verplichtstelling is als bijlage 8 aan deze brief toegevoegd. Ingangsdatum wijziging verpiichtstelling Sociale partners verzoeken u vriendelijk de voorgestane wijziging van de verpiichtstelling in te laten gaan p e r 1 Januari 2014, zodat de maximumleeftijd voor verplichtgestelde deelneming vanaf 1 januari 2014 aansluit bij de - zich stapgewijs verhogende AOW-gerechtigde leeftijd. Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Uiteraard zijn wij desgewenst bereid een en ander nader toe te lichten. Hiertoe kunt u contact opnemen met mevrouw A.A.M. Waalders. Met vriendelijke groet. Namens Pensioenfonds Zorg en Welzijn
Peter J.'^. Borgo Directei|ir_--^
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Machtigingen van de representatieve organisaties van werkgevers en werknemers betrokken bij de verplichtstelling van het pensioenfonds, vergezeld van een overzicht van deze machtigingen De tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van de verplichtstelling na wijziging, in viervoud De actuariële en bedrijfstechnische nota Een door het bestuur van PFZW ondertekend exemplaar van het besluit tot wijziging van (bijlage a van) het pensioenreglement, die voor wijziging van de verplichtstelling noodzakelijk is Een toelichting op de verzochte wijziging van de verplichtstelling Een overzicht van de representativiteitsgegevens per onderdeel van de verplichtstelling Een brief van de PKN betreffende toelichting op de representativiteitsbepaling in de eigen branche Beknopte actuariële toets
2 o.
I E fs I —
—^m >\ >l
a:
z
a:
SJ >l
-
o
1^1fel
3 p
uil
s
e
5 "8 • zZ c
z
'•8 .z
c
.8
C
u
Ol
I• ë V)
S
2
IN N
8
t
5 X to
•8 .3
00
31
>
Z u.
'
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum
1^
Ons kenmerk
Onderwerp
machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
in de tekst van de verplichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers:"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben beréikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is t o t het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Onskenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, eén diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als wel-kgevér optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige Jeeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioènregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke.
4 , ((^"fe- JL-UcSf:^
PENSIOENFONDS
; Datum
ZORG&WELZ
Ons kenmerk
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de i^inister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verplichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers:"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 Jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummen
(030) 277 5677 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/lnfo 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
i
Ons kenmerk Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus{ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 Juli 2012, Stb. 2012,328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van Instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c.
d.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t , Namens
GGZ Nederland
Datum
29 april 2013 Ons kenmerk
290413MVMOwijzVPS Onderwerp
machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Aly van Beek Telefoonnummer 030-7210721
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verplichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers:"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn t o t deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2 en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
c.
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens
Marijke Vos Voorzitter MOgroep
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Datum Ons kenmerk Onderwérp .
Pensioenfonds Zorg eh Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bi) beantwoording steeds dé datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers." gesc/jfopt; 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hébben bereikt en dé werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat dé werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de niaand te hebben bereikt, b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan we| krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop vpor de werknemers van de desbetreffendé categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in éen ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
2.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;. ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits hét een ontwikkelingswérker, een diacones, religieus(ze) of pastor, dariwel een aan een particuliér verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
Ons kenmerk.
LJ
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1. 2.
ieder die een arbeidsoveireenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het perisoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulieryerzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algernene Ouderdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012,328) hebben bereikt,
b.
dewerknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens ai^ikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt bp de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelnéming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bédrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 wéken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
c.
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens 5•
(3
Jeugdzorg Nederland
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AG ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
V/ilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk Vermelden.
Geachte mevrouw St, Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn ohn namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" ffescArapt; 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
b.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikten de werknemers die de 65Jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wpi-dt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, dewerknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 20Ö5, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelnéming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling,
c.
2.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, reiigieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK numrher
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
LJ
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag
Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder dié zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, re|igieus(ze) of pastor, danwel een aan een particuliér verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van dewerknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarigé leeftijd nog niet hebben bereikt en dewerknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012,328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die Ingevoigé enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichté déelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikél 3 van de Wet verplichté beroépspensioénregeling (Stb. 2005,526). zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers yan de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in éen ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaai ep dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens Brancheorganisatie Kinderopvang
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum i j/V\e<
2,0
>3
Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om naméns onze organisatie de Minister van Socia|e Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstélling wordt onder het kopje "B. Werknémers." geschrapt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoémde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknémers dié de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die ih de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van dé maand té hebben béreikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachténs artikel 2 van de Wet verplichte : deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals dié beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers vari de desbetreffende categorie van instellingen de deélneming in het fonds is verplichtgesteld, réeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroépspensioénregeling, de werknerners, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties wérkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtéreen en niet meer dan in totaal 60 dagen Pér kalenderjaar;
c.
2.
ieder dié zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A génoemde werkgevér verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax:; Contact . KvK nummer
(030) 277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/info 41173049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft niet een onder Agénoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, éen diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pénsioengerechtigde leéftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b.
c.
d.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000(Stb. 2000, 628) dan wel krachténs artikél 3 van de Wet verplichte béroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming iri het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan'maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, dewerknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens NV^vereniging van zieKeï|[iuizen
PENSIOErJFONDS
ZORG & WELZIJI
Datum Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZHST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vemwtdan.
Geachte mevrouw St. Jago,
1.
larige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande datde wertoemer die In de l « ^ «nkatendermaanddel«^^^ op de eerste dag van de maand te hebben berökt b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte dwlnemlng In een bedrijfsukpensloenfonds 2000 (Stb. 2000.628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensloenregellnB (Stb. 2005.526). zoals die beschikking lüld^ de datumwaarcv voor de werknemers van de desbetreffende categorie «anlnste^^ deelr^mlng In het fonds Is verplichtgesteld. reeds verplicht zljn tot deelneming In een ander bedrijfspensioenfonds dan wei In een beroepspensloenregeling.
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of stüdlevakanöes werkzaam zljn voor een pertode niet Iangerdanri«xlmaal6weken achteren en niet meer dan In totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die tonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werl«ever verbonden Istot het persoonlijk verrichten van arbeW. mits het een ontwikkeihgswerker een diacones. rellgleus{«e) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuls ab w X ^ e T ' optredende natuurlijk persoon betreft. u s au wencgever
Pensioenfonds Zorg on Weiilin Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117.3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Teleloon Fax: Conteet KvK nummer:
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pftwjWinfo 41179049
PCiNSIOENFONDS
Ons kenmerk
ZORG & WELZIJN
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen daar: 1.
Ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede.
Z
leder die zonder aiteldsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde wericgever verbonden Is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, rellgleu$(ze) of pastor, danwel een aan e«i particulier verzorgingshuls als wericgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden ultg^onderd: a. de wericnemers die de 15-Jarige leeftQd nog niet hebben bereikt en de werimemers die de pensioengerechtigde leeftijd In de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956.281. laatstelijk gewijzigd bl) wet van 18 Juli 2012. Stb. 2012,328) hebben bereikt, b. de wericnemers die Ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpénsioenfonds 20OO (Stb. 2000.628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensloenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de wericnemers van de desbetreffende categorie van Instellingen de deelneming In het fonds 1$ verplichtgesteld. reeds verplicht zIJntot deelneming In een ander bedrijfspenstoenfonds dan wel In een beroepspensloenregeling, c
de wericnemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties wericzaam zljn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan In totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zljn aan te mertcen als directeur grooUandedhouder (In de zin van de Pensioenwet).
d.
Met vriendelijke groet. Namens
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederiand
/7}co oor
ProlcU. Zet
L-^
I-I
M_r)upu .pu
Datum 7 Ons kenmerk Onderwerp machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per l januari 2014 als volgt te wijzigen;
In de tekst van de verplichtstellingwordt 1.
onder het kopje "B. Werknemers:" geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 55 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist ww/yv.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.ni/info 41179049
Ons kp.nmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2 en vervangen door: 1. 2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1955, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding wolgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet],
Met vriendelijke groet, Namens Kunstconnectif^-
\
NAAT
/ \
Datum
5 juni 2013 Nederlandse Maatschappij tot bevordering
Ons kenmerk Ames-98bjx27
der Tandheelkunde
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door
Ing. A.M. Dijksterhuis Telefoonnummer
030 6076284 Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verplichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers;"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de viferl
b.
de werknemers die Ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijl< persoon betreft.
Ceelgors 1 • Postbus 2000 • 3430 CA Nieuwegein Telefoon 030 60 76 276 • Fax 030 60 48 994 • nmt(a)nmt.nl • www.nmt.nl
NAAT Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2 en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioènregeling (stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Meifvaign^elijke grr^^
Mw. N.M."Kroezen Secretaris NederlandseJ^aatschappij tot Bevordering der T a n d h e e l k u n d e (NMT)
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Oatunri Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag Wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummèr
Wilt u bij beantwoordiiig steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie dè l^inister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de l^inistervan 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te Wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt; 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft metéén onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
b.
c.
2.
de werknemers dié de 15-jarigé leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikél 2 van de Wet verplichté deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals dié beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensiioenfonds dan wel in een beroepspehsioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaaf 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
ieder dié zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan éen onder A genoemde werkgevér verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel eén aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117.3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummen
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
X Ons kenmerk
ZORG&WELZIJN
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door:
1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, re|igieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgevér optredende natuurlijk perspon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensloenregeling (Stb. 2005, 526), zoals dié beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming ih een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspénsioenregeling,
c
de werknemers, dié een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en
d.
niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet, N^imens. Y^i^geversorganjsatie-in r..
ort
Datum Ons kenmerk Onderwerp machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 4 4 . 4 0 3 , Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verpiichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers;" geschrapt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b.
2.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfew.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer;
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfew.nl/info 41179049
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
enven/angendoor: 1.
ieder dié éen arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
iederdiezonder arbéidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A génoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerkér, eendiacon», religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juji 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verpli(:hte déélneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichté beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de déelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c.
d.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen eri niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet, Namens PKN Protestantse kerk Nederland Mw. mr. drs. P. van den Bosch
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Datum Ons kenmerk
.
Onderwérp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij t>eantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" geschrapt: 1.
2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemérs die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt> geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikei 2 van de Wet verplichté deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van dé desbetreffende categorie van mistellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfondsdan wel in een beroepspensioenregelihg,
c.
dé werknemers, dié een dagopleiding volgen én uitsluitend gedurende hun schóól- of studievakanties werkzaam zijn voor een periodè niet langer dan maximaal 6 weken achtéreen en niet meerdan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; .
ieder die zonder arbeidsbvereenkomst volgens burgerlijk recht aan een ondér A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel eén aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist PosttNJS 117, 370Ö AC Zeist www.pfew.nl
Telefoon : Fajin Coritact KvK nummer
(030)277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS Ons kenmerk
ZORG&WELZ
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: iedér die een arbeidsovereénkómst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan eén onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het éen ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier vjèrzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nogniet hebben beréikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in dezin van de Algemene Ouderdbmswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoalsdie beschikkingluidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor éen periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknertiers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwét).
Met vrierukrtTTR^ro»»*--
5
'^id
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum
LJ
Onskenmerk
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging vèrplichtsteliing Behandeld door
Telefoonnurhmer
Wilt u bij beantwoording steeds de. datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens orize organisatie dé Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van dé verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gescAropf; 1.
ieder dié een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoémde. werkgever, uitgezonderd: a.
de wericnemers die de IS-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65Jarige leèftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 Jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de éérste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelnéming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op dé datum waarópi voor de werkiiemersyan de desbetreffende categorie van instellingen de déelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling,
c.
2.
dé werkneniers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; iéder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(zé) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever pptrédende natuurlijk pérsoon betréft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117,3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK mimmer
(030)277 5577 (030)277 5578 www.pfew.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
Oris kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door:
1.
iédér die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A génoemde werkgever alsmede,
2.
leder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A génoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het eén ontwikkelingswerker, een diacones, rellgiéus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgevér optredende natuurlijk persoon betreft.
Van dé Wérknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt én de werknemers die de pensioengérechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswét (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b.
de werkneniiérs die ingevolge enigébeschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte déelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichté beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de wérknemers van de désbétréffehde categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deeinerning in een ander bedrijfspensioenfondsdan Wél in een béroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakantiés werkzaam zijri voor een periodé' niet langer dan hiaximaal 6 weken achtereen en niét méér dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, dé werknemers die zijn aan te mérken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet, Namens .ytsrvi^Uike Huisartsen Vereniging
r
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp
machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verpiichtstelling Behandeld door
Telefoonnumnner
WIK u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 4 4 . 4 0 3 , Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 j a n u a r i 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verpiichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" geschrapt: 1.
2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de IS-jarïge leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarlge leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628] dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioènregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van Instellingen de deelneming in het fonds Is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117,3700 AC Zeist www.pfew.nl
Telefoon Fax: Contact KvK n u m m e r
(030) 277 6577 (030)277 5578 www.pf2w.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS Ons kenmerk
ZORG & W E L Z I J N
Machtiging aanvraag Pagina 2
en ventangen door: 1. 2.
leder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, leder die zonder arbeidsovereenkomst volgens bu rgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden Is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religleus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de wericnemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012,328) hebben bereikt, b. de werknemers die Ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628} dan wei krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds Is verplichtgesteld, reeds verplicht zljn tot deelneming In een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c.
d.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet, Namens
Vereniging HuisartsenpoeterrK»^-~, T
VHN Postbus 2672 3500 GR Utrecht
cU^teMj-[ill
RENSI'GENF.ON Datum
Ons kenmerk
Onderwerp machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte m e v r o u w St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de i^inister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 3 1 december 1969, n u m m e r 4 4 . 4 0 3 , Staatscourant 1 9 7 0 , 18, welk besluit laatstelijk js gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9 0 0 4 , per 1 j a n u a r i 2014 als volgt te w i j z i g e n :
In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers;" geschrapt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat dewerknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist wvvw.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pftw.nl/info 41179049
Ons kenmerk IMachtiging a a n v r a a g Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan eén onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werlöaam"zijn vöörëêri periode niet langer dahlhaximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers diè zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t . Namens
Ambulancezorg Nederland /Vereniging Werkgevers ambulancezorg
'V.
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp machtiging aanvraag
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verplichtstelling
1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers;"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, rellgieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer;
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door. 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder dié zonderarbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder Agénoemde werkgevér verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswérker, een diacones, rellgleus(ze) of pastor, danwel een aan een particuliér verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers gerioemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd In de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012,328) hebben beréikt. b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregelihg (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de wericnemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming In het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
d.
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t . Namens
Landelijke V e ^ n i n g i n q Georganiseerde eerste l i j n
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
' Datum Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg én Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
: Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verpiichtstelling wordt onder het kopje "Aangésloten werkgevers" (•-) onder " i . werkgever in de rechtsbijstand:" gcscAropt; 1.
de raden voor dé rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeginjg van een rechtsbijstandverleher beoordelen:
2.
de publiekrechtelijke stichting Het Juridisch Loket, verantwoordélijk voor gratis juridisch advies en informatie;
3.
destichtingRechtsbijstand Asiel Nederland, gevestigd te Arnhem;
en vervangen door: 1.
de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken óm toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordeelt;
2.
de publiekrechtélijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie;
In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers.-" gesc/iropt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niét hebben bereikt en de Wérknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, rnet dien verstandé dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord ISO, Zeist Postbus 117. 3700 AC Zeist www.pfew.nl
Telefoon Fax:: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
LJ
Machtiging aanvraag Pagina 2
b.
c.
2.
op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, dé werknemers dié ingevoigé enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wét verplichte déelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikél 3 van dé Wét verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die béschikking luidt op de datum waarop voorde werknemers van de desbetreffende categorie van inste|lingen de deélneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspehsioenregeling, de Wérknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maxihiaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
en venangen door: 1. 2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, iéder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot hét persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die dé 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en dé werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de wérknemers die ingevolge enige beschikking krachténs artikél 2 van de Wet verplichté deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 yan de Wet verplichte beroepspensioènregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bédrijfspensioenfonds dan wel In een beroépspensioénregeling, c. de werknemers, dié een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niét meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, d.
de Wérknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandéeihouder (in de zin van de . Pénsioenwet).
M ^ V r ^ r ^ e l i j k e groet, RaV"" 2chtsbijstand
i cj<M I
i J
T<» l -*
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp
machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn Mevrouw G. St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte m e v r o u w St. Jago, Hierbij m a c h t i g e n w i j Pensioenfonds Zorg en Welzijn orfi namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en W e r k g e l e g e n h e i d te verzoeken het besluit van de Minister v a n 3 1 d e c e m b e r 1969, n u m m e r 4 4 . 4 0 3 , S t a a t s c o u r a n t 1970, 18, welk besluit laatstelijk is g e w i j z i g d bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , S t a a t s c o u r a n t 2 0 1 1 , 9 0 0 4 , per 1 j a n u a r i 2 0 1 4 als v o l g t te w i j z i g e n :
In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "Aangesloten werkgevers" (..) onder "i. werkgever in de rechtsbijstand:" geschrapt: 1. 2.
3.
de raden voor de rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordelen; de publiekrechtelijke stichting Het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie; de stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland, gevestigd te Arnhem;
en vervangen door: 1. 2.
de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordeelt; de publiekrechtelijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie;
In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers;" geschrapt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd; a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar béreikt, geacht wordt deze leeftijd
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist virww.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 wvwv.pfzw.nl/info 41179049
Ons kenmerk Machtiging aanvraag Pagina 2 op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft. b.
2.
en vervangen door: 1. 2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, ede werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, d. de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met.,vr^e|1dêTij!^g^o*>^'
^lgem^è|i jWpcieurp^i
het Juridisch Loket
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp machtiging aanvraag Pensioenfonds Z o r g en Welzijn M e v r o u w G. S t . J a g o Postbus 117 3 7 0 0 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "Aangesloten werkgevers" (..) onder "i. werkgever in de rechtsbijstand:" geschrapt: 1.
de raden voor de rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandveriener beoordelen;
2.
de publiekrechtelijke stichting Het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie;
3.
de stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland, gevestigd te Arnhem;
en vervangen door: 1.
de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordeelt;
2.
de publiekrechtelijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie;
In de tekst van de verplichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers:"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd; a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, ZeisI Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
; i i : '
Telefoon Fax: Contact KvK nummer;
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfew.nl/info 41179049
Ons kenmerk Machtiging aanvraag Pagina 2 b.
2.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artiker2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb, 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, ede werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet,
Corrie van Brenk Bondsvoorzitter ABVAKABO FNV
PENSIOENFONDS
Z O R G & W E L Z I IJ J N ^
Datum Ons kenmerk Onderwérp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoorinijmmer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum eh ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met eén onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
b.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikten dé werknemers dié de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstandé dat de werknémer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikél 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wél krachtens artikel 3 van de Wet verplichté beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in éen beroepspensioeriregeling,
c.
2.
de werknémers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens bürgeriijk recht aan een ohder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117. 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)2775577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: 1.
leder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een orider A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan eén particulier verzorgingshuis als werkgevér optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezondérd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemérs die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b.
dewerkneriiersdieingévolgéenigebeschikkingkrachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspénsioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan Wél in eeri beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, dié een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor éen periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens CNV Publieke zaak
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
Datum. Ons kenmerk Onderwerp machtiging aanvraag
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte nrievrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 4 4 . 4 0 3 , Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2 0 1 1 , Staatscourant 2 0 1 1 , 9004, per 1 j a n u a r i 2014 als volgt tè wijzigen:
In dé tekst van de verpiichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" fifesc/irapt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd réeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dar) wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van dé desbetreffende categorie van insteilingén de deelneming In het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspénsioenregeling,
c.
2.
de werknemers, dié eén dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet méér dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan eén ónder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(zé) of pastor, danwel een aan een particulier Verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030) 277 5577 (030)277 5578 www.pfew.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS Ons kenmerk
ZORG&WELZIJN
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: 1.
iéderdie een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder Agénoemde werkgever alsmede,
2.
leder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aaneen onder Agénoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever öptredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezondérd: a. de vwerknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet yan 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b.
c.
d.
de werkneniers die ingevolge enige béschikking krachtens artikel 2 van dé Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffendé categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspenisioenfphds dan wel in een beroepspehsioenregeling, de werknemers, dié een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan ih totaal 60 dagen per kalenderjaar, dé werknemers dié zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in dé zin van de Pensioenwét).
M|^vr'endelijke groet, ( W l ^ ^
NU 9 1
tfB^
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ UN
^
Datum Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vernielden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling vyordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropf 1.
2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemérs die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand té hebben bereikt, b.
de werknemers die ihgevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628)dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioènregeling (Stb. 2005; 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deélneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakarities werkzaam zijn voor éen periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
iederdie zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder Agénoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(zé) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als ^werkgeve^ optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax:: Contact KvK nurtimer
(030)277 5577 (030)277 5578 www:pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder dié een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgéver alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan één onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan éen particulierverzorgingshiiis als werkgever optredende natuuriijk persoon beti'éft.
Van de werknemers genoémd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarigé léeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomsyvet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012. Stb. 2012,328) hebben bereikt, b.
de werknemers die ingevoigé enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deélneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wét verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die eén dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakahties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendel i1ke_(/rroet. Namens
R.A.C.L. Héman, arts M&G, MBA voorzitter
PENSIOENFONDS Datum
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verpiichtstelling 1.
wordt onder het kopje "B. Werknemers;"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd; a.
de werknemers die de 15-jarlge leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117. 3700 AC Zeist vww.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer:
(030) 277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/i nfo 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende'natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en 8 sub 2 worden uitgezonderd; a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun sciiool- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
y r [ e n d ^ ^ e gi^^.
I
^
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk Vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling vvordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a.
b.
c.
2.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien vérstande dat de werknémerdie in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectiévelijk65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000.628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfondsdan wel in een beroepspensioenregeling, dé werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan éen onder Agénoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aah een particulier verzorgingshuis als werkgevei' optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist wvvw.pfzw.nl
' Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pfew.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoémde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoémd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezondérd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben béreikt eri de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomsyvet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 vian de Wet verplichte deelneming ih een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichté béroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen dé deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakahties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aan te mérken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met v r i e n d e j j j k e j ^ - o e t .
N e d e r l a n d s e Vereniging"v§Tf=DoK».crsassistenten
.1Vi
I.
\ PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verpiichtstelling Behandeld door Telefoonnummer Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk Is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011,9004, per 1 Januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" ffescftropfc 1.
leder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hébben bereikt, met dien verstande dat dé werknemer die in de loop van een kalendermaand dé leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b.
de werknemers die Ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van dé Wet verplichte deélneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichté beroepspensioènregeling (S|tb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht itljn tot deelneming In een ander bedrijfspenstoenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling,
c.
2.
dewerknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakantiés werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150. Zeist Postbus 117.3700 AC Zeist www.pfzw.nr
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030)277 5578 www.pfzwJil/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZI
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag
Pagina 2
en venangen door: 1.
leder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werl^ever alsmede,
2.
leder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werl^ever verborideri is tot het persoonlijk vérrichten van arbeid, mits het een óntwlkkélingswerker, een diacones, rellgieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en dé werknemers dié de pensioengerechtigde leeftijd in dezin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012,328) hebben bereikt, b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplldite deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds Is verplichteestcW, reeds verplicht zijn tot deelneming In een ander bedrijfspensioenfonds dan wel In een beroepspensioènregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakantiés werkziiam zljn voor eén periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan In totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zljn aan te meri<en als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
d.
Met vrlen^ej^b^e^gj^t)_ Namen CNV Vakme..fittrt
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
Datum Ons kenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
maichtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer . Wilt u bij beantwoording steeds de ^datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te Wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt; 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemérs die dé 15-jarige leeftijd nog niet hébben bereikten de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de wérknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b.
dé werknemérs die ingevolge enige béschikking krachtens artikel 2 yan de Wet verplichté déelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikél 3 van de Wet verplichte beroepspensloenregeling (Stb. 2005,526), zoals die béschikking luidt op dé datum waarop voor de werknemers van de désbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelnemirig in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroépspensioenrégeling/
c
2.
dewerknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtéreen en niét meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A génoemde werkgéver verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkélingswerker. een diacones, religieus(zé) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgéver optredende natuuriijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117. 3700 AC Zeist www.pfew.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nlTïnfo 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door 1.
ieder die een iarbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd orider B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en dé werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet yan 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte béroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de daturn waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioènregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meerdan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de Wérknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in dé zin van de Pensioenwet).
d.
Met vriendelijke groet. Namens FNV KIEM
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum Ons kenmerk Ondenwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van dé verpiichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknerners:" gesc/iropf 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A génoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemérs die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemér die in de loop van een kalendermaand dé léeftijd van 15 respectiévelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensloenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van dé desbetreffende categorie van insteilihgen de deelneming in het forids is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deélneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling,
c.
2.
de werknemers, die een dagopleiding Volgen én uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; iéder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier veaorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030) 277 5578 wWw. pfew. nl/i nfO 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: 1.
ieder dié één arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede,
2.
iéderdiezonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder Agénoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid,imits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier vérzorgingshuis ais werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van dé werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemersdie de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomsyvet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikél 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffendé categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in eén ander bedrijfspensioenfonds dan wei in een beroepspensioènregeling,
c.
de werknemers, dié een dagoplèiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
dé werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandéélhPuder (in dé zin van de Pensioenwet).
s S C • fa
s «!,
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum Ons kenrrierk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verpiichtstelling Behandeld door Telefoonnummer Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, pér 1 januari 2014 als volgt te wijzigen:
In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft- met een onder A genoemde werkgever, uitgezondérd: a.
b.
dé werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt én de werknemers die de 65jarige leéftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemér die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op dé eerste dag van de maand té hebben bereikt, de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikei 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van dé Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de : deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
2.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 wéken achtéreen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier venprgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150. Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030)277 5577 (030) 277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ons kerihrierk
Machtiging aanvraag
Pagina 2
en venangen door: 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk récht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede.
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswérker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemérs die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Oudérdomswet (Stb. 1956,281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben béreikt, b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005,526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie yan instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in eén ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers dié zijn aan te merken als directeur groótaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
-WetfVriendelijke groet.
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum Ons kenmerk Onderwérp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verpiichtstelling Behandeld door Telefoonnummer
Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In de tekst van de verplichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" gesc/iropt: 1.
2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezondérd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en dewerknemers die de 65jarige leéftijd reeds hebben bereikt, met dien verstandé dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt déze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van dé Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte béroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie Van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een andér bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling.
c.
de werknemers, dieéen dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzprgingshuis als werkgevér optredende natuuriijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150. Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummen
(030) 277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/info 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZ
Ons kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
er\ venangen door: 1.
iederdieeeriarbeidsovereenkomst volgens burgeriijk reizht heeft met een onder Agénoemde werkgever alsmede,
2.
ieder die zonderarbeidsovereenkomst volgens burgeriijk rechtaan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot hét persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemérs die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknémers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 Juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voorde werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming iri het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensloenregeling,
c.
dewerknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers die zijn aante merken als directeur grootaandeelhouder(in de zin van de Pensioenwet).
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t . Namens
L a n d e l i j k e v e r e n i g i n c i , a n j ^ r y b t i i in d i e n s t v e r b a n d
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Datum Onskenmerk Onderwerp
Pensioenfonds Zorg en Welzijn mevrouw Gea St.Jago Postbus 117 3700 AC ZEIST
machtiging aanvraag wijziging verplichtstelling Behandeld door Telefoonnummer Wilt u bij beantwoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte mevrouw St. Jago, Hierbij machtigen wij Pensioenfonds Zorg en Welzijn om namens onze organisatie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970, 18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 als volgt te wijzigen: In dé tekst van de verpiichtstelling wordt onder het kopje "B. Werknemers:" geschrapt; 1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft mét eén onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarigé leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leéftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande datde werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op dé eerste dag van de maand té hebben bereikt, b.
2.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfetakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628) dan wel krachtens artikél 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deélneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school-of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder dié zonderarbeidsovereerikomst volgens burgeriijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbéid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, dariwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117,3700 AC Zeist www.pfzw.nl
Telefoon Fax: Contact KvK nummer
(030) 277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/i nfó 41179049
PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Ohs kenmerk
Machtiging aanvraag Pagina 2
en venangen door: 1.
iéderdieeenarbeidsovereenkomstvolgensburgériijkréchthééftméteenonderAgenoemde werkgever alsmede,
2.
iéder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgeriijk recht aan een onder Agénoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, rnits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikél 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpénsioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachténs artikél 3 van de Wét verplichte beroepspensioènregeling (Stb. 2005, 526), zoals die béschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffendé categorie van instellingen dedeelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deélneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,
c.
dé werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,
d.
de werknemers dié zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met vriendelijke groet. Namens CNV K o s t e r s b o n d
Datum Ons kenmerk
Onderwerp machtiging aanvraag Pensioenfonds Zorg en Welzijn m e v r o u w Gea S t . J a g o Postbus 117 3 7 0 0 AC Z E I S T
wijziging verplichtstelling Behandeld door
Telefoonnummer
Wilt u bij beantvKoording steeds de datum en ons kenmerk vermelden.
Geachte m e v r o u w St. Jago, Hierbij m a c h t i g e n w i j Pensioenfonds Z o r g en W e l z i j n o m n a m e n s onze o r g a n i s a t i e de M i n i s t e r v a n S o c i a l e Z a k e n en W e r k g e l e g e n h e i d t e v e r z o e k e n h e t b e s l u i t v a n de Minister van 3 1 d e c e m b e r 1 9 6 9 , n u m m e r 4 4 . 4 0 3 , Staatscourant 1 9 7 0 , 18, welk besluit l a a t s t e l i j k is g e w i j z i g d b i j b e s l u i t v a n 2 0 m e i 2 0 1 1 , S t a a t s c o u r a n t 2 0 1 1 , 9 0 0 4 , p e r 1 j a n u a r i 2 0 1 4 als v o l g t te w i j z i g e n :
In de tekst van de verpiichtstelling.wordt 1.
onder het kopje "B. Werknemers;"
geschrapt:
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd; a.
de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt,
b.
de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspénsioenregeling,
c.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar;
2.
ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Noordweg Noord 150, Zeist Postbus 117, 3700 AC Zeist vww.pfEW.nl
Telefoon Fax; Contact KvK nummer
(030) 277 5577 (030)277 5578 www.pfzw.nl/lnfo 41179049
Ons kenmerk Machtiging aanvraag Pagina 2
en vervangen door: 1. 2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieu5(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd; a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 528) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel In een beroepspensloenregeling, • ede werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, d. de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder (in de zin van de Pensioenwet).
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t , Namens Nederlandse^Toonkunstenaarc'^ond-
Ef^Aiii^tf-Gaur «Secretaris
Bijlage 2 bij brief met kenmerk BAV 13-024 Tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van de verplichtstelling van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn na wijziging De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn is verplicht gesteld voor de hieronder gedefinieerde werkgevers en werknemers: A. Werkgevers: a. werkgevers in de intramurale en/of extramurale zorg b. werkgevers in de huisartsenzorg c. gezondheidscentra d. tandartsen e. werkgevers in de ambulancezorg f. werkgevers in de jeugdzorg g. werkgevers in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening h. werkgevers in de kinderopvang i. werkgevers inde rechtsb ij stand j. Protestantse Kerk in Nederland k. werkgevers in de kunstzinnige vorming 1. werkgevers in de sport Deze werkgevers worden als volgt nader omschreven: a. werkgever in de intramurale en/of extramurale zorg: de natuurlijke of rechtspersoon die zorg of hulp verleent in een of meer van de volgende vormen: 1. huishoudelijke verzorging 2. persoonlijke verzorging 3. verpleging 4. ondersteunende begeleiding 5. activerende begeleiding 6. behandeling 7. verblijf 8. uitleen van verpleegartikelen 9. dieetadvisering 10. prenatale zorg 11. vaccinaties 12. jeugdgezondheidszorg 13. kraamzorg 14. verslavingszorg 15. preventie ter voorkoming van de noodzaak tot (meer) zorg en begeleiding, en 16. de indicatiestelling voor één of meer van de bovengenoemde vormen van zorg en voor materiële voorzieningen voor gehandicapten,
BAVl3-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
-
uitgezonderd: de werkgever die nagenoeg uitsluitend huishoudelijke verzorging verleent én die zijn inkomsten voor minder dan 50% direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid, de werkgever die zorg in de vorm van behandeling en/of verblijf verleent én die zijn inkomsten voor minder dan 50% direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid, de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als zelfstandige eerste- of tweedelijns vrije beroepsbeoefenaar zorg verleent, het gezondheidscentrum als bedoeld onder c van deze verplichtstelling, en de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004, Stb. 2004, 87);
b. werkgevers in de huisartsenzorg: natuurlijke personen en rechtspersonen die (nagenoeg) uitsluitend (een onderdeel van) huisartsenzorg leveren, in enigerlei rechtsvorm; c. gezondheidscentrum: de in Nederland gevestigde rechtspersoon die multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg verleent, met dien verstande dat dit voor huisartsen uitsluitend van toepassing is voor zover zij in dienst zijn van een rechtspersoon die zonder winstoogmerk binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulp verleent; d. tandarts: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als tandarts of tandarts-specialist tandheelkundige zorg verleent, voor wat betreft dat deel van de werknemers dat de functie vervult van tandartsassistent of tandartsassistent-plus; e. werkgever in de ambulancezorg: de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die in Nederland het bedrijf uitoefent in het kader van het verlenen of doen verlenen van de in de Wet ambulancevervoer, (Stb. 1971, 369 d.d. 23 april 1971) geregelde ambulancezorg. Onder ambulancezorg wordt verstaan: zorg, erop gericht een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en per ambulance te vervoeren, alsmede een Centrale Post voor het Ambulancevervoer c.q. Meldkamer Ambulancezorg voorzover het personeel in dienst is van de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of Regionale Ambulancevoorziening. Uitgezonderd zijn privaatrechtelijke instellingen waaraan een B3 status is toegekend op basis van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004, Stb. 2004, 87).
BAVl 3-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
f. werkgever in de jeugdzorg: de rechtspersoon die nagenoeg uitsluitend de navolgende voorzieningen van jeugdzorg in stand houdt c.q. beheert: 1. alle vormen van ambulante hulpverlening en therapeutische interventies gericht op de individuele jeugdige of het gezin, waaronder: - opvoedcursussen - intensieve (ortho)pedagogische gezinsbegeleiding - spelbegeleiding - speltherapie - creatieve therapie - vaardigheidstrainingen gericht op het omgaan met specifiek probleemgedrag van jeugdigen - specifieke aanpak van gedragsproblemen van jeugdigen - individuele begeleiding en training van jeugdigen of hun ouders - kindertelefoons -jongerenadviescentra, en - adviesbureaus voor jeugd en gezin; 2. (deeltijd) verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder of verblijf bij een pleegouder ter vervanging van de gezinssituatie, in verband met psychosociale, psychische of gedragsproblemen waaraan het gezin het hoofd niet kan bieden of tijdens voogdij of voorlopig voogdij van een bureau jeugdzorg, waaronder: - voorzieningen voor crisisopvang - observatietehuizen - tehuizen voor opvoeding en verzorging - tehuizen voor buitengewone behandeling, en - gezinshuizen; 3. de medische kindertehuizen, waaronder worden verstaan tehuizen waarin aan jeugdigen wier lichamelijke of geestelijke gezondheid is aangetast of in ernstige mate wordt bedreigd hulp wordt geboden bestaande uit geneeskundig onderzoek en observatie en geneeskundige behandeling door artsen in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verpleging en verzorging gedurende dag en nacht; 4. de medische kleuterdagverblijven, waaronder worden verstaan voorzieningen waarin aan jeugdigen bij wie een stoornis in de ontwikkeling is opgetreden of dreigt op te treden ten gevolge van een samenloop van lichamelijke of geestelijke en maatschappelijke factoren hulp wordt geboden, bestaande uit: - geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling door een kinderarts in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verzorging gedurende de dag of een gedeelte daarvan, - de begeleiding van het gezin waartoe het kind behoort; 5. de bureaus jeugdzorg alsmede voorzieningen voor observatiediagnostiek ten behoeve van het stellen van een indicatie voor jeugdzorg; 6. de particuliere justitiële jeugdinrichtingen zoals bedoeld in artikel 1 onder C van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Stb 2000,481); g. werkgever in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening: de rechtspersoon die de inkomsten geheel of ten dele direct of indirect ontvangt uit BAV13-024, bijlage 2
werkingssfeer verpiichtstelling PFZW
zorgverzekeringen of van de overheid en die, al dan niet met winstoogmerk, voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verleent in een van de volgende vormen: 1. sociaal-cultureel werk: - sociaal-culturele, educatieve, vormende en/of recreatieve activiteiten, die algemeen toegankelijk zijn en bevorderlijk kunnen zijn voor de maatschappelijke participatie en/of ontplooiing van individuen en/of groepen, - activerende, ondersteunende en/of belangenbehartigende activiteiten gericht op bevordering van de leefbaarheid en het welzijn van (groepen van) burgers in hun woon- en leefomgeving en/of op de participatie aan en emancipatie in de samenleving van (groepen van) burgers, - vrijwilligerscentrales die als doel hebben het stimuleren, ondersteunen en/of bemiddelen ten behoeve van vrijwilligerswerk, - (ondersteuning van) jeugd- en jongerenwerk, - activiteiten gericht op bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren en het voorkomen van maatschappelijke uitval van jongeren; 2. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speel- en/of aanvullende ontwikkelingsmogelijkheden aan kinderen in de leeftijd vanaf 2 jaar tot aan het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, gedurende minder dan 4 aaneengesloten uren per dag. 3. welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers: - activiteiten gericht op de (medische) opvang, introductie, maatschappelijke oriëntatie en/of integratie van (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers alsmede activiteiten gericht op begeleiding, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van organisaties die zich richten op (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers, - tolkencentra voorzover deze nagenoeg uitsluitend activiteiten verrichten ten behoeve van minderheden, - zelforganisaties van minderheden (mits deze organisaties niet tevens politieke doelstellingen hebben); 4. maatschappelijke dienst- en hulpverlening: - sociaal raadsliedenwerk: kosteloze en laagdrempelige sociaal-juridische advisering op een zeer breed terrein, - telefonische hulpdiensten: informatieverstrekking, advisering en dienstverlening als eerste opvang aan personen bij verwerking van gebeurtenissen en omstandigheden die ingrijpen in hun leven en/of verstoorde of onvoldoende aanwezige relaties tussen mensen en hun sociale omgeving, - ambulante hulpverlening aan vrouwen en mannen op het gebied van zwangerschap, ouderschap, seksueel geweld, adoptie en/of kindafstand, - slachtofferhulp: opvang, dienstverlening en/of ondersteuning - zowel emotioneel, praktisch als juridisch - aan slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen, - algemeen en specifiek maatschappelijk werk, - schuldhulpverlening: advisering, praktische hulpverlening en/of bemiddeling bij het verantwoord (leren) omgaan met een huishoudbudget en / of het oplossen van een schuldprobleem; BAVl3-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
4
5. maatschappelijke opvang: - het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over eigen woonruimte of die hun woonomgeving hebben verlaten, waaronder dak- en thuislozenzorg, algemene (crisis)opvangcentra, vrouwen(crisis)opvangcentra, blijf-van-mijn-lijf huizen, centra voor intensieve opvang, begeleid wonen en sociale pensions, - herstellingsoorden: het bieden van residentiële, kortdurende, somatische en/of psychosomatische hulpverlening aan personen die na ziekte, medische behandeling of ten gevolge van mentale overbelasting (door lichamelijke oorzaken) gedurende 24 uur per dag tijdelijk opvang, begeleiding en verpleging behoeven, waarbij de hulpverlening is gericht op terugkeer naar een zelfstandig maatschappelijk functioneren van het individu; 6. welzijn ouderen: - ambulante praktische dienstverlening op materieel gebied en/of recreatieve activiteiten voor individuele en groepen ouderen, die bevorderlijk kunnen zijn voor hun individuele welzijn, gezondheid, maatschappelijke participatie en/of zelfredzaamheid, - activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van het maatschappelijk functioneren, de begeleiding of verpleging en verzorging of de belangenbehartiging van ouderen; 7. welzijn gehandicapten: activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van de maatschappelijke integratie en ontplooiing of de belangenbehartiging van lichamelijk en/of verstandelijk geliandicapten; 8. emancipatie, pleitbezorging, voorlichting, belangenbehartiging en bestrijding discriminatie ten behoeve van vrouwen, homoseksuelen, alleenstaanden, gezinnen, ouderen en minderheden; werkgever in de kinderopvang: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die: 1. tegen vergoeding kinderopvang verzorgt voor kinderen van O jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd en/of 2. tegen vergoeding bemiddelende en/of begeleidende en/of ondersteunende diensten verricht ten behoeve van kinderopvang; werkgever in de rechtsbijstand: 1. de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordeelt; 2. de publiekrechtelijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie. Protestantse Kerk in Nederland: een gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk dan wel een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11-26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 2 van de Generale regeling stichtingen, voor wat
BAV 13-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
betreft de medewerker, die met de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. k. werkgever in de kunstzinnige vorming: 1. de rechtspersoon die uitsluitend of in overwegende mate zonder winstoogmerk lessen, cursussen en/of projecten verzorgt op het terrein van de muzikale vorming en/of op één of meer terreinen van de audiovisuele, beeldende, dansante of dramatische vorming, al dan niet gecombineerd met literaire vorming, dan wel zich daarmee uitsluitend of in overwegende mate bezighoudt; 2. de rechtspersoon die één of meer elementen van de begeleiding gericht op ontwikkeling en vemieuwing van beleid en uitvoering, alsmede op verbetering van kwaliteit van activiteiten op het terrein van kunstzinnige vorming vervult, al dan niet op landelijk niveau, op één of meer dan de onder 1 bedoelde terreinen, indien deze rechtspersoon deswege geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd wordt door de rijks-, provinciale en/of gemeentelijke overheid; 3. de Vereniging van Centra voor de Kunsten, gevestigd te Utrecht; 1. werkgever in de sport: de rechtspersoon, werkzaam op landelijk, regionaal en/of provinciaal niveau, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk faciliteiten te verschaffen voor de sportbeoefening in de ruimste zin dan wel deze sportbeoefening te bevorderen, uitgezonderd - de scheidsrechters in dienst van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, en - de sport-technisch-kader-werknemers: werknemers die in dienst zijn van een provinciaal sport service bureau maar bij een lokale vereniging te werk zijn gesteld; B. Werknemers: 1. 2.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is BAVl 3-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder in de zin van de Pensioenwet (Stb.2006,705, laatstelijk gewijzigd bij wet van 1 oktober 2012, Stb.2012,300).
BAV 13-024, bijlage 2
werkingssfeer verplichtstelling PFZW
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota 2013 PENSIOENFONDS
ZORG&WELZIJN
Documentbeheer
Versiebeheer Datum
Auteurs
Opmerkingen
0.1
15-10-2012
BB PFZW, PGGM
Initiële concept, versie bestuursbureau
1.0
9-11-2012
BB PFZW, PGGM
Versie audit committee PFZW
2.0
22-11-2012
BB PFZW, PGGM
Concept voor bestuur PFZW,
Versie
na bespreking audit committee. 3.0
6-12-2012
BB PFZW, PGGM
Concept voor pensioenraad PFZW
4.0
20-12-2012
BB PFZW
Definitief na Pensioenraad PFZW
Distributieiijst Verstuurd naar
Rol
Bestuursbureau PFZW
Ondersteuning bestuur PFZW
Henry Dikkema
Directeur afdeling F&AV
1.0
Audit committee PFZW
Advisering bestuur PFZW
2.0
Bestuur PFZW
Besluitvorming
3.0
Pensioenraad PFZW
Besluitvorming
4.0
DNB, PFZW, PGGM
Definitief
Versie 0.1
ABTN 2013 december 2012
2/105
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3
2
5
Doelstelling ABTN Leeswijzer Belangrijkste besluitvorming
5 5 5
INRICHTING EN BESTURING VAN HET PENSIOENFONDS 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4
Organisatie-inrichting Procesinrichting PFZW Inrichting van de uitbesteding
7 11 13
STRATEGISCH R I S I C O K A D E R
16
Bestuurlijke opdracht Risicobeleidskader Implementatie Monitoring en beoordeling van het kader Continu verbeteren STATUTEN, UITVOERINGSREGLEMENT EN PENSIOENREGLEMENT
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5
Algemeen De statuten van het pensioenfonds Pensioenwet: de centrale thema's Het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds Het pensioenreglement van het pensioenfonds ACCEPTATIEBELEID
5.1 5.2 5.3 6
6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 7
Aansluiting bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn Procedure voor aansluiting Dispensatiebeleid
8
Algemeen Pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 of toegetreden op of na 1 januari 2006 (A-regeling) Pensioenregeling voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 en deelnemer op 31 december 2005 (B-regeling) Uitkering ineens bij overlijden Arbeidsongeschiktheidsregelingen Vrijwillige voortzetting Bescherming bij verlof en werkloosheid Extra Pensioen (vrijwillige aanvullende modules) Pensioenregeling Accent Instapregeling Toezicht Beschrijving financiële opzet Beoordeling financiële positie, monitoring en rapportage Herstelplan Grondslagen Resultaat, eigen vermogen en voorzieningen Premiegrondslag Overige regelingen Evaluatie en actualisering
28 30 33 34 35 37 38 38 39 40 40 40 41 42 43 51 52 53 56 56 56 57 58
Het strategische beleggingsbeleid Beleggingsproces De opzet van resultaatsbeoordeling Waarderingsgrondslagen en -methoden beleggingen
ABTN 2013 december 2012
23 23 23 25 26
42
BELEGGINGSBELEID 8.1 8.2 8.3 8.4
23
34
FINANCIËLE OPZET 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
17 17 18 22 22
28
PENSIOENREGELING 6.1 6.2
7
3/105
58 58 64 64
B U L A G E 1:
MINIMUM V E R E I S T E I G E N VERMOGEN
68
BIJLAGE 2:
SPECIFICATIE SOLVABILITEITSBUFFER
69
BIJLAGE 3:
U I T S P L I T S I N G KOSTENDEKKENDE PREMIE
73
BIJLAGE 4:
GRONDSLAGEN EN PREMIESTELLING 2013
74
BIJLAGE 5:
UITEENZETTING RISICO-UNIVERSUM EN BEGRIPPEN
75
BIJLAGE 6:
VOLWASSENHEIDSMODEL IRM
77
BIJLAGE 7:
VERKLARING INZAKE DE B E L E G G I N G S B E G I N S E L E N
78
BIJLAGE 8:
FINANCIEEL CRISISPLAN
85
BIJLAGE 9:
TOETSING ABTN AAN W E T - EN REGELGEVING
101
BIJLAGE 10:
OVERZICHT BELEIDSDOCUMENTEN NAAR B E L E I D S T E R R E I N
103
BIJLAGE 11:
L U S T VAN G E B R U I K T E AFKORTINGEN
105
ABTN 2013 december 2012
4/105
1 1.1
Inleiding Doelstelling ABTN
De actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) is een door de Pensioenwet (artikel 145) voorgeschreven document op grond waarvan De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan de financiële voorschriften waaraan een pensioenfonds moet voldoen. De ABTN heeft het karakter van een bedrijfsplan waarin in ieder geval is opgenomen: a. de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle; b. voor zover van toepassing procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het betreffende fonds en voor het verkrijgen van deelnemerschap van hun werknemers; c. de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst dan wel het uitvoeringsreglement; d. de hoofdlijnen van de reeds verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken en -rechten die voor de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden of andere aanspraakgerechtigden voortvloeien uit het pensioenreglement; e. de uit het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement (en uitvoeringsovereenkomst) voortvloeiende risico's die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn herverzekerd of overgedragen; f. de financiële opzet; g. de financiële sturingsmiddelen; h. de systematiek van de vaststelling van de parameters, zoals die op grond van artikel 144 van de Pensioenwet worden vastgesteld. 1.2
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze ABTN wordt de Inrichting en Besturing van het Pensioenfonds beschreven. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 In op het strategisch risicokader. Daarna komen de Statuten, uitvoeringsreglement en pensioenreglement aan bod in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 gaat in op het Acceptatlebeleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de Pensioenregeling besproken. In hoofdstuk 7 komt de Financiële opzet aan bod. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op het Beleggingsbeleid. Met het voorliggende concept van de ABTN 2013 wordt beoogd de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar weer te geven. 1.3
Belangrijkste
Beleggingsplan
besluitvorming 2013
Het beleggingsplan 2013 is door het bestuur vastgesteld op 2 november 2012. Grondslagen 2013 In 2012 heeft een beperkt grondslagenonderzoek plaatsgevonden. Grondslagen met een materiële impact zijn gewijzigd. De rentevoet voor de premie is opnieuw vastgesteld op 2,9% in afwachting op de uitwerking van het pensioenakkoord. De financiering van de indexeringsambitie vanuit de premie komt hiermee onder druk te staan en zal meer afhankelijk worden van het beleggingsrendement; de indexering van de pensioenen wordt hierdoor onzekerder. Indien de rente structureel op een lager niveau (onder 2,7%) blijft, dan wordt er geen indexering meer uit de premie gefinancierd.
ABTN 2013 december 2012
5/105
Premie en regeling 2013 De grondslagen en premies voor 2013 zijn vastgesteld op 2 november 2012. De feitelijke premie is gestegen van 23,8% naar 24,4%. Het opbouwpercentage voor pensioen is opnieuw tijdelijk vastgesteld op 1,95% in afwachting op de uitwerking van het pensioenakkoord. Indexeringsbesluit 2013 Het bestuur van het pensioenfonds heeft besloten de indexering per 1-1-2013 vast te stellen op 0%. Crisisplan De maatregelen uit het financieel crisisplan zijn verwerkt in de ABTN. Zie leidraad bij onderdekking in de financiële opzet in paragraaf 7.2.5. In bijlage 8 staat het complete financieel crisisplan. Na bespreking in de Pensioenraad wordt de ABTN van Pensioenfonds Zorg en Welzijn, met aanbeveling van het audit committee, vastgesteld door het bestuur.
Zeist, 20 december 2012
ABTN 2013 december 2012
6/105
2
Inrichting en Besturing van liet Pensioenfonds
Het pensioenfonds heeft zijn governance op hoofdlijnen a|s volgt ingedeeld : •
• •
Organisatie inrichting; - Bestuur; - Intern toezicht; - Deskundigheid Bestuur; - Integriteit; Procesinrichting Inrichting van de uitbesteding.
De inrichting en besturing van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) zijn in overeenstemming met de "Principes voor goed pensioenfondsbestuur" en de bepalingen in de Pensioenwet. 2.1 Organisatie-inrichting Organogram Schematisch ziet de structuur van het fonds er als volgt uit: Werkgeversorganisaties
Werknemersorganisaties Cbmmisslé Intern toezicht
Commissie van beroep Pensioenraad Commissie algemene zaken Audit committee Pensioencommissie Bestuurscommissie Investments Figuur 1 : O r g a n o g r a m PFZW
De structuur wordt in onderstaande paragrafen nader toegelicht. 2.1.1 Bestuur De stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn is een zelfstandig orgaan met een eigen bestuur. In dit bestuur hebben, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, zeven vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en zeven vertegenwoordigers van werknemersorganisaties in de sector Zorg en Welzijn zitting. De bestuursleden worden op voordracht van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties benoemd door het bestuur. Zij werken onafhankelijk van de voordragende organisatie en zijn collectief verantwoordelijk. Ter voorbereiding op de besluitvorming wordt het bestuur geadviseerd door vier bestuurscommissies: • de commissie algemene zaken (CAZ), • het audit committee (AC), • de pensioencommissie (PC) en de • de bestuurscommissie investments (Bcl). De taken en bevoegdheden van deze commissies zijn vastgelegd in een reglernent per commissie. Kort samengevat zijn deze taken en bevoegdheden: Commissie Algemene Zaken De commissie heeft onder meer dé volgende taken: • Voorbereiden vergaderingen van het bestuur;
ABTN 2013 december 2012
7/105
•
Afhandelen van praktische aangelegenheden betreffende het fonds; Oriëntatie op strategische onderwerpen en de governance van het fonds, Bespreken c.q. coördineren van ad hoe aangelegenheden; Overleg en besluitvorming over maatregelen bij calamiteiten van financiële aard; Toezicht houden op en aansturen van bestuursbureau (inclusief personele zaken en beloning); Voorbereiden totstandkoming SLA.
Audit Committee Het audit committee adviseert het bestuur over beleidsvoorstellen op bedrijfseconomisch en financieel gebied en t.a.v. risicomanagement en houdt toezicht op de uitvoering van de gemaakte afspraken met de uitvoeringsorganisatie zoals vastgelegd in de Service Level Agreement en overige contracten. Daarnaast behoort tot de com missietaken: • De (externe) financiële informatieverschaffing; . Risicomanagement en interne beheersing; • De uit te voeren interne controles door de uitvoeringsorganisatie en de controle door de externe accountant; de controle door de externe actuaris; • Compliance, wet- en regelgeving en ethiek. Het audit committee wordt bijgestaan door drie onafhankelijke, externe deskundigen. Het bestuur heeft het audit committee gemandateerd de volgende onderwerpen zelfstandig af te handelen: Het vaststellen van de opzet, werking en wijzigingen van het risicomanagementsysteem van PFZW. Het goedkeuren en vaststellen van het risicoverslag; • Het goedkeuren van het te publiceren kwartaalbericht.
Pens/oencomm/ss/e De pensioencommissie adviseert het bestuur over beleidsvoorstellen: . het formuleren van het algemene collectieve pensioenbeleid, inclusief de aard van het contract, tarifering en premie- en indexatiebeleld; • het acceptatiebeleid (markt en prijs); • het vastleggen van het beleid in het pensioenreglement; . het wijzigen van het pensioenreglement naar aanleiding van wijziging van het pensioenbeleid dan wel naar aanleiding van wettelijke maatregelen; het integrale herstelplan: benodigde wijzigingen in de pensioenregeling; • het pensloencommunicatiebeleld; de door de uitvoeringsorganisatie te ontwikkelen en uit te voeren nieuwe producten voor zover die invloed hebben op de collectieve pensioenregeling alsmede de implementatie binnen of buiten de uitvoeringsorganisatie. Bestuurscommissie Investments De bestuurscommissie investments heeft tot taak: Het voorbereiden van voorstellen betreffende het beleggingsbeleid voor behandeling in het bestuur van het pensioenfonds. Repressief toezicht uit te oefenen op de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerder waaraan het pensioenfonds de uitvoering van het beleggingsbeleid heeft uitbesteed. • Goedkeuring te verlenen ofte onthouden aan beleggingsvoorstellen die van bijzondere aard zijn of een bepaalde omvang te boven gaan indien passend binnen het bestaande beleggingsbeleid. . Het maken van risico/rendementsafwegingen bij het bepalen van het beleggingsen risicobeleid.
ABTN 2013 december 2012
8/105
De bestuurscommissie investments wordt bijgestaan door drie onafhankelijke, externe deskundigen. Bestuursbureau Naast bovengenoemde bestuurscommissies wordt het bestuur van het pensioenfonds ondersteund dooreen bestuursbureau. Het bestuursbureau heeft vooral ten doel het bestuur te adviseren over beleidsstukken, de regie te voeren over de uitbesteding, het extern manifesteren van fonds en bestuur en het secretarieel ondersteunen van de bestuurscommissies, de Pensioenraad, de commissie intern toezicht en de commissie van beroep. De omvang van het bestuursbureau bedraagt circa 16 fte. 2.1.2 Deskundigheid bestuur Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de acht beleidsdomeinen die in onderstaand figuur schematisch weergegeven zijn. Het domein Strategie en Governance is daarbij richtinggevend voorde overige beleidsdomeinen. Binnen dit domein wordt de meerjarenstrategie en -doelstellingen en de governance van het pensioenfonds bepaald en vastgelegd. Vervolgens vindt nadere detaillering plaats binnen de beleidsdomeinen Public Affairs beleid. Financieringsbeleid, Beleggingsbeleid en Communicatie- en Marketingbeleid. De uiteindelijke afspraken in termen van dlènstveriening door de uitvoeringsorganisatie worden vastgelegd in contracten en een dienstverleningsovereenkomst.
Figuur 2: Beleidsdomeinen PFZW
Het bestuur voert een actief en intensief beleid inzake deskundigheidsbevordering waarbij onder meer aangesloten wordt op bovengenoemde beleidsdomeinen. Het bestuur heeft de eisen die aan bestuursleden worden gesteld bepaald en in nieuwe profielen en nieuwe deskundigheidsniveaus vastgelegd. In een deskundigheidsplan is aangegeven hoe de deskundigheid van het bestuur als totaal en van de individuele leden worden bevorderd en gehandhaafd. Jaarlijks worden voor de diverse commissies meerdere opleidingsdagen belegd. Daarnaast volgt het bestuur een zogenaamde'summercourse' waarbij ze hun kennis laat opfrissen door zich o.a. door in- en externe deskundigen te laten bijpraten over actuele onderwerpen.. Verder is in de reglementen van de bestuurscommissies bepaald dat de leden relevante kennis en ervaring dienen te hebben waarbij vastgelegd is dat: • toetredende leden deelnemen aan een relevante introductieopleiding; • de commissieleden hun kennis en vaardigheden regelrhatig (minstens l x per jaar) inventariseren en actualiseren;
ABTN 2013 december 2012
9/105
.
de commissie zich zoveel als nodig en al dan niet met behulp van i n - en externe deskundigen op de hoogte stelt van ontwikkelingen in relatie tot het werkingsgebied van de commissie; de commissie jaarlijks - desgewenst buiten aanwezigheid van derden en/of indien gewenst onder begeleiding van een externe partij - haar functioneren als geheel en per individueel lid evalueert. De evaluatie wordt ter beschikking gesteld aan het bestuur. De relevante bevindingen worden besproken met de directeur van het bestuursbureau en zo nodig met de voorzitter van het bestuur dan wel het bestuur.
.
Naast de commissies evalueert het bestuur jaarlijks het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Ten behoeve van die periodieke evaluatie is een procedure vastgesteld. Mede aan de hand van de resultaten van deze evaluatie wordt het deskundigheidsplan geactualiseerd.
2.1.3 Intern toezicht Commissie Intern Toezicht Het pensioenfonds heeft een commissie intern toezicht (CIT) ingesteld bestaande uit drie onafhankelijke, externe deskundigen. De interne toezichtstaak kent de volgende aandachtsgebieden: Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds; Het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico's op de langere t e r m i j n . De commissie rapporteert haar bevindingen aan het bestuur die de rapportage intern toezicht ter kennis brengt van de Pensioenraad. De bevindingen van het interne toezicht worden samengevat vermeld in het jaarverslag. Naast de interne toezichtstaak treden de drie externe deskundigen binnen het audit committee op als adviseur waar zij vanuit hun specifieke deskundigheldsgebied de bestuursleden van het audit committee bijstaan in hun adviserende taken richting het bestuur. Verantwoording en medezeggenschap Het pensioenfonds kent een Pensioenraad Zorg en Welzijn, hierna te noemen de Pensioenraad. In deze raad zijn de functies verantwoording en medezeggenschap geïntegreerd. De Pensioenraad heeft een eigen onafhankelijke voorzitter en is samengesteld uit drie geledingen van elk twaalf leden, te weten: • • •
actieve deelnemers; gepensioneerden; werkgevers.
De leden van de Pensioenraad worden onder meer benoemd door bij CAO's in de sector Zorg en Welzijn betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties. De Pensioenraad heeft - als verantwoordingsorgaan - de bevoegdheid minimaal eenmaal per jaar een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Naast het adviesrecht op diverse gebieden heeft de Pensioenraad onder meer goedkeuringsrechten ten aanzien van het jaarverslag, wijzigingen van statuten, wijziging van de vergoedingsregelingen voor bestuursleden en besluiten tot fusie of ontbinding. De Pensioenraad heeft, onder voorwaarden, de bevoegdheid het bestuur te schorsen of als geheel tussentijds te laten aftreden.
ABTN 2013 december 2012
10/105
2.1.4 Integriteit PFZW draagt zorg voor een integriteitbewuste bedrijfscultuur en integriteltbewustzijn bij haar bestuur, medewerkers en de uitvoeringsorganisatie, waaraan het fonds werkzaamheden heeft uitbesteed. Integriteit betekent voor PFZW dat het fonds minimaal in overeenstemming met de geldende morele waarden en normen en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving en interne regels, handelt en deze regels naleeft. In het bijzonder die regels die het fatsoen en de transparantie van het organisatiehandelen bevorderen. PFZW maakt onderscheid tussen persoonlijke integriteit en organisatie-integriteit. Bij organisatie-integriteit kijkt PFZW of het handelen van het fonds in lijn ligt met het beleid en toetst zij de kwetsbaarheid van de processen. Bij dat laatste moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het uitbesteden van het vermogensbeheer. Een complex proces met de nodige risico's voor de organisatie. Daarnaast gaat PFZW ook zorgvuldig om met de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen waarover het fonds, ten behoeve van haar deelnemers, beschikt. Deze integriteitrisico's worden geborgd door een systematische analyse van risico's op het gebied van integriteit die onderdeel uitmaakt van het jaarlijkse risico-assessment. PFZW verstaat onder persoonlijke integriteit een professionele, individuele verantwoordelijkheid van de aan hem contractueel gebonden personen. Deze personen zijn de leden van het pensioenfondsbestuur, medewerkers van het bestuursbureau en andere personen die in opdracht van het pensioenfonds werkzaamheden verrichten. Deze personen zijn zich bewust van en houden zorgvuldig rekening met de rechten, belangen en wensen van deelnemers, collega's en andere belanghebbenden. De personen opereren transparant en zij nemen verantwoordelijkheid voor genomen beslissingen en acties. Verder houden de personen zich hierbij aan de letter èn de geest van vigerende wetten, regels en procedures. Gedragscode PFZW heeft een gedragscode die richtlijnen geeft ter voorkoming van verstrengeling van privébelangen met de belangen van het pensioenfonds. Aan de gedragscode zijn onlosmakelijk een regeling relatiegeschenken, een regeling nevenfuncties en een klokkenluiderregeling verbonden. Toezicht en beheer van de onder toezicht staande personen, zijn in handen van een onafhankelijke externe Compliance Officer die jaarlijks rapporteert aan het pensioenfondsbestuur. Vastgesteld is dat de gedragscodes van PFZW en van de uitvoeringsorganisatie PGGM niet conflicteren. Klokkenluiderregeling De klokkenluiderregeling is een procedure voor interne- en externe meldingen van (potentiële) misstanden en de afhandeling hiervan. In essentie gaat het hierbij om het voorkomen dat het pensioenfonds betrokken raakt bij handelingen die tegen de interne regels in gaan, tegen de wet ingaan en/of handelingen die maatschappelijk onbetamelijk zijn. Voorts bevat de regeling waarborgen voor de bescherming van de medewerker die te goeder trouw melding maakt van (potentiële) misstanden. Toezicht en beheer zijn in handen van de interne Reporting Officer (de voorzitter van het audit committee), een functionaris met voldoende mate van integriteit, senioriteit en onafhankelijkheid, rapporterend aan de voorzitter van het pensioenfondsbestuur. 2.2 Procesinrichting PFZW PFZW kent een bedrijfsmodel gebaseerd op de internationale norm voor kwaliteitsmanagement NEN-ISO 9 0 0 1 ; 2008. Vanuit de doelstelling en missie van het fonds en gelet op de wettelijke kaders waarbinnen het fonds moet opereren zijn de in het bedrijfsmodel gedefinieerde processen onder te verdelen naar: •
Het besturingsproces dat gericht is op het vertalen van de wensen en eisen vanuit de stakeholders naar beleid, het (be)sturen van het fonds met al zijn primaire en ondersteunende processen en het afleggen van verantwoording daarover aan de stakeholders. Het wordt gekenmerkt door een cyclus die loopt van Strategie &
ABTN 2013 december 2012
11/105
Beleidsvorming naar Evaluatie & Verantwoording en vice versa. Het primaire proces van het fonds is gericht op het beheer van de pensioenregeling en het pensioenvermogen en valt voor het bestuursbureau onder te verdelen in de processen: Beleidsvorming, Management van uitbestedingen en Management van stakeholders. De ondersteunende processen zijn gericht op het scheppen van voorwaarden voor en het faciliteren van het besturingsproces en het primaire proces. PFZW onderkent de ondersteunende processen: Personeelsmanagement, Informatiemanagement, Juridische Zaken, Financiële Administratie, Governance Pensioenfonds en Officemanagement.
•
•
Bovenstaande processen dienen te zorgen voor de realisatie van de in het meerjarenbeleidsplan gestelde doelen voor de diverse stakeholders van het pensioenfonds (zoals deelnemers en werkgevers). De output van PFZW bestaat voornamelijk uit de producten en diensten die, via zijn uitvoeringsorganisatie, geleverd worden waarbij tevreden en loyale klanten, een goed imago en pensioenbewuste deelnemers, lage uitvoeringskosten met een goed beleggingsrendement en financiële stabiliteit voorop staan bij de te bereiken resultaten en effecten. Daarnaast wordt de output ook gevormd door de realisatie van het geformuleerde (meerjaren)beleid waarover PFZW zich verantwoordt naar zijn belanghebbenden, naar de maatschappij en naar de eigen organisatie. Schematisch is het geheel als volgt in beeld te brengen: Eisen
&
Beleid
Wensen
Besturing v a n het fonds
(10)
strategie
&
Beleid
Monitoring 8> Bijsturing
Toezicht
&
Evaluatie
Verantwoording
Resultaten - Tevredenheid - l.oyallteit - Imago - Pensioenbewustzijn - Uitvoeringskosten - Rendement - Financiële stabiliteit
Beheren pensioenregeling en pensioenvermoaen
Stakeholders Overheid Toezichthouders Sociale Partners Werkgevers Werknemers Pensioengerechtigden
Jaarplanning
Beleidsvorming Management van Uitbestedingen Management van stakeholders (public affairs) Ondersteunende Processen Personeelsmanagement
mi Informatiemanagement
Juridische Zaken
('2) Financiële Administratie
Officemanagement
("> Governance Pensioenfonds
(">
(«) Uitvoering
Verantwoording
L
Figuur 3: Procesmodel PFZW
In de besturing van het pensioenfonds zijn meerdere regelkringen actief. Naar de samenleving toe heeft deze betrekking op de verantwoording in relatie tot de realisatie van het beoogde meerjarenbeleid. Dit wordt vorm gegeven met zaken als het jaarverslag, publieke verantwoording, toezicht door de Commissie Intern Toezicht en audits en onderzoeken door toezichthouders.
ABTN 2013 december 2012
12/105
2.3
Inrichting van de uitbesteding
Algemeen Het pensioenfonds conformeert zich voor alle vormen van uitbesteding minimaal aan de bepalingen betreffende uitbesteding in de Pensioenwet, het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet Bpf 2000. Het uitbestedingsbeleld en' de inrichting van de organisatie en de processen zijn dusdanig dat niet alleen een planmatige, beheerste en integere bedrijfsvoering wordt gewaarborgd, maar ook dat hèt behalen van gewenst succes, zoals verwoord in de missie, strategie en het meerjarenbeleidsplan mogelijk gemaakt wordt. Het kader voor de (inrichting van de) uitbesteding wordt gevormd door het meerjarenbeleid van het fonds. Dit wordt vertaald naar specifiek uitbestedingsbeleid en beleidskaders die richtinggevend zijn voor de wijze waarop de uitbesteding geïmplementeerd wordt. Het beleid en de beleidskaders vormen de basis waartegen regie op de uitbesteding gevoerd wordt, de wijze waarop de uitvoeiringsorganisatie haar uitvoering en verantwoording inricht en de beleidsevaluatie yan het bestuur. (Bèleid {&Ebéléidskaders (Uitbesteding
Afsluiten SL^'s
Contractering
Regie voeren op de uitbesteding
Verantwoording
Monitoren van de uitbesteding Bijsturen van de uitbesteding
Figuur 4: Het u i t b e s t e d i n g s p r o c e s v a n P F Z W
De implementatie van het primaire proces Management van Uitbestedingen is gericht op de realisatie van de (meerjarën)ambities van PFZW door een planmatige en beheerste uitbesteding. Het kent twee onderdelen : • Het eerste onderdeel, contracteren, betreft het beoordelen en zo nodig heroverwegen van de partijen waaraan diensten zijn uitbesteed. De resultante van dit proces zijn uitvoeringscontracten met normaliter een termijn van tussen 3 en 7 jaar. • Het tweede onderdeel, service level management, start nadat het contract met een partij is gesloten en omvat de continue afstemming van de vraag en het aanbod. Jaarlijks worden daarbij afspraken gemaakt aangaande de reguliere dienstverlening, wijzigingen in (kwaliteit van) dienstverlening, volume, prestaties en tarief. Deze afspraken worden vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA).
2.3.1 Contracteren
Een centrale voorwaarde voor het pensioenfonds voordat overgegaan wordt tot uitbesteding is dat de uitvoeringsorganisatie voldoende (onafhankelijke) waarborgen heeft ingebouwd en afgeeft, zodat een integere en beheerste bedrijfsvoering zeker gesteld is. Aspecten hiervan zijn:
ABTN 2013 december 2012
13/105
• •
•
•
•
De kwaliteit van de dienstverlening moet gewaarborgd zijn, onder andere door het aanwezig zijn van de benodigde vergunningen, certificaten en voldoende deskundigheid. De continuïteit van de werkzaamheden moet gewaarborgd zijn, onder andere blijkend uit adequaat business continuity management en een solide financiële positie. Het pensioenfonds stelt hiertoe eisen en beoordeelt aan de hand van testrapportages van de uitvoeringsorganisatie of voldaan is aan deze eisen en waar eventuele verbetermogelijkheden zitten. De uitvoeringsorganisatie dient maatwerksoftware zeker te stellen bij een bewaarder. De uitvoeringsorganisatie moet voldoende waarborgen treffen zodat bij de uitvoering de verplichtingen welke de Pensioenwet en andere vigerende wet- en regelgeving opleggen aantoonbaar nageleefd worden. Ook in het geval van onderuitbesteding conform het opgestelde beleid uitbesteding en onderliggende beleidskaders. De uitvoeringsorganisatie moet voldoende waarborgen treffen voor een integere bedrijfsvoering en informatievoorziening en organisatiemaatregelen op het gebied van fraudepreventie, reputatieschade en beveiliging van (persoons)gegevens en het eigendom daarvan. De uitvoeringsorganisatie moet een zodanig transparante uitvoering kennen dat de effectuering van bestuurlijke besluiten in de operatie aantoonbaar en navolgbaar zijn.
Daarnaast heeft het pensioenfonds waarborgen ingebouwd, zodat ook in geval van beëindiging van de samenwerking met de uitvoeringsorganisatie de dienstverlening aan klanten zeker gesteld is. Hiertoe zijn transitie afspraken gerealiseerd waarbij specifiek aandacht besteed is aan: • de fysieke en logische scheiding van bestanden en gegevens; • het verhalen van schade ingeval van wanprestatie of onrechtmatige daad door de uitvoeringsorganisatie; • de voorwaarden en vergoedingen die gelden bij beëindiging van het contract; • toepassing van het 'werk volgt werk' principe; • het voorkomen van exit barrières; • het benoemen van niveaus voor gedeeltelijke transitie zodat eventueel delen elders kunnen worden ondergebracht. Op 29 november 2007 zijn voor de kavels vermogensbeheer, bestuursondersteuning, klantbeheer en pensioenbeheer een raamovereenkomst en de nadere overeenkomsten tussen PFZW en de uitvoeringsorganisatie PGGM getekend. De nadere overeenkomst voor vermogensbeheer loopt af op 1 januari 2013; de overige een jaar later. Bij (her)contractering worden de huidige overeenkomst(en) geëvalueerd naar governance, prestatie en kwaliteit van de dienstverlening en worden verbeterpunten geïdentificeerd. Op basis van de evaluatie en rekening houdende met mogelijk veranderende omstandigheden op onder meer politiek, economisch, maatschappelijke en technisch vlak worden de onderhandelingen voor een nieuw contract gevoerd. 2.3.2 Service Level Management Het pensioenfondsbestuur dient aantoonbaar adequaat in control te zijn over de gehele keten van dienstverlening en over de eventueel daarin te lopen risico's. Instrumenten hiervoor zijn: • Het uitbestedingsbeleid met onderliggende beleidskaders waartegen de uitbesteding geëvalueerd kan worden. • Een jaarlijks af te sluiten Service Level Agreement (SLA) tussen het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie waarin afspraken zijn vastgelegd over onder andere service- en kwaliteitsniveaus, prijsniveaus en beheersmaatregelen. In lijn met het door het bestuur gegeven mandaat voert het bestuursbureau de onderhandelingen. Het bestuur van het pensioenfonds keurt de uitbesteding goed en tekent de SLA. Formele afspraken over uitbesteding voor enig jaar zijn naast de SLA vastgelegd in
ABTN 2013 december 2012
14/105
• •
•
•
onder meer een bijbehorende dienstencatalogus en SI_A manual. De catalogus geeft inzicht in welke diensten worden afgenomen en de daarbij geldende kwaliteitseisen en risicomaatregelen. De uitvoeringsorganisatie legt periodiek via diverse overleggen en performance- en voortgangsrapportages verantwoording af over de uitvoering en kwaliteit van de uitbestede activiteiten. Het pensioenfonds beschikt per uitbesteed proces over beheersdoelen. Voor een deel van de processen beschikt de uitvoeringsorganisatie over ISAE 3402 type I en II verklaringen. Voor buiten de ISAE3402 gedefinieerde reikwijdte is een aparte contractcompliance rapportage en zijn er aanvullende controleplannen geënt op de dienstencatalogus en de systematiek van ISAE 3402. Maandelijks wordt een incidentenrapportage overlegd waarin de uitvoeringsorganisatie aangeeft al dan niet te hebben voldaan aan de gemaakte afspraken betreffende de beheersing of de dienstverlening. Indien er sprake is van een incident of (ernstige) tekortkoming wordt er een oorzaakanalyse en verbeterplan opgesteld en overlegd. Maandelijks en per kwartaal de prestaties gepresenteerd. Afwijkingen van de prestaties ten opzichte van de gestelde doelen worden besproken.
Ketenverantwoordelijkheid PFZW Het pensioenfonds is eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De uitvoeringsorganisatie heeft op haar beurt onderdelen van het dienstenpakket uitbesteed aan dataverwerkers als Raet, drukkers, couverteerders, en externe vermogensbeheerders. PFZW heeft hiervoor een beleidskader opgesteld en met de uitvoeringsorganisatie de volgende maatregelen afgesproken: • de uitvoeringsorganisatie heeft de richtlijnen uit de Pensioenwet meegenomen als onderdeel van het leveranciersbeleid en concreet uitgewerkt in de i n koopvoorwaa rden; • het uitbestedingsbeleid is uitgewerkt en geïmplementeerd in organisatorische en administratieve procedures; • de uitvoeringsorganisatie voert periodiek risicoanalyses uit met betrekking tot de uitbesteding van werkzaamheden aan derden; • de uitvoeringsorganisatie heeft zijn beleid t.a.v. extern vernriogensbeheer vastgelegd in het zogenaamde 'Selection & Monitoring Framework'. Dit Framework bevat o.a. een lijst met beoordelingscategorieën om vermogensbeheerders te kunnen selecteren, te monitoren en om beheersingsmaatregelen voor operationele risico's te kunnen beoordelen; Behoudens voor vermogensbeheer geldt voor de overige dienstclusters dat indien de uitvoeringsorganisatie diensten of processen wil uitbesteden met een contractuele waarde van € 500.000 of meer, er een risico-analyse dient te zijn overlegd aan het fonds. Ten aanzien van diensten die de eindgebruiker raken mogen deze niet zonder toestemming van het fonds worden uitbesteed.
ABTN 2013 december 2012
15/105
3 Strategisch risicokader In dit hoofdstuk worden de basiselementen van het integraal risicomanagement systeem van Pensioenfonds Zorg en Welzijn gedefinieerd. Vanwege de sterke mate van uitbesteding wordt in dit hoofdstuk eveneens uitgelegd op welke wijze risicomanagement in de dienstverleningsketen geschiedt. De gehele opzet van het risicosysteem is gebaseerd op een aantal fundamentele principes, namelijk: Het risicosysteem dient waarde toe te voegen en te beschermen; - Het risicosysteem is geïntegreerd in de bedrijfsvoering en processen; - Risico-overwegingen maken deel uit van de bestuurlijke besluitvorming; - Het risicosysteèm is een dynamisch, cyclisch besturingssysteèm reagerend op interne en externe ontwikkelingen; - Het risicosysteem dient op de best mogelijke informatie te zijn gebaseerd; - Het risicosysteem dient het continu verbeteren (leren) te ondersteunen; - Het risicosysteem is transparant en onderdeel van de verantwoording. Het Risicobeleidskader (zie linker gedeelte Figuur 5) heeft als doel het meerjarenbeleid van het pensioenfonds te vertalen naar concrete afspraken op het gebied van risicomanagement in de uitvoering zowel Intern als richting de uitbesteding. Aan de hand van het kader wordt zorg gedragen voor de juiste randvoorwaarden in termen van capaciteit, middelen en inrichting. De implementatie betreft de wijze waarop risico management plaatsvindt bij PFZW en bij de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur dient in staat te worden gesteld aantoonbaar in control te zijn over de gehele keten van dienstverlening. Afspraken rondom risicomanagement zijn vastgelegd in de SLA en dienstbeschrijvingen. Tot slot wordt de werking van het risicosysteem periodiek geëvalueerd en worden eventueel maatregelen ter verbetering genomen. Het risicomanagementproces (rechter gedeelte in Figuur 5) is gebaseerd op de Coso standaard. Het geeft inzicht langs welke stappen bestuurders en managers zorg dragen voor het beheersen van risico's. Een deel van dit risicomanagementproces wordt intern uitgevoerd, maar het overgrote deel is uitbesteed aan de pensioenuitvoeringsorganisatie.
Uitvoering
Beleidskader
intern en uitbesteed
Bestuurlijke opdracht
Risicobeleids kader Verbeteren Risicobeleidkader
Implementatie
Evaluatie kader
Monitoring
Figuur 5: Strategisch Risicobeleidsiuder
ABTN 2013 december 2012
16/105
Het kader en de werking van het proces bij het fonds wordt in de volgende paragrafen nader uiteengezet. 3.1 Bestuurlijke opdracht Pensioenfonds Zorg en Welzijn is een maatschappelijke organisatie gebaseerd op collectiviteit en solidariteit. Deze wordt in stand gehouden door het vertrouwen dat deelnemers, gepensioneerden en werkgevers hebben in het nakomen van verwachtingen aangaande de kwaliteit, betaalbaarheid en hoogte van het uiteindelijke pensioen. Om zo goed mogelijk aan de verwachtingen te voldoen heeft het bestuur een aantal beleidsdomeinen geëxpliciteerd in zijn strategie. Per domein zijn de bestuurlijke ambities geformuleerd. Het domein risicomanagement tracht daarbij de gewenste waardecreatie en ambities zo effectief mogelijk te ondersteunen. Dit stelt hoge eisen aan de professionaliteit van het risicomanagementproces. Vandaar dat verzocht is toe te groeien naar volwassenheidsniveau vier ultimo 2014 om zodoende de bestuurlijke opdracht optimaal te kunnen uitvoeren, namelijk: Integraal Risicomanagement dient een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van Pensioenfonds Zorg en Welzijn te zijn zodat inzicht is in de risico's die waardecreatie dan wet -protectie beïnvloeden waardoor weloverwogen gehandeld kan worden. (Bron: Beleidskader Kwaliteitseisen Risicomanagement)
Het integrale karakter zit opgesloten in waardecreatie (bedrijfsvoering, vermogen) en waardeprotectie (vermogen, imago en loyaliteit) in relatie tot de gewenste bedrijfsvoering van PFZW. Het pensioenfonds kent geen separaat risicomanagementproces. De verantwoordelijkheid voor risicomanagement is belegd binnen ieder proces. Wel is de rol van de risicomanager belegd, zodat de managers ondersteuning hebben bij het houden van risico-analyses en assessments en bij het daarop kunnen acteren. 3.2
Risicobeleidskader
Een effectief risicomanagementsysteem is mede een resultante van een goed ontwerp. De diverse kwaliteitseisen aangaande het risicomanagementsysteem zijn vastgelegd in het Beleidskader kwaliteitseisen Risicomanagement. Deze eisen zijn vervolgens geoperationaliseerd. Daarnaast zijn bij het ontwerp de verantwoordelijkheden voor de opzet van het systeem belegd. PFZW heeft dit gerealiseerd binnen zijn reglementen, bedrijfsmodel, procesbeschrijvingen, beleidskaders en uitbestedingsovereenkomsten. Om het geheel werkend te krijgen is zorg gedragen voor een adequate bezetting en deskundigheidsbevordering. Samengevat zijn de volgende ontwerpdocumenten relevant voor de opzet van het risicomanagementsysteem:
ABTN 2013 december 2012
17/105
Ontwerpelement Organisatie inrichting IRM Beleid IRM Proces IRM
Risico indicatoren en toleranties
Interne Rapportage
Externe Communicatie Deskundigheid IRM Evaluatie IRM
3.3
PFZW product ABTN (Hoofdstuk 2: organisatie inrichting) Beleidskader Kwaliteitseisen risicomanagement Beleidskader Kwaliteitseisen risicomanagement Risicotaai PFZW - PGGM (eenheid van begrippen) Beleidskader Kwaliteitseisen risicomanagement ABTN (Hoofdstuk 2: Bedrijfsmodel en processen) SLA: dienst Operationele risk & assurance Services SLA: dienst Financieel risk management ABTN Hoofstukken 7 Financiële Opzet en 8 Beleggen Beleggingsplan PFZW Beleidsmanual vermogensbeheer Service Level Overeenkomst en dienstencatalogus Service Level rapportage (SLR) Beleggingsrapportages & SLR cockpit
Eigenaar Bestuur Audit Committee Audit Committee Audit Committee Audit Committee Audit Committee Audit Committee Audit Committee Bestuur
Integraal Risicomanagement verslag Klantrisicorapportage service organisatie ABTN, Kwartaalbericht en Jaarverslag
Bestuur Bestuur Bestuur Service Level Manager Manager Financiën en Vermogensbeheer Risicomanagers PFZW Risicomanagers PGGM Bestuur
Deskundigheidsbevordering PFZW Assessment volwassenheid IRM Balansrisicoverslag
Bestuur Bestuur Bestuur
Implementatie
De implementatie van het risicomanagementsysteem bevat twee onderdelen. Het eerste onderdeel omvat de interne afspraken over het managen van risico's. Het tweede onderdeel omvat alle afspraken die tussen het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie zijn gemaakt. Onderdeel 1: Implementatie risicomanagement intern PFZW Pensioenfonds Zorg en Welzijn kent vier stappen waarbinnen het managen van risico's zich manifesteert. De eerste stap is uitbesteed en wordt in het volgende onderdeel behandeld. De overige drie stappen omvatten: - De operationele regie: risicomanagers van het bestuursbureau ondersteunen de PFZW managers bij het identificeren en regisseren van acties richting de uitvoeringsorganisatie. Risicomanagers houden toezicht op de ontwikkeling van risico-indicatoren en de afgesproken toleranties. - De bestuurscommissies: een viertal commissies kent ieder een speciale taak in relatie tot het risicomanagementsysteem. De pensioencommissie richt zich op de kwaliteit en financierbaarheid van het pensioencontract. De Bcl spitst zich toe op de beheersing van markt- en beleggingsrisico's. Het AC bekijkt hoofdzakelijk de operationele risico's en of de opzet van het risicosysteem voldoet. De commissie intern toezicht ziet toe op de effectiviteit van het besturingsproces als geheel. - Het bestuur: het bestuur is eindverantwoordelijk voor de opzet, bestaan en werking van een effectief en efficiënt risicomanagementsysteem. Binnen het bovenstaande kader draagt het bestuursbureau zorg voor de operationele regie richting de uitvoeringsorganisatie, zodat bestuurlijke gremia tijdig beschikken over de noodzakelijke informatie. Daartoe zijn diverse afspraken gemaakt en de commissies voorzien van de nodige rapportages zodat de bestuurlijke verantwoordelijkheid genomen kan worden.
ABTN 2013 december 2012
18/105
Onderdeel 2: Implementatie risicomanagement bij uitbesteding De formele afspraken rondom risicomanagement en de verantwoordingsrapportagés zijn verankerd in een aantal overeenkomsten, een SLA en de dienstencatalogus. De dienstencatalogus en het beleggingsplan zijn voor het operationaliseren en toewijzen van verantwoordelijkheden aangaande risicomanagement van groot belang. Iedere dienst kent namelijk verantwoordelijke eigenaar die enerzijds zorg draagt voor de realisatie yan de gewenste prestaties en anderzijds voor de beheersing van de risico's (first line of defence). Het bestuur heeft middels de SLA, dienstencatalogus, kwaliteitskaarten, ALM nota en beleggingsplan zijn risicotolerantie geoperationaliseerd in termen van mandaten, restricties, bandbreedtes en ondergrenzen (zie Figuur 6). Nadat het pensioenfonds en uitvoeringsorganisatie tot een overeenkomst zljn gekomen, effectueert PGGM hét risicomanagement in de uitbestede processen. Middels stuur-en' verantwoordingsrapportages en veelvuldig overleg op diverse niveaus is het pensioenfonds in staat vast te stellen of ambities worden gerealiseerd en de risico's zich binnen de tolerantiegrenzen bevinden. S«nrice level manzgement
EffKïsr. PerfonnsTice lri.n>7tiei=a Veiiessrsr.'
Stuur-en verantvrao nü ngs I nfonnatiB reallsatieainbities
PGGfil Dienstsigenaar
lnterne&externe leverancier
GZlo GD Risic nnanaeement
Stuur-en veranturoonfingsinfonnats
S!'EKom(fi:al5i=q
Figuur 6: Risicomanagement in de keten
Risico-universum: de inhoud Het pensioenfonds stelt jaarlijks zijn risico-universum vast (zie Figuur 7). Het universum omvat de identificatie van in potentie de meest relevante risico's voor het fonds. Het universum bestaat uit een drietal niveaus bestaande uit risicodomeinen, risicogebieden en in de buitenste ring de risicobronnen. Aan de hand van een assessment wordt bestuurlijk bepaald welke risico's de grootste aandacht nodig hebben. Ieder kwartaal wordt kennis genomen van de status en de mate van beheersing.
ABTN 2013 december 2012
19/105
Bestuur
V X
ConUniiiteit deskundigheid
VoDedi^ieid ovarnamaj/ Last& \ bel iieleid Orategisdi Rnandële rugse \ Alignment opzet en aetuarieei PFZW'PGGH, risiCD Claims oud recitt
Draagvlak
Wantrouwen ll cynisme
besturingsmodel
^ Kosta;i& Bazoldigim)
Balansrlrico
Adequate varantwoenfingsinfof matie
Solidariteitsevemwidit omtract
Portefeuille niet in lijn met beleid VermogensBelangenconflict beheei managenelectie Organitatoriidia xFuncties cheidini \ Organisatorisdïe Competenties ^ dearino "is'tobeheersins Vermogensbeheery X . house Administratierisico/ Onderuitbestedinv . , „ , . informatieriBCo
Klant- a Pensioenbeiieer rganisacorisdie Competenties
Prioritering wijzigingen
vermogensbeheer
Regie
Beleidsvrijheid in FriCI,It enIORP
Strategisch
Governance
-ntwikkeling Raalisatia Risicobeheerang Performance (onder-)uitbesteding
Realisatie Passende Klant Diakmg
Proces en i r complexiteit
Figuur 7: Risico-universum Pensioenfonds Zorg en Weizijn De binnenste ring omvat het eerste niveau van het universum en bestaat uit een viertal risicodomeinen, namelijk: Niveau 1 Strategisch
Governance Vermogensbeheer Klant-en pensioenbeheer
Definitie Het risico dat de strategische doelstellingen niet worden gerealiseerd, omdat niet of niet in voldoende mate op veranderingen in de omgevingsfactoren wordt gereageerd door aanpassingen in (meerjaren)beleid en het creëren van samenhang. Het risico dat de vereiste besturing niet wordt gerealiseerd door onduidelijke of conflicterende organisatiefuncties en/of inadequate verantwoordinqsinformatie Het risico dat de uitbestede vermogensbeheerdiensten niet de overeengekomen resultaten behalen binnen de gestelde beleidskaders. Het risico dat de uitbestede klant- en pensioenbeheerdiensten niet de overeengekomen resultaten behalen binnen de gestelde beleidskaders.
Het tweede niveau preciseert de domeinen in een aantal te beheersen risicogebieden^ In bijlage 5 zijn de definities daarvan opgenomen. De diverse bestuurlijke gremia behandelen ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheidsgebied één of meerdere risicogebieden, waarbij uiteindelijk het bestuur als geheel de eindverantwoordelijkheid draagt. De volgende primaire adviesrollen zijn daarbij onderscheiden: Niveau 1
Niveau 2
Strategiscti
Business & beleid
Financieel
ABTN 2013 december 2012
Primair adviserend AC AC AC AC AC
20/105
Rapportage Accountantsrapport Actuarieel rapport Sociaal Economische Analyse Worst Case Analyse ABTN & ALM Solvabillteits- en Continuïteitsmonitor Kwartaalbericht Jaarrekening en bestuursverslag
Reputatie & Imago Omgeving Governance
Inrichting
Cultuur Verantwoording
CAZ AC CAZ AC AC - CIT CAZ CAZ AC AC CAZ - CIT CAZ AC AC - PC AC
Vermogensbeheer
Klant- en pensioenbeheer
Inrichten en wijzigingen Uitvoering
AC AC PC Bcl Bestuursbureau Bestuursbureau
Rapportage & sturing
Bestuursbureau
Inrichten en wijzigingen
Bestuursbureau
Uitvoering
Bestuursbureau
Rapportage & sturing
Bestuursbureau
ABTN 2013 december 2012
21/105
PA rapportage Reputatie en Imago rapportage PA rapportage Benchmark rapportages Evaluatie Governance Evaluatie Deskundigheid Evaluatie Bestuursbureau Evaluatie balansrislco's Evaluatie volwassenheid risicomanagement proces Evaluatie Béstuur Evaluatie bestuursbureau Integrale risicorapportage (incl. incidentenrapportage) Service Level Rapportage Pensioenfondsrapportage (incl. integrale VB kosten) Contract compliance Balansrisicoverslag Reputatie en Imago rapportage Beleggingsrapportage (kwartaal) Beleidsmanual en -kaders Projectportfoliorapportage Compliance rapportage HR vlootschouw Third party statements: ISAE3402 PFZW Klantrisicorapportage Business continuïteit rapportage Maandrapportages beleggen Fonds en mandaatrapportages Beleggingstool PFZW Klantrisicorapportage Incidentenrapportage Auditrapportage Compliance rapportage Juridische & claims rapportage Beleidsmanual en -kaders Projectportfoliorapportage Compliance rapportage HR vlootschouw Third party statements: ISAE3402, ISO certificeringen, IKM PFZW Klantrisicorapportage Business continuïteit rapportage PFZW Klantrisicorapportage Brandtracker Auditrapportage Rapportage Cockpit Collectieve waardeoverdrachten Financiële rapportage kosten Compliance rapportage Incidentenrapportage Service Level Rapportage & Cockpit Juridische & claims rapportage
3.4
Monitoring en beoordeling van het kader
In het eerste kwartaal vindt er een specifieke risico-analyse plaats van de effectiviteit van de financiële risicobeheersingsinstrumenten. De rapportage aan het bestuur vindt plaats aan de hand van het balansrisicoverslag. Eventuele maatregelen worden door de risicomanagers afgehandeld. Monitoring van de acties vindt op kwartaalbasis in het AC plaats middels het integraal risicoverslag. In het derde kwartaal van enig jaar wordt de opzet, bestaan en werking van het risicomanagementsysteem geëvalueerd. Dit geschiedt aan de hand van een volwassenheidsmodel (zie bijlage 6) en het bijwerken van de Worst Case Analyse. Tot slot is er toezicht op de werking van het gehele managementsysteem van Pensioenfonds Zorg en Welzijn door de commissie intern toezicht. De commissie legt haar bevindingen vast en deelt deze via het bestuur aan de Pensioenraad. 3.5
Continu verbeteren
Afhankelijk van de verkregen inzichten tijdens de evaluaties is het mogelijk dat diverse verbeteringen gesignaleerd worden ten aanzien van het beleid, het ontwerp of de wijze waarop risicomanagement is geïmplementeerd (overeenkomsten). Nadat het bestuur maatregelen heeft geaccordeerd worden de acties door het bestuursbureau uitgezet en bewaakt. De monitoring van de opvolging van deze verbeteringen geschiedt door het AC middels het integraal risicoverslag.
ABTN 2013 december 2012
22/105
4
Statuten, uitvoeringsreglement en pensioenreglement
4.1 Algemeen De statuten van het pensioenfonds, het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement zijn de belangrijkste juridische documenten waarin de pensioenregelingen van het pensioenfonds zijn opgenomen. Maar waar ook de rechten en plichten van het fonds, van de werkgever, de (gewezen) deelnemer, de pensioengerechtigde en andere belanghebbenden (zoals bijvoorbeeld de (ex-)partner en de wees) zijn geregeld. Ingevolge de Wet Bpf 2000 zijn werkgevers en deelnemers verplicht de statuten en reglementen van het pensioenfonds na te leven. De statuten vormen de juridische basis van de stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn. In het pensioenreglement zijn de pensioenregelingen van het pensioenfonds vastgelegd. Het uitvoeringsreglement regelt de verhouding tussen fonds en aangesloten werkgevers. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de functie en de inhoud van deze drie belangrijke documenten. Ten eerste wordt ingegaan op de statuten van het pensioenfonds. Ten tweede wordt ingegaan op de driehoeksverhouding uit de Pensioenwet, waar het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement deel van uitmaken. Daarna wordt op de reglementen van het pensioenfonds ingegaan. 4.2 De statuten van het pensioenfonds Het Burgerlijk Wetboek en de Pensioenwet bevatten een aantal wettelijke voorschriften over de inhoud van de statuten. Het Burgerlijk Wetboek geeft voorschriften over de statuten van een stichting. Zo is onder meer in art. 2:286 van het Burgerlijk Wetboek bepaald dat een stichting bij notariële akte moet worden opgericht en dat in de statuten onder meer het doel van de stichting en de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders moet worden opgenomen. De Pensioenwet geeft voorschriften over de statuten van een pensioenfonds. In art. 106 Pensioenwet is onder meer bepaald, dat in de statuten regels zijn opgenomen over het doel en de werkingssfeer van het pensioenfonds. Daarnaast moeten de statuten bepalingen bevatten over de bestemming van de middelen, het beheer van het pensioenfonds en de wijze waarop het intern toezicht is georganiseerd. De statuten voldoen aan de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek en de Pensioenwet. De statuten bevatten onder meer de volgende onderwerpen: • werkingssfeer van het pensioenfonds; • doel, middelen en werkwijze; • omschrijving verplicht en contractueel aangesloten werkgevers en deelnemers; • aangesloten werkgevers en deelnemers; • samenstelling, taken en bevoegdheden van het bestuur; • samenstelling, taken en bevoegdheden van het medezeggenschaps- en verantwoordingsorgaan; • vaststelling en wijziging van het pensioenreglement; . vaststelling en wijziging van het uitvoeringsreglement. 4.3 Pensioenwet: de centrale thema's De Pensioenwet heeft als centrale thema's toegang (tot pensioenregelingen), toezicht (ter bescherming van de belanghebbenden) en transparantie. Het is bestendig overheidsbeleid om te faciliteren dat zoveel mogelijk werknemers op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW krijgen, waarmee zij na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk kunnen handhaven. Om die reden geeft de Pensioenwet helder aan welke pensioenvoorzieningen door pensioenuitvoerders kunnen worden aangeboden (voorzieningen ter zake de risico's van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden). En deze voorzieningen worden fiscaal gefaclliteerd via de omkeerregel.
ABTN 2013 december 2012
23/105
Het toezicht is georganiseerd langs de lijn van het gedragstoezicht enerzijds en het prudentleel en materieel toezicht anderzijds. Gedragstoezicht is toezicht gericht op de naleving van normen ten aanzien van voorlichting door pensioenuitvoerders aan deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Deze vorm van toezicht valt onder de verantwoordelijkheid van de AFM. Prudentieel toezicht is gericht op de normen ten aanzien van de financiële soliditeit van pensioenfondsen en het bijdragen aan de financiële stabiliteit van de sector van pensioenfondsen. Materieel toezicht is gericht op alle normen in de Pensioenwet die geen onderdeel uitmaken van gedrags- of prudentieel toezicht. DNB is belast met dit toezicht. De bepalingen van de Pensioenwet zijn voorts gericht op het realiseren van transparantie in de driehoeksverhouding tussen werkgever, werknemer en de pensioenuitvoerder. Om de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling zo transparant mogelijk te maken, is in de Pensioenwet het uitgangspunt gekozen dat de relatie tussen deze partijen formeel in een drietal documenten wordt geregeld. De verhouding tussen werknemer en werkgever wordt vastgelegd in de pensioenovereenkomst. De deelneming in een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds is gelijkgesteld met een pensioenovereenkomst. Voldoende is dat in de arbeidsovereenkomst of in de CAO wordt verwezen naar de pensioenregeling van het pensioenfonds. Dit betekent dat werkgevers en werknemers in de sector geen individuele pensioenovereenkomst hoeven te sluiten. De rechtsverhouding tussen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden enerzijds en de pensioenuitvoerder anderzijds moet in het pensioenreglement worden vastgelegd, dat door de pensioenuitvoerder moet worden opgesteld. De rechtsverhouding tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder moet per 1 januari 2008 worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Om te voorkomen dat een bedrijfstakpensioenfonds met iedere aangesloten werkgever een aparte uitvoeringsovereenkomst moet sluiten, kan de relatie tussen het bedrijfstakpensioenfonds en de aangesloten werkgevers in een uitvoeringsreglement worden vastgelegd. Het pensioenfonds heeft hier voor gekozen. Dit uitvoeringsreglement geldt voor alle verplicht aangesloten werkgevers. De relatie met contractueel aangesloten werkgevers dient in een aparte uitvoeringsovereenkomst te worden opgenomen, omdat voor deze groep specifieke afspraken gelden. De uitvoeringsovereenkomst mag wel weer verwijzen naar het uitvoeringsreglement. De beschreven driehoeksverhouding in schema:
werkgever uitvoeringsregiement/ overeenkomst
/
\ . pensioenovereenkomst
Pensioenfonds
werknemer pensioenreglement
Behalve helderheid in de verhoudingen tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder heeft transparantie in de zin van de Pensioenwet nog een andere betekenis.
ABTN 2013 december 2012
24/105
De Pensioenwet bevat een substantieel aantal wettelijke verplichtingen om belanghebbenden op bepaalde momenten en op een bepaalde manier te Informeren over hun aanspraken en rechten. Deze informatieverplichtingen zijn essentieel, omdat blijkt dat het pensioenbewustzijn onder deelnemers laag is ondanks de toegenomen aandacht voor pensioen in de media. De Pensioenwet bevat in die zin de opdracht aan pensioenuitvoerders om naar belanghebbenden op een adequate wijze te communiceren en daarmee te streven naar vergroting van het pensioenbewustzijn. De overheid wil de betrokkenheid bevorderen van deelnemers bij hun pensioenvoorziening zodat zij tijdig in staat zijn een afgewogen beslissing te nemen over het wegwerken van eventuele tekorten in de pensioenopbouw. De communicatie-inspanningen van PFZW passen binnen het wettelijk kader en het beleidsmatig streven gericht op transparantie. 4.4 Het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds Algemeen In het uitvoeringsreglement is de rechtsverhouding tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers vastgelegd. In art. 25 van de Pensioenwet is een aantal onderwerpen opgenomen die dwingendrechtelijk in het uitvoeringsreglement moeten worden opgenomen. In het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds zijn deze wettelijke vereisten uitgewerkt. In het uitvoeringsreglement geldt het uitgangspunt dat wettelijke bepalingen in beginsel niet zijn overgeschreven, tenzij daartoe de verplichting dan wel de noodzaak bestaat. Het uitvoeringsreglement is tevens zoveel mogelijk gesynchroniseerd met de statuten en het pensioenreglement, teneinde maximale uniformiteit tussen deze documenten te bewerkstelligen. Dit komt de transparantie van de structuur ten goede. Samenvatting uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement bestaat uit 7 hoofdstukken. In deze hoofdstukken zijn de volgende zaken vastgelegd. In hoofdstuk 1 is vastgelegd dat het uitvoeringsreglement van toepassing is op de rechtsverhouding van het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers (werkingssfeer). Tevens is hier het begrippenkader geregeld. Daarnaast is bepaald dat de begrippen die in de statuten worden gebruikt ook voor het uitvoeringsreglement gelden. In hoofdstuk 2 is vastgelegd wie als aangesloten werkgever wordt aangemerkt. Het begrip aangesloten werkgever bestaat enerzijds uit de verplicht aangesloten werkgever en anderzijds uit de contractueel aangesloten werkgever. De relatie met laatstgenoemde werkgever moet in een afzonderlijke uitvoeringsovereenkomst worden vastgelegd. In dit hoofdstuk zijn tevens op hoofdlijnen de vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. Het juridische kader van de informatie- (en gegevens)verstrekking van de werkgever aan het pensioenfonds en van het pensioenfonds aan de werkgever is in hoofdstuk 3 geregeld. Tevens is geregeld dat het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de informatievoorziening over de pensioenregeling aan deelnemers en overige belanghebbenden. In hoofdstuk 4 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de premie en de vermogenspositie. Met betrekking tot het onderdeel premie zijn bepalingen opgenomen die toezien op de vaststelling van de premie, de premiebetalingsverplichting van de werkgever, de wijze van premiebetaling en incasso. Voor wat betreft de vermogenspositie zijn de uitgangspunten opgenomen die gelden bij de besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten.
ABTN 2013 december 2012
25/105
In hoofdstuk 5 zijn de bepalingen opgenomen over indexering. Deze bepalingen zijn identiek aan de indexeringsbepalingen in het pensioenreglement. De bepalingen over vrijwillige regelingen zijn opgenomen In hoofdstuk 6. Het pensioenfonds kent een tweetal vrijwillige regelingen. Ten eerste de mogelijkheid van de deelnemer om de deelneming aan de pensioenregeling op vrijwillige basis voort te zetten (vrijwillige voortzetting). Ten tweede de regeling vrijwillige aanvullende pensioenmodules (Extra Pensioen). Ten aanzien van beide regelingen zijn in het uitvoeringsreglement alleen bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de positie van de werkgever. In hoofdstuk 7 is een aantal uiteenlopende zaken geregeld, zoals de bevoegdheid van het pensioenfonds tot wijziging van het ultvoerings- en pensioenreglement, de wijze van geschillenbeslechting en de hardheidsclausule. 4.5 Het pensioenreglement van het pensioenfonds In het pensioenreglement is de rechtsverhouding tussen het pensioenfonds en de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden vastgelegd. In het pensioenreglement is vastgelegd wat de pensioenaanspraken en pensioenrechten jegens het pensioenfonds zijn. Het pensioenfonds is op grond van art. 35 van de Pensioenwet dwingendrechtelijk verplicht om een aantal onderwerpen in het pensioenreglement vast te leggen. Het pensiöenreglement voldoet aan deze wettelijke vereisten. Het pensioenreglement is per 1 januari 2008 ter vergroting van de transparantie en beheersbaarheid gemoderniseerd (herontwerp pensioenreglement), zonder dat materiële wijzigingen zijn aangebracht (uitgezonderd de reguliere reglementswijzigingen per 1 januari 2008). Bij het herontwerp van het pensioenreglement zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. Het pensioenreglement heeft een indeling op productniveau met daarnaast afzonderlijke vermelding van (de rechten In) bijzondere situaties. Het herontwerp pensioenreglement bevat zo min mogelijk uitgeschreven overgangsrecht. In het pensioenreglement zijn wettelijke bepalingen in beginsel niet overgeschreven. Het pensioenreglement is zoveel mogelijk gesynchroniseerd met de statuten en het uitvoeringsreglement. Voorts is zoveel mogelijk van dezelfde uitgangspunten uitgegaan als bij het uitvoeringsreglement. In het herontwerp is het reglement redactioneel en taalkundig zoveel mogelijk vereenvoudigd. In het pensioenreglement van het pensioenfonds zijn per hoofdstuk de volgende onderwerpen geregeld: . Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen. In dit hoofdstuk zijn de werkingssfeer en een begrippenlijst opgenomen alsmede bepalingen rond de deelneming en andere basiselementen voor de pensioenvaststelling; . Hoofdstuk 2: Aanspraken en rechten. Opgenomen op productniveau. In dit hoofdstuk is met ingang van 1 januari 2011 ook de leidraad bij onderdekking opgenomen • Hoofdstuk 3: Indexering van pensioenaanspraken en pensioenrechten (toeslagverlening); . Hoofdstuk 4 : Keuzemogelijkheden. Hierin zijn bepalingen opgenomen inzake ruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen en omgekeerd, vervroeging en uitstel van ouderdomspensioen en FLEX-pensioen en variëren in hoogte bij het ouderdomspensioen; . Hoofdstuk 5: Einde deelneming. Hierin zijn de premlevrije aanspraak en vormen van voortzetting van de deelneming geregeld. Maar ook afkoop en waardeoverdracht. • Hoofdstuk 6: Einde partnerrelatie; . Hoofdstuk 7: Premie. De wijze van premieafdracht is opgenomen in het Uitvoeringsreglement. . Hoofdstuk 8: Aansluiting en vrijstelling. Ook dit is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsreglement. . Hoofdstuk 9: Informatieverplichtingen. In dit hoofdstuk zijn de wettelijk verplichte informatiebepalingen opgenomen.
ABTN 2013 december 2012
26/105
Hoofdstuk 10: Slotbepalingen en overgangsregelingen. Hierin staan onder meer de hardheidsclausule, de wijzigingsbevoegdheid en de fiscale correctiebepaling. Ook zijn twee overgangsregelingen opgenomen, te weten in verband met het vervallen van het FLEX-pensioen en een afwijkende regeling voor deelnemers die nog een WAO-uitkering hebben. Bijzondere regelingen die afwijken van de reguliere collectieve regeling zijn opgenomen als bijlagen. Dit betreft onder meer de regeling gemoedsbezwaarden, de Instapregeling en de pensioenregeling Accent. In Hoofdstuk 6 van de ABTN staat meer informatie over de huidige pensioenregeling.
ABTN 2013 december 2012
27/105
5
Acceptatlebeleid
5.1 Aansluiting bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn De aansluiting van werkgevers en werknemers bij het pensioenfonds is geregeld in: • de statuten; • de verplichtstellingbeschikking voor het pensioenfonds, afgegeven krachtens artikel 2 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een actualisering van de verplichtstellingbeschikking voor alle branches van zorg en welzijn is afgegeven op 20 december 2006, Staatscourant 2006, 248. Bij beschikking door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 februari 2008, Staatscourant 2008, 25, is vastgesteld dat deze verplichtstellingbeschikking sinds de naamswijziging van het fonds geldt voor verplichte aansluiting bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Bij beschikking van 17 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, Is de werkingssfeer van de verplichtstelling voor de branche huisartsenzorg uitgebreid tot al het personeel in dienst van huisartsenpraktijken en hulsartsendienstenstructuren met uitzondering van de huisarts en huisarts-in-opleiding; . het uitvoeringsreglement; • het pensioenreglement; • een uitvoeringsovereenkomst met niet verplicht aangesloten werkgevers; . een overeenkomst collectieve waardeoverdracht. De verschillende genoemde documenten bevatten bepalingen over de criteria die gelden voor aansluiting en beëindiging van aansluiting evenals de gevolgen van beëindiging van aansluiting.
5.1.1 Statuten
In de statuten staat de werkingssfeer van het pensioenfonds beschreven. De werkingssfeer van het pensioenfonds omvat kort gezegd de werkgevers (met hun werknemers) die werkzaam zijn op het terrein van de gezondheid en de geestelijke en maatschappelijke belangen. Dat zijn werkgevers die diensten verlenen in de vorm van lichamelijke, geestelijke en sociale zorg of hulp. Statutair is per 1 januari 2010 vastgelegd dat hieronder in ieder geval werkgevers uit de volgende branches vallen: • • • • •
Gezondheidszorg verpleging, verzorging en begeleiding, inclusief woondiensten welzijn en maatschappelijke dienstverlening cultuur, sport en verblijfsrecreatle religie, uitsluitend voor zover er banden bestaan tussen deze twee werkgevers en de voorlopers van het fonds
In de statuten staat tevens geformuleerd op welke wijze werkgevers en werknemers aangesloten (kunnen) zijn bij het pensioenfonds: • krachtens verplichtstelling, of • op verzoek van de werkgever toegelaten door het bestuur. Laatstgenoemde groep valt uiteen in: • contractueel aangesloten werkgevers. Dat zijn werkgevers (met hun werknemers) die voor wat betreft hun bedrijfsactiviteiten onder de statutaire werkingssfeer van het pensioenfonds vallen en • vrijwillig aangesloten werkgevers. Dat zijn werkgevers (met hun werknemers) die voor wat betreft hun bedrijfsactiviteiten niet onder de statutaire werkingssfeer van het fonds vallen. Per 27 april 2012 Is in de statuten geregeld dat werkgevers in vier - in plaats van voorheen In drie - situaties vrijwillig kunnen aansluiten, te weten: ABTN 2013 december 2012
28/105
• omdat deze werkgevers zijn opgericht door en nagenoeg uitsluitend werken voor één of meer verplicht aangesloten werkgevers uit de sector Zorg en Welzijn of • als er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgéver die zich wil aansluiten en een andere werkgever die binnen statutaire werkingssfeer valt of • omdat deze werkgevers ten tijde van de aanvang van de aansluiting vielen onder een op dat moment geldende werkingssfeer van het pensioenfonds of • als de werkgevers ondersteunende diensten verlenen die exclusief voorwaardenscheppend zijn voor de sector zorg en welzijn. Met deze toevoeging is mogelijk gemaakt dat werkgevers die zich bezig houden met technologische innovatie in de zorg vrijwillig aan kunnen sluiten bij het fonds. 5.1.2 Verplichtstellingbeschikking krachtens Wet Bpf 2000 De verplichtstellingbeschikking, meest recent afgegeven op 17 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, regelt welke werkgevers en werknemers er krachtens verplichtstelling bij het pensioenfonds zijn aangesloten. De werkingssfeer van de verplichtstelling zal nooit ruimer kunnen zijn dan de werkingssfeer van de statuten van het fonds. 5.1.3 Op verzoek van de werkgever toegelaten door het bestuur Het pensioenfonds heeft ook een rpl als onverplicht bedrijfstakpensioenfonds voor (nog) niet onder een verplichtstelling vallende werkgevers binnen de sector Zorg en Welzijn. Als onverplicht bedrijfstakpensioenfonds is het pensioenfonds uitsluitend werkzaam voor contractueel en vrijwillig aangesloten werkgevers die arbeidsvoorwaarden hanteren waaruit verbondenheid met de sector zorg en welzijn spreekt; de zogenoemde arbeldsvoorwaardeneis. Per 27 april 2012 luidt de gewijzigde arbeldsvoorwaardeneis als volgt. Een contractueel of vrijwillig aangesloten werkgever past toe: • een collectieve arbeidsovereenkomst uit de sector of • een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau overeengekomen met een representatieve werknemersorganisatie betrokken bij de verplichtstelling van het pensioenfonds of • een arbeidsvoorwaardenregeling overeengekomen met a. een representatieve werknemersorganisatie betrokken bij de verplichtstelling van het fonds of b. een personeelsvertegenwoordiging in welke in ieder geval een personeelslid zitting heeft die is voorgedragen door een representatieve werknemersorganisatie zoals bedoeld onder a. Met deze wijziging is enerzijds wat meer ruimte geboden aan;decentrale arbeidsvoorwaardenvorming terwijl anderzijds juist geborgd is dat de kern van het fonds - de bij de verplichtstelling betrokken sociale partners - invloed kunnen uitoefenen op het niveau van de (decentrale) arbeidsvoorwaardenvorming. Alleen voor de werkgevers die vrijwillig aansluiten omdat ze ten tijde van de aanvang van de aansluiting vielen onder een op dat moment geldende werkingssfeer van het pensioenfonds, geldt deze CAO-eis niet. 5.1.4 Uitvoeringsreglement en pensioenreglement Het uitvoeringsreglement bepaalt de verhouding tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers. Het pensiöenreglement bepaalt in hoofdzaak de verhouding tussen het pensioenfonds enerzijds én de werknemers van de aangesloten werkgevers (de deelnemers) en de gewezen deelnemers en gepensioneerden anderzijds. In bijlage a van het pensioenreglement staat vermeld welke werkgevers ingevolge het besluit tot verplichtstelling gehouden zijn om hun werknemers te laten deelnemen aan de collectieve pensioenregeling van het pensioenfonds.
ABTN 2013 december 2012
29/105
5.1.5 Einde van de aansluiting Aansluiting van een werkgever bij het pensioenfonds is in principe gericht op de lange termijn. Een verplichte aansluiting vindt plaats voor onbepaalde tijd. Een contractuele en een vrijwillige aansluiting wordt aangegaan voor een periode van 10 jaar. In de praktijk worden niet verplichte aansluitingen vrijwel altijd veriengd. Niet verplichte aansluitingen worden in zeldzame gevallen beëindigd: . indien een werkgever daar na afloop van de contractsperiode voor kiest; . indien een werkgever niet aan zijn verplichtingen voldoet, met name de verplichting tot premiebetaling; . Indien een werkgever onder de werkingssfeer van een ander verplichtgesteld pensioenfonds komt te vallen; • indien een werkgever door een samenspel van transformatie van activiteiten, veranderingen in zeggenschapsverhoudingen en wijziging van toegepaste arbeidsvoorwaarden in sterke mate van karakter is veranderd en daardoor bulten de statutaire werkingssfeer van het pensioenfonds is komen te vallen. Deze grond voor beëindiging van de aansluiting speelt alleen een rol bij contractueel aangesloten werkgevers (van wie de bedrijfsactiviteiten onder de statutaire werkingssfeer van het pensioenfonds vallen). Beëindiging van de overeenkomst heeft tot gevolg dat: • alle deelnemingen worden beëindigd, • het pensioenfonds gerechtigd is de werkgever een vergoeding te vragen voor de financiële lasten die voor het fonds ontstaan ten gevolge van het beëindigen van de aansluiting. 5.2
Procedure voor aansluiting
5.2.1 Algemeen Aansluiting bij het pensioenfonds vindt plaats binnen het kader van het door het bestuur vastgestelde acceptatiebeleid. Dit beleid geldt zowel voor de verplichte als voor de niet verplichte aansluitingen. Het acceptatiebeleid omvat de werkingssfeer van het pensioenfonds en het prijsbeleid. 5.2.2 De werkingssfeer De werkingssfeer wordt periodiek geëvalueerd en - zonodig - geactualiseerd. In 2007 heeft het bestuur in een hernieuwde interpretatie van het werkterrein vastgesteld, dat hieronder ook vallen werknemersorganisaties, sportorganisaties, diergeneeskunde en dierenwelzijn en onder voorwaarden payrollbedrijven in de sector Zorg en Welzijn. In 2009 is vastgesteld dat ook culturele instellingen, verblijfsrecreatle, bemiddelingsbureaus zorg, uitvaartverzorging en crematoria, woondiensten, werkgevers die diensten in de vorm van lichamelijke, geestelijke of sociale zorg of hulp ontvangen en tenslotte onder voorwaarden uitzendbureaus in de sector Zorg en Welzijn onder de werkingssfeer vallen. Waar nodig is dit expliciet gemaakt in de statuten. 5.2.3 Het prijsbeleid Het door het bestuur vastgestelde prijsbeleid van het fonds voor toekomstige pensioenopbouw en voor overdracht van opgebouwde rechten luidt als volgt: Toekomstige opbouw van pensioenrechten Toetreding: • Iedere werkgever betaalt de feitelijke premie zoals jaariijks door het bestuur vastgesteld. • Bij toetreden van een nieuwe werkgever wordt getoetst of er aanleiding is voor het vragen van vergoeding van verzekeringstechnisch nadeel in de vorm van een opslag op de premie. O Dit kan het geval zijn bij een substantiële bestandsafwijking bij een substantieel bestand.
ABTN 2013 december 2012
30/105
•
Bij overgangen gaan soms voorwaardelijke overgangsrechten verioren. Het pensioenfonds geeft in die situaties, mits de fiscale ruirhte van iedere deelnemer dit toelaat, de mogelijkheid tot reparatie in Extra Pensioen. Op het standaard tarief voor inkoop van extra opbouw kan korting worden gegeven in die mate dat de toetreder premie betaalt voor VPL-overgangsrecht in de regeling dat niet aan de deelnemers van het toetredende collectief ten goede zal komen.
Vertrek: • Bij uittreden van een werkgever wordt ook getoetst of er aanleiding is voor het vragen van vergoeding van verzekeringstechnisch nadeel. • Verzekeringstechnisch nadeel vanwege de financiële positie van het fonds wordt in rekening gebracht wanneer er voor aangesloten werkgevers sprake is van een herstelopslag op de kostendekkende premie. Indien de opgebouwde rechten via uitgaande collectieve waardeoverdracht aan een ander pensioenfonds worden overgedragen vervalt dit VTN. • Er kan in voorkomende gevallen ook sprake zijn van een opslag op de premie vanwege bestandsverschillen. Dit kan het geval zljn bij een substantiële bestandsafwijking bij een substantieel bestand. Overdracht van opgebouwde rechten (collectieve waardeoverdracht) Het pensioenfonds heeft als uitgangspunt voor collectieve waardeoverdrachten gekozen dat deze in principe niet ten koste mogen gaan van de zittende populatie. Anderzijds hoeft het zittende collectief ook niet te profiteren van groepen die aansluiten. Als bij toetreding van een nieuwe werkgever sprake is van inkomende collectieve waardeoverdracht geldt het volgende tarief: De elders opgebouwde aanspraken worden gewaardeerd tegen marktwaarde inclusief de bij het fonds bestaande buffer. Peildatum hiervoor is 31 december van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Als op de datum van de feitelijke overgang op basis van de actuele parameters een substantieel andere koopsom betaald zou moeten worden, behoudt het fonds zich het recht voor de afgegeven koopsom aan te passen. In 2011 Is deze beleidslijn in zoverre genuanceerd dat het tarief voor collectieve waardeoverdracht op verzoek van het overkomend collectief kan worden gefixeerd. Het fixeren van het tarief vindt alleen plaats in de laatste fase van besluitvorming van het overkomend collectief en tegen betaling van een marktconforme rente zodat het pensioenfonds het risico van aanpassing van de afgegeven koopsom in verband met substantiële wijzigingen kan afdekken. Volgens vast beleid van het pensioenfonds is inkomende collectieve waardeoverdracht van rechten en aanspraken van slapers en pensioengerechtigden mogelijk als deze komen van een fonds dat daarna liquideert en bij gelijktijdige overgang van de actieve deelnemers. In 2011 is besloten dat indien een werkgever verzoekt om inkomende waardeoverdracht van zowel aanspraken van actieven als rechten en aanspraken van slapers en pensioengerechtigden de waarde van deze rechten en aanspraken van inactieven eveneens aan het pensioenfonds kunnen worden overgedragen. Voor de waardeoverdracht van rechten en aanspraken van inactieven geldt hetzelfde tarief als voor de waardeoverdracht van aanspraken van actieve deelnemers, tenzij de bestandsgewogen verhouding tussen actieven enerzijds en slapers en gepensioneerden anderzijds meer dan 10%-punt hoger is dan de verhouding bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Dan geldt een aangepast tarief. Bij uitgaande collectieve waardeoverdracht wordt de overdrachtswaarde op dezelfde wijze berekend, zij het dat de bij het fonds bestaande buffer uitsluitend wordt meegegeven als er daadwerkelijk sprake is van een collectieve waardeoverdracht, dat wil zeggen dat minimaal 90% van de betrokken werknemers kiest voor waardeoverdracht.
ABTN 2013 december 2012
31/105
5.2.4 Verplichte aansluitingen Bij een verzoek van sociale partners tot een nieuwe verplichtstelling of tot uitbreiding van een bestaande verplichtstelling toetst het bestuur of de sector c.q. bedrijfstak valt onder de statutaire werkingssfeer. Het bestuur kan bovendien besluiten een bepaalde inkoopsom te vragen, indien de vergelijking van het bestand van werkgevers onder de nieuwe verplichtstelling met het pensioenfondsbestand daartoe aanleiding geeft. Indien het bestuur akkoord is met de nieuwe verplichtstelling bij het pensioenfonds, doen sociale partners het verzoek tot verplichtstelling bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vervolgens komen ingevolge de verplichtstellingbeschikking de verplichte aansluitingen tot stand. De datum van ingang van de verplichtstelling is daarbij bepalend. Er wordt geen (apart) aansluitcontract met de betrokken werkgevers afgesloten. Wel wordt vanaf 1 januari 2008 het uitvoeringsregiement verstrekt. Bij de totstandkoming van een nieuwe of bij wijziging van een bestaande verplichtstelling binnen de bedrijfstak Zorg en Welzijn worden de onder die verplichtstelling vallende werkgevers door het pensioenfonds geïnformeerd. De eerste informatieverstrekking aan de betreffende werkgevers vindt plaats ten tijde van de indiening van het verzoek tot verpiichtstelling door sociale partners. Zodra de verplichtstellingbeschikking is afgekondigd worden de werkgevers opnieuw benaderd met verzoek om de relevante gegevens over hun werknemers aan te leveren. De werkgevers worden geïnformeerd over hun plicht tot aanmelding van werknemers en over hun verplichting tot het periodiek verstrekken van alle gegevens die door het bestuur nodig worden geoordeeld voor de juiste uitvoering van het pensioenreglement (o.a. deelnemersgegevens zoals salaris, parttime factor, NAW-gegevens, geboortedatum en datum indiensttreding en gegevens met betrekking tot de werkgever). Tevens worden de werkgevers geïnformeerd over de te betalen premie. Er is ook aandacht voor het vinden en aansluiten van nieuwe werkgevers die onder een al langer bestaande verplichtstelling vallen. Dit gebeurt door periodieke bestandsvergelijking met werkgeversorganisaties, met behulp van gegevens van de Kamer van Koophandel en door vergelijking met UWV. 5.2.5 Niet verplichte aansluitingen Het pensioenfonds kan ook werkgevers op basis van een uitvoeringsovereenkomst aansluiten. Dit is mogelijk voor werkgevers die niet onder de verplichtstelling vallen, maar wel binnen de statutaire werkingssfeer van het pensioenfonds: de contractuele aansluitingen. Ook is dit mogelijk voor werkgevers die niet onder de verplichtstelling vallen en evenmin onder de statutaire werkingssfeer van het pensioenfonds maar wel vrijwillig kunnen aansluiten volgens de statuten van het pensioenfonds: de vrijwillige aansluitingen. Bij deze aansluitingen zal ook getoetst worden of het bestand aanleiding geeft tot het vragen van een inkoopsom. Het gaat dan om het bestand van de individuele werkgever, niet om dat van de bedrijfstak. In de praktijk komt het overigens zelden voor dat op basis van het bestand daadwerkelijk een inkoopsom moet worden gevraagd. De niet verplichte aansluitingen vinden plaats op grond van een uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst bevat bepalingen betreffende de duur van de overeenkomst, de premieplicht, de plicht tot aanmelding van de werknemers en de plicht tot informatieverstrekking aan het pensioenfonds (deelnemergegevens en werkgeversgegevens). De overeenkomst bepaalt ook dat het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van toepassing zijn. 5.2.6 Deelnemers De deelnemers worden door het pensioenfonds geïnformeerd over hun deelneming en zij ontvangen schriftelijk informatie over de inhoud van de geldende statuten en
ABTN 2013 december 2012
32/105
pensioenreglement. Jaariijks ontvangt een deelnemer bovendien een overzicht van zijn of haar opgebouwde aanspraken, het uniform pensloenbericht (UPO). 5.3
Dispensatiebeleid
5.3.1 Gronden voor vrijstelling Het pensioenfonds gaat zeer terughoudend om met het verienen van vrijstellingen van de verplichtstellingbeschikking. Het op art. 13 wet Bpf 2000 gebaseerde Vrijstellingsbesluit kent vier gronden op grond waarvan een pensioenfonds werkgevers die onder de verplichtstelling vallen vrijstelling moet verienen. Naast deze verplichte gronden kan alleen zeer bijzondere casuïstiek tot een beleidsmatige vrijstelling leiden. 5.3.2 Procedure voor vrijstelling Een vrijstelling van de verplichtstelling is een beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Dat stelt eisen aan de procedure om een werkgever vrijstelling van de verplichtstelling te geven. In de praktijk wordt een verzoek om vrijstelling meestal gedaan, omdat een werkgever al een pensioenvoorziening getroffen heeft wanneer een uitbreiding van de verpiichtstelling tot stand komt. De volgende procedure geldt dan: 1. Pensioenfonds Zorg en Welzijn gaat na of alle benodigde gegevens aanwezig zijn en vraagt zo nodig aanvullende gegevens op. 2. Wanneer alle benodigde gegevens aanwezig zijn, beoordeelt Pensioenfonds Zorg en Welzijn de gelijkwaardigheid van de bestaande pensioenvoorziening. Bij gelijkwaardigheid kan de vrijstelling gegeven worden. 3. Indien de bestaande pensioenvoorziening niet gelijkwaardig is, wordt een brief naar de werkgever gestuurd, waarin wordt meegedeeld dat Pensioenfonds Zorg en Welzijn voornemens is het verzoek af te wijzen. De brief bevat een actuariële berekening. De werkgever krijgt vier weken de tijd om te reageren, bijvoorbeeld door aanvullende gegevens te verstrekken of aan te tonen dat de regeling inmiddels verbeterd is. Indien de werkgever reageert, wordt een nieuwe gelijkwaardigheldtoets gedaan. Als de regeling alsnog gelijkwaardig gemaakt is kan de vrijstelling gegeven worden. 4. Indien de werkgever niet reageert, wordt na vier weken de afwijzing gegeven, met een bezwaarclausule. In deze bezwaarclausule staat dat de werkgever een eventueel bezwaar kan richten aan de door Pensioenfonds Zorg en Welzijn ingerichte Commissie van Bezwaar.
ABTN 2013 december 2012
33/105
6
Pensioenregeling
De beschrijving van het pensioenreglement 2013 is hieronder nader uiteengezet. 6.1 Algemeen Het pensioenpakket bestaat uit de verplicht gestelde regeling voor ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor een bepaalde groep deelnemers omvat de pensioenregeling ook nog FLEX-pensioen en de Overbruggingsuitkering (OBU). Naast deze verplichtgestelde regelingen kunnen de deelnemers In de regeling van het pensioenfonds op vrijwillige basis, binnen de wettelijke fiscale ruimte, deelnemen aan het Extra Pensioen. Het pensioenfonds heeft de ambitie om op de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te indexeren op basis van de algemene loonontwikkeling van de salarissen in de collectieve arbeidsovereenkomsten die gelden voor de aangesloten werkgevers in een bepaald kalenderjaar. Het pensioenfonds besluit elk jaar of, en zo ja in hoeverre, er kan worden geïndexeerd gelet op de financiële situatie en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Hierbij hanteert het bestuur als leidraad een zogenaamde indexeringsstaffel. Als in voorgaande jaren niet volledig is geïndexeerd en de dekkingsgraad meer bedraagt dan het doelniveau, kan het bestuur besluiten tot een inhaalindexering ter compensatie van gemiste indexering uit het verieden. Indexering Is uitdrukkelijk voorwaardelijk: er is geen recht op indexering. Voor de indexeringsambitie is geen bestemmingsreserve gevormd. De indexering wordt gedeeltelijk gefinancierd uit premie en gedeeltelijk uit rendement. Bij onderdekking kan het pensioenfonds een aantal maatregelen nemen, in de in een leidraad vastgelegde volgorde. De maatregelen zijn extra premie-opslag, uniforme pensioenveriaging en pensioenveriaging voor actieven en slapers. Wanneer deze maatregelen niet voldoende zijn zal het bestuur zich opnieuw beraden. In de leidraad is ook vastgelegd hoe wordt gehandeld wanneer de dekkingsgraad zich weer herstelt. De complete leidraad wordt beschreven in paragraaf 7.2.5. Het pensioenfonds hanteert de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling (NFP). Deze regeling, die in het pensioenreglement de A-regeling wordt genoemd, geldt voor alle deelnemers die zijn geboren op of na 1 januari 1950 of die zijn toegetreden in de regeling op of na 1 januari 2006. Voor de deelnemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 en die deelnemer waren op 31 december 2005 en 1 januari 2006 geldt de nieuwe regeling niet; zij blijven deelnemen in de Nieuwe Collectieve Pensioenregeling (NCP) die gold vóór de invoering van de NFP-regeling. Deze regeling wordt in het pensioenreglement de B-regeling genoemd. Voor deelnemers die geboren zijn voor 1 januari 1949 en die al op 31 december 1998 deelnemer waren, geldt nog de OBU-regeling. De deelnemer die geboren is in 1948 wordt 65 jaar in 2013. Dat is het laatste jaar dat nog er nog OBU-gerechtigden kunnen zijn. De regelingen verschillen voor wat betreft het ouderdomspensioen, het partner- en wezenpensioen en het FLEX-pensioen. De nieuwe regeling wordt tevens gekenmerkt door een groter aantal keuzemogelijkheden. Die maken het mogelijk pensioen in te zetten naar de eigen voorkeuren en bijvoorbeeld eerder of later te stoppen met werken. Het arbeidsongeschiktheidspensioen en de uitkering Ineens bij overiijdén zijn voor de deelnemers in beide regelingen gelijk. Ouderdoms- en FLEX-pensioen zijn volledig gefinancierd op basis van kapitaaldekking. In de A-regeling is partnerpensioen vanaf 1 januari 2006 voor 50% gefinancierd op basis van kapitaaldekking en voor 50% op basis van risicodekking. Dit betekent dat voor 50% aanspraken worden opgebouwd. Tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2006 was er geen sprake van opbouw partnerpensioen. Voor 1 januari 1999 was voor 100% sprake van opbouw partnerpensioen. In de B-regeling is het partnerpensioen voor 100% in risicodekking verzekerd.
ABTN 2013 december 2012
34/105
De Overbruggingsuitkering (OBU) wordt gefinancierd op basis van rentedekking. Dat betekent dat uit de in enig jaar geheven premie de toekomstige OBU-uitkeringen worden gefinancierd van de deelnemers die in dat jaar van de regeling gebruik maken. Het pensioenfonds hanteerde tot en met 2010 in zijn premiebeleid een doorsneepremie waarbij de premiehoogte afhankelijk is van het niveau van de dekkingsgraad. Het bestuur van PFZW heeft besloten om voor 2011 de wijziging in de overievingstafels niet mee te nemen in de hoogte van de premie maar in verandering van het opbouwpercentage. Voor het jaar 2011 heeft het bestuur van PFZW besloten dat de pensioenopbouw wordt veriaagd van 2,05% naar 1,95% van de pensioengrondslag. De veriaging van het opbouwpercentage van 2,05% naar 1,95% is veriengd voor het jaar 2012 en 2013. In de onderstaande beschrijving van de regeling wordt eerst de A-regeling beschreven, en vervolgens de B-regeling. Dit onderscheid heeft geen impact op de financiële opzet van het fonds. Daarna wordt ingegaan op het arbeidsongeschiktheidspensioen, de uitkering ineens bij overiijdén, Vrijwillige Voortzetting, Bescherming bij Veriof en Werkloosheid, Extra Pensioen, de Pensioenregeling Accent en de Instapregeling. 6.2
Pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 of toegetreden op of na 1 januari 2006 (A-regeling)
6.2.1 Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is een uitkeringsovereenkomst (defined benefit-regeling) op basis van (voorwaardelijk) geïndexeerd middelloon. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming in beginsel 2,05% van de pensioengrondslag (salaris minus franchise). Voor 2011, 2012 en 2013 bedraagt het opbouwpercentage echter tijdelijk 1,95%^ De franchise is gelijk aan de fiscaal minimaal toegestane franchise (niveau 2013: € 10.940) en wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld. Deze franchise wordt aangeduid als NFP-franchise. Het ouderdomspensioen heeft een pensioenleeftijd van 65 jaar en kan ingaan tussen de leeftijd 55 jaar en 70 jaar. Met ingang van 1 januari 2012 Is geregeld dat de verschuiving van de AOW-datum naar de 65e verjaardag niet betekent dat pensioenen die zijn gekoppeld aan een sociale verzekeringswet ook automatisch langer uitgekeerd moeten gaan worden. Door deze wijziging blijft de einddatum de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand dat de deelnemer 65 jaar wordt. 6.2.2 Partnerpensioen Het partnerpensioen bij overiijdén van de actieve deelnemer is in totaal 1,25% van de pensioengrondslag (salaris minus NFP-franchise) per jaar. Dit wordt voor de helft (0,625%) als opbouwpensloen vormgegeven, de andere helft is op basis van risicodekking. Voor de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen bij overiijdén vóór de 65jarige leeftijd als premlebetalendé deelnemer wordt verondersteld dat de deelneming tot leeftijd 65 zou hebben voortgeduurd. Naast dit partnerpensioen bestaat ook nog recht op een diensttijdgerelateerde compensatie op risicobasis voor het zogenaamde Anw-tekort. Bij het beëindigen van de deelneming krijgt de deelnemer de mogelijkheid om het risicodeel van het partnerpensioen (geheel of gedeeltelijk) inclusief het Anwcompensatiepensioen verzekerd te houden in ruil voor een deel van het ouderdomspensioen. Als een ex-partner recht heeft op bijzonder partnerpensioen, dan wordt het partnerpensioen veriaagd. Met ingang van 1 januari 2012 blijft deze veriaging achterwege voor zover sprake is van een nog niet ingegaan bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner die is overieden voor de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer en er geen uitgaande waarde-overdracht heeft plaatsgevonden.
' Het bestuur heeft besloten dat de grondslag voor langer leven voor 2011 niet automatisch leidt tot stijging van de premie.
ABTN 2013 december 2012
35/105
6.2.3 Wezenpensioen Na het overiijdén van een actieve deelnemer, een gewezen deelnemer of een gepensioneerde hebben kinderen jonger dan 21 jaar recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 0,25% (0,5% voor volle wezen) van de pensioengrondslag (salaris minus NFP-franchise) per jaar van deelneming. Voor de vaststelling van de hoogte van het wezenpensioen bij overiijdén vóór de 65-jarige leeftijd wordt voor actieve deelnemers ook hier verondersteld dat de deelneming tot die datum zou hebben voortgeduurd. 6.2.4 FLEX-pensioen Het FLEX-pensioen Is per 1 januari 2006 afgeschaft voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950. De tot die datum opgebouwde rechten blijven staan en kunnen later worden opgenomen of worden omgezet in ouderdomspensioen. Met ingang van 1 oktober 2010 worden de opgebouwde FLEX-rechten automatisch op 60-jarige leeftijd van de deelnemer omgezet In ouderdomspensioen, tenzij de deelnemer expliciet bezwaar maakt tegen deze omzetting. 6.2.5 Compensatie voor NCP-overgangsrecht Deelnemers die op 31 december 2005 nog in aanmerking kwamen voor het NCPovergangsrecht krijgen per opgebouwd deelnemingsjaar tot 1 januari 2006 een voorwaardelijke compensatie van 1,5 maand pensioenopbouw in de nieuwe regeling. Deze compensatie wordt toegekend op 31 december 2020 of eerder indien de deelnemer voor deze datum 55 jaar wordt. Deze compensatietijd telt mee voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. 6.2.6 Flexibiliseringsmogelijkheden Kenmerk van de A-regelIng is de mogelijkheid voor de (gewezen) deelnemer om zijn pensioen meer naar individuele wensen in te richten. Bij pensionering kan de (gewezen) deelnemer kiezen om een deel van het ouderdomspensioen in te ruilen voor een verhoging van het partnerpensioen. Andersom kan hij ook het vanaf 1 januari 2006 opgebouwde partnerpensioen (gedeeltelijk) omruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen kan geheel of gedeeltelijk worden vervroegd (niet eerder dan tot de 55-jarige leeftijd) om al eerder met pensioen te kunnen gaan. Met ingang van 1 januari 2012 geldt bij een vervroeging van het ouderdomspensioen tot uiteriijk de 60-jarige leeftijd niet meer de eis dat de (gewezen) deelnemer moet stoppen met werken. Bij een vervroeging van het ouderdomspensioen tussen 55 en 60 jaar blijft wel de eis gelden dat de (gewezen) deelnemer moet stoppen met werken. Vanaf 1 juli 2012 is het mogelijk om het ouderdomspensioen te vervroegen voor het deel van de deelneming waarvoor de deelnemer arbeidsgeschikt is. Voor het arbeidsongeschikte deel is het niet mogelijk het ouderdomspensioen te vervroegen. De tot 1 januari 2006 opgebouwde FLEX-rechten moeten in ouderdomspensioen zijn omgezet om het ouderdomspensioen vervroegd in te kunnen laten gaan. (Gewezen) deelnemers die hun FLEX-rechten niet omzetten in ouderdomspensioen kunnen het in deeltijd opnemen (deeltijd-FLEX), om zo in een aantal stappen te stoppen met werken. Dezelfde mogelijkheid bestaat voor het ouderdomspensioen. Een (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk uitstellen tot uiteriijk de 70-jarige leeftijd. Bij het uitstellen van het ouderdomspensioen geldt de eis dat de (gewezen) deelnemer moet blijven doorwerken. Op de ingangsdatum kan de deelnemer er voor kiezen om het ouderdomspensioen eenmalig in hoogte te laten variëren. Hij kan kiezen voor een hoog ouderdomspensioen gevolgd door een laag ouderdomspensioen, of omgekeerd. Het hoge pensioen bedraagt maximaal 100/75 maal het lage pensioen. Uiteriijk op de 75-jarige leeftijd moet het hoge (c.q. lage) pensioen overgaan in het lage (c.q. hoge) pensioen.
ABTN 2013 december 2012
36/105
6.3
Pensioenregeling voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 en deelnemer op 31 december 2005 (B-regeling)
6.3.1 Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is een uitkeringsovereenkomst (defined benefit-regeling) op basis van (voorwaardelijk) geïndexeerd middelloon. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75% van de pensioengrondslag (salaris minus franchise). De franchise voor deze groep deelnemers is € 13.227 (niveau 2013), deze wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld. Deze franchise wordt aangeduid als middelloon-franchlse. Met ingang van 1 januari 2012 is geregeld dat de verschuiving van de AOW-datum naar de 65e verjaardag niet betekent dat pensioenen die zijn gekoppeld aan een sociale verzekeringswet ook automatisch langer uitgekeerd moeten gaan worden. Door deze wijziging blijft de einddatum de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand dat de deelnemer 65 jaar wordt. 6.3.2 Partnerpensioen Bij het partnerpensioen is geen sprake van opbouw van pensioenaanspraken, maar van een risicoverzekering die voorziet in een pensioen voor de partner na het overiijdén van de deelnemer vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Bij ingang van het FLEX- of ouderdomspensioen bestaat éénmalig de keuze van omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,25% van het salaris, rekening houdend met het recht op Anw of AOW. Ook bij het beëindigen van de deelneming krijgt de deelnemer de mogelijkheid om het risicodeel van het partnerpensioen geheel verzekerd te houden in ruil voor een deel van het ouderdomspensioen. Als een ex-partner recht heeft op bijzonder partnerpensioen, dan wordt het partnerpensioen veriaagd. Met ingang van 1 januari 2012 blijft deze veriaging achterwege voorzover er sprake is van een bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een ex-partner die is overieden voor de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer en er geen uitgaande waarde-overdracht heeft plaatsgevonden.
6.3.3 Wezenpensioen Het wezenpensioen in Regeling B is gelijk aan het wezenpensioen In Regeling A. Het enige verschil is dat voor Regeling B een andere franchise geldt dan voor Regeling A. 6.3.4 FLEX-pensioen Het FLEX-pensioen gaat in bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd en kan maximaal vijf jaar worden vervroegd of worden uitgesteld. De FLEX-regeling is evenals de ouderdomspensioenregeling een uitkeringsovereenkomst (defined benefit-regeling) op basis van (voorwaardelijk) geïndexeerd middelloon. Het FLEX-pensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75% van de pensioengrondslag die voor dat deelnemingsjaar is vastgesteld. De regeling is op 1 januari 1999 ingevoerd en vervangt de OBU. Deelnemers geboren vóór 1 januari 1949 kunnen als overgangsmaatregel nog gebruik maken van de OBU. Voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1949, die op 31 december 1998 deelnemer waren van het pensioenfonds, geldt een overgangsregeling (NCP-overgangsrecht), die de vermindering van het maximale aantal te bereiken deelnemingsjaren voor pensioen en het FLEX-pensioen moet compenseren. 6.3.5 Flexibiliseringsmogelijkheden De (gewezen) deelnemer In deze pensioenregeling kan zijn FLEX-pensioen in deeltijd opnemen. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen uitsluitend in zijn geheel vervroegen. Vanaf 1 juli 2012 is het mogelijk om het ouderdomspensioen te vervroegen voor het deel van de deelneming waarvoor de deelnemer arbeidsgeschikt is. Voor het arbeidsongeschikte deel is het niet mogelijk het ouderdomspensioen te vervroegen. Verder kan de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk uitstellen tot de 70-jarige leeftijd. Bij het uitstellen van het ouderdomspensioen geldt de eis dat de (gewezen) deelnemer moet blijven doorwerken.
ABTN 2013 december 2012
37/105
Een andere flexibiliseringsmogelijkheid is dat de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen gedeeltelijk kan inruilen voor partnerpensioen. Op de pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer er voor kiezen het ouderdomspensioen eenmalig in hoogte te laten variëren. Hij kan kiezen voor een hoog ouderdomspensioen gevolgd door een laag ouderdomspensioen, of omgekeerd. Het hoge pensioen bedraagt maximaal 100/75 maal het lage pensioen. Uiteriijk op de 75-jarige leeftijd moet het hoge (c.q. lage) pensioen overgaan in het lage (c.q. hoge) pensioen. Voor degenen die nog in aanmerking komen voor OBU wordt de uitkering verhoogd wanneer ze op latere leeftijd ingaat (uitstel-OBU). Ook voor deze deelnemers bestaat de mogelijkheid de hoogte van het ouderdomspensioen eenmalig te laten variëren. 6.4 Uitkering ineens bij overlijden Bij het overiijdén van een pensioengerechtigde kent het pensioenfonds, onder voorwaarden, een uitkering ineens bij overiijdén toe. Doel van deze uitkering Is de specifieke kosten van overiijdén op te vangen, alsook de nabestaande een periode te gunnen om te wennen aan de nieuw ontstane (financiële) situatie. Deze uitkering is in eerste instantie bestemd voor de nabestaanden (partner of wezen) van de pensioengerechtigde. Als er geen partner of wees is kan ook een derde die kosten heeft gemaakt in verband met het overiijdén van de deelnemer, voor de uitkering ineens bij overiijdén in aanmerking komen. Als de pensioengerechtigde een ouderdomspensioen, FLEX-pensioen of OBU ontving, dan bedraagt de uitkering ineens bij overiijdén drie maandtermijnen. Als de pensioengerechtigde een arbeidsongeschiktheidspensioen ontving, dan bedraagt de uitkering ineens bij overiijdén twee maandtermijnen. Bij een partnerpensioen of wezenpensioen is er geen recht op een uitkering ineens bij overiijdén. 6.5 Arbeidsongeschiktheidsregelingen Op 1 januari 2006 Is de WAO vervangen door de WIA. De WIA bestaat uit twee regelingen: a. de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) b. de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De IVA is bedoeld voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn (80%-100%) en geen of een geringe kans op herstel hebben. De WGA is een regeling ten behoeve van mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn maar een meer dan geringe kans op herstel hebben. Daarnaast is de WGA bedoeld voor werknemers die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn (35%-80%). De WGA bestaat uit een loongerelateerde uitkering en daarna uit een loonaanvulling of een vervolguitkering. De deelnemer heeft recht op een loongerelateerde uitkering indien hij zijn restcapaciteit voor meer dan 50% benut. De deelnemer heeft recht op een vervolguitkering indien hij zijn restcapaciteit voor minder dan 50% benut. PFZW kent twee pensioenvoorzieningen bij arbeidsongeschiktheid: 1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen (AP) 2. Premievrijstelling bij Arbeidsongeschiktheid (PV). Deze pensioenvoorzieningen zijn een aanvulling op het wettelijke arbeidsongeschiktheidsstelsel van de WIA.
ABTN 2013 december 2012
38/105
6.5.1. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid De deelnemer die ziek is geworden tijdens de deelneming en aansluitend daarop een WIA-uitkering ontvangt heeft recht op premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De hoogte van de PV is afhankelijk van het door PFZW vastgestelde fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage. Voor een deelnemer die recht heeft op een IVAuitkering bedraagt de premievrijstelling 75% van het pensioengevend salaris dat is vastgesteld voor het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de voortzetting is ingegaan. Voor een deelnemer die recht heeft op een loongerelateerde uitkering bedraagt dit percentage in de eerste twee maanden 75% en vanaf de derde maand 70%. In de overige gevallen waar de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering bedraagt dit percentage 70%. Het recht op PV eindigt op de dag dat de WIA-uitkering eindigt. 6.5.2 Arbeidsongeschiktheidspensioen (AP-regeling) Er is ook een regeling Arbeidsongeschiktheidspensioen. Het AP bestaat uit een WIAexcedentpensioen en een WGA-hiaatpensioen. Het WIA-excedentpensioen is bedoeld voor deelnemers die meer dan het maximumdagloon verdienen. Indien een deelnemer meer dan het maximum dagloon verdient bedraagt het WIA-excedent-pensioen, ongeveer 75% van het laatstverdiende inkomen (met inachtneming van de IVAuitkering). Indien een deelnemer meer dan het maximum dagloon verdient bedraagt het WIA-excedentpensioen de eerste twee maanden ongeveer 75% van het laatst verdiende salaris en vanaf de derde maand ongeveer 70% van het laatstverdiende salaris (met inachtneming van de WGA-uitkering). Het WGA-hiaatpensioen is bedoeld voor deelnemers die een vervolguitkering ontvangen en meer dan het minimumloon verdienen. Indien een deelnemer meer dan het minimumloon verdient bedraagt het WGA-hiaatpensioen ongeveer 70% van het laatstverdiende salaris. De financieringsmethode van de AP-regeling is gebaseerd op het rentedekkingsstelsel. De actieve deelnemers betalen in enig jaar een risicopremie, waaruit de AP-uitkeringen worden gefinancierd van de deelnemers die naar verwachting twee jaar later arbeidsongeschikt worden. 6.6 Vrijwillige voortzetting Het pensioenfonds biedt de deelnemer in een aantal situaties de mogelijkheid om de pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten. Vrijwillige voortzetting binnen het dienstverband is mogelijk bij onbetaald veriof, bij salarisdaling tijdens ziekte en bij minder werken of minder verdienen op of na 55-jarige leeftijd. Ook na beëindiging van het dienstverband is vrijwillige voortzetting in een aantal situaties mogelijk. Bijvoorbeeld na beëindiging van het dienstverband is vrijwillige voortzetting mogelijk tijdens de periode dat een deelnemer een loongerelateerde werkloosheidsuitkering of een loongerelateerde uitkering op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst, of een andere periodieke uitkering ontvangt ter vervanging van gederfd o f t e derven loon. Ook is vrijwillige voortzetting na ontslag voor maximaal driejaar mogelijk. Bij deze vorm van vrijwillige voortzetting moet onder andere de deelneming tenminste driejaar hebben geduurd en mag de voortzetting niet plaatsvinden in de periode van driejaar voorafgaand aan de pensioendatum. Vanaf 1 januari 2013 is het mogelijk dat de vrijwillige voortzetting mag dooriopen tot de pensioendatum zolang er inkomen uit arbeid wordt genoten of als men om medische redenen niet in staat is inkomen uit tegenwoordige arbeid te genereren. Met ingang van 1 januari 2012 is het mogelijk dat een deelnemer tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA, in aanvulling op de premlevrije voorzetting en naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid, de premlevrije pensioenopbouw aanvult tot maximaal 100% van het pensioengevend salaris. Ook is het met ingang van 1 januari 2012 mogelijk om de deelneming vrijwillig voort te zetten tijdens de duur van de loongerelateerde uitkering op grond van de WIA voor het gedeelte dat de deelnemer de restverdiencapaciteit niet
ABTN 2013 december 2012
39/105
benut. Beide mogelijkheden hebben terugwerkende kracht tot 1 juli 2011.Vanaf 1 juli 2012 kan de deelnemer vrijwillig voortzetten tijdens de duur van een Ziektewetuitkering. Tenslotte is het vanaf 1 januari 2013 onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat een zelfstandige (IB-ondernemer) gedurende 10 jaar hun deelname in de pensioenregeling vrijwillig kunnen voortzetten zolang hij winst uit onderneming geniet volgens artikel 3.8 Wt IB. Deze wijziging van het pensioenreglement heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2012. 6.7 Bescherming bij verlof en werkloosheid Voor de duur van een loongerelateerde werkloosheidsuitkering en tijdens een aantal vormen van onbetaald veriof blijft de risicodekking voor arbeidsongeschiktheid en overiijdén in stand. Vanaf 1 juli 2012 geldt dat de risicodekking voor arbeidsongeschiktheid en overiijdén in stand blijft gedurende de periode dat de deelnemer een Ziektewetuitkering ontvangt. 6.8 Extra Pensioen (vrijwillige aanvullende modules) Deelnemers die ook werknemer zijn in de Regeling A en de Regeling B kunnen vrijwillig deelnemen aan 'Extra Pensioen'. Dit is een regeling, waarbij deelnemers niet benutte fiscale ruimte kunnen gebruiken via het storten van premies bij de werkgever voor het sparen van extra pensioen. De regeling kent twee verschillende modules (Pluspensioen en Rendementspensioen). Er is een module waarbij de ingelegde premie of koopsom direct aangewend wordt voor verhoging van ouderdomspensioen en/of FLEX-pensioen. Deze rechten volgen de voorwaardelijke Indexering van de collectieve basisregeling en bij veriaging in verband met onderdekking worden ook deze rechten veriaagd. Een andere mogelijkheid is om de gelden voor risico van de deelnemer te beleggen in de beleggingsmix van het pensioenfonds. Het opgebouwde kapitaal wordt op pensioendatum of bij eerder vertrek uit de sector aangewend voor verhoging van ouderdomspensioen en/of FLEX-pensioen (dit laatste alleen bij deelnemers geboren vóór 1950). Er dienen drie fasen te worden onderscheiden: opbouw- of kapitaalfase, uitstelfase en uitkeringsfase. Gedurende de fase van opbouw is sprake van een premieovereenkomst (defined contribution-regeling), waarbij actieve deelnemers kapitaal opbouwen waarop het rendement op de beleggingen wordt bijgeschreven. Bij overiijdén van de deelnemer dient het opgebouwde kapitaal te worden aangewend voor inkoop van partnerpensioen. Op 58-jarige leeftijd van de deelnemer wordt het opgebouwde kapitaal (Rendementspensioen) omgezet in een recht, tenzij de deelnemer expliciet aangeeft te willen blijven beleggen. Omzetting is ook mogelijk op een ander moment, maar uiteriijk bij vertrek uit de sector of bij ingang van FLEX-pensioen of ouderdomspensioen. Vanaf 1 januari 2006 kunnen alle deelnemers ook na 65 jaar nog inleggen op het Extra Pensioen ouderdomspensioen. Voor deelnemers geboren vanaf 1 januari 1950 is het niet langer mogelijk om premie of koopsom in te leggen bestemd voor het FLEX-pensioen. De deelnemers geboren vóór 1950 zijn in 2010 minstens 60 jaar, zodat vanaf 2010 niemand meer kan inleggen op het FLEX-pensioen. De rechten uit Extra Pensioen komen altijd tegelijk tot uitkering met de rechten uit de collectieve basisregeling. Indien de deelnemer besluit tot een (gedeeltelijke) uitruil van het OP in PP is dat inclusief het Aanvullend Ouderdomspensioen waarvoor de deelnemer extra premies heeft gestort. 6.9 Pensioenregeling Accent Per 1 januari 2010 heeft Pensioenfonds Zorg en Welzijn alle pensioenverplichtingen overgenomen van Pensioenfonds FNV in liquidatie. Dit betekent dat alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden vanaf 1 januari 2010 verzekerd zijn bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Voor betrokkenen geldt de Pensioenregeling Accent, die op één aspect niet gelijk is aan de reguliere PFZW-regeling. Het betreft een afwijkende
ABTN 2013 december 2012
40/105
indexering voor slapers en pensioengerechtigden ter hoogte van 60% van de reguliere indexering van Pensioenfonds Zorg en Welzijn. De pensioenregeling Accent is een tijdelijke regeling die eindigt op 1 januari 2020. Met ingang van 1 januari 2012 is het reglementair mogelijk gemaakt dat pensioenaanspraken en -rechten bij overgang naar de algemene collectieve pensioenregeling (op 1 januari 2020) administratief worden omgezet. Het voordeel daarvan is dat een omslachtige procedure van interne collectieve waarde-overdracht, zoals wettelijk geregeld in artikel 83 PW, kan worden vermeden. Dit is afgestemd met en goedgekeurd door DNB. 6.10 Instapregeling Met ingang van 1 januari 2011 kent Pensioenfonds Zorg en Welzijn de Instapregeling. De Instapregeling kan onder voorwaardén worden aangeboden aan werkgevers uit opkomende sectoren binnen zorg en welzijn die niet onder een verplichtstelling vallen. De Instapregeling geeft de mogelijkheid om in maximaal acht jaar geleidelijk in te stromen in de volwaardige collectieve pensioenregeling van het fonds. De Instapregeling kent acht premietredes die bepalen welk deel van de premie verschuldigd is. De mogelijke premietredes beginnen bij 30% en stijgen in stappen van 10% naar 100%. De pensioenopbouw van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen vindt naar rato van de premieafdracht plaats. Bij aanvang van de Instapregeling wordt met de werkgever de voor hem geldende instaptrede vastgesteld. Ieder kalenderjaar klimt de werkgever vervolgens minstens één premletrede. Met ingang van 1 januari van het kalenderjaar waarin de instapfactor wordt verhoogd tot 100%, gelden voor de verwerving van pensioen onverkort de hoofdstukken 1 tot en met 10 van het pensioenreglement. Met ingang van 1 januari 2012 is het reglementair mogelijk gemaakt dat pensioenaanspraken en -rechten bij overgang naar de algemene collectieve pensioenregeling administratief worden omgezet. Het voordeel daarvan is dat een omslachtige procedure van interne collectieve waarde-overdracht, zoals wettelijk geregeld in artikel 83 PW, kan worden vermeden. Dit is afgestemd met en goedgekeurd door DNB. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is vanaf de toetreding meteen volledig verzekerd en de AP-premie is vanaf de toetreding volledig verschuldigd.
ABTN 2013 december 2012
41 / l 05
7
Financiële opzet
De financiële opzet is opgesteld vanuit de reële ambitie van het pensioenfonds, rekening houdend met de wettelijke randvoorwaarden die de Pensioenwet stelt. In l^aragraaf 7.1 staan de belangrijkste relevante punten uit de Pensioenwet genoemd. Vervolgens wordt in paragraaf 7.2 in lijn met de Pensioenwet de financiële opzet behandeld. In paragraaf 7.3 staan monitoring en rapportage van de financiële positie beschreven. In paragraaf 7.4 staat het herstelplan beschreven. In de overige paragrafen worden de grondslagen (7.5), het resultaat, het eigen vermogen en de voorzieningen (7.6) en de premiegrondslag (7.7) beschreven. In paragraaf 7.8 worden de overige regelingen, arbeidsongeschiktheidspensioen en Extra Pensioen beschreven. Paragraaf 7.9 beschrijft hoe beleid en grondslagen worden geëvalueerd en geactualiseerd.
7.1
Toezicht
Toezicht op het pensioenfonds is ontleend aan de Pensioenwet die is ingevoerd per 1-12007. Voor het toezicht op het pensioenfonds gelden de volgende documenten: . Besluit uitvoering Pensioenwet en wet verplichte beroepspensioenregelingen van 18 december 2006, Stb. 709 zoals dit besluit laatstelijk is gewijzigd bij het Besluit van 8 april 2011, Stb.2011, 180; • Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006, Stb.710, zoals dit besluit laatstelijk is gewijzigd bij het Besluit van 14 januari 2011, Stb. 2011, 13; . Besluit bestuuriijke boetes financiële sector van 11 juni 2009, Stb. 2009, 329, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 9 maart 2012, Stb. 2012, 196; . Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006, Stcrt. 253 zoals deze regeling laatstelijk is gewijzigd bij de Regeling 14 november 2011, Stcrt 20881; . Beleidsregel financieel crisisplan van 5 december 2 0 1 1 , Stcrt. 2011, 22350; • Het Septemberpakket pensioenen zoals beschreven in de brief van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 24-9-2012 en aanvullende informatie van DNB. Hieronder worden belangrijke elementen van het toezicht toegelicht: Financiële positie Reservetekort Wanneer het eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, is sprake van een reservetekort. Het vereist eigen vermogen is het vermogen waarbij de kans op een dekkingsgraad voor de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken lager dan 100%, over een éénjaarshorizon, niet groter Is dan 2,5%. In dit geval moet een langetermijnherstelplan worden ingediend, waaruit blijkt dat het fonds in maximaal 15 jaren weer voldoet aan de vereiste dekkingsgraad. Bij de berekening van de vereiste dekkingsgraad wordt gekozen voor de standaardtoets^, aangevuld met partieel interne modellen voor die risico's die niet goed passen binnen de standaardtoets. Het vereist eigen vermogen dient het risicoprofiel van het pensioenfonds adequaat weer te geven. In het geval dat het vereist eigen vermogen geen adequate weergave is van het risicoprofiel van het fonds, dan treedt het fonds in overieg met DNB over de te nemen maatregelen. Onderdekking Wanneer de dekkingsgraad van de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken lager is dan 104,3%^ nominaal, is sprake van onderdekking. In dit geval heeft het pensioenfonds drie jaar de tijd om de onderdekking te verhelpen, tenzij maatwerk wordt overeengekomen
^ In bijlage 2 staat een specificatie van de vereiste dekkingsgraad van het pensioenfonds. In bijlage 1 staat de specificatie van het minimum vereist eigen vermogen ABTN 2013 december 2012
42/105
met DNB'* of de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid fondsen maatwerk biedt^ Kostendekkende premie Het pensioenfonds moet een kostendekkende premie^ in rekening brengen. Het niveau van de kostendekkende premie wordt bepaald door de regeling die wordt aangeboden, de (indexerings-)ambitie en de wijze waarop het fonds deze ambitie financiert. Bij het vaststellen van de kostendekkende premie wordt gekozen voor een gestabiliseerde discontovoet, op basis van langjarige verwachtingen ten aanzien van het portefeuillerendement. Toetsing vindt plaats In categorie D6 van de toeslagenmatrix. Dat betekent dat de kostendekkende premie wordt bepaald als de inkoopprijs voor de nominale aanspraken, inclusief opslagen voor solvabiliteit en uitvoeringskosten. De feitelijke premie dient een positieve marge te laten zien boven deze kostendekkende premie. DNB stelt de aanvullende eis dat bij onderdekking de premie moet bijdragen aan herstel. De "premiedekkingsgraad" op actuele rente dient ten minste 104,3% te bedragen^. Indien van toepassing neemt PFZW deze eis mee bij het vaststellen van de feitelijke premie. Bij een sterke financiële positie van het fonds, is premiekorting, in bepaalde situaties, toegestaan. Consistentie-eis en indexeringsambitie Een pensioenfonds bepaalt zelf zijn indexeringsambitie. Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft een expliciete indexeringsambitie. Daarom moet de financiële opzet voldoen aan de consistentie-eis. Deze houdt in dat de indexeringsambitie, de wijze van financiering, de toekenningsverwachting en het feitelijk toekennen van de indexatie consistent dienen te zijn. Op basis van nieuwe parameters is in 2012 een consistentietoets overgelegd aan DNB. Op nieuwe parameters kan niet worden voldaan aan alle eisen uit de consistentietoets. Er kan onvoldoende dekkingsgraadherstel worden gerealiseerd. Op oude parameters kan wel voldoende herstel worden gerealiseerd en de indexeringsambitie wordt dan in voldoende mate gerealiseerd. Conform de overgangsmaatregel in de regeling parameters vereist dit vooralsnog geen aanpassing van de financiële opzet, omdat de toets op basis van de oude parameters gehaald wordt. Het fonds zal dit echter wel betrekken in de contractsdiscussie. Het pensioenfonds informeert zijn stakeholders over de verwachte realisatie van zijn indexeringsambitie. PFZW kent een voorwaardelijke indexering met ex ante maatstaf De wet eist dat er bij alle correspondentie een voorwaardelijkheidsverklaring wordt gegeven. 7.2 Beschrijving financiële opzet De financiële opzet voldoet aan twee belangrijke voorwaarden: • De financiële opzet past bij de ambitie van het pensioenfonds: zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen op maat voor de sector Zorg en Welzijn; • De financiële opzet voldoet aan de Pensioenwet. De financiële sturing van het fonds vindt vooral plaats door middel van het premie- en indexeringsbeleid. Het beleggingsbeleid is gericht op de lange termijn. Vanwege het solvablliteitsrisico maakt ook liability management onderdeel uit van de financiële opzet. In het herstelplan is het indexeringsbeleid tijdelijk geamendeerd^.
Pensioenwet art. 141 ' Pensioenwet art. 142 * In bijlage 3 staat een uitsplitsing van de kostendekkende premie van het pensioenfonds. ' In de brief van DNB van 19 oktober 2011 wordt gemeld dat hiervan voor 2012 vrijstelling gevraagd kan worden. ' Zie paragraaf 7.4. ABTN 2013 december 2012
43/105
7.2.1 Financiële opzet brengt beleid en sturingsinstrumenten samen Om een optimaal effect van de sturingsinstrumenten op de financiële positie van het fonds te krijgen, zijn het premie- en indexeringsbeleid op elkaar en op het beleggings- en llabilitybeleid afgestemd. Om aan de ambitie en solvablliteitseiseh te kunnen voldoen kent de financiële opzet voor de sturingsinstrumenten zowel reële als nominale dekkingsgraadgrenzen.
160%
45%
• 140%
(O
•120%
.>
3,
100% O) 22,4%-»
E
;:,o%*
/ 0) T3 - 60%
'5
40% • 20% 0%
105%
117,5%
130%
100% reëel
0%
De grens van 100% reëel komt bij het structureel verwachte renteniveau ongeveer overeen met 150% nominaal. De blauwe lijn geeft de relatie aan tussen de pensioenpremie (over salaris minus franchise (S-F)) en de dekkingsgraad. De groene lijn geeft de relatie aan tussen de dekkingsgraad en de indexering als percentage van de loongroei. Legenda Dekkingsgraad lager dan 105% nominaal In dit gebied dient de dekkingsgraad volgens de Pensioenwet - behoudens maatwerk of generaal pardon - binnen drie jaar naar 105% gebracht te worden. Om dit in te vullen is er een leidraad bij onderdekking gedefinieerd. Als er binnen de beoogde termijn geen autonoom herstel plaatsvindt, dan betekent dit in het kort dat er extra gestuurd wordt met premie en eventueel met rechtenverlaging. Zoals de figuur laat zien, is de premie in het rode gebied ten minste gelijk aan de basispremie plus een premieopslag van 2,0%. Bij een dekkingsgraad lager dan 105% wordt niet geïndexeerd. \
ABTN 2013 december 2012
44/105
Dekkingsgraad
tussen 105% nominaal en 117,5%
nominaal
In het gebied tussen de 105% en 117,5% dekkingsgraad geeft het pensioenfonds 50% van de loongroei door in indexering. Dit is een tijdelijke maatregel die ten behoeve van het herstelplan is genomen. Als de dekkingsgraad op 30 september van enig jaar hoger is dan 117,5% vervalt deze tijdelijke maatregel. De indexering zal in dit gebied dan lineair groeien met de groei van de dekkingsgraad. In dit gebied wordt ook op de premie gestuurd. Het pensioenfonds vraagt bovenop de basispremie een premieopslag. Dekkingsgraad
tussen 117,5%
nominaal en 130%
nominaal
In het gebied tussen de 117,5% en 130% dekkingsgraad groeit de indexering lineair met de groei van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds vraagt in dit gebied bovenop de basispremie een premieopslag. Dekkingsgraad
tussen 130% nominaal en 100%
reëel
In dit gebied indexeert het pensioenfonds in principe volledig. Het pensioenfonds vraagt in dit gebied bovenop de basispremie een premieopslag. Dekkingsgraad
boven 100%
reëel
In dit gebied is de financiële positie zodanig dat aan de indexeringsambitie volledig kan worden voldaan. Bij een reële dekkingsgraad boven 100% zal in principe inhaalindexering worden verieend als in het verieden is gekort op indexering. Dit wordt weergegeven door de piek op de 100%-lijn. Ook als er geen gemiste indexering meer is blijft de opslag bestaan^. Nadat alle loongroei uit voorgaande jaren als indexering is toegekend, wordt in het blauwe gebied voorzichtig gekort op de premie. Een klein deel (1/15) van het overschot boven de dekkingsgraad van 100% reëel kan hiervoor worden gebruikt. Het bestuur kan bij deze stand van de vermogenspositie ook andere bestedingsdoelen kiezen, zoals verbetering van de regeling of aanpassing van het beleggingsbeleid. 7.2.2
Het
indexeringsbeleid
Ambitie Het bestuur heeft de ambitie om de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen aan te passen aan de algemene loonontwikkeling in de sector Zorg en Welzijn (de loongroei). Om de indexeringsambitie waar te maken, streeft het pensioenfonds in zijn financiële opzet naar een reële dekkingsgraad van 100%. Bij de reële dekkingsgraad wordt gerekend met de langetermijnverwachting van de reële swapprijsrente, waarbij dus wél rekening gehouden wordt met indexering, namelijk indexering met prijsinflatie. Met andere woorden: een reële dekkingsgraad van 100% betekent in theorie dat het mogelijk is om de op dat moment ingegane verplichtingen tot in lengte van dagen volledig te indexeren met prijsinflatie. Additioneel is het nemen van beleggingsrisico nodig om uit het verwachte overrendement het uiteindelijke doel van indexeren met de loongroei te kunnen realiseren. Daarom is het nodig om het beleggingsbeleid te richten op de lange termijn, zodat een hoog rendement behaald kan worden. Het pensioenfonds kiest daarmee voor financiering van de indexeringsambitie uit zowel een opslag in de premie als overrendement. Voor 2013, evenals in 2012, heeft het bestuur ervoor gekozen om de langetermijnverwachting van de reële swapprijsrente niet door te berekenen in de * Van de opslag van 2,0%-punt blijft 1,8%-punt behouden, ook bij een reële dekkingsgraad boven de 100%. Op dat moment zullen de werkgevers uit het bestuur een voorstel doen over de in 2012 toegevoegde 0,2%-punt. Zie ook 7.2.3. ABTN 2013 december 2012
45/105
rentevoet in de premie. Dit betekent dat meer geleund wordt op het onzekere toekomstige beleggingsrendement; de indexering van de pensioenen wordt hierdoor Onzekerder. Indien de rente structureel op een lager niveau (onder 2,7%) blijft, dan wordt er geen indexering meer uit de premie gefinancierd. Deze vorm van financiering wordt beschreven in de toeslagmatrix die door de wetgever is gepubliceerd en valt onder indexatiecategorie D6. De uiteindelijke realisatie van de ambitie is onder andere afhankelijk van de loongroei, de ontwikkelingen in rente, het beleggingsrendement en de fondsdemografie. Door voornoemde factoren is de indexeringsambitie de afgelopen jaren vrijwel niet gerealiseerd. Voorwaardelijkheid indexering; leidraad (indexeringsstaffel) De indexering is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op indexering. Het bestuur bepaalt elk jaar of en zo ja in welke mate de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden geïndexeerd. Het bestuur hanteert bij de jaariijkse indexeringsbeslissing een leidraad. De financiële positie, uitgedrukt in de dekkingsgraad per 30-9 van het betreffende jaar, is in principe het ijkpunt voor de leidraad. Binnen het voorwaardelijke indexeringsbeleid bestaan twee vormen van indexering. Dit zijn de reguliere indexering en de inhaalindexering. Voor reguliere indexering geldt dat actieven, slapers en gepensioneerden hetzelfde percentage krijgen. Bij inhaalindexering wordt alleen de daadwerkelijk gemiste indexering per deelnemer gecompenseerd. Hieronder wordt de leidraad bij de indexeringsbeslissing voor beide vormen van indexering beschreven. Reguliere indexering De reguliere indexering wordt in principe afgeleid van de loongroei op basis van de afgesloten CAO's in de sector Zorg en Welzijn voor 30 september. CAO's afgesloten na deze datum, worden in de loongroel van het volgende jaar verwerkt. Leidraad voor de bepaling van de reguliere indexering is een dekkingsgraadstaffel. De dekkingsgraadstaffel wordt in principe toegepast op de nominale dekkingsgraad per 30 september van het betreffende jaar. De dekkingsgraadstaffel is als volgt: . Bij een nominale dekkingsgraad van 105% of lager wordt niet geïndexeerd. . Bij een nominale dekkingsgraad tussen 105% en 130% groeit het indexeringspercentage lineair van 0 % tot 100% van de loongroei. • Bij een nominale dekkingsgraad van 130% of hoger wordt volledig geïndexeerd met de loongroei. Inhaalindexering Inhaalindexering kan plaatsvinden wanneer in het verieden indexering is gemist, die nog niet is gecompenseerd. Voor deze indexeringsbeslissing hanteert het bestuur de volgende leidraad: • Er is sprake van gemiste indexering in het verieden. • De reële dekkingsgraad is op peildatum na inrekenen van de reguliere indexering hoger dan 100%. • De reële dekkingsgraad daalt door de inhaalindexering in beginsel niet onder de 100%, hiermee is het surplus (boven de 100%) beschikbaar voor het compenseren van gemiste indexering middels inhaalindexering. . De hoogte van de inhaalindexering is per individuele deelnemer maximaal gelijk aan de gemiste indexering van deze deelnemer. • Er is geen compensatie van indexering die in het verieden gemist is van uitkeringsgerechtigden. In bepaalde marktomstandigheden bestaat de mogelijkheid dat de reële dekkingsgraad van 100% reëel lager is dan de bijbehorende nominale dekkingsgraad van 130%. In die situaties is de grens van 130% nominaal van toepassing voor de leidraad bij inhaalindexering.
ABTN 2013 december 2012
46/105
Sinds 2005 is indexering gemist. Omdat de financiële positie van het fonds het volgens de indexeringsleidraad niet toelaat kan per 1 januari 2013 geen inhaalindexering plaats vinden. Afwijken van de leidraad Voor beide vormen van indexering geldt dat aan de leidraad voor de indexeringsbeslissing geen aanspraken kunnen worden ontleend. Het bestuur van het fonds kan besluiten van de leidraad af te wijken als het vindt dat de stand of de verwachte ontwikkeling van de financiële positie daar aanleiding toe geeft (discretlonaire bevoegdheid). Een besluit dat in enig jaar indexering kan worden toegezegd, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen indexering. Het bestuur geeft bij zijn besluit ten behoeve van de stakeholders aan of de leidraad is gevolgd dan wel of daarvan is afgeweken. Een afwijking van de leidraad wordt gemotiveerd. 7.2.3 Premiebeleid Bas/spremi'e De basispremie wordt bepaald op de langetermijnverwachting van de reële prijsrente en is een percentage van de bljdragegrondslag (salaris-/-franchise) afgerond op 1 decimaal. In 2013 bedraagt de basispremie 22,4% van de bljdragegrondslag op de grondslagen voor de premiestelling van 2013. De basispremie wordt jaariijks geactualiseerd volgens de volgende drie hoofdregels: A. B.
De mediaanpremie wordt berekend als 15 toekomstige éénjarige inkooppremies. Er wordt een bandbreedte gehanteerd van 1%-punt om de basispremie van vorig jaar. Wanneer de mediaanpremie binnen de bandbreedte yalt blijft de basispremie gelijk aan die van vorig jaar^°. Wanneer de mediaanpremie buiten de bandbreedte valt wordt de basispremie gelijk gesteld aan de mediaanpremie. C. Regelingswijzigingen worden direct doorgevoerd in de mediaanpremie, ongeacht de grootte van de premiewijziging. Dit kan leiden tot een wijziging in de basispremie conform hoofdregel B.
Een uitgebreide beschrijving en toelichting op deze hoofdregels is te vinden in de notitie "Systematiek actualisering basispremie"^^ Feitelijke premie, dekkingsgraadstaffel en demping De hoogte van de feitelijke premie wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld aan de hand van een dekkingsgraadstaffel. Het bestuur kan besluiten van de staffel af te wijken als het vindt dat de stand of de verwachte ontwikkeling van de financiële positie daar aanleiding toe geven. Net als bij het indexeringsbeleid wordt de staffel in principe toegepast op de dekkingsgraad op 30 september van het betreffende jaar. De hoogte van de feitelijke premie is als volgt: « In de situatie van onderdekking is een leidraad gedefinieerd. In deze leidraad is onder andere een extra sturing met premie opgenomen. Voor deze leidraad verwijzen we naar paragraaf 7.2.5. • Onder een nominale dekkingsgraad van 130% wordt een opslag op de basispremie gevraagd van 2%-punt van de bljdragegrondslag. • Tussen een nominale dekkingsgraad van 130% en een reële dekkingsgraad van 100% wordt de basispremie gevraagd. Indien over het verieden gemiste indexering niet is gecompenseerd, wordt deze basispremie verhoogd met een Opslag van 2%-punt van de bljdragegrondslag. • Zodra de reële dekkingsgraad 100% bedraagt en er niet langer sprake is van gemiste indexeringen blijft een herstelopslag van 1,8%-punt gehandhaafd. Op dat moment '° Binnen de bandbreedte wil zeggen dat de wijziging van de mediaanpremie ten opzichte van de basispremie van vorig Jaar, afgerond op 1 decimaal, minder is dan 1 procentpunt. " Zie ABC06076 Systematiek actualisering basispremie.
ABTN 2013 december 2012
47/105
zullen de werkgevers in het bestuur een voorstel doen over de In 2012 toegevoegde 0,2%-punt. Wanneer de reële dekkingsgraad op peildatum na inrekenen van de reguliere indexering en eventuele inhaalindexering hoger is dan 100% en de eventuele gemiste indexering is gecompenseerd, wordt een korting gegeven op de basispremie. Deze korting bedraagt 1/15 deel van het overschot boven de dekkingsgraad van 100% reëel^^ waarbij reguliere en inhaalindexering Is ingerekend. De jaariijkse wijziging in de feitelijke premie is maximaal 3%-punt van de bljdragegrondslag, zowel naar boven als naar beneden. Premie- en regelingsafspraak Met Ingang van 2006 heeft het bestuur de feitelijke premie vastgesteld op 22,5% van de bljdragegrondslag. Deze premie was hoger dan de basispremie plus op dat moment benodigde herstelopslag. De afspraak is dat deze premie, bij ongewijzigde grondslagen, niet wordt veriaagd zolang de gemiste indexering uit het verieden nog niet is gecompenseerd. Bovenstaande geldt onder de premissen dat de pensioenregeling niet wijzigt of de basispremie boven de 20% wordt vastgesteld als gevolg van wijzigingen in grondslagen. Het bestuur heeft voor de premie 2011 besloten dat verdere stijgingen In de levensverwachting niet meer kan lelden tot een stijging van de premie. Dat heeft er in 2011 toe geleid dat het opbouwpercentage is veriaagd van 2,05% naar 1,95%". Het opbouwpercentage is voor 2012 en 2013 eveneens vastgesteld op 1,95%. De herstelopslag is voor 2012 en 2013 2,0%-punt. Voor 2012 is besloten om in afwachting van de nieuwe financiële opzet volgend op de invoering van het nieuwe pensioenakkoord de rentevoet van 2,9% te handhaven en de regel voor de rentevoet (het volgen van de actuele reële rente) buiten werking te stellen totdat het bestuur in de nieuwe financiële opzet een nieuwe regel voor de rentevoet heeft vastgesteld. Voor de premie 2013 is opnieuw van een disconteringsvoet van 2,9% uitgegaan. De financiering van de indexeringsambitie vanuit de premie blijft hiermee onder druk staan. Voor de premie 2013 is expliciet van de dempingsregel afgeweken: de basispremie is voor grondslagaanpassingen met 0,6% gestegen. Dit omdat sprake is van een verwachte onomkeerbare stijging van de uittreedleeftijd. Conform Pensioenwet, artikel 130, vermeldt het fonds in haar jaarrekening en jaarverslag de hoogte van de totale kostendekkende premie, de totale gedempte premie en de totale feitelijke premie. Afwijken van de leidraad Het bestuur kan besluiten af te wijken van deze premieregels als hij vindt dat de grondslagen (zie hierna) en/of de stand of de verwachte ontwikkeling van de financiële positie daar aanleiding toe geven. Het bestuur geeft bij zijn besluit ten behoeve van de stakeholders aan of de leidraad is gevolgd dan wel dat daarvan is afgeweken. In dat laatste geval worden de redenen van de afwijking beschreven. Ten behoeve van de stakeholders voegt het bestuur een ALM-analyse bij het voorgenomen premiebeslult dat ter advisering aan de Pensioenraad wordt voorgelegd.
Pas boven de streefdekkingsgraad van 100% reëel, kan eventuele premiekorting worden gegeven. Het Pei pensioenfonds voldoet hiermee aan de Pensioenwet, art. 129. ^ Dit Ditbetreft betreft de deA-regeling. A-regeling.Het Het opbouwpercentage opbouwp bij de B-regeling is, vanwege de geringe resterende looptijd van de regeling, gelijk gebleven (1,75%).
ABTN 2013 december 2012
48/105
7.2.4 Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid in de financiële opzet is vormgegeven door een beleggingsmix te hanteren die optimaal aansluit op de lange termijn ontwikkeling yan de verplichtingen inclusief de indexeringsambitie. Op basis van ALM-studies en regime analyses wordt een beleggingsmix bepaald. Naast aan de Indexeringsambitie moet de beleggingsmix bijdragen aan een stabiele en stuurbare premie. Het profiel van het pensioenfonds en zijn verplichtingen is daarin bepalend. Het bestuur stelt de ALM-mix elk jaar vooraf vast. De ALM-mix is een beleggingsmix op hoofdlijnen, waarbij het Onderiiggende risico- en rendementsprofiel zo goed mogelijk aansluit bij het geldende strategische beleggingsbeleid. In 2012 is de structurele ALM-strategie niet aangepast. In samenhang met de nog lopende discussie over het nieuwe pensioencontract is er geen nieuwe lange termijn ALMstrategie opgesteld. De uitkomst van de contractsdiscussie moet ook leiden tot een heroverweging van de risicodoelstelling en daarmee het risicoprofiel onder dè ALM-mix. Onderstaande tabel toont de ALM-mix voor 2013. ALM mix 2013 Categorie Zakelijke waarden
allocatie
hedge
65%
Commodities
7%
Afdekking verplichtingen
28%
Vermogensallocatie Nominale hedge* Reële hedge
28% 29% 9% 'deels ingevuld via swaptions
Totaal
100%
Figuur 8: ALM-mix
In de kolom "allocatie" staat het percentage (In geld) dat in de categorieën uit de basismix wordt belegd. De kolommen "nominale hedge" en "reële hedge" geven aan welke gedeelten van het nominale en reële renterisico worden afgedekt. In hoofdstuk s van deze ABTN wordt het proces beschreven hoe de uitvoeringsorganisatie de ALM-mix vertaalt in een strategische benchmark en die implementeert in de uitvoering van het beleggingsbeleid van het fonds. Rondom de strategische benchmark zijn bandbreedtes vastgesteld. Vanwege deze bandbreedtes is het niet steeds nodig om bij stijging of daling van de waarde van een beleggingscategorie direct de hele portefeuille te herbalanceren. Voor een gedetailleerde beschrijving van het beleggingsbeleid inclusief monitoring en bijsturen van de beleggingsmix wordt verwezen naar het Beleggingsplan 2013. ; Het bestuur stelt jaariijks de aanpassingen en wijzigingen in de; beleggingsmix vast. Het bestuur kan besluiten tussentijds wijzigingen in de beleggingsmix of de afdekking van de verplichtingen vast te stellen als het vindt dat de stand of de verwachte ontwikkeling van de financiële positie daar aanleiding toe geeft.
ABTN 2013 december 2012
49/105
7.2.5 Extra sturing in de financiële opzet Wanneer bovengenoemd beleid ter bijsturing van de financiële positie onvoldoende blijkt om de doelstelling van het fonds waar te maken of te voldoen aan de wet- en regelgeving, heeft het bestuur de volgende aanvullende maatregelen vastgesteld (de leidraad bij onderdekking): . als de dekkingsgraad binnen drie jaar na het ontstaan van onderdekking - behoudens maatwerk of generaal pardon - niet autonoom herstelt op basis van de voorgeschreven economische parameters, zal het pensioenfonds een extra premieopslag van maximaal 2,5%-punt in rekening brengen, in aanvulling op de basispremie plus de premieopslag die volgt uit het premiebeleid; . mocht de voorgaande actie nog steeds onvoldoende zijn voor herstel naar 105% binnen driejaar na het ontstaan van onderdekking, zal het pensioenfonds de pensioenaanspraken veriagen. Dit betreft eerst een maximale uniforme veriaging van 10% voor alle deelnemers. . als de uniforme veriaging nog steeds onvoldoende is voor herstel binnen drie jaar na het ontstaan van onderdekking, volgt een maximale additionele gedifferentieerde veriaging van 5% voor alleen actieve en premlevrije deelnemers; . onder een nominale dekkingsgraad van 105% wordt geen indexatie toegekend; . als de dekkingsgraad per 30 september boven 105% ligt, worden eerst de eventuele gedifferentieerde veriagingen gecompenseerd en daarna de eventuele uniforme rechtenveriagingen en mocht de dekkingsgraad na volledige compensatie groter zijn dan 105%, wordt indexatie verieend; • als de dekkingsgraad per 30 september na volledige compensatie van de eventuele rechtenveriagingen boven 105% ligt, vervalt de extra premieopslag uit de leidraad bij onderdekking. In het uiterste geval waarin de genomen maatregelen ontoereikend zijn om de financiële positie voldoende te laten herstellen, kan het bestuur besluiten: . om een aanvullende veriaging toe te passen op de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken; . een aanvullende herstelpremie in rekening te brengen, in aanvulling op de basispremie plus opslag die volgt uit het premiebeleid en de extra premieopslag uit het beleid bij onderdekking; . tijdelijk via afdektransactles op de beleggingen en/of verplichtingen het risico verkleinen van een verdere daling van de dekkingsgraad; . met sociale partners in overieg treden om de kosten van pensioenregeling te veriagen bij een gelijkblijvende premie; . te onderzoeken of garantiestelling van de sector tot de mogelijkheden behoort om de financiële positie te verbeteren. Er mag overigens pas tot een veriaging van onvoorwaardelijke rechten worden overgegaan een maand nadat de (gewezen) deelnemers, werkgevers en toezichthouder op de hoogte zijn gesteld van het voorgenomen besluit' . Pas na compensatie van de veriaagde aanspraken wordt weer het vigerende indexeringsbeleid gevoerd. De maatregelen als beschreven in de leidraad als ook de afwegingen op basis waarvan is besloten deze maatregelen op te nemen zijn opgenomen in het financieel crisisplan. Dat geldt ook voor de eventuele mogelijke besluiten die het bestuur kan nemen in het geval dat de maatregelen in de leidraad onvoldoende blijken te zijn. 7.2.6 Toetsing financiële opzet De voor het herstelplan tijdelijk geamendeerde financiële opzet Is bij het indienen van het herstelplan getoetst met behulp van een continuïteitsanalyse. De mate waarin de reële ambitie kan worden gerealiseerd is op dit moment kwetsbaar en afhankelijk van de feitelijke realisaties van rentes en rendementen. ' Dit is conform Pensioenwet, art 134 ABTN 2013 december 2012
50/105
Minimaal eens in de drie jaar overiegt het fonds een nieuwe continuïteitsanalyse aan de stakeholders en DNB volgens het voorgeschreven format. Bij het jaariijkse premiebeslult overiegt het bestuur aan de stakeholders een ALM-analyse op zo actueel mogelijke inzichten inzake de grondslagen. 7.3 Beoordeling financiële positie, monitoring en rapportage Op basis van de stand 31-12 wordt de voorziening rechtens afdwingbare aanspraken berekend. Daarbij wordt als rekenrénte de nominale (SWAP) rentetermijnstructuur gehanteerd, aangepast volgens de UFR-methode, zoals wordt gepubliceerd door DNB^^. Vervolgens wordt de actuele stand van de beleggingen per 31-12 bepaald. Hieruit resulteert de marktwaardedekkingsgraad rechtens afdwingbare aanspraken ultimo jaar. Vastgesteld wordt of er sprake is van onderdekking dan wel een reservetekort. Voor het vaststellen van onderdekking of reservetekort op tussenliggende tijdstippen, wordt in beginsel uitgegaan van lineaire interpolatie van de verplichtingen en de actuele stand van de beleggingen. In de ALM-analyse worden de sturingsinstrumenten in onderiinge samenhang beoordeeld. De ALM-studie geeft inzicht in de ontwikkeling van de financiële positie en in het verwachte premieverioop en indexering. Er worden zowel stochastische simulaties als deterministische scenario's in de analyse opgenomen. Op deze wijze worden verschillende beelden geschetst van de impact die onzekere externe factoren kunnen hebben op de financiële positie van het fonds. Omdat de financiële positie bij aanvang van de analyse erg bepalend is, wordt naar zowel de ontwikkeling op korte termijn als de langere termijn gekeken. Daarnaast maakt het fonds minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse. Hieruit moet blijken dat het fonds zowel aan de geformuleerde Indexatieambitie als aan de vereiste zekerheid ten aanzien van de onvoorwaardelijke aanspraken kan voldoen. Is sprake van een herstelplan (zie hierna), dan wordt aangegeven wat de toekenningsverwachting indexering tijdens het herstelplan zal zijn. Tevens wordt aangetoond dat het herstel mede Is gericht op het weer kunnen realiseren van de ambitie. Raakt de ambitie structureel uit het zicht, dan zal het bestuur óf de ambitie veriagen óf aanvullende maatregelen nemen om de afgegeven toekenningsverwachting weer te realiseren. Wanneer deze ambitie uit het zicht raakt, worden de stakeholders hierover ingelicht. Herstelplan reservetekort Als het pensioenfonds een reservetekort heeft, moet een langetermijnherstelplan^^ worden ingediend. Dit plan houdt rekening met de sturingsinstrumenten van het fonds (indexeringsbeleid, premiebeleid en beleggingsbeleid). Daarnaast is de vereiste dekkingsgraad (afhankelijk van de beleggingsmix en omvang van het fonds) en de ontwikkeling van het deelnemersbestand in het plan opgenomen. Uit het langetermijnherstelplan moet blijken dat het fonds in maximaal 15 jaren ten minste weer voldoet aan de vereiste nominale dekkingsgraad. Het pensioenfonds kiest bij de berekening van de vereiste dekkingsgraad voor de standaardtoets. In dit herstelplan wordt ook vastgelegd hoe de ontwikkeling van de financiële positie gedurende het herstelplan wordt gevolgd en wanneer aanvullende maatregelen nodig zijn. Ook tijdens een herstelplan heeft het fonds de ambitie om te indexeren en wel volgens een indexeringsstaffel. Daarom zal deze beoogde indexering worden ingerekend bij de vraag of het herstel binnen de vereiste termijn zal kunnen worden gerealiseerd. De financiële opzet van het fonds is erop gericht dat geen aanvullende maatregelen nodig zijn wanneer het fonds een reservetekort heeft, anders dan de maatregelen die volgen uit de financiële opzet. Het bestuur kan besluiten om toch extra maatregelen te treffen als dit voor een tijdig herstel nodig is. Conform Pensioenwet, art. 126 en Besluit FTK art. 2 Pensioenwet, art 138, lid 2 ABTN 2013 december 2012
51/105
Herstelplan onderdekking Wanneer de dekkingsgraad van de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken lager is dan 104,3% is een aanvullend kortetermijnherstelplan^^ nodig om conform de Pensioenwet binnen driejaar uit deze situatie van onderdekking te komen. In overieg met de toezichthouder zal het bestuur maatregelen nemen waarin de belangen van alle stakeholders worden meegenomen. Dit alles binnen de grenzen van de Pensioenwet en de ruimte die daarin wordt geboden. Maatregelen zijn op voorhand als leidraad door het bestuur vastgelegd. Monitoring en rapportage De financiële positie, uitgedrukt in termen van de nominale dekkingsgraad berekend op basis van nominale marktrentes, wordt op kwartaalbasis aan de toezichthouder gerapporteerd. Evenals het op dat moment geldende vereiste eigen vermogen conform de genoemde standaardmethode. Hiertoe wordt informatie per ultimo kwartaal gebruikt, waarbij indien nodig kan worden teruggevallen op schattingen; deze informatie sluit aan bij de informatie die aan de toezichthouder wordt verstrekt in het kader van de reguliere rapportageverplichtingen (Staten DNB en kwartaalrapportages). Als onderdeel van het balansrisicomanagement, een raamwerk dat gericht is op het monitoren van de balansrisico's van het pensioenfonds, krijgen het audit committee en het bestuur elk kwartaal een solvabillteitsmonitor voorgelegd. Deze solvabiliteitsmonltor toont het dekkingsgraadrisico op een 1-jaars horizon en de realisatie van de dekkingsgraad over het afgelopen kwartaal, beide uitgesplitst naar de relevante risicofactoren. In 2009 is naast de solvabiliteitsmonltor een continuïteitsmonitor ontwikkeld. Deze continuïteitsmonitor toont het dekkingsgraadrisico, het premierisico en het indexeringsrisico op (middel)lange termijn en sluit aan bij de langetermljnambitie van het pensioenfonds. Behalve de beide balansrisicorapportages, omvat het balansrisicomanagement ook een riskgovernance (hierin staan de rollen en verantwoordelijkheden beschreven van het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot het vaststellen van het risicobeleid en de monitoring daarvan) en een jaariijks balansrisicoverslag. Dit verslag benoemt de belangrijkste (financiële) risico's in de balans van het pensioenfonds en evalueert de manier waarop het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie de feitelijke balansrisico's monitoren, rapporteren en managen. 7.4 Herstelplan Het bestuur heeft in 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. DNB heeft deze op 16 juli 2009 goedgekeurd. Ten opzichte van de huidige financiële opzet zijn de volgende aanpassingen afkomstig uit het herstelplan: • Er wordt gebruik gemaakt van de door de Minister bij ministeriële regeling van 4 maart 2009^^, geboden mogelijkheid tot verienging van de herstelduur in kortetermijnherstelplannen van 3 naar 5 jaar. De bijstellingen aangegeven in de brief^^ van de Minister over de resultaten van het sociaal overieg op 24 maart 2009 zijn hierbij meegenomen. • De pensioenregeling blijft ongewijzigd. . De financiële opzet en het daarin opgenomen premie- en beleggingsbeleid blijven ongewijzigd. Tijdens dekkingstekort wordt niet geïndexeerd. De al bestaande herstelopslag in de premie, het niet indexeren en het vigerende beleggingsbeleid
" Pensioenwet, artikei 140, lid 2 " Regeling van de Minister SZW van 4 maart 2009, nr. AV/PB/2009/5005 " Brief "Resultaat Sociaal overleg 24 maart 2009, nr. AV/SDA 2009/7244
ABTN 2013 december 2012
52/105
geven een bijdrage aan het herstel. De vigerende financiële opzet is daarmee naar verwachting voldoende om herstel binnen vijf jaar te realiseren. • Wel constateert het bestuur dat indexeringsachterstanden oplopen. Om dit te beperken wordt tijdelijk in afwijking van de in de ABTN en pensioenreglement opgenomen indexeringsleidraad de volgende leidraad gehanteerd: O Zolang de nominale dekkingsgraad 105% of lager is, wordt niet geïndexeerd. O Zolang de nominale dekkingsgraad zich bevindt tussen 105% en 117,5% (het niveau in de vigerende staffel waarbij het indexeringspercentage 50% is), wordt 50% geïndexeerd, met dien verstande dat niet meer wordt geïndexeerd dan er dekkingsgraadruimte is boven de 105%. O Zolang de nominale dekkingsgraad zich bevindt tussen 117,5% en 130%, wordt de vigerende stafiFel gevolgd, dat wil zeggen dat de te verienen indexering lineair groeit van 50% naar 100%. O Zodra de dekkingsgraad Hoger is dan 100% reëel, wordt een begin gemaakt met compensatie van over het verieden gemiste indexering. O Deze tijdelijke leidraad vervalt, zodra de dekkingsgraad voor het eerst op 30 september van enig jaar (het peilmoment voor indexering) boven de 117,5% uit komt. I • Het bestuur besluit elk jaar of en hoeveel wordt geïndexeerd. Zowel de vigerende leidraad als.de tijdelijke afwijking daarop betreffen een voorgenomen invulling van de bevoegdheid van het bestuur in verband met de indexering. De indexering blijft uiteraard vooiTwaardelijk en ook door de afwijking van de leidraad ontstaat er geen recht op indexering of recht op afwijking van de vigerende leidraad. • DNB heeft aangegeven dat er geen aanvullend herstelplan opgesteld hoeft te worden voor de situatie waarin tussentijdsj blijkt dat de financiële ontwikkeling achterblijft bij het verwachte herstel maar het vereiste herstel nog wel tijdig kan worden gerealiseerd. Op basis van een scenario waarin de rente, rendementen op de portefeuille, de prijsinflatie en de looninflatie zijn gebaseerd op de Pensioenwet (de zogeheten Pensioenwetparameters) laat onderstaande tabel het verwachte verioop zien van de dekkingsgraad voor de komende 15 jaar en van de ontwikkeling van de indexering in de komende 15 jaar. De dekkingsgraad 'per 31-12-2008 was 92%. Het fonds hanteert op aanwijzing van DNB een rendementsaanname van 6,6%. Dit betreft het herstelplan dat betrekking heeft op de startsituatie ultimo 2008.
Pensioenwet parameters
Duur herstelplan: Nominale dg: Gum. indexatie: Gum. loongroei: Gum. prijsinflatie:
2 yaar 3 jaar 4 jaar Ijaar 95.6 100.0 103.9 106.0 0.0% 0.0% 0.0% 1.5% 3.0% 6.1% 9.3% 12.6% 4.0% 6.1% i 8.2% 2.0%
5 jaar 7 jaar 15 jaar 108.5 113.6 126.4 3.0% 6.1% 27.0% 15.9% 23.0% 55.8% 10.4% 14.9% 34.6%
Het pensioenfonds is bij de start van het herstelplan, gegeven de gehanteerde economische aannames, binnen 5 jaar naar verwachting ruim op het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3%; en binnen 15 jaar op het vereist eigen vermogen, dat 123%^° bedraagt. Hét herstelplan zal'jaariijks op de stand van zaken per 31 decehiber worden geactualiseerd. Op basis hiervan beziet het bestuur of het pensioenfonds op koers Is of dat aanvullende maatrege en nodig zijn. 7.5 Grondslagen Het pensioenfonds maakt onderscheid in de toepassing waarvoor de grondslagen zijn bedoeld. Er wordt gestart met de grondslagen die worden gehanteerd voor de pensioenverplichtingen. Vervolgens komen de grondslagen voor het strategische ^° De benodigde buffer wordt bij de evaluatie van het herstelplan Jaarlijks geactualiseerd, in het oorspronkelijk ingediende herstelplan was het vereist eigen vermogen 123%. ABTN 2013 december 2012
53/105
beleggingsbeleid en de continuïteitsanalyse aan bod. Tot slot wordt er ingegaan op de specifieke regels voor grondslagen in de financiële opzet en de waarderingsgrondslagen voor de pensioenverplichtingen. 7.5.1 De grondslagen voor premiestelling, voorziening, continuïteitsanalyse e n herstelplan De demografische grondslagen worden zo objectief en realistisch mogelijk bepaald op basis van ontwikkelingen in het fondsbestand. De toekomstinschattingen zijn op basis van een over het verieden bepaald voortschrijdend gemiddelde, indien nodig gecombineerd met te verwachten afwijkende toekomstbewegingen. Waarnemingen in het fondsbestand en te verwachten afwijkende toekomstbewegingen worden getoetst aan externe bronnen, zoals het CBS, RIVM, CPB, UWV of het AG. De grondslag sterfte en langleven Is gebaseerd op de prognosetafels van het AG 2012-2062 gecorrigeerd voor ervaringssterfte. De ervaringssterfte is gebaseerd op fondsspecifieke gegevens waarbij naast geslacht en leeftijd ook rekening wordt gehouden met de hoogte van het opgebouwde pensioenrecht (=bedragensterfte). De grondslagen worden een keer per jaar in het najaar vastgesteld. De actualisering van de grondslagen voor de premiestelling, de voorziening, de continuïteitsanalyse en het herstelplan sluit aan bij het moment van actualisering van de parameters in de Pensioenwet. Dit impliceert in beginsel een actualisering om de drie jaar. Dit geldt zowel voor de economische als voor de demografische grondslagen. In de tussenliggende jaren wordt een beperkt grondslagenonderzoek uitgevoerd waarbij de belangrijkste grondslagen worden gemonitord. In 2010 zijn alle grondslagen herzien. Deze grondslagen gelden in principe voor een periode van drie jaar en zijn voor het eerst doorgevoerd in de voorzieningen ultimo 2010 en de premies 2011. Volgens de bovenstaand beschreven regels is het volgende volledige grondslagenonderzoek voorzien voor de jaarrekening 2013 en premiestelling 2014. Er zijn twee vaste uitzonderingen op de algemene regel van actualisering om de drie jaar van de grondslagen voor premie en voorziening. Deze uitzonderingen zijn: 1. Wijzigingen in de regeling die grondslagen beïnvloeden: Wijzigingen in de regeling worden meteen doorgevoerd in de grondslagen^^ 2. Eisen in de wet die aan grondslagen worden gesteld: Nieuwe wettelijke eisen voor de vaststelling van grondslagen worden meteen toegepast. Om de risico's op de financiële positie en de toekenningsverwachting jaariijks te monitoren worden de grondslagen met veel impact elk jaar gevolgd op basis van interne analyses en externe bronnen. Afwijken van de leidraad Het bestuur kan besluiten af te wijken van deze regel voor actualisering om de drie jaar als hij vindt dat de ontwikkelingen In de grondslagen en/of dat de stand of de verwachte ontwikkeling van de financiële positie daar aanleiding toe geven. Het bestuur geeft bij zijn besluit ten behoeve van de stakeholders aan of de leidraad voor de actualisering van de grondslagen is gevolgd dan wel dat daarvan is afgeweken. In dat laatste geval worden de redenen van de afwijking beschreven. Grondslagen en Pensioenwet (toezicht) De economische parameters in de Pensioenwet zijn 24 juli 2010 bij ministeriële regeling vastgesteld^^. De Pensioenwet geeft geen voorschriften voor grondslagen die betrekking
^' Wijzigingen in deze grondslagen werken automatisch door in de hoogte van de basispremie.
ABTN 2013 december 2012
54/105
hebben op het bestand van het pensioenfonds, anders dan het verplicht opnemen van een voorzienbare trend voor de stijgende levensverwachting in de voorziening. Het pensioenfonds hanteert een dergelijke trend in haar eigen verwachtingen. Deze is gebaseerd op de AG-prognosetafel^^, gecorrigeerd voor de fondsspecifieke ervaringssterfte. 7.5.2
De economische grondslagen voor strategisch beleggingsbeleid, interne continuïteitsanalyse en firianciële opzet Jaariijks vindt actualisering van de economische toekomstverwachtingen plaats. Deze economische toekomstverwachtingen worden gebruikt voor:
I • • • •
de invulling van het lange termijn [beleggingsbeleid (ALM-studie); toetsen van beleidsvarianten met betrekking tot de financiële opzet; het maken van een continuïteitsanalyse op zo actueel mogelijke grondslagen en de premiestelling (actualisering van de grondslagen in beginsel om de driejaar).
Deze economische grondslagen zijn ^gebaseerd op "forward looking" verwachtingen. Vanuit actuele waardeniveaus worden de economische en rendementsprognoses gemaakt. Fundamentele factoren in de economie enerzijds en langjarige demografische ontwikkelingen, zoals bevolkingsgroei, anderzijds zijn de bouwstenen voor deze prognoses. Omdat hierin subjectieve elementen een rol spelen, is een borgingsproces opgesteld voor het bepalen van de economische grondslagen. Er is sprake van zowel interne als externe borging. Hiervooi- is een gedetailleerde procesbeschrijving inclusief werk- en controleprogramma opgestleld. De uitkomsten van het interne controleprogramma worden voorgelegd aan het audit committee. Daarnaast vindt een externe borging plaats door toetsing' van de economische grondslagen aan externe deskundigen. Dit zijn in ieder geval cie externe leden van de bestuurscommissie investments. Daarnaast worden de voorgestelde grondslagen jaariijks getoetst aan marktpartijen. Omdat actuele waardeniveaus voortdurend veranderen worden de economische grondslagen jaariijkse geactualiseerd voor deze veranderingen. 1 Bij de bespreking van de Economiscljie Toekomstverwachtingen in 2012 heeft het bestuur aangegeven de bestaande regimes uit te willen breiden met een extra scenario. Belangrijkste kenmerken van dit scenario zijn een aanhoudend lage rente en relatief lage rendementsverwachtingen in vergelijking met de rendementsverwachtingen in het daarvoor gehanteerde subtrend regime. Op basis hiervan is een nieuw 'Doormodderen' regime gemaakt, gebaseerd op de veronderstelling dat de rentes per eind 2011 representatief zijn voor de beleggingsomgeving voorde komende jaren. De rendementen op zakelijke waarden, en daarmee hét rendement op de gehele beleggingsportefeuille, zijn hierbij beduidend lager dan in het subtrend regime. In de ALM-studie is dit regime als basisscenario gehanteerd voor de beleidsbepaling, gezien de grote economische onzekerheid is daarbij nadrukkelijk gekeken naar alternatieve regimes. De rentevoet in de basispremie is gehandhaafd op 2,9% en komt niet meer overeen met de verwachte reële rente uit het basisregime. Dit betekent dat voor indexering meer geleund wordt op het onzekere toekomstige beleggingsrendement. I Economische grondslagen (toezicht) Bij toetsing aan de wet- en regelgeving wordt niet uitgegaan van de eigen parameters, zoals hiervoor beschreven. Uitgangsjjunten zijn de parameters in de ministeriële regeling. Deze worden gehanteerd bij onder andere de kostendekkende premie, een herstelplan en een continuïteitsanalyse. Deze laatstle is input voor het bepalen van de toekenningsverwachting van het pensioenfonds.
Zie Staatsblad, nr 315 "Besluit van 24 Juli 2010 tot wijziging van het Besluitfinancieeltoetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen" " De laatste officiële prognosetafel dateert van 10 september 2012, zie Prognosetafel AG2012-2062. ABTN 2013 december 2012
55/105
7.5.3 Waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen De verplichtingen hebben met name betrekking op de voorzieningen pensioenverplichtingen die worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde betreft de contante waarde van de nominale opgebouwde pensioenrechten. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekomstige indexering niet in de voorziening is begrepen, maar de op balansdatum toegezegde indexering wel in de voorziening wordt opgenomen. Bij de methode van opgebouwde rechten worden toekomstige pensioenopbouw en premieheffing buiten beschouwing gelaten. De pensioenverplichtingen die voortvloeien uit de tot de datum van vaststelling opgebouwde pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van interbancaire swaps aangepast op basis van de UFR-methode per balansdatum. Bij de bepaling van de pensioenverplichtingen wordt rekening gehouden met de marktontwikkelingen en voor het fonds prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overievingskansen. 7.6 Resultaat, eigen vermogen en voorzieningen De fondsvermogenmethode wordt gehanteerd. Dit houdt in dat bij de presentatie van het vermogen onderscheid wordt gemaakt tussen eigen vermogen (stichtingskapitaal en reserves) en pensioenverplichtingen. Het eigen vermogen is het totaal van de activa verminderd met het totaal van de verplichtingen, inclusief de pensioenverplichtingen. Het eigen vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen zijn beschikbaar voor het realiseren van de ambities van het pensioenfonds met betrekking tot de pensioenregeling. 7.7 Premiegrondslag De premie voor de pensioenregeling wordt geheven over de bljdragegrondslag, zijnde salaris minus franchise. De franchise is gelijk aan de fiscaal minimaal toegestane franchise bij een opbouwpercentage (zie hoofdstuk 6). 7.8
Overige regelingen
AP-regeling De AP-regeling (Arbeidsongeschiktheid Pensioen) wordt gefinancierd in rentedekking. Actieve deelnemers betalen in enig jaar een premie, waaruit in één keer de APuitkeringen worden gefinancierd van de deelnemers die naar verwachting twee jaar later arbeidsongeschikt worden. De gehanteerde rentetermijnstructuur is gelijk aan die van de Nieuwe Flexibele Pensioenregeling. De grondslagen worden vastgesteld conform de methodiek bij de pensioenregeling. De AP-premie Is gebaseerd op een jaariijks vast te stellen risicopremie. Deze wordt afgerond op 1 decimaal. De premie wordt geheven over het salaris minus de APfranchise. De indexering is voorwaardelijk en volgt de dekkingsgraadstaffel uit de financiële opzet. Het AP-vermogen wordt belegd conform het beleggingsbeleid uit de financiële opzet. De AP-regeling is geïntegreerd in de dekkingsgraad en solvabiliteitstoets van het pensioenfonds. De premievrije voortzetting van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt gefinancierd via de pensioenpremie (voor ouderdoms-, partner- en FLEX-pensioen).
EP-regeling De EP-regeling (Extra Pensioen) is onderdeel van het pensioenpakket. Hieraan kunnen deelnemers vrijwillig deelnemen. Voor de EP-regeling gelden aparte tarieven. De kostengrondslagen worden vastgesteld op basis van omzetprognoses en een profittest.
ABTN 2013 december 2012
56/105
De grondslagen zijn gelijk aan die van de pensioenregeling. Onderdeel van de EPregeling is een verplichte inkoop op uiteriijk de pensioenleeftijd in de pensioenregeling. Bij het bepalen van de vereiste dekkingsgraad (solvabiliteitstoets) wordt het gedeelte van de EP-voorziening dat voor risico van het pensioenfonds is meegenomen. Het tarief van de EP-regeling is in beginsel voor drie jaar vastgesteld (2011-2014). De actualisering van het EP-tarief sluit aan bij de cyclus van het grondslagenonderzoek in de pensioenregeling. 7.9 Evaluatie en actualisering In deze slotparagraaf geeft het bestuur aan hoe het beleid en de grondslagen geëvalueerd en desgewenst geactualiseerd worden. Het bestuur zal: • bezien of aanpassing van de financiële opzet nodig is; O tenminste eenmaal per drie jaar • bezien of de indexeringsambitie moet worden bijgesteld O tenminste eenmaal per drie jaar • bij een eventueel herstelplan bezien of aanpassing nodig is O tenminste eenmaal per jaar • bij majeure ontwikkelingen in de grondslagen en bij ongewenste ontwikkelingen in de financiële positie en/of de indexeringskwaliteit zonodig additionele maatregelen nemen • opleveren actuele continuïteitsanalyse aan DNB O tenminste eenmaal per drie jaar Het pensioenfonds zal daarbij zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij de actualiseringcyclus die de wetgever hanteert voor de parameters in de Pensioenwet. Van wijziging van de financiële opzet in de ABTN is sprake als wijzigingen worden aangebracht in dit hoofdstuk. Dus bij wijziging van één of meer van de volgende zaken wordt de ABTN aangepast: • wijzigingen in de financiële opzet, te weten O premiebeleid O Indexeringsbeleid O strategisch beleggingsbeleid O liability beleid O pensioenbeleid • wijzigingen in de methodiek van premievaststelling voor de AP-regeling (rentedekking) en de EP-regeling (beschikbare premie); . wijzigingen in de grondslag voor sterfte en langleven en de rentevoet voor de premie.
ABTN 2013 december 2012
57/105
8
Beleggingsbeleid
8.1 Het strategische beleggingsbeleid Het bestuur stelt het beleggingsbeleid voor de lange termijn binnen het kader van ALM vast. In dat kader spreekt het pensioenfonds het beleid voor beleggingen en financiering integraal af. Het pensioenfonds legt het ALM-beleid vast in de ALM-nota. Het pensioenfonds accordeert de door de pensioenuitvoeringsorganisatie opgestelde vertaling van de ALM-nota naar het beleggingsplan voor het volgende jaar. Het bestuur stelt de strategische benchmark elk jaar vooraf vast. Het beleggingsbeleid wordt jaariijks vastgelegd in het beleggingsplan. Daarnaast accordeert het pensioenfonds de door de pensioenuitvoeringsorganisatie opgestelde verklaring inzake de beleggingsbeginselen, conform artikel 145 van de Pensioenwet. Dit document is als bijlage 7 aan deze ABTN toegevoegd. 8.1,1 Doelstellingen beleggingsbeleid Het pensioenfonds wil een portefeuille die optimaal aansluit op de lange termijn ontwikkeling van de verplichtingen inclusief de indexeringsambitie. De keuzes in ALM zijn voor een belangrijk deel gericht op het bereiken van een toereikende en stabiele dekkingsgraad. Het doel van het beleggingsbeleid is het verder verbeteren van de risicorendementskarakteristieken van de portefeuille. Het pensioenfonds heeft daarom aan de uitvoeringsorganisatie de volgende doelstelling meegegeyen: ReaWseer een hoger en stabieler rendement dan de Basismix. 8.2
Beleggingsproces
Het beleggingsproces van het pensioenfonds kan het best worden weergegeven aan de hand van de zogenaamde toegevoegde waarde keten: ^ ^ ^ ^ H strategische beleggingsbeleid ^ ^ ^ ^ H benchmark
Rendement
Strategische outperformance
Rendement
^ ^ ^ ^ H
^ ^ ^ ^ H PortefeuiilebeheerPortefeuille Portefeuille outperformance
Rendement
Figuur 9: Beleggingsproces
8.2.1 Strategisch beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie. De doelstelling van het strategisch beleggingsbeleid is het verhogen en stabieler maken van het rendement in de strategische benchmark (SBM) ten opzichte van de Basismix. De pensioenuitvoeringsorganisatie realiseert deze doelstelling door de mogelijkheden die financiële markten hiertoe bieden te combineren met de concurrentievoordelen (schaal, lange horizon) en kerncompetenties (implementatiekracht, innovatie) van de uitvoeringsorganisatie. De pensioenuitvoeringsorganisatie alloceert over de risico- én rendementsbronnen die op het niveau van de totale portefeuille een materiële rol spelen en ontwikkelt ten behoeve daarvan ook intern alternatieve beleggingsstrategieën. Het strategisch beleid is gericht op het samenstellen van een SBM die op middellange termijn het best voldoet aan de doelstelling van een hoger en stabieler rendement in vergelijking met de Basismix. Het bestuur stelt jaariijks, mede op basis van een preadvies van de bestuurscommissie investments (Bcl) en het audit committee, de SBM voor het volgende jaar vast. Deze benchmark is een vertaling van het ALM-beleid naar het operationele beleggingsbeleid. Bij de vaststelling wordt getoetst of de samenstelling van de benchmark voldoende consistent is met het Beleid. De strategische benchmark is tevens de interne meetlat voor het beleggingsbeleid.
ABTN 2013 december 2012
58/105
De strategische benchmark bevat de allocatie naar alle beleggingscategorieën waarin belegd wordt, inclusief de benchmarks. In een aantal gevallen wordt de strategische keuze gemaakt om af te wijken van de meest gangbare benchmarks. Naast de tabel met beleggingen en benchmarks (de Strategische Benchmark (SBM) 2013) zijn er nog vier beleggingsinhoudelijke onderwerpen die onlosmakelijk met de SBM zijn verbonden: 1. De wijze waarop herbalancering plaatsvindt indien de feitelijke allocatie te veel afwijkt van de strategische allocatie. 2. De groeipaden, waarin wordt vastgelegd in welk tempo een allocatie naar een bepaalde beleggingscategorie gedurende het jaar wordt opgebouwd, danwel afgebouwd. 3. PFZW portefeüilierichtiijnen. Hierin wordt aangegeven welke richtlijnen gelden bij de implementatie van de beleggingen. Bij de liquide beleggingen wordt het uitvoeringsrisico beheerst door middel van een tracking error. Deze geeft het maximum waarmee de feitelijke portefeuille af mag wijken van de strategische benchmark. Het bestuur van het pensioenfonds stelt ieder jaar, mede op basis van een preadvies van de Bcl van het pensioenfonds, de portefeuillerichtlijnen vast. 4. PFZW beleggingsbeleidhandboek. De strategische benchmark wordt inclusief de wijze van herbalancering en de groeipaden jaariijks gepresenteerd in het beleggingsplan. In dit plan is ook een onderbouwing opgenomen van de belangrijkste wijzigingen en de verwachte toegevoegde waarde ten opzichte van de Basismix. De afdeling risicomanagement van de uitvoeringsorganisatie geeft jaariijks een onafhankelijk oordeel op het beleggingsbeleid ien de risico's van het beleggingsbeleid. De portefeuillerichtlijnen voor beheersing van het uitvoeringsrisico zijn vastgelegd in een separaat document 'PFZW portefeuillerichtlijnen' dat naast het beleggingsplan door het bestuur wordt geaccordeerd. In de volgende tabel is de strategische benchmark 2013 opgenomen. Uitgangspunt is hier de Basismix zoals weergegeven in het voorgaande hoofdstuk.
ABTN 2013 december 2012
59/105
Stratogischc benchmark 2013 Beleggingscategorié
i Allocatie i Benchmark""
Zakelijke waarden"
1 65,0% !
•iaaiwteiil Aandelen Uasslelc ontwikkeUe maiWen* Aandelen Uasalek opkomende markten* ACematieve aandelenstrategieèn ResponaUe Equïy Partfoia Private Eqully Seuragenoteerd vastgoed Prtvaat vastgoed
sxs 1 FTK Al WorU Developed (ESO-custonïsed and net Of tax) 11,2% 4,2% 10,2% 2,5% 5,5%
FTSE Emerging (ESO-custondsed and net of tax) sap/POOU Atematlve Eqully Indices (ESO-custonfised and net of tax) FTSE Developed ex-Asia Padfie ex-Israel (ESO-customised and net of tax). ThortBon Venture Economlca
tem nFTSE EPRA/NAREir Developed Index ex^AustraSa (customised) 6,0% 6,0%
1 2,0% oea High YieU opkomende markten Emergiig Markets Debt Local Currency Stnictured Credit
i Verdeling
1,0% 4,0% 2,5%
Verenigde Staten: NFUIDCE Index, net of fees (na bebstngen) Europa: MREV Core index AustraB: IPD AustraGan PPF Index Az^: ANREV tldex ex-AustrsR
27% 39% 19% 15%
BoAML H^h Yield Master 0 Constrained Index BoAML European Currency High Yiekl Constrained ex. Sul»-Financiab Merra Lynch BB Emerging Markets Credit Plus, 3% constrained index JP Morgan GBI.EM Qkibal Diversified Eonia * COX first and secondtosstranches Eonia Iraxx first and secondtosstranches
80% 20%
B«Biw5SiSB!!5i55nemaanieoBr5!Bieni hiraatructuur Hedgetunda haunance
3,0% 4,0% 1.5%
Eurozone inflatie (HICP ex-tobacco) * 6.5% -A 0,5% (J-curve) EDHEC Alemative Indexes (POOM strategic weights) Swiss Re BB Cat Bond Performance Index
Real assets Mezzanine Quantaative Strategies liquide leningen en aandelenposHes
0,6% 0,3% 0,1% 0,4%
1^.5% absokite return benchmark-/• 2.5% (J-curve effect) Barclays Capital US Corporate High Yield 2% cap 1-2% Eonia 'i4%-punt 7% (absokite return benchmaik)
7,0%
S&P QSa Petroleum Total Return mdex (enhanced) S&P QSCi Industrial Metals Total Return hdex S&P GSCI Agricuture Total Return Index S&P QSCI Livestock Total Return todex
50% 50%
Grondstoffen" Grondstoffen
Vastrentende waarden"
28,0%
Rente- en iiflatiemandaat
Swapttons***** Bedrffsoblgaties ontwikkelde maitten BedrffsobEgaties opkomende markten Kas Totaal
60% 10% 5% 5%
24,0% (+29,6%) («9%) 0,0% 3,0% 1,0% 0,0%
SamengesteUe benchmark: Eonto % van de nominale rentegevoeEgheU. % van de reite rentegevoeligheid. Portefeuierendement swaptnns Barclays Capital Euro Aggregate Corporates Index MeiTl Lynch High Grade Emerging Markets Corporates Pkis Constrained todex Eonia
100^
' O* nactt vtiMng is zod«ag dat (iplionwnd* nivkun ovmwgtn «oidm ~ Hedgef atlo TOX voa JPY. CHF «i USO. Viluuis ornigt vohnssm n»rki«n htdgn «k> 100%. Valuta's opkonand» inaflitan Oy. hadpnido 100ï{ hadgwatto aO» valuta's ~ l > custonisad bmchinaiks zqn gaconig<«d IN» riM Ufugvotdartuia s van M ncmriate tantafisico afdtkkan.
Figuur 9: Strategische benchmarl< 2013
Rente, Inflatie en Allocatie (RIA) Het onderdeel "Rente, inflatie en allocatie" in de Basismix heeft als doel om zowel het nominale als het reële renterisico van de verplichtingen af te dekken overeenkomstig de vaistgestelde percentages. Hierdoor ontstaat bescherming, voor het vastgestelde percentage, van de dekkingsgraad tegen de gevolgen van veranderingen in de rente en/of inflatie. Een renteverandering heeft invloed op de huidige waarde van de toekomstige verplichtingen en een verandering in de verwachte inflatie heeft invloed op de verwachte toekomstige kasstromen. Die verandering van de verplichtingen heeft een directe
ABTN 2013 december 2012
60/105
verandering van de dekkingsgraad tot gevolg. De schommelingen dié daar uit voort komen kunnen in voorkomende gevallen zeergroot zijn. Om het effect van die schommelingen tegen te gaan wordt een deel van de beleggingen zodanig ingericht dat de waardeverandering van de verplichtingen zo goed mogelijk wordt gecompenseerd door de waardeverandering in de bezittingen, waardoor de dekkingsgraad stabieler is dan in de situatie dat het rente en inflatie risico niet wordt afgedekt. Het is hierbij de bedoeling dat voor iedere euro waardeverandering van de verplichtingen voortkomend uit veranderingen in de nominale rente, het RIA niandaat 29 eurocent in waarde verandert, conform de vastgestelde afdekking voor 2013. Daarnaast is het ook de bedoeling dat iedere euro waardeverandering van de verplichtingen voorkomend uit veranderingen in de reële rente, het RIA mandaat 9 eurocent!in waarde verandert. In de praktijk is het moeilijk om dat exact te bewerkstelligen.: Doordat sommige benodigde instrumenten niet of niet in voldoende mate beschikbaar zijn, is het noodzakelijk om afwijkingen ten aanzien van deze doelstellingen toe te staan. In de praktijk kan de waardeverandering van het RIA mandaat dus iets hoger of juist iets lager zijn dan beoogd. Herbalancering Doel van de herbalancering Is de allocatie in lijn te houden met de strategische allocatie zoals vastgelegd in het beleggingsplan, rekening houdend met transactiekosten die hiermee gemoeid zijn. Een afwijking van het feitelijk gewicht van een beleggingscategorie van het strategisch gewicht resulteert niet direct in een herbalancering. Pas wanneer de allocatie van één of meerdere beleggingscategorieën zich buiten de bandbreedte bevindt, volgt een herbalancering. Vanwege de geringe liquiditeit in de markt wordt ultimo december geen herbalancering uitgevoerd. Het herbalanceringsbeleid is grafisch weergegeven in de volgende figuur. Heit>alanceringsmoment Trigger bandbreedte
Strategisch gewictit Trigger bandbreedte —•
Feitelijke allocatie van een beleggingscategorié :
'•
Figuur 10: Herbalanceringsbeleid
8.2.2 Portefeuiilebeheer Het pensioenfonds stelt de portefeuille samen aan de hand van twee gebieden: publieke markten en private markten. •
Publieke markten Binnen publieke markten heeft kostenefficiënte implementatie met lage tracking errors ten opzichte van de benchmarks vóór de "Beta equity portefeuilles" een belangrijke plaats. Centraal bij het beheer van de "Beta equity portefeuilles" staat de aansturing van de portefeuille op basis van: de Sophisticated Matching Approach (SMA). Hierbij wordt geen exacte replicatie van de benchmark nagestreefd maar
ABTN 2013 december 2012
61 /105
wordt bij de samenstelling van de portefeuille een afweging gemaakt tussen risico, kosten en flexibiliteit. Op deze manier kunnen kostenvoordelen worden behaald, terwijl het doel om het (Strategisch) Benchmark rendement te genereren voorop blijft staan. Op enkele onderdelen van de publieke vermogensmarkt wordt getracht extra toegevoegde waarde te creëren door bewezen specifieke skill en schaalvoordelen. Het beleggingsproces is hier fundamenteel van aard. Het analyseren van de belegging is de grondslag waarop de beleggingsbeslissing is gebaseerd. Er Is beperkt ruimte voor illiquldlteit, hetgeen zich vertaalt in een lange beleggingshorizon. Deze portefeuilles voegen waarde toe door specifieke risico's op te zoeken, te beoordelen en in beleggingen om te zetten. De portefeuilles worden gemanaged binnen een risicobudget ten opzichte van de benchmark. Het risicobudget wordt toegekend aan de beleggingscategorieën die naar verwachting de meeste toegevoegde waarde opleveren. Private markten De doelstelling van beleggen in markten met een privaat karakter is bij te dragen aan een hoger en stabieler rendement dan de Basismix. De beleggingsportefeuilles bestaan uit een breed scala aan beleggingen waarbij geïnvesteerd wordt in private fondsen, co-investeringen en directe beleggingen. Diversificatie ten opzichte van de in de liquide markten beschikbare risico- en rendementsbonnen Is een wezenlijk onderdeel van de opdracht. De beleggingen zijn meestal Illiquide en de beleggingshorizon is lang. Benchmarks spelen een beperkte rol. Voor private beleggingen heeft het pensioenfonds daarom portefeuillerichtlijnen opgesteld. Deze grotendeels kwalitatieve portefeuillerichtlijnen zorgen ervoor, dat het gewenste risicorendementprofiel zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. De portefeuillerichtlijnen maken het mogelijk om meer te monitoren op het 'downside' risico van beleggingen.
8.2.3 Uitvoering De uitvoering van de beleggingsportefeuille wordt uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie. De concrete implementatie van de beleggingsstrategieën in de portefeuille kan zowel door de uitvoeringsorganisatie zelf als extern worden uitgevoerd. De uitvoeringsorganisatie selecteert en monitort hiervoor de vermogensbeheerders. De keuze voor het door de uitvoeringsorganisatie dan wel extern uitvoeren van de beleggingen wordt per individueel mandaat bepaald. De afweging wordt gebaseerd op factoren als a) skill: wie kan het beste de doelstelling van de (actieve) beleggingsstrategie realiseren. b) welke opzet sluit het beste aan bij de eisen van het pensioenfonds voor risicobeheersing. Voor het selecteren en monitoren van externe managers heeft de uitvoeringsorganisatie beoordelingscriteria vastgelegd. 8.2.4 Risicomanagement beleggen Op kwartaalbasis rapporteert de pensioenuitvoeringsorganisatie over verantwoording over de beheersing en monitoring van de belangrijkste risico's aan de Bcl van het pensioenfonds. Het pensioenfonds toetst periodiek de risicopositie van de uitvoeringsorganisatie op basis van het afgegeven mandaat. Ten aanzien van de wijze van risicometing van de belangrijkste risicocategorieën geldt het volgende: . Marktrisico: Op kwartaal basis maakt de uitvoeringsorganisatie de balansrisico's inzichtelijk in alle afzonderiijke processtappen. Daarnaast geeft de uitvoeringsorganisatie inzicht aan de uitvoeringsrisico's ten opzichte van het beleggingsplan. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor dat de relatieve risico's ten
ABTN 2013 december 2012
62/105
opzichte van de SBM binnen de limieten en portefeuillerichtlijnen zijn. Zowel de balansrisico's als de uitvoeringsrisico's worden getoetst door het pensioenfonds. • Kredietrisico: Kredietrisico (tegenpartijrisico) wordt gemonitord door het bewaken van de tegenpartljllmieten en het monitoren van tegenpartijen. Voor het beheren van kredietrisico's wordt gebruik gemaakt van tegenpartijlimieten, waarbij het totale potentieel kredietrisico wordt gemeten. Kredietlimieten zijn gezet op individuele tegenpartijen, onder andere op basis van kredietwaardigiïeid, omvang, land en type bedrijf. De verantwoordelijkheid van het bewaken van deze limieten ligt bij de uitvoeringsorganisatie die wordt getoetst door het pensioenfonds. • Operationeel risico beleggingen: het pensioenfonds heeft een eigen risico analyse uitgevoerd op haar financiële en operationele risico's. Voor de beheersing van het uitbestedingsrisico bij het vermogensbeheer stelt de uitvoeringsorganisatie jaariijks een ISAE 3402 verklaring ter beschikking die het gehele beleggingsproces en de beleggingsadministratie afdekt. Daarnaast krijgt het pensioenfonds maandelijks inzicht in ernstige audit issues en incidenten en de afhandeling hiervan. Het pensioenfonds heeft beleid geformuleerd ten aanzien van uitbesteding custodians, waarderingsbeleid beleggingen, liquiditeit, verantwoord beleggen, tegenpartijrisico en brokers. Deze beleidskaders zijn in het'PFZW beleggingsbeleidhandboek' opgenomen. De uitvoeringsorganisatie geeft invulling aan dit beleid. 8.2.5 Sturing en verantwoording beleggen In de SIA tussen pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie is afgesproken dat de uitvoeringsorganisatie ieder kwartaal rapporteert over overeengekomen prestatie indicatoren. Daarnaast ontvangt het pensioenfonds diverse andere rapportages over risico en behaald rendement. De rapportages zijn gebaseerd op de door de uitvoeringsorganisatie ontwikkelde systematiek om rendementen af te zetten tegen een benchmark. Over het rendement op de (deel)portefeuille(s) afgezet tegen de desbetreffende benchmark wordt ieder kwartaal gerapporteerd aan DNB, de Bcl en aan het bestuur van het pensioenfonds. De performancemeting heeft zowel betrekking op het rendement van de portefeuille versus de strategische benchmark als op het rendement van de strategische benchmark ten opzichte van de Basismix. De kwartaalrapportage aan de Bcl bevat verder de feitelijke portefeuilleverdeling, de eventuele overschrijdingen van de vastgestelde triggerbandbreedtes en de risicobenutting in relatie tot de performance, alsmede de achtergronden hiervan. De Bcl wordt bovendien tussentijds vooral cijfermatig over deze items geïnformeerd. Daarnaast wordt de Bcl jaariijks geïnformeerd over de performanceattributie. De performancemeting dient als interne en externe verantwoording van de beleggingsresultaten. De uitvoeringsorganisatie rapporteert jaariijks aan het bestuur over het behaalde rendement afgezet tegen de doelstellingen zoals geformuleerd in ALM. De uitvoeringsorganisatie beoordeelt het behaalde resultaat en rapporteert hierover aan het pensioenfonds. Dit onderwerp wordt verder uitgewerkt in paragraaf 8.3. De uitvoeringsorganisatie vergelijkt de opbrengsten en de kosten van de beleggingsportefeuille met in omvang vergelijkbare pensioenfondsen, vooral Amerikaanse, Canadese en Europese pensioenfondsen en rapporteert hierover aan het pensioenfonds. Hiervoor gebruikt de uitvoeringsorganisatie het onderzoek van Cost Effectiveness Measurement Inc. (CEM). CEM onderscheidt in haar analyses drie onderzoeksgebieden: • De toegevoegde waarde van het strategische beleggingsbeleid in relatie tot de verplichtingen van het pensioenfonds (Policy Value Added); • De toegevoegde waarde van het operationele beleggingsbeleid in relatie tot het strategische beleggingsbeleid (Implementation Value Added);
ABTN 2013 december 2012
63/105
• De toegevoegde waarde van de feitelijke kosten in relatie tot de genormeerde kosten behorende bij het strategische beleggingsbeleid (Cost benchmarking). De uitvoeringsorganisatie wordt binnen de SLA beoordeeld op de Implementation Value Added en Cost Benchmarking waarbij de doelstelling is om voor Implementation Value Added boven de mediaan uit te komen met een gemiddeld of lager dan gemiddeld kostenniveau. 8.3
De opzet van resultaatsbeoordeling
De meting en beoordeling van het gerealiseerde beleggingsrendement en het risico gebeurt aan de hand van onafhankelijke performancemeting en -attributie. Het resultaat wordt beoordeeld op de hoogte en kwaliteit van de beleggingsrendementen. Bij de performancemeting wordt de outperformance beoordeeld, dat wil zeggen de vergelijking van het behaalde rendement op de portefeuille met het behaalde rendement van de vooraf vastgestelde SBM. Performance attributie richt zich op de bronnen van de performance. Daarnaast wordt de performance in relatie tot het genomen risico gemeten en geëvalueerd. De performanceberekeningen dienen te voldoen aan de Global Investment Performance Standards (GIPS). De wereldwijd geaccepteerde standaarden voor performance meting die gebaseerd zljn op de principes van 'full disclosure' en 'fair representation'. De GIPS compliance claim dient jaariijks geverifieerd te worden. De performanceattributie meet de bijdrage van de (deel)beslissingen die worden genomen in het beleggingsproces. Die (deel)besllssingen worden genomen binnen de risicoruimte die hiervoor is gebudgetteerd, de performancemeting en -attributie sluit dan ook nauw aan bij de gehanteerde methodiek voor risicometing. Dit betekent dat de portefeuillestructuur hetzelfde is en dat performance en risicocijfers worden berekend op basis van dezelfde Informatie en meetfrequentie en op grond van dezelfde waarderingsmethoden en dat men deze attribueert naar dezelfde beslissingen in het beleggingsproces. Ieder (deel van het) beleggingsproces heeft een eigen doel dat aansluit bij de gewenste toegevoegde waarde, dit is niet per definitie outperformance. De toegevoegde waarde kan geformuleerd zijn als verbetering van het rendement-risico profiel of extra rendement binnen een vastgesteld risicobudget. 8.4
Waarderingsgrondslagen en -methoden beleggingen
8.4.1 Algemeen De in beginsel voor alle activa en passiva gehanteerde waarderingsgrondslag van reële waarde is gebaseerd op het uitgangspunt dat alle activa en passiva beschikbaar zijn om te worden aangewend in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling, in het bijzonder het uitkeren van pensioenen. Voor de beleggingen is deze waarderingsgrondslag bovendien gebaseerd op het feit dat alle beleggingen aangehouden worden als beleggingsinstrument. Aankopen en verkopen van beleggingen worden in de balans opgenomen respectievelijk van de balans verwijderd op transactiedatum. De transactiedatum is de datum waarop het pensioenfonds zich verbindt om het actief te kopen of te verkopen. Beleggingen die worden uitgeleend blijven opgenomen in de balans. De vergoeding hiervoor wordt verantwoord onder (directe) opbrengst beleggingen. 8.4.2 Waarderingsgrondslagen en- methoden beleggingen Beleggingen worden op het moment van verkrijging gewaardeerd tegen de verkrijgingprijs vermeerderd met de transactiekosten. Vervolgens worden de beleggingen op het volgende
ABTN 2013 december 2012
64/105
waarderingsmoment gewaardeerd tegen reële waarde. Beleggingen worden gewaardeerd exclusief de bijbehorende vorderingen en schulden. Beleggingen die in een andere valuta worden gewaardeerd dan euro's worden omgerekend tegen de eurokoers zoals die wordt verkregen van dataleveranciers. Als gevolg hiervan fluctueert de waarde van beleggingen door wijzigingen in valutakoersen. Voor het bepalen van de reële waarde wordt het volgende hiërarchische onderscheid in waarderingsmethoden gemaakt afhankelijk van de beschikbaarheid van objectieve gegevens. •
Directe marktnoteringen - Beleggingen welke worden verhandeld op actieve en publieke markten. Deze noteringen betreffen alle posities waarvan de reële waarde is gebaseerd op een direct verhandelbare prijs in de huidige marktomstandigheden.
•
Afgeleide marktnoteringen - Beleggingen welke worden gewaardeerd op een model waarbij alle variabelen uit de markt zijn af te leiden. Tevens vallen hieronder de open end fondsbeleggingen waarvan minder frequent een netto vermogenswaarde wordt ontvangen maar waarop wel gehandeld kan worden.
•
Waarderingsmodellen en technieken - Hieronder zijn alle beleggingen opgenomen waarvan de reële waarde is gebaseerd op waarderingsmodellen en technieken waarbij inschattingen zijn gemaakt door het management vanwege het ontbreken van volledige waarneembare marktgegevens. Tevens worden hieronder closed end fondsbeleggingen verantwoord.
Hierna worden afhankelijk van de complexiteit en omvang van de beleggingen aanvullende veronderstellingen toegelicht die gehanteerd zijn voor het vaststellen van de reële waarden. 8.4.3 Directe marktnoteringen Beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde obligaties waarbij sprake is van een actieve markt worden gewaardeerd tegen slotkoersen. Obligaties worden gewaardeerd inclusief de lopende rente. Voor het waarderen van de onder vastrentende waarden opgenomen inflatlegeïndexeerde obligaties wordt gebruik gemaakt van slotkoersen alsmede Consumentenprijsindexen. In de slotkoers is de verwachte inflatie verwerkt, de gerealiseerde inflatie wordt gehaald uit de Consumentenprijsindex. Het saldo van de bankrekeningen en geldmarktinstrumenten op naam van PGGM Treasury B.V. wordt gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde het aandeel van het pensioenfonds in de reële waarden van de financiële instrumenten die PGGM Treasury B.V. aanhoudt voor rekening en risico van haar opdrachtgevers. Banktegoeden worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de nominale waarde. 8.4.4 Afgeleide marktnoteringen Niet-beursgenoteerde (semi-)open end beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde zoals gepubliceerd door de fondsbeheerder. Het belangrijkste gegeven voor bepaling van de nettovermogenswaarde is de waarde van de beleggingen in een beleggingsfonds per balansdatum. De fondsbeheerder waardeert de beleggingen op vergelijkbare grondslagen en methoden als het pensioenfonds. De beleggingen in open end PGGM beleggingsfondsen maken het grootste deel uit van de Afgeleide marktnoteringen. De waarde van over-the-counter derivaten, zoals interest rate swaps, total return swaps, inflation swaps en valutatermijncontracten worden gewaardeerd met een of meerdere standaard modellen waarbij variabelen worden gebruikt die uit een actieve markt zijn af te leiden zoals interbancaire rente curves, swap rentes, valutakoersen, prjjzen van onderiiggende activa, indexen, réferentiekoersen en spreads van credit default swaps.
ABTN 2013 december 2012
65/105
Deze variabelen worden verkregen van dataleveranciers. De berekende waarden worden dagelijks indirect afgestemd met de tegenpartijen In het kader van het collateral managementproces. 8.4.5 Waarderingsmodellen en technieken Kapitaalbelangen in closed end beleggingsfondsen, deelnemingen en joint ventures die beleggen in vastgoed, infrastructuur, private equity, vastrentende waarden, hedgefondsen en alternatieve beleggingsstrategieën worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde. Indien financieringen aan vastgoed- of infrastructuurbeleggingen zijn verschaft in de vorm van onderhandse leningen worden deze ook verantwoord onder de betreffende beleggingscategorie en gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde van de closed end beleggingsfondsen, deelnemingen en joint ventures wordt geschat door de externe manager, het management van de betreffende belegging of de lead co-investor, op basis van de met deze partijen afgesproken waarderingsmethodiek. De juiste uitvoering van de afgesproken waarderingsmethodiek wordt gedurende het jaar gemonitord. Indien geen schatting is ontvangen, wordt de waarde gebaseerd op de meest recente waardering waarbij aanpassingen worden overwogen. Het belangrijkste gegeven voor de waardering van de beleggingen is de waarde van de vastgoedbeleggingen, infrastructuur projecten, ondernemingen, de betreffende vastrentende waarden, hedgefondsen of alternatieve beleggingsobjecten waarin geïnvesteerd wordt. De aannames die de externe manager, het management van de betreffende belegging of de lead co investor daarbij maakt, zljn afhankelijk van de specifieke belegging welke niet direct waarneembaar zijn en een bepaalde mate van professionele expertise vereisen. Daarbij worden uiteenlopende waarderingsmodellen en -technieken gehanteerd waarbij (onafhankelijke) waarderingsspecialisten zijn betrokken. Bij het bepalen van de waarde van vastgoedbeleggingen wordt rekening gehouden met de richtlijnen van de European Association for Investors in Non-listed Real Estate Vehicles (INREV). De externe manager of het management van de betreffende belegging laten de vastgoedobjecten periodiek taxeren door onafhankelijke taxateurs. Bij Infrastructuur en private equity wordt de waarde geschat rekening houdend met de International Private Equity and Venture Capital Valutation Guidelines. De gebruikte methoden om de waarde te bepalen zijn subjectief waardoor de geschatte waarde kan afwijken van de waarde die gerealiseerd zou zijn indien de betreffende belegging verkocht zou zijn. De jaarrekeningen van de closed end fondsbeleggingen, deelnemingen en joint ventures worden jaariijks gecontroleerd door onafhankelijke accountants. Bij iedere initiële investering van een externe manager wordt operational due dilligence onderzoek verricht, waarbij ondermeer het waarderingsproces wordt beoordeeld. Daarnaast worden de ontwikkelingen bij de externe manager en de betreffende beleggingen continue gemonitord, al dan niet ter plaatse. De onder vastrentende waarden opgenomen collateralized loan obligations worden gewaardeerd op basis van een discounted cash flow model. Het model en de gebruikte variabelen worden periodiek beoordeeld door een onafhankelijke waarderingsspecialist. Bij het bepalen van de reële waarde van beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde obligaties waarbij geen sprake is van een actieve markt, een deel van de secured deposits, en leningen en enkele derivaten waarbij een of meerdere variabelen niet uit een actieve markt zijn af te leiden, worden aannames gedaan die leiden tot een bepaalde mate van subjectiviteit. 8.4.6 Beleggingen voor risico van deelnemers Definitie en presentatie Een deel van de beleggingen wordt gehouden ten behoeve van de actieve deelnemers aan een van de vrijwillige pensioenmodules van het pensioenfonds: Extra Pensioen (EP).
ABTN 2013 december 2012
66/105
De beleggingen bestaan uit units (administratieve eenheden) in de door het pensioenfonds gekozen mix. Deze mix heeft betrekking op de totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds. Het juridisch eigendom van alle beleggingen berust bij het pensioenfonds. Bovendien heeft het pensioenfonds de beschikkingsmacht over de beleggingen. Voor dit deel van de portefeuille komen de economische voordelen (beleggingsopbrengsten inclusief waardeveranderingen) en de met de beleggingen samenhangende risico's rechtstreeks toe aan de deelnemers. Alleen in de opbouwfase (actieve deelnemers) worden de beleggingsunits gesepareerd en aangehouden voor risico van de deelnemers. Bij overgang naar de uitstelfase (actieve deelnemers en gewezen deelnemers) en de uitkeringsfase (pensioengerechtigden) worden de units toegevoegd aan de units die worden gehouden voor risico van het fonds. Omdat geen sprake is van afzonderiijk identificeerbare activa> worden de beleggingen niet afzonderiijk in de balans gepresenteerd, maar wordt volstaan met de vermelding tot welk bedrag de beleggingen worden gehouden voor risico vari de betreffende deelnemers. Waarderingsgrondslag De waardering van deze beleggingen is gebaseerd op dezelfde grondslagen als die worden gehanteerd voor de waardering van de voor risico van het pensioenfonds gehouden beleggingen.
ABTN 2013 december 2012
67/105
Bijlage 1: Minimum Vereist Eigen Vermogen Het minimum vereist eigen vermogen is het vermogen dat het pensioenfonds minimaal boven op de hoogte van de technische voorziening moeten hebben om niet in onderdekking te geraken. Artikel 11 uit het besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen schrijft voor hoe het Minimum Vereist Eigen Vermogen wórdt bepaald. Deze methodiek is gevolgd en leidt tot een minimum vereist eigen vermogen van € 4.988 miljoen. Als percentage op de technische voorziening is dat 4,32%. Het minimum vereist vermogen^"* en het percentage zijn op de volgende wijze onder te verdelen:
€ min Percentage van de technische voorziening Percentage van voorziening risico deelnemers (EP) Percentage van hetrisicokapitaal(PP) Percentage aanvullende pensioenregeling (AP) Totaal Tabel. Bepaling Minimum vereist eigen vermogen
^* Conform jaarrekening 2011 ABTN 2013 december 2012
68/105
4.607 1 395 21 4.988
Percentage van de voorziening 4,00% 0,00% 0,31% 0,02% 4,32%
Bijlage 2: Specificatie solvabiliteitsbuffer De specificatie van de solvabiliteitsbuffer, op basis van de strategische beleggingsmix, is gebaseerd op de ultimostand 2011 zoals die in de jaarrekening van 2011 is verwerkt. De nieuwe solvabiliteitsbuffer is bij publicatie van de ABTN nog niet bekend. Dat betekent dat besluitvorming omtrent het beleggingsbeleid in 2012 nog niet is verwerkt in deze stand. De vereiste dekkingsgraad voor Pensioenfonds Zorg en Welzijn per ultimo 2011 bedraagt 122,8%. Deze dekkingsgraad is bepaald zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de regeling pensioenwet en wet verplichte beroepspensioenregeling. Als,beleggingsmix is de strategische benchmark 2012 genomen.
Aandelen Vastgoed Hoogrentende obligaties Aanvullende rendementsbronnen Overige zakelijke waarden Grondstoffen Rente- en inflatierisico Totaal
2012 33,5% 12,2% 9,5% 8,2% 1,6% 7,0% 28,0%
2011 34,0% 13,5% 8,9% 5,9% 2,7% 7,0% 28,0%
100%
100%
Tabel 1: Strategische benchmark
In dit hoofdstuk wordt een specificatie gegeven van het vereiste eigen vermogen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Onderstaand worden de risicocategorieën (Si t/m Se) uitgewerkt. Voordat de voorgenoehride risicocategorieën worden uitgewerkt, wordt de tabel vrij eigen vermogen ultimo 2011 getoond. Het vereist vermogen € 141.665 miljoen (voorziening + vereist eigen vermógen) is namelijk nodig om de omvang van de risicocategorieën te bepalen.
Aanwezig vermogen Voorziening (af) Vereist eigen vermogen (af) Reservetekort
Bedrag 111.515 115.360 26.295
% VPV 96,7% 100,0% 22,8%
30.140
26,1%
Tabel 2: Vrij eigen vermogen ultimo 2011
Het fonds heeft ultimo 2011 een reservetekort.
Risicocategorieën Renterisico (S1) De bijdrage aan het vereist eigen vermogen van het renterisico volgt uit het effect op de balans als gevolg van een stijging of daling van de rente. De veranderingen van de rentetermijnstructuur zijn gegeven in bijlage IA van de Beleidsregel. De meest ongunstige verandering voor PFZW is een daling van de rente. Reden hiervoor is dat de duration van de verplichtingen groter is dan de vastrentende, portefeuille. Bij een dalende rente is de stijging van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) dus groter dan de stijging van de waarde van de vastrentende portefeuille. Hetisaldo van deze effecten is het renterisico in de standaardtoets.
ABTN 2013 december 2012
69/105
Pensioenfonds Zorg en Welzijn berekent de stijging van de VPV en de daling van de waarde van de vastrentende portefeuille door de voorgeschreven schok over de hele rentetermijnstructuur mee te nemen. Het effect van de voorgeschreven rentedaling op de VPV is een stijging van de VPV met € 14.054 miljoen. Het effect op de vastrentende beleggingsportefeuille (inclusief de strategische afdekking van het renterisico) van de voorgeschreven rentedaling bedraagt € 5.661 miljoen. Daarbij is expliciet meegenomen dat beleggingen die gevoelig zijn voor de reële rente (bijvoorbeeld inflatieiswaps en inflation linked bonds) slechts ten dele het nominale renterisico afdekken. Het totale renterisico (Si) is gelijk aan € 8.393 miljoen (€ 14.054 miljoen minus € 5.661 miljoen).
Risico zakelijke waarden (S2) Voor het risico op daling van de zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille moet € 19.755 miljoen aan solvabiliteit worden aangehouden. In de onderstaande tabel staat dit bedrag uitgesplitst naar beleggingscategorie.
Categorie Ontwikkelde markten en vastgoed Opkomende markten Niet-beursgenoteerde aandelen $2 (excl correlatie) Totaal $2 (incl correlatie)
Uitgedrukt in aanwezig vermogen
Waardedaling
Op te vangen risico
56.945 6.799 14.874
25% 35% 30%
14.236 2.380 4.462 21.078 19.755
78.618 Tabel 3: Risico zakelijke waarden
De solvabiliteltsvereiste voor zakelijke waarden is niet gelijk aan de som van de schokken van de beleggingscategorieën. Tussen de verschillende beleggingscategorieën wordt een correlatie aangehouden van 0,75. Dit veriaagt de totale S2.
Valutarisico (S3) Het strategisch beleggingsbeleid van Pensioenfonds Zorg en Welzijn is erop gericht het valutarisico ten opzichte van de dollar (USD), yen (JPY) en Zwitserse franc (CHF) voor 70% af te dekken. De overige G12 valuta's worden volledig afgedekt. Het valutarisico als gevolg van beleggingen in niet-G12 valuta's wordt niet afgedekt. Voor deze valuta staat in de onderstaande tabel de hoogte van het bedrag dat aan solvabiliteit moet worden aangehouden.
Categorie USD JPY CHF Niet-G12 valuta's Totaal S3
Uitgedrukt in aanwezig vermogen 19.123 2.266 850
Waardedaling 20% 20% 20%
Op te vangen risico 3.825 453 170
7.083
20%
1.417
29.322
5.865
Tabel 4: Valutarisico
Grondstoffenrisjco (S4) Er moet 30% van de waarde van de grondstoffen portefeuille worden aangehouden aan solvabiliteit, (waardedaling van 30%) Dit komt overeen met een bedrag van € 2.975 miljoen.
/kBTN 2013 december 2012
70/105
Tabel 5: Grondstoffenrisico
Kredietrisico (S5) Het kredietrisico wordt bepaald door het effect te meten van een 4 0 % stijging van de credit spread op het marktrendement". Het kredietrisico bedraagt € 1.637 miljoen. Dit bedrag wordt in de onderstaande tabel uitgesplitst naar beleggingscategorie. De waardeverandering wordt bepaald door de kredietportefeuille te herwaarderen na toepassing van de gedefinieerde schok in de credit spread op alle onderiiggende relevante beleggingen. Voor de beleggingcategorie 'structured credits' maakt Pensioenfonds Zorg en Welzijn gebruik van een eigen waarderingsmodel.
Categorie High Yield Emerging Market Debt Local Currency Bedrijfsobligaties Structured credits
Uitgedrukt in aanwezig vermogen 4.250 5.666 5.666 3.541
Op te vangen risico 426 421 210 580
19.123
1.637
Totaal $5
Tabel 6: Kredietrisico
Verzekeringstechnisch risico (S6) In de conceptnotitie parameters FTK van de DNB aan de minister van SZW wordt een formule gegeven om het verzekeringstechnisch risico te bepalen. Deze formule is opgebouwd uit drie componenten, namelijk het procesrisico, de trendsterfte onzekerheid (TSO) en de negatieve stochastische afwijkingen (NSA). Voor elk van deze componenten Is in de notitie voor elke leeftijd een percentage van de voorziening opgenomen dat aangehouden moet worden.
Vereist vermogen = procesrisico + yllSO^ + NSA^ Waarbij: procesrisico =
(1)
Het totale aantal deelnemers (n) is bij PFZW ultimo 2011: 2.411.800. Dit leidt tot de volgende uitkomsten: Uitgedrukt in aanwezig vermogen
Categorie
Procesrisico TSO NSA
24 4.332 23
In verband met bijzondere marktomstandiglieden heeft DNB een aangepaste rente curve gepubliceerd per ultimo 2011 op basis van de gemiddelde rente over het laatste kwartaal. De credit spread is, ten behoeve van het vereist eigen vermogen, bepaald ten opzichte van deze aangepaste rente curve. ABTN 2013 december 2012
71/105
4.379 4.356
Se (excl correlatie) Totaal Se Tabel 7: Verzekeringstechnisch risico
Totaal Met behulp van de omvang van de risico's Si tot en met Se die zijn bepaald, kan met de gegeven correlaties het vereiste eigen vermogen Worden bepaald. Behalve de correlatie tussen het renterisico en het risico zakelijke waarden (0,50) zijn alle correlaties gelijk aan 0. Daaruit volgt de onderstaande formule voor het tótale risico.
S = ylsf +Sl+2x0,50X5, X^2 +
+ 5^'
+ 5,
Voorwaarde is dat het vereist eigen vermogen (S) meer bedraagt dan het nriinimum vereist eigen vermogen (5%). Het vereist eigen vermogen bedraagt: € 26.295 miljoen. Dit is 22,8% van de technische voorzieningen. 2012 8.393(7.3%) 19.755 (17.1%) 5.865 (5.1%) 2.975(2.6%) 1.637 (1.4%) 4.356 (3.8%) -16.686 (-14.5%) 26.295 (22.8%) 115.360 111.515 30.140
SI Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Af: diversificatie-effect Totaal 5( = vereist eigen vermogen) Technische voorzieningen Aanwezig vermogen Tekort
Tabel 8: De vereiste buffer volgens de standaardtoets
ABTN 2013 december 2012
72/105
2011 8.190(8.5%) 17.077(17.8%) 4.504(4.7%) 2.506(2.6%) 893 (0.9%) 3.602(3.7%) -13.558 (-14.1%) 23.214 ^24.1%; 96.127 100.328 19.013
Bijlage 3: Uitsplitsing Kostendekkende Premie In onderstaande tabel zijn zowel de prognose van de feitelijke premie als de kostendekkende premie tot en met 2017 weergegeven. De kostendekkende premie blijft ongeveer op hetzelfde niveau. De kosten voor de compensatieregeling NFP nemen verder af doordat een steeds beperktere groep deelnemers voldoen aan de eis van ononderbroken deelneming. Conform de eisen van de categorie D6 van de indexatiematrix wordt aangetoond dat er sprake is van een opslag in de premie die bestemd is voor indexering en herstel. Tabel: Gedempte kostendekkende premle^^ (Salaris - Franchise) Actuarieel benodigde premie voor inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst (A) Pensioenregeling NFP-compensatieregeling Opslag" voor het bereiken c,q, in stand houden van het vereist eigen vermogen, met inbegrip van het minimaal vereist eigen vermogen (B) Pensioenregeling NFP-compensatieregeling Opslag voor de uitvoeringskosten (C) Totale nominale kostendekkende premie Feitelijke premie^° Opslag bestemd voor indexering en herstel
2013
2014
2015
2016
2017
11.5%
11.4%
11.4%
11.3%
11.3%
10.97%
11.01%
11.02%
11.04%
11.08%
0.52%
0.43%
0.35%
0.30%
0.24%
2.6%
2.6%
2.6%
2.6%
2.6%
2.50%
2.51%
2.51%
2.52%
2.53%
0.12% 0.3% 14.40/0 24.4% 10.0%
0.10% 0.3% 14.4% 24.4% 10.0%
0.08% 0.3% 14.3% 24.4% 10.1%
0.07% 0.3% 14.2% 24.4% 10.2%
0.05% 0.3% 14.2% 24.4% 10.2%
Het bestuur heeft in 2005 een premieafspraak gemaakt. Destijds is onder andere afgesproken dat de feitelijke premie, bij ongewijzigde grondslagen, niet veriaagd wordt zolang de gemiste indexering uit het verieden nog niet is gecompenseerd. Er is sprake van gemiste indexering uit het verieden. Dat betekent dus dat de herstelopslag niet wordt veriaagd en in de prognose wordt uitgegaan van een feitelijke premie van 24,4% van de bljdragegrondslag. In de laatste drie rijen van de tabel worden achtereenvolgens de totale nominale kostendekkende premie, de feitelijke premie en de opslag die resteert voor indexering en herstel weergegeven. Conform indexatiecategorie D6 uit de Indexatiematrix is sprake van een opslag in de kostendekkende premie bestemd voor indexering.
Voor de berekening van de kostendekkende premie zijn de parameters uit de ministeriële regeling gebruikt voor het rendement als rekenrénte. Voor het pensioenfonds betekent dit een rekenrénte van 5,5%. ^' Gebaseerd op een solvabiliteitsbuffer van 22,8% zoals deze is vastgesteld bij de jaarrekening 2011. De toekomstige ontwikkeling van de feitelijke premie is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Het beleid staat beschreven in hoofdstuk 7 van deze ABTN. ABTN 2013 december 2012
73/105
Bijlage 4: Grondslagen en premiestelling 2013 In deze bijlage staat een aantal belangrijke grondslagen voor de
premiestelling.
Sterfte en langleven: In de g r o n d s l a g v o o r s t e r f t e e n l a n g l e v e n wordt volledig rekening gehouden met de voorzienbare trend in langleven. Deze grondslag wordt gebaseerd op de door het AG gepubliceerde prognosetafel (AG2012-2062). In de grondslag voor sterfte en langleven is rekening gehouden met ervaringssterfte gebaseerd op bedragensterfte. Rentevoet voor de premie: Bij de bepaling van de feitelijke premie is het premiesysteem zoals is omschreven in de ABTN de richtlijn. De r e n t e v o e t v o o r d e p r e m i e bedraagt 2,9%. /.ee/it//£/s>/ersc/7/7/ Als l e e f t i j d s v e r s c h i l m a n - v r o u w wordt 3 jaar gehanteerd. De man wordt dus verondersteld 3 jaar ouder te zijn dan zijn de vrouw. Samenwonen: S a m e n w o n i n g f r e q u e n t i e s zijn gebaseerd op het gemiddelde van 2 jaar waarnemingen in de sector Zorg en Welzijn, namelijk die van 2008 en 2009. Grof gesteld lopen de frequenties op naar zo'n 70% in de leeftijdszone 40-70 jaar (man en vrouw) en vervolgens weer af. Sestanc/sgroe/; Bestandsgroei is de verwachte groei in het deelnemersbestand van het pensioenfonds. Mannen: 0,6% voor 2011 Vrouwen: 2,9% voor 2011 l^lannen: 0,6% van 2012 t / m 2015 Vrouwen: 4 , 1 % van 2012 t / m 2015 Mannen: 1,4% van 2016 t / m 2030 Vrouwen: 1,4% van 2016 t / m 2030 Mannen: 0,0% voor 2031 e.v. Vrouwen: 0,0% voor 2031 e.v. Kosten: De k o s t e n g r o n d s l a g e n zien er als volgt uit: Excassokosten als percentage uitkeringen OP/PP/WzP uit opbouwfase
2,0 %
Excassokosten als percentage uitkeringen OP/PP/WzP bij afwikkeling
2,0 %
Administratiekosten als percentage van de bljdragegrondslag
0,30 %
Economische parameters De methodiek die wordt gehanteerd bij het vaststellen van de e c o n o m i s c h e p a r a m e t e r s voor de kostendekkende premie 2012 zijn conform de Pensioenwet. Voor de berekening van de kostendekkende premie, waaraan de feitelijke premie 2012 is getoetst, zijn de parameters uit de ministeriële regeling gebruikt voor het rendement als rekenrénte. Voor loongroei is de aanname 3% en voor rendement 5,5%.
ABTN 2013 december 2012
74/105
Bijlage 5: Uiteenzetting risico-universum en begrippen
Bestuur
/Adequate I verantwoordïngs> informatie Portefeuille niet in lijn met beleid Belangenconflict managerselectie Organisatorische \^ Functies ciieidin Organisatorisdv Competenties ^ ru^nr,.. Risicobeheersing (.tearing , , ~ house vermogensbeheer^ Administratierisico, ^nderuitbesteding,
Regie
Niveau 1 j verplicht De 4 primaire risico's van de organisatie zijn: Niveau 1 Strategisch
Governance Vermogensbeheer Klant- en pensioenbeheer
Definitie Het risico dat de strategische doelstellingen niet worden gerealiseerd omdat niet of niet in voldoende mate op veranderingen in de omgevingsfactoren wordt gereageerd middels aanpassingen in (meerjareh)beleid en creëren van samenhang. Het risico dat de vereiste besturing niet wordt gerealiseerd door onduidelijke of conflicterende orqanisatiefuncties en/of inadequate verantwoordingsinformatie Het risico dat de uitbestede vermogensbeheerdiensten niet de overeengekomen resultaten behalen binnen de gestelde beleidskaders. Het risico d a t d e uitbestede klant- en pensioenbeheerdiensten niet de overeengekomen resultaten behalen binnen de gestelde beleidskaders.
Niveau 2 | verplicht Hieronder volgt per primair risico (niveau 1) een korte beschrijving van de op niveau 2 te beheersen risico's. Niveau 1 Strategisch
Niveau 2 Business & beleid Financieel
Reputatie en imago
ABTN 2013 december 2012
Definitie Het risico dat de organisatie zijn strategische en financiële doelstellingen niet tijdig vertaalt in adequaat en samenhangend beleid waardoor de continuïteit in gevaar komt. Het risico dat de beoogde pensioenkwaliteit, de financieringsdoelstelling en de beleggingsrisico's niet voldoende op elkaar afgestemd zijn waardoor of op middellange termijn een onderdekking ontstaat (solvablliteitsrisico) en/of op lange termijn de ontwikkeling van de assets (beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen. Het risico dat door bij beleidsbeslissingen onvoldoende rekening wordt gehouden met de beeldvorming van de stakeholders van PFZW waardoor het draagvlak en
75/105
Omgeving
Governance
Inrichting
Cultuur
Verantwoording
Vermogensbeheer
Wijzigingen en inrichten
Uitvoering beleggen Rapportage en sturing Klant- en PensioenBeheer
Wijzigingen en inrichten Uitvoering klant- en pensioenbeheer Rapportage en sturing
ABTN 2013 december 2012
collectiviteitsprincipe onder druk komen te staan Het risico dat doelstellingen niet kunnen worden behaald door niet (goed) voorziene beslissingen van de politiek of andere stakeholders Het risico dat door niet eenduidig en helder belegde taken en verantwoordelijkheden dan wel door onvoldoende capaciteit, continuïteit of deskundigheid het fonds niet effectief kan functioneren en het bestuur haar verantwoordelijkheid daardoor in onvoldoende mate kan nemen. Het risico dat de cultuur van de organisatie en de gekozen inrichting niet gelijk gericht zijn resulterend in inefficiënte of ineffectieve besluitvorming. Het risico dat het bestuur niet beschikt over tijdige, juiste of volledige informatie ten einde de uitvoering van beleid te kunnen bewaken en bij te sturen en het beleid te kunnen verantwoorden naar haar achterban en stakeholders. Het risico dat de vertaling van beleid naar uitvoering niet adequaat geschiedt waardoor de uitvoering niet conform gesteld beleid handelt en sturing en verantwoording niet adequaat kan plaatsvinden (vb portefeuille constructie, zetten van marktrisicolimietenj. Het risico dat de aangestelde uitvoerder niet beschikt over adequate organisatorische competentie (processen, systemen, beheersing en medewerkers) ten einde de beleggingsopdracht binnen het gestelde mandaat uit te voeren. Het risico dat rapportage en sturingsinformatie onvolledig, niet juist, niet tijdig of onvolledig is en hierdoor de monitoring op de uitvoering niet adequaat is. Het risico dat de vertaling van beleid naar uitvoering niet adequaat geschiedt waardoor de uitvoering niet conform gesteld beleid handelt en sturing en verantwoording niet adequaat plaatsvindt. Het risico van veriies als gevolg van tekortschietende of falende interne processen, mensen, beheersing en systemen om de gevraagde diensten en dienstontwikkeling te realiseren. Het risico dat rapportage en sturingsinformatie onvolledig, niet juist, niet tijdig of onvolledig is en hierdoor de monitoring op de uitvoering niet adequaat Is.
76/105
Bijlage 6: Volwassenheidsmodel IRM Het model bestaat uit de volgende vijf stadia: 1. Onaeoroaniseerd. Ad hoe Risicomanagement activiteiten worden ad hoe uitgevoerd. De uitvoering steunt op individuele initiatieven. 2. Gefragmenteerd. Silo's Risico management is belegd bij specialisten. Risicomanagement rollen zijn belegd voor een beperkt aantal risico's. 3. ToD-down Risicomanagement is georganiseerd vanuit het management in een aparte afdeling. Beleid en procedures zijn op gesteld en gecommuniceerd naar de organisatie. Risicomanagement is reactief. 4. Systematisch Gezamenlijke reactie van risico functies op ongunstige gebeurtenissen. Cultuur verandert naar een risicobewuste cultuur. Risicomanagement is bottom up georganiseerd en proactief. 5. Geïntegreerd Risicomanagement is onderdeel van proces rondom het nemen van beslissingen en is een duurzaam, organisatie breed systeem.
Uirvoering steunt op Individuele initiatieven en is ongeorganiseerd
Rinco
tHrisgdbq speciahstan tt} Cofnpiuncv
Risico management is een apart onderdeel van de organisatie en wordt reactief uitgevoerd.
3. Top-down
Risico manaBMiMmti bottom up gtorgjnisMrd •nproxtM.
Risico management is onderdeel van het algehele management van de organisatie en is duurzaam geunplementeerd.
reactie op engunsttgt
•Risico management is onderdeel van ieders functie entaak'.
4. Sy*ttmatisch
5. Geïntegreerd
MarfnelasstfleaUe l-OnvoMomda
«.Minimum
BL Com mom Rewarded Risk
Un-Rewarded Risk
ABTN 2013 december 2012
77/105
Bijlage 7: Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN
STICHTING PENSIOENFONDS ZORG EN WELZIJN
ABTN 2013 december 2012
78/105
Inhoudsopgave 1 Doel van dit document 1.1 Basis 1.2. Opzet document 1.3 Bijwerken 2 Doelen van het fonds 2.1 Doel en taken 2.2. Maatschappelijke positie 2.3 Rollen en verantwoordelijkheden 3 Vaststellen van beleid en afleggen van verantwoording 3.1. Processen beleid en verantwoording 3.2. Beleidsdocumenten 4. Uitgangspunten beleggingsbeleid
4.1. Doel
4.2. Beleggingsovertuigingen 4.3. Uitgangspunten verantwoord beleggen 5. Uitvoering 5.1. Uitbesteding aan de uitvoeringsorganisatie 5.2. Uitbesteding door de uitvoeringsorganisatie 6. Risicobeheersing 6.2. Toegelaten beleggingen 6.3. Deskundigheid 1 Doel van dit document 1.1 Basis Dit document ("de Verklaring") beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van de stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn ("het fonds"). Het bestuur van het fonds stelt deze uitgangspunten vast. De Pensioenwet bepaalt dat de bezittingen samen met de te verwachten inkomsten, van een pensioenfonds toereikend moeten zijn om de uit de statuten en reglementen voortvloeiende verplichtingen te kunnen dekken. Dit moet blijken uit een door het pensioenfonds op te stellen en te publiceren Actuariële- en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Als bijlage bij de ABTN moeten de pensioenfondsen een "Verklaring inzake de beleggingsbeginselen" opstellen en actueel houden. Dit document wordt aan de deelnemer verstrekt als deze er om vraagt. 1.2. Opzet document Hoofdstuk 2 beschrijft de doelen van het fonds, haar maatschappelijke rol, en de rollen en verantwoordelijkheden. Hoofdstuk 3 benoemt het mandaat en bevoegdheden van het fonds, en die van de uitvoeringsorganisatie, de uitvoeringsorganisatie van de beleggingen van het fonds. • Hoofdstuk 4 beschrijft hoe beleggingsbeleid wordt vastgesteld en verantwoording wordt afgelegd. Dit document is zelfstandig leesbaar. Op sommige plekken verwijst het document naar verdieping. Deze documenten staan op www.pfzw.nl. 1.3 Bijwerken Het fonds herziet de verklaring om de drie jaar. De huidige versie is opgemaakt in november 2011 en vormt een onderdeel van de ABTN 2013. Daarnaast moet het
ABTN 2013 december 2012
79/105
document worden herzien als er tussentijds belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid optreden. 2 Doelen van het fonds 2.1 Doel en taken Het pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds en zorgt op basis van een collectieve regeling voor een goed en betaalbaar pensioen op maat voor medewerkers in de sector Zorg en Welzijn. Het fonds beschermt daarmee werknemers, gewezen werknemers, hun partners en kinderen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overiijdén. De kerntaken van het fonds zijn het verstrekken van pensioenuitkeringen, het beleggen van de pensioengelden, en werkzaamheden die daar rechtstreeks verband mee houden. Het pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin de financiële opzet van het fonds en de grondslagen zijn omschreven. 2.2. Maatschappelijke positie Het pensioenfonds is zich bewust van de maatschappelijke rol die het als groot pensioenfonds vervult. Die rol dwingt het fonds tot zorgvuldigheid in zijn handelen. Het fonds legt periodiek verantwoording af over zijn beleggingsgedrag en de mogelijke gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. 2.3 Rollen en verantwoordelijkheden Bij de beleidsbepaling en uitvoering worden de volgende rollen onderscheiden: Rollen
Verantwoordelijkheden
Bestuur
Het fonds wordt bestuurd door een bestuur van twaalf leden en een buiten het midden van deze leden benoemde voorzitter. Het bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd In de statuten van het fonds. Verder wordt verwezen naar de website van het pensioenfonds www. pfzw.nl.
Bestuurscommissie
De Bestuurscommissie Investments adviseert het bestuur over
Investments
voorstellen die binnen het aandachtsgebied beleggingen vallen.
Uitvoeringsorganisatie
Het financiële pensioenmanagement en -advies zijn door het bestuur van het fonds gedelegeerd aan de uitvoeringsorganisatie.
ABTN 2013 december 2012
80/105
3 Vaststellen van beleid en afleggen van verantwoording 3.1. Processen beleid en verantwoording Het bestuur van het pensioenfonds geeft op integrale wijze inhoud aan het financiële en risicobeleid van het pensioenfonds. Hierbij bestaat een functioneel onderscheid tussen sturing (ex ante risicomanagement), risicomonitoring en beheersing, en intern toezicht. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). In het ALM proces worden de onderdelen |van de financiële opzet, waaronder het beleggingsbeleid, zodanig vastgesteld dat ze zo goed mogelijk leiden tot de realisatie van de fondsdoelstellingen binnen het kader van de relevante wet- en regelgeving. Jaariijks worden in samenhang twee beleidsdocumenten vastgesteld die relevant zijn voor beleggingen: de ALM Beleidsnota, en het Beleggingsplan. Deze worden in het jaarplan voor de komende periode geoperationaliseerd door de uitvoeringsorganisatie. 3.2. Beleidsdocumenten ABTN
De Actuariële en Bedrijfstechnische Nota beschrijft de financiële opzet van het pensioenfonds. De ABTN van het fonds wordt vastgesteld door het Bestuur.
ALM Beleidsnota
ALM is het instrument waarmee de beleidsdoelstellingen van het fonds worden vertaald naar de verschillende beleidsinstrumenten (premie, indexatie, beleggingsmix) in hun onderiinge samenhang.
Beleggingsplan
Het Beleggingsplan vertaalt de beleidsuitgangspunten van ALM naar concreet beleggingsbeleid.
Beleidskader
De doelstelling van het beleidskader is op diverse vermogensbeheer onderwerpen richting te geven aan de uitvoeringsorganisatie.
Naast deze documenten wordt jaariijks een SLA opgesteld tussen pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie, waarin afspraken zijn vastgelegd over onder andere de gewenste serviceniveaus. 4. Uitgangspunten beleggingsbeleid 4.1. Doel Het doel van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is het halen van een hoog en stabiel lange-termijn rendement voor de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds, rekening houdend met de verplichtingen van het fonds. Het bestuur bepaalt welke risico's het fonds bereid is daarbij te aanvaarden en houdt hierbij rekening met de opbouw van het deelnemersbestand, de solvabiliteit, en met de gewenste stabiliteit van premies. Het bestuur is verantwoordelijk voor een prudent beleggingsbeleid. Voor het pensioenfonds betekent dit: • het vermogen wordt belegd in het belang van alle deelnemers;
ABTN 2013 december 2012
81/105
. het vermogen wordt zo belegd dat de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de totale portefeuille wordt gewaarborgd; • deskundig en zorgvuldig vermogensbeheer; en • een goede (uitvoerings-)organisatie met deskundige leiding, adequaat toezicht, transparantie en verantwoording. Om hieraan te voldoen wordt het risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille opgesteld op basis van de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds en zijn de beleggingen voldoende gespreid om een hoog en stabiel rendement te realiseren. 4.2. Beleggingsovertuigingen Het fonds hanteert zes beleggingsovertuigingen die de leidraad vormen voor de uitwerking van de beleggingsdoelstelling van het fonds. Hieronder volgt een omschrijving van onze beleggingsovertuigingen.
Zes overtuigingen als leidraad
Hoog en stabiel rendement Kostenefficiëntie heeft impact
Benut onze kracht als lange termijn belegger. De lange verplichtingenhorizon maakt het mogelijk om op korte termijn risico's te accepteren waarvoor op langere termijn een risicopremie geïncasseerd wordt. Geen hoog rendement zonder risico (lange termijn). Het fonds gaat beleggingsrisico's aan om extra rendement te behalen. Door onze lange termijn horizon kunnen we ons dat veroorioven. We wegen risico-en rendementskenmerken zorgvuldig tegen elkaar af. Risicodiversificatie is essentieel. We spreiden over beschikbare rendement-risico bronnen (zoals aandelen, obligaties, commodities, etc.). We zijn groot en wendbaar genoeg om zelf additionele rendementsbronnen toegankelijk te maken. Daarmee kunnen we bij eenzelfde doelrendement een beleggingsportefeuille met een lager risico creëren. Kostenefficiëntie heeft impact. Lagere kosten betekenen een hoger netto beleggingsresultaat. Over de jaren lieen heeft
ABTN 2013 december 2012
82/105
dit grote invloed. Het fonds belegt grote bedragen en kunnen de kosten reduceren in onderhandelingen. Verantwoord beleggen loont. Het fonds gelooft dat financieel en maatschappelijk rendement kunnen samengaan en dat het benutten van beleggingsstrategieën waar aandacht voor milieu, sociale en governance factoren een belangrijke rol speelt, op langere termijn loont. Toegevoegde waarde is een haalbare uitdaging. We realiseren toegevoegde waarde in het beleggingsproces bij het bepalen van beleggingsbeleid en bij de implementatie van ons beleggingsbeleid. We doen de dingen waar we echt goed in zijn, kiezen alleen de strategieën die bijdragen aan het resultaat, spreiden strategieën zorgvuldig en kijken over de grenzen van beleggingscategorieën, landen en sectoren heen.
4.3. Uitgangspunten verantwoord beleggen Hiervoor verwijzen we naar de website van het pensioenfonds. 5. Uitvoering 5.1. Uitbesteding aan de uitvoeringsorganisatie Het beheer van het vermogen wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie. Aan de uitvoeringsorganisatie wordt schriftelijk vastgelegde instructies en richtlijnen gegeven die door het bestuursbureau van het fonds periodiek worden gecontroleerd en waar nodig herzien. Dit is vastgelegd in een SLA. De afspraken voldoen aan de uitbestedingsregels van de Pensioenwet. Doel hiervan is een goede beheersing van de risico's die verbonden zijn aan de uitbesteding van diensten. De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor de implementatie van het beleggingsbeleid, en richt hiervoor een beleggingsproces in. 5.2. Uitbesteding door de uitvoeringsorganisatie De uitvoeringsorganisatie kan zelfde beleggingen uitvoeren; de uitvoeringsorganisatie kan ook beleggingen uitbesteden aan derden die daartoe door het pensioenfonds worden gecontracteerd. 6. Risicobeheersing 6.1.1. Beleggingsbeslissingen De uitvoeringsorganisatie beoordeelt elke belegging op grond van risico- en rendementsoverwegingen in portefeuillecontext: het effect van de belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds. 6.1.2. Risicobeheersing Risicomanagement is een systematische benadering van risico's, waarin op geïntegreerde, proactieve en transparante wijze afwegingen gemaakt worden tussen bedreigingen en zwakten, en kansen en sterkten. Om dit op een eenduidige wijze te doen wordt bij zowel het fonds als de uitvoeringsorganisatie een gestructureerd proces
ABTN 2013 december 2012
83/105
dooriopen. De uitvoeringsorganisatie baseert zijn risicomanagement op een Risk Management Framework. 6.1.3. Uitvoeringsrisicobeleid De doelstelling van PFZW portefeuillerichtlijnen is het verschaffen en begrenzen van de ruimte om met de invulling van het beleggingsbeleid waarde toe te voegen ten opzichte van de Strategische Benchmark. Het bestuur stelt ieder jaar PFZW portefeuillerichtlijnen vast waarmee het bepaalt hoe groot de afwijking ten opzichte van de totale, vastgestelde benchmark mag zijn. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor dat de relatieve risico's ten opzichte van de strategische benchmark binnen de richtlijnen blijven. 6.1.4. Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt de uitvoeringsorganisatie geen andere kosten dan die redelijk zijn in relatie tot de samenstelling van de beleggingen, de doelstellingen van het pensioenfonds en haar eigen vaardigheden. De hoogte van de kosten worden periodiek getoetst aan externe vergelijkingsmaatstaven, om een objectieve beoordeling over de redelijkheid te krijgen. 6.1.5. Resultaatsbeoordeling Monitoren van de beleggingsportefeuille vindt plaats door middel van verschillende rapportages. 6.2. Deskundigheid De uitvoeringsorganisatie zorgt dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de professionele deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; . een juist beheer van de beleggingen; en • de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico's. 6.2.1. Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling en/of tegenstrijdig belang. Met het oog daarop zijn de bestuurders, directeur bestuursbureau en medewerkers van het fonds gebonden aan een gedragscode die voldoet aan de door de Autoriteit Financiële Markten opgestelde beleidsregels, en is een klokkenluidersregeling ingesteld.
ABTN 2013 december 2012
84/105
Bijlage 8: Financieel crisisplan
Financieel crisisplan De leidraad bij onderdekking van PFZW STICHTING PENSIOENFONDS ZORG EN WELZIJN
ABTN 2013 december 2012
85/105
Inleiding De Nederiandsche Bank (DNB) wil dat alle pensioenfondsen een crisisplan maken. In een crisisplan heeft een pensioenfonds van tevoren nagedacht over maatregelen voor het geval een crisis in korte tijd hevig toeslaat, zodat het fonds zich daartegen kan wapenen. DNB heeft hier formeel om verzocht in de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen d.d. 5 december 2011. PFZW heeft het plan echter al in 2011 opgesteld. DNB deed toen bij een aantal pensioenfondsen een themaonderzoek naar de kwaliteit van de crisisplannen en had PFZW daarvoor geselecteerd. In de beleidsregel is opgenomen wat DNB onder een financieel crisisplan verstaat: Dit is een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Door een dergelijk plan 'op de plank' te hebben liggen nog voordat de situatie zich heeft voorgedaan, is een bestuur beter voorbereid op een crisissituatie. Vooraf is nagedacht over o.a. kritische grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van maatregelen almede de effectiviteit ervan en een nadere Invulling van evenwichtige belangenafweging. Het crisisplan wordt onderdeel van de ABTN. Overigens is een crisisplan niet een plan dat bij een crisis kant en klaar uitgevoerd moet worden. Het bestuur zal de concrete maatregelen altijd kunnen afstemmen op de aard van de crisis en de situatie van dat moment. Een crisisplan is dus niet hetzelfde als een herstelplan. Het bestuur van PFZW heeft In juni 2010 een leidraad bij onderdekking vastgesteld. Voor een transparante communicatie en om de risicohouding (opnieuw) goed te kunnen bepalen achtte het bestuur het nodig afspraken te maken over de vraag wie welk risico draagt bij onderdekking. Duidelijke afspraken van tevoren over beleid bij onderdekking zorgen er voor dat het bestuur hierover niet te vaak ad hoe hoeft te onderhandelen op een moment dat de onderdekking aan de orde is. Een crisisplan dient de volgende elementen te bevatten. 1. Vaststelling wanneer naar de mening van het fonds sprake is van een crisis. 2. Vaststelling van de kritische dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder verlagen niet meer uit kan komen. 3. Een beschrijving van de maatregelen die ter beschikking staan. 4. Een beschrijven van hoe realistisch de inzet van die maatregelen is. 5. Een beschrijving van het financiële effect van de maatregelen. 6. Een beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met evenwichtige belangenafweging. 7. Een beschrijving hoe en wanneer met de belanghebbenden wordt gecommuniceerd in een crisissituatie. 8. Een beschrijving van het besluitvormingsproces. 9. De jaarlijkse toetsing van het crisisplan. We constateren dat de leidraad bij onderdekking grotendeels reeds invulling geeft aan de elementen die DNB van belang acht.
De elementen van het crisisplan Hierna gaan we puntsgewijs in op de elementen van het crisisplan zoals door DNB aangegeven. We beginnen elke paragraaf met een kader waarin de vraagstelling van de toezichthouder is opgenomen.
ABTN 2013 december 2012
86/105
1. Vaststelling wanneer naar de mening van het fonds sprake is van een crisis Het fonds wordt gevraagd wanneer zij zelf van mening is dat er sprake is van een crisis, bijvoorbeeld gekoppeld aan de dekkingsgraad. Hierbij kan het goed mogelijk zijn dat er verschillende niveaus dekkingsgraad als ondergrens worden vastgesteld, zoals die bij verschillende stadia van een crisis zouden kunnen worden onderscheiden. Ook kan het zinvol zijn hierbij zowel een nominaal als reëel kader te onderscheiden. Door hier op voorhand over na te denken is men beter voorbereid wanneer deze situatie zich voordoet en kan op het gewenste moment overgegaan worden tot het inzetten van de beschreven maatregelen. Dit kan bijdragen aan het niet verder wegzakken of aan herstel van de dekkingsgraad doordat men zich bewust is van de ernst van de situatie.
Uitgangspunt: huidig contract en huidig FTK Uitgangspunt voor de leidraad bij onderdekking is het huidige contract. Bovendien is de leidraad afgestemd op het financieel toetsingskader in de Pensioenwet (FTK). Dit is het geldende wettelijke kader waar pensioenfondsen zich nu aan te houden hebben. Dit zou kunnen betekenen - afhankelijk van toekomstige uitkómsten van de contractsdiscussie en/of toekomstige wetswijzigingen - dat afspraken die nu gemaakt worden om het contract compleet te maken wellicht slechts tijdelijk zullen zijn. Als het bestuur zou besluiten tot een wezenlijk ander pensioencontract, zullen ook keuzes over de wijze om het contract compleet te maken anders kunnen worden. Om een voorbeeld te geven: als het bestuur zou kiezen voor het loslaten van de nominale toezegging en zich geheel op de reële ambitie zou richten, en dit zou wettelijk mogelijk zijn, dan zou het moment van inzetten van maatregelen bij onderdekking niet meer afhangen van de nominale dekkingsgraad maar logischerwijze van een reële dekkingsgraad. Onderdekking als gevolg van een incidentele schok De focus in de leidraad ligt op beleid bij onderdekking. Over beleid bij hoge dekkingsgraden heeft het bestuur eerder besloten, namelijk dat in beginsel risico zal worden terug genomen, onder voorbehoud van nadere uitwerking van de uitvoering. Bovendien beperkt de analyse zich tot de vraag wat te doen bij onderdekking als gevolg van een incidentele schok. De vraag hoe om te gaan met structurele bewegingen als langer leven en daling van de rente staat centraal in de contractsdiscussie. Wettelijke context: wanneer moeten maatregelen genomen worden? In dit licht is het van belang dat het huidige FTK, zoals hierboven aangestipt, tamelijk eenduidig aangeeft wanneer bepaalde maatregelen genomen moeten worden. Bovendien heeft DNB de wettelijke bepalingen uitgewerkt in "instructies voor het opstellen van kortetermijnherstelplannen"^^. Als de dekkingsgraad onder de 105%^° daalt moet een kortetermijnherstelplan opgesteld worden. Hierin moet beschreven worden welke maatregelen het bestuur neemt om binnen drie jaar weer tot een dekkingsgraad van 105% te komen. Rechtenveriagingen moeten zo lang mogelijk, worden uitgesteld, maar de maatregelen moeten wel tot een haalbaar herstelplan leiden. Op voorhand moeten de maatregelen, berekend aan de hand van wettelijke parameters, tot het beoogde herstel kunnen leiden. Als bij de start of tijdens de loop van het herstelpad blijkt dat de maatregelen zonder veriagen vermoedelijk niet gaan leiden tot voldoende herstel, zal besloten moeten worden tot veriagen. Deze veriaging zal daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden als na een wachttijd van een jaar blijkt dat het herstelplan binnen de resterende duur nog steeds niet haalbaar is.-^^ In de leidraad worden de volgende fasen onderscheiden ^'Briefd.d. 3 maart 2009 Aan het minimum vereist eigen vermogen ligt een berekening ten grondslag. Omwille van de eenvoud noemen we steeds het afgeronde cijfer van 105%. ^' Het FTK is in beweging, inclusief de wachttijden, hier nemen we het vigerende FTK als uitgangspunt. ABTN 2013 december 2012
87/105
Fase 1: Regulier beleid, d.w.z. een premieopslag van 2,5%-punt en niet indexeren. Fase 2: Een extra premieopslag, zo veel als nodig is tot nog maximaal 2,5%-punt. Fase 3: Uniform verlagen, zo veel als nodig is tot maximaal 10% van de opgebouwde aanspraken en rechten. Fase 4: Alleen actieven en slapers extra verlagen, zo veel als nodig is tot maximaal 5% van de opgebouwde aanspraken en rechten extra. Fase 5: Het bestuur beraadt zich opnieuw. Het zal daarbij op zoek gaan naar een sectorbrede oplossing al dan niet in overieg met de politiek. Pas als dat niets oplevert, kan verder verlagen aan de orde komen. De weg terug: Als de dekkingsgraad weer boven 105% komt, worden eerst de gekorte rechten weer verhoogd. Daarna kan de extra premieopslag komen te vervallen. Vervolgens wordt het reguliere financiële beleid weer gevolgd.
2. Vaststelling van de dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder verlagen niet meer uit kan komen Aanvullend op de vorige vraag is het van belang om te bepalen wat het niveau van de dekkingsgraad is waarbij het niet mogelijk is om zonder verlagen van pensioenaanspraken en -rechten binnen de wettelijke termijn een dekkingstekort op te lossen. Door bewust te zijn van deze kritische dekkingsgraad kan door tijdige inzet van maatregelen mogelijk voorkomen worden dat een beroep gedaan moet worden op de mogelijkheid om te verlagen dan wel kan de mate van verlaging worden gereduceerd. Het vaststellen van een kritische dekkingsgraad is een iteratiefproces. Bij het maken van een crisisplan kan aanvankelijk gewerkt worden met geprikte dekkingsgraden, zoals 80%. Indien alle maatregelen goed in kaart zijn gebracht en hun effectiviteit is bepaald, kan vastgesteld worden bij welk niveau dekkingsgraad het fonds er niet in slaagt om 'binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het MVEV van waarden te voorzien, zonder de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig te schaden' en tot verlagen van pensioenaanspraken en - rechten moet overgaan. Hierbij dient uiteraard voor wat betreft de 'redelijke termijn' rekening gehouden te worden met de maximale wettelijke termijnen die er voor herstel zijn gesteld. Het niveau van een kritische dekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de rentetermijnstructuur (RTS) en de verwachte overrendementen op enig moment. Het is daarom aan te raden meerdere (bijvoorbeeld een drietal) scenario's t. a. v. de RTS als uitgangspunt te hanteren zodat gevoel gekregen wordt voor de gevoeligheid van een kritische dekkingsgraad
In de leidraad bij onderdekking zijn de omvang en de volgorde van de maatregelen vastgesteld die worden ingezet bij onderdekking. In het vigerende FTK geldt een termijn van 3 jaar, waarbinnen een fonds in dekkingstekort dient te herstellen naar een dekkingsgraad van 105%. De Minister heeft de discretlonaire bevoegdheid deze hersteltermijn te veriengen, voor de herstelplannen in 2009 is de termijn bijvoorbeeld naar 5 jaar gebracht. Op basis van een prognose van de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad dient een fonds aan te tonen dat de maatregelen die genomen worden afdoende zijn om het vereiste herstel tijdig te realiseren (het kortetermijnherstelplan). De regeling parameters stelt hierbij randvoorwaarden (maxima) aan de rendementen waarvan mag worden uitgegaan. Daarnaast moet worden uitgegaan van een verwachte renteontwikkeling op basis van de marktsituatie van dat moment. De dekkingsgraad waarbij rechtenveriagingen plaats dienen te vinden Is afhankelijk van een aantal factoren, waarbij het meest bepalend zijn: • De resterende herstelduur: naarmate het fonds meer tijd heeft voor herstel, kunnen de herstelmaatregelen voorafgaand aan rechtenveriagingen langer doorwerken en bijdragen aan een stijging van de dekkingsgraad. Daarom geldt: als de herstelduur korter wordt is het nodig om eerder, oftewel al bij een hogere dekkingsgraad veriagingsmaatregelen te nemen.
ABTN 2013 december 2012
88/105
»
Het niveau van de rente: enerzijds is het niveau van dé rente van invloed op het herstel uit rendement. Naar verwachting ligt het rendement hoger dan de rente waarmee de pensioenverplichtingen jaariijks aangroeien. Dit overrendement zorgt naar verwachting voor een stijging van de dekkingsgraad. Maar, als de rente hoog is, groeit de voorziening jaariijks met een hoge rente aan. Hoe hoger de rente, hoe lager het verwachte herstel uit rendement^^. Anderzijds is het niveau van de rente van invloed op het herstel uit premie. Hoe hoger de rente, hoe "goedkoper" de inkoop van nieuwe pensioenrechten. Dus hoe hoger de rente, hoe hoger het verwachte herstel uit premie.
Per saldo vallen de effecten van de combinatie van herstel uit rendement en premie grotendeels tegen elkaar weg. » Het verwachte rendement: naar mate uitgegaan wordt yan een hoger verwacht rendement, Is het verwachte herstel van de dekkingsgraad groter. Uiteraard neemt de kans dan ook toe dat het feitelijke herstel tegenvalt en óp een later moment juist meer rechtenveriagingennodig zijn. Gegeven de beleggingsmix van een fonds begrenst de regeling parameters het rendement waar een fonds vanuit kan gaan. In de figuur hieronder geven we de kritische grenzen van de dekkingsgraad weer, bij de rente ultimo 2010 (30-jaars rente 3,5%) en vigerende pensioenwetparameters (rendement 6,6%). 4 jaar
100% 95%
O jaar
Geen aanvullende maatregelen nodig
90% 85% 80%
Nieuwe afweging bestuur
75% 70% • 65%
De figuur maakt duidelijk zichtbaar dat de grens voor rechtenveriaging afhangt van de resterende herstelduur. Bij een resterende hersteltermijn van 5 jaar is er tot aan een dekkingsgraad van omstreeks 80% voldoende herstelvermbgen om rechtenveriaging te vermijden. Dit komt grotendeels voort uit het reguliere beleid (het groene gebied). De extra premieopslag uit de leidraad (het gele gebied) helpt in beperkte mate om de grens voor rechtenveriaging te veriagen. Naarmate de herstelduur terugloopt tot uiteindelijk O jaar, kunnen de andere maatregelen geen bijdrage meer leveren aan herstel, dus moet reeds bij een dekkingsgraad van 105% worden gekort. In de communicatie over risico's gaat PFZW overigens van een hersteltermijn van drie jaar uit, dit is de norm in de pensioenwet, vooraf kan niet op een veriengde hersteltermijn gerekend worden. De figuur hierna geeft de kritische grenzen van de dekkingsgraad weer, uitgaande van de lagere rente van augustus 2010 (30-jaars ongeveer 2,6%) en de vigerende N.B. Dit oogt wellicht verrassend, aangezien bij een lagere rente vooral het effect van een dalende dekkingsgraad op het netvlies staat, de verplichtingen worden meer waard. Dit is ook zo, bij een lagere rente daalt de dekkingsgraad, maar vanuit dit lagere niveau is het herstelvermogen uit het verwachte rendement groter. Dit herstel kost echter tijd, meer dan de wettelijke hersteltermijnen, terwijl de daling als gevolg van marktwaardering op korte termijn groot is. ABTN 2013 december 2012
89/105
pensioenwetparameters (rendement 6,6%). Er is dus ten opzichte van de vorige figuur van een lager renteniveau uitgegaan, bij een gelijkblijvende rendementsaanname. 2 jaar
4 jaar
Ijaar
O jaar
Nieuwe afweging bestuur
65%
We zien dat het effect van een lagere rente beperkt is. Bij een hersteltermijn van 5 jaar dient bij een dekkingsgraad van iets hoger dan 80% tot rechtenveriaging over te worden gegaan. Het verschil met de vorige analyse is omstreeks 2%-punt dekkingsgraad. Bij een lagere rente dient iets eerder, bij een 2%-punt hogere dekkingsgraad overgegaan te worden tot rechtenveriaging. Dit komt doordat bij een lagere rente de inkoop van nieuwe pensioenrechten "duurder" wordt, er resteert minder herstel vermogen. Voor een gedeelte wordt dit effect gecompenseerd door een hoger herstel uit rendement, maar het premie-effect is het grootst. Hierna volgt een laatste analyse, uitgaande van een rente van 4% en nieuwe wettelijke parameters parameters (rendement 6,2%). Ten opzichte van de vorige figuur een hogere rente en een lagere rendementsaanname. 5j 105% 100%-
4 jaar
3 jaar
2 jaar
Ijaar
O jaar
Geen aanvullende maatregelen nodig
95% 90% 85%
MC'
80%
Nieuwe afweging bestuur
We zien dat nu nog iets eerder tot rechtenveriaging dient te worden overgegaan. Ongeveer 2%-punt dekkingsgraad eerder dan in de voorgaande analyse, bij een hersteltermijn van 5 jaar. Dat komt door het lagere verwachte rendement. De maatregelen in de leidraad bij onderdekking zijn dus afhankelijk van de aannames die in een kortetermijn herstelplan worden gehanteerd. Gezien de korte kooptijd van zo'n plan
ABTN 2013 december 2012
90/105
is die gevoeligheid overigens wel veel kleiner dan we bij het langetermijn herstelplan zien. Daar werken de aannames veel langer door en is de invloed ervan bepalender.
3. Een beschrijving van de maatregelen die ter beschikking staan Inventariseer welke maatregelen het fonds ter beschikking staan om de dekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat een dekkingsgraad verder wegzakt richting een kritische grens (zoals beschreven bij vraag 1 en 2). Het kan daarbij onder andere gaan om zaken als: Premieverhoging Bijstorting werkgever Beperken of niet toekennen van toeslagen Toepassen gesplitste verlagingsregel (zonder premie te verlagen) Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) Mogelijkheden aanpassen beleggingsbeleid Daarbij dient te worden aangegeven in welke volgorde en op welk moment het bestuur de maatregelen wil inzetten (prioritering). Sommige onderdelen zullen in het pensioenreglement en/of de uitvoeringsovereenkomst vastliggen, zoals een indexatiestaffel. Bij andere maatregelen kan het bestuur meer beslisvrijheid hebben. Ook zijn er maatregelen waarbij overeenstemming met andere partijen zoals bijvoorbeeld de werkgever of sociale partners nodig is. Het is noodzakelijk van te voren na te denken over welke maatregelen in welke mate ingezet kunnen worden en wie daarbij (in welk stadium) betrokken moet worden.
In de eerste paragraaf hebben we de leidraadraad bij onderdekking opgenomen. In deze paragraaf beargumenteren we de leidraad. Fase 1 De leidraad Is een aanvulling op de reguliere financiële opzet. Een premieopslag en gedeeltelijk of niet indexeren zijn reeds onderdeel van de financiële opzet. Zo lang met het reguliere beleid het wettelijk voorgeschreven korte- en langetermijnherstelplan haalbaar zijn, hoeven geen aanvullende maatregelen genomen te worden. Zo wordt niet meer pijn veroorzaakt dan strikt nodig is. Fase 2 Als eerste maatregel komt er een extra premieopslag. Deze premieopslag komt op de basispremie én op de bestaande premieopslag die in de reguliere financiële opzet geldt zodra er sprake is van gemiste indexering. Dit is vanzelfsprekend ih het DB-contract van PFZW: daarin staat immers het beschermen van rechten centraal. Bovendien past dit in een evenwichtige behartiging van belangen. Deelnemers en gepensioneerden worden al geraakt door nIet-indexeren dat aan het beleid bij onderdekking vooraf giaat; door de extra premieopslag deelt ook de werkgever mee in de pijn. Het past ook in het stelsel van de Pensioenwet om het premie-instrument als eerste in te zetten: veriagen is immers ultimum remedium; het is verplicht eerst alle andere maatregelen in te zetten. Veel andere maatregelen zijn er echter in dit stadium niet meer beschikbaar: • • •
Indexering wordt al niet meer gegeven. Aanpassen van de regeling is bij incidentele schokken geen geschikt stuurmiddel. Het beleggingsbeleid is bij onderdekking ook geen geschikt instrument om mee te sturen. De extra premieopslag wordt gemaximeerd op 2,5%-punt. Het is om verschillende redenen nodig de extra premieopslag te maximeren, namelijk ten eerste om helder te kunnen communiceren wat er gaat gebeuren en ten tweede om niet steeds te hoeven heronderhandelen. Bovendien valt het maximeren van de extra premieopslag te
ABTN 2013 december 2012
91/105
begrijpen vanuit het oogpunt van proportionaliteit: gezien de beperkte herstelkracht van extra premie op korte termijn. Het percentage van 2,5%-punt acht het bestuur acceptabel in het licht van het geheel aan maatregelen. De extra premieopslag is verbonden met het veriagingsinstrument; de reguliere premieopslag is verbonden met de indexeringsdoelstelllng. Dit betekent dat de extra premieopslag weer kan vervallen zodra de dekkingsgraad boven de 105% nominaal komt én alle eventueel eerder genomen veriagingsmaatregelen hersteld zijn. Het is de reguliere premieopslag die dient voor indexering en herstel tot een dekkingsgraad van 100% reëel. Fase 3 Als het noodzakelijk blijkt om te veriagen is het uitgangspunt: uniform veriagen. Uniforme maatregelen zijn het meest redelijk en logisch in een uniform contract, waarin ook premie- en beleggingsbeleid uniform zijn. Uniforme maatregelen zijn ook rechtvaardig omdat in goede tijden alle groepen ook evenveel profiteren. Fase 4 Gepensioneerden worden beschermd tegen al te hoge veriaging. Deze keuze wordt gerechtvaardigd omdat gepensioneerden veriagen onmiddellijk voelen in hun koopkracht. Als er later herstel optreedt en veriagingen ongedaan worden gemaakt, maakt dit voor gepensioneerden de periode met minder koopkracht niet ongedaan. Het beschermen van gepensioneerden sluit ook aan bij het maatschappelijk sentiment dat in het bijzonder gepensioneerden beschermd moeten worden tegen noodmaatregelen van pensioenfondsen. Dit sentiment blijkt bijvoorbeeld uit de resultaten van het zekerheidsonderzoek dat onder deelnemers Is gehouden. De bescherming van gepensioneerden beperkt zich in het kader van deze leidraad tot bescherming bij onderdekking als gevolg van incidentele schokken. Slapers worden op dezelfde wijze behandeld als actieven. Zij worden immers net zo min als actieven direct getroffen in hun koopkracht. Er is dus geen reden om ze net als de gepensioneerden te ontzien. Juridisch zijn er voor deze keuze geen belemmeringen. De Pensioenwet geeft geen regels over gelijke behandeling bij rechtenveriaging. In de kamerbehandeling van de Pensioenwet is expliciet aan de orde geweest of de evenwichtige belangenbehartiging betekent dat de veriaging altijd in gelijke (procentuele) mate op de verschillende groepen van toepassing moet zijn. Antwoord daarop was dat afspraken hierover tot de verantwoordelijkheid behoren van sociale partners dan wel het pensioenfondsbestuur-'-'. Fase 5 De leidraad beperkt zich tot de mogelijkheid van uniform veriagen met 10% van de opgebouwde aanspraken en rechten en aanvullend nog 5% veriagen van de aanspraken van actieven en slapers. Dit lijken op dit moment de maximale veriagingspercentages voor gepensioneerden respectievelijk actieve deelnemers en slapers die maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Op het moment dat de situatie zich voordoet dat ook na een dergelijke veriaging geen haalbaar herstelplan mogelijk is, zal het bestuur zich opnieuw beraden op de dan te nemen stappen. De eerste optie is sectorbreed naar een oplossing zoeken in overieg met de politiek via een dan te bepalen weg (bijvoorbeeld steun vragen van de overheid of vragen om verienging van hersteltermijnen). Pas als dit niet mogelijk blijkt zal verder veriagen aan de orde komen. De situatie dat na een dergelijke veriaging geen haalbaar herstelplan mogelijk is, zal niet alleen PFZW, maar ook andere fondsen treffen. Het is nu niet te voorzien hoe de maatschappelijke discussie dan zal veriopen. Deze beperking In de leidraad betekent niet dat op voorhand het beleggingsbeleid zo wordt ingericht, dat met volledige zekerheid wordt voorkomen dat een dergelijke situatie zich ooit zou kunnen voordoen.
" Nota n.a.v. het verslag PW, TK 30 413, nr. 17 ABTN 2013 december 2012
92/105
De weg terug
Rechtenveriagingen worden zo spoedig mogelijk ongedaan (gemaakt. Veriagen is ultimum remedium, de meest pijnlijke maatregel voor alle betrokkenen. Reden genoeg om deze te herstellen zodra dit mogelijk is. Veriagen wordt daarom (eenmaal per jaar, bij bestuursbesluit over premie en indexering) ongedaan gemaakt zodra de dekkingsgraad (op het meetmoment) boven 105% nominaal komt, in de mate die mogelijk is zonder dat de dekkingsgraad weer onder 105% nominaal daalt. De volgorde van het ongedaan maken van het veriagen is het spiegelbeeld van de volgorde van het veriagen, dus - als hier sprake van is geweest - eerst de 5% extra waarmee de aanspraken van actieven en slapers veriaagd zijn eh daarna de uniforme veriaging. Dit past ook bij het uitgangspunt dat de maatregelen in beginsel zo veel en zo lang mogelijk en zo snel mogelijk weer uniform zijn. Ook bij de weg terug worden slapers weer hetzelfde behandeld als actieven. Dit is redelijk aangezien hun aanspraken ook even veel veriaagd zijn als die van actieven, terwijl gepensioneerden gedeeltelijk (kunnen) zijn ontzien. Het is juridisch mogelijk slapers bij de weg terug gelijk te behandelen als actieven en niet als gepensioneerden. Op het eerste gezicht lijkt dit wellicht in strijd met artikel 58 Pensioenwet, dat verplicht tot gelijke behandeling van slapers met gepensioneerden wat betreft toeslagveriening. Want een verhoging van rechten pm een veriaging ongedaan te maken kwalificeert als toeslagveriening en valt dus onder dit gelijke behandelingsvoorschrift. Om de volgende reden lopen we niet tegen artikel 58 Pensioenwet aan: er is geen wettelijk voorschrift dat dwingt tot gelijke behandeling van gepensioneerden met actieven/slapers; er is alleen een wettelijk voorschrift dat dwingt tot gelijke behandeling van slapers met gepensioneerden. Slapers worden in deze casus niet slechter behandeld dan gepensioneerden.
Leidraad voor de weg terug Dekkingsgraad Vanaf 105% nominaal
Vanaf 117,5% nominaal
Maatregel 1. Teruggave verlaagde rechten, mits dekkingsgraad > 105% blijft. Eerst de extra verlaging actieven en slapers, dan de uniforme verlaging. 2. Extra premieopslag vervalt. 3. 50% indexeren mits dekkingsgraad > 105% blijft Regulier beleid
4. Een beschrijving van hoe realistisch de inzet van die maatregelen is Hierbij moet op voorhand een inschatting worden gemaakt of en in welke mate de maatregel daadwerkelijk ingezet kan worden. Js de maatregel al vastgelegd in de pensioen- of uitvoeringsovereenkomst? Hoe hard is het daarin vastgelegd? Is er nog instemming nodig van de werkgever, de sociale partners of de deelnemersraad? IVat is naar inschatting de bereidheid en mogelijkheid van de werkgever om daadwerkelijk aan een eventuele bijstortingsverplichting te voldoen? Wat is de bereidheid van sociale partners om aan bijvoorbeeld een premieverhoging mee te werken? Vaak is instemming van sociale partners nodig voor premiestijgingen. Wat is met andere woorden de bereidheid van de belanghebbenden op het gebied van de eerder geïnventariseerde maatregelen? Funest zou zijn om als fonds uit te gaan van de mogelijkheid één van de maatregelen in te zetten, terwijl dat in de praktijk helemaal niet of niet geheel het geval is. Dat leidt er toe dat eerder dan venvacht het verlagingsinstrument ingezet zou moeten worden. In dit kader dient vooraf overleg plaats te vinden met de belanghebbenden die betrokken zijn bij de maatregel, zoals sociale partners of de werkgever
Het bestuur van Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft in 2010 besloten tot de leidraad beleid bij onderdekking met de hierboven beschreven maatregelen, inclusief volgorde, moment van inzetten en hoe te handelen als de financiële positie weer verbetert.
ABTN 2013 december 2012
93/105
Dit besluit is voorgelegd aan de Pensioenraad (waarvan de deelnemersraad deel uitmaakt) en deze heeft positief over de leidraad geadviseerd. Vervolgens Is de leidraad opgenomen in het pensioenreglement 2011 (in artikel 2.13) en in de ABTN (in § 6.1 en § 7.2.5). In het uitvoeringsreglement wordt voor de te nemen maatregelen bij tekort in de vermogenspositie verwezen naar de ABTN (in artikel 4.5). Bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn bestaat de bijzondere situatie, dat het bestuur niet alleen besluit over de uitvoering van de pensioenregeling, maar ook de inhoud van de pensioenregeling (de pensioenovereenkomst) vaststelt. Dit gebeurt dus niet door de 18 bij het fonds betrokken CAO-tafels maar door het bestuur van het fonds. Deze gang van zaken wordt wel de "plus" genoemd. Dit betekent dat de besluiten over de leidraad besluit bij onderdekking in 2010 geldig genomen zijn en dus in voorkomende gevallen nageleefd moeten worden. Er is geen verdere afzonderiijke besluitvorming door sociale partners of individuele werkgevers meer nodig. Wel is nadrukkelijk sprake van een leidraad. Als bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan het bestuur afwijken van de leidraad. De beschreven "plus" stelt uiteraard eisen aan de communicatie over de leidraad. Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft na de totstandkoming van de leidraad beleid bij onderdekking hier uitvoerig aandacht aan besteed, zowel in de vorm van een brief aan alle deelnemers in augustus 2010 als in de vorm van landelijke pensioenbijeenkomsten in het najaar. Een en ander is ondersteund op de website en in het pensioenmagazine van het fonds. De werkgevers zijn zowel over de brief als over de pensioenbijeenkomsten voorafgaand geïnformeerd. De maatregelen kunnen dus genomen worden en zijn realistisch.
5. Een beschrijving van het financiële effect van de maatregelen Hierbij dient het fonds per maatregel in kaart te brengen wat het effect op definanciëlepositie is. Bij welke mate van inzet van de maatregel lukt het om binnen de wettelijke termijnen de dekkingsgraad tot aan het niveau van de technische voorziening plus MVEV te hebben opgebouwd? Hoe realistisch is de mate van inzet van die betreffende maatregel dan nog? De effectiviteit van de maatregelen zijn uiteraard in hoge mate van belang bij het bepalen van een kritische dekkingsgraad zoals gesteld in vraag l en 2.
De volgende twee tabellen maken zichtbaar in hoeverre de in de leidraad bij onderdekking benoemde maatregelen een bijdrage kunnen leveren aan de herstel kracht. Voor verschillende dekkingsgraden wordt zichtbaar gemaakt hoeveel rechtenveriaging of hoeveel extra premie nodig is om met één van deze maatregelen volledig herstel tot een dekkingsgraad van 105% te realiseren. Net als in de analyse van paragraaf 2 geldt dat dit afhangt van de hersteltermijn. Als de hersteltermijn nog lang is geven de maatregelen uit de reguliere financiële opzet reeds veel herstel. Bij een korte hersteltermijn is dat veel minder het geval.
ABTN 2013 december 2012
94/105
rente: eind 2010, rendement 6,6% (oud PW) (benodigde verlaging voor tijdig herstel) resterende jaren voor herstel: OG: 1 jaar 3 jaar 5 jaar
90%
11%
3%
0%
85%
16%
8%
0%
80%
21%
14%
3%
rente: eind2010, rendement 6,6% (oud PW) (benodigde extra premie voor tijdig hèrstel) resterende jaren voor herstel: DG: Ijaar 3 jaar 5 jaar
90%
46%
4%
0%
85%
66%
11%
0%
80%
87%
18%
2%
We zien dat rechtenveriaging een grote bijdrage kan leveren aan herstel, tegelijkertijd Is dit ook de maatregel die maatschappelijk het minst aanvaardbaar is. De herstel kracht die premie kan leveren is veel kleiner, de percentages premieverhoging die oplopen tot 87%-punt bij een hersteltermijn van 1 jaar zijn volstrekt onrealistisch. Voor de berekeningen zijn we uitgegaan van de rente eind 2010 en een rendementsverwachting op basis van de vigerende pensioenwetparameters. Met name voor de herstelkracht uit premie geldt dat deze gevoelig is voor het niveau van de rente. Bij een lagere rente zijn de verplichtingen meer waard en is meer premie nodig voor een hogere dekkingsgraad.
6. Een beschrijving van de wijze waarop rekening wordt gehouden met evenwichtige belangenafweging Wat is het effect van de maatregelen op de belanghebbenden en is nog sprake van evenwichtige belangenafweging? De wet schrijft voor dat een bestuur bij haar besluiten de belangen van de verschillende belanghebbenden evenwichtig behartigt. Dat is een belangrijk criterium bij het inzetten van de verschillende maatregelen. Bij dit onderdeel dienen fondsen ook aan te geven op welke wijze men verwachtte gaan korten indien dat aan de orde zou komen.
Wettelijke context: evenwichtige behartiging van belangen De centrale vraag in de discussie over beleid bij onderdekkingiis de vraag hoe de pijn die door onderdekking ontstaat het beste over de verschillende belanghebbenden, inclijsief de toekomstige generatie, verdeeld kan worden. De Pensioenwet schrijft voor dat het bestuur zich bij hèt bepalen van ieder beleid moet richten op de evenwichtige behartiging van belangen van alle groepen die bij het fonds betrokken zijn.-''*
Artikel 105 lid 2 ABTN 2013 december 2012
95/105
Bij evenwichtige behartiging van belangen gaat het om verschillende aspecten. Te denken valt aan: 1. 2. 3.
Proportionaliteit: is er evenwicht tussen de impact op degenen die er door geraakt worden en de herstelkracht van een maatregel? Inkomenseffecten: Welke groepen worden in welke mate door het beleid geraakt? Solidariteitseffecten: Welke overdrachten tussen groepen vinden er plaats?
Het bestuur heeft bij het vaststellen van een leidraad voor beleid bij onderdekking expliciet met deze aspecten van evenwichtige behartiging van belangen rekening gehouden. Proportionaliteit: herstelkracht van maatregelen Het verhogen van de premie heeft op de korte termijn beperkte herstel kracht. Het premie-instrument is bot. Dit wordt duidelijk zichtbaar in de analyses uit paragraaf 5. Rechtenveriaging, het ultimum remedium dat maatschappelijk moeilijk aanvaardbaar is, heeft daarentegen grote herstel kracht. Conclusie proportionaliteit maatregelen De conclusie op basis van deze gegevens is dat het premie-instrument is te rechtvaardigen vanuit de gedachte dat alle groepen belanghebbenden moeten bijdragen aan het herstel en dat veriagen pas het uiterste redmiddel is. Het is echter een instrument met weinig herstelkracht op korte termijn en met een flinke impact op de sector. De keuze in de leidraad om beperkte inzet van het premie-instrument te combineren met de veriagingsmaatregel is in dit licht dus evenwichtig. Inkomenseffecten: welke groepen worden in welke mate geraakt? Ook de inkomenseffecten van de leidraad zijn onderzocht. De resultaten kunnen als volgt samengevat worden. 1. De inkomenseffecten bij onderdekking kunnen fors zijn. 2. Het inkomensveriies na pensionering is voor alle inkomensgroepen gelijk als de AOW bulten beschouwing blijft. Wordt de AOW meegerekend, dan is er meer pijn naarmate het inkomen hoger is. Naarmate het inkomen hoger is wordt een kleiner deel van het inkomen door de AOW bepaald en tikt een veriies aan pensioeninkomen harder aan. 3. De pijn ligt vooral bij deelnemers met veel opbouw. Grofweg: hoe ouder, hoe meer pijn. De 25-jarigen en 35-jarigen leiden vooral inkomensveriies vóór pensionering door de premieopslagen. Er is vaak geen sprake van inkomensveriies door het missen van indexeren of veriagen, omdat deze maatregelen in veel gevallen al gecompenseerd zijn voor deze groepen de pensioenleeftijd bereikt hebben. Overigens moet daarbij bedacht worden dat jongere mensen in de toekomst alsnog geconfronteerd kunnen worden met nieuwe neerwaartse schokken. 4. Er is extreem grote differentiatie nodig om ouderen te beschermen en de verschillen in inkomensveriies tussen de leeftijden kleiner te maken. Dit komt omdat het veriagen van de weinige opbouw van jongeren veel minder effect heeft op de dekkingsgraad dan het veriagen van de hogere opbouw van ouderen. Conclusie inkomenseffecten De conclusie van het onderzoek is, dat het nuttig en nodig is om gepensioneerden enige extra bescherming te geven, maar dat het volledig gelijk trekken van inkomenseffecten redelijkerwijze niet haalbaar en niet wenselijk is. Het zou tot draconische veriagingspercentages bij jongeren leiden. Enige bescherming geven aan gepensioneerden is precies wat de leidraad doet, dus kan de leidraad ook in dit opzicht als evenwichtig beschouwd worden.
ABTN 2013 december 2012
96/105
Solidariteitseffecten: welke overdrachten tussen groepen vinden er plaats? Om de intergenerationele solidariteit in beeld te brengen is de volgende methode gebruikt. Per leeftijdsgroep is voor een periode van 15 jaar voor iedere actieve deelnemer berekend, welke premie wordt betaald en hoe de voorziening en het uitzicht op toekomstige indexering is veranderd door de opbouw van aanspraken en wijziging van de dekkingsgraad. Voor gepensioneerden Is voor dezelfde periode van 15 jaar berekend hoeveel pensioen wordt uitgekeerd en hoe de voorziening en het uitzicht op toekomstige indexering is veranderd door de uitkering van pensioen en wijziging van de dekkingsgraad. Op deze manier kunnen solidariteitsoverdrachten als gevolg van premiewijzigingen, berperking van indexering en veriagen van aanspraken zichtbaar gemaakt worden. Het gaat hier om een model; in werkelijkheid worden buffers, of tekorten in de dekkingsgraad, niet aan individuele deelnemers en gepensioneerden toegerekend. Als een pensioenfonds aan het begin van de periode van 15 jaar een dekkingsgraad heeft van 80% nominaal, is er als gevolg van regulier beleid sprake van premieopslag en beperking van indexering. Tegelijkertijd ontvangen gepensioneerden bij regulier beleid ongekort pensioen. In feite "lenen" zij dit van de jongeren. Dit leidt tot solidariteitsstromen vergeleken met de evenwichtssituatie. De volgende figuur laat de solidariteitsstromen in die situatie zien, wanneer geen maatregelen worden genomen en wanneer het herstel volledig wordt gerealiseerd door het verlagen van pensioenen: 4000 3000 2000 1000 O -1000
I
I
I
. I
I
I
55 60 6S 70 75 80 85 90 95 100
-2000 -3000 -4000
• A: niets doen B £.- na 3 Jaar verlagen De analyse leidt tot de volgende inzichten: 1. Regulier beleid leidt bij onderdekking tot overdrachten van jong naar oud. Bij hoge dekkingsgraden is het precies andersom. 2. Hoe lager de dekkingsgraad, hoe hoger de solidariteitsstromen. 3. De solidariteitsstromen bij lage dekkingsgraden kunnen beschouwd worden als een weerspiegeling van de beoogde bescherming van oüderen door jongeren. Daar profiteren jongeren later ook van als ze zelf ouderen zijn geworden. Bij hoge dekkingsgraden profiteren jongeren. 4. Compleet maken van het huidig contract verkleint de sólidariteltsstromen van jong naar oud, maar het effect is gering. Dit valt te verklaren door de extra premieopslag, de bescherming van gepensioneerden, de maxima aan het veriagen en doordat nu veriagen op termijn een vergelijkbaar effect heeft als later en langer beperken van indexering. Conclusie solidariteitseffecten De conclusie is dat het maken van beleid bij onderdekking nuttig is voor een transparante communicatie, om te vaak heronderhandelen de voorkomen en om bewust
ABTN 2013 december 2012
97/105
de risicohouding te kunnen vast stellen, maar niet zorgt het voor het volledig indammen van solidariteitsstromen. Het bestuur acht de bestaande solidariteitsstromen evenwichtig. Eindconclusie: de leidraad is voldoende evenwichtig De verschillende analyses leiden tot bekrachtiging van de eerder beschreven leidraad. Uitgangspunt blijft een uniform contract waarin gepensioneerden alleen in extreme omstandigheden extra bescherming krijgen en waarbij werkgevers meedelen in de pijn van onderdekking.
7. Een beschrijving hoe en wanneer met de belanghebbenden wordt gecommuniceerd in een crisissituatie In het crisisplan dient aan de orde te komen wat het communicatiebeleid naar de deelnemers, slapers en gepensioneerden zal zijn, maar ook naar de werkgever en sociale partners en de buitenwereld in zijn algemeenheid. Waarover wordt wie op welk moment geïnformeerd? Ook dient het crisisplan zelf gecommuniceerd te worden, opdat belanghebbenden weten welke maatregelen wanneer mogelijk ingezet gaan worden. Daarbij is ook van belang wat het beleid is ten aanzien van het ongedaan maken van genomen maatregelen. Heeft uw fonds hier beleid over en ligt dat ook vast?
We onderscheiden in principe de volgende belangrijke momenten in de communicatie naar de verschillende doelgroepen: Introduceren: uitleggen set aan maatregelen - Signaleren: aankondigen crisissituatie en voorsorteren op mogelijkheid In werking treden leidraad Bevestigen: Informeren over in werking treden leidraad - Terugdraaien: aangeven of de maatregel ongedaan gemaakt kan worden PFZW stelt zichzelf aanvullend daaraan ten doel om tussen de hierboven beschreven momenten haar doelgroepen continu te informeren over de ontwikkelingen. Dat gebeurt bijvoorbeeld via e-mailnieuwsbrief, een periodiek magazine en de website. Hierin wordt met regelmaat ingegaan op de situatie van het pensioenfonds (dekkingsgraad) en de belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Op elk communicatiemoment wordt de volgende volgorde gehanteerd: 1. Sociale partners (welke vervolgens met de informatie hun achterbannen kunnen informeren) 2. Werkgevers (welke vervolgens met de informatie hun werknemers kunnen informeren en daarnaast krijgen zij mogelijk ook informatie via hun werkgeversorganisatie) 3. Deelnemers (zij krijgen naast directe informatie van het fonds mogelijk ook Informatie via hun werkgever en/of hun vakbond) 4. Media (altijd eerst de bovenstaande doelgroepen zelf informeren alvorens actief de media op te zoeken) De leidraad bij onderdekking is in 2010 op de volgende manieren geïntroduceerd. Sociale partners: e-mailnieuwsbrief, relatiemanagers, bijeenkomst Werkgevers: e-mailnieuwsbrief, accountmanagers, bijeenkomst - Deelnemers: brief, e-mailnieuwsbrief, bijeenkomsten, website, themanummer magazine Pers; persbericht, interviews met diverse media
ABTN 2013 december 2012
98/105
Peilmoment voor het al dan niet in werking treden van de leidraad is 31 december. Als vervolgens is berekend hoe het pensioenfonds er (financieel) voor staat, kan de situatie zich voordoen dat er een maatregel van de leidraad In werking treedt. Als dat zo is, volgt er een wachtjaar waarna de maatregel geëffectueerd moet worden. In de tijd verioopt de communicatie dan globaal als volgt: - vóór 1 april: signaleren: dit is de situatie, dit betekent de situatie en deze maatregelen worden getroffen, daarnaast: dit staat er de komende tijd te gebeuren, wij houden u op de hoogte. tijdens het wachtjaar: regelmatig informeren over de stand van zaken en de ontwikkelingen. vóór 1 april: bevestigen: per deze datum worden deze maatregelen genomen en dit betekent het voor u, daarnaast: het is mogelijk dat de maatregel later weer ongedaan gemaakt wordt, wij houden u op de hoogte. , na in werking treden: regelmatig informeren over de stand van zaken en de ontwikkelingen. indien bekend is of de maatregelen ongedaan gemaakt kunnen worden: terugdraaien: het fonds is voldoende hersteld, dat betekent dat de genomen maatregelen ongedaan gemaakt kunnen worden, dit betekent het voor u, daarnaast: wij blijven u informeren. Welke middelen er op welk moment voor welke doelgroepen gekozen worden, wordt bekeken in het licht van de crisissituatie. Dit is mede afhankelijk van het sentiment in de omgeving en de maatschappelijke ontwikkelingen. Ook kan op basis hiervan besloten worden de intensiteit van de communicatie aan te passen. 8. Een beschrijving van het besluitvormingsproces Van belang is na te denken over wie welke besluiten in welk stadium van de crisis kan en mag nemen. Wie brengt welke partij op de hoogte van genomen beslissingen? Hoe is de organisatie van het fonds op een crisis ingericht? Is er voldoende expertise aanwezig om de beslissingen te kunnen nemen en vooral ook tijdig uit te kunnen voeren? De volgende tijdslijnen zijn binnen het vigerende FTK aan de orde, in het kader van tijdig herstel uit het kortetermijnherstelplan: • Op basis van de dekkingsgraad per 31 december, wordt bepaald of een veriaging moet worden aangekondigd. Besluitvorming hierover vindt plaats door het bestuur in het eerste kwartaal, gehoord hebbende de pensioenraad. Indien noodzakelijk, wordt de veriaging voor 1 april aangekondigd. • Op basis van de dekkingsgraad per 31 december van het volgende jaar, wordt definitief bepaald of de veriaging moet worden geëffectueerd. Besluitvorming hierover vindt plaats door het bestuur in het eerste kwartaal, gehoord hebbende de pensioenraad. Indien noodzakelijk wordt de veriaging per 1 april van dat jaar geëffectueerd. Het bestuursbureau Is verantwoordelijk voor de coördinatie van dit proces. Het bestuur wordt bij de besluitvorming ondersteund door adviseurs van de uitvoeringsorganisatie en de externe adviseurs uit de verschillende bestuurscommissies. Daarmee is geborgd dat de benodigde aanvullende expertise kan worden ingebracht om de besluiten tijdig te nemen. De leidraad bij onderdekking is startpunt voor de te nemen noodmaatregelen. Het bestuur zal te nemen maatregelen afstemmen op de aard van de crisis en de situatie van het moment en zal afwijkingen van de leidraad motiveren. Zowel voor het aankondigen van een veriaging als het doorvoeren van een veriaging geeft het bestuursbureau van PFZW de uitvoeringsorganisatie PGGM de opdracht deze uit te voeren.
ABTN 2013 december 2012
99/105
Uit een uitgevoerde impactanalyse, met aandacht voor systemen en communicatie, is gebleken dat PGGM in staat is de veriaging uit te voeren zoals hierboven beschreven. 9. De jaarlijkse toetsing van het crisisplan Het crisisplan zal Jaarlijks op actualiteit getoetst moeten worden.
De leidraad bij onderdekking maakt onderdeel uit van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Deze wordt jaariijks geactualiseerd.
ABTN 2013 december 2012
100/105
Bijlage 9: Toetsing ABTN aan wet- en regelgeving
De Pensioenwet is alleen van toepassing op Ondernemings- en Bedrijfstakpensioenfondsen zoals PFZW. In artikel 145 van deze wet staat beschreven waaraan de ABTN moet voldoen Onderstaand overzicht laat zien in welke hoofdstukken de punten terugkomen waaraan de ABTN moet voldoen. Op deze manier zorgen we ervoor dat de Pensioenwet volledig en juist wordt gevolgd. Door de indeling in hoofdstukken is makkelijk toewijsbaar wie verantwoordelijk Is voor het juist volgen van de artikelen. Sommige artikelen komen door de aard daarvan in meerdere hoofdstukken terug. Hoofdstuk Hoofdstuk 1: Inleiding Hoofdstuk 2: Inrichting en besturing Pensioenfonds Hoofdstuk 3: Risicobeheersing door het pensioenfonds Hoofdstuk 4: Statuten, Pensioenreglement en Uitvoeringsreglement Hoofdstuk 5: Acceptatiebeleid Hoofdstuk 6: Beschrijving Pensioenregeling Hoofdstuk 7: Financiële Opzet Hoofdstuk 8: Beleggingsbeleid Bijlage 1: Minimum Vereist Eigen Vermogen Bijlage 2: Specificatie Solvabiliteitsbuffer Bijlage 3: Uitsplitsing Kostendekkende Premie Bijlage 4: Grondslagen en Premie/Inkooptarieven Bijlage 5: Uiteenzetting Risico-Universum Pensioenfonds en Begrippen Bijlage 6: Volwassenheidsmodel IRM (Ook andere fondsen dan PFZW?) Bijlage 7: Verklaring Inzake de Beleggingsbeginselen
ABTN 2013 december 2012
101/105
Artikelen Pensioenwet Artikelen PW 130,143 Artikel PW 143 Artikel PW 25 Artikel PW 127 Artikelen PW 25, 95,126,129,130,132,133, 134,137, beschrijving sturingsmiddelen Artikel PW 135 Artikel PW 131 Artikel PW 132 Artikel PW 128
Artikelen PW 135,136, verklaring beleggingsbeginselen
In onderstaand overzicht staat een toetsing van de ABTN PFZW 2013 aan de Pensioenwet. De ABTN voldoet aan de pensioenwet. Waaraan voldoen? Artikel 25 PW, 35 WVB
Artikel 95 PW, 103 WVB Artikel 126 PW, 121 WVB
Artikel 127 PW, 122 WVB Artikel 128 PW, 123 WVB Artikel 129 PW, 124 WVB
Artikel 130 PW, 125 WVB
Artikel 131 PW, 126 WVB Artikel 132 PW, 127 WVB Artikel 134 PW, 129 WVB
Artikel 135 PW, 130 WVB
Artikel 136 PW, 131 WVB
Artikel 137 PW, 132 WVB Artikel 143 PW, 138 WVB Artikel 144 PW, 139 WVB verklaring beleggingsbeginselen beschrijving sturingsmiddelen
ABTN 2013 december 2012
Voldoet PFZW 2013 aan PW la) Ja Ib) Ja Ic) Ja ld) Ja Ie) Ja If) Ja Ig) Ja Ih, l i , 2a) n.v.t. 2b) Ja 2c) n.v.t. 2d) Ja 2e) Ja 2f) Ja Ja 1) Ja 2a) Ja 2b) Ja 2c) Ja 3) Ja Ja la t/m l d , 2) Ja 1) Ja 2a) Ja 2b) Ja 2c) Ja a) Ja b) Ja c) Ja Ja Ja la) Ja Ib) Ja Ic) Ja 2) Ja 3) Ja la) Ja Ib) n.v.t. Ic) Ja Lid 1: Ja, PFZW voldoet aan PW. Staat echter niet expliciet in ABTN vermeld. Lid 2: Ja (idem dito).
Ja 1, 2 a t/m d) Ja Ja Ja Ja
102/105
Opmerkingen Par. 7.1 Par. 4.4 Par. 4.4 Par. 4.4 Par. 4.4 Par. 4.4, Par 7.2.1-7.2.2 Par 7.2.1-7.2.3 n.v.t. Par 7.2.1-7.2.3 n.v.t. Par. 6.6 Par. 5.1.3 en 5.2.5 Par. 6.8 Par. 7.1 Par. 7.5.3 Par. 7.5.3 Par. 7.5.3 Par. 7.5.1 Par. 7.3-7.5 Par. 6.1 Bijlage 3 Par. 7.1-7.2.3 Par. 7.1-7.2.3 Par. 7.2.3 Par. 7.2.3 Par. 7.2.3 Par. 7.2.3 Par. 7.2.3 Bijlage 1 Bijlage 2 Par. 7.2.5 Par. 7.2.5 Par. 7.2.5 Par. 7.2.5 Par. 7.2.5 Bijlage 7, onderdeel par. 4.1 n.v.t. Par. 8.4 PFZW voldoet aan de bepaling dat het fonds geen leningen aangaat of garant staat voor derden. Dat de wetgeving op dit punt gevolgd wordt, staat alleen niet expliciet in de ABTN vermeld. Par. 7.2.2 Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 Bijlage 4 Bijlage 7 Par. 7.2
Bijlage 10:
Overzicht beleidsdocumenten naar beleidsterrein
Beleidsterrein PFG en kwaliteitsbeleid
Document ABTN Statuten bestuur(lijke gremia) Bedrijfsmodel en processen PFZW Deskundigheids- en opleidingsbeleid Gedragscode Reglement Pensioenraad Statuten
Pensioenbeleid
Uitvoeringsreglement Pensioenreglement Acceptatiebeleid (met kansenkaart) Werkingssfeer Pensioenfonds Zorg en Welzijn (o.a. overgangsbeleid) l-lerovervt/eging financieel kader acceptatiebeleid Faciliteren overgangen (o.a. prijsbeleid slapers en gepensioneerden)
17-12-2010 17-12-2010 17-12-2010 18-12-2009
Strategisch beleid
IVIeerjarenbeleldsplan PFZW Strategische meerjarendoelen (startbrief)
08-06-2011 13-09-2011
Financieel beleid
Begroting Incassobeleid PFZW
20-12-2012 03-11-2011
Financieringsbeleid
IVlodeljaarrekenIng PGGM is klaar voor marktwaarde en FTK met een goed en betaalbaar pensioen Systematiek actualisering basispremie
1-11-2012 02-12-2005
Nota ALIVl 2013
20-12-2012
Gebruik van reële swaprentes in de financiële opzet
02-11-2007
Nota Grondslagen en Premies 2013 Nota Premie en regeling 2013 Leidraad bij onderdekking Themaonderzoek DNB crisisplannen. De leidraad bij onderdekking van PFZW.
2012 2012 25-06-2010 20-05-2011
Public Affairsbeleid
PA beleid
Communicatie en PR beleid
Communicatiebeleid (inclusief kanaalstrategie) PR beleid
Beleggingsbeleid
Beleggingsplan (& mandaten) IVIarktrisicobeleid Kredietrisicobeleid Liqüiditeitsrisicobeleid
ABTN 2013 december 2012
Datum 20-12-2012 05-11-2010 03-12-2010 Dec-2010 13-02-2009 06-11-2009 29-01-2010
12-06-2009 12-09-2009
03-11-2006
01-2011
103/105
01-10-2012 11-05-2011 2012 2012 09-2011 2012
Valutarisicobeleid Custody beleid Duurzaam beleggen beleid Waarderingsbeleid (valuation) Beleid aanstellen managers
2012 2012 18-11-2011 2012 2012
Risicomanagementbeleid
Risicobeleidskader Continuïteitsbeleid
28-04-2010 06-07-2011
Uitbestedingsbeleid
Raamovereenkomst Nadere overeenkomst beleidsondersteuning Nadere overeenkomst klantbeheer Nadere overeenkomst pensioenbeheer Nadere overeenkomst Vermogensbeheer Service Level Agreement Dienstencatalogus & kwaliteitskaarten Beleid Uitbesteding Beleid uitbesteding - onderuitbesteding Beleid uitbesteding - informatievoorziening
29-11-2007 29-11-2007 29-11-2007 29-11-2007 29-11-2007 16-12-2011 16-12-2011 20-12-2012 20-12-2012 20-12-2012
Een aantal van bovenstaande documenten is gehanteerd bij het opstellen van de ABTN. Zij zijn niet bijgevoegd en maken dan ook geen onderdeel uit van de ABTN (de documenten zijn bij het pensioenfonds beschikbaar).
ABTN 2013 december 2012
104/105
Bijlage 11: ABTN AG ALM AMvB Anw AOW AP CAO CAZ CBS CEM DNB EP FG FTK ILB IRM IVA NAW NCP NFP NSA OBU OP PoS PP ISAE3402 SBM SLA TSO UWV VAR VPV Wet Bpf 2000 Wet VPL WGA WIA WzP
Lijst van gebruikte afkortingen Actuariële en Bedrijfstechnische Nota Actuarieel Genootschap Asset Liability Management Algemene Maatregel van Bestuur Algemene Nabestaandenwet Algemene Ouderdomswet Arbeidsongeschiktheidspensioen Collectieve Arbeidsovereenkomst Commissie Algemene Zaken Centraal Bureau voor de Statistiek Cost Effectiveness Measurement De Nederiandsche Bank Extra Pensioen Feitelijk gewicht in de portefeuille Financieel Toetsingskader Inflation Linked Bonds Integraal Risico Management Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten Naam Adres Woonplaats Nieuwe Collectieve Pensioenregeling Nieuwe Flexibele Pensioenregeling Negatieve Stochastische Afwijkingen Overbruggingsuitkering Ouderdomspensioen Portfolio of Strategies Partnerpensioen International Standards for Assurance Engagements 3402 Strategische Benchmark Service Level Agreement Toekomstige Sterftetrend Onzekerheid Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Value at Risk Voorziening Pensioenverplichtingen Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Wezenpensioen
ABTN 2013 december 2012
105/105
BAV 13-021
PENSIOENFONDS
ZORG & W E L Z I J N
i-
Besluit tot wijziging van het pensioenregDement Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn, IN AANMERKING NEMENDE dat alle werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de verplichtsteirmg tot deelneming in het pensioenfonds de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen verzoeken het besluit van de Minister van 31 december 1969, nummer 44.403, Staatscourant 1970,18, welk besluit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, Staatscourant 2011, 9004, per 1 januari 2014 te wijzigen zoals in dit besluit vermeid; dat de wijziging erop gericht is de maximumleeftijd voor deelneming in het pensioenfonds blijvend te jaten aansluiten bij de - zich stapsgewijs verhogende - AOW-gerechtigde leeftijd en tevens de reguliere ontslagleeftijd; dat tevens een tweetal wijzigingen zijn opgenomen die uitsluitend tot doe| hebben een (inmiddels) onjuiste beschrijving van de werkingssfeer te corrigeren, zonder daarmee een inhoudelijke wijziging van de werkingssfeer te beogen; dat tot slot het bestuur van het pensioenfonds de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal verzoeken de verplichtstelling voor werkgevers in de amateurkunst ambtshalve in te trekken nu er geen sociale partners meer zijn om deze branche te representeren; OVERWEGENDE dat het pensioenreglement in verband met deze (technische) wijziging van de verpiichtstelling gewijzigd moet worden; GEHOORD de Pensioenraad BESLUIT ALS VOLGT:
ARTIKEL!
In Bijlage a vervalt in de opsomming onder "A. Werkgevers" onderdeel I. en wordt onderdeel m. verletterd tot onderdeel I.
BAV 13-021 ARTIKEL li
In Bijlage a vervalt de hierna vermelde tekst: 1.
werkgever In de rechtsbijstand:
1.
de raden voor de rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordelen: de publiekrechtelijke stichting Het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie; de stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland, gevestigd te Arnhem;
2. 3.
en wordt vervangen door de volgende tekst: 1.
werkgever i n d e rechtsbijsta nd:
1.
de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandveriener beoordeelt; de publiekrechtelijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie;
2.
ARTIKEL lil
In Bijlage a vervalt onderdeel I. en wordt onderdeel m. verletterd tot onderdeel I.
ARTIKEL iV
In Bijlage a vervalt de hierna vermelde tekst: B.
Werknemers:
1.
ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de 65-jarige leeftijd reeds hebben bereikt, met dien verstande dat de werknemer die in de loop van een kalendermaand de leeftijd van 15 respectievelijk 65 jaar bereikt, geacht wordt deze leeftijd op de eerste dag van de maand te hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de
BAV 13-021
2.
werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar; ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuuriijk persoon betreft.
en wordt vervangen door de volgende tekst: B. 1. 2.
Werknemers: ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever alsmede, ieder die zonder arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht aan een onder A genoemde werkgever verbonden is tot het persoonlijk verrichten van arbeid, mits het een ontwikkelingswerker, een diacones, religieus(ze) of pastor, danwel een aan een particulier verzorgingshuis als werkgever optredende natuurlijk persoon betreft.
Van de werknemers genoemd onder B sub 1 en B sub 2 worden uitgezonderd: a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281, laatstelijk gewijzigd bij wet van 18 juli 2012, Stb. 2012, 328) hebben bereikt, b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling, c.
d.
de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun schoolof studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar, de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder in de zin van de Pensioenwet (Stb.2006,705, laatstelijk gewijzigd bij wet van 1 oktober 2012, Stb.2012,300).
BAV 13-02 i ARTIKEL V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop de verplichtstelling conform het bovenvermelde verzoekschrift zal worden gewijzigd. Aldus door het.'
voorzittéfTv J-G^i/AldeV.
ur vastgesteld in zijn vergadering van 28 juni 2013.
piv. voorzitter, F.F.L. Vlak
piv. secr^taftsT^ E.W.M. Merlijn
Bijlage 5 bij brief met kenmerk BAV 13-024
TOELICHTING op verzoek tot wijziging verplichtstelling 1. Algemene toelichting Met dit verzoek namens sociale partners tot wijziging van de verplichtstelling is beoogd de maximumleeftijd voor deelneming in het pensioenfonds blijvend te laten aansluiten bij de zich stapsgewijs verhogende - AOW-gerechtigde leeftijd (zie verder paragraaf 2a) alsmede een tweetal correcties te plegen op een (inmiddels) onjuiste omschrijving van de werkingssfeer (zie verder paragraaf 2b en 3). Daarnaast ziet het pensioenfonds zich genoodzaakt aan de Minister van SZW te verzoeken om gebruikte maken van de ambtshalve intrekkingsmogelijkheid voor werkgevers in de amateurkunst, nu er geen sociale partners meer zijn om deze branche te representeren (zie verder paragraaf 4). 2.
Wijziging werkingssfeer verplichtstelling i.v.m. vt/ijziging van deelnemersbegrip
2a. Wijziging deelnemersbegrip i.v.m. wijziging AOW-gerechtigde leeftijd De toegenomen levensverwachting van de Nederlandse bevolking alsmede de krimp van de beroepsbevolking heeft de betaalbaarheid van het staatspensioen, de AOW-uitkering, onder druk gezet. Met de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2013 is dan ook voorzien in een stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Daarna wordt de stijging gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Het Toetsingskader Wet Bpf 2000 (de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geformuleerde beleidsregels voor de verplichtstelling van deelneming in bedrijfstakpensioenfondsen) schrijft voor dat er een maximumleeftijd voor beëindiging van de deelneming in het pensioenfonds in de werkingssfeer van de verplichtstelling moet worden opgenomen. Momenteel is de maximumleeftijd voor verplichte deelname in de verplichtstelling gefixeerd op de (gefixeerde) AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar. De keuze om de maximumleeftijd voor beëindiging van de verplicht gestelde deelneming te laten aansluiten bij de AOW-gerechtigde leeftijd is ingegeven door: de vanouds in de sector (en in Nederland) bestaande koppeling tussen de AOWgerechtigde leeftijd en de gebruikelijke ontslagleeftijd en het feit dat de aanspraken op grond van de pensioenregeling een aanvulling vormen op de aanspraken uit hoofde van de wettelijke sociale zekerheidsregelingen die eveneens eindigen op de AOW-gerechtigde leeftijd. Aangezien de argumenten voor koppeling van de maximumleeftijd voor beëindiging van de verplichte deelname aan de AOW-gerechtigde leeftijd nog altijd valide zijn, is het zaak dat de maximumleeftijd voor beëindiging van de verplichte deelname aansluiting blijft zoeken bij de zich inmiddels stapsgewijs verhogende - AOW-gerechtigde leeftijd. Vanaf 1 januari 2013 wordt niet alleen de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd maar wordt ook de 'aanvangsleeftijd ' voor de AOW stapsgewijs verhoogd. De 'aanvangsleeftijd' bedroeg 15 jaar en markeert de leeftijd met ingang waarvan een niet verzekerd tijdvak voor de AOW leidt tot een korting op de AOW-uitkering.
Bijlage 5 bij brief met kenmerk BAV 13-024 Het deelnemersbegrip in de verplichtstelling kent ook een leeftijdsgrens voor verplichtgestelde deelneming, namelijk de leeftijd van 15 jaar. Deze leeftijd vloeit voort uit een per 1 januari 2003 in het pensioenreglement van het fonds opgenomen toetredingsleeftijd en is niet als zodanig gekoppeld aan de AOW. Dit is dan ook de reden dat de minimumleeftijd voor verplichtgestelde deelneming in het fonds niet zal worden gekoppeld aan de stapsgewijs te verhogen 'aanvangsleeftijd' voor de AOW. 2b. Wijziging deelnemersbegrip i.v.m. correctie DGA uitsluiting Vanaf de inwerkingtreding van de Pensioenwet in 2007 kunnen directeurengrootaandeelhouders (DGA's) in de zin van de Pensioenwet niet langer deelnemen in de collectieve pensioenregeling van een bedrijfstakpensioenfonds, indien die deelneming zou berusten op een niet-verplichtgestelde aansluiting. Vanaf 2007 is het wel mogelijk dat DGA's, al dan niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, verplicht moeten deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds. Dit is niet aan de orde als de DGA niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds kan worden begrepen. Sociale partners betrokken bij de verplichtstelling van het fonds hebben nooit beoogd ook DGA's onder de werkingssfeer van de verplichtstelling te brengen. Om te voorkomen dat over de deelneming van de DGA enig misverstand mogelijk kan zijn, is de DGA nu expliciet uitgesloten van de werkingssfeer van de verplichtstelling.
3.
Wijziging werkingssfeer verplichtstelling aan werkgeverszijde
De omschrijving van de werkingssfeer van de verplichtstelling voor de branche rechtsbijstand strookte niet meer met de werkelijkheid omdat • met de wijziging van de Wet op de rechtsbijstand per 1 juli 2010 de oorspronkelijke vijf raden voor de rechtsbijstand waren samengevoegd tot één Raad voor de Rechtsbijstand en • de stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland in 2008 was opgeheven en deels was opgegaan in de Raad voor de Rechtsbijstand. De verplichtstelling voor de branche rechtsbijstand omvat nu dus een tweetal werkgevers: de Raad voor de Rechtsbijstand en het Juridisch Loket. De omschrijving van de werkingssfeer voor de branche rechtsbijstand is aldus aangepast.
4.
Ambtshalve intrekking van de verplichtstelling voor de amateurkunst
In het kader van de voorgenomen wijziging van de verplichtstelling zijn brancheorganisaties aangeschreven met het verzoek in te stemmen met de - namens hen - voorgestelde wijzigingen in de verplichtstelling en het verzoek ledenlijsten aan te leveren in verband met de aan te tonen representativiteit. Daarbij is gebleken dat de voormalige brancheorganisatie Kunstfactor is opgegaan in het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). Dit instituut functioneert uitsluitend als netwerkorganisatie en niet meer als
Bijlage 5 bij brief met kenmerk BAV 13-024 brancheorganisatie met aangesloten werkgeversleden. De branche van de amateurkunst kan dus bij wijziging van de verplichtstelling niet meer worden gerepresenteerd door een brancheorganisatie. Om te voorkomen dat hiermee de voorgenomen wijziging voor de hele verplichtstelling van het pensioenfonds niet kan worden gerealiseerd, is voorzien in de mogelijkheid van ambtshalve intrekking door de Minister van SZW voor een deel van de sector. Na raadpleging van FNV Kiem en Abvakabo FNV zal PFZW - mede gelet op de uiterst beperkte omvang van deze branche - aan de Minister van SZW verzoeken over te gaan tot ambtshalve intrekking van de verplichtstelling voor de amateurkunst. In geval van intrekking van deze verplichtstelling zal vanzelfsprekend aan de reeds aangesloten werkgevers in de amateurkunst een contractuele aansluiting bij het pensioenfonds worden aangeboden.
O fM .O O)
>
O
c m IN
«
>
C «
IS 01
V
O
E
M a
lU
c
O.S
OJ O 'ÏA
S »
c
lU Q. lU T3
III
c "ï 5 ö.
IS»« m O
lU
< S Dl >
c
2 •§ « O
C
O)
M
> » «
Q.
01 1_
•q
<
UI T3 C ID
S O) > M
>
ID
M
'5 .a
ra
Q.
75 c t! c Ol
01
•O 4; ^
Sg .2 « « 3 "O 01 5
<
+.» O)
.0
op
.O V
O N
« IA
« O
u
I
«
w
>
c c
« O-
JC
V
n
C O
O >
B O
Ol JÉ
ID » W B»
<
c
Wl
t
ID
5
01 S
01 T3
iH Ir
c
.ü
Ol
£ » O l "O
IS •£»-ig
CO
co S O
u <
V S: ">
«5 ?
>
p
O U
<
S .2 01 0)
2
Ol
c
c >
ni
OJ 10
OJ
u c _ m E P.E
Ol
S 2
O
CD
u.
O 1
O
c ID >
01
• u.c c ID
01 •TO 01 (/I
{S .2 c i- 01
A
I/I
.O io
a £
:=• £ re
Uk M
^
(S u
O)
c
<-> ö .5
Pi O
,_ ai N
> «J -Si £ U Q.
u O
>
?i1 •
c
><
OJ •O
ai .c "O
OJ
.E g. Ol
O
> ^
01 P N OJ 01 S3
s:
^ c
.
^ $
O N
OJ Ol
u c
<" 2 IV
OJ 00
(O
Ol
f ^
Ol _
.£ £
(U I/I
N
ai "S, • D
c Ë
ü
-£ c CU '.^
5 ±! . 11 Ol S
c
O)
>
(U Ol L-
01
> OJ •O ko O >
I/I
cn 00
00
in IN ro
in
Ol
"5! S
IN 00'
lU
isi Ol
.c
I oi
a
ro
QJ
to O
CQ C
Ol
c
•° EO C
OJ T3
oi
OJ
OJ
S, <=
OJ Ol
OJ
Ol
c
ID
> a o L.
01 T3 C
01
10)
c
> '*ID-'
s> = O'S 5 u • 9>
— >
ll I"
_iD ir.
OJ OJ p
.
p
OJ
c
> .2"
H
>
5a —
VI
Protestantse Kerk Retouradres: Postbus 8S04,3503 RM Utrecht
Georganiseerd Overleg Kerfcdqke MedewiBffcem
Aan het PGGM Ta.v. Monique Rienties Postbus 117 3700 AC Zeist
Datum 4 juni 2013
Uw kenmerk
Joseph Haydniaan 2-A, Postbus 8504, 3503 RM Utrecht tele1oon(030) 880 1661 [email protected] www.pkn.nl/lraktementensnpensloeneri IBAN NL80FVLB0635800500 BIC.ni FVLBNL22 Bank F. van [.ansctiot
Ons kenmeik
Dossier
Behandeld door Ors. P. Visser-Klaalboom telefoon (030) 880 16 69 [email protected]
Onderwerp
Representativiteit bedrijfstak Protestantse Kerk in Nederland
Geachte mevrouw Rienties, Recent vroeg u om een veiklaring met het oog op de periodieke vaststelling van representativiteit. Graag voldoe ik door deze brief aan de afspraak om de stoictuur van de Protestantse Kerk in Nederland uiteen te zetten met de consequenties daan/an voor het vaststellen van de representativiteit. Dit is nodig omdat wij niet in staat zijn een lijst van al|e werkgevers en werknemers in onze bedrijfstak aan u te overleggen. De Protestantse Kerk in Nederland is een kerkgenootschap overeenkomstig artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek. Zij wordt geregeerd door haar eigen statuut, bestaande uit; 1. de kerkorde ('grondwet') van een principieel en globaal karakter, bestaande uit negentien artikelen met een Romeinse nummering; 2. de ordinanties; 3. de generale regelingen, waaronder de generale regeling rechtspositie medewerkers en de generale regeling stichtingen; 4. de uitvoeringsbepalingen; 5. de overgangsbepalingen. IHet geheel van deze regelingen wordt ook wel tezamen aangeduid als 'de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederiand'. Deze kericorde regelt het leven en werken van alle geledingen binnen de keri<, zoals de lokale gemeenten, de regionale tiesturen (classes) en het landelijk bestuur (de synode). De tot de Protestantse Keri< in Nederiand behorende gemeenten zijn verplicht een zgn. 'plaatselijke regeling' op te stellen. Daarin dienen de zaken die de kerttorde de gemeenten ter keuze heeft gelaten vastgelegd te worden. De kericorde vormt samen met de plaatselijke regelingen het statuut van de Protestantse Kerit in Nederiand in de zin van arL 2:2 BW. Als het gaat orri wericnemers in de bedrijfstak van de Protestantse Keric in Nederiand kan het volgende worden opgemerkt. 1. Wericnemers van de Protestantse Keric in Nederiand heten volgens ordinantie 3-28 van de kerkorde . 'kericelijke medewerkers'. Allen die op arbeidsovereénkomst werkzaam zijn binnen de Protestantse Keric in Nederiand, zijn kerkelijk medewerker. Er is binnen de Prptestentse Keric in Nederiand niemand op arbeidsovereenkomst werkzaam zonder kericelijk medewerker te zijn. 2. Kericelijke medewericeis kunnen worden aangesteld bij: a. een gemeente (te denken valt aan kertcmusici, pastorale wericers, jeugdwerkers, diaconale wertcers, missionaire werkers, kosters en administrateurs) door het college van kericreiitmeesters
Geloof - Hoop Liefde
Datum
Pagina
4 juni 2013
2 van 3
3. 4.
5.
of het college van diakenen. Verreweg de meeste lokale keilcelijke medewerkers zljn in dienst bij een college van kerkrentmeesters. b. een classis (bestuur op middenniveau, dat In de praktijk geen medewerkers in dienst heeft) c. de landelijke kerk (met name de medewerkers van Dienstenorganisatie te Utrecht) d. een kerkelijke stichting. Voor alle kerkelijke medewerkers geldt de generale regeling kerkelijke medewerkers, dat is de regeling van de rechtspositie. Er Is geen kerkelijk medewerker, waarvoor deze rechtspositieregeling niet geldt. De rechtspositieregeling komt tot stand In het Georganiseerd Overleg Kerkelijke Medewerkers. a. De werkgeversdelegatie in dit overleg bestaat uit drie leden op aanbeveling van het bestuur van de Dienstenorganisatie (als vertegenwoordiger van de landelijke werkgever) en uit twee leden op voordracht van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (als vertegenwoordiger van de lokale werkgevers). 97% van de colleges van kerkrentmeesters is lid van deze vereniging. Het bestuur van de Dienstenorganisatie en de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer zijn door de kleine synode voldoende representatief geacht voor de behartiging van de belangen van alle werkgevers binnen de bedrijfstak van de Protestantse Kerk In Nederland. b. De werknemersdelegatie In het overleg bestaat uit vijf leden aangewezen door CNV Publieke Zaak, CNV Kostertjond, Abvakabo/FNV en CNV Kerk en Ideëel.. Deze bonden zijn door de kleine synode voldoende representatief geacht voor de behartiging van de belangen van de werknemers binnen de bedrijfstak van de Protestantse Kerk in Nederiand. Onderdeel van de rechtspositie is de pensioenvoorziening. In artikel 20-1 van de generale regeling kerkelijke medewerkers staat het volgende: 'Voor de medewerker wordt een pensioenvoorziening gesloten bij Pensioenfonds Zorg en welzijn.' Er is geen kericelijk medewerker, waarvoor de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn niet geldt.
De volgende middelen worden ingezet om te bewerkstelligen dat alle werknemers van de bedrijfstak Protestantse Keric in Nederland volgens de geldende arbeidsvoorwaardenregeling pensioen opbouwen bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. 1. De artjeidsvoonwaardenregeling is aan alle werkgevers binnen de bedrijfstak toegestuurd. De regeling is openbaar en staat op de website van de Protestantse Keric in Nederland. 2. Als er wijzigingen in de arbeidsvoorwaardenregeling zijn, worden deze aan alle werkgevers schriftelijk toegezonden en ook op de website geplaatst. 3. In 2005 zijn alle werkgevers binnen de Protestantse Kerk in Nederiand aangeschreven over de verplichtstelling. 4. De Protestantse Keric in Nederiand heeft vooHichtingsmateriaal over het aanstellen van een kerkelijk medewerker, waarin expliciet op de verplichtstelling van pensioenopbouw bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn wordt gewezen. 5. De Protestantse Kerk in Nederiand stelt via haar website modellen van arbeidsovereenkomsten beschikbaar, waarin de pensioenvoorziening bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn expliciet is opgenomen. 6. Op de financiën van de lokale werkgevers binnen de Protestantse Kerk in Nederiand wordt toezicht uitgeoefend door de zogenaamde regionale colleges voor de behandeling van beheerszaken. In hun • adviserende en toezichthoudende taak letten deze colleges er ook op dat aanstellingen van kerkelijke medewericers geschiedt in overeenstemming met de centrale artDeidsvoora/aardenregeling. 7. De Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer heeft vooriichtingsmateriaal waarin expliciet op de verplichtstelling wordt gewezen. 8. De vakbonden Informeren hun leden over de pensioenvoorziening bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. 9. Het UWV zendt van elke aanstelling bij een wericgever van de Protestantse Kerk in Nederland bericht aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Conclusie: op alle wericnemers van de Protestantse Kerk in Nederiand, of ze nu bij een lokale gemeente in dienst zijn, bij een kerkelijke stichting of de landelijke kerk, is in overeenstemming met de voor hen geldende rechtspositieregeling de pensioenvoorziening bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van
Protestantse Kerk Datum
Pagina
4juni2013
3van3
toepassing. Er is naar de aard van de rechtspositieregeling en de organisatie van de keric sprakè van 100% representativiteit: eüle werkgevers binnen dè bedrijfstak Protestantse Kerk in Nederiand behoren de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn toé te passeri. Door vooriichting door alle belanghebbende partijen, door de uitoefening van toezicht en door medewericing van het UWV wordt bewericstelligd dat de artjeldsvoonivaardenregeling inclusief de pensioenregeling bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn in nagenoeg alle gevallen wordt toegepast.
Met vriendelijke groet, namens het Georganiseerd Overieg Kericelijke Medewerkers,
V7
I
Mr. Drs. P.J.E. van den Bosch, hoofd HRM
Geloof - Hoop-Liefde
Bijlage 8 bij brief met kenmerk BAV 13-024 Beknopte actuariële toets
Consequenties premie: Als gevolg van de wijziging van de verplichtstelling zal na het bereiken van de 65-jarige leeftijd premie worden betaald en pensioen worden opgebouwd tot de AOW-gerechtigde leeftijd, zolang regulier ontslag eveneens zal aansluiten bij de AOW-gerechtigde leeftijd. Pensioenopbouw vanaf de 65-jarige leeftijd en hoger is relatief duur. Vanwege de doorsneepremie zal dit leiden tot een stijging van de pensioenpremie voor alle deelnemers. De extra opbouw tussen leeftijd 65 en 67 leidt op lange termijn derhalve tot een stijging van de doorsneepremie met ongeveer 0,3 procentpunt.
Consequenties dekkingsgraad: Bij de bepaling van de dekkingsgraad wordt een voorziening aangehouden voor de toekomstige premievrije opbouw van de huidige arbeidsongeschikten. Omdat de premievrije opbouw nu doorloopt tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd, zal er dus langer premievrij opgebouwd worden. Hiervoor is in de jaarrekening 2012 al een extra voorziening genomen. Dit heeft ultimo 2012 eenmalig geleid tot een daling van de dekkingsgraad met ongeveer 0,1%.
Ten overvloede:
/
Consequenties verzoek PFZW aan Minister gebruik te maken van de bevoegdheid tot ambtshalve intrekking van de verplichtstelling voor de amateurkunst De financiële gevolgen van een ambtshalve intrekking van de verplichtstelling voor de werkgevers in de amateurkunst zijn nihil tot verwaarloosbaar. Momenteel zijn 9 werkgevers met gezamenlijk 48 werknemers in dienst op basis van de verplichtstelling voor de werkgevers in de amateurkunst bij PFZW ondergebracht. Deze werkgevers zal - aansluitend aan de intrekking van de verplichtstelling worden aangeboden om contractueel bij het fonds aan te sluiten ten behoeve van hun personeel. Verwacht wordt dat het merendeel van de werkgevers hiervan gebruik zal maken, nu de ambtshalve intrekking van deze verplichtstelling niet op verzoek van deze individuele werkgevers en hun personeel plaatsvindt.