Bekendmaking verzoek tot wijziging verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
MINISTERIE VAN SOGIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID BEKENDMAKING VERZOEK TOT WIJZIGING VERPLICHTSTELLING TOT DEELNEMING IN HET BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WONEN De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Maakt bekend: dat öp 17 december 2013 een aanvraag is ontvangen van organisaties van werkgevers eh van werknemers ih de bedrijfstak Wonen, daartoe strekkende dat de verplichtstelling, van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Wonen ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds\2000 zodanig wordt gewijzigd, dat de deelneming voor werknemérs geboren voor i; januari 1950 verplicht is gesteld tot de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Voör werknemers die geboren zijn na 31 december 1949 is de deelneming verplicht ; gesteld tot de eerste dag van de maand, waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt en; het werknemersbegrip als volgt is uitgebreid:.Tevens is werknemer degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat en die niet langer verzekeringsplichtig is voor de sociale werknemersverzekeringen vanwege het bereiken van de ; pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Wet van 31;mëi 1956, 281, zoals gewijzigd op:i2 juli 2012, Stb. 2012, 328 (i.w.tr. 1-12013), maar die dat wel was geweest wanneer de werknemer deze leeftijd niet zou hebben bereikt. 2. dat zienswijzen tegen inwilliging van bedoelde aanvraag schriftelijk kijnnen worden ingediend bij de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Uitvoeringstaken : : Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, f ii|i |f'^ 1 VIM liilnl 3p 3. dat de op de aanvraag betrekking hebbende stukken tijdens kantooruren ter inzage liggen bij de Directie Uitvoeringstaken :Arbeidsvoorwaardenwétgeving, Anna van Hannoverstraat 4, te 's-; : Gravenhage en digitaal te raadplegen zijn op http://cao.szw.nl. Inlichtingen terzake van dit verzoek kunnen worden verkregen onder tel.nr. 070-333 4121 (telefaxnr: 070-333 4090).
•s-Gravenhage,:
f(\a^r-V
BütM
De Staatssecretaris van Söcialé Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken i ArhoiHc\/nnrwaarrieiïi«etaevinq_;_:i.
Mr. M.H.M. van der Göes
_ . <^f>S
stichting pensioenfonds wonen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
INGEKOMEN
Ministerie van Sociale Zaksn en VVe'i'.goiiSgcnh-iïfJ
20
Postbus 90801
DLC
2013
2509 LV DEN HAAG
Nr.
behandeld door
doorkiesnummer
ons kenmerk
Alexander Roks
(06)51587061
20131217verplichtstelling
ondeiwerp
Datum
Uw kenmerk
Wijziging verpllchtstelling Stichting
17 december 2013
Pensioenfonds Wonen
Geachte heer, mevrouw, Hierbij ontvangt u, namens de sociale partners in de Wonenbranche en betrokken blj Stichting Pensioenfonds Wonen (hiema: PF Wonen), de aanvraag tot aanpassing van de verplichtstelling van de pensioenregeling van PF Wonen per 1 Januari 2014. Sociale partners Bij het pensioenfonds zijn de volgende sociale partners betrokken: •
Inretail
•
FNV Bondgenoten
•
CNV Dienstenbond
Reden aanpassing verplichtstelling Voomoemde organisaties besloten in 2013 om de pensioenrichtleeftijd voor deelnemers geboren na 31 december 1949 In de pensioenregeling met ingang van 1 Januari 2014 te verhogen van 65 naar 67 jaar. Zij verzoeken u de verpllchtstelling dienovereenkomstig te wijzigen. Overzicht van bijlagen In verband met voomoemd verzoek, ontvangt u de volgende bijlagen: •
tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van de verplichtstelling na wijziging;
•
fonnulier representativiteitsgegevens met als peildatum 1 Juli 2013
postadres Postbus 3183 3502 GO Utrecht | t)ezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meem | telefoon (088) 008 40 02 j e-mail
[email protected])l | website www.pensioenwonen nl | kvk 41178958 |
pagina
datum
ons kenmerk
2
17 december 2013
201312017verplichtstelling
Invloed wijziging wertdngssfeer op representativiteit In verband met het optrekken van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar, hebben wij gekeken naar de verwachte invloed op de representativiteit. Hiertoe hebben wij in kaart gebracht hoeveel deelnemers 65 Jaar en ouder zijn. Het pensioenfonds kent geen actieve deelnemers die 65 Jaar en ouder zijn. In de Wonenbranche zijn relatief weinig werknemers van 60 jaar en ouder werkzaam. 133 deelnemers in het bestand van het pensioenfonds zijn per 1 Jull 2013 64 Jaar en werkzaam bij een werkgever. Wanneer we aannemen dat dit aantal blijft werken wanneer zij 65 zijn, heeft dit geen invloed op het representativiteitscijfer van 59%, zelfs als zij allen bij ongeorganiseerde wericgevers werken. •
Kopie van een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van de wijzigingen van de reglementen.
Reglementen Het bestuur heeft voomoemd besluit van sociale partners in het vierde kwartaal van 2013 in de reglementen van het pensioenfonds verwerkt. Dus tijdig met het oog op de ingangsdatum van 1 januari 2014. U ontvangt een kopie van een door het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds gewaarmertct exemplaar van de reglementen zoals die vanaf 1 Januari 2014 van kracht zijn. Effect van de wijziging op de doorsneepremie en de kostendekkende premie Het bestuur heeft zich bij de vaststelling van de premie gebaseerd op de rente ultimo september en heeft rekening gehouden met relevante omstandigheden zoals het verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar. Het bestuur heeft de premie voor 2014 vastgesteld op 20,8%.
Tot slot Wilt u de ontvangst van deze aanvraag per email aan ons bevestigen? U kunt hien/oor het volgende e-mailadres gebruiken:
[email protected] WIJ verzoeken u ons spoedig te informeren over uw besluit op voornoemde aanvraag van sociale partners tot wijziging van de verplichtstelling van PF Wonen.
pagina
datum
3
17decernber2Ö13
: :
onskenmerk
201312017verplichtstelling
Bij vragen of bpnierkirigen kunt u contact opnenien met Ben Boostén,:fondsmanager: Zijn mobiele telefoonnurtimer is (06) 51587061. Met vriendelijkê groet, narnens het bestuur van het pensioenfonds,
A.A.M. Steijaert Voorzitter
Bljlagen:3
K.A. Prosrnan Secretaris -
Verplichtstelling van de deelneming in het Pensioenfonds Wonen De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Wonen is verplicht gesteld voor de werknemers vanaf de eerste dag van de maand, waarin de 20-jarige leeftijd wordt bereikt. Voor werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1950 is de deelneming verplichtgesteld_tot de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Voor werknemers die geboren zijn na 31 december 1949 is de deelneming verplicht gesteld tot de eerste dag van de maand, waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt. De verplichtstelling geldt niet voor de werknemers die: 1.
krachtens de wet verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds, waarvan de deelneming reeds verplicht was gesteld op 1 januari 1970, zij het evenwel dat de verplichtstelling tevens geldt voor de werknemers die uitsluitend of in hoofdzaak belast zijn met werkzaamheden van ambachtelijke aard;
2.
reeds sinds 28 mei 1968 deelnemer zijn in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, een en ander voor zover en zolang de deelneming voortvloeit uit een bestaande dienstbetrekking bij een onderneming, waarin het bedrijf van het vervaardigen van meubelen wordt uitgeoefend.
Hierbij wordt verstaan onder: A.
werknemer: a. degene die in dienstbetrekking in de zin van de sociale werknemersverzekeringen staat tot een werkgever als hierna onder B bedoeld, met uitzondering van degene die werkzaam is in een onderneming als hierna onder C sub b bedoeld, voor zover hij niet uitsluitend of in hoofdzaak belast is met werkzaamheden in often behoeve van de betreffende afdeling; b. degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat en die niet langer verzekeringsplichtig is voor de sociale werknemersverzekeringen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Wet van 31 mei 1956, 281, zoals gewijzigd op 12 juli 2012, Stb. 2012, 328 (i.w.tr. 01-01-2013)), maar die dat wel was geweest wanneer de werknemer deze leeftijd nog niet zou hebben bereikt;
B.
werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft waarin het woninginrichtingsbedrijf wordt uitgeoefend;
C.
woninginrichtingsbedrijf: a. de onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren c.q. eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard; b. de onderneming met een afdeling waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren c.q. eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard;
voor de toepassing van het bepaalde onder a en b wordt onder het verkopen aan eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen mede verstaan het verkopen van deze goederen aan grootverbruikers, alsmede aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming gebruiken, tenzij de vervaardiging van deze goederen in hoofdzaak in eigen onderneming pleegt te geschieden; voor de toepassing van het bepaalde onder a, b en c wordt onder "meubelen" verstaan: meubelen in de ruimste zin des woords met uitzondering van antieke meubelen, kindermeubelen, tuinmeubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen; het (woning)stoffeerdersbedrijf: het bedrijf dat, of een afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig leggen van vaste tapijten of lopers, het aanbrengen van bespanningsstoffen of verwerken daarvan tot wandbekleding, of herstellen van vloerbedekking of wandbekleding als hiervoor bedoeld; het behangersbedrijf: het bedrijf dat, of de afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig aanbrengen van behangsel; hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handeling in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede in de uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf; het detailhandelsbedrijf in keukens: de onderneming ofde afdeling van een onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren van keukens, al dan niet met inbouwapparatuur, wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard; hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede in de uitoefening van de detailhandel in doe-het-zelf artikelen en in bouwmaterialen; het detailhandelsbedrijf in badkamerinrichtingen: de onderneming ofde afdeling van een onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren en eindverbruikers van badkamersanitair en aanverwante artikelen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard; hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van de detailhandel in doe-het-zelf artikelen en in bouwmaterialen; het parketvloerenbedrijf: de onderneming ofde afdeling van een onderneming, waarin het bedrijf van het verkopen aan en/of het leggen bij particulieren c.q. eindverbruikers van parket en/of andere soortgelijke houten vloeren, alsmede linoleum, kurk-, kunststof- en laminaatvloeren, wordt uitgeoefend.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgekgenheid
FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS
(bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)
Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiei< te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand van dit formulier. Gebruikmaking van dit formulier Is vereist bij een percentage representativiteit onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde zienswijzen tegen de representativiteit daartoe aanleiding geven.
INHOUD 1
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
•
Werkgeversgegevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
•
Gegevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp
Pagina 1 van 12
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
Het verplichtstellen van de deelname in een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) vereist dat, naar het oordeel van de minister, het georganiseerde bedrijfsleven dat de aanvraag om (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling indient een belangrijke meerderheid van de in de betreffende bedrijfstak(ken) werkzame personen vertegenwoordigt. Het meerderheidsvereiste wordt aan de hand van de representativiteitsgegevens bepaald. De mate van representativiteit wordt als volgt berekend: •
•
het aantal werknemers in de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van werkgevers direct betrokken bij het bpf (indien van toepassing Incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn In de bedrijfstak) (teller), gedeeld door: het totale aantal werknemers in de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van werkgevers vallend onder de werkingssfeer (Indien van toepassing incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn In de bedrijfstak) (noemer).
De in de verplichtstelling van het bpf gedefinieerde werkingssfeer dient als uitgangspunt voor het bepalen van de aantallen personen in zowel de teller als de noemer. Tot het aantal personen kunnen naast werknemers ook zelfstandigen worden gerekend, indien in de werkingssfeer bepaald is dat deze ook op hen van toepassing is. Zelfstandigen dienen in voorkomend geval in de totaaltelling te worden meegenomen. Daarenboven dient in voorkomend geval in de representativiteitsopgave apart melding te worden gemaakt van de aantallen van deze specifieke groep, en van de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen. Wanneer het blj de aanvraag slechts om een deel van de werkingssfeer gaat of om één of meer van de bedrijfstakken in het geval van een bpf dat volgens de opgave van partijen meerdere afgebakende bedrijfstakken omvat, dan dient de representativiteitsopgave betrekking te hebben op de werkingssfeer van het deel van de bedrijfstak of de bedrijfstak(ken) waarop de aanvraag zich richt. In het geval van meerdere bedrijfstakken impliceert dit dat voor elke afzonderlijke bedrijfstak waarop de aanvraag betrekking heeft separaat de vereiste representativiteitsopgave dient te worden gegeven. Gezien de verstrekkende consequenties van het verplichtstellen van de deelname in een bpf is het noodzakelijk dat de representativiteitsopgave voldoet aan de eisen van: reproduceerbaarheid validiteit interne consistentie onderzoekstechnische kwaliteit, en actualiteit Het is een vereiste voor de beoordeling van het representativiteitscijfer dat dit reproduceerbaar is. Brongegevens, gebruikte enquête, uitgevoerde berekeningen, analyses en extrapolatie moeten beschikbaar zijn, zodat desgevraagd een accountant, dan wel het Ministerie van SZW op basis hiervan het cijfer zelfstandig kan reproduceren. Het begrip validiteit heeft betrekking op de vraag of daadwerkelijk is gemeten wat beoogd was. Is het te meten begrip, werkzame personen, op de juiste wijze gedefinieerd én zijn vervolgens de werkzame personen ook conform de operationalisering gemeten. Voor het begrip werkzame personen bijvoorbeeld speelt dan de werkingssfeer een rol en of op een juiste wijze is gecorrigeerd voor werkzame personen die In de werkingssfeer worden uitgesloten.
Pagina 2 van 12
Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in belde gelijk zijn. En ook de peildatum o f d e peilperiode moeten in teller en noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen.
Pagina 3 van 12
WERKGEVERSGEGEVENS
Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^?
1657 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 september 2013
Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf?
3.511 Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn.
1 juli 2013 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het bpf valt moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat In op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
'
Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij lld is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 12
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie In de bronbestanden (ad. 4) Voor het toetsten van de representativiteit hebben wij obv het bronbestand van het pensioenfonds bepaald welke werkgevers georganiseerd zijn door het bestand te vergelijken met de ledenlijst van de werkgeversorganisatie (Inretail)
•
Er is Geef » • •
gebruik gemaakt van meerdere bestanden. onderstaand een beschrijving van: de representativiteit van de bestanden (ad. 2) uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1)
De twee bestanden zijn gematched en er zijn geen dubbeltellingen.
•
De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek •
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) n.v.t.
Pagina 5 van 12
Extrapolatie •
Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) n.v.t.
Peildatum •
Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overig •
Overige opmerkingen n.v.t.
Pagina 6 van 12
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
20.013 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrljfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 september 2013
Werknemers gebonden door de verpiichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verpllchtstelling (in voorkomend geval inclusief personen die In een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ? 32.760 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn.
1 juli 2013
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing Is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is blj een werkgever die lld is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina 7 van 12
opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5).
Bestaande bronnen/bestanden Voor het geef een • de • de • de • de
uitgevoerde onderzoek, beschrijving van: gebruikte bronnen (ad. 2) bronnen In relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) uitgevoerde correctie In de bronbestanden (ad. 4) gehanteerde meeteenheid (ad. 3)
Voor het toetsten van de representativiteit hebben wij obv het bronbestand van het pensioenfonds bepaald welke werknemers georganiseerd zijn door het bestand te vergelijken met de ledenlijst van de werkgeversorganisatie (Inretail)
•
Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van matching van bestanden (ad. 1) De twee bestanden zijn gematched en er zijn geen dubbeltellingen.
•
Sluiten de bronnen niet volledig aan blj de werkingssfeer, geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek •
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van:
Pagina 8 van 12
de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) n.v.t.
Extrapolatie •
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geef een beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) n.v.t.
Peildatum •
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk Is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties In de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overig •
Overige opmerkingen
n.v.t.
TOELICHTING De door partijen bij een aanvraag tot (wijziging/intrekking van de) verpllchtstelling van de deelname in een bpf aangeleverde representativiteitsgegevens dienen, ten behoeve van de beoordelingscriteria, te worden voorzien van een toelichting op de volgende punten: 1.
De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd Pagina 9 van 12
a. populatieonderzoek b. steekproefonderzoek c. extrapolatie 2.
De gebruikte bronnen voor het onderzoek a. uitgevoerde correcties
3.
De wijze van meting a. aard van de gegevens
4.
De relatie tot de werkingssfeer van de verplichtstelling a. uitgesloten werkzame personen b. vrijwillige aansluiting c. vrijgestelden d. deelnameleeftijd
5.
De peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben
ad 1
Gehanteerde
onderzoeksmethode
Het is noodzakelijk dat een beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode wordt gegeven. Het gaat om de vraag hoe de gegevens zijn verzameld. Idealiter wordt er gebruik gemaakt van populatiebestanden, zowel voor werkgeversaantallen als aantallen werkzame personen. Indien geen populatiegegevens beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van steekproefonderzoek. Het gebruik van steekproefgegevens vereist dat een toelichting wordt gegeven op de uitvoering van de enquête, de respons, de representativiteit, verzamelde aanvullende informatie, uitgevoerde berekeningen en schattingen. Aandachtspunten: Beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode. Een beschrijving van de hierbij gebruikte bestanden. De manier waarop de steekproef is getrokken (waaronder het gebruikte steekproefkader). De respons van de steekproef. De representativiteit van het steekproefonderzoek. Op bestanden toegepaste correcties ten opzichte van de populatie; Het gebruik van aanvullende informatie. De manier waarop berekeningen, schattingen en eventuele extrapolaties zijn uitgevoerd. Het is niet zorgvuldig om het aantal werkzame personen van nietresponderende bedrijven op nul te schatten. Streef altijd naar de verkrijging van gegevens uit één bronbestand. Dit doet u door het bestand, waarin de gegevens van de blj het bpf betrokken werkgevers zijn opgenomen, te matchen met het bestand waarin de totale aantallen werkgevers en werkzame personen zijn opgenomen. Een nadere uitleg over de uitvoering van het matchen van bestanden is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website http://cao,szw,nl. onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2
Gebruikte
bronnen
Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar. Ook zijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verpllchtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven.
Pagina 10 van 12
Aandachtspunten: • Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens ult verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderlinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. • Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. • Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. ad 3
Wijze van
meting
Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verplichtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van Interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: • De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt In dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4
Relatie tot de
werkingsfeer
De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zijn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook In de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten: • Aandacht voor vrijwillig aangesloten werkgevers die in de representativiteitsopgave niet mogen worden meegenomen. • De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoger personeel. • In de tellingen moeten van de verplichte deelname in het bpf vrijgestelde werkgevers en hun werknemers wel worden meegerekend. • Bestanden dienen -indien van toepassing- gecorrigeerd te worden voor jongeren die niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vallen vanwege een ondergrens in de deelnameleeftijd. ad 5
Actualiteit
van de cijfers
Pagina 11 van 12
Voor de representativiteitsopgave dient de datum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben te worden vermeld. Als regel geldt dat gegevens, om te voldoen aan de eis van actualiteit, In beginsel niet ouder dan één jaar mogen zijn gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Tevens geldt dat de verschillende peildata niet te ver uit elkaar moeten liggen, omdat anders de interne consistentie van de representativiteitsopgave in het geding is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de peildata niet meer dan één jaar uiteen mogen liggen. In geval de peildata te ver in het verleden liggen kunnen de gegevensbestanden op basis van de werkgelegenheidsontwikkeling in de branche worden geactualiseerd, oftewel geëxtrapoleerd. De marktontwikkelingen in het verleden vormen de basis om de huidige waarden met een zekere onzekerheidsmarge te voorspellen. Het is dan wel van belang om expliciet te vermelden op welke gegevens deze extrapolatie Is gebaseerd en hoe die is uitgevoerd. De bestanden die hiervoor gebruikt worden moeten vergelijkbaar zijn naar bijvoorbeeld verhouding voltijders-deeltijders o f d e verhouding grote-kleine bedrijven. Aandachtspunten: • De actualiteit van de gebruikte gegevens. Deze mogen gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag in beginsel niet ouder zijn dan 1 jaar. Indien de gebruikte gegevens ouder zijn, dient vermeld te worden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (zie ook aanvulling blj de vraag over actualiteit). • Het toepassen van extrapolatie. Indien op basis van andere gegevensbronnen de gegevens voor de representativiteitsopgave zijn geactualiseerd dient aangegeven te worden welke bronnen gebruikt zijn en op welke wijze voor onderlinge afwijkingen tussen de bronnen is gecorrigeerd. Een nadere uitleg over de wijze van extrapoleren is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avvverzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 21 (zie de website http://cao.szw.nl. onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008 ). • De peildatum dan wel de periode waarop de gegevens betrekking hebben.
Pagina 12 van 12
stichting Pensioenfonds Wonen
Verpiichtstelling Statuten Pensloenreglement voor deelnemers geboren na 1949 Pensioenreglement voor deelnemers geboren voor 1950 Ultvoeringsreglement Reglement Deelnemersraad Reglement Verantwoordingsorgaan Reglement Visitatiecommissie Reglement Commissie van Beroep Reglement Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesiulten Regiement Commissies Reglement Geschillencommissie
colofon administrateur Syntrus Achmea Pensioénbehèer N.V. Rijnzathe 10, 3454 PV De Meern Postbus 3183. 3502 GD Utrecht Telefoon (030)245 39 22 versie Januari 2014 71478 012009
Paneloonreglement voor deelnamers geboren na 1949
pagina 1 j 44
inhoud
r
•
—
Pensioenraglement voor deelnemers gebaren na 1949
— —
pagina 3 j 44
'
3 pensioenreglement voor deelnemers geboren na 1949 HOOFDSTUK I
Artikel 1
ALGEMEEN
Begripsomschrijvingen
in dit pensioenreglement worden geacht le zijn opgenomen de begripsomschrijvingen, opgenomen In artikel 2 van de statuten. Voorts wordt In dit pensioenreglement verstaan onder 1.
deelnemer de werknemer of gewezen werknemer die geboren is na 31 december 1949 en op grond van het pensioenreglement pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds;
2.
gewezen deelnemer de gewezen werknemer die geboren is na 31 december 1949, door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
3.
partner onder partner wordt verstaan:
4.
a. b.
de persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd; 6f de ongehuwde persoon die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijlte stand; óf
c.
de ongehuwde persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert;
gezamenlijke huishouding: van een gezamenlijke huishouding van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een ongehuwde persoon is sprake indien: 3.
een - ai dan niet in een notariële akte vastgelegde - samenlevingsovereenkomst is aangegaan, welke aan het pensioenfonds is overlegd, krachtens welke de partners zich verbonden hebben duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren, onder de verplichting gezamenlijk te voorzien in huisvesting en in eikaars verzorging, mits tussen hen geen bloed- en aanvenvantschap in de eerste graad bestaat en er sprake is van niet meer dan éèn partner. Indien geen (notarieel verteden) samenlevingsovereenkomst kan worden overiegd dient de Verklaring samenleving van het pensioenfonds te worden overiegd;
b.
uit inschrijving in het bevoll
c. 5.
gewezen partner de persoon die partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geweest;
6.
nabestaande: de persoon die op de dag van overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde diens partner was;
Pensioenreglement voor deebtemers geboran na 1949
pagina 4 j 44 ^
7.
nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;
6.
partnerpensioen: een uitkering voor de (gewezen) partner wegens het overiijden van de (gewezen) deelnemer;
9.
kind: het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het pleeg- en stielkind dat door hem als eigen kind wordt ondertiouden en opgevoed, indien en zolang: a. b.
de leeftijd van 18 jaar nog niet Is bereikt: óf tussen de 18-jarige en de 27-jarige leeftijd de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van ondenwijs of van een beroepsopleiding;
10.
pensioenaanspraak; het recht op een nog niet ingegaan pensioen;
11.
pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen;
12.
aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
13.
pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
14.
gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
15.
pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt;
16.
pensioneringsdatum: de eerste dag van de maand waarin de (gevirezen) deelnemer voor het eerst ouderdomspensioen van het fonds ontvangt:
17.
deeitijdfactor de verhouding tussen het aantal uitbetaalde uren blj de wericgever en de nonnale artKidsduur in de CAO Wonen, vemienigvuldigd met 100%, met dien verstande dat de deeltijdfactor nooit hoger is dan 100%;
18.
pensioengevend loon: alle componenten in het loon in de zin van hooftistuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen of het unifomn Ioonbegrip, met uitzondering van: a.
urtkeringen en verstrekicingen ingevolge de Wet op de artjeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet weri< en inkomen
b.
het genot van een door de wertcgever ter beschikking gestelde auto;
c.
het loon dat t>etrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt.
d.
de uitkering van levenslooptegoed.
naar arbeidsvermogen of de Weridoosheidswet en hierop door de v/eritgever verstrekte aanvullingen;
Het loon dat meer heeft toedragen dan het maximum premieioon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaartiasis (2014: € 51.414.-). blijft buiten aanmeriting. Indien de dienstbetrekking een deel van een
Pensloenreglement voor deelnamers geboren na 1949
pagina S | 4 4
"1
kalenderjaar betreft, dan wel de vrertcnemer minder dan de volledige arbeldstyd wertczaam is, wordt het maximum premieioon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wonJt het maximum premieioon uitgedrukt in een uurtiedrag door het maximum premieioon op jaartiasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de normale artieldsduur in de CAO Wonen, vraartiij het maximum uurtoon op vijf cijfers achter de komma naar beneden wordt afgerond; 19.
pensioengrondslag: het pensioengevend loon verminderd met de voor het loonlijdvak van toepassing zijnde franchise, waartiij als franchise aangehouden wondt het aantal over het loonlijdvak uitbetaalde uren bij de werkgever, vermenigvuldigd met de In lid 20 bedoelde uurfranchise;
20.
franchise: een bedrag dat jaariijks voor het daarop volgende kalenderjaar door het bestuur wordt vastgesteld (2014: € 12.564,-). Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de wericnemer minder dan de volledige artieidstijd wertczaam is, wordt de franchise naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt de franchise uitgedrukt in een uurbedrag door de jaarfranchise te delen door het aantal uren per jaar volgens de nomale artieldsduur in de CAO Wonen, waarbij de uitkomst op vijf cijfers achter de komma naar beneden wordt a^erond (2014: € 6.53014);
21.
WIA-uitkering: een artieidsongeschiktheidsuitkering, dan virel een WGA-uitkering krachtens de Wet weric en inkomen naar artieidsvermogen (WIA);
22.
FVP: de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenvertekering te Amsterdam;
23.
afkoopgrens: het grensbedrag bedoeld in artikel 66. eerste lld, van de Pensioenwet (2014: € nog niet bekend per jaar);
24.
AOW: Algemene Ouderdomswet;
25.
AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a. eerste lid, van de Algemene Ouderdomsviret.
Artilcel 2 1.
Deelneming
Deelnemer Deelnemer is: a. b.
de vrertcnemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verpiichtstelling krachtens de wet; de wericnemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn wertcgever en het fonds gesloten aansluitingsovereenkomst;
c. de gewezen wericnemer indién en zolang zijn deelneming op grond van het tweede lid wordt voortgezet De deelneming vangt op zijn vroegst aan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 20 jaar wordt. 2.
Vaarlzetting van de deelneming Na beëindiging van de dienstbetrekking met de wertcgever wordt de hoedanigheid van deelnemer behouden: a. indien en zolang de deelnemer de pensioenopbouw vrijwillig voortzet; b. Indien en zolang de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens - al dan niet volledige - artieidsongeschiktheid of wericloosheid die is ingetreden voor 1 januari 2011;
Pensloenreglement voor deelnemen geboran na 1949
pagina 6144 ^
c.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting óp de periode waarin de pensioenopbouw wegens werkloosheid die is ingetreden voor 1 januari 2011 werd voortgezet, mits de deelnemer vervolgens in aanmericing komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
d.
indien en zolang de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op de periode waarin de wertcgever krachtens artikel 7:629 BW verplicht was het loon door te betalen, welke loondoorbetalingsplicht eindigde door beëindiging van de dienstbetrekking wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de wericgever, mits de deelnemer vervolgens in aanmerking komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
e.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet In aansluiting op een dienstbetrekking die beëindigd werd wegens bedrijfesluiling door dan wel faillissement van de wericgever. mits de deelnemer vervolgens In aanmericing komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
f.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachlens de Ziektewet In aansluiting op de periode waarin de wertcgever krachtens artikel 7:629 BW verplicht was het loon door te betalen, welke loondoorbetalingsplicht eindigde door beëindiging van de dienstbetrekking wegens bedrijfssluiting door dan viml faillissement van de werkgever, mits de deelnemer tijdens het ontvangen van deze uitkering komt le overiijden;
g.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op een dienstbetrekking die beëindigd werd wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de wericgever. mits de deelnemer tijdens het ontvangen van deze uilkering komt te overiijden; indien en zolang de deelnemer recht heeft op een loongerelateerde ullkering krachtens de Wericioosheidswet. aansluitend een uitkering ontvangt krachtens de Ziektevret en tijdens het ontvangen van deze uitkering komt te overtijden, liehoudens toepassing van het bepaalde onder c;
h.
i.
3.
indien de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachlens de Ziektewet in aansluiting op de beëindiging van de dienstbetrekking en aansluitend aan de uitkering krachtens de Ziektewet in aanmericing komt voor een uitkering op grond van de WIA.
Einde van de deelneming De deelneming eindigt op de dag: a. b.
direct voorafgaand aan de pensioneringsdalum. behoudens voor zover de dienstbetrekking met de wericgever (gedeeltelijk) wordt voortgezel; van het tussentijds, dat wil zeggen vóór de pensioneringsdalum, beëindigen van de dienstbetrekking mel een wericgever. tenzij:
aansluitend een dienstbetrekking met een aangesloten wericgever wordt aangegaan; de deelneming wordt voortgezel op grond van het tweede lid; c. van hel tussentijds eindigen van de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder b; d. van het eindigen van de voortzetting van de deelneming op grond van het tweede lid; e. van het overiijden van de deelnemer De deelneming eindigi uiteriijk op de pensioendatum.
Artikel 3 1.
Uitbetaling van pensioen
Aanvraag en toekenning van pensioen Pensioenen worden door hel fonds toegekend en uitbetaald op schriftelijke aanvraag door of namens de pensioengerechtigde gericht aan de administrateur. Het fonds is bevoegd een pensioen uit eigen beweging toe te kennen indien de aanvraag om pensioen niet is gedaan, maar genoegzaam vaststaat dat recht op uitkering bestaat.
2.
Aanvraag herschikken
Pensleenraglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 7 | 44
De administrateur infomneert de (gewezen) deelnemer, op verzoek dan wel uiteriijk zes maanden vóór de pensioendatum, als ook uiteriijk zes maanden voor de AOW-gerechtigde leeftijd indien deze eerder is gelegen dan de pensioendatum, over de mogelijkheden om: a. b. c.
een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen; partnerpensioen ult te ruilen in ouderdomspensioen; ouderdomspensioen te vervroegen;
d. de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren; e. dan wel een combinatie van deze mogelijkheden. De (gewezen) deelnemer maakt een voorgenomen keuze als hier bedoeld, uiteriijk vier maanden vóór de pensioneringsdatum aan de administrateur kenbaar De administrateur infonneert de (gewezen) deelnemer over de gevolgen van de voorgenomen keuze voor wal betreft de hoogte van het pensioen. Op basis van deze infomialie maakt de (gewezen) deelnemer zijn definitieve keuze uitertijk twee maanden vóór de pensioneringsdalum bekend aan de administrateur 3.
Termijnen en Inhoudingen De pensioenen worden uitbetaald - onder aftrek van wettelijke inhoudingen - in maandelijkse temiijnen, aan het einde van iedere kalendermaand, in afwijking van het voorgaande kan hel fonds bepalen dat een pensioen in halQaartijkse of driemaandelijkse tenmijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse tennijnen van het pensioen minder zijn dan een door hetftindsbepaald bedrag.
4.
Bewijsstukken Bij de aanvraag om pensioen dienen door het fonds nodig geachie stukken en gegevens le worden verstrekt, waaruit het recht op pensioen blijkt Indien pensioen uitbetaaU wordt aan een in het buitenland wonende pensioengerechtigde, verstrekt deze het fonds op verzoek en tenminste 1 maal per jaar een bevirijs van in leven zijn om vast te stellen of hel recht op pensioen nog steeds bestaat.
5.
Afkoopvertod Aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, ven^reemd of prijsgegeven, dan wel fonneel of feitelijk voonwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien blj of krachtens de Pensioenwet.
6.
Ven/allen van niet opgevraagde pensioentermijnen De uitbetaling van pensioen kan worden opgeschort indien: a.
het pensioen niet is aangevraagd dan wel de door hel fonds nodig geachte stukken en gegevens niet worden verstrekt;
b. c.
een pensioengerechtigde op pensioen met onbekende bestemming is vertrokken; de in het buitenland wonende pensioengerechtigde hef door het fonds gevraagde bewijs van in leven zijn niet periodiek inzendt.
Een pensioenuitkering waarover op grond van een van deze situaties niel is beschikt, vervalt aan het fonds na het overiijden van de pensioengerechtigde. Hel bestuur kan echter besluiten, op verzoek van de wettelijke erfgenamen, de pensioenuitkeringen aan deze er^enamen uit te betalen. 7.
Ten onrechte verstrekte pensioentennijnen Ten onrechte verstrekte pensioentennijnen worden door of namens hel fonds teruggevorderd.
Artiicei4
Gemoedsbezwaarde werltnemers
1. Gemoedsbezwaren De wericnemer die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur op zijn veizoek worden vrijgesteld van de verpllchtstelling. 2.
Oe aanvraag
Pensloenreglement voor deelnemere gelwren na 1948
pagina 8 j 44
'
De vrijstelling wordt aangevraagd door het indienen van een door de aanvrager ondertekende vericlaring. Oeze vertdaring houdt ten minste in dal de aanvrager overwegende gemoedsbezwaren heeft legen elke vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand andere, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door de wertcgever ingediende vericlaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als wericgever opgelegde verplichtingen. 3.
Indienen van de aanvraag De in hel tweede lid bedoelde vericlaring wordt ingediend bij het fonds. Het fonds onderzoekt ofde vericlaring overeenkomstig de waartieid is.
4.
Verlenen van de vrijstelling Als de verklaring naar de mening van het fonds overeenkomstig de waarheid is, verieent het fonds de vrijstelling. Aan de vrijstelling kunnen voonwaarden worden verbonden die nodig zijn in vertiand met de administratie van het fonds. Aan een wericgever die heeft veridaard geen gemoedsbezwaren le hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan In zijn hoedanigheid van wericgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5.
Bewjfs van vrijstelling Het fonds verstrekt een bewijs van de verieende vrijstelling. De persoon ofrechtspersoondie is vrijgesteld van zijn verplichtingen als wericgever, is verplicht te zorgen dat het verstrekte bewijs van vrijstelling of een afschrift daarvan wordt en blijft opgehangen op een plaats, die vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen le komen, op zodanige wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk slaat venneld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.
6. Spaarbijdragen De wericnemer die is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen die hij verschuldigd zou zijn Indien hij geen vrijstelling had, aan het fonds in de vomi van spaarbijdragen. Dil geldt ook voor de wericgever die niel is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verschuldigd is voor een wericnemer die wel is vrijgesteld. 7.
Omzetting in pensioenaanspraken Op basis van een verzoek van de werknemer die niel is vrijgesteld en in dienst is van een wertcgever die wel is vrijgesteld, betaalt de wericgever zowel de door de werknemer als de door de wericgever verschuldigde bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden aangemèrict als pensioenpremies en de wericnemer vericrijgt evenredige pensioenaanspraken overeenkomstig hel pensioenreglement.
8. Spaarrekening De op grond van het zesde lid ten behoeve van een wericnemer betaalde spaarbijdragen worden door het fonds geboekt op een ten name van die wericnemer staande spaanBkening. Het fonds verstrekt jaariijks aan de wertcnemer met een spaarekening, een opgave van hel saldo op de spaanekening aan hel eind van het voorgaande kalenderjaar. Het spaarsaldo wordt jaartijks per 1 januari verhoogd met de in het voorgaande kalenderjaar geldende rekenrente, verminderd met 0,5%punt, alsmede, indien de pensioenaanspraken zijn verhoogd op grond van artikel 33, mei het percentage van die verhoging. 9.
Intrekken en ven/allen van de vrijstelling Een vrijstelling wordt door hel fonds ingetrokken: a. op verzoek van de wericnemer aan wie de vrijstelling is verieend; b. als naar het oordeel van het fonds de gemoedsbezwaren op grond waan/an de vrijstelling Is verieend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. De vrijstelling kan door hel fonds worden Ingetrokken als de betrokkene de bij de vrijstelling gestelde voonwaanlen niet of niet behooriijk naleeft.
Pensloenreglement voor deelnemere geboran na 1949
pagina 9 144
10. Gevolgen van intrekken en van/allen van de vrijstelUng Door hel intrekken of het vervallen van de vrijstelling wrardltenaanzien van de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het spaarsaldo vervalt en wordl omgezet in evenredige pensioenaanspraken.
Artiltel 5
Uitbetaling van spaarbijdragen
1. Uitkeringen Het gespaarde bedrag voor de ven/anging van de andere pensioenen wordt vanaf de 67-jarige leeftijd In gelijke termijnen aan de wertcnemer uitgekeerd gedurende 15 jaar 2.
Overlijden vóór Ingang van de uitkeringen Blj het overiijden van de wertcnemer voordat de urtkeringen zijn ingegaan, virorden de spaartiedragen in gelijke termijnen uitgekeerd aan de partner gedurende 15 jaar Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar worden de spaarbedragen uitgekeerd aan de kinderen In de periode tussen het overiijden van de wertcnemer en de 18-jarige leeftijd van hel jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wonlen de spaartiedragen in een bedrag ineens urtgekeerd aan de erfgenamen.
3.
Overiijden na Ingang van de uitkeringen Blj het overiijden van de wertcnemer nadat de uilkeringen zijn ingegaan, wonit de belaling van de vastgestelde uilkeringen voor de nog resterende periode voortgezel aan de partner Als er geen partner is, maar vi«l één of meer kinderen onder de 18 jaar, geschiedt de uilkering aan de kinderen in de periode tussen het overiijden van de wertcnemer en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt hel nog niel uitgekeerde spaartiedrag aangewend in een bedrag ineens uitgekeerd aan de erfgenamen.
4.
Vaststeiling gelijke termijnen Oe gelijke termijnen als bedoeM in het eerste, tweede en derde iid worden bij ingang van deze uitkeringen vastgesteld door het gespaarde bedrag te delen door de uitkeringsduur in maanden. Ingegane uitkeringen worden jaariijks per 1 januari vertioogd met de In het voorgaande kalenderjaar geldenderekenrente,vemiinderd met 0,5%punt, alsmede, indien de ingegane pensioenen zijn vertioogd op grond van artikel 33, met het percentage van die verhoging.
5.
Afkoop Als bij toepassing van het eerste of tweede lid de urtkering op jaartiasis niet meer bedraagt dan de afkoorerens. wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de wertcnemer, de partner of de kinderen.
Artikels
Verplichtingen van deelnemers en andere belangliebbenden
1.
Naleving statuten en reglementen Elkë deelnemer, gewezen deelnemer andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement bepaalde.
2.
Informatieverstrekking door deelnemers en andere belanghebbenden Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht aan het fonds, binnen een door hetfondsgestelde temiijn, alle stukken en gegevens te verstrekken die hel fonds nodig acht voor de goede uilvoering van de statuten en van dil reglement. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vasttestellen en teregistreren.Indien gedurende een jaar na bekendmaking niet gereageerd is op door hel fonds geregistreerde gegevens, mag het fonds veronderetellen dat deze correct zijn en is het fonds bevoegd eventueel later gemelde wijzigingen niel doortevoeren.
3.
Endigen gezamenlijke huishouding
^ Pensioenreglement voor deeinemera geboren na 1949
'
pagina 10 144 ^
De deelnemer gewezen deelnemer of gepensioneerde van wie de gezamenlijke huishouding is geëindigd, is verplichl de beëindiging van de gezamenlijke huishouding te melden aan het fonds, onder overiegging van een notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst ofde (Eenzijdige) Vericlaring beëindiging samenleving van het pensioenfonds. 4.
Uitsluiten van aansprakelijkheid Het fonds aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet aanleveren van infonmatie, dan wel het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige infonnatie.
Artikel 7 1.
Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan venworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uilslullend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in steat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten wericgevere onevenredig worden geschaad; en c.
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerict in het kortetennijnherstelplan.
2.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vennindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3.
De vennindering, bedoeld in het eerste lld, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemere, pensioengerechtigden, aangesloten wericgevers en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 8 1.
Klachten
Klachtenregeling Een deelnemer gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij de administrateur een klacht In te dienen over de uitvoering van ditreglementDe klacht kan zowel mondeling als schriftelijk als per e-mail worden ingediend. De klacht bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de wijze van uitvoering van de wertczaamheden waarover geklaagd wordt.
2.
Behandeling van de klacht De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De administrateur stuurt binnen twee wertcdagen na de dag van ontvangst van de klacht aan klager een schriftelijke ontvangstbevestiging, tenzij de klacht binnen twee wertcdagen kan worden a^ehandeld. De ontvangslbevestiging beval informalie over de venwachte tennijn van aftiandellng en geeft aan tol wie de klager zich kan wenden blj vragen.
b.
De klacht vrordt in beginsel binnen tien wericdagen na de dag van ontvangst a^ehandeld. Indien de klacht niet binnen deze termijn kan worden afgehandeld, deelt de administrateur dit vóór het einde van die temiijn schriftelijk aan klager mee, waartiij een nieuwe aftiandelingstennijn wordt vermeld,
c. d
Klager kan zich ter behartiging van zijn belangen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Klager wondt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt nader toe te lichten. Indien dil noodzakelijk is voor de goede afhandeling van zijn klacht, Klager heeftrechtop inzage in hel klachtdossier.
e. f
Het oordeel over de klacht dient gebaseerdtezijn op een toereikend onderzoek en op voor klager kenbare feiten en stukken.
g.
De beslissing dient te berusten op een deugdelijke motivering en dient op alle onderdelen van de klacht in te gaan. De beslissing bevat een oordeel over de vraag ofde wijze van uitvoering van de wericzaamheden waarover geklaagd wordt voldoende zorgvuldig jegens klager is geweest
Pensloenreglement voor deelnemere geboran na 1948
pagina 11 | 44
1
3.
h.
Indien na een gedegen onderzoek wordt vastgesteld dal het niet mogelijk Is de ware toedracht met zodanige zekerheid te achterhalen dat daarop een oordeel gebaseerd kan worden, kan hel geven van een oordeel achterwege blijven.
1.
De beslissing op de klacht wordt schriftelijk aan klager meegedeeld,tenzijklager heeft aangegeven daarop geen prijstestellen.
Beroep op het bestuur Indien klager hel niel eens is met de beslissing van de administrateur heeft klager hetrechtin beroeptegaan bij hel bestuur Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Klager kan binnen veertien dagen nadat hij over de beslissing op de klacht is geïnfomièerd. schriftelijk, mondeling of per e-mail verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dil verzoek bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de redenen waarom naar hel oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stand kan blijven. Het bestuur geeft een oordeel over de vraag of de beslissing op de klacht in redelijkheid genomen had kunnen worden. Klager woidt zo spoedig mogelijk op de hoogle gesteld van het besluit van het bestuur
4.
Beroep op efe Ombudsman Pensioenen Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, heeft klager het recht een beroep te doen op de Ombudsman Pensioenen. Drt wordt bij de beslissing van het bestuur aan klager meegedeeld. De klacht wordt als volgt afgehandeld. a. b.
De Ombudsman neemt klachten in behandeling, die betrekking hebben op de urtvoering van dit reglement. De Ombudsman neemt een klacht niet in behandeling indien: klager geen gebmik gemaakt heeft van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de administrateur, dan wel klager, Indien hij hel niet eens is met de beslissing van de administrateur niet in beroep is gegaan bij het bestuur; of
c. d. e. f
Artikel 9
hem bekend is dat deze in handen van een advocaat is gesteld. aan het oordeel van derechieris ondenworpen of waarin een onhen-oepelijkerechteriijkeuitspraak Is gedaan. Klachten kunnen zowel schriftelijk als mondeling aan de Ombudsman worden voorgelegd. De Ombudsman kan te allen tijde deskundigen raadplegen bij de behandeling van bij hem ingediende klachten. De Ombudsman handelt een klacht af door het geven van een schriftelijk advies dal hij uitslurtend aan klager en het bestuur ter kennis brengt Indien het bestuur beslurt het advies van de Ombudsman niet op te volgen, stelt het fonds klager daan/an schriftelijk en gemotiveenl in kennis. Het fonds verstrekt de Ombudsman een afschrift van het besluit De Ombudsriian doel daarvan mededeling aan de voorzitter van het bestuur van de Vereniging van Bedrijfstekpensioenfondsen onder overiegging van het uitgebrachte advies.
Geschillen
1. Geschillencommissie Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde die een geschil heeft met het fonds inzake een besluit van het bestuur niet zijnde een beslurt van algemene strekking of een beslurt als bedoeld In artikel 4. kan dil geschil voorieggen aan de geschillencommissie bedoeld in artikel 27 van de statuten. De geschillencommissie brengt in een voorgelegd geschil een advies uit. De vrericwijze van de geschillencommissie is vastgelegd in het Reglement van de geschillencommissie. 2.
Bezwaar blj vrijstelling Degene vwens belang rechtstreeks bij een beslurt over vrijstelling is betrokken, kan tegen een beslurt om vrijstelling le verlenen ofteweigeren of in le trekken, dan wel tegen de daaraan vertionden voonwaanlen. bezwaar maken bij hel bestuur Het bezwaarechrift wordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop hel beslurt bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevattenminste de naam en het adres van de indiener de dagtekening, een omschrijving van hel bestreden beslurt en de gronden van het bezwaar Bij hel nemen van een beslurt op hel bezwaarechrift wordt het bestuur
Peneloenfeglement voor deelnemers geboren na 1949
pagina 12 144
1
geadviseerd door de Adviescommissie Bezwaarechriften vrijstellingsbésluiten.
Beroep blj vrijstelling De belanghebbende kan tegen een beslurt op het bezwaarschrift beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Hel beroepschrift wordt Ingediend binnen zes weken na de dag waarop het beslurt bekend is gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
HOOFDSTUK II
VERPLICHTE PENSIOENREGELING
Artikel 10
Pensioenaanspraken
1. Aanspraken De deelnemer heeft, indien en voor zover de daartoe verachuldigde premies, met inachtneming van het bepaalde In lid 3, aan hetfondszijn betaald, aanspraak op: a. b. c. d.
een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf; een levenslang partnerpensioentenbehoeve van zijn partner; levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van zijn gewezen partner een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van zijn kind of kinderen;
e.
een tijdelijk artieidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van zichzelf, indien hij in aanmericing komt voor een vervolgurtkering krachtens de Wel opde artieidsongeschlklheidsverzekering; en een tijdelijk ANW-pensioen ten behoeve van zijn partner
f.
2. Karakter De in het eerete IW genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst, dat is een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. 3.
Niet aan het fonds afgedragen premie Indien de wericgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordl voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van de deelnemer en zijn nagelalen betrekkingen de premie geacht aan het fonds le zijn betaald, tenzij: a. b.
het premie betreft die verechuldigd is over de in artikel 64. lid 1, onder c, van de Wericioosheidswet bedoelde periode; er sprake is van kwade trouw bij wericgever en vrericnemer Hiervan is in ieder geval sprake indien 'het premie betreft die verechuldigd is door een wericgever die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de wertcnemer daarmee heeft ingestemd;
c.
het premie betreft die verechuldigd is door een in een andere lidsteat gevestigde wericgever, die zich niet heeft aangemeld bij het fonds én hel fonds inredelijkheklniet kon weten dal de virericgever wericnemere in Nederland te weric heeft gesteld; of
d.
om een andere reden niet van het fonds kan worden venwacht dal hel pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent
Artikel 11 1.
Ouderdomspensioen
Uitkeringsperiode Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, óf de eerdere of latere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig hel bepaalde in artikel 37. en eindigt op
Pensioenreglement voor deelnemen geboren na 1949
pagina 13 144 ^
de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overiijdl. 2.
Hoogte ouderdomspensioen Vanaf 2014 bedraagt het jaariijks ouderdomspensioen voor elk opbouwjaar 1,75% van de pensioengrondslag over het desbetreffende jaar. Op de ingangsdatum is het jaarlijks ouderdomspensioen gelijk aan de som van de vanaf 2014 jaariijks opgebouwde ouderdomspensioenen, eventueel vermeerderd met het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 50. eerete lid en vierde lid.
3.
Pensioenopbouw blj ziekte Indien het loon veriaagd is in vertiand met ziekte, kan - in afwijking van het tweede iid - de pensioenopbouw voortgezet worden over het verechil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf de veriaging van het loon, legen beteling van de volledige premie.
Artikel 12 1.
Partnerpensioen
Uitkeringsperiode Hel partnerpensioen gaat In op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overiijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overlijdt
2.
Hoogte partnerpensioen Vanaf 2014 bedraagt het jaariijks partnerpensioen voor elk opbouwjaar 1,225% van de pensioengrondslag over het desbetreffende jaar
3.
a.
Indien een deelnemer overlijdt, bedraagt het jaariijks partnerpensioen op de ingangsdatum hel vanaf 1 januari 2014 lol de dag van overiijden opgebouwde partnerpensioen, venneerderd met het partnerpensioen dal nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overieden en hij van de dag van overiijden tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het overiijden, eventueel vermeerderd met het partnerpensioen overeenkomstig artikél 50, eerete en vierde lid. Indien het loon veriaagd is in vertiand met ziekte en daardoor een lagere pensioengrondslag geldt, wordt het nog te berekenen partnerpensioen gebaseenl op de pensioengrondslag die gold vóór de vertaging van het loon.
a.
indien een gepensioneerde of een gewrezen deelnemer overtijdt, bedraagt het jaariijks partnerpensioen op de ingangsdatum hel vanaf 1 januari 2014 tijdens de deelneming opgebouwde partnerpensioen, eventueel venneerderd met hel partnerpensioen overeenkomstig artikel 50, eerete en vierde lid.
Pensioenopbouw bg ziekte Indien het loon veriaagd is in vertiand met ziekte, kan - in afwijking van het tweede lid - de pensioenopbouw voortgezet worden over hel verechil lussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf de veriaging van het loon, legen beteling van de volledige premie.
4.
Bijzonder partnerpensioen Indien een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een andere partner dan de nabestaande gehuwd is geweest, een geregistreerd partnerechap heeft gehad of een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, wordt het partnerpensioen ten behoeve van zijn nabestaande vennindenl met het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 28.
5.
Overtijden tijdens onbetaald veriof Indien een deelnemer overiijdl tijdens een periode van onbetaald veriof, tenwijl hij er niel voor gekozen heeft om de pensioenopbouw op grond van artikel 17 voort te zetten, bedraagt het jaariijks partnerpensioen, in alwijking van het tweede lid. onder a, het tol de dag van overiijden opgebouwde partnerpensioen, venneerderd met het partnerpensioen dal
f—
' ' " • ^ . : Pensioenreglement voor deelnemere geboran na 1949
-• pagina 14144 ^
nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overieden en hij van de dag van aanvang van hel veriof tol de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vóór het veriof FVP-bijdrage Indien door het FVP in verband met hel overlijden van een werkloos geworden deelnemer een bijdrage voor de inkoop van een partnerpensioen veretrekt wordt, wordt de met deze inkoopsom overeenkomende pensioengrondslag mede In aanmericing genomen bij het vaststellen van de hoogte van het partnerpensioen. GeenrecWop partnerpen^oen Geenrechtop partnerpensioen bestaal indien het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding eeret na de pensioneringsdatum is aangegaan.
Artikel 13 1.
Wezenpensioen
Uitkeringsperiode Het wezenpensioen gaat in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overiijdt; of de eerete dag van de maand volgend op de maand waarin, na het overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, (weer) wordt voldaan aan de omschrijving van kind. en eindigt op de laatste dag van de maand waarin niet meer aan de omschrijving van kind wordt voldaan, of het kind eventueel eerder overiijdt.
2.
Hoogte van het wezenpensioen Het jaariijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van het jaariijks partnerpensioen, zonder een eventuele vennindering met het bijzonder partnerpensioen op grond van artikel, 12, vlerele lid. Indien vóór ingang van het wezenpensioen het partnerpensioen is vervallen op grond van artikel 29, vijftle lid, dan wel het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk is vervallen op grond van artikel 36, wordt voor de vaststelling van het wezenpensioen uitgegaan van het partnerpensioen, dat gegolden zou hebben als het partnerpensioen niet - geheel of gedeeltelijk - vervallen zou zijn.
3.
/Maximering wezenpensioen Indien en zolang hel aantel kinderen dat recht heeft op wezenpensioen groter is dan vijf. wordt elk van de wezenpensioenen met eenzelfde gedeelte verlaagd, zodat het totele wezenpensioen gelijk is aan het jaariijks partnerpensioen, bedoeld in het tweede lid. ^
4.
Volle wezen Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In drt verband wordt mede onder ouder veretaan degene die op hel momenl van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien belde oudere overieden zijn.
Artikel 14 1.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Voorwaarden De deelnemer die in aanmericing komt voor een uitkering krachlens de Wel op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) volgens een dagloon dat hoger is dan hel voor betrokkene geldende wettelijk minimumloon per dag, heeft recht op een artieidsongeschiktheidspensioen indien hij in aanmericing komt voor een vervolguitkering krachtens de WAO.
r Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 15 (44
2.
Uitkeringsperiode Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de ven/olguitkering krachtens de WAO ingaat en eindigt op de laatste dag waarop de vervolgurtkering krachtens de WAO wonlt verieend. óf de dag direct voorafgaand aan de dag waarop het oudenlomspensioen ingaat, óf de laatste dag van de maand, waarin de pensioengerechtigde overiijdt, indien hij overiijdt vóór de hiervoor bedoelde dag.
3.
Hoogte van het arbeidsongeschiktheldspensloen Het artieidsongeschiktheidspensioen bij een artieidsongeschiktheid van 80% of meer bedraagt per dag het verschil tussen enerzijds 70% van 100/108ste maai het dagloon krachtens de WAO zoals drt geldt op de eerete WAO-dag en anderzijds de vervolguitkering die wonlt verleend op de eerete dag waaroverrechtop vervolguitkering bestaat Hel hien/oor bedoelde dagloon wonlt gemaximeenl op de wijze als bedoeld in hooftistuk 3 van de Wel financiering sociale verzekeringen. Bij gedeeltelijke artieidsongeschiktheid wonlt een evenredige uilkering verieend, In die zin dat het percentage van 70 ven/angen wordt bij een arbeidsongeschiktheid van: 15-25% door 14 25 - 35% door 21 35-45% door 28 45 - 55% door 35 55-65% door 42 65-80% door 50.75. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordl vemieenlenl met het percentage van de vakantie-uitkering volgens de WAO. Indien de WAO-uitkering op de in artikel 44 van de WAO genoemde wijze wonlt uitbetaald, wordl het arbeidsongeschiklheidspensloen op overeenkomstige wijze urtbeteald.
4.
Tussentijdse wijzigingen Hel artieidsongeschiktheWspensioen wonlt verhoogd of verlaagd met ingang van de dag waarop de ven/olguitkering wordt herzien terzake van veriaging respectievelijk van toeneming van de artieidsongeschiktheid. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt alsdan vastgestekl overeenkomstig het bepaalde in het derde lid.
5.
Overiijdensuitkering Indien de pensioengerechtigde overiijdt. wordt het artieidsongeschiktheidspensioen, voor zover niet reeds uitbetaald, tot en met de laatste dag van de hweede maand, volgend op die waarin het overtijden plaatevond, uitbetaald a. aan de nabestaande, óf b. aan de kinderen, indien er geen nabesteande Is, öf c. aan degene ten aanzien van wie de overiedene grotendeels in de kosten van het beslaan voorzag en met wie hij in gezinsvertiand leefde, indien er geen nabestaande is en geen minderjarige kinderen.
Artikel 15 1.
ANW-pensioen
Voonmanlen De nabesteande van een deelnemer of een gepensioneenle die tot het ingaan van het oudenlomspensioen deelnemer is geweest, heeft in aanvulling op hel partnerpensioenrechtop ANW-pensioen. indien hij geboren is in of na 1950 én de nabestaande op de dag van overiijden van de deelnemer of gepensioneenle. of op een later moment: a.
geen ongehuvi«l kind dan wel een niet als partner geregistreenl kind onder de 18 jaar heeft dat tot zijn huishouden behoort, én
b.
niet arbeidsongeschSct is voor ten minste 45%.
Penaloenregiement voor deelnemers geboren na 1949
pagina 16 j 44 ^
2.
Uitkeringsperiode Het ANW-pensioen gaat in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer overiijdt; of de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt dan wel geen ongehuwd kind onder de 18 jaar meer tot het huishouden van de nabestaande behoort en eindigt na 1 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum jonger dan 30 jaar is; na 2 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 29 maar jonger dan 35 jaar is; na 3 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 34 maar jonger dan 40 jaar is; na 4 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 39 maar jonger dan 45 jaar is; na 5 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 44 maar jonger dan 50 jaar is; op de dag dat de nabestaande in aanmericing komt voor een AOW-urtkering. maar uiteriijk op de eerete dag van de maand waarin de nabestaande de 67-jarige leeftijd bereikt, indien de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 49 jaar is; óf op de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overiijdt.
3.
Hoogte van het ANW-pensioen Indien de overleden deelnemer laatetelijk op de voltijds arbeidsduur per week in de wonenbranche w/erkzaam was, bedraagt hel jaariijks ANW-pensioen een door het bestuur te bepalen bedrag (2014: € 7.980,-). Indien hij op een minder aantel uren wericzaam was. wordt dit bedrag veriaagd op basis van de voor hem geldende deeitijdfactor Het hien/oor bedoelde bedrag wordt ieder jaar per 1 januari verhoogd indien en voor zover de ingegane pensioenen worden verhoogd op grond van artikel 33. dan wel laatstelijk zijn veriioogd op grond van artikel 33. mel dien veretande dat drt bedrag wordt vastgesteld op hel dichtstbijzijnde hogere bedrag dal een veelvoud is van twaalf euro.
Artikel 16
Premie
1. Premievaststelling De premie voor de urtvoering van de verplichte pensioenregeling wordt door het bestuur, na overieg met de in artikel 9, eerete lid. van de steluten, genoemde werkgevere- en wertcneméreverenigingen, vastgesteld en zonodig gewijzigd. 2.
Verscfiuldigdheid van de premie Voor iedere deelnemer wordl jaartijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze premie is door de aangesloten werkgever verechuldigd. De aangesloten wertcgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden.
3. Premie De premie-is voor 2014 vastgesteld op 20,8% van de pensioengrondslag. Hlenran kan de wericgever 5,72% op hel loon van de deelnemer inhouden. Van het percentege van 20.8 is 19,8% van de pensioengrondslag bestemd voor het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en ANW-pensioen. 1% van de pensioengrondslag is bestemd voorde regeling inkoop verieden diensttijd als bedoeld In artikel 50 lid 4.
H O O F D S T U K lil Artikel 17 1.
VERLOF
Opbouw van aanspraken tijdens veriof
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens vertof De deelnemer die veriof heeft opgenomen zonder behoud van loon, heeft de mogelijkheid om de pensioenopbouw over de vertofperiode geheel of gedeertelijk tegen belaling van de volledige premie voort le zetten, indien tijdens deze periode de dienstbetrekking heeft voortgeduunl, daaronder begrepen perloden van - al dan niet in deertijd -:
Pensioenregiement voor deelnemen geboren na 1949
pagina 17 144
a. b.
ouderechapsveriof als bedoehl in hoofdstuk 6 van de Wet ariseid en zorg; sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegderegelingvan de wericgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;
c.
studieverlof voor curaussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cureussen, opleidingen of studie die door de wertcgever worden gefinancierd; levensloopveriof als bedoeld In 1 gg van de Wet op de loonbelasting 1964;
d.
met dien veretande dat blj dienstbetrekkingen in deertijd de pensioenopbouw wonlt gerelateerd aan de deettijdfador 2.
Pensioengrondslag Indien de pensioenopbouw op grond van het eerete lid wonlt voortgezet, geldt als pensioengrondslag het verschil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf hel opnemen van het veriof In afwijking van het voorgaande wonlt in geval van veriof als bedoeld in het eerete lid, onder d, waarbij niettevenssprake is van veriof als bedoeld in hel eerete lid, onder a, b of c. indien en zolang tijdens de veriofperiode minder dan 70% van het laatstverdiende loon genoten wordt (levenslooploon en eventueel nog van de wericgever ontvangen loon), de pensioengrondslag gebaseerd op het feitelijk genoten loon.
Artikel 18
Premies tijdens veriof
Indien een deelnemer en/oor kiest om de pensioenopbouw op grond van artikel 17 voort te zetten, vindt deze plaate indien en voor zover de in artjkel 16, denle lid, bedoelde premie (zowel het wericgevere- als het wericnemeredeel) aan hel fonds zijn voldaan.
Artikel 19
Risicodekking tijdens veriof
Ook indien de deelnemer en/oor gekozen heeft om de pensioenopbouw over de veriofperiode niet voort te zetter, blijft het risico van overlijden en artieidsongeschiktheid tijdens het veriof gedurende maximaal 18 maanden gedekt op basis van de pensioengrondslag die gold vóór het opnemen van het veriof
HOOFDSTUK IV BEËINDIGING EN/OF VOORTZETTING VAN DE PENSIOENOPBOUW Artikel 20
Tussentijdse beëindiging
indien de deelneming andere dan door overiijden eindigt vóór de pensioneringsdalum. krijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op het opgebouwde: ouderdomspensioen; partnerpensioen; en wezenpensioen.
Artikel 21 1.
Vrijwillige voortzetting
Voorwaarden Indien de deelneming andere dan door overlijden eindigt voorde pensioneringsdatum, is het fonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe le stean, dat deze de pensioenopbouw vrijwillig voortzet. Hiertiij gelden de volgende voonwaarden: a. b. c.
I
hel verzoek moet zqn gedaan binnen negen maanden na het einde van de deelneming; de voortzetting geldt voor een periode van maximaal drie jaar; de pensioengrondslag wonlt gebaseenl op de pensioengrondslag, die gold in het kalenderjaar voora^aand aan de voortzetting van de deelneming. Deze pensioengrondslag vrordt leder jaar vertioogd op basis van hel CBS-
______
.
Pensioanreglefflent voor deeinemera geboren na 1949
.
,
.
^
.
pagina 18( 44
'
consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, de premie terzake van de voortgezette deelneming wordl aan het fonds voldaan op de wijze, in de termijnen en op de tijdstippen zoals door het fonds bepaald. 2.
Nadere voonvaarden indien de deelneming eindigt vóór de pensioneringsdatum, waarbij geen loongerelateerde uitkeringen ontvangen worden en de gewezen deelnemer niel buiten het woninginrichtingsbedrijf in dienstbetrekking wertczaam is, geklen de volgende aanvullende voonwaarden: a. b.
de deelneming op grond van artikel 2 lid 1 onder a of b heefttenminste drie jaar geduurd; de pensioenregeling wordt slechts gewijzigd als de pensioenaanspraken van de deelnemer daardoor niet VMinlen vertielerd;
c.
de vrijwillige voortzetting kan slechts plaatsvinden voor zover geen samenloop plaatsvindt met een penstoenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever of een andere fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorziening; de voortzetting mag niét aanvangen in de drie jaar vóór de pensioendatum, tenzij degene die de pensioenregeling vrijwillig voortzet aannemelijk maakt dat hij om medischeredenende dienstbetrekking heeft beëindigd.
d.
3.
Beëindiging van de voortzetting De vrijwillige voortzetting eindigt; a. b.
door hel veretrijken van de maximale periode van drie jaar door opzegging door de deelnemer, zijn eventuele wericgever of het fonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden;
c.
indien de verschuldigde premie niet op de ven/aldag is voldaan, met ingang van een door hel fonds te bepalen tijdstip;
d.
zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van pereonen, die hetzij krachtens de wret verplicht zijn tot deelneming in hetfondsof in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid. onder b, door het bestuur als deelnemers worden aangemèrict op de dag direct voora^aand aan de pensioneringsdalum; op de dag van overiijden van de deelnemer
e. f
Artikel 22 1.
Voortzetting bij WAO-uitkering
Voortzetting van de pensioenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemerrechtheeft op een urtkering krachtens de Wel op de artieidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een artieidsongeschiktheid van 25% of meer maar uiteriijk tot de eerete dag van de maand vraarin de deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, wonlt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zonder dat premie aan het fonds verechuldigd is, voor ouderdomspensioen; partnerpensioen; en wezenpensioen.
2.
Basis voor de premievrije voortzetting Derechtenop pensioen over de in het eerete lid bedoelde periode wonlen vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die vericregen wonlt door de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar waarin de eerete dag gelegen is waarover WAO-uitkering wonlt verieend. te vennenigvuldlgen meteen breuk, waan/an de teller gelijk is aan hel aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar en waan/an de noemer gelijk is aan het in dat kalenderjaar gelegen aantal kalenderdagen vóör de eerete dag waarover WAO-uitkering wonlt verieend.
3.
Hoogte van de pensioengrondslag De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerete lid bedoelde periode wonlt vastgesteld, door de In hel tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen mel: a. 25% blj een ariieidsongeschiktheid van 25-45%; b. 50% blj een artieidsongeschiktheid van 45-65%;
Pensloenreglement voor deelnemere geboran na 1949
pagina 19 j 44
1
c. 100% bij een artieidsongeschiktheid van 65-100% Indienrechtbestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar wonlt de volgens het tweede ild vastgestelde pensioengrondslag voor dat katendeijaar eeret vennenigvuldigd met een breuk, waan/an detellergelijk is aan hel aantel kalendenlagen waarover WAO-urtkering wordt verleend en waan/an de noemer gelijk is aan het aantal kalendenlagen in het desbetreffende kalenderjaar 4.
Wijzigingen in de mate van artieidsongeschiktheid Indien een toeneming van de ariieidsongeschiktheid leidt tot een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid, waartiij de vennindenle arbeidsgeschiktheid plaatevindt bij een aangesloten wericgever, wordt deze hogere pensioenopbouw - in a^wijking van het tweede lid - gebaseerd op de pensioengrondslag, die vericregen wonlt door de pensioengrondslag overeenkomend met het pensioengevend loon venJiend bij die wericgever in het kalenderjaar waarin de dag gelegen is waarop de WAO-uitkering wordt herzien, te herieiden tol een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar Indien de WAO-urtkering wonlt herzien als gevolg vantoenemingvan de artieidsongeschWheid. waartiij de venninderde arbeidsgeschiktheid plaatevindt blj een aangesloten werkgever dan wel als gevolg van afneming van de artieidsongeschiktheid. en deze toeneming of aftieming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid leidt, vrordt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WAO-u'rtkering vronlt herzien.
5.
Premievrije voortzetting blj ZW-uitkering Het eerete lid is van overeenkomstigetoepassingvoor de deelnemer dierechtheeft op een premiebijdrage van het FVP. ziek wonlt en ven/olgens in aanmericing komt voor een WAO-uitkering naar een artieidsongeschiktheid van 25% of meer. gedurende de periode waarin hij een uilkering krachtens de Ziektewet (ZW) ontvangt Bij toepassing van drt lid wordt de pensioengrondslag voor bedoelde periode vastgesteld, door de pensioengrondslag die gold In het kalenderjaar waarin de eerete dag gelegen is waarover ZW-urtkering wonlt verleend, te herleiden tot een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar en deze laatste pensioengrondsteg te vermenigvuldigen met een breuk, waan/an de teller gelijk is aan het aantel kalendenlagen waarover ZW-uitkering wordt verteend en waan/an de noemer gelijk is aan het aantel kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar
6.
Nadere voorwaarden Hel bepaalde in de voorgaande leden is niet of niel meer vantoepassingindien de deelnemer: a. reeds artieidsongeschikt in de zin van de WAO was op hel tijdstip, waarop zijn deelneming laatstelijk aanving. Indien de deelnemer op dat tijdstip gedeeltelijk artieidsongeschikt in de zin van de WAO was, wonlt premievrije voortzetting verieend indien en voor zover de WAO-uitkering tijdens de deelneming wordt heizien als gevolg van toeneming van de artieidsongeschiklhekl, waartiq deze toeneming leidt tot een hogere pensioenopbouw volgens hel derde en vierde Ikl; b. niet binnen een jaar na ingang van de WAO-uitkering aan het fonds een verzoek doel tot toepassing van drt artikel; c. niet de inlichtingen veretrekt, die hetfondsvoor de toepassing van drt artikel nodig oordeelt. In dit geval bepaalt het fonds hel tijdstip waarop drt artikel niel meer toegepast wonlt Het bestuur is bevoegd de premievrije pensioenopbouw met ingang van een door haartebepalen datum toetekennen, indien niet binnen de onder b genoemde tennijn een verzoek tot toepassing van drt artikel is ontvangen.
Artikel 23 1.
Voortzetting bij WIA-uitkering
Voortzetting van de pensmenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de Wet weric en inkomen naar artieidsvemiogen (WIA) naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer maar urteriijk lol de eerete dag van de maand waarin de deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt wordt de penstoenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zonder dat premie aan het fonds verechuldigd is, voor ouderdomspensioen; partnerpenstoen; en
_ Penaloenregiement voor deelnemere gelMren na 1949
.
_
.
.—.—
pagina 20 144
'
wezenpensioen. 6as/s voor de premievrtje voortzetting De rechien op pensioen over de in het eerste lid bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in het Jaar direct voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd in de zin van de WIA, venneerderd met eventuele verhogingen als bedoeld 33 verieend in deze wachttijd. Indien hel deelnemerschap direct voorafgaande aan de eerete dag van bedoelde wachttijd korter dan een jaar heeft geduurd, wordt de pensioengrondslag die gold in die kortere periode herieid tol een pensioengrondslag op jaartiasis. Hoogte van de pensioengrondslag De pensioengrondslag per kalendeijaar over de in het eerete iid bedoelde periode wonlt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met: a. 25% bij een artieidsongeschiktheid van 35-45%; b. 50% bij een artieidsongeschiktheid van 45-65%; c. 100% bij een artieidsongeschiktheid van 65-100%. Indien reoht besteat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar, wonlt de volgens hel tweede lid vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eeret vennenigvuldigd met een breuk, waanran de teller gelijk is aan het aantel kalendenlagen wraarover WIA-uitkering wonlt verteend en waan/an de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar Wijzigingen in de male van artxklsongeschiktheid Indien een toeneming van de arbeidsongeschiktheid leidt tol een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het denle lid, waartiij de verminderde artieidsgeschiklheid plaatsvindt bij een aangesloten wericgever wordt deze hogere pensioenopbouw - in afwijking van het tweede lid - gebaseerd op de pensioengrondslag, die gold in hetjaar direct voorafgaande aan de eerete dag waarop de WIA- uitkering wordt herzien. Indien de deelneming bij deze aangesloten vrericgever korter dan eeh jaar heeft geduurd, wordt de pensioengrondslag die gold in die kortere periode herieid tot een pensioengrondslag op jaarisasis. Indien de WIA-urtkering wordl herzien als gevolg van toeneming van de artieidsongeschiktheid, waartiij de venninderde artieidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten werkgever dan wel als gevolg van afneming van de artieidsongeschiktheid, en deze toeneming of afneming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het derde iid leidt wordt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WIA-uitkering wonlt herzien. Premievrije voortzetting bij ZW-uitkering of WIA volgend op werkloosheid Het eerete lld is van overeenkomstige toepassing voor de deelnemer: a. die recht heeft op een premiebijdrage van het FVP, ziek wordl en ven/olgens in aanmericing komt voor een WIA-urtkering naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer, gedurende de periode waarin hij een uitkering krachtens de Ziektewet (ZW) ontvangt. b. c.
als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder 1, g en h, gedurende de periode dat betrokkene - buiten dienstvertiand - een ZW-uitkering ontvangt, mrts aanspraak gemaakt wordt op een nabestaandenpensioen; die rechl heeft op een urtkering krachlens de weridoosheidswet, maar geen recht heeft op premiebijdrage van het FVP, aansluitend ziek wonlt en ven/olgens in aanmericing komt voor een WIA-uitkering, naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer gedurende de periode waarin hij een WIA-uitkering ontvangt.
Bij loepassing van drt lld wonlt de pensioengrondslag voor bedoelde periode vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in het jaar direct voora^aande aan de eerate dag waarover een ZW-uitkering wordt verieend. Nadere voorwaarden Het bepaalde in de voorgaande leden 'is niet of niel meer van toepassing indien de deelnemer
Pensioenregiement voor deelnemers geboren na 1949
pagina 21 144
1
a.
reeds artieidsongeschikt in de zin van de WIA was op het tijdstip, waarop zijn deelneming laatetelijk aanving. Indien de deelnemer op dat tijdstip gedeertelijk artieidsongeschikt in de zin van de WIA was, wonlt premievrije voortzetting verieend indien en voor zover de WIA-uitkering tijdens de deelneming wonlt herzien als gevolg van toeneming van de artieidsongeschiktheid, waartiij deze toeneming leidt tot een hogere pensioenopbouw volgens het denle en vierde lid;
b. c.
niet binnen een jaar na ingang van de WIA-urtkering aan het fonds een verzoek doet tol loepassing van drt artikel; niel de inlichtingen veretrekt die het fonds voor de toepassing van drt artikel nodig oonieett. In drt geval bepaalt het fonds het tijdstip waarop dit artikel niet meer toegepast wordt. Het bestuur is bevoegd de premievrije pensioenopbouw met ingang van een door haar le bepalen datum toe te kennen, indien niel binnen de onder b genoemde temiijn een verzoek tot toepassing van drt artikel is ontvangen.
Artikel 24 1.
Voortzetting bij werkloosheid
Voortzetting van de penstoenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer, van wie de wertcloosheid is ingetreden voor 1 januari 2011,rechtheeft op een loongerelateenle uitkering krachtens de Wericioosheidswet (WW), wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zonder dat premie aan het fonds verechuldigd is, voor oudenlomspensioen; partnerpensioen; en wezenpensioen.
2.
Basis voor de premievrije voortzetting Derechienop pensioen over de in het eerete lid bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die vericregen wordt door de pensioengrondslag die gold in hel kalenderjaar waarin de eerete dag getegen is waarover WW-uilkering wonlt verieend, te vemienigvuidigen met een breuk, waan/an de teller gell^ is aan hel aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar en waan/an de noemer gelijk is aan het in dat kalenderjaar gelegen aantel kalenderdagen vóór de eerete dag waarover WW-uilkering wordt verleend.
3.
Hoogte van de premievrije aanspraken De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in hel eerete lid bedoelde periode wonlt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag le vennenigvuldlgen met het werkloosheidspercentage, waaronder verstaan wonlt het percentege dat de vertiouding tussen de mate van wericloosheid en het pensioengevend loon vóór de eerete WW-dag weergeeft. Indienrechtbestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar wonlt de volgens het tweede lld vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eeret vennenigvuldigd met een breuk, waan/an de teller gelijk is aan het aantal kalendenlagen waarover WW-urtkering wordt verieend en waan/an de noemer gelijk is aan het aantal kalendenlagen in het desbetreffonde kalenderjaar
4.
FVP-aanspraak Indienrechtbestaal op een premiebijdrage van hel FVP, geldt de premievrije voortzetting slechte in zoverre de premiebijdrage van het FVP onvoldoende Is om de pensioenopbouw voort te zetten zoals aangegeven in het tweede en denle lid. Betrokkene Is verplicht de premiebijdrage bij het FVP aan te vragen en het FVP de gegevens te versirekken die het FVP nodig acht voor de beoonleling van de aanvraag. Het bepaalde in het eeretetoten met het denle lid geldt niet, indienrechtbestaat op een bijdrage van het FVP voor de inkoop van een nabestaandenpensioen.
5.
Nadere voorwaarden Het bepaalde in drt artikel is niel of niet meer van toepassing Indien de deelnemer niet binnen een jaar na ingang van de WW-urtkering aan het fonds een verzoek doel lot toepassing van drt artikel. Indienrechtbestaat op een premiebijdrage van hel FVP, vwinll de hiennee overeenkomende pensioenaanspraak alleen verieend, voor zover de premiebijdrage van het FVP - die gelijk is aan de door het FVP berekende actuariëte premie - door hel fonds is ontvangen.
Pensioenreglement voor deeinemera |K*boren na 1949
~
pagina 22144 ^
HOOFDSTUK V Artikel 25 1.
WAARDE-OVERDRACHT
Plicht tot waarde-overdracht
Uitgaande individuele waanleoverdracht Hel fonds is verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de ovenlrachtswaanle van zijn pensioenaanspraken over te dragen indien: a. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en b. die waanleoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling; tenzij sprake Is van een van de in artikel 26 omschreven situaties. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeovenlracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van drt partnerpensioen levens vereist dat de partner die begunstigde is voor hel partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt
2.
Ingaande Individuele waardeoverdracht Het fonds is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ler venwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer
3. Aanvraagtermijn De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over le dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waanle aan le wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de venwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoenler uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek lot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder 4.
Nadere regels De artikelen 75, 76, 77,78, 79, 85, 86,87, 88, 91 en 92 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waanleoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwret en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van loepassing.
Artikel 26 1.
Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht
Geen plicht tot waardeoverdracht De in artikel 25 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang: a. b. c.
2.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt; de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is waarop de noodregeling, bedoeld in artikel 3:160 van de Wel op het financieel toezicht van toepassing is, of die failliet is; of de ovenlragende pensioenuiWoenler een verzekeraar Is en aanvullende bijdragen van de wericgever noodzakelijk zijn maar definanciëletoestand van die wericgever blijkens een schriftelijke vertdaring van een niet aan de onderneming van de wertcgever vertionden accountant die aanvullende bijdragen niet toelaat
Herieving plicht tot waardeoverdracht Indien de in het eerete lid genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn: a. herieven in artikel 25 genoemde plichten van de overdragende pensioenuitvoenler en de ontvangende pensioenuitvoerder; b. wonlt de in artikel 25, denle lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tol waareieoverdrachl te doen veriengdtotzes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het derde lid.
Pensioenregiement voor deelnemere geboren na 1949
pagbia 23 | 44
3.
Informatiepltoht overdragende penskxnultvoerder Een ovenlragende pensioenuitvoenler die in de periode waarin de In het eerete lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waanleovenlrachl heeft ^kregen, Infonneert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemere die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenultvoerdere over de mogelijkhekl alsnog waanle over te dragen.
4.
Informatieplicht ontvangende pensioenuitvoenjer Een onh/angende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in hel eerste lid gerioemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeovenlracht heeft gekregen, infomieert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemere die in die periode een verzoek tol w/aardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensloenuilvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over le dragen.
Artikel 27
Collectieve waardeoverdracht
1. Bevoegdheid . Het fonds Is op verzoek van een wericgever bevoegdtolcollectieve waardeovenlracht indien; a. de waardeovenlracht ertoe strekt in vertiand met beëindiging van de verplichte aansluiting van de wericgever bij het fonds, dan wel In verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst lussen de werkgever en het fonds de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de wericgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten; b.
c.
d. e.
de waardeoverdracjht ertoe strekt In vertiand met beëindiging van de verplichte aansluiting van de wericgever bij de overdragende pensioenuitvoerder, dan wel in vertiand met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst lussen de werkgever en de overdragende pensioenurtvoenler de waarde onder te brengen bij het fonds; de wericgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een ondememing als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende ondememing een urtvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensloenuiNoerder of dezelfde pensioenuitvoerder de vrertcgever worcit overgenomen als gevolg van een overgang van een ondememing als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende ondememing is aangesloten bij het fonds; of de waardeoverdracht ertoe strekt In vertiand met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij helfondsovereenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst.
2. Voonvaarden Bij een collectieve waanleoverdracht als bedoeld in het eerate lid wordt voldaan aan de volgende voonwaanlen: a. de deelnemere, gewezen deelnemere, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens het fonds kenbaar gemaakt legen de waardeoverdracht nadat zij over hel voornemen schriftelijk zijn geïnfonneerd; b. de overdrachtewaarde wordt door de overdragende pensioenurtvoenler zodanig vastgesteld dat de voor mannen ên vrouwentevenwen/en pensioenrechten gelijk zijn waartiij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen vyordt voldaan; en c. het voomemen lot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder urteriijk drie maanden voor de beoogde datum van waanleoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen vertiod tot viraardeovenlracht opgelegd. 3.
Nadere regels De artikelen 84 en 90 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing.
HOOFDSTUK VI Artikel 28
SCHEIDING
Bijzonder partnerpensioen
'pensloenreglement voor deelnemere gelMren na 1949
pagina 24 j 44 J
1.
Voorwaarden De gewezen partner heeft aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien: het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of Is ontoonden na scheiding vantefelen bed, het geregistreerd partnerechap. andere dan door dood, vennissing of omzetting van hel geregistreenl partnerechap in een huwelijk, is geëindigd met wederzijds goedvinden dan wel is ontoonden, óf de gezamenlijke hulshouding, andere dan door dood, vennissing of omzetting van de gemeenschappelijke huishouding in een huwelijk of geregistreenl partnerschap, is geëindigd, vraartilj de datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding blijkt urt een door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneenle of de gewezen partner overgelegde notariële akle, dan wel een ondertiandse overeenkomst of de (Eenzijdige) Vericlaring beëindiging samenleving van hel pensioenfonds.
2.
Uitkeringsperiode Het bijzonder partnerpensioen gaal in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overiijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overtijdt.
3.
Hoogte van het bijzonder partnerpensioen Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen, inclusief een eventueel aanvullend en een eventueel extra partnerpensioen, op de dag van inschrijving in de registere van de burgeriijke stand van hel vonnis van echtecheiding of ontbinding van het huvrelijk na scheiding van tafel en bed, óf de vericlaring dan wel de rechteriijke uitspraak van het met wederzijds goedvinden eindigenrespectievelijkvan de ontbinding van het geregistreerd partnerechap; dan wel op de dag van beëindiging van de gezamenlijke huishouding. In geval aanspraak op een bijzonder partnerpensioen bestaat voor twee of meer gewezen partnere, wonlt het bijzonder partnerpensioen voorde tweede of volgende gewezen partner venninderd met de reeds toegekende aanspraak dan wel aanspraken op bijzonder partnerpensioen.
4.
Afwijkende regeling Er bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen, indien de man en de vrouw bij voorwaarden in verband met de partnenelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tol de scheiding andere overeenkomen. Deze voonwaarden of overeenkomst zijnrespectievelijkis slechts geldig indien het fonds zich bereid heeft veridaard hiennee in te stemmen en bereid is een uil de afwijking voortvloeiendrisicote dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
5.
Ven/reemding bij overtijden Bij het overiijden van de deelnemer gewezen deelnemer of gepensioneenle kan de gewezen partner hetrechlop bijzonder partnerpensioen ven/reemden aan een eeniere of latere partner van de overieden deelnemer gewezen deelnemer of gepensioneenle, mits drt vwirdt overeengekomen bij noteriëte akte, hetfondsbereid is een eventueel uit die overdracht voon/loeiende wijziging van hetrisicotedekken en de ven/reemding onhenoepelijk is.
Artikel 29
Verevening van pensioen
1. Pensioenverevening In geval van echtecheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerechap andere dan door dood, vemissing of omzetting van een geregistreenl partnerechap In een huwelijk, heeft de gewezen partner overeenkomstig dit artikel recht op pensioenverevening, tenzij de partnere de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten blj huwelijkse voonwaarden of bij een blj geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerechapsvoonwaarden. Op de pensioenverevening is het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding overigens onvennindenl van toepassing.
Pensloenreglement v«Mr deelnemere geboren na 1949
pagina 2S j 44
2.
f^echt op uitbetaling van ouderdomspenstoen De gewezen partner heeft jegens het fonds een recht op uitoelaling van een deel van het ouderdomspensioen, mite binnen hwee jaar na de inschrijving in deregisterevan de burgeriijke stand van a. b.
de beschikking van echtecheiding of van de scheiding van tafel en bed. of de vericlaring dan wel derechteriijkeuitepreak van het met wederzijds goedvinden eindigen respectievelijk van de ontbinding van het geregistreerd partnerechap. het fonds is gelnfonneenl door een van belde partnere door middel van een fonnulier waan/an hel model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Wericgelegenheid en bekend Is gemaakt in de Slaatecourant Een rechl op uilbetaling jegens hel fonds slurt een recht op uilbetaling jegens de tol verevening verplichte partner urt. 3.
Uitbetaling Het deel van hel pensioen dat uitbeteald moet worden aan de gewezen partner bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten wonlen uitoeteald indien: a.
de tol verevening verplichte partner uiteluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen dé aanvang van het huwelijk dan wel het geregistreerd partoerechap en hel tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het ger^istreerd partnerechap zou hebben deelgenomen; ën
b.
hij op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van hel geregistreenl partnerechap de deelneming beëindigd zou hebben. Indien hel pensioen na ingang daarvan wordt verhoogd, wordt hel bedrag dal uitbetaald moetworden aan de gewezen partner evenredig verhoogd. Een pensioen wordl niel verevend. Indien op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van hel geregistreerd partnerechap hel deel van dal pensioen, waaroprechlop urtbeteling onteteat. gelijk aan of lager is dan de aflcoopgrens.
4.
Afwijkende verdeling Bij huwelijkse voonwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerechapsvoonwaarden kunnen de partnere. in afwijking van het derde lid. aanhef en onder a, overeenkomen, dat het deel van het pensioen dat uitoetaald moet worden aan de gewezen partner bepaald wordt op een door hen tè kiezen vast percentage, dan wel dal de in het derde lid. onder a, bepaalde periode gewijzigd wordt Het door de partnere overeen te komen deel van het pensioen dat uitoeteald moet worden aan de gewezen partner kan niet worden bepaald op een percentege dat op het tijdstip van schelding dan wel beëindiging van hel geregistreerd partnerechap resulteert in een pensioenaanspraak gelijk aan of lager dan de aflcoopgrens.
5.
Eigen recht op ouderdomspensioen Bij huwelijkse voonwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoonwaarden kunnen de partnere in geval van echtecheiding dan wrel beëindiging van het geregistreerd partnerechap met wederzijds goedvinden of door ontoinding overeenkomen, dat het tweede lid burten loepassing blijft en dal de partner die andere een recht op uitbeteling van prepensioen en ouderdomspensioen zou hebben vericregen, in de plaate van datrechtén zijn aanspraak op partnerpensioen jegens het fonds een eigenrechtop prepensioen en ouderdomspensioen vericrijgt De overeenkomst is slechte geldig indien aan de overeenkomst een vertdaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
6.
Kosten Indien de partnere omzetting van een deei van de aanspraak op ouderdomspensioen ën de aanspraak op partnerpensioen zijn overeengekomen, zoals bedoeld in hel vijfde lid, wonlt een bedrag van € 115,- aan kosten inrekeninggebracht.
HOOFDSTUK VII Artikel 30
AFKOOP
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
^ Pensioenreglement voor deeinemera geboren na 1949
pagina 26144 ^
1.
2.
3.
Afkoop na einde van de deelneming a.
Het fonds koopt op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming een aanspraak op oudenlomspensioen af, indien op basis van de premievrije aanspraak op oudenlomspensioen de uilkering van hel oudenlomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan de aflcoopgrens,tenzijde gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waanleovenlracht is gestart. De bij het oudenlomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen wonlt eveneens a^ekocht
b.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer over zijn beslurt tot afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaal over lot de uitbetaling van de aflcoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
c.
Artieidsongeschiktheidspensioen en ANW-pensioen worden niel afgekocht
Afkoop op de pensioneringsdatum a.
De aanspraak op oudenlomspensioen wordt op de pensioneringsdatum a^ekocht indien de pensioneringsdatum ligt voor het verstrijken van de in het eerete lid genoemde tennijn van twee jaar en de uitkering van hel oudenlomspensioen op de pensioendatum minder bedraagt dan de aflcoopgrens. De bij hel oudertomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen wordt eveneens afgekocht.
b.
Het fonds infonneert de gepensioneenle over zijn beslurt lot aflcoop binnen zes maanden na de pensioneringsdatum en gaat overtotde uitbetaling van de aflcoopwaarde binnen dietennijnvan zes maanden.
Afkoop met instemming Het fonds koopt na de in het eerete lid bedoelde termijn van twee jaar en zes maanden af indien: a. de gewrezen deelnemer of de gepensioneenle daannee instemt; en b. de hoogte van het ouderdomspensioen op jaartiasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de aflcoopgrens.
4.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stelt de aflcoopwaanle van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde, met uitzondering van de aflcoopwaanle van een eventueel bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wonlt gesteld aan de gewezen partner Het fonds betaart de uitkering op de dag dat de aanspraken ven/alten in vertiand met de aflcoop. De aflcoopvraarde wordt venninderd met wettelijke inhoudingen.
5.
Hoogte van de afkoopwaarde De hoogte van de aflcoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken wonlen afgekocht De aflcoopwaanle is voor mannen en vrouwen gelijk. De aflcoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraken te vemienigvuidigen met het percentege in de in de bijlage opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneenle wiens pensioenaanspraken worden afgekocht op de datum dat de aflcoopwaanle wonlt urtbetaald. De in genoemde tabel opgenomen aflcoopvoelen gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur wonlen gewijzigd.
Artikel 31 1.
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
Afkoop na overiijden Het fonds koopt eenrechtop partnerpensioen of wezenpensioen af, indien de uitkering van het partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de aflcoopgrens. Het fonds informeert de nabesteande over zijn beslurt tol aflcoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die temiijn overtel de uitbetaling van de aflcoopwaarde aan de nabesteande.
2.
Afkoop met instemming Hel fonds koopt na de in het eerete lid genoemde tennijn het partnerpensioen of wezenpensioen af indien: a. de nabestaande daarmee instemt en b.
de hoogte van hel partnerpensioen respectievelijk hel wezenpensioen op jaartiasis per 1 januari van dal jaar lager is dan de aflcoopgrens.
Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 27 144
1
3.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stertde aflcoopwaanle van het recht op partnerpensioen of wezenpensioen ler beschikking aan de partner mel dien veratende dal de aflcoopwaanle van hel rechl op wezenpensioen ler beschikking wonlt gesteld aan de wees indien deze meenlerjarig is. Het fonds betealt de uiflcering op de dag dat derechtenven/allen in vertiand met de aflcoop. De aflcoopwaanle wonlt venninderd met wettelijke inhoudingen.
4.
Hoogte van da afkoopwaarde De hoogle van de aflcoopwaarde is afliankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenrecht wonlt afgekocht De aflcoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De aflcoopwaanle vronlt vastgesteld door het af te kopen pensioenrecht te vemienigvuidigen met het percentage in de in de bijlage opgenomentebeldal overeen komt met de leeftijd van de partner dan wel de wees op de datum dat de aflcoopwaarde wordt uitbetaald. In alwijking van het voorgaande wonlt. Indien een af te kopen wezenpensioen een kind betreft lussen de 1 B-jarige en de 27-jarige leeftijd, de aflcoopwaanle van dat wezenpensioen vastgesteld door het af te kopen wezenpensioen te vemienigvuidigen met het percentege in de In de bijlage opgenomen tebel dal overeen komt met de venwachteresterendestudieduur van de wees lol uiteriijk de 27-jarige leeftijd op de datum dat de aflcoopwaanle wonlt uittieteald; de venwachteresterendestudieduur wordt op ten hoogste vier jaar gesteld. De in genoemdetebelopgenomen aficoopvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur worden gevinjzigd.
Artikel 32 1.
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
Afkoop na schetoing Hetfondskoopt een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af, indien de uitkering van hel bijzonder partoerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan de aflcoopgrens. Hetfondsinfomieert de gewezen partner over zijn beslurt lot aflcoop binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die tennijn over tot de uitbetaling van de aflcoopwaarde aan de gewezen partner
2.
Afkoop met Instemming Het fonds koopt na de in het eerete Ihl genoemdetermijneen aanspraak op bijzonder partnerpensioen af indien: a. de gewezen partner daamiee instemt en b.
3.
de hoogte van hel bijzonder partoerpensioen op jaartiasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de aflcoopgrens.
Uitbeteling afkoopwaarde Het fonds stelt de aflcoopwaanle van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter beschikking aan de gewezen partner Het fonds betaart de uitkering op de dag dat de aanspraak ven/art in vertiand met de aflcoop. De aflcoopwaanle wonlt verminderd met wettelijke inhoudingen.
4.
Hoogte van de afkoopwaarde Oe hoogte van de aflcoopwaanle is afhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraak wonlt afgekocht. De aflcoopwaanle is voor mannen en vrouwen gelijk. Oe aflcoopwaanle wonlt vastgesteld door de af le kopen pensioenaanspraak te vennenigvuldlgen met het percentege In de in de bijlage opgenomentebeldat overeen komt met de leeftijd van de gewezen partner op de dalum dat de aflcoopwaanle wonlt urtbeteald. De in genoemdetebelopgenomen aflcoopvoelen gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur wonlen gewijzigd.
H O O F D S T U K VIII Artikel 33 1. Beleto
TOESLAGVERLENING
Toeslagbeleid
htet fonds heeft geen ambilie om jaariijks toeslagen te verienen op pensioenaanspraken en pensioenrechten.
^ Pensioenregiement voor deelnemere gélmren na 1949
pagina 28144 ^
2.
Voonwaardelijke toeslagvertening Het bestuur beslurt jaariijks of een toeslag wonlt verieend, rekening houdend met definanciëlepositie van hel fonds. Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, kan deze vwirden verieend.
3.
Onderscheid Het fonds is bevoegd bij het vastetellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verechiltende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderecheid wettelijk is toegestaan.
4.
Voorbehoud Het bestuur is le allen lijde bevoegd het toeslagbeleid en de hierbij gehanteerde voonwaarden aan gewijzigde omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Artikel 34
Uitvoering
Indien het bestuur besloten heeft een toeslag le verienen, wordl deze toeslag gegeven op: a. de per 31 december van het vooriaatete kalenderjaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers; b. de ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers; c. de volgens artikel 50. vierde lid. in te kopen pensioenaanspraken. Aanspraken op bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen vronlen op dezelfde wijze verhoogd. Toeslagen worden op gelijke wijze verleend op reeds eerder verieende toeslagen.
HOOFDSTUK IX
Artikel 35 1.
HERSCHIKKEN
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
Hef keuzemoment De (gewezen) deelnemer heeft hetrechteen deel van het ouderdomspensioen utt te rullen In partnerpensioen: a. bij beëindiging van de deelneming; en b. op de pensioneringsdatum.
2.
Standaard aanbod Het fonds biedt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van hel ouderdomspensioen stendaard de mogelijkheid, genoemd in het eerete lid, aan.
3. Ruilvoeten Indien gekozen wordt een deel van het oudenlomspensioen urt te ruilen in een hoger partnerpensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het uit te ruilen deel van het oudenlomspenskien vermenigvuldigd met hel percentage in de in de bijlage opgenomen tabel dal overeen komt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitruil. 4.
Nadere voorwaarden Na urtruil als hier bedoeld bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Na uitruil van ouderdomspensioen is de uitgeroilde aanspraak op ouderdomspensioen ven/angen door de aanspraak op (de verhoging van) partnerpensioen. De in hel derde lid genoemde ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaarlijks per 1 januari door het bestuur wonlen gewijzigd.
5.
Geen uitruil Er vindt geen ultnjil van een deel van hel oudenlomspensioen plaats indien:
^ Pen^eenragiement voor deelnemen geboren na 1949
pagina 29 144
a. drt betrekking heeft op verevend oudenlomspensioen. als bedoeld in artikel 29; b. het oudenlomspensioen op jaartiasis door de uitruil lager zou worden dan de aflcoopgrens; c. partnerpensioen wordt uitgeruild in ouderdomspensioen.
Artikel 36 1.
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
Het keuzemoment De (gevrezen) deelnemer heeft helrechlpartnerpensioen op de pensioneringsdalum geheel of gedeertelijk urt le ruilen in een hoger ouderdomspensioen.
2.
Toestemming partner Bij de keuze om partnerpensioen urt le milen in een hoger ouderdomspensioen is, wanneer de (gewezen) deelnemer een partner heeft, detoestemmingvan deze partner vereist, die daannee tevens afstand doet van hel partnerpensioen voor zover dit wonlt uitgeroild. De (gewezen) deelnemer en de partner dienen levens te veridaren ermee bekendtezijn, dat als gevolg van de uitroil vanaf de pensioneringsdatum het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk ven/alt alsmede dat deze uitruil, toeslemming en afstandsverklaring niet herroepen kunnen worden.
3.
Ruilvoet Indien gekozen wordt het partnerpensioen geheel of gedeertelijk urtteruilen in een hoger ouderdomspensioen, wordt het oudenlomspensioen op de pensioneringsdatum vertioogd met het percentage in de in de bijlage opgenomen label vennenigvuldigd mel hel uitgeroilde partnerpensioen, dat overeenkomt met de leeftijd van de (gevvezen) deelnemér op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdalum niet vart in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is berelM, wonlt als ruilvoet een van de genoemde label afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdalum in maanden nauwkeurig.
4.
Nadere voonvaarden Door de uilroil als hier bedoeld kan het ouderdomspensioen meer bedragen dan 100% van het laatstelijk geldende pensioengevend loon. Na uitruil van partnerpensioen is de uitgeroilde aanspraak op partnerpensioen ven/angen door de aanspraak op de vertioging van ouderdomspensioen. De in hel derde lid genoemderoilvoelgeldt met ingang van 1 januari 2014 en kan jaariijks per 1 januari door het bestuur worden gewijzigd.
5.
Geen uitruil Partnerpensioen wonlt niet urtgerolld, indien het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum gelijk aan of lager is dan de aflcoopgrens. Het wezenpensioen en een eventueel bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 28, kunnen niet uitgeroild worden.
Artikel 37 1.
Keuze om ouderdomspensioen te vervroegen a. b.
2.
Vervroegen en uitstellen van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft helrechl(een deel van) het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan n|et eerder ingaan dan bij hel bereiken van de 60-jarige leeftijd. De (gevrazen) deelnemer heeft, met in achtneming van het bepaalde in lid 3 het recht (een deel van) het oudenlomspensioen later te laten ingaan dan op de pensioendatum, maar niel later dan de eerste dag van de maand waarin de zeventigste verjaanlag wonlt bereikt. Het oudenlomspensioen kan slechte later ingaan dan dë pensioendatum, voor zover en zolang in dienstoetrekking wonlt doorgewerict.
Eerder en later Ingaand ouderdomspenstoen
r Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 3 0 ( 4 4
'
3.
a.
Indien (een deel van) het ouderdomspensioen eerder ingaat dan op de pensioendatum, wonlt hel henekend tot een lager ouderdomspensioen en vindt verdere opbouw van oudenlomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover en zolang in dienstbetrekking in het woninginrichtingsbedrijf wordt doorgewerict
b.
Indien (een deel van) het ouderdomspensioen later Ingaat dan op de pensioendatum, wranlt het herrekend tot een hoger ouderdomspensioen.
Ruilvoeten eerder en later ingaand ouderdomspensioen a.
Indien gekozen wmrdt (een deel van) het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum, wonll het ouderdomspensioen vastgesteld door (het deel van) het ouderdomspensioen dat ven/roegd wonlt, te vemienigvuidigen mel hel percentege in de in de bijlage opgenomen label, dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdalum niet vart in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt wonlt alsroilvoeteen van de genoemdetebelafwijkend percentage aangehouden dal overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig.
b.
Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen later le laten ingaan dan op de pensioendatum, wordt (het deel van) het oudenlomspensioen vastgesteld door (het deel van) het ouderdomspensioen dat urtgesleM wordt, te vermenigvuldigen met het percentage In de in de bijlage opgenomentebeldat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum dat het ouderdomspensioen ingaat Indien de pensioneringsdatum niel valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt alsroilvoeteen aiwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig. Het ouderdomspensioen kan niet langer wonlen urtgesteld dan tot de eerete dag van de maand waarin het henekende oudenlomspensioen de 100%-grens als bedoeld in artikel 18a Wet op de Loonbelasting 1964 overschrijdt.
4-
Tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de AOW-gerechtigde leeftijd, heeft de (gewezen) deelnemer het recht (een deel van) het ouderdomspensioen aan le wenden om voor de periode tot en met de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wonlt bereikt, een tijdelijk oudenlomspensioen in te kopen van maximaal twee maal het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
5-
Ruilvoeten tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW-gerechtigde leeftijd Indien gekozen wordt (een deel van) het ouderdomspensioen aan te wenden om een tijdelijk ouderdonispensioen in te kopen voor de periode tot en met de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wonlt bereikt, wordt hel deel van hel ouderdomspensioen dal hiertoe wordt aangewend, vermenigvuldigd met het percentage in de in de bijlage opgenomen label dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdalum niet vatt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd Is bereikt wordt alsroilvoeteen van de genoemde tabel afwijkend percentege aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig.
6.
Nadere voorwaarden De in het derde lld en het vijfde lid genoemderoilvoetengelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur worden gewijzigd.
Artikel 38 1
Variatie in de hoogte van het pensioen
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen De (gewezen) deelnemer heeft het rechl de hoogte van het (venmiegde) oudenlomspensioen te variëren. Daartiij kan eeret gedurende ten minste één maand entenhoogste honderd en twintig maanden een hogere dan wel lagere uitkering en ven/olgens een lagere dan wel hogere urtkering wonlen genoten. De laagste uitkering bedraagt ten minste 75% van de hoogste uitkering. In de periode lussen de pensioneringsdatum en hel bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd blijft bij
Pensloenreglement voor deetnemere geboren na 1949
pagina 31 144
"1
de beoonleling van deze veriiouding van de uitkering maximaal buiten aanmericing het gedeelte dal overeenkomt met tvrae maal het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964. De male van variatie wonlt uiteriijk op de pensioneringsdatum vastgesteld. Ruilvoeten Indien gekozen wordt de hoogte van het oudenlomspensioen te variëren, wordt hel oudenlomspensioen in de eerete uitkeringsperiode respectievelijk in de tweede urtkeringsperiode, vastgesteld door hel ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum te vermenigvuldigen met het percentage in de tweederespectievelijkin de denle kolom van de in de in de bijlage opgenomen tabel dat overeenkomt met de leeftijd aan het einde van de eerete uitkeringsperiode. Indien deze eindleeftijd niet valt in de maand vraarin de in de eerate kolom genoemde leeftijd is bereikt, wordt alsroilvoeteen van genoenidetebelaiwijkend percentege aangehouden dal overeenkomt met deze eindleeftijd in maanden nauwkeurig. Nadere voonvaarden Door variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen wijzigt de hoogte van hel niel ingegaan partnerpensioen niel. De in hel tweede lid genoemde ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaarlijks per 1 januari door het bestuur worden gewijzigd.
HOOFDSTUK X Artikel 39
INFORMATIEVERSTREKKING DOOR HET FONDS
Informatie over de pensioenregeling
1. Startbrief Het fonds infomieert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming, door middel van eeh startorief, over a. b.
de inhoud van de basispensloenregeling; de toeslagveriening;
c. d. e.
hetrechlvan de wertcnemer om bij hel fonds het geldende pensioenreglement optevragen; omstendigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds; en hel rechl van de wertcnemer om bij hel fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uttroil op zijn pensioenaanspraak. Er wonlt geen startbrief verstrekt als de wericnemer uiteriijk zes maanden vóór aanvang van de deelneming in dienst is getreden bij dezelfde wericgever, op grond waarvan de deelnemer de hiervoor bedoelde informatie heeft ontvangen. Infonnatie die sinds de vorige veretrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.
2.
Informatie overde basispensioenregeling De infonnatie over de Inhoud van de basispensioenregeling, bedoeld in het eerete lld, bevat in ieder geval hel volgende: a. de datom van aanvang van de deelneming; b. de pensioensoorten, waartiij aangegeven wordt of nabesteandenpensioen, al dan niet samen mel ouderdomspensioen, deel uitmaakt van de basispensioenregeling; c. het karakter van de pensioenovereenkomst; d. de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld; e. de ingangsdatum van hel pensioen en de duur van de uitkering; 1. de gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken, waarbij aangegeven wordt welke pensioenaanspraken oprisicobasiszijn; g. de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de verwerving van pensioenaanspraken; h. de mogelijkheidtotvrijwillige voortzetting; en i. de informatieverplichllngen van de wericnemer jegens de werkgever en het fonds.
^ Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 32144 ^
Verdere informatm In de startorief wordt ook infonnatie verstrekt over a. b. c. d. e.
hel wettelijkrechtop waanleovenlracht of de mogelijkheid tot waanleovenlracht als niet voldaan is aan de voonwaarden voor hel wettelijkrechtop waanleovenlracht; de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitroll: welke infonnatie op verzoek wordt veretrekt; hel actueel zijn van een korte- of langetennijnheretelplan; en de bij het fonds geldende klachtenregeling.
Wijziging pensioenreglement Het fonds infonneert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op le vragen.
Artikel 40 1.
Jaarlijkse pensioenopgave
Jaariijkse informatie Het fonds veretrekt de deelnemer jaariijks: a. b. c. d.
2.
een opgave van de venwon/en pensioenaanspraken; een opgave van de reglementair le bereiken pensioenaanspraken; Infonmatie over toeslagverlening; en een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar loe te rekenen waanleaangroel van pensioenaanspraken.
Te bereiken pensioenaanspraken De reglementair te bereiken pensioenaanspraken betreffen een opgave van de hoogte van het periodiek uit te keren pensioen vanaf de ingangsdatum van hel pensioen. Bij deze opgave wordt ten aanzien van het nabestaandenpensioen aangegeven wat de gevolgen zijn van de gekozen wijze van financieren.
Artikel 41 1.
Informatie aan gewezen deelnemers
Bij beëindiging van da deelneming Het fonds veretrekt de deelnemer blj beëindiging van de deelneming; a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, die behouden blijven blj beëindiging van de deelneming: b. informatie over toeslagverlening; c. infomiatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; d. infomiatie over omstendigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenurtvoenler e. infonnatie over de mogelijkheid van aflcoop als de pensioenaarispraak onder de aflcoopgrens ligt; f. infonnatie over helrechtop waanleovenlracht of de mogelijkheid tol waanleovenlracht als niet voldaan is aan de voonwaarden voor het wettelijkrechtop waardeovenlracht g. infomiatie over de gevolgen van artieidsongeschiktheid; h. Infomiatie over hel actueel zijn van een korte- of langetermijnheratelplan; i. infonmatie over de mogelijkheid tol vrijwillige voortzetting; en j. informatie over hetrechteen deel van het ouderdomspensioen ull terollenin partnerpensioen.
2. Periodiek Helfondsverstrekt de gewezen deelnemer een keer in de vijf jaar a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en b. infonnatie over toeslagveriening.
Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 33 144
Artikel 42 1.
Infonnatie aan gewezen partners
Bij scheiding Hel fonds veratrekt de gewezen partner van de (gewezen] deelnemer a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; b. infonnatie over toeslagvertening; c. infonnatie die voor de gewezen partner spedflek van belang is; en d. infonnatie over de mogelijkhekl van aflcoop als de pensioenaanspraak onder de aflcoopgrens ligt
2. Periodiek Hel fonds veratrekt de gevrezen partner een keer in de vijf jaar a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en b. informalie over toeslagveriening.
Artikel 43 1.
Informatie aan pensioengerechtigden
Bij pensioeningang Het fonds veretrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a. b. c. d. e.
een opgave van zijn pensioenrecht een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenperisioen; infonnalle over toeslagveriening; informalie over hel rechl een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen; en infonmatie over hetrechtpartnerpensioen urt terollenin ouderdomspensioen.
2. Periodiek Hel fonds veratrekt de pensioengerechtigde jaariijks: a. een opgave van zijn pensioenrecht b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen; en c. informatie over toeslagverlening.
Artikel 44
Informatie over toeslagverlening
1. Inhoudelijk De in de artikelen 39 tol en met 43 bedoelde infonmatie over toeslagvertening heeft betrekking op: a. hel ambitieniveau en de voonwaanlen die gelden bij de toeslagveriening; b. de wijze vanfinancieringvan voonwaardelijke toeslagveriening en, indien daartoe technische voorzieningen worden gecreëerd, de hoogle van de voorziening inrelatietot de benodigde voorziening; c. d.
2.
de venwachtingen ten aanzien van toekomstigetoeslagveriening;en de toeslagveriening over de a^elopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of drt in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagbeleid is geweest
Wijziging toeslagbeleid Helfondsinformeert de gewezen deelnemere, gewezen partnere en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van heltoeslagbeleidover die wijziging.
Artikel 45 1.
Informatie op verzoek
Algemene informatie Het fonds veretrekl de deelnemer de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op veizoék: a. het geldende pensioenreglement; b. het jaan/erslag en de jaarrekening van het fonds;
Pensloenreglement voor deelnemere geboren na 1949
pagina 34144 ^
2.
c. d. e. f
het ultvoeringsreglement de vericlaring inzake beleggingsbeginseten; het korte- of langetemiijnheretelplan als dal van loepassing is; infonnatie over de hoogle van de dekkingsgraad;
g. h.
infomnatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing door de toezichthouder, en informatie over de aanstelling van een bewindvoerder
Specifieka Informatie Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek infonmatie die specifiek voor hemrelevantis. waarander de mogelijkheden van urtroil.
3.
Gewezen deelnemer Het fonds veretrekt de gevrezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Artikel 46
Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Het fonds verstrekt deelnemere, gewezen deelnemere en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen infomiatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling wonlen geboden. Deze informatie is ten minste overeenkomstig de infomialie die wordl verstrekt aan deelnemere, gevrezen deelnemere en gepensioneerden die in Nederiand blijven.
HOOFDSTUK XI Artikel 47 1.
AANVULLENDE PENSIOENVERZEKERINGEN
Sluiten van aanvullende verzekeringen
Aanvullingen op de basisregeling Het fonds kan op verzoek van een aangesloten werkgever voor de deelnemere of een bepaalde groep van deelnemere. bedoeld in artikel 2. eerete lid, onder a of b, die in dienst zijn van deze wericgever, pensioenaanspraken verzekeren in aanvulling op de aanspraken welke voortvloeien uit de loepassing van hoofdstuk II, een en ander tegen betaling van periodieke premies of koopsommen en op door het bestuur vastgestelde overige voonwaanlen.
2.
Keuring Indien verzekeringen ingevolge drt hoofdstuk keuzemogelijkheden bieden voor een individuele deelnemer met een artieldsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die een wijziging wenst ten aanzien van een eerder gemaakie keuze, kan hel honoreren van die wijziging afliankelijk gesteld wonlen van de gezondheidstoestand van de deelnemer Deze wonlt beoonleeld aan de hand van vragen daarover dan wel hel vemchten van medisch onderzoek.
3.
Overeenkomst De aanspraken die voor de betrokken deelnemere urt de verzekeringen ingevolge drt hoofdstuk voortvloeien, de verachuldigde premies of koopsommen alsmede de overige voonwaanlen, zullen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de aangesloten wericgever en het fonds.
4.
Tarief Het bestuur stett, gehoord de actuaris, eenteriefvast voor de in drt hootósluk bedoelde verzekeringen. Het bestuur is bevoegd, gehoord de actuaris, het tarief te wijzigen. Het gewijzigde tarief is ook van toepassing op de vóór de wijziging van het tarief ingevolge drt hoofdstuk afgesloten verzekeringen, doch niet eerder dan zes maanden na het tijdstip waarop het nieuwe tarief aan de aangesloten wericgever is meegedeeld.
Pensioenreglement voor deeinemera geboran na 1949
pagina 35 144 '1
In individuele gevallen, waarin het tweede lid toegepast is, is het fonds bevoegd op grond van de gezondheidstoestend van de betrokken deelnemer van hel tarief aftewnjken. 5.
Bewijsstukken Hetfondsgeeft ten behoeve van de betrokken deelnemere bewijsstukken af met betrekking tot de ingevolge dit hoofdstuk verzekenle pensioenen.
Artikel 48 1.
Eindigen van aanvullende verzekeringen
Eindigen van da overeenkomst De in artikel 47, derde lid. bedoelde overeenkomst lussen de aangesloten werkgever en het fonds eindigt a. zodra de aangesloten wertcgever deze hoedanigheid veriiest b. door opzegging bij aar^etekend schrijven door het fonds of de aangesloten wericgever mel inachtoeming van een opzegtermijn van drie maanden tegen de eerete januari van enig jaar c. door opzegging door hetfondstegen een door het fonds te bepalen tijdstip, indien de verachuldigde premies of koopsommen gedurende een maand na de ven/aldag onbetaald zijn gebleven.
2.
B'ndigen van de betalingsplicht De verplichting van de aangesloten virericgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen te betelen eindigt a.
zodra de deelnemer niet meer behoort tot de groep wericnemere waarop de overeenkomst met de aangesloten wericgever betrekking heeft;
b.
zodra de overeenkomst met de aangesloten werkgever voor de groep wericnemere, waartoe de deelnemer behoort, wonit beëindigd; door het overiijden van de deelnemer; door het bereiken van de pensioendatum.
c. d.
In de gevallen bedoeld onder a en b. is de deelnemer bevoegd de verzekering voor eigenrekeningop dezelfde voonwaarden voort te zetten, mits voldaan is aan de voonwaarden genoemd in artikel 21. eerete en tweede lid. Op deze voortzetting is artikel 21, derde lid, van overeenkomstige toepassing. De verpjichting van de aangesloten werkgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen te betelen eindigt voorte in zoverre en zodra de aanspraken virelke voortvloeien urt de toepassing van hoofdstuk II in die zin gewijzigd worden dal zij geheel of gedeeltelijk samenvallen met de aanvullende aanspraken welke verzekerd zijn ingevolge drt hoofdstuk. 3.
Onjuiste gegevens Indien blijkt, dat als gevolg van het verelrekken van onjuiste gegevens aan hel fonds, blj het sluiten van de vérzekering van een onjuiste leeftijd dan wel van een onjuist geslacht van de verzekerde of zijn partner Is uitgegaan, waanloor een te lage premie of koopsom werd overeengekomen, wordl het verzekerde pensioen herberekend en vastgesteld op basis van de juste gegevens,rekeninghoudend met de overeengekomen premtes en koopsommen, dan wel wonlt een aanvullende koopsorn inrekeninggebracht. Is er als gevolg van een onjuiste opgave eentehoge premie of koopsom betaald, dan wondt het te veel betaalde na aftrek van administratiekosten aan de aangesloten wericgever terugbetaald, tenzij het fonds in overieg met de aangesloten wericgever beslurt tol een overeenkomstige hertierekening als bedoeld in de vorige volzin.
4.
Vervallen van de verziering Het fonds is bevoegd de verzekering le doen vervallen, indien blijkt dal aan hetfondsof de keurende arts, indien het tweede lid van artikel 47 toegepast is, onjuiste opgaven of mededelingen zijn gedaan omtrent ondenwerpen, die voor de beoordeling van hetrisicovan de verzekering van belang zijn. Indien hetfondsvan deze bevoegdheid gebrolk maakt, beteatt het fonds aan de aangesloten wericgeverterugeen bedrag gelijk aan de betaalde premies of koopsommen, onder aftrek van de door hetfondsgemaakte kosten.
^ Pensioenreglement voor deeinemera geboren na 1949
pagina 36 j 44 ~^
HOOFDSTUK XII Artikel 49
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Inwerkingtreding
Ditreglementis in wericing getreden op 1 januari 2014.
Artikel 50 1.
Overgangsbepalingen
Aanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2013 De lot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en w/ezenpensioen blijven per die datum vastgesteld overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was in hel van loepassing zijnde pensioenreglement Op deze aanspraken zijn de artikelen 33 en 34 van toepassing.
2.
Premie verschukiigd tot en met 31 december 2013 De tof en met 31 december 2013 verachuldigde premies blijven verschuldigd overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was in het van toepassing zijnde pensioenreglement
3.
Omzetting opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen De lot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken van de (gewezen) deelnemere op ouderdomspensioen met als pensioendatum de eersle dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wonlt bereikt alsmede de voonwaardelijk in te kopen aanspraken als bedoeld in lid 4, worden per 1 januari 2014 omgezet in aanspraken op oudenlomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 67-iarige leeftijd wonlt bereikt. De omzetting vindt plaate door de tot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken en de voonwaaroelijke aanspraken als bedoeld in lid 4 op ouderdomspensioen te vemienigvuidigen met een omzettingsvoet De te hanteren omzettingsvoet is door het bestuur vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en is gelijk voor mannen en vrouwen. De omzettingsvoet bedraagt xxx% (nog niet bekend). De tot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen, wezenpensioen en bijzonder partnerpensioen blijven ongewijzigd.
4.
Inkoop over verieden diensttijd pensioenregeling 2006 De in het eerete lid bedoelde aanspraak op ouderdomspensioen en partoerpensioen wordt onder de voonwaarden genoemd in het vijfde tol en met het achtste lid vertioogd met een in te kopen aanspraak op oudenlomspensioen over een of meer perioden gelegen vóór 1 januari 2006 voor de deelnemer die: a. geboren is in de periode 1950 tol en met 1975; b. zowe\ op 31 december 2000 als op 1 januari 2001 deelnemer was in de zin van artikel 2, eerete lld, onder a of b; en d. ona^ebraken tot en met 31 december 2005 deelnemer is gebleven in de zin van artikel 2, eerste lid, onder a of b. De deelneming wordl geacht onafgebroken te zijn bij een onderbreking van maximaal één maand, dan wel bij een ondertireking wegens virericloosheid indien en zolang de deelnemer recht heeft op een loongerelateerde uitkering krachtens de Wericioosheidswet die eventueel onderbroken is door een uiflcering krachtens de Ziektewet
5.
Financiering van de Inkoop pensioenregeling 2006 Definancieringvan de in hel vierde lid bedoelde in le kopen aanspraak op ouderdomspensioen wordt uitgesteld tot de daadwericelijke inkoop daarvan. Deze aanspraak op ouderdomspensioen wordt ingekocht op: - 31 december 2020; - de eerete dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt indien deze datum is gelegen voor 31 december 2020; of
Pensieenregiement voor deeinemera gelioren na 1949
pagina 37144
- de pensioneringsdatum als deze gelegen is voor 31 dèceniber 2020 en voor de dalurh dat da deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt De inkoop vindt alteen plaate indien de deelneming in de zin van artikel 2, eerete lid, onder a of b, ona^ebroken van 1 januari 2006 is voortgezet tot en met 31 december 2020 óf lot de eerete dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt óf tot de eerder gelegen pensioneringsdalum. De deelneming wordt geacht onafgebrokentezijn bij een ondertireking van maximaal één maand, dan wel bij een onderiareking «regens wertcloosheid indien en zolang de deelnemerrechtheeft op een loongerelateenle uitkering krachtens de Wericioosheidswet die eventueel onderbroken is dooreen urtkering krachtens de Ziektewet Op de jaariijkse pensioenopgave, als bedoeld in artikel 40, wonlen vemneld de in totealtoegezegdeaanspraken en de reeds gefinancierde en ingekochte pensioenaanspraken. 6,
Inlatopbedrag pensioenregeling 2006 Met inachtneming van het vienle en vijfde lid in te kopen aanspraak is in beginsel gelijk aan het verechil tussen enerzijds hetgeen opgebouwd is aan oudenlomspensioen over de perioden waarin vóór 1 januari 2006 wenl deelgenomen en anderzijds hetgeen in die perioden op grand van de pensioenregeling die geldt vanaf 1 januari 2006 had kunnen worden opgebouwd aan ouderdomspensioen (telkens inclusief de bij het oudenlomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen). Het aldus vastgestelde bedrag vwirdt vemiinderci voor zover drt meer bedraagt dan hel verechil tussen enerzijds het venrraegd oudenlomspensioen over de periode tussen de 62-jarige en de 65-jarige leeftijd en anderzijds 80% van het gemiddelde pensioengevend loon over de periode 2003 tot en met 2005. Onder ven/roegd oudenlomspensioen wonll veretean het ouderdomspensioen op 62-jarige leeftijd dal gebaseerd is op: het in de periode 2001 tol en met 2005 opgebouwde prepensioen, dan wel het oudenlomspensioen dal vericregen is door urtroil van dil prepensioen; en het ouderdoms- en partnerpensioen dat vanaf 2006 wonlt opgebouwd, voor zover drt meer bedraagt dan het ouderdoms- en partnerpenskien dat opgebouv«l zou worden op grond van de tot en met 31 december 2005 geldende pensioenregeling.
7,
8,
Informatieverstrekking pensioenregeling 2006 De In hel achtste lld venratte tekst wonlt opgenomen in: a. de eerete schriftelijke infonnatleverelrekking aan de deelnemer dal er aanspraken over veretreken dienstjaren met uitgesteldefinancieringwonlen toegezegd; b. de jaariijkse opgave aan de deelnemer over de in totaal toegezegde aanspraken en dereedsgefinancierde perisioenaanspraken; c. de schriftelijke infomnatie over de intekopen aanspraak op oudenlomspensioen die op veizoek van de deelnemer wonll veretrekt. Vrijwaringsclausule pensioenregeling 2006
'
Het pensioen dat voor u zal wonlen ingekocht omdat u In het verleden gedurende uw dienstoelrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van defiscaleregelgevingmogelijk is, wontt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinanoienl. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voonlat deze aanspraken (volledig) zijn gefinanoienl, heeft u alleenrechtop hel op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over veretreken diensQaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geenrechtop drt deel van uw toezegging. Als aan u istoegezegddat pensioenaanspraken over veretreken diens^aren wonlen ingekocht dan moeten deze uitertijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancienl. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in le kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk urteriijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging lol inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niel worden ingetrokken of gewijzigd.
Pensioenreglenwnt voor deeinemera gettoren na 1949
pagina 38 144
9.
Artieidsongeschiktheid vóór 1 januari 2014 a. Indien de pensioenopbouw op 31 december 2013 door een deelnemer wordt voortgezel wegens artieidsongeschiktheid, wordt de pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2014 voortgezet overeenkomstig de artikelen 11, tweede lid, en 12, tweede lid van drt pensioenreglement op basis van de pensioengrondslag die Is vastgesteld op basis van het pensioenreglement dat van loepassing was op het moment dat voor de deelnemer hetrechtop premievrije voorzetting wegens arbeidsongeschiktheid ontstond. b. In afwijking van het eerete lid wordt de pensioengrondslag van de deelnemer van wie de pensioenopbouw reeds op 31 december 2005 wegens volledige artieidsongeschiktheid werd voortgezet, met ingang van 1 januari 2014 eenmalig omgerekend, zodat de jaariijkse pensioenopbouw overeenkomstig de artikelen 11, tweede lid, en 12, tweede lid gelijk is aan de pensioenopbouw overeenkomstg de artikelen 12. leden 2 en 4, en 13. leden 2 en 4 van hel pensioenreglement zoals dal van kracht was op 31 december 2013. c. Indien de pensioenopbouwreedsop 31 december 2005 door een deelnemer werd voortgezet wegens gedeeltelijk artieidsongeschiktheid, is het bepaalde in het vierde lid van toepassing voor zover betrokkene deelnemer is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a of b.
10.
Aanvullend erbeidsongeschiktheidspensioen Deelnemere die reeds vóór 1 januari 2014 recht hadden op een aanvullend artieidsongeschiktheldspensioen behouden drt rechl tol urteriijk dereglementairebeëindigingsdatum zoals deze was bepaald in artikel 15 lid 2 van het pensioenreglement zoals dat op 31 december 2013 van toepassing was. Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verhoogd of veriaagd met ingang van de dag waarop de WIA-urtkering wordt herzien terzake van veriaging respectievelijk van toeneming van de arbeidsongeschiktheid. Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt alsdan vastgesteld overeenkomstig hetgeen bepaalde in artikel 15 lid 3 van het pensioenreglement zoals dat op 31 december 2013 van toepassing was.
11. ANW-pensioen Nabestaanden die reeds vóór 1 januari 2014 recht hadden op ANW-pensioen tot uiteriijk de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de 65-jarige leeftijd wonll bereikt, behouden dtt rechl tol uiterlijk de laatste dag voora^aand aan de dag dat de nabestaande de AOW-gerechllgde leeftijd bereikt, maar uiteriijk tot de eerete dag van de maand waarin de nabestaande de 67-jarige leeftijd bereikt. De hoogle van hel ANW-pensioen is en blijft vastgesteld zoals dil bepaald was in artikel 17 lid 3 van het pensioenreglement dat op 31 december 2013 van toepassing was. 12.
Ingangsdatum uitkering spaarsaldo gemoedsbezwaarde wertcnemer Het tot en met 31 december 2013 door een gemoedsbezwaarde wericnemer als bedoeld in artikel 4 gespaarde bedrag, wonlt vanaf de eerete dag van de maand waarin hij de 65-iarige leeftijd bereikt gedurende 15 jaar in gelijke temiijnen aan de wericnemer uitgekeerd.
Artikel 51
Slotbepalingen
Hardheidsclausule In incidentele, niet van algemene aard zijnde, gevalten, waarin dit reglement niet voorziet alsmede in gevallen, waarin strikte toepassing van drt reglement lol onbillijkheden zoutelden,beslist het bestuur met inachtneming van eventoele wettelijke bepalingen, mite daartilj niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
Getekend 10 december 2013
Voorzitter:
Pansioenresiement voor deelnemere geboren na 1949
Secreteris:
pagina 39 144
Bijlage Aflcoopvoelen als bedoeld in de artiketen 30, vijMe lid, en 31, vienle lid. en 32, vienle lid van het pensioenreglement
Leeftijd
Afkoopvoet uitgesteld OP
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
5,17 5,29 5.42 5.55 5.68 5.81 5.95 6.09 6.23 6.38 6.53 6.68 6.83 6.99 7.15 7.30 7.47 7.64 7.82 7.99 8.17 8.36 8.55 8.74 8.93 9.12 9.33 9.54 9.75 9.97 10.20 10.43 10.67 10.91 11.16 11,44 11.71 11.99 12.27 12.57 12.86 13.17 13.51 13.85 14.22
2014 Afkoopvoet latent Afkoopvoet PP ingegaati pensioen 1.35 1.39 1.43 1.47 1.52 1.56 1,60 1,65 1.70 1.75 1,80 1,85 1.91 1,96 2,02 2,11 2,17 2.24 2,30 2.36 2,43 2.50 2.56 2,64 2,71 2.82 2.89 2.97 3.04 3.12 3.19 3,26 3.34 3,41 3,48 3.50 3.57 3.64 3,70 3.76 3.87 3.92 3,96 4.00 4.03
Pensioenregiement voor deeinemera gelioren na 1848
33.02 32.82 32.60 32.39 32,16 31.93 31.70 31.45 31.21 30,95 30.69 30,42 30,15 29,87 29,58 29,27 28,96 28,65 28.33 28.00 27.66 27.32 26.97 26,60 26.23 25.84 25.45 25.05 24,65 24,24 23.82 23.39 22.95 22,51 22,05 21.61 21.14 20.67 20.19 19.69 19.17 18.66 18.14 17.61 17,08
pagina 40144
65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90
14.61 15,02 15,45 14.89 14.32
3.83 3.84 3,84 3.84
16.55 16.00 15,45 14.89 ^.84 : 14.32 Ma^M. •'• . 3v82 13,75 _ . 13 16 3 ï 8 i " : 13,16 .^8:; .i 12.58 izsa ! , 1199; 11,99 11.41' L" . . 3ï6iB', ; 11,41 10,92 ..3i38 ; ^ .... iöM • 10,35 9.78 9.78 .. : WB '' 9.23 ' . müQ. '""'•'.' 9.23 8,68 Jièa. .•8.15 "'. 8.15 L . 7 . 6 3 " ; 7.63 ^- , 7.ii2 7,12 .iM :.'"' ... ;;, j^ifisf 6,63 2'.£2 •':'' 6,16 5.93 .. 5,93 1.45 5.41'::: . : Cal""" : 5,49 SM : . 1.17 : 5.08 4.69 4.69 Wé,^ 4;33 4.33 0,90 4.00 4.00 0*78
mm
•
zm.
Afkoopvoeten wezenpensioen 2014 WzP 14.59 13,93 13,26 12,58 11,87 11,15 10.41 9.66 8,88 8,09 7,27 6,44 5,58 4.71 3,81 2,89 1.95 0.99 0
Leeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Resterende duur 4 3
2014 WzP 3.81 2.89
Pensioenreglement voor deeinemera geboren na 1848
pagina 41 144
2 1
1,95 0.99
Ruilvoeten als bedoeld in artikel 35 lid 3 (uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen)
Bij ontslag op leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
Leidt eén uitruil van oudérdomspensioen tót een verhoging van het nabestaanden van 370% 369% 368% 366% 365% 363% 361% 360% 358% 356% 354% 353% 351% 349% 347% 345% 344% 342% 340% 338% 337% 335% 334% 332% 331% 330% 328% 328% 327% 327% 326% 327% 327% 328% 329% 330% 332% 334% 336% 339% 342% 345% 349% 353%
Pensioenregiement voor deeinemera gelraran na 1848
pagina 42144
64 65 66 67
359% 383% 390% 398%
Ruilvoeten als bedoeld in artikel 36 lid 3 (urtniil van partnerpensioen in ouderdomspensioen)
indien het ouderdomspensioen Leidt een uitruil van partnerpensioen (PP) tot een ingaat bij het bereiken verhoging van het ouderdomspensioen, ter grootte van van de navolgende onderstaand leeftijdsafhankelijk percentage van het leeftijd uitqerulld PP 60 19% 61 19% 62 20% 63 21% 64 22% 65 23% 66 24% 67 25% 68 26% 69 27% 70 29%
Ruilvoeten als bedoeld in artikel 37 leden 3 en 5 (vervroegen en uttstellen van het ouderdomspe
Indien het ouderdomspensioen ingaat bij het lierelken van de navolgende leeftijd
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
wordt het tot die datum opgebouwde ouderdomspensioen met de nomiale pensioendatum als ingangsdatum vermenigvuldigd met het navolgende percentage
67% 71% 74% 79% 83% 88% 94% 100% 107% 114% 123%
Een uitruil van ingegaan ouderdomspenstoen tot eindleeftijd overbrugging leidt tot een overbrugging van
Pensioenregiement voor deelnemers geboran na 1949
pagina 43 | 44
Een uitruil van ingegaan ouderdomspensioen tot eindleeftijd overbrugging leidt tot een overbrugging vi Ingangsleeftijd 65jr1 65jr2 65jr3 65jr5 65 jr 65jr9 66jr3 66 jr 66jr9 65 jaar 66 jaar 67 j pensioen mnd mnd mnd mnd 7mnd mnd mnd 6mnd mnd 60 413% 406% 400% 395% 383% 373% 363% 349% 336% 325% 314% 30^ 61 495% 486% 477% 468% 452% 436% 422% 402% 385% 369% 354% 34( 62 633% 617% 601% 587% 560% 535% 512% 482% 456% 432% 411% 39: 63 908% 873% 841% 811% 758% 711% 669% 615% 570% 532% 498% 46C 64 1735% 1605% 1494% 1397%. 1236% 1109% 1005% 881% 788% 712% 649% 59/ 65 nvt 20167% 10083% 6722% 4033% 2881% 2241% 1681% 1353% 1133% 974% 85' 66 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt 6503% 3252% 2168% 1fi?
Ruilvoeten als bedoeld in artlkei 38 lid 2 (variatie In de hoogte van hel pensioen)
Vanaf 67 hoog tot 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 Vanaf67 laag tot 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77
hoog
2014 laag
131% 128% 126% 123% 121% 119% 118% 116% 114% 113%
98% 96% 95% 92% 91% 89% 89% 87% 86% 85%
laag
hoog
77% 77% 79% 80% 81% 83% 83% 85% 86% 87%
102% 103% 105% 106% 108% 110% 111% 113% 114% 116%
Pensioenreglement voor deeinemera geboren na 1949
:
pagina 44144
stichting Pensioenfonds Wonen
Verpllchtetelling Statuten Pensioenreglement voor deelnemere geboren na 1949 Pensloenreglement voor deelnemere geboren voor 1950 Uitvoeringsreglement Reglement Oeelnemereraad Reglement Verantwoordingsorgaan Regtement VisitaUecommissie Reglement Commissie van Beroep Reglement Adviescommissie bezwaarechriften vriistellingsbeslulten Reglement Commissies Reglement Geschillencommissie
colofon
1,
administrateur
Syntrus Achmea Pensioénbehèer N.V. Rijnzathe 10,3454 PV De Meem Postbus 3183, 3502 GD Utrecht Tetefoon (030) 245 39 22 versie Januari 2014 71478 012009
Pensioonraglemefit voor deelnemers geboran voor 19SD
pagina 1 j 4S
inhoud
Pensloenreglement voor deelnemere gabaren voor 1958
pagina 3 j 45
'
3 pensioenreglement voor deelnemers geboren voor 1950 HOOFDSTUK I ArtiKel 1
ALGEMEEN Begripsomschrijvingen
in dit pensioenreglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsomschrijvingen, opgenomen In artikel 2 van de statuten. Voorte wordt in dit pensioenreglement veretean onder. 1.
deelnemer de wericnemer of gewezen wertcnemer die geboren is voor 1 januari 1950 en op grond van hel pensioenreglement pensioenaanspraken venwerft jegens het fonds;
2.
gewezen deelnemer: de gewezen wertmemer die geboren is voor 1 januari 1950, door wie op grond van het pensloenreglement geen pensioen meer wordt venwjn/en en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
3.
partner onder partner wordt veretean:
4.
a. b.
de persoon met wie de (gewezen) deelnemer ofgepensioneerde is gehuwd; óf de ongehuwde pereoon die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registere van de burgeriijke stand; óf
c.
de ongehuwde pereoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert;
gezamenlijke huishouding: van een gezamenlijke huishouding van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een ongehuwde pereoon is sprake indten: a.
een - al dan niet in een notariële akte vastgelegde - samenlevingsovereenkomst is aangegaan, welke aan hel pensioenfonds is overiegd, krachtens welke de partnere zich verbanden hebben duurzaam een gezamenlijke huishouding le voeren, onder de verplichting gezamenlijk te voorzien in huisvesting en in elkaare verzorging, mite tussen hen geen bloed- en aanvenvantechap in de eerete graad beslaat en er sprake is van niet meer dan één partner. Indien geen (notarieel verieden) samenlevingsovereenkomst kan worden overiegd dient de Vericlaring samenleving van het pensioenfonds le worden overiegd; én
b.
uit inschrijving In hel bevolkingsregister blljict dal de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met de ongehuwde pereoon op éën adres woont; en de gezamenlijke huishoudingtenminstezes maanden gevoerd wordt;
c. 5.
gewezen partner: de pereoon die partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geweest;
6.
nat>esteande: da pereoon die op de dag van overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneenle diens partner was;
Pensloenreglement voor deelnemere gelioran voor 19S0
pagina 4 14S ^
7:
nabesteandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;
8.
partnerpensioen: een uitkering voor de (gewezen) partner wegens het overiijden van de (gewezen) deelnemen
9.
kind: hel kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dal tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking steal, alsmede hel pleeg- en sttelkind dat door hem als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, indien en zolang: a. b.
10.
de leeftijd van 18jaar nog niette bereikt; óf lussen de 18-jarige en de 27-jarige leeftijd de voor wericzaamheden beschikbare lijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding;
pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen;
11.
pensioenrecht: het rechl op een ingegaan pensioen;
12.
aanspraakgerechtigde: pereoon die begunstigde is voor een nog niet Ingegaan pensioen;
13.
pensioengerechtigde: pereoon voor wie op grand van hel pensioenregiement hel pensioen is ingegaan;
14;
gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
15.
pensioenrichtdatum: de eerete dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar wordl;
16.
pensioendatum: de eerete dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt;
17.
pensioneringsdalum: de eerete dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer voor het eerst een prepensioen of ouderdomspensioen van het fonds ontvangt;
18:
deeltijdfactor de vertiouding tussen hel aantal uitbetaalde uren bij de wericgever, vennenigvuldigd met 100%, met dien veretande dat de deeltijdfactor nooit hoger is dan 100%;
19.
pensioengevend loon: alle componenten in hel loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering soctete verzekeringen of het uniform ioonbegrip, met uitzondering van: a.
uitkeringen en veretrekkingen ingevolge de Wet op de artjeldsongeschiktheidsverzekering, de Wel wertc en inkomen riaar artieidsvemiogen of de Werkloosheidswet en hierop door de wericgever veretrekte aanvullingen;
b. 0.
het genot van een door de wertcgever ler beschikking gestelde auto; het loon dat betrekking heefl op de periode vanaf de eerete dag van de maand waarin de 65-Jar^eteeftijdwordt bereikt.
Pensioenreglement voor deeinemera geboren voor 1950
pagina 3 145
d.
de uitkering van tevenslooptegoed.
Het loon dat meer heeft bedragen dan hel maximum premleloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaartiasis (2014: € 51.414,-), blijft buiten aanmericing. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de wertcnemer minder dan de volledige artieidstijd wertczaam is, wondt het maximum premieioon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieioon uitgedrukt In een uurtiedrag door hel maximum premieioon op jaartiasis le delen door hel aantal uren per jaar volgens de nomiale arbeidsduur in de CAO Wonen, waartiij hel maximum uurioon op vijf cijtere achter de komma naar beneden wordt afgerond; 20.
pensioengrondslag: de pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon;
21.
franchise: een bedrag dat jaariijks voor het daarop volgende kalenderjaar door het bestuur wonlt vastgesteld (2014: € 25.541,-). Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de wericnemer minder dan de volledige arbeidstijd wericzaam is, wordl de franchise naar evenredigheid toegepast. Daartoe wonlt de franchise uitgedrukt in een uurtiedrag door de jaarfranchise le delen door hel aantel uren per jaar volgens dë nonnale arbeidsduur in de CAO Wonen, waartjij de uitkomst op vijf cijfere achter de komma naar beneden wordt aderend (2014: € 13,27494);
22.
WIA-uitkering: een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan wel een WGA-uitkering krachtens de Wet weric en irikomen naar artieldsvennogen (WIA);
23.
FVP: de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering le Amsterdam;
24.
afkoopgrens: het grensbedrag bedoeld in artikel 66, eerete lid, van de Pensioenwet (2014: € nog niet bekend per jaar);
25.
AOW: Algemene Ouderdomswet;
26.
AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerete lid, van de Algemene Ouderdomswet.
Artiltel 2
Deelneming
Deelnemer Deelnemer is: 3. b.
de wericnemer die verplicht is lol deelneming in het fonds op grond van de verpiichtstelling krachtens de wel de wericnemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn wericgever en hel fonds gesloten aansluitingsovereenkomst; c. de gewezen werknemer Indien en zolang zijn deelneming op grond van het tweede lid vrordt voortgezet. De deelneming vangt op zijn vroegst aan op de eerete dag van de maand waarin de deelnemer 20 jaar wonlt Voortzetting van de deelneming Na beëindiging van de dienstbetrekking met de wertcgever wordt de hoedanigheid van deelnemer behouden: a. indien en zolang de deelnemer de pensioenopbouw vrijwillig voortzet: b. indten en zolang de pensioenopbouw wordt voortgezel wegens - al dan niet volledige - artieidsongeschiktheid of wericlooshekl die is ingetreden voor 1 januari 2011;
^ Pensloenreglement voor deeinemera geboren voor 1950
pagina 6145
^
c.
Indien en zolang de deelnemer in aanmertclrig komt voor éen uitkering krachtens de Ziektewet in aënsluiting op de periode waarin de pensioenopbouw wegens wericlooisheid die is ingetreden voor 1 januari 2011 werd voortgezel, mite de deelnemer vervolgens in aanmericing komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
d.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op de periode waarin de wertcgever krachlens artikel 7:629 BW verplicht was hettoondoor te betalen, welke loondoortietalingsplicht eindigde door beëindiging van de dienstbetrekking wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissemenl van de wertcgever, mits de deelnemer vervolgens in aanmericing komt voor voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
e.
indien en zolang de deelnemer in aanmertcing komt voor eén uitkering krachtens de Ziéktewet in aansluiting op een dienstbetrekking die beëindigd werd wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de wericgever, mits de deelnemer vervolgens in aanmericing komt voor voortzelling van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
f.
indien en zolang de deelnemer in aanmertcing komt voor een uitkering krachlens de Ziektevrat in aansluiting op de periode waarin de wertcgever krachlens artikel 7:629 BW verpliöit vvas het loon door le betelen, welke loondoortjetalingsplicht eindigde döor beëindiging van de dienstbetrekking vi^egens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de wericgever, mits de deelnemer tijdens het ontvangen van deze uitkèring kómt te overtijden;
g.
indien en zolang de deelnemer in aanmericing komt voor een uitkering krachtens de Zteklewet in aansluiting op een dienstbetrekking die beëindigd werd wegens bedrijfssluiting door dan wel faillissement van de wericgever, niite de deelnemer tijdens het ontvangen van deze uitkering komt te overiijden;
h.
indien en zolang de deelnemerrechlheeft op een loongerelateerde uitkering krachlens de Werictoosheidswet, aansluitend een uitkering ontvangt krachtens de Ziektewet en tijdens hel ónWangen van deze uitkèring komt le overiijden, behoudens toepassing van het bepaalde onder c;
i.
indien de deelnemer in aanmertcing komt voor een uilkering krachtens de Ziektewet in aansluiting op de beëindiging van de dienstbetrekking en aansluitend aan de uitkering krachtens de Ziektewet in aanmertcing komt voor eén uilkering op grond van de WIA.
Ende van de deelneming Oe deelneming eindigi op de dag: a.
direct voora^aand aan de pensioneringsdalum, behoudens voor zover de dienstbetrekking met de wericgever (gedeeltelijk) wordt voortgezet;
b.
van het tussentijds, dat wil zeggen vóór de penstoneringsdatum, beëindigen van de dienstbetrekking met een wericgever, tenzij:
aansluitend een dienstbetrekking met een aangesloten wertcgever wordt aangegaan; de deelneming wordt voortgezet op grond van het tweede lid; c. van het tussentijds eindigen van de overeenkomst als bedoeld in het eerete lid, onder b; d. van hel eindigen van de voortrelling van de deelneming op grond van hel tweede lid; e. van het overtijden van de deelnemer. De deelneming eindigi uiteriijk op de pensioendatum.
Artiltel 3 1.
Uitbetaling van pensioen
Aanvraag en toekenning van pensioen Pensioenen vrorden door het fonds toegekend en uitbetaald op schriftelijke aanvraag door of namens de pensioengerechtigde gericht aan de administrateur. Hetfondsis bevoegd een pensioen ult eigen béweging toe te kennen indien de aanvraag om pensioen niet is gedaan, maar genoegzaam vastetaat datrechtop uitkering bestaat.
2.
Aanvraag herschikken De administrateur infomneert de (gevrezen) deelnemer, uiteriijk zes maanden vóór de pensioenrichldaturh over de mogelijkheden om:
Pensioenreglement voor deeinemera geboren voor i g r a
pagina 7 145 ^
a. De ingang van het prepensioenteven/roegen of uit te stellen; b. een deel van hel ouderdomspensioen uitteruilen in partnerpensioen; c. partnerpensioen uitteruilen 'm ouderdomspensioen; d. prepensioen en ouderdomspensioen onderting uitteruilen; e. de hoogte van hel ouderdomspensioentevariëren; f. dan wel een combinatie van deze mogelijkheden. De (gewezen) deelnemer maakt een voorgenomen keuze als hier bedoeld, uiteriijk vier maanden vóór de pensioneringsdatum aan de administrateur kenbaar De administrateur informeert de (gewezen) deelnemer over de gevolgen van de voorgenomen keuze voor wat betreft de hoogte van het pensioen. Op basis van deze informatie maakl de (gewezen) deelnemer zijn definitieve keuze uitertijk twee maanden vóór de pensioneringsdatum bekend aan de administrateur 3.
Temvjnen en inhoudingen De pensioenen worden uitbetaald - onder aftrek van wettelijke inhoudingen - in maandelijkse termijnen, aan hët einde van iedere kalendermaand. In alwijking van het voorgaande kan het fonds bepalen dat een pensioen in halQaariijkse of driemaandelijksetemiijnenwordt uitgekeerd, indien de maandelijkse termijnen van hel pensioen minder zijn dan een door het fonds bepaald bedrag.
4.
Bewijsstukken Blj de aanvreag om pensioen dienen door het fonds nodig geachte stukken en gegevens te worden veretrekl, waamit hel recht op pensioen blijkt. Indien pensioen uitbetaald wordt aan een in hel buitenland wonende pensioengerechtigde, veretrekt deze het fonds op verzoek entenminste1 maal per jaar een bewijs van in leven zijn om vastte stellen of het rechl op pensioen nog steeds bestaat. . . I
5.
Afkoopveriiod
'
Aanspraken op pensioen kunnen niel worden a^ekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, andere dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet 6.
Vervallen van niet opgevraagde pensioentennijnen De uitbetaling van pensioen kan wonlen opgeschort indien: a. het pensioen niet is aangevraagd dan wel de door hel fonds nodig geachte stukken en gegevens niet worden veretrekt; b. c.
een pensioengerechtigde op pensioen mel onbekende bestemming is vertrokken; de in het buitenland wonende pensioengerechtigde het door hetfondsgevraagde bewijs van in leven zijn niet periodiek inzendt
Een pensioenuitkering waarover op grond van een van deze situaties niel is beschikt, vervalt aan het fonds na het overtijden van de pensioengerechtigde. Het bestuur kan echter besluiten, op verzoek van de wettelijke erfgenamen, de pensioenuitkeringen aan deze erfgenamen uit te betalen. 7.
Ten onrechte verstrekte pensioentermijnen Ten onrechte veretrekte pensioentennijnen worden door of namens het fonds teruggevordenl.
Artilcel 4 1.
Gemoedsbezwaarde werknemers
Gemoedsbezwaren De wertcnemer die gemoedsbezwaren heeft legen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur op zijn verzoek vrorden vrijgesteld van de verplichtetelling.
2.
De aanvraag De vrijstelling wordt aangevraagd door het indienen van een door de aanvrager ondertekende vertdaring. Deze vericlaring houdttenminste in dat de aanvrager ovenvegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vomn van verzekering en daarom
Pensloenreglement voor deelnemen geboren voor 1950
pagina 8 j 45
I
noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uil een door de wericgever* ingedieride vericlaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegeri de nakoming van de hem als wericgever opgelegde verplichtingen. 3.
Indienen van de aanvraag De in het tweede lid bedoelde vertdaring wordt ingediend bij hel fonds. Hel fonds onderzoekt ofde verictering overeenkomstig de waarheid is.
4.
Verienen van de vrijstelling Als de vericlaring naar de mening van het fonds overeenkomstig de waartieid is, verieent hetfondsde vrSstélling. Aan de vrijstelling kunnen voonvaarden worden vertionden die nodig zijn in vertiand met de administratie van hel fonds. Aan een wericgever die heeft vertelaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als wertcgever opgelegde verplichlingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van wericgever opgelejgde verplichtingen niet worden geweigerd.
5.
Bewijs van vrijstelling Het fonds veretrekt een bewijs van de verleende vrijstelling. De pereoon of rechtepereoon die is vrijgesteld van zijn verplichlingen als wertcgever is verplichl te zorgen dal het verstrekte bewijs van vrijstelling of een afechrift daarvan wortll en blijft opgehangen op een plaats, dte vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde wericnemere en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk steal venneld, gemakkèlijk kan worden kennisgenomen.
6. Spaarbijdragen De vrericnemer dte is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen die hij verechuldigd zou zijn indten hij geen vrijstelling had, aan hetfondsin de vorm van spaartiijdragen. Dit geldt ook voor de wericgever die niet is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verechuldigd is voor een wericnemer die wel is vrijgesteld. 7.
Omzetting In pensioenaanspraken Op basis van een verzoek van de wericnemer die niet is vrijgesteld en in diensttevan een werkgever die wel is vrijgesteld, betaalt de vrericgever zowel de door de vrertcnemer als de door de wertcgever verachuldigde bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden aangemörtct als pensioenpremies en dé wertcnemer vericrijgt evenredige pensioenaanspraken overeenkomstig het pensioenreglement.
8. Spaarrekening De op grond van het zesde lid ten behoeve van een wericnemer betaakle spaartiijdragen worden door hetfondsgeboekt op een ten name van die wericnemer staande spaan-ekening. De gespaarde bedragen vbor de vervanging van het prepensioen worden afeondertijk geadministreerd. Het fonds veretrekt jaartijks aan de wericnemer met een spaarrekening, een opgave van hel saldo op de spaan-ekening aan hel eind van het voorgaande kalenderjaar Het spaarealdo wordt jaariijks per 1 januari vertioogd met de iri het voorgaande katenderjaar geldenderekenrente.venninderd met 0.5%punt. alsmede, indien de pensioenaanspraken zijn vertioogd op grond van artikel 34, met het percentege van die vertioging. 9.
Intrekken en vervallen van de vrijstelling Een vrijstelling wordt door het fonds ingetrokken: a. op verzoek van de wertcnemer aan wie de vrijstelling is verteend; b. als naar het oordeel van hel fonds de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verieend, niet langer geacht kunnen wordentebestaan. De vrijstelling kan door het fonds worden ingetrokken als de betrokkene de bij de vrijstelfing gestelde voonvaardenriietof niet behooriijk naleeft.
10. Gevolgen van intrekken en venmilen van de vrijstelling
r
Penaloenregiement voor deelnemere gelioren voor 1950
pagina 9 14S
Door het intrekken of het vervallen van de vrijstelling wordt ten aanzien van de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Hel spaarealdo vervalt en wordt omgezet in evenredige pensioenaanspraken.
Artikels
Uitbetaling van spaarbijdragen
1. uitkeringen Het gespaarde bedrag voor de ven/anging van hel prepensioen wordt in gelijke tennijnen aan de wericnemer uitgekeerd tussen de pensioenrichtdatum en de 65-jarige leeftijd. Het gespaarde bedrag voor de vervanging van de andere pensioenen yvortlt vanaf de 65-jarige leeftijd in gelijketermijnenaan de wertcnemer uitgekeerd gedurende 15 jaar 2.
Overiijden vóór ingang van de uitkeringen Bij hel overiijden van de wericnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen in gelijke termijnen uitgekeerd aan de partner gedurende 15 jaar Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar worden de spaarbedragen uitgekeerd aan de kinderen in de periode lussen hel overiijden van de wericnemer en de 18-jarige leeftijd van hel jongste kind. Bij alVvezIgheld van een partner en kinderen worden de spaarisedragen In een bedrag ineens uitgekeerd aan de erfgenamen.
3.
Overtijden na Ingang van de uitkeringen Bij hel overiijden van de wericnemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt de belaling van de vastgestelde uilkeringen voor de nogresterendeperiode voortgezet aan de partner Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar geschiedt de uilkering aan de kinderen in de periode tussen hel overiijden van de werknemer en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij aKvezigheid van een partner en kinderen vrordt het nog niet uitgekeerde spaarbedrag aangewend in een bedrag ineens uitgekeerd aan de erfgenamen.
4.
Vaststelling gelijke tenrtijnen De gelijke termijnen als bedoeld in het eerete, tweede en derde lid worden bij ingang van deze uitkeringen vastgesteld door het gespaarde bedrag te delen door de uitkeringsduur in maanden. Ingegane uitkeringen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met de in hel voorgaande kalenderjaar geldenderekenrente,verminderd met 0,5%punl, alsmede, indiei^ de ingegane pensioenen zijn verhoogd op grond van artikel 34, mel hel percentege van die vertioging.
5. Afkoop Als bijtoepassingvan hel eerete of tweede lid de uitkering op jaartiasis niet meer bedraagt dan de afkoopgrens, wordt hel spaarealdo eenmalig uitgekeerd aan de wericnemer de partner of de kinderen.
Artikel 6 1.
Verplichtingen van deelnemers en andere belanghebbenden
Naleving statuten en reglementen Elke deelnemer gewezen deelnemer andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplichltotnaleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement bepaalde.
2.
Informatieverstrekking door deelnemers en andere belanghebbenden Elke deelnemer, gewezen deelnemer andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigcte is verplicht aan hel fonds, binnen een door helfondsgesteldetermijn,alle stukken en gegevens te verelrekken die het fonds nodig achl voor de goede uitvoering van de statuten en van ditreglement.Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen enteregistreren. Indien gedurende een jaar na bekendmaking niel gereageenl is op door hetfondsgeregistreerde gegevens, mag het fonds veronderetelten dat deze correct zijn en is het fonds bevoegd eventueel later gemelde wijzigingen niel door te voeren.
3.
Eindigen gezamenlijke huishouding
Pensioehreglement voor deelnemers geboran voor 1950
I
pagina 10145~^
De deelnemer, gewezen deelnemer of gépensioneerde van wie de gezamenlijke huishouding is geëindigd, is verplichl de beëindiging van de gezamenlijke huishouding le mélden aan het fonds, onder overiegging van eën notariële akte, dan wel een ondertiandse overeenkomst ofde (Eenzijdige) Vericlaring beëindiging samenleving van het pensioenfonds 4.
Uitsluiten van aansprakelijkheid Het fonds aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet aanleveren van Infonnatie, dan wel het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige infonnatie.
Artikel 7 1.
Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan venvorven pensioenaanspraken èn pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vennogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. hel fonds niet in staat is binnen eenredelijketennijn de technische voorzieningen en hel minimaal vereist eigen vermogen door waarden le dekken zonder dat de belangen van deelnemere. gewezen deelnemere, pensioengerechtigden, andere aanspreakgerechtigden ofde aangesloten wericgevere onevenredig worden geschaad; en c.
alte overige beschikbare sturingsmiddelen, met uilzondering van het beteggingsbeteid, zijn ingezet zoals uitgewerict in het kortetermijnhereteiplan.
2.
Hel fonds informeert de deelnemere, gewezen deelnemere, pensioengerechtigden en de aangesloten wericgevere schriftelijk over het besluit tot vennindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3.
De vennindering. bedoeld in het eerete lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemere, gewézen deelnemere, pensioengerechtigden, aangesloten wericgevere en de toezichthouder hierover geïnfonneerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 8 1.
Klachten
Klachtenregeling Een deelnemer, gewezen deelnemer andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft helrechtbij de administrateur een klacht in te dtenen over de uitvoering van dit regtement. De klacht kan zowel mondeling als schriftelijk als per e-mail worden ingedfend. De klacht bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de wijze van uitvoering van de wertczaamheden waarover geklaagd wordt.
2.
Behandeling van de klacht De klacht wordt als volgl afgehandeld. a.
De administrateur stuurt binnen twee wertcdagen na de dag van ontvangst van de klacht aan klager een schriftelijke onWangstbevestQlng,tenzijde klacht binnen twee wertcdagen kan vrorden afgehandeld. De ontvangstbevestiging bevat infomiatte over de venwachte temiijn van afliandeling en geeft aan tot wie de klager zich kan wenden bij vragen.
b.
De Wacht wordt in beginsel binnen tien wertcdagen na de dag van ontvangst a^ehandeld. Indien de klacht ntet binnen deze temiijn kan worden a^ehandeld, deèlt de administrateur dit vóór- het einde van dietennijnschriftelijk aan klager mee, waartiij een nieuwe aftiandelingstennijn vrordt vermeld. Klager kan zich ter behartiging van zijn belangen laten vertegenvroordigen door een gemachtigde. Klager wordt in de gelegenheid gesield zijn standpunt nadertoete lichten, indten dit noodzakelijk is voor de goede afhandeling van zijn klacht.
c. d. e. f.
Klager heeft recht op inzage in het klachtdossier Het oordeel over de klacht dient gebaseerd te zijn op een toereikend onderzoek en op voor klager kenbarefeilenen stukken.
g.
De beslissing dient te berusten op een deugdelijke motivering en dienl op alie onderdelen van de klacht integaan. De beslissing bevat een oordeel over de vraag of de wijze van uitvoering van de wericzaamheden waarover geklaagd wordt voldoende zorgvuldig jegens klager rs geweest
Penstoenregiement voor deebiemera geboren voor 1950
pagina 111 4 5 ^
3.
h.
Indien na een gedegen onderzoek vrordt vastgesteld dal hel niet mogelijk is de ware toedracht met zodanige zekerheid le achterhalen dat daarop een oordeel gebaseerd kan worden, kan het geven van een oordeel achtenvege blijven.
i.
De beslissing op de klacht wordt schriftelijk aan klager meegedeekl,tenzijklager heeft aangegeven daarop geen prijs te stellen.
Beroep op het bestuur Indien klager het niet eens is met de beslissir^ van de administrateur heeft klager helrechlin beroep te gaan blj het bestuur Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Klager kan binnen veertlén dagen nadat hij over de beslissing op de klacht is geTnformeerd, schriftelijk, mondeling of per e-mail verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dit verzoek bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de redenen waarom naar het oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stend kan blijven. Het bestuur geeft een oonleel over de vraag of de beslissing op de klacht inredelijkheidgenomen had kunnen worden. Klager wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van hel besluit van het bestuur.
4.
Beroep op de Ombudsman Pensioenen Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, heeft klager het recht een beroep te doen op de Ombudsman Pensioenen. Dit wordt bij de beslissing van het bestuur aan klager meegedeeld. De klacht wonlt als volgt a^ehandeld. a. b.
c. d. e. f.
Artikel 9
De Ombudsman neemt klachten in behandeling, die betrekking hebben op de uih/oering van dit reglement. De Ombudsman neemt een klacht niel in behandeling indien: klager geen gebniik gemaakt heeft van de mogelijkhekl een klacht in te dienen bij dé administrateur dan wel klager indien hij het niet eens is met de beslissing van de administrateur niet in beroep is gegaan bij het bestuur of hem bekend is dat deze in handen van een advocaat is gesteld, aan het oordeel van de rechter is ondenrorpen of waarin een onherroepelijke rechteriijke uitepraak is gedaan. Klachten kunnen zowel schriftelijk als mondeling aan de Ombudsman worden voorgelegd. De Ombudsman kanteallen tijde deskundigenraadplegenbij de behandeling van bij hem ingediende klachten. De Ombudsman handelt een klacht af door het geven van een schriftelijk advtes dal hij uiteluitend aan klager en het bestuur ter kennis brengt. Indien het bestuur besluit het advies van de Ombudsman niet op te volgen, steH het fonds klager daan/an schriftelijk en gemotiveerd in kennis. Het fonds veretrekt de Ombudsman een afschrift van het besluit De Ombudsman doel daarvan mededeling aan de voorzitter van het bestuur van de Vereniging van Bedrijfelakpensioenfondsen onder overiegging van hel uitgebrachte advies.
Geschillen
1. Geschillencommissie Een deelnemer gevrozen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde die een geschil heeft met het fonds inzake een besluit van het beslutir, niet zijnde een besluit van algemene strekking of een besluit als bedoeld in artikel 4. kan dit geschil voorteggen aan de geschlltencommissie bedoeld In artikel 27 van de statuten. De geschillencommissie brengt In een voorgelegd geschil een advies uit. De wertcwijze van de geschillencommissie is vastgelegd in het Reglement van de geschillencommissie. 2.
Bezwaar blj vrijstelling Ctegene wiens belangrechtetreeksbij een besluit over vrijstelling is betrokken, kan tegen een besluit om vrijstelling te verienen of te weigeren of in le trekken, dan wel tegen de daaraan vertionden voonvaarden, bezwaar maken bij het bestuur Het bezwaarechrift vrordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop hel besluit bekendtegemaakt Hel bezwaarschrift wordt ondertekend en beval ten minste de naam en het adres van de indtener de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het bezwaar Bij het nemen van een besluit op hel bezwaarechrift wordt het bestuur
Pensioenregiement voor deelnemere gelioren voer 1950
pagina 12 j 48
1
geadviseerd door de Adviescommissie Bezwaarechriften vrijstellingsbésluiten. Beroep b^ vrijstelling De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarechrift beroep instellen bij de rechtoank te Rotterdam, sector bestuurerecht Het beroepschrift vrordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekendtegemaakt Het beroepschrift vrordt ondertekend en bevaltenminste de naam en het adres van de indiener de dagtekening, een omschrijving van hel bestredén besluit en de gronden van het beroep. Tevens wonlt een afechrift van hel bestreden besluit bijgevoegd.
HOOFDSTUK II
VERPLICHTE PENSIOENREGELING
Artikel 10
Pensioenaanspraken
1. Aanspraken De deelnemer heeft, Indien en voor zover de daartoe verachuldigde premies, mel inachtneming van het bepaalde in lid 3, aan het fonds zijn betaald, aanspraak op: a. b. c. d. e.
een tijdelqk prepensioentenbehoeve van zichzelf. een levenslang ouderdomspénsioen ten behoeve van zichzelf; een levenslang partnerpensioentenbehoeve van zijn partner, levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van zijn gewezen partner. een tijdelijk wezenpensioentenbehoeve van zijn kind of kinderen;
f.
een tijdelijk artieidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van zichzelf, indien hij in aanmericing komt voor een vervolguitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; en een tijdelijk ANW-pensioen ten behoeve van zijn partner
g.
2. Karakter De in het eerete lid genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseenl op een uitkeringsbvereenkomst, dat is een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. 3.
Niet aan het fonds afgedragen premie Indien de wericgever de premie niet aan hetfondsheeft betaald, wonlt voor de vastetelling van de pensioenaanspraken van de deelnemer en zijn nagelalen betrekkingen de premie geacht aan het fonds le zijn betaald, tenzij: a. b.
hel premie betreft die verechuldigd is over de in artikel 64. iid 1, onder c, van de Wericioosheidswet bedoelde periode; er sprake \s van kwade trouw bij wericgever en werknemer Hiervan is in ieder geval sprake indten het premte betreft die verechuldigd is door een wericgever die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de wertcnemer daamfiee heeft Ingestemd;
c.
hel premie betreft die verechuldigd is door een in eén andere lidstaat gevestigde wertcgever die zich niel heeft aangemeld bij het fonds én hel fonds inredelijkheidniet kon weten dat de wericgever vroricnemere in Nederiand te weric heeft gesteld; of
d.
om een andereredenniet van het fonds kan wonlen venvacht dat het pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent.
Artikel 11 1.
Prepensioen
Uitkeringsperiode Het prepensioen in op de pensioenrichtdatum, óf de eeniere of latere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 36, óf
Penaloenregiement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 'i 3 j 45
'
de dag waarop de dienstbetrekking eindigt tussen de pensioenrtchldatum en de dag waarop hel oudenlomspensioen ingaat, tenzij aansluitend een dienstbetrekking wordt aangegaan met een vrortcgever die al dan niet het woninginrichtingsbedrijf uitoefent, en eindigt op -
2.
de dag direct voorafgaand aan de dag waarop'het ouderdomspensioen ingaat, óf (Je laatete dag van de maand waarin de gepensioneerde overtijdt, indten hij overiijdt vóór hel ingaan van hel ouderdomspensioen.
Hoogte van het prepensioen Het jaariijks prepensioen bedraagt voor elk opbouvyjaar 2% van het pensioengevendtoonover hel desbetreffende jaar Op de ingangsdatum bedraagt het jaariijks prepensioen 2% van dé som van de pensioengevende lonen, die tijdens de deelneming hebben gegolden.
3.
Aanvullend prepensioen De wericnemer die zowel op 31 december 2000 als op 1 januari 2001 deelnemer was, krijgt voor ieder jaar dat hij onafgebroken deelnemer is tot uiterlijk tot de pensioenrichtdatum, een aanvullend prepensioen, dat vastgesteld wordt door loepassing van de volgénde formule: gemiste prepensioenopbouwperiode gedeeld door prepensioenopbouwperiode maal prepensioen over laatste periode. Hierbij wordt veretaan onder a. b. c.
gemiste prepensioenopbouwperiode: de periode gelegen tussen de 20-jarige leeftijd en 1 januari 2001, afgerond in géhele kalendermaanden; prepensioenopbouwperiode: de periode tussen 31 december 2000 en de 62-jarige leeftijd, afgerond in gehele kalendemfiaanden; preperisioen over laatete periode: het gemiddeld op jaartiasis herieide prepensioen dat opgebouwd zou zijn over de jaren 1998 tot en met 2000 indien de prepensioenregeling op 1 januari 1998 was ingevoerd. Dil prepensioen vronlt ieder jaar per 1 januari veriioogd indien en voor zover de pensioenaanspraken van de deelnemere worden verhoogd op grond van artikel 34, dan wel laatetelijk zijn vertioogd op grond van artikel 34.
De deelneming vrordt geacht onafgebroken te zijn bij een onderijreking van maximaal één maand, dan wel bij een onderbreking wegens wericloosheid indien en zolang de deelnemerrechtheeft op een loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet, die eventueel ondertiroken is door een uitkering krachtens de Ziektewet Het aanvullend prepensioen dal opgebouwd is in de jaren 2001 en 2002 overeenkomstig hel pensioenreglement zoals dat in die jaren luidde, blijft behouden voor de betrokken deelnemere. a.
Geen aanspraak Over perioden van voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid of wertcloosheid, bestaat geen aanspraak op (aanvullend) prepensioen, onvemiinderd hel bepaalde in de voortaatsle volzin van het derde lid. In alwijking van het voorgaande bestaat over een periode van voortzetting van de pensioenopbouw wegens ven/roegd uittreden wel aanspraak op (aanvullend) prepensioen, indien de VUT-uitkering ingaat op of na 1 januari 2001 doch vóór de 62-jarige teeftijd.
b.
Beperidng aanspraak Het aanvullend prepensioen van degene die op de pensioenrichtoalum nog geen 10 jaren deelnemer zal zijn geweest, wonlt vermenigvuldigd met een breuk, waarvan detellergelijk is aan het aantal maanden gelegen tussen de aanvang van hel deelnemerechap en de pensioenrichtdatum en de noemer 120 is.
Artikel 12 1.
Ouderdomspensioen
Uitkeringsperiode Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en eindigi op
r Pensioenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 14145
de laatete dag van de maand waarin de gepensioneenle overiijdl. 2.
Hoogte van het ouderdomspensioen Voor de deelnemer dte geboren is voor 1950, bedraagt het jaariijks oudenlomspensioen vanaf 2001 voor elk opbouvvjaar 0.6% van het pensioengevend loon over het desbetreffende jaar Op de Ingangsdatum bedraagt het jaariijks oudenlomspensioen 0,6% van de som van de pensioengevende lonen, dte vanaf 2001 tijdens de deelneming hebben gegolden, eventueel vermeerderd met het oudenlomspensioen overeenkomstig artikel 52, eerete lid.
3.
Aanvullend ouderdomspensioen De wericnemer die zowel op 31 december 2000 als op 1 januari 2001 deelnemer was, krijgt voor ieder jaar dal hij onafgebroken deelnemer is lol uiterlijk tol de pensioenrichtdatum. een aanvultend oudenlomspensloen,-dat vastgesteld wonll doortoepassingvan de volgende fomiule: gemiste ouderdomspensioenopbouwperiode gedeeld door oudenlomspensioenopbouwperiode maal oudenlomspensioen overteatsteperiode. Htertiij wonJt veretaan onden a. gemiste ouderdomspensioenopbouwperiode: driejaar b. c.
ouderdomspensioenopbouwperiode: de periode tussen 31 december 2000 en de 62-jarige leeftijd, afgerond in gehele kalendermaanden; ouderdomspensioen over laatete periode: hel gemkldeld op jaartiasis hertelde ouderdomspensioen opgebouwd over de jaren 1998 tol en met 2000. Dit ouderdomspensioen vronlt ieder jaar per 1 januari vertioogd indien en voor zover de pensioenaanspraken van de deelnemere vrorden vertioogd op grond van artikel 34, dan welteatstelijkzijn verhoogd op grond van artikel 34.
De voortaatste volzin van artikel 11, dente lld, Is van overeenkomstige toepassing. Het aanvultend oudenlomspensioen, dat opgebouwd is in de jaren 2001 en 2002 overeenkomstig hel pensioenregtemenl zoate dat in dte jaren luidde, blijft behouden voor de betrokken deelnemere. 4.
Extra ouderdomspensioen In aanvulling op het ouderdomspensioen, bedoeld in hel tweede en denle lid, heeft de deelnemer met een pensioengevend loon dat hoger is dan de franchise, per opbouvvjaar aanspraak op een extra oudenlomspensioen van 1 % van het pensioengevendtoon,vennindenl met de franchise. Op de ingangsdatum bedraagt het extra oudenlomspensioen 1% van de som van de penstoengevende lonen vennindenl met de franchise, die vanaf 2001 tijdens de deelneming hebben gegolden, eventueel venneerdenl met het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 52, eerete lid.
5.
Geen aanspraak aanvullend ouderdomspensioen penstoenregeling 2001 Over perioden van voortzetting van de penstoenopböuw wegens ariSeidsongeschiktheid of wertcloosheid, bestaat geen aanspraak op aanvullend ouderdomspensioen, onvennindenl hel bepaaMe in de vooriaatete volzin van artikel 11, derde lid.
6.
Pensioenopbouw bij ziekte Indien het loon veriaagd ia in vertiand met ziekte, kan - in afwijking van het tweede- de pensioenopbouw voortgezet wonlen over het verechil lussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengroridslag die geldl vanaf de vertaging van het loon, tegen betaling van de volledige prémte.
Artikel 13 1.
Partnerpensioen
Uitkeringsperiode Het partnerpensioen gaat in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneenle overiijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de nabestaande overiijdt
Pensloenreglement voor deeinemera geboren voor 1950
pagina I S 145
'
2.
Hoogte partnerpenstoen Het jaariijks partnerpensioen bedraagt vanaf 2001 voor elk opbouvvjaar 0,42% van het pensioengevendetoonover het desbetreffende jaar a.
b.
3.
indten een deelnemer overtijdt. bedraagt het jaariijks partnerpensioen op de ingangsdatum hel vanaf 1 januari 2001 tol de dag van overiijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerdenl met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overieden en hij van de dag van overiijden tot de pensioenrichtdatum zou hebben deelgenomen op basis van het pensioengevendtoondat gold in het kalenderjaar vóór het overiijderi, eventueel vemieerderd met hel partnerpensioen overeenkomstig artikel 52, eerete lid. Indien het loon veriaagd is in verband met ziekte en daanloor een lager pensioengevend loon geldt, wordt hetteberekenen partnerpensioen tussen de overiijdensdatum en de pensioenrichtdatum gebaseenl op het pensioengevend ioon dat gold vóór de verlaging van het loon. Indien een gepensioneerde of gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt hel jaariijks partnerpensioen op de Ingangsdatum het tijdens de deelneming opgebouwde partnerpensioen.
Aanvullend partnerpenstoen De wericnemer die zowel op 31 december 2000 als op 1 januari 2001 deelnemer was. krijgt voor ieder jaar dat hij ona^ebroken deelnemer is tot uiteriijk de pensioenrichtdatum, een aanvullend partnerpensioen, dat vastgesteld wordt door loepassing van de volgende formule: gemiste partnerpensioenopbouwperiode gedeeld door partnerpensioenopbouwperiode maal partnerpensioen over laatste periode. Hierbij wordl veretaan onder a. b. c.
gemiste partnerpensioenopbouwperiode: driejaar; partnerpensioenopbouvi/periode: de periode tussen 31 december 2000 en de 62-jarige leeftijd, afgerond in gehete katendemiaanden; partnerpensioen over laatste periode: het gemiddeld op jaarbasis herieide partnerpensioen opgebouwd over de jaren 1998 lot en met 2000. Dit partnerpensioen wordl ieder jaar per 1 januari verhoogd indien en voor zover de pensioenaanspraken van de deelnemere worden verhoogd op grond van artikel 34, dan wel laatstelijk zijn verhoogd op grond van artikel 34.
De voortaatste volzin van artlkei 11, denle lid, is van overeenkomstige toepassing. Het aanvullend partnerpensioen, dat opgebouwd is in de jaren 2001 en 2002 overeenkomstig het pensioenreglement zoals dat in die jaren luidde, blijft behouden voor de betrokken deelnemers. 4.
Extra partnerpensioen In aanvulling op het partnerpensioen, bedoeld in het tweede en derde lid, heeft de nabestaande van een (gewezen) deelnemer met een pensioengevend loon dal hoger is dan de franchise, per opbouwjaar aaiispreak op een extra partnerpensioen van 0.7% van hel pensioengevend loon, vemiinderd met de franchise. Op de ingangsdatum bedraagt het extra partnerpensioen 0.7% van de som van de pensioengevende lonen, die tijdens de deelneming hebben gegolden, venninderd mel de voor de desbetreffende loontijdvakken overeenkomende franchise. Het bepaalde in het tweede iid, onder a, het vijfde iid en het negendetoten met twaalfde lid is van overeenkomstige toepassing.
5.
Geen aanspraak aanvullend partnerpensioen Over perioden van voortzetting van de pensioenopbouw wegens ariseidsongeschiktheid of werkloosheid bestaat geen aanspraak op aanvultend partnerpensioen, onverminderd hel liepaalde in de voortaatele volzin van artikel 11, derde lld.
6;
Pensioenopbouw trij ziekte Indten het loon vertaagd is in vertiand meiziekte, kan - in afwijking van het tweede lid - de pensioenopbouw voortgezet vrorden over het verechil lussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf de vertaging van hel loon, tegen belaling van de volledige premie.
7.
Bijzonder partnerpensioen Indten een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een andere partner dan de nabestaande gehuwd is geweest, een geregistreerd partnerechap heeft gehad of een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, wordt hel partnerpensioen ten behoeve van zijn nabestaande vennindenl met het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 29.
Pensloanreglement voor deelnemere geboran voor 1950
pagina 18 (45
1
8.
Overiijden tijdens onbetaald vertof Indien een deelnemer overiijdt tijdens een periode van onbetaald veriof. tenvijl hij er niet voor gekozen heeft om de pensioenopbouw op grand van artikel 18 voort te zetten, bedraagt hel jaariijks partrierpensloen, in alwijking van hel tweede lid, onder a, hettotde dag van overiijden opgebouwde partnerpensioen, venneenleKl met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overieden en hij van de dag van aanvang van het veriof lol de pensioèn(richt)datum zou hebben deelgenomen op basis van de pensioengriandslag dte gold In het kalenderjaar vóór het veriof.
9.
FVP-bijdrage Indien door hel FVP in vert)and met het overiijden van een wericloos gewonlen deelnemer een bijdrage voor de inkoop van een partnerpensioen veretrekt woreft, wonll de met deze inkoopsom overeenkomende pensioengrondslag mede in aanmericing genomen bij het vastetelten van de hoogte van het partnerpensioen.
10.
Geen recht op partnerpensioen Geenrechtop (aanvultend) partnerpensioen besteat iridten het huwelijk, het geregistréenl partnerschap ofde gezamenlijke huishouding eeret na de pensioneringsdalum Is aangegaan.
Artikel 14 1.
Wezenpensioen
Uitkeringsperiode Het wezenpensioen gaal in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepenstoneenle overiijdl; of de eerete dag van de maand volgend op de maand waarin, na het overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneenle, (weer) wonlt voldaan aan de omschrijving van kind, en eindigt op de iaatste dag van de maand waarin niet meer aan de omschrijving van kind wonlt voldaan, of het kind eventueel eerder overiijdt.
2.
Hoogte van het wezenpensioen Hel jaartijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van hel jaariijks partnerpensioen, inolustef een eventueel aanvullend en een eventueel extra partnerpensioen, zondereen eventuete vermindering met het bijzonder partnerpenstoen op grond van artikel. 13. zevende lid. Indien vóór ingang van het wezenpensioen het partnerpensioenteverrellen op grond van artikel 30, vijfde lid, dan vrol hel partnerpensioen geheel of gedeeltelijk Is vervalten op grond van artikel 38, wonlt voor de vastetelling van het wezenpensroen uitgegaan van het partnerpensioen, dat gegolden zou hebben als het partnerpensioen niel - geheel of gedeeltelijk - vervallen zou zijn.
3.
Maximering wezenpensioen Indien en zolang het aantal kinderen datrechtheeft op wezenpensroen groter is dan vijf. vronlt elk van de vrozenpensioenen met eenzelfde gedeelte veriaagd. zodat hel totate wezenpensioen gelijk is aan hel jaariijks partnerpensioen, bedoeld in het tweede lid.
4.
Voile wezen Het wezenpensioen wordl venlubbeld vanaf de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind oudertoos vronlt. In dit vertiand vronlt mede onder ouder veretaan degene dte op het moment van zijn overiijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Hel wezenpensioeri vronlt maximaal eenmaal venlubbeld, en wel indien beide oudere overieden zijn.
Pensloenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 17 | 4 S ^
Artikell 5 1.
ArbeMsongeschiktheidspensloen
Voonvaarden De deelnemer die In aanmertcing komt voor een uilkering krachtens de Wet op de artieidsongeschiklheidsveizekering (WAO) volgens een dagloon dat hoger is dan het voor betrokkene geldende wettelijk minimumloon per dag, heeftrechlop een art)eidsongeschiktheidspensioen indien hij in aanmericing komt voor een ven/olguitkering krachlens de WAO.
2.
Uitkeringsperiode Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de vervolguitkering krachtens de WAO Ingaat en eindigt op de laatste dag waarop de vervolguitkering krachtens de WAO vronlt verieend, óf de dag direct voorafgaand aan de dag waarop het oudenlomspensioen ingaat, óf de laatste dag van maand, waarin de pensioengerechtigde overtijdt, indien hij overiijdt vóór de hiervoor bedoelde
3.
Hoogte van het arbekisongeschiktheidspenstoen Het arbeidsongeschiktheidspensioen bij een artieidsongeschiktheid van 80% of meer bedraagt per dag het verechil tussen enerzijds 70% van 100/108sle maal hel dagtoon krachlens de WAO zoate dit geldt op de eerste WAO-dag en anderzijds de vervolguitkering die wonlt verieend op de eerete dag waaroverrechlop vervolguitkering bestaat. Hel hiervoor bedoelde dagloon wonlt gemaximeenl op de wijze als bedoeld rn hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Blj gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verieend. in die zin dat het percentage van 70 ven/angen wordt bij een artieidsongeschiktheid van: 15-25% door 14 25-35% door 21 35-45% door 28 45 - 55% door 35 55 - 65% door 42 65 - 80% door 50,75. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vermeerdenl met hel percentage van de vakantie-uitkering volgens de WAO. Indien de WAO-uitkering op de in artikel 44 van de WAO genoemde wijze vronlt uitoeteald. wonlt het arbeidsongeschiktheidspensioen op overeenkomstige wijze uitbetaald.
4.
Tussentijdse wijzigingen Het arbeidsongeschiklheidspensioen wordt verhoogd of vertaagd met ingang van de dag waarop de vervolguitkering wordt herztenterzakevan veriagingrespectievelijkvan toeneming van de artieidsongeschiktheid. Het artieidsongeschiktheidspensioen wonlt alsdan vastgesteld overeenkomstig hel bepaalde in het denle lid.
5.
Overiijdensuitkering Indien de pensioengerechtigde overiijdt. wordt het artieidsongeschiktheidspensioen, voor zover nietreedsuitbeteald, tol en met de laatste dag van de tvroede maand, volgend op die waarin hel overiijden plaatsvond, uittietaald a. aan de nabestaande, óf b. aan de kinderen, indien er geen nabestaande is, óf c. aan degene ten aanzien van wie de overiedene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsvertiand leefde, indien er geen nabestaande Is en geen mincterjarige kinderen.
6.
Samenloop met prepenstoen Indien sprake is van samenloop van een arbeidsongeschiktheidspensioen en een prepensioen, zal het
Pensloenreglement voor deelnemers geboren voor 1950
pagina 18 j 45
'
artieWsongeschiktheidspensioen wronlen gekort, voor zover beide pensioenen tezamen meer bedragen dan 70% van het laatetelijk geldende WAO-dagloon. Ingeval van gedeeltelijke artieidsongeschiktheid, vronlt de korting naar évenrêdigheid toegepast
Artlkei 16 1.
ANW-pensioen
Voorn/aarden De nabestaande van een deelnemer of een gepensioneenle die tot het ingaan van hel ouderdomspensioen deelnemer is geweest, heeft in aanvulling op het partnerpensioenrechtop ANW-pensioen, indien hij geboren is in of na 1950 én de nabestaande op de dag van overiijden van de deelnemer of gepensioneenle, of op een later mdmént:
2.
a.
geen ongehuwd kind dan wel een nfet ate partner geregistreenl kind onder de 18 jaar heeft dat lol zijn huishouden behoort, én
b.
niet artieidsongeschikt is voor ten minste 45%.
Uitkeringsperiode Hel ANW-pensioen gaat in op de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer overtijdt; bf de eerete dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt dan wel geen ongehuwd kind onder de 18 jaar meer tot het huishouden van de nabestaande behoort en eindigt na 1 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum jonger dan 30 jaar is; na 2 jaar als de nabesteande op de ingangsdatum ouder dan 29 maar jonger dan 35 jaar is; na 3 jaar als de nabesteande op de ingangsdatum ouder dan 34 maar jonger dan 40 jaar is; na 4 jaar als de nabesteande op de ingangsdatum ouder dan 39 maar jonger dan 45 jaar is; na 5 jaar als de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 44 maar jonger dan 50 jaar is; op de dag dal de nabestaande in aanmericing komt voor een AOW-uitkering, maar uiteriijk op de eerete dag van de maand waarin de nabestaande de 67-jarige leeftijd bereikt, indien de nabestaande op de ingangsdatum ouder dan 49 jaar Is; óf op de laatete dag van de maand waarin de nabesteande overiijdt.
3.
Hoogte van het ANW-pensioen Indten de overieden deelnemer laatetelijk op de voltijds artieidsduur per week in de vronenbranche wertczaam was. bedraagt het jaariijks ANW-pensioen een door hel bestuur te bepaten bedrag (2014: € € 7.980,-). Indten hij op een minder aantal uren wericzaam was, wordt dil bedrag veriaagd op basis van de voor hem geldende deeftijdfactor. Hel hiervoor bedoelde bedrag wonll ieder jaar per 1 januari vertioogd indien en voor zover de ingegane pensioenen vronlen verhoogd op grond van artikel 34, dan welteatetelijkzijn vertioogd op grond van artikel 34, met dfen veretande dat dit bedrag wordt vastgesteld op hel dichtettiijzij nde hogere bedrag dat een veelvoud is van twaalf euro.
Artikel 17
Premie
1. Premievast^elling De premie voor de uitvoering yan de verplichte pensioenregeling vronlt door hel bestuur na overieg met de in artikel 9. eerete lid, van de statuten, genoemde wericgevers- en wertcneméreverenigingen, vastgesteld en zonodig gewijzigd. 2.
Verschukiigdheid van de premie Voortederedeelnemer wonlt jaarlijks premie geheven voor de financiering van de verplichte penskienregeling. Deze premte is door de aangesloten wericgever verechuldigd. De aangesloten vroricgever kan een gedeefte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden.
Pensloeraeglemantvoordeelnemeregeboren voor 1950
pagina 19 j 45
'
Premie De premie is vastgesteld op: a. b.
10% van het pensioengevend loon voor het prepensioen, ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en het ANWpensioen. Hien/an kan de wericgever 2,75% op hettoonvan de deelnemer inhouden; 8% van hel pensioengevend loon verminderd met de voor het loonlijdvak overeenkomende franchise voor het extra oudenlomspensioen en het extra partnerpensioen. Hiervan kan de wertcgever 2% op het loon van de deelnemer inhouden.
Premie na Ingang prepensioen Indien het prepensioen - al dan niet gedeeltelijk - is Ingegaan en de dienstbetrekking wordt bij een aangesloten wericgever - al dan niet gedeeltelijk - voortgezet, is de premie, in afwijking van hel bepaalde in het denle lid, onder a, 5,5% van hel pensioengevend loon; hiervan kan de wertcgever 1,51% op het loon van de deelnemer inhouden. Geen premie is verschuldigd over de periode waarover de pensioenopbouw vrordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid of wericloosheid.
H O O F D S T U K lil Artikel 18 1.
VERLOF
Opbouw van aanspraken tijdens verlof
Voortzetting van pensioenopbouw tijdens vertof De deelnemer die vertof heeft opgenomen zonder behoud van loon, heeft de mogelijkheid om de pensioenopbouw over de veriofperiode geheel of gedeeltelijk tegen betaling van de volledige premie voort te zetten, indien tijdens deze periode de dienstbetrekking heeft voortgeduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niel in deeltijd - : a. ouderechapsveriof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wel artieid en zorg; b. sabbatevertof krachlens een schriftelijk vastgelegderegelingvan de wericgever gedurendetenhoogste twaalf maanden; c. studievertof voor cureussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor hel op peil houden van de vakkennis en voor cureussen, opleidingen of studie die door de wericgever wonlen gefinancienl; d. levensloopveriof als bedoeld in 19g van de Wet op detoonbelasting1964; met dien veretande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de pensioenopbouw wonlt gerelaleenl aan de deeitijdfactor
2.
f^nsioengrondslag Indien de pensioenopbouw op grond van hel eerete Ikl wordt voortgezet, geldl als pensioengrondslag hel verechil tussen de pensioengrondslag dte gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf het opnemen van het veriof. In afwijking van hel voorgaande wordt in geval van veriof als bedoeld in het eerete lid, onder d, waarbij niettevenssprake is van veriof als bedoeld in het eerete lid, onder a, b of c, indien en zolang tijdens de veriofiF)eriode minder dan 70% van het laatetvenliende loon genoten wordt (levenslooploon en eventueel nog van de werkgever onh/angen loon), de pensioengrondslag gebaseerd op het feitelijk genoten loon.
Artikel 19
Premies tijdens veriof
Indien een deelnemer ervoor kiest om de pensioenopbouw op grond van artikel 18 voort le zetten, vindt deze plaats indten en voor zover de in artikel 17. derde lid, bedoekle premie (zowel het wericgevers- als het wericnemersdeel) aan het fonds zijn voldaan.
Artikel 20
Risicodekking tijdens verlof
^ Pensloenreglement voor deeinmnera geboren voor 1950
pagina 20145 ^
Ook indien de deelnemér ervoor gékozén heèft om de pensioenopbouw over de vertofjieriode niet voort te zétten, blijft hel risico van overiijden en artieidsongeschiktheid tijdens het vertof gedurende maximaal 18 maanden gedekt op basis vah de pensioengrondslag die gold vóór het opnenien van het vertof.
HOOFDSTUK IV BEËINDIGING EN/OF VOORTZETTING VAN DE PENSIOENOPBOUW Artikel 21
i
Tussentijdse beëindiging
j
Indien de deelneming andere dan door overtijden eindigi vóór de penstoneringsdatum, krijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op hel opgebouwde: prepensioen; ouderdomspensioen; partnerpensioen; en wezenpensioen. j
Artikel 22 1.
Vrijwiilige voortzetting
Voonvaarden
'<
Indien de deeinéming andere dan door overtijden eindigt voor de pensioneringsdatum, is het fonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe te staan, dat deze de pensioenopbouw vrijwillig voortzet Hiertiij gelden de volgende voonvaarden: a. b. c.
d.
2.
het verzoek moet zijn gedaan binnen negen maanden na het einde van dé deelneming; | de voortzetting geldt voor een periode van maximaal drie jaar, ' de pensioengrondslag wonlt gebaseenl op de pensioengrondslag, dte gold in het katenderjaar voorafgaand aan de voortzetting van de deelneming. Deze pensioengrondslag wordt ieder jaar verhoogd op basis'van het CBSconsumentenprijslndexcijfer alle huishoudens a^eleid. Indten de pensioengroridslag hoger ié dan de franchise, wordt voor de vaststelling van het extra oudenlomspensioen en het extra nabestaandenpensioen de pensioengrondslag ieder jaar vennindenl met de franchise; de premteterzakevan de voortgezette deelneming vronlt aan hetfondsvoldaan op de wijze, in de temiijnen en op de tijdstippen zoate door hel fonds bepaald. i
Nadere voorwaarden Indien de deelneming eindigt vóór de pensioneringsdatum, waartiij geen Ioongerelateerdé uitkeringen ontvangen wonlen en de gewezen deelnemer niet buiten hel vraninginrichtingsbedrijf in diénstbetrekking wericzaam is. gelden de volgende aanvullende voonvaarden: a. b.
de deelneming op grond van artikel 2 lid 1 onder a of b heefttenminste drie jaar geduunl; de pensioenregeling wonlt slechte gewijzigd ate de pensioenaanspraken van de deelnénier daanloor niet wonlen vertielerd; l
c.
de vrijwillige voortzetting kan slechts plaatsvinden i/oor zover geen samenloop plaatevindt mét een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe wericgever of een andere fiscaal gefacilieërde oucledagsvoorziening; de voortzetting mag niet aanvangen in de drie jaar vóór de pensioendatum, tenzij degene die de pensioenregeling vrijwillig voortzet aannemelijk maakl dat hij om medischeredenende dtenstbelrekking heeft beëindigd.
d.
3.
Beëindiging van de voortzetting
:
De vrijwillige voortzetting eindigt: a. b.
door het veretrijken van de maximale periode van drie jaar door opzegging door de deelnemer zijn eventuele wericgever of het fonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden;
Pensioenregiement voor deeinemera geboran voor 1950
pagina 21 14S~~^
c.
indien de verachuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, mel ingang van een door het fonds le bepalen tijdstip;
d.
zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van pereonen, die hetzij krachtens de wet verplicht zijn tot deelneming in hetfondsof in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerete lid, onder b, door het bestuur ate deelnemere worden aangemèrict; op de dag direct voore^aand aan de pensioneringsdatum; op de dag van overiijden van de deelnemer
e. f.
Artikel 23 1.
2.
Voortzetting bij WAO-uitkering
Voortzetting van de pensioenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer rechl heeft op een uilkering krachtens de Wet op de artieidsongeschlklheidsverzekering (WAO) naar een artieidsongeschiktheid van 25% of meer maar uitertijk tot de eerete dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, vronlt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, zonder dat premie aan het fonds verschuldigd is, voor (extra) ouderdomspensioen; (extra) partnerpensioen; en wezenpensioen. Saste voor de premievrije voortzetting Derechtenop pensioen over de in het eerete lid bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die vericregen wordt door de pensioengrondslag die gold in het kalenderjaar vraarin de eerete dag getegen Is waarover WAO-uitkering vronlt verieend. te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende katenderjaar en waarvan de noemer gelijk is aan het in dat kalenderjaar gelegen aantel kalenderdagen vóór de eerete dag waarover WAO-uitkering vrordt verieend.
3.
Hoogte van de pensioengrondslag De pensioengrondslag per kalenderjaar over de in het eerete lid bedoelde periode wonlt vastgesteld, door de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslag le vemienigvuidigen met: a. 25% bij een artietosongeschiktheid van 25-45%; b. 50% bij een artieidsongeschiktheid van 45-85%; c. 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 65-100% Indienrechtbestaat op premievrqe voortzetting gedurende een deel van een kalenderjaar vrordt de volgens het tweede lid vastgestelde pensioengrondslag voor dat kalenderjaar eeret vennenigvuldigd met een breuk, waarvan detellergelijk is aan het aantel kalenderdagen waarover WAO-uUkering wordt verleend en waarvan de noemer gelijk is aari het aantal . kalendenlagen in hel desbetreffende kalenderjaar
4.
Wijzigingen In de mate van artieidsongeschiktheid Indien een toeneming van de arbeidsongeschiktheid leidt tot een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het derde lid, waartiij de vennindenle ariseldsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten wericgever, vronlt deze hogere pensioenopbouw - in af/vijking van het tweede lid - gebaseerd op de pensioengrondslag, die vericregen vronlt door de pensioengrondslag overeenkomend met het pensioengevend loon verdiend bij die wericgever in hel katenderjaar waarin de dag gelegen is waarop de WAO-uitkering wonlt herzten, te herieiden tot een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar Indien de WAO-uitkering wonlt herzien als gevolg van toeneming van de ariieidsongeschlMheld, waartiij de venninderde artieidsgeschiktheid plaatevindt blj een aangesloten wericgever dan vrol als gevolg van afneming van de artieidsongeschiktheid, en deze toeneming of afneming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het denle lid leidt, wordt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WAO-uitkering wonlt herzien.
Pensloenreglement voor deeinemera gelioren voor 1950
pagina 22145
6.
Premievrtje voortzetting bij ZW-ultkering Hel eerete lid is van overeenkomstige toepassing voor de deelnemer dierechtheeft op een premtebijdrage van het FVP. ziek wonlt en vervolgens in aanmertcing komt voor een WAO-uitkering naar een artieidsongeschiktheid van 25% of meer gedurende de periode waarin hij een uilkering krachtens de Ziektewet (ZW) ontvangt. Bij loepassing van dit lid wonit de pensioengrondslag voor bedoekle periode vastgesteld, door de pensioengrondslag dte gold in het kalenderjaar waarin de eerste dag gelegen is waarover ZW-uitkering wordt verieend. te herieiden tot een pensioengrondslag van een geheel kalenderjaar en deze laatste pensioengrondslag te vemienigvuidigen met een breuk, waarvan deteltergelijk Is aan het aantal kalendenlagen waarover ZW-uitkering wordl verieend en waarvan de noemer gelijk is aan hel aantal katenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar
6.
Nadere voorwaarden Het bepaalde in de voorgaande leden is niet of niet meer van toepassing indten de deelnemer a.
reeds arbeidsongeschikt in de zin van de WAO was op het tijdstip, waarop zijn deelneming laatetelijk aanving. Indien de deelnemer op dal tijdstip gedeeltelijk artieidsongeschikt in de zin van de WAO was, wonll premievrije voortzetting verieend indien en voor zover de WAO-uitkering tijdens de deelneming wordt herzien als gevolg van toeneming van de artieidsongeschiktheid. waartiij deze toeneming leidt tol een hogere pensioenopbouw volgens het derde en vierde lid;
b. c.
niet binnen een jaar na ingang van de WAO-uitkering aan het fonds een verzoek doel tol toepassing van dit artikel; niet de inlichtingen veretrekt. dte het fonds voor de toepassing van dit artikel nodig oonleeK. In dit geval bepaalt het fonds het tijdstip waarop dit artikel niet meer toegepast vronlt Het bestuur is bevoegd de premievrije pensioenopbouw met ingang van een door haar te bepalen datum toe te kennen, indien niel binnen de onder b genoemde temiijn een verzoek tol toepassing van dit artikel is onWangen.
Artikel 24 1.
Voortzetting bij WIA-uitkering
Voortzetting van de pensioenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op een uitkering krachtens de Wet vroric en inkomen naar artieidsvermogen (WIA) naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer maar uiteriijk lot de eerete dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, wordl de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezel, zonder dal premie aan hel fonds verechuldigd is. voor: (extra) ouderdomspensioen; (extra) partnerpensioen; en vrozenpensioen.
2.
Basis voor de premievrije voortzetting De rechten op pensioen over de in hel eerete Ikl bedoelde periode worden vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in het jaar direct voorafgaande aan de eerete dag van de wachttijd in de zin van de WIA, venneerdenl met eventuete verhogingen als bedoeto artikel 34 verieend in deze wachttijd. Indten de deelneming direct voorafgaande aan de eerete dag van bedoelde wachttijd korter dan een jaar heeft geduunl, vronlt de pensioengrondslag die gold in die kortere periode herieid tot een pensioengrondslag op jaartiaste.
3.
Hoogte van de pensioengrondslag De penskiengrondslag per kalenderjaar over de in het eerete lid bedoelde periode wordt vastgesteld, door de in het tweede iid bedoelde pensioengrondslag te vennenigvuldlgen met: a. 25% bij een artieidsongeschiktheid van 35-45%; b. 50% bij een artieidsongeschiklhekl van 45-65%; c. 100% bij een artieidsongeschiktheid van 65-100%. Indten rechl bestaat op premievrije voortzetting gedurende een deel van een katenderjaar wonlt de volgens het tvroede lid vastgesleMe pensioengrondslag voor dat katenderjaar eerat vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de telter gelijk is aan het aantal katenderelagen waarover WIA-uitkering vrordt verieend en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar
Penaloenregiement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 23 145
4.
Wijzigingen iri de mate van arbeidsongeschikthekl Indien een toeneming van de artieidsongeschikttieidteidttot een hogere pensioenopbouw overeenkomstig het denle lid, waartiij de vennindenle artieidsgeschikttield plaatevindt bij een aangesloten wericgever wonlt deze hogere pensioenopbouw - in alwijking van het tvroede lid - gebaseerd op de pénsioengrondslag, die gold in het jaar direct voora^aande aan de eerete dag waarop de WIA- uitkering wordt herzien. Indien de deelneming bij deze aangesloten werkgever korter dan een jaar heeft geduunl, wordl de pensioengrondslag die gokl in die kortere periode herieid lot een pensioengrondslag op jaarbasis. Indien de WIA-uitkering wordt herzien als gevolg van toeneming van de arbeidsongeschiktheid, waarbij de verminderde artieidsgeschiktheid plaatsvindt bij een aangesloten wericgever dan wel als gevolg van afneming van de arbeidsongeschiktheid, en deze toeneming of afneming tot een hogere of lagere pensioenopbouw overeenkomstig het denle lld leidt, wonlt de premievrije pensioengrondslag aangepast met ingang van de dag waarop de WIA-uitkering vronlt herzien.
5.
Premievrije voortzetting bij ZW-uitkering of WIA volgend op wertttoosheto Het eerete lid is van overeenkomstige toepassing voor de deelnemer a. dierechtheeft op een premlebijdrage van het FVP, ziek vrordt en ven/olgens in aanmerking komt voor een WIA-uittcering naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer gedurende de periode waarin hij een uitkering krachtens de ZIektevrot (ZW) onWangt b. als bedoeld in artikel 2, twééde lid, onder f, g en h, gedurende de periode dat betrokkene - builen dienstvertiand - een ZW-ultkering ontvangt, mite aanspraak gemaakt wordt op een nabestaandenpensioen; c. dierechtheeft op een uitkering krachlens de werkloosheidsvrol, maar geenrechtheeft op premiebijdrage van het FVP, aansluitend ziek vrordt en vervolgens in aanmericing komt voor een VVIA-uilkering, naar een artieidsongeschiktheid van 35% of meer, gedurende de periode waarin hij een WIA-uitkering ontvangt. Bij toepassing van dil lid wordt de pensioengrondslag voor bedoeicte periode vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, die gold in hetjaar direct voorafgaande aan de eerete dag waarover een ZW-uitkering wordt verleend.
6.
Nadere voorwaarden Het bepaalde in de voorgaande leden is niet of niet meer vantoepassingindien de deelnemer: a. reeds arbeidsongeschikt in de zin van de WIA was op het tijdstip, waarop zijn deelneming laatetelijk aanving. Indien de deelnemer op dal tijdstip gedeeltelijk arbeidsongeschikt In de zin van de WIA was, wordt premievrije voortzetting verieend indien en voor zover de WIA-uitkering tijdens de deelneming wordt herzien als gevolg van toeneming van de artieidsongeschiktheid, waarbij deze toenemingteidttol een hogere penskienopbouw volgens hel denle en vierde lid; b. c.
niet binnen een jaar na ingang van de WIA-uitkering aan het fonds een verzoek doet tot toepassing van dil artikel; niet de inlichtingen veretrekl, die het fonds voor de toepassing van dil artikel nodig oordeelt. In dit geval bepaalt hel fonds hel tijdstip waarop dit artikel niet meer toegepast wordt Het bestuur is bevoegd de premievrqe pensioenopbouw met ingang van een door haar te bepalen datum toe te kennen, indien niet binnen de onder b genoemde termijn een verzoek lot loepassing van dit artikel is ontvangen.
Artikel 25 1.
Voortzetting bij werkloosheid
Voortzetting van de penstoenopbouw Gedurende de periode waarin de deelnemer van wte de wericloosheid is ingetreden voor 1 januari 2011, redit heeft op een loongerelateenle uitkering krachtens de Wericloosheidsvrot (WW), vronlt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, zonder dal premie aan het fonds verechuldigd is. voor ouderdomspensioen; partnerpensioen; en wezenpensioen.
^ Pensioenreglement voor deelnemere gelwren voor 1950
pagina 24 1 45 ^
2.
Basis voorde premievrge voortzetting De rechien op pensioen over de in hel eerete lid bedoelde periode wonlen vastgesteld op basis van de pensioengrondslag, dte vericregen wordt door de pensioengrondsteg die gold in het katenderjaar waarin de eerete dag gelegen is waarover WW-uNkering wordl verteend, te vemienigvuidigen mel een breuk, waan/an detellergelijk is aan het aantal kalendenlagen in het desbetreffende katenderjaar en waarvan de noemer gelijk is aan hét in dat katenderjaar gelegen aantal katenderdagen vóór de eerete dag waarover VWV-uitkering wonlt verieend.
3.
Hoogte van de premievrije aanspraken De pensioengrondslag per katenderjaar over de in het eerete lid bedoelde periode wonlt vastgesteld, door de in hel tweede lid bedoelde pensioengrondslag te vemienigvuidigen met hel vroricloosheidsperoentage, waaronder veretaan wonlt het percentage dat de vertiouding tussen de male van wericloosheid en het pensioengevend loon vóór de eerete WW-dag vroergeeft. Indien recht bestaal op premievrije voortzetting gedurende een deel van een katenderjaar wonlt de volgens hel tweede lid vastgestelde pensioengrondsteg voor dat katenderjaar eeret vennenigvuldigd met een breuk, waan/an deteltergelijk is aan het aantal kalendenlagen waarover WW-ultkering wordt verteend en waan/an de noemer gelijk is aan het aanlal kalendenlagen in hel desbetreffende kalenderjaar
4.
FVP-aanspraak Indienrechlbesteat op een premtebijdrage van het FVP, geldt de premievrije voortzetting slechte in zovene de premiebijdrage van hel FVP onvoldoende is om de pensioenopbouw voort le zetten zoals aangegeven in hel tweede en denle lid. Betrokkene is verplicht de premiebijdrage bij het FVP aan le vragen en hel FVP de gegevens te verelrekken die hel FVP nodig achl voor de beoonleling van de aanvraag. Het bepaalde in hél eerate tot en met hel derde lid geldt niet. indienrechlbestaat op een bijdrage van het FVP voor de inkoop van een nabestaandenpenstoen.
5.
Nadere voorwaarden Het bepaalde in dit artikelteniel of ntet meer van toepassing indien de deelnemer niel binnen een jaar na ingang van de WW-uitkering aan hetfondseen verzoek doet tol toepassing van dit artikel. Indtenrechtbestaal op een premiebijdrage van hel FVP, wordt de hiennee overeenkomende pensioenaanspraak alleen verieend, voor zover de premiebijdrage van het FVP - dte gelijkteaan de door het FVP berekende actuariële premie - door hetfondsis ontvangen.
HOOFDSTUK V Artikel 26 1.
WAARDE-OVERDRACHT
Plicht tot waarde-overdracht
Uitgaande indivtouele waardeoverdracht Hetfondsis verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeovenlrachl de ovenlrachtewaanle van zijn - pensioenaanspraken overle dragen indten: a. er sprake is van een Individüete beëindiging van de deelneming; en b.
dte waanleovenlracht ertoe strekt het de gevrozen deelnemerriiogelijktemaken penstoenaansprakentevenrorven bij de onWangende pensioenuitvoenler van de nieuwe vrortcgever of de beroepspensioenregeling; tenzij sprake rs van een van de in artikel 27 omschreven situaties. Indten het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeovenlracht partnerpensioen betreft, is voor de waanleovenlracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waanleovenlracht instemt 2.
Ingaande indMduele waardeoverdracht Het fondsteverplichl om na een verzoek tot vraanteoverdrachl van een deelnemer de overdrachtewaarde aantewenden ter venrerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer
Pensieenregiement voor deeinemera geboren voor 1950
• pagina 25 j 45
3. Aanvraagtennijn De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waanlerechtetreeksover le dragen en de plicht van de ontvangende penstoenuilvoenler om de waanle aantevronden onteteat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de doorde onh/angende pensioen uitvoerder uitgevcenle pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daama het verzoek lol vroanleoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder 4.
Nadere regels De artikelen 75,76, 77, 78, 79. 85, 86. 87,88,91 en 92 van de Pensioenvrot zijn eveneens van toepassing. Op de vroardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wel verplichte beroepspensioenregelir^. van toepassing.
Artikel 27 1.
Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht
Geen plicht tot waardeoverdracht De in artikel 26 genoemde plicht tot waanleovenlracht geldt niet zolang: a. de overdragende of onh/angende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarisij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt; b. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoenler een verzekeraar is waarop de noodregeling, bedoeld in artikel 3:160 van de Wetop het financieel toezicht van toepassing is, of diefeillletis; of c. de ovenlragende pensioenuitvoenler een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de wericgever noodzakelijk zijn maar de financiëletoestandvan die vrortcgever blijkens een schriftelijke vericlaring van een niet aan de ondememing van de wértcgever vertionden accountant dte aanvullende bijdragen niet toeteal.
2.
Herieving plicht tot waardeoverdracht Indien de in het eerete lid genoemde omstandigheden niet meer van loepassing zijn: a. herieven in artikel 26 genoemde plichten van de overdragende pensioenuih/oerder en de ontvangende pensioenuitvoerder; b.
3.
wordl de in artikel 26, derde lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daama een verzoek tot waanleoverdracht te doen veriengd tot zes maanden na ontvangst van de rnededeling, bedoeld in hel denle lid.
Infonmatieplicht overdragende pensioenuitvoerder Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in het eerete lld genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waanleovenlrachl heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niel meer van toepassing zijn, alle deelnemere dte in die periode gevrozen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuih/oerdera over de mogelijkheid alsnog waarde over le dragen.
4.
InförmattopKcht ontvangende pensioenuitvoerder Een ontvangende pensioenuih/oerder die in de periode waarin de in het eerete lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waanleovenlracht heeft gekregen, infomieert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemere die in die periode een verzoek tot waanleovenlrachl hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenultvoerdere over de mogelijkheid alsnog waanle over le dragen.
Artikel 28
Collectieve waardeoverdracht
1. Bevoegdheid . Het fonds is op verzoek van een vroricgever bevoegd tot collectieve w/aanleovenlracht indien: a. de waanleoverdracht ertoe strekt in vertiand met beëindiging van de verplichte aansluiting van de vrortcgever bij het fonds, dan wel in verband met beëindiging van de uih/oeringsovereenkomst tussen de wericgever en het fonds de
Penaloenregiement voor deelnemers geboren voor 1950
pagina 26 145
waanle onder te brengen bij de onh/angende pensioenuitvoerder met wie de vrortcgever een uih/oeringsovereenkomst heeft gesloten; , b.
c.
de waardeovéniracht ertoe strekt in veriaand niet beëindiging van de verplichte aansluiting van de vroricgéver bij de overdragende pensioenuitvoenler dan vrol in verband met beëindiging van de uih/oeringsovereenkomst tussen de vrortcgever en de overdragende pensioenuitvoerder de waarde onder te brengen bij het fonds; de vroricgever wonlt overgenomen als gevolg van een overgang van een ondememing als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende ondememing een uih/oeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuih/oerder of dezelfde pensioenuitvoerder;
d.
de vroricgéver wonlt overgenomen als gevolg van een overgang van een ondememing ate bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende ondememing is aangesloten bij het fonds; of
e.
de waanleoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waanle van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te vronden bij het fonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst
2. Voonvaarden Bij een collectieve waanleovenlracht als bedoeld in het eerete Ikl wordt voldaan aan de volgende voonvaarden: a. de deelnemere, gevrozen deelnemere, gewezen partnere of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens hetfondskenbaar gemaakt tegen de waanleovenlracht nadat zij over hel voomemen schriftelijk zijn geïnfonneerd; b. de overdrachtswaanle wordt door de ovenlragende pensioenuitvoenler zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te venverven pensioenrechten gelijk zijn waartiij aan het vereiste van coltectieve actuariële gelijkwaanligheid op basis van dezelkle grondslagen wonlt voldaan; en c. het voomemen lot waanleovenlrachl aan een pensioenuitvoenler wonlt dbor de overdragende pensioenuih/oerder uiteriijk drie maanden voor de beoogde dalum van waardeovenlracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd. 3.
Nadere regels De Brtikelen 84 en 90 van de Pensioenvrot zijn eveneens van toepassing.
HOOFDSTUK VI Artikel 29
SCHEIDING
Bijzonder partnerpensioen
1. Voorwaarden De gewezen partner heeft aanspraak op bijzonder partnerpensioen Indien: het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of is ontbonden na schekling vantafelen bed, het geregistreenl partnerechap, andere dan door dood, vennissing of omzetting van het geregistreenl partnerechap in een huvrolijk. is geëindigd met wederzijds goedvinden dan wel is ontbonden, óf de gezamenlijke huishouding, andere dan door dood, vennissing bf omzetting van de gemeenschappelijke hulshouding in een huwelijk of geregistreenl partnerschap, is geëindigd, waartiij de dalum van beëindiging van de gezamenlijke hulshouding bigkl uit een door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneenle of de gewezen partner overgelegde notariëte akte, dan wel een onderhandse overeenkomst ofde (Eenzijdige) Vericlaring beëindiging samenleving van het pensioenfonds. 2.
Uitkeringsperiode Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneenle overiijdl en eindigt op de laatete dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
r Pensioenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 27 145
3.
Hoogte van het bijzonder partnerpensioen Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen, inclusief een eventueel aanvullend en een eventueel extra partnerpensioen, op de dag van inschrijving In deregisterevan de burgeriijke stand van het vonnis van echtecheiding of onttiinding van hel huvrolijk na scheiding vantafelen bed. óf de vericlaring dan wel de rechterlijke uitspraak van het met wederzijds goedvinclen eindigenrespectievelijkvan de ontoinding van het geregistreerd partnerechap; dan wel op de dag van beëindiging van de gezamenlijke huishouding. In geval aanspraak op een bijzonder partoerpensioen besteat voor Ivroe of meer gevrozen partnere, wordl het bijzonder partnerpensioen voor de h/roede of volgende gevrozen partner venninderd met dereedstoegekende aanspraak dan vrol aanspraken op bijzonder partnerpensioen.
4.
Afwijkende regeling Er bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen, indien de man en de vrouw bij voorvroarden in verband met de partnenelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tol de scheiding andere overeenkomen. Oeze voonvaarden of overeenkomst zijnrespectievelijkis slechte geldig indien hel fonds zich bereid heeft verklaanl hiemiee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiendrisicote dekken dan wel het nh/eau van de uitkering aan te passen.
5.
Vervreemding bij overtijden Bij het overiijden van de deelnemer gewezen deelnemer of gepensioneerde kan de gevrozen partner het recht op bijzonder partnerpensioen vervreemden aan een eeniere of latere partner van de overieden deelnemer gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits dit wordt overeengekomen bij notariële akle, hel fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voon/loeiende wijziging van helrisicote dekken en de vervreemding onherroepelijk is.
Artikel 30
Verevening van pensioen
1. Pensioenverevening In geval van echtecheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreenl partnerschap andere dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreenl partnerschap in een huvrolijk. heeft de gewezen partner overeenkomstig dit artikelrechtop pensioenverevening,tenzijde partnere de toepasselijkheid van de Wel verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voonroarden of blj een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de schelding dan vrol bij partnerechapsvoorwaarden. Op de pensioenverevening is het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten blj scheiding overigens onverminderd van toepassing. 2.
Recht op uitbetaling van prepenstoen en ouderdomspenstoen De gewezen partner heeft jegens hetfondseenrechlop uittietaling van een deel van hel prepensioen en hel ouderdomspensioen, mits binnen twee jaar na de inschrijving in de registere van de burgeriijke stand van a. de beschikking van echtecheiding of van de scheiding vantafelen bed, of b. de vericlaring dan wel derechteriijkeuitepraak van hel met vroderzijds goedvinden eindigenrespectievelijkvan de ontoinding van het geregistreerd partnerechap, het fonds is geïnformeerd door een van beide partnere door middel van een fonnulier waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Wericgelegenheid en bekend is gemaakt in de Slaatecourant. Eenrechtop uilbétaling jegens het fonds sluit een rechl op uitbetaling jegens de tot verevening verplichte partner uit
3.
Uitbetaling Hel deel van het penstoen dat uitoetaald moet wonlen aan de gewezen partner bedraagt de helft van hel pensioen dat zou moeten worden uitoetaald indien: a.
de tot verevening verplichte partner uiteluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de aanvang van het huvrolijk dan wel het geregistreerd partnerechap en hettijdstipvan scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap zou hebben deelgenomen; én
Pensloenreglement voor deelnemers gelioren voor 1950
pagina 28 | 45 ^
b.
hij op hel tijdstip van schèiding dan wel beëindiging van het geregistreenl partriérechap de deélnéniing beëindigd zou hebben.
Indien het pensioen na ingang daarvan vronlt vertioogd, vronll het bedrag dat uitbetaald moet vrorden aan dé gewezen partner evenredig verhoogd. Een pensioen wonit niet verévend, indien op het tijdstip van scheiding dan vrol beëindiging van het geregistreenl partnerechap het deel van dat pensioen, waaroprechtop uitoetaling ontstaat, gelijk aan of lagertedan de afkoopgrens. 4,
Afwijkende verdeling Bij huwelijkse voonvaanlen of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan vrol bij partnerechapsvoonvaarden kunnen de partnere, in afiwijklng van het denle lid, aanhef en onder a, overeenkomen, dat het deel van het pensioen dat uitbetaald moet wonlen aan de gevrozen partner bepaald wordt op eén door hen te kiezen vast percentage, dan wel dal de in hel derde lid, onder a, bepaalde periode gewijzigd wonll. Het door de partnere overeen te komen deel van het pensioen dal uitbetaald moet worden aan de gewezen partner kan niet worden bepaald op een percentage dat op het tijdstip vari scheiding dan vrol beëindiging van het geregistreenl partnerechapresufteertin een pensioenaanspraak gelijk aan of lager dan de afkoopgrens.
6.
Eigen recht op prepensioen en ouderdomspensioen Bij huvrolijkse voonvaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan vrol bij partnerechapsvoonvaanlen kunnen de partnere in geval van echtscheiding dan vrol béëindiging van het geregistreenl partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontoinding overeenkomen, dat hel tvroede lid buiten toepassing blijft en dal de partner die andere een recht op uitoetaling van prepensioen eri ouderdonispensioen zou hebben vericregen, in de plaate van datrechtén zijn aanspraak op partnerpensioen jegens helfondseen eigenrechtop prepensioen en ouderdomspensioen vericrijgt De overeenkomst is slechte geldig indien aan de overeenkomst een vericlaring van hel fonds is gehecht dat het iristemt met bedoelde omzetting.
6.
Kosten Indien de partnere omzetting van een deel van de aanspraak op prepensioen en ouderdomspensioen én de aanspraak op partnerpensioen zijn overeengekomen, zoals bedoeld in hel vijfde lid. wordl een bedrag van € 115,- aan kosten in rekening gebracht
HOOFDSTUK VII Artikel 31 1.
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
Afkoop na einde van de deelneming a.
b. c.
d.
2.
AFKOOP
Het fonds koopt op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming een aanspraak op oudenlomspensioen af, indien op basis van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens, tenzij de gewezen deelnemer binhen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht Is gestart. De bij het oudenlomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen en vrozenpensioen wonlt eveneens afgekocht. Indien op basis van de premievrije aanspraak op prepensioen, de uitkering van hel prepensioen op jaartiasis op de pensioenrichtdatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens, vrordt deze aanspraak eveneens a^ekocht Hetfondsinfonneert de gevvezen deelnemer over zijn besluit lol afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tol de uittietaling van de aflcoopwaanle binnen die termijn van zes maanden. Artieidsongeschiktheldspensioen en ANW-pensioen vrorden niet afgekocht
Afkoop op de pensioneringsdatum
Pensioenreglement voer deelnemere gelioren voor 1050
pagina 29 j 45
a.
b.
c.
3.
De aanspraak op oudenlomspensioen vronlt op de pensioneringsdatum a^ekocht. indien de pensioneringsdalum ligt voor het veretrijken van de In het eerete lid genoemdetemiijnvan tvroe jaar en de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum minder bedraagt dan de afkoopgrens. De bij hel oudenlomspensioen behorende aanspraak op partnerpensioen vrordt eveneens a^ekocht De aanspraak op prepensioen, vrordt op de pensioneringsdatom afgekocht, indien de pensioenrichtdatum ligt voor het veretrijken van de in hel eerete lid genoemde termijn van twee jaar en de uitkering van het prepensioen op de pensioenrichldalum minder bedraagt dan de afkoopgrens. Hetfondsinfomieert de gepensioneerde over zijn besluit tot aflcoop binnen zes maanden na de pensioneringsdalum en gaat over lot de uitbetaling van de aflcoopwaarde binnen dte temiijn van zes maanden.
Afkoop met instemming Hetfondskoopt na de in het eerete lid bedoelde lemnijn van tvroe jaar en zes maanden af Indien: a. de gewezen deelnemer of de gepensioneerde daarmee instemt; en b. de hoogte van het ouderdomspensioenrespectievelijkhet prepensioen op jaaritiasis per 1 januari van dat jaar lager Is dan de afkoopgrens.
4.
Uitbetaling afkoopwaarde Helfondsstelt de afkoopwaanie van de pensioenaanspraken ler beschikking aan de gevrozen deelnemer dan wel de gepensioneenle. met uitzondering van de aflcoopwaanle van een eventueel bijzonder partoerpensioen. die ler beschikking wonlt gesteld aan de gewezen partner. Hel fonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspreken ven/allen in vertiand met de aflcoop. De aflcoopwaarde vrordt vennindenl met wettelijke inhoudingen.
5.
Hoogte van de afkoopwaarde De hoogte van de aflcoopwaarde is afliankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken worden a^ekocht De aflcoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De aflcoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraken te vermenigvuUigen met het percentage in de in de bijlage opgenomen tabel dat overeen komt met de leeftijd van de gevrozen deelnemer dan wel de gepensioneenle wiens pensioenaanspraken worden afgekocht op de datum dat de aflcoopvroarde vronlt uitoetaald. De in genoemde label opgenomen aflcoopvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur worden gewijzigd.
Artikel 32 1.
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
Afkoop na overiijden Het fonds koopt eenrechtop partnerpensioen of vrozenpensioen af, indien de uitkering van het partoerpensioen respectievelijk het wezenpensioen op jaartiasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan de aflcoopgrens. Het fonds infonneert de nabesteande over zijn besluit tol aflcoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over lot de uittieteling van de aflcoopwaarde aan de nabestaande.
2.
Afkoop met instemming Het fonds koopt na de in het eerete lid genoemde termijn hel partnerpensioen of vrozenpensioen af Indien: a. de nabestaande daannee instemt; en b.
3.
de hoogle van hel partoerpensioenrespectievelijkhet wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de aflcoopgrens.
Uitbetaling afkoopwaarde Het fonds stelt de aflcoopwaarde van hetrechtop partnerpensioen of vrozenpensioenterbeschikking aan de partoer, met dten veretande dat de aflcoopwaarde van het recht op wezenpensioen ler beschikking vronll gesteld aan de wees indien deze meerderjarig is. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat derechtenvervallen in vertiand met de aflcoop. De aflcoopvroanle vrordt venninderd met vrottelqke inhoudingen.
4.
Hoogte van de afkoopwaanie
Pensioenregiement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 30145
'
De hoogte van de aflcoopwaanle is afliankelijk van de leeftijd van degene wtens pensioenrecht vronft afgekocht De aflcoopwaanle Is voor mannen en vrouvron gelijk. De aflcoopvroanle wordl vastgesteld door het af te kopen pensioenrecht te vemienigvuidigen met hel percentage in de in de bijlage opgenomentabe|dat overeen komt met de leeftijd van de partner dan wel de wees op de dalum dat de aflcoopwaanle vronll uittietaald. In atwijking van het voorgaande vronlt indien een af le kopen vrozenpensioen een kind betreft tussen de 18-iarige en de 27-jarige leeftijd, de aflcoopvroanle van dat wezenpensteen vastgesteld door het af te kopen wezenpensioen le vennenigvuldigen met het percentege in de in dé bijlage opgenomen tabel dal overeen komt met de venrachteresterendestudieduur van de wees lot uiteriijk de 27-jarigeteeftijdop de datom dat de aflcoopwaanle wonlt uitbetaald; de venvachle resterende studieduur vronlt op tert hoogste vier jaar gesteld. De in genoemde fabel opgenomen aflcoopvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door het bestuur wonlen gewijzigd.
Artikel 33 1.
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
Afkoop na schekling Het fonds koopt een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af, indien de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaartiasis op de ingangsdatom minder zal bedragen dan de aflcoopgrens. Hel fonds infonneert de gewezén partner over zijn besluit tot aflcoop binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die tennijn over lol de uitbetaling van de aflcoopwaarde aan de gevrozen partner
2.
AOfoop met instemming Hetfondskoopt na de in het eerate lid genoemde termijn een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af indien: a. de gewezen partner daannee instemt; en b.
3.
de hoogte van het bijzonder partnerpensioen op jaartiasis per 1 januari van dat jaar lagertedan de aflcoopgrens.
Uitbetaling afkoopwaarde Hetfondssteil de aflcoopwaanle van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen ler beschikking aan de gevrozen partner Hel fonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraak vervalt in vertiand met de aflcoop. De aflcoopwaanle wordl verminderd met wettelijke inhoudingen.
4.
Hoogte van de afkoopwaanJe De hoogte van de aflcoopvroanleteafhankelijk van de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraak vronlt afeekocht. De aflcoopvroanle is voor mannen en vrouvron gelijk. De aflcoopwaanle wonlt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraak te vemienigvuidigen met hel percentage in de in de bijlage opgenomentabeldal overeen komt met de leeftijd van de gevrozen partner op de datum dat de aflcoopwaanle wonlt uitoetaald. De in genoemdetabelopgenomen aflcoopvoeten geklen met ingang van 1 Januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door hel bestuur vronlen gewijzigd.
HOOFDSTUK VIII Artikel 34 1.
TOESLAGVERLENING
Toeslagbeleid
Beleto Het fonds heeft geen ambilie om jaariijks toeslagen te verienen op pensioenaanspraken en pensioenrechten.
2.
Voonvaardelijke toeslagvertening Het bestuur besluit jaariijks of een toeslag vrordt verieend, rekening houdend met definanciëlepositie van het fonds. Alleen als en voor zover de middeten van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, kan deze vronlen verieend.
3.
Onderscheto Hetfondsis bevoegd bij het vastetellen van het toeslagbeteid onderechekltemakentossenverechiltende soorten penstoenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderecheid vrottelijk is toegestaan.
Pensioenregiement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 31145
'
4.
Voortiehoud Hel béstuur is te allen tijde bevoegd het toéslagbeteid en de hiertiij gehanteerde voonwaanlen aan gewijzigde omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemere en pensioengerechtigden.
Artikel 35
Uitvoering
Indien het bestuur besloten heeft een toeslag le vertenen, vronlt deze toeslag gegeven op: a. de per 31 december van het vooriaatste kalenderjaar opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemere; b. de Ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemere. Aanspraken op bijzonder partoerpensioen en verevend prepensioen en oucterdomspensioen worden op dezelfde wijze verhoogd. Toeslagen worden op gelijke wijze verieend op reeds eerder verieende toeslagen.
HOOFDSTUK IX Artikel 36 1.
HERSCHIKKEN
Vervroegen of uitstellen van prepensioen
Keuze om de ingangsdatum te bepalen De (gevrozen) deelnemer heeft helrechthet prepensioen eerder of later teteteningaan dan op de pensioenrichtdatum. Het prepensioen kan niet eerder ingaan dan bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd. De (gewezen) deelnemer kan de ingang van het prepensioen na de pensioenrichtdatum slechte uitelellen indien en zolang in dienstoetrekking wordt doorgevrortct. De gewezen deelnemer heeft de verplichting een wijziging in de omvang van de diensttietrekking aan het fonds te melden. Bij doonvericen in deeltijd kan de ingang van hel prepensioen worden uitgesteld naarratovan het resterende dienstvertiand. Indien hel prepensioen gedeeltelijk ingaat, is hel bepaalde in dit artikel naar evenredigheid van toepassing op het ingegane prepensioen.
2.
Eerder Ingaand prepensioen Indien het prepensioen eenler ingaat dan op de pensioenrichtdatum. wordt het herrekend tot een lager prepensioen en vindt: geen venlere opbouw van (aanvullend) prepensioen meer plaats; verdere opbouw van (aanvullend/extra) ouderdomspensioen en (aanvullend/extra) partoerpensioen plaate. indien en zolang in dienstbetrekking in het woninginrichtingsbedrijf vrordt doorgevrorid.
3.
Later Ingaand prepensioen Indien het prepensioen later ingaat dan op de pensioenrichtdatum, vrordt het herrekend tot een hoger prepensioen en vindt venlere opbouw van prepensioen, (extra) ouderdomspensioen en (extra) partoerpensioen plaate tolde pensioneringsdalum, indien en zoteng in dienstoetrekking in het vroninginrichtingsbedrijf vronll doorgewerict. Er vindt echter geen verdere opbouw van prepensioen meer plaats zodra het prepensioen ate gevolg van hel uitetel gelijk is aan 100% van het laatstelijk geldende pensioengevend loon.
4.
Ruilvoeten Indien gekozen wordt het prepensioen eerder of later dan op de pensioenrichtdatom le laten ingaan, wordl op de gekozen ingangsdatum van het prepensioen hel te herrekenen prepensioen vermenigvuldigd met het percentage in onderetaande label dal overeenkomt met deteeftijdvan de (gevrozen) deelnemer op deze Ingangsdatum. Indien de ingangsdatum van het prepensioen niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt vronlt als ruilvoet een van onderetaande tabel aKvijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de ingangsdatum van het prepensioen in maanden nauwkeurig.
jlngangs
jRuilvoet
^ Pensioenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 32145 ^
datum Prepensi oen 60 61 62 63 64
5.
58% 74% 100% 152% 310%
Nadere voorwaarden Door de henekening als hier bedoeld kan hel prepensioen niet meer bedragen dan 100% van hel laatstelijk geldende pensioengevend loon. Een eventueelrestantwonlt uitgenjild in een hoger ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 39, tenzij derechthebbendeervoor gekozen heeft het prepensioen te laten ingaan zodra het als gevcrig van hét uitetel de htervoor bedoelde grens van 100% bereikt Na ingang van het henekende prepensioén is de oorepronkelijke aanspraak op prepensioen vervangen door de aanspraak op prépensioen na herrekening. De in het vierde lid genoemde ruilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2013 en kunnen jaariijks per 1 januari door hel bestuur worden gewijzigd.
Artikel 37 1.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioén
Het keuzemoment De (gevrozen) deelnemer heeft het recht een deel van het oudenlomspenstoen uit te ruilen in partnerpensioen: a. blj beëindiging van de deelneming; en b. op de pensioneringsdatum. De (gewezen) deelnemer heeft tevens hetrechleen deel van het oudenlomspensioen op de pensioendatum uit te rullen in partnerpensioen.
2.
Standaard aanbod Het fonds biedt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatete jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd In het eerete lid, aan.
3. Ruilvoeten Indien gekozen wonlt een deel van het oudenlomspensioen uit te njilen in een hoger partnerpensioen, wordl hel partnerpensioen vertioogd met een bedrag dal gelijk Is aan hel uit le milen deel van het oudenlomspensioen vemrien^vuldigd met hel percentage in onderetaande tabel dat overeen komt met de leeftijd van de (gevrozen) deelnemer op de datum van de uitruil.
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
Leeftijd
Ruilvoet
20
415%
36
386%
52
368%
21
414%
37
384%
53
369%
22
412%
38
382%
54
370%
23
411%
39
380%
55
372%
24
409%
40
379%
56
374%
25
408%
41
377%
57
376%
26
406%
42
375%
58
379%
27
404%
43
374%
59
383%
28
402%
44
372%
60
386%
29
400%
45
371%
61
390%
30
398%
46
369%
62
395%
Pensloenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
. pagina 33148
'
31 32 33 34 35 4.
396% 394% 392% 390% 388%
47 48 49 50 51
368% 368% 368% 368% 368%
é3 64 65
400% 406% 434%
Nadere voorwaarden Na uitruil als hier bedoeld bedraagt hel partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Na uitruil van ouderdomspensioen is de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak op (de vertioging van) partnerpensioen. De in het derde lid genoemde njilvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door hel bestuur wonlen gewijzigd.
5.
Geen uitruil Er vindt geen uitmil van een deel van het ouderdomspensioen plaate indien: a. dit betrekking heeft op vereverid ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 30; b. het ouderdomspensioen op jaartiasis door de uitruil lager zou worden dan de aflcoopgrens; c. partnerpensioen wonll uitgemlld in ouderdomspensioen.
Artikel 38 1.
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen
Het keuzemoment De (gewezen) deelnemer heeft helrechtpartnerpensioen op de pensioneringsdatum geheel of gedeeltelijk uit le ruilen in een hoger oudenlomspensioen. De (gevrozen) deelnemer die geboren is voor 1950 heeft tevens hetrechthel partnerpensioen op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk uil le milen in een hoger oudenlomspensioen
2.
Toestemming partner Bij de keuze om partnerpensioen uil le milen in een hoger ouderdomspensioen is, vronneer de (gevrozen) deelnemer een partner heeft, de toestemming van deze partner vereist die daarmee tevens atetand doet van het partnerpensioen voor zover dit wordt uitgemlld. De (gewezen) deelnemer en de partner dienen tevens le veridaren ermee bekend te zijn, dat als gevolg van de uitmil vanaf de pensioneringsdatum het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk ven/alt, alsmede dat deze uitmil, toestemming en afstandsrortclaring niet herroepen kunnen worden.
3.
Ruilvoet Indien gekozen wordt het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te milen in een hoger ouderdomspensioen, wonlt hel ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum verhoogd met het percentage in de onderetaande tabel vermenigvuldigd met het uitgemilde partoerpensioen, dal overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdalum niet valt in de maand vroarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als milvoet een van de genoemdetebelalvvijkend percentege aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatom in maanden nauwkeurig.
Indien het ouderdomspensioen ingaat bij het bereiken van de navolgende leeftijd
Leidt een uitmil van partnerpensioen (PP) tot een verhoging van het oudenlomspensioen,tergrootte van ondereteand leeftijdsafliankelijk percentage van het uitgemlld PP
60 61 62 63 64
19% 19% 20% 21% 22%
Pensloenreglement voor deeinemera geboran voor 1950
pagina 34 145
65 23%
4.
Nadere voorwaarden Door de uitmil als hier bedoeld kan het oudenlomspensioen meer bedregen dan 100% van helteatetelijkgeldende pensioengevend loon. Na uitmil van partnerpensioen is de uitgemilde aanspraak op partnerpensioen vervangen door de aanspraak op de vertioging van oudenlomspensioen. De in hel denle lid genoemde ruilvoet geldt met ingang van 1 januari 2014 en kan jaariijks per 1 januari door hel bestuur worden gewijzigd.
5.
Geen uitruil Partnerpensioen wonlt niet uitgeruild, indien het oudenlomspensioen op de pensioneringsdatum gelijk aan of lager is dan de aflcoopgrens. Het vrozenpensioen en een eventueel bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 29, kunnen niet ui^emild worden.
Artikel 39 1.
Uitruil van prepensioeri in ouderdomspensioen en omgekeerd
Keuze om prepensioen en ouderdomspenstoen uit te ruilen De (gevrozen) deelnemer heeft het recht: niet Ingegaan prepensioen op de pensioneringsdatum uil le milen In een hoger oudenlomspensioen; oudenlomspensioen op de pensioneringsdatum uil le miten in een hoger prepensioen.
2.
Uitruil van prepenstoen in ouderdomspenstoen Indien gekozen wonlt een deel van het prepensioen (of het gehele prepensioen) uit te ruilen In een hoger oudenlomspensioen, wordt het oudenlomspensioen verhoogd met een bedrag, dal vastgesteld wontt door het te hertekenen deel van het prepensioen te vennenigvuldlgen met het percentage in onderetaande tabel dal overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitmil. Indien de datom van de uitmil niel vatt in de maand vroarin de desbetreffendeteeftijdis bereikt wordt als ruilvoet een van onderetaandetabelafwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met deteeftijdvan betrokkene op de dalum van de uitmil in maanden nauwkeurig.
Leeftijd op Datum uitmil
Ruilvoet
60 61 62 63 64
32% 25% 19% 12% 6%
Indien prepensioen uitgemlld vronlt in een hoger oudenlomspensioen, wordt het oudenlomspensioen veriioogd met een bedrag, dat vastgesteld vrordt door het prepensioentevemienigvuidigen met 19%. 3.
Uitruil van ouderdomspenstoen in prepensioen Indien gekozen wonlt een deel van het oudenlomspensioen uit te ruilen in een hoger prepensioen, wonll het prepenstoen veriioogd met een bedrag, dat vastgesteld wonlt door hel te hertekenen deel van het oudenlomspensioen te vemienigvuidigen met hel percentage in onderstaandetabeldat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de ingangsdatum van het prepensioen. Indien de ingangsdatum van het prepenstoen niet valt in de maand vroarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wonft ais milvoet een van ondereteandetabelafwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de ingangsdatum van het prepensioen in maanden nauwkeurig.
Pensieenregiement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 35 j 45
Ingangsdatum
Ruilvoet
Prepensioen 60
313%
61
395%
62
533%
63
808%
64
1635%
Nadere voorwaarden Door de uitmil als hier bedoeld kan hel prepensioen niet meer bedragen dan 100% van het laatetelijk geldende pensioengevend loon maar het ouderdomspensioen wel. Na uitmil van prepensioen dan wel ouderdomspensioen is de uitgemilde aanspreek op prepensioen dan wel ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak óp de veriioging van oudenlomspensioenrespectievelijkprepensioen. De in het tweede en derde lid genoemde mllvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaariijks per 1 januari door hel bestuur vronlen gewijzigd.
Artikel 40 1.
Variatie in de hoogte van het pensioen
Variatto in de hoogte van het ouderdomspensioen De (gewezen) deelnemer heeft hetrechtde hoogle van het oudenlomspensioen te variëren. Daartilj kan eeret gedurende ten minste één maand en ten hoogste honderd en twintig maanden een hogere dan wel lagere uitkering én vervolgens een lagere dan wel hogere uiticering worden genoten. De laagste uitkering bedraagttenminste75% van de hoogste uitkering. In de periode tussen de pensioneringsdalum en hel bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd blijft bij de beoordeling van deze verhouding van de uiticering maximaal buiten aanmertcing hel gedeelte dat overeenkomt mél twee maal het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste Ikl, van de Wet op de Loonbelasting 1964. De mate van variatie wonlt uiteriijk op de pensioneringsdatum vastgesteld. Ruilvoeten Indien gekozen wordt de hoogte van het ouderdomspenstoen te variëren, wonlt het ouderdomspensioen in de eerste uiticeringsperioderespectievelijkin de tweede uiticeringsperiode, vastgesteld door het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatom te vennenigvuldlgen met het percentage in de tweede respectievelijk in de denle kolom van onderetaandetabeldat overeenkomt met de leeftijd aan het einde van de eerete uiticeringsperiode. Indien deze eindleeftijd niel valt in de maand waarin de in de eerste kolom genoemde leeftijd is bereikt, wordt als mih/oel een van onderetaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met deze eindleeftijd in maanden nauwkeurig. Eindleeftijd
Hoog
Laag
66
131%
98%
67
128%
96%
68
126%
95%
69
124%
93%
70
122%
92%
71
120%
90%
72
118%
89%
73
117%
88%
74
115%
86%
75
114%
86%
Hoog
Pensioenreglement voor deeinemera geboran voor 1950
pagina 36 145
Eindleeftijd
Laag
Hoog
Leap
3.
66
77%
102%
67
77%
103%
68
79%
105%
69
80%
106%
70
80%
107%
71
82%
109%
72
83%
110%
73
84%
112%
74
85%
113%
75
86%
115%
Nadere voorwaarden Door variatie in de hoogte van het oudenlomspensioen wijzigt de hoogte van hel niet ingegaan partnerpensioen niet. De in het tweede lid genoemde mllvoeten gelden met ingang van 1 januari 2014 en kunnen jaartijks per 1 januari door hel bestuur wonlen gewijzigd.
HOOFDSTUK X Artikel 41
INFORMATIEVERSTREKKING DOOR HET FONDS
Infonnatie over de pensioenregeling
1. Startbrief Het fonds infonneert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming, door middel van een startbrief, over de inhoud van de basispensioenregeling; de toeslagvertening; hetrechtvan de wericnemer om bij hel fonds hel geldende pensioenreglement optevragen; omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van hetfonds;en hel recht van de vroricnemer om bij het fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak. Er wonlt geen startbrief veretrekt als de vroricnemer uiterlijk zes maanden vóór aanvang van de deelneming in dtenst is getreden bij dezelfde wericgever, op grond waarvan de deelnemer de hten/oor bedoelde infonnatie heeft onh/angen. Informatie die sinds de vorige veretreWcing is gewijzigd vrordt vrol veretrekt. 2.
Informatte overde basispensloenregeling De infomiatie over de Inhoud van de basispensioenregeling, bedoeld in hel eerete lid, bevat in ieder geval hel volgende: a. de datum van aanvang van de deelneming; b. de pensioensoorten, waarisij aangegeven vronlt of nabesteandenpensioen. al dan niet samen met ouderdomspensioen, deel uitmaakt van de basispensloenregeling; het karakter van de pensioenovereenkomst; de wijze waarop de pensioenaanspreken vrorden vastgesteld; de ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uiticering; de gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken, vroartiij aangegeven wonlt vrolke pensioenaanspraken oprisicobasiszijn; de gevolgen van artieidsongeschiklhekl voor de venverving van pensioenaanspraken; de mogelijkhekl tot vrijwillige voortzetting; en
Pensleenraglement voor deeinemera geboran voor 1950
pagina 37 145
i. 3.
de infomiatieverplichtingen van de vroricnemer jegens de vrortcgever en het fonds.
Verdere informatm In de startbrief wordt ook informatie verstrekt over
4.
a.
het wettelijk rechl op waanleovenlracht of de mogelijkheid tot waardeoverdracht als niel voldaan is aan de
b. c. d. e.
voonvaarden voor hel wettelijk recht op vroardeoverdracht; de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitmil; vrolke informatie op verzoek wordl veretrekt; het actueel zijn van een korte- oftengetennijnheretelplan;en de bij hetfondsgeldende klachtenregeling.
Wijziging pensioenreglement Het fonds infonneert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensloenreglement op te vragen.
Artikel 42 1.
Jaariijkse pensioenopgave
Jaariijkse Informatie Het fonds veretrekt de deelnemer jaariijks:
2.
a.
een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b. c.
een opgave van de régtementairte bereiken pensioenaanspraken; informatie over toeslagveriening; en
d.
een opgave van de aan het voora^aande kalenderjaar loe terekenenwaanleaangroel van pensioenaanspraken.
re bereiken pensioenaanspraken Oe reglementeir le bereiken pensioenaanspraken betreffen een opgave van de hoogte van hel periodiek uit le keren pensioen vanaf de ingangsdatum van hel pensioen. Bij deze opgave wordt ten aanzten van het nabestaandenpensioen aangegeven vrot de gevolgen zijn van de gekozen wijze van financieren.
Artikel 43 1.
Informatie aan gewezen deelnemers
Ej beëindiging van de deelneming Hel fonds veretrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming; a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, die behouden blijven bij beëindiging van de deelneming: b. informatie over toeslagveriening; c. d. e. f.
infonnalie die voor de deelnemer speafiek in het kader van de beëindigingrelevantis; informatie over omstandigheden die betrekking hebben op hetfonctionerenvan de pensioenuitvoerder; Infonnatie over de mogelijkheid van aflcoop als de pensioenaanspraak onder de aflcoopgrens ligt; infonnatie over helrechlop waanleovenlrachl of de mogelijkheid tol waardeoverdracht als ntet voldaan is aan de voonvaarden voor het vrottelijkrechtop waanleovenlracht; g. informalie over de gevolgen van artieidsongeschiktheid; h. informatie over het actueel zijn van een korte- óf langetennijnherstelplan; i. informatie over de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en j. Infonnatie over het recht een deel van het ouderdomspensioen uit le mllen in partnerpensioen. 2. Periodiek Hetfondsveretrekl de gewezen deelnemer een keer in de vijfjaar a. b.
een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en infomiatie over toeslagvertening.
Pensioenregiement voor deeinemera f^lraren voor 1950
pagina 38145
'
Artikel 44 1.
Infonnatie aan gewezen partners
Bij schelding Het fonds veretrekt de gewézen partner van de (gewezen) deelnemer a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagveriening; c. infonnatie die voor de gewezen partner specifiek van betengte;en d. infonnatie over de mogelijkheid van aflcoop ate de pensioenaanspraak onder de aflcoopgrens ligt
2. Periodiek Het fonds verstrekt de gewezen partner een keer in de vijfjaar a.
een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en
b.
informatie over toeslagveriening.
Artikel 45 1.
Informatie aan pensioengerechtigden
Bij penstoeningang Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wonll: a.
een opgave van zijn pensioenrecht
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabesteandenpensioen; c. Informatie over toeslagvertening; d. infomiatie over het rechl een deel van het ouderdomspensioen ult te milen in partnerpensioen; en e. infonnatie over hetrechlpartoerpensioen uit te ruilen in ouderdomspensioen. 2. Periodiek Het fonds vereti-ekt de pensioengerechtigde jaariijks: a. een opgave van zijn pensioenrecht; b. c.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen; en infomiatie over toeslagveriening.
Artikel 46
Informatie over toeslagverlening
1. Inhoudelijk De in de artikelen 41 tol en met 45 bedoelde infonnatie over toeslagveriening heeft betrekking op:
2.
a. b.
het ambitteniveau en de voonvaarden die gelden bij de toeslagvertening; de wjze vanfinancieringvan voonvaanlelijke toeslagveriening en. indien daartoe technische voorzieningen wonlen gecreëerd, de hoogle van de voorziening inrelatielot de benodigde voorziening;
c. d.
de venrochtingen ten aanzien van toekomstige toeslagveriening; en de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar vroarbij vronlt aangegeven of dit in overeenstemming met hel gepresenteerde toeslagbeleid is geweest
Wijziging toeslagbeleid Hetfondsinfonneert de gevrozen deelnemers, gevrozen partnere en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van hel toeslagbeleid over die wqziging.
Artikel 47 1.
r '
Infonnatie op verzoek
Aigemene informatie
Penaloenregiement voor deelnemere gelioren voor 1950
pagina 39145
'
Het fonds veretrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer de gevrozén partoer en de pensioengerechtigde op verzoek: a. hel geldende pensioenregtemenl; b. hel jaarverelag en de jaarrekening van het fonds; c. hel uitvoeringsreglement d. de vericlaring inzake beleggingsbeginselen; e. f. g. h. 2.
het korte-of langetermijnheretelplan als dal vantoepassingis; Infonnatie over de hoogte van de dekkingsgraad; infomiatie over hel van loepassing zijn van een aanwijzing door de toeztehthouder; en informatie over de aanstelling van een bewindvoerder
Spedfieke infomiatie Hetfondsveretrekl de deelnemer de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek infomiatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder de mogelijkheden van uitmil.
3.
Gewezen deelnemer Het fonds veretrekt de gevrozen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde . pensioenaanspraken.
Artikel 48
informatie blj vertrek naar een andere lidstaat
Het fonds veretrekt deelnemere, gewezen deelnemere en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen Informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling vrorden geboden. Oeze informatietetenminste overeenkomstig de informatie die wordt veretrekl aan deelnemers, gevrozen deelnemere en gepensioneerden die in Nederiand blijven.
HOOFDSTUK XI Artikel 49 1.
AANVULLENDE PENSIOENVERZEKERINGEN
Sluiten van aanvullende verzekeringen
Aanvullingen op de basisregeling Het fonds kan op verzoek van een aangesloten wericgever voor de deelnemere of een bepaalde groep van deelnemere, bedoeld in artikel 2, eerete lid, onder a of b, die in dienst zijn van deze wericgever pensioenaanspraken verzekeren in aanvulling op de aanspraken welke voortvloeien uit de loepassing van hoofdstuk II, een en ander tegen betaling van periodieke premies of koopsommen en op door het bestuur vastgestelde overige voonwaarden.
2.
Keuring Indien verzekeringen ingevolge dit hoofdstuk keuzemogelijkheden bieden voor een individuele deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor ontiepaaldetijd,die een wijziging wensttenaanzien van een eerder gemaakte keuze, kan hel honoreren van dte wijziging afliankelijk gesteld vrorden van de gezondheidstoestend van de deelnemer Deze wordt beoordeeld aan de hand van vragen daarover dan wel hel venichten van medisch onderzoek.
3.
4.
Overeenkomst De aanspraken die voor de betrokken deelnemers uit de verzekeringen ingevolge dit hoofdstuk voortvloeien, de verachuldigde premies of koopsommen alsmede de overige voorwaarden, zullen vrorden vastgelegd in een overeenkomst lussen de aangesloten vrortcgever en hel fonds. Tarief Het bestuur stelt, gehoord de actuaris, eentariefvast voor de in dit hoofdstuk bedoelde verzekeringen. Het bestuur is bevoegd, gehoord de actuaris, hettariefte wijzigen. Hel gewijzigcte tarief Is ook van toepassing op de vóór de wijziging
Pensloenreglement voor deelnemere gebaren voor 1950 .
pagina 40 j 45
1
van hettariefingevolge dit hoofdstuk afgesloten verzekeringen, doch niet eenJer dan zes maanden na het tijdstip waarop het nieuwe tarief aan de aangesloten wericgever is meegedeeld. In individüete gevalten, vroarin het tvroéde lid toegepast is, is het fonds bevoegd op grond van de gezondheidstoestand van de beUokken deelnemer van hel tarief af te wijken. 5.
Bewijsstukken Hetfondsgeeft ten behoeve van de betrokken deelnemere bewijsstukken af met betrekking tot de ingevolge dit hoofdstok verzekerde pensioenen.
Artikel 50 1.
Eindigen van aanvullende verzekeringen
Eindigen van de overeenkomst De in artikel 49, denle lid, bedoelde overeenkomst lussen de aangesloten wericgever en hetfondseindigt a. zodra de aangesloten wertcgever deze hoedanigheid veriiest b. door opzegging bij aangetekend schrijven door het fonds of de aangesloten wericgever, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden tegen de eerste januari van enig jaar c. door opzegging door het fonds tegen een door hel fonds te bepalen tijdstip, indien de verschuldigde premies of koopsommen gedurende een maand na de ven/aldag onbetaald zijn gebleven.
2.
Eindigen van de betalingsplicht De verplichting van de aangesloten vrertcgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen te betaten eindigt a.
zodra de deelnemer niet meer behoort tol de groep vroricnemere waarop de overeenkomst met de aangesloten wericgever betrekking heeft;
b.
zodra de overeenkomst met de aangesloten vroricgever voor de groep vroricnemers, vraartoe de deelnemer behoort, wordt beëindigd;
c. door hel overiijden van de deelnemer d. door hel bereiken van cte pensioendatum. In de gevalten bedoeld onder a en b, is de deelnemer bevoegd de verzekering voor eigenrekeningop dezelfde voonvaanlen voort le zetten, mits voldaan is aan de voonvaanlen genoemd in artikel 22. eerete en tvroede lid. Op deze voortzetting is artikel 22, dente lid, van overeenkomstige toepassing. De verplichting van de aangesloten vroricgever om voor een deelnemer periodieke premies of koopsommen le betalen eindigi voorts in zovene en zodra de aanspraken welke voortvloefen urt de loepassing van hoofdstuk II in die zin gewijzigd wonlen dat zij geheel of gedeeltelijk samenvalten met de aanvultende aanspraken welke verzekert zijn ingevolge dit hoofdstuk. 3.
Onjuiste gegevens Indten blijkt, dat ate gevolg van hel verelrekken van or^uiste gegevens aan helfonds,bij het sluiten van de verzekering van een onjuiste leeftijd dan wel van een onjuist gestecht van de verzekenle of zijn partner is uitgegaan, vraanloor een te lage premte of koopsom werd overeengekomen, wonll het verzekerde pensioen hertierekend en vastgesteld op baste van de juiste gegevens,rekeninghoudend met de overeengekomen premies en koopsommen, dan wel vronlt een aanvullende koopsom inrekeninggebracht Is er als gevolg van een onjuiste opgave een te hoge premte of koopsom betaald, dan vronlt het te veel betaalde na aftrek van administratiekosten aan de aangesloten wericgever temgbelaald,tenzijhel fonds in overieg met de aangesloten wertcgever besluit tot een overeenkomstige hertierekening als bedoeld in de vorige volzin.
4.
Vervallen van de verzekering Helfondsis bevoegd de verzekering te doen vervalten, indien blijkt dat aan hetfondsof de keurende arts, indien hel tweede lid van artikel 49 toegepast is, onjuiste opgaven of mededelingen zijn gedaan omtrent ondenrorpen, dte voor de beoonleling van hetrisicovan de verzekering van belang zijn. Indien het fonds van deze bevoegdheid gebmik maakt, betaalt het fonds aan de aangesloten wericgeverterugeen bedrag gelijk aan de betaalde premies of koopsommen, onder aftrek van de door hetfondsgemaakte kosten.
Pensioenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 41 145
'
HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artlkei 51
Inwerkingtreding
Ditreglementis in wericing getreden op 1 januari 2001 en is laatetelijk gewijzigd per 1 januari 2014.
Artikel 52
Overgangsbepalingen
1.
Aanspraken opgebouwd tot en met 31 december 2000 De tol en met 31 december 2000
2.
Premie verschuldigd tot en met 31 december 20Q0 Oe lol en met 31 december 2000 verechuldigde premies blijven verschuldigd overeenkomstig hetgeen in die periode bepaald was in hel van toepassing zijnde pensioenreglement.
3.
Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen Deelnemere diereedsvóór 1 januari 2014 recht hadden op een aanvullend artieidsongeschiklheidspensioen behouden dit recht lot uiteriijk dereglementairebeëindigingsdalum zoals deze was bepaald in artikel 15 lid 2 van hel pensioenreglement zoals dat op 31 december 2013 van toepassing vros. Hel aanvultend arbeidsongeschiktheidspensioen wonlt verhoogd of vertaagd met ingang van de dag waarop de WIA-ullkering wordt herzien terzake van veriagingrespectiévelijkvan toeneming van de arbeidsongeschiktheid. Het aanvullend artieidsongeschiktheidspensioen wordt alsdan vastgesteld overeenkomstig hetgeen bepaalde in artikel 15 lld 3 van hel pensloenreglement zoals dat op 31 december 2013 van toepassing vros.
4.
ANW-pensioen Nabestaanden die reeds vóör 1 januari 2014rechthadden op ANW-pensioen lot uiteriijk de laatete dag van de maand voora^aand aan de maand waarin de 65-jarige leeftijd wonll bereikt, behouden dilrechltot uiteriijk de laatste dag voora^aand aan de dag dat de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt maar uiteriijk tot de eerete dag van de maand waarin de nabestaande de 67-jarige leeftijd tiereikt De hoogte van hel ANW-pensioen is en blijft vastgesteld zoals dil bepaald vros in artikel 17 lld 3 van het pensioenreglement dat op 31 december 2013 van toepassing was.
Artikel 53
Slotbepalingen
Hardheidsclausule In Incidentele, niet van algemene aard zijnde, gevallen, waarin dit reglement niet voorziet alsmede in gevaHen, waarin strikte loepassing van ditregtementlol onbillijkheden zou leiden, beslist hel bestuur met Inachtneming van eventuele wettelijke bepalingen, mits daarbij niel in sbijd wordl gehandeld met de statuten.
Getekend 10 december 2013 Voorzitter:
Secretaris:
Penaloenregiement voor deelnemere geboran voor 1950
pagina 42 145
'
Bijlage Aflcoopvoeten als bedoeld in de artiketen 31, vijWe lid, en 32, vtenie lid, en 33, vtenle lid van het pensioenreglement
Afkoopvoet Afkoopvoet Afkoopvoet uitgesteld latent PP ingegaan OP pensioen
Leeftijd
20 21
5,80 5,94
1,34 1,38
33,02 32,82
22
6,08 6,22
1.42 1.47
32,60
23 24 25
6.37 6,52
1.51 1,55
32,16 31,93
26
6,68
1,60
31,70
27
6.83 6,99
1,64
31,45
1,69
31,21
29 30 31
7.16
1,74
30,95
7,32 7.49
1,79 1,84
30.69 30,42
32
7.67
33
7,85 8,03
1,90 1.95
30,15 29,87
2,01
28
34
32,39
35 36
8,20
2,10
29,58 29,27
8,39
2,16
28.96
37
8.58
38 39
8.78
2,22 2,29
28,65 28,33
8.98
2,35
28.00
9.18
2.42 2.48
27.66
40 41
9,39 9.61
2,55
27,32 26.97
9.82
2,62
26,60
10.05
2,69
26,23
45
10,26 10,49
2,80 2,87
25,84
46 47 48
10,73 10,97
2,95
25,05
3,02
24,65
49
11.22
3,10
24,24
50 51
3,17
23,82 23,39
52
11,48 11,74 12,01
53 54
12,29 12,58
3,39 3.46
55
12,90 13,20
3.48
21,61 21.14
13,52
3,54 3.61
58
13,85
3.67
20,19
59
14,19
3,73
19,69
42 43 44
56 57
3,24 3,32
25,45
22,95 22,51 22,05
20,67
Pensioenreglement voor deelnemere geboran voor 1950
pagina 43 | 45
'1
60 61
14.52
62 63 64
14,89
3,84 3,88
19.17 18.66
15.27 15.67
3.92 3,96
18.14 17.61
16,09 16,55
3,99 3,78
17.08 16.55
16,00 15,45
3,79
16,00
3,80
15.45
68 69
14.89 14,32
3.80 3.79
14.89 14.32
70 71
13.75
3.78
13.75
13,16
3.76
13.16
72 73
12.58 11,99
3.73 3.69
74 75
11,41 10.92
3,64 3.34
12.58 11.99 11.41
76
10.35
3.26
10.35
77
9.78
3,17
78 79
9.23 8.68
3,06 2,94
9,78 9,23 8,68
80
8.15
81
7,63
2.81 2,67
82
7.12 6,63
65 66 67
83 84 85 86 87
6.16 5.93 5,49
2.52 2,36 2.19 1.43
10,92
8,15 7,63 7.12 6.63 6,16 5.93 5.49
5,08
1.30 1.16
88 89
4,69 4,33
1.02 0,89
4.69 4.33
90
4,00
0.77
4.00
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
WzP 14,59 13,93 13,26 12.58 11.87 11.15 10,41 9,66 6,88 8,09 7,27 6,44 5,58 4.71 3,81 2,89 1,95 0,99
Leeftijd
5,08
Pensloenreglement voor deeinemera geboren voor 1950
pagina 44145
18 Resterende duur
WzP 3,81 2,89 1,95 0,99
Pensioenreglement voor deelnemere geboren voor 1950
pagina 45 145
ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA 2013
ïiCii'tï in
ensioenfonds Wonen
Inhoudsopgave 1. Verantwoording
3
2. Organisatiestructuur
4
3. Goed pensioenfondsbestuur
9
4. Uitbesteding
.....12
5. Pensioenregeling
13
6. Financiële opzet
15
7. Beleggingsbeleid
22
8. Risicoparagraaf
38
9. Toekomstvisie
43
Bijiage 1 Kenmerken pensioenregeling
44
Bijlage 2 Uitvoeringsreglement
48
Bijlage 3 Verklaring Beleggingsbeginselen
51
1. Inleiding
51
2. Organisatie en regeling
52
3. Beleggingsbeleid van liet Pensioenfonds
53
4. Uitvoering
57
Bijlage 4 Crisisplan
59
Bijlage 5 Selectie en IVIonitoring proces externe vermogensbeheerders
59
Bijiage 6 indicatieve lijst ondernemingen betrokken bij clustermunitie
62
1. Verantwoording Het fonds
Ndam
Sticfiting Pensioenfonds Wonen
Aciril fontis
pensioenfonds
Vestigingsplaats (statutair)
Utrecfit
KvK-inschrijvingsnummer
33254107
DMB-roialienummcr
44381
Het fonds fieeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen.
Actuariële en bedrijfstechnische nota In de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds is vastgelegd op welke wijze het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in artikel 145 van de Pensioenwet en paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Het fonds legt iedere wijziging in de ABTN binnen twee weken na de vaststelling door het bestuur over aan De Nederlandsche Bank (DNB).
IVIate van detaillering In deze ABTN wordt het huidige en voorgenomen beleid in strategische zin omschreven. De inhoud van de ABTN beoogt hiermee op hoofdlijnen inzicht te geven in het functioneren van het pensioenfonds op alle beleidsterreinen. Daar waar in deze nota wordt gesproken van 'Fonds' wordt bedoeld: Stichting Pensioenfonds Wonen.
2. Organisatiestructuur Toeziiht / verantwoording
Bestuur Deelnemersraad Verantwoordingsorgaan Voorzittersoverleg
Beleggmgsadviescommissie
Jaarverslagcommissie
Communicatiecommissie
Visitatiecommissie
Compliance officer
Certificerend actuaris
Certificerend accountant DVO-commissie Adviescommissie bezwaarschriften
Gezamenlijke Geschillencommissie
Strategisch Pensioen Management
Risicomanagement en monitoring
2.1 Organen van het fonds Bestuur Het bestuur van het fonds is belast met het besturen van het fonds, waaronder mede te verstaan het beheren van de middelen van het fonds. Het bestuur is als zodanig eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds. Het bestuur bestaat uit 6 leden en is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen en werknemersverenigingen in de bedrijfstak. Uit zijn midden benoemt het bestuur een voorzitter en een secretaris, alsmede een vice-voorzitter en vicesecretaris. De vertegenwoordigers van werkgeverszijde worden voorgedragen door de Vereniging CBW-IVIITEX te Zeist De vertegenwoorders van werknemerszijde worden voorgedragen door: -FNV Bondgenoten te Amsterdam; twee leden -CNV Dienstenbond te Hoofddorp; één lid. Bestuursleden worden voor de duur van drie jaar benoemd. Telkenmale per 1 januari treedt een, volgens rooster, door de werkgevers casu quo werknemers benoemd bestuurslid af. Per organisatie wordt een plaatsvervanger voorgedragen. De plaatsvervanger dient te beschikken over deskundigheidsniveau 1. Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak onafhankelijk op en draagt er zorg voor dat het fonds uitsluitend handelt ten behoeve van alle belanghebbenden van het fonds. Het bestuur inventariseert daartoe jaarlijks de (neven)functies van de bestuurs- en commissieleden. Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het fonds en op de website. De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of ontslagen.
Commissies Het bestuur kan tijdelijke of permanente commissies instellen. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een commissie. De commissie is voor de uitoefening van haar taken verantwoording schuldig aan het bestuur. Een commissie verantwoordt zich tegenover het plenaire bestuur aan de hand van de notulen van een commissievergadering, dan wel door het inbrengen van een behandelde notitie waaraan het commissieadvies is toegevoegd. Voor alle commissies geldt een huishoudelijk reglement. Een lid van een commissie die geen bestuurder van het fonds is heeft in de commissie een adviserende stem. Het bestuur heeft de volgende commissies ingesteld: Voorzittersoverleg Lopende zaken worden in dit overleg gemonitord, bestuursvergaderingen voorbereid en dringende kwesties aangestuurd.
Beleggingsadviescommissie
De drie leden van deze commissie worden benoemd vanuit het bestuur. De commissie wordt bijgestaan door een vertegenwoordiger van SPIVI en door een externe onafhankelijke deskundige.
Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesiulten
De commissie bestaat uit drie leden, waarbij de voorzitter geen deel uitmaakt van het bestuur. De commissie behandelt bezwaren tegen een bestuursbesluit inzake de verplichte deelneming aan het Fonds.
Geschillencommissie
De geschillencommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over geschillen tussen de deelnemer en het pensioenfonds over de uitvoering van de pensioenregeling wegens een individuele beslissing die het bestuur jegens de belanghebbende heeft genomen. IVIet inachtneming van het bepaalde in het uitvoeringsreglement, is de geschillencommissie ook bevoegd tot het geven van advies in geschillen tussen de werkgever en het pensioenfonds over de uitvoering van de pensioenregeling. Een advies van de geschillencommissie is niet bindend. De geschillencommissie is niet bevoegd te adviseren over geschillen inzake vrijstellingsbesiulten.
Jaarwerkcommissie
Het bestuur heeft een jaarwerkcommissie ingesteld, bestaande uit twee bestuursleden. De commissie bereidt het Jaarverslag en de Jaarrekening voor en stelt het concept Jaarverslag en Jaarrekening op.
DVO-commissie De DVO-commissie controleert of de gemaakte afspraken in de door het fonds en de administrateur overeengekomen dienstverleningsovereenkomst door de administrateur worden nagekomen. De DVO-commissie neemt namens het bestuur besluiten inzake voorstellen van credltmanagement en juridische zaken betreffende incasso-aangelegenheden, waaronder afboekingen, faillissementsaanvragen en verzoeken tot finale kwijting. Besluitvorming met betrekking tot het incassobeleid blijft expliciet voorbehouden aan het bestuur.
Communicatiecommissie De communicatiecommissie adviseert het bestuur over alie communicatie-uitingen van het fonds en overlegt met de communicatieadviseur van het fonds.
Deelnemersraad De medezeggenschap binnen het Fonds is geborgd door de instelling van een deelnemersraad. Het fonds heeft een deelnemersraad bestaande uit zeven leden; deze vertegenwoordigen de deelnemers en pensioengerechtigden. De zittingsduur van de leden is driejaar. Benoeming vindt plaats door werknemersorganisaties en verenigingen van gepensioneerden. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in elk geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur inzake het Jaarverslag en de Jaarrekening, de ABTN, een korte- of langetermijnherstelplan, een wijziging van het toeslagbeleid, vermindering van de verworven pensioenaanspraken en -rechten, gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen van of door het fonds en bij de liquidatie van het Fonds.
Het bestuur stelt alle benodigde informatie beschikbaar om de raad zijn werk te kunnen laten doen. Ook kan de raad gebruikmaken van het secretariaat en de andere voorzieningen (bijvoorbeeld opleidingen, scholing) die benodigd zijn. De bepalingen omtrent de deelnemersraad zijn uitgewerkt in de statuten van het Fonds en in het huishoudelijk reglement van de deelnemersraad.
Verantwoordingsorgaan
Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan bestaande uit drie leden: te weten een lid van de deelnemersraad, een vertegenwoordiger van de werkgevers en een vertegenwoordiger van de gepensioneerden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt gebaseerd op het jaarverslag, de jaarrekening, de bevindingen van het intern toezicht (visitatiecommissie) en overige informatie. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan wordt, (met de reactie van het bestuur daarop) in het jaarverslag opgenomen. Ook voor het verantwoordingsorgaan geldt dat het over alle benodigde informatie moet kunnen beschikken en dat er voldoende voorzieningen voor de leden van het orgaan beschikbaar worden gesteld. De bepalingen omtrent het verantwoordingsorgaan zijn uitgewerkt in de statuten van het fonds en het reglement verantwoordingsorgaan.
Adviseur
Het bestuur heeft de heer W. Peeters AAG, verbonden aan Syntrus Achmea Strategisch Pensioen IVIanagement, benoemd als adviserend actuaris. De overeengekomen werkzaamheden en de beloning zijn vastgelegd in een contract/opdrachtbevestiging.
2.2 Certificering Het boekjaar van het pensioenfonds is gelijk aan het kalenderjaar.
Actuaris Het bestuur heeft de heer G. Veluwenkamp AAG, verbonden aan Towers Watson, benoemd als onafhankelijk, bevoegde waarmerkend actuaris. De waarmerkend actuaris, maakt een actuarieel verslag waarin een verklaring wordt opgenomen van zijn bevindingen bij de jaarlijkse verslagstaten, waarbij de fondsmiddelen worden getoetst en de vermogenspositie wordt beoordeeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de accountant. De certificerend actuaris, die het actuarieel verslag waarmerkt, is onafhankeiijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.
Accountant Het bestuur heeft de heer H.C. van der Rijst RA, verbonden aan PrlcewaterhouseCoopers Accountants N.V., benoemd als externe accountant. De accountant verstrekt een controleverklaring bij de jaarlijkse verslagstaten, waarbij een oordeel wordt gegeven over de betrouwbaarheid van de gegevens, de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en het resultaat ultimo het verslagjaar.
2.3 Intern toezicht Visitatiecommissie Het bestuur heeft besloten het intern toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie. Het bestuur geeft de visitatiecommissie tenminste eens in de drie jaar de opdracht het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien Het bestuur verstrekt de opdracht aan de visitatiecommissie schriftelijk. De visitatiecommissie heeft tenminste de volgende taken: • • •
het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds; het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn.
De visitatiecommissie bestaat uit tenminste drie onafhankelijke leden die allen deskundig zijn. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, actief betrokken bij het functioneren van het fonds. De bevindingen van de commissie worden opgenomen in het jaarverslag en besproken met het verantwoordingsorgaan. De bepalingen omtrent de visitatiecommissie zijn uitgewerkt in de statuten van het Fonds. Het bestuur van het Fonds legt de opdracht voor visitatie in een opdrachtbevestiging aan de visitatiecommissie vast. In hetjaar 2015 zal weer een visitatieopdracht worden verstrekt.
Compliance officer Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld. De bijbehorende jaarlijkse verklaring wordt door de bestuursleden ondertekend. De (fungerend) voorzitter van het Fonds treedt op als compliance officer.
3. Goed pensioenfondsbestuur 3.1 Verantwoord ondernemen De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft in 2005 principes opgesteld voor een goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). IVIet de invoering van de Pensioenwet (PW) op 1 januari 2007 zijn deze principes in de PW verankerd; in de wet is een kapstokbepaling opgenomen op grond waarvan de principes gelden. Het bestuur van het fonds onderschrijft de geldende principes en leeft deze na. Het bestuur heeft een transparantiedocument opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd.
3.2 Beheerssystemen en interne controle bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het fonds. Het pensioenfonds heeft op het gebied van administratieve organisatie en interne controle maatregelen getroffen ter naleving van de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. IVIet de administrateur van de deelnemersadministratie en de financiële administratie zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een overeenkomst, met een bijhorende Service Lavel Agreement. Het bestuur ontvangt ieder kwartaal een financiële rapportage. Aan de hand van een tevoren vastgesteld budget krijgt het bestuur ieder kwartaal inzicht in de realisatie van de verwachte inkomsten en uitgaven. IVIet de vermogensbeheerders is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages. De afspraken zijn vastgelegd in de vermogensbeheerovereenkomsten.
3.3 Deskundigheid en zelfbeoordeling Het bestuur heeft een plan opgesteld om ervoor te zorgen dat de deskundigheid binnen het bestuur gewaarborgd is en blijft en dat het bestuur als collectief over de door DNB vereiste deskundigheid beschikt. Het bestuur hanteert hierbij het vierogenprincipe: per onderwerp moeten ten minste twee bestuursleden voldoende deskundig zijn. Jaarlijks wordt het bestuursfunctioneren geëvalueerd, waarbij met behulp van een deskundigheldsmatrix ook een zelfbeoordeling op deskundigheidsgebied plaatsvindt. Sinds 2010 vindt er door de bestuursleden ook een collegiale beoordeling van de deskundigheid plaats. Ook zijn er naar aanleiding van de evaluatie in 2010 competentie- en functieprofielen opgesteld, om nog preciezer in kaart te brengen welke deskundigheden er van elk afzonderlijk bestuurslid vereist worden. Het bestuur heeft kennis genomen van de Beleidsregel deskundigheid 2011 d.d. december 2010 van DNB/AFIVI en het in januari 2011 gepubliceerde Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen van de Stichting van de Arbeid (STAR). Het bestuur van het fonds heeft kennisgenomen van het door de Pensioenfederatie gepubliceerde Plan van Aanpak deskundigheid. Het op 8 juni 2011 ingediende Ontwerp van Wet inzake de governance heeft mede betrekking op de deskundigheid; daarin benoemd als 'geschiktheid'. Aanpassing van het Deskundigheids/geschiktheidsplan zal door het bestuur worden vormgegeven nadat het Wetskader richting heeft gegeven. Intussen heeft het bestuur voor elke bestuurder een competentie- en functieprofiel opgesteld.
Nieuw aantredende bestuursleden volgen, indien noodzakelijk, een pensioenopleiding.
3.4 Opleiding Het bestuur benut op velerlei wijze de mogelijkheid tot gerichte opleiding en onderhoud van het deskundigheidsniveau. Door zo veel als mogelijk deel te nemen aan door ofwel de uitvoerder -casu quo andere uitvoerders- ofwel de Pensioenfederatie georganiseerde seminars deel te nemen wordt actief deelgenomen aan de pensioendebatten in de branche. Bestuurders hebben de verplichting bijgewoonde cursussen of seminars te melden aan de voorzitter.
3.5 Vergoedingsregeling Het bestuur heeft een vergoedings- (vacatiegeld)regeling voor bestuurs- en commissieleden alsmede voor leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Deze vacatiegeldregelingen zijn goedgekeurd door het verantwoordingsorgaan.
3.6 Evaluatiebeleid Het bestuur evalueert ieder jaar het eigen functioneren, waarbij uitvoerig aan de orde komt; de compliance (overzicht nevenfuncties, acceptatie van uitnodigingen), de deskundigheid, het opleidingsplan, proces van besturen, taakverdeling binnen het bestuur en de kwaliteit en tijdigheid van de dienstverlening door de bestuursondersteuning.
3.7 Integriteit Het fonds heeft een gedragscode ingesteld voor het bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het Fonds werken en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het Fonds en de privé-belangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden.
3.8 Klachten en geschillen Klachtenprocedure De klachtenprocedure is opgenomen in het pensioenreglement. Bij klachten gaat het om de uitvoering van de pensioenregeling. De klacht richt zich dus primair tot de uitvoerder. In de Pensioenwet is bepaald dat in de startbrief melding moet worden gemaakt van de klachtenprocedure. In het kader van de door de principes voor goed pensioenfondsbestuur beoogde transparantie is de beschrijving van de procedure ook op de website van het pensioenfonds opgenomen. De klachtenprocedure is ook vermeld in het uitvoeringsreglement, omdat ook werkgevers een klacht kunnen hebben over de uitvoering van de pensioenregeling. Geschillenprocedure Het bestuur maakt voor de huidige ingediende bezwaren (richt zich tegen de pensioenregeling inhoudelijk) gebruik van een geschillencommissie die met enkele pensioenfondsen wordt gedeeld. De taken en bevoegdheden van deze commissie zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie.
10
3.9 Communicatie Het Fonds stelt eenmaal per drie jaar een communicatiebeleidsplan op. Voor iedere doelgroep zijn communicatiedoelstellingen geformuleerd. Vanuit dit plan wordt jaarlijks een voorstel voor een jaarplan met een begroting ontwikkeld dat door het bestuur wordt vastgesteld. De basis van dit plan is de communicatie die verplicht is volgens de Pensioenwet en ingevolge de voorschriften van de AFIVI. Vanwege een aan het eind van 2010 doorgevoerde wijziging in het indexatiebeleld, waarbij het Fonds geen doelgericht indexatiebeleld meer hanteert, is begin 2011 een circulaire naar alle (ex-)deelnemers verstuurd, waarbij tevens enkele andere meldenswaardige zaken zijn opgenomen. Eind 2011 is een (vijfjaarlijkse) pensioenopgave aan alle (gewezen) deelnemers verstuurd. Het Fonds heeft tevens correct en tijdig alle opgebouwde pensioenaanspraken aangemeld bij het Pensloenreglster en meldt periodiek wijziging of aanvulling van die gegevens aan het Pensioenregister. Aan nieuwe toetredende deelnemers wordt een startbrief gestuurd en aan uittredende deelnemers een stopbrief. Aan actieve deelnemers wordt jaarlijks een UPO gestuurd en aan gewezen deelnemers eenmaal per vijfjaar. Gepensioneerden ontvangen jaarlijks een brief waarin hun actuele aanspraken zijn vastgelegd. Het jaarverslag wordt integraal op de website geplaatst zodat dit voor iedereen toegankelijk is.
11
4. Uitbesteding Het bestuur van het Fonds heeft een aantal activiteiten uitbesteed aan externe deskundige partijen. Ingeval van een vernieuwing van een uitbestedingsovereenkomst wordt altijd bij meerdere partijen een offerte opgevraagd.
4.1 Pensioénbehèer Het bestuur had een administratieovereenkomst met Syntrus Achmea Pensioénbehèer B.V. die expireerde per 31 december 2011. in 2011 heeft het bestuur zich intensief beziggehouden met de uitbesteding van pensioénbehèer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Het bestuur heeft besloten de contracten met Syntrus Achmea inzake pensioénbehèer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer voor onbepaalde tijd te verlengen. Hiertoe zijn tussen het pensioenfonds en respectievelijk Syntrus Achmea Penisioenbeheer, Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Vastgoed per 1 januari 2012 nieuwe overeenkomsten afgesloten die worden overkoepeld door een mantelovereenkomst. Het Fonds heeft service-afspraken gemaakt met Syntrus Achmea. Per kwartaal wordt een tussenrapportage vervaardigd door de administrateur waarin alle verrichtingen worden verantwoord. Jaarlijks wordt een begroting opgemaakt voor te verrichten werkzaamheden. Per kwartaal wordt de uitnutting verantwoord. Het bestuur toetst de uitbesteding van de diensten onder meer via het SAS70-rapport van Syntrus Achmea, opgemaakt door KPIVIG. In dit rapport wordt beschreven wat de beheersdoelstellingen en -maatregelen zijn en de wijze waarop deze functioneren. Per kwartaal wordt door Syntrus Achmea gerapporteerd over de service-afspraken. De ondenwerpen worden gemonitord door de DVO-commissie. Door Syntrus Achmea is voor het Fonds een reglevoerend fondsmanager benoemd die verantwoording aflegt aan het bestuur over de pensioenuitvoering.
4.2 Vermogensbeheer Het bestuur heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en aan Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Het bestuur toetst de uitbesteding van de diensten onder meer met behulp van de ISAE 3402 rapporten (Syntrus). In dit rapport wordt beschreven wat de beheersdoelstellingen en maatregelen zijn en of deze ook functioneren. Voorts worden via de beleggingscommissie de financiële risico's in kaart gebracht en gemonitored, waarbij de commissie ondersteund wordt door een onafhankelijke deskundige. Van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. ontvangt het bestuur elk kwartaal een rapportage. Vanuit de vermogensbeheerders zijn voor het Fonds account ClO's benoemd die verantwoording afleggen aan het bestuur over de uitvoering en de resultaten van de overeengekomen werkzaamheden. De managerselectie wordt uitgevoerd door de sectie Strategisch Pensioen IVIanagement (SPM) van Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Die sectie werkt op basis van een onafhankelijkheidsverklaring als selecteur van managers, zowel de interne als de externe. De door SPM opgemaakte due dilligence rapporten staan ter beschikking van het Fonds.
12
5. Pensioenregeling 5.1 Verplichtstelling De deelneming aan het pensioenfonds is verplicht gesteld voor de werknemers vanaf de eerste dag van de maand, waarin de 20-jarige leeftijd wordt bereikt, tot de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Dit geldt voor alle werknemers, die werkzaam zijn bij een werkgever die een onderneming drijft waarin het woninginrichtingbedrijf wordt uitgeoefend. Een exacte omschrijving van het woninginrichtingbedrijf is opgenomen in de verplichtstelling. In afwijking van bovenstaande geldt de verplichtstelling niet voor werknemers, die reeds sinds 28 mei 1968 deelnemer waren in het Bedrijfspensioenfonds voorde Meubelindustrie en Meubileringbedrijven en voor werknemers, die reeds op 1 januari 1970 verplicht waren deel te nemen in een ander bedrijfstakpensioenfonds. CAO-partijen in de bedrijfstak, daarin geadviseerd door het bestuur, zullen zich met enige regelmaat een oordeel blijven vormen over de meest wenselijke toekomst van het Fonds en de hierin ondergebrachte aanspraken op pensioen.
5.2 Vrijwillige aansluiting Het fonds is statutair bevoegd om een werkgever die niet verplicht onder de werkingssfeer van het fonds valt onder voorwaarden op vrijwillige basis bij het fonds aan te sluiten. De werkgever die om vrijwillige aansluiting verzoekt, moet: • de algemene cao-loonontwikkeling in de bedrijfstak volgen; • een economische en/of organisatorische band vormen met een werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt. Vrijwillige aansluiting is ook mogelijk direct aansluitend aan een periode waarin een werkgever onder de werkingssfeer van het fonds viel. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de vrijwillig aan te sluiten onderneming. Het fonds is bevoegd in deze overeenkomst nadere voorwaarden aan de vrijwillige aansluiting te stellen.
5.3 Vrijstelling (dispensatie) Het bestuur is bevoegd om voorwaarden te stellen waaronder werkgevers dispensatie van de verplichting tot aansluiting bij de regeling gegeven kan worden. De regelgeving met betrekking tot dispensatie zijn vastgelegd bij en krachtens de Wet Bpf 2000.
5.4 Inhoud pensioenregeling De inhoud van de pensioenregelingen is als samenvatting opgenomen in Bijlage 1.
5.5 Vrijwillige voortzetting deelnemerschap Het bestuur is bevoegd individuele (gewezen) deelnemers toe te staan de deelneming in de regeling van het Fonds na beëindiging van de deelneming voort te zetten. Vanwege de 13
fiscale regels is een dergelijke voortzetting aan voorwaarden gebonden en duurt maximaal driejaar.
5.6 Afkoop Het Fonds voert een actief afkoopbeleld vanaf januari 2007. Aan een (gewezen)deelnemer of een gepensioneerde die een aanspraak heeft lager dan de wettelijk gestelde afkoopgrens wordt op zijn verzoek de contante waarde van die aanspraak afgekocht door middel van een betaling ineens bij aanspraken voor 2007. Het aanbod van afkoop wordt in elke geval gedaan ter gelegenheid van een toekenning c.q. vaststelling bij ingang van een uitkering. De contante waarde wordt bepaald op basis van de door het bestuur voor onbepaalde tijd vastgestelde sexeneutrale afkoopvoet, die gehoord de actuaris is bepaald uitgaande van de constante rente, afgeleid uit het gemiddelde van de maandelijkse rentestanden (van juli tot en met juni voor ingangsjaar van de factoren) bij looptijd 25 jaar. De flexibiliseringsfactoren worden op dezelfde wijze bepaald als de afkoopfactoren. De (flexibiliserings- en) afkoopfactoren worden aangepast indien de actuariële grondslagen van het fonds wijzigen en/of de beschreven gemiddelde rente meer dan 0,5% afwijkt van de rente die ten grondslag ligt aan de in gebruik zijnde factoren.
5.7 Uitvoeringsreglement De inhoud van het Uitvoeringsreglement is opgenomen in Bijlage 2.
14
6. Financiële opzet Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. Het fonds heeft derhalve geen herverzekeringscontracten afgesloten.
6.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen De waardering van de leningen op schuldbekentenis geschiedt tegen actuele waarde. Deze is bepaald aan de hand van toekomstige kasstromen. Deze zijn contant gemaakt tegen een bepaalde factor, waarbij rekening is gehouden met het risicoprofiel en de resterende looptijd De aandelen, obligaties en beleggingen in onroerend goed beleggingsmaatschappijen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers. Indien het fondsen betreft, die niet op de beurs zijn genoteerd, wordt gewaardeerd op de intrinsieke waarde. Het onroerend goed wordt gewaardeerd op de actuele waarde. De taxaties worden gedaan door onafhankelijke deskundige.Zie pararagraaf 7.8 voor een uitgebreidere beschrijving van de waarderingsgrondslagen.
6.2 Technische voorzieningen Het fonds kent de volgende voorziening - De Voorziening Pensioenverplichtingen De Voorziening Pensioenverplichting wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot en met de balansdatum verworven pensioenaanspraken. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - Interest
Nominale rentetermijnstructuur (zero-coupon), zoals door De Nederlandsche Bank maandelijks op haar website wordt gepubliceerd.
- Sterfte
AG Prognosetafel 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een factor om het verschil tussen de ervaringssterfte van het fonds en de algehele sterfte in de generatietafel tot uitdrukking te brengen. De door het fonds gehanteerde ervaringssterfte is gebaseerd op de populatie van een clustering vergelijkbare fondsen en is in 2012 herzien.
- Wezenpensioen
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
- Leeftijdsverschil
De leeftijd van de partner van de deelnemer is 3 jaar lager 15
resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer. - Partnerfrequentie
Premievrijstelling invaliditeit
Voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie volgens de sterftetafel GBMA/ 1985-1990 gehanteerd, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65.Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Na de pensionering neemt de gehuwdheid af met de verwachte sterftekansen van de partner. Voor (gewezen) deelnemers is 100% van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de Voorziening Pensioenverplichtingen opgenomen.
- Voorziening toekomstige premievrijstelling (IBNR)
Deze komt overeen met de opslag in de premie voor toekomstige premievrijstelling van vorig jaar en van het huidige jaar.
- Opslag voor toekomstige kosten
Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.
Afronding leeftijden
- Voorziening niet opgevraagd pensioen
De leeftijden op de balansdatum zijn vastgesteld door het balansjaar te verminderen met het geboortejaar en bij het verschil 0,5 op te tellen. Voor pensioen dat nog niet is ingegaan (ouderdomspensioen vanaf 65 jaar en partnerpensioen van reeds overleden deelnemers) omdat de deelnemer/partner onvindbaar is of niet reageert, wordt de de reservering vanaf de beoogde ingangsdatum vijfjaar volledig in stand gehouden en daarna in tien jaartijd lineair afgebouwd naar nul.
6.3 Reserves Het fonds kent de volgende reserves - Beleldsreserve - Bestemmingsreserve Beleggingen Bestemmingsreserve AOP Bestemmingsreserve AAOP Bestemmingsreserve VPL-overgangsregeling Doel van de reserves De Beleldsreserve is bedoeld om alle niet-beleggingsrisico's op te vangen. Tevens dient deze reserve eventueel voor het verbeteren van de pensioenregeling in oa de vorm van het verlenen van toeslagen. - De Beleggingsreserve is bedoeld om koersdalingen in de beleggingsportefeuille op te kunnen vangen. - De AOP-reserve is bedoeld om toekomstige tegenvallers in de AOP-regeling te kunnen uitvoeren. De AAOP-reserve is bedoeld om toekomstige tegenvallers in de AAOP-regeling te kunnen uitvoeren.
15
De bestemmingsreserve VPL-overgangsregeling is bedoeld ter financiering van de VPL-overgangsrechten. De reserves worden als volgt vastgesteld - De Beleldsreserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de overige bestemmingsreserves op het juiste niveau zijn gebracht. De Bestemmingsreserve Beleggingen is gelijk aan de Vereiste reserve, zoals deze wordt bepaald conform de methodiek in hoofdstuk 6.6.1. - De Bestemmlngsreseve AOP wordt gevoed door het resultaat op de AOP-regeling - De Bestemmingsreserve AAOP wordt gevoed door het resultaat op de AAOPregeling. - De Bestemmingsreserve VPL-overgangsregeling wordt gevoed door de VPL-premies en het rendement, gesaldeerd met de inkoopsom van het pensioen dat voorkomt uit de VPL-overgangsregeling.
6.4 Financiering De pensioenregeling wordt gefinancierd door middel van een reglementaire doorsneepremie. Deze doorsneepremie bedraagt in 2013 - voor de deelnemers geboren voor 01-01-1950: 10% van het loon - voor de deelnemers geboren na 31-12-1949: 21,6% van de pensioengrondslag Tevens geldt voor de excedent-regeling voor de deelnemers geboren, voor 01-01-1950 nog een premie van 8% van het loon boven de € 25.179. De premie voor de deelnemers, geboren voor 01-01-1950, is niet kostendekkend. De premie is immers de premie die voor de gehele werknemerspopulatie van toepassing was voor 0101-2006. Per 01-01-2006 is de pensioenregeling gewijzigd en behielden de destijds 55plussers de oude regeling met de oude premie. In 2013 zijn deze deelnemers echter allemaal 64 jaar of ouder en zullen naar venA/achting nauwelijks meer actieve deelnemers zijn. Het bestuur handhaaft dan ook voor deze groep de oude premie. Deze premie, ad 21,6% voor de deelnemers geboren na 1949 is als volgt opgebouwd^
-
De actuariële kosten voor de jaarlijkse inkoop op basis van de grondslagen in 6.2 Opslag voor de VPL-overgangsmaatregelen van de deelnemers, geboren na 31-12-1949 Opslag bij premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Kosten voor de uitvoering Solvabiliteltsopslag (4,5% van de actuariële kosten, inclusief premievrijstelling)
19,4% 0,0% 0,2% 1,1% 0,9%
Totaal
21,6%
De actuariële kosten voor de jaarlijkse inkoop zijn, gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van september 2012. De premie van 21,6% zal bijdragen aan herstel op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van september 2012. Conform de voorschriften van DNB is bij de vaststelling van de solvabiliteit rekening gehouden met het minimum vereist eigen vermogen (104,5%). Deze opslag wordt immers gebruikt bij de bepaling van de premie, die moet bijdragen aan herstel.
' De premie is in 2013 gelijk aan de premie in 2012. De uitsplitsing van de premie naar onderdelen is in 2013 wel gewijzigd ten opzichte van 2012. In 2013 wordt eenmalig geen premie betaald ten behoeve van de VPLovergangsmaatregel en is het opbouwpercentage eenmalig verlaagd van 1,80% van de pensioengrondslag in 2012 naar 1,75% van de pensioengrondslag in 2013.
17
De premie voor 2014 zal in de loop van 2013 worden vastgesteld. De opslag voor de VPL-overgangsmaatregelen zal van 2006 tot en met 2020 worden betaald, met uitzondering van 2013. Het pensioenfonds heeft een bestemmingsreserve gevormd voor de financiering van de inkoop van de VPL-overgangsmaatregel. Bij de inkoop wordt aangesloten bij de wijze van inkoop van de basisregeling en het rendement van de VPL-bestemmingsreserve komt overeen met het fondsrendement.
6.5 Sturingsmiddelen Het bestuur heeft o.a. de volgende sturingsmiddelen: • • • •
het premiebeleid; het toeslagbeleid; het beleggingsbeleid; de regeling.
In het crisisplan staat beschreven hoe het bestuur de bovenstaande sturingsmiddelen inzet ten tijde van een crisissituatie. Het crisisplan is opgenomen in de bijlage 4. Premiebeleid De pensioenregeling wordt door sociale partners vastgesteld. Het bestuur laat sociale partners weten voor welke premie zij deze regeling in uitvoer kan nemen. Sociale partners stellen dan in principe deze premie ter beschikking. Het bestuur zal echter, in situaties waarin sociale partners niet in staat zijn om in onderlinge samenspraak de regeling dan wel de premie aan te passen aan de eisen van wet- en regelgeving haar eigen verantwoordelijkheid nemen en de premie zelfstandig vaststellen. Het fonds hanteert in beginsel een gedempt premiebeleid gebaseerd op een vernacht rendement van 4% en de op dat moment geldende uitgangspunten ter bepaling van de technische voorziening. Mocht in enig jaar sprake zijn van een dekkingstekort, dan zal een premie vastgesteld worden die bijdraagt aan herstel tot aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Hierbij wordt uitgegaan van de rente per eind augustus in hetjaar voorafgaand^ en de op dat moment geldende uitgangspunten ter bepaling van de technische voorziening. De premie voor 2013 voldoet aan de eisen van wet en regelgeving, waarbij het bestuur uit gaat van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van september 2012. In 2013 zal het bestuur in verder overleg gaan met de sociale partners om te bezien in hoeverre de regeling en de premie moeten worden aangepast aan het nieuwe fiscale kader, dat per 1 januari 2014 wordt ingevoerd. Toeslagbeleid Er is gekozen voor variant B van de toeslagenmatrix. Het bestuur stelt, gehoord de actuaris én als de middelen van het fonds het toelaten, jaarlijks de verhoging van de pensioenaanspraken van actieve en gewezen deelnemers en van de ingegane pensioenen vast.
^ Voor het jaar 2013 is in verband met introductie van de UFR eenmalig uitgegaan van de rente per eind september.
18
Beleggingsbeleid In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid. Regeling/noodmaatregelen Het fonds kent sinds het najaar van 2008 een dekkingstekort. Om deze reden heeft het bestuur een herstelplan bij DNB ingediend, met als doel dat ultimo 2013 wederom voldoende vermogen is om aan de eisen van het minimum vereist vermogen te voldoen. Dit herstelplan wordt jaarlijks in het voorjaar geëvalueerd op basis van de dekkingsgraad ultimo van het vorig boekjaar. Indien het fonds achter loopt bij herstel zal het bestuur bezien of er maatregelen kunnen worden genomen om alsnog tijdig te voldoen aan de eisen van het minimum vereist eigen vermogen. In uiterste vorm kunnen in het kader van deze maatregelen verlagingen van de opgebouwde (en mogelijk al in uitkering zijnde) pensioenaanspraken worden doorgevoerd. Het bestuur zal zich daarbij uiteraard houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving.
6.6 Vermogen 6.6.1 Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt zodanig vastgesteld dat de technische voorzieningen na verloop van één kalenderjaar met een betrouwbaarheid van 97,5% kunnen worden gedekt door de alsdan aanwezige middelen. Voor de berekening van het VEV hanteert het Fonds het standaardmodel. Met dit model wordt het VEV aan de hand van het nsicoprofiel van het Fonds bepaald met gebruikmaking van een aantal voorgedefinieerde risicofactoren en een voorgeschreven negatief scenario per risico. De voorgedefinieerde risicofactoren zijn: a al a2 a3 a4 b. c. d. e. f.
het marktrisico: • het renterisico; het aandelen- en vastgoedrisico; het valutarisico; het grondstoffenrisico; het kredietrisico; het verzekeringtechnisch risico; het liquiditeitsrisico; het concentratierisico; en het operationeel risico.
De risico's als genoemd onder de letters d t/m f blijven buiten beschouwing. Het fonds hanteert bij de vaststelling van het VEV onder andere de volgende uitgangspunten, die jaadijks getoetst worden: 1. Hét VEV wordt berekend op zowel de feitelijke als de strategische mix. De hoogste van deze twee uitkomsten is maatgevend. 2. Bij de bepaling van het VEV wordt voor wat betreft de interest rate swaption uitgegaan van de feitelijke rentegevoeligheid op balansdatum van deze swaptions.
19
3. Hèt rente- en kredietrisico van de vastrentende waarde portefeuille wordt bepaald op basis van de kasstromen van deze beleggingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat: a. Voor beleggingen in High Yield obligaties en obligaties van opkomende markten (EMD): indien kasstromen ontbreken wordt het kredietrisico geschat op basis van portefeulliekarakteristieken (te weten duration en implied spread). b. Voor de vastrentende waarde portefeuille waarvoor geen kasstromen beschikbaar zijn (uitgezonderd High Yield en EMD) wordt aangenomen dat het rente- en kredietrisico hetzelfde is als voor de rest van de portefeuille waarvoor wel kasstromen beschikbaar zijn. c. Voor de beleggingen in inflatiegerelateerde producten wordt voor de berekeningswijze van het renterisico niet afgeweken van het standaardmodel. d. De inschatting van het kredietrisico wordt gebaseerd op de werkelijk waargenomen risico-opslag op de risicovrije rente. 4. De risico's van actief beheer worden niet meegenomen bij de bepaling van het VEV, daar de effecten van actief beheer op het VEV zeer beperkt zijn. Het VEV van het Fonds werd per ultimo 2012 - uitgaande van de strategisch beoogde beleggingsmix-vastgesteld op 10,6%.
6.6.2 Minimaal vereist vermogen Het Fonds moet te allen tijde over voldoende vermogen beschikken om aan zijn (nominale) verplichtingen te kunnen voldoen. Dit vermogen komt overeen met •. de bruto technische voorzieningen, •
een opslag van 4,0% van de bruto technische voorzieningen, en
•
een opslag van 0,3% van het risicokapitaal bij overlijden.
Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) is per ultimo 2011 aldus vastgesteld op 4,5% van de bruto technische voorzieningen van het Fonds.
6.6.3 Reservetekort Indien het eigen vermogen van het Fonds minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het VEV, is er sprake van een situatie van reservetekort. Ingeval het Fonds in een situatie van reservetekort komt te verkeren, dan meldt het Fonds dit direct aan DNB. Het Fonds stelt uiterlijk binnen drie maanden een langetermijnherstelplan op. Het plan moet concreet en haalbaar zijn en vereist instemming van DNB. In het langetermijnherstelplan beschrijft het Fonds de maatregelen die worden genomen om binnen een termijn van vijftien jaar uit de situatie van reservetekort te geraken. Het Fonds geeft daarbij een beschrijving van de voorziene ontwikkeling van de aanwezige middelen en de technische voorzieningen. Gelet op de financiële positie per einde 2008 heeft het Fonds in het eerste kwartaal van 2009 een langetermijnherstelplan opgesteld. Eind 2009 heeft DNB goedkeuring aan het plan gegeven. Het Fonds rapporteert DNB gedurende de uitvoering van het plan jaarlijks over de ontwikkeling van het herstel via de evaluatiestaten herstelplan. Indien zich gedurende de looptijd van het langetermijnherstelplan ingrijpende wijzigingen voordoen in de technische voorzieningen enerzijds en/of de aanwezige middelen anderzijds, dan meldt het Fonds dit direct aan DNB. 20
6.6.4 Dekkingstekort Indien het eigen vermogen van het Fonds minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen en het MVEV, is er sprake van een situatie van dekkingstekort. Ingeval het Fonds in een situatie van dekkingstekort komt te verkeren, dan meldt het Fonds dit direct aan DNB. Het Fonds stelt uitedijk binnen twee maanden een kortetermijnherstelplan op. Het plan moet concreet en haalbaar zijn en vereist instemming van DNB. In het kortetermijnherstelplan beschrijft het Fonds de maatregelen die worden genomen om binnen een termijn van driejaar uit de situatie van dekkingstekort te geraken. Het Fonds geeft daarbij een beschrijving van de voorziene ontwikkeling van de aanwezige middelen en de technische voorzieningen. Gelet op de financiële positie per einde 2008 heeft het Fonds in het eerste kwartaal van 2009 ook een kortetermijnherstelplan opgesteld. Eind 2009 heeft DNB goedkeuring aan het plan gegeven. Vanwege de uitzonderiijke economische omstandigheden heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de termijn waarbinnen het korte termijn herstel bereikt moet zijn verlengd van drie naar vijf jaar.
21
7. Beleggingsbeleid 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico's. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken. Artikel 135 van de Pensioenwet schrijft voor dat het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent personregel. Het bestuur hanteert de volgende beleldsprinclpes: Het bestuur onderbouwt het jaarlijks te voeren beleggingsbeleid. Het bestuur evalueert het gevoerde beleggingsbeleid jaarlijks en stelt het beleggingsbeleid zo nodig bij. Het bestuur heeft een gedragscode ingesteld. De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van alle betrokkenen om conflicten tussen belangen van het fonds en privé-belangen alsmede het gebruik van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden te voorkomen. Venwezen wordt tevens naar de als bijlage bij de ABTN opgenomen 'Verklaring inzake beleggingsbeginselen'.
7.2 Beleggingsdoelstelling Teneinde de beoogde pensioenuitkenngen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het Fonds voert een "passief, tenzij.."beleggingsstijl, dat wil zeggen: het fonds kiest in beginsel voor passieve beleggingen, tenzij in voldoende mate kan worden aangetoond dat een actief beleid op termijn waarde kan toevoegen. Onder actief beleid wordt verstaan het binnen de in dit hoofdstuk vastgestelde restricties, op basis van een marktvisie een hoger rendement te behalen dan de performance van de benchmark.
7.3 Beleggingsorganisatie Het bestuur heeft Syntrus Achmea.Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. aangesteld als vermogensbeheerders om binnen de in het beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uitte voeren. Een gedeelte van de beleggingen wordt niet in eigen beheer gedaan maar is opgedragen aan externe beheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en gemonitoord door SAVB. Bij de selectie van externe managers door SAAM wordt een vastgestelde selectieprocedure doorlopen van "long lisfnaar short list en de uiteindelijke selectie van de manager(s). Voor een uitgebreidere beschrijving wordt venwezen naar bijlage 5. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie.
22
7.4 Strategisch beleggingsbeleid De regelgeving van het FTK maakt de economische risico's (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die in pensioenfondsen aanwezig zijn expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau het fonds kan of wil accepteren. Vervolgens wordt dat risico zo ingezet dat het rendement van het vermogen wordt gemaximeerd. Het bestuur van het Fonds is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie die penodiek door het Fonds wordt uitgevoerd. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico's die het Fonds wenst te accepteren, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door SPM. strategische portefeuille Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Azië Pacific ex Japan Aandelen Japan ITotaal
5,00% 4,00% 5,00% 2,00% 1,00% 17,00%|
staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro Global High Yield Obligaties Opkomende Markten Hypotheken ITotaal
18,00% 18,00% 5,00% 5,00% 4,00% 50,00%|
Direct Vastgoed Nederland iTotaal
19,50% 19,50%|
Grondstoffen Infrastructuur Private Equity Overig (met name Q-park) ITotaal
7,00% 3,00% 3,00% 0,50% 13,50%|
Liquiditeiten ITotaal
ITotaal
0,00% 0,00% 1 100,00%
Begin 2012 is op basis van een portefeullleconstructiestudle het strategische beleid opnieuw vastgesteld door het bestuur. Dit beleid geldt als lange termijn doelstelling. De jaarlijks vast te stellen normportefeuille geeft de norm voor één jaar, waarmee zoveel als mogelijk naar de gekozen strategie wordt gestreefd. Per 1 april 2012 heeft het bestuur een eerste stap gezet richting de gewenste strategische portefeuille. Eind 2012 heeft het bestuur besloten om per 1 april 2013 de normportefeuille aan te passen om de portefeuille verder richting de strategische gewenste portefeuille te brengen. Het bestuur is er zich van bewust dat het realiseren van de strategie vooral afhankelijk is van de mogelijkheid de beleggingscategorie aandelen uit te ruilen tegen de beleggingscategorie vastgoed. Als deze laatste categorie niet tegen redelijke prijs te verkrijgen is zal noodzakelijkenwijs het percentage aandelen niet kunnen dalen. Vanwege deze marktsituatie is door het bestuur geen doelstellingsdatum en tijdpad geformuleerd en zal van jaar tot jaar de normportefeuille mede naar de mogelijkheden van de markt worden ingericht. Op dit 23
moment is besloten om, gegeven de marktsituatie, het belang in Vastgoed niet verder te verhogen.
7.5 Samenstelling en benchmark beleggingsportefeuille B e h c h r n a r k nörrnpörtefeuiliè 2013* Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Totaal
01-Jan-13 01-Apr-13 7.00% 6.00% 3.50% 4.00% 4.00% 5.00% 2.00% 2.00% 1.00% 1.00% 17.50%| 18.00%|
Europa Verenigde Staten Opkomende Markten Azië Pacific ex Japan Japan
Staatsobligaties euro
27.00%
23.00%
Niet-Staatsobligaties euro Global High Yield Obligaties Opkomende IVIarkten HC Obligaties Opkomende Markten LC Hypotheken jTotaal
20.00% 5.00% 4.00% Q.00% 4.00% 60.00%!
20.00% 5.00% 2.00% 3.00% 4.00% 57.00%j
Direct Vastgoed Nederiand jTotaal
15.00% 15.00%|
15.00% 15.00%|
Grondstoffen Infrastructuur Private Equity Overig (m.n. Q-park) jTotaal
2.50% 2.00% 2.00% 0.50% 7.00% 1
5.00% 2.00% 2.00% 0.50% 9.50% j
Liquiditeiten jTotaal
0.50% 0.50% 1
0.50% 0.50% j
Totaal
-":,'4 ' ' :f -l-
.'
' " ' 100.0%
Index" MSCI Europe MSCI USA MSCI Emerging Markels MSCI Pacific Free ex Japan DC MSCI Japan
37% IBoxx € Sovereign Gennany All Maturities 29% IBoxx € Sovereign France All Maturities 9% IBoxx € Sovereign Netherlands All Maturities 2% IBoxx € Sovereign Austria All Maturities 1% IBoxx € Sovereign Finland All Maturities 1% IBoxx € Sovereign Ireland All Maturities 7% IBoxx € Sovereign Spain All Maturities 3% IBoxx € Sovereign Belgium All Maturities 11% IBoxx € Sovereign Italy All Maturities Iboxx € non-sovereign BOA/Merrill Lynch Global Non-Financial High Yield Euro hedged index JPM EMBI Global Diversified Euro hedged JPM GBI-Emerging Markets Global Diversified Composite (Euro, unhedged) Barclays Capital Customized Swap Index 4-6 years
S&P GSCI Index Euribor 1-week deposito rente +3% MSCI Worid Euribor 1-week deposito rente + 1 %
1ÓÖ.Ó%
" Benchmark is een floating benchmaric alle indices zijn op basis van Total Retum. Bij aandelenindices worden netto dividenden herbelegd (net TR). * " De benchmark van staatsobligaties euro wordt elk kwartaal geherbalanceerd naar de vastgelegde gewichten. Dit gebeurt eind december, eind maart, eind juni en eind september.
24
7.6 Samenstelling normportefeullle Voor 2013 geldt de volgende normportefeuille, waarbij tevens de bandbreedtes zijn aangegeven waar binnen het dynamische asset allocatie beleid wordt uitgevoerd. Norrnportefeuille
2012
2013 bandbreedte (+/-) 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00%
7.00% 3.50% 4.00% 2.00% 1.00% 17.50%
midden 6.00% 4.00% 5.00% 2.00% 1.00% 18.00%
staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro Global High Yield Obligaties Opkomende Markten HC Obligaties Opkomende Markten LC Hypotheken [Totaal
27.00% 20.00% 5.00% 4.00% 0.00% 4.00% 60.00%
23.00% 20.00% 5.00% 2.00% 3.00% 4.00% 57.00%
2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% j
Direct Vastgoed Nederiand jTotaal
15.00% 15.00%
15.00% 15.00%
5.00% 5.00% j
Grondstoffen Infrastructuur Private Equity Overig (m.n. Q-park) jTotaal
2:50% 2.00% 2.00% 0.50% 7.00%
5.00% 2.00% 2.00% 0.50% 9.50%
2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% j
Liquiditeiten jTotaal
0.50% 0.50%
0.50% 0.50%
2.00% 2.00% j
Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Totaal
Europa Verenigde Staten Opkomende Markten Azië Pacific ex Japan Japan
1 Totaal portefeuille
100.00%
100.00%
Gedurende het jaar zijn de bandbreedtes rondom beleggingscategorieën symmetrisch, waarbij geen negatieve gewichten zijn toegestaan.
Hantering illiquide beleggingen Ten behoeve van efficiënte aansturing van de portefeuille en zuivere performancemeting zullen de benchmarkgewlchten voor de illiquide assets maandelijks gelijk worden gesteld aan de portefeuillegewichten: Direct vastgoed Nederland Infrastructuur Private Equity Hypotheken
Indien het verschil tussen portefeuillegewicht en benchmarkgewicht groter is dan 0,50% zal dit verschil gecompenseerd worden volgens de compensatieregels: Direct vastgoed Nederland
Staatsobligaties Euro
Infrastructuur
Aandelen Europa 25
Private Equity Hypotheken
Aandelen Europa <->
Staatsobligaties Euro
Is het verschil kleiner dan 0,50% dan zal dit verschil verdeeld worden over de liquide assets conform de relatieve floating benchmarkgewlchten. Gedurende hetjaar zullen de benchmarkrendementen voor illiquide assets eveneens gelijk worden gesteld aan bijbehorende portfoliorendementen.
Rebalancing Rebalancing benchmark De benchmark wordt op jaarbasis gerebalanced. Gedurende de maand is er sprake van een zwevende benchmark (floating benchmark). De benchmarkgewlchten zweven als gevolg van benchmarkrendementen die weer het gevolg zijn van de marktbeweging. De eerstvolgende rebalancing datum is 1 april 2013.
CasAj Allocatie Posities kunnen ingenomen worden met fysieke beleggingen of met derivaten. Debetstanden zijn alleen toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard.
Rebalancing Renteswap Portefeuille Overschrijdt de waarde van de renteswaps plus renteswaptions (zowel positief als negatief), op maandultimo, het totale beheerde vermogen met 10% gedurende hetjaar, dan wordt de waarde van de renteswaps na goedkeuring door het fonds gefaseerd teruggebracht naar een waarde binnen deze grens. Hiertoe stelt Syntrus Achmea zo spoedig mogelijk een schriftelijk advies op waarin de volgende onderdelen aan bod komen: het aantal stappen waarin de waarde wordt teruggebracht het tijdstip waarop stappen worden gezet argumentatie
Intern/extern verdeling In onderstaande tabel staat de vastgestelde verdeling tussen het aandelenvermogen dat beheerd wordt door Syntrus Achmea (intern) en wat door externe vermogensbeheerders wordt beheerd (extern). Indien het aandelenmandaat wordt ingevuld door een externe vermogensbeheerder is het gebruik van Index fondsen toegestaan.
26
Verdeling Intern / Èxtern beheer aandelen
Aandelen Azië Pacific ex Japan Aandelen Europa Aandelen Japan Aandelen Opkomende Markten Aandelen Verenigde Staten
Intem 0% variabel 0% 0% variabel
Extem 100% variabel 100% 100% variabel
De exacte intern/extern verdeling van de aandelen Europa en Verenigde Staten is het resultaat van het alpha allocatie proces.
Dynamische asset allocatie Afwijkingen van de floating benchmark gewichten zijn toegestaan op de benchmark categorieën. De ruimte voor afwijkingen is gelijk aan +/- 2,0% ten opzichte van de floating benchmark gewichten waarbij onderwegingen niet mogen leiden tot een negatieve weging. Voor afwijkingen groter dan 2,0% wordt eerst een advies uitgebracht. De bandbreedte is uitgedrukt als percentage van het totaal beleggingen (totaal beheerd vermogen exclusief overlay portefeuille)..Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten ingenomen worden. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard.
Vastrentende waarden Binnen de categone vastrentende waarden worden de volgende beleggingen onderscheiden: Vastrentende
waarden
staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro Global High Yield Obligaties Opkomende Markten HC Obligaties Opkomende Markten LC Hypotheken TOTAAL
norm 2012 45,0% 33.3% 8.3% 6.7% 0.0% 6.7% 100.0%
norm 2013 40.0% 34.5% 9.1% 3.6% 5.5% 7.3% 100.0%
Wat betreft de Staatsobligaties euro is gekozen voor 75% kernlanden (Nederland, Duitsland , Frankrijk) en 25% niet-kernlanden, BBP gewogen. Deze 75%-25% benchmark is per 1-jan 2012 ingegaan. Binnen de Investment Grade obligaties portefeuille (Staatsobligaties euro en Nietstaatsobligaties euro) gelden de volgende richtlijnen: - Rente: de duration mag maximaal 30% afwijken van de benchmark. - Kredietwaardigheid: De rating restricties voor Niet-staatsobligatries euro zijn:
27
Restrictiés Niet-staatsdbligaties euro Kredietwaardigheid (op basis van Syntrus Achmea Composite rating) AAA AA A BBB BB
Bandbreedte ten opzichte van Benchmark verdeling (procentpunten) +/-7.5% +/-7.0% +/-6.5% +/-5.0% +/-5.0%
Maximum Debiteur
Maximum Lening
20.00% 10.00% 5.00% 3.00% 0.75%
10.00% 7.50% 5.00% 3.00% 0.75%
Bij het gebruik van ratingrestricties wordt uitgegaan van Composite rating (een gemiddelde rating van Moody's, S&P en Fitch).
Landen en Valuta: De allocatie naar landen in de Eurozone mag met maximaal 10%-punt afwijken van de vastgelegde weging in de benchmark. De modified duration mag maximaal 2 punten afwijken (in positieve of negatieve zin) van de benchmarkduratlon. De maximale jaarlijkse ex ante tracking error bedraagt 2%. De maximale cashpositie is 3%. Alle Staatsobligaties hebben een minimale composite rating van BBB-. Bij overschrijding van deze limiet heeft de beheerder 6 maanden de tijd om zijn posities in de betreffende Staatsobligaties af te bouwen. Er mag ook belegd worden in staatsobligaties en afgeleide instrumenten buiten de eurozone. Hiervoor gelden de volgende restricties: De positie in staatsobligaties en afgeleide instrumenten buiten de eurozone bedraagt maximaal 10% van het belegd vermogen in Investment Grade staatsobligaties. Alle staatsobligaties buiten de Eurozone hebben een minimale composite rating van AA-. In de volgende landen mag belegd worden: Noorwegen, Zwitserland, Denemarken, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Australië, Nieuw Zeeland, Verenigde Staten, Canada, Japan en Singapore. De staatsobligaties dienen gedenomineerd te zijn in de officiële valuta van het betreffende land of in Euro. De maximumweging per land is 3% van het belegd vermogen in staatsobligaties. Valuta exposure zal naar inzicht van de portefeuillemanager al dan niet afgedekt worden. IVIet behulp van afgeleide instrumenten mogen posities in Japan en de Verenigde Staten opgebouwd worden - Instrumenten: Onderhandse leningen en ander schuldpapier zonder rating zijn toegestaan mits een investment grade rating bestaat voor soortgelijk schuldpapier van dezelfde debiteur of indien naar het oordeel van de beheerder de kwaliteit van het schuldpapier hiermee in overeenstemming is. 28
Aandelen Binnen de categorie aandelen worden de volgende beleggingen onderscheiden: Aandelen Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Azië Pacific ex Japan Aandelen Japan TOTAAL
norm 2012 40.0% 20.0% 22.9% 11.4% 5.7% 100.0%
norm 2013 33.3% 22.2% 27.8% 11.1% 5.6% 100.0%
Voor de efficiënte aansturing van de portefeuille wordt onder meer gebruik gemaakt van belegglngspools en index beleggingen. Er zal gebruik gemaakt worden van de volgende Syntrus Achmea belegglngspools: Syntrus Achmea High Conviction Pool Europe Syntrus Achmea Aandelen Europa Pool Syntrus Achmea Multi Manager Pool Europe
De beleggingsrichtiijnen van de pools zijn opgenomen in de bijlagen. Shortposities zijn niet toegestaan.
Vastgoed De beleggingen in Vastgoed worden beheerd door Syntrus Achmea Vastgoed.
Alternatieve categorieën Binnen de categorie Alternatieve beleggingen worden de volgende beleggingen onderscheiden: Alternatieven Grondstoffen Infrastmctuur Private Equity Overig TOTAAL
1 nomn 2012 35,7% 28,6% 28,6% 7,1% 100,0%
norm 2013 52,6% 21,1% 21,1% 5,3% 100,0%
De belegging in de categorie 'Infrastructuur' vindt plaats via participaties in de Syntrus Achmea Infrastructuur Pool. De beleggingsrichtlijnen van deze pool is opgenomen in de bijlagen.
29
Liquiditeiten Liquiditeiten worden voor zover mogelijk aangehouden via participaties in de Syntrus Achmea Geldmarkt Pool. Voor de richtlijnen van deze pool wordt verwezen naar de bijlagen.
Afdekking valuta risico Strategie: De vreemde valuta-exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield, Obligaties Opkomende Markten in hard currency (obligaties in USD en EUR), Private Equity en Infrastructuur worden volledig (100%) afgedekt naar Euro's. Voor het beheersen van het valutarisico van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken:
Valuta:
USD, JPY, GBP, CHF
Hedge ratio:
75 %
Bandbreedte:
+/- 5,0 %
Basis:
valutarisico benchmark
Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende criteria: Inputs voor valutahedge berekeningen • Omvang vermogen: portefeuillestanden • Bepaling valuta omvang per categorie: onderiiggende benchmark Frequentie aansturing: maandbasis • Elke maand bepaalt Syntrus Achmea opnieuw de posities inclusief eventuele cash allocatie stromen Elke maand vindt bijsturing plaats binnen de bandbreedte
Afdekking renterisico verplichtingen Als gevolg van de introductie van de ultimate fonward rate (UFR) zullen tot nader order geen nieuwe renteswaps worden aangegaan of renteswaps worden ontbonden ten behoeve van het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit houdt in dat swaptions die in de tussentijd expireren niet vervangen worden. Als gevolg hiervan zal de hedge effectiviteit afwijken van hieronder genoemde strategie. In overieg met DNB zal worden bezien in hoeverre het voor het fonds mogelijk is om het onderstaande beleid in een UFR omgeving te handhaven. 30
strategie: Passieve strategie, waarbij de effectieve afdekking zal variëren: bij dalende rentes meer afdekking (tot ca. 90%) en minder afdekking bij stijgende rentes (tot ca. 73%). Dit wordt gedaan met behulp van de volgende intrumenten. - Portefeuille Vastrentende waarden (staatsobligaties euro, niet-staatsobligaties euro, hypotheken) - Swaption(s) - Swaps
31
Uitgangspunten Om te bepalen hoe de swapportefeuille ingevuld moet worden, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Rentegevoeligheid van kasstromen, gebaseerd op de meest recente Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV), vermenigvuldigd met 90% of indien de dekkingsgraad < 100%, vermenigvuldigd met (DGx90%) (A) Rentegevoeligheid van de staatsobligaties euro benchmark, de niet-staatsobligaties euro benchmark en de hypotheken benchmark (B) Rentegevoeligheid van (de) bestaande swaption(s). Hierbij wordt de rentegevoeligheid van de onderiiggende swap(s) ("delta van 1") gebruikt in plaats van de daadwerkelijke rentegevoeligheid. De rentegevoeligheid van de swaption is namelijk afhankelijk van de huidige rente en fluctueert tussen de O en 1. (C) De hoeveelheid en type swaps wordt bepaald aan de hand van volgende formule: Rentegevoeligheid swapportefeuille = (A) - (B) - (C)
De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt als DV01 (waardeverandering als gevolg van 1 bp verschuiving van de rente) en gemeten over negen looptijden (2, 5,10,15, 20, 25, 30, 40 en 50 jaar). Deze looptijden worden gebruikt voor het afdekken van de rentegevoeligheid over de hele rentetermijnstructuur. Dit voorkomt niet dat de strategie gevoelig is voor nietparallelle en zeer grote veranderingen van de rentetermijnstructuur
Aanleiding voor bijsturen rentehedge: Op kwartaalbasis naar aanleiding van nieuwe Verplichtingen Pensioen Voorziening (VPV). Er wordt een bandbreedte van +/-1% gehanteerd: de rentegevoeligheid van de Portefeuille vastrentende waarden (B), swaptions (op basis van onderiiggende swap) (C) en swapportefeuille, mag gezamenlijk niet meer dan 1% (procentpunt) afwijken van de beoogde af te dekken rentegevoeligheid van de VPV (A). De omvang van de strategie kan gedurende het kwartaal minder zijn, omdat verwachte en onvenwachte aangroei in de Verplichtingen Pensioen Voorziening (VPV) gedurende het kwartaal niet worden afgedekt. Bijsturen Er wordt niet meer bijgestuurd. Uitzondering hierop vormt de ruil van langlopende swaps naar korter lopende swaps. Bij deze (eenmalige) ruil zal de rentegevoeligheid van de looptijden 40 jaar en 50 jaar teruggebracht worden tot de rentegevoeligheid die de UFR methodiek impliceert voor die looptijden. Vervolgens worden in plaats hiervan swaps gekocht dusdanig dat ook de rentegevoeligheid van de looptijden 20, 25 en 30 jaar in lijn komen met de rentegevoeligheid die de UFR methodiek voor deze looptijden impliceert. Monitoring/verslaglegging: Over aanpassingen van de strategie wordt verslag gedaan aan de BAC en het bestuur.
32
Restricties ten aanzien van transacties in rentederivaten: Bij het afsluiten van nieuwe OTC-rentederivaten wordt er naar gestreefd dat: - tegenpartijen minimaal een kredietstatus A (gebaseerd op de Syntrus Achmea Composite rating berekend aan de hand van beschikbare Moody's, S&P en Fitch ratings) bezitten. Beheer van onderpand: Voor het beheer van onderpand wordt er gestreefd naar de volgende uitgangspunten: - alleen staatsobligaties worden als onderpand geaccepteerd. - onderpand wordt minimaal dagelijks uitgewisseld.
Derivaten Derivaten kunnen gebruikt worden voor verschillende doeleinden. Voor beleggingsbeleid door interne managers kunnen de volgende derivaten worden gebruikt. Dyriarriische Asset ' Allocatie - . ' Aandelen Forwards Futures Optie instrumenten Swap instrumenten
Ja
Ja Ja
yastreriteride waarden Ja Ja Ja Ja
Treasury & BalansMngt Ja Ja Ja
Voor beleggingsbeleid uitgevoerd door externe partijen mogen de volgende derivaten worden gebruikt. Global High yield . IKfréstructuur
Fonwards Futures Optie instrumenten Swap instrumenten
Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja
Private Equity
Grondstoffen
Ja Ja
Obligaties .Opkomende • Markten ; Ja Ja Ja Ja
Risicobeheersing Actief risicobeheer Binnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend. Voor de liquide beleggingscategorieën wordt gestreefd naar een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: Aandelen
Maximaal 3%
Vastrentende waarden
Maximaal 2%
Totale portefeuille
Maximaal 3%
33
Securities lending Securities lending is niet toegestaan voor de intern beheerde producten. Dit laat onveriet het feit dat momenteel voor enkele bestaande externe beheerde beleggingsproducten (bijvoorbeeld index beleggingen, behalve in de VS) wel gebruik wordt gemaakt van securities lending.
7.6 Resultaatsevaluatie De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal worden de volgende zaken vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: " • • • •
portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro; aan- en verkopen op transactiebasis in euro; waarde vermogenswinst of -veriies in euro; fonds- en benchmarkrendement in procenten; attributie analyse;
Voor totale portefeuille: • • • •
beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; verwachtingen voor de komende periode; overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark; overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark;
7.7 Verantwoord beleggen en stemgedrag 7.7.1 Uitgangspunten Sinds 2008 geeft het pensioenfonds invulling aan een verantwoord beleggen beleid. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de volgende onderdelen: • Uitsluiten van controversiële wapens • Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen • Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
7.7.2 Uitsluiting Het fonds kiest er voor om niet langer te beleggen in ondernemingen die kernwapens, chemische wapens, biologische wapens, anti persoonsmljnen of clusterbommen produceren. De aandelenportefeuilles worden in overeenstemming hiermee beheerd.
34
Daamaast is op 1 januari 2013 in Nederiand het wettelijk verbod op aantoonbare directe Investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie of cruciale onderdelen in werking getreden (hierna als geheel verder aangeduid als: "Clustermunitie"). De regeling is een nadere uitwerking van het in de Wet op het financieel toezicht neergelegde principe van integere bedrijfsvoering. De handhaving van het verbod zal niet eerder starten dan 1 april 2013. Het fonds houdt bij (de uitbesteding van) het vermogensbeheer rekening met het bepaalde in artikel 34 PW en de vermogensbeheerder dient zich te houden aan toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder het op 1 Januari 2013 in de Wft verankerde verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie welke verbod zal worden gehandhaafd door de AFM. De lijst met.ondernemingen staat vermeld in bijlage 6 en kan van tijd tot tijd wijziging.
7.7.3 Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema's gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema's worden aangespoord om hun gedrag te verbeteren. Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op haar website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingenbeleid en stembeleld.
7.7.4 Corporate governance
Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft er voor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergadering over te dragen aan de vermogensbeheerder Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Daarbij wordt gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Institutional Shareholders Services (ISS).
7.8 Waarderingsgrondslagen 7.8.1 Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op reële waarde. Participaties in belegglngspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderiiggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
7.8.2 Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten.
35
Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderiiggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde gehenfl/aardeerd.
7.8.3 Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
7.8.4 Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers, onder toevoeging van opgelopen rente. Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito's en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde.
7.8.5 Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Credltposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden.
7.8.6 Overige beleggingen Beleggingen in commodity's zijn veelal niet-beursgenoteerde derivatencontracten. Voor nietbeursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel In de reële waarde van de onderiiggende beleggingen, de overige onderiiggende activa en de onderiiggende verplichtingen. 36
Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities In rekening courantsaldl worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
37
8. Risicoparagraaf 8.1 Inleiding De risico's verbonden aan de pensioenregeling worden door het Fonds zelf gedragen. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de ABTN. Het Fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico's die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenadministrateur, Syntrus Achmea Pensioénbehèer, beschikt over een zgn. ISAE 3402 verklaring type 2. Deze verklaring geeft zicht op de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen Interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (typel) en in welke mate cleze effectief hebben gewerkt (type 2). Met Syntrus Achmea Pensioénbehèer is het Fonds een Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Hierin wordt ook relevante managementinformatie verstrekt. Met de vermogensbeheerders zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaariijks de beheerafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de bandbreedtes, de performance meting, de benchmarks, het rente afdekkingsbeleid en het valuta- en derivatenbeleld, de risicometing en -beheersing.
8.2 invulling risicomanagement ln 2010 heeft het bestuur in overieg met een adviseur gesproken over de wijze waarop de risico's van de beleggingsportefeuille in kaart gebracht kunnen worden en het risicomanagement vormgegeven kan worden.Vanaf het derde kwartaal van 2011 ontvangt het fonds een aparterisicorapportagevan Syntrus Achmea waarin de risico's van de beleggingsportefeuille beschreven worden.
8.3 Uitgangspunten risicoanalyse Op basis van beschikbare fondsinformatie, beleggingsmandaat, rapportages van en gesprekken met de vermogensbeheerder zijn de risico's en overige kenmerken van de beleggingsportefeuille en belegglngspools in kaart gebracht. Ook is gekeken naar de relatie tot de verplichtingen. Enerzijds is deze risicoanalyse gebaseerd op derisicocategorieënen subcategorieën van FIRM (Financiële Instellingen Risico Methode van DNB), anderzijds is gekeken naar aanvullende risico's die niet als zodanig binnen het FIRM-kader benoemd zijn. De aanbevelingen van de externe adviseur zijn mede ingegeven door hetgeen Commissie Frijns en de koepels hebben geadviseerd.
8.4 Risico monitor Op basis van het gedefinieerde risicomodel wordt een risicomonitor ontwikkeld. Daarmee wordt een direct inzicht verkregen in de resultaten van het gevoerde risicobeleid. Bij een eventuele afwijking kan het bestuur op korte termijn desgewenst het gevoerde beleid bijstellen. Aandachtsgebieden zijn: - de ontwikkeling van solvabiliteit - de ontwikkeling van de dekkingsgraad - de resultaten van de renteafdekking - een gevoeligheidsanalyse - de asset allocatie versus de norm 38
- de gerealiseerde performance - het gelopen risico (tracking error ex post) - het cashmanagement.
8.5 Risicobeheersing In het navolgende overzicht worden de verschillenderisico'svan het Fonds nader toegelicht.
8.5.1 Financiële risico's 1. Solvabiliteitsrisico Renterisico Risico vanuit het verschil In rentegevoeligheid tussen beleggingen en verplichtingen. Het strategisch beleggingsbeleid is er op gericht om het renterisico tussen beleggingen en verplichtingen te beheren op zodanige wijze dat de nominale aanspraken zoveel mogelijk zeker te stellen. Voor de feitelijke invulling wordt verwezen naar hoofdstuk 7, afdekking renterisico verplichtingen. Zakelijke waarden risico Risico vanuit de bewegelijkheid van markten. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het proces van de jaariijkse continuïteitsanalyse. Het Fonds belegd voor circa 18%, maar maximaal voor 20% in zakelijke waarden (aandelen) en voor 15%, maar voor maximaal 20%, in vastgoed. Binnen de zakelijke waarden portefeuille wordt, ter voorkoming van een te grote bewegelijkheid, zoveel mogelijk spreiding aangebracht. Het doel is het percentage aandelen te veriagen naar 13,5% en het percentage vastgoed te verhogen naar 20%. Daaraan zal alleen uitvoering worden gegeven als het vastgoed tegen aantrekkelijke prijzen kan worden venvorven. Het percentage Vastgoed is als gevolg van de marktomstandigheden op dit moment bevroren tot 15%. Valutarisico Risico vanuit beleggingen in andere valuta dan die waarin de verplichtingen zijn uitgedrukt. De vreemde valuta exposure van de beleggingscategorieën Global high yield (HC) en Obligaties Opkomende Markten wordt binnen het fonds voor 100% afgedekt naar Euro's. De valuta exposure naar de Amerikaanse Dollar, de Britse Pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden in de portefeuille wordt passief voor 75% afgedekt op totaal portefeuilleniveau. Hierbij wordt een bandbreedte gehanteerd van +/- 5%. De posities worden door de vermogensbeheerder iedere maand opnieuw bepaald. Dit gebeurt een aantal werkdagen voor maandeinde zodat op de eerste werkdag van de nieuwe maand afdekking kan plaatsvinden. Grondstoffenrisico Risico vanuit de bewegelijkheid van de prijzen van grondstoffen. Het Fonds belegt voor 2,5% in grondstoffen en zal in 2013 worden uitgebreid naar 5% van de portefeuille confora de uitkomsten van de portefeuilleconstructiestudie. Kredietrisico Risico vanuit de kredietwaardigheid van geldnemers. Het Fonds kent vanuit 3 activiteiten kredietrisico/tegenpartijrisico: 39
(1) De vastrentende portefeuille bestaat voor een deel uit bedrijfsobllgaties en staatsobligaties van ontwikkelingslanden. Per categorie Is een maximum vastgesteld. Dit wordt gemonitored aan de hand van de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerder. (2) Binnen de discretionaire portefeuille worden geen effecten uitgeleend. Binnen de belegglngspools wordt in voorkomende gevallen een deel van de effecten uitgeleend tegen een vergoeding. Als tegenpartij worden alleen gekwalificeerde partijen aanvaard. (3) Het fonds dekt haar rente- en valutarisico (deels) af met behulp van rente- en valutaderivaten die worden afgesloten met tegenpartijen, waardoor tegenpartijrisico ontstaat. De vermogensbeheerder stelt eisen aan de tegenpartijen en bewaakt de kredietwaardigheid en de ontwikkelingen van en bij deze tegenpartijen. De waarde van deze transacties kan zich positief en negatief ontwikkelingen. Een eventuele negatieve waarde moet worden gefinancierd vanuit het fonds. Een eventuele positieve waarde zal naar het fonds terugvloeien. De ontwikkeling van de waarde van deze transacties wordt dagelijks gemonitored door de vermogensbeheerder (zogenaamd collateral management). Door het stellen van eisen aan tegenpartijen en het dagelijks bewaken van de uitstaande waarde van de transacties wordt het tegenpartijrisico zoveel mogelijk beperkt. Verzekeringstechnisch risico Risico vanuit de afwijking van actuele sterfte en steri^etrends.
2. Liquiditeitsrisico Risico vanuit een beperkte verhandelbaarheid van financiële titels alsmede risico vanuit de mismatch tussen cash Inkomsten en cash uitgaven. Vanuit het geformuleerde beleggingsbeleid wordt vrijwel uitsluitend belegd in dagelijks verhandelbare beleggingproducten. Een beperkt gedeelte van het vermogen wordt beheerd in illiquide producten, als private equity. De categorie vastgoed is een niet dagelijks verhandelbaar vermogensdeel, maar als een noodscenario kan voldoende cash worden gegenereerd. Om vast te kunnen stellen of het llquidlteitsrisico voor het pensioenfonds acceptabel is zal het pensioenfonds halfjaariijks controleren of zij bestand is tegen een forse rente- en valuta schok. De schokken gebeuren in dat scenario in één dag omdat dan geen tijd is om posities te liquideren. Daarvoor het volgende stressscenario in de liquiditeltsanalyse: • •
Plotselinge renteschok van 200 basispunten in één dag. Plotselinge valutaschok van 30% in één dag.
De beheerder rapporteert halfjaariijks over de liquiditeitspositie van het fonds.
3. Concentratierisico Risico vanuit een gebrek aan spreiding. In de implementatie van het beleggingsbeleid voor elke categorie een concentratiemaximum aangehouden. Dat geldt zowel voor een fonds als voor ondernemingen en overheids)instanties. 40
4. Infiatierisico Risico vanuit de beweeglijkheid van inflatie. Door de veriaging van het Indexatielabel van Dl naar B is de gevoeligheid naar veranderingen in de inflatie gereduceerd.
41
8.5.2 Operationele risico's 1. Omgevingsrisico Risico vanuit externe omstandigheden welke het Fonds raken. Vanuit de aard van het Fonds bestaat er een gemiddelde gevoeligheid naar onverwachte ontwikkelingen vanuit de externe omgeving van het Fonds. Het kan gaan om economische invloed, als invloed van markten. De beheersing volgt uit de frequente monitoring van het risico.
2. Uitbestedingsrisico Risico vanuit de uitvoering van werkzaamheden door anderen dan het Fonds zelf. Vanwege de omvang van het Fonds is een groot deel van de activiteiten uitbesteed. De navolgende activiteiten laat het Fonds door derden uitvoeren: -
Administratie (door Syntrus Achmea Pensioénbehèer) Vermogensbeheer (door Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Vastgoed) Hiernaast laat het Fonds zich op een aantal terreinen adviseren:
-
Actuariaat (door Syntrus Achmea Pensioénbehèer)
Met alle uitvoerders heeft het Fonds contracten en/of Sevice Level Agreements gesloten waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn opgenomen. Syntrus Achmea beschikt over een SAS 70 verklaring type 2. Alle contracten worden periodiek door het Fonds geëvalueerd.
3. IT Risico Risico vanuit de door het Fonds gebruikte IT infrastructuur. Door de aard van de organisatie is er geen sprake van een bedrijfskritische IT infrastructuur bij het Fonds zelf. Bij uitvoerder en vermogensbeheerder worden deze risico's afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging en testprocedures., etc.
4. Integriteitsrisico Risico vanuit het nlet-integer handelen door (medewerkers van) het Fonds. Het pensioenfonds kent een gedragscode, waarvan de inhoud In overeenstemming is met de door de pensioenkoepels ontwikkelde gedragscode. Eventuele meldingen van bestuurders worden gedaan bij de fungerend voorzitter van het Fonds. Deze rapporteert jaariijks aan het bestuur. Met betrekking tot het beheerst beloningsbeleid wordt jaariijks aan Syntrus Achmea een verklaring gevraagd. Tot nu toe is een beleid gevoerd dat in overeenstemming is met het, mede door DNB, gewenste beleid terzake.
42
I
5. Juridische risico's Risico vanuit de niet (volledige) schriftelijke vastlegging van rechten en verplichtingen door het Fonds en hetrisicovan het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving.
9. Toekomstvisie Het Fonds heeft in het verieden besprekingen gevoerd met andere Bedrijfstakpensioenfondsen over een mogelijke vorm van samenwerking of samengaan. Mede als gevolg van het ontbreken van een gemeenschappelijke beleidsvisie omtrent de te voeren pensioenregeling hebben die besprekingen niet tot resultaat geleid. Het Fonds betreurt dat, omdat op alle gemeenschappelijke terreinen toch een overeenkomstige doelstelling lijkt te bestaan. Op dit moment is het Fonds echter opnieuw in gesprek met een bedrijfstakpensioenfonds waarmee in het verieden ook gesprekken hebben plaatsgevonden. Als Ideaaltypisch kan worden gedacht aan één pensioenfonds voor de retailbranche. Dat eist evenwel dat de sociale partners in die branche het eens gaan worden over het te voeren pensioenbeleid. Dat hoeft niet per definitie op één gelijkluidende regeling voor de gehele branche uit te komen, omdat enige verscheidenheid goed in een totaal gevat moet kunnen worden. Voor ons Fonds is van belang dat een pensioenregeling kostenefficiënt kan worden uitgevoerd waarbij het belang van de deelnemer niet uit het oog verioren mag worden. Ook de kwaliteit speelt een even prominente rol
Aldus vastgesteld: 25 maart 2013
Voorzitter
Secretaris
43
Bijlage 1 Kenmerl^en pensioenregeling De pensioenregeling voor deelnemers die geboren zijn na 1949 luidt in hoofdlijnen als volgt: - Regeling
Uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling;
- Toetredingsleeftijd
20 jaar;
- Pensioenleeftijd
65 jaar;
- Pensioengrondslag
Het loon In de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen met uitzondering van: a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen; b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto; c. het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65jarige leeftijd wordt bereikt; rekening houdend met het in deze wet genoemde maximum, verminderd met de voor het loontijdvak van toepassing zijnde franchise in verhouding tot het aantal gewerkte (betaalde) uren.
- Franchise
€ 10.317 (2013), op fulltime basis en wordt jaariijks geïndexeerd; het is het beleid van het bestuur om de franchise te laten stijgen met het percentage waarmee de pensioenen bij een volledige indexatie worden verhoogd.
- Opbouwpercentage ouderdomspensioen 1,75% van de pensioengrondslag;^ - Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaariijks vastgestelde pensioengrondslagen (inclusief eventueel verieende indexaties) vermenigvuldigd met de relevante opbouwpercentages; 70% van het te bereiken ouderdomspensioen;
Het opbouwpercentage Is voor 2013 eenmalig vastgesteld op 1,75% om de premie te laten bijdragen aan herstel (2012:1,80%). 44
- Wezenpensioen
Voor ieder kind 20% van het partnerpensioen;
- ANW-pensioen
Nabestaanden, die geboren zijn in of na 1950 én op de dag van overiijden van de deelnemer geen ongehuwd kind onder de 18 hebben en niet tenminste 45% arbeidsongeschikt zijn ontvangen een ANW-pensioen van (2013) € 7.584. Parttimers krijgen een uitkering naar rato van het parttimepercentage dat de overleden deelnemer werkte.
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het zogenaamde WAO-gat (verschil tussen loondervlngs- en vervolguitkering). Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verieend;
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
Het aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt per dag in het eerste uitkeringsjaar 10% en in het tweede uitkeringsjaar 5% van het dagloon krachtens de WIA. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verieend;
- Premievrijstelling
Bij een arbeidsongeschiktheid (WAO of WIA) van 35% of meer wordt de pensioenopbouw premievrlj geheel of gedeeltelijk voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid - tussen 80% en 100% een opbouw van 100%; - tussen 65% en 80% een opbouw van 72,5%; - tussen 55% en 65% een opbouw van 60%; - tussen 45% en 55% een opbouw van 50%; - tussen 35% en 45% een opbouw van 40%; In geval van een WAO-uitkering, bij een arbeidsongeschiktheid - tussen 25% en 35% een opbouw van 30%; - tussen 15% en 25% een opbouw van 20%;
Toeslagen
Het fonds heeft geen ambitie om jaariijks toeslagen te verienen op pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het bestuur van het fonds beslist jaariijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten kan worden toegekend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, kan deze worden verieend.
45
Uitruilmogelijkheden
Op de pensioneringsdatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te ruilen in een hoger ouderdomspensioen; De verhoging is 23% van het uitgeruilde partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten variëren. Daarnaast heeft de (gewezen) deelnemer het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen bij beëindiging van de deelneming, op pensioneringsdatum en wanneer de (gewezen) deelnemer huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren. Na uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen na uitruil.
Overgangsmaatregel
Voor deelnemers die zijn geboren In de periode 1950 tot en met 1975 en onafgebroken deelnemer en werknemer waren vanaf 31 december 2000 geldt een aanvullende overgangsmaatregel. Onder voorwaarden wordt een verhoging van de aanspraak ouderdomspensioen over verieden diensttijd toegekend, tot aan het niveau van de nieuwe regeling. Deze in te kopen aanspraak is gemaximeerd zodat het totaal van de aanspraken niet die van de oude regeling overstijgt. De inkoop vindt plaats per 31-12-2020 of bij eerder pensioneren op de pensioneringsdatum.
In het kader van de herziening per 1-1-2006 is een overgangsregeling ingevoerd. Per 01-012006 is de pensioenregeling gewijzigd en behielden de destijds 55-plussers de oude regeling met de oude premie. In 2013 zijn deze deelnemers echter allemaal 64 Jaar of ouder en zullen naar venvachting nauwelijks meer actieve deelnemers zijn. Voor deelnemers die geboren zijn voor 1950 wijkt de bovenstaande regeling op de volgende punten af: Regeling
een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling bestaande ult - een basisregeling zonder franchise; - een excedentregellng; - een prepensioenregeling;
Pensioenleeftijd prepensioen
62 jaar;
Franchise voor de excedent regeling
€25.179 (2013). Deze wordt jaariijks geïndexeerd; het Is het beleid van het bestuur om de franchise te laten stijgen met het percentage waarmee de pensioenen bij een volledige indexatie worden verhoogd. 46
- Opbouwpercentage ouderdomspensioen 0,6% van de pensioengrondslag voor de basisregeling en 1,0% van de pensioengrondslag boven de franchise voor de excedentregeling; Opbouwpercentage prepensioen
2,0% van het pensioengevend loon;
Prepensioen
Het prepensioen is gelijk aan de som van de jaariijks vastgestelde pensioengevende lonen (inclusief eventueel verieende indexaties) vermenigvuldigd met het opbouwpercentage;
- Uitruilmogelijkheden
- Aanvullend ouderdomspensioen en prepensioen
De (gewezen) deelnemer kan op de pensioneringsdatum zijn ouderdomspensioen uitruilen in een hoger prepensioen en andersom; de (gewezen) deelnemer kan zijn prepensioen eerder (of later) laten ingaan, echter nooit eerder dan 55 jaar. Later ingaan kan slechts indien en voor zover in dienstbetrekking wordt doorgewerkt. Voor deelnemers, die zowel op 31 december 2000 als op 1 januari 2001 deelnemer waren, gelden de volgende overgangsmaatregelen; een extra toekenning van 3 opbouwjaren om het gemis aan opbouw ouderdomspensioen en partnerpensioen tussen 62 en 65 te compenseren en een compensatie voor het gemis aan opbouwjaren prepensioen. De rechten uit hoofde van deze overgangsregeling worden voor iedere deelnemer tljdsevenredlg over de jaren tot de prepensioenleeftijd toegekend.
47
Bijlage 2 Uitvoeringsreglement Uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een verplicht aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De premie wordt door het bestuur, na overieg met CAO-partijen, vastgesteld en zonodig gewijzigd. Voor iedere deelnemer wordt jaariijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze premie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van (een gedeelte van) het pensioengevend loon van de deelnemer. De doorsneepremie is voor alle deelnemers geboren voor 1950 gelijk en de doorsneepremie is voor alle deelnemers geboren na 1949 gelijk. De premie is door de werkgever verschuldigd. De werkgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden. De premie is voor deelnemers geboren voor 1950 vastgesteld op 8% van de pensioengrondslag, waarvan de werkgever 2% op het loon van de deelnemer kan inhouden. Voor het prepensioen bedraagt de premie 10% van het pensioengevend loon, waarvan de werkgever 2,75% op het loon van de werknemer kan inhouden. Indien het prepensioen geheel of gedeeltelijk Is Ingegaan en de dienstbetrekking wordt geheel of gedeeltelijk voortgezet is de premie voor het prepensioen vastgesteld op 4%, waarvan de werkgever 1% op het loon van de werknemer kan inhouden. De premie is voor deelnemers geboren na 1949 vastgesteld op 21,6% van de pensioengrondslag, waarvan de werkgever 5,94% op het loon van de werknemer kan inhouden. Geen premie is verschuldigd over de periode waarover de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt door het fonds vastgesteld op de manier als omschreven in deze nota. Een wijziging van de premie wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar. Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de geldende vastgestelde premie, treedt het fonds tijdig in overieg met CAO-partijen. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het fonds het surplus benutten voor extra buffervorming voor herstel, of als kapitaaldekkingsopslag voor toekomstige toeslagveriening of voor andere doelen als omschreven in deze nota. Als de kostendekkende premie hoger is dan voor CAO-partijen acceptabel is, kunnen CAO-partijen de pensioenovereenkomst aanpassen. Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De premie wordt in vier kwartaaltermijnen in rekening gebracht. Binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt aan de hand van de jaaropgaven definitieve afrekening over dat jaar plaats. Vanaf 1 januari 2012 bestaat de mogelijkheid tot een koppeling van het salarissysteem met het premiesysteem van Syntrus Achmea Pensioénbehèer B.V. als die koppeling tot stand is gebracht vindt premieberekening en betaling op maandbasis plaats. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. 48
Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft maakt het fonds gebruik van de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen. Zo kan het pensioenfonds een dwangbevel uitbrengen, beslag laten leggen op goederen van de werkgever, het faillissement van de werkgever aanvragen ofde bestuurders van de werkgever aansprakelijk stellen. Ook is het pensioenfonds bevoegd om als uiterste middel de actieve deelnemers in dienst van een werkgever te informeren over een betalingsachterstand van die werkgever. Informatie De werkgever is verplicht alle deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verienen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de definitieve afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vastte stellen. Het fonds kan dan ook een boete opleggen. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Toeslagverlening Het fonds heeft geen ambitie om jaariijks toeslagen te verienen op pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het bestuur van het fonds beslist jaariijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten kan worden toegekend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, kan deze worden verieend. Het fonds Is bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Vrijwillige voortzetting Bij beëindiging van de verplichte deelneming heeft de gewezen deelnemer de mogelijkheid de deelneming op bepaalde voorwaarden vrijwillig voort te zetten. De voon/vaarden zijn vastgelegd in het pensioenreglement. De volledige pensioenpremie is verschuldigd door de gewezen deelnemer zelf, tenzij aan bepaalde voonwaarden wordt voldaan en de premie geheel of gedeeltelijk voor rekening van het fonds komt. Vrijstelling In het uitvoeringsreglement worden de voorwaarden aangegeven waaronder een werkgever voor zijn werknemers vrijstelling kan worden verieend van de verplichte deelneming in het pensioenfonds; het betreft de wettelijke voonwaarden van het Vrijstelllngsbesluit Wet Bpf 2000. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven in een reglement.
49
Vrijwillige aansluiting Het fonds biedt werkgevers die niet onder de werkingssfeer van het fonds vallen de mogelijkheid zich op vrijwillige basis bij het fonds aan te sluiten. Vrijwillige aansluiting is alleen mogelijk indien de werkgever aan één van de onderstaande voorwaarden voldoet: a. de loonontwikkeling bij deze werkgever is ten minste gelijk aan die volgens de CAO Wonen en de werkgever draagt premie af aan de Stichting Sociaal Fonds Wonen; b. er is sprake van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of c. de aansluiting gebeurt aansluitend aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel. De op de vrijwillige aansluiting van toepassing zijnde voorwaarden zijn opgenomen in het pensioenreglement en de door werkgever en het fonds opgestelde uitvoeringsovereenkomst. Het uitvoeringsreglement is van toepassing op de vrijwillige aansluiting als het uitvoeringsreglement expliciet van toepassing is verklaard in de uitvoeringsovereenkomst. Aanvullende pensioenregeling Het fonds biedt werkgevers de mogelijkheid om naast de verplichte pensioenregeling van het fonds een aanvullende pensioenregeling bij het fonds onder te brengen. Deze regeling en de van toepassing zijn de voorwaarden zijn opgenomen in het pensioenreglement en de door werkgever en het fonds opgestelde uitvoeringsovereenkomst. Het uitvoeringsreglement is van toepassing op de aanvullende pensioenregeling als het uitvoeringsreglement expliciet van toepassing is verklaard in de uitvoeringsovereenkomst.
50
Bijlage 3 Verklaring Beleggingsbeginselen
1. Inleiding Voor u ligt de 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' (hierna: 'de verklaring'). Hierin kunt u lezen wat het beleggingsbeleid is van het Pensioenfonds Wonen (hierna: 'het Pensioenfonds'). Pensioenfondsen zijn volgens de Europese Pensioenrichtlijn verplicht om zo'n verklaring op te stellen. De Europese Pensioenrichtlijn regelt de werkzaamheden van en het toezicht op pensioenfondsen. In Nederiand is de richtlijn verwerkt in de Pensioenwet. Hierdoor zijn de Nederiandse pensioenfondsen voortaan verplicht de verklaring op te nemen in hun zogenaamde Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Het Pensioenfonds stelt de verklaring op verzoek beschikbaar aan alie (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Ook is de verklaring terug te vinden op de website van het fonds: www.pensioenwonen.nl. De verklaring is opgesteld dd 16 april 2010 en wordt regelmatig herzien: eens In de driejaar en bij belangrijke wijzigingen in het beleggingsbeleid. Hoofdstuk 2 gaat over de pensioenregeling en de organisatie van het Pensioenfonds. Hoofdstuk 3 gaat over het beleggingsbeleid. Hoofdstuk 4 gaat over de uitvoering van het beleggingsbeleid.
51
2. Organisatie en regeling 2.1 Organisatie
Het doel van het pensioenfonds is pensioenrechten administreren, pensioenuitkeringen verzorgen en pensioengelden beleggen. Syntrus Achmea Pensioenen voert de pensioenregeling uit.
2.2 Pensioenfonds Bestuur
Het bestuur van het Pensioenfonds is eindverantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Zij stelt het strategisch beleid vast en houdt toezicht op de uitvoering ervan. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokkenen zijn helder gescheiden: Een Beleggingscommissie van het Pensioenfonds adviseert het bestuur. In de commissie zitten vertegenwoordigers van het bestuur ondersteund door specialisten van Syntrus Achmea Vermogensbeheer (hierna SAVB). De taak van de Beleggingscommissie is het voorbereiden, ondersteunen en adviseren bij het financiële management van het Pensioenfonds. SAVB is verantwoordelijk voor het financiële pensloenmanagement en -advies. Dit houdt in: O Advisering over beleggingstechnische zaken, O Beleidsondersteuning op beleggingstechnische onderwerpen, O coördinatie van werkzaamheden van externe adviseurs, O uitvoering van door het bestuur gedelegeerde verantwoordelijkheden zoals: 1) de pensioengelden beleggen binnen de kaders die het bestuur heeft vastgesteld en 2) externe vermogensbeheerders aanstellen. SAVB legt periodiek verantwoording af aan de Beleggingscommissie en/of het bestuur. Het Pensioenfonds heeft een deelnemersraad die zich ook kan uitspreken over het beleggingsbeleid. De deelnemersraad heeft adviesrecht bij de vaststelling van de jaarrekening, ABTN en beleggingsnota.
2.3 Pensioenfonds en deelnemers
Eind 2010 bestond het totale deelnemersbestand van het Pensioenfonds uit 30.153 deelnemers, 90.011 slapers en 10.676 gepensioneerden.
2.4 Pensioenregeling
De pensioenregeling is een zogenaamde middelloonregeling. Een deelnemer heeft recht op pensioen blj ouderdom, arbeidsongeschiktheid en voor zijn of haar nabestaanden een nabestaandenpensioen. De pensioenregeling staat uitvoerig beschreven in het pensioenreglement en de ABTN. In de ABTN staat gedetailleerde informatie over de pensioenregeling, grondslagen van het fonds en samenhang tussen premie-, beleggings- en indexatiebeleld. De ABTN vindt u op www.pensioenwonen.nl.
2.5 Medewerkers
Om belangenverstrengelingen te voorkomen, hebben zowel het pensioenfondsbestuur als de directie en medewerkers van SAVB een gedragscode ondertekend. De gedragscode geldt ook voor externe adviseurs, zoals vermogensbeheerders, accountants en actuarissen. Het Pensioenfonds zorgt ervoor dat medewerkers tijdens het hele beleggingsproces over professionele kwaliteit en expertise beschikken. De controle op naleving van de gedragscode wordt door de voorzitter van het bestuur van het Pensioenfonds uitgevoerd. Periodiek wordt door deze compliance officer getoetst of de gedragscode wordt nageleefd.
52
3. Beleggingsbeleid van het Pensioenfonds 3.1 Algemeen Het Pensioenfonds ontvangt pensioenpremies om de pensioenen in de toekomst te kunnen uitkeren. Het fonds heeft verplichtingen en ambities, onder andere op het gebied van de pensioenpremie en inflatiecompensatie (voor een uitgebreidere beschrijving hiervan verwijzen wij naar de ABTN). Om die verplichtingen en ambities te kunnen realiseren, heeft het fonds verschillende sturingsmiddelen. Een van die middelen is het beleggingsbeleid. Om op de lange termijn voldoende middelen te hebben om aan de verplichtingen te kunnen voldoen en ambities waar te kunnen maken belegt het fonds de premies in aandelen, obligaties en andere beleggingsvormen waarover rendement wordt behaald. Zulke beleggingen brengen echter ook het risico met zich mee dat de venwachte rendementen niet worden gehaald. Het fonds brengt de risico's daarom regelmatig in kaart met een zogenaamde Asset Liability Management-studie (ALM). In een ALM wordt berekend hoe de financiële positie van het fonds zich op lange termijn kan ontwikkelen, binnen verschillende economische scenario's. Op die manier kan het fonds de volgende inschattingen maken: Hoe groot is het risico dat niet aan de verplichtingen van het fonds kan worden voldaan? En welke ruimte is er nog voor de invulling van de ambities? Ook de toezichthouder van de pensioenfondsen. De Nederiandsche Bank (DNB), speelt een belangrijke rol bij het strategisch beleggingsbeleid. DNB heeft een belangrijk onderdeel van haar regelgeving uitgewerkt in het Financieel Toetsingskader ('FTK'). Daardoor heeft risicomanagement een veel prominentere rol gekregen binnen het financiële management van een pensioenfonds. Hierbij is het van belang om de risico's in het licht van de integrale balans te bekijken. DNB beschrijft in haar regelgeving de risico's voor een pensioenfonds. De belangrijkste risico's zijn renterisico, valutarisico en het risico van aandelen en onroerend goed. DNB beoordeelt regelmatig hoe hoog de risico's zijn en of het fonds voldoende buffers heeft om tegenvallende ontwikkelingen te kunnen venwerken. Het fonds richt zich daarom ook op het beheersen van deze risico's. Bij alle beleggingsactiviteiten gelden algeméne uitgangspunten: -
het pensioenfonds hanteert het voorzichtigheidsbeginsel (het vermogen wordt op zo'n manier belegd dat de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit van de middelen voldoende zijn gewaarborgd); het vermogen wordt belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers; het vermogensbeheer wordt op deskundige en zorgvuldige wijze uitgevoerd; de belegde middelen worden op voldoende wijze gediversifieerd; het pensioenfonds sluit in beginsel geen enkele beleggingscategorie, -techniek of instrument uif*.
3.2. Vaststellen beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt In overieg met de Beleggingscommissie van het Pensioenfonds, die ondersteund wordt door adviseurs, welke financiële risico's acceptabel zijn. Zij kijkt daarbij naar de ALM, regelgeving en algemene uitgangspunten. Centrale doelstelling is om het risico dat niet aan de verplichtingen kan worden voldaan (risico op onderdekking) en het risico op een reservetekort te beheersen.
Zie verder ook paragraaf 4.4
53
Daarna bepaalt het bestuur het strategisch (meerjaren) beleggingsbeleid. De belangrijkste beleggingskeuzes daarbij zijn: -
-
Welke vermogenscategorieën en soorten financiële instrumenten zijn acceptabel gezien de specifieke situatie van het fonds? Hoe wordt het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën verdeeld (de zogenaamde normportefeuille)? Hoe worden de beleggingen geografisch verdeeld? Wat is de ruimte om (tijdelijk) af te wijken van de strategische portefeuille? Hoe zijn de financiële risico's te beheersen, ten opzichte van het gewenste niveau (bijvoorbeeld door gebruik te maken van derivaten) Voor welke beleggingstitels gelden eventuele restricties ten aanzien van de kredietwaardigheid? Het te voeren valutabeleid?
Het bestuur stelt het strategische beleggingsbeleid voor een langere periode vast, in beginsel voor een periode van maximaal drie jaar. Bij grote wijzigingen, In marktomstandigheden of de situatie van het fonds, kan het bestuur het beleid ook tussentijds aanpassen.
3.3 Risicobeleid Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico's. Het Pensioenfonds onderscheidt de volgende risico's: -
Renterisico: het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het Pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd en opbouw van de verplichtingen. Het beleid van het pensioenfonds is om een belangrijk deel van dit risico af te dekken.
-
Aandelen- en onroerend goed risico: dit is voornamelijk het koersrisico bij de beleggingen In de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt een extra rendement gehaald wat bijdraagt aan de doelstellingen van het fonds. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio's en sectoren. Met hetrisicodat uiteindelijk overblijft wordt rekening gehouden in de ALM studie. Inflatierisico: het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast (in termen van koopkracht). Inflatie is een wezenlijk onderdeel van ALM-studies, gezien de impact van inflatie op de koopkracht van het pensioen. Hoewel binnen de regeling al rekening wordt gehouden met inflatie zal in de nabije toekomst nader worden onderzocht of er voor het inflatierisico binnen de beleggingsportefeuille verdere beheersmaatregelen nodig zijn. In de ALM-studie is het indexatiebeleid van het Pensioenfonds meegenomen.
-
Tegenpartij-Zkredietrisico: het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvablliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen wordt voor bijna de gehele beleggingsportefeuille in effecten met een "Investment grade" kredietwaardigheid belegd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand vereist. 54
Liquiditeitsrisico: het risico dat een positie niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de uitvoerder de beleggingsportefeuille op zo'n manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitaiisatie van effecten. -
Valutarisico: het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het Pensioenfonds beperkt. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille is namelijk belegd in Euro's genoteerde waarden, daarnaast wordt het valutarisico van de belangrijkste valuta (Amerikaanse Dollar, Britse Pond, Japanse Yen en de Zwitserse Frank) voor 75% afgedekt (met uitzondering van het valuta exposure op obligaties).
-
Operationele risico's: het Pensioenfonds beheerst operationele risico's zoveel mogelijk door eisen te stellen aan de dienstvedeners van het fonds. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, 'Chinese walls', enzovoort. SAVB heeft een zogenaamde ISAE 3402-certifleering gekregen, een kwaliteitswaarborg voor de procesbeheersing en de dienstveriening.
3.4 Beleggingsrichtlijnen Aansluitend op de ALM-studie wordt gebruik gemaakt van een 'portefeuille-constructie'model, waarbij wordt onderzocht of binnen het beschikbare risicobudget het rendement/risicoprofiel van de ALM-uitkomst kan worden verbeterd. Hieruit volgt de verdeling van het vermogen over de verschillende categorieën en regio's. In de beleggingsrichtlijnen wordt vastgelegd binnen welke grenzen de vermogensbeheerder het vermogen dient te beheren. De beleggingsrichtlijnen voor het fonds in 2013 zijn in hoofdlijnen:
55
Normportefeuille
2012 7.00% 3.50% 4.00% 2.00% 1.00% 17.50%
midden 6.00% 4.00% 5.00% 2.00% 1.00% 18.00%
2013 bandbreedte (+/-) 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00% 2.00%
staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro Global High Yield Obligaties Opkonnende Markten HC Obligaties Opkomende Markten LC Hypotheken Totaal
27.00% 20.00% 5.00% 4.00% 0.00% 4.00% 60.00%
23.00% 20.00% 5.00% 2.00% 3.00% 4.00% 57.00%
2.00% 2.00% 2.00% 2,00% 2.00% 2.00% 2,00%
Direct Vastgoed Nederland Totaal
15.00% 15.00%
15.00% 15.00%
5,00% 5.00%
Grondstoffen Infrastructuur Private Equity Overig (m.n. Q-park) Totaal
2.50% 2.00% 2.00% 0.50% 7.00%
5.00% 2.00% 2.00% 0.50% 9,50%
2.00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Liquiditeiten iTotaal
0.50% 0.50%
0.50% 0.50%
2.00% 2.00%
Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Totaal
Europa Verenigde Staten Opkomende Markten Azië Pacific ex Japan Japan
Totaal portefeuille
;.100.00% ,
100.00%
•
Gedurende het jaar zijn de bandbreedtes rondom beleggingscategorieën symmetrisch, waarbij geen negatieve gewichten zijn toegestaan.
Naast bovengenoemde verdeling staan in de beleggingsrichtlijnen verdere beleggingsinstructies over de manier waarop door de Vermogensbeheerder mag worden belegd. Deze instructies kunnen variëren per categorie, regio en operationele vermogensbeheerder. De beleggingsrichtlijnen gelden als een mandaat. Ze zeggen hoe de vermogènsbeheerder het beleggingsbeleid dient uit te voeren. Het doel van het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds is: de beleggingsresultaten binnen de vastgestelde grenzen optimaliseren, zodat zij op de lange termijn aan de verplichtingen en ambities van het fonds kan voldoen.
3.5 Jaarlijkse update: optimalisatie beleggingsbeleid
Het pensioenfonds evalueert de beleggingsrichtlijnen tenminste jaariijks. leder jaar wordt een Beleggingsnota opgesteld waarin, voor zover nodig, voorstellen worden gedaan voor aanpassing van de richtlijnen. De Beleggingscommissie van het Pensioenfonds bereidt deze nota voor. In de nota staat ook hoe het strategisch beleggingsbeleid er het komende jaar uitziet. Daarbij houden zij rekening met gewijzigde marktomstandigheden, marktvenwachtingen of veranderingen in de situatie van het fonds.
De beleggingsnota dient als richtlijn voor het betreffende jaar: hoe vullen we de beleggingsportefeuille in en hoe stellen we de bandbreedte per beleggingscategorie vast? Zijn de veranderingen In de situatie van het fonds of de markt aanzienlijk, dan kan het fonds besluiten om tussentijds een nieuwe ALM uit te voeren. Ook bij ingrijpende ontwikkelingen tijdens hetjaar zal het fonds de beleggingsrichtlijnen opnieuw bekijken en updaten. 56
4. Uitvoering 4.1 Uitbesteding Beleggingsbeleid Het financiële pensloenmanagement en -advies Is door het bestuur gedelegeerd aan SAVB waarbij gebruik wordt gemaakt van Fiduciair Pensioen Management (FPM): De FPMdienstverlening houdt In dat het bestuur wordt geadviseerd en ondersteund bij beslissingen over: -
Strategie. Risicobeleid / Balansmanagement. Beleggingsbeleid. Portefeuilleconstructie.
Hierbij hoort ook het beoordelen en selecteren van vermogensbeheerders. Het bestuur heeft voor die beoordeling kaders en objectieve criteria vastgesteld. Daarbij kunt u denken aan de stijl van de manager, performance, maatschappelijk verantwoord opereren, omvang en kosten. De keuze om het operationele vermogensbeheer al dan niet door een of meerdere externe vermogensbeheerders te laten uitvoeren vindt altijd plaats tegen de achtergrond van rendementsoptimalisatie binnen risico's die aanvaardbaar worden geacht. Met het FPM beschikt het Pensioenfonds over voldoende beoordelings- en controlemechanismen om uitbestedingsrisico's te beheersen. De Beleggingscommissie houdt daarbij toezicht, rapporteert aan het bestuur en stuurt indien nodig bij.
4.2 Rapportage en verantwoording
In opdracht van het Bestuur wordt de hele beleggingsportefeuille geadministreerd en geconsolideerd door SAVB als uitvoerder. Die stemt in dit kader ook af met externe partijen, zoals de bewaarbanken. De bezittingen van het Pensioenfonds worden op dagbasis tegen actuele waarde gewaardeerd, waarbij mogelijk de beurswaarde wordt gehanteerd. Als beleggingen niet tegen actuele waarde kunnen worden gewaardeerd, bijvoorbeeld vanwege illlquiditeit, worden deze beleggingen gewaardeerd tegen algemeen geaccepteerde waarderingsgrondslagen (aan de hand van toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen een bepaalde factor, waarbij rekening is gehouden met het risicoprofiel en de resterende looptijd). De uitvoerder rapporteert periodiek aan het Pensioenfonds, zowel schriftelijk als mondeling in de vergadering van het Bestuur. In een zogenaamde DVO staat aan welke eisen de
57
rapportages moeten voldoen. Door de rapportages kunnen het bestuur en de Beleggingscommissie voldoende toezicht houden en indien nodig bijsturen.
4.3 Maatschappelijk verantwoordelijk beleggen
Het Pensioenfonds heeft een beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Als uitgangspunt hanteert het Pensioenfonds de principes van de UN Global Compact waarin mensenrechten, arbeldnormen milieu en anti-corruptie centraal staan. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit engagement (dialoog aangaan met ondernemingen), uitsluiten van producenten van controversiële wapens en corporate governance (inclusief stemmen op aandeelhoudersvergaderingen). Het Pensioenfonds rapporteert periodiek over de verschillende onderdelen van het verantwoord beleggen beleid.
58
Bijlage 4 Crisisplan Separaat toegevoegd.
Bijlage 5 Selectie en Monitoring proces externe vermogensbeheerders Het selectie- en monitoring proces van vermogensbeheerders heeft de volgende uitgangspunten: Maatwerk dat kosten efficiënt wordt geïmplementeerd Solide selectie en monitoring proces Transparant: verantwoording afleggen over gemaakte keuzes Het proces kent 6 stappen: 1.
Doelstelling
In de portefeuilleconstructie wordt het door ALM ingegeven risicobudget verfijnd tot de strategische portefeuille. De strategische portefeuille wordt opgebouwd uit de bèta-allocatie en het actieve risico budget. Gegeven dit risico budget wordt een op maat gesneden portefeuille van vermogensbeheerders voorgesteld. 2.
Sourcing
Via verschillende bronnen wordt inzicht verkregen in het universum van beschikbare vermogensbeheerders: Eigen netwerk: meer dan 100 meetings met potentiële vermogensbeheerders per jaar Databases: eVestments voor aandelen en vastrentende waarden Gespecialiseerde consultants: Russell, Mercer en Towers Watson 3.
Screening
Aan de hand van het selectieproces wordt het universum gefilterd naar de researchlljst. In deze fase ligt de nadruk op kwantitatieve screening: Performance en Risico meting over een lange periode en onder verschillende marktomstandigheden Performance en risico attributie Stijlconsistentie over een lange periode Assets under Management in verhouding tot het product
59
4.
Fundamentele analyse
Alle vermogensbeheerders op de researchlljst ontvangen een uitgebreide vragenlijst (RfP). Op basis van deze informatie wordt een analyse gemaakt van alle vermogensbeheerders. In deze fase ligt de nadruk op kwalitatieve analyse: Organisatie en Team (waaronder het beloningsbeleid) Beleggingsfilosofie, portefeuilleconstructie, besluitvormingsproces Research Risicomanagement De kwantitatieve analyse uit stap 3 wordt gecombineerd met de kwalitatieve analyse en leidt tot een score per vermogensbeheerders (1 matig tm 5 uitstekend) op elk van de boven genoemde onderdelen. Op basis van deze scores wordt een lijst van vermogensbeheerders samengesteld die aan een grondig due diligence onderzoek worden onderworpen: de short list 5.
Due diligence: keuze
De vermogensbeheerders op de short list worden op locatie bezocht voor een due diligence onderzoek. Met verschillende afdelingen worden gesprekken gevoerd. De analyses richten zich voornamelijk op consistentie met de antwoorden uit de RfP en tussen de verschillende afdelingen. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het risico management. Op basis van alle beschikbare informatie wordt een definitieve vermogensbeheerder(s) keuze voorgesteld. Alle stappen van dit proces worden vastgelegd. 6.
Monitoring vermogensbeheerders
Continue diepgaande monitoring van vermogensbeheerders is noodzakelijk om tijdig de portefeuille bij te kunnen sturen. Concreet kan dit betekenen dat het risico budget anders wordt verdeeld over de vermogensbeheerders of dat een vermogensbeheerder wordt vervangen: Tijdens de monitoring beoordelen we vermogensbeheerders aan de hand van dezelfde kwantitatieve en kwalitatieve criteria als in het selectieproces. Het monitoring proces ziet er als volgt uit: Dagelijkse toegang tot alle portefeuilleholdings en performance meting (ex post). Maandelijkse analyse portefeuillekarakteristieken en in depth performance en risico analyses (ex post). Op kwartaalbasis een review met de manager: on site en bij SAVB (ex post en deels ex ante). Jaariijks: één keer per jaar voert een derde persoon uit het team Manager Selectie een review uit. Deze derde maakt een eigen analyse, inclusief peergroup-analyse, over deze manager.
Opvallende zaken in de monitoring worden direct uitgezocht en besproken, indien noodzakelijk wordt ingegrepen.
60
Voor de kwantitatieve monitoring wordt gebruik gemaakt van uitgebreide performance en portfolio analyse aan de hand van alle onderiiggende holdings in de beleggingsportefeuilles van de managers. Hiervoor worden twee systemen gebruikt: Factset: geeft onder andere inzicht in de historische performance, grootste portefeuilleholdings, sectorpositionering, fundamentele portefeuillekarakteristieken en tracking error bijdrages. Daarnaast kunnen ad-hoc rapportages en portefeuille analyses gemaakt worden. Style Research: wordt gebruikt voor diepgaande style analyses, zowel op snapshot basis als door de tijd. Hiermee wordt gemonitored of vermogensbeheerders consistent vasthouden aan het beleggingsproces en stijl. Indien ongewenste risico's in de portefeuille worden gesignaleerd, worden maatregelen genomen om de portefeuille te beschermen. Afhankelijk van urgentie en de mate waarin ongewenste risico's zich manifesteren in de portefeuille wordt ingegrepen. In urgente gevallen zal.de externe vermogensbeheerders direct van de portefeuille worden gehaald en worden alle risico's In de portefeuille geneutraliseerd.
61
Bijlage 6 Indicatieve lijst ondernemingen betrokken bij ciustermynitie Op 1 januari 2013 is in Nederiand het wettelijk verbod op aantoonbare directe investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie of cruciale onderdelen in werking getreden. De regeling is een nadere uitwerking van het in de Wet op het financieel toezicht neergelegde principe van integere bedrijfsvoering. De handhaving van het verbod start op 1 april 2013. Het verbod richt zich op financiële ondernemingen, zoals deze term wordt gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht. Hieronder vallen naast banken, verzekeraars en vermogensbeheerders ook pensioenfondsen. Het door de AFM te verrichten toezicht zal primair gericht zijn op de 'AO/IC' van de onder toezicht staande Instellingen. Marktpartijen en brancheorganisaties hebben de volgende indicatieve lijst met 'verboden' ondernemingen opgesteld. e
Aeroteh
•
Alliant Techsystems
•
Aryt Industries
•
Ashot Ashkelon
•
Hanwha Corp.
•
Kaman Corp.
•
Lockheed Martin Corp.
•
Norinco
•
Poongsan Corp.
•
Singapore Technologies
»
Splav State Research
•
Textron.
62