Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID AI Nr. 8721 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 03-02-1997, nr. 23 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF IN NEDERLAND De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van het Secretariaat van CAO-partijen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf namens de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf als partij te ener zijde en de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 7C0004
CAO872197
1
Besluit: I. Trekt in zijn besluiten van respectievelijk 31 maart 1996 (Stcrt. 1996, nr. 68) en 27 september 1996 (Stcrt. 1996, nr. 189), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkingsen Glaszetbedrijf in Nederland met bijbehorende bijlagen, zulks met inachtneming van hetgeen onder V en VI is bepaald; II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 april 1997 (en voor zover het betreft: – de artikelen 24A, 24B, 24C, 57, 58, 59, 60, 67, 68 en 69 van de CAO: tot en met 31 december 1997; – de artikelen 13A, 13B, 13C, 32, 37, 38 en 39 van het UTA-aanhangsel van de cao: tot en met 31 december 1997; – de artikelen 29C en 63 van de CAO: tot en met 31 december 1999; – de artikelen 30 en 33 van het UTA-aanhangsel bij de CAO: tot en met 31 december 1999;) de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van: – de Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf; – de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- en Afwerkingsbedrijf; – de Stichting Aanvullingsfonds WAO voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf; – de Stichting Garantiefonds Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, eerder algemeen verbindend verklaard bij besluiten van 31 maart 1996 (Stcrt. 1996, nr. 68) en 27 september 1996 (Stcrt. 1996, nr. 189), zulks met inachtneming van de navolgende wijzigingen en hetgeen onder III, IV, V en VI is bepaald: Artikel 8A wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 8A Einde van de arbeidsverhouding 1. Ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsverhouding zijn de 2
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, met inachtneming van hetgeen in de navolgende leden van dit artikel is bepaald. 2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 1639i Burgerlijk Wetboek, de termijn tussen twee opeenvolgende loonbetalingen in alle gevallen geacht te zijn één week. 3. De opzegging van de dienstbetrekking kan uitsluitend plaatshebben tegen de laatste dag van de loonweek en dient schriftelijk te geschieden tegen afgifte van een ontvangstbewijs. 4. Indien in de opzegtermijn vakantiedagen als bedoeld in artikel 27A lid 2 (zomervakantie) dan wel verplichte snipperdagen als bedoeld in artikel 27A lid 3 onder a en c vallen, wordt de opzegtermijn met deze dagen verlengd. 6. Gelijk in artikel 1639j lid 2 Burgerlijk Wetboek is bepaald, wordt de termijn van opzegging, die krachtens artikel 1639j lid 1, Burgerlijk Wetboek voor de werkgever geldt, verlengd met een week voor elk vol jaar, gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaren bij hem in dienst is geweest, evenwel met dien verstande dat de verlenging slechts dan plaatsvindt wanneer de arbeidsverhouding tenminste vijf jaren ononderbroken heeft voortgeduurd. De duur van deze verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken. 7. Wanneer de arbeidsverhouding wordt beëindigd na verkregen vergunning van de directeur van het bevoegde Regionaal Bureau voor de Arbeidsvoorziening, wordt de overeenkomstig de voorgaande leden bepaalde opzegtermijn verminderd met zoveel loonweken (waarbij loonweken van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval buiten beschouwing blijven), als zijn verlopen tussen de datum van aanvraag van de vergunning bij het RBA en de datum van ontvangst daarvan met dien verstande dat steeds een opzegtermijn van ten minste één loonweek in acht dient te worden genomen. Op straffe van buitenwerkingstelling van deze aftrekregeling is de werkgever verplicht van indiening van een verzoek tot verkrijgen van een ontslagvergunning binnen drie werkdagen schriftelijk kennis te geven aan betrokken werknemer(s). 8. In afwijking van artikel 1639h lid 5 Burgerlijk Wetboek, voorzover daarin is bepaald dat de werkgever niet kan opzeggen, gedurende de tijd dat: 3
a. een meerderjarige werknemer onder de wapenen is voor eerste militaire oefening; b. een minderjarige werknemer onder de wapenen is voor eerste militaire oefening, mits hij bij zijn opkomst tenminste een jaar in dienst is van de werkgever; kan de werkgever in deze gevallen wel opzeggen indien de opzegging ook zou zijn geschied wanneer de genoemde omstandigheden zich niet zouden hebben voorgedaan. 9. In afwijking van artikel 1639h lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, waarin is bepaald dat de werkgever niet kan opzeggen gedurende de tijd dat een werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaar heeft geduurd, kan de werkgever de dienstbetrekking wél opzeggen, met inachtneming van de krachtens dit artikel vigerende opzegtermijnen, indien er tijdens de bedoelde ongeschiktheid op het object waar de werknemer vóór de aanvang van de ongeschiktheid werkzaamheden heeft verricht, geen werk voor hem meer voorhanden is. Een dienstbetrekking die aldus is opgezegd eindigt niet, indien de werknemer op de laatste dag van de opzegtermijn ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De dienstbetrekking eindigt in dat geval (zonder dat herhaalde opzegging vereist is) eerst op de dag dat de werknemer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij op de hersteldatum werkzaamheden voorhanden zijn. 10. Bij arbeidsverhindering door vorst of een daarmede in het Vorstuitkeringsreglement gelijkgestelde omstandigheid mag een werknemer slechts ontslagen worden indien daartoe een dringende reden als bedoeld in artikel 1639p van het Burgerlijk Wetboek aanwezig is.’’ Artikel 16 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 16 Algemeen 1. De werkgever kan, indien de meerderheid van de werknemers hierin toestemt, de betaling in andere dan wekelijkse perioden vaststellen. Ook kan de werkgever, indien de betrokken werknemer hierin bewilligt, de betaling van het loon op andere wijze dan in contant geld doen geschieden. 2. De werkgever is bevoegd, indien de meerderheid van zijn werknemers daartegen geen bezwaar heeft, gedurende een periode van drie weken een voorschot te betalen dat tenminste berekend is naar het over elke week verschuldigde uurloon, vermenigvuldigd met het in 4
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen die week gewerkte aantal uren. In de hierop aansluitende vierde loonweek dient dan een afrekening over het in de drie voorafgaande weken verschuldigde loon plaats te vinden. 3. Op de betaaldag zal het loon door de werkgever aan elke werknemer worden uitbetaald bij beëindiging van de werktijd. Indien de werknemer om een dringende reden als bedoeld in artikel 1639q ontslag neemt, zal het loon op de laatste werkdag bij het beëindigen van de werktijd worden uitbetaald. Indien de werknemer zelf ontslag heeft genomen, tenzij om een dringende reden als bedoeld in artikel 1639p van het Burgerlijk Wetboek, zal de uitbetaling geschieden op de volgende normale betaaldag. 4. Bij de betaling van het loon aan de werknemer zal een schriftelijke specificatie worden gevoegd van het brutoloon, gespecificeerd als volgt: a. garantie-uurloon, inclusief verhogingen, eventuele tariefverdiensten, eventuele overuren en reisuren, eventuele toeslagen; b. de inhoudingen ingevolge: loonheffing, AOW, AWW, Ziektewet of een andere bijdrage van de werknemer ten behoeve van ziekte ter hoogte van 1 procent van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, Ziekenfondswet, Werkloosheidswet, WAO, Bedrijfspensioenfonds, Aanvullingsfonds WW, Aanvullingsfonds WAO, Invaliditeitspensioen en VUT; c. de verlofwaarde, als bedoeld in artikel 58 van deze overeenkomst; d. overhevelingstoeslag; e. reiskostenvergoedingen; f. eventuele overige vergoedingen. 5. a. De werkgever is gehouden bij het einde van de dienstbetrekking aan de werknemer de werkgeversverklaring WW ter hand te stellen. b. De werkgever is gehouden eenmaal per jaar, uiterlijk 1 maart van het volgende jaar, aan alle werknemers die in het betreffende jaar in dienst zijn geweest of nog in dienst zijn, een opgave inzake het in het kalenderjaar bij de werkgever ontvangen brutoloon en de daarop ingehouden premies en belasting ter hand te stellen. 6. De invoering van een of meer pendagen wordt aan het oordeel van de werkgever overgelaten. Indien meer dan twee pendagen zijn ingevoerd of indien de betaling anders dan wekelijks is overeengekomen, is de werkgever verplicht op de gebruikelijke betaaldag een voor-
5
schot te verstrekken, dat tenminste berekend is naar het over de gewerkte dagen verschuldigde uurloon. 7. Het is de werkgever niet toegestaan een premie of andere vorm van beloning toe te kennen aan werknemers die geen of minder ziekteverzuim hebben dan andere werknemers in de onderneming, vanwege dit geen of minder verzuim. 8. De werkgever is over iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer in dienst is, jegens hem gehouden loon te betalen met uitzondering van de in artikel 15 genoemde feestdagen, de in artikel 27A lid 1 genoemde verlofdagen, de in artikel 27A lid 3 sub b genoemde extra verplichte snipperdagen en de zaterdagen en de zondagen. Wel recht op loon bestaat over voornoemde dagen indien op die dagen daadwerkelijk gewerkt wordt.’’ Artikel 24A wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 24A Arbeidsongeschiktheid 1. In geval van arbeidsongeschiktheid behoudt de werknemer gedurende maximaal 52 weken aanspraak op het volledige loon en de daarbij behorende verlofwaarde. Dit recht vervalt indien de werknemer niet de normaal aan hem te stellen regels tot herstel van zijn arbeidsongeschiktheid in acht neemt. De werkgever is gerechtigd hierop in mindering te brengen een aan de werknemer toekomende uitkering krachtens de bepalingen van de Ziektewet en de daarop betrekking hebbende statuten en reglementen van de Bedrijfsvereniging bij welke de werkgever is aangesloten. De afdracht van de verschuldigde bijdragen aan het in hoofdstuk 9 van deze CAO genoemde Vakantiefonds, Risicofonds en Bedrijfspensioenfonds, wordt bij arbeidsongeschiktheid beperkt tot maximaal de opbouwdagen per rechtjaar. De opbouw van vakantiedagen als bedoeld in artikel 27A lid 1 wordt beperkt tot maximaal een half jaar1) per ziektegeval. Na een half jaar ziekte wordt de verschuldigde verlofwaarde overeenkomstig verminderd. 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing, indien en voor zover de werknemer naar het oordeel van de werkgever terzake van zijn arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving jegens derden kan doen gelden én de werkgever des) Ingevolge artikel 1638mm van het Burgerlijk Wetboek is een afwijking van artikel 1638dd lid 5 ten nadele van de werknemer nietig.
1
6
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen wege aan de werknemer heeft verzocht zijn rechten uit die vordering tot schadevergoeding wegens loonderving aan hem bij akte van cessie over te dragen. Cedeert de werknemer zijn rechten aan de werkgever in de omvang zoals in de vorige zin bedoeld, dan worden hem alsnog door de werkgever de bedragen betaald zoals in het eerste lid van dit artikel vermeld en dat telkens weer op de tijdstippen waarop die betaling zou moeten plaatsvinden, indien artikel 24A lid 1 van toepassing zou zijn. 3. De werknemer, die wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten, is verplicht hiervan op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid vóór ’s morgens 10.00 uur zijn werkgever of de door deze aangewezen uitvoerder of andere functionaris in kennis te stellen. Indien deze dag een zaterdag of een zon- of feestdag of een verlofdag is en op die dagen in het bedrijf van de werkgever niet wordt gewerkt, dient de ziekmelding op de eerstvolgende werkdag te geschieden. Indien de arbeidsongeschiktheid tijdens de werktijd ontstaat, moet deze melding terstond na het staken van het werk geschieden. Indien de arbeidsongeschiktheid aanvangt op een verlofdag, waarop in het bedrijf van de werkgever niet wordt gewerkt, tijdens de algemene bedrijfsvakantie of de bedrijfssluiting tussen kerst en nieuwjaar, zal de werknemer, zo mogelijk onverwijld, doch uiterlijk binnen 24 uur na de aanvang de ongeschiktheid de Stichting Sociaal Fonds Schildersbedrijf in kennis stellen. De werkgever doet onverwijld, doch uiterlijk binnen 24 uur na ontvangst van de ziekmelding van de werknemer, hiervan mededeling aan de Stichting Sociaal Fonds Schildersbedrijf op de door het Sociaal Fonds Schildersbedrijf vastgestelde wijze. Tevens stelt de werkgever het Sociaal Fonds Schildersbedrijf onverwijld in kennis van het tijdstip waarop de werknemer zijn arbeid weer geheel of gedeeltelijk heeft hervat of zal hervatten. 4. De werkgever is gehouden in overleg te treden met de Ondernemingsraad of vertegenwoordigend werknemersoverleg binnen de onderneming (zonder opening van de boeken) alvorens een beslissing te nemen over het geheel of gedeeltelijk voor eigen risico nemen, of het geheel of gedeeltelijk herverzekeren van de loonkosten, die na invoering van de Wet Terugdringing Ziekteverzuim bij arbeidsongeschiktheid van de werknemers voor rekening van de werkgever komen en waarvoor geen uitkering vanuit de Ziektewet wordt verstrekt. 6. De werknemer die van de bedrijfsvereniging een uitkering krachtens 7
de Ziektewet ontvangt, of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, zesde en zevende lid van de Ziektewet geen uitkering ontvangt, én a. op de eerste ziektedag als werknemer werd beschouwd op grond van het bepaalde in artikel 7 van de Ziektewet en wiens ziekte is ingetreden tijdens de periode als bedoeld in artikel 18, eerste lid van de Werkloosheidswet, dan wel tijdens de eerste zes maanden van de loongerelateerde uitkering als bedoeld in artikel 42, eerste lid van de Werkloosheidswet; b. gedurende een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 van de Ziektewet ziek is geworden en wiens dienstbetrekking is geëindigd tijdens het ziekengeld of tijdens de 2/6 wekenperiode als bedoeld in artikel 29 eerste en vijfde lid van de Ziektewet; c. wegens ziekte arbeidsongeschikt is geworden op de dag met ingang waarvan zijn dienstbetrekking is geëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 46 van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld en tevens recht zou hebben gehad op een loongerelateerde werkloosheidsuitkering op grond van de artikelen 17 en 42 van de Werkloosheidswet, indien hij niet ziek zou zijn geworden; heeft voor zover ook voor het overige aan de voorwaarden in het reglement is voldaan, in de situatie onder punt a en c van dit artikellid, recht op een aanvulling vanaf de 16e dag na aanvang van de ziekte en in de situatie onder punt b van dit artikellid recht op een aanvulling vanaf de eerste dag waarop de dienstbetrekking is geëindigd. 7. Werknemers, die een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor of op 24 januari 1994 krijgen toegekend, ontvangen gedurende maximaal 36 maanden een aanvulling op deze uitkering. Afhankelijk van het door de Bedrijfsvereniging vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt de uitkering als volgt aangevuld. Gedurende de eerste 24 maanden bedraagt deze aanvulling bij een arbeidsongeschiktheid van: – 80% of meer tot 80% van het WAO-dagloon; – 65–80% tot 65% van het WAO-dagloon; – 55–65% tot 50% van het WAO-dagloon; – 45–55% tot 40% van het WAO-dagloon; – 35–45% tot 30% van het WAO-dagloon. Gedurende de daaropvolgende 12 maanden bedraagt deze aanvulling bij een arbeidsongeschiktheid van: – 80% of meer tot 75% van het WAO-dagloon; – 65 tot 80% tot 60% van het WAO-dagloon; – 55 tot 65% tot 45% van het WAO-dagloon; – 45 tot 55% tot 37,5% van het WAO-dagloon; 8
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen – 35 tot 45% tot 30% van het WAO-dagloon. Werknemers die op of na 25 januari 1994 recht verkrijgen op een WAO-uitkering hebben geen recht op deze aanvulling. 9. Invaliditeitspensioen De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf verzorgt een invaliditeitspensioen voor de werknemer, die op of na 25 januari 1994 recht verkrijgt op een WAOuitkering. 10. Overlijden a. Ingeval de werknemer tijdens het werk dan wel op weg van en naar het werk overlijdt, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats van betrokkene vergoeden aan de nabestaande(n) dan wel aan degene(n), die de kosten van vervoer gedragen heeft (hebben). b. Het onder a gestelde is niet van toepassing indien de woonplaats van de werknemer gelegen is buiten Nederlands grondgebied. 11. Bij het overlijden van de werknemer ontvangen de nagelaten betrekkingen van de werknemer het volledige loon over de maand waarin het overlijden plaatsvond, vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan het loon over 2 maanden. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan de langstlevende der echtgenoten van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, bij ontstentenis van deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen of bij ontstentenis van deze degene die door de werknemer werd verzorgd. Op deze uitkering wordt een eventuele overlijdensuitkering ingevolge de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering in mindering gebracht.’’ Artikel 27A wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 27A Vakantierecht 1. Ten aanzien van iedere werknemer is het recht op verlof als volgt geregeld: c. Over het kalenderjaar 1997 1. Werknemers beneden 18 jaar 29 werkdagen 2. Werknemers van 18 tot en met 54 jaar 25 werkdagen 3. Werknemers, die ingevolge de leerplichtwet 2 dagen per week leerplichtig zijn 19 werkdagen 9
Regeling 55 jaar en ouder 4. Werknemers geboren vóór 1 januari 1943 30 werkdagen 5. Werknemers geboren vóór 1 januari 1938 35 werkdagen 2. Zomervakantie De werknemer heeft recht op een aaneengesloten zomervakantieperiode van 3 weken, mits de werknemer voldoende verlofdagen heeft opgebouwd. Indien de werknemer hiervan geen gebruik maakt, zullen deze dagen in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld. Indien een werkgever met een werknemer die in het kalenderjaar reeds eerder zomervakantie heeft genoten, een arbeidsovereenkomst sluit, terwijl bij deze werkgever een per object c.q. onderneming vastgestelde vakantieperiode nog moet ingaan danwel is aangevangen, zal deze werkgever de betreffende werknemer, voor zover hij onvoldoende verlofdagen bezit, diens loon doorbetalen gedurende de voor het object c.q. onderneming geldende vakantieperiode na het totstandkomen van de dienstbetrekking. Gedurende deze periode is de werknemer verplicht andere hem na overleg in redelijkheid toe te wijzen werkzaamheden in de onderneming te accepteren. 3. a. Verplichte snipperdagen De vrijdag na Hemelvaart is als verplichte snipperdag aangewezen, overeenkomstig het gebruik. b. Naast de in lid 1 benoemde verlofdagen heeft de werknemer recht op zeven extra verplichte snipperdagen in de wintersluitingsperiode. Indien de werknemer op één of meerdere van deze dagen wegens ziekte niet kan werken, worden deze dagen toch als verlofdagen aangemerkt. De werknemer heeft dus niet het recht de dagen in dat geval op een later moment op te nemen. c. Vrije snipperdagen De overige verlofdagen, die niet aaneengesloten behoeven te worden opgenomen, zullen in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld. Daarbij bestaat voor alle werknemers de mogelijkheid om maximaal 5 vrije snipperdagen te besteden voor religieuze feestdagen. De werknemer heeft het recht in het derde kwartaal van elk kalenderjaar minimaal één vrije snipperdag in overleg met zijn werkgever op te nemen. Indien de werkgever geen toestemming geeft aan de werknemer van dit recht gebruik te maken dan is het de werknemer geoorloofd deze vrije snipperdag op de laatste werkdag van het derde kwartaal op te nemen. 4. Boven het in de leden 1, 2 en 3 genoemde aantal verlofdagen heeft elke werknemer recht op vrijaf op de algemene erkende christelijke
10
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen feestdagen als genoemd in artikel 15, Koninginnedag en 5 mei (Nationale Bevrijdingsdag). 5. Extra verlofdag In het jaar dat de wintersluiting (de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar) vijf verplichte snipperdagen vergt, hebben de werknemers recht op 1 verlofdag extra. 6. Met uitzondering van de extra verplichte snipperdagen bedoeld in lid 3 sub b moet aan de werknemer voor elke vakantiedag of gedeelte van een vakantiedag, gedurende welke hij wegens redenen als bedoeld in artikel 28 van deze overeenkomst verhinderd zou zijn de gebruikelijke arbeid te verrichten, alsnog het gederfde verlof worden gegeven op een tijdstip na overleg met de werknemer door de werkgever vast te stellen, mits de werknemer voor de aanvang van de verhindering dit aan de werkgever heeft meegedeeld dan wel over de betrokken dag ziekengeld geniet. 7. Indien de werkgever het nodig acht, dat één of meer werknemer(s) niet met vakantie gaan tijdens verplichte snipperdagen, respectievelijk extra verplichte snipperdagen zal de werkgever in overleg met de betreffende werknemer(s) daarvan mededeling doen aan het Bedrijfschap, tenminste twee weken vóór de aanvang van de bedoelde periode. Bij deze mededeling wordt vermeld op welke data de verplichte snipperdagen, respectievelijk de extra verplichte snipperdagen dan wel worden opgenomen. Het bepaalde in lid 3 sub b en lid 6 is op deze dagen van overeenkomstige toepassing. Indien deze verschuiving voor de betrokken werknemer(s) schade veroorzaakt, zal hij deze schade voor zover zij aantoonbaar en redelijk is, vergoeden. 8. De werknemer is gerechtigd maximaal tien vakantiedagen op te nemen in het kalenderjaar aansluitend aan het kalenderjaar waarin de vakantierechten zijn opgebouwd.’’ Artikel 27B wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 27B Beloning tijdens vakantie: schilderszegeluurlonen 1. Naast het recht op loon als bedoeld in artikel 58 lid 2 gedurende de onder artikel 27A bedoelde verlofdagen en dagen vrijaf, heeft de
11
werknemer ook recht op een vakantietoeslag van 8% ten bedrage van 156 maal het PRIS-uurloon. 2. De loonderving over de vakantiedagen, verplichte snipperdagen, extra verplichte snipperdagen en vakantietoeslag als bedoeld in lid 1, de loonderving over de feestdagen als bedoeld in artikel 15 zijn in de te verstrekken verlofwaarde opgenomen.’’ Artikel 27C wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 27C Vangnetregeling 1. De werknemer, die tijdens een bij CAO of door de werkgever vastgestelde collectieve bedrijfssluiting over onvoldoende vakantierechten beschikt ten behoeve van de voorziening in de loonderving over de dagen waarop in het bedrijf van zijn werkgever niet wordt gewerkt, heeft op zijn verzoek recht op een vergoeding vanuit het Garantiefonds conform de voorwaarden van de statuten en het reglement van het Garantiefonds. 2. Bij een niet verplichte bedrijfssluiting wordt geen vergoeding betaald indien de werkgever gedurende de periode van bedrijfssluiting wel werk voor de werknemer beschikbaar heeft. Van een verplichte bedrijfssluiting is sprake op feestdagen, verplichte snipperdagen en extra verplichte snipperdagen. 3. De hoogte van de uitkering bedraagt per dag het aantal uren waarop normaal gewerkt zou zijn, maal het PRIS-uurloon. 4. De uitkering, die betrekking heeft op verlofdagen, wordt bij wijze van voorschot door het Garantiefonds Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf betaalbaar gesteld. Op het voorschot worden gedurende de rest van het kalenderjaar, waarin de verlofperiode valt, waarover een vergoeding is verstrekt, plus het volgende kalenderjaar, in mindering gebracht de bedragen, die door de werkgever in het Vakantiefonds worden gestort ter voorziening in de loonderving over de vrije snipperdagen als bedoeld in artikel 27A lid 3 van deze CAO, vastgesteld op 3,75 maal het PRISuurloon per 4 weken. Het daarna resterende saldo van het voorschot komt ten laste van het Garantiefonds. 5. Een vergoeding, die wordt betaald over feestdagen of extra verplichte snipperdagen, komt volledig ten laste van het Garantiefonds.’’
12
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen Artikel 29A wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 29A Overeengekomen ATV-dagen 3. Het recht op extra verplichte snipperdagen vervalt indien de werknemer op deze dagen arbeidsongeschikt is, of recht heeft op verzuim krachtens de artikelen 28 en 29B lid 2. 4. Indien de werkgever het nodig acht, dat één of meer werknemer(s) niet met vakantie gaan tijdens verplichte snipperdagen, respectievelijk extra verplichte snipperdagen zal de werkgever in overleg met de betreffende werknemer(s) daarvan mededeling doen aan het Bedrijfschap, tenminste twee weken vóór de aanvang van de bedoelde periode. Bij deze mededeling wordt vermeld op welke data de verplichte snipperdagen, respectievelijk de extra verplichte snipperdagen dan wel worden opgenomen. Het bepaalde in artikel 27A lid 3 sub b en artikel 27A lid 6 is op deze dagen van overeenkomstige toepassing. Indien deze verschuiving voor de betrokken werknemer(s) schade veroorzaakt, zal hij deze schade voor zover zij aantoonbaar en redelijk is, vergoeden.’’ Artikel 58 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 58 Vakantiefonds 1. Er bestaat een fonds tot vergoeding van tengevolge van algemeen erkende christelijke feestdagen, Koninginnedag en Bevrijdingsdag gederfd loon, tot vergoeding van loonderving over vakantie- en verlofdagen, extra verplichte snipperdagen als genoemd in artikel 27A lid 3 sub b, tot uitbetaling van de vakantietoeslag, alsmede de regeling 55 jaar en ouder, te weten de Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf. 2. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, jegens de werknemer gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Vakantiefonds ter zake van de opbouw van diens verlofwaarden, met dien verstande dat per kalenderjaar een maximum van het na aftrek van de in het kalenderjaar vallende feestdagen, extra verplichte snipperdagen, het 13
bij CAO vastgestelde aantal verlofdagen en de zaterdagen en de zondagen resterende aantal kalenderdagen plus tien in aanmerking wordt genomen. 3. De in het vorige lid bedoelde bijdrage is het resultaat van het PRISuurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur van het Vakantiefonds vastgestelde toepasselijke PRIS-percentage. De hoogte van de PRIS-percentages is opgenomen in bijlage 8. 4. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in dit artikel neergelegde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 1639q van het Burgerlijk Wetboek, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.’’ Artikel 63 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 63 Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van een uitkering aan werknemers die ingevolge het bepaalde in artikel 29C, de leden 1 en 2, zijnde het collectief omslagstelsel, van deze CAO vervroegd uit het arbeidsproces treden, te weten de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- en Afwerkingsbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH). 2. De werkgever is met betrekking tot de financiering van deze regeling verplicht aan de Stichting Sociaal Fonds Schildersbedrijf, althans aan de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- en Afwerkingsbedrijf, een bijdrage te betalen. Deze bijdrage – welke wordt uitgedrukt in een percentage van de loonsom, zoals bedoeld in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering – is de werkgever per 4-weken periode bij wijze van voorschot verschuldigd. 3. a. De bijdrage bedoeld in het vorige lid, welke de werkgever voor de financiering van de uitvoering van artikel 29C van deze CAO is verschuldigd en waarbij tevens de werkgever gerechtigd is een bijdrage van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering op het loon van de werknemer in te houden, bedraagt als volgt:
14
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
Vanaf 1 januari 19961) Vanaf 17 juni 1996 Vanaf 1 januari 19971)
totale premie
premiedeel werkgever
premiedeel werknemer
6,00% 6,00% 6,25%
3,00% 3,00% 3,00%
3,00% 3,00% 3,25%
In geval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdrage hoger danwel lager blijkt te zijn dan het in dat jaar voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste van het volgend kalenderjaar gebracht.’’ Artikel 69 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 69 Garantiefonds 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van uitkeringen aan werknemers in geval de werkgever niet voldoet aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 24A van deze CAO, of in geval de werknemer over onvoldoende saldo bij het Vakantiefonds beschikt om te voorzien in de loonderving over verlofdagen, feestdagen of extra verplichte snipperdagen, te weten de Stichting Garantiefonds Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH). 2. In 19951), tot en met week 24, is de werkgever aan het Garantiefonds een bijdrage verschuldigd ter hoogte van 0,20% van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering Vanaf week 25 in 1995 is geen premie meer verschuldigd.’’
) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
15
BIJLAGE 2A VAKANTIEFONDSREGLEMENT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING VAKANTIEFONDS SCHILDERSBEDRIJF HOOFDSTUK II MIDDELEN Artikel 2 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 2 Bijdragen werkgevers 1. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, jegens de werknemer, voorzover in de CAO daartoe een verplichting is opgenomen, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de opbouw van diens verlofwaarden, met dien verstande dat per kalenderjaar een maximum van het na aftrek van de in het kalenderjaar vallende feestdagen, extra verplichte snipperdagen, het bij CAO vastgestelde aantal verlofdagen en de zaterdagen en de zondagen resterende aantal kalenderdagen plus tien in aanmerking wordt genomen. 2. Naast de in lid 1 genoemde bijdrage is de werkgever voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de betreffende werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de regeling extra-verlof oudere werknemers en ter zake van administratiekosten. De hoogte van deze bijdragen wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. 3. De in lid 1 bedoelde bijdrage is het resultaat van het PRIS-uurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur vastgestelde toepasselijke PRIS-percentage. Per dag wordt maximaal 71⁄2 uur in aanmerking genomen. 4. De werkgever is van zijn voormelde verplichting tot betaling van de bedragen voor de opbouw van de verlofwaarden gekweten door betaling aan het SFS of haar vertegenwoordigers, eventueel in combinatie met andere te betalen bedragen.’’
16
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen Artikel 5 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 5 De verlofwaarden 1. De door een werkgever ten aanzien van de werknemer verschuldigde bijdragen aan het Fonds betreffen voorzieningen voor de bestrijding van de loonderving over de in de CAO aangegeven vakantie-, feesten extra verplichte snipperdagen, alsmede voor vakantietoeslag. 2. De verlofwaarden zijn, per dag waarop ze worden opgebouwd, naar evenredigheid bestemd voor bepaalde na die dag gelegen vakantie-, feest- en extra verplichte snipperdagen en voor vakantietoeslag. 3. Het bestuur bepaalt nader welk deel van de verlofwaarden voor respectievelijk vakantie-, feest- en extra verplichte snipperdagen bestemd is en welk deel bestemd is voor vakantietoeslag.’’
17
BIJLAGE 4A REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF Artikel 3 wordt gelezen als volgt: Artikel 3 Geldmiddelen 1. Ter financiering van deze regeling is door de werkgever een bijdrage verschuldigd. De bijdrage wordt, als omschreven in artikel 11 lid 7 van de statuten, uitgedrukt in een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemer, vallende onder deze regeling, uitbetaalde loon. Als ,,loon’’ wordt te dezen aangemerkt het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering tot een maximum van het maximum premieloon in de zin van die wet. 2. Door de werkgever zal met ingang van 1 januari 19971) een bijdrage van 3,25% op het loon van de werknemer worden ingehouden. Het in te houden bedrag wordt voor dit reglement aangeduid als werknemersbijdrage. 3. De bijdragen genoemd in lid 1 van dit artikel dienen door de werkgever op eerste vordering te worden afgedragen aan het SFS, dat met de administratieve uitvoering van de regeling is belast. Het percentage, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt per kalenderjaar vastgesteld. De bijdragen dienen per 4-weken-periode bij wijze van voorschot aan het SFS te worden voldaan. Ingeval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan nodig voor de uitvoering van de regeling, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van het volgende kalenderjaar gebracht. 4. Het percentage, bedoeld in lid 1 bedraagt inclusief de werknemersbijdrage 4,7% met ingang van 1 mei 19951), 5,5% met ingang van 19 juni 19951), 6% per 1 januari 19961) en 6,25% per 1 januari 1997.
) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
18
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen BIJLAGE 4B REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET UITVOEREND, TECHNISCH EN ADMINISTRATIEF PERSONEEL SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF Stichting vervroegde uittreding schildersbedrijf REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET UTAPERSONEEL Artikel 3 wordt gelezen als volgt: Artikel 3 Geldmiddelen 1. Ter financiering van deze regeling is door de werkgever een bijdrage verschuldigd. De bijdrage wordt, als omschreven in artikel 11 lid 7 van de statuten, uitgedrukt in een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemer, vallende onder deze regeling, uitbetaalde loon. Als ,,loon’’ wordt te dezen aangemerkt het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering tot een maximum van het maximum premieloon in de zin van die wet. 2. Door de werkgever zal met ingang van 1 januari 19971) een bijdrage van 3,25% op het loon van de werknemer worden ingehouden. Het in te houden bedrag wordt voor dit reglement aangeduid als werknemersbijdrage. 3. De bijdragen genoemd in lid 1 van dit artikel dienen door de werkgever op eerste vordering te worden afgedragen aan het SFS, dat met de administratieve uitvoering van de regeling is belast. Tot dit doel worden door het SFS afzonderlijke fondsen gevormd; ten behoeve van de werknemers UTA en de werknemers UTA-plus, ieder afzonderlijk. Het percentage, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt per kalenderjaar vastgesteld. De bijdragen dienen per 4-weken-periode bij wijze van voorschot aan het SFS te worden voldaan. Ingeval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdragen ) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
19
hoger dan wel lager blijkt te zijn dan nodig voor de uitvoering van de regeling, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van het volgende kalenderjaar gebracht. 4. Het percentage, bedoeld in lid 1 bedraagt, inclusief de werknemersbijdrage, met ingang van 1 mei 19951) 4,25%, met ingang van 19 juni 19951), 5,5% met ingang van 1 januari 19961) 6% en 6,25% met ingang van 1 januari 19971).
) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
1
20
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen AANHANGSEL BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF IN NEDERLAND Ingevolge het gestelde in artikel 2, lid 2, sub d, van de in aanhef genoemde CAO zijn, met uitsluiting van artikel 2 lid 4 onder d, de artikelen 6 tot en met 41 en de artikelen 57 tot en met 69 van die CAO, tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties welke partij zijn bij die CAO de navolgende arbeidsvoorwaarden voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel overeengekomen. Artikel 7B wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 7B Arbeidstijdverkorting 1. ATV-dagen zijn dagen waarop niet gewerkt wordt. De werknemer heeft recht op zeven ATV-dagen. 2. De werkgever zal aan de werknemer gedurende een ATV-dag het loon als bij werken doorbetalen minus eventuele vergoedingen voor die dag. 3. Het recht op ATV-dagen vervalt indien de werknemer op deze dagen arbeidsongeschikt is of recht heeft op verzuim krachtens de artikelen 14 en 15 lid 2. Artikel 33 wordt gelezen als volgt: ,,Artikel 33 Vrijwillig Vervroegd Uittreden 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van een uitkering aan werknemers die ingevolge het bepaalde in artikel 30 van dit UTA-aanhangsel bij de CAO vervroegd uit het arbeidsproces treden, te weten de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- en Afwerkingsbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH). 2. De werkgever is met betrekking tot de financiering van deze regeling verplicht aan de Stichting Sociaal Fonds Schildersbedrijf, althans aan de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- en Afwerkingsbedrijf, een bijdrage te betalen. 21
Deze bijdrage zal worden uitgedrukt in een percentage van de loonsom, zoals bedoeld in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. 3. a. De bijdrage bedoeld in het vorige lid, welke de werkgever voor de financiering van de uitvoering van artikel 30 van dit aanhangsel bij de CAO is verschuldigd, waarbij tevens de werkgever gerechtigd is een bijdrage, van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, op het loon van de werknemer in te houden, bedraagt als volgt:
Vanaf 1 januari 19961) Vanaf 17 juni 1996 Vanaf 1 januari 1997
totale premie
premiedeel werkgever
premiedeel werknemer
6,00% 6,00% 6,25%
3,00% 3,00% 3,00%
3,00% 3,00% 3,25%
In geval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdrage hoger danwel lager blijkt te zijn dan het in dat jaar voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste van het volgend kalenderjaar gebracht.’’ Afdracht van de bijdragen geschiedt aan een nader door CAOpartijen vast te stellen instelling, waar door middel van kapitaaldekking voor elke individuele werknemer, ten behoeve van een periodieke uitkering bij vervroegde uittreding, kapitaal wordt opgebouwd.
22
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf 1997 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen III. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder II opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd. IV. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. V. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant. VI. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant. ’s-Gravenhage, 30 januari 1997 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens de Minister: De Directeur van het Centraal kantoor van de Arbeidsinspectie, C. J. Meerhof.
23