Bekendmaking verzoek tot wijziging verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID BEKENDMAKING VERZOEK TOT WIJZIGING VERPLICHTSTELLING TOT DEELNEMING IN HET BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; Maakt bekend: 1. dat op 28 september 2012 een aanvraag Is ontvangen van organisaties van werkgevers en van werknemers in de bedrijfstak voor de Bouwnijverheid, daartoe strekkende dat de verplichtstelling, van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 zodanig wordt gewijzigd, dat de werkingssfeer van dit pensioenfonds wordt uitgebreid met de werkingssfeer van de bedrijfstak voorde Betonmortelindustrie. 2. dat zienswijzen tegen inwilliging van bedoelde aanvraag schriftelijk kunnen worden ingediend bij de Minister/Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, voor of op 22 november 2012. 3. dat de op de aanvraag betrekking hebbende stukken tijdens kantooruren ter inzage liggen bij de Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, Anna van Hannoverstraat 4, te 's-Gravenhage en digitaal te raadplegen zijn op http://cao.S2w.nl. Inlichtingen terzake van dit verzoek kunnen worden verkregen onder tel.nr. 070-333 4121 (telefaxnr; 070-333 4090).
's-Gravenhage, 23 oktober 2012 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken: Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M, van der Goes
7echnisch Bureau Bouwnijverheid
[f.
IfvOHKoivfoTni
'■■Vfir'y.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving T.a.v. de heer M .H.M , van der Goes Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG
e S£P 11112
frfr^&
Harderwijk,
28 september 2012
kenmerk: betreft:
1125/12/JD/ro Aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid
Geachte heer Van der Goes, Namens partijen betrokken bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, verzoek ik u de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de bouwnijverheid (bpfBOUW) per 1 januari 2013 te wijzigen. De betrokken partijen zijn: Werkgeversorganisaties: 1. Bouwend Nederland 2. Aannemersfederatie Nederland (AFNL)^ 3. Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nededand (OBN) 4. NVB vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers 5. Vereniging van Waterbouwers 6. Nederlandse Bond van Timmerfabrlkanten (NBvT) 7. Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) 8. Algemene Nederlandse Bond van Natuursteenbedrijven (ABN) 9. Vereniging van Ondernemers van Betonmortelfabrlkanten In Nederland (VOBN) Werknemersorganisaties: 1. FNV Bouw 2. CNV Vakmensen
^ De volgende verenigingen worden vertegenwoordigd door de AFNL: Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM), Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV), Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (Bovatin), Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven (NVK), Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN), Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistlngbedrijven (VSB), Vereniging van Infrabedrijven M KB INFRA, Boorinfo Branche Vereniging, Noordelijke vereniging BurgeHIjke- en Utiliteitsbouw, Vereniging Kalkzandsteen LIjmbedrijven (VKL), VERAS Vereniging voor aannemers in de sloop, Ondernemersorganisatie M KB Bouw 1
Technisch Bureau Bouwnijverheid
Toelichting aanvraag De wijziging van de verplichtstelling heeft betrekking op de toevoeging van de bedrijfstak betonmortelindustrie onder A.2 sub g in bijgevoegde werkingssfeer. Partijen bij de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen hebben besloten met ingang van 1 januari 2013 de uitvoering van de pensioenovereenkomst betreffende ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, de aanvullingsregeling 55min en het arbeldsongeschiktheldspensioen onder te brengen bij bpfBOUW. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie (Bpf-Mortel) heeft op 26 september 2012 een voorgenomen besluit tot liquidatie en collectieve waardeoverdracht genomen en neemt later dit jaar, nadat De Nederlandsche Bank de collectieve waardeoverdracht heeft goedgekeurd, het definitieve llquidatlebesluit. Bpf-Mortel zal derhalve ophouden te bestaan. Vanaf 1 januari 2013 gaan werknemers in de Betonmortelindustrie deelnemen in bpfBOUW. Namens cao-partijen in de Betonmortelindustrie ontvangt u een verzoek tot Intrekking van de verplichtstelling tot deelneming In Bpf-Mortel. Onderhavige wijziging van de verplichtstelling Bouwnijverheid hangt derhalve nauw samen met het verzoek tot Intrekking van de verplichtstelling tot deelneming in BpfMortel. Wij verzoeken u dan ook de besluitvorming op het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling Bouwnijverheid en het verzoek tot intrekking van de verplichtstelling Betonmortelindustrie gelijktijdig plaats te laten vinden. Het effect van de wijziging van de verplichtstelling bouwnijverheid op de doorsneepremie en de kostendekkende premie van bpfBOUW is nihil. Representativiteitsgeg evens De bedrijfstak betonmortelindustrie onderscheidt zich op basis van bedrijfsactiviteiten van de andere sectoren binnen de verplichtstelling. Voor wat betreft andere arbeidsvoorwaarden dan pensioen Is in deze bedrijfstak de eigen CAO Mortel- en Morteltransportondernemingen overeengekomen tussen de VOBN en de vakbonden FNV Bouw en CNV Vakmensen. Nu sprake is van een afgebakende bedrijfstak betonmortelindustrie, wordt de representativiteit op grond van het Toetsingskader Wet Bpf 2000 beoordeeld voor wat betreft de werkingssfeer van deze bedrijfstak. Hierover deel Ik u het volgende mede: 1. a. b. c. d. e.
Werkgevers lid van de werkgeversorganisatie VOBN aantal werkgevers: 46 gebruikte bronnen: ledenbestand VOBN gehanteerde onderzoeksmethode: populatieonderzoek wijze van meting: meting op peildatum peildatum: 27 augustus 2012
2. a. b. c.
Werknemers in dienst van werkgevers genoemd onder 1. aantal werknemers: 1438 gebruikte bronnen: ledenbestand VOBN en Cordares basisadministratie gehanteerde onderzoeksmethode: populatieonderzoek 2
Technisch Bureau Bouwniiverheid
d. wijze van meting: meting op peildatum e. peildatum: 27 augustus 2012 3. Totaal werkgevers a. aantal werkgevers:87 b. gebruikte bronnen: Cordares basisadministratie c. gehanteerde onderzoeksmethode: populatieonderzoek d. wijze van meting: meting op peildatum e. peildatum: 27 augustus 2012 4. a. b. c. d. e.
Totaal werknemers: aantal werknemers: 1848 gebruikte bronnen: Cordares basisadministratie gehanteerde onderzoeksmethode: populatieonderzoek wijze van meting: meting op peildatum peildatum: 27 augustus 2012
Op basis van het bovenstaande betreft het representativltettspercentage 77,81%. De grenzen van het domein waarover de gegevens zijn verzameld zijn gerelateerd aan de werkingssfeer van de betonmortelindustrie. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën personen zijn in de tellingen buiten beschouwing gelaten. Bijlagen Bijgevoegd treft u ten behoeve van de aanvraag de volgende bescheiden aan: - digitale tekst werkingssfeer (wijziging vet weergegeven); - op papier de werkingssfeer (in viervoud); - actuariële en bedrijfstechnlsche nota (concept); " gewijzigde statuten (concept); - gewijzigd pensioenreglement (concept); - gewijzigd uitvoeringsreglement (concept). De abtn, statuten en reglementen betreffen concepten. Het bestuur van bpfBOUW heeft deze stukken op 20 september jl. geaccordeerd. Op 15 november a.s. zal het bestuur van bpfBOUW deze stukken, na goedkeuring van de Deelnemersraad, definitief vaststellen en ondertekenen. Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en in afwachting van uw besluit, verblijven wij. Met vriendelijke groet.
j . van Dongen secretaris cao-partijen
Werkingssfeer bpfBOUW
'De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is verpHchl gesteld voor: A 1.
2.
werknemers die werkzaam zijn in ondememingen, waaronder begrepen instellingen en verenigingen ten algemenen nutte, als hiema omschreven tot de eerste dag van de maand waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken voor het ouderdoms- en het arbeidsongeschiktheidspensioen. De onder 1 bedoelde ondememingen zijn: a. de ondememingen, waarvan het bedrijf gericht is op productie voor derden op het gebied van; 1. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren - met alle daartoe dienstige materialen en werkwijzen - van bouwwerken op het gebied van de Burgeriijke en utiliteitsbouw, Grond-, Water-, Spoor-, en Wegenbouw, het Straatmakersbedrijf, het Heibedrijf, de Kust- en Oeverwerken en het Grondborings- en Buizenleggersbedrij f, alsmede werken die naar hun aard tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend. Onder bouwwerken worden verstaan respectievelijk daarmee gelijkgesteld: woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard, ovenbouw en schoorsteenbouw, voor zover geen onderdeel van isolatiewerkzaamheden, alle dakbedekkingen niet zijnde bitumineuze of van aluminium, kunststof, zink, lood of koper, egalisatie van terreinen, bouwrijp maken, fiinderingen, steigerbouw, grondwerken anders dan van agrarische aard alsmede cultuurtechnische werkzaamheden die geen direct verband houden met de uitoefening van het agrarisch bedrijf dan wel het hoveniersbedrij f, rioleringsnetten, grondborings-, bronbemalings-, sondeer- en buizenlegwerken, zinkers, doorpersingen en regeninstallaties, kust- en oeverwerken, hei- en funderingswerkzaamheden, spoorwerken, waterbouwkundige kunstwerken, bouwkundige voorzieningen voor land-, water- en luchtverkeer, sloopwerken, wegenbouw en bestratingswerkzaamheden en het leggen van kabels voor verschillende doeleinden (het leggen van kabels voor zover niet vallend onder de verplichtstellingsbeschikkingen van de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek en de Stichting Pensioenfonds voor de Metalektro); 2. het uitvoeren van verbouwingen en/of onderhoudswerk aan bouwwerken en het herstellen, bekleden, conserveren en verfraaien van deuren; 3. het uitvoeren op bouwplaatsen van onderdelen van bouvt^erken (respectievelijk verbouwingen of onderhoudswerk); het elders vervaardigen van deze onderdelen wordt hiennee gelijkgesteld, indien de ondememing, die de onderdelen vervaardigt, tevens zorg draagt voor de verwerking daarvan in het bouwwerk; 4. het verlenen van diensten op bouwplaatsen; 5. het tot stand brengen van bedrijfsklare projecten indien de totstandkoming daarvan mede uitvoering van een of meer bouwwerken omvat; 6. het slopen van bouwwerken; 7. het verrichten van grondwerken in relatie tot het uitvoeren van bouwwerkzaamheden voor zover betrekking hebben op grondverzetwerkzaamheden ten behoeve van de bij A, 2 sub a 1 tot en met 6 en 8 genoemde werkzaamheden; 8. het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van werkzaamheden bij de uitvoering van werken als hiervoor genoemd bij A, 2 sub a onder 1 tot en met 7; 9. asfaltproductie; 10. het aanbrengen van wegmarkeringen; 11. betonreparatie van constructieve aard en betoninjectering; 12. het afgraven van verontreinigde grond; 13. droge zandwinning; 14. het ontwerpen, aanleggen, veranderen, herstellen, onderhouden of ontstoppen en/of bedrijfs vaardig opleveren van de openbare riolering vanaf het ovemamepunt van hel waterkwaliteitsbeheer tot aan de perceelgrens alsmede hierbij opgedragen werkzaamheden aan de buitenriolering vanaf de perceelgrens tot 0,5 meter buiten de gevel; 15. het opbouwen en/of plaatsen van verplaatsbare verblijfsruimten (units bedoeld voor tijdelijke behuizing), voor zover het plaatsen gemeten naar de loonsom niet slechts een uitvloeisel is van de fabricage van deze verblijfsmimten; 16. het verrichten van civieltechnische werkzaamheden; 17. asbestverwijdering aan of op bouwwerken, met uitzondering van asbestverwijdering als voorbehandeling ten behoeve van het aanbrengen, herstellen, bekleden afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen; Onder productie voor derden wordt mede verstaan dienstverlening aan derden dan wel het uitvoeren van bouwwerken voor eigen rekening met het doel het gebouwde aan derden te verkopen, te verhuren of op andere wijze ter beschikking te stellen.
b. met ondememingen die werkzaamheden uitvoeren als hiervoor onder a genoemd, worden gelijkgesteld: la. uitzendondernemingen die voor meer dan 50% van de loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen (in de zin van artikel 7:690 BW) aan ondememingen als bedoeld in A, 2 sub a en b onder 4 en 5, met uitzondering van uitzendondernemingen die lid zijn van de ABU of de NBBU, en die hun arbeidskrachten ter beschikking stellen aan ondememingen als bedoeld in A, 2 sub a en b onder 4 en 5; Ib. uitzendondememingen die voor 50% of minder van de loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen (in de zin van artikel 7:690 BW) aan ondememingen als bedoeld m A, 2 sub a en b onder 4 en 5 en/of lid zijn van de ABU of NBBU. De verplichtstelling is voor deze uitzendondememingen alleen van toepassing op hun uitzendwerknemers die ter beschikking zijn gesteld van ondememingen als bedoeld in A, 2 sub a en b onder 4 en 5 én vakkracht zijn én - voorafgaand aan de uitzendarbeid deelnemer in het fonds waren, of - langer dan 12 maanden als vakkracht werkzaam zijn (geweest). Onder vakkracht wordt in dit verband verstaan: 1. de uitzendwerknemer, niet behorende tot het uitvoerend, technisch en administratief personeel, die: - ingevolge een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO) een opleiding volgt als bedoeld in artikel 28 lid 3 van de CAO voor de Bouwnijverheid (besluit van 6 september 2007 (Stcrt. 2007, nr. 174), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 maart 2008 (Stcrt. 2008, nr. 49)), of - in het bezit is van een diploma of praktijkcertificaat van een opleiding ais bedoeld in artikel 28 lid 3 van de CAO voor de Bouwnijverheid, of - als vakvolwassene een beroepsopleiding in de bouw volgt, of - binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden bouwwerkzaamheden in de zin van de CAO voor de Bouwnijverheid heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of- zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid voor een ondememing als bedoeld onder A, 2 sub a en b onder 4 en 5); 2. de uitzendwerknemer, behorend tot het uitvoerend, technisch en administratief personeel, die: - in het bezit is van een diploma op ten minste niveau 2 van de beroepsopleidende leerweg (BOL) in een bouwtechnische richting, of - binnen een periode van twee j aar in totaal twaalf maanden werkzaamheden als uitvoerend, technisch en administratief werknemer in de zin van de CAO voor de Bouwnijverheid heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of- zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid voor een onderneming als bedoeld onder A, 2 sub a en b onder 4 en 5);
2. uitzendondememingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen in de zin van artikel 7:690 BW (Staatsblad 1998, 300), die onderdeel zijn van een concem dat bestaat uit (een) onderaeming(en) als bedoeld in A, 2 sub a en b onder 4 en 5; 3. paritair afgesproken arbeidspools die arbeidskrachten ter beschikking stellen aan een of meer ondememingen als bedoeld in A, 2 sub a en b onder 4 en 5; 4. de natuurlijke personen en rechtspersonen die bouwwerken of verbouwingen in eigen beheer doen uitvoeren met het doel het gebouwde voor zichzelf of voor de eigen onderneming in gebruik te nemen, dan wel ter beschikking van personeelsleden te stellen; 5. de natuurlijke personen en rechtspersonen die verbouwingen en onderhoudswerken in eigen beheer doen uitvoeren aan gebouwen, die zij in eigendom bezitten of in beheer hebben. c. de ondememingen op het gebied van het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo-ZVloerenbedrijf Onder Stukadoors- en Afbouwbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als: 1. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van raapwerk aan wanden, plafonds of gevels (met bijvoorbeeld kalk, zand, cement en alle soorten bindmiddelen); 2. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van pleisterwerk aan wanden, plafonds of gevels (met bijvoorbeeld kalk, gips, cement, krijtwit, kunsthars, steenslag en soortgelijke toeslagen); 3. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van schuurwerk aan wanden, plafonds of gevels (met bijvoorbeeld fïjn-zand, kalk, gips, steenslag en soortgelijke toeslagen); 4. het met de hand dan wel mechanisch plaatsen c.q. verwerken van gips- en gasbetonblokken en andere soorten bouwblokken, alle soorten gipskartonplaten, stucaiiet, riet of rietmatten, steengaas, ribbenstrekmateriaal, profielen, houtwol-cementplaten, kunststofschuimplaten, minerale en soortgelijke materialen tot een hechtgrond voor verdere afwerking;
5. 6. 7.
8. 9. 10. 11.
12. 13. 14. 15.
16.
17. 18. 19. 20. 21. 22.
het met de hand dan wel mechanisch behandelen van plafonds, wanden, vloeren of gevels (met bijvoorbeeld kalk, natuurlijke of chemische handgips, zand en andere vulstoffen, gedolven en rauhfaser); het met de hand dan wel mechanisch behandelen van buitengevels (met bijvoorbeeld kunststofschuimplaten, alle soorten lijm, zand en cement); het met de hand dan wel mechanisch behandelen c.q. herstellen van betonvlakken waarin al dan niet een wapening is opgenomen, met species bestaande uit cement of nadere bindmiddelen en zand of andere vulstoffen, daaronder mede begrepen een of meer componenten kunststof reparatiespecies al dan niet onder toevoeging van andere stoffen; het met de hand dan wel mechanisch vervaardigen of aanbrengen van ornamenten, lijstwerken of soortgelijke versieringen van bijvoorbeeld gips, zand, cement, kalk, kunststof of soortgelijke materialen; het met de hand dan wel mechanisch verrichten van wit-, saus-, silicaat-, of soortgelijk werk; het met de hand dan wel mechanisch verwerken c.q. herstellen van ondergronden (met bijvoorbeeld cement of anderen bmdmiddelen, zand of andere vulstoffen); het met de hand, mechanisch dan wel op enigerlei andere wijze plaatsen c.q. aanbrengen c.q. monteren (ter vervaardiging) van al dan niet vrijhangende systeemplafonds, systeemwanden en/of (verhoogde)systeem vloeren, waarbij worden verwerkt metalen en/of minerale producten, kunststof of enigerlei ander materiaal, incliuiief alle bijkomende werkzaamheden, zoals daar onder meer zijn het aanbrengen van een raamwerk c.q. bevestigingselementen, het aanbrengen van profïelen/strips en het aanbrengen van armaturen; bij ieder van de hiervoor bij A, 2 sub c onder 1 tot en met 11 beschreven handelingen dient te worden gelezen: dan wel elk ander materiaal, dat kan worden toegepast ook als dat een andere verwerkingsmethode tot gevolg heeft; het vervaardigen van vloeren van cement of andere bindmiddelen en zand of anderen vulstoffen al dan niet onder toevoeging van andere stoffen voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hier\'oor bij A, 2 sub c onder 1 tot en met 11 beschreven handelingen; het aanbrengen van: keramische, glazen, natuurstenen en/of kunststenen tegels; mineraal gebonden en/of kunststof gebonden producten, voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hiervoor bij A, 2 sub c onder 1 tot en met 11 beschreven handelingen; het verrichten van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van niet constructieve bouwkundige aard, die rechtstreeks voortvloeien uit, althans op gronden van praktische aard moeten worden beschouwd als nauw samen te hangen met, de hiervoor bij A, 2 sub c onder 1 tot en met 11 beschreven handelingen, indien de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van niet constmctieve bouwkundige aard een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsuitvoering in een bepaalde ondememing; het ten behoeve van derden aanbrengen van betonémaille of ander materiaal ter afwerking van pleisterlagen zulks ongeacht de daarbij gebruikte methode, voor zover de werkzaamheden niet gericht zijn op de uitoefening van het schilders- of behangbedrijf en voor zover door een commissie welke haar bevoegdheden ontleent aan het Bedrijfschap, de betreffende ondememing heeft verklaard niet onder het stukadoorsbedrijf te ressorteren. het al dan niet systeemmatig verwerken van riet of rietmatten dan wel houtwol-, gips, gipskarton-, steenwol-, kunststofschuim- of soortgelijke platen tot een hechtgrond voor raap-, en pleister- of schuurwerk; het stellen van steengaas, metaalgaas, kunststofgaas of soortgelijke materialen tot een hechtgrond voor raap-, pleister- of schuurwerk; het aanbrengen van raaplagen op wanden, muren en gevels; het vertinnen van wanden, muren en gevels; het vervaardigen van sgrafitto's; het vervaardigen van fresco's.
Onder Terrazzobedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamlieden als; 1. het vervaardigen van kunstgraniet, terrazzo, sierbeton en andere soortgelijke door menging van zand, grint, steenslag (grof en gemalen) al dan niet uitsluitend met cement of andere bindmiddelen verkregen producten; 2. het bewerken en/of afwerken van terrazzoproducten en -vloeren met de bedoeling het oppervlak de beoogde stmctuur, samenstelling of gebmikseigenschappen te geven door middel van verdichten, slijpen, schuren, boucharderen, polijsten en/of soortgelijke werkzaamheden. Onder Vloerenbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als;
1. 2. 3. 4. 5.
het vervaardigen of bewerken dan wel afwerken van vloeren door menging van grint, steenslag of zand of mengsels daarvan al dan niet met andere vulstoffen en/of vezels met cement of andere bindmiddelen en/of toeslagstoffen; het monolithisch afwerken van vloeren door middel van hel aanbrengen van een dunne pleisterlaag; het vervaardigen of bewerken van vloeren door menging van korrels, poeder of vezelachtige vulstoffen hetzij van organische hetzij van anorganische aard met bindmiddelen dan wel componenten welke tezamen met bindmiddel vormen; het in het werk uit een pasteuze of vloeibare massa vervaardigen en aanbrengen, of het bewerken van kunststof vloeren, slijtlagen, beschermlagen of andere afwerklagen al dan niet naadloos; het prepareren, bewerken of afwerken van niet constmctieve cementgeboden of kunststof vloeren door middel van vlinderen, frezen, stralen, schuren en/of andere soortgelijke werkzaamheden.
d. met ondememingen die werkzaamheden uitvoeren als hiervoor onder c genoemd, worden gelijkgesteld; la. uitzendondememingen die voor meer dan 50% van de loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen (in de zin van artikel 7:690 BW) aan ondememingen als bedoeld in A, 2 sub c, met uitzondering van uitzendondememingen die lid zijn van de ABU of de NBBU, en die hun arbeidskrachten ter beschikking stellen aan ondememingen als bedoeld in A, 2 sub c; Ib. uitzendondememingen die voor 50% of minder van de loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen (in de zin van artikel 7:690 BW) aan ondememingen als bedoeld in A, 2 sub c en/of lid zijn van de ABU of NBBU. De verplichtstelling is voor deze uitzendondememingen alleen van toepassing op hun uitzendwerknemers die ter beschikking zijn gesteld van ondememingen als bedoeld in A, 2 sub c én vakkracht zijn én - voorafgaand aan de uitzendarbeid deelnemer in het fonds waren, of - langer dan 12 maanden als vakkracht werkzaam zijn (geweest). Onder vakkracht wordt in dit verband verstaan: 1. de uitzendwerknemer, niet behorende tot het uitvoerend, technisch en administratief personeel, die: - ingevolge een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO) een opleiding volgt als bedoeld in artikel 45 en artikel 48 van de CAO Afbouw (besluh van 1 februari 2007 (Stcrt. 2007, nr. 25)), of - in het bezit is van een diploma of praktijkcertificaat van een opleiding als bedoeld in artikel 45 of 45a van de CAO Afbouw, of - als vakvolwassene een beroepsopleiding in de afbouw volgt, of - binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden werkzaamheden in de zin van de CAO Afbouw heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of- zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid voor een ondememing als bedoeld onder A, 2 sub c); 2. de uitzendwerknemer, behorend tot het uitvoerend, technisch en administratief personeel, die: - in het bezit is van een diploma op ten minste niveau 2 van de beroepsopleidende leerweg (BOL) in een bouwtechnische richting, of - binnen een periode van twee jaar m totaal twaalf maanden werkzaamheden als uitvoerend, technisch en administratief werknemer in de zin van de CAO Afbouw heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of- zodra dit het geval is - gedurende het verrichten van de uitzendarbeid voor een ondememing als bedoeld onder A, 2 sub c); e. de ondememingen op het gebied van het natuursteenbedrij f Hieronder worden verstaan ondememingen waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het be- of verwerken van natuursteen of het plaatsen van blokken, platen (ongeacht hun maat), halfproducten, eindproducten of tegels van natuursteen, evenals ondememingen die deze zaken (doen) leveren en stellen op bouw- en begraafplaatsen. Onder 'bewerken van natuursteen' valt ook het kristalliseren, schuren en slijpen van natuursteen, het aanbrengen, reinigen en restaureren van inscripties evenals het onderhoud van grafwerk. Kunststeen wordt gelijk gesteld aan Natuursteen. f
de ondememingen op het gebied van de timmerfabrieken. Hieronder worden verstaan; 1. de ondememingen, waarin uitsluitend of in hoofdzaak - gemeten naar de loonsom - het bedrij f wordt uitgeoefend van het met gemechaniseerde productiemiddelen vervaardigen van timmerwerk van hout of kunststof Onder tinunerwerk wordt onder meer begrepen het ver\'aardigen van kozijnen, ramen, trappen, deuren, gevelvullende elementen, andere houtconstmcties zoals haspels en betonmallen en decoratieve producten van hout voor de particuliere tuin. Onder vervaardigen van timmerwerk wordt mede begrepen het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gereed gemaakte producten. 2. Onder tiimnerwerken vi'orden ook begrepen de producten in het kader van de lijm- en/of houtbouw zoals: gelijmde dragende houtconstmcties, kapelementen, uit elementen opgebouwde demontabele keten, hallen,
scholen, zomerhuisjes e.d., onderdelen van bouwsystemen zoals bijvoorbeeld scheidingswanden. Onder houtbouw wordt tevens verstaan het vervaardigen en toeleveren van alle 'verplaatsbare houten verblijfsmimten' als verzamelnaam van twee soorten producten namelijk; - de mimten die in een ondememing geheel gebruiksklaar gemaakt worden en waarvoor op de plaats van bestemming geen of zo goed als geen verdere bewerking meer nodig is; - de systeembouw: dat is het procédé en alle variaties daarop waarbij voor zover uitsluitend of in hoofdzaak - gemeten naar de loonsom - bouwelementen van hout en kunststof in de fabriek worden gemaakt, maar op de plaats van bestemming worden gemonteerd. Onder houtbouw wordt eveneens begrepen wagenbouw voor zover de wagens naar bestemming niet mobiel zijn en de vervoersflinctie ondergeschikt is, zoals: houten stacaravans, keet, schaft- en woonwagens en cascoopbouw, alsmede het op de bouwplaats stellen en afwerken van in eigen fabriek gereed gemaakte producten. Onder casco-opbouw wordt verstaan: de houten opbouw van casco's van beton en/of staal met als eindproduct het woonschip, 3. Onder de ondememmgen op het gebied van timmerfabrieken worden mede verstaan de ondememingen, waarin de vervaardiging van timmerwerk naar loonsom gemeten de belangrijkste activiteit is maar waarin tevens de activiteiten zijn gericht op verhuur en lease. 4. Onder de ondememingen op het gebied van timmerfabrieken worden mede verstaan de ondememingen, die uitsluitend of in hoofdzaak loon-, zaag- en/of schaafwerk verrichten, direct ten behoeve van de vervaardiging van timmerwerk. 5. Onder ondememing op het gebied van timmerfabrieken worden mede verstaan de samenwerkingsverbanden die z;ijn opgericht door ondememingen zoals genoemd in lid 1, 3 en 4 en welke ten doel hebben met een (jeugdige) werknemers een arbeidsovereenkomst te sluiten en deze een opleiding te geven volgens de richtlijnen van de landelijke organen zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Staatsblad 2004,353). g. de ondernemingen op het gebied van de Mortel- en Morteltransportondernemingen. Hieronder worden verstaan ondernemingen die werkzaamheden verrichten of doen verrichten waarbij het bedrijfis gericht op de productie en/of het transporteren van betonmortel en/of prefab metselspecie voor derden, alsmede op het transporteren van betonmortel op de bouwplaats (betonmortelfabrikanten). a. Onder betonmortel wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde betonspecie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling, bestaande uit het bindmiddel cement, de toeslagmaterialen zand, grind en/of steenslag en/of zware toeslagmaterialen en water en eventueel hulpstoffen dan wel vulstoffen ter beïnvloeding van bepaalde eigenschappen ter verkrijging van een gevraagde kwaliteit. b. Onder prefab metselspecie wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde metselspecie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling bestaande uit het bindmiddel cement, het toeslagmateriaal zand, water en hulpstoffen en/of toevoegingen, dan wel andere bindmiddelen, gereed voor verwerking op de bouwplaats. 3.
Indien een ondememmg, die naast het bedrijf als bedoeld in A, 2, tevens een ander bedrijf (andere productie voor derden) uitoefent, geldt voor de toepasselijkheid van deze verplichtstelling het volgende. a. Indien er geen afzonderlijke afdelingen zijn en de productie van het bedrijf als bedoeld in A, 2 overweegt, geldt deze verplichtstelling voor alle werknemers van de ondememing. b. Indien in een afzonderlijke afdeling zowel het bedrijf als bedoeld onder A, 2 als een ander bedrijf wordt uitgeoefend en de productie van het bedrijf als bedoeld onder A, 2 overweegt, geldt deze verplichtstelling voor alle werknemers als bedoeld onder A, 1 met uitzondering van de werknemers van de afdeling waar het andere bedrijf wordt uitgeoefend. c. Indien elk afzonderlijk bedrijfin een afzonderlijke afdeling wordt uitgeoefend, geldt deze verplichtstelling ten aanzien van alle werknemers in de afdeling waar de bij A, 2 bedoelde werkzaamheden worden uitgeoefend. Afzonderlijke afdelingen worden aanwezig geacht indien iedere bedrijfsuitoefening feitelijk als zelfstandige eenheid is georganiseerd. De overwegende productie wordt bepaald door vergelijking van de in elke productie verloonde bedragen.
4.
Met dien verstande dat hierboven onder 'werknemer' wordt verstaan een ieder die werkzaam is: a. ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW (Staatsblad 1997, 37); b. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij/zij zelf ondemcmer is; c. als hulp van de aannemer van werk, als bedoeld onder b; d. als uitzendwerknemer als bedoeld in artikel 7:690 BW (Staatsblad 1998, 300). Van het bepaalde onder A, 4 sub a en d is uitgezonderd de ter beschikking gestelde werknemer, die tijdelijk in Nederland arbeid verricht en wiens arbeidsovereenkomst wordt beheerst door een ander recht van de EU dan het
Nederlandse recht. Onder ter beschikking gestelde werknemer wordt in dit verband verstaan iedere werknemer die gedurende een bepaalde periode werkt in Nederland, dat niet de EU-lidstaat is waar die werknemer gewoonlijk werkt. 5.
In afwijking van het hierboven bepaalde, geldt de verplichtstelling niet voor: a. direct- en indirect-grootaandeelhouders in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Staatsblad 2004, 556) van naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid; b. praktikanten/(deelnemer-)stagiair(e)s aan wie geen loon wordt betaald, vakantiewerkers en daarmee gelijk te stellen personen.
B zelfstandigen, die werkzaamheden verrichten op het gebied van: a. het natuursteenbedrijf als hiervoor bedoeld onder A, 2, sub e; b. het terrazzo-/vloerenbedrijf als hiervoor bedoeld onder A, 2, sub c; c. het stukadoors- en afbouwbedrijf als hiervoor bedoeld onder A, 2, sub c; tot de eerste dag van de maand waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken voor het ouderdomspensioen. Met dien verstande dat onder 'zelfstandige' wordt verstaan iedere natuurlijke persoon, die als ondernemer werkzaamheden verricht en/of doet verrichten'.
BIJLAGE Uitgangspunten voor de indeling en de overgang van ondernemingen door de Commissie Werkingssfeer • Werkzaamheden uitgevoerd binnen de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur van de Landbouw kunnen raken aan de werkingssfeer van de Bouwnijverheid. • De huidige besluiten tot verplichtstelling van beide bedrijfstakpensioenfondsen kennen ieder voor zich een adequate afbakening van werkingssferen, zij het dat die afbakening niet expliciet is toegeschreven op in gang gezette en naar verwachting voortschrijdende ontwikkelingen in de sectoren Bos en Natuur en Hoveniers. • Tegen die achtergrond hebben partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid besloten tot gezamenlijke inrichting van een Commissie Werkingssfeer, die aan de hand van onderstaande criteria verantwoordelijk Is voor en beslist over de indeling en overgang van ondernemingen in de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur. • De raakvlakken tussen de sector Hoveniers, waaronder tevens begrepen groenvoorzienings- en greenkeeperswerkzaamheden, en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden die in samenhang worden uitgevoerd met het "al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen", te weten de onderdelen "een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen". Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de voorbereidende grondwerkzaamheden behoren tot de greenkeeperswerkzaamheden maar alleen daar waar het de grond bewerking c.q, profilering van de toplaag betreft en niet hei grove grondverzet bijvoorbeeld in het kader van de aanleg van terreinen. Eveneens bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de werkzaamheden met betrekking tot wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, in het kader van het Hoveniersbedrijf van ondergeschikt belang zijn. Als aftiakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid. • De raakvlakken tussen de sectoren Bos en Natuur en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden in het kader van het terreinbeheersbedrljf, voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd in het kader van droge en natte natuurterreinen alsmede het aannemingsbedrijf voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd op het terrein vetn de weg- en waterbouw, kust- en oeverwerken en grondverzetwerkzaamheden. Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat voormelde werkzaamheden met betrekking tot het terreinbeheersbedrljf en het aannemingsbedrijf in het kader van de Landbouw van ondergeschikt belang zijn. Als afbakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en Indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid, • Gelet op de aard van de onderhavige arbeidsvoorwaarde, waarbij stabiliteit van essentieel belang is, geldt een overgangsregeling voor die situatie dat een onderneming in het Hoveniersbedrijf of het bedrijf van Bos en Natuur in enig jaar voor meer dan 50% van de loonsom activiteiten heeft ontwikkeld op die gebieden die raken aan de Bouwnijverheid. Indien deze onderneming gedurende een periode van twee achtereenvolgende jaren met zijn loonsom uitstijgt boven de 50%-grens voor de aan de Bouwnijverheid rakende activiteiten, wordt de onderneming definitief bij de Bouwnijverheid ingedeeld. In dat geval wordt aangenomen dat de onderneming structureel meer Bouwnijverheid- dan Landbouw- gerelateerd is.
BIJLAGE 1 : n i e u w e t e k s t S t a t u t e n
Het bestuur van Stichting Bedrljfstakpensloenfonds voor de Bouwnijverheid, gelet op artikel 9 en artikel 21 van de statuten, BESLUIT, Artikel 1, 2, 3, 15, 15a en artikel 25 van de statuten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid als volgt te wijzigen: A r t i k e l 1 ( N a a m , zetel en d u u r ) 2. Zij wordt bij afkorting ook genaamd: bpfBOUW. Toelichting De afkorting was voorheen BPF Bouw. Dit is gewijzigd in bpfBOUW conform de huidige schrijfwijze. Artikel 2 (Definities) g. de bouwnijverheid: de ondernemingen op het gebied van: - het bouwbedrijf; - het stukadoors- en afbouwbedrijf; - het terrazzo/vloerenbedrijf; - het natuursteenbedrijf; - de timmerfabrieken; en - de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , ais omschreven in de laatst geldende verplichtstellingsbeschikking afgegeven door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Met d i e n v e r s t a n d e dat v a n a f 1 j a n u a r i 2 0 1 3 t o t h e t m o m e n t d a t de v e r p l i c h t s t e l l i n g t o t d e e l n e m i n g in het f o n d s v a n t o e p a s s i n g w o r d t op o n d e r n e m i n g e n op het gebied van de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e i s , zoals o m s c h r e v e n in o n d e r d e e l r v a n d i t a r t i k e l ; Toelichting Als gevolg van de aansluiting van Bpf-Mortel bij bpfBOUW moet In onderdeel g de bedrijfstak betonmortelindustrie toegevoegd worden. Omdat de verplichtstellingsbeschikking waarschijnlijk niet per 1 januari 2013 is gewijzigd, wordt de werkingssfeer van de bedrijfstak betonmortelindustrie opgenomen in de Statuten (zie artikel 2 onderdeel r). In onderdeel g wordt dan verwezen naar de verplichtstellingsbeschikking en naar onderdeel r van de Statuten voor de definitie van de bedrijfstak betonmortelindustrie h. werkgever; 1. iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in de bouwnijverheid werknemers, als bedoeld onder j. arbeid doet verrichten; alsmede 2. de n a t u u r l i j k e of rechtspersoon die o n d e r de w e r k i n g s s f e e r v a n het f o n d s valt, m a a r niet o n d e r de v e r p l i c h t s t e l l i n g k r a c h t e n s a r t i k e l 2 v a n de W e t v e r p l i c h t e d e e l n e m i n g in een b e d r i j f s t a k p e n s i o e n f o n d s 2 0 0 0 en w a a r m e e het b e s t u u r v r i j w i l l i g e a a n s l u i t i n g is o v e r e e n g e k o m e n ; en 3. de n a t u u r l i j k e of rechtspersoon die niet onder de v e r p l i c h t s t e l l i n g v a n het f o n d s of v a n een ander b e d r i j f s t a k p e n s i o e n f o n d s v a l t en waarmee het bestuur vrijwillige aansluiting is overeengekomen. Het bestuur is bevoegd aan werkgevers als g e n o e m d o n d e r h 2 en h 3 vrijwillige aansluiting toe te staan met inachtneming van het bepaalde In artikel 121 PW en de door het bestuur vast te stellen beleidsuitgangspunten;
Toelichting Aan onderdeel h is een extra lid toegevoegd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat bpfBOUW vrijwillige aansluiting kan overeenkomen met werkgevers die niet onder de verplichtstelling vallen, maar wel onder de statutaire werkingssfeer van het fonds. q. werkingssfeer: de werkgever en werknemers In de hierna te noemen bedrijfstakken in de Bouwnijverheid; - het bouwbedrijf; - de afbouw, bestaande uit het stukadoorsbedrijf, afbouwbedrijf en het terrazzo/vloerenbedrijf; - het natuursteenbedrijf; de timmerindustrie; en - de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , als omschreven in de laatst geldende verplichtstellingsbeschikking, afgegeven door de Minister van Sodale Zaken en Werkgelegenheid, krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Met dien v e r s t a n d e d a t t o t d a t de w e r k i n g s s f e e r v a n de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e is o p g e n o m e n in de v e r p l i c h t s t e l l i n g t o t d e e l n e m i n g in het f o n d s , de w e r k i n g s s f e e r v a n de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e is zoals o m s c h r e v e n in o n d e r d e e l r v a n d i t a r t i k e l ; Toelichting Als gevolg van de aansluiting van Bpf-Mortel bij bpfBOUW moet In onderdeel g de bedrijfstak betonmortelindustrie toegevoegd worden. Omdat de verplichtstellingsbeschikking waarschijnlijk niet per 1 januari 2013 is gewijzigd, wordt de werkingssfeer van de bedrijfstak betonmortelindustrie opgenomen In de Statuten (zie artikel 2 onderdeel r). In onderdeel q wordt dan verwezen naar de verplichtstellingsbeschikking en naar onderdeel r van de Statuten voor de definitie van de bedrijfstak betonmortelindustrie.
r. B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e : O n d e r n e m i n g e n die w e r k z a a m h e d e n v e r r i c h t e n o f doen v e r r i c h t e n w a a r b i j h e t b e d r i j f is g e r i c h t op de p r o d u c t i e e n / o f het t r a n s p o r t e r e n van b e t o n m o r t e l e n / o f p r e f a b metselspecie v o o r d e r d e n , alsmede o p het t r a n s p o r t e r e n v a n b e t o n m o r t e l op de b o u w p l a a t s ( b e t o n m o r t e l f a b r i k a n t e n ) . Onder b e t o n m o r t e l w o r d t v e r s t a a n f a b r i e k m a t i g v e r v a a r d i g d e betonspecie, z i j n d e een mengsel v a n g e l i j k m a t i g e s a m e n s t e l l i n g , bestaande uit het b i n d m i d d e l c e m e n t , de t o e s l a g m a t e r i a l e n z a n d , g r i n d e n / o f steenslag e n / o f z w a r e t o e s l a g m a t e r i a l e n en w a t e r e n e v e n t u e e l h u l p s t o f f e n d a n w e l v u l s t o f f e n t e r beïnvloeding v a n bepaalde eigenschappen t e r v e r k r i j g i n g v a n een gevraagde k w a l i t e i t . Onder prefab metselspecie w o r d t v e r s t a a n f a b r i e k m a t i g v e r v a a r d i g d e metselspecie, z i j n d e een m e n g s e l v a n g e l i j k m a t i g e s a m e n s t e l l i n g bestaande uit het b i n d m i d d e l c e m e n t , het t o e s l a g m a t e r i a a l z a n d , w a t e r en h u l p s t o f f e n e n / o f t o e v o e g i n g e n , dan w e l andere b i n d m i d d e l e n , gereed v o o r v e r w e r k i n g op de b o u w p l a a t s . Toeiichting Door dit lid toe te voegen aan artikel 2 wordt de statutaire werkingsfeer van de stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde Bouwnijverheid uitgebreid. Door deze uitbreiding mag bpfBOUW een pensioenregeling voorde bedrijfstak betonmortelindustrie uitvoeren, maar is daartoe niet verplicht,
Artikel 3 (Doel) Het fonds heeft ten doel: -
gelden bijeen te brengen om, op basis van en onder de voorwaarden als in de reglementen nader is bepaald, aan (gewezen) deelnemers en hun echtgeno(o)t(e)/gereglstreerde partner/ongeregistreerd partner en/of gewezen partner en/of kind pensioenen of uitkeringen te verstrekken ter zake van ouderdom, invaliditeit/arbeidsongeschiktheid en overlijden;
Toelichting Naast invaliditeit is voor de volledigheid arbeidsongeschiktheid toegevoegd. Sinds de invoering van de WIA, kent bpfBOUW een arbeidsongeschiktheidspensioen toe aan de deelnemer die aan de voorwaarden voldoet.
A r t i k e l 15 ( D e e l n e m e r s r a a d ) 2. De d e e l n e m e r s r a a d bestaat u i t 12 r a a d s l e d e n . De d e e l n e m e r s r a a d dient op basis v a n het p r i n c i p e v a n e v e n r e d i g e v e r t e g e n w o o r d i g i n g v a n deelnemers en p e n s i o e n g e r e c h t i g d e n t e w o r d e n s a m e n g e s t e l d . 3. U i t s l u i t e n d d e e l n e m e r s en p e n s i o e n g e r e c h t i g d e n ais bedoeld in a r t i k e l 2 s u b k en m k u n n e n raadslid z i j n v a n de d e e l n e m e r s r a a d , m e t in a c h t n e m i n g v a n lid 5 sub c v a n d i t a r t i k e l . 4 . De v e r t e g e n w o o r d i g e r s van de deelnemers en v a n de p e n s i o e n g e r e c h t i g d e n w o r d e n d o o r en n a m e n s r e p r e s e n t a t i e v e o r g a n i s a t i e s b e n o e m d , w a a r b i j - de raadsleden die d e e l n e m e r z i j n , w o r d e n b e n o e m d door FNV Bouw en CNV V a k m e n s e n . De o n d e r l i n g e v e r d e l i n g t u s s e n het a a n t a l raadsleden, als bedoeld In d i t l i d , w o r d t bepaald d o o r het aantal leden v a n v o o r n o e m d e organisaties o n d e r de d e e l n e m e r s ; en de raadsleden die p e n s i o e n g e r e c h t i g d z i j n w o r d e n benoemd door FNV B o u w en CNV V a k m e n s e n , en naar het o o r d e e l van het b e s t u u r r e p r e s e n t a t i e v e o r g a n i s a t i e s . De o n d e r l i n g e v e r d e l i n g t u s s e n het aantal raadsleden, als bedoeld in d i t l i d , w o r d t bepaald d o o r het a a n t a l leden v a n v o o r n o e m d e organisaties o n d e r de g e p e n s i o n e e r d e n . 5. Het lidmaatschap v a n de d e e l n e m e r s r a a d e i n d i g t d o o r : a. het aflopen v a n de b e n o e m i n g s t e r m i j n van v i e r j a a r ; b. het bedanken door het desbetreffende r a a d s l i d ; c. het o p h o u d e n actief d e e l n e m e r t e z i j n , anders dan d o o r p e n s i o n e r e n . I n het geval v a n pensioneren e i n d i g t het r a a d s l i d m a a t s c h a p aan het einde v a n de z i t t i n g s p e r i o d e en is h e r b e n o e m i n g niet m o g e l i j k als z i j n d e actief d e e l n e m e r ; d . o n t s l a g d o o r de d e e l n e m e r s r a a d ; e. o v e r l i j d e n . 6. Ontslag door de d e e l n e m e r s r a a d is alleen m o g e l i j k w a n n e e r de b e t r o k k e n e , naar de m e n i n g van t e n m i n s t e acht raadsleden, e r n s t i g in g e b r e k e b l i j f t in de uitoefening van zijn functie.
Toeiichting Bij de vorige statutenwijziging heeft de Notaris aangegeven dat artikel 15, lid 2 met betrekking tot de wijze van benoeming van de leden van de deelnemersraad niet geheel In overeenstemming is met artikel 106, lid 1, sub g van de Pensioenwet. In de Pensioenwet staat namelijk dat de wijze van benoeming (en ontslaan) in de statuten moet worden geregeld en niet dat het (ook) in een reglement opgenomen mag worden, DNB volgt dit standpunt ook. Met het oog op het standpunt van DNB, zijn de Statuten aangepast. Artikel 15a (Verantwoordingsorgaan) 2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 12 leden. I n het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, gepensioneerden en werkgevers vertegenwoordigd. Elke geleding heeft eenderde van de zetels e n / o f stemmen. 3. Uitsluitend vertegenwoordigers van deelnemers, gepensioneerden en werkgevers als bedoeld in artikel 1 k, m en h kunnen lid zijn van het verantwoordingsorgaan, met in achtneming van lid 6 sub c van dit artikel. 4. De vertegenwoordigers van de deelnemers, gepensioneerden en werkgevers worden door en namens representatieve organisaties benoemd, waarbij de leden die deelnemer zijn worden benoemd door FNV Bouw en CNV Vakmensen. De onderlinge verdeling tussen het aantal leden, als bedoeld in dit lid, wordt bepaald door het aantal leden van de voornoemde organisaties onder de deelnemers; de leden die gepensioneerd zijn worden benoemd door FNV bouw en CNV Vakmensen, en een naar het oordeel van het bestuur representatieve ouderenorganisatie. De onderlinge verdeling tussen het aantal leden, als bedoeld in dit lid, wordt bepaald door het aantal leden van voornoemde organisaties onder de gepensioneerden met dien verstande dat ouderenorganisaties gerechtigd zijn minimaal lid te benoemen. 5. De werkgeversleden worden benoemd door de in artikel 6 lid 2 vermelde organisaties, waarbij: drie leden worden benoemd door de vereniging Bouwend Nederland, een lid wordt benoemd door de Stichting FOSAG NOA en de vereniging Nederlandse Bond van Timmerfabrlkanten in gezamenlijk overleg. 6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door: a. het aflopen van de benoemingstermijn van vier jaar; b. het bedanken door het desbetreffende raadslid; c. het ophouden actief deelnemer te zijn, anders dan door pensioneren. I n het geval van pensioneren eindigt het raadslidmaatschap aan het einde van de zittingsperiode en is herbenoeming niet mogelijk als zijnde actief deelnemer; d. ontslag door het verantwoordingsorgaan; e. overlijden. 7. Ontslag door het verantwoordingsorgaan is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van tenminste drie vierde van het aantal leden, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie.
8. De rechten en v e r p l i c h t i n g e n v a n het v e r a n t w o o r d i n g s o r g a a n w o r d e n d o o r h e t b e s t u u r bij r e g l e m e n t v a s t g e s t e l d . 9. Het bepaalde in a r t i k e l 6 lid 6 is eveneens van t o e p a s s i n g op de leden v a n het v e r a n t w o o r d i n g s o r g a a n en h u n w e t t i g e e c h t g e n o ( o ) t ( e ) dan w e l g e r e g i s t r e e r d e p a r t n e r . Het bepaalde in a r t i k e l 6 lid 7 t o t en m e t iid 10 is van t o e p a s s i n g o p de leden v a n h e t v e r a n t w o o r d i n g s o r g a a n .
Toelichting Bij de vorige statutenwijziging heeft de Notaris aangegeven dat artikel 15a, lid 2 met betrekking tot de wijze van benoeming van de leden van de deelnemersraad niet geheel in overeenstemming is met artikel 106, lid 1, sub k van de Pensioenwet. In de Pensioenwet staat namelijk dat de wijze van benoeming (en ontslaan) in de statuten moet worden geregeld en niet dat het (ook) in een reglement opgenomen mag worden. DNB volgt dit standpunt ook. Met het oog op het standpunt van DNB, zijn de Statuten aangepast. A r t i k e l 25 ( I n w e r k i n g t r e d i n g ) Deze statuten worden voor zover mogelijk geacht in werking te zijn getreden op een januari negentienhonderdvijfennegentig en zijn laatstelijk gewijzigd bij bestuursbesluit van achtereenvolgens woensdag vierentwintig mei tweeduizendzes, dinsdag dertien juni tweeduizendzes, vrijdag zestien juni tweeduizendzes, donderdag eenentwintig augustus tweedulzendacht, eenendertig maart tweeduizendelf en 2 0 1 2 en deze gewijzigde statuten treden in de verhouding van het fonds tot de belanghebbenden bij het fonds in werking met ingang van [ d a t u m ] . De heer J.W.M. Kerstens (Voorzitter werknemerszijde)
De heer H. de Pagter (Voorzitter werkgeverszijde)
Datum ondertekening
Datum ondertekening
BIJLAGE 3: N i e u w e t e k s t U i t v o e r i n g s r e g l e m e n t
Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, gelet op artikei 9 van de statuten, BESLUIT, Artikel 1, 2, 9 en artikel 20 van het Uitvoeringsreglement Bouwnijverheid als volgt te wijzigen: Artikel 1 (Werkingssfeer) 1. Dit reglement is van toepassing op werkgevers die werknemers in dienst hebben In een onderneming, behorende tot de hierna te noemen bedrijfstakken In de bouwnijverheid: - het bouwbedrijf, - de afbouw, bestaande uit het stukadoorsbedrijf, afbouwbedrijf en het terrazzo/vloerenbedrijf, - het natuursteenbedrijf, e » - de timmerindustrie, en - de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , als omschreven In de laatst geldende verplichtstellingsbeschikking afgegeven door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Met d i e n v e r s t a n d e d a t vanaf 1 j a n u a r i 2 0 1 3 t o t en met het m o m e n t dat de v e r p l i c h t s t e l l i n g t o t d e e l n e m i n g in het f o n d s v a n t o e p a s s i n g w o r d t op de b e d r i j f s t a k b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e Is zoals o m s c h r e v e n in de S t a t u t e n v a n het f o n d s . Toeiichting Vanaf 1 januari 2013 Is het Uitvoeringsreglement ook van toepassing op werknemers die werkzaam zijn (geweest) in de betonmortelindustrie. We hebben de betonmortelindustrie als bedrijfstak toegevoegd aan de bouwnijverheid zodat de CAO Mortel ook wordt meegenomen in de vaststelling van de loontrend. Artikel 2 (Begripsbepalingen) CAO- p a r t i j e n ; de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties die partij zijn bij de CAO voor de Bouwnijverheid, de CAO Afbouw, de CAO voor het Natuursteenbedrijf « f de CAO voor de Timmerindustrie en de CAO v o o r de M o r t e l - e n Morteltransportondernemingen. Toelichting De CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen Is toegevoegd aan de definitie van CAO-partijen.
Loon, o v e r e e n g e k o m e n v a s t : a. voor de werknemer, die onder het werknemersbegrip valt van de laatst geldende: - CAO voor de Bouwnijverheid: het vast overeengekomen loon inclusief de vakantietoeslag, als bedoeld In die cao, vermeerderd met de resultaten van een prestatiebevorderend systeem voortvloeiend uit die cao; - CAO Afbouw; het rechtens geldend loon indusief de vakantietoeslag, als bedoeld In die cao; - CAO voor het Natuursteenbedrijf: het Individueel geldend loon indusief de vakantietoeslag, als bedoeld in die cao; - CAO voor de Timmerindustrie: het individueel overeengekomen loon indusief de vakantietoeslag, als bedoeld in die cao; - voor de werknemer voor wie het loon niet krachtens een onder a genoemde cao is vastgesteld: het overeengekomen vast loon krachtens zijn arbeidsovereenkomst inclusief vakantietoeslag; - CAO v o o r de M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n : het individueel o v e r e e n g e k o m e n loon inclusief de v a k a n t i e t o e s l a g als bedoeld in die CAO, v e r m e e r d e r d m e t de d i e n s t j a r e n t o e s l a g e n / o f p r e s t a t i e t o e s l a g .
Toelichting Door het opnemen van de bedrijfstak Betonmortelindustrie, zal ook het overeengekomen vast loon voor werknemers in deze bedrijfstak gedefinieerd moeten worden. Daarom is de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen toegevoegd aan bovenstaande definitie. L o o n t r e n d : het op basis van het aantal deelnemers gewogen gemiddelde van de samengestelde wijzigingen In een in dit reglement bepaalde periode van de garantieionen voor (vak)volwassenen c.q. de salarissen voor werknemers van 22 jaar en ouder conform de CAO voor de Bouwnijverheid, de CAO Afbouw, de CAO voor het Natuursteenbedrijf e n de CAO voor de Timmerindustrie en de CAO v o o r d e M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n . Bij toepassing van de vorige volzin blijven de eventueel inbegrepen functieherwaarderingen buiten beschouwing. Toelichting De CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen Is toegevoegd aan de definitie loontrend. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2013 bij het vaststellen van de loontrend ook rekening wordt gehouden met de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen. V r i j s t e l l i n g s - en boetebesluit W e t Bpf 2 0 0 0 : Besluit van 21 december 2000, Stb, 633, houdende regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verieent, kan verienen, intrekt en kan Intrekken) zojils d i t b o h l u i l i j i a U l u l i j k ia guwwijzigd b i j h o t Daaluit van 30 Uucombei- 3 0 0 7 ; GLlj.073. Toelichting Het vrljstellingsbesluit Is gewijzigd in het Vrljstelllngs- en boetebesluit. De aanpassing is volledigheidshalve verwerkt. De laatste zin, maakt het noodzakelijk de definitie aan te passen bij iedere wijziging van het Vrljstelllngs- en boetebesluit terwijl de toevoeging inhoudelijk niet nodig is, We hebben er daarom voor gekozen de laatste zin te schrappen.
A r t i k e l 9 ( V r i j s t e l l i n g s - en boetebesluit W e t Bpf 2 0 0 0 ) Dit artikel wordt door het fonds uitgevoerd met Inachtneming van het bepaalde In de Wet Bpf 2000 en het Vrljstelllngs- en boetebesluit Wet Bpf 2000. De Wet Bpf 2000 respectievelijk het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 zijn als bijlage 3 en 4 bij dit reglement opgenomen. Vrijstellingsgronden 1. Op verzoek van de werkgever verieent het fonds vrijstelling van de verplichting tot deelneming voor alle of een deel van de werknemers van die werkgever in verband met: a. een bestaande pensioenvoorziening zoals bedoeld in artikel 2 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000; b. groepsvorming zoals bedoeld in artikel 3 van het Vrljstelllngs- en boetebesluit Wet Bpf 2000; c. een eigen collectieve arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000; d. onvoldoende beleggingsrendement van het fonds zoals bedoeld in artikel 5 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Fusie w e r k g e v e r s m e t v r i j s t e l l i n g e n v e r l e e n d d o o r het f o n d s 3. Indien sprake is van een fusie tussen oude werkgevers waaraan door het fonds vrijstelling is verieend is het bepaalde artikel 7a van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 van toepassing. Fusie w e r k g e v e r s m e t e n z o n d e r v r i j s t e l l i n g e n v e r l e e n d d o o r h e t f o n d s 4. Indien sprake Is van een fusie tussen oude werkgevers op wie dezelfde verplichtstelling van toepassing is en waarbij door het fonds niet aan alle oude werkgevers vrijstelling is verieend op grond van lid 1 van dit artikel is het bepaalde In artikel 7b van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 van toepassing. Fusie w e r k g e v e r s m e t en zonder v r i j s t e l l i n g e n v e r l e e n d door v e r s c h i l l e n d e bedrijfstakpensioenfondsen 5. Indien sprake is van een fusie tussen nieuwe werkgever en oude werkgevers op wie verschillende verplichtstellingen van toepassing waren is het bepaalde In artikel 7c van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 van toepassing. V r i j s t e l l i n g na s p i i t s i n g 6. Indien sprake is van een splitsing of afsplitsing van een werkgever waaraan door het fonds vrijstelling Is verieend op grond van lid 1 van dit artikel is het bepaalde In artikel 7d van het Vrijstellings- en boetebesluit van toepassing. V r i j s t e l l i n g na d o o r s t a r t 7. Indien sprake is van een doorstart van een werkgever waaraan door het fonds vrijstelling Is verieend op grond van lid 1 van dit artikel is het bepaalde in artikel 7e van het Vrljstelllngs- en boetebesluit van toepassing.
Termijnen 10.Conform het wettelijk bepaalde hanteert het fonds bij de behandeling van de verzoeken tot vrijstelling, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel de volgende termijnen; a. na ontvangst van het verzoek wordt binnen twee weken beoordeeld of het verzoek in behandeling kan worden genomen; b. indien nodig krijgt de werkgever vier weken de gelegenheid om het verzoek aan te vullen; c. nadat het verzoek in behandeling Is genomen wordt de beslissing op het verzoek binnen 6 weken afgegeven. De termijn, bedoeld in lid 10 onder b, wordt verlengd: a. met 12 weken Indien aan de vrijstelling het voorschrift van een gelijkwaardige pensioenregeling wordt verbonden, bedoeld in artikel 5a van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000; b. met vier weken indien een financiële bijdrage is vereist ter vergoeding van verzekeringstechnisch nadeel als bedoeld in artikel 7 lid 4 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000; c. nadat de werkgever, na de veriengde termijn van 12 weken in verband met de gelijkwaardigheid van de pensioenregeling, de gegevens heeft overiegd, beslist het fonds binnen 6 weken of er sprake is van een gelijkwaardige pensioenregeling. Indien naar het oordeel van het fonds de pensioenregeling nog niet geheel gelijkwaardig is, krijgt de werkgever maximaal 12 weken de gelegenheid om de gelijkwaardigheid alsnog aan te tonen. Toelichting Het vrljstellingsbesluit Is gewijzigd in het Vrijstellings- en boetebesluit. De aanpassing Is volledigheidshalve verwerkt. A r t i k e l 20
Inwerkingtreding
Dit Uitvoeringsreglement wordt geacht in werking te zijn getreden per 1 januari 2006 en is laatstelijk gewijzigd per [ d a t u m ] . Bepalingen die het verwerven van pensioenaanspraken afhankelijk stellen van premiebetaling worden geacht per 1 januari 2007 te zijn vervallen. De wijziging die betrekking heeft op verhoging van het maximum pensloenloon voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 treedt met Ingang van 1 januari 2011 in werking; Bepalingen die b e t r e k k i n g hebben op w e r k n e m e r s die w e r k z a a m z i j n ( g e w e e s t ) in o n d e r n e m i n g e n b e h o r e n d e t o t de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , w o r d e n geacht op 1 j a n u a r i 2 0 1 3 in w e r k i n g t e z i j n g e t r e d e n . Toelichting In het inwerkingtredingartike! wordt specifiek aangegeven dat bepalingen die zien op de rechtsverhouding met werknemers die werkzaam zijn (geweest) in ondernemingen behorende tot de betonmortelindustrie op 1 januari 2013 in werking zijn getreden^
De heer J.W.M. Kerstens (Voorzitter werknemerszijde)
De heer H. de Pagter (Voorzitter werkgeverszijde)
Datum ondertekening
Datum onderi:ekenlng
BIJLAGE 5: n i e u w e t e k s t P e n s i o e n r e g l e m e n t Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, gelet op artikel 9 van de statuten, BESLUIT, Artikel 1, 2, 30, 52 en artikel 52 van het Pensioenreglement Bouwnijverheid als volgt te wijzigen:
Artikel 1 (werkingssfeer) 3. Dit reglement is van toepassing op de werknemers die werkzaam zijn (geweest) in een onderneming, behorende tot de hierna te noemen bedrijfstakken in de bouwnijverheid: - het bouwbedrijf, - de afbouw, bestaande uit het stukadoorsbedrijf, afbouwbedrijf en het terrazzo/vloerenbedrijf, - het natuursteenbedrijf, e# - de timmerindustrie, en - de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e als omschreven in de laatst geldende verplichtsteUingsbeschikking, afgegeven door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, krachtens artikei 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Met d i e n v e r s t a n d e d a t vanaf 1 j a n u a r i 2 0 1 3 t o t en m e t het m o m e n t d a t de v e r p l i c h t s t e l l i n g t o t d e e l n e m i n g in het f o n d s van t o e p a s s i n g w o r d t op de b e d r i j f s t a k b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e is, zoals o m s c h r e v e n in de Statuten van het fonds. Toelichting Vanaf 1 januari 2013 Is het pensioenreglement ook van toepassing op werknemers die werkzaam zijn (geweest) in de betonmortelindustrie. We hebben ervoor gekozen om de betonmortelindustrie als bedrijfstak toe te voegen aan de bouwnijverheid zodat de CAO Mortel ook wordt meegenomen In de vaststelling van de loontrend. 5. Het In hoofdstuk V I I I ("Arbeidsongeschiktheidspensioen") van dit reglement bepaalde is van toepassing op werknemers voor zover hun werkzaamheden worden verricht in een onderneming, behorende tot de hierna te noemen bedrijfstakken: a) a. b. c. d. indien en b)
de bouwnijverheid; het natuursteenbedrijf; de timmerindustrie; de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e ; voor zover zij (vrijwillig) verzekerd zijn Ingevolge de WIA.
de bouwnijverheid (exclusief UTA-werknemers); - het natuursteenbedrijf; - de timmerindustrie; - de stukadoors- afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrljf; indien en voor zover zij (vrijwillig) verzekerd zijn ingevolge de WAO.
Toelichting De betonmortelindustrie is toegevoegd aan lid 5 onderdeel a. Hierdoor Is hoofdstuk V I I I ook van toepassing op werknemers in een onderneming behorende tot de betonmortelindustrie. De betonmortelindustrie dient niet toegevoegd te worden aan onderdeel b. Het huidige AP-reglement van Bpf-Mortel bevat ook geen bepalingen inzake het recht op Invaliditeitspensioen in geval de deelnemer een WAO-uitkering ontvangt. Artikel 2 (Begripsbepalingen) Loon, o v e r e e n g e k o m e n v a s t : 1. voor de werknemer, die onder het werknemersbegrip valt van de laatst geldende; - CAO voor de Bouwnijverheid: het vast overeengekomen loon inclusief de vakantietoeslag als bedoeld in die CAO, vermeerderd met de resultaten van een prestatiebevorderend systeem voortvloeiend uit die CAO; - CAO Afbouw: het rechtens geldend loon inclusief de vakantietoeslag, als bedoeld in die CAO; - CAO voor het Natuursteenbedrijf: het individueel geldend loon indusief de vakantietoeslag, als bedoeld in die CAO; - CAO voor de Timmerindustrie: het individueel overeengekomen loon inclusief de vakantietoeslag, als bedoeld In die CAO; - CAO v o o r de M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n : h e t i n d i v i d u e e l o v e r e e n g e k o m e n l o o n inclusief de v a k a n t i e t o e s l a g als bedoeld in die CAO, v e r m e e r d e r d m e t de d i e n s t j a r e n t o e s l a g e n / o f p r e s t a t i e t o e s l a g . Toelichting Door het opnemen van de bedrijfstak betonmortelindustrie, zal ook het overeengekomen vast loon voor werknemers in deze bedrijfstak gedefinieerd moeten worden. Daarom is de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen toegevoegd aan bovenstaande definitie. L o o n t r e n d : het op basis van het aantal deelnemers gewogen gemiddelde van de samengestelde wijzigingen in een in dit reglement bepaalde periode van de garantlelonen voor (vak)volwassenen c.q. de salarissen voor werknemers van 22 jaar en ouder conform de CAO voor de Bouwnijverheid, de CAO Afbouw, de CAO voor het Natuursteenbedrijf, e ^ de CAO voor de Timmerindustrie en de CAO v o o r d e M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n . Bij toepassing van de vorige volzin blijven de eventueel inbegrepen functieherwaarderingen buiten beschouwing. Toelichting De CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen is toegevoegd aan de definitie loontrend. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2013 bij het vaststellen van de loontrend ook rekening wordt gehouden met de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen. A r t i k e l 30 ( 5 5 m i n - a a n v u l l l n g s r e g e l i n g ) 2. De deelnemer die; a. op 1 januari 2005 jonger Is dan 55 jaar, én b. ten minste één dag werknemer was in de zin van de voor hem geldende CAO gedurende de in Tabel 1 voor die CAO vermelde Referteperiode(n) 1 en 2, heeft, voor zover direct voorafgaande aan het bereiken van de voor hem geldende leeftijd genoemd in Tabel 1 kolom D sprake is van deelneming dan we! van een daarop aansluitende veriofperiode wegens opname van spaartegoed uit een levensloopregeling of spaarioonregeling, aanspraak op aanvullend ouderdomspensioen met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.
c. I n a a n v u l l i n g o p sub a en b v a n d i t lid g e l d t t e n aanzien v a n de CAO v o o r de M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n t e v e n s de v o o r w a a r d e d a t o n d e r b r e k i n g e n in d e d e e l n a m e in de periode v a n a f 1 j a n u a r i 2 0 0 6 t o t u i t e r l i j k 1 j a n u a r i 2 0 2 1 , d a n w e l t o t h e t b e r e i k e n v a n de l e e f t i j d g e n o e m d in Tabel 1 l i o l o m D, t e z a m e n in t o t a a l niet langer d a n zes m a a n d e n d u r e n . D u r e n de o n d e r b r e k i n g e n t e z a m e n langer d a n zes m a a n d e n d a n heeft de d e e l n e m e r geen recht op h e t a a n v u l l e n d o u d e r d o m s p e n s i o e n als bedoeld in d i t a r t i k e l . Tabel 1 : Referteperioden en leeftijden per CAO A B CAO Referteperiode 1 1. Bouw 1-11-1999 tot 1-5-2000 2. UTA-Bouw 1-10-1997 tot 1-4-1998 3. Timmerindustrie 1-10-2001 tot 1-1-2002 4. Afbouw n.v.t. 5. Natuursteen n.v.t. 6. M o r t e l 31-12-2000
C Referteperiode 2 1-7-2005 tot 1-1-2006 1-7-2005 tot 1-1-2006 1-7-2005 tot 1-1-2006 1-7-2005 tot 1-1-2006 1-7-2005 tot 1-1-2006 31-12-2005
D Leeftijd 60 laar 62 jaar 62 jaar 60 laar 60 jaar 62 jaar
4. Het aanvullend ouderdomspensioen als bedoeld In de leden 2 en 3 wordt op 1 januari 2006 vastgesteld op basis van de volgende formule, met dien verstande dat het aanvullend ouderdomspensioen niet lager dan O (nul) kan zijn: [D - CX (A - B)] X 1,75% X PG x F x 1,08/OP-factor Tabel 2 : Waarden van de in bovenstaande formule gehanteerde letters per 31 december 2005 voor de deelnemer geldende CAO
D Deelnemingsjaren:
C Correctiefactor: A De leeftijd genoemd in tabel 1 kolom D: B De leeftijd van de deelnemer op de laatste dag van de maand: 1,750/Q
Bouw
UTABouw
Timmer industrie
Afbouw
Natuursteen
Mortel
40 jaar
40 jaar
36 jaar
40 jaar
40 jaar
Werkzaam o n d e r CAO Mortel, vanaf l e e f t i j d 22 t o t 62 laar*
1
1
4/3
1
1
1
60 jaar
62 jaar
62 jaar
60 jaar
60 jaar
62 jaar
mei 2000
januari 1998
januari 2006
januari 2001
januari 1999
januari 2001
Het aanvuliinqspercentaqe per jaar.
PG
F
1,08 O P-factor
De voor de deelnemer op 31 december 2005 geldende vroegpensioengrondslag krachtens het op die datum voor de deelnemer geldende vroegpensioenreglement van het vroegpensioenfonds, respectievelijk in geval van dispensatie van de verplichte deelneming aan de vroegpensloenregeling de vroegpensioengrondslag die zou gelden Indien geen sprake was van dispensatie, tot een pensloenloon niet hoger dan het op 31 december 2005 geldende maximum pensioenloon als bedoeld \n het op die datum geldende reglement van het fonds als bedoeld in artikel 2 sub c van de Statuten. De door het fonds vast te stellen actuariële factor geldend op 31 december 2005 die afhankelijk is van de vroegpensloenregeling als bedoeld onder PG. Deze factor Is opgenomen in de bij dit reglement qevoeqde b i j l a g e 6, De opslag voor de vakantietoeslaq. De leeftijdsafhankelijke factor zoals opgenomen ln de bij dit reglement qevoeqde bijlage 6.
'^ Voor de b e d r i j f s t a k b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e w o r d t u i t g e g a a n v a n de j a r e n d a t d e d e e l n e m e r w e r k z a a m k a n z i j n t o t l e e f t i j d 62 o n d e r de CAO M o r t e l , g e r e k e n d v a n a f de l e e f t i j d w a a r o p is t o e g e t r e d e n t o t de sector ( v o o r zover de d e e l n e m e r b i j t o e t r e d i n g n i e t j o n g e r d a n 22 j a a r w a s ) . W e d e r k e r i g h e i d PF ENCI v a n a f 1 j a n u a r i 2 0 0 6 ( b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e ) 10. Voor de d e e l n e m e r , z i j n d e een U T A - w e r k n e m e r in de zin v a n de CAO v o o r de M o r t e l - en M o r t e l t r a n s p o r t o n d e r n e m i n g e n , die o p of na 1 j a n u a r i 2 0 0 6 o v e r k o m t v a n de S t i c h t i n g Pensioenfonds ENCI (PF ENCI) kan aanspraak m a k e n op een a a n v u l l e n d o u d e r d o m s p e n s i o e n b i j het fonds ingevolge d i t a r t i k e l , i n d i e n de d e e l n e m e r a a n d e v o l g e n d e v o o r w a a r d e n v o l d o e t : a. de d e e l n e m e r is g e b o r e n na 1 9 4 9 ; b. de d e e l n e m e r v o l d o e t aan de v o o r w a a r d e n v a n de b e p a l i n g ( e n ) in de pensioenregeling v a n PF ENCI Inzake a a n v u l l e n d o u d e r d o m s p e n s i o e n v o o r w e r k n e m e r s die o p 1 j a n u a r i 2 0 0 5 j o n g e r w a r e n d a n 55 j a a r ; c. de d e e l n e m e r is in dienst b i j een w e r k g e v e r die valt o n d e r de v e r p l i c h t s t e l l i n g v a n het f o n d s e n is a a n g e s l o t e n b i j h e t f o n d s ; d . de d e e l n e m e r is, b i j de w e r k g e v e r als bedoeld in sub c , w e r k z a a m als U T A - w e r k n e m e r o n d e r de CAO v o o r de M o r t e l - en Morteltransportondernemingen. Voor de t o e k o m s t i g e o p b o u w i n g e v o l g e d i t a r t i k e l w o r d t u i t g e g a a n v a n de g r o n d s l a g e n en r e k e n m e t h o d l e k v a n het f o n d s . Lid 1 1 t o t en m e t lid 13 en lid 15 t o t en m e t lid 20 z i j n v a n o v e r e e n k o m s t i g e t o e p a s s i n g . I n d i e n en v o o r zover aan de v o o r w a a r d e n w o r d t v o l d a a n , w o r d t de a a n v u l l i n g t o e g e k e n d en u i t g e k e e r d d o o r het f o n d s op 62 j a a r . 11.Ten aanzien van de deelnemers als bedoeld in Tabei 1 kolom A onder 1 tot en met 4 en 6 (bouw, UTA-Bouw, timmerindustrie, afbouw en b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e ) , besluit het öestuur jaariijks In de kalenderjaren tot en met 2020, indien en voor zover de middelen van het fonds zulks toelaten, of het In lid 2 bedoelde aanvullend ouderdomspensioen definitief wordt toegekend met Ingang van de op de deelnemer van toepassing zijnde leeftijd genoemd In Tabel 1 kolom D onder 1 respectievelijk op de eerdere datum ten gevolge van vervroeging als bedoeld In artikel 13, voor zover zij in het volgende jaar naar verwachting zullen voldoen aan de voorwaarden als in lid 2 omschreven.
12.Voori:s besluit het bestuur ten aanzien van de deelnemers als bedoeld in Tabel 1 kolom A onder 1 tot en met 4 e n 6 (bouw, UTA-Bouw, timmerindustrie, afbouw e n b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e ) , In het kalenderjaar 2020 Indien en voor zover de middelen van het fonds zulks toelaten, of het in lid 2 bedoelde aanvullend ouderdomspensioen definitief wordt toegekend met ingang van de op de deelnemer van toepassing zijnde leeftijd genoemd In Tabei 1 kolom D, voor zover zij na 2020 zullen voldoen aan de In het eerste lid omschreven voorwaarden. Toelichting Na de collectieve waardeoverdracht voert bpfBOUW ook de aanvullingsregeling 55min voor de betonmortelindustrie uit. De aanvullingsregeling 55mln voor de betonmortelindustrie kent specifieke voorwaarden omtrent de deelnemingsjaren die worden aangevuld, alsook voor het tussentijds veriaten en terugkeren binnen de bedrijfstak. Deze voorwaarden zijn verwerkt In lid 2 en 4. Ten aanzien van de aanvulllngsregeling 55min van Bpf-Mortel is tussen Bpf-Mortel en PF ENCI In 2009 een wederkerigheidsregeling overeengekomen die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 is Ingevoerd. De regeling heeft uitsluitend betrekking op UTAwerknemers in de zin van de CAO-Mortel die als actief deelnemer overgaan van PF ENCI naar Bpf-Mortel en vice versa. In de toe te voegen leden van artikel 30 worden de rechten van de deelnemer beschreven In het kader van de wederkerigheid ten aanzien van de aanvullingsregeling 55min voor de sector Mortel. De wederkerigheldsafspraken, waaronder de te hanteren regels en rekenmethodleken, zijn vastgelegd In een overeenkomst tussen belde genoemde fondsen en zullen door bpfBOUW worden gerespecteerd na aansluiting bij bpfBOUW. De wederkerigheldsafspraak is vastgelegd In lid 10 van dit artikel. A r t i k e l 50 ( V e r w i j z i n g s a r t i k e l ) Dit Pensioenreglement vormt één geheel met: - de Statuten en - het Uitvoeringsreglement. Bijzondere rechten en plichten voor de deelnemer kunnen zijn geregeld In: hoofdstuk V I I I ("Arbeidsongeschiktheidspensioen"); - de Vroegpensloenreglementen Bouwbedrijf, Afbouw, Natuursteen, en/of Timmer, e n / o f Betonmortelindustrie; - het Aanvullingsreglement voor UTA-personeel in het Bouwbedrijf; - het Reglement Klachtenprocedure van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid; - het reglement Aanvulling pensioenopbouw ouderen bij ontslag voor deelnemers werkzaam in het Natuursteenbedrijf; en - het reglement Overbruggingsregeling pensioen bij ontslag voor deelnemers werkzaam In de Afbouw, Toeiichting De uitkeringen o,g.v, het Vroegpensioenreglement van de Mortelindustrie worden vanaf 1 januari 2013 uitgevoerd door bpfBOUW, Daarom Is de bedrijfstak Betonmortelindustrie in artikel 50 toegevoegd.
A r t i k e l 52
Inwerkingtreding
Dit Pensioenreglement wordt geacht in werking te zijn getreden per 1 januari 2006 en Is laatstelijk gewijzigd per [ d a t u m ] . Bepalingen die het verwerven van pensioenaanspraken afhankelijk stellen van premiebetaling worden geacht per 1 januari 2007 te zijn vervallen. - Bepalingen die b e t r e k k i n g hebben o p w e r k n e m e r s die w e r k z a a m z i j n ( g e w e e s t ) in o n d e r n e m i n g e n b e h o r e n d e t o t de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e , w o r d e n geacht op 1 j a n u a r i 2 0 1 3 in w e r k i n g t e z i j n g e t r e d e n . Toelichting In het inwerklngtredlngartlkel wordt specifiek aangegeven dat bepalingen die zien op de rechtsverhouding met werknemers die werkzaam zijn (geweest) in ondernemingen behorende tot de Betonmortelindustrie op 1 januari 2013 In werking te zijn getreden. Bijlage 5 Premiebeleid als bedoeld in a r t i k e l 2 1 v a n het P e n s i o e n r e g l e m e n t B o u w n i j v e r h e i d Het premiebeleid in deze bijlage vormt een geïntegreerd onderdeel van het toeslagenbeleid geformuleerd in bijlage 3. Leidraad van het premiebeleid is prudentie. Het bestuur kan vanwege deze prudentie van het hierna beschreven premiebeleid afwijken. B. Premie a a n v u l l i n g s r e g e l i n g 5 5 De premies voor de aanvullingsregeling 55- als bedoeld in artikel 30 van het Pensioenreglement Bouwnijverheid worden per sector bepaald op basis van de verwachte toekomstige lasten. Om te grote schommelingen In de aanvullingspremles te voorkomen zijn per sector de volgende maxima, minima (zie onderstaande tabel) en premiestapjes van 0,5%-punt vastgesteld, waarbij het minimum 0,0% kan bedragen als alle verwachte lasten zijn afgefinancierd voor 2021. Sector Bouw UTA Timmer Natuursteen Afbouw Betonmortelindustrie
Minimum
Maximum
3,3% 1,4% 1,4% 3,0% 3,3% n.v.t.
9,8% 3,9% 3,9% 10,0% 9,8% n.v.t.
Zolang er sprake is van een fusietekort, wordt de totale premie (middelloon, aanvulling 55- en indien van toepassing aanvulling 554-) niet veriaagd. Het fusietekort is gedefinieerd in de actuariële en bedrijfstechnlsche nota. Toelichting De bedrijfstak etonmortelindustrie is volledigheidshalve opgenomen in deze bijlage.
Bijlage 6 Factoren t e n behoeve v a n de A a n v u l l i n g s re g e l i n g 5 5 als bedoeld in a r t i k e l 3 0 l i d 4 v a n h e t P e n s i o e n r e g l e m e n t B o u w n i j v e r h e i d Leeftijd
'VP niet Ingegaan
■"VP niet ingegaan
Deelnemer
CAO Bouw, Afbouw en
CAO UTA-Bouw, Mortel en
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Natuursteen
Timmerfabrieken
0,8346 0,8685 0,9038 0,9406 0,9789 1,0188 1,0603 1,1035 1,1484 1,1951 1,2438 1,2945 1,3472 1,4022 1,4594 1,5191 1,5812 1,6460 1,7136 1,7841 1,8577 1,9345 2,0149 2,0989 2,1867 2,2786 2,3749 2,4759 2,5818 2,6929 2,8097 2,9325 3,0619 3,1984 3,3424 3,4948 3,6562 3,8276 4,0097 4,2038 4,4115
0,4747 0,4940 0,5141 0,5350 0,5568 0,5795 0,6031 0,6277 0,6532 0,6798 0,7075 0,7363 0,7663 0,7976 0,8301 0,8640 0,8994 0,9363 0,9747 1,0148 1,0567 1,1004 1,1461 1,1938 1,2438 1,2961 1,3509 1,4083 1,4686 1,5318 1,5982 1,6680 1,7416 1,8192 1,9012 1,9878 2,0797 2,1772 2,2807 2,3912 2,5093 2,6360 2,7724
OP-factor 1,6123 1,6779 1,7461 1,8172 1,8912 1,9682 2,0484 2,1318 2,2186 2,3089 2,4029 2,5008 2,6027 2,7089 2,8195 2,9347 3,0548 3,1800 3,3105 3,4467 3,5889 3,7373 3,8926 4,0548 4,2245 4,4021 4,5882 4,7833 4,9878 5,2025 5,4281 5,6654 5,9154 6,1790 6,4572 6,7516 7,0635 7,3946 7,7464 8,1215 8,5227 8,9529 9,4163 9,9175 10,4623 11,0569
Toelichting De factoren voor de bedrijfstak Betonmortelindustrie zijn gelijk aan de factoren van de bedrijfstakken bouw-UTA en de timmerindustrie. Deze bijlage is daarom allen tekstueel aangepast.
De heer J.W.M, Kerstens (Voorzitter werknemerszijde)
De heer H. de Pagter (Voorzitter werkgeverszijde)
Datum ondertekening
Datum ondertekening
BIJLAGE 7 : Concept ABTN
INHOUDSOPGAVE I.
ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA
3
II.
DE PENSIOENREGELING
4
11.1. 11.2.
AANSLUITING WERKGEVERS VERKRIJGING VAN DEELNEMERSCHAP
11.3.
VERZEKERDE AANSPRAKEN EN DEFINITIES
III.
4 4 5
RISICO'S EN RISICOBEHEERSING
12
I I I . 1.
RISICO'S ALGEMEEN
12
111.2.
FINANCIEEL CRISISPLAN
12
111.3.
HERVERZEKERINGSBELEID
IV.
,
FINANCIËLE OPZET.
IV. 1. IV.2.
12 ....13
INLEIDING ACTIVA
IV.3. PASSIVA: RESERVES IV.4. PASSIVA: TECHNISCHE VOORZIENINGEN, VOORZIENING VOOR RISICO VAN DEELNEMERS, LANGLOPENDE SCHULDEN, OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA. IV.5. ACTUARIËLE GRONDSLAGEN IV.6, DEKKINGSGRAAD
13 13 15 17 19 22
IV.7. SOLVABIUTEITSTOETS; MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN EN VEREIST EIGEN VERMOGEN 22 V. FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN 24 V.l. INLEIDING ..........24 V.2. V.3, V.4.
PREMIE- EN TOESL^GBELEID KOSTENDEKKENDE PREMIE ECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN (PARAMETERS) MOMENT VASTSTELLING PREMIES EN TOESLi^GVERLENINGEN
V.S. V.6.
CONTINUÏTEITSANALYSE
V.7. V.8. V .9. V. 10.
KORTINGSBELEID TOESLAGENMATRIX TOESLAGENLABEL BELEGGINGSBELEID V.10.1. INLEIDING V. 10.2. STRATEGISCH BELEGGINGSBELEID V.10.3. TACTISCH BELEGGINGSBELEID V.10.4. UITBESTEDING BELEGGINGEN V.10.5. RISICOBEHEERSING V. 11. BELEID COLLECTIEVE WAARDEOVERDRACHTEN
24 29 31
31 32 32 34 34 35
35 35
38 ..40 40 .42
VI.
HOOFDLIJNEN VAN HET UITVOERINGSREGLEMENT
44
VU.
HOOFDLIJNEN INTERN BEHEERSINGSSYSTEEM
45
VII. 1.
INLEIDING
45
VIL 2.
ORGANIGRAM
45
VII.3. VII.4. VII. 5.
BESTUUR BEDRIJFTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID
46 46 46
BESTUURUJKE COMMISSIES BESTUURSBUREAU BPFBOUW VII. 6. RISKMANAGER VIÏ.7, PENSIOENADMINISTRATIE EN VERMOGENSBEHEER vir.8. CONTROLE EN CERTIFICERING VII.9. BELEGGINGSADVIESCOMMISSIE V I I . 10. KLACHTENCOMMISSIE V I I . 12. DEELNEMERSRAAD V i l . 13. RAAD VAN TOEZICHT VIL 14. VERANTWOORDINGSORGAAN VIL 15. GEDRAGSCODE
47
47 47 48 48 48 49 49
....50
I,
Actuariële en bedrijfstechnlsche nota
De Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een Actuariële en bedrijfstechnlsche nota (abtn) opstelt. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (het fonds) vermeldt In artikel 4 van de statuten dat het fonds werkt volgens een abtn betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen, waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. De abtn beschrijft: •
de procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van werknemers;
•
de aanspraken die voor de deelnemers, gewezen deelnemers of hun partner voortvloeien uit de (vroeg)pensioenregeling;
•
de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico's;
•
de financiële opzet;
•
de financiële sturingsmiddelen (premie-, toeslag- en beleggingsbeleid);
•
de hoofdlijnen van het uitvoeringsreglement;
•
de hoofdlijnen van het Interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie;
•
de systematiek van de vaststelling van de parameters, zoals die op grond van artikel 144 Pensioenwet worden vastgesteld.
Deze abtn is, voor zover gewijzigd ten opzichte van de vorige abtn, geldig vanaf 1 januari 2012.
II.
De pensioenregeling
De door het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (hierna: bpfBOUW ) uitgevoerde pensioenregelingen zijn vastgelegd in de volgende reglementen: 1. Pensioenreglement Bouwnijverheid van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (indusief Reglement Arbeidsongeschiktheidspensioen); 2. Reglement BeterExcedent. 3. Reglement Vroegpensloen Timmerfabrieken; 4. Reglement Vroegpensloen Bouwbedrijf; 5. Reglement Vroegpensloen UTA-personeel; 6. Reglement V r o e g pensioen B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e ; 7. Reglement VUT UTA-personeel; 8. Reglement Vroegpensloen Natuursteenbedrijf; 9. Reglement Vroegpensloen Afbouwbedrijf^; 10. Reglement Aanvulling pensioenopbouw ouderen bij ontslag voor werknemers In het Natuursteenbedrijf geboren op of na 1 januari 1950; 11. Reglement Overbruggingsregeling pensioen bij ontslag voor werknemers In de Afbouw geboren op of na 1 januari 1950. Il.l.
Aansluiting werkgevers
De aansluiting bij de door het bpfBOUW uitgevoerde pensioenregeling is verplicht gesteld door middel van een verplichtstelling als bedoeld In artikel 2 van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000. De verplichtstelling geldt voor werkgevers en werknemers (met uitzondering van degenen die middellijk of onmiddellijk persoonlijk houder zijn van 10% of meer van het geplaatste kapitaal van de vennootschap, dan wel houder zijn van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan zij voor 10% of meer in het bestuur vertegenwoordigd zijn en die 10% of meer van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen van de vennootschap) in; het bouwbedrijf; het stukadoors-, afbouw- en terrazzobedrijf; het natuursteenbedrijf;
§
de timmerindustrie;_en ~de b e t o n m o r t e l i n d u s t r i e . ' De verplichtstelling geldt voorts voor zelfstandigen In het stukadoors-, afbouw- en terrazzobedrijf en in het natuursteenbedrijf. De toepasselijkheid van de afzonderiijke reglementen verschilt van sector tot sector. Het bestuur Is bevoegd vrijwillige aansluiting toe te staan In de gevallen bepaald in artikel 121 van de Pensioenwet. Het bestuur heeft ten aanzien van de voorwaarden die het stelt bij vrijwillige aansluiting een beleidsplan vastgesteld. De vrijwillige aansluiting wordt geformaliseerd In een schriftelijke overeenkomst. II.2.
Verkrijging van deelnemerschap
Deelnemer p e n s i o e n r e g e l i n g B o u w n i j v e r h e i d Deelnemers zijn, voor zover zij de pensioendatum nog niet hebben bereikt, de werknemers (indusief uitzendkrachten, de aannemer van werk en diens hulp alsmede gewezen werknemers voor wie vanuit FVP of ln verband met arbeidsongeschiktheid in ^ Waar in deze abtn sprake Is van '(het) Afbouw(bedrijf)', wordt bedoeld "(bet) Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo/Vloeren(bedrijf)'.
hun pensioenopbouw wordt voorzien) die werkzaam zijn binnen een aangesloten onderneming In de bouwnijverheid (met uitzondering van directe en indirecte grootaandeelhouders) alsmede de zelfstandigen die werkzaamheden verrichten in de bedrijfstakken 'Afbouwbedrijf' en 'Natuursteenbedrijf'. Het bestuur is bevoegd vrijwillige voortzetting van de deelneming toe te staan aan iemand wiens verplichte deelneming is geëindigd, voor een periode van ten hoogste 3 jaar. Het bestuur heeft ten aanzien van de voorwaarden die het stelt bij vrijwillige voortzetting een beleidsplan vastgesteld. Deelnemer A r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d s p e n s i o e n Deelnemers zijn de werknemers In de Bouwnijverheid, voor zover hun werkzaamheden worden verricht in een onderneming behorende tot de hierna te noemen sectoren; •
het Bouwbedrijf (Indusief UTA, waarbij voor UTA alleen voor arbeidsongeschiktheidspensioenen die ln relatie staan tot de WIA);
•
het Afbouwbedrijf - alleen voor arbeldsongeschiktheidspensioenen die In relatie staan tot de WAO;
•
het Natuursteenbedrijf;
•
de Timmerindustrie; de B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e . '
Deelnemer V r o e g p e n s l o e n Deelnemers zijn werknemers (inclusief uitzendkrachten, de aannemer van werk en diens hulp, met uitzondering van directe en indirecte grootaandeelhouders) die werkzaam zijn bij een onderneming behorende bij de sector van: •
het Bouwbedrijf (indusief UTA). Tot 1-1-2006 UTA ook incl. DGA's;
•
het Afbouwbedrijf;
•
het Natuursteenbedrijf;
•
de Timmerindustrie;
9
de B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e . '
Met ingang van 1 januari 2006 is opbouwen in de vroegpensloenregeling niet meer mogelijk. II.3.
Verzekerde aanspraken en definities
Pensioenreglement Bouwnijverheid Pensioenleeftijd
De leeftijd van 65 jaar; flexibel, echter niet later dan de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 70-jarige leeftijd heeft bereikt.
Pensioenloon
Het salaris indusief vakantietoeslag. Voor de deelnemersjaren vanaf 1 januari 1987 tot 1 januari 2006 het salaris exclusief vakantietoeslag, vanaf 50-jarige leeftijd gemitigeerd.
Maximum pensioenloon
€ 54.397,69 (1-1-2012), halfjaariijks aangepast aan de gewogen loonontwikkeling In het voorafgaande kalenderhalfjaar.
Voor deelnemingsjaren tot 1 januari 2006 geldt een maximum pensioenloon van € 42.773,66 (ultimo 2005), Bodemloon
C 13,061,83 (1-1-2012), halfjaariijks aangepast aan de AOW-ontwikkeling. Voor de deelnemersjaren vanaf 1 januari 2000 tot 1 januari 2006 geldt een bodemloon van maximaal € 15.412,37 (ultimo 2005). Voor de deelnemersjaren vanaf 1 januari 1987 tot 1 januari 2000 geldt een bodemloon van maximaal € 18.282,34 (ultimo 2000).
Pensioengrondslag
Pensioenloon verminderd met het bodemloon.
Ouderdomspensioen
2,25% van de vastgestelde pensioengrondsiag per halfjaar deelname vanaf 1 januari 2006; 1,95% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vóór 1 januari 2006 per jaar van deelname gelegen tussen 1 januari 2000 en 1 januari 2006 (2,20% Indien de deelnemer geen partnerpensioen op risicobasis wenst); 1,75% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vóór 1 januari 2006 per jaar van deelname gelegen tussen 1 januari 1987 en 1 januari 2000 (onder de LAP-regelIng^); De tot 1 januari 1987 opgebouwde aanspraken (onder de DAP-regelIng-^).
Partnerpensioen
70% van het ouderdomspensioen per jaar van deelname vanaf 1 januari 2006 (bij overiijden van de deelnemer voor de pensioendatum is ten minste 17% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag verzekerd op risicobasis, onder aftrek van het reeds opgebouwde partnerpensioen vanaf 1 januari 2006). Indien de partner meer dan 10 jaar jonger Is dan de deelnemer, wordt voor elk vol jaar additioneel leeftijdsverschil het partnerpensioen verminderd met 2,5%. Indien de deelnemer, gerekend vanaf 1-1-2000, bij overiijden een diensttijd heeft gehad van minder dan 10 jaar en 9 maanden c.q bij niet-overiijden een diensttijd van minder dan 10 jaar en 9 maanden had kunnen bereiken, wordt het garantie-partnerpensioen van 17% verminderd met 1,58%-punt per ontbrekend jaar (bij gedeelten van jaren pro-rata). De aanspraken op partnerpensioen die zijn opgebouwd onder de DAP- en LAP regeling blijven van kracht. Voor de LAP regeling geldt dat 8 0 % van het opgebouwde ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd van de nabestaande. Vanaf de
^ LAP: Loonafhankelijk Pensioen, de benaming van de pensioenregeling van bpfBOUW in de periode tussen 1-1-1987 en 1-1-2000. ^ DAP: Dagafhankelijk Pensioen, de benaming van de pensioenregeling van bpfBOUW in de periode tot 1-1-1987. 6
65-jarige leeftijd van de nabestaande wordt 7 0 % uitgekeerd tot overiijden van de nabestaande. Wezenpensioen
6,5% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag (voor volle wezen: verdubbeling); Het wezenpensioen zal bij ingang nooit meer bedragen dan 14% (in geval van volle wezen als bedoeld in lid 4: 28%) van het pensioengevende loon als bedoeld in dat artikel. Indien de deelnemer bij overiijden minder dan 20 jaar en 4 maanden na 1 januari 2006 deelnemer was, respectievelijk dit aantal had kunnen bereiken op de pensioenleeftijd, wordt het wezenpensioen verworven over de deelnemingsperiode na 1 januari 2006 verlaagd met 0,32%-punt voor elk vol jaar (bij gedeelten van jaren pro-rata). In het geval van volle wezen wordt het percentage van 0,32% verdubbeld. Onder het in de voorvorige volzin bedoelde aantal jaar wordt tevens verstaan een deelnemingsjaar c.q, een gedeelte daarvan verworven door waardeoverdracht. De wezenpensioen-aanspraken onder de LAP- en DAP-regeling blijven van kracht. Bij uitgaande waarde-overdracht is in dit verband evenwel geen sprake van een opgebouwde aanspraak waaraan een overdrachtswaarde verbonden zou zijn.
Aanvulling 55-
Aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949, die voldoen aan sectorspecifieke voorwaarden. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 40 jaar, recht op een aanvulling op het ouderdomspensioen op basis van 1,75% maal het gecorrigeerd pensioenloon ultimo 2005 over alle jaren waarin niet is gespaard voor vroegpensloen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling Bouwnijverheid; e.e.a. met inachtneming van een vroegpensloenrichtleeftijd van 60 jaar voor de sectoren Bouwbedrijf (met uitzondering van het UTApersoneel), Afbouwbedrijf en Natuursteenbedrijf resp. 62 jaar voor deelnemers behorend tot h ^ jde sectoren T i m m e r i n d u s t r i e en B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e en t o t het zogenoemde UTApersoneel binnen de sector Bouwbedrijf ew-de sectoij •fïmmcrinduGtric.' Voor de sector Timmerindustrie wordt daarnaast uitgegaan van 36 jaar In plaats van 40 jaar^ w a o f b q .' Tevens is voor de sector Timmerindustrie sprake van een vermenigvuldigingsfactor van 4/3 voor de jaren die de deelnemer te gaan heeft tot de leeftijd van 60/62. ^ V o o r de sector B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e w o r d t u i t g e g a a n v a n de j a r e n d a t de d e e l n e m e r ^werkzaam kan z i j n t o t l e e f t i j d 62 o n d e r de CAO M o r t e l , g e r e k e n d v a n a f de l e e f t i j d w a a r o p is toegetreden t o t de sector (voor zover de deel nemer b i j t o e t r e d i n g niet j o n g e r dan 22 iaan was). De formule luidt:
[D - C X (A - B)] X 1,75% X PG X F x 1,08/OP-factor, waarbij: D = 40 of 36 (Timmer) o f j a r e n o n d e r CAO Mortel t u s s e n t o e t r e d i n g s l e e f t i j d ( > = 2 2 ) e n 6 2 (MorteT? C = 1 of 4/3 (Timmer)
A = 60 of 62 (UTA, TimmerrMÖitëï)
B = leeftijd op de laatste dag van de maand 'per d d doturri zoals hieronder opgenomen voor sector: Bouw: 'mei 2000 UTA: j a n u a r i j ^ 9 8 Afbouw: j a n u a r i 2001 Natuursteem_janjjari 1999 Timmer: j a n u a r i 2006 M o r t e l : j a n u a r i 2001' PG = Vroegpensioengrondslag op 31-12-2005 F = actuariële vroegpensloen-factor per 31-12-2005, sectorafhankelijk OP-factor: actuariële factor per 31-12-2005 Het 55- recht is een aanvulling op het ouderdomspensioen en is bepaald door (fictief) aanvullend vroegpensloen te converteren naar een aanspraak op aanvullend levenslang ouderdomspensioen. Voor de sector Timmerindustrie geldt hierbij dat naast de jaren waarin sprake was van deelneming aan de pensioenregeling van het fonds ook de jaren waarin sprake was van vrijstelling van deelneming op grond van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 worden meegenomen bij de vaststelling van het 55- recht. Aanvulling 55"^
Aanvullingsregeling voor deelnemers uit de sector Bouwbedrijf, geboren voor 1950, die voldoen aan de voorwaarden. De regeling geeft, uitgaande van een maximaal dienstverband van 40 jaar, recht op een tijdelijk ouderdomspensioen op basis van 1,75% maal het gecorrigeerde pensioenloon over alle jaren, waarin niet is gespaard voor vroegpensloen dan wel is deelgenomen aan de pensioenregeling Bouwnijverheid; e.e.a. met inachtneming van een vroegpensloenrichtleeftijd van 60 jaar voor de sector Bouwbedrijf (met uitzondering van het UTA-personeel) resp. 62 jaar voor deelnemers behorend tot het zogenoemde UTA-personeel binnen de sector Bouwbedrijf. Voor UTA-personeel geldt een afwijkend (hoger) maximum pensioenloon.
Vakantietoeslag
De vakantietoeslag bedraagt twaalfmaal de pensioenuitkering van de maand mei vermenigvuldigd met 8%. In geval de hoogte van de pensioenuitkering gedurende enig jaar wijzigt, wordt de vakantietoeslag berekend op basis van de pensioenuitkeringen over de periode van juni tot en met mei. De vakantietoeslag wordt uitgekeerd in de maand mei, behalve in geval van overiijden van de deelnemer. In dat geval wordt de vakantietoeslag uitgekeerd In de maand van overiijden.
De tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken worden verhoogd met een vakantietoeslag van 8% welke uitgekeerd wordt in de maand mei. Arbeidsongeschl ktheid
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid op basis van een 4-klassensysteem. De opbouw van OP/NP wordt verminderd tot 4 8 % voor de pensioenopbouw vanaf 01-01-2006. Tot 28 juni 2007 moet men minimaal 2 jaar deelnemer zijn om recht te hebben op premievrijsteliing. Het uitiooprisico is gedekt. Vanaf 28 juni 2007 is de voorwaarde van 2 jaar deelnemerschap komen te vervallen. Na 28 juni 2007 is tevens het uitlooprisico komen te vervallen.
Vervroegen /uitstellen
De (gewezen) deelnemer kan de aanvang van het ouderdomspensioen vervroegen of uitstellen. Dat wil zeggen dat het ouderdomspensioen ingaat voor of na de pensioenleeftijd van 65 jaar, met ingang van de eerste dag van enige maand. De aanvang van het ouderdomspensioen kan echter niet gelegen zijn na de 70-jarige leeftijd. Vervroeging mag er niet toe leiden da het totale jaariijkse pensioen lager wordt dan het bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde bedrag voor afkoop.
Uitruil
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum voor rechten opgebouwd vanaf 1 januari 2006; Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioendatum voor rechten opgebouwd vanaf 1 januari 2000 tot 1 januari 2006.
Hoog/laag en laag/hoog
Bij vervroegde ingang van ouderdomspensioen heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid te kiezen voor een in hoogte variërend ouderdomspensioen (hoog/laag en laag/hoog) conform de in het Pensloenreglement Bouwnijverheid geboden keuzemogelijkheden.
Arbeidsongeschiktheidspensioen Ingangsdatum
Datum aanvang WGA-vervolguitkering.
Grondslag
(gemaximeerd) WGA-dagloon verminderd met de vakantietoeslag.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Er wordt een Arbeidsongeschiktheidspensioen toegekend ter hoogte van het uitkeringspercentage behorende bij de arbeidsongeschiktheidsklasse vermenigvuldigd met het (gemaximeerde) WGAdagloon. Op deze uitkering wordt de WGAvervolguitkering in mindering gebracht.
Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen
Een aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt toegekend aan alle gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (vanaf 35% tot 8 0 % arbeidsongeschikt) en volledig arbeidsongeschikte werknemers (80% of
meer arbeidsongeschikt) behorende tot het Natuursteenbedrijf of de Timmerindustrie. Vakantietoeslag
Degene, die aanspraak heeft op een (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioenuitkering heeft tevens aanspraak op 8% vakantietoeslag.
Eindejaarsuitkering
Een eindejaarsuitkering wordt verstrekt aan arbeidsongeschikten die voorafgaand aan hun arbeidsongeschiktheid werkzaam waren in de sector Timmerindustrie. Deze uitkering vindt pas plaats na beëindiging van het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen.
Vroegpensloen Vroegpensioendatum
De eerste dag van de maand waarop de 60-jarige leeftijd wordt bereikt (voor het UTA-personeel binnen het Bouwbedrijf jen v o o r d e sectoii B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e geldt een vroegpensloenleeftijd van 62 jaar); flexibele ingangsdatum: tussen 55 jaar en 65 jaar; voorts Is deeltijd-pensioen mogelijk.
Einddatum
65 jaar.
Deelnemersjaren
Vroegpensloen Bouwplaatspersoneel: Op of na 1 mei 2000 gelegen vanaf de eerste dag van deelneming, tot en met 31 december 2005. Vroegpensloen UTA-personeel Bouwnijverheid: Op of na 1 januari 1998 gelegen vanaf de eerste dag van deelneming, tot en met 31 december 2005. Vroegpensloen Afbouwbedrijf: Op of na 1 januari 2001 gelegen vanaf de eerste dag van deelneming, tot en met 31 december 2005. Vroegpensloen Natuursteenbedrijf: Op of na 1 januari 1999 gelegen vanaf de eerste dag van deelneming, tot en met 31 december 2005. Vroegpensloen Timmer: Op of na 1 januari 2002 gelegen vanaf de eerste dag van deelneming, tot en met 31 december 2005. Vroegpensloen Betonmortelindustrie: jOp of na 1 j a n u a r i 2 0 0 1 gelegen v a n a f de eerste dag v a n d e e l n e m i n g , t o t e n m e t 3 1 december ■2005.
(Gecorrigeerd) pensioenloon
Overeengekomen salaris exclusief vakantietoeslag, inclusief dertiende maand, vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième e.d., gemitigeerd vanaf leeftijd 50.
Vroegpensioengrondslag
Gelijk aan (gecorrigeerd) pensioenloon.
Vroegpensloen
Vroegpensloen Bouwplaatspersoneel: 1,975% van de laatstelijk vastgestelde vroegpensioengrondslag.
10
Vroegpensloen UTA-personeel Bouwnijverheid: 1,75% van de laatstelijk vastgestelde vroegpensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren vanaf 1 januari 1998 tot 1 maari; 1999. Vanaf 1 maart 1999 geldt een percentage van 1,875%. Vroegpensloen Afbouwbedrijf: 1,875% van de laatstelijk vastgestelde vroegpensioengrondslag. Vroegpensloen Natuursteenbedrijf: 1,875% van de laatstelijk vastgestelde vroegpensioengrondslag. Vroegpensloen Timmer: 1,75% van de laatstelijk vastgestelde vroegpensioengrondslag. Vroegpensloen Betonmortelindustrie: 1,75^0 v a n de l a a t s t e l i j k v a s t g e s t e l d e vroeg pensioengrondsiag. Uitkering bij overiijden
VP-Natuursteen: Bij overiijden tijdens de uitkeringsperiode wordt een extra uitkering gedaan aan de partner ter hoogte van twee maandeliji<se uitkeringen. VP-Tlmmer: Bij overiijden tijdens de uitkeringsperiode wordt een extra uitkering gedaan aan de partner ter hoogte van twee maandelijkse uitkeringen.
Vakantietoeslag
Degene, die aanspraak heeft op vroegpensioenuitkeringen heeft tevens aanspraak op 8% vakantietoeslag. Voor de sector Timmerindustrie bedraagt de vakantietoeslag 8,25%.
11
III.
Risico's en risicobeheersing
111.1. Risico's a l g e m e e n BpfBOUW dient snel In te spelen op externe ontwikkelingen en dient de Implicaties van deze ontwikkelingen voor de deelnemers altijd duidelijk integraal in beeld te hebben. Hiervoor heeft bpfBOUW een risicomanagementsyteem ontwikkeld. Het systeem bestaat uit een risicoregister, een risico-implicatieprocedure dat gebruikt wordt bij beleidsvoorstellen, een procedure voor het meten en waarderen van risico's en een rapportagekader. In het risicoregister worden gegevens vastgelegd en bijgehouden van de relevante risico's die zich voordoen bij bpfBOUW, zoals de beschrijving van het risico, de beheersmaatregelen, de kwantificering, het acceptatieniveau en de strategie per risico. In het register worden de volgende risico categorieën onderschijden; • Compliance • Strategisch en omgeving • Financieel • Governance • Operationeel De financiële risico's bestaan uit actuariële en beleggingsrisico's. De actuariële risico's staan nader beschreven in paragraaf IV.5. In paragraaf V9.6 staat risicobeheersing ten aanzien van de beleggingen beschreven. Het rapportagekader voorziet erin dat, volgens een vast format, risicorapportages worden opgesteld zodat het bestuur en bestuursbureau deze kunnen monitoren en (eventueel) maatregelen te nemen. 111.2. Financieel crisisplan Het financieel crisisplan bevat een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Met het financieel crisisplan heeft bpfBOUW een plan klaar dat kan worden ingezet indien een crisis in korte tijd hard toeslaat. Het financieel crisisplan van bpfBOUW beschrijft; - de situaties van het fonds die als een crisissituatie van het fonds gekarakteriseerd kunnen worden; - vanaf welk niveau dekkingsgraad het fonds naar verwachting zonder korten niet meer binnen de gestelde termijn van een kortetermijnherstelplan het minimaal vereist eigen vermogen kan bereiken; - op welke manier het fonds op een financiële crisis antidpeert; welke maatregelen het fonds ter bestrijding van een financiële crisissituatie ter beschikking staan, de mate van inzetbaarheid van deze maatregeien en een indicatie van het finandële effect; - hoe bij het inzetten van maatregelen op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de verschillende belanghebbenden van het fonds; het besluitvormingsproces ter uitvoering van het plan in geval van een crisissituatie voor het fonds; - hoe en op welke wijze het bestuur met belanghebbenden communiceert Indien zich een crisissituatie voordoet en hoe en op welke wijze het bestuur met belanghebbenden communiceert over het financieel crisisplan zelf. Het crisisplan wordt jaarlijks beoordeeld en indien nodig geactualiseerd. Het financieel crisisplan is in zijn geheel opgenomen in de bijlage. 111.3. Herverzekeringsbeleid Alle uit de aanspraken voortvloeiende risico's worden door het fonds in eigen beheer gehouden. 12
IV.
Financiële opzet Inleiding
IV. 1.
De (vereenvoudigde geconsolideerde) balans van bpfBOUW wordt als volgt weergegeven: Vereenvoudigde balans
mS
1 jiif 1
Belegd vermogen:
Algemene Reserve
- Vastgoed - Aandelen
Overige Reserves:
- Vastrentende waarden
- Reserve Asnvullirgsregefingen
- Derivaten
- Reserve Toeslagverlening actieven
- Overige beleggingen Voorzieningen:
Materiele vaste activa
- Technische Voorzieningen Deelnemingen
- Voorziening voor risico deelnemers
Vorderingen en overlopende activa
Langlopende schulden
Liquide middelen
Overige schulden en Overlopende passiva
Bovenstaande balansposten worden in dit hoofdstuk behandeld, te beginnen met de activa. Aangegeven wordt welke beleggingscategorieën bpfBOUW ter beschikking staan en hoe deze activa worden gewaardeerd. In paragraaf IV.3 wordt vervolgens beschreven hoe de reserves zijn samengesteld en waardoor deze kunnen wijzigen. In paragraaf IV.4 komen de voorzieningen, overige schulden en overiopende passiva aan de orde. Hierna worden in paragraaf IV,5 de actuariële grondslagen behandeld, op basis waarvan deze voorzieningen worden vastgesteld. Tot slot wordt in de laatste twee paragrafen de wijze van vaststellen van de dekkingsgraad, die van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen beschreven.
IV.2.
Activa
Vastgoed Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën: vastgoed In exploitatie, vastgoed In ontwikkeling en vastgoed via participaties. •
Vastgoed in exploitatie Deze categorie wordt gewaardeerd op de rendementswaarde conform de ROZ/IPD-methodiek, Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct In de staat van baten en lasten verantwoord.
•
Vastgoed in ontwikkeling Waardering vindt plaats tegen kostprijs of lagere actuele waarde. Tot de kostprijs worden gerekend de aanschafwaarde, de bouwrente (tot 2005) en de gemaakte ontwikkelingskosten.
•
Vastgoed via participaties Deze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen in onroerend goed In binnen- en buitenland. De waardering vindt plaats tegen actuele waarde.
13
Aandelen e n a n d e r e niet v a s t r e n t e n d e w a a r d e p a p i e r e n •
Aandelen en converteerbare obligaties Deze categorie wordt gewaardeerd tegen marktwaarde. Aandelen worden in belangrijke mate belegd in beleggingspools. De participaties In beleggingspools worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie.
•
Overige kapltaalbelangen Overige kapltaalbelangen bestaan uit private equity en venture capital. Private equity en venture capital worden gewaardeerd tegen actuele waarde.
Vastrentende waarden •
Obligaties Deze categorie wordt gewaardeerd tegen marktwaarde, inclusief opgelopen rente. Obligaties worden in belangrijke mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde per participatie.
•
Hypotheken Hypotheken worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de toekomstige kasstromen contant gemaakt op basis van de geldende marktrenten.
•
Leningen op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente
•
Deposito's en kasgeldleningen Deposito's en kasgeldleningen worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente. Zowei de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
•
Micro-kredieten De waardering vindt plaats op basis van kostprijs plus, indien van toepassing, opgelopen rente.
Derivaten .
Renteswapcontracten en Inftatieswapcontracten De waardering vindt plaats tegen marktwaarde. De marktwaarde is de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende rente- en inflatieswapcurve. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct In de staat van baten en lasten verantwoord.
•
Va I utaterm i jncontracten Valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Deze wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten worden verantwoord onder de Indirecte beleggingsopbrengsten.
Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de Overige schulden en overiopende passiva.
14
Overige beleggingen •
Commodities De waardering vindt plaats tegen marktwaarde. Zowel de ongerealiseerde ais de gerealiseerde waardeverschillen worden direct In de staat van baten en lasten verantwoord.
•
Hedgefondsen De waardering vindt plaats tegen marktwaarde. Zowel de ongerealiseerde als de gerealiseerde waardeverschillen worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
Materiële v a s t e activa De bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen gebaseerd op de verwachte economische levensduur van de desbetreffende activa rekening houdend met de restwaarde. Activering en afschrijving vinden plaats vanaf het moment van ingebruikname. Deelnemingen Deelnemingen worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. Deze post wordt alleen opgenomen in de enkelvoudige balans. V o r d e r i n g e n en o v e r l o p e n d e activa •
Nog te ontvangen beleggingsopbrengsten Onder deze balanspost zijn onder meer opgenomen de nog te ontvangen huren. De waardering vindt plaats op nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid.
•
Nog te ontvangen bijdragen van werkgevers en werknemers Deze post betreft onder andere de vorderingen op werkgevers inzake de premies met betrekking tot het boekjaar welke in de eerste maand van het volgende jaar verwerkt worden. Daarnaast worden hier ook premievorderingen op eerdere boekjaren verantwoord. Waardering vindt plaats op nominale waarde.
Liquide m i d d e l e n Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. IV.3.
Passiva: reserves
op de balans van bpfBOUW zijn drie reserves opgenomen, te weten de algemene reserve en twee overige reserves. A l g e m e n e Reserve De Algemene Reserve (AR) Is bedoeld om algemene risico's te financieren. Dat betreft de risico's zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve vormt het beschikbaar eigen vermogen dat wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad en is daarmee sturend voor het premie- en toeslagbeleid. Aan de Algemene Reserve worden jaariijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: • de beleggingsopbrengsten voor zover deze aan de Technische Voorziening pensioenverplichtingen of de algemene reserve zelf toebehoren; • benodigde interest over de VPV; • de mutatie als gevolg van een nieuwe rentetermijnstructuur over de VPV; • de koopsommen benodigd voor de toegekende toeslagverieningen;
15
de benodigde buffers voor de jaariagen 55^^ en 55"; de benodigde buffers voor de toegekende aanspraken 55" bij tijdsevenredige toekenning; overige (actuariële) resultaten (premie, sterfte, kosten e t c ) . Overige reserves De twee overige reserves dienen een specifiek doel. Het zijn bestemmingsreserves en worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. De overige reserves bestaan uit: I. Reserve aanvullingsregelingen: reserve aanvulling 55-^ en reserve aanvulYtng 55per sector; ii. Reserve toeslagverienlng actieven; Ad 1 Reserve A a n v u l l i n g e n Reserve a a n v u l l i n g 5 5 + per sector Deze reserves per sector (Bouw en UTA) ontwikkelen zich door de toe te rekenen beleggingsopbrengsten, de premie-inkomsten voor de 55"^ aanvullingsregelingen minus de jaariaag 55"^ (inclusief saldo buffervereisten - dit betekent het saldo van enerzijds VEV op nieuwe jaariaag en anderzijds de vrijval van gemiddeld aanwezige dekkingsgraad op lopende uitkeringen van aanvullingen) in enig jaar en de eventuele veriiezen/winsten op toekenningen 55+. Het jaar 2006 Is het eerste jaar waarover de vaststelling van de reserve plaats heeft gevonden. Reserve a a n v u l l i n g 5 5 - per sector Deze reserves per sector (Bouw, UTA, Afbouw, TlmmerTën Natuursteen en Mortel) ontwikkelen zich door de toe te rekenen beleggingsopbrengsten, de premie-inkomsten voorde 55 aanvullingsregelingen minus de jaariaag 55' (inclusief saldo buffervereisten), of de tijdsevenredig toegekende aanspraken 55' (inclusief buffervereisten) in enig jaar en de eventuele veriiezen/winsten op toekenningen 55-. Het jaar 2006 is het eerste jaar waarover de vaststelling van öe reserve plaatsvindt. De totale premie (de som van de middelloonpremie, de aanvulllngspremie 55- en indien van toepassing de aanvullingspremie 55-I-) zoals deze gold in het jaar 2006, wordt pas veriaagd op het moment dat een eventueel fusietekort is afgefinancierd. Ad ii Reserve Toeslagverienlng Actieven Aan de Reserve Toeslagverienlng Actieven worden jaariijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: • 0,4%-punt uit de premie; • de beleggingsrendementen op de reserve zelf; • eventuele aanvullingen op de toeslagverienlng van deelnemers bij gedeeltelijk toeslag verienen; • eventuele terugstortingen van in het verieden gegeven aanvullingen op toeslagverienlng bij gedeeltelijk toeslag verlenen. Tekort Fusie Eind 2006 is voor de fondsen die met bpfBOUW fuseerden (VP-Bouw, VP-UTA, VUT-UTA, VP-Afbouw en VP-Natuursteen) het tekort of overschot ten opzichte van de dekkingsgraad van bpfBOUW zonder fusie bepaald. Hierbij zijn fonds-eigen grondslagen gehanteerd en de toen geldende rentetermijn structuur van DNB. Ook voor VP-Tlmmer (die a\ binnen bpfBOUW zat) is het tekort bepaald. Het Tekort Fusie wordt niet opgenomen in de jaarrekening. Aan het Tekort Fusie per sector worden jaariijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: • het tekort neemt toe met het beleggingsrendement van bpfBOUW; • een eventueel overschot bij de reserve aanvullingsregeling 55- wordt van het tekort afgetrokken (het tekort neemt af). 16
Tegoed Arbeidsongeschiktheidspensioen Per eind 2011 zijn de reserves Arbeidsongeschiktheidspensioen komen te vervallen. Omdat deze reserves bestemd waren voor de arbeidsongeschiktheidspensioen van deelnemers van de verschillende sectoren Is in de plaats van de reserves een Tegoed Arbeidsongeschiktheidspensioen per sector opgenomen. Dit Tegoed Is per 31-12-2011 qua hoogte gelijk aan wat de reserve zou zijn geweest per 31-12-2011. Het Tegoed Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt niet opgenomen In de jaarrekening. Aan het Tegoed Arbeidsongeschiktheidspensioen per sector worden jaariijks de volgende middelen toegevoegd dan wel onttrokken: • • • • • •
IV.4.
de beleggingsopbrengsten naar rato van de voorziening en Tegoed arbeidsongeschiktheldspensioenen primo jaar ten opzichte van de totale voorziening en Tegoed; de benodigde interest over de voorzieningen arbeidsongeschiktheidspensioenen; de mutatie als gevolg van een nieuwe rentetermijnstructuur over de voorzieningen; de koopsommen benodigd voor de toegekende toeslagverieningen; overige resultaten (premie, sterfte, kosten e t c ) ; Voor de sector Afbouw was ten aanzien van de reserve arbeidsongeschiktheidspensioen overeen gekomen om een eventueel overschot of tekort ten opzichte van de dekkingsgraad van bpfBOUW ten goede o f t e n laste van de Reserve Aanvulling 55- te brengen, na Instemming van CAO-partijen in de Afbouw. Zodra de reserve arbeidsongeschiktheidspensioen herleeft of het Tegoed kan worden verrekend, zal met deze afspraak rekening worden gehouden.
Passiva: Technische voorzieningen, voorziening v o o r risico van deelnemers, langlopende schulden, overige schulden en overlopende passiva
Technische v o o r z i e n i n g e n De post technische voorzieningen bestaat uit de volgende onderdelen: de Voorziening Pensioenverplichtingen en de overige technische voorzieningen. Belde onderdelen zijn voor risico fonds. 1. V o o r z i e n i n g P e n s i o e n v e r p l i c h t i n g e n v o o r risico pensioenfonds (VPV) Deze voorziening is het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten. De VPV is onder te verdelen in de volgende voorzieningen: a. V o o r z i e n i n g o u d e r d o m s p e n s i o e n / p a r t n e r p e n s i o e n Dit zijn alle verplichtingen die voortkomen uit de Pensioenregeling Bouwnijverheid met betrekking tot het ouderdomspensioen/partnerpensioen indusief de toegekende aanspraken uit hoofde van de aanvullingsregeling 55-. Ten behoeve van arbeidsongeschikte deelnemers wordt een voorziening aangehouden, op basis van toekomstig op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen/partnerpensioen wegens premievrijstelling. b. V o o r z i e n i n g j a a r i a g e n De jaariaagvoorziening bestaat uit de verwachte toekenningen uit hoofde van de aanvullingsregelingen 55-I-/55- in het volgende jaar, indusief de verwachtte toekenningen voor hen die - ondanks eerdere kwalificatie - nog niet van hun recht op de aanvulling gebruik hebben gemaakt. De jaariaagvoorziening is als volgt onder te verdelen: a. Voorziening jaariaag (55+755-) Bouwbedrijf; b. Voorziening jaariaag ( 5 5 + / 5 5 ' ) UTA-personeel in het Bouwbedrijf; c Voorziening jaariaag (55-) Afbouw; d. Voorziening jaariaag (55-) Timmerindustrie; 'e._V_oörziën?ng jaariaag ( 5 5 - ) B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e . '
17
c. V o o r z i e n i n g v r o e g p e n s l o e n De voorziening vroegpensloen bestaat uit de opgebouwde ingegane vroegpensioenaanspraken, alsmede de ingegane aanspraken uit hoofde van de aanvullingsregelingen 55+. De voorziening vroegpensloen is als volgt onder te verdelen: a. Voorziening vroegpensloen Bouwbedrijf; b. Voorziening vroegpensloen UTA-personeel in het Bouwbedrijf; c Voorziening vroegpensloen Afbouw; d. Voorziening vroegpensloen Natuursteenbedrijf; e. Voorziening vroeg pensioen Timmerindustrie;__ f- V o o r z i e n i n g v r o e g p e n s l o e n Betonmortelindustrie.^ d. V o o r z i e n i n g a r b e l d s o n g e s c h i k t h e i d s p e n s i o e n e n De voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen betreft naast een voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen ook een voorziening voor nog niet ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen op basis van het surplus in ontvangen premie voor onverwachte schades. De voorziening voor niet ingegane arbeidsongeschiktheldspensioenen wordt afgetopt op de maximale toekenning in de afgelopen 10 jaar plus het verschil tussen dit maximum en de minimale toekenning in de afgelopen 10 jaar (nb gecorrigeerd voor de wijzigingen In verband met invoering van de WIA). Voor Afbouw wordt geen voorziening voor niet-ingegane arbeldsongeschiktheidspensioenen aangehouden, gelet op het feit dat er geen nieuwe instroom meer ontstaat en gelet op de ruimte die in de Reserve Arbeidsongeschiktheid aanwezig Is voor eventuele herievingen, in de vorm van solvabiliteitsbuffer en extra buffer voor non-revalidatie. De voorziening arbeidsongeschiktheldspensioenen is als volgt onder te verdelen: a. Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen Bouwbedrijf indusief UTA personeel; b. Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen Afbouw; c Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen Natuursteenbedrijf; d. Voorziening arbeidsongeschiktheldspensioen Timmerindustrie;__ e. V o o r z i e n i n g a r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d s p e n s i o e n B e t o n m o r t e l i n d u s t r i e . ' e. V o o r z i e n i n g in v e r b a n d m e t zieke deelnemers De voorziening in verband met zieke deelnemers wordt gevormd voor deelnemers die zich in de loondoorbetallngsverpllchtingsperiode bevinden. De voorziening dient ter afdekking van de verwachte instroom voor de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid. De voorziening bedraagt tweemaal de risicopremie voor premievrije bijboeking. f.
Transitorische p r e m i e Voor zover er premies in rekening zijn gebracht maar de aanspraken op ouderdomspensioen/nabestaanden pensioen nog niet zijn bijgeschreven wordt een voorziening opgenomen ter hoogte van deze premies.
De voorziening pensioenverplichtingen wordt door de actuaris vastgesteld met gebruikmaking van de in de volgende paragraaf vermelde actuariële grondslagen en onderstellingen. 2. Overige Technische V o o r z i e n i n g De Overige technische voorzieningen bestaan uit de volgende voorzieningen: a. Spaarfonds Gemoedsbezwaarden Via dit spaarfonds worden de spaargelden van de gemoedsbezwaarden beheerd. 18
Aan het Spaarfonds wordt jaariijks een rendement toegevoegd. Het bij te schrijven rendement bedraagt jaariijks 4 % plus de per 1 januari van het volgende jaar te verienen toeslagverienlng. b. V o o r z i e n i n g i n l e g g a r a n t i e BeterExcedent Dit betreft een voorziening voor de inleggarantie geldend voor de regeling BeterExcedent. Deze wordt overeenkomstig de RJ 610.265 opgenomen onder overige technische voorziening. V o o r z i e n i n g v o o r risico v a n d e e l n e m e r s Dit betreft de voorziening voor de regeling BeterExcedent met de bijdragen van deelnemers die toe- of afnemen door rendement. De voorziening is gelijk aan het opgebouwde spaarsaldo. Langlopende schulden De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Overige schulden en o v e r l o p e n d e passiva De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden tevens opgenomen onder deze post.
IV.5.
Actuariële grondslagen
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV), de actuariële koopsommen en de doorsneepremie wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: Sterfte- en overievingskansen
Ouderdomspensioen, partnerpensioen en vroegpensloen: De overievingskansen worden vastgesteld op basis van de Prognosetafel 2010-2060. Op de overievingskansen in deze tafel worden fondsspecifieke correctiefactoren toegepast. Deze correctiefactoren (per leeftijdsklasse) zijn: tot leeftijd 39,5; 40,5-49,5: 50,5-59,5: 60,5-69,5: 70,5-79,5: 80,5-89,5: 90,5-120:
0,7 0,7 0,7 1,0 1,1 1,1 1,0
Arbeidsongeschiktheidspensioen: De prognosetafel 2010-2060, met toepassing van de bovengenoemde correctiefactoren, echter zonder de tafel diagonaal te lezen, maar door jaariijks de sterftekansen uit de bijbehorende kolom te lezen en de resulterende factoren met 1 % te verhogen voor sterfteverbetering. Leeftijdsverschil
Voor de berekening van de voorziening voor het partnerpensioen wordt de man verondersteld 3 jaar ouder te zijn dan de vrouw.
19
Rekenrente
De voorziening wordt berekend op basis van de marktrente zoals deze geldt op het berekeningsmoment. Hiervoor worden de rentetermijnstructuren toegepast die door De Nederiandsche Bank maandelijks worden vastgesteld en gepubliceerd. In enig jaar worden factoren ten behoeve van afkoop, uitruil, vervroegen/uitstel, hoog/laag gebaseerd op een vaste rente uit de rentetermijnstructuur van 30 september van het jaar ervoor; voor afkoopfactoren betreft dit de rente bij looptijd 25 uit de rentetermijnstructuur, bij de overige factoren betreft dit de rente bij looptijd 10. Factoren voorde regeling BeterExcedent en voor het omzetten van een saldo vanuit levensloop worden gebaseerd op de hele rentetermijnstructuur per 30 september. Voor waarderoverdracht gelden niet-fondsspecifieke, wettelijke factoren.
Gehuwdheidsfrequenties
Voor de pensioenrechten is de gehuwdheidsfrequentie voor mannen en vrouwen ontleend aan de voor de mannen opgenomen gegevens omtrent de leeftijdsopbouw van de Nederiandse bevolking, naar geslacht en burgeriijke staat, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2001, verhoogd met een partneropslag van 10% tot 65 jaar. Voor rechten tot 1-1-2000 gelden na 65 eveneens deze frequenties, echter zonder opslag met 10%. Voor rechten vanaf 1-1-2000 Is de huwelijksfrequentie op 65-jarige leeftijd 100%. Nadien neemt deze frequentie af met de sterftekans van de partner.
Ontslagkansen
Met ontslagkansen wordt In de voorziening geen rekening gehouden.
Loonontwikkelingen
Met toekomstige loonontwikkelingen wordt in de voorziening geen rekening gehouden.
Administratiekosten
Voor de dekking van de administratiekosten komen de volgende bedragen ter beschikking:
Kosten risico deel NP
a
1,5% van de uitkeringen voor dekking van de kosten die aan de uitbetaling verbonden zijn;
b
0,50%-punt van de middelloonpremie respectievelijk 3% van de premie voor de arbeidsongeschiktheldspensloenen en aanvullingsregelingen zijn bestemd voor dekking van de kosten die aan de inning van de premies en de verdere administratiekosten verbonden zijn;
c
voor VP-Bouw, VP-Afbouw, VP-Natuursteen, VPTimmer,-S-VP-UTA 'en VP-Mortel wordt een bedrag van 10 euro per (gewezen) deelnemer per toekomstig jaar gereserveerd tot de vroegpensioendatum;
0,30%-punt van de middelloonpremie is bestemd om het risico-partnerpensioen (bestaande uit het verschil tussen het opgebouwde middelloon partnerpensioen en maximaal 17% van de pensioengrondslag, met een minimum van 0%) te financieren. 20
Reservering voor wezenpensioen
Ter financiering van opgebouwde wezenpensioenen is de voorziening voor niet ingegane ouderdomspensioenen verhoogd met 0,5%. Bij de waardering van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat er geen sterfte plaatsvindt en dat de studiekans -de kans op studeren na leeftijd 18- tot 18 jaar gelijk Is aan nul en na 18 jaar gelijk is aan 1.
Kosten premievrije bijboeking
0,40%-punt van de middelloonpremie is bestemd om het risico op premievrije bijboeking In verband met arbeidsongeschiktheid te financieren. Voor het product BeterExcedent wordt een opslag van 5% aan de bruto premie onttrokken ter dekking van het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid.
Kosten premie bpfBOUW
Voor 55 plussers van VP-Bouw Is voor de dekking van de kosten voor voortzetting van de opbouw van ouderdomspensioen de voorziening van ingegane vroegpensioenen verhoogd met 2 % (tot ultimo 2011, wanneer alle 55 plussers minimaal 62 jaar zijn). Op die leeftijd stopt de bijdrage vanuit VP Bouw en wordt de voortzetting van de pensioenopbouw gefinancierd vanuit het vermogen van bpfBOUW).
Revalidatiekansen
Arbeidsongeschiktheidspensioen De revalidatiekansen voor Ingegane pensioenen betreffen éénjarige revalidatiekansen gebaseerd op KAZO 2000 en hebben betrekking op de betrokken CAO's (Bouwbedrijf Indusief UTA, Afbouwbedrijf, Natuursteenbedrijfjëw, Timmerindustrie &n Betonmortelindustrie).
Inleggarantie BeterExcedent
Ter dekking van het risico verbonden aan de inleggarantie bij de regeling BeterExcedent, wordt een opslag van 0,8% onttrokken aan de bruto premies.
Verhouding man:vrouw
voor sexeneutrale factoren ten behoeve van afkoop, uitruil, uitstel/vervroeging hoog/laag en BeterExcedent is de gehanteerde verhouding man:vrouw gelijk aan 100%:0%.
Solvablliteitsopslag
Over In te kopen rechten vanuit de regeling BeterExcedent of vanuit een saldo levensloop wordt een solvablliteitsopslag in rekening gebracht ten laste van het opgebouwde dan wel Ingebrachte saldo. Deze opslag is gelijk aan 10%.
A c t u a r i ë l e risico's De uit de aanspraken voortvloeiende actuariële risico's bestaan uit risico's van overiijden, langleven, het bestaan van partnerrelaties en invalideren. Het risico houdt in dat de werkelijke ontwikkeling van het deelnemersbestand afwijkt van waarop Is gerekend op basis van hiervoor genoemde actuariële grondslagen. Daarnaast zijn er risico's welke voortvloeien uit keuzes, die door de deelnemers gemaakt mogen worden. Deze risico's kunnen betrekking hebben op: • risico's van selectie en • risico's ten gevolge van de ontwikkeling van de binnen het fonds aanwezige verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers. De eventuele keuzes voor vervroeging / uitstel, de keuze voor m e e r / minder levenslang partnerpensioen en de keuze voor hoog / laag worden afgewikkeld op basis van
21
actuariële gelijkwaardigheid op het niveau van de aanspraken waarvoor deelnemers deze keuze kunnen maken.
IV.6.
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad waarop de toereikendheid van het fonds zal worden getoetst wordt als volgt vastgesteld: Technische voorzieningen + algemene reserve Technische voorzieningen Indien één van de overige reserves negatief is wordt deze in mindering gebracht op de algemene reserve ten behoeve van de bepaling van de dekkingsgraad om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld. IV.7.
Solvabiliteitstoets: minimaal vereist eigen vermogen en vereist eigen vermogen
Solvabiliteitstoets De solvabiliteitstoets bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste wordt het eigen vermogen bepaald en getoetst aan het minimaal vereist eigen vermogen. Ten tweede wordt het eigen vermogen getoetst aan het vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen Is gelijk aan de hoogte van de algemene reserves. Hieronder wordt beschreven hoe het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen worden berekend. Minimaal v e r e i s t eigen v e r m o g e n (MVEV) Het minimaal vereist eigen vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het besluit finandeel toetsingskader pensioenfondsen. Het is in hoofdlijnen gelijk aan: buffer van 4 % over de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds; buffer van 1 % over de voorzieningen voor risico deelnemers; - buffer ten behoeve van het overiijdensrisico van 0,3% over het risicokapitaal"^; - buffer ten behoeve van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Getoetst wordt of het eigen vermogen groter of minimaal gelijk is aan het minimaal vereist eigen vermogen. Herstelplan dekkingstekort, herstel in drie jaar Wanneer het eigen vermogen kleiner is dan het minimaal vereist eigen vermogen, dient dit onverwijld aan de toezichthouder gemeld te worden. Vervolgens dient er binnen twee maanden ter goedkeuring een kortetermijnherstelplan ingediend te worden bij de toezichthouder. In dit herstelplan worden de financiële maatregelen geformuleerd die erop gericht zijn uiteriijk binnen 3 jaar (in huldig herstelplan 5 jaar) uit de situatie van een dekkingstekort te komen. De voorwaarden aangaande het kortetermijnherstelplan zijn dat (zie artikel 140 PW): a. de kans op herstel verbetert; b. de risico's voor de aanspraak- en pensioengerechtigden niet toenemen; en c. de kans op toeslagverlening niet negatief worden beïnvloed.
* Het risicokapitaal wordt per geboortejaar vastgesteld als het verschil tussen de benodigde voorziening bij overlijden voor nabestaandenpensioen en de aanwezige voorziening (zowel OP, NP als VP), mits groter dan nul. Het totale risicokapitaal is gelijk aan de sommatie over alle geboortejaren. 22
Vereist eigen v e r m o g e n (VEV) Het fonds dient tevens te toetsen of het eigen vermogen minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen, zoals bedoeld in artikel 132 PW. Het vereist eigen vermogen wordt zodanig vastgesteld dat het eigen vermogen (indien initieel gelijk aan het vereist eigen vermogen) een jaar later met een betrouwbaarheid van 97,5% niet kleiner is dan nul. Om het vereist eigen vermogen vast te stellen heeft het fonds de keuze uit de gestandaardiseerde methode welke wordt beschreven In het FTK, dan wel een eigen risicomodel. Het bestuur heeft voor de toets vooralsnog gekozen voor de gestandaardiseerde methode van het FTK, zoals beschreven ln artikelen 24 tot en met 29 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Als uitzondering is de berekening van S2 (zie hieronder) anders dan in het standaardmodel, omdat rekening wordt gehouden met een afwijkend risico op vastgoed. De g e s t a n d a a r d i s e e r d e m e t h o d e In de gestandaardiseerde methode wordt uitgegaan van een aantal risicocategorieën die een voorgeschreven scenario ondergaan met een éénjaarsbetrouwbaarheid van 97,5%. Dit leidt tot onderstaande solvablliteitsreserves, te weten: 51 : solvablliteitsreserve renterisico (daling afhankelijk van duration). S I wordt bepaald op basis van kasstromen van zowel verplichtingen als beleggingen; 52 : solvablliteitsreserve aandelen (daling van 25% bij mature markets, private equity 30% en bij emerging markets 35%) en vastgoed is gesplitst naar direct. Indirect beursgenoteerd en Indirect niet-beursgenoteerd (daling van respectievelijk 15%, 25% en 35%). Tevens wordt een correlatie van 0,75 verondersteld tussen de verschillende zakelijke waarden; De schok van 35% voor indirect onroerend goed is hoger dan de wettelijke 25% schok, wegens aanwezige leverage in het indirecte onroerend goed door gedeeltelijke financiering met vreemd vermogen. 53 : solvablliteitsreserve valutarisico (waardedaling van 20%); 54 : solvablliteitsreserve commodities (daling van 30%); 55 : solvablliteitsreserve kredietrisico (stijging van de credit spread met 40%); 56 : solvablliteitsreserve verzekeringstechnisch risico doormiddel van een verzekeringsrisico opsfag bestaande uit het procesrisico pfus de wortel van de som van de onzekerheid rondom de sterftetrend (TSO) in het kwadraat en de negatieve stochastische afwijkingen van de theoretische sterfte (NSA) In het kwadraat. Voorgaande solvablliteitsreserves worden In de volgende formule gecombineerd. De correlatie tussen rente en aandelen wordt daarbij op 0,5 gesteld, de overige correlaties op nul: Totaal = v'(Si^ + Sa^ + 2 * 0,5 * Si * S2 + S3 + s / + Ss^ + Ss) Er is voldoende eigen vermogen indien bovenstaand "Totaal" ( = het vereist eigen vermogen) kleiner is dan het eigen vermogen. Herstelplan reservetekort, herstel in vijftien jaar Wanneer het eigen vermogen kleiner is dan het vereist eigen vermogen dan dient het beleid zodanig aangepast te worden dat er geen tekort meer bestaat binnen een periode van 15 jaar. Deze wijziging van beleid Is het zogenaamde 'langetermijn herstelplan'. Dit hoeft niet te betekenen dat er niet geïndexeerd kan worden. Toeslagverienlng blijft mogelijk, zolang het herstel maar In een periode van 15 jaar wordt gerealiseerd.
23
V. v.l.
Financiële s t u r i n g s m i d d e l e n Inleiding
Teneinde invloed uit te kunnen oefenen op de financiële positie, heeft het bestuur voornamelijk de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: • Premie- en Toeslagbeleid • Beleggingsbeleid • Kortingsbeleid Deze verschillende beleidsvormen zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. Voorts wordt ingegaan op de Continuïteitsanalyse, de toeslagenmatrix, de toeslagenlabel en het beleid ten aanzien van collectieve waardeoverdracht. V.2.
Premie- en Toeslagbeleid
BpfBOUW onderscheidt de volgende premle-begrippen die in het vervolg van deze paragraaf nader worden beschreven: 1. De basispremie: dit Is de lange-termijn kostendekkende premie (verminderd met de vrijval van solvabiliteitsbuffers), zoals vastgesteld in de ALM-studIe verricht in 2006; 2. De kostendekkende premie: dit is de premie welke benodigd Is om de jaariijkse inkoop van pensioenaanspraken te financieren, verhoogd met opslagen voor kosten, solvabiliteit en voorwaardelijke toeslagverienlng. Dit betreft derhalve de premie zoals bedoeld in artikel 128 PW; 3. De feitelijke premie: deze premie is de premie die jaariijks in rekening wordt gebracht, en hoeft niet noodzakelijkerwijs gelijk te zijn aan de basispremie of de kostendekkende premie. De feitelijke premie van enig jaar wordt vastgesteld, uitgaande van de feitelijke premie van het voorafgaande jaar, en met toepassing van de premiestaffel die hierna wordt vermeld en toegelicht. De genoemde premies worden uitgedrukt als een percentage van de som van de pensioengrondslagen. In het geval van een reservetekort of dekkingstekort geldt het wettelijke vereiste dat de feitelijke premie tenminste gelijk is aan de kostendekkende premie. Bij het vaststellen van de premie voldoet het fonds ten alle tijden aan dit vereiste. Daarnaast geldt de eis dat de premie In een situatie van een dekkingstekort moet bijdragen aan herstel. Dit betekent dat de feitelijke premie minimaal de kosten van de pensioenopbouw inclusief een opslag voor kosten en een opslag voor het minimaal vereist eigen vermogen moet dekken. Voor 2012 heeft DNB in overieg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) besloten om pensioenfondsen een termijn van één jaar te bieden om te voldoen aan deze eis. Pensioenfondsen mogen van deze mogelijkheid gebruik maken op voorwaarde dat zij 2012 gebruiken om te zorgen vooor een sluitende finandële opzet. BpfBOUW maakt In 2012 gebruik van deze zogenoemde ^adempauze'. Leidraad van het premie- en toeslagbeleid is prudentie. Het bestuur kan vanwege deze prudentie van het premie- en toeslagbeleid afwijken. Het Financiële Toetsingskader heeft Invloed op het beleid. Met vaste dekkingsgraden c q . reserves kan niet worden gewerkt door het jaariijks wijzigende Vereist eigen vermogen (VEV) en de middelen om Volledige Toeslag (VolT^ en de Toeslag ambitie (TA) te verwezenlijken. Daarom is gekozen voor een beleidsstaffel die niet stuurt op basis van vaste dekkingsgraden maar op de buffervereisten zelf. Alleen bij gedeeltelijk toeslag verienen kan het vóórkomen dat de actieven een aanvulling krijgen uit de Reserve Toeslagverienlng Actieven, In overige situaties worden actieven en Inactieven gelijk behandeld.
24
Het premie- en toeslagbeleid wordt in de volgende staffel samengevat: Omvang Algemene Reserve Kleiner d a n MVEV G r o t e r d a n MVEV m a a r k l e i n e r d a n VEV+VolT
Gevolgen v o o r p r e m i e
Groter d a n VEV+VolT m a a r k l e i n e r d a n Pkg Groter d a n Pkg
(Naar) basispremie
Waarbij: MVEV: VPV: VEV: VolT: Pkg: TA:
Verhoqen Verhogen
(Naar) basispremie + eventueel premiekorting (drie s t a p p e n plan)
Gevolgen v o o r toeslagverlening Geen toeslaqverleninq Lineair voor 2 jaar (daarna herstellen)^, actieven eventueel aanvulling uit Reserve Toeslagverienlng Actieven Volledige toeslagverienlng Volledige toeslagverienlng + eventueel inhaaltoeslagveriening (drie s t a p p e n plan)
Minimaal vereist eigen vermogen de VPV exdusief de VPV voor BeterExcedent; Vereist eigen vermogen behorend bij VPV. Het VEV wordt vastgesteld op de grenswaarde (minimaal vermogen afdoende voor dekking van VPV en VEV, toepassing van lange termijn strategische beleggingsmix); Lasten van volledige toeslagverienlng voor de VPV. Deze last bestaat uit de toeslagverienlng per 1 januari van het komende jaar, bepaald met de gewogen loontrend van het huidige jaar; Premiekortlngsgrens (overdekking > VEV + TA); Toeslag ambitie voor alle toekomstige jaren, waarbij de VPV wordt bepaald uitgaande van het verwachtte reële rendement (verwacht rendement minus verwachtte looninflatie).
Drie s t a p p e n p l a n Wanneer de Algemene Reserve groter is dan de premiekortlngsgrens worden de volgende drie stappen gevolgd: Stap 1 :
Indien de premie boven de basispremie zit, kan de premie in één keer naar het niveau van de basispremie teruggebracht worden;
Stap 2:
Inhaal-toeslagveriening (samengesteld) op basis van 5 jaar alsmede een eventuele terugstorting aan de Reserve Toeslagverienlng Actieven voor zover deze gefinancierd kan worden uit het verschil tussen de Algemene Reserve en de premiekortlngsgrens. Toeslagverienlng van vóór deze 5 jaar worden niet ingehaald. Het startmoment voor het bepalen van deze inhaal-toeslagveriening Is 1 januari 2006.
Stap 3:
Voor zover het verschil tussen de Algemene Reserve en de premiekortlngsgrens minus de eventuele inhaal-toeslagveriening en terugstorting uit stap 2 het toestaat zal een premiekorting op de basispremie worden gegeven. De maximale premiekorting is dan 2,0%-punt per jaar minus de premlesprong uit stap 1.
Hierna worden de verschillende onderdelen uitvoeriger beschreven.
Zie nadere toelichting onder B. Toeslagbeleid Pensioenen, onderdeel Financiering 25
A. P r e m i e b e l e i d P e n s i o e n e n : •
• • • • •
• •
De basispremie Is gelijk aan de in 2005 berekende gemiddelde lange termijn premie, rekening houdend met de vrijval van de solvablliteitsopslag op lopende uitkeringen ( 1 8 , 9 % op basis van een verwachte rente van 4,0%). In deze premie Is de toeslagverienlng van aanspraken van actieven betrokken voor zover deze niet uit verwachte lange-termijn overrendementen gefinancierd kan worden, ter hoogte van 0,4%-punt. Hoe de 'standaard' k o s t e n d e k k e n d e premie (voor het komende jaar) wordt berekend staat beschreven onder V.3; Een premie van In beginsel maximaal 2 1 , 9 % van de pensioengrondslag; Een premie van minimaal 1 4 , 9 % van de pensioengrondsiag; Een premiestijging wanneer de RP (minus de verwachte toeslagverienlng per 1 januari van het volgende jaar) kleiner is dan het VEV; In stapjes naar de basispremie wanneer de Algemene Reserve (minus de verwachte toeslagverienlng per 1 januari van het volgende jaar) tussen het VEV en de premlekortinggrens zit; In de situatie dat er niet volledig geïndexeerd wordt zal de basispremie worden geheven. Derhalve kan de premiestap maximaal 4,0'Vo-punt zijn indien de minimale premie van 14,9% wordt geheven. In de overige situaties stijgt of daalt de premie met maximaal 2,0%-punt. Deze begrenzingen aan premiestappen zullen echter niet de wettelijke bepalingen ten aanzien van het premieniveau mogen doorkruisen. Als de RP (minus de volledige toeslagverienlng per 1 januari van het volgende jaar) boven de premlekortinggrens zit treedt het drie stappen plan in werking; De toeslagverienings ambitie (TA) wordt als volgt vastgesteld:
TA = max[VPV obv verwachte reële rendement -/- VPV obv rente termijn structuur; Oj
B. Toeslagbeleid P e n s i o e n e n : Hierna wordt omschreven hoe en voor welke aanspraken de toeslagverienlng wordt vastgesteld: •
W e l k e aanspraken? De aanspraken van actieven en inactieven worden voorwaardelijk geïndexeerd: de aanspraken van inactieven tot en met het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van toeslagverienlng en de aanspraken van actieven tot het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van toeslagverienlng;
•
Maximum De toeslagverienlng is maximaal de gewogen loontrend van het voorafgaande kalenderjaar. De gewogen loontrend bestaat uit de loontrend per sector gewogen naar het aantal actieve deelnemers in de middelloonregeling. De eventuele toeslagverlening wordt per 1 januari van enig jaar verieend;
•
Financiering De toeslagverienlng wordt gefinancierd uit de Algemene Reserve aan het einde van het kalenderjaar voorafgaande aan de toeslagverlening, voor zover de middelen onder aftrek van de volledige toeslagverienlng het vereist eigen vermogen overstijgen (zie staffel). Onder het vereist eigen vermogen maar boven de minimumgrens wordt de toeslagverienlng lineair toegekend. Deze gedeeltelijke toeslagverienlng wordt zo nodig 2 jaar achtereen toegekend. Na twee jaar beoordeelt het bestuur of er sprake is van voldoende herstel in de richting van het vereist eigen vermogen. Alleen bij voldoende herstel kan er opnieuw gedeeltelijk geïndexeerd worden.
•
Inhaaltoeslag Als de RP (minus de volledige toeslagverienlng per 1 januari van het volgende jaar) boven de premlekortinggrens zit treedt het drie stappen plan in werking; 26
Aanvullende toeslagverlening actieven Wanneer gedeeltelijk wordt geïndexeerd kan de Reserve Toeslagverienlng Actieven worden aangewend om de gedeeltelijke toeslagverienlng van de actieven aan te vullen. Indien In latere jaren sprake is van inhaal-toeslagveriening, dient de Reserve Toeslagverienlng Actieven aangevuld te worden voor zover en naar rato van hetgeen daaruit is geput. T e k o r t Fusie Jaariijks wordt weergegeven wat de dekkingsgraad zou zijn wanneer de tekorten als gevolg van de fusie In de berekening worden meegenomen. Het bestuur besluit zijn toeslagbeleid op deze berekening te baseren. Onderstaand wordt weergegeven welke aanspraken begrepen worden onder de actieven, inactieven en deelnemersindex. Actieven-Index: - LAP-aanspraken van deelnemers - B2K-aanspraken van deelnemers - ML-aanspraken van deelnemers - VP-aanspraken van deelnemers (On)voorwaardelljke 55- aanspraken van deelnemers Inactieven-index: DA P-aanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers - LAP-aanspraken van gewezen deelnemers - B2K-aanspraken van gewezen deelnemers - ML-aanspraken van gewezen deelnemers - VP-aanspraken van gewezen deelnemers - Onvoorwaardelijke 55- aanspraken van gewezen deelnemers Alle Ingegane pensioensoorten behalve arbeidsongeschiktheidspensioen Gemoedsbezwaarden Deelnemersindex: - Garantieionen voor partnerpensioen - Gecorrigeerde pensioenionen voor 55+ regeling Pensioenionen van arbeidsongeschikten De actieven- en inactieven-index bestaat maximaal uit de loontrend over het afgelopen jaar. De deelnemersindex volgt de loontrend direct, met ingang van 1 januari en 1 juli. C. P r e m i e b e l e i d a a n v u H i n a s r e a e l i n a e n : De premie voor de aanvullingsregeling 55^ wordt voor Bouw en UTA als volgt bepaald: Contante waarde verwachte lasten 55'*' -/- Reserve Aanvullina 55'^ Contante waarde loonsom tot 2021 De premie voor de aanvullingsregeling 55* wordt per sector (Bouw, UTA, Afbouw, Timmer, S Natuursteen en Mortel)' als volgt bepaald: Contante w/aarde verwachte lasten 55' -/- Reserve Aanvullina 55' Contante waarde pensioengrondslagen tot 2021 Voor de aanvullingsregeling 55- wordt benadrukt dat alle toekomstige lasten, dus ook de lasten van de eindfinandering in 2020, uit de premie worden betaald. Waarbij: 27
• • •
De contante waarde wordt bepaald op basis van de verwachte lange termijn rekenrente; In de verwachte lasten rekening wordt gehouden met VEV-opslagen zoals die op dat moment gelden; Zolang er sprake is van een fusietekort, de totale premie (de som van de middelloonpremie, de aanvullingspremie 55- en indien van toepassing de aanvullingspremie 55+) zoals deze gold in het jaar 2006 niet veriaagd wordt. Het bestuur kan daardoor besluiten de premie boven de hieronder genoemde maxima vast te stellen.
Om te grote schommelingen in de aanvullingspremles te voorkomen worden per sector de volgende maxima, minima en premiestapjes gehanteerd (zie onderstaande tabel), waarbij de premie wordt aangepast met stapjes van maximaal 0,5% dan wel 0,3% ten opzichte van de feitelijke premie van het jaar daarvoor. De premie voor het UTA excedent volgt de daadwerkelijke kosten van de regeling en kent daarom geen premiestapjes noch een minimum- of een maximum-premie. Aanvullinqsreqeilnq 55-i-
Aa nvullinqsreqel nq 55CAO^ BOUW
Niveau 2012
Minimum * )
Maxlmum
Stapjes
Niveau 2012
Minimum
Maximum
Stapjes
10,5%
3,3%
9,8%
0,5%
2,0%
0,0%
2,8%
0,3%
UTA
3,0%
1,4%
3,9%
0,5%
1,2%
0,0%
3,0%
0,3%
Timmer
2,7%
1,4%
3,9%
0,5%
nvt
nvt
nvt
nvt
Natuursteen
7,8%
3,0%
10,0%
0,5%
nvt
nvt
nvt
nvt
Afbouw
8,7%
3,3%
9,8%
0,5%
nvt
nvt
nvt
nvt
* De minimum premie in de tabel kan 0,0% bedragen indien de regeling Is afgefinancierd vóór 2021. * De aanvullingsregeling 55+ van de Timmer, Natuursteen, en-Afbouw e n M o r t e l worden door derden uitgevoerd. Derhalve zijn de premies voor deze regelingen in de tabel als "nvt" opgenomen. O. P r e m i e - e n t o e s l a g b e l e i d a r b e i d s o n a e s c h i k t h e i d s o e n s i o e n e n Het premie- en toeslagbeleid van de arbeidsongeschiktheldspensioenen per sector volgt dezelfde methodiek als die van de Pensioenen zoals omschreven onder A en B (zie ook de staffel). De premies voor arbeidsongeschiktheid zijn gelijk aan de kostendekkende premie en worden afgerond. Vaststelling van de toeslag vindt plaats op basis van de loontrend per sector over het afgelopen jaar.
Pe sector Betonmortelindustrie was in 2012 nog geen onderdeel van bpfBOUW en is derhalve niet in deze tabei opgenomen, 28
V.S.
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: a) De actuarieel benodigde premie voor de 'inkoop' van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling en risicopremies (bijvoorbeeld premievrije bijboeking); b) Solvablliteitsopslag op de actuarieel benodigde premie ter grootte van het percentage van het vereist eigen vermogen; c) Een opslag voor de uitvoeringskosten (administratie en uitbetaling); d) De actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen voor zover deze uit de premie moeten worden gefinancierd. Voor het jaar 2012 luidt de gedempte kostendekkende premie ten behoeve van de middelloonregeling: Component: Cominq service Toeslaqverieninqs-opslaq Solvabiliteitsopslaq Kostenopslaqen Totale k o s t e n d e k k e n d e p r e m i e
Percentage v a n PG-som: 18,8% 0,4% 3,2% 0,5% 22,9%
Voor het jaar 2012 luidt de kostendekkende premie ten behoeve van het in te kopen arbeidsongeschiktheidspensioen als volgt: Component: Cominq service Toeslaqverieninqs-opslaq Solvabiliteitsopslaq Kostenopslaqen Totale k o s t e n d e k k e n d e p r e m i e
Als Percental36 v a n PG-som v o o r sector^: Timmer Natuursteen Bouw/UTA 0,05% 0,8%3 0,11% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,06% 0,090/0 0,13%
Feitelijk t e o n t v a n g e n p r e m i e De feitelijk te ontvangen premie is de kostendekkende premie verhoogd met eventuele herstelpremies en verminderd met een eventuele premiekorting. Bovendien wordt er bij het vaststellen van de feitelijk te ontvangen premie rekening gehouden met het premiebeleid: de premie mag niet met meer dan 2%-punten verhoogd of veriaagd worden. Deze maximale premiestappen zullen echter niet de wettelijke bepalingen ten aanzien van de kostendekkende premie doorkruisen. Grondslagen De grondslagen die bij de berekening worden gebruikt zijn: • Overievingstafels zoals gebruikt voor de vaststelling van de voorziening; • Een disconteringsvoet, waarbij de keuze bestaat uit: • Actuele marktrente (rentetermijnstructuur); • Historisch voortschrijdend gemiddelde rente (maximaal tien jaar); • Vastgestelde verwachte waarde van het fondsrendement. BpfBOUW baseert haar gedempte kostendekkende premie op een vaste disconteringsvoet van 4 % . De disconteringsvoet wijkt op de lange termijn niet teveel af van de gemiddelde realisatie. Periodiek zal in de premienota getoetst worden of de gekozen disconteringsvoet voldoet aan deze voorwaarde. In de jaarrekening wordt tevens de premie welke gebaseerd is op de actuele marktrente gepubliceerd. j' De sector Betonmortelindustrie was in 2012 nog cjeen onderdeel van bpfBOUW en is derhalve niet in deze tabel opgenomen.
29
Premiekorting Een premiekorting mag alleen gegeven worden In geval het eigen vermogen hoger is dan de premlekortinggrens (zie paragraaf V.2.) en aan de wettelijke voorwaarden is voldaan (de verwachtte realisatie van toeslagen sluit in voldoende mate aan bij de toeslagenambitie en er is sprake van consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van deze voorwaardelijke toeslagen). Minimaal te ontvangen premie De minimaal te ontvangen premie is de kostendekkende premie vermeerderd met extra premies zoals opgenomen in een herstelplan (In geval van een dekkingstekort of reservetekort) en verminderd met een eventuele premiekorting. J a a r r e k e n i n g en v e r s l a g s t a t e n In het jaarverslag worden de volgende premies opgenomen: • De kostendekkende premie op actuele marktrente; • De kostendekkende premie op basis van 4 % rekenrente; • De feitelijk vastgestelde premie. In de verslagstaten worden dezelfde premies opgenomen als in de jaarrekening.
30
V.4,
Economische u i t g a n g s p u n t e n ( p a r a m e t e r s )
In het navolgende overzicht worden de economische uitgangspunten gepresenteerd zoals deze voor verschillende lange termijn strategische analyses worden gebruikt. De "gebonden" set geeft de verwachtingswaarden weer zoals het fonds deze gebruikt voor het herstelplan en de continuïteitsanalyse. Voor het herstelplan en de continuïteitsanalyse worden door de toezichthouder (De Nederiandsche Bank) bindende voorwaarden opgelegd ten aanzien van de te hanteren parameters. De "gebonden" set is In overeenstemming met de richtlijnen uit de Regeling parameters pensioenfondsen. De "ongebonden" set bevat de rendementsaannamen zoals deze In de meest recente ALM studies gehanteerd zijn. Het bestuur Is verantwoordelijk voor het vaststellen van deze set van verwachtingswaarden, waarbij zij geadviseerd wordt door de beheerder en de Beleggingsadviescommissie. De "ongebonden" set is niet onderworpen aan voorwaarden van de toezichthouder. Lange lermijn norm
Vastgoed
.ALM
Wettelijk lol 1-1-2012
Wcttelijkvanaf 1-1-2012
20,0%
Direct Indirect
13,0%
5,9%
6,5%
5,7%
7,0%
7,4%
7,0%
8,0%
7,2%
8,0%
7,8%
9,4%
9,0%
9,4%
16,0%
5,3%
4,5%
3,6%
4,5%
5,0%.
4,5%
4,7%
21,5%
5,8%
4,5%
3,9%
7,2%
Aandelen
26,0%
Equity Developed
22,1%
Equity Emerging
3,9 %
Vastrentende wnardea
42,0%
Treasuries Inflation Linked Bonds Credits .Alternatieve beleningen
12,0%
Commodities
4,0%
9,5%
6,5%
Hedge Funds
4,0%
7,7%
7,0%
5,8%
Private Equity
4,0%
9,6%
9.5%
10,5%
6,6%.
6,3%
5,8%
Totaal
100,0%
Valutahedge {USD, GBP, JPV en CHF) Rentehedge (müney duration)
100% 75%
Het verwachte lange termijn rendement van het fonds bedraagt op basis van de beleggingsmix 6,6%. Dit rendement van 6,6% wordt gehanteerd door het fonds bij het vaststellen van het verwachtte reële rendement. Rekening houdend met de Regeling parameters pensioenfondsen is het verwachte lange termijn rendement op de strategische beleggingsmix 6,3%. Daarnaast worden voor inflatie de volgende uitgangspunten gehanteerd: Looninflatie: 2,67% Prijsinfiatie: 2 % De loonlnfiatle, in combinatie met een verwacht rendement van 6,3%, geeft een verwacht reëel rendement van 3,63% (6,3%-2,67%). V.5.
Moment vaststelling premies en toeslagverleningen
Aan het eind van enig jaar worden de premies en toeslagverieningen voor het volgende jaar vastgesteld. Deze vaststelling zal gebeuren op basis van de verwachte vermogenspositie. Bij de schatting van de vermogenspositie per het einde van een jaar worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
31
• • V.6.
De te hanteren rentestand voor de bepaling van de VPV en de toeslagverienings ambitie (TA) wordt bepaald op basis van de gemiddelde maandelijkse RTS zoals vastgesteld door DNB van 30 juni tot en met 30 september (4 maanden); De beleggingsopbrengsten in de laatste maanden worden gelijk gesteld aan het verwachte rendementen conform DNB uitgangspunten. Continuïteitsanalyse
De continuïteitsanalyse heeft als doel het gevoerde beleid van het fonds ten aanzien van de beleggingen, de toeslagverienlng en de premie in onderiinge samenhang en in relatie met de verplichtingen met een tijdshorizon van 15 jaar te toetsen op de beheersbaarheid van risico's met betrekking tot de aanvaardbare geachte kansen ten aanzien het optreden van respectievelijk een dekkingstekort, een reservetekort, toeslagverieningskortingen en niet kostendekkende premies. De methodiek is vergelijkbaar met een ALM-studie met een tijdshorizon van 15 jaar waarbij ook verschillende aannames worden gemaakt ten aanzien van onder meer rendementen, rentes en inflatie. De DNB toetst en beoordeelt de aannames. De centrale grootheid in de continuïteitsanalyse is de aanwezige solvabiliteit, zowel in absolute zin als ten opzichte van de gewenste solvabiliteit. Daarnaast kan de analyse gebruikt worden om vast te stellen In hoeverre de toeslagverieningsambitie gerealiseerd wordt. De contlnuïteltsanalyse zal altijd uitgevoerd worden bij wijziging van beleid, significante wijziging van risico's/de financiële positie en wanneer DNB dit veriangt. Na enkele jaren zullen de gerealiseerde resultaten vergeleken te worden met de resultaten uit de in het verleden uitgevoerde continuïteitsanalyse. Deze verschillenanalyse zal gemaakt worden om de gekozen aannames te kunnen evalueren. Bij het uitvoeren van de continuïteitsanalyse zal tevens getoetst worden op consistentie. Consistentie betekent in dit verband consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Dit geschiedt door zowel de toeslagverieningskracht als het herstel vermogen van het fonds te toetsen. Hierbij baseert het fonds zich op de Regeling pensioenwet en wet verplichte beroepspensioenregeling. Ten slotte zullen bij de uitvoering van de continuïteitsanalyse ook de analyses op de set fictieve dekkingsgraden worden uitgevoerd, zoals deze gebruikt worden voor het toeslagenlabel. V.7.
Kortingsbeleid
Zolang een kortetermijnherstelplan van kracht is, stelt bpfBOUW ieder jaar het kritische herstelpad vast. Indien de dekkingsgraad van bpfBOUW ultimo enig jaar gelegen is onder het kritische herstelpad, zal het bestuur aan cao-partijen voorieggen of er andere herstelmaaCregelen (dan korten) mogelijk zijn om het dekkingstekort tijdig op te kunnen heffen. Indien na dit overieg blijkt dat korten nodig is na inzet van alle overige sturingsmiddelen, zal het fonds overgaan tot een kortingsmaatregel. Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: o De belangen van de deelnemers, slapers, gepensioneerden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. o De kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk. o De mogelijkheden om in toekomst de kortingsmaatregel te compenseren. o De (verwachte) ontwikkelingen In het verieden en de toekomst. 32
o
Een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. Hierbij zal het bestuur gebruik maken van ondersteunende analyses die Inzicht geven in de (inkomens)effecten van de kortingsmaatregel voor de verschillende groepen. BpfBOUW hanteert In beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden met hetzelfde percentage worden gekort. Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. BpfBOUW heeft de ambitie om een toegepaste korting in de toekomst ongedaan te maken. Herstel van de korting zal met in achtneming van een wachttijd van één jaar na een geconstateerde voorsprong op het haalbare herstelpad worden doorgevoerd tot ten hoogste deze voorsprong. Het herstel van de korting wordt alleen toegepast op de gekorte pensioenen van de deelnemers/gepensioneerden die door de korting zijn getroffen. Het herstel van de korting gaat vóór het verienen van de reguliere (inhaal) toeslagen. •
Draaiboek te volgen stappen:
In het 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
kortingsproces kunnen de volgende stappen worden onderkend: Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen. Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten. Werkgevers- en werknemersorganisaties raadplegen. Vaststellen noodzaak tot korten. Vaststellen omvang korting. Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging. Invulling compensatiemogelijkheden toekomst. Opstellen nieuw herstelplan. Vooriopig kortingsbesluit. Informatieverplichtingen vanuit Pensioenwet. Advies deelnemersraad. Definitief kortingsbesluit (effectuering).
Gedurende het proces zal communicatie richting de (gepensioneerde) deelnemers dooriopend onder de aandacht staan.
33
V.S.
Toeslagenmatrix
De toeslagenmatrix Is per 1 januari 2009 In werking getreden. Vanaf dat moment wordt naar de deelnemer de voorwaardelijkheidsverklaring gecommuniceerd bij elke wijziging van de situatie van de deelnemer, zoals bij de startbrief, indexatiebrief, waardeoverdracht, scheiding en jaariijks op de UPO. Actieve deelnemers van bpfBOUW worden Ingedeeld in categorie D6 en de inactieve deelnemers in categorie D l van de toeslagenmatrix.
V.9.
Toeslagenlabel
Naast de teksten van de toeslagenmatrix communiceert het bestuur aan de deelnemers en gepensioneerden een toeslagenlabel. Het beeldmerk van het toeslagenlabel bestaat uit muntjes. Hierbij wordt de verwachte toeslag in het normale en pessimistische scenario vergeleken met de prijsinfiatie. Het toeslagenlabel wordt bij elke wijziging van de situatie van de deelnemer gecommuniceerd, zoals bij de startbrief, Indexatiebrief, waarde-overdracht en scheiding en jaariijks op het UPO naar actieve deelnemers. Het aantal muntjes is afhankelijk van het pensioenresultaat. Hiermee wordt de koopkracht van het pensioen over 15 jaar uitgedrukt In percentages. De aangroei van het pensioen met de verwachte toeslagen wordt gedeeld door de aangroei van het pensioen Indien deze met de prijsinfiatie zou toenemen. Categorie 5 4 3 2 1
muntjes muntjes muntjes muntjes muntjes
Pensioenresultaat > 110% 97% - 110% 9 0 % - 97% 8 0 % - 90% < 80%
Het pensioenresultaat wordt vanuit een aantal fictieve dekkingsgraden berekend. De fictieve dekkingsgraad, die het dichtst bij de meest recente actuele dekkingsgraad op de peildatum van 31 december van enig jaar ligt, wordt gehanteerd. Voor 2012 geldt (naar verwachting, labels worden uiteriijk per 1-4-2012 definitief vastgesteld) voor bpfBOUW voor actieven een label met 3 muntjes in de normale situatie en 1 muntje in het pessimistisch scenario. Voor niet-actieven geldt een label met 3 muntjes in de normale situatie en 1 muntje in het pessimistisch scenario. Er wordt naar de deelnemer één beeldmerk gecommuniceerd. Wanneer (meerdere) regelingen verschillende maatstaven van toeslagambitie hebben, kunnen meerdere labels van toepassing zijn. De regeling van het ouderdomspensioen Is leidend. Het label dat niet wordt gecommuniceerd wordt vervangen door een voorgeschreven tekst. Bij bpfBOUW wordt zowel voor actieve als gewezen, arbeidsongeschikte en gepensioneerde deelnemers geïndexeerd met de loontrend. Zij hebben dezelfde toeslagambitie. BpfBOUW neemt daarom geen aanvullende teksten op.
34
V.IO.
Beleggingsbeleid
V.10.1. Inleiding Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op zowel korte, als op lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de aan het fonds toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Daarbij wordt, binnen vastgestelde risicogrenzen, bij voortduring gestreefd naar het creëren van een situatie waarbij: een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd; een aanvaardbare premie (laag en stabiel) mogelijk is; rekening wordt gehouden met een aanvaardbaar risico van onderdekking; een zo hoog mogelijk rendement op het belegde vermogen kan worden behaald. Het beheer van de financiële beleggingen Is opgedragen aan APG Investment services. Het beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Bouwinvest Real Estate Investment Management B.V. (hierna Bouwinvest). V . 1 0 . 2 . S t r a t e g i s c h beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid van het fonds is gebaseerd op door het fonds uitgevoerde ALM-studies en wordt, gehoord het advies van de Beleggingsadviescommissie, periodiek vastgesteld door het bestuur. In 2010 is een ALMstudie verricht, waarvan in 2011 een update is gemaakt. De update van de ALM-studie in 2011 heeft geleid tot een aanpassing van het strategische beleggingsbeleid. Deze aanpassing houdt een verschuiving in van 5% van vastgoed naar vastrentende waarden. Het strategisch beleggingsbeleid wordt vastgelegd in de lange termijn normatieve portefeuille, met Inbegrip van een relevant geachte benchmark voor elke beleggingscategorie. Tevens is voor 2012 een normatieve portefeuille vastgesteld, met als uitgangspunt dat de portefeuille naar de lange termijn norm toegroeit. De lange termijn normatieve portefeuille en de normatieve portefeuille voor 2012 kennen de volgende verdeling naar beleggingscategorieën en onderverdeling binnen beleggingscategorieën:
Vastrentende waarden
niytiïi»
in/20J
42,0%
43,0%
Core Treasuries Euro Plus Treasuries Inflation Linked Bonds
10,0% [6,0%
11,0%
4,5%
5,0%
Credits
21.5%
17,0%
Aandelen
26,0%.
25,0%
Equity Developed
22,1 %
20,0%
Equity Emerging
3,9 %
5,0%
Vastgoed
20,0%
20,0%
Direct vastgoed (nationaal)
13,0%
13,0%
Indirect niel-beursgenoteerd
6,0%
6,0%
Indirect beursgenoteerd
1,0%
1,0%
Alternatieve beleggingen
12,0%
12,0%
Commodities
4,0%
4,0%
Hedge Funds (indusief G T A A ' )
4.0%
3,0%
Private Equity
4,0%
3,0% 1,0%
Infrastmctuic
1,0%
Opportunities Totaal
100,0%
100,0%
° Global Tactical Asset Allocation (GTAA) is een top-down beleggingsstrategie die zowel binnen als tussen beleggingscategorieën beleggingsmogelijkheden benut. 35
In onderstaande tabel zijn de benchmarks beschreven van de beleggingcategorieën waarin bpfBOUW belegt. Ten behoeve van het Vrljstellingsbesluit Wet bpf 2000 stelt het fonds jaariijks de normportefeuille vast op basis waarvan de z-score berekend wordt. De normportefeuille voor de z-score voor 2012 is gelijk aan de normatieve portefeuille voor 2012, maar met voor enkele (illiquide) beleggingscategorieën afwijkende benchmarks.
^axj.-;ijs»ja^^^aaas-jUj..
_..._._._
...
.......
■yastreiitendeTwi i 1 Core Treasuries KGR"
; Customized Barclays Euro-Aggregate ■ Treasury Index met de volgende wegingen: I • 60% Duitsland ; • 20% Frankrijk i • 20% Nederland
Euro Plus Treasuries FGR
I Barclays Euro-Aggregate Treasury Index
Inflation Linked Bonds
[ Barclays Euro Government Inflation Linked Bond i Barclays Euro Government Inflation Linked Bond I Index i Index -.,-:^"-5>-''--—;::'ir;f'?siT>r5;-t''r7::'-^^?ïï'^:')5rr:7W'^^|^'::r"y
Credits
NAV gewogen samengesteld volgens: • Ci-edils pool hencbmark • Mivrofinance heritage benchmaric
Credits pool
Samengesteld volgens: • 46% Barclays Euro Agg ex-Treasuries • 46% Barclays US Agg ex-Treasuries • 5% High y/eW benchmark • 3% JP Morgan EMBl Global Divereified
High Yield
Samengesteld volgens: • 85% Merrill Lynch Master 11 High Yield Constrained US non Financials • 15% Merrill Lynch High Yield Constrained EU non Financials
Microfimnce herilage
j E uribor I maand + 1 %
Equity Developed
I Van I januari t/m 31 maart: j E quity Developed FGR benchmark
1 Customized Barclays Euro-Aggregate 1 Treasury Index met de volgende wegingen: ; • 60% Duitsland I • 20% Frankrijk ; • 20% Nederland Barclays Euro-Aggregate Treasury Index
I NAV gewogen samengesteld volgens: I • Cre<^/wpoö/benchmark Micmfmance heritage benchmark
1
Samengesteld voigens: • 46% Barclays Euro Agg ex-Treasuries • 46% Barclays US Agg ex-Treasuries • 5% High Yield benchmark • 3% JP Morgan E MBI Global Diversified Samengesteld voigens: • 85% Merrill Lynch Master II High Yield Constrained US non Financials • 15% Merrill Lynch High Yield Constrained EU non Financials
| JP Morgan EUR Cash Index + 1%
Van 1 j»nuitri t/m 31 maart: Equity Developed FGR benchmark
I
\ Van 1 april t/m 31 december: \ Samengesteld volgens: • 90% Equity Developed FGR benchmark • \0% Equity Developed Minimum Volatility FGR bcnchmarit
Van 1 april t/m 31 december: Samengesteld volgens: • 90% Equity Developed FGR benchmark • 10% Equity Developed Minimtim Volatility FGR benchmaric
Equity Developed FGR
Samengesteld volgens: • 50% MSCl Europe • 50% MSCI World ex Europe beide Netto Dividend Index en unliedged in euro
Samengesteld volgens: • 50% MSCI Europe • 50% MSCl World ex Europe beidc Nctto Dividend Index cn unhedged in euro
Equity Developed Minimum Volatility FGR
MSCl World Minimum Volatility Nelto Dividend Index cn unhedged in euro
MSCI Worid Minimum Volatility Netto Dividend Index en unhedged in euro
liiMSSllilïSaSlfli^ Equit>' Emerging
j MSCI Emerging Equity Netto Dividend Index
! MSCI Emerging Equity Netlo Dividend Index
^ Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) zijn fondsen waarin identieke beleggingen van de opdrachtgevers van APG IS zijn ondergebracht.
36
Benchmarking door Bouwinvest
Commodities
j S&P GSCI Total Return Index USD
j S&P GSCI Total Return bidex USD
Hedge Funds
i NAV gewogen samengesteld volgens: i • Hedge Funds pool benchmark I • GTAA pool benchmark i • Hedge Funds heritage benchmark
I NAV gewogen samengesteld volgens: j " Hedge Funds pool benchmark • GTAA pool benchmark • Hedge Funds heritage benchmark
Hedge Funds pool
i USDLibor I maand-1-3,5%
JP Morgan USD Cash Index -I-1%
; NAV gewogen samengesteld volgens: i • E onia swap index I maand-f-3,5% I • USD Libor 1 maand + 3,5%
NAV gewogen samengesteld volgens: • JP Morgan EUR Cash Index -i- 1% • JP Morgan USD Cash Index + 1%
GTAA pool
I
Hedge Funds herilage
I Samengesteld voigens: \ • 90% Eonia swap index 1 maand + 3,5% • 10"i USD Libor ! maand + 3 5% T-
r-
Samengesteld volgens: • 90% JP Morgan EUR Cash Index + 1% I • 10% JPMoi^n USD Cash Index+1%
r r ■«-
mÊÉÊÊ^m^ÈmÊ:Bt^dÊ^^±i^i!x. Private Fqum
Private Equity pool
' NAV gewogen samengesteld volgens Private Equity pool hcnchinaik • Private Equity heritage benchmark NAV gewogen samengesteld volgens: 'ITiomson Venture Economics Fund Vintage year]
NAV gewogen regionale JP Morgan Cash hidices
NAV gewogen regionale 1-maandsrente -i- 1%
NAV gewogen regionale JP Morgan Cash hidices + 1%
Private Equity herilage
Infrastructure
j NAV gewogen samengesteld volgens: i • Private Equity pool benchmark • Private Equity heritage benchmark
NAV gewogen samengesteld volgens: • Infrastructure pool benchmark • Infrastructure heritage benchmark
-i-1%
I NAV gewogen samengesteld volgens: I • Infrastructure pool benchmark • Infrastructure herilage benchmark
Infrastructure pool
Samengesteld volgens: • 40% NAV gewogen samengesteld volgens regionale Barclays Treasuiy indices • 60% NAV gewogen samengesteld volgens regionale ÜBS Infrastniciure & Utilities indices
Samengesteld volgens: • 40% NAV gewogen samengesteld volgens regionale Barclays Treasury indices • 60% NAV gewogen samengesteld volgens regionale UBS kfraslructure & Utilities indices
Infrastrucltire heritage
NAV gewogen regionale 1-maandsrente + 1%
NAV gewogen regionale JP Morgan Cash hidices + 1%
Opportunities
NAV gewogen volgens regionale MSCl Indices f Nelto Dividend Index en unhedged in euro
NAV gewogen volgens regionale MSCl Indices Netto Dividend Index en unhedged in euro
De volgende beleggingscategorieën hebben een afwijkende vergelijking met de benchmarks In het Beleggingsplan 2012: •
z-score
benchmark
in
Private Equity pool De standaard benchmark is samengesteld uit Thomson Venture Economics indices. Deze indices voldoen niet aan de criteria voor een z-score benchmark (tijdige beschikbaarheid en investeerbaarheid)
^° Benchmark voor de vastgoedportefeuille van bpfBOUW wordt vastgesteld door Bouwinvest in samenspraali met bpfBOUW . Ten behoeve van de z-score berekening zal de vastgestelde benchmark voor de vastgoedportefeuille worden overgenomen. 37
•
Hedge Funds pool, GT/^A pool. Hedge Funds heritage. Private Equity heritage. Infrastructure heritage en Mlcrofinance heritage De standaard benchmarks zijn (samengesteld uit) Eonia en/of Libor rentes. Deze rentetarieven voldoen niet aan de criteria voor een z-score benchmark (investeerbaarheid)
De rebalancing van de z-score normportefeuille vindt maandelijks plaatst naar de neutrale gewichten. De vaststelling van de neutrale gewichten gebeurt volgens de methodiek zoals beschreven In paragraaf V.9.3. V . 1 0 . 3 . Tactisch beleggingsbeleid Naast de normportefeuille stelt het bestuur per beleggingscategorie bandbreedtes vast voor de herbalanceringsstrategie. De herbalancingsstrategie is gebaseerd op een neutraal gewicht voor iedere beleggingsstrategie met daaromheen gedefinieerde binnenste en buitenste bandbreedtes. Op het moment dat op een maandelijks evaluatiemoment voor een beleggingscategorie de buitenste bandbreedte is doorbroken zal de allocatie minimaal dienen te worden teruggebracht naar de binnenste bandbreedte. De herbalanceringsstrategie staat ook toe dat een allocatie al wordt teruggebracht richting het neutrale gewicht voordat de buitenste bandbreedte wordt overschreden. De beslissing om de allocatie verder terug te brengen richting het neutrale gewicht dan de binnenste bandbreedte, of eerder dan dat de buitenste bandbreedte Is overschreden, valt binnen het mandaat van de uitvoerder (APG Investment Services). De beslissing is onderhevig aan factoren zoals; visie ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van beleggingscategorieën, marktomstandigheden, tracking error, transactiekosten en operationele kosten. Het neutrale gewicht dat gebruikt wordt voor de herbalancering is voor de liquide beleggingscategorieën gelijk aan de normallocatie. Equity Developed en Core Treasuries vormen hierop de uitzondering omdat deze de rol van 'funding asset' voor de illiquide beleggingen vervullen. Dit houdt in dat zolang allocaties naar illiquide beleggingen nog niet gedaan kunnen worden, de allocaties tijdelijk ten gunste vallen aan Equity Developed en Core Treasuries. Equity Developed geldt als funding asset voor Vastgoed, Hedge Funds, Private Equity en Infrastructure. Core Treasuries geldt als funding asset voor Credits. Als Core Treasuries niet toereikend is als funding asset, dan zal Euro Plus Treasuries voor het resterende deel als funding asset fungeren. Zodra Credits zijn buitenste bandbreedte heeft bereikt zal Credits ook als een liquide beleggingscategorie gaan gelden in de rebalancingmethodlek en Is Core Treasuries niet langer de funding asset voor deze beleggingscategorie. Het neutrale gewicht voor een funding asset Is gelijk aan de normallocatie van de funding asset plus het verschil tussen de normallocaties voor Illiquide beleggingen waarvoor de beleggingscategorie als funding asset fungeert en de feitelijke allocaties naar deze beleggingen. In de onderstaande tabel zijn voor de rebalancingmethodlek de bandbreedtes gedefinieerd ten opzichte van het neutrale gewicht van de (liquide) beleggingscategorieën in de normportefeuille.
38
Treasuries
2,0%
.,-.,
Core Treasuries
2fJ%
1.0%
Euro Plus Treasuries Inflation Linked Bonds
2.0%
1.0%
1,0%
0,5%
Credits
2,0%
1,0%
Equity Developed
3,0%
1,5%
Equity Emerging
2,0%
1,0%
Commodities
1,0%
0,5%
Overlay
3,0%
1,5%
De bandbreedtes voor Treasuries zijn op totaal niveau weergegeven; ten opzichte van het totaal van Core Treasuries en Euro Plus Treasuries. De afzonderiijke beleggingscategorieën binnen Treasuries hebben ook bandbreedtes om te voorkomen dat er te grote afwijkingen ontstaan op FGR niveau. In de tabel is ook de bandbreedte voor Overiay weergegeven. De norm allocatie naar Overiay is 0%. Wanneer de waarde van de Overiay zich op een maandelijkse evaluatiedatum buiten de buitenste bandbreedte begeeft, zal deze minimaal worden teruggebracht naar de binnenste bandbreedte. Gedurende het eerste kwartaal treden de bandbreedtes voor de Overiay nog niet in werking. De neutrale gewichten en bandbreedtes voor de (liquide) beleggingscategorieën gelden wel per 1 januari 2012, maar zullen gedurende het eerste kwartaal worden gerelateerd aan het vermogen dat In de beleggingsmix wordt belegd, dus de nog niet opgenomen waarde van de Overiay wordt buiten beschouwing gelaten. Voor de verschillende beleggingscategorieën worden (maximale) tracking errors gehanteerd. Tracking error is een risicomaatstaf voor de afwijkingen van de benchmark. De tracking error is gebaseerd op de volatillteit van het verschil In het rendement van de beleggingen en dat van de benchmark van de desbetreffende beleggingscategorie. Een tracking error van 0% geeft aan dat er in het geheel niet mag worden afgeweken van de benchmark. Naarmate de tracking error verder oploopt nemen de kansen op een outperformance toe, net als het risico op een slechter rendement dan de benchmark. De afgesproken tracking errors zijn terug te vinden in onderstaande tabel. ïfiaciiiii^mï Core Treasuries FGR
0,5%
Euro Plus Treasuries FGR
1,0%
inflation Linked Bonds
1,25%
Credits
2%
Equity Developed FGR
2,5%
Equity Developed Minimum Volatility FGR
4,0%
Equity Emerging
3,5%
Vastgoed
Niet van toepassing
Coimnodities
Volatiliteitshmiet van 3,0% van de NAV voor alpha strategieën
Hedge Funds
Voiatiliteitslimiet (2,5%
Global Tactical Asset Allocation
Volatiliteitslimtet 22,5%
Private Equity
Nict van toepassing
Infrastructme
Niet van toepassing
39
v . 1 0 . 4 . Uitbesteding beleggingen Het beheer van de beleggingen exclusief vastgoed is overgedragen aan APG Investment services. De beleggingen zijn grotendeels ondergebracht In beleggingsfondsen. De opzet van de beleggingsfondsen is zodanig dat bpfBOUW de eigen allocatie naar de beleggingsfondsen kan bepalen. Herschikking van middelen en uittreding door het fonds is voor de liquide beleggingscategorieën op elk gewenst tijdstip mogelijk. Bij uittreden worden de beleggingen van de deelnemer verkocht en wordt afgerekend met de uittredende deelnemer. Het beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Bouwinvest, waarin bpfBOUW een 100% belang heeft. Bouwinvest voert de directie van de Nederiandse vastgoedfondsen en woningontwikkelaar en heeft het beheermandaat voor de internationale vastgoedfondsbeleggingen en ontwikkelposities van bpfBOUW. De organisatie voldoet aan de eisen die in het kader van Pension Fund Governance aan nevenactiviteiten van het fonds worden gesteld. Er zijn ook géén personele unie's op het niveau van directie en commissarissen van Bouwinvest en het bestuur van bpfBOUW. V . 1 0 . 5 . Risicobeheersing Jaariijks stelt het bestuur een beleggingsplan voor het volgende jaar vast, gehoord het advies van de Beleggingsadviescommissie. Het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan zijn gestoeld op een ver doorgevoerde diversificatie naar beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en overige instrumenten) alsmede een voldoende geografische spreiding waarbij een optimale opbrengst/risicoverhouding wordt nagestreefd. In de mandaten van de (externe) vermogensbeheerders zijn grenzen gesteld aan het risico dat binnen de beleggingportefeuilles mag worden gelopen. Va/utar/s/co's Het lange termijn strategische valutabeieid van het fonds houdt in dat de valutarisico's die het fonds loopt uit hoofde van zijn beleggingen In grotere vreemde valuta (US dollar, Britse pond, Japanse yen) door middel van valutatermijncontracten voor 100% worden afgedekt. Voor 2012 heeft bpfBOUW valutabeieid geformuleerd dat afwijkt van het strategische valutabeieid. In 2012 worden de valutarisico's van de US dollar, het Britse pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank voor 80% afgedekt. Renterisico Als gevolg van de waardering van de verplichtingen op marktwaarde (verplicht Ingevolge het FTK) Is het fonds gevoelig voor veranderingen in de marktrente als gevolg van een mismatch in rentegevoeligheid tussen verplichtingen en beleggingen. Teneinde de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille meer af te stemmen op die van de verplichtingen is in 2006 gestart met de opbouw van een swapportefeuille met als streven uiteindelijk te komen tot een money duration match van 75% van de netto verplichtingen (verplichtingen minus vastrentende waarden). Ultimo 2011 was de renteafdekking gebracht tot het niveau van ca. 60%. Het beleid Is om de renteafdekking uit te breiden afhankelijk van de ontwikkeling van de 30-jaars (par) swaprente naar de beoogde 75%. In onderstaande tabel is weergegeven bij welke renteniveaus de beoogde uitbreiding zal plaatsvinden, en naar welk niveau.
40
] \ I II I I iriil I
1111
Ï
I I
J^^nu
___
Rente<4,Ci%
60%_
5J%_:__63%
65%
62% - 68%
Rente > 4,5%
70%
67%-73%
Rente > 5,0%
75%
72% - 78%
Rente_> 4,0%_
_
Er geldt een bandbreedte voor de netto renteafdekking. Als de feitelijke renteafdekking zich op een maandelijkse evaluatiedatum buiten de genoemde bandbreedte bevindt dan zal de afdekking worden teruggebracht naar een niveau binnen de bandbreedte. Inflatierisico BpfBOUW heeft de ambitie op de rechten van haar deelnemers een toeslag te verienen ter hoogte van de gerealiseerde Inflatie. Als gevolg hiervan Is het fonds blootgesteld aan infiatierisico. Teneinde de infiatiegevoeligheid van de beleggingen meer af te stemmen op die van de verplichtingen bestaat een groot deel van de portefeuille uit beleggingen die positief correleren met inflatie. Er wordt zowel gebruik gemaakt van instrumenten met een directe link met inflatie, zoals indexleningen, als Instrumenten met een Indirecte link met inflatie, zoals aandelen, vastgoed, grondstoffen en Infrastructuur. Tegen pa rtijrisico Door het optreden op de financiële markten staat bpfBOUW niet alleen bloot aan marktrisico's die impliciet aan beleggen verbonden zijn, maar ook aan de risico's die het gevolg zijn van het doen van transacties met andere partijen op de financiële markten. Dit komt vooral tot uitdrukking in de derivaten, die gebruikt worden ter vermindering van het renterisico. Deze swaps met lange looptijden, kunnen als gevolg van fluctuaties van de rente lelden tot aanzienlijke verplichtingen van flnanciële tegenpartijen, dan wel aanzienlijke verplichtingen aan flnanciële tegenpartijen. Teneinde dit tegenpartijrisico te beheersen ontvangt c.q. verstrekt bpfBOUW onderpand ter waarde van de verplichtingen. Dagelijks vindt vaststelling van verplichtingen en uitwisseling van onderpand plaats. Uquidlteitsrislco De rente- en valutahedges kunnen in theorie tot een aanzienlijke vraag naar cash leiden. De beleggingsportefeuille is dusdanig vastgesteld dat de liquiditeit van de portefeuille voldoende is om aan deze potentiële cashbehoefte van de rente- en valutahedges te voldoen, door middel van verkoop van (de meest) liquide instrumenten. Toetsing van beleggingsrisico De risicoanalyses worden uitgevoerd met het interne risicosysteem van APG Investment Services. Het interne risicomodel confronteert de balans van het fonds met marktrisicofactoren, zoals rentes, koersen en prijzen. Op deze manier wordt in kaart gebracht wat de impact is van het marktrisico op de financiële positie van het fonds. Het model is bottom-up wat betekent dat voor elke regel in de beleggingsportefeuille de impact van de relevante risicofactoren kan worden nagegaan. Een belangrijke aanname van het interne risicomodel is dat marktrisicofactoren een kansverdeling hebben en onderiing samenhangen. Het gedrag van een veelheid geselecteerde marktrisicofactoren wordt beschreven met een covariantie-matrix die berekend is op basis van 5 jaar aan wekelijkse data. Met het risicomodel worden 5000 Monte Cario scenario's gegenereerd voor een horizon van 1 jaar. Deze scenario's vormen de basis van de Interne risicoanalyses. De verplichtingen worden gemodelleerd als nominale kasstromen. Deze kasstromen worden jaariijks berekend door het actuariaat en worden door vermogensbeheer ieder kwartaal bijgesteld op basis van een geanticipeerde groeivoet. Het interne risicomodel wordt niet gehanteerd voor rapportage naar de toezichthouder DNB in het kader van de solvabiliteitstoets.
41
V.ll.
Beleid collectieve waardeoverdrachten
Bepaling van de te ontvangen overdrachtswaarde De overdrachtswaarde wordt ten eerste berekend op basis van de actuele RTS en de actuele dekkingsgraad (op basis van de actuele grondslagen). Met actueel wordt bedoeld: geldend aan het eind van het kwartaal dat direct voorafgaat aan de datum waarin het bestuur akkoord is gegaan met het verzoek tot collectieve waardeoverdracht. Bij een situatie van onderdekking (actuele dekkingsgraad lager dan 100% plus MVEV), wordt uitgegaan van de minimaal vereiste dekkingsgraad in plaats van de actuele dekkingsgraad. In een situatie van dekkings- en/of reservetekort wordt de overdrachtswaarde ten tweede berekend op een rentevoet van 4 % en een bufferopslag ter grootte van het actueel vastgestelde VEV, conform de gedempte kostendekkend premie. De collectieve overdrachtswaarde bedraagt het maximum van de twee berekende overdrachtswaarden. I n d i e n de collectieve w a a r d e o v e r d r a c h t r e c h t e n b e t r e f t v a n d e e l n e m e r s v a n ^ sector UTA, kan h e t f o n d s e e n v e r g o e d i n g v r a g e n v o o r het hogere iariglevenrisico v a n deze g r o e p . Beoalina verzekeringstechnisch voor- of nadeel Het verzekeringstechnisch voor- of nadeel wordt verrekend met de collectieve overdrachtswaarde. Bij de berekening van een verzekeringstechnisch voor- of nadeel wordt gekeken naar de vergelijking tussen de actuariële kosten van één jaar inkoop van pensioen (ouderdomspensioen (OP) en nabestaandenpensioen (NP)) van een eventuele toetredende werkgever en die van het collectief (o.b.v. de kostendekkende doorsneepremie). De volgende uitgangspunten zijn daarbij van belang: • Sterftegrondslagen bpfBOUW; indien de collectieve waardeoverdracht rechten betreft van deelnemers van de sector UTA, kan het fonds een vergoeding vragen voor het hogere langlevenrislco van deze groep; • De berekening van de pensioenkosten dient te gebeuren met behulp van gemaximeerde pensloengrondslagen (op basis van het maximum pensioenloon en franchise geldend in het jaar van overdracht); • Ten behoeve van het wezenpensioen op risicobasis: opslag van 0,5% van het niet Ingegaan ouderdomspensioen; • Jaariijkse pensioenopbouw conform pensioenregeling: o Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,25%; o Opbouw nabestaandenpensioen 7 0 % van bovenstaand OP. • Risiconabestaandenpensioen 13,0% van de gemaximeerde pensioengrondsiag^^; • Opslag voor excassokosten van 1,5% van de actuariële kosten van OP en NP; • Solvablliteitsopslag (bovenop de actuariële kosten van OP en NP, inclusief excassokosten) op basis van het VEV. Deze dient overgenomen te worden uit de premienota op basis van de 'gedempte rente' (nu 4 % ) : 17,2% VEV voor 2012 (lange termijn strategische mix).
^^De huidige (middelloon) B06-regeling kent een garantie (nsico)nabestaandenpensioen van 17% van de gemaximeerde pensioengrondslag. Jaarlijks bouwt een deelnemer 70% * 2,25% = 1,58% aan nabestaandenpensioen op. Het opgebouwde nabestaandenpensioen (waarbij de tot 2006 opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen buiten beschouwing worden gelaten) zal na 10,75 jaar gelijk zijn aan het garantie risiconabestaandenpensioen. Aangezien de kosten van pensioen t.b.v. van het verzekeringstechnische voor- of nadeel over een periode van 5 jaar beschouwd worden, is de verwachting dat gemiddeld 2,5 jaar aan NP opgebouwd zal worden en er derhalve in geval van overlijden voor het restant ad 13,0% (17% -/- 2,5 * 1,58%) een beroep gedaan zal kunnen worden op het risiconabestaandenpensioen. 42
• • •
De gedempte kostendekkende premie van de pensioeninkoop van de toetredende partij wordt vergeleken met de gedempte kostendekkende van het fonds (22,9% In 2012). Berekeningsjaar en leeftijdsveronderstelling van de actieven sluit aan bij de berekeningssystematiek voor de kostendekkende premie van bpfBOUW. De contante waardefactor waartegen het verschil tussen de kostendekkende premie en de actuariële kosten van pensioen gewaardeerd dient te worden, wordt vastgesteld op basis van een gedempte (reken)rente (nu 4%) en een periode van vijfjaar.
Er wordt dus een verzekeringstechnisch voor-/nadeel berekend in verband met het verschil In groepssamenstelling (gewogen leeftijd, man/vrouw). Er wordt geen verzekeringstechnisch voor-/nadeel bepaald in verband met overige verschillen in karakteristieken (bijvoorbeeld sterfte: voor de inkomende partij wordt ook uitgegaan van de sterftegrondslagen voor bpfBOUW, idem voor de collectieve overdrachtswaarde zelf). Rente y o o r de periode g e l e g e n t u s s e n de d e f i n i t i e v e b e r e k e n i n g s d a t u m en de, b e t a l l n g s d a t u m , zal aan bpfBOUW d e rente w o r d e n v e r g o e d o v e r v e r s c h u l d i g d e b e d r a g e n . De r e n t e is h e t m a x i m u m v a n : • het A L M - r e n d e m e n t van bpfBOUW; e n • het behaalde r e n d e m e n t v a n bpfBOUW^ Procedure In de vergadering van 16 december 2010 is besloten om in het vervolg bij een Inkomende collectieve waardeoverdracht een tweede berekenings- en beslismoment in te voeren. Stappen: 1. Eerste berekening inkomende collectieve overdrachtswaarde. Indien inkomende partij besluit om traject te vervolgen: 2. Verzoek collectieve overdrachtswaarde wordt voorgelegd aan bestuur. Indien bestuur akkoord: 3. Melding aan DNB verzoek collectieve overdrachtswaarde. Indien akkoord (geen bezwaar), dan: 4. Nieuwe berekening overdrachtswaarde op basis van de dan geldende actuele rts, dekkingsgraad en fondsgrondslagen, per einde kwartaal voorafgaand aan bestuursvergadering. Vervolgens (indien inkomende partij akkoord): 5. Opnieuw voorieggen bestuur voor akkoord. 6. Effectuering collectieve waardeoverdracht. NB. Als akkoord DNB over het kwartaaleinde heen ligt, zal dus ook opnieuw een berekening worden gemaakt. Op deze wijze worden de risico's t.a.v. de rts, dekkingsgraad en grondslagen geminimaliseerd.
43
VI.
Hoofdlijnen van het uitvoerinasrealement
Conform artikel 25 van de Pensioenwet heeft bpfBOUW een uitvoeringsreglement. Het uitvoeringsreglement is een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds opgesteld reglement dat de rechten en plichten tussen pensioenfonds en werkgever bepaalt. In het uitvoeringsreglement is het volgende opgenomen: 1. De wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld; 2. De wijze waarop en termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan; 3. De informatie welke door de werkgever aan bpfBOUW wordt verstrekt; 4. De procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de werkgever; 5. De procedures welke gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement in verband met het sluiten en wijzigen van een pensioenovereenkomst; 6. De voorwaarden waaronder een toeslag wordt verieend; 7. De uitgangspunten en procedures welke gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten dan wel winstdeling; 8. De mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging van het dienstverband; 9. De aanslultcriteria op grond waarvan de vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds heeft plaatsgevonden; 10. De rechten en verplichtingen met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen.
44
V I I . Hoofdlijnen intern beheersingssysteem VII.l.
Inleiding
VII.2.
Organigram
Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het fonds. In de volgende paragraaf Is een organigram opgenomen. In de daaropvolgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de hoofdlijnen van de administratieve organisatie en op de wijze waarop toezicht op de uitvoering wordt gehouden.
De organisatiestructuur van het fonds kan als volgt worden weergegeven:
Bestu u r v o o r de B o u w n i j v e r h e i d
Bestuursbureau
Beleggingsadviescommissie
Deelnemersraad
Klachtencommissie
Raad van Toezicht
Adviescommissie Awb"
Verantwoordingsorgaan
Accountant; Ernst & Young Accountants
Certificerend Actuaris: Aon Hewitt
Adviserend Actuaris: Cordares Pensioenen
Cordares Pensioenen
APG Investment Services
45
Bouwinvest
VII.3.
Bestuur B e d r i j f t a k p e n s i o e n f o n d s v o o r de Bouwnijverheid
Het bestuur van het fonds bestaat uit veertien leden waarvan zeven leden van werkgeverszijde en zeven leden van werknemerszijde. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds. Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: eindverantwoordelijkheid; vaststellen en wijzigen van beleid (oa premie-, toeslag- en beleggingsbeleid); vaststellen en wijzigen van de statuten, reglementen en overeenkomsten; het waken over de handhaving van de statuten, reglementen en overeenkomsten; het besturen van het fonds. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registerg oederen; het opdragen van de uitvoering van het dagelijkse beleid aan andere personen of Instellingen; het opdragen van het beheer aan andere rechtspersonen; het benoemen van commissies, die met een speciale taak of taken worden belast en waarvan de bevoegdheden bij bestuursbesluit worden geregeld; het benoemen van de externe accountant, de adviserend actuaris en de certificerend actuaris; het benoemen van andere externe deskundigen om advies uit te brengen.
VII.4.
Bestuurlijke commissies
Het bestuur van het fonds kent 4 bestuuriijke commissies. De taakgebieden van deze commissies (op hoofdlijnen) luiden als volgt: 1. Algemene Zaken Taakgebieden: Voorzittersoverleg opdrachtnemers, Public Affairs & Public Relations, Spoedeisende zaken, Overieg met organen van het fonds. 2.
Pensioenzaken Taakgebieden: Reglementen, Communicatief Beleid Werkingssfeer, Individuele gevalsbehandeling.
3. Vermogensbeheer Taakgebieden: Beleggingsbeleid, Belegglngsplannen, ALM. 4. Finance, Control & Riskmanagement (FCRM) Taakgebieden: Risicomanagement, Audits, Rapportages SLM, Contractvorming^ Jaarrekening/Jaarverslag.
VII.5.
B e s t u u r s b u r e a u bpfBOUW
Het bestuur bpfBOUW laat zich ondersteunen door een eigen bestuursbureau, kantoorhoudend in Harderwijk. De directeur van het bestuursbureau fungeert als sparringpartner voor het bestuur en ondersteunt het bestuur bij de strategische beleidsbesluiten. Het bestuursbureau is verantwoordelijk voor de voorbereiding van bestuurs- en commissievergaderingen, alsmede voor de opvolging van actiepunten en 46
genomen bestuursbesluiten. Het bestuursbureau werkt hiertoe nauw samen met de uitvoeringsorganisaties, met behoud van een eigen kritische rol In het voidoende tegenwicht bieden aan deze uitbestedingsorganisaties. De agenda's van de bestuurs- en commissievergaderingen worden door het bestuursbureau, In overieg met de voorzitters, vastgesteld.
VII.6.
Riskmanager
Ten behoeve van het monitoren van risico's en het mee-ontwikkelen van een risicomanagementsysteem kent het fonds een riskmanager. De riskmanager rapporteert aan het bestuur. De taken van de riskmanager zijn: Het onderhouden en verbeteren van het risicomanagement-systeem; Het uitvoeren of laten uitvoeren van reviews; - Het vertalen van algemeen risicobeleid naar specifiek risicobeleid; - Het vertalen van specifiek risicobeleid naar adequate beheersmaatregelen (processen, taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en rapportage); - Afstemming met de riskmanagers van de uitvoeringsorganisaties, externe accountant en compliance-officer; - Uitwisselen best-practices met andere (grote) bedrijfstakpensioenfondsen; - Het coördineren en monitoren van risicorapportages. Daarnaast bevat ieder advies aan het bestuur een risico-implicatieformulier. In dit formulier worden risico's gesignaleerd en wordt een Inschatting gemaakt van de kans dat het hslco zich voor gaat doen. Indien mogelijk worden tevens voorstellen gedaan om deze risico's weg te nemen o f t e minimaliseren.
Vli.7.
P e n s i o e n a d m i n i s t r a t i e en v e r m o g e n s b e h e e r
Het fonds heeft het voeren van haar pensioenadministratie opgedragen aan Cordares Pensioenen BV. In een mantelovereenkomst en een pensioenbeheerovereenkomst betreffende het voeren van de administratie en het pensioenbeheer is vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van belde partijen. Het vermogensbeheer (met uitzondering van vastgoed) Is opgedragen aan APG Investment Services. Het beheer van het vermogen in vastgoed Is opgedragen aan Bouwinvest. Bouwinvest is een 100% dochteronderneming van bpfBOUW. BpfBOUW heeft derhalve de activiteiten op het gebied van administratie en vermogensbeheer uitbesteed aan Cordares Pensioenen BV respectievelijk APG Investment Services en Bouwinvest. Voorts is een aantal activiteiten op het gebied van bestuursondersteuning en -advisering uitbesteed aan het Bestuursbureau (zie hiervoor paragraaf VII.5.). De uitbestede werkzaamheden op het gebied van administratie en vermogensbeheer worden verricht conform afzonderiijke Service Level Agreements (SLA's). Op kwartaalbasis wordt over de geleverde prestaties in relatie tot de SLA's aan het bestuur gerapporteerd. Voorts rapporteren de compliance-officers van de opdrachtnemers jaariijks aan het bestuur.
VII.8.
C o n t r o l e en c e r t i f i c e r i n g
Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheersmaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt door middel van een managementletter aan het bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en verstrekt een verklaring bij de jaarrekening. Het bestuur verbindt aan het fonds een adviserend actuaris en benoemt een certificerend actuaris. De adviserend actuaris is belast met het geven van advies aan het bestuur over de actuariële grondslagen en de financiële opzet waarop de uitvoering berust van 47
hetgeen bepaald is in de pensioenreglementen met betrekking tot de te verstrekken pensioenen. De adviserend actuaris is belast met de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen, de veriies- en winstrekening, het actuarieel verslag alsmede de actuariële verslagstaten. De certificerend actuaris controleeit de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen en de technische analyse en verstrekt daarbij een (actuariële) verklaring. VII.9.
Beleggingsadviescommissie
Het bestuur heeft een commissie voor beleggingszaken. Deze commissie bestaat uit 4 leden en vergadert In aanwezigheid van het bestuur. De commissie adviseert het bestuur over alle beleggingsaangelegenheden, bereidt het beleggingsbeleid voor en houdt toezicht op de uitvoering ervan. De commissie brengt periodiek verslag uit aan het bestuur. VII.10.
Klachtencommissie
Een deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde recht op het indienen van een klacht bij een door het klachtencommissie. De samenstelling, bevoegdheden klachtencommissie worden geregeld in het reglement Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. VII.ll.
of hun rechtverkrijgende, heeft het bestuur benoemde en werkwijze van de klachtenprocedure van de Stichting
Adviescommissie Awb
Bijl het nemen v a n een v r l j s t e l l i n g s b e s l u i t h a n d e l t bpfBOUW als b e s t u u r s o r g a a n in de zin v a n de A l g e m e n e w e t b e s t u u r s r e c h t ( A w b ) . De adviescommissie, 'Algemene w e t b e s t u u r s r e c h t ( a d v i e s c o m m i s s i e A w b ) beoordeelt de b e z w a r e n van w e r k g e v e r s naar a a n l e i d i n g v a n a f w e z e n v r i j s t e l l i n g s v e r z o e k e n e n a d v i s e e r t h e t b e s t u u r hierover. Het b e s t u u r v a n bpfBOUW n e e m t v e r v o l g e n s h e t ideiifinitieve besluit. De adviescommissie A w b bestaat u i t d r i e leden. De procedure diejde 'adviescommissie A w b h a n t e e r t , is beschreven in het r e g l e m e n t . VII.12.
Deelnemersraad
Het bestuur heeft een deelnemersraad Ingesteld bestaande uit 12 leden. In een apart reglement zijn de rechten en plichten van dat orgaan vastgelegd en de leden die daarvan onderdeel uitmaken. De deelnemersraad heefteen adviserende bevoegdheid. De deelnemersraad wordt in ieder geval in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door een door het bestuur voorgenomen besluit tot: •
Het nemen van maatregelen van algemene strekking;
•
Wijziging van de statuten en reglementen van het fonds; JVaststelling van het jaarverslag, de j a a r r e k e n i n g e n de a c t u a r i ë l e e n bedrijfstechnlsche n o t a ; ^Vaststelling ofi wijziging van do h o o g t e v a n de tocslogew-het toeslagenbeleid; Vaststelling van de hoogte van de premie; Vermindering^van de v e r w o r v e n p e n s i o e n a a n s p r a k e n en pensioenrechten' indien toepassing_wordt gegeven aan a r t i k e l 134 P e n s i o e n w e t ; 48
Het s l u i t e n , w i j z i g e n of beëindigen v a n e e n u i t v o e r i n g s o v e r e e n k o m s t ; •
Liquidatie v a n e e n pensioenfonds;
•
^Het t e r u g s t o r t e n v a n p r e m i e of het g e v e n v a n p r e m i e k o r t i n g als bedoeld in a r t i k e l 129 P e n s i o e n w e t ;
•
Gehele of g e d e e l t e l i j k e o v e r d r a c h t v a n v e r p l i c h t i n g e n v a n h e t pensioenfonds o f de o v e r n a m e v a n v e r p l i c h t i n g e n d o o r het 'pensioenfonds;
•
V a s t s t e i i i n g v a n een k o r t e - e n l a n g e t e r m f j n h e r s t e l p i a n ^
De i n r i c h t i n g en b e v o e g d h e d e n v a n de d e e l n e m e r s r a a d z i j n reglementairs vastgelegd.' V I I . 13.
Raad v a n Toezicht
De Raad van Toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te houden op het bestuur, op de besluitvormingsprocessen van het bestuur en op de wijze waarop het bestuur, in de termen van de Pensioenwet, goed bestuur waarborgt. Hiervoor adviseert de Raad van Toezicht het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over de beoordeling van: •
De beieids- en bestuursprocessen;
•
De checks & balances binnen het fonds;
•
De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
•
De wijze waarop het bestuur omgaat met risico's, met name die op langere termijn.
De i n r i c h t i n g en b e v o e g d h e d e n v a n de Raad v a n Toezicht z i i n r e g l e m e n t a i r yastgelegdJ VII.14.
Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie. Het oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over: Vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; Wijziging van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; Vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; Het v a s t s t e l l e n en w i j z i g e n v a n de i n t e r n e k l a c h t e n p r o c e d u r e W i j z i g i n g v o n het r e g l e m e n t klachtcnproccduFe» Vaststelling en wijziging van het communicatiebeleid van het fonds. De leden vertegenwoordigen op evenredige wijze de werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. De i n r i c h t i n g en bevoegdheden v a n hëE verantwoordingsorgaan ziin reglementair vastgelegd.
49
Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht van Enquête als bedoeld in artikel 219 PW,
V I I . 15.
Gedragscode
Het integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integer, onethisch gedrag van de organisatie, dan wel de organisaties waaraan taken zijn uitbesteed, dan wel onethisch handelen van partijen waarmee zaken worden gedaan. Het bestuur geeft Invulling aan de beheersing van het Integriteltsrisico door het formuleren van een gedragscode voor de bestuursleden en de benoeming van een externe compliance-officer om toe te zien op de naleving van de code. De organisaties waaraan het fonds taken heeft uitbesteed, dienen regelingen te treffen die minimaal gelijkwaardig zijn aan de regelingen zoals deze gelden voor bestuursleden. De opdrachtnemers Cordares Pensioenen en Bestuursbureau hanteren een Interne gedragscode die gelijkwaardig is aan de gedragscode van het bestuur. APG Investment Services en Bouwinvest hanteren een zwaardere gedragscode, de AFM insiders code.
50
V I I I . Verklaring Hierbij verklaart het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde Bouwnijverheid dat het fonds werkt volgens het gestelde in deze abtn.
De heer H. de Pagter (voorzitter werkgeverszijde)
De heer J.W.M. Kerstens (voorzitter werknemerszijde)
Datum: Piaats:
Datum: Plaats:
51