Tips & aandachtspunten bij aanpassing WWB-verordeningen Voorwoord Per 1 januari 2012 krijgen we te maken met een aangescherpte Wet werk en bijstand. De verordeningen zullen in de meeste gemeenten pas in de loop van 2012 echt aangepast worden. Als noodmaatregel zijn in een flink aantal gemeenten de bestaande verordeningen op enkele punten aangepast, maar de echte aanpassingen moeten nog komen. Daarvoor treft u hierbij aandachtspunten en tips aan. Zorg dat u als cliëntenraad betrokken wordt bij de aanpassing van de verordeningen. Er staat veel voor cliënten op het spel. Enkele vragen aan sociale dienst en B&W: ‐ Hoeveel huishoudens krijgen in 2012 te maken met de huishoudinkomenstoets? ‐ Hoe worden deze mensen op de hoogte gesteld? ‐ Worden deze mensen persoonlijk bezocht om een beeld te krijgen van de situatie waarin deze huishoudens zich bevinden? ‐ Hoe gaat de gemeente om met mogelijke problemen die in deze huishoudens spelen of gaan spelen? Te denken valt aan problemen met betrekking tot het betalen van ziektekostenverzekering en eigen risico’s voor meerdere volwassenen uit één gezinsinkomen; te denken valt aan problemen rond zorg die mensen aan elkaar verlenen; en wat te doen als één van de personen in het huishouden weigert mee te werken? Verder is het van groot belang dat de effecten van de aanscherping goed worden gevolgd. Probeer bij B&W gedaan te krijgen dat de gevolgen van het nieuwe WWB-beleid gedurende 2012 worden bijgehouden en dat daarover gerapporteerd wordt aan de gemeenteraad. Een dergelijke oproep kan ook door de gemeenteraad aan B&W worden gedaan. Roep als cliëntenraad de gemeenteraad op om per motie aan het college op te dragen dat een aantal zaken in kaart worden gebracht. ‐ De gemeente kan gevraagd worden in kaart te brengen welke problemen zich voordoen t.a.v. de vier-weken-eis waarmee jongeren te maken krijgen (financieel; aantonen dat men zijn best heeft gedaan om aan werk of opleiding te komen) ‐ In kaart brengen welke de gevolgen en resultaten zijn van het beleid dat gevoerd wordt t.a.v. het vragen van een tegenprestatie voor het verstrekken van een uitkering Zo zijn er nog meer vragen te formuleren waarover in de loop van 2012 gegevens verzameld moeten worden door de gemeente. Alleen dan kan de gemeente een goed beeld geven van de effecten van de aangescherpte WWB. Daar hebt u als cliëntenraad ook belang bij.
1
Inleiding Het kabinet wil met de aanscherping van de WWB de activerende werking van de Wet versterken en de eigen verantwoordelijkheid van burgers meer centraal stellen. Het intrekken van de Wet Investeren Jongeren (WIJ) en de aanscherping van de verplichtingen van jongeren moeten worden vertaald in gemeentelijk beleid en uitvoering. Daarnaast wordt het recht op bijstand niet langer gekoppeld aan het zijn van een ‘gehuwde’ maar aan het deel uitmaken van een gezin. Een nieuw begrip gezin en huishoudinkomenstoets doet zijn intrede in de WWB. Ook dat leidt er toe dat er nieuw beleid moet worden gemaakt en verordeningen moeten worden aangepast. De belangrijkste verordeningen die moeten worden aangepast zijn: 1. Toeslagen verordening 2. Maatregelen verordening 3. Verordening langdurigheidstoeslag 4. Re-integratie verordening Tot slot moet er ook nog een nieuwe verordening worden gemaakt voor de participatie van kinderen. Stimulansz heeft voor deze verordening een model gemaakt. Klik hier om deze te downloaden. In hoofdstuk 1 worden de specifieke bepalingen voor jongeren nader toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt de invoering van de huishoudtoets en zijn consequenties beschreven. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 per verordening aandachtspunten en tips gegeven. De LCR heeft bij het schrijven van dit stuk gebruik gemaakt van analysedocument wetswijziging WWB, gevolgen wetswijziging voor gemeentelijke verordeningen opgesteld door Stimulansz (Klik op de blauwe link om het document te downloaden). Daarnaast heeft Stimulansz een groot aantal modelteksten wijzigingen WWB en samenvoeging Wij gemaakt (Klik hier om deze te downloaden). Mochten de links om de documenten te downloaden niet werken, ga dan naar www.landelijkeclientenraad.nl en kijk bij dossiers onder WWB. Daar zijn de documenten ook te vinden.
2
Hoofdstuk 1
Jongeren
Met het intrekken van de WIJ komen er in de WWB een aantal speciale bepalingen voor jongeren terug. Belangrijkste veranderingen 1. Werkleerrecht wordt werkleerplicht. Eigen verantwoordelijkheid jongere wordt steviger in de Wet verankerd. De gemeente stelt met elke jongere een plan van aanpak op, maar is niet verplicht een traject aan te bieden. 2. Introductie van 4 weken wachttijd. De jongere moet eerst zelf zoeken naar werk/opleiding voordat aanspraak op ondersteuning kan ontstaan. 3. Er is geen recht op een uitkering als de jongere: a. nog Rijks gefinancierd onderwijs kan volgen; b. geen aantoonbare inspanningen heeft gepleegd en onwillig is/blijft om aan het werk te gaan. Uitzonderingen 1. Jongeren die voorafgaand aan de aanvraag voor bijstand een WW-uitkering hebben, kunnen zich 4 weken voordat de WW-uitkering eindigt melden voor een bijstandsuitkering. Op deze wijze wordt voor hen de wachttijd voor de bijstand door de resterende WW-periode overbrugd. 2. Gemeente krijgt mogelijkheden tot het verstrekken van een voorschot tijdens 4 weken wachttijd aan bepaalde groepen jongere (jonger dan 27 jaar) vluchtelingen. Proces Uitgangpunt is dat een jongere zich bij UWV inschrijft. Vanaf die datum heeft de jongere 4 weken de tijd om aan de gestelde verplichtingen te voldoen. UWV reikt hiervoor een kennisgeving uit ‘Opleggen zoekperiode jongeren’ zie modelbrief van Stimulansz. In die brief staan ook de verplichtingen opgesomd: zich bij ons (UWV) als werkzoekende laten inschrijven; in onze vacaturebank kijken; langsgaan bij de studieadviseur van een school(instelling) om uw studiemogelijkheden te onderzoeken; langsgaan bij de RMC-coördinator van uw gemeente. Het RMC is het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten, hier worden alle jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar gemeld. Het RMC kan jongeren begeleiden naar een opleiding of werk. kranten, internet en andere mogelijkheden raadplegen voor vacatures; zich inschrijven bij ten minste een aantal uitzendbureaus; reageren op vacatures. De jongere wordt geadviseerd al deze activiteiten bewijsstukken, zoals sollicitatiebrieven, schoolverklaringen, inschrijvingsbewijzen, afwijzingen te bewaren. Daarmee kan hij aantonen wat hij allemaal heeft gedaan tijdens de zoektijd van vier weken. Bij de aanvraag om bijstand moeten deze bewijsstukken aan de gemeente worden getoond. De gemeente zal hierom vragen. 3
De jongere wordt er op gewezen dat: 1. hij de gemeente laat weten wat hij doet om werk te vinden; 2. hij geen dingen doet die het vinden van werk moeilijker maken; 3. hij zijn best doet bij sollicitaties; 4. hij aangeboden werk accepteert. Wanneer de jongere helemaal niet zijn best heeft gedaan, krijgt deze geen bijstandsuitkering van de gemeente. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen. Er moet opnieuw een aanvraag worden gedaan. Wanneer de jongere onvoldoende zijn best heeft gedaan en wel voldoet aan de andere voorwaarden van de WWB, kan deze wel een bijstandsuitkering krijgen. Maar de gemeente kan (de eerste tijd) een lagere uitkering verstrekken. Effecten en risico’s 1. Het uit beeld geraken van jongeren met Multi problematiek, jongeren die niet zelfredzaam zijn, zwerfjongeren. Er is geen mogelijkheid voor ontheffing van de 4 weken wachttijd. 2. Jongeren in de wachttijd zich inkomsten verschaffen uit illegale (zwart werken) of zelfs criminele activiteiten.
4
Hoofdstuk 2 Huishoudinkomentoets Nieuwe definitie van gezin Nieuw in de WWB is dat ouders en meerderjarige kinderen die samen in één woning wonen slechts gezamenlijk aanspraak op bijstand kunnen maken. Het gezin als eenheid krijgt recht op bijstandsnorm van 100% van het netto referentie minimum loon. De nieuwe definitie van het begrip “gezin” luidt: De gehuwden tezamen, de gehuwden met minderjarige en meerderjarige kinderen en de alleenstaande met zijn/haar meerderjarige kinderen die in de zelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Onder meerderjarige kinderen worden ook verstaan de stiefkinderen en de aangetrouwde kinderen. Uitzonderingen Niet tot het gezin behoort: 1 een meerderjarig kind dat studeert of een opleiding volgt en aanspraak kan maken of Wet studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wtos en het inkomen (inclusief studiefinanciering) bedraagt niet meer dan 80% van het netto minimumloon inclusief vakantietoeslag. Indien dit het geval is wordt het studerende kind niet tot het ‘’gezin” gerekend. 2
een zorgbehoevende. Er is sprake van een zorgbehoevend gezinslid als het gezinslid beschikt over een geldig indicatiebesluit AWBZ voor 10 uur of meer uren zorg per week en deze zorg voor minstens dat aantal uren door een ander gezinslid wordt verleend. Indien dit het geval is heeft de zorgbehoevende recht op individuele bijstand. De overige gezinsleden blijven aangemerkt als gezin.
Huishoudinkomenstoets De middelen van alle gezinsleden dienen bij de bijstandverlening in aanmerking te worden genomen. Uitzonderingen: 1. Inkomsten van kinderen tot 16 jaar worden volledig vrijgelaten; 2. Voor 16-17 jarigen wordt de inkomenstoets van de Algemene Kinderbijslag in de WWB verdubbeld. (Elk jaar in oktober wordt het maximum bedrag voor bijverdiensten Kinderbijslag bijgesteld. Op dit moment (2011) bedraagt het maximale bedrag van bijverdiensten binnen AKW € 1.240 netto per kwartaal. Daarnaast mag er in de zomervakantie € 1.250 netto extra worden bijverdiend). 3. het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) wordt vrijgesteld van de huishoudinkomenstoets. Dit betreft de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 2 (nieuwe Wajong) en 3 (oude Wajong) voor mensen die op of na en voor 1 januari 2010 een uitkering opgrond van de Wet Wajong hebben aangevraagd. 4. Tot aan de totstandkoming van de Wet werken naar vermogen wordt het recht op een Wajong-uitkering op grond van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong voor jongeren die arbeidsvermogen hebben en die na 1 januari 2012 een uitkering opgrond van de Wet Wajong hebben aangevraagd (vooralsnog) uitgezonderd van 5
de huishoudinkomenstoets. Deze vrijlating van de wajong-uitkering op grond van de hoofdstukken 2 en 3 geldt alleen indien degene die de wajonguitkering ontvangt deel uitmaakt van een gezin naar de definitie van deze wet waartoe één of meer meerderjarige (stief/aangetrouwde) kinderen behoren. Medebewoners Het principes dat door een gezamenlijke huishouding kosten kunnen worden gedeeld, verandert niet. Dus de mogelijkheid om de toeslagen te verlagen omdat er naast ouders met kinderen nog andere medebewoners in een huis wonen verandert niet. Echter er kan worden besloten om van de verlaging af te zien. Hierop wordt nader teruggekomen in hoofdstuk 3 onderdeel toeslagenverordening.
6
Hoofdstuk 3 Verordeningen Als gevolg van de aanscherping van de WWB moeten de verordeningen worden aangepast. 3.1 Toeslagen verordening In artikel 8 lid 1 onderdeel c en 30 WWB is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de landelijk vastgestelde norm verhoogd of verlaagd moet worden en op grond van welke criteria dit geschiedt. De volgende toeslagen en verlagingen zijn mogelijk op grond van de aangescherpte WWB: 1. een toeslag voor de alleenstaande (ouder) die de algemene bestaanskosten niet volledig met een ander kan delen (art. 25 WWB); 2. een verlaging voor gezinnen die de algemene bestaanskosten kunnen delen met een ander (art. 26 WWB); 3. een verlaging als er lagere algemene bestaanskosten zijn in verband met de woonsituatie (art. 27 WWB); 4. een verlaging in verband met het recent hebben beëindigd van een scholing of opleiding waarvoor aanspraak bestond op een tegemoetkoming in de schoolkosten dan wel studiefinanciering (art. 28 WWB); 5. een verlaging van de toeslag in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar bij alleenstaanden (art. 29 WWB). De systematiek van het toeslagen- en verlagingenmodel verandert niet met de aanscherping van de WWB en intrekking van de WIJ. Zo blijft het een verplichting om een alleenwonende alleenstaande bijstandsgerechtigde een maximale toeslag toe te kennen (art. 25, eerste lid WWB) en blijven de mogelijkheden om verlagingen vast te stellen onaangetast. Let op Wat wel wijzigt is dat door intrekking van de WIJ de mogelijkheid om voor 21- en 22jarigen een lagere toeslag vast te stellen weer in de WWB wordt opgenomen (zie gewijzigde artikel 29 WWB). Gevolgen voor verschillende doelgroepen De gevolgen hebben betrekking op de rol van de volgende personen binnen het huishouden: a. Inwonende meerjarige kinderen of ouders b. Medebewoners c. Jongeren d. Inwonende studerende of schoolgaande meerderjarige kinderen e. Schoolverlaters f. Zorgbehoevenden a. Inwonende meerderjarige kinderen of ouders Nieuw in de WWB is dat ouders en meerderjarige kinderen die samen in één woning wonen slechts gezamenlijk aanspraak op bijstand kunnen maken.
7
Inwonende ouders en meerderjarige kinderen worden vanaf 1 januari 2012 niet meer als mede bewoner gezien. Zij behoren tot een gezin, waarvoor een gezamenlijke uitkering geldt. Aandachtspunt Er zijn gemeenten die er vanuit gaan dat inwonende kinderen of ouders meer kosten kunnen delen, zij hebben dit dan in de toeslagen norm verwerkt in de vorm van een lagere toeslag dan wel hogere verlaging voor dergelijke medebewoners dan voor andere medebewoners. Ook na de aanscherping van de WWB kan de gemeente er voor kiezen dit uitgangspunt te handhaven. Te weten voor die meerderjarige kinderen en ouders die onder de uitzondering vallen (studerende kinderen, zorgbehoevend gezinslid). Tip Als de hier boven beschreven situatie voor uw gemeente geldt, pleit dan voor schrappen van inwonende kinderen en ouders als bijzondere categorie. Een argument hierbij kan zijn: deregulering. b. Medebewoners Aan het principe dat medebewoners kosten kunnen delen verandert bij de aanscherping van de WWB niets. Tip Bij gezinnen met drie of meerderjarige gezinsleden kan worden besloten om af te zien van de verlaging van de norm. Argument: compensatie voor de verlaging van inkomen als gevolg van nieuwe gezinsnorm. c. Jongeren Voor jongeren tot 27 jaar geldt dat zij ingaande 1 januari 2012 onder de WWB vallen. Daarmee vervallen ook de WIJ-verordeningen per diezelfde datum van rechtswege. Jongeren vallen dus vanaf 1 januari 2012 ook onder het bereik van de Toeslagenverordening WWB. Aandachtspunt: In veel verordeningen zal de doelgroepomschrijving moet worden aangepast en de leeftijdscategorie moet worden gewijzigd. Voor jongeren is van belang dat per 1 januari 2012 artikel 29 WWB weer gereactiveerd is. Dat betekent dat er voor jongeren van 21 en 22 jaar de toeslag kan worden verlaagd. Als de gemeente ervoor gekozen heeft om voor 21- en 22-jarigen in de Toeslagenverordening WIJ een lagere toeslag toe te kennen, en dit beleid wil voort zetten, moet dit nu weer in de toeslagenverordening WWB geregeld worden. Tip Verlaging toeslag voor 21- en 22-jarigen niet laten terugkeren in toeslagen verordening. d. Inwonende studerende of schoolgaande meerderjarige kinderen. Voor de groep schoolgaande/studerende meerderjarige kinderen zonder aanspraak op WSF2000 en met een inkomen tussen € 604,15 en € 1.023,42 per maand geldt dat zij 8
als reguliere medebewoner aangemerkt kunnen worden. Dat betekent dat zowel op de toeslag van het schoolgaande kind als de toeslag of norm van de ouder een verlaging kan plaatsvinden. Tip Er kan voor worden gekozen om te bepalen dat bij een inkomen tot de bovengrens (€ 1.023,42) aangenomen wordt dat het kind geen kosten kan delen. Artikel 25 en 26 WWB zijn hiervoor geen belemmering. Let op Dit kan (en moet) in de Toeslagenverordening worden geregeld. Argument: als kind als reguliere medebewoner wordt gezien leidt dat tot een erg ingewikkeld stelsel dat zeker als er sprake is van wisselende inkomsten lastig uitvoerbaar is. e. Schoolverlaters De mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen in verband met het recent beëindigd hebben van een studie of beroepsopleiding blijft gehandhaafd. Aandachtspunt Deze bepaling krijgt meer betekenis door de intrekking van de WIJ. Als de schoolverlater tot een gezin behoort, heeft zijn schoolverlating tot gevolg dat de norm of de toeslag van het hele gezin verlaagd wordt!! De meeste „schoolverlaters bevinden zich immers in de leeftijdscategorie tot 27 jaar. Let op Uit jurisprudentie is evenwel gebleken dat deze verlaging in veel gevallen niet kan worden toegepast. In aansluiting op deze jurisprudentie is het mogelijk dat bij een gezin, in het bijzonder een gezin met drie meerderjarige gezinsleden of meer, met een schoolverlater, onverkorte toepassing van de verlaging ertoe zal kunnen leiden dat er een inkomensniveau ontstaat dat niet meer toereikend is. Tip 1 2
Afzien van verlaging bij schoolverlating als de schoolverlater tot een gezin behoort. Nog beter helemaal afzien van verlaging bij schoolverlating, met als argument deregulering.
f. Zorgbehoevende De zorgbehoevende voor wie het college van burgemeester en wethouders vaststelt dat deze geen gezinslid zijn, krijgen een zelfstandige aanspraak op bijstand en worden een medebewoner voor wie het toeslagen- en verlagingenbeleid gaat gelden. Tip In navolging van de gemeente Arnhem, de criteria om als zorgbehoevende medebewoner te worden aangemerkt versoepelen en de indicatie-eis op 10 uur te stellen.
9
Dat betekent dat zodra een gezinslid (of een andere medebewoner) als zorgbehoevend in de zin van artikel 4, vijfde lid WWB wordt aangemerkt, deze de maximale toeslag ontvangt dan wel de volledige norm. 3.2 Maatregelen verordening De wetswijziging heeft de volgende consequenties die van belang zijn voor het Maatregelenbeleid: Gedragingen van meerderjarige gezinsleden die tot 1 januari 2012 niet tot het gezin werden gerekend, kunnen vanaf die datum gevolgen hebben voor het inkomen van de (overige) gezinsleden; Door intrekking van de WIJ vallen jongeren onder het regime van de WWB en wordt de Maatregelenverordening WWB ook op hen van toepassing; Er zijn aantal nieuwe verplichtingen in de aangescherpte WWB opgenomen. Schending van deze verplichtingen kunnen aanleiding geven tot het opleggen van een maatregel. Met het vervallen van de WIJ worden jongeren tot 27 jaar weer onder het regiem van de WWB gebracht. Aandachtspunt Er moet worden nagedacht of er voor jongeren een strenger regiem moet gelden. In veel verordeningen is opgenomen dat “een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert”. Als vanuit beleidsmatig perspectief het gewenst wordt geacht om de uitkering van jongeren verdergaand of langer durend te verlagen dan andere bijstandsgerechtigden, kan dit gerealiseerd worden door in de verordening een nieuw lid op te nemen dat het college de bevoegdheid verleend om dat te realiseren. Bedacht moet wel worden dat de Maatregelenverordening wel minimaal de criteria dient te bevatten om de hoogte en de duur van de maatregel te kunnen vaststellen. Om jongeren stelselmatig zwaardere maatregelen te kunnen opleggen is een specifieke bepaling in de verordening nodig aan de hand waarvan hoogte en duur van de Maatregel kunnen worden bepaald. Tip Geen zwaardere straffen voor jongeren Afstemmingsbepaling – gezinnen met drie of meer meerderjarige gezinsleden Hoewel het uitgangspunt van de wetgever is geweest dat de omvang van het gezin niet van invloed zou moeten zijn op de hoogte en duur van de sanctionering, kan daar in de praktijk behoefte aan bestaan, mede gelet op het individualiseringsbeginsel. Op grond van dit beginsel dient de bijstand mede afgestemd te worden op de omstandigheden van de belanghebbende en het gezin. Het verdient aanbeveling om in beleidsregels of werkinstructies op te nemen of en zo ja, op welke wijze met de gezinssamenstelling rekening wordt gehouden.
10
Aandachtspunt Bepalen of en zo ja, op welke wijze rekening wordt gehouden met de gezinssamenstelling bij het opleggen van een maatregel en bepalen hoe dit wordt vastgelegd. Tip Zorg dat in beleidsregels of werkinstructies wordt opgenomen op welke wijze bij sanctionering met de gezinssamenstelling rekening wordt gehouden. Gedragingen met betrekking tot de inschakeling in de arbeid Met name op dit onderdeel dient zich de keus aan om jongeren volledig onder het bijstandsregime te brengen of een separaat regime voor jongeren in de verordening op te nemen. Tip Voor een separaat regime pleit dat voor jongeren in de WWB een stringenter bijstandsbeleid geldt. Argumenten tegen een afzonderlijk regime voor jongeren kan gevonden worden in de eenduidigheid, eenvoud en uitvoerbaarheid van het maatregelenregime. Nieuwe verplichtingen voor jongeren De wetswijziging creëert enkele nieuwe wettelijke verplichtingen voor jongeren: de verplichting mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak; de verplichting voor jongeren om een aanvraag niet eerder in te dienen dan vier weken na melding. De verplichting om gedurende deze „wachttijd te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing. Aandachtspunt Er moet worden bepaald of en in welke mate deze gedragingen gesanctioneerd worden en hoe dit in de maatregelen verordening verwoord wordt. Er is daarbij de keuze tussen een maatregel of uitsluiten van bijstand. Er moet worden bepaald in welke gevallen jongeren een maatregel krijgen opgelegd en in welke gevallen zij worden uitgesloten van het recht op bijstand. Tip De sanctie uitsluiten van bijstand tot het uiterste beperken. En pas toepassen nadat eerst een waarschuwing en vervolgens een maatregel is toegepast. 4 weken wachttijd De verplichting voor jongeren om een aanvraag niet eerder in te dienen dan vier weken na melding vloeit voort uit de bijzondere verantwoordelijkheid die jongeren in de nieuwe WWB hebben om in de eigen bestaanskosten te voorzien. Het eerder indienen van de aanvraag is een schending van deze verplichting. Dat kan ertoe leiden dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, nadat de jongere een hersteltermijn heeft gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. Benut de jongeren die mogelijkheid dan kan de aanvraag worden behandeld. Leidt dit tot een toekenning dan 11
kan een maatregelweging plaatsvinden wegens schending van de „wachttijdverplichting . Let op Schending van deze verplichting kan uitsluitend worden gesanctioneerd als deze als zodanig is benoemd in de Maatregelenverordening WWB. Tip Schending van wachttijd niet sanctioneren met een maatregel. Dus niet op nemen in de maatregelenverordening. Gedurende wachttijd moet jongere zoeken naar werk of scholing De verplichting om gedurende deze „wachttijd te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing is een nieuwe verplichting. Echter thans vloeit reeds uit artikel 9 WWB voort dat vanaf de datum van melding getracht moet worden algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Het niet nakomen van de verplichting om tijdens de wachttijd werk te zoeken, hoeft derhalve niet als afzonderlijke categorie in de Maatregelverordening te worden opgenomen. Let op: Er kan bij gemeente behoefte bestaan om jongeren op dit punt zwaarder te sanctioneren. Als gemeenten dat willen dan dient dit in verordening tot uitdrukking gebracht te worden. Denk er als cliëntenraad over na of het wenselijk is jongeren zwaarder te sanctioneren. Tip Zorg er voor dat jongeren weten wat minimaal voldoende is om na vier weken te kunnen aantonen dat hij alles heeft gedaan om aan het werk te komen. Zorg er voor dat deze eisen haalbaar zijn binnen deze vier weken. Zo kan het schrijven van een aantal sollicitatiebrieven wel worden gevraagd, maar niet het aantal afwijzingen op die brieven. Dit neemt doorgaans een langere periode in beslag. Ook komt het voor dat er geen afwijzingen worden ontvangen. Het is lastig om kwantitatieve normen te formuleren. Reden om die normen dan ook niet in een verordening op te nemen. Onvermogen tot het leveren van inspanningen Er zijn jongere die niet of nauwelijks in staat zijn zelfstandig inspanningen te leveren voor het zoeken van werk. Het is wenselijk dat in de verordening uitzonderingsposities worden opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan belemmeringen van verstandelijke, psychiatrische of fysieke aard. Ook kan er sprake zijn van psychosociale of sociaaleconomische omstandigheden waardoor een jongere een ‘verminderd’ vermogen heeft. Hoe moeten jongeren dat de gemeente helder maken? Tip Zorg ervoor dat er realistische eisen worden gesteld met betrekking tot de documenten die moeten worden overlegd om aan te tonen dat er sprake is van beperkt vermogen. Er moet duidelijk zijn welke organisatie deze documenten moeten afgeven. De te overleggen documenten moeten binnen 4 weken door organisaties kunnen worden afgeven. Voor zwerfjongeren kan worden bepaald dat voor hen naar vermogen inspannen betekent dat de jongere bereid is te starten met een hulpverleningstraject. 12
Tip voor maatwerk In navolging van de gemeente Rotterdam zorgen dat de jongere na eerste aanmelding bij UWV wordt uitgenodigd voor een intakegesprek (in Rotterdam gebeurt dit door het jongeren loket). In dit gesprek wordt voor de jongeren op maat vastgelegd welke inspanningen hij in de 4 weken wachttijd moet leveren. De jongeren moet zelf na 4 weken een nieuwe afspraak te maken. Als de jongere dat niet binnen 6 weken heeft gedaan dan wordt een nieuwe wachttijd van 4 weken opgelegd. Dat de jongere zelf verantwoordelijk is voor het maken van een nieuwe afspraak na 4 weken en binnen zes weken vindt de LCR niet gelukkig voor iedereen. Deze eis zou volgens de LCR moeten worden getoetst aan de vermogens van de jongeren. Bedenktijd en second opinion We kunnen ons voorstellen dat jongeren niet altijd direct kan overzien wat hen in een intakegesprek wordt voorgelegd en wat wordt afgesproken. De cliëntenraad kan er op aandringen dat een jongere binnen een termijn van een aantal dagen een gemotiveerd voorstel voor het aanpassen van de afspraken kan doen. Er is mede op aandringen van de LCR voor Wajongers ook een bedenktijd geïntroduceerd bij het accepteren van het participatieplan. Verder kan de cliëntenraad afspraken maken dat jongeren in die periode om een second opinion mag vragen wanneer hij/zij zich alsnog realiseert dat de gestelde eisen niet passen bij zijn mogelijkheden. Voor het verzorgen van de second-opinion kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het UWV. Zoeken naar geschikte scholing of studie De verplichting om tijdens de „wachttijd te zoeken naar geschikte scholing of studie, kan doorgaans niet gesanctioneerd worden op basis van de huidige Maatregelenverordening WWB. Hiervoor dient een grondslag te worden gecreëerd in de verordening. Het is aan de jongere om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor bijstandverlening (het niet kunnen volgen van onderwijs) is voldaan. Het kunnen benutten van studiefinanciering dan wel een WTOS-tegemoetkoming kunnen ertoe leiden dat er geen dan wel een lager recht op bijstand bestaat. De gemeente is vrij om beleid te maken met betrekking tot welke documenten overlegd worden om aan te tonen dat er geen mogelijkheden zijn om onderwijs te volgen. Beoordeling voorliggende voorziening onderwijs Dat jongeren met een WW zijn gevrijwaard van de 4-wekeneis, wil nog niet zeggen dat zij zijn vrijgesteld van de plicht om aan te tonen dat het volgen van onderwijs niet mogelijk is. De wetgever en de modelverordening van Stimulansz lijken vooral gemaakt te zijn om het beleid ten aanzien van vroegtijdig schoolverlaters (VSV) te ondersteunen. Daarmee wordt de doelgroep bedoeld van jongeren tot 23 jaar die in staat zijn MBO niveau 2 of minimaal HAVO te kunnen halen. 13
Daarmee is het niet helder wat dit betekent voor: - jongeren die aan een andere vorm van onderwijs deelnemen, zoals Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs. Hieronder bevinden zich ook jongeren die zich voor ondersteuning bij gemeenten melden. Medewerkers Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC’s) zijn niet altijd actief bij deze scholen betrokken, tenzij deze voor hun 18 e levensjaar van school gaat (handhaving leerplicht); - Jongeren die zijn afgewezen voor Wajong. Wel beperkingen hebben maar geen Wajongrecht; - Jongeren die ouder zijn dat 23 jaar. De RMC beperkt zich doorgaans tot de groep tot 23 jaar. Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is nog altijd vrij hoog. Er zijn een paar categorieën van vroegtijdig schoolverlaters: - jongeren die niet kunnen doorleren (bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit om te leren); - jongeren die hun opleiding hebben afgebroken (veelal verkeerde studiekeuze), velen van hen zijn voornemens het volgende schooljaar weer het onderwijs te hervatten; - Jongeren die niet meer gemotiveerd zijn om onderwijs te volgen of problemen hebben waardoor zij van school willen. Op hen richten de RMC’s en Zorg vanuit de school; - Jongeren die besluiten te gaan werken zonder een startkwalificatie. Zij doen in eerste instantie geen beroep op de gemeente. Wel worden zij gezien als een risicogroep die op termijn beroep op de sociale zekerheid kan doen. Tip 1 2
3
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen leerlingen die onder het VSVbeleid zijn te rekenen en zij die daar niet toe worden gerekend. Waar jongeren onterecht of onnodig afzien van het behalen van een startkwalificatie, is het redelijk dat doorleren wordt gestimuleerd. Hierbij kan worden gekeken naar de rol van diverse partijen die bij het VSV-beleid zijn betrokken (naast school en gemeente: de zorg of reclassering). Indien een jongere een verkeerde studiekeuze heeft gedaan en van plan is door te leren met ingang van het nieuwe schooljaar, zou dit afdoende moeten zijn om aan de voorwaarden te voldoen. Het is belangrijk dat jongeren met goede redenen om te stoppen met het volgen van onderwijs dat ook op een eenvooudig manier kunnen aantonen. Dat geldt voor het MBO, maar ook voor jongeren vanuit andere vormen van onderwijs.
Documenten Welke documenten moet de jongere overleggen waaruit blijkt dat de jongere geen onderwijs kan volgen. In de uitgewerkte verordening van Stimulansz worden hierbij twee eisen genoemd: langsgaan bij de studieadviseur van een school(instelling) om de studiemogelijkheden te onderzoeken. En langsgaan bij de RMC-coördinator. De LCR heeft de MBO-Raad gevraagd of de MBO-scholen een verklaring gaan afgeven waarin verklaard wordt dat een jongere geen onderwijs kan volgen. De MBO-Raad kon nog geen antwoord op deze vraag geven. Individuele scholen hebben al laten weten een dergelijke verklaring niet af te geven als 14
het jongeren zijn die niet bij hen op school zitten of recent op school hebben gezeten. Aandachtspunten Is de voorwaarde om documenten te overleggen gekoppeld aan de school waar de jongere het laatst onderwijs volgde (en de jongere dus kent) of moet de jongere ook documenten vragen van instellingen waar hij onbekend is? Dit kan betekenis hebben voor leerlingen die het VSO en praktijkonderwijs willen verlaten. Het moet duidelijk zijn voor jongeren welke informatie voldoet aan de eisen. Zijn dit schriftelijke adviezen, rapportages of een schriftelijke mededeling? VSO en praktijkonderwijs werkt met rapportages (bijvoorbeeld handelingsplannen), die kunnen een basis bieden om aan te geven dat een startkwalificatie niet haalbaar is. Gemeenten moeten dat afstemmen met de onderwijsinstellingen. De scholen moeten in staat zijn documenten te leveren in een termijn van 4 weken (feitelijk korter). Tip Redelijke eisen ten aanzien van de aan te leveren documenten: - zo concreet mogelijke formulering van de eisen, zodat je jongere weet waar hij aan moet voldoen; - de jongere moet redelijkerwijs aan de gestelde eisen kunnen voldoen binnen de 4 gestelde weken; - de gemeente heeft afspraken gemaakt met partijen waar de jongere zich moet melden over: o wat zij op verzoek van de jongere aanleveren; o binnen welke doorlooptijd. Zorg er voor dat zolang de eisen en de voorwaarden aan die eisen niet zijn gerealiseerd, jongeren met betrekking tot deze eisen niet verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor de verplichte aanlevering van documenten. Een aanvraag voor een uitkering moet dan zonder het voldoen aan deze eisen worden gehonoreerd. Aandachtspunten met betrekking tot beleid in relatie tot behalen van kwalificaties 1 Wordt uitgegaan van het behalen van het niveau van startkwalificatie? 2 Of meent de gemeente dat iemand ook verder moet leren om zich hoger te kwalificeren, bij voorbeeld naar MBO-niveau 3. Of van MBO-niveau 4 naar HBO niveau. Tip Laat leren na het behalen van een startkwalificatie een keuze van de jongere zijn. Dit mag geen plicht worden vanuit de gemeente (geen verplichte opscholing). 2 Zorg er voor dat de gemeente jongeren die tussentijds zijn uitgevallen niet aan het volgen van onderwijs houdt tot het nieuwe studiejaar als zij zich hebben ingeschreven voor een nieuwe opleiding. Beleid in relatie tot het niet kunnen behalen van een startkwalificatie Veelal zijn het in de persoon gelegen factoren die ertoe leiden dat een jongere geen startkwalificatie kan halen, of in ieder geval op dat moment niet. 15
De jongere zal moeten aantonen dat hij geen onderwijs kan volgen. De gemeente moet duidelijk maken welke redenen zij accepteren. Die redenen kunnen zijn: - In de persoon gelegen intellectuele, psychiatrische en fysieke beperkingen. mogelijk bevestigd door recente onderzoeken of indicatiestellingen. De vraag is of de scholen die kunnen aanleveren. Kan en/of mag een casemanager van een zorginstelling hierover en verklaring afgeven? - niet in aanmerking komt voor een langer verblijf op de VSO of praktijkschool omdat dit niet meer functioneel is voor de jongere. In beginsel kan de jongere tot 20 jaar binnen het VSO en praktijkonderwijs blijven, mits functioneel. Met de school zal moeten worden afgesproken dat zij hierover een advies afgeven (onderwijsadvies). - in staat is tot doorleren of werken in een reguliere omgeving of aangewezen is op voorzieningen en specifieke begeleiding vanwege de beperking. De school zou hier een verklaring over af kunnen geven (onderwijsadvies) - niet in staat is tot leren vanwege ernstige sociaaleconomische problemen of (gezins)omstandigheden. Het is van belang voor de opvang van zwerfjongeren dat deze jongeren een uitkering krijgen en pas op een later moment wordt gekeken naar de mogelijkheden van het hervatten van onderwijs. Bij alle bovenstaande mogelijkheden zal de gemeente keuzes moeten maken over beleid en aard van de documentatie. Het is niet aan jongere om te verzinnen wat de gemeente acceptabel vindt om geen startkwalificatie te halen. Dat kan leiden tot een groot risico van willekeur en rechtsonzekerheid voor jongeren. Wellicht is het nodig ook bepalingen op te nemen wanneer een onderwijsinstelling een jongere weigert toe te laten tot de school omdat er geen plaat is. Tip Om als cliëntenraad een snel overzicht te krijgen over de onderwijsinfrastructuur in de gemeente en de mogelijke documenten die de jongere kan opvragen, adviseren wij contact te leggen met de RMC-coördinator. Aandachtspunt bij de 4 wekeneis In de Wet wordt nadrukkelijk gesproken van minimaal 4 weken. Er is geen maximumtermijn genoemd. Dat moet worden voorkomen. Tip Neem in de verordening een termijn van 4 weken op en zorg dat de jongere redelijker wijs aan de gestelde eisen kan voldoen. Maatregel of uitsluiten van bijstand Voor jongeren geldt dat als uit houding en gedragingen ondubbelzinnig blijkt dat de jongere zich niet houdt aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 eerste lid (het naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen) of artikel 55 WWB (verplichtingen die verband houden met vermindering of beëindiging van bijstand), hij geen recht heeft op bijstand. Een verplichting kan inhouden het op advies van een arts ondergaan van een noodzakelijke behandeling van medische aard (ar 55 WWB). 16
In een aanvraagprocedure betekent dit dat de aanvraag wordt afgewezen, bij een lopende uitkering dat deze beëindigd wordt. Deze bepaling is overgenomen uit de WIJ, met dat verschil, dat dit vanaf 1 januari 2012 ook geldt voor de zogenoemde overige verplichtingen , dat wil zeggen verplichtingen die strekken tot vermindering of beëindiging van bijstandverlening, zoals het te gelde maken van een vermogensbestanddeel of het instellen van een vordering gericht op verdeling van een onverdeelde boedel. Aandachtspunt Het is aan het college om te bepalen bij welke gedragingen nog aanspraak blijft bestaan op bijstand maar wel sprake is van maatregelwaardig gedrag en bij welke gedragingen het recht op bijstand komt te vervallen, gelet op houding en gedragingen van de jongere. Tip Uitsluiting van bijstand beperken. Verplichten tot verrichten tegenprestatie Het college kan mensen met een WWB-, IOAW of IOAZ-uitkering verplichten een tegenprestatie te leveren. Aandachtspunt: Bepalen of niet naar vermogen verrichten van een tegenprestatie in de maatregelenverordening moet worden opgenomen. Tip Het weigeren van tegenprestatie niet opnemen in maatregelen verordening. Zeer ernstige misdragingen In de meeste Maatregelverordeningen WWB is als één van de laatste bepalingen (voor de slotbepalingen) opgenomen dat een maatregel wordt opgelegd bij zeer ernstige misdragingen. Aandachtspunt: Voor jongeren in de WIJ was voorzien in een uitsluitingsgrond voor zowel werkleeraanbod als inkomensvoorziening bij een herhaaldelijk zeer ernstige misdragen. Een recidivebepaling in de Maatregelverordening WIJ was dus niet nodig. In de WWB kent deze uitsluitingsgrond voor jongeren niet. Aandachtspunt: Er moet worden nagedacht of de bepaling in de Maatregelenverordening WWB met betrekking tot zeer ernstig misdragen voor jongeren moet worden aangepast en er voor hen een zwaarder maatregelregime moet gelden. 3.3 De verordening Langdurigheidstoeslag Om in aanmerking te komen voor de Langdurigheidstoeslag moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan: De belanghebbende moet 21 jaar of ouder, maar jonger 65 jaar zijn; Langdurig een laag inkomen hebben; 17
Geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, en Geen uitzicht te hebben op inkomensverbetering.
Het is aan de gemeenteraad opgedragen om in een verordening te bepalen wat onder „langdurig een laag inkomen moet worden verstaan. Bovendien kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat die verordeningsplicht ook geldt voor het „geen uitzicht hebben op inkomensverbetering . De wetswijziging werkt langs verschillende lijnen door in de Verordening Langdurigheidstoeslag. Consequenties wetswijziging voor de Verordening Langdurigheidstoeslag Wijziging betekenis begrippen en huishoudtoets Allereerst geldt dat de gewijzigde betekenis van de begrippen „alleenstaand , „alleenstaande ouder , „gehuwde en „gezin , alsmede de invoering van de „huishoudinkomenstoets de nodige gevolgen hebben voor het gemeentelijk beleid met betrekking tot de langdurigheidstoeslag. Is er sprake van een gezin dan moeten alle meerderjarige gezinsleden immers vanaf 1 januari 2012 aan de voorwaarden van artikel 36 WWB voldoen. Bij gezinnen met drie of meer meerderjarige gezinsleden geldt als vuistregel bovendien: hoe meer meerderjarige gezinsleden, hoe kleiner de kans wordt dat aanspraak op langdurigheidstoeslag bestaat, mede gelet op de stringente voorwaarden. Wordt de kans dus kleiner dat er aanspraak op langdurigheidstoeslag bestaat naar mate het aantal gezinsleden toeneemt, de behoefte aan die toeslag zal navenant toenemen en dat des te meer als deze gezinsleden gezamenlijk een laag inkomen hebben. Geen uitzicht op inkomensverbetering De wijziging van de betekenis van het begrip „gezin werkt ook nog in op een andere voorwaarde, t.w. de voorwaarde dat geen uitzicht op inkomensverbetering bestaat. Conform de bedoelingen van de wetgever is dit in veel verordeningen zo uitgewerkt dat aan die voorwaarde niet is voldaan als de belanghebbende tijdens de referteperiode of daarna een studie of opleiding volgde. Tot de gezinnen met drie of meer meerderjarige gezinsleden behoren voor een deel vermoedelijk meerderjarige kinderen die een studie of opleiding volgen dan wel in de referteperiode hebben gevolgd. Om die reden kan dan geen langdurigheidstoeslag worden toegekend aan het gezin. Sommige gemeenten hebben ter invulling van de voorwaarde „geen uitzicht op inkomensverbetering bovendien bepaald dat de belanghebbenden in de referteperiode aan de arbeidsverplichtingen moeten hebben voldaan en/of geen inkomen in verband met arbeid mogen hebben ontvangen. Het zal duidelijk zijn dat door deze aanvullende voorwaarden de mogelijkheden om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag onder het nieuwe regime nog verder worden verkleind. Tip In het feit dat bij gezinnen die bestaan uit drie of meer meerderjarige gezinsleden uit het gezamenlijke inkomen meer kosten moeten worden betaald, zoals de premie Zorgverzekeringswet, moet aanleiding worden gevonden om de voorwaarden voor toekenning van de langdurigheidstoeslag te versoepelen en de toeslag voor die groep te verhogen. 18
Kortom voor gezinnen pleiten voor gunstiger regeling. Dit kan op verschillende manieren worden gerealiseerd: kortere referteperiode;
hogere inkomensgrens (tot maximaal 110%);
hoger normbedrag;
soepeler invulling van „uitzicht op inkomensverbetering
:
bijvoorbeeld door het schrappen van de onderstaande uitwerkingen van het begrip: geen uitzicht op inkomensverbetering voor in gezinnen. 1 tijdens de referteperiode of daarna een studie of opleiding volgen. 2 in de referteperiode aan de arbeidsverplichtingen voldoen en/of geen inkomen in verband met arbeid mogen hebben ontvangen;
combinatie van deze mogelijkheden.
Aandachtspunt Niet recht hebbend gezinslid Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, de andere gehuwde in aanmerking komt voor het bedrag dat voor een alleenstaande (ouder) geldt. Omdat „gehuwden vervangen zijn door „gezin dient de regeling aangepast te worden, in die zin, dat als van de gezinsleden er nog maar één rechthebbend gezinslid overblijft, dat gezinslid de langdurigheidstoeslag ontvangt naar de norm van de alleenstaande (ouder). 3.4 Re-integratieverordening WWB Het college is verantwoordelijk voor de ondersteuning van (onder meer) bijstandsgerechtigden bij de arbeidsinschakeling. Het is aan de gemeenteraad opgedragen om daarover regels te stellen en in een Re-integratieverordening WWB vast te leggen. De wetswijziging werkt op enkele onderdelen in op de Re-integratieverordening. Consequenties van de wetswijziging voor de Re-integratieverordening De gewijzigde begripsomschrijvingen en de huishoudtoets hebben naast een vermindering van het aantal uitkeringen uiteraard ook tot gevolg dat het aantal richting de arbeidsmarkt te begeleiden werkzoekenden onder de uitkeringsgerechtigden afneemt. Daar staat tegenover dat het aantal niet-uitkeringsgerechtigde dat werkzoekend is, zal toenemen. Het is aan de gemeente om te bepalen in hoeverre deze „NUG’ers in aanmerking komen voor ondersteuning. Deze ontwikkeling zal op zichzelf echter geen invloed hebben op tekst en inhoud van de Re-integratieverordening. Intrekking WIJ Het intrekken van de WIJ heeft wel invloed op de Re-integratieverordening. Met deze intrekking vervalt ook van rechtswege de Verordening Werkleeraanbod WIJ. Voor de arbeidsinschakeling komen jongeren dan onder het regime van de WWB en de Reintegratieverordening WWB te vallen. De Re-integratieverordening WWB zoals die thans luidt is toegesneden op personen van 27 tot 65 jaar. Het is aan de gemeente om vast te stellen of ingaande 1 januari 2012 het beleid m.b.t. de arbeidsinschakeling van jongeren, los van de specifieke beperkingen voor jongeren op het punt van incentives (inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk) en participatieplaatsen, 19
zal afwijken van het beleid met betrekking tot overige bijstandsgerechtigden. Met andere woorden, komt/blijft er voor jongeren, los van de specifieke beperkingen voor jongeren op het punt van incentives en participatieplaatsen, een afwijkend reintegratieregime? Aandachtspunt: Het is van belang te weten welk beleid er voor jongeren wordt gemaakt. En wat hiervan in beleidsnota’s of verordeningen vastgelegd wordt. De eerste vraag die aan de orde is: - welke jongeren worden wel of niet ondersteund naar werk? Welke criteria worden hierbij gehanteerd? Welk aanbod is er voor jongeren? Gemeenten zullen vermoedelijk scherp selecteren. En kunnen in de verleiding komen om alleen de jongeren ondersteuning te bieden die een kleine afstand tot de arbeidsmarkt hebben en weinig steun nodig hebben om aan het werk. De gemeente kan het te kostbaar om jongeren die heel veel ondersteuning nodig hebben te helpen. Om jongeren zonder uitkering te ondersteunen naar werk ontbreekt de prikkel. Het is belangrijk dat cliëntenraden zich zelf afvragen wat zij wenselijk vinden. Moeten jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ondersteund worden waarvoor juist een investering heel belangrijk is om in de toekomst aan het werk te komen? Hebben NUG’ers evenveel aanspraak op ondersteuning? Is het wenselijk dat er over het algemeen meer in jongeren wordt geïnvesteerd? Zorg dat er mogelijkheden zijn voor sociale activering voor jongeren. Aandachtspunt De eerste vraag is: wordt het jongerenloket gehandhaafd? Vervolgens moet de vraag worden gesteld of het voor jongeren van belang is dat zij een specifiek aanbod kunnen krijgen. Bijvoorbeeld meer begeleiding bij het starten in betaald werk. Of kortdurende stages om het werknemerschap aan te leren. Wordt er workfirst toegepast, zo ja met welke achtergrond: als afschrik instrument, om mensen te stimuleren aan het werk te gaan, als diagnose instrument of als werkervaringinstrument. Is er keuzevrijheid voor de jongeren met betrekking tot selecteren van het aanbod (keuzevrijheid). Tip Als workfirst wordt toegepast in het plan van aanpak laten opnemen met welk doel dit wordt ingezet en wat de vervolgstap na workfirst is. Wat gebeurt er met jongeren die ondersteuning nodig hebben, maar die niet krijgen? Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open. Maar deze procedures duren erg lang. De toegankelijkheid van beroepsprocedures worden beperkt door verhoging van de griffierechten. Tip Creëer als tussen stap de mogelijkheid voor een second-opinion. 20
Voor het verzorgen van de second-opinion kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het UWV. Plan van aanpak Wat ook nieuw is, is dat ten aanzien van jongeren een „plan van aanpak verplicht wordt gesteld. Bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand wordt, in een bijlage, een plan van aanpak opgenomen. Dat plan van aanpak bevat een uitwerking van de ondersteuning door de gemeente (als die wordt verleend) en de verplichtingen die de jongere heeft, gericht op de arbeidsinschakeling. De gemeente is dus niet verplicht om ondersteuning te bieden. Uit de wetstekst blijkt overigens niet dat het plan van aanpak slechts wordt gemaakt als de jongere kans op arbeidsinschakeling maakt. Het plan van aanpak is bedoeld voor een ieder. Het college zal moeten bepalen wat inhoud en vorm van het plan van aanpak worden. Gaat het om de re-integratie van jongeren, dan is het denkbaar dat daarover in de Reintegratieverordening regels worden gesteld. Die regels kunnen ook betrekking hebben op de wijze waarop het plan van aanpak wordt geëvalueerd, zo nodig wordt bijgesteld en de frequentie waarin die evaluatie plaatsvindt. In die regels de bevoegdheid daartoe ook worden overgedragen aan het college. Aandachtspunt: Bepalen welke regels gaan gelden ten aanzien van vorm en inhoud van het plan van aanpak. Tip Het is niet wettelijke geregeld dat het plan van aanpak door de jongeren en een vertegenwoordiger van de gemeente moet worden ondertekend. Dat kan wel worden geregeld. Zorg dat in de verordening wordt vastgelegd dat het plan van aanpak door de jongeren en een vertegenwoordiger van de gemeente moet worden ondertekend. Regel daarbij dat de jongeren een week bedenktijd krijgt voor dat hij het plan ondertekend. Zorg dat er ook de mogelijkheid is dat de jongeren zelf een plan van aanpak mogen opstellen. Zorg er daarbij voor dat als de jongere zelf een plan van aanpak opstelt kan de gemeente dit alleen onderbouwd kan afwijzen of aanpassen. Tip bedenktijd De cliëntenraad kan vragen om een week bedenktijd voor de jongere, voordat hij definitief het plan van aanpak ondertekent (net als in de Wajong). Ook kan, eventueel in aanvulling op de bedenktijd, een mogelijkheid tot een second-opinion worden geboden. Voor het verzorgen van de second-opinion kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het UWV. Tip Bezwaar en beroep De cliëntenraad kan voorstellen dat de jongere in beroep kan gaan tegen het plan van aanpak.
21
Verlengde vrijlating van inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders In de WWB wordt een nieuwe voorziening geschapen voor alleenstaande ouders, te weten de verlengde vrijlating. Tegenover afschaffing van de vrijlating van de (aan zorg gerelateerde) inkomensafhankelijke combinatiekorting staat een nieuwe vrijlating van 12,5% van de arbeidsinkomsten tot maximaal € 120,- per maand voor een maximale periode van 30 maanden. Een en ander onder voorwaarde dat de zesmaanden periode van de „reguliere inkomensvrijlating is verstreken, dat de ouder de volledige zorg heeft van een ten laste komend kind tot 12 jaar en dat de arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Het is aan het college is om te bepalen of en zo ja, in hoeverre van deze verlengde vrijlating gebruik gemaakt wordt. Het is mogelijk in de Re-integratieverordening daarvoor beleidskaders te stellen. Daarbij kunnen bijvoorbeeld voorwaarden worden verbonden aan het gebruik van de bevoegdheid van het college om ter zake beleid te voeren of kan worden bepaald dat dit slechts voor bepaalde groepen alleenstaande ouders zal worden ingezet. Aandachtspunt: Bepalen of in de Re-integratieverordening regels worden gesteld over de wijze waarop het college gebruik kan maken van de bevoegdheid om de verlengde inkomensvrijlating toe te kennen. Tip Geen beperking binnen de groep alleenstaande ouders. Dus verlengde vrijlating voor alle alleenstaande ouders die aan de voorwaarden van de wet voldoen.
22