1
IN HET KORT Doel van de les: De kinderen worden zich bewust van de verbanden tussen soorten. Dit gebeurt doordat ze beseffen dat de roofvogel niet alleen een boom en een merel of lijster nodig heeft, maar indirect bijvoorbeeld ook een slak en struik. Lesopzet: Introductie Speluitleg Spel spelen Afronding Introductie: U begint met het vertonen van één of twee filmpjes van roofvogels http://www.schooltv.nl/beeldbank/clippopup/20030611_roofvogel04 0:50 min http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050525_bcjagers01 2:15 min Laat de leerlingen in groepjes van 3 of 4 nadenken over wat een roofvogel nodig heeft om ergens te kunnen leven. Hiervan maakt elk groepje een woordweb. Speluitleg: Gebruik bij de speluitleg het bestand “Hoe wordt het spel gespeeld” op www.groenewiel.nl/biodiversiteit.
Kaarten bekijken 1. Het spel kan met drie of vier kinderen gespeeld worden. Verdeel de klas in zulke groepjes. 2. Geef elk groepje een spel. Laat ze bekijken welke kaarten er zijn. 3. Laat op het digibord de roofvogelkaart zien. Elk groepje zoekt deze kaart op. 4. Onder aan deze kaart staat wat de roofvogel nodig heeft om te kunnen leven; een boom om in te broeden en een lijster of een merel als voedsel. 5. Laat elk groepje een boomkaart zoeken. Stel de vraag wat een boom nodig heeft om te leven. Waar staat dat op de kaart van de boom? En hoe is dat bij de lijster? Kunnen ze die kaart (zonwater mineralen) vinden? 6. De boom heeft zon-water en mineralen nodig. Laat ze deze kaart zoeken. Staat er iets aan de onderkant van die kaart? Is dat logisch? Zon, water en mineralen zijn er altijd. Die kaart mag je dus altijd uitleggen in het spel. Daar is géén andere kaart voor nodig. 7. Zoek nu uit wat er nodig is om een lijster in het spel neer te leggen. Controleer of dit goed gedaan wordt. Degenen die klaar zijn mogen hetzelfde doen voor de merel. Dit is de meest ingewikkelde reeks. Deze reeks staat op pagina 2 van het digibordprogramma. 8. Welke soort kaarten zijn nog niet gebruikt? Laat de groepjes uitzoeken hoe ze die kunnen uitleggen in het spel.
2
Speelronde met kaarten open op tafel: 9. Elke speler krijgt nu één roofvogelkaart en vijf andere kaarten. De overige kaarten worden op de kop op een stapel gelegd. 10. Leg uit dat elke speler per beurt één kaart mag uitleggen. Kan een speler niets uitleggen, dan pakt deze een kaart van de stapel. Die mag direct uitgelegd worden als dat kan. 11. Nu doen alle kinderen één beurt. Ze kunnen nu alleen nog zon-watermineralen uitleggen of een kaart pakken. 12. Laat de kinderen in het groepje bespreken welke kaarten er in de volgende ronde uitgelegd zouden kunnen worden. Dat kan een tweede kaart zonwater-mineralen zijn of een plantenkaart die zon-water-mineralen nodig heeft. 13. Nu doen alle kinderen weer één beurt. Een plantenkaart wordt bovenop de zon-water-mineralenkaart gelegd.
Extra mogelijkheden om aan te leggen.
Aanleggen bij een medespeler 14. Toon pagina 3 op het digibord. Leg uit dat de kinderen hun kaart ook mogen aanleggen bij een medespeler. Dat kan handig zijn om de eigen kaarten kwijt te raken, maar het kan de tegenstander ook helpen! 15. De roofvogelkaart moet je bij zelf neerleggen! 16. Laat de kinderen in hun groepje bekijken of zij een kaart zouden kunnen aanleggen bij een tegenstander. Bovenste kaart weghalen bij een medespeler 17. Laat zien dat de spelers ook een kaart mogen weghalen bij hun tegenstander. Dit mag alléén als ze de kaart van de tegenstander meteen kunnen aanleggen. Dus een speler mag géén boom wegpakken als er bij hem geen zon-watermineralen op tafel ligt voor die boom. daarmee zelf een volgende kaart kunnen uitleggen die ze al in hun hand hebben. Dus de paddenstoel (of andere kaart die de boom nodig heeft) moet in dezelfde beurt bij de weggehaalde boom worden aangelegd. Alleen kaarten die bovenop liggen mogen weggehaald worden. De kaarten eronder zijn immers al opgebruikt (opgegeten). 18. Laat de kinderen in hun groepje bekijken of ze een kaart van een ander zouden kunnen pakken en neerleggen om een eigen kaart kwijt te raken. Spel spelen: 19. Laat de groepjes de roofvogelkaarten uit het spel halen. Ieder krijgt er één. De overige kaarten worden geschud en uitgedeeld. Elke speler krijgt er vijf. 20. Degene die als eerste alle kaarten heeft uitgelegd wint het spel. De roofvogelkaart moet elke speler bij zichzelf neerleggen!
3
Afronding De leerlingen pakken hun woordweb er weer bij. Ze kijken of ze nog meer dingen kunnen verzinnen die de roofvogel nodig heeft. Ze schrijven dit met een andere kleur erbij.
Wat is biodiversiteit - achtergrondinformatie: Biodiversiteit is de afkorting van „biologische diversiteit‟ en staat voor de totale variatie aan leven op aarde. Het gaat dus om de natuur in al haar verscheidenheid: vogels, insecten, algen, kruiden, vissen, paddenstoelen, slangen, vlinders… Onder biodiversiteit verstaan we de variatie aan soorten, maar ook aan genen en ecosystemen. Een ecosysteem is het geheel van soorten, hun onderlinge relaties en de relatie met het leefgebied waar de soorten voorkomen. De variatie aan ecosystemen, soorten en genetisch materiaal is belangrijk voor ons, want al ons eten vindt zijn oorsprong in de natuur. Veel planten- en diersoorten worden echter bedreigd of zijn al volledig verdwenen. Deze soorten krijgen we nooit meer terug, maar we weten niet precies wat hun rol is geweest in het geheel. Naarmate meer soorten verdwijnen worden ecosystemen instabieler. Er is dan meer kans op ziekten en plagen.
4
5