8;B;L?D=ICED?JEHLEEH@77H%PEC;H(&&* ED:;HPE;AD77H:;8;B;L?D=L7DC77JI9>7FF;B?@A; ED:;HM;HF;D:EEH:;D;:;HB7D:I;8;LEBA?D=
BELEVINGSMONITOR VOORJAAR/ZOMER 2004 ONDERZOEK NAAR DE BELEVING VAN MAATSCHAPPELIJKE ONDERWERPEN DOOR DE NEDERLANDSE BEVOLKING
Uitgave Voorlichtingsraad Den Haag, maart 2005 Eindredactie Jeanine Mies en Letty Francissen Druk Koninklijke De Swart
2
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Inleiding De regering beoordeeld Criminaliteit: ‘strenger straffen’ Financiën en koopkracht: ‘ieder voor zich?’ Integratie en immigratie: ‘stroeve contacten’ Economie en werkgelegenheid: ‘het schijnt een probleem te zijn’ Sociale zekerheid: ‘meer controle’ Zorg en welzijn: ‘te veel keuzes’ Onderwijs en kennis: ‘normen- en waardendiscussie’ Natuur en milieu: ‘kloof tussen denken en doen’ Verkeer en vervoer: ‘negeren regels onacceptabel’ Openbare veiligheid: ‘ik wil het niet weten’ Europa en internationaal beleid: ‘ver van mijn bed’ Normen en waarden: ‘bang om in te grijpen’ De issues vergeleken De trends: zomer 2004 vergeleken met eerdere metingen
5 11 15 19 27 35 43 51 59 67 75 83 91 99 107 113 119
Bijlage 1: Typering zes bevolkingssegmenten Bijlage 2: Tijdgeest; wat was er in de actualiteit? Bijlage 3: Samenstelling kabinet voorjaar en zomer 2004
121 123 125
Register van beleidsaspecten
127
3
4
SAMENVATTING Voorjaar en zomer 2004 heeft de regering twee onderzoeken laten uitvoeren onder de Nederlandse bevolking naar de beleving van maatschappelijke issues. Dit zijn de eerste twee metingen van de zogeheten ‘Belevingsmonitor’-nieuwe stijl, een combinatie van kwantitatieve enquêtes met groepsdiscussies en mediaanalyses. Doel is inzicht te krijgen in: - het oordeel van Nederlanders over maatschappelijke problemen; - de issues waaraan de regering volgens hen meer prioriteit moet besteden; - hun oordeel over het optreden van de regering; - de verantwoordelijkheid die burgers zelf ervaren voor de aanpak van de problemen. Deze inzichten zullen worden gebruikt om in communicatie en beleid zo veel mogelijk rekening te houden met percepties van verschillende bevolkingsgroepen. Er zijn twaalf issues onderzocht en daarnaast is ook de regering in het algemeen beoordeeld. Het onderzoek is begeleid door de Rijksvoorlichtingsdienst en de Voorlichtingsraad1. Hieronder staan de belangrijkste resultaten.
De twaalf onderzochte issues -
verkeer en vervoer criminaliteit integratie en immigratie openbare veiligheid onderwijs en kennis normen en waarden
-
economie en werkgelegenheid financiën en koopkracht sociale zekerheid zorg en welzijn natuur en milieu Europa en internationaal beleid
Vertrouwen in regering stabiel Een op de drie Nederlanders heeft vertrouwen in de regering (35% voorjaar 2004 en 32% zomer 2004). Het vertrouwen in bijvoorbeeld de media, grote ondernemingen en vakbonden is groter; dat was het kwartaal ervoor ook al zo. De ontevredenheid over de huidige regering en haar beleid is groot. Twee derde vindt bijvoorbeeld dat de regering onvoldoende rekening houdt met de belangen van de burger, niet weet wat er leeft en de bevolking niet genoeg bij het beleid betrekt. De politiek wordt in het algemeen met een zekere argwaan bekeken: negen op de tien mensen zijn van mening dat politici meer beloven dan ze waarmaken. Wat betreft de beleidsissues zijn burgers het meest tevreden over het Europees en internationaal beleid (68% is neutraal tot tevreden), gevolgd door het veiligheidsbeleid (hieronder vallen in dit onderzoek onder meer veiligheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen in de woonomgeving en voorzieningen in openbare gelegenheden) en het verkeers- en vervoersbeleid. Het minst enthousiast zijn ze over financiën en koopkracht, en de criminaliteitsbestrijding (32% is neutraal tot tevreden). Over het algemeen geldt dat de door burgers gepercipieerde geringe slagvaardigheid en effectiviteit de beleidstevredenheid negatief beïnvloeden. Over de informatieverstrekking vanuit de regering is het publiek relatief het meest te spreken.
1
In de Voorlichtingsraad zijn alle departementale directeuren Voorlichting vertegenwoordigd.
5
Relatief groot persoonlijk belang
Relatief klein persoonlijk belang
Relatief veel ontevredenheid over regeringsbeleid
zorg en welzijn, criminaliteit, financiën en koopkracht, economie en werkgelegenheid, sociale zekerheid
integratie en immigratie, verkeer en vervoer (treinverkeer)
Relatief weinig ontevredenheid over regeringsbeleid
openbare veiligheid, verkeer en vervoer (verkeersveiligheid)
Europa en internationaal beleid, natuur en milieu, onderwijs2
Bij issues die burgers persoonlijk raken (zoals zorg en welzijn), stuit het regeringsbeleid op veel kritiek.
Criminaliteitsbestrijding is eerste prioriteit volgens de bevolking Volgens het Nederlands publiek zou de regering de meeste aandacht moeten besteden aan de bestrijding van criminaliteit. Van alle twaalf issues krijgt dit beleid de hoogste politieke prioriteit en het grootste maatschappelijk belang toegekend. Ook zijn op dit punt de meeste mensen ontevreden over de regering, in vergelijking tot de andere beleidsterreinen, namelijk bijna zeven op de tien Nederlanders. Van de issues die zijn voorgelegd op het terrein van criminaliteitsbestrijding, moet de regering zich volgens de bevolking vooral richten op risicojongeren en veelplegers. Als het gaat om de persoonlijke agenda staan onderwerpen als veiligheid, zorg en welzijn, financiën en koopkracht hoger op de agenda dan criminaliteitsbestrijding. Bij criminaliteit denken mensen vooral aan sociale onveiligheid in de eigen woonomgeving (intimidaties, diefstal) en niet zozeer aan zware criminaliteit of terrorisme. De dreiging van terreur lijkt dus voorjaar 2004 nog ver van hen af te staan. Uit volgende monitoren zal blijken of die beleving is veranderd.
Media zijn vaak enige ervaringsbron Criminaliteit is sterk verweven met de issues integratie en immigratie, veiligheid, normen en waarden en ook onderwijs. In de media worden hiertussen ook veel relaties gelegd. Een zeer bepalende gebeurtenis in de eerste helft van 2004 is wat dit betreft de moord die Murat D. pleegde op conrector Hans van Wieren van het Terra College in Den Haag. Deze moord plaatst onderwijs meer en meer in de discussie over de multiculturele samenleving. Het debat gaat over normen en waarden van scholieren, veiligheid en integratie. Het beeld dat Nederlanders hebben van criminaliteit, veiligheid en integratie in ons land wordt grotendeels gevormd door actuele gebeurtenissen die de publiciteit halen, zoals misdaadnieuws. Zelf hebben de meeste mensen nauwelijks ervaring met criminaliteit, allochtonen en dergelijke. Een tiende van de bevolking woont naar eigen zeggen in een probleemwijk.
Publiek wil hardere aanpak, meer controle, strengere straffen… De maatschappij roept om harder optreden. Dat zien we in de Belevingsmonitor op talloze fronten terugkomen. Veelplegers moeten volgens het publiek strenger gestraft worden, de regering moet uitgeprocedeerde asielzoekers consequenter en sneller terugsturen naar het land van herkomst3, EU-landen moeten de inen uitstroom scherper controleren, er is meer ‘blauw’ op straat nodig, onveilige opslag van goederen zoals vuurwerk en onveilige openbare gebouwen mogen niet worden gedoogd, er moeten sancties volgen als ouders en leerlingen zich niet houden aan schoolregels, de tijd is rijp om risicojongeren harder aan te 2 3
6
Onderwijs zit in middenmoot wat betreft persoonlijk belang en beleidsontevredenheid. Over het terugkeerbeleid werd in de eerste helft van 2004 veel geschreven in de kranten. Zeker het debat in de Tweede Kamer met minister Verdonk in februari trok veel aandacht. Daarin kon ze de kritiek van gemeenten en belangengroeperingen goed pareren door erop te wijzen dat ze slechts de wet uitvoert.
pakken (waar de regering volgens de media nog preventieve maatregelen voorstelt om ze op het rechte pad te houden) en aan nieuwkomers moeten meer eisen worden gesteld.4 Tegen verkeersovertredingen (bumperkleven, rechts inhalen, door rood rijden) mag volgens het publiek eveneens vaker worden opgetreden (hoewel ze zelf liever niet in hun vrijheid worden beknot). Het gedrag van medeweggebruikers blijkt een grotere doorn in het oog van automobilisten dan de files. Strengere handhaving krijgt steun van alle partijen in de samenleving volgens de mediaberichten.
… ook op sociaal-economisch vlak Ook op sociaal-economisch vlak wil de bevolking de hardere aanpak laten doorklinken. Er moet meer controle komen op de sociale voorzieningen. De regering moet zich beter inspannen om oneigenlijk gebruik van uitkeringen tegen te gaan (ruim 40% denkt dat de huidige controles niet effectief zijn), misbruik van de WAO te voorkomen (wie kán werken, móet werken is het devies) en fraude aan te pakken, ook bij de overheid zelf.
Behoud van koopkracht essentieel Na criminaliteitsbestrijding is het Nederlands publiek het meest ontevreden over het regeringsbeleid rond financiën en koopkracht, een issue dat met gezondheid en veiligheid het hoogst op hun persoonlijke verlanglijstje staat. Dit issue vertoont samenhang met economie en werkgelegenheid, sociale zekerheid en ook zorg en welzijn. Het lijkt erop dat de beoordeling van deze beleidsterreinen grotendeels gebaseerd is op eigen ervaringen van de bevolking. Wie een uitkering heeft, is bijvoorbeeld ontevredener over het regeringsbeleid dan wie geen uitkering heeft. Het publiek rekent het kabinet af op de koopkrachtdaling van de afgelopen jaren. De helft van de mensen is er in hun idee financieel op achteruitgegaan. De koopkrachtontwikkeling en de te dure gezondheidszorg komen daarom op sociaal-economisch terrein voor het publiek het eerst voor verbetering in aanmerking. Loonmatiging is dan ook een impopulaire maatregel: “We hebben nu al moeite om rond te komen.”
Financieel- en sociaal-economische processen lastig te doorgronden Hoe economische processen werken is de gemiddelde burger niet bekend. Dat loonmatiging gunstig kan uitpakken voor de werkgelegenheid, dat langer doorwerken de oudedagsvoorziening in de toekomst veilig kan stellen: het blijken lastige en abstracte onderwerpen. Ook de link tussen de aanpak van HIV en Aids en de armoedebestrijding in de wereld wordt niet gelegd. De regering brengt een gecompliceerde en ogenschijnlijk tegenstrijdige boodschap. Ze wil de lonen matigen en toch minima ontzien. En ze wil vervroegde uittreding ontmoedigen, maar werknemers wel de mogelijkheid geven om zelf te sparen om eerder te stoppen met werken. Bij een goede uitleg ontstaat wel begrip bij het publiek, maar die uitleg ontbreekt in de media. Hoewel de kranten bol staan van het nieuws over bezuinigingen, het financieringstekort en VUT en prepensioen, worden de financiële plannen van de regering niet goed toegelicht. Daarbij komt dat in de eerste helft van 2004 hervormingen van het voorzieningenstelsel worden aangekondigd; onduidelijk is dus nog hoe de regelingen (WAO, levensloop) eruit komen te zien. Het beeld dat bijblijft is daarom dat de pensioenen op de helling staan. Minister De Geus van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ligt onder vuur, ook door het vastgelopen voorjaarsoverleg met de vakbonden. De regering zal het dus wel niet zo goed doen, zo concludeert men. 4
Het merendeel (85%) van de Nederlanders vindt dat iemand geïntegreerd is als hij de Nederlandse normen en waarden respecteert. Onaangepast gedrag (in het bijzonder van allochtonen) blijkt veel irritaties op te roepen van de bevolking. Veel minder mensen (42%) zijn van mening dat we in Nederland de leefwijzen en overtuigingen van andere culturen moeten accepteren.
7
Economische ontwikkeling is in de ogen van de Nederlanders vooral van maatschappelijk belang. Voor zichzelf zien mensen de meerwaarde ervan minder. Dat komt vermoedelijk omdat ze de persoonlijke consequenties ervan niet overzien, zoals uit de groepsgesprekken blijkt. Wel vrezen ze dat de toetreding van nieuwe EU-lidstaten met goedkope arbeidskrachten tot hogere werkloosheid in eigen land zal leiden. De regering moet volgens het publiek vooral inzetten op betere werkgelegenheid. Dat bepaalt in belangrijke mate het vertrouwen in de regering.
Terugtredende overheid leidt tot onzekerheid De bevolking wil dat de overheid grip houdt op collectieve voorzieningen. Op verschillende beleidsterreinen klinkt deze wens door in de Belevingsmonitor: - sociale voorzieningen: veranderingen in de pensioenregelingen en de WAO creëren onzekerheid. Niet duidelijk is wat er precies gaat veranderen. 81% vindt de zekerheid van een goed pensioen van groot persoonlijk belang. Ze hebben voorkeur voor collectieve regelingen boven individuele, onder meer vanuit de gedachte dat kwetsbare groepen moeten worden beschermd. Maar een derde denkt dat er voor mensen met een laag inkomen in Nederland voldoende voorzieningen bestaan om te voorkomen dat ze in financiële problemen raken. De regering moet wel strenger optreden, maar mag volgens de bevolking niet tornen aan de principes van de verzorgingsstaat; - gezondheidszorg: goede betaalbare zorg staat voor mensen persoonlijk op nummer één. Hieraan moet de regering veel aandacht schenken door de wachtlijsten terug te dringen en de efficiëntie bij zorginstellingen te verhogen. De wijzigingen in het zorgstelsel lijken – afgaand op de reacties in de groepsdiscussies – een te groot beroep te doen op de zelfredzaamheid van burgers. Ze zijn bang dat het met de hervormingen in de zorg te ingewikkeld, onoverzichtelijk en duur wordt. De veelheid aan keuzes (pakketten vergelijken et cetera) wordt als een last ervaren. Het liefst laten ze die keuzes over aan een onafhankelijke organisatie; - onderwijs: grotere autonomie van scholen leeft nog niet onder de bevolking. In de groepsdiscussies wordt de angst uitgesproken dat een grotere beleidsvrijheid van scholen ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs. Die kwaliteit moet juist beter worden bewaakt, vinden de ondervraagden. De overheid moet de absolute norm stellen waaraan leerlingen na de schoolperiode moeten voldoen; - wonen: er zijn onvoldoende betaalbare woningen beschikbaar. Ook gaan mensen ervan uit dat de overheid veiligheidsrisico’s in de woonomgeving in de gaten houdt; - werk: er moet werk zijn (een op de vijf mensen maakt zich zorgen over de eigen baan); - vervoer: ook al is het treinverkeer de verantwoordelijkheid van de NS, de regering krijgt nog steeds een grote rol toegekend. Het toezicht op de NS laat te wensen over, aldus een groot deel van de bevolking. Er is afgaand op het publiek dus niet minder overheidsbemoeienis gewenst. Nederlanders leggen de verantwoordelijkheid op al deze terreinen graag in handen van de (rijks)overheid, maar hebben niet het gevoel dat ze erop kunnen rekenen dat het goed geregeld is. Het vertrouwen in de regering is immers, zo bleek eerder, gering.
Nederlanders voelen zich weinig verantwoordelijk: de maatschappij, dat zijn wij? De verantwoordelijkheid die Nederlanders voelen voor de problemen in de samenleving is beperkt. Ze zijn niet bereid om een salarisverhoging in te leveren, langere werkweken te maken of later met pensioen te gaan, ook niet als dat ontslagen voorkomt, de economie stimuleert of de pensioenen veilig stelt. Maar weinigen overwegen hun kind naar een andere school te doen om de vorming van zwarte scholen tegen te gaan. Het algemeen belang legt het geregeld af tegen het individueel belang, en het nut op lange termijn tegen het nut op korte termijn.
8
Bovendien zien mensen weinig mogelijkheden voor verantwoordelijker gedrag. In het verkeer bijvoorbeeld zijn het vooral andere weggebruikers die regels overtreden en zich misdragen. Driekwart van de bevolking verwacht dat het verkeer zelden hinder van hen heeft. Het ontbreekt een deel van de bevolking niet aan de wil om bij te dragen aan de integratie van nieuwkomers, maar wel aan de vorm om dat te doen. Mensen kennen geen allochtonen in hun omgeving of pogingen tot contact lopen op niets uit. Zij uiten de behoefte aan een platform of een nationaal feest waarin autochtonen en allochtonen elkaar tegenkomen. Verder wil het publiek concrete en praktische tips, bijvoorbeeld over hoe zij kunnen ingrijpen bij ongewenst gedrag zonder zelf risico te lopen. Handvatten als ‘weet wat je te doen staat als het om geweld gaat’ worden gewaardeerd. Wel voelen mensen zich verantwoordelijk voor het eigen inkomen, de eigen gezondheid (niet roken, goed eten), de opvoeding en de opleidingskosten van hun kinderen. Ook aan het milieu en de veiligheid dragen veel mensen bij: bijna iedereen neemt in huis maatregelen om energie te besparen (wat vooral ook goed is voor de portemonnee) en om brand of inbraak te voorkomen (ook direct in het eigen belang). Veel andere verantwoordelijkheden schuiven zij op het bord van de regering. Zie hoofdstuk 15 voor een vergelijking tussen de beleidsissues. Daar vindt u een overzicht van persoonlijk en maatschappelijk belang en politieke prioriteit volgens het publiek, en van de tevredenheid van de bevolking met het regeringsbeleid.
9
10
1
INLEIDING Waarom een Belevingsmonitor? Het kabinet wil weten wat er leeft onder de Nederlandse bevolking. Daarom is in 2002 besloten met regelmaat een belevingsonderzoek te organiseren. Dit mede naar aanleiding van het advies ‘In dienst van de democratie’ van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie – beter bekend als de commissie Wallage – in 2001. De monitor maakt onderdeel uit van een actieprogramma om de communicatie van de rijksoverheid te verbeteren. Doel van het onderzoek is inzicht te geven in: -
hoe inwoners van Nederland maatschappelijke problemen beoordelen; aan welke issues de regering volgens hen meer of minder aandacht moet besteden; hoe zij oordelen over het optreden van de regering; welke verantwoordelijkheid zij zelf ervaren voor het beleid.
De bevolking krijgt de gelegenheid om aan te geven aan welke onderwerpen zij aandacht zou besteden als ze bijvoorbeeld minister zou zijn. Verder is gevraagd naar de beleving van twaalf issues die gebaseerd zijn op de beleidsthema’s van het kabinet: verkeer en vervoer, criminaliteit, integratie en immigratie, openbare veiligheid, onderwijs en kennis, normen en waarden, economie en werkgelegenheid, financiën en koopkracht, sociale zekerheid, zorg en welzijn, natuur en milieu en tot slot Europa en internationaal beleid. De Belevingsmonitor moet helpen de acties van de regering op deze issues bij te sturen, zowel inhoudelijk als communicatief. Het onderzoeksrapport heeft een beschrijvend karakter; conclusies en aanbevelingen worden overgelaten aan het kabinet en de departementen.
Hoe is het onderzoek uitgevoerd? De Belevingsmonitor bestaat sinds begin 2004 uit drie onderdelen: een kwantitatief onderzoek onder inwoners van Nederland van 16 jaar en ouder, een kwalitatief onderzoek om de kwantitatieve resultaten te duiden en een media-analyse om de resultaten beter te kunnen plaatsen in de actualiteit. In 2003 is ook belevingsonderzoek gehouden, maar alleen kwantitatief. Najaar 2003 is de monitor vervolgens geëvalueerd en heeft het kabinet, op aanraden van de VoorlichtingsRaad, besloten de bruikbaarheid van de monitor te vergroten, onder meer door ook ander type onderzoek in te zetten. Ieder kwartaal wordt de Belevingsmonitor ‘nieuwe stijl’ uitgevoerd. Vanwege de aanloopfase is de eerste meting met enige vertraging afgerond. Daarom gaat dit rapport in op de eerste twee kwartaalmetingen: voorjaar 2004 en zomer 2004. Per kwartaalmeting staan zes (van de twaalf) issues centraal. Verder zijn ieder kwartaal algemene vragen gesteld over de beleving van het regeringsbeleid. Kwantitatief onderzoek Tussen 25 maart en 19 april 2004 vulden ruim 900 Nederlanders schriftelijk of via internet een enquête in over de issues verkeer en vervoer, criminaliteit, integratie en immigratie, openbare veiligheid, onderwijs en kennis en waarden en normen. Tussen 12 juni en 2 juli 2004 vond de enquête plaats over de andere zes issues: economie en werkgelegenheid, financiën en koopkracht, sociale zekerheid, zorg en welzijn, natuur en milieu en Europa en
11
internationaal beleid. Hieraan werkten bijna 1100 Nederlanders mee, een representatieve afspiegeling van de bevolking. MarketResponse Nederland en The SmartAgent Company voerden het onderzoek uit. Kwalitatief onderzoek The SmartAgent Company heeft verdiepend onderzoek uitgevoerd om een beeld te krijgen van de wereld achter de cijfers uit het kwantitatieve onderzoek (de ‘onderstromen’ die ten grondslag liggen aan de beleving) en om thema’s bloot te leggen die nog niet op de politieke agenda staan, maar wel leven bij de bevolking. Er werden twaalf groepsdiscussies gehouden in september 2004 over de eerste zes issues (zie hiervoor) en begin oktober 2004 nog eens twaalf groepsdiscussies over de tweede zes issues. Aan iedere discussie namen zes tot acht mensen deel. Deze resultaten zijn niet te generaliseren voor de gehele bevolking. Waar in dit rapport percentages worden genoemd, zijn deze afkomstig uit het kwantitatieve onderzoek. Redeneringen en citaten komen meestal uit het kwalitatieve onderzoek. Vaak geven we ook aan waar de resultaten op gebaseerd zijn om onduidelijkheid te voorkomen. Media-analyse De media-analyse moet uitwijzen welke actuele gebeurtenissen in het nieuws kwamen, hoe de media berichten over de regering en haar beleidsprioriteiten en of er een samenhang bestaat tussen de berichtgeving en de publieke opinie. De Vrije Universiteit (VU) heeft daartoe in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (UvA) de omvang en aard van het nieuws in landelijke en regionale dagbladen geanalyseerd. Zij hebben ten eerste de hoeveelheid media-aandacht gevolgd gedurende anderhalf jaar (tussen 1 januari 2003 en 30 juni 2004) om de ontwikkelingen in de tijd te detecteren, en ten tweede de aard van de media-aandacht meer in de diepte bekeken (bijvoorbeeld kritiek op het beleid) op basis van een steekproef van het nieuws tussen 1 januari 2004 en 30 juni 2004.
Wat kunt u van deze uitgave verwachten? Beknopte samenvatting voor kabinet en departement Dit rapport beschrijft beknopt de belangrijkste resultaten uit de eerste twee kwartaalmetingen van 2004. Het is bedoeld voor het kabinet, de bewindslieden van de verschillende departementen en ook hun ambtenaren. De volledige rapportages van de deelonderzoeken kunt u opvragen via de Rijksvoorlichtingsdienst. Daarin wordt ook uitgebreider ingegaan op de methodiek. In hoofdstuk 2 volgt de algemene evaluatie van het regeringsbeleid. Hoofdstuk 3 tot en met 14 beschrijven de beleving van de twaalf issues. Ieder departement kan zo dus de resultaten van zijn eigen issue(s) bekijken. Een vergelijking tussen de issues, een relevante invalshoek voor het kabinet als geheel, vindt u in hoofdstuk 15. Ieder issuehoofdstuk begint met een overzicht van welke beleidsaspecten er volgens het Nederlands publiek op de persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda horen. In de tweede paragraaf (‘Doet de regering het goed?’) wordt beschreven in hoeverre het publiek tevreden is met het regeringsbeleid rond dat issue. Vervolgens staat in de derde paragraaf wat de Nederlanders als hun eigen verantwoordelijkheid zien bij het issue: wat kunnen zij er zelf aan bijdragen? Deze paragraaf is meestal grotendeels gebaseerd op het kwalitatieve onderzoek, maar wordt aangevuld met percentages (reacties op stellingen) uit het kwantitatieve onderzoek. De vierde paragraaf beschrijft hoe het issue in het nieuws komt: verschijnen er veel artikelen over de beleidsaspecten en op welke manier komen de regering en het beleid in de media naar voren? Dit
12
gaat dus niet over feitelijke kabinetsstandpunten, maar over het standpunt dat valt op te maken uit de geanalyseerde krantenberichten. Elk hoofdstuk sluit af met de paragraaf ‘Waarop is de publieke opinie gebaseerd?’. Hier is gezocht naar de pijlers voor het publieksoordeel over het regeringsbeleid (voor zover het onderzoek daar aanknopingspunten voor biedt): eigen ervaringen van mensen of het beeld dat ontstaat op basis van de mediaberichtgeving. Op termijn (wanneer meer metingen zijn gehouden) zal de relatie tussen publieke opinie en mediaberichten duidelijker worden. Ontwikkelingen volgen in de beleving van de bevolking De Belevingsmonitor wil ook het verloop van de beleving volgen; het woord ‘monitor’ zegt het al. Daarom worden de resultaten vergeleken met die uit eerdere metingen. De eerste zes metingen van de monitor vonden plaats tussen februari en september 2003, maar aangezien de methodiek sindsdien is aangepast, zijn er geen vergelijkingen mee mogelijk. Wel laat dit rapport zien of er ontwikkelingen zijn tussen de eerste en de tweede kwartaalmeting in 2004. De belangrijkste trends staan op een rij in hoofdstuk 16. Uitsplitsing naar type burgers ‘De burger’ bestaat niet. Daarom zijn de ondervraagden in dit onderzoek ingedeeld in zes segmenten: gezelligheidszoekers, geborgenheidszoekers, zekerheidszoekers, anoniemen, ambitieuzen en geëngageerden. Deze segmentatie is gebaseerd op het BSR-model van MarketResponse. In de bijlage ziet u een korte beschrijving van deze segmenten. Waar relevant wordt in dit rapport een onderscheid gemaakt naar de beleving van de verschillende segmenten. Rankings, not ratings Hoewel het rapport uitspraken bevat over opzichzelfstaande issues, zegt de rangordening ten opzichte van andere issues het meest. De meerderheid van de bevolking antwoordt bij alle beleidsthema’s dat de regering er meer aandacht aan moet besteden dan nu het geval is. Uiteraard moet dat in de praktijk altijd ten koste gaan van aandacht voor andere onderwerpen. De positie van een beleidsthema op de prioriteitenlijst is dus vaak waardevoller dan het percentage mensen dat meer prioriteit wenst voor dat thema. Meer weten? Kijk voor meer informatie over de Belevingsmonitor op www.regering.nl.
13
14
2
DE REGERING BEOORDEELD Om de prestaties van de regering op de verschillende issues beter te kunnen beoordelen, is in de Belevingsmonitor ook nagegaan hoe het publiek oordeelt over de regering in het algemeen. In hoeverre hebben de Nederlanders vertrouwen in het kabinet-Balkenende II en zijn ze tevreden over de opstelling en het beleid van de regering? U leest het in dit hoofdstuk. 2.1 VERTROUWEN IN DE REGERING Regering geniet minste vertrouwen van alle instanties Ongeveer een op de drie Nederlanders (32%) heeft in de zomer van 2004 vertrouwen in de regering. Dat is nagenoeg ongewijzigd sinds het kwartaal daarvoor (zie tabel 2.1). Het vertrouwen is gering in verhouding tot andere ‘instanties’ zoals de media, grote ondernemingen, de economie en de vakbonden (hier heeft zeker de helft van de bevolking vertrouwen in). Dat geldt overigens niet alleen voor de regering, maar voor de overheid in het algemeen. Gemeenten krijgen het vertrouwen van 38% van de bevolking en de Europese Unie komt uit op 33%. Tabel 2.1 Heeft u vertrouwen in deze instanties? (neutraal en positief, in % van aantal mensen) voorjaar 2004
zomer 2004
Media
60
56
Grote ondernemingen
50
54
Vakbonden
57
52
Economie
51
50
Gemeentelijke overheden
41
38
Europese Unie
38
33
Regering
35
32
Een derde van de bevolking heeft in enige mate vertrouwen in de regering. Vertrouwen neemt licht af Het vertrouwen in de meeste instanties, uitgezonderd de grote ondernemingen, neemt licht af ten opzichte van voorjaar 2004. Een significante daling doet zich alleen voor bij gemeenten (van 41% naar 38%) en de media (van 60% naar 56%). De media krijgen nog steeds het meeste vertrouwen van de bevolking (wat de waarde van de resultaten uit de media-analyse alleen maar versterkt). Het vertrouwen in de regering daalde licht, van 35% naar 32%. Gebrek aan vertrouwen mogelijk gevolg van negatieve houding tegenover politiek Veel mensen blijken negatief tegen de politiek in het algemeen aan te kijken. Wie dat doet, heeft relatief weinig vertrouwen in de regering. In vergelijking tot voorjaar 2004 is de houding tegenover de politiek nagenoeg hetzelfde gebleven of iets verslechterd, zoals te zien is in tabel 2.2. In totaal – als je alle antwoorden op de stellingen overziet – staat 4% van de bevolking positief tegenover de politiek. In het voorjaar van 2004 was dit 5%.
15
Tabel 2.2 Houding tegenover politiek in voorjaar en zomer 2004 (% ‘eens’ van het aantal mensen) voorjaar 2004
zomer 2004
Tegen beter weten in beloven politici meer dan ze kunnen waarmaken
88
88
Kamerleden letten te veel op het belang van enkele machtige groepen in plaats van op het algemeen belang
69
69
Mensen zoals ik hebben geen enkele invloed op wat de regering doet
66
67
Tegenwoordig weet je echt niet meer op wie of wat je nog kunt vertrouwen
61
64
Ik denk niet dat Kamerleden en ministers veel geven om wat mensen als ik denken
56
61
Soms lijkt de politiek zo ingewikkeld dat mensen zoals ik niet echt begrijpen wat er speelt
53
55
De meeste politici zijn bekwame mensen die weten wat ze doen
24
20
Alleen het oordeel over de vakbekwaamheid van politici is significant afgenomen. Voorjaar 2004 dacht nog een op vier mensen dat politici weten wat ze doen, zomer 2004 is dat er maar een op vijf. Bijna negen van de tien mensen vinden dat politici weinig beloftes nakomen. Een groot deel weet ook niet meer wie ze kunnen vertrouwen en begrijpt niet precies wat er speelt. De helft tot tweederde is van mening dat Kamerleden het algemeen belang uit het oog verliezen, en dat ze evenals ministers, niet veel geven om wat gewone mensen denken. De ‘gewone man’ heeft daarmee geen invloed op de regering. Ook de vakbekwaamheid van politici wordt sterk in twijfel getrokken. Mensen die zich betrokken voelen bij de politiek (zie kader), zijn iets minder somber gestemd.
Hoe betrokken zijn Nederlanders bij de politiek? De betrokkenheid van Nederlanders is sinds vorig kwartaal nauwelijks veranderd. Ruim een kwart van de bevolking is betrokken (27% in het voorjaar en 26% in de zomer). 46% van de bevolking zorgt ervoor goed op de hoogte te blijven van het regeringsbeleid, 42% praat geregeld met vrienden en kennissen over politieke onderwerpen, 35% is er geïnteresseerd in en 25% voelt zich pas goed als ze zich in kunnen zetten voor een gemeenschappelijk doel. Betrokken mensen (vaak ambitieuzen en geëngageerden) staan positiever tegenover de politiek in het algemeen dan niet-betrokkenen, maar zijn minder tevreden over de regering (zie volgende paragraaf).
2.2 TEVREDENHEID MET DE REGERING Veel onvrede over de huidige regering Alleen over de informatieverstrekking vanuit de regering is er in de zomer van 2004 tevredenheid bij de helft van de bevolking. Over andere eigenschappen is slechts een veel kleiner deel van de bevolking tevreden, zoals tabel 2.3 laat zien. Er is vooral onvrede over de mate waarin de regering burgers bij de uitvoering van het beleid betrekt en waarin de regering rekening houdt met de bevolking. Dit laatste bepaalt ook het meest het vertrouwen in de regering. Politiek betrokkenen zijn minder tevreden over de regering op deze punten.
16
Tabel 2.3 Hoe tevreden bent u met de regering? (neutraal en positief samen, in % van aantal mensen) voorjaar 2004
zomer 2004
Bevolking betrekken bij uitvoering van beleid
28
26
Rekening houden met belangen van de bevolking
29
32
Weten wat er leeft
30
33
Slagvaardig handelen
36
33
Effectief handelen
37
34
Informatie verstrekken over plannen en maatregelen
52
50
Tevredenheid ongewijzigd sinds vorig kwartaal Ten opzichte van voorjaar 2004 zijn hierin nauwelijks verschillen opgetreden. De verschillen die tabel 2.3 laat zien, zijn niet significant. Europees beleid, veiligheidsbeleid en verkeers- en vervoersbeleid staan in de top drie Hoe doet de regering het op de beleidsterreinen5? Dat is te zien in tabel 2.4. Hier zijn nog geen veranderingen in de tijd zichtbaar, omdat de bevolking over elk issue nog maar een keer is bevraagd. Zie verder hoofdstuk 15 voor een vergelijking tussen de issues. Tabel 2.4 Hoe tevreden bent u met het regeringsbeleid rondom de issues? (neutraal en positief samen, in % van aantal mensen) 1. Europa en internationaal beleid
68
2. Openbare veiligheid
62
3. Verkeer en vervoer
57
4. Natuur en milieu
56
5. Onderwijs en kennis
52
6. Zorg en welzijn
50
7. Sociale zekerheid
47
8. Integratie en immigratie
42
9. Economie en werkgelegenheid
42
10. Financiën en koopkracht
37
11. Criminaliteit
32
Relatief het meest tevreden is het Nederlands publiek over het internationaal beleid van de regering en het veiligheidsbeleid: ongeveer twee derde oordeelt neutraal tot positief. Het minst tevreden is het publiek over criminaliteit en financiën; dit beleid wordt slechts door een derde neutraal tot positief beoordeeld. In de hoofdstukken hierna worden de issues beschreven in de omgekeerde volgorde: criminaliteitsbestrijding (het issue waarover de bevolking het meest ontevreden is) volgt als eerste, Europa en internationaal beleid als laatste.
5
Het issue ‘normen en waarden’ is op een andere manier onderzocht en staat dus niet in dit rijtje. Zie hoofdstuk 14.
17
Typen burgers over de regering* Ambitieuzen: “Ik ben wel te spreken over de regering. Ik vind dat het kabinet wel rekening houdt met onze belangen, dat ze ons goed informeren. Ook word ik genoeg betrokken bij het beleid. Ik heb er wel vertrouwen in, hoewel de regering niet echt slagvaardig is.” Geëngageerden: “Wat de regering presteert, daar ben ik niet enthousiast over. Ze zijn zeker niet effectief. Ik heb er eigenlijk weinig vertrouwen in, hoewel ik politici over het algemeen wel hoog heb zitten. Vooral over het onderwijsbeleid en natuur en milieu ben ik ontevreden.” Anoniemen: “Ik ben steeds minder tevreden over de regering, ik heb er weinig vertrouwen in. Maar het beleid, zeker voor verkeer en vervoer en omgevingsrisico’s, vind ik wel goed.” Gezelligheidszoekers: “Ik ben niet zo betrokken bij de politiek en zie de politiek eigenlijk vrij somber in. Of ik vertrouwen heb ik de regering? Nog minder dan een tijdje terug.” Zekerheidszoekers: “Ik schat de politiek nogal negatief in. Toch doet de regering het op de issues niet slecht.” Geborgenheidszoekers: “Ook ik heb een somber beeld van de politiek. Ik vind het allemaal erg ingewikkeld.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
18
3
CRIMINALITEIT: “STRENGER STRAFFEN” Criminaliteitsbestrijding staat bovenaan het lijstje van onderwerpen waaraan de regering meer prioriteit moet geven volgens de Nederlanders. Waarom? Vijf aspecten van criminaliteit zijn onderzocht: veelplegers (personen die in hun hele verleden meer dan tien keer in aanraking zijn geweest met politie vanwege diefstal, inbraak, vernieling, mishandeling en dergelijke), risicojongeren (jongeren die dreigen af te glijden naar criminaliteit), aanwezigheid van toezichthouders op straat (politie, stads- en buurtwachten), veiligheid in probleemwijken (wijken waar veel problemen zijn met criminaliteit, onveiligheid en overlast), en elkaar aanspreken op ongewenst gedrag. Wat hoort er op de agenda voor criminaliteitsbestrijding? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt het criminaliteitsbeleid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten. Welke positie neemt criminaliteitsbestrijding in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat bovenaan de maatschappelijke agenda van de bevolking, het belang van dit issue voor de samenleving is het hoogst; - krijgt van het publiek de hoogste politieke prioriteit; - stuit op de grootste beleidsontevredenheid bij de bevolking; - neemt de vierde positie in op de persoonlijke agenda; criminaliteit is – opvallend genoeg – niet van het grootste belang voor mensen zelf.
3.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR CRIMINALITEITSBESTRIJDING? Criminaliteit wordt vooral geassocieerd met sociale onveiligheid Mensen blijken bij onveiligheid niet zozeer te denken aan zware criminaliteit en terroristische aanslagen, maar vooral aan sociale onveiligheid in de directe woonomgeving: intimidaties, angst om bestolen te worden. Een constatering die naar voren komt uit de groepsdiscussies. Risicojongeren en veelplegers verdienen prioriteit De regering moet zich volgens het publiek meer bezighouden met risicojongeren en veelplegers. Het maatschappelijk belang om deze twee groepen aan te pakken is hoog. En wie ervaring heeft met veelplegers of risicojongeren in zijn buurt (39% kent veelplegers en 34% risicojongeren), hecht er ook persoonlijk veel waarde aan. Mensen koppelen de criminaliteitsproblematiek aan bepaalde wijken, want de oordelen over de twee groepen hangen samen met die over de veiligheid in probleemwijken (die overigens als vierde op het prioriteitenlijstje eindigt, zie tabel 3.1).
19
Tabel 3.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen)
Risicojongeren Veelplegers
van (groot) persoonlijk belang 62
van (groot) maatschappelijk belang 92
moet meer prioriteit krijgen van regering 94
59
93
93
Aanwezigheid toezichthouders
75
95
91
Veiligheid in probleemwijken
53
93
88
Elkaar aanspreken op gedrag
75
86
78
Het maatschappelijk belang van criminaliteitsbestrijding is zeer hoog, 86% tot 95% van de bevolking vindt de aanpak belangrijk voor de samenleving. Dat zijn meer mensen dan die het voor zichzelf belangrijk vinden. Wie in een probleemwijk woont, hecht meer persoonlijk belang aan veiligheidsmaatregelen. Persoonlijk meest belang bij toezichthouders en elkaar aanspreken Concrete maatregelen zoals toezichthouders op straat en elkaar aanspreken op gedrag zijn voor de mensen persoonlijk meer van belang. Toch hoeft daar niet de eerste regeringsprioriteit naar uit te gaan, zeker niet naar elkaar aanspreken. Dit komt misschien omdat de regering zich op normen- en waardengebied al sterk profileert (zie ook de volgende paragraaf). Publiek wil een hardere aanpak Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze verantwoordelijk zouden zijn voor het criminaliteitsbeleid?6 Spontaan genoemd worden: zwaardere straffen (en ook daders herkenbaar maken), meer ‘blauw’ op straat gecombineerd met meer bevoegdheden voor politie en stadstoezicht (camera’s, fouilleren), een hardere aanpak van veelplegers in combinatie met betere begeleiding en taakstraffen (opknappen wat ze zelf veroorzaakt hebben), en betere samenwerking tussen politie en Openbaar Ministerie. Ook betere straatverlichting en verslaafdenopvang komen naar voren uit de enquêtes. 3.2 DOET DE REGERING HET GOED? Over het criminaliteitsbeleid van de regering zijn mensen het minst tevreden vergeleken bij alle andere issues. De helft tot tweederde van de bevolking laat zich negatief uit over het huidige beleid. Hoe tevredener men is over een beleidsterrein, hoe minder regeringsprioriteit men eraan toekent. Tabel 3.2 Hoe tevreden bent u met het criminaliteitsbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Veelplegers
68
25
7
Risicojongeren
64
30
6
Aanwezigheid toezichthouders
60
32
8
Veiligheid in probleemwijken
60
32
8
Elkaar aanspreken op gedrag
52
35
12
Het meest ontevreden zijn mensen over de aanpak van veelplegers en risicojongeren, het meest tevreden over de inspanningen van de regering om mensen te stimuleren elkaar aan te spreken op gedrag.
6
20
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen. Het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Veelplegers: beleid bekritiseerd Een grote meerderheid (68%) kan zich niet vinden in de aanpak van veelplegers (Het gaat hier om de mate waarin de regering erin slaagt om resultaten te behalen). Zij verwijten de regering gebrek aan slagvaardigheid, maar ook ineffectiviteit. Ervaring met veelplegers in de buurt, hangt overigens niet samen met beleidstevredenheid. Risicojongeren: overheid niet eerst verantwoordelijke Ook hierover zijn mensen ontevreden, hoewel het volgens hen geen taak is van de regering om jongeren te signaleren die in de criminaliteit dreigen te belanden. De meeste burgers (71%) vinden dat ouders daar primair voor verantwoordelijk zijn, veel meer dan scholen (dit vindt slechts 8%) of politie (6%). Ook hier hangt ervaring met risicojongeren in de eigen woonomgeving niet samen met ontevredenheid over het regeringsbeleid. Toezichthouders: informeren over politie en stadswachten Zes van de tien mensen zijn ontevreden over het beleid rond toezicht op straat. De meeste mensen (93%) zeggen zich veiliger te voelen als er meer toezicht wordt gehouden. 38% van de bevolking vindt dat er op dit moment te weinig toezicht is in hun woonomgeving, zij zijn extra kritisch op de regering. Iets meer dan de helft van het publiek (56%) vindt het huidige aantal toezichthouders ruim voldoende. Informatieverstrekking lijkt hier een rol te spelen. Wie tevreden is over de informatie vanuit de regering, laat zich ook vaker positief uit over het ‘blauw’ op straat. Veiligheid in probleemwijken: taak voor lokale instanties Een op de tien inwoners schaart zijn eigen wijk onder de probleemwijken. De overlast is er naar eigen zeggen veel groter dan in andere wijken in hun woonplaats. Ze hebben relatief vaak ervaring met groepen veelplegers en risicojongeren. Dit gaat niet gepaard met een grotere behoefte aan regeringsprioriteit. Er is wel overlast, maar daar kan de regering niet veel aan doen, zo oordelen ze. Lokale instanties zijn daar volgens hen verantwoordelijk voor. Over de aanpak op lokaal niveau zijn bewoners van probleemwijken zeker niet te spreken. Ze vinden onder meer dat er te weinig toezicht is. Elkaar aanspreken op crimineel gedrag: regering zichtbaar actief Over dit beleidsterrein beoordelen mensen de regering in verhouding het meest positief. Bijna 60% vindt de informatieverstrekking van de regering op dit punt goed, of is er neutraal over (zie tabel 3.3). De indruk is dat de regering zich bovendien redelijk inspant om burgers te stimuleren anderen aan te spreken als die zich misdragen. Het draait hier om eigen verantwoordelijkheid van Nederlanders; de volgende paragraaf gaat hier verder op in. Tabel 3.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Veelplegers
32
informatieverstrekking 53
Risicojongeren
36
53
35
-
Aanwezigheid toezichthouders
40
58
34
-
Veiligheid in probleemwijken
40
56
39
57*
Elkaar aanspreken op gedrag
48
59
-
51
beleid algemeen
slagvaardigheid
effectiviteit
33
34
- Niet gemeten. * Effectiviteit is hier de aanpak van criminaliteit in de eigen woonomgeving.
21
Typen burgers over criminaliteitsbestrijding* Zekerheidszoekers: “Ik ervaar veel overlast van veelplegers, maar het is niet mijn taak om anderen aan te spreken. Er is gewoon te weinig toezicht.” Anoniemen: “Ik heb weinig last van criminaliteit, hoewel ik wel in een probleemwijk woon. Ik ben eigenlijk best tevreden over het beleid.” Geborgenheidszoekers: “Ik durf niemand aan te spreken als ik crimineel gedrag zie, hoewel het wel belangrijk zou zijn.” Geëngageerden: “Ik volg het nieuws over risicojongeren goed. Niet omdat ik er zelf mee te maken heb, maar het gaat niet goed met die jongeren. Ook scholen, politie en familie moeten het probleem onderkennen. Mensen aanspreken is belangrijk, maar daar hoeft de regering zich niet mee te bemoeien.” * Bij andere typen burgers doen zich weinig significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van kwantitatief onderzoek.
3.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor criminaliteitsbestrijding? Spreken zij bijvoorbeeld wel eens iemand aan op crimineel gedrag? Aanspreken op crimineel gedrag Zes van de tien mensen (61%) doen dat een enkele keer of zelfs vaak. Een kwart durft dat niet – dit zijn relatief vaak mensen die te maken hebben met grote groepen veelplegers in hun omgeving. 7% vindt het niet zijn taak om in te grijpen, ze zien er bovendien ook minder de noodzaak van in. Wie wel eens iemand aanspreekt, is tevredener over de eigen houding dan wie dat niet doet. Door anderen in mijn omgeving aan te spreken op vervelend gedrag zorg ik voor een veiliger woonomgeving, zegt 62% van de mensen. Ruim de helft (53%) vindt zichzelf in eerste instantie verantwoordelijk voor de aanpak van vandalisme door iets te zeggen tegen (potentiële) daders over hun gedrag. Omstanders mobiliseren Een grote meerderheid (82%) denkt dat burgers gezamenlijk in staat zijn geweld op straat te stoppen, door omstanders op te roepen in actie te komen. Let op: dit is nog wat anders dan het ook daadwerkelijk zelf doen! Eigen bezittingen bewaken Ruim de helft van de mensen (59%) vindt dat zij meer verantwoordelijkheid moeten nemen om diefstal van fiets of mobiele telefoon te voorkomen, of om inbraak in huis of auto tegen te gaan. Sociale controle is de taak die mensen voor zichzelf weggelegd zien, zo blijkt uit groepsdiscussies, zonder dat ze het risico willen lopen zelf fysiek bedreigd te worden. De overheid is echter volgens hen de eerst aangewezene om het veiligheidsgevoel te vergroten. Wel kan de overheid de bevolking meer verantwoordelijkheid laten nemen, bijvoorbeeld door slimme tips te geven (zoals ‘laat het dashboardkastje open staan’), campagnes te voeren zoals Meld geweld, en een etiquette op te stellen zoals de Tien Gouden Stadsregels van Gouda. Over deze instrumenten zijn deelnemers aan de discussies wel enthousiast.
22
3.4 HOE KOMT HET CRIMINALITEITSBELEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: moord op het Terra College Bijna driekwart van de media-aandacht op dit terrein wordt niet getrokken door de vijf criminaliteitsaspecten, maar door andere onderwerpen.7 Veel publiciteit is er voor een ernstig incident: de moord die Murat D. in januari 2004 pleegde op conrector Hans van Wieren van het Terra College in Den Haag. Denk verder aan de strafmaat, detentiecapaciteit, de verhouding tussen de minister en het Openbaar Ministerie, drugstransporten, witwassen, afrekeningen in het criminele circuit, opsporing en dergelijke. Op de achtergrond speelt bovendien nog de vuurwerkramp van 13 mei 2000, de terroristische aanslag van 11 september 2001 en de moord op Fortuijn op 6 mei 2002. De meningen van het publiek over de vijf beleidsprioriteiten zijn mogelijk beïnvloed door het andere nieuws. Vooral veelplegers in het nieuws Veelplegers en toezichthouders krijgen de meeste aandacht, respectievelijk de helft en een kwart van de publiciteit over de vijf aspecten (zie tabel 3.4). Tabel 3.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf criminaliteitsaspecten, januari tot en met maart 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen
regionale dagbladen
totaal
1. Veelplegers
72
49
54
2. Toezichthouders
9
29
25
3. Aanspreken op gedrag
11
9
9
4. Risicojongeren
5
8
7
5. Probleemwijken
3
5
5
100 (n=354)
100 (n=2404)
100 (n=2758)
Totaal
De helft van de publiciteit over deze criminaliteitsaspecten is gewijd aan de veelplegers; landelijk is dit zelfs 72%. Een kwart van de artikelen gaat over toezichthouders op straat. Hiervoor is regionaal veel meer aandacht (29%) dan landelijk (9%). Een ander opvallend verschil (niet in de tabel) is dat regionale kranten relatief meer over zware criminaliteit berichten en landelijke meer over kleine criminaliteit.
Regering is alleen dominant in het nieuws over normen en waarden De overheid is in de berichtgeving over criminaliteit duidelijk probleemeigenaar; de resultaten uit de groepsdiscussies bevestigen dit. De belangrijkste actor in het criminaliteitsnieuws is het openbaar bestuur, en daarbinnen vooral de politie. Wie verder een rol spelen, verschilt per thema: de rechterlijke macht bij veelplegers, gemeenten bij probleemwijken, het parlement bij risicojongeren en het kabinet alleen bij het aanspreken op gedrag. Wel kritiek op minister, toch komt beleid positief in het nieuws Er ontstaat een voorzichtig positief beeld over criminaliteitsbestrijding op de vijf punten op basis van de berichtgeving (zie tabel 3.5). Hoewel er weinig beleidsinhoudelijke kritiek verschijnt in de pers, krijgt minister Donner van Justitie toch geregeld de wind van voren. Aanleiding daarvoor zijn procedurele kwesties, de relatie tussen Donner en de gevangenisdirecteuren, en affaires als Eric O. (de marinier die ervan verdacht werd eind 2003 een Irakees te hebben gedood). 7
Welk aandeel criminaliteit inneemt in de totale publiciteit, wordt uit dit onderzoek niet bekend.
23
Tabel 3.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt standpunt maatschappij Risicojongeren
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
op goede pad houden/preventie Aanspreken op gedrag voor
harder aanpakken
beeld diffuus
enige weerstand
gebeurt voorzichtig
+/-
Probleemwijken
maatregelen nodig
eens
+/-
Veelplegers
zwaarder bestraffen eens
onopgelost, hoewel het wel de goede kant uitgaat gunstig
Toezichthouders
wenselijk
goed
eens
-
+ +
Het mediadebat gaat over de gewenste aanpak van risicojongeren: de regering wil preventieve maatregelen, zoals jeugdklinieken; de maatschappij is voor een hardere aanpak inclusief zwaardere straffen. Dat veelplegers harder aangepakt moeten worden staat in de media niet ter discussie.
3.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Eigen ervaringen met criminaliteit niet dominant De mening van het publiek over criminaliteitsbestrijding lijkt niet zozeer gebaseerd op eigen ervaringen. Wie ervaring heeft met criminaliteit (veelplegers, risicojongeren, probleemwijken) is namelijk niet ontevredener over het regeringsbeleid. De interesse voor het criminaliteitsnieuws ontloopt elkaar niet veel: de vijf aspecten worden door 37% tot 45% van de Nederlanders vaak gevolgd. Uit analyse blijkt dat aandacht voor het nieuws samenhangt met ontevredenheid over het criminaliteitsbeleid. Dat gaat op voor veelplegers, risicojongeren en toezichthouders; maar niet voor probleemwijken (daar is niet de regering als eerste verantwoordelijk voor in de ogen van het publiek) en aanspreken op het gedrag. Media bevestigen het onveiligheidsgevoel De berichten in de media over criminaliteit wakkeren het gevoel van onveiligheid aan.8 Zo blijkt ook uit het kwalitatieve onderzoek. De pers gaat nu eenmaal eerder op slecht nieuws in dan op goed nieuws, wat de omvang van de misdaad wellicht vertekend. Er is een bescheiden samenhang geconstateerd tussen de hoeveelheid nieuws over een onderwerp en het maatschappelijk belang dat mensen eraan hechten. Het mediadebat over criminaliteit wordt beheerst door veelplegers en toezichthouders; dit wordt weerspiegeld door de publieksagenda: 93% en 95% van de mensen vindt dit van grote maatschappelijke waarde. Dat, afgaande op de onderzochte dagbladen, de criminaliteitsbestrijding op de vijf punten enige vruchten afwerpt, komt echter niet tot uitdrukking in de beleidstevredenheid.
8
24
De media schetsen dan wel een voorzichtig positief beeld, zoals we hiervoor zagen, maar dat betreft alleen de vijf aspecten. En die vormen slechts een kwart van de totale publiciteit over criminaliteit.
Eerste prioriteit voor bestrijding kleine criminaliteit Ten opzichte van andere issues van de regering springt criminaliteitsbestrijding er – in negatieve zin – echt uit. De bevolking is over dit regeringsbeleid het meest ontevreden. En tegelijkertijd is dit het issue met het hoogste maatschappelijke belang. Overigens denken mensen niet zozeer aan zware criminaliteit; ze ervaren vooral sociale onveiligheid in de directe woonomgeving.
Regering moet zich volgens publiek meer richten op risicojongeren en veelplegers Een groot deel van de bevolking (tweederde) oordeelt negatief over het regeringsbeleid omtrent risicojongeren en veelplegers. De regering moet zich volgens hen meer bezighouden met deze twee groepen, want zij vormen een maatschappelijk probleem, zeker in bepaalde wijken. Er is een lichtpuntje: wie ervaring heeft met deze vormen van criminaliteit (en zeker een op de drie Nederlanders heeft die), is niet ontevredener over het regeringsbeleid dan mensen die niets met risicojongeren en veelplegers te maken hebben. De grote onvrede komt dus vermoedelijk niet voort uit eigen ervaringen.
Grote stroom publiciteit over veelplegers wakkert onveiligheidsgevoel aan Mogelijk wordt de onvrede wel beïnvloed door de hoeveelheid misdaadberichten in de media. Van alle publiciteit over de criminaliteitsaspecten gaat ruim de helft over veelplegers. Het regeringsbeleid wordt bovendien in de media (en in de eigen woonomgeving) onvoldoende zichtbaar. De aanpak van de regering (zwaarder bestraffen) kan wel op steun rekenen van de maatschappij.
Over aanpak risicojongeren verschillen de meningen De regering wil – althans dat melden de kranten – preventieve maatregelen inzetten om jongeren op het goede pad te houden. De maatschappij echter, staat een hardere aanpak voor, vergelijkbaar met die van de veelplegers. Eigenlijk wil het publiek op alle fronten strengere straffen, mogelijk onder invloed van incidenten als de moord op het Terra College. Overigens vinden de meeste mensen dat ouders verantwoordelijk zijn voor de problemen bij de jeugd.
Meer ‘blauw’ op straat gewenst De aanwezigheid van toezichthouders is van het hoogste persoonlijke en maatschappelijke belang, zo oordeelt de bevolking. Over het huidige regeringsbeleid zijn zes op de tien mensen niet tevreden. Hoewel meer dan de helft vindt dat er op dit moment genoeg toezicht is, zegt toch bijna iedereen zich veiliger te voelen als er meer toezicht zou worden gehouden. Ze merken wel op dat dat alleen zin heeft als de stadsen buurtwachten wel bevoegd zijn om in te grijpen als zich iets voordoet.
Tips over ‘hoe te handelen’ zijn welkom Het publiek spreekt wel eens vandalen of anderen aan op hun gedrag, maar er heerst daarbij wel angst om zelf fysiek bedreigd te worden, zo blijkt uit groepsdiscussies. Door concrete handvatten te bieden (‘weet wat je te doen staat, als het om geweld staat’) kan de overheid wel bevorderen dat de bevolking zelf verantwoordelijkheid neemt.
Regering en minister profileren zich weinig met beleidsaspecten Alleen op het punt van normen en waarden (elkaar aanspreken op gedrag) komt de regering het eerste kwartaal van 2004 als belangrijkste actor in het nieuws. Op andere aspecten van criminaliteit zijn andere partijen (politie, gemeenten, rechter) veel dominanter. Minister Donner komt wel vaak (kritisch) in het nieuws, maar dat gaat over andere onderwerpen.
25
26
4
FINANCIËN EN KOOPKRACHT: “IEDER VOOR ZICH?” Veel Nederlanders blijken ontevreden over het financiële beleid van de regering. Waarom? Vijf aspecten van financiën en koopkracht zijn onderzocht: toenemende kosten voor zorg, koopkrachtontwikkeling (besteedbaar inkomen), belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen (om achteruitgang in koopkracht te beperken), betaalbaarheid van woningen en veranderingen in de energiemarkt. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt financiën en koopkracht in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt financiën en koopkracht in ten opzichte van andere issues van de regering? - is van groot persoonlijk belang: financiën en koopkracht staat op de derde plaats op de persoonlijke agenda (na zorg en welzijn, en veiligheid); - wordt maatschappelijk gezien iets minder belangrijk gevonden (zevende plaats van de elf); - staat hoog op de lijst van issues waar de regering meer prioriteit aan moet geven (derde plaats); - staat (op criminaliteit na) onderaan als het gaat om beleidstevredenheid: mensen zijn erg ontevreden over het financieel beleid.
4.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR FINANCIËN EN KOOPKRACHT? Toenemende kosten voor de zorg en de koopkrachtontwikkeling horen volgens het publiek op de agenda. De liberalisering van de energiemarkt nauwelijks, en de betaalbaarheid van woningen en belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen bevinden zich daar tussenin. Zorg om zorg De oplopende kosten in de gezondheidszorg worden zowel voor mensen persoonlijk als voor de samenleving het meest van belang gevonden. Bijna de gehele bevolking ziet de zorgkosten als een maatschappelijk belangrijk issue dat de prioriteit verdient van de regering. Maar liefst 71% heeft het idee dat veranderingen in de zorg in meer (21%) of minder mate (50%) gevolgen hebben gehad voor de eigen financiële situatie. Tabel 4.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen)
Toenemende kosten voor zorg
84
97
moet meer prioriteit krijgen van de regering 93
Koopkrachtontwikkeling
81
91
88
Betaalbaarheid van woningen
66
87
77
Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
52
85
82
Veranderingen in de energiemarkt
44
59
45
van (groot) van (groot) maatpersoonlijk belang schappelijk belang
De toenemende kosten voor zorg in Nederland staan bovenaan de persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda van het publiek. Veranderingen in de energiemarkt houden de mensen niet echt bezig.
27
Ook meer prioriteit voor koopkrachtontwikkeling Volgens veel mensen moet de koopkracht, ook die van kwetsbare groepen, meer prioriteit krijgen van de regering. Koopkrachtontwikkeling is van persoonlijk belang voor het merendeel van de mensen. De koopkracht daalt immers, zo zeggen ze. Veel mensen lijken daarbij uit eigen ervaring te spreken: minder dan de helft (47%) is tevreden over de eigen financiële situatie en 51% vindt dat de eigen financiële situatie het afgelopen jaar verslechterd is: “Je merkt het in de boodschappen.” Wie het financieel slechter heeft, hecht meer belang aan koopkrachtontwikkeling: “Het is elke keer een verrassing als ik zonder problemen de maand doorkom.” Hoewel belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen, net als de betaalbaarheid van woningen, vooral een maatschappelijk probleem zijn en niet zozeer een persoonlijk probleem, vinden toch acht op de tien Nederlanders dat de politiek er meer aandacht aan moet besteden. Zij voelen vooral compassie met ouderen, omdat zij hun hele leven hebben betaald en er nu niet van kunnen profiteren. Euro is boosdoener Koopkrachtverlies wordt overigens vooral geassocieerd met de komst van de euro. Door de euro zijn we er allemaal op achteruit gegaan, is de indruk die tijdens de groepsdiscussies ontstaat. “De gulden is een euro geworden, maar je salaris is niet verdubbeld.” De koopkrachtdaling leidt tot een neerwaartse spiraal: minder te besteden, minder kopen, minder producten verkocht, meer werkloosheid et cetera. Welke processen precies van invloed zijn op de koopkracht, dat is niet bekend bij de meeste mensen. Publiek wil rechtvaardiger inkomensverdeling Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister van Financiën zouden zijn?9 Ze zouden de koopkracht verbeteren van mensen met een laag inkomen, ouderen en minima, en tegelijkertijd de hogere inkomens meer belasting laten betalen. Verder willen ze de gezondheidszorg verbeteren (en goedkoper maken), minder snel uitkeringen uitdelen (wat ook aan de orde komt bij sociale zekerheid) en de prijzen voor woningen verlagen om ook starters een kans te geven. 4.2 DOET DE REGERING HET GOED? Toenemende kosten zorg: grote onvrede Driekwart van de bevolking (74%) is ontevreden over het regeringsbeleid rond de kosten van de gezondheidszorg. Die onvrede is des te nijpender omdat dit beleid van groot belang wordt gevonden. De regering opereert niet effectief en niet slagvaardig, en ook de informatievoorziening over de kosten in de zorg krijgt veel kritiek in vergelijking tot die over andere aspecten (52% is er ontevreden over). Mensen die naar eigen zeggen de gevolgen voelen van recente wijzigingen in de zorg, laten zich extra kritisch uit over het beleid.
9
28
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Tabel 4.2 Hoe tevreden bent u met het financiële beleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Toenemende kosten voor zorg
74
21
4
Koopkrachtontwikkeling
65
28
7
Betaalbaarheid van woningen
61
34
5
Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
61
31
7
Veranderingen in de energiemarkt
36
47
17
De beleidsontevredenheid is erg hoog; hoger dan bij veel andere issues in de monitor. Zeker als het gaat om de kosten voor de zorg en de koopkrachtontwikkeling. Maar ook met de woningprijzen en belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen is bijna niemand het eens.
Koopkrachtontwikkeling: overheid is probleemeigenaar en -veroorzaker Tweederde van de bevolking (65%) is ontevreden over de huidige koopkrachtontwikkeling. Dit geldt – niet verwonderlijk – vooral voor mensen die er financieel op achteruit zijn gegaan. Het ontbreekt de regering volgens het publiek vooral aan effectiviteit en slagvaardigheid. Bovendien onderkent de overheid het koopkrachtprobleem onvoldoende, zo oordelen de deelnemers aan de groepsdiscussies: “Ze hebben geen idee hoe gewone mensen leven en wat er in een gemiddeld gezin omgaat.” Volgens hen is de overheid niet alleen probleeméigenaar, maar ook probleemveroorzaker door maatregelen in het verleden, zoals de invoering van de euro. De ontevredenheid over het koopkrachtbeleid bepaalt zomer 2004 voor een groot deel het wantrouwen in de regering (zie hoofdstuk 2). Kwetsbare groepen: scepsis over maatregelen 61% van de bevolking is niet tevreden met het regeringsbeleid voor de kwetsbare groepen in de samenleving. De ontwikkeling in de eigen financiële situatie is niet van invloed op dit oordeel. In het algemeen vindt driekwart van de mensen dat het kabinet te weinig doet voor mensen met een laag inkomen. Bijna niemand (7%) denkt dat armoede niet meer voorkomt in Nederland. De overheid biedt weinig concrete compensatie. Op inkomenssteun vanuit het rijk wordt negatief of kritisch gereageerd: de maatregelen hebben geen zin, of zijn te gecompliceerd. Uitzonderingen hierop zijn de bijzondere bijstand en de belastingaftrek voor chronisch zieken, zo blijkt uit de groepsgesprekken. Ook komt uit die gesprekken naar voren dat mensen twijfelen aan het effect van de huursubsidie en de verandering van de Ziekenfondswet. “Aan de ene kant wordt wat afgepakt, en dat vullen ze dan aan de andere kant weer aan.” Ondanks de scepsis is de houding ‘beter iets dan niets’. Woningbeleid: geen betaalbare huizen beschikbaar Bij 61% van de bevolking heerst onvrede over de woningprijzen. Die wordt vooral veroorzaakt doordat er geen betaalbare woningen beschikbaar zijn (67% is ontevreden over die beschikbaarheid). De huurprijzen stijgen en sinds de privatisering van de woningcorporaties heeft de overheid minder controle op de sociale woningbouw. Hierdoor is volgens het publiek het tekort aan huurwoningen opgelopen. Het nieuwe huurbeleid van minister Dekker van VROM wordt unaniem afgewezen: slechts 18% vindt het acceptabel dat de huurprijzen worden verhoogd, als daarmee meer geld vrijkomt om het woningtekort op te lossen. Bijna niemand gelooft in het beoogde effect van doorstroming op de woningmarkt.
29
Veranderingen in de energiemarkt: leven niet echt Het persoonlijk en maatschappelijk belang van de liberalisering van de energiemarkt is klein, zo bleek al in de vorige paragraaf. Bovendien hebben veel mensen geen mening over de liberalisering: ze blijken neutraal te staan tegenover dit regeringsbeleid. De informatieverstrekking wordt in verhouding het best beoordeeld: 72% is hier neutraal of tevreden over. Tabel 4.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen) beleid informatieslagvaardigeffectiviteit algemeen verstrekking heid Veranderingen in de energiemarkt 64 72 69 67 Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
39
55
44
38
Betaalbaarheid van woningen
39
56
47
33
Koopkrachtontwikkeling
35
54
37
34
Toenemende kosten voor zorg
26
48
29
24
Het aantal mensen dat gunstig gestemd is over het beleid, is erg laag. Het meest tevreden lijkt men over het beleid gericht op de energiemarkt, maar de hoge percentages worden vooral veroorzaakt door veel ‘neutraal-stemmers’. Dat betekent dat de meeste mensen geen oordeel hebben over veranderingen in de energiemarkt.
Typen burgers over financiën en koopkracht* Geëngageerden: “Ik ben erg ontevreden over de manier waarop de regering met koopkracht omgaat, vooral als het gaat om het ontzien van kwetsbare groepen.” Ambitieuzen: “Ik vind niet dat de regering meer moet doen voor kwetsbare groepen, het onderwerp koopkracht mag van mij sowieso minder prioriteit krijgen.” Gezelligheidszoekers: “Zelf heb ik weinig belang bij belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen.” Zekerheidszoekers: “Ik vind niet dat de beschikbaarheid van betaalbare woningen veel meer prioriteit moet krijgen van de regering.” Geborgenheidzoekers: “Veranderingen in de energiemarkt gaan mij persoonlijk wel aan.” Anoniemen: “Ik vind niet dat er altijd een verschil in inkomen moet zijn tussen mensen met een uitkering en mensen met een betaalde baan.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
4.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? Zoals gezegd stellen burgers de overheid verantwoordelijk voor de koopkrachtontwikkeling. Het is de taak van het rijk om een redelijk bestaansniveau voor iedereen te garanderen. Maar mensen lijken bang dat Nederland het solidariteit- en draagkrachtprincipe van onze verzorgingsstaat verliest: “We gaan naar Amerikaanse toestanden. Het wordt ieder voor zich.”
30
Zelf voor een goed inkomen zorgen Mensen zien dus nauwelijks een verantwoordelijkheid voor zichzelf. Hooguit de zorg voor een goed inkomen. De meeste mensen (81%) vinden namelijk dat er een verschil in inkomen moet zijn tussen mensen met een betaalde baan en mensen met een uitkering. Geen draagvlak voor investeringen voor de toekomst Er is weinig draagvlak voor maatregelen die een beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid. Denk aan maatregelen waarbij mensen op dit moment iets moeten inleveren voor resultaat op de lange termijn. Zo vindt slechts een derde van de bevolking dat de regering nu extra moet bezuinigen om in de toekomst pensioenen en gezondheidszorg te kunnen betalen. Ook is maar een derde bereid om meer te betalen voor voorzieningen (zoals gezondheidszorg, onderwijs en wegen) als de belastingen daardoor voor iedereen verlaagd worden. 4.4 HOE KOMT FINANCIËN EN KOOPKRACHT IN HET NIEUWS? In de actualiteit: financieringstekort en bezuinigingen Bijna de helft van het financiële nieuws gaat over andere dan de vijf onderzochte aspecten (loonmatiging en pensioenen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten)10. Vooral het financieringstekort en de bezuinigingen vullen de krantenpagina’s. Een sleutelgebeurtenis is de vrijstaataffaire (het gedogen van een Limburgs woonwagenkamp dat geen belasting betaalde). Deze affaire wordt in de media ook gekoppeld aan het normen- en waardendebat van minister-president Balkenende. Andere thema’s zijn het mislukte voorjaarsoverleg tussen regering en vakbonden, de stelselherzieningen, het Europese belastingstelsel en de accijnzen. Vooral (on)betaalbaarheid van woningen in het nieuws Van de vijf beleidsaspecten komen prijzen van koop- en huurwoningen het meest in het nieuws, vooral in de regionale bladen. Op afstand volgen de andere onderwerpen (zie tabel 4.4). Van de drie thema’s die met koopkracht samenhangen, krijgen de belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen de meeste aandacht (onder invloed van de vrijstaataffaire). Tabel 4.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf financiële aspecten, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen 44
regionale dagbladen 56
2. Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
17
13
14
3. Toenemende kosten zorg en effect op koopkracht
13
13
1311
4. Veranderingen in de energiemarkt
15
8
11
1. Betaalbaarheid woningen
5. Koopkrachtontwikkeling Totaal
totaal 52
11
10
10
100 (n=1197)
100 (n=4387)
100 (n=5584)
Alleen de woningkosten springen eruit; over de rest verschijnt zo’n 10% van de financiële artikelen. Aandacht voor koopkracht is aanzienlijk, maar wel iets gedaald ten opzichte van 2003. De aandacht voor de liberalisering van de energiemarkt is enigszins op zijn retour. De aandacht voor belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen is juist iets toegenomen. 10 11
Loonmatiging komt aan de orde bij economie en werkgelegenheid en pensioenen vallen onder sociale zekerheid. Dit onderwerp raakt aan zoveel invalshoeken en bewoordingen dat deze 13% niet hard te maken is. Wel staat vast dat de combinatie van gezondheidszorg en financiën veel publiciteit krijgt.
31
Regering is vooral actor bij liberalisering van energiemarkt In het nieuws over financiën en koopkracht spelen de coalitie- en oppositiepartijen een grotere rol dan de regering. Ook het openbaar bestuur en het bedrijfsleven trekken veel aandacht. De regering is vooral bij traditionele thema’s van financiën (bezuinigingen, financieringstekort) en bij de liberalisering van de energiemarkt een belangrijke actor. Tabel 4.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
Toenemende kosten zorg en effect op koopkracht
ambigu: zwakkeren kosten zorg ontzien, tegelijkertijd worden koopkracht verminderen onbetaalbaar
veel mensen in problemen
-
Koopkrachtontwikkeling
koopkrachtdaling van minima zoveel mogelijk beperken
mee eens
koopkracht staat onder druk door loonmatiging
-
Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
ambigu, wordt bedolven onder ander nieuws
voor maatregelen
onduidelijk wat ervan terechtkomt
-
Betaalbaarheid woningen voorzichtig: minister wil meer betaalbare woningen
mee eens
woningen (vooral huur) worden onbetaalbaar
-
Veranderingen in de energiemarkt
niet erg tegen, liberalisering gaat wel zorgen volgens plan over prijzen
voor liberalisering
+/-
De regering lijkt niet te doen wat ze zegt. Het standpunt van het kabinet is volgens de berichten dat iedereen er in koopkracht op achteruitgaat, maar de minima het minst. Tegelijkertijd worden in de media wel maatregelen belicht die de kwetsbare groepen nadelig treffen, waardoor de indruk ontstaat dat minima minder worden ontzien dan de bedoeling was. Dat veroorzaakt verwarring. Alleen over de energiemarkt is de berichtgeving matig positief. De oppositiepartijen bestrijden nut en noodzaak, maar de regering is heel duidelijk: liberalisering moet van de EU. De energiebedrijven zelf zijn voorstander.
4.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Ervaring speelt mee De meningen over financiën en koopkracht lijken gebaseerd op verhalen uit de eigen omgeving en op eigen ervaring. De helft van de bevolking is niet te spreken over de eigen financiële situatie. Wie het financieel slechter heeft gekregen, vindt het beleid (uitgezonderd dat rond de energiemarkt) van groter persoonlijk belang en is er kritischer over. De hoeveelheid publiciteit lijkt minder van invloed. Zaken die hoog op de publieke agenda staan (zorgkosten en koopkracht) krijgen relatief weinig media-aandacht. Berichtgeving over beleidsresultaten gaat mogelijk samen met ontevredenheid De onvrede van het publiek over financiën en koopkracht lijkt samen te hangen met het gegeven dat de regering niet waarmaakt wat zij belooft. Afgaande op het nieuws over feitelijke ontwikkelingen gebeurt niet wat de regering wil: de koopkrachtdaling van minima beperken en meer betaalbare woningen beschikbaar stellen. Het publiek is ontevreden over de resultaten van het beleid. Bij de liberalisering van de energiemarkt is het plan van de regering wel uitgekomen; daar is de beleidsontevredenheid het kleinst. Heldere regeringsstandpunten in media komen beter over Het standpunt van de regering over de liberalisering van de energiemarkt komt duidelijk over in de media.
32
Het publiek oordeelt relatief positief over de informatievoorziening. Bij standpunten die ambigu in het nieuws kwamen, is te zien dat het publiek ontevreden is over de informatievoorziening. Tabel 4.6 Welk onderwerp op het gebied van financiën en koopkracht volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Toenemende kosten zorg en effect koopkracht
61
2. Betaalbaarheid woningen
52
3. Belastingmaatregelen kwetsbare groepen
44
4. Koopkrachtontwikkeling
39
5. Veranderingen in de energiemarkt
26
Wie persoonlijk belang hecht aan een onderwerp, volgt het intensiever in de media, en is ook meestal ontevredener over het regeringsbeleid, zo blijkt uit analyse.
Publiek ontevreden over koopkracht en financiën Na het criminaliteitsbeleid is de Nederlandse bevolking zomer 2004 het meest ontevreden over het financiële beleid van de regering. Deze kritiek is temeer van belang omdat financiën en koopkracht wel hoog op de persoonlijke agenda staat. Veel mensen zijn er in hun idee financieel op achteruitgegaan en rekenen het kabinet daar op af. Het negatieve oordeel wordt versterkt door de berichtgeving in de media: het kabinet komt met voornemens (betaalbare woningen, beperking van koopkrachtdaling voor mensen met lage inkomens), maar afgaand op het nieuws brengt het kabinet daar weinig van terecht.
Verbetering nodig van zorgkosten en koopkrachtontwikkeling Volgens het publiek komen de te dure gezondheidszorg en de koopkrachtontwikkeling het eerst voor verbetering in aanmerking. De koopkracht staat hoog op de persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda die de bevolking heeft opgesteld en laag in het rijtje regeringsissues waar mensen tevreden over zijn.
Angst voor afbrokkeling van de verzorgingsstaat Ook gewenst zijn belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen in de samenleving. Zes van de tien mensen zijn ontevreden over het huidige regeringsbeleid op dit punt. Ze vinden de regelingen complex en twijfelen aan het nut van de huidige maatregelen. Bijna niemand denkt dat armoede in Nederland niet meer voorkomt. Mensen zijn zelfs bang dat de overheid de principes van de verzorgingsstaat niet meer overeind zal houden.
Kranten staan vol van woningkosten De (on)betaalbaarheid van huur- en koophuizen krijgt veel publiciteit, namelijk de helft van alle krantenberichten over de vijf financiële beleidsaspecten. Het publiek is ontevreden over het beleid, vooral omdat er volgens tweederde van de mensen geen betaalbare woningen beschikbaar zijn. Er is geen steun voor het nieuwe huurbeleid van minister Dekker van VROM. De andere vier beleidsaspecten trekken minder aandacht van de pers. Zeker veranderingen in de energiemarkt leven niet echt: de pers heeft er weinig oog voor, de consumenten hebben er geen belang bij en oordelen neutraal over het beleid. Wel gaan veel artikelen over andere onderwerpen: het financieringstekort, bezuinigingen en de vrijstaataffaire.
33
34
5
INTEGRATIE EN IMMIGRATIE: “STROEVE CONTACTEN” Na de criminaliteitsbestrijding en het financiële beleid zijn Nederlanders het meest ontevreden over het integratiebeleid van de regering, zo werd duidelijk in hoofdstuk 2. Vijf aspecten van integratie en immigratie zijn nader onderzocht: eisen die aan immigranten gesteld worden (de Nederlandse taal beheersen en de Nederlandse samenleving kennen), terugsturen van uitgeprocedeerde asielzoekers (asielzoekers die definitief te horen hebben gekregen dat ze moeten terugkeren naar hun thuisland), het ontstaan van immigrantenwijken (wijken waar veel immigranten wonen), regels voor het trouwen met een partner uit het buitenland, en de positie van allochtone moslimvrouwen. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt integratie en immigratie in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt integratie en immigratie in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat laag op de persoonlijke agenda van het Nederlands publiek (tiende plaats); - neemt een middenpositie in op de lijst van issues die volgens de bevolking van belang zijn voor ons land (zesde plaats); - neemt eveneens een middenpositie in op de lijst van politieke prioriteiten (vijfde plaats, na criminaliteit, onderwijs, financiën en verkeer); - oogst weinig tevredenheid over het regeringsbeleid (negende plaats); over het integratiebeleid zijn Nederlanders na criminaliteit en financiën het meest ontevreden. 5.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR INTEGRATIE EN IMMIGRATIE? Eisen aan nieuwkomers moeten voorop staan Inwoners van Nederland vinden bij het issue integratie en immigratie de eisen aan immigranten van het allergrootste belang, zowel voor hen persoonlijk, als maatschappelijk, als politiek. 88% van de Nederlanders zegt dan ook dat de eisen aan immigranten meer prioriteit moeten krijgen van de regering (zie tabel 5.1). Welke eisen moeten dat dan zijn? Je bent geïntegreerd als je de Nederlandse normen en waarden respecteert, aldus 85% van de Nederlanders. Of je daarvoor de Nederlandse taal machtig moet zijn, is minder eenduidig: 49% vindt van wel; 39% vindt dat niet noodzakelijk. Tabel 5.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen)
Eisen aan immigranten
van (groot) persoonlijk belang 68
van (groot) maatschappelijk belang 96
moet meer prioriteit krijgen van regering 88
Terugsturen asielzoekers
53
92
74
Ontstaan immigrantenwijken
45
81
71
Positie allochtone moslimvrouwen
27
72
67
Regels trouwen buitenlandse partner
25
70
65
De volgorde van de persoonlijke, de maatschappelijke en de politieke agenda zijn gelijk: bovenaan de agenda staan eisen aan immigranten en uitgeprocedeerde asielzoekers. Het persoonlijk belang van dit issue is in vergelijking tot andere issues laag, zeker voor huwelijken met partners uit het buitenland en de positie van moslimvrouwen.
35
Terugkeerbeleid is tweede prioriteit Het terugsturen van uitgeprocedeerde asielzoekers moet volgens driekwart van de bevolking meer aandacht krijgen van de regering. De helft van de mensen heeft daar persoonlijk belang bij, 92% acht het van maatschappelijk belang. Weinig Nederlanders hebben ervaring met asielzoekers: volgens 13% van de bevolking wonen er uitgeprocedeerde asielzoekers bij hen in de omgeving; volgens 49% niet en 39% weet het niet. Ervaring met asielzoekers vergroot het maatschappelijk belang dat ze aan het beleid hechten overigens niet. Stigmatiseren tegengaan Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zouden zijn?12 Opvallend is dat ze dan dezelfde punten noemen als hiervoor besproken: strengere eisen aan immigranten en een rechtvaardiger terugkeerbeleid. Allochtonen zijn te gast in Nederland, ze moeten zich snel de Nederlandse normen, waarden en taal13 eigen maken, het liefst in het land van herkomst, zo wordt spontaan gezegd. Daarnaast worden genoemd: meer respect voor andere culturen, minder stigmatiseren en integratie helpen bevorderen door zelf als burger contact te leggen met allochtonen (zie paragraaf 5.3 over eigen verantwoordelijkheid). 5.2 DOET DE REGERING HET GOED? Integratie en immigratie neemt een negende plaats in op de rangordening van beleidstevredenheid. Relatief weinig mensen vinden dus dat de regering goed presteert op dit issue. Dit wordt bevestigd door de resultaten op de vijf aspecten, zie tabel 5.2. Tabel 5.2 Hoe tevreden bent u met het beleid rond deze integratie- en immigratieonderwerpen? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Terugsturen asielzoekers
63
21
16
Ontstaan immigrantenwijken
61
27
12
Eisen aan immigranten
54
29
17
Positie allochtone moslimvrouwen
44
47
10
Regels trouwen buitenlandse partner
44
42
14
De grootste onvrede hebben mensen over het terugkeerbeleid en beleid rond immigrantenwijken (respectievelijk 63% en 61%). Over regels voor trouwen met een buitenlandse partner en het beleid rond moslimvrouwen oordelen relatief veel mensen neutraal. Terugsturen asielzoekers: grootste onvrede over beleid Over het terugkeerbeleid laten de meeste mensen (63% van de bevolking) zich negatief uit. Dit komt vooral door ineffectiviteit: 69% is ontevreden over de mate waarin de regering er in slaagt uitgeprocedeerde asielzoekers terug te sturen naar het land van herkomst (zie tabel 5.3). Het gaat vooral om het terugkeerbeleid ten aanzien van nieuwkomers, die moeten snel en streng worden behandeld. Wie al lang op een procedure wacht en zich heeft aangepast hoeft niet terug, behalve economische vluchtelingen, zo melden ondervraagden eveneens spontaan tijdens de enquête. Zij hebben geen pardon voor allochtone criminelen: die moeten Nederland verlaten, en aan de grens zou daarop strenger moeten worden gecontroleerd. Tegelijkertijd zijn er relatief veel mensen (21%) tevreden over de slagvaardigheid van de regering (terwijl dat bij andere 12 13
36
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein. Hiervoor zagen we dat over normen en waarden de meningen eenduidiger zijn dan over de taalbeheersing. 49% vindt taal belangrijk voor integratie.
beleidsaspecten 8% tot 16% is; dit staat niet in tabel 5.3). Wie ervaring heeft met asielzoekers in de buurt is niet ontevredener over het regeringsbeleid. Eisen aan immigranten: moeten strenger volgens driekwart van de mensen Hoewel Nederlanders hier de hoogste prioriteit aan geven, zoals we in de vorige paragraaf zagen, is de ontevredenheid over het beleid niet het hoogst. Toch vindt driekwart (77%) dat er strengere eisen aan immigranten gesteld moeten worden (16% vindt het goed zoals het nu is). Nog geen vijfde van de mensen heeft ervaring met immigranten: 18% zegt dat er (redelijk) veel immigranten in hun buurt wonen (bij 52% zijn dat er slechts enkele; bij de rest geen). Degenen die veel immigranten kennen uit de buurt, vinden eisen aan deze groep nieuwe Nederlanders extra belangrijk. Ze zijn niet tevredener of ontevredener over het beleid. Immigrantenwijken: belangrijk voor wie er woont Ook over het tegengaan van immigrantenwijken zijn flink wat mensen ontevreden (61%), méér dan over de eisen aan immigranten. Wel hangen deze oordelen samen. Wie redelijk veel immigranten kent in zijn buurt, vindt het van groter persoonlijk en maatschappelijk belang dat immigrantenwijken worden tegengegaan, en wenst meer regeringsprioriteit voor het segregatiebeleid. Positie allochtone moslimvrouwen: neutraal over beleid Een substantieel deel van de bevolking (47%) oordeelt neutraal over het beleid ten aanzien van moslimvrouwen. In combinatie met het lage persoonlijk en maatschappelijk belang dat ze aan dit beleid hechten, lijken de resultaten er dus op te wijzen dat de positie van deze vrouwen dus niet sterk leeft in de samenleving. Bovendien heeft tweederde geen contact met moslimvrouwen. Wie dat wel heeft, ziet het belang er meer van in en wil meer betrokkenheid van de regering. Ondanks de relatief lauwe reacties vindt toch tweederde van het publiek (67%) desgevraagd dat de overheid de emancipatie van moslimvrouwen actiever moet bevorderen (14% vindt juist dat het minder actief moet). Regels huwelijk met buitenlandse partner: twijfel aan nut Regels voor trouwen met een partner uit het buitenland is een onderwerp dat maar weinig mensen bezighoudt: het staat van alle aspecten het laagst op de persoonlijke agenda. Een groot deel van de bevolking (71%) meent dat de informatieverstrekking vanuit de regering over trouwen met een buitenlandse partner goed is (zie tabel 5.3). Ruim de helft (54%) is neutraal tot positief over de effectiviteit van het beleid. Een bijna even grote groep (47%) verwacht dat strengere regels voor huwelijksmigratie de integratie zullen bevorderen. Tabel 5.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen) beleid algemeen 37
informatieverstrekking 62
slagvaardigheid 39
effectiviteit
Tegengaan immigrantenwijken
39
61
41
31
Eisen aan immigranten
46
65
48
-
Positie allochtone moslimvrouwen
56
67
54
-
Regels trouwen buitenlandse partner
56
71
57
54
Terugsturen asielzoekers
31
- Niet gemeten.
37
Typen burgers over integratie en immigratie* Geëngageerden: “Het asielbeleid vind ik van groot belang. De regering hoeft daar niet meer aandacht aan te besteden, maar zou daarin wel eens slagvaardiger kunnen optreden. Ook het ontstaan van immigrantenwijken vind ik een belangrijk probleem. Verder ben ik sterk begaan met het lot van de moslimvrouw, daar mag de overheid absoluut meer voor doen. Het beleid rond huwelijksmigratie vind ik niet goed.” Anoniemen: “Bij mij in de buurt wonen best veel allochtonen. Maar ik heb niet zo’n mening over het asielbeleid.” Gezelligheidszoekers: “Ik kom zelf niet in aanraking met uitgeprocedeerde asielzoekers, maar ik denk wel dat de regering daar meer aandacht aan moet besteden, het huidige beleid is niet effectief. Wat betreft de eisen aan immigranten is de regering niet slagvaardig.” Geborgenheidszoekers: “Het terugkeerbeleid is voor mijzelf niet zo van belang. Ik ben best tevreden over hoe de regering de toelating aanpakt.” Zekerheidszoekers: “De regering moet meer prioriteit geven aan de positie van de allochtone moslimvrouw.” Ambitieuzen: “Voor mij niet.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
5.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor integratie en immigratie? In de groepsgesprekken wijzen mensen de overheid aan als probleemeigenaar. Die moet de randvoorwaarden scheppen (toelating, scholing, huisvesting, arbeidsmarktbeleid) waarbinnen allochtonen kunnen integreren. Vervolgens is het de taak van de burger om contact te leggen met de allochtone medemens, zo zeggen ze zelf. Contact leggen Autochtone Nederlanders geven tijdens de discussies aan weinig contact te hebben met allochtonen. Daar zijn verschillende redenen voor: - er doet zich geen gelegenheid voor om contact te leggen, ze komen allochtonen in het dagelijks bestaan niet tegen (soms wel via werk, school, winkel of vereniging en dan hebben ze er doorgaans positieve ervaringen mee); - contacten die op een andere manier tot stand komen, stranden vanwege een gebrek aan kennis over omgangsvormen tussen ouderen en jongeren, tussen mannen en vrouwen en dergelijke (“ik heb het wel geprobeerd, ik vroeg de buurman om een biertje te komen drinken”); - autochtonen benaderen de nieuwkomers niet als gelijke (“we moeten ze helpen”, “zij zijn zielig”) en dat werkt voor deze generatie allochtonen averechts. In dit opzicht maken zij onderscheid tussen vluchtelingen/asielzoekers en allochtonen. De eerste groep “heeft ons nodig”, de tweede “niet meer”. Mogelijk kan de overheid een platform bieden voor communicatie tussen allochtonen en autochtonen of nieuwe rituelen lanceren (bijvoorbeeld een nationaal feest) waarbinnen dat contact plaats kan vinden, zo oppert men tijdens de gesprekken. Dan kunnen mensen iets samen doen (dat willen vooral gezelligheids-
38
en geborgenheidszoekers), dan kunnen autochtonen allochtonen helpen integreren (zekerheidszoekers en anoniemen noemen dit ‘opvoeden’), kunnen mensen hun horizon verbreden (wat geëngageerden willen) en kunnen allochtonen zich bekwaam tonen (wat voor ambitieuzen van belang is). Andere culturen accepteren Uit het kwantitatieve onderzoek blijkt dat nog niet de helft (42%) van de Nederlanders vindt dat we in Nederland de leefwijzen en overtuigingen van andere culturen moeten accepteren. Overigens zijn de verschillen tussen mensen hier groot (ter vergelijking: 68% van de geëngageerden pleit voor acceptatie, en maar 29% van de zekerheidszoekers). Ruim de helft (56%) vindt dat de overheid respect en begrip tussen verschillende culturen moet stimuleren. Ook hier staan geëngageerden weer tegenover de zekerheidszoekers. 5.4 HOE KOMT INTEGRATIE EN IMMIGRATIE IN HET NIEUWS? In de actualiteit: hoofddoekjes en eerwraak Bijna tweederde van het nieuws over integratie en immigratie heeft betrekking op de vijf aspecten. Overige onderwerpen zijn: de islam, de grondrechten (bijvoorbeeld de hoofddoekjesdiscussie) en criminaliteit (eerwraak, in Koog aan de Zaan werd begin 2004 een moslimvrouw vermoord). Net als bij criminaliteit wordt ook bij dit issue nog regelmatig teruggegrepen op ‘11 september 2001’, ofwel de weerzin tegen de politieke islam. Dit betekent dat de beleving van het immigratie- en integratievraagstuk ook gekleurd zal worden door meningen over de islam, grondrechten en criminaliteit. Vooral asielzoekers in het nieuws Het terugsturen van asielzoekers trekt de meeste aandacht in de pers; 42% van de artikelen over de vijf aspecten gaat erover. Ook eisen aan immigranten krijgt wel publiciteit, de andere drie beleidsaspecten veel minder. Tabel 5.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf integratie- en immigratieaspecten, januari tot en met maart 2004 (in % van aantal artikelen)
1. Terugsturen asielzoekers
landelijke dagbladen 38
regionale dagbladen 45
2. Eisen aan immigranten
36
30
33
3. Ontstaan immigrantenwijken
17
19
18
4. Positie allochtone moslimvrouwen
8
6
7
5. Regels trouwen buitenlandse partner Totaal
totaal 42
1
1
1
100 (n=1508)
100 (n=4604)
100 (n=6112)
Het terugkeerbeleid krijgt regionaal nog meer aandacht dan landelijk. Regering prominent in beeld bij terugkeerbeleid De boventoon in het integratie- en immigratiedebat wordt – onder invloed van Kamerleden als Hirsi Ali – gevoerd door het parlement. De oppositiepartijen komen in 2004 veel minder in het nieuws dan in 2003. Binnen de regering verschuift de aandacht van het kabinet naar het ministerie. De verantwoordelijke minister, Verdonk, is meer en meer de vertegenwoordiger van het beleid, waar dit voorheen de regering was. Dit komt mede door het Kamerdebat op 9 februari 2004 over het terugkeerbeleid, waar Verdonk een overwinning behaalde (“Geen schrammetje voor Verdonk” volgens de pers). Dit debat veroorzaakt een flinke omslag: vóór die tijd faalde de regering in haar asielbeleid afgaand op het nieuws; daarna verliezen de kritische belangengroeperingen terrein.
39
Tabel 5.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
Terugsturen asielzoekers
voor
tegen
Eisen aan immigranten
voor (moet gewil strengere beuren, maar hoe eisen is niet eenduidig)
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
gaat niet hard
-
te weinig eisen gesteld
-
Ontstaan immigrantenwijken tegen
speelt geen rol
geen trend
-
Positie moslimvrouwen
bevorderen
speelt geen rol
staat onder druk
-
Huwelijken buitenland
tegen
speelt geen rol
paal en perk aan gesteld
+
Gemeenten en belangengroeperingen nemen een ander standpunt in over asielzoekers dan de regering. Zij willen asielzoekers die in hun regio gevestigd zijn, behoeden voor uitzetting. Na het Kamerdebat in februari 2004, waarin de minister zich beroept op de rechter, neemt de tegenstand af. De regering boekt verder succes met het immigratiebeleid: het aantal buitenlanders dat naar Nederland komt loopt verder terug, aldus de kranten. 5.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Beeldvorming lijkt van invloed 77% Van de bevolking vindt dat de eisen aan immigranten strenger moeten worden, terwijl de meeste mensen geen contact hebben met nieuwkomers. Er is geen samenhang gevonden tussen ervaring met asielzoekers en immigranten, en het oordeel over het regeringsbeleid. Kortom: de negatieve indruk van het issue integratie en immigratie lijkt vooral op een beeld te berusten. De media brengen vaak negatief nieuws over allochtonen, denk aan de moord van Murat D. op de conrector van het Terra College. Bovendien kan de publieke opinie over integratie worden gekleurd door meningen over criminaliteit, grondrechten en de islam, omdat in de mediaberichtgeving deze onderwerpen ook voortdurend met elkaar in verband worden gebracht. Tabel 5.6 Welk integratie- en immigratieonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Eisen aan immigranten
54
2. Terugsturen asielzoekers
51
3. Ontstaan immigrantenwijken
35
4. Regels trouwen buitenlandse partner
35
5. Positie allochtone moslimvrouwen
32
De twee onderwerpen die mensen met de meeste interesse volgen in de media (eisen aan immigranten en terugsturen asielzoekers) en ook daadwerkelijk de meeste publiciteit krijgen, staan hoog op de persoonlijke en maatschappelijke agenda van de bevolking. Er lijkt een relatie te bestaan tussen de hoeveelheid nieuws en het gevoeld belang voor de samenleving.
Toch ook daadwerkelijk probleem ervaren Behalve in de beeldvorming is er ook in de praktijk een probleem: veel allochtonen integreren niet, is de ervaring van deelnemers aan de groepsdiscussies. Degenen die veel immigranten kennen in hun buurt (dit is maar een klein deel van de bevolking), vinden eisen aan de nieuwe Nederlanders extra belangrijk, net als een goed spreidingsbeleid, zoals uit het kwantitatieve onderzoek al bleek (zie paragraaf 5.2).
40
Aard van de berichtgeving beïnvloedt de beleidstevredenheid Een positief beeld van integratie en immigratie in de krant gaat vaak samen met een positief oordeel van krantenlezers over het regeringsbeleid. Dit gaat in ieder geval op voor de eisen aan immigranten en het terugkeerbeleid, de onderwerpen waarover het meest wordt geschreven.
Belang van integratie en immigratie opvallend laag Het persoonlijk belang dat mensen ervaren bij integratie en immigratie is van alle regeringsissues na ‘Europa’ het laagst. Dat is een opvallende constatering. Het komt mede door beleidsaspecten als de positie van allochtone moslimvrouwen en regels voor huwelijken met partners uit het buitenland, die van weinig belang zijn voor mensen zelf. Eisen aan immigranten en het terugkeerbeleid leven al veel meer. Wat betreft het maatschappelijk belang neemt dit issue een middenpositie in. De beleidsontevredenheid is wel groot. De berichtgeving in de pers is negatief; nieuws over integratie en immigratie wordt vaak in verband gebracht met criminaliteit, grondrechten en de islam.
Strengere eisen aan immigranten Hoewel de ervaringen met immigranten beperkt zijn, vindt toch driekwart van het Nederlands publiek dat er strengere eisen gesteld moeten worden aan nieuwkomers. Wie ervaring heeft met immigranten in zijn buurt, wil dat de regering meer aandacht besteedt aan inburgeringseisen en spreiding van immigranten. Dat geeft aan dat de integratieproblemen niet alleen op een beeld berusten, maar ook op de praktijk.
Integratie: intentie is er wel, vorm ontbreekt Het ontbreekt de inwoners van Nederland lang niet altijd aan de wil om contact te leggen met allochtonen. Zij komen in het dagelijks leven alleen weinig immigranten tegen, en contacten díe er zijn, lopen geregeld stuk op de verschillen in omgangsvormen tussen allochtonen en autochtonen. Mogelijk kan de overheid nieuwe ‘vormen’ bedenken waarbinnen contacten tussen de verschillende bevolkingsgroepen gemakkelijker totstandkomen, zo wordt in de groepsdiscussies geopperd.
Minister weet kritiek op asielbeleid af te remmen Volgens de mediaberichtgeving is de tegenstand van gemeenten en belangengroeperingen rond het terugkeerbeleid afgenomen sinds het debat van minister Verdonk met de Kamer in februari 2004. We kunnen dit helaas nog niet toetsen aan de publieke opinie op dit punt (is die ook ten gunste van de regering veranderd?), omdat er nog maar een meting van deze Belevingsmonitor is gehouden. Het enige dat we weten is dat het terugkeerbeleid de tweede prioriteit moet krijgen van de regering bij dit issue, als het aan de bevolking ligt, en dat bij dit aspect de meeste onvrede leeft over het regeringsbeleid.
41
42
6
ECONOMIE EN WERKGELEGENHEID: “HET SCHIJNT EEN PROBLEEM TE ZIJN” Economische onderwerpen blijken moeilijk en abstract voor de meeste mensen. Hoe economische processen werken is bijvoorbeeld onbekend. In dit licht moet u de resultaten lezen; tegelijkertijd is dit op zichzelf ook een belangrijke waarneming over de beleving van Nederlanders. Welke aspecten zijn onderzocht? Stimuleren van de werkgelegenheid, arbeidsparticipatie (verhouding werkenden ten opzichte van niet-werkenden), bedreigingen van de Nederlandse economie door de opkomst van andere landen (met goedkopere en goed opgeleide werknemers), behoud en ontwikkeling van de internationale concurrentiepositie van de mainports (Schiphol en Rotterdamse haven) en loonmatiging als middel om de economie te stimuleren. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt het issue economie en werkgelegenheid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt economie en werkgelegenheid in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat laag op de persoonlijke agenda van de bevolking (achtste plaats); de concurrentiepositie van de mainports is daar debet aan, na de bijzondere bijstand14 is dit onderwerp van het minste persoonlijke belang; - hoort hoog op de maatschappelijke agenda volgens Nederlanders (derde plaats, na criminaliteit en verkeer); - neemt een middenpositie in (zesde plaats) op de prioriteitenlijst van de regering die de bevolking heeft opgesteld; - oogst weinig tevredenheid over het regeringsbeleid (achtste plaats). 6.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR ECONOMIE EN WERKGELEGENHEID? Werk, werk, werk Werkgelegenheid is het belangrijkste economische agendapunt volgens de bevolking. Daarbij hebben ze direct persoonlijk belang (genereert inkomen en gewenste levensstandaard) en het voorkomt hogere sociale lasten en verloedering (maatschappelijk belang). Extra werkgelegenheid komt daarom het eerst in aanmerking voor regeringsprioriteit (zie tabel 6.1). Tabel 6.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) persoonlijk belang 57
van (groot) maatschappelijk belang 95
Arbeidsparticipatie
57
92
82
Loonmatiging
57
81
46
Bedreiging door andere landen
46
89
83
Concurrentiepositie mainports
24
84
66
Stimuleren werkgelegenheid
moet meer prioriteit krijgen van de regering 90
De regering moet zich volgens het publiek het meest toeleggen op een betere werkgelegenheid. 14
Bijzondere bijstand is een aspect van sociale zekerheid en wordt besproken in hoofdstuk 7.
43
Consequenties vergrijzing gebagatelliseerd Ook arbeidsparticipatie staat hoog op alledrie de agenda’s. Niet om de vergrijzing het hoofd te bieden, want uit de groepsgesprekken blijkt dat mensen dit niet echt als een probleem ervaren. Ze zien wel economische consequenties van een toenemend aantal niet-werkende ouderen (dure gezondheidszorg, onbetaalbare pensioenen, minder mensen die langer moeten werken), maar wuiven de ernst ervan weg. Het is een tijdelijk probleem, er zijn genoeg mensen met een baan om de kosten te dragen, en de senioren blijven langer vitaal dan vroeger, zeggen ze. Tijdens de groepsdiscussies komt naar voren dat mensen arbeidsparticipatie om andere redenen van belang vinden, bijvoorbeeld om oneigenlijk gebruik van uitkeringen tegen te gaan (“We moeten allemaal onze handen uit de mouwen steken, om de verzorgingsstaat overeind te houden”). Loonmatiging niet wenselijk Even belangrijk als werkgelegenheid en arbeidsparticipatie voor mensen zelf zijn maatregelen om de lonen te matigen. Toch hoeft loonmatiging – in tegenstelling tot de andere twee aspecten – niet meer prioriteit te krijgen van de regering. Uit de groepsdiscussies blijkt dat loonmatiging een impopulaire maatregel is: “We hebben nu al moeite om rond te komen”. Bovendien twijfelen mensen aan het effect: de helft van de bevolking (51%) denkt niet dat loonmatiging een goed middel is om de economie te stimuleren. En ook al begrijpt men de redenering erachter, deze maatregel werpt tijdens de groepsdiscussies (emotionele) blokkades op. Vertrouwen in concurrentiepositie van Nederland De meeste economische onderwerpen vindt men voor Nederland als geheel veel belangrijker dan voor individuen. Dit geldt het sterkst voor de internationale positie van de mainports – de luchthaven Schiphol en de zeehaven Rotterdam. Voor Nederlanders persoonlijk heeft dit onderwerp weinig waarde (24%), maar zij erkennen wel het belang voor het land (84%). Het kan goed zijn dat het maatschappelijk belang samengaat met wat er in de media over dit onderwerp wordt geschreven. Tijdens de groepsdiscussies blijkt dit fenomeen zich (ook) voor te doen als het gaat om bedreigingen door de nieuwe EU-lidstaten en andere landen: “Ze zeggen dat het een probleem is.” Verder komt uit de gesprekken naar voren dat mensen graag vasthouden aan het rooskleurige beeld dat Nederland toch altijd een van de best presterende landen is geweest in de internationale economie. Publiek wil bedrijven voor Nederland behouden Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister van Economische Zaken of Werkgelegenheid waren?15 Minder regels voor ondernemingen zodat bedrijven minder snel naar het buitenland vertrekken. Ondernemers zijn immers de kurk waar de Nederlandse economie op drijft, aldus driekwart van de bevolking. Ook willen ze voorkomen dat Nederland werknemers uit andere landen moet aantrekken; ‘eigen’ jongeren aan een baan helpen wordt daarvoor gesuggereerd. Verder worden genoemd: topsalarissen (‘afschaffen’) en arbeidsongeschiktheidsuitkering (‘misbruik voorkomen’). 6.2 DOET DE REGERING HET GOED? Economie en werkgelegenheid neemt een achtste plaats in op de rangordening van beleidstevredenheid. Relatief weinig mensen vinden dus dat de regering goed presteert op dit punt. 60% zegt in juni 2004 ook ontevreden te zijn over de groei van de Nederlandse economie; slechts 7% is er tevreden over. Hoe zit het met de vijf aspecten?
15
44
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Tabel 6.2 Hoe tevreden bent u met het economie- en werkgelegenheidsbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Stimuleren werkgelegenheid
62
30
9
Arbeidsparticipatie
60
31
9
Loonmatiging
62
27
10
Bedreiging door andere landen
56
36
8
Concurrentiepositie mainports
39
52
10
Maximaal 10% is tevreden met het regeringsbeleid voor de economische aspecten. Het meest ontevreden zijn ze over het werkgelegenheids- en loonmatigingsbeleid. Het meest neutraal over de concurrentiepositie van de mainports (wat ook een weinig belangrijk onderwerp is in de ogen van de bevolking).
Stimuleren werkgelegenheid: moet effectiever Twee van de drie mensen zijn niet te spreken over de effectiviteit van het werkgelegenheidsbeleid. Het bedrijfsleven blijft gespaard in de kritiek, in de groepsdiscussies wordt vooral de overheid als probleemeigenaar aangewezen. Die maakt haar beloftes niet waar: “Er is wel werk, maar er zijn geen banen!” 37% van de Nederlanders constateert meer werkloosheid in de eigen vrienden- en kennissenkring. Zij hechten meer belang aan het onderwerp, vrezen ook zelf vaker voor hun baan en zijn duidelijk minder tevreden over het regeringsbeleid. De werkgelegenheid is bijvoorbeeld te stimuleren door nieuwe technologieën te ontwikkelen, hoewel 45% verwacht dat dat meer banen kost dan het oplevert. Arbeidsparticipatie: overheid geeft verkeerd voorbeeld De voorgenomen participatiemaatregelen van de regering (langer werken, lonen matigen, bepaalde doelgroepen stimuleren) zijn bekend bij het publiek. Maar men heeft argwaan: er moet wel werk zíjn. Bovendien wordt gewezen op de Melkertbanen die nu volgens het publiek weer zijn afgeschaft. Net als bij werkgelegenheid zijn ook bij arbeidsparticipatie bijna twee van de drie mensen ontevreden over de effectiviteit van het beleid. De overheid geeft zelf geen goed voorbeeld door ambtenaren de mogelijkheid te bieden te stoppen met 57½ jaar, terwijl ‘heel Nederland’ door moet werken tot 65 jaar. Loonmatiging: ontevreden over regeringsbeleid Een ruime meerderheid van het publiek oordeelt negatief over het loonmatigingsbeleid. Ook omdat ze niet verwachten dat het beleid de werkgelegenheid ten goede komt. Aanhangers van loonmatiging (15% van de bevolking) zijn beduidend positiever over het regeringsbeleid. Loonmatiging is goed voor ondernemers, zo redeneren zij, en ondernemers zijn de drijvende kracht achter de economie. Loonmatiging is een belangrijk onderwerp voor het imago van de regering: ontevredenheid over dit beleid blijkt van alle vijf aspecten het sterkst door te werken in de tevredenheid over de regering als geheel. Bedreiging van de Nederlandse economie door andere landen: beperkte informatie De helft van de bevolking is ontevreden over het regeringsbeleid op dit punt. De grootste onvrede geldt de effectiviteit en de slagvaardigheid (zoals bij andere aspecten), maar ook de onvrede over informatieverstrekking is bij dit aspect relatief groot (48%), zoals blijkt uit tabel 6.3. Er verschijnen ook weinig berichten over in de media en het regeringsstandpunt is onhelder (zie tabel 6.5). Eén op de vijf Nederlanders (19%) ziet de komst van werknemers uit het buitenland als een bedreiging voor zijn baan; 20% maakt zich nauwelijks zorgen en 41% in het geheel niet. Wie dreiging ervaart, hecht meer belang aan het beleid en is er minder tevreden over.
45
Concurrentiepositie mainports: neutraal over beleid Relatief weinig mensen (39%) zijn ontevreden over het regeringsbeleid om de mainportpositie te versterken. Toch is de tevredenheid niet hoger dan over andere economische onderwerpen; meer dan de helft oordeelt namelijk neutraal over het beleid. Degenen die zeer ontevreden zijn over de groei van de Nederlandse economie, zien in sterkere mainports wel een oplossing. Zij vinden in groten getale dat de regering meer aandacht moet besteden aan de concurrentiepositie van Schiphol en de Rotterdamse haven, en zijn in verhouding ontevredener met het huidige beleid. Tabel 6.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Stimuleren werkgelegenheid
38
informatieverstrekking 57
Arbeidsparticipatie
40
58
43
39
Loonmatiging
38
59
45
35
Bedreiging door andere landen
44
52
45
46
Concurrentiepositie mainports
61
71
61
60
beleid algemeen
slagvaardigheid
effectiviteit
39
34
Typen burgers over economie en werkgelegenheid* Ambitieuzen: “Ik vind extra werkgelegenheid erg belangrijk, de Nederlandse economie herstelt zich niet snel genoeg. De regering pakt het wel goed aan. Het lijkt me onvermijdelijk dat we langer door moeten werken, ook loonmatiging is nodig. Het kabinet zou alleen onze concurrentiepositie beter moeten bewaken.” Anoniemen, gezelligheidszoekers, zekerheidszoekers: “Ik maak me zorgen over mijn baan. Wat gebeurt er als mensen uit de nieuwe EU-lidstaten hun heil hier komen zoeken? Soms mis ik wel informatie over de maatregelen van de regering.” * Bij andere typen burgers doen zich weinig significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
6.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor economie en werkgelegenheid? Economie wordt ervaren – zo blijkt uit de groepsgesprekken – als een autonome, abstracte kracht waar men geen grip op heeft. De eigen rol in economische groei en meer werkgelegenheid is beperkt in de ogen van het publiek. Mogelijke bijdragen die de regering ziet, zijn: afzien van salarisverhoging, pas op latere leeftijd stoppen met werken en langere werkweken maken. Wat vinden mensen daarvan? Een op drie bereid af te zien van salarisverhoging 35% van de bevolking is bereid af te zien van een salarisverhoging als daardoor iemand anders aan het werk komt. 42% vindt dat niet acceptabel.
46
Langer doorwerken is voor weinigen een optie Maar 12% van de bevolking zou het terecht vinden om zelf langer door te werken om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Ze zijn bereid later te stoppen onder de voorwaarde dat: er werk is, het een persoonlijke keuze is en geen dwang, het afhankelijk is van het beroep (mensen die fysiek zwaar werk verzetten, mogen eerder met pensioen), en het werk aangepast wordt aan de mogelijkheden die mensen op die leeftijd hebben. 47% is niet bereid langer door te werken, en 26% enigszins bereid. Uit de gesprekken komt naar voren dat veel mensen langer doorwerken als middel om de arbeidsparticipatie te verhogen ook niet logisch vinden: er zijn immers veel mensen die wel willen werken, maar waar geen werk voor is. Ook langere werkweken voor zichzelf niet mogelijk De meeste mensen werken naar eigen zeggen al hard en veel. Zij voelen dan ook geen eigen verantwoordelijkheid voor langere werkweken, zeker niet als ze in een bedrijf werken waar sowieso al een 40-urige werkweek geldt. 28% denkt wel dat langere werkweken in de toekomst onvermijdelijk zijn. Voor 54% lijkt dat niet per se nodig. Houding tegenover deelname op arbeidsmarkt verschilt Geëngageerden en ambitieuzen zijn van mening dat als je wilt werken, je dat ook kunt. “Werk creëer je zelf.” Zij zien dus een grote verantwoordelijkheid voor mensen zelf. De overheid moet investeren in plaats van bezuinigen, en uitwassen van de verzorgingsstaat aanpakken, zeggen ze. Geborgenheids-, gezelligheidsen zekerheidszoekers vinden veel eerder dat werk moet worden aangeboden. De overheid is probleemeigenaar. Die kan maatregelen nemen, bijvoorbeeld een sociale dienstplicht instellen. 6.4 HOE KOMT ECONOMIE EN WERKGELEGENHEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: geen bijzondere gebeurtenissen Ongeveer 60% van alle economie- en werkgelegenheidsartikelen ging over de vijf geselecteerde aspecten. Dit percentage moet echter met een korrel zout worden genomen, want sociaal-economische onderwerpen zijn sterk verweven, dus zijn lastig aan een aspect toe te wijzen. Ze raken meerdere aspecten en ook meerdere issues (financiën en koopkracht, en sociale zekerheid). Vooral werkgelegenheid in het nieuws Twee derde van de publiciteit voor de vijf aspecten is gewijd aan de werkgelegenheid. Tabel 6.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf economie- en werkgelegenheidsaspecten, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen
regionale dagbladen
totaal
1. Werkgelegenheid
55
67
63
2. Loonmatiging
24
14
18
3. Arbeidsparticipatie
11
15
14
4. Concurrentiepositie mainports
9
3
6
5. Bedreiging door andere landen
0,7
0,2
0,4
100 (n=1232)
100 (n=3474)
100 (n=4706)
Totaal
Werkgelegenheid is veruit het belangrijkste sociaal-economische thema in de berichtgeving. Regionale dagbladen schrijven er nog meer over dan landelijke.
47
Regering komt relatief weinig in beeld De belangrijkste actoren in het nieuws over economie en werkgelegenheid zijn het bedrijfsleven en de maatschappij. De regering volgt vaak op de derde plaats, behalve bij mainports (daar is de regering na het bedrijfsleven de belangrijkste actor). De indruk die ontstaat op basis van de media is dat de regering en de verantwoordelijke minister (soms Brinkhorst van EZ, soms De Geus van SZW) tekortschieten. Werknemersorganisaties keren zich bijvoorbeeld fel tegen het regeringsvoornemen om de lonen te matigen. De minister wordt er echter niet persoonlijk op afgerekend. Tabel 6.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving
Werkgelegenheid
regeringsstandpunt moet omhoog
standpunt maatschappij voor
feitelijke ontwikkeling gaat omlaag
conclusie over regering -
Loonmatiging
moet toegepast
tegen
gering effect
Bedreiging andere landen
standpunt diffuus tegen bedreiging
neemt toe
+/-
Arbeidsparticipatie
moet omhoog
huiverig
gaat omhoog
+/-
Concurrentiepositie
moet versterkt
voor
wordt versterkt
-
+
Over het regeringsbeleid rond arbeidsparticipatie zijn veel mensen niet tevreden; dit komt mogelijk door onvrede over het eraan gerelateerde werkgelegenheidsbeleid. In het nieuws ontstaat toch het beeld dat de regering succes boekt met het arbeidsparticipatiebeleid. De veelheid aan maatregelen die minister De Geus introduceert bevordert dit wellicht. De regering neemt geen helder standpunt in over de bedreiging van onze economie. Dit vertaalt zich in grotere ontevredenheid over de informatie die de regering verstrekt, zoals we al zagen. 6.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Gespreksstof wordt bepaald door media In discussies met mensen over economie en werkgelegenheid valt op dat zij beperkte kennis hebben over deze onderwerpen. Mede daardoor worden gesprekken gedomineerd door thema’s die in de media aandacht krijgen. We mogen dus verwachten dat aan aspecten waarover veel nieuws verschijnt, meer belang wordt gehecht. Dat klopt grotendeels. Werkgelegenheid is het belangrijkste thema in de pers, gevolgd door loonmatiging (zie tabel 6.4). Dit strookt met de aandacht die de bevolking er voor heeft (zie tabel 6.6) en ook met hun persoonlijke agenda. Tabel 6.6 Welk economie- en werkgelegenheidsonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Stimuleren werkgelegenheid
45
2. Loonmatiging
44
3. Bedreiging door andere landen
42
4. Arbeidsparticipatie
38
5. Concurrentiepositie mainports
25
Onderwerpen waar het publiek persoonlijk belang bij heeft (werkgelegenheid, loonmatiging) worden met grotere interesse gevolgd in de media. Wie de economische groei onder de maat vindt, zich zorgen maakt over zijn eigen baan en meer werklozen kent in zijn eigen omgeving, screent de media intensief op het economische nieuws. Vaak hangt aandacht voor de berichtgeving ook samen met meer ontevredenheid over vooral de effectiviteit van het beleid. Uitzonderingen hierop zijn: werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Daar is die samenhang niet te vinden, maar zijn mensen ook niet tevredener over het beleid.
48
Berichtgeving en onvrede over beleid komen overeen Het minst te spreken is het publiek over het regeringsbeleid rond werkgelegenheid en loonmatiging. Op deze onderwerpen komt de regering ook het meest negatief in het nieuws. De werkgelegenheid loopt terug (wat niet spoort met de doelstelling van de regering) en in de discussie rond loonmatiging staat de regering tegenover de vakbeweging (“Het poldermodel gaat ten onder”, koppen de kranten).
Inzetten op betere werkgelegenheid Het werkgelegenheidsbeleid komt volgens het publiek het eerst voor verbetering in aanmerking. Niet alleen is dit sociaal-economische onderwerp van het hoogste persoonlijke, maatschappelijke en politieke belang, ook is het publiek het meest ontevreden over het huidige werkgelegenheidsbeleid. Dit oordeel vertaalt zich door in een geringer vertrouwen in de regering.
Economische processen worden lastig begrepen De manier waarop de werkgelegenheid moet worden verbeterd, is voor de burgers niet zo duidelijk. De bevolking kent de plannen van het kabinet (langer doorwerken, loonmatiging), maar slechts weinig mensen begrijpen het effect daarvan op de werkgelegenheid en overzien de consequenties voor zichzelf. Het persoonlijke belang van dit economische issue is daarom relatief laag.
Loonmatiging en andere maatregelen stuiten op weerstand Het persoonlijke belang mag dan laag zijn, het issue economie en werkgelegenheid gaat leven bij concrete maatregelen, zoals het inleveren van de salarisverhoging, of langere werkweken. De intentie om zelf een steentje bij te dragen aan een betere economie, blijkt dan beperkt. Maar 12% is bereid om langer door te werken en 35% om af te zien van hoger loon als daardoor anderen hun baan behouden.
Mediaberichtgeving dominant Juist omdat men weinig kennis heeft van dit beleidsterrein, gaat het publiek in grote mate af op wat de media erover schrijven. Dat het slecht gaat met de economie, dat de positie van de mainports Schiphol en Rotterdam versterkt moet worden, dat de vergrijzing voor problemen gaat zorgen. Zelf denkt men dat het zo’n vaart niet zal lopen, de meeste mensen houden vast aan het beeld dat Nederland de concurrentie met het buitenland wel aankan. Of de nieuwe EU-lidstaten feitelijk een bedreiging vormen voor de economie in ons land, en wat het standpunt is van de regering hierover, is hen niet bekend. Ondertussen maakt een op de vijf mensen zich zorgen over de eigen betrekking.
49
50
7
SOCIALE ZEKERHEID: “MEER CONTROLE” Op de vijfde positie in het rijtje issues waarover de bevolking het meest ontevreden is, staat sociale zekerheid; na criminaliteit, financiën, integratie en economie. Waarover gaat het bij sociale zekerheid? Vijf aspecten zijn onderzocht: controle op uitkeringen, de zekerheid van een goed pensioen, veranderingen in de WAO, de levensloopregeling (de mogelijkheid om verlof te sparen voor andere activiteiten naast het werk zoals zorg en eigen ontwikkeling), en de bijzondere bijstand (een extra bijdrage voor bijzondere kosten aan mensen in de bijstand, bijvoorbeeld vervanging van een wasmachine). Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt sociale zekerheid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt sociale zekerheid in ten opzichte van andere issues van de regering? - scoort relatief laag op de persoonlijke en maatschappelijke agenda van het publiek, alleen integratie en internationaal beleid scoren nog lager; alle andere beleidsvelden vinden burgers belangrijker; - heeft niet de hoogste prioriteit: staat samen met internationaal beleid, veiligheid en natuur onderaan het prioriteitenlijstje van de bevolking; - neemt een vrij lage positie in als het gaat om beleidstevredenheid (nummer zeven op een schaal van elf).
7.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR SOCIALE ZEKERHEID? Misbruik van sociale zekerheid tegengaan De regering moet zich volgens de bevolking vooral bezighouden met de controle op de uitkeringen. Maatschappelijk gezien is dit beleid het meest belangrijk (voor 95% van de Nederlanders, zie tabel 7.1). Voor 37% van de ondervraagden is het beleid nog eens extra van belang: zij hebben zelf een uitkering of kennen in hun directie omgeving iemand met een uitkering. Zij vinden meer dan anderen dat de regering de prioriteit ervoor mag verhogen. Tabel 7.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) persoonlijk belang 57
van (groot) maatschappelijk belang 95
moet meer prioriteit krijgen van de regering 87
Zekerheid van een goed pensioen
81
92
77
Veranderingen in de WAO
48
88
67
Levensloopregeling
41
62
58
Bijzondere bijstand
18
65
46
Controle op uitkeringen
Controle op uitkeringen hoort volgens het publiek het hoogst op de maatschappelijke en politieke agenda; voor mensen persoonlijk is de zekerheid van een goed pensioen het meest belangrijk.
51
Zekerheid van een goed pensioen Voor de eigen situatie vinden mensen vooral de zekerheid van een goed pensioen van belang. Driekwart van de bevolking (dit is minder dan bij controle op uitkeringen, maar meer dan bij andere beleidsaspecten) vindt dat de regering er meer aandacht aan moet besteden. WAO-aanpassingen zijn vooral voor de samenleving van belang Veranderingen in de WAO zijn vooral maatschappelijk van belang; persoonlijk hebben mensen er niet zo veel mee. De kennis over de WAO is groot: de meeste mensen (76%) weten wel wanneer iemand in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De WAO moet volgens het publiek vooral aangepast worden om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Ze vinden het goed dat de uitkering er is, maar de regeling is in de beleving van de burger wel erg fraudegevoelig. Dat moet veranderen, want anders kan straks helemaal niemand meer van het vangnet gebruikmaken, zo zeggen ze tijdens de groepsdiscussies. Bovendien is misbruik van de WAO vervelend voor mensen die er nu terecht in zitten, want zij worden erop aangekeken. Levensloopregeling en bijzondere bijstand niet op de voorgrond De levensloopregeling staat laag op de maatschappelijke en persoonlijke agenda van het Nederlands publiek. Het lage belang wordt vooral veroorzaakt doordat mensen zich moeilijk een voorstelling kunnen maken van een dergelijke regeling (deze is zomer 2004 nog in de fase van wetsvoorstel). Ook de bijzondere bijstand blijkt niet zo bekend; 48% weet naar eigen zeggen wanneer iemand in aanmerking komt voor de bijzondere bijstand. Dergelijke bijstand is maar voor weinig mensen van belang en verdient daarom volgens veel mensen ook de minste aandacht van de regering. Controle is het sleutelwoord Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zouden zijn?16 Centraal staat controle op sociale voorzieningen: nagaan of uitkeringen terecht verstrekt worden, en tegengaan van fraude en misbruik. Wie kán werken, móet werken (en heeft in ieder geval geen recht op overheidssteun). In dat kader noemen mensen ook maatregelen die mensen stimuleren om weer aan het werk te gaan. Daarbij wordt wel opgemerkt dat minima ontzien mogen worden. 7.2 DOET DE REGERING HET GOED? Hoe tevreden is de bevolking met het regeringsbeleid rond de sociale zekerheid? Vergeleken bij andere issues is de ontevredenheid relatief hoog. De helft is negatief over het sociaal beleid, vooral over de veranderingen in de WAO, de pensioenen, en de controle op uitkeringen. Deze drie beleidsaspecten ontlopen elkaar niet veel (zie tabel 7.2). Tabel 7.2 Hoe tevreden bent u met het sociaal beleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Veranderingen in de WAO
56
34
10
Zekerheid van een goed pensioen
54
34
9
Controle op uitkeringen
54
36
10
Levensloopregeling
44
47
8
Bijzondere bijstand
40
50
11
Ruim de helft is ontevreden over de WAO-wijzigingen, het pensioenbeleid en de controle op de uitkeringen. Over de levensloopregeling en de bijzondere bijstand oordelen relatief veel mensen neutraal. 16
52
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
WAO: angst voor veranderingen Het meest ontevreden is het publiek over veranderingen in de WAO. Zeker de slagvaardigheid en de effecten van het beleid liggen onder vuur (zie tabel 7.3). De meeste mensen weten wel dát er iets gaat veranderen, maar ze weten niet precies wát. Dat leidt tot onzekerheid en onbegrip. Als hun wordt verteld dat arbeidsgeschiktheid het uitgangspunt wordt, dan zijn de meesten het daarmee eens. Ze vinden het eigenlijk wel goed dat “mensen niet meer zo makkelijk kunnen leunen op de overheid”. Wel plaatsen ze vraagtekens bij de haalbaarheid van dergelijk beleid: “welke werkgever wil nu een risicovolle werknemer in dienst nemen?”. Pensioenen: zekerheid gewenst Over het pensioenbeleid zijn mensen erg ontevreden. Vooral de effectiviteit en slagvaardigheid van het regeringsbeleid vormen voor het publiek een probleem. Pensioenen worden gezien als verworven rechten. Doordat de overheid geen duidelijk standpunt inneemt in de ogen van het publiek (het komt ook niet uit de verf in de kranten, zie 7.4), weten mensen niet goed waar ze aan toe zijn en ontstaat gemakkelijk het gevoel dat de overheid “de pensioenen aantast”. Controle op uitkeringen: fraude gaat maar door De overheid moet misbruik van uitkeringen voorkomen. Deze controle lijkt echter weinig vruchten af te werpen, aldus ruim 40% van de burgers. Nog steeds lezen ze over fraude, misbruik en zelfverrijking. De meeste kritiek hebben Nederlanders daarom op de effectiviteit en slagvaardigheid van het regeringsbeleid. Levensloopregeling: vooral onbekend Bijna de helft van de Nederlanders heeft hier geen mening over; het begrip ‘levensloopregeling’ is dan ook relatief nieuw. Van de mensen die wel een oordeel uitspreken, is het grootste deel negatief over de effectiviteit, de slagvaardigheid en de informatieverstrekking. Er is vooral twijfel over de doelstelling: het idee dat de levensloopregeling de arbeidsparticipatie zal verhogen wordt niet onderschreven. De regeling is lastig voor bedrijven en veel mensen zullen er niet aan mee kunnen doen (zie onder ‘eigen verantwoordelijkheid’). Iets meer dan de helft denkt overigens wel gebruik te zullen maken van de regeling. Bijzondere bijstand: ontevredenheid bij betrokkenen Ook over de bijzondere bijstand heeft de helft van de mensen geen mening. Degenen die dat wel hebben, zijn veelal negatief over het beleid. Mensen die direct of indirect met de bijstand te maken hebben, zijn minder tevreden over de effectiviteit van het beleid. Slechts 35% beaamt dat er voor mensen met een laag inkomen voldoende voorzieningen bestaan om te voorkomen dat zij in financiële problemen raken. Tabel 7.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen) beleid informatieslagvaardigeffectiviteit algemeen verstrekking heid Zekerheid van een goed pensioen 43 64 53 47 Veranderingen in de WAO
44
65
51
46
Controle op uitkeringen
46
60
44
42
Levensloopregeling
55
67
61
56
Bijzondere bijstand
61
68
67
65
De controle van de regering op de uitkeringen, het belangrijkste beleid volgens Nederlanders, krijgt de minste bijval van het publiek: informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit worden negatiever beoordeeld dan bij andere beleidsaspecten.
53
Typen burgers over sociale zekerheid* Geëngageerden: “Ik vind de controle op de uitkeringen niet zo belangrijk. Ook hoeft een werkloze wat mij betreft niet zomaar elke baan te accepteren.” Ambitieuzen: “Ik weet van de levensloopregeling, en ik zie er wel wat in. Ook over de veranderingen in de WAO ben ik eigenlijk best tevreden. De regering hoeft minder aandacht te besteden aan de bijzondere bijstand.” Zekerheidszoekers: “Wat is dat, die levensloopregeling? Ik heb liever een collectieve regeling.” Anoniemen: “Ik heb zelf wel belang bij het beleid over de bijzondere bijstand. Ik vind dat er niet voldoende voorzieningen zijn voor mensen met een laag inkomen.” Gezelligheidszoekers: “Een goed pensioen is niet alleen een zaak van werkgevers en werknemers. Daar moet de overheid zich zeker niet te terughoudend in opstellen.” * Bij andere typen burgers doen zich weinig significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
7.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor sociale zekerheid? Voor eigen inkomen zorgen Volgens de bevolking is in principe iedereen verantwoordelijk voor het eigen inkomen. Werklozen zouden elke baan moeten aanpakken, zegt tweederde. Alleen als het echt niet anders kan, mag men een beroep doen op de overheid, aldus 77% van de Nederlanders. Zij vinden het dan ook rechtvaardig dat in de nieuwe WAO werk naar vermogen voorop staat en dat arbeidsongeschikten voor het deel dat zij wel arbeidsgeschikt zijn, weer aan het werk zouden moeten. Zij uiten tijdens de groepsdiscussies alleen wel veel twijfel over de uitvoering van dit principe: gevreesd wordt dat werkgevers mensen met een ‘vlekje’ niet in dienst zullen nemen. Vanuit het perspectief van de werkgever lijkt het hen dus niet reëel om een arbeidsongeschikte weer de arbeidsmarkt op te sturen. Verder liefst collectieve regelingen Pensioenen en levensloopregelingen zijn volgens Nederlanders een zaak van overheid en werkgevers. Zij zien hier ook liever géén eigen verantwoordelijkheid: als levensloopregelingen individueel afgesloten moeten worden, dan nemen jongeren daar misschien niet genoeg aan deel, waardoor zij later in de problemen komen. Bovendien zullen mensen met een laag inkomen ook niet participeren omdat zij geen geld hebben om te sparen, zo is de redenering in de groepsdiscussies. Weinig draagvlak voor langer doorwerken Er is, zoals ook in hoofdstuk 6 over economie en werkgelegenheid zichtbaar werd, weinig draagvlak bij de bevolking voor langer doorwerken. Ook niet als mensen tijdens hun werkzame leven daardoor langer en vaker met verlof kunnen. Maar 37% is bereid later te stoppen.
54
7.4 HOE KOMT SOCIALE ZEKERHEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: pensioenen en een mislukt voorjaarsoverleg Ongeveer 80% van de publiciteit over sociale zekerheid gaat uit naar de vijf beleidsaspecten. Ontwikkelingen rondom VUT en prepensioen domineren de mediaberichtgeving: 44% van het aantal artikelen over sociale zekerheid gaat erover. Er is erg veel aandacht voor de voorgenomen veranderingen op het gebied van vervroegde uittreding en het mislukte voorjaarsoverleg (dat nauw verbonden is met nieuws over VUT, prepensioen en levensloopregeling). Min of meer los hiervan is er ook veel aandacht voor de UWV-affaire (het te duur ingerichte hoofdkantoor van de instantie). Verder vooral levensloopregeling en veranderingen in de WAO in het nieuws Tegelijkertijd met de aandacht voor VUT en prepensioen neemt ook de aandacht voor de levensloopregeling toe. Hierdoor neemt de aandacht voor hervorming van de WAO juist een beetje af, maar ook dit onderwerp blijft prominent aanwezig. Controle op uitkeringsfraude en bijzondere bijstand komen weinig in het nieuws. Tabel 7.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf socialezekerheidsaspecten, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen
regionale dagbladen
Totaal
1. Pensioenregelingen
47
42
44
2. Levensloopregeling
20
18
19
3. Hervormingen WAO
19
15
17
4. Bijzondere bijstand
8
17
13
5. Controle uitkeringsfraude
6
8
7
100 (n=1435)
100 (n=3047)
100 (n=4482)
Totaal
Het leeuwendeel van de publiciteit over de socialezekerheidsaspecten bestrijkt pensioenregelingen. Veel minder aandacht is er voor de bijzondere bijstand, hoewel de regionale pers daar meer plaats voor inruimt dan de landelijke pers. Regering en coalitiepartijen belangrijkste spelers De regering en de coalitiepartijen spelen de grootste rol in het nieuws over de sociale zekerheid. In het eerste kwartaal van 2004 komen daar de maatschappelijke actoren bij, en dan vooral belangengroeperingen als vakbonden en werkgeversorganisaties. Standpunt regering over pensioenen komt niet over Het regeringsstandpunt is voorzichtig: vervroegde uittreding (VUT en prepensioen) wordt ontmoedigd, maar werknemers kunnen wel zelf sparen om eerder te stoppen met werken. Deze nuance is in de media moeilijk terug te vinden: in de berichtgeving komt naar voren dat VUT en prepensioen onder druk staan, wat de tegenstellingen in de maatschappij vergroot. Bovendien leggen de media een verband tussen VUT en prepensioen en de levensloopregeling, waardoor de discussie complex en abstract wordt. Je kunt verlof sparen om eerder te stoppen met werken, maar dat is een andere fiscale regeling dan die van het prepensioen. Zo kopt de Goudsche Courant op 13 mei 2004 “Vroegpensioen en levensloop, wie begrijpt ’t nog?”. Minister onder vuur Minister De Geus ligt zwaar onder vuur in de media. Eerst krijgt hij te maken met de UWV-affaire (blijkbaar is hij mensen op belangrijke posities niet de baas) en vervolgens komt hij nog een keer negatief in het
55
nieuws als het voorjaarsoverleg vastloopt. De kritiek op de minister leidt – in combinatie met een gebrek aan succesvolle beleidsmaatregelen – tot berichtgeving over een falende regering. Tabel 7.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt Pensioenregelingen Controle uitkeringsfraude Hervormingen WAO
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
moeten aangepast
niet aan de pensioenen komen
nog niet duidelijk
-
voor
mee eens
nog veel fraude
-
voor
WAO mag wel strenger, niet minder
er gebeurt niet genoeg
-
voor
niet ten koste van VUT en prepensioen
regeling in ontwikkeling
+/-
bezuinigen
mee eens, maar minima ontzien
beperkte maatregelen
+/-
Levensloopregeling Bijzondere bijstand
standpunt maatschappij
De regering heeft de uitkeringsfraude, afgaand op de berichtgeving, niet onder controle en voert voor de burger onduidelijk beleid op het gebied van pensioenregelingen en WAO. 7.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Eigen ervaringen zijn bepalend Wie zelf een uitkering (WAO, WW of bijstand) heeft of uitkeringsgerechtigden kent in zijn directe omgeving, vindt het regeringsbeleid van groter belang en is er ontevredener over, dan wie er geen ervaring mee heeft. Publieke agenda lijkt media-agenda redelijk te volgen Er is veel aandacht in de pers voor sociale zekerheid. Bovendien volgen mensen de voor hen belangrijke onderwerpen (pensioenregelingen, WAO en uitkeringsfraude) intensief in de media, zoals tabel 7.6 laat zien. Onder deze omstandigheden zal de publieke opinie dus ook eerder gevormd worden door wat er in het nieuws verschijnt. Zien we in het onderzoek daar een bevestiging van? De publieke agenda en de mediaagenda komen inderdaad redelijk overeen: pensioenregelingen bijvoorbeeld staan bij beide bovenaan. Voor controle op uitkeringen hadden de media echter weinig aandacht, terwijl het onderwerp wel hoog op de publieke agenda staat. Mogelijk is het oordeel van het publiek wel beïnvloed door de UWV-affaire, die de normen en waarden van de regering ter discussie stelt: wie controleert de controleur? Tabel 7.6 Welk aspect van sociale zekerheid volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Pensioenregelingen
46
2. Hervormingen WAO
44
3. Controle uitkeringsfraude
41
4. Levensloopregeling
31
5. Bijzondere bijstand
20
56
Nieuws over ruzie met vakbonden en tekort aan resultaten versterkt ontevredenheid Uit de media-analyse blijkt dat de onvrede over pensioenregelingen gevoed wordt door het mislukte voorjaarsoverleg. De harde confrontatie tussen De Geus en de vakbonden is van negatieve invloed op de beleidstevredenheid. Verder zijn mensen ontevredener over de fraudebestrijding en de herzieningen van het stelsel omdat uit het feitelijke nieuws blijkt dat er nog maar weinig van terechtkomt. In het algemeen gaat op dat wie een onderwerp intensief volgt in de media ontevredener is over het regeringsbeleid, of vice versa.
Regering moet oneigenlijk gebruik van sociale voorzieningen tegengaan Volgens de bevolking moet de regering meer aandacht besteden aan controle op de uitkeringen. Alleen als het echt niet anders kan, mag men een beroep doen op de overheid, vindt driekwart van de mensen. Het maatschappelijk belang van fraudebestrijding is hoog en het huidige regeringsbeleid op dit punt is onder de maat. Ruim 40% denkt dat de controles niet werken. Ook de WAO is fraudegevoelig. De mediaberichtgeving zal dit oordeel van het publiek niet direct hebben beïnvloed, want er verschijnen erg weinig artikelen over de controle op uitkeringen. Maar wel índirect. De controle op overheidsgeld in het algemeen is wel veel in het nieuws, door de affaire rondom het te dure hoofdkantoor van UWV.
Onzekerheid over pensioenregelingen Voor de bevolking zelf is de zekerheid van een goed pensioen van het grootste belang, vooral omdat er geen draagvlak is voor langer doorwerken. Het publiek ziet pensioenregelingen als verworven rechten, die afgaand op de regeringsvoorstellen en de mediaberichtgeving op de helling staan. Er is erg veel publiciteit over pensioenenregelingen, maar het regeringsstandpunt wordt niet goed belicht. De onvrede over voorgenomen veranderingen van pensioenregelingen (ruim de helft is ontevreden met het beleid) wordt gevoed door het mislukte voorjaarsoverleg, en de confrontatie tussen minister De Geus van SZW en de vakbonden. Juist vanwege de behoefte aan zekerheid hebben de meeste mensen een voorkeur voor collectieve regelingen, en geen individuele zoals de levensloopregeling.
Bijzondere bijstand: laag op de agenda De regeling dat mensen in de bijstand een eenmalige bijdrage krijgen om bijvoorbeeld een wasmachine te vervangen, vindt het Nederlands publiek minder van belang. De bijzondere bijstand hoeft van hen niet op de politieke prioriteitenlijst, hoewel veel mensen betwijfelen dat er voldoende voorzieningen zijn voor mensen met een laag inkomen. Bijstandsgerechtigden zijn ontevredener over het huidige regeringsbeleid.
Sociaal-economische processen lastig te doorgronden Net als de economische processen blijkt ook de sociale zekerheid lastig te doorgronden voor veel mensen. Ze kunnen zich niet goed voorstellen hoe de regelingen uitwerken. Daarbij komt dat in de eerste helft van 2004 het voorzieningenstelsel aangepast wordt: de levensloopregeling is nieuw, en ook de hervormingen van de WAO en VUT en prepensioen zijn nog geen daadwerkelijk beleid. Bij een goede uitleg ontstaat wel begrip, maar die uitleg vindt men niet in de media. Daardoor gelooft het publiek niet dat de levensloopregeling de arbeidsparticipatie kan verhogen, dat de regering de oudedagsvoorziening veilig wil stellen, en dat werk naar vermogen het uitgangspunt is voor de nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkering.
57
58
8
ZORG EN WELZIJN: “TE VEEL KEUZES” Zorg en welzijn staat bovenaan de persoonlijke agenda van de Nederlandse bevolking. Ook bij dit issue zijn vijf beleidsaspecten nader onderzocht. Dit zijn: maatregelen om de zorg betaalbaar te houden (de eigen bijdrage voor de thuiszorg, verkleining van het ziekenfondspakket), maatregelen om de zorg te verbeteren (betere organisatie door instellingen en ziekenhuizen, voorkomen van medische fouten en betere uitwisseling van patiëntgegevens), bevordering van vrijwilligerswerk, controle op voedselveiligheid, en het stimuleren van gezond gedrag (met campagnes gericht op niet roken, gezonder eten, minder alcohol en meer bewegen). Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt zorg en welzijn in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt zorg en welzijn in ten opzichte van andere issues van de regering? -
neemt de eerste positie in op de persoonlijke agenda; mensen vinden het voor zichzelf heel belangrijk; is iets minder van belang voor de maatschappij (vijfde plaats van de elf); wordt relatief laag op de prioriteitenlijst van de regering geplaatst door burgers (zevende plaats); komt op een zesde positie terecht in de rangordening van issues naar beleidstevredenheid.
8.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR ZORG EN WELZIJN? Goede en betaalbare zorg op nummer één Vooral maatregelen om de zorg te verbeteren en betaalbaar te houden vinden mensen van groot persoonlijk en maatschappelijk belang. Goede en niet te dure gezondheidszorg moet dan ook volgens het publiek veel prioriteit krijgen van de regering. Anoniemen vertonen een afwijkende mening: zij maken veel gebruik van de zorg, maar vinden het persoonlijk minder van belang dat er maatregelen genomen worden om de zorg betaalbaar te houden. De precieze reden daarvoor wijst dit onderzoek niet uit, maar denkbaar is dat zij gezondheid laten prevaleren boven kosten. Tabel 8.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) van (groot) moet meer persoonlijk maatschappelijk prioriteit krijgen belang belang van de regering Maatregelen om de zorg te verbeteren 88 95 90 Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
83
94
86
Controle op veiligheid voedsel
80
87
63
Stimuleren gezond gedrag
57
76
49
Bevorderen van vrijwilligerswerk
39
68
60
De volgorde van de drie agenda’s komt nagenoeg overeen. Bovenaan staan de maatregelen om de zorg te verbeteren en betaalbaar te houden. Minder prioriteit is nodig voor de andere onderwerpen.
59
Controle op voedselveiligheid ook van belang Controle van voeding vindt de bevolking belangrijk voor zichzelf (80%) en ook voor de samenleving (87%). De meeste mensen (62%) gaan ervan uit dat het voedsel dat zij kopen veilig is. Een derde doet dat niet zonder meer. Onduidelijk is wat het publiek belangrijker vindt: voedselveiligheid of een diervriendelijke productie. 39% kiest voor het eerste, bijna even veel mensen (37%) kiezen voor het tweede. Bevordering gezond gedrag en vrijwilligerswerk leven minder bij het publiek Of de overheid gezond gedrag stimuleert en vrijwilligerswerk bevordert, maakt mensen niet echt uit. Opmerkelijk is wel dat de overheid volgens hen eerder prioriteit moet geven aan het vrijwilligerswerk dan aan gezondheidsbevordering, terwijl vrijwilligerswerk op de andere agenda’s juist lager eindigt. Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat mensen gezond leven meer zien als een eigen verantwoordelijkheid. Dat strookt wel met hun gedrag: iets meer dan de helft van de mensen let erop gezonder te eten en meer te bewegen. Daarnaast nemen ze ook andere maatregelen (stoppen met roken 25% of minder drinken 18%). Maar één op de vijf mensen zegt zelf geen maatregelen te nemen om gezonder te leven. De meeste mensen (63%) verrichten geen vrijwilligerswerk, een derde van de Nederlanders doet dit wel. Publiek ziet wachtlijsten en efficiëntie als issues Wat zouden mensen zelf aanpakken als ze minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waren?17 Zij zouden de wachtlijsten terugdringen (meer personeel werven en opleiden) en zorginstellingen stimuleren om efficiënter te werken. Er wordt volgens burgers namelijk onnodig veel geld uitgegeven in de zorgsector. Verder worden genoemd: betere zorg voor ouderen (“die hebben hun hele leven gespaard en hebben nu recht op die zorg”), betere controle op voedsel, en een herziening van de ziekenfondspakketten (“moeten goedkoper”). 8.2 DOET DE REGERING HET GOED? De tevredenheid met het regeringsbeleid rond zorg en welzijn neemt ten opzichte van andere issues een middenpositie in. Over maatregelen om de zorg te verbeteren en betaalbaar te houden zijn mensen ontevreden, over de andere drie beleidsaspecten relatief tevreden (zie tabel 8.2), hoewel veel mensen zich daarover niet echt uitlaten. Tabel 8.2 Hoe tevreden bent u met het zorg- en welzijnsbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Maatregelen om de zorg te verbeteren
68
32
10
Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
73
20
7
Bevorderen van vrijwilligerswerk
35
55
11
Controle op veiligheid voedsel
31
45
24
Stimuleren gezond gedrag
29
47
24
Over de twee meest belangrijke onderwerpen (goede en niet te dure zorg) beoordeelt het publiek het beleid negatiever. Over onderwerpen die zij minder belangrijk vinden, zijn ze eerder positief of neutraal.
17
60
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Kwaliteit en prijs van zorg: grootste onvrede Veel mensen uiten kritiek op het beleid rond kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg (68 tot 73%). Deze oordelen blijken met elkaar samen te hangen: mensen die ontevreden zijn over de betaalbaarheid, zijn dat ook over de kwaliteit. Blijkbaar vindt men dat er te veel betaald moet worden voor te weinig zorg. Bovendien is het beleid niet effectief en slagvaardig genoeg. Prijs en kwaliteit van de zorg komen dan ook het eerst voor verbetering in aanmerking volgens de Nederlanders. Het oordeel over deze twee aspecten blijkt het sterkst door te werken op het algemene vertrouwen in de regering. Ook de beschikbaarheid van de zorg is niet onbesproken: slechts de helft (49%) vindt dat je altijd wel ergens terecht kunt als je in Nederland zorg nodig hebt. Ontvangers van zorg (momenteel 16% van de bevolking) zijn ontevredener dan anderen over de maatregelen van de regering om de zorg betaalbaar te houden. Opvallend is dat persoonlijke ervaring met de zorg (als cliënt of werknemer) nauwelijks van invloed is op de mening over de kwaliteitsverbetering door de regering. Een kwart van de ondervraagden werkt zelf in de zorg of woont met iemand die in de zorg werkt. Zij zijn dus evenmin tevreden als andere Nederlanders. Vrijwilligerswerk, voedselveiligheid en gezond gedrag: neutraal over beleid Ongeveer de helft van het publiek is niet tevreden, maar ook niet óntevreden over de andere drie beleidsterreinen van de regering: bevorderen van vrijwilligerswerk, controleren van voedselveiligheid en stimuleren van gezond gedrag. Over de informatie vanuit de regering over gezond gedrag zijn mensen relatief tevreden: 82% oordeelt neutraal tot positief. Dit is van belang, want de informatievoorziening hangt voor een groot deel samen met het beleidsoordeel. Tabel 8.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen) beleid algemeen 42
informatieverstrekking 55
Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
27
57
37
33
Controle op veiligheid voedsel
69
71
70
70
Stimuleren gezond gedrag
71
82
71
68
Bevorderen van vrijwilligerswerk
65
67
62
60
Maatregelen om de zorg te verbeteren
slagvaardigheid 43
effectiviteit 38
Typen burgers over zorg en welzijn* Geëngageerden: “Ik ben het er helemaal mee eens dat hogere inkomens meer voor zorg moeten betalen dan lagere inkomens, om het voor iedereen betaalbaar te houden.” Ambitieuzen: “Ik ben het er niet mee eens dat rijkere mensen meer voor zorg moeten betalen, ik vind dat de gebruiker moet betalen. Dus wie vaak naar de dokter gaat, krijgt een hogere rekening.” Anoniemen: “Persoonlijk heb ik niet zoveel belang bij maatregelen die de zorg betaalbaar houden en ik vind de maatregelen die de regering neemt om de zorg te verbeteren best effectief.”
61
Zekerheidszoekers: “Betere zorg vind ik voor de maatschappij iets minder nodig. Ik vind het belangrijker dat zorg voor iedereen toegankelijk blijft en dat hogere inkomens daarom iets meer betalen.” Geborgenheidszoekers: “Het bevorderen van vrijwilligerswerk is heel erg belangrijk. Ik ben het er niet mee eens dat mensen die vaak naar de dokter gaan dan ook maar meer premie moeten betalen.” * Bij gezelligheidszoekers doen zich geen significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
8.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In groepsdiscussies is verder gesproken over de hervormingen in het zorgstelsel. Veel mensen weten dat er meer mogelijkheden komen voor consumenten om hun zorgaanbieder te kiezen. De extra keuzemogelijkheden bij verzekeringen (zelf samenstellen van zorgpakketten) zijn minder bekend. Wel melden ze dat er een basisverzekering komt en dat het ziekenfonds twee keer zo duur wordt. Verder blijken ze niet op de hoogte, hoewel ze de ontwikkelingen wel zeggen te volgen. Mensen kiezen zorgaanbieder liever niet zelf… Op zich staan mensen wel achter de vrije keuze voor een zorgaanbieder, maar tegelijkertijd zeggen ze er geen gebruik van te willen maken. Ze laten zich liever leiden door hun huisarts. Het vertrouwen in de overheid en de zorgverzekeraars is op dit punt slecht, omdat die “hun eigen belangen hebben”. Als consumenten zelf keuzen moeten gaan maken, dan zullen ze daar dus liever niet op afgaan. Zij hebben behoefte aan een onafhankelijk adviesorgaan, dat informeert over de prijs-kwaliteitverhouding en toezicht houdt. De wachtlijsten zouden het belangrijkste keuzecriterium vormen; niet de kosten. … en ook verzekeringspakketten niet Mensen zien de uitbreiding van keuzemogelijkheden tussen zorgverzekeraars met bezorgdheid tegemoet. Zij hebben onvoldoende inzicht in wat er (financieel) gaat veranderen, en geloven niet in het effect. Veel mensen zijn bang dat het moeilijk en ingewikkeld wordt, en dat degenen die iets mankeren uiteindelijk veel duurder uit zullen zijn. Zij vinden het een collectief belang dat de overheid dit in de gaten houdt. Te groot beroep op zelfredzaamheid Er is grote onrust over de hervormingen, die een synoniem voor bezuinigingen worden genoemd. De onzekerheid over wat er gaat veranderen groeit. Aan de ene kant uit zich dat in gelatenheid (“het gaat toch allemaal gebeuren”); aan de andere kant in verontwaardiging (“het was heel overzichtelijk, nu moet je zelf gaan uitpuzzelen waar je nog voor verzekerd bent”). De schaal waarop de overheid de eigen verantwoordelijkheid voor burgers doorvoert, vinden ze erg ver gaan (AOW, pensioenen, hypotheken, telefoonbedrijven, energiebedrijven et cetera). Zelfs degenen die actief informatie zoeken, verzuchten: “Ik word doodmoe van al die keuzes!” Men vraagt zich af of er niet te veel wordt verwacht van de zelfredzaamheid van de burger. Rijkere mensen mogen meer betalen Snelheid en kundigheid staan voorop voor iemand die zorg nodig heeft. De kosten vormen dan in principe geen belemmering. Dat betekent niet dat ze voor ‘betalen naar gebruik’ zijn. Dat blijkt ook uit het kwantitatieve onderzoek. Slechts de helft (56%) van de bevolking vindt dat mensen die vaak naar de dokter
62
gaan, meer moeten betalen. Ook is slechts 45% van mening dat mensen met een ongezonde levensstijl meer premie moeten betalen (overigens zijn degenen die op hun gezondheid letten het hier vaker mee eens). Het draagkrachtprincipe krijgt meer bijval: tweederde (67%) van de Nederlanders vindt dat hogere inkomens meer moeten betalen voor zorg dan lagere inkomen. 8.4 HOE KOMT ZORG EN WELZIJN IN HET NIEUWS? In de actualiteit: vergrijzing Slechts een klein deel van het nieuws over zorg en welzijn (ongeveer 5%) kan niet gerekend worden tot de vijf aspecten. De genoemde beleidsvelden krijgen dus veel aandacht binnen dit issue. Er hebben zich geen speciale gebeurtenissen voorgedaan. De BSE-crisis en SARS zijn naar de achtergrond gedrongen. Wel toont de berichtgeving een trend die van invloed is op dit issue: vergrijzing. Door vergrijzing stijgen de kosten in de gezondheidszorg, zo valt te lezen. Vooral betaalbaarheid van de zorg in het nieuws De publiciteit over betaalbaarheid van de zorg is iets gestegen ten opzichte van 2003, tot 45% van alle artikelen over dit issue. Juli 2004 is er een piek in het nieuws over de prijs voor medicijnen en de eigen bijdrage voor vergoeding van de thuiszorg en de rollator. Bij gezond gedrag, waar een vijfde van de media-aandacht naar uitgaat, wordt geschreven over gratis heroïneverstrekking of maatregelen tegen het roken. Vrijwilligerswerk en voedselveiligheid zijn geen items in het nieuws. Tabel 8.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf zorg- en welzijnsaspecten, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen 52
regionale dagbladen 42
2. Maatregelen om de zorg te verbeteren
28
33
31
3. Stimuleren gezond gedrag
17
21
20
4. Bevorderen van vrijwilligerswerk
2
3
3
1. Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
5. Controle op veiligheid voedsel Totaal
totaal 45
1
1
1
100 (n=1181)
100 (n=4684)
100 (n=5865)
in regionale bladen flink gestegen, in landelijke bladen iets teruggelopen.
Regering speelt derde viool De maatschappij (gebruikers van de zorg, burgers, experts en belangengroeperingen) krijgt de meeste aandacht in de media. Daarna volgt de zorgsector, en de regering komt op de derde plaats. Dit is geen statische situatie: ten opzichte van 2003 bijvoorbeeld is de zorgsector de regering gepasseerd, met name als het gaat om betaalbaarheid van de zorg. De aandacht voor de verantwoordelijke bewindslieden (minister Hoogervorst en staatssecretaris Ross) is in 2004 iets groter dan in 2003. De regering krijgt van alle kanten kritiek, maar in vergelijking met andere issues ligt de nadruk daar niet op. Belangrijkste aanleiding voor die kritiek zijn de hoge kosten voor ontvangers van de zorg.
63
Tabel 8.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
voor
voor
betaalbaarheid van zorg wordt aangetast
-
Maatregelen om de zorg te verbeteren Stimuleren gezond gedrag
heel belangrijk
hoogste prioriteit mee eens
gebeurt weinig
+/+
n.v.t.
weinig ontwikkelingen n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Controle op veiligheid voedsel Bevorderen van vrijwilligerswerk
ongezonde situaties mijden n.v.t. n.v.t.
Vrijwilligerswerk en voedselveiligheid spelen nauwelijks een rol in de onderzoeksperiode. De regering treedt bij de kinkhoestpaniek snel en adequaat op, maar verder blijft ongezond gedrag een maatschappelijk probleem vormen. Over de resultaten van kwaliteitsverbetering is het beeld diffuus, over de kosten voor zorgontvangers negatief. 8.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Publieke agenda correspondeert gedeeltelijk met de media-agenda De publieke agenda volgt in redelijke mate de media-agenda. De twee beleidsthema’s die de meeste publiciteit krijgen, namelijk de prijs en de kwaliteit van de zorg, zijn volgens de bevolking ook voor henzelf van het grootste belang. Tegelijkertijd hecht het publiek veel waarde aan voedselveiligheid, terwijl de media daar in de eerste helft van 2004 weinig over schrijven. Onvrede van publiek ook weerspiegeld in mediaberichten Het publiek is het meest ontevreden over het regeringsbeleid voor een goede prijs en kwaliteit van de zorg. Het nieuws over de feitelijke ontwikkelingen is ook negatief: de zorg wordt voor burgers steeds minder betaalbaar en ook de kwaliteit staat onder druk, althans dat is het beeld uit de berichtgeving. Het publieksoordeel en de teneur in de media komen dus overeen. Tabel 8.6 Welk zorg- en welzijnsonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Maatregelen om de zorg betaalbaar te houden
56
2. Maatregelen om de zorg te verbeteren
53
3. Stimuleren gezond gedrag
48
4. Controle op veiligheid voedsel
41
5. Bevorderen van vrijwilligerswerk
21
De twee onderwerpen die het publiek het belangrijkst vindt (betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg) worden het meest gevolgd in de media, namelijk door iets meer dan de helft van de mensen. Ook ervaring speelt een rol: wie zorg krijgt of in de zorg werkt, volgt het nieuws over kosten en kwaliteitsverbetering vaker.
64
Zorg en welzijn op nummer één Het publiek vindt zorg en welzijn voor zichzelf het allerbelangrijkst. Opmerkelijk is dat mensen dit issue toch relatief laag op de prioriteitenlijst van de regering plaatsen. Dat is niet omdat zij niets aan te merken hebben op de huidige gang van zaken. Qua beleidstevredenheid neemt zorg en welzijn namelijk een middenpositie in (over onder meer het verkeers- en onderwijsbeleid is de Nederlandse bevolking positiever). Mogelijk komt het omdat zij enkele beleidsonderdelen van VWS, zoals het stimuleren van gezond gedrag en vrijwilligerswerk, minder relevant vinden.
Goede en betaalbare zorg verdient regeringsprioriteit Maatregelen om de zorg te verbeteren en betaalbaar te houden staan bij dit issue bovenaan de persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda van de Nederlanders. Zo’n 85% tot 95% van het publiek legt hier de nadruk op. Zij denken daarbij zelf aan het terugdringen van de wachtlijsten en het verhogen van de efficiëntie bij zorginstellingen. Het beeld is dat de zorgsector onnodig veel geld uitgeeft, en dat de voorgenomen hervormingen van het zorgstelsel nodig zijn om te bezuinigen. In de pers klinkt veel kritiek door op de regering over de betaalbaarheid van de zorg.
Te groot beroep op zelfredzaamheid van de burger De extra keuzemogelijkheden die consumenten krijgen (zorgaanbieders, verzekeringspakketten) worden als een belasting ervaren, zo blijkt uit de groepsdiscussies. Veel mensen zijn bang dat het met de hervormingen ingewikkeld, onoverzichtelijk en duur wordt. De onzekerheid bij de bevolking over wat er precies gaat veranderen, leidt tot onrust. Het liefst laten ze de keuzes over aan een onafhankelijke instantie.
Neutrale houding tegenover preventie Gezond eten, meer bewegen, minder drinken, stoppen met roken: vier op de vijf Nederlanders letten op hun gezondheid. De regering hoeft zich volgens het publiek niet meer op preventie te richten dan op dit moment het geval is. De campagnes van de overheid om een gezonde levensstijl te bevorderen worden neutraal tot positief ontvangen.
Voedselveiligheid: storm is gaan liggen De crises rond voedselveiligheid (MKZ, BSE en dergelijke) zijn grotendeels achter de rug. Nog steeds vindt ruim 80% van de bevolking controles van het voedsel van persoonlijk en maatschappelijk belang, maar ze hoeven niet de eerste prioriteit van de regering te hebben. Een kwart van de mensen – en dat is relatief veel – is tevreden over het regeringsbeleid voor veilig voedsel. Consumenten volgen de ontwikkelingen met beperkte belangstelling en de pers wijdt er nog maar een enkel artikel aan.
65
66
9
ONDERWIJS EN KENNIS: “NORMEN- EN WAARDENDISCUSSIE” Onderwijs hoort een topprioriteit te zijn voor de regering volgens de Nederlandse bevolking. Vijf aspecten van het issue onderwijs en kennis zijn onderzocht: het lerarentekort, voortijdig schoolverlaten (zonder diploma), meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek voor een betere economie (kennisuitwisseling, productontwikkeling), meer vrijheid voor onderwijsinstellingen om zelf te bepalen hoe zij hun onderwijs organiseren (vakken en roosters, vierdaagse schoolweek et cetera), en de vorming van leerlingen en studenten tot verantwoordelijke en actieve burgers. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt onderwijs en kennis in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt onderwijs en kennis in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat middenin het rijtje issues die de bevolking voor zichzelf van persoonlijk belang vindt (zesde plaats van de elf); - eindigt iets hoger (vierde plaats) in de rangordening van issues met maatschappelijk belang; - hoort volgens het publiek hoog op de prioriteitenlijst van de regering (na criminaliteit het hoogst); - neemt een middenpositie in wat betreft de tevredenheid over het regeringsbeleid (vijfde plaats).
9.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR ONDERWIJS EN KENNIS? Normen en waarden bijbrengen bij jongeren Het Nederlands publiek hecht de grootste waarde aan de vorming van leerlingen tot verantwoordelijke en actieve burgers. Het persoonlijk belang daarvan is hoog (72% van de mensen vindt dit belangrijk) en zeker het maatschappelijk belang (91%), zoals te zien is in tabel 9.1. Dit onderwerp sluit aan bij de algemene normen- en waardendiscussie in de samenleving, en krijgt mogelijk ook zoveel gewicht door actuele incidenten, zoals de moord op de conrector van het Terra College in januari 2004 (zie ook hoofdstuk 3 over criminaliteit). Tabel 9.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) moet meer van (groot) maatschappelijk prioriteit krijgen persoonlijk belang belang van regering Lerarentekort 50 90 86 Voortijdig schoolverlaten Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek Meer vrijheid voor scholen
45
89
82
52
84
80
38
71
67
Vorming van leerlingen/normen en waarden
72
91
83
Het maatschappelijk belang bij de onderwijsonderwerpen is veel groter dan het persoonlijk belang. Het hoogste persoonlijke en maatschappelijke belang wijzen mensen toe aan de vorming van leerlingen. De meeste prioriteit van de regering moet echter liggen bij het lerarentekort, volgens de bevolking.
67
Prioriteit: het lerarentekort terugdringen De regering moet volgens 86% van de mensen meer aandacht besteden aan het lerarentekort. Het staat lager op de persoonlijke agenda dan de vorming van leerlingen, maar het maatschappelijk belang ervan is ongeveer even hoog, en het politiek belang is hoger. Leraren zijn sleutel tot betere onderwijskwaliteit Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister van Onderwijs zouden zijn?18 Hier wordt nog eens het lerarentekort genoemd. Burgers willen dat leraren beter gehonoreerd worden, een betere opleiding krijgen, en met meer respect behandeld worden. Verder ziet het publiek iets in beter lesmateriaal, kleinere klassen, goedkoper onderwijs en meer samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. 9.2 DOET DE REGERING HET GOED? In vergelijking tot andere issues behoort het regeringsbeleid rond onderwijs en kennis volgens de bevolking tot de middenmoot. Ongeveer de helft van de bevolking is ontevreden over dat beleid (zie tabel 9.2). Tabel 9.2 Hoe tevreden bent u met het onderwijsbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Lerarentekort
52
35
12
Voortijdig schoolverlaten
53
39
8
Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek
51
42
7
Meer vrijheid voor scholen
48
44
8
Vorming van leerlingen/normen en waarden*
29
40
31
* Hier is naar de inspanningen van scholen en onderwijsinstellingen gevraagd en niet naar het regeringsbeleid. De helft van de bevolking is ontevreden over het onderwijsbeleid. De oordelen over de beleidsaspecten lopen nauwelijks uiteen. Alleen over de vorming van leerlingen zijn relatief veel mensen positief.
Lerarentekort en voortijdig schoolverlaten: meeste onvrede Over het regeringsbeleid rond het lerarentekort en schoolverlaten zonder diploma is het publiek het meest ontevreden (respectievelijk 52% en 53%). Dat komt vooral omdat het beleid niet effectief genoeg is. Zeker acht op de tien mensen willen dan ook, zoals we in tabel 9.1 al zagen, dat de regering deze twee beleidsterreinen prioriteit geeft. Maar een kwart denkt dat het aantrekkelijk is om in het onderwijs te werken; 35% denkt juist van niet. Over de informatie die de regering over het lerarentekort verstrekt, oordelen relatief veel mensen neutraal tot tevreden (zie tabel 9.3). 13% van de Nederlanders heeft zelf de laatstgenoten schoolopleiding afgesloten zonder diploma. Deze groep wijkt in het oordeel over voortijdig schoolverlaten nauwelijks af van anderen. Onderwijs en onderzoek: er moet meer belastinggeld naar toe De helft van de mensen geeft aan het van persoonlijk belang te vinden dat de regering meer geld uittrekt voor onderwijs en onderzoek. Het is de vraag of hun motivatie daarvoor het effect op de economie is. Uit de groepsdiscussies komt naar voren dat mensen opleidingen hoofdzakelijk vanuit individuele motieven benaderen: het gaat hun om zelfontplooiing en persoonlijk welzijn. Economische meerwaarde is voor hen niet relevant. Bovendien blijkt het begrip ‘kenniseconomie’ nauwelijks te leven. 18
68
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Ook het bedrijfsleven krijgt een rol toebedeeld: 87% van de bevolking vindt dat het bedrijfsleven meer moet samenwerken met onderwijs- en onderzoeksinstellingen, en 61% dat het meer moet investeren in onderwijs en onderzoek. De overheid moet volgens twee van de drie burgers het collegegeld voor technische en exacte opleidingen verlagen om deze opleidingen aantrekkelijker te maken. Meer vrijheid voor scholen: juist meer overheidsbemoeienis Het beleid rond autonomie voor scholen oogst eveneens kritiek van bijna de helft van de bevolking (48%). Het is echter geen onderwerp waar mensen veel belang aan hechten, het staat onderaan de persoonlijke, maatschappelijke èn politieke agenda. Ook oordelen relatief veel mensen (44%) neutraal over dit beleid. De meningen hierover zijn kortom niet zo duidelijk. De meeste mensen verwachten trouwens dat scholen enige vrijheid krijgen om te bepalen hoe zij hun onderwijs organiseren. Wanneer er langer over doorgepraat wordt blijkt dat Nederlanders bang zijn dat meer vrijheid van scholen ten koste gaat van de kwaliteit, zeker bij scholen die het al moeilijk hebben (zoals achterstandsscholen en zwarte scholen): “Overheidsbemoeienis moet niet worden teruggebracht, maar juist versterkt.” Het is de taak van de overheid om een absolute norm te stellen voor wat leerlingen moeten beheersen na de schoolperiode, en die norm te handhaven. De school mag vervolgens de ruimte krijgen in hoe ze die norm willen bereiken, aldus de deelnemers aan de groepsdiscussies. Overdracht normen en waarden aan leerlingen: aandacht stemt tot tevredenheid De normen en waarden van leerlingen zijn van groot belang voor de samenleving. Onderwijsinstellingen spannen zich redelijk goed in om jongeren zich verantwoordelijk en actief te laten gedragen, vindt 31% (en nog eens 40% is neutraal). Met die inspanningen behalen ze alleen onvoldoende resultaat, merkt 41% van het publiek op. Voor ouders hebben nog minder mensen een goed woord over: 57% is ontevreden over de manier waarop deze hun kinderen opvoeden. Bijna iedereen (91%) is het erover eens dat er sancties moeten volgen als ouders en leerlingen zich niet houden aan regels die op school gelden. Tabel 9.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Lerarentekort
beleid algemeen 48
informatie- slagvaardigeffectiviteit verstrekking heid 66 48 45
Voortijdig schoolverlaten
47
54
45
42
Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek
49
64
52
-
Meer vrijheid voor scholen
52
68
55
-
Vorming van leerlingen/normen en waarden*
71
-
-
59
- Niet gemeten. * Hier is gevraagd naar inspanningen en effectiviteit van scholen en onderwijsinstellingen, niet naar regeringsbeleid.
69
Typen burgers over onderwijs en kennis* Geëngageerden: “Ik werk zelf in het onderwijs. Het oplopende lerarentekort is echt een maatschappelijk probleem. De regering gaat het niet slagvaardig te lijf, terwijl dat wel heel belangrijk zou zijn. Ook aan schoolverlaters moet wat gebeuren, dat kan effectiever. Ik vind dat ouders niet genoeg doen om hun kinderen verantwoordelijk gedrag bij te brengen. De school heeft daarom een belangrijke taak.” Gezelligheidszoekers: “Mijn kinderen gaan naar school, ik heb er dus wel belang bij dat het onderwijs goed is en er genoeg leraren zijn. Ik ben eigenlijk wel tevreden met hoe het loopt.” Ambitieuzen: “Schoolverlaters? Zo’n belangrijk maatschappelijk probleem is dat toch niet? Volgens mij doet de regering het wel goed. Ouders moeten hun taak serieuzer nemen. De investeringen in de kenniseconomie, dat vind ik belangrijk. Daar informeert de regering niet goed over.” Anoniemen: “Ik heb hier niet zo’n mening over.” Zekerheidszoekers: “Ik zie meer vrijheid voor de inrichting van het onderwijs niet zo zitten.” Geborgenheidszoekers: “Ik vind het persoonlijk niet zo belangrijk dat het schoolverlaten wordt aangepakt.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
9.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor onderwijs en kennis? Eigen kinderen normen en waarden bijbrengen Een grote meerderheid (92%) vindt dat ouders in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de vorming van hun kinderen tot verantwoordelijke en actieve burgers. Maar 4% wil hier de school als eerste op aanspreken. De ouders onder de ondervraagden leggen de verantwoordelijkheid nog meer bij zichzelf dan anderen, en zijn relatief tevreden over hun inspanningen. Opleidingskosten betalen Ook de opleidingskosten zijn in principe de verantwoordelijkheid van ouders zelf, zo wordt tijdens de groepsdiscussies gemeld. De taak van de overheid is bij te springen als dat nodig is om gelijke kansen te waarborgen. Bovendien moet ook de werkgever het principe ‘een leven lang leren’ financieel steunen. School ondersteunen Ouders kunnen meedenken en ondersteunen, maar hebben geen rol bij de ontwikkeling van het beleid op de school. Ze zijn immers naar eigen zeggen niet competent. De overheid moet de absolute norm van wat kinderen moeten leren, vaststellen, controleren en bewaken, zo blijkt uit de discussies. Weinig inzet voor spreiding van leerlingen Maar een op de vijf mensen geeft aan bereid te zijn hun kind naar een andere school te brengen dan ze eigenlijk van plan waren, om de vorming van zwarte scholen tegen te gaan. Meer dan de helft zou dit zeker niet doen.
70
9.4 HOE KOMT ONDERWIJS EN KENNIS IN HET NIEUWS? In de actualiteit: agressie in het onderwijs, rol scholen bij integratie Bijna tweederde van de onderwijsartikelen gaat over de vijf beleidsonderwerpen die onderzocht zijn. Andere artikelen bestrijken de onderwijssituatie in het algemeen, de agressie op scholen, de rol van scholen bij de integratie van buitenlanders, de islam en vrijheid van godsdienstonderwijs. Aangezwengeld door de sleutelgebeurtenis: een allochtone leerling die de conrector van het Terra College in Den Haag van het leven berooft. De beleving van het onderwijsvraagstuk door de bevolking zal dan ook mede gekleurd zijn door meningen over criminaliteit en integratie. Vooral normen en waarden in het nieuws Sinds 13 januari 2004, de dag van de moord, staan normen en waarden in het onderwijs hoog op de mediaagenda. Het aandeel van dit thema in het aantal onderwijsartikelen was in 2003 nog maar 21% en is in het voorjaar van 2004 opgelopen tot 33%, een derde van al het onderwijsnieuws. Deze stijging is het sterkst bij de landelijke dagbladen. Vorming van leerlingen was al op de kaart gezet door een rapport over normen en waarden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) eind 2003. Tabel 9.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf onderwijsaspecten, januari tot en met maart 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen 32
regionale dagbladen 34
2. Lerarentekort
30
32
31
3. Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek
23
16
19
4. Voortijdig schoolverlaten
9
12
11
1. Vorming van leerlingen/normen en waarden
5. Meer vrijheid voor scholen Totaal
totaal 33
6
7
7
100 (n=446)
100 (n=1510)
100 (n=1956)
De pers besteedt de meeste aandacht aan de vorming van leerlingen tot verantwoordelijke burgers, en aan het lerarentekort. Het minst wordt er geschreven over de extra beleidsvrijheid voor scholen. Geld voor de kenniseconomie is landelijk meer een issue dan regionaal.
Regering belangrijke rol in onderwijsdebat De regering en het ministerie van OCW zijn de meest prominente actoren in het onderwijsnieuws. De centrale positie in het debat verschuift enigszins van het kabinet naar de minister (Van der Hoeven) en de staatssecretaris (Nijs) van Onderwijs. De rol van de oppositie is sinds 2003 afgenomen.
71
Tabel 9.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
Vorming van leerlingen/ normen en waarden
voor, hoewel voor standpunt ondersneeuwt
licht negatief
-
Voortijdig schoolverlaten
wil veel maatregelen voor, Nederland moet kunnen concurreren moet bestreden
zorg over probleem protest tegen hoger collegegeld
groot aantal afhakers geringe vooruitgang
-
moet bestreden
voor
voor
wordt teruggedrongen komt van de grond
Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek Lerarentekort Meer vrijheid voor scholen
+/-
+ +
De regering wordt door het parlement gesteund in het onderwijsbeleid. Kritiek is er wel van maatschappelijke groeperingen en de media, maar per saldo overtreft de kritiek de steun niet. Het standpunt van de regering over normen en waarden komt niet duidelijk over in de media. Door toedoen van het incident bij het Terra College komt het onderwijsdebat in een breder perspectief te staan. 9.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Ervaring met onderwijs is van invloed Wie ervaring heeft met het onderwijs (en dit is een vrij grote groep: 30% van de mensen heeft kinderen in het basis- of voortgezet onderwijs, 10% werkt er of heeft er gewerkt, en 17% volgt zelf een opleiding of cursus) hecht meer persoonlijk belang aan de vijf beleidsaspecten, volgt het nieuws intensiever en is ontevredener over het onderwijsbeleid. Tabel 9.6 Welk onderwijsonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Lerarentekort
42
2. Vorming van leerlingen/normen en waarden
35
3. Meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek
31
4. Voortijdig schoolverlaten
28
5. Meer vrijheid voor scholen
25
Onderwerpen die hoog op de agenda staan, worden vaker gevolgd in de media. Naar het lerarentekort en de vorming van leerlingen gaat de meeste aandacht uit.
Media- en publieksagenda komen overeen In het mediadebat staan de vorming van leerlingen en het lerarentekort centraal. Dit wordt weerspiegeld in de publieksagenda. Beide thema’s worden door het publiek als een probleem ervaren. Het belangrijkste thema volgens de bevolking voorjaar 2004, het lerarentekort, was ook het belangrijkste thema in de pers in 2003.
72
Onderwijs is volgens publiek belangrijke beleidsprioriteit De regering moet meer aandacht besteden aan onderwijs en kennis dan nu het geval is. Dit is opmerkelijk want het persoonlijk belang van het issue vindt men niet uitgesproken hoog, en de bevolking is in vergelijking tot andere issues minder ontevreden met het regeringsbeleid. Wel vinden veel mensen het issue van groot maatschappelijk belang.
Sleutelgebeurtenis biedt nieuw kader om over onderwijs te berichten Door de moord op de conrector van het Terra College, de meest in het oog springende actualiteit begin 2004, maakt het onderwijsdebat meer en meer onderdeel uit van het brede debat over de multiculturele samenleving: normen en waarden van jongeren, veiligheid op scholen en andere vraagstukken rond criminaliteit en integratie die hoog op de politieke agenda staan. De media-aandacht voor dit incident is groot evenals voor de mentaliteit van leerlingen.
Ouders verantwoordelijk voor normen en waarden De primaire taak om normen en waarden over te dragen op jongeren ligt bij de ouders. Ook scholen spannen zich in om leerlingen te vormen tot actieve en verantwoordelijke burgers, maar ze slagen daar volgens het Nederlands publiek nog niet genoeg in. Er moeten sancties volgen voor wie zich niet aan de regels op school houdt. Deze mening past in de lijn van minder gedogen en harder optreden, die we ook constateerden bij de beleving van criminaliteit, en nog zullen zien bij veiligheid en verkeer en vervoer.
Regering moet zich meer richten op lerarentekort en schoolverlaters Het beleid gericht op het lerarentekort en het voortijdig schoolverlaten komt volgens het publiek het eerst voor verbetering in aanmerking. Dit beleid is niet zozeer van persoonlijk, als wel van maatschappelijk belang. Veel inwoners wensen hiervoor dan ook meer prioriteit van de regering. Dit gaat samen met een relatief grotere ontevredenheid: de huidige aanpak van het lerarentekort en de schoolverlaters wordt niet effectief genoemd. Het lijkt ook maar een kwart van de mensen op dit moment aantrekkelijk om in het onderwijs te werken.
Inzet bedrijven gewenst voor kenniseconomie Het begrip ‘kenniseconomie’ zegt de meeste mensen niet veel. Meer dan de helft wil wel meer geld voor onderwijs en onderzoek. Ook vindt het merendeel dat het bedrijfsleven meer moet investeren in onderwijs en onderzoek, en meer moet samenwerken met de onderwijssector. De overheid kan volgens twee van de drie burgers aan de kenniseconomie bijdragen door het collegegeld voor exacte en technische vakken te verlagen.
Bezorgdheid rond vrijheid voor scholen Meer vrijheid voor scholen om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten, staat relatief laag op de agenda van het Nederlands publiek. Veel mensen schatten in dat scholen enige vrijheid zullen krijgen. De onvrede over het regeringsbeleid hierover is relatief groot. Een belangrijke vraag is wat de invloed van meer beleidsvrijheid voor scholen zal zijn op de kwaliteit van het onderwijs: hier hebben deelnemers aan de groepsdiscussies een negatief beeld van. Ze vinden dat de overheid de absolute norm moet blijven stellen waaraan leerlingen moeten voldoen.
73
Bewindslieden vaker in het nieuws Het ministerie van OCW (inclusief minister Van der Hoeven en staatssecretaris Nijs) komt in 2004 meer in het nieuws dan in 2003. Er is weinig aandacht voor de onderwijsstandpunten van de regering. Steun en kritiek betreffen vaak onderwijs in het algemeen en gaan niet zozeer over een van de genoemde aspecten.
74
10
NATUUR EN MILIEU: “KLOOF TUSSEN DENKEN EN DOEN” Natuur en milieu hoort niet hoog op de politieke agenda volgens de bevolking. In dit onderzoek zijn vijf aspecten van natuur en milieu nader onderzocht. Dit zijn: overstromingen en wateroverlast vanuit zee en rivieren, klimaatverandering, energiezuinig wonen (met bijvoorbeeld gebruik van alternatieve energiebronnen en groene energie), het stimuleren van duurzaam ondernemen en woningbouw op het platteland. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt natuur en milieu in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt natuur en milieu in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat niet hoog op de persoonlijke agenda (op de zevende plaats van de elf); - staat laag op de maatschappelijke agenda: van alle issues vindt het publiek alleen Europa en internationaal beleid minder belangrijk; - hoort ook niet hoog op de politieke agenda (negende plaats), alleen veiligheid en Europa en internationaal beleid verdienen minder aandacht volgens de burger; - kan rekenen op relatief veel steun van de bevolking voor het beleid (op de vierde plaats).
10.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VAN NATUUR EN MILIEU? Klimaatverandering en energiezuinig wonen meest van belang voor mensen zelf Voor mensen persoonlijk is vooral klimaatverandering en energiezuinig wonen van belang. Milieubewuste burgers hechten meer belang aan het klimaatbeleid. Zij doen of laten meer omwille van het klimaat en hebben vaker milieubesparende maatregelen getroffen. Tabel 10.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) van (groot) moet meer persoonlijk maatschappelijk prioriteit krijgen belang belang van de regering Overstroming en wateroverlast 66 93 74 Klimaatverandering
73
86
70
Energiezuinig wonen
71
86
64
Stimuleren duurzaam ondernemen
27
66
57
Woningbouw platteland
30
58
51
De volgorde in de regeringsprioriteiten is dezelfde als die van het maatschappelijk belang; alleen liggen de percentages lager. Ook hecht het publiek aan alle natuur- en milieuonderwerpen meer maatschappelijk dan persoonlijk belang.
75
Overstromingen en wateroverlast staan maatschappelijk en politiek bovenaan De dreiging van zee en rivieren is in Nederland van het grootste maatschappelijke en politieke belang (voor respectievelijk 93% en 74% van de bevolking). Als het aan het publiek ligt, besteedt de regering daar meer aandacht aan. De persoonlijke relevantie is iets beperkter, hoewel deze wel afhangt van waar iemand woont. De meeste mensen (60%) wonen binnen een straal van 25 kilometer van zee of van een rivier; 30% zelfs binnen een straal van vijf kilometer. Slechts 14% moet vijftig kilometer of meer van huis om natuurwater te zien. Hoe dichter bij, hoe meer belang men ervaart. Minst belangrijk zijn duurzaam ondernemen en woningbouw op het platteland Duurzaam ondernemen en woningbouw op het platteland eindigen op alle drie de agenda’s relatief laag. Nog geen kwart van de mensen (22%) is wel eens op zoek gegaan naar een woning op het platteland of kent iemand die hiernaar op zoek is geweest. Deze groep hecht meer waarde aan de bouw van extra huizen. Publiek wil vooral behoud en bescherming van de natuur Wat zouden mensen zelf aanpakken als ze verantwoordelijk waren voor natuur en milieu?19 Ze willen vooral natuurgebieden behouden (dorpen instandhouden en ook minder bouwen in steden) en de natuur beschermen (door het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken, het autogebruik terug te dringen, brandstof voor auto’s schoner te maken, en mensen zuiniger te laten rijden). Verder wordt een betere controle van dijken en rivieren genoemd. 10.2 DOET DE REGERING HET GOED? In vergelijking tot andere issues is de ontevredenheid over het natuur- en milieubeleid gering te noemen (35-40% van het publiek). Het beleid wordt over het algemeen neutraal beoordeeld. Overstromingen en wateroverlast, klimaatverandering en energiezuinig wonen komen volgens de Nederlanders het eerst voor verbetering in aanmerking. Tabel 10.2 Hoe tevreden bent u met het natuur- en milieubeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Overstroming en wateroverlast
38
40
21
Klimaatverandering
43
41
16
Energiezuinig wonen
35
47
19
Stimuleren duurzaam ondernemen
30
57
13
Woningbouw platteland
39
52
9
Het meest ontevreden is het publiek over het klimaatbeleid en woningbouw op het platteland; het meest tevreden over het waterbeleid en energiezuinig wonen. Overstromingen en wateroverlast: betere controle op waterkeringen gewenst 45% van de bevolking is ontevreden over de controle op de waterkeringen. Dit bepaalt voor het grootste deel de onvrede (bij 38% van de mensen) over het regeringsbeleid rond overstromingen en wateroverlast. De slagvaardigheid van de regering wordt evenmin geroemd. De informatieverstrekking gooit in verhouding hoge ogen. Het maakt voor de beleidstevredenheid niet uit hoe ver iemand van het water woont. Het grootste deel van het publiek (87%) kan zich vinden in het idee om bepaalde gebieden als noodoverloopgebieden aan te wijzen. Daar mogen dan geen huizen worden gebouwd, zodat bij wateroverlast de rivieren de ruimte hebben. 19
76
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Klimaatverandering: rem op economische groei? Bijna de helft van het publiek is ontevreden over het klimaatbeleid, vooral over de slagvaardigheid (44%) en de effectiviteit (42%) van de regering. Milieubewuste burgers zijn – niet verwonderlijk – kritischer dan anderen. 68% vindt dat het milieu niet mag leiden onder de economische groei. Energiezuinig wonen: te weinig ondersteuning van de regering De onvrede onder de bevolking is op dit punt relatief laag; 35% laat zich er negatief over uit. Wie ontevreden is, is dat vooral over de ondersteuning die de regering biedt om energiezuinig te wonen. Positief zijn ze juist over de informatieverstrekking op dit terrein (met uitzondering van de milieubewuste mensen). Duurzaam ondernemen: neutraal over stimulans van regering De meeste mensen zijn niet tevreden, maar ook niet óntevreden over de manier waarop de regering duurzaam ondernemen stimuleert. Velen houden zich op de vlakte, mogelijk ook omdat ze niet zo’n beeld hebben van wat ‘duurzaam ondernemen’ inhoudt, zoals blijkt uit de groepsdiscussies. Het oordeel over het beleid wordt vooral bepaald door de informatie die op verpakkingen staat over de productiewijze. 69% is hierover neutraal tot positief. Woningbouw op het platteland: te weinig huizen beschikbaar Ook over woningbouw op het platteland hebben veel Nederlanders een neutrale mening. Maar er zijn ook relatief veel mensen ontevreden, het meest over de beschikbaarheid van woningen op het platteland (37%) en de slagvaardigheid van de regering (36%). Degenen die op het platteland willen wonen, vinden dat de regering dat onvoldoende mogelijk maakt. Tegelijkertijd mag extra woningbouw niet ten koste gaan van de natuur. Er zijn maar heel weinig mensen (14%) die vinden dat er genoeg groen is in ons land en dat er ‘best iets af mag’. Ruim vier op de tien zijn van mening dat de regering te weinig doet aan het behoud van natuurgebieden. Tabel 10.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen) beleid algemeen 62
informatieverstrekking 68
slagvaardigheid 61
Klimaatverandering
57
63
56
58
Energiezuinig wonen
65
74
68
60**
Stimuleren duurzaam ondernemen
70
73
73
-
Woningbouw platteland
61
68
64
63***
Overstroming en wateroverlast
effectiviteit 55*
* Hier is gevraagd naar de controle op de veiligheid van de waterkering. ** Hier is gevraagd naar de ondersteuning die de regering biedt om energiezuinig te wonen. *** Hier is gevraagd naar de mate waarin de regering zorgt voor voldoende woningen op het platteland. - Niet gemeten.
77
Typen burgers over natuur en milieu* Geëngageerden: “Ik vind dat bijna alle natuur- en milieuonderwerpen om meer prioriteit van de regering vragen. Je kunt wel zeggen dat ik erg ontevreden ben over het gevoerde beleid.” Ambitieuzen: “Ik zie het belang niet zo van natuur- en milieuonderwerpen, de regering doet het best goed. We moeten er niet te ver in gaan: economische groei gaat soms gewoon ten koste van het milieu. En als het nodig is ben ik ook best bereid om mee te betalen aan milieuschade als gevolg van de productie van artikelen.” Anoniemen: “De regering moet ons beschermen tegen overstromingen en wateroverlast. Met energiezuinig wonen heb ik niet zoveel.” Zekerheidszoekers: “Klimaatverandering, daar gaat de regering best goed mee om. Hetzelfde geldt voor het stimuleren van duurzaam ondernemen en behoud van natuurgebieden.” Geborgenheidszoekers: “Ik vind energiezuinig wonen wel heel belangrijk voor mezelf.” Gezelligheidszoekers: “Er zijn genoeg woningen op het platteland. Wel schiet de regering tekort bij het behoud van natuurgebieden.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
10.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor de natuur en het milieu? Aan energiezuinig wonen willen ze bijdragen. Bij duurzaam consumeren en klimaatverandering tegengaan ligt dat gecompliceerder. Energiezuinig wonen levert iets op 95% van de mensen heeft in huis wel een of meer energiebesparende maatregelen getroffen, zo blijkt uit de enquêtes. Gemiddeld drie maatregelen, bijvoorbeeld spaarlampen of dubbel glas. “Gunstig voor de eigen portemonnee”, zo lichten ze toe in de groepsgesprekken. Bovendien voelen consumenten zich ondersteund door tips en adviezen van overheid, energieleveranciers en consumentenorganisaties. Iedereen vindt dat er voldoende informatie beschikbaar is. (De informatievoorziening over energiezuinig wonen, zo bleek in de vorige paragraaf, wordt het best beoordeeld van alle natuur- en milieuaspecten.) Energiebesparing wordt gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid tussen burgers en overheid. Zelf kunnen ze het initiatief nemen, de overheid moet dat bevorderen met bijvoorbeeld subsidies. In de geliberaliseerde energiemarkt worden ook de leveranciers verantwoordelijk, maar de overheid moet daar toezicht op houden, aldus de deelnemers aan de discussies.
78
Duurzaam consumeren stuit op belemmeringen Tweederde van de Nederlanders ziet het maatschappelijk nut van duurzaam produceren. De vraag naar duurzaam geproduceerde artikelen komt echter niet op gang. Wat zijn de belemmerende factoren? In de groepsdiscussies zijn de volgende gedetermineerd: - prijs: dit blijkt ook uit het feit dat nog geen 50% van de mensen wil meebetalen aan de milieuschade die producten veroorzaken. Overigens zijn consumenten niet op de hoogte van de prijzen van duurzame producten. Ze verwachten dat die duurder zijn. Hoewel ze daar begrip voor hebben, vinden ze het toch een nadeel, zeker omdat het imago en uiterlijk van duurzame producten volgens hen minder goed zijn; - beschikbaarheid: duurzame producten zijn niet overal te verkrijgen; - gebrek aan kennis: alleen al de term ‘duurzaam consumeren’ is niet bekend. Deze roept verkeerde associaties op (“koop een Miele die twintig jaar meegaat”). De overheid is er verantwoordelijk voor duurzaam consumeren te stimuleren, zo oordelen de gespreksdeelnemers. Verder kunnen fabrikanten volgens hen de productiekosten verlagen. Ze zien weinig verantwoordelijkheid voor zichzelf. “Ik wil best een steentje bijdragen, maar dan moet het prijsverschil niet zo groot zijn.” 66% van de Nederlanders houdt bij aankopen soms rekening met de manier waarop een artikel geproduceerd is en nog eens 10% zegt dat zelfs vaak te doen. Klimaatverandering tegengaan is meer een taak van de overheid Bij klimaatverandering denken veel mensen (althans, zo blijkt uit de groepsdiscussies) aan natuurrampen. De meesten onderkennen het gevaar, maar handelen er niet naar. Slechts een kleine groep maakt zich echt zorgen. Klimaatverandering is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid en burgers, vinden ze in eerste instantie. De overheid moet de oorzaken van de verandering aanpakken (regels opstellen voor de industrie bijvoorbeeld) en de gevolgen opvangen (dijken verzwaren, riolen aanpassen). De mogelijkheden van een individuele burger zijn beperkt, hij kan niet veel doen aan bijvoorbeeld de CO2-uitstoot. Het publiek gelooft niet zo in minder consumeren of autorijden; wel in energiebesparende maatregelen die ook eigen voordeel opleveren. Ze spelen kortom de bal terug naar de overheid. Het lijkt erop dat mensen zich bewust zijn van de kloof tussen wat hoort en wat ze doen. In de enquêtes geeft een hoog percentage mensen (86%) aan dat zij wel eens iets doen of laten omwille van het klimaat (74% soms en 12% vaak). 10.4 HOE KOMT NATUUR EN MILIEU IN HET NIEUWS? In de actualiteit: dierenwelzijn en milieu Iets minder dan de helft van het nieuws over natuur en milieu gaat over de genoemde vijf aspecten. Het overige nieuws is verspreid over dierenwelzijn, milieu en milieuverontreiniging, bedreigde diersoorten, de jacht op dieren en regeldruk voor agrariërs. Vooral woningbouw op het platteland in het nieuws Van de vijf beleidsaspecten krijgt woningbouw op het platteland de meeste publiciteit, meer dan in 2003. Het is een belangrijk onderdeel uit de Nota Ruimte die april 2004 is verschenen. Woningbouw wordt gevolgd door energiezuinig wonen, waarvoor de aandacht sinds 2003 is teruggelopen. Het nieuws over natuur en milieu is vrij inhoudelijk van karakter. Het draait in de berichtgeving eerder om standpunten en feitelijke ontwikkelingen, dan om steun of kritiek aan het adres van partijen.
79
Tabel 10.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf natuur- en milieuaspecten, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen regionale dagbladen
totaal
1. Woningbouw platteland
32
36
35
2. Energiezuinig wonen
29
31
30
3. Stimuleren duurzaam ondernemen
21
15
17
4. Overstroming en wateroverlast
8
14
12
5. Klimaatverandering
10
4
6
100 (n=369)
100 (n=1816)
100 (n=2185)
Totaal
Woningbouw op het platteland en energiezuinig wonen krijgen de meeste aandacht in het nieuws de eerste helft van 2004. Daarna volgen duurzaam ondernemen (met nieuws over varkenspest, MKZ, BSE – toegeschreven aan de intensieve veehouderij), wateroverlast (was in 2003 groter met de herdenking van de watersnoodramp van 1953 en de dijkdoorbraak bij Wilnis). Nu hebben regionale bladen er meer oog voor dan landelijke. Bij klimaatverandering, maar een aandeel van 6%, is dat andersom. Dat onderwerp haalt eerder de landelijke pers. Regering belangrijkste actor bij woningbouw platteland en duurzaam ondernemen In het nieuws speelt de regering vooral een rol bij bouwen op het platteland en duurzaam ondernemen. Rond energiezuinig wonen is het bedrijfsleven de belangrijkste speler, bij het klimaat zijn maatschappelijk groeperingen (zoals Greenpeace) belangrijker geworden dan de regering, en wateroverlast is vooral een kwestie van Rijkswaterstaat en lagere overheden. Ten opzichte van 2003 speelt VROM (minister Dekker en staatssecretaris Van Geel) in het nieuws iets vaker een rol en LNV (minister Veerman) iets minder vaak. Tabel 10.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
fraude met subsidies voor zonnepanelen
-
Energiezuinig wonen
voor
eens
Woningbouw platteland
voor
bedrijfsleven voor, nog te vroeg voor maatschappelijke resultaten groeperingen tegen
+/-
Overstroming en wateroverlast
tegengaan
bedrijven tegen maatregelen
maatregelen deels uitgevoerd
+/-
Klimaatverandering
maatregelen nodig
eens
geen nieuws
+/-
Stimuleren duurzaam ondernemen
voor
eens
nog geen succes
+/-
In de pers ontstaat de indruk dat het beleid slechts aarzelend resultaten boekt. Deels komt dat doordat beleidsmaatregelen betrekkelijk nieuw zijn, zoals de grotere keuzevrijheid voor lagere overheden als het gaat om woningbouw op het platteland. 10.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Publieksagenda spoort niet met media-agenda Het belang dat het publiek hecht aan natuur- en milieuaspecten gaat niet gelijk op met de hoeveelheid aandacht ervoor in de media, zoals tabel 10.6 toont. Over wateroverlast verschijnt de eerste helft van 2004 bijvoorbeeld weinig nieuws, terwijl dit topprioriteit van de regering hoort te hebben volgens het publiek. Iets dergelijks doet zich voor bij klimaatverandering, mogelijk onder invloed van de jarenlange en gestage stroom van informatie over het broeikaseffect en dergelijke.
80
Tabel 10.6 Hoeveelheid nieuws over natuur- en milieuaspect versus belang dat publiek er aan hecht Groot belang
Klein belang
Veel nieuws
energiezuinig wonen
woningbouw platteland
Weinig nieuws
wateroverlast en klimaatverandering
duurzaam ondernemen
Energiezuinig wonen is ook van groot gewicht voor zowel pers als publiek. Dit kan mede het werk zijn van de vele reclamecampagnes van energiemaatschappijen in de aanloop naar de liberalisering van de energiemarkt. Dat woningbouw op het platteland de meeste aandacht trok in het nieuws, heeft niet geleid tot een grote publieke erkenning van het belang ervan. Tabel 10.7 Welk natuur- en milieuonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Energiezuinig wonen
35
2. Overstroming en wateroverlast
34
3. Klimaatverandering
33
4. Woningbouw platteland
20
5. Stimuleren duurzaam ondernemen
15
De onderwerpen waar het publiek belang aan hecht, worden vaker gevolgd in de media. (Overigens is niet duidelijk wat de kip en wat het ei is.) Meestal gaat dit gepaard met een grotere ontevredenheid over het beleid. Milieubewuste burgers volgen alle natuur- en milieuonderwerpen vaker dan gemiddeld.
Natuur en milieu is geen issue voor het publiek In vergelijking tot andere issues van de regering legt de Nederlandse bevolking geen prioriteit bij natuur en milieu. Het belang dat ze bij dit onderwerp hebben is relatief laag en de tevredenheid met het regeringsbeleid relatief hoog. Ze hopen dat de overheid meer onderneemt om natuurgebieden te behouden en groen in Nederland te beschermen.
Gemiddelde Nederlander is milieubewust, zeker als dat geld oplevert Bijna iedereen heeft in huis energiebesparende maatregelen getroffen, en doet of laat wel eens iets voor het milieu. Mensen zeggen dat economische groei niet ten koste mag gaan van het milieu, ze erkennen het nut van duurzaam ondernemen, ze weten dat autorijden schadelijk is voor het klimaat, dat de intensieve veehouderij ongezond is voor dieren et cetera. Ze zijn kortom milieubewust, maar ze handelen daar pas naar als het ze direct financieel voordeel oplevert. Denk aan de spaarlampen.
Prioriteit bij tegengaan van wateroverlast en klimaatverandering De overheid moet ons, zo meent het publiek, beschermen tegen overstromingen en natuurrampen die op ons afkomen door het broeikaseffect, de zeespiegelstijging en dergelijke. Dit zijn de twee belangrijkste beleidsaspecten volgens hen. Er zijn ook relatief veel mensen ontevreden over het huidige beleid, bijvoorbeeld over de controle op de waterkeringen. Mogelijk wordt de dreiging van zee en rivieren extra gevoeld door de herdenking in 2003 van de watersnoodramp en de dijkdoorbraak bij Wilnis, die veel publiciteit kregen.
81
Informatie over energiezuinig wonen wordt gewaardeerd Op de derde plaats in de prioriteitenlijst van de regering hoort energiezuinig wonen. Dit onderwerp is voor mensen ook van direct belang voor zichzelf. De bevolking is wel tevreden over het beleid, zeker over de informatieverstrekking, hoewel meer ondersteuning (lees: subsidie) wenselijk zou zijn.
Woningbouw op het platteland is meest in publiciteit Hoewel de bouw van woningen op het platteland de mensen niet echt bezighoudt, verschijnt er in de eerste helft van 2004 erg veel over in het nieuws. Ruim een derde van al het natuur- en milieunieuws gaat erover, mogelijk mede door de publicatie van de Nota Ruimte van VROM.
82
11
VERKEER EN VERVOER: “NEGEREN REGELS ONACCEPTABEL” Verkeer en vervoer staat op de tweede plaats in de rangordening van issues die Nederlanders voor ons land van groot belang achten. Waarover gaat het bij verkeer en vervoer? Ook hier zijn vijf aspecten onderzocht: stiptheid en frequentie van het treinverkeer, zondigen tegen verkeersregels, verkeersveiligheid op de weg, onderhoud aan infrastructuur, en reistijden op snelwegen en 80 km-wegen. Wat hoort er volgens het publiek op de mobiliteitsagenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt het verkeers- en vervoersbeleid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt verkeer en vervoer in ten opzichte van andere issues van de regering? - is volgens de bevolking het op één na belangrijkste onderwerp voor de samenleving (alleen criminaliteit scoort hoger); - is van geringer persoonlijk belang (verkeer en vervoer neemt hier middenpositie in); dat komt vooral door het treinverkeer dat na de bijstand het minst relevante aspect is voor mensen zelf; - hoort op de vierde plaats in prioriteitenlijst van de regering, aldus Nederlanders (na criminaliteit, onderwijs, en financiën en koopkracht); - gooit relatief hoge ogen qua beleidstevredenheid: Nederlanders zijn het meest tevreden over Europa en het veiligheidsbeleid, maar als derde volgt het verkeers- en vervoersbeleid.
11.1 WAT HOORT ER OP DE MOBILITEITSAGENDA? Prioriteit ligt bij verkeersveiligheid en treinen Verkeersveiligheid staat hoog op de persoonlijke en maatschappelijke agenda: bijna alle Nederlanders vinden het van groot belang voor zichzelf en voor de samenleving dat de wegen veilig zijn en dat weggebruikers zich aan de regels houden. Ongeveer acht op de tien burgers adviseren de regering dan ook om aan deze aspecten prioriteit te geven in het beleid. Een even grote groep wil dat het rijk extra aandacht besteedt aan het treinverkeer, ook al heeft maar een op de drie Nederlanders daar persoonlijk belang bij. Voor frequente treinreizigers is het eigenbelang – niet verwonderlijk – veel groter (92% versus gemiddeld 29%). De exacte cijfers staan in tabel 11.1. Tabel 11.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen)
Stiptheid treinen
van (groot) persoonlijk belang 29
van (groot) moet meer prioriteit maatschappelijk belang krijgen van de regering 87 80
Negeren verkeersregels
90
94
80
Verkeersveiligheid
95
97
76
Onderhoud infrastructuur
67
91
67
Reisduur
45
79
62
De rijksoverheid moet volgens het publiek meer prioriteit geven aan het treinverkeer (daar heeft de samenleving belang bij) en aan de verkeersveiligheid (waar men ook persoonlijk belang bij heeft).
83
Files minder hoog op de agenda Voor minder Nederlanders is het urgent dat de regering de reistijd op snelwegen en 80 km-wegen verkort en de infrastructuur onderhoudt. Voor beide onderwerpen geldt dat het belang voor Nederland groter is (files zijn een maatschappelijke kostenpost, aldus 87% van de bevolking) dan het belang dat men er naar eigen zeggen zelf bij heeft. Ondanks het bekende gemopper over files zetten dus relatief weinig Nederlanders de reistijd hoog op de politieke agenda. Dit komt vermoedelijk omdat de vertragingen maar een beperkte groep treffen: de zakelijke automobilisten (dit is 10% van de bevolking). Fietsers en treinreizigers vinden juist dat de regering er te veel energie in steekt. Bovendien is bijvoorbeeld het woon-werkverkeer inmiddels wel gewend aan verkeersdrukte. Publiek ziet privatisering NS en regels voor (brom)fietsers als issues Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze minister van Verkeer en Waterstaat waren?20 Vaak genoemd wordt de privatisering van de NS. Die heeft geleid tot minder kwaliteit tegen een te hoge prijs. Op deze manier is de trein geen goed alternatief voor de auto, zo zeggen ze. Ook zitten enkele verkeersregels voor (brom)fietsers hen hoog: de brommer moet terug op het fietspad en voorrang voor fietsers van rechts moet worden afgeschaft. Andere aandachtspunten zijn verkeersovertredingen (‘strenger aanpakken’), maximumsnelheden (‘omhoog’) en verkeersdrempels (‘hinderlijk’). 11.2 DOET DE REGERING HET GOED? Verkeer en vervoer neemt de derde plaats in op de ranglijst van beleidstevredenheid over issues. De regering doet het op dit punt dus relatief niet slecht volgens het publiek. Toch is nog een groot deel van de Nederlanders (37% tot 54%) ontevreden over het beleid op de verkeers- en vervoersaspecten. Vooral het beleid voor stipt en frequent treinverkeer krijgt weinig bijval (zie tabel 11.2). Tabel 11.2 Hoe tevreden bent u met het verkeers- en vervoersbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Stiptheid treinen
51
41
8
Negeren verkeersregels
54
23
23
Verkeersveiligheid
40
39
21
Onderhoud infrastructuur
39
45
17
Reisduur
37
52
11
Ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking heeft kritiek op het verkeers- en vervoersbeleid. Op tijd en geregeld rijden van treinen: ontevreden over effectiviteit De helft van de bevolking heeft kritiek op het beleid voor het treinverkeer. Dit komt vooral door de geringe effectiviteit, zoals in tabel 11.3 te zien is. 61% is daar ontevreden over – een hoog aandeel in vergelijking tot andere aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid. Maar weinig burgers (14%) zijn van mening dat de regering genoeg toezicht houdt op de NS. Ruim de helft vindt het toezicht juist onvoldoende; onder treinreizigers is dit zelfs meer dan 80%. Ook zijn treinreizigers ontevredener over de informatieverstrekking vanuit de regering.
20
84
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Negeren van verkeersregels op de weg: onacceptabel Over het regeringsbeleid rond verkeersregels zijn de meningen het meest uitgesproken: dit aspect krijgt de meeste bijval (een kwart van het publiek is tevreden), maar tegelijk ook de meeste kritiek (meer dan de helft is ontevreden). 68% kan verkeersovertredingen, hoe licht ook, niet tolereren. Overigens denkt men bij overtredingen vooral aan anderen, en niet aan zichzelf. Driekwart vindt dat de regering meer moet doen om weggebruikers te motiveren zich aan de regels te houden, en bijna een even grote groep dat de politie de naleving van de verkeersregels zichtbaarder moet controleren. De overheid heeft tot taak automobilisten verantwoordelijk rijgedrag en een verkeersveilige mentaliteit bij te brengen. Verkeersveiligheid op de weg: recreatief verkeer stelt hogere eisen Verkeersovertredingen en verkeersveiligheid zijn twee verschillende dingen, blijkt uit groepsdiscussies. Onveilig weggedrag valt nooit te rechtvaardigen, verkeersovertredingen soms wel. Er is relatief veel steun voor het huidige verkeersveiligheidsbeleid, een onderwerp dat hoog op de publieke agenda staat. Een op de vijf Nederlanders is tevreden over de acties van de rijksoverheid voor veiliger wegen; twee op de vijf zijn ontevreden. Onder recreatief verkeer is de onvrede over het beleid – en vooral de effectiviteit ervan – groter dan onder zakelijk verkeer. Onderhoud aan wegen, spoorwegen en vaarwegen: goede informatievoorziening Een grote groep Nederlanders heeft geen uitgesproken mening over het onderhoudsbeleid: 45% laat zich er neutraal over uit. De informatie over het onderhoud wordt positief beoordeeld in vergelijking tot die over andere verkeers- en vervoersaspecten (81% is neutraal tot tevreden). Zakelijk rijders zijn ook over dit beleid gunstiger gestemd dan andere groepen verkeersdeelnemers. Reisduur op snelwegen en 80 km-wegen: neutraal over beleid Ook reisduur is een beleidsonderwerp waar veel mensen neutraal tegenover staan. Het onderwerp staat laag op het prioriteitenlijstje van de burger. 63% is neutraal tot tevreden over het beleid in het algemeen – de grootste groep in verhouding tot de andere aspecten. Hier weegt informatievoorziening relatief zwaar in het oordeel over het beleid. Zakelijk rijders volgen de file-ontwikkelingen vaker in de media en zijn minder tevreden over het regeringsbeleid. Tabel 11.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Stiptheid treinen
49
informatieverstrekking 63
Negeren verkeersregels
46
-
-
-
Verkeersveiligheid
60
70
62
60
Onderhoud infrastructuur
61
81
63
61
Reisduur
63
78
63
59
beleid algemeen
slagvaardigheid 47
effectiviteit 39
50% tot 60% van de bevolking staat neutraal tot positief tegenover het beleid op de mobiliteitsonderwerpen. - Niet gemeten.
85
Typen burgers over mobiliteit* Geëngageerden: “Ik ben een treinreiziger. Voor mij is het van groot belang dat treinen geregeld en op tijd rijden. Ik ben het niet eens met het treinbeleid van de regering, want het is niet effectief genoeg. De overheid richt zich te veel op de wegen.” Ambitieuzen: “Ik zit veel op de weg voor m’n werk. Ik beland vaak in gevaarlijke situaties doordat mensen zich niet aan de verkeersregels houden, maar toch ben ik best tevreden met het regeringsbeleid. Af en toe een lichte verkeersovertreding, dat moet kunnen. In de media zoek ik vooral naar informatie over vertragingen; dat ontbreekt wel eens. Als ik weet waar files staan, kan ik de drukte omzeilen. Tijd is geld.” Geborgenheidszoekers: “Ik rijd wel auto, maar niet zoveel en vooral in m’n vrije tijd. Ik vind een verkeersovertreding absoluut niet acceptabel. Een regel is een regel. De politie zou beter moeten laten zien dat ze controleert en de regering moet mensen er toe zetten zich aan de regels te houden. Het huidige verkeersveiligheidsbeleid is niet effectief genoeg. Snelle reistijden vind ik minder belangrijk.” * Bij de andere typen burgers doen zich weinig significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
11.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor verkeer en vervoer? In deze Belevingsmonitor is kort gevraagd naar de eigen rol bij het beperken van de files. Verder is vooral stilgestaan bij het overtreden van verkeersregels. De eigen rol om de verkeersveiligheid te verbeteren blijkt moeilijk te benoemen. File-overlast beperken Veel burgers nemen zelf de verantwoordelijkheid om de file-overlast te beperken door zich te laten informeren over onderhoudswerkzaamheden (dit doet 66%) of over de locatie van files en verkeersopstoppingen (76%). Zelf beoordelen wat veilig is Hoewel de meeste mensen vinden dat weggebruikers gecorrigeerd moeten worden, willen ze zelf niet beperkt worden in hun vrijheid, blijkt als er in groepsdiscussies over wordt doorgepraat. Ze beslissen graag zelf wat veilig is en wat niet. ’s Nachts harder rijden dan toegestaan is niet altijd onveilig. En je aan de regels houden is niet altijd veilig; denk aan ouderen die langzaam invoegen op de snelweg, aldus enkele deelnemers. Op gezelligheids- en geborgenheidszoekers na zoeken mensen graag de grenzen op. 11% vindt het wel acceptabel om af en toe een lichte verkeersovertreding te maken. Ze legitimeren hun overtredingen ieder vanuit eigen motieven, zo blijkt uit de groepsdiscussies. “Het kan nu wel, het is niet onveilig.” (zekerheidszoekers en anoniemen), “Het is mij niet duidelijk waarom deze regel geldt.” (geëngageerden) of: “De pakkans is nihil.” (ambitieuzen). Handelen vanuit de juiste mentaliteit Een verkeerde mentaliteit leidt tot onveilig gedrag, zo is de redenering tijdens de gesprekken. Hieraan schort het vooral bij jongeren, 18- tot 25-jarigen, die zich als macho’s gedragen op de weg, zo zeggen ze. Overtredingen waar ze zich als weggebruiker aan storen, zijn: te hard rijden, met alcohol op achter het stuur
86
kruipen, bumperkleven, rechts inhalen, niet handsfree bellen, door rood rijden en afsnijden. Ze spreken er anderen overigens niet op aan, uit angst voor agressieve reacties. Bijna driekwart – zo wijst het kwantitatieve onderzoek uit – denkt niet dat het eigen weggedrag tot irritaties leidt bij anderen: 72% zegt dat het verkeer zelden last van hen heeft. Frequente automobilisten steken wat vaker de hand in eigen boezem. Leren van fouten Uit de groepsgesprekken komt naar voren dat weggebruikers vinden dat ze zich moeten conformeren aan de verkeersregels, maar dat ze zichzelf daarvoor wel ‘in bedwang moeten houden’. Als ze een boete krijgen moeten ze dat accepteren en ervan leren (vooral zekerheidszoekers en anoniemen onder de deelnemers zijn gevoelig voor lik-op-stukbeleid). Dit sluit aan bij de rol die ze voor de overheid zien weggelegd: educatie (confronteer mensen maar met de gevolgen van ongevallen, laat revalidatiecentra zien, houd het publiek een spiegel voor zoals bij Blik op de Weg, leg de ratio achter de regels uit, verbeter rijopleidingen) en sancties (meer controles, hogere boetes, invoering van een streng puntenrijbewijs). 11.4 HOE KOMT HET VERKEERS- EN VERVOERSBELEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: spoorinfrastructuur Circa tweederde van alle mobiliteitsartikelen in de media ging over de vijf prioriteiten van de regering. Andere onderwerpen zijn vooral infrastructurele projecten: de aanleg van spoortrajecten zoals de hogesnelheidslijn en de Betuweroute. Verder deden zich geen speciale gebeurtenissen voor die de aandacht opeisten. Vooral verkeersveiligheid in het nieuws 44% van de publiciteit over de mobiliteitsaspecten had de verkeersveiligheid als onderwerp; een kwart betreft de files. De minste belangstelling toont de pers voor onderhoud (zie tabel 11.4). Tabel 11.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf verkeers- en vervoersaspecten, januari tot en met maart 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen
regionale dagbladen
totaal
1. Verkeersveiligheid
36
46
44
2. Reisduur/doorstroming/files
26
22
22
3. Stiptheid treinen
17
16
16
4. Naleven verkeersregels
17
11
12
5. Onderhoud infrastructuur
5
6
6
100 (n=946)
100 (n=7331)
100 (n=8277)
Totaal
Verkeersveiligheid krijgt de meeste aandacht in de media, vooral in de regionale dagbladen (die lokale ongelukken ook nieuwswaardig achten). Begin 2004 komt minister Peijs met plannen om een hogere brommerleeftijd en een puntenrijbewijs voor automobilisten in te voeren, wat ook extra aandacht genereert. Kabinet en VenW komen relatief weinig in beeld De belangrijkste actoren in het nieuws over verkeer en vervoer zijn maatschappelijke groeperingen en bedrijven (zoals de ANWB, Schiphol en de NS), gevolgd door parlement en openbaar bestuur (Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten). Dit is opvallend; bij de meeste andere issues voert de regering of het ministerie de boventoon. De aandacht voor standpunten van de regering is verhoudingsgewijs klein, maar het verkeersveiligheidsbeleid krijgt wel aandacht. De regering krijgt forse kritiek te verduren in het verkeers- en vervoersdebat. Die kritiek treft het functioneren in het algemeen en niet zozeer de vijf aspecten.
87
Tabel 11.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
Reisduur
veel maatregelen, onder meer tegen wegaanleg, voor kilometerheffing
kritiek, onder meer op kilometerheffing
gaat niet goed
-
Verkeersveiligheid
nieuwe plannen
steun en kritiek
niet goed
-
Stiptheid treinen
n.v.t.
intenties niet waar enige voortgang, te maken maar nog steeds vertragingen
+/-
Onderhoud infrastructuur Naleven verkeersregels
n.v.t.
speelt kleine rol
+/-
strenger handhaven
eens
gaat goed, behalve bij OV gaat redelijk
+
Van de vijf aspecten komen het filebeleid en het verkeersveiligheidsbeleid het meest kritisch in het nieuws. De regering presenteert onder meer voorstellen voor kilometerheffing om de doorstroming te bevorderen, maar die kunnen op weinig maatschappelijke steun rekenen. Met het openbaar vervoer boekt de regering wel enige voortgang, zo is de teneur in de pers, maar de praktijk is weerbarstig: het treinverkeer kampt nog steeds met vertragingen. Er zijn twee lichtpuntjes: de verkeersregels worden strenger gehandhaafd; en er is, afgaand op het nieuws, meer onderhoud aan de infrastructuur.
11.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Eigen ervaringen spelen mee Hoewel bij een eerste peiling nog geen effect kan worden gemeten, lijkt het oordeel over het regeringsbeleid bij verkeer en vervoer deels gebaseerd op de eigen ervaringen. Het belang dat mensen aan het regeringsbeleid hechten, hangt samen met de mate waarin ze persoonlijk betrokken zijn bij het beleidsthema. Zo vinden zakelijk rijders verbetering van de reistijd belangrijker dan andere bevolkingsgroepen. Hoe groter het persoonlijk belang bij een onderwerp, hoe meer aandacht mensen ervoor hebben in de krant. Dat geldt ook bij verkeer en vervoer, blijkt uit analyses (zie ook tabel 11.6). Tabel 11.6 Welk verkeers- en vervoersonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Verkeersveiligheid
48
2. Naleven verkeersregels
47
3. Stiptheid treinen
23
4. Onderhoud infrastructuur
22
5. Reisduur
20
Onderwerpen waar het publiek persoonlijk belang bij heeft (verkeersveiligheid en verkeersregels), worden vaker gevolgd in de media.
Mediaconsumptie gaat verder vaak gepaard met een lagere tevredenheid over het beleid. Bijvoorbeeld: een kwart van de burgers volgt het treinverkeer intensief in de media (dit zijn treinreizigers, maar ook opvallend veel fietsers en voetgangers). Zij zijn in verhouding minder tevreden over het overheidsoptreden. Uit dit onderzoek wordt niet duidelijk of dit komt door de mediaconsumptie, of dat ze juist door hun ontevredenheid er meer over willen lezen in de krant.
88
Aard en hoeveelheid nieuws lijken niet bepalend Tussen de hoeveelheid publiciteit en het maatschappelijk belang bestaat hier nauwelijks een relatie. Het publiek wil meer aandacht voor verkeersregels, terwijl het thema in het nieuws betrekkelijk onbelangrijk is. Het staat op de een na laatste plaats (zie tabel 11.4). Het publiek kent verder weinig belang toe aan reistijden, terwijl de media er voortdurend bij stilstaan. Het beeld over verkeer en vervoer in de media is onder meer dat de regering steken laat vallen als het gaat om de reistijden. Dit reistijdenbeleid krijgt geen prioriteit volgens de burgers, zoals we al zagen. Ook zijn burgers niet negatiever over het rijksbeleid op dit punt in vergelijking tot bijvoorbeeld het treinverkeer. Sterker nog, het filebeleid stuit relatief op de minste weerstand onder Nederlanders.
Veiligheid en handhaving op de goede weg De verkeersveiligheid en de naleving van verkeersregels zijn van groot persoonlijk en maatschappelijk belang volgens Nederlanders. Ze lezen hier dan ook veel over in de media en zijn relatief tevreden over het veiligheidsbeleid van de regering. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid op de weg leggen mensen niet bij zichzelf, maar vooral bij andere weggebruikers. Onveilig gedrag is een kwestie van een verkeerde mentaliteit, zeggen ze tijdens de groepsdiscussies. De politie moet daarom zichtbaarder controleren en de regering heeft de taak weggebruikers via educatie en sancties te motiveren tot goed gedrag, aldus driekwart van de bevolking. Alle partijen in de samenleving staan volgens de mediaberichtgeving achter strengere handhaving.
Treinverkeer moet beter Als het aan Nederlanders ligt, komt de stiptheid van de treinen het eerst in aanmerking voor verbetering. Niet zozeer omdat ze de vertragingen op het spoor als een persoonlijk probleem ervaren (dat gaat alleen op voor de 15% van de bevolking die geregeld met de trein reist), maar vooral omdat het een maatschappelijk probleem is. Het toezicht van de regering op de NS is onder de maat, aldus een deel van de bevolking. Ook al zijn de spoorwegen verzelfstandigd, ontwikkelingen op het spoor worden in de pers nog steeds toegeschreven aan de regering.
Zakelijke automobilist wil beter filebeleid Onderhoud aan de infrastructuur en kortere reistijden staan opvallend laag op het prioriteitenlijstje van het publiek. Behalve bij zakelijk rijders. Voor hen is de filebestrijding van groot belang. Zij volgen de informatie over onderhoudswerkzaamheden en files in de media intensief, om de overlast voor zichzelf te kunnen beperken. Verder zijn ze in verhouding het minst te spreken over het filebeleid van de regering.
Regering wordt beoordeeld op effectiviteit Mensen laten hun oordeel over het verkeers- en vervoersbeleid vooral afhangen van de effectiviteit van de maatregelen. Slagvaardigheid en informatieverstrekking zijn van secundair belang. De filebestrijding is een bijzonder geval. De kranten staan er vol van, de regering krijgt in de pers ook veel kritiek op het filebeleid, maar het publiek rekent de regering daar niet op af. Ze zijn naar verhouding niet ontevreden over het regeringsbeleid op dit punt.
89
90
12
OPENBARE VEILIGHEID: “IK WIL HET NIET WETEN” Bij veiligheid, het is al opgemerkt in hoofdstuk 3 over criminaliteit, denken mensen niet zozeer aan zware criminaliteit of terrorisme, maar eerder aan sociale veiligheid in de buurt. In dit hoofdstuk staan we verder stil bij openbare veiligheid. Vijf aspecten zijn onderzocht: veiligheidsrisico’s in de woonomgeving (denk aan industrie, opslag van brandbare stoffen zoals LPG, en chemicaliën), veiligheid als gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, bedrijfsleven en burgers, doorberekening van kosten van hulpverleningsdiensten aan organisatoren van grote evenementen, preventiemaatregelen die burgers kunnen treffen om diefstal, inbraak en dergelijke te voorkomen, en veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden (zoals nooduitgangen, vluchtroutes en brandmelders). Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komt veiligheid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt veiligheid in ten opzichte van andere issues van de regering? - staat hoog op de persoonlijke agenda (persoonlijk belang is na zorg en welzijn het hoogst); - neemt de achtste plaats in op de rangordening van maatschappelijk belang, een vrij lage positie; - wordt onderaan de prioriteitenlijst voor de regering geplaatst (krijgt na het internationaal beleid de laagste politieke prioriteit); - krijgt, eveneens na het internationaal beleid, de hoogste beleidstevredenheid.
12.1 WAT HOORT ER OP DE VEILIGHEIDSAGENDA? Veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden zijn volgens burgers het meest noodzakelijk Hoog op de maatschappelijke en persoonlijke agenda van Nederlanders staan bij dit issue de veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden. Die voorzieningen zijn van groot belang voor de samenleving als geheel (aldus 93% van de bevolking) en ook voor mensen persoonlijk (volgens 85%). De media refereren nog geregeld aan de cafébrand in Volendam (nieuwjaarsnacht 2001). Toch hoeft de regering er niet als eerste meer prioriteit aan te geven; de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid en de preventiemaatregelen die de bevolking zelf kan nemen, krijgen voorrang van de Nederlanders.
91
Tabel 12.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) van (groot) moet meer persoonlijk maatschappelijk prioriteit krijgen belang belang van regering Gezamenlijke verantwoordelijkheid 74 88 69 Preventiemaatregelen door burgers
86
88
63
Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden
85
93
61
Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
67
87
61
Doorberekening hulpverleningskosten
26
62
57
De drie agenda’s verschillen sterk: preventiemaatregelen door burgers zijn van het grootste persoonlijke belang; de veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden van het grootste maatschappelijk belang en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid van het grootste politieke belang. Doorberekening van hulpverleningskosten staat laag op de agenda De drie agenda’s mogen van elkaar verschillen (zie tabel 12.1), over de doorberekening van hulpverleningskosten is het beeld consistenter. Het belang dat de bevolking toeschrijft aan dit beleidsonderdeel is steeds het kleinst. Publiek wil hardere aanpak Wat zouden mensen zelf willen aanpakken als ze verantwoordelijk waren voor de veiligheid in Nederland?21 Dat zijn allereerst twee maatregelen die ook bij criminaliteit aan de orde kwamen: meer ‘blauw’ op straat en zwaardere straffen. Ze denken immers, zo werd al vermeld, bij onveiligheid aan kleine criminaliteit. Vaak genoemd worden verder: meer controle door burgers om veiligheidsrisico’s in de eigen woonomgeving te voorkomen, betere straatverlichting en een betere controle op onveilige opslag van goederen (“niet gedogen”). De vuurwerkramp in Enschede ligt nog vers in ieders geheugen. 12.2 DOET DE REGERING HET GOED? Over het veiligheidsbeleid van de regering zijn Nederlanders in vergelijking met andere issues relatief positief. Ongeveer een kwart van het publiek is tevreden over de vier belangrijkste veiligheidsaspecten (zie tabel 12.2). Dat is relatief hoog, bij andere issues ligt het percentage vaak rond de 10%. Tabel 12.2 Hoe tevreden bent u met het veiligheidsbeleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
35
45
20
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
34
43
23
Preventiemaatregelen door burgers
31
45
25
Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden
27
48
26
Doorberekening hulpverleningskosten
29
62
9
De veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden kennen het grootste aandeel tevredenen (26% van de bevolking), de veiligheidsrisico’s in de woonomgeving de meeste ontevredenen (35%). Relatief veel mensen oordelen neutraal over het beleid.
21
92
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Veiligheidsrisico’s in de woonomgeving: onvoldoende informatie De ontevredenheid van Nederlanders over het beleid rond veiligheidsrisico’s in de woonomgeving is groot in vergelijking tot andere aspecten. Dit wordt vooral veroorzaakt door de indruk dat de gemeente niet open communiceert over de risico’s; 44% van de mensen heeft het gevoel niet goed geïnformeerd te zijn. De helft van de inwoners ziet veiligheidsrisico’s in hun omgeving (industrie, opslag van brandstoffen en dergelijke), maar dat maakt hen niet kritischer over het beleid van de regering. Wel volgen zij de media op dit punt intensiever. 32% zegt op de hoogte te zijn van alle veiligheidsrisico’s in zijn omgeving; een vergelijkbare groep is er naar eigen zeggen niet bekend mee. Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid: regering moet meer beroep doen op andere partijen De Nederlandse bevolking is redelijk tevreden over het beleid van de regering om overheden, bedrijven en burgers samen meer verantwoordelijkheid te laten nemen voor de openbare veiligheid: 66% van de bevolking oordeelt neutraal tot tevreden. Een even grote groep denkt dat de regering erin slaagt een beroep te doen op ieders verantwoordelijkheid. Desondanks verdient dit onderwerp de hoogste prioriteit van de regering bij dit issue. Een derde van de Nederlanders is ontevreden over de eigen verantwoordelijkheid die burgers zelf nemen voor veiligheid (sommige mensen zijn niet in staat hun eigen huishouding te voeren, of hun kinderen goed op te voeden, zo wordt geopperd in de groepsdiscussies). Preventiemaatregelen door burgers: ondersteuning van regering gewenst Mensen dragen zelf verantwoordelijkheid om diefstal, inbraak en dergelijke te voorkomen, maar 63% wil hierbij meer ondersteund worden door de regering. De meerderheid van de bevolking (69%) oordeelt neutraal tot tevreden over het regeringsbeleid (informeren en/of subsidiëren). Wie zelf niets aan preventie doet, is in verhouding minder tevreden over de informatieverstrekking van de regering. Veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden: overheid mag volgens vier op de tien strenger controleren Het publiek is over het algemeen wel te spreken over het veiligheidsbeleid voor openbare gelegenheden zoals cafés. 73% oordeelt neutraal tot tevreden. Over de controle die de overheid uitoefent op die gelegenheden, zijn de meningen iets minder positief: een kwart is tevreden, 39% is ontevreden. Doorberekening hulpverleningskosten: neutraal over regeringsbeleid Doorberekening van hulpverleningskosten aan evenementenorganisatoren leeft niet echt bij de bevolking. Niet alleen staat dit onderdeel van het veiligheidsbeleid laag op de agenda’s zoals we hierboven zagen, ook oordelen velen neutraal over het regeringsbeleid op dit punt. Wie het wel van belang vindt, hoopt dat de regering het beter aanpakt, en dat zij de rekening van hulpverleningsdiensten vaker gaat presenteren aan organisatoren van grote evenementen, zoals voetbalwedstrijden en concerten.
93
Tabel 12.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking en slagvaardigheid* (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
65
informatieverstrekking 69
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
66
-
-
Doorberekening hulpverleningskosten
71
76
72
Preventiemaatregelen door burgers
69
76
68
Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden
73
76
76
beleid algemeen
slagvaardigheid 68
* Over effectiviteit zijn hier andere vragen gesteld. - Niet gemeten. Driekwart van de bevolking laat zich neutraal tot positief uit over de informatieverstrekking vanuit de regering over veiligheid; dat is vrij hoog vergeleken bij andere issues.
Typen burgers over veiligheid* Geëngageerden: “De informatie die je krijgt over de veiligheidsrisico’s in de buurt is slecht. Ik stap hiervoor wel naar de gemeente. Maar ik wil niet alles weten, want daar kan ik niet mee leven.” Zekerheidszoekers: “Er zijn veel risico’s in onze woonomgeving. De regering moet meer prioriteit geven aan veiligheidsvoorzieningen in openbare gebouwen. Daar ga ik vanuit, zelf let ik daar niet zo op.” Ambitieuzen: “Laat de regering maar minder aandacht besteden aan de veiligheidsrisico’s in woonwijken. Ik bespreek dat wel met de bedrijven in onze buurt. Risico’s moet je kennen en zien te beheersen. Ik denk dat de overheid openbare gelegenheden al goed controleert op veiligheid.” Anoniemen: “De overheidsinformatie over preventiemaatregelen is ok. Ik weet ook wat de risico’s zijn in mijn eigen omgeving.” Gezelligheidszoekers: “Volgens mij loop je in onze buurt best veel risico’s. Ik vind dat de overheid niet goed informeert over wat je aan preventie kunt doen.” Geborgenheidszoekers: “Ik kan niet zeggen dat ik op de hoogte ben van alle veiligheidsrisico’s in mijn omgeving. Je moet er maar in berusten dat je risico’s loopt.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
12.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? Het is de taak van de overheid om te zorgen voor veiligheid, zo redeneren mensen tijdens de groepsdiscussies. In hoeverre voelen zij zich er zelf voor verantwoordelijk? Persoonlijke vrijheden opgeven De burger moet bereid zijn persoonlijke vrijheden op te geven in het belang van de veiligheid, zeggen de deelnemers aan de groepsgesprekken. In het verlengde hiervan hebben zij geen moeite met de identificatie-
94
plicht. Wel stuit de ‘omgekeerde bewijslast’ (bewijs maar dat je niet schuldig bent) op veel weerstand, uit angst om onterecht veroordeeld te worden. De vrijheid van de burger in zijn eigen woonomgeving mag niet aangetast worden, wordt gezegd. De politie mag alleen telefoons aftappen en huizen binnenvallen als er een sterk vermoeden bestaat van terrorisme. Er is enige onzekerheid en onverschilligheid als het gaat om veiligheidsmaatregelen van de overheid, en de consequenties daarvan voor mensen zelf. De deelnemers denken aan strengere straffen en meer bevoegdheden voor de politie; precieze maatregelen worden niet genoemd. Veiligheidsrisico’s in woonomgeving bespreken Een kwart van de burgers heeft het nooit met anderen over dit type veiligheidsrisico’s. Wie dat wel doet, spreekt er vooral over met buren, en in veel mindere mate met de gemeente of met bedrijven in de omgeving. Het referentiekader is de eigen woning, zo blijkt uit de groepsdiscussies: bij gevaarlijke stoffen denken mensen in eerste instantie aan foute producten in huis (“fles terpentine”). Maar zijdelings koppelt men veiligheid aan de opslag van gevaarlijke stoffen of gevaarlijke openbare ruimten, terwijl die dreiging groter is. Mensen weten er wel van, maar leven niet permanent bewust van de risico’s, omdat zij bang zijn, niet weten waar ze bang voor moeten zijn, of niet willen weten wat de risico’s zijn. Consequentie daarvan is dat zij niet weten hoe adequaat te handelen in noodsituaties. Preventiemaatregelen nemen De meeste inwoners (72%) hebben enkele preventiemaatregelen getroffen om diefstal of inbraak en dergelijke te voorkomen. 20% doet veel aan preventie en 9% niets. In groepsgesprekken komt naar voren dat mensen het als hun taak zien om binnenshuis gevaarlijke situaties uit te sluiten (schoonmaakmiddelen veilig opbergen, rookmelders plaatsen en dergelijke). Wel hebben ze behoefte aan controle en begeleiding om zeker te weten dat hun woning veilig is. Burgers zien daar een taak weggelegd voor de lokale overheid: brandweer en politie kunnen meer voorlichten en “checken”. De landelijke overheid moet de risico’s van gevaarlijke stoffen beperken, de veiligheid in openbare ruimten controleren en regels handhaven. Deelnemers aan de discussies stellen de overheid voor de opgave om ervoor te zorgen dat rampen als Enschede en Volendam zich niet meer voordoen. Opletten in openbare gelegenheden Bijna vier op de tien Nederlanders besteden geregeld aandacht aan de veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden (vluchtroutes, nooduitgangen, brandblussers). De helft doet dit soms en 7% zegt er nooit op te letten. Taken van politie overnemen 44% vindt het een goede zaak dat burgers worden opgeleid om een deel van de taken van de politie over te nemen (bijvoorbeeld als burgerwacht), zodat de politie meer tijd overhoudt voor zwaardere zaken. Een ongeveer even grote groep (39%) kan zich hierin niet vinden. Zij zien wel wat in alternatieven als meer cameratoezicht (driekwart is vóór) of de inzet van militairen in noodsituaties om politie en brandweer te ontlasten (95% is vóór). 12.4 HOE KOMT VEILIGHEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: criminaliteit en terrorismedreiging Ongeveer eenderde van het nieuws over veiligheid bestrijkt de vijf aspecten. De overige twee derde handelt over criminaliteit (bijvoorbeeld opsporingsmethoden en openbaarmaking van daders) en de dreiging van terroristische aanslagen. Het is waarschijnlijk dat ook het nieuws over deze brede thema’s de veiligheidsbeleving van de Nederlandse bevolking kleurt.
95
Vooral rampenpreventie in het nieuws Van de vijf aspecten gaat de meeste publiciteit uit naar rampenpreventie, ofwel de veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden. Tabel 12.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf veiligheidsaspecten, januari tot en met maart 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen
regionale dagbladen
totaal
55
59
58
34
29
30
3. Doorberekening hulpverleningskosten
9
9
9
4. Preventiemaatregelen door burgers
3
2
2
1. Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden/rampenpreventie 2. Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
5. Gezamenlijke verantwoordelijkheid Totaal
0,2
0,7
0,6
100 (n=1188)
100 (n=5086)
100 (n=6274)
De pers besteedt bijna alle aandacht aan rampenpreventie en veiligheidsrisico’s in de woonomgeving. De andere drie veiligheidsaspecten komen nagenoeg niet in het nieuws.
Niet ministerie maar regering is probleemeigenaar In de landelijke kranten zijn het parlement en de regering de belangrijkste actoren in het debat over veiligheid; regionaal domineert het openbaar bestuur (politie, gemeenten, provincie). Inwoners brengen het veiligheidsbeleid eerder in verband met de regering als geheel dan met het ministerie van Binnenlandse Zaken of met minister Remkes. De BZK-bewindspersoon profileert zich in 2004 iets sterker dan in 2003, maar nog altijd veel minder dan andere bewindslieden. Er is relatief weinig discussie over dit issue vergeleken bij andere issues. De veiligheidsaspecten uit dit onderzoek zijn veel minder politiek beladen dan bijvoorbeeld immigratie. De kritiek die er is, richt zich op criminaliteit en terrorisme en niet zozeer op de vijf aspecten. Tabel 12.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
eens
er zijn risico’s
-
Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
tegen risico’s
Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden/rampenpreventie Doorberekening hulpverleningskosten
voor preventie eens
niet goed
niet bekend
geen
+/-
Preventiemaatregelen door burgers
voor preventie eens
geen
+/-
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
voor verdeling eens
geen
+/-
niet bekend
De intenties van de regering zijn niet omstreden. Maar in de media wordt geklaagd dat er van regie en daadkracht geen sprake is. Eenstemmig komt uit het nieuws naar voren dat het zorgwekkend gesteld is met de openbare veiligheid. Er is volgens de berichtgeving behoefte aan betere coördinatie door bevoegdheden te centraliseren.
96
12.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Mediaberichtgeving draagt bij aan onveiligheidsgevoel De media dragen bij aan het gevoel van onveiligheid, zo zeggen de mensen zelf in de groepsdiscussies. Dit komt waarschijnlijk doordat kranten doorgaans eerder incidenten belichten dan het goede nieuws. Tabel 12.4 Welk veiligheidsonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Preventiemaatregelen door burgers
40
2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid
38
3. Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden
31
4. Veiligheidsrisico’s in woonomgeving
25
5. Doorberekening hulpverleningskosten
12
De onderwerpen met het hoogste persoonlijke belang worden met meer aandacht gevolgd in de media. Deze samenhang blijkt uit analyses. En wie veel over onveiligheid leest in de media, is ontevredener over het regeringsbeleid. Onduidelijk is overigens wat hier oorzaak en gevolg is.
Aard berichtgeving beïnvloedt beleidsoordeel negatief Wie een dagblad leest waarin de veiligheidsvoorzieningen als ‘niet goed genoeg’ staan beschreven, is relatief ontevreden met het beleid. Deze samenhang lijkt te bestaan, hoewel het verband zwak is.
Onveiligheid van de woonomgeving is ver-van-mijn-bedshow De Nederlandse bevolking koppelt het veiligheidsissue in het voorjaar van 2004 aan kleine criminaliteit en aan integratievraagstukken, en niet zozeer aan dreiging van terreur (hoewel kranten dat wel doen) of grote industriële rampen. Vooral sociale onveiligheid (de angst om bestolen te worden) en risico’s in en rondom huis (rookmelders) houden mensen bezig. Bij gevaarlijke stoffen denkt men eerder aan het eigen keukenkastje dan aan chloortreinen, chemische fabrieken of vuurwerkopslag.
Houding tegenover risico’s is tegenstrijdig De meeste burgers zijn slecht op de hoogte van de veiligheidsrisico’s in hun omgeving. Een groot deel heeft de indruk dat de gemeente hen er niet goed over informeert. Deze groep is relatief ontevreden over het beleid. Toch is het, afgaand op de groepsdiscussies, maar de vraag of het beleid beter beoordeeld zou worden als de overheid vaker over potentiële gevaren zou communiceren. Dat is confronterend, het roept juist angst op (“ik wil het niet weten”), en bevestigt het onvermogen van de overheid om die risico’s uit te sluiten. De struisvogelhouding lijkt te overheersen.
Veiligheid staat niet op nummer één Opvallend genoeg krijgt openbare veiligheid (zoals in dit onderzoek is onderzocht) van de bevolking niet de hoogste politieke prioriteit. Sterker nog, het veiligheidsbeleid staat onderaan het rijtje issues dat meer aandacht verdient van de regering (alleen het internationaal beleid eindigt lager), ondanks het grote persoonlijke belang van veiligheid. Het regeringsbeleid over dit issue wordt met relatief groot enthousiasme ontvangen in vergelijking tot andere issues. Het kan goed zijn dat het publiek wel kritiek heeft op het veiligheidsbeleid, alleen niet op de vijf veiligheidsaspecten die bij dit issue besproken zijn. Over het criminaliteitsbeleid bestaat immers de grootste ontevredenheid.
97
Vijf veiligheidsaspecten maar beperkt in het nieuws Ongeveer tweederde van het veiligheidsnieuws in de kranten gaat over andere onderwerpen dan de vijf aspecten uit het onderzoek. Zeker over de doorberekening van hulpverleningskosten aan organisatoren van grote evenementen wordt nauwelijks geschreven. Het is ook geen onderwerp waar het Nederlands publiek groot belang aan hecht. Veiligheid in openbare gelegenheden en risico’s in de woonomgeving krijgen de meeste publiciteit. Het eerste onderwerp is volgens Nederlanders van groot persoonlijk en maatschappelijk belang; het tweede onderwerp minder, maar daarvan wordt het beleid minder gunstig beoordeeld. Uit de media-analyse blijkt dat de regering zich, méér dan het ministerie van Binnenlandse Zaken, profileert met het veiligheidsbeleid.
98
13
EUROPA EN INTERNATIONAAL BELEID: “VER VAN MIJN BED” Onderaan de prioriteitenagenda van het Nederlands publiek staat het Europees en internationaal beleid. Vijf aspecten zijn onderzocht: de financiële bijdrage van Nederland aan de Europese Unie in vergelijking met andere landen, de samenwerking op het asielbeleid, bestrijding van HIV/Aids (om armoede in derdewereldlanden te beperken), uitbreiding van de Europese Unie (met bijvoorbeeld Kroatië), en de inzet van militairen bij vredesmissies (zoals in Irak en Afghanistan). Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze punten? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? Hoe komen Europa en het internationale beleid in het nieuws? En waarop is de publieke opinie gebaseerd? Hierna volgen de belangrijkste resultaten.
Welke positie neemt Europa en internationaal beleid in ten opzichte van andere regeringsissues? - staat onderaan de persoonlijke en maatschappelijke agenda: mensen vinden het issue voor zichzelf en de maatschappij het minst van belang; - verdient de minste prioriteit van de regering; - staat bovenaan de lijst van beleidstevredenheid (er zijn relatief weinig mensen ontevreden, maar ook veel mensen neutraal over het regeringsbeleid).
13.1 WAT HOORT ER OP DE AGENDA VOOR EUROPA EN INTERNATIONAAL BELEID? Europa en internationaal beleid zijn voor mensen zelf niet zo belangrijk; voor de samenleving zijn ze eerder van belang, zo geven ze aan (zie tabel 13.1). Tabel 13.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) moet meer van (groot) maatschappelijk prioriteit krijgen van persoonlijk belang belang de regering Financiële bijdrage van Nederland 49 85 58 Samenwerking asielbeleid
51
75
62
Bestrijding HIV/Aids
38
57
46
Uitbreiding Europese Unie
24
67
33
Inzet militairen bij vredesmissies
32
71
25
Alle beleidsaspecten staan hoger op de maatschappelijke agenda dan op de persoonlijke agenda. Prioriteit aan Europese samenwerking asielbeleid en financiële bijdrage Nederland De twee beleidsaspecten die bovenaan de agenda’s prijken, zijn de samenwerking binnen Europa voor het asielbeleid en de financiële bijdrage van Nederland aan de Europese Unie in vergelijking met die van andere landen. 85% vindt het beleid rond de financiële bijdrage van maatschappelijk belang. Mensen die positief tegenover de EU staan (31% van de bevolking), wensen er in verhouding meer prioriteit voor. Driekwart van het publiek vindt het gezamenlijke asielbeleid van maatschappelijk belang. Zo kan bijvoorbeeld voorkómen
99
worden dat asielzoekers bij verschillende landen gaan ‘shoppen’ voor toelating. Europa is er immers, zo oordeelt een ruime meerderheid (69%), om grensoverschrijdende problemen op te lossen. Ook regeringsaandacht nodig voor bestrijding van HIV en Aids Na het gezamenlijke asielbeleid en de financiële bijdrage aan de EU moet de aandacht van de Nederlandse regering uitgaan naar de bestrijding van HIV en Aids om de armoede in ontwikkelingslanden terug te dringen. Dit is niet omdat Nederland daar zelf baat bij heeft, het maatschappelijk belang is zelfs het laagst van alle beleidsaspecten uit deze monitor. Toch is de aanpak van HIV en Aids volgens de bevolking een goed doel. Bijna tweederde (64%) geeft wel eens geld voor HIV/Aids-bestrijding. Uitbreiding van de EU en vredesmissies geen prioriteit De uitbreiding van de Europese Unie en de inzet van Nederlandse militairen bij vredesmissies zijn maatschappelijk gezien van belang, zo oordeelt tweederde van de bevolking. Voor zichzelf vinden zij deze twee beleidsaspecten echter niet zo belangrijk. De regering hoeft er dan ook geen prioriteit aan te geven. Als nieuwe lidstaten toetreden tot de EU, verwachten mensen wel daarvan direct de gevolgen te ervaren in ons land. Zo denkt driekwart van de bevolking dat de uitbreiding van de unie misschien (41%) of zeker (33%) zal leiden tot een hogere werkloosheid in Nederland (zie ook hoofdstuk 6 over economie). Bovendien staat tweederde er desgevraagd wel eens bij stil dat de EU mede is opgericht om oorlog tussen lidstaten te voorkomen. Relatie vredesmissie – eigen veiligheid niet gezien Voor vredesmissies wenst slechts een kwart van de Nederlanders meer regeringsaandacht. Dit is het allerlaagste percentage vergeleken bij de aspecten ook van andere beleidsissues. De meeste mensen (59% van de bevolking) verwachten dat de inzet van militairen in het buitenland geen invloed heeft op hun eigen veiligheid. 13% denkt dat de veiligheid toeneemt en 16% ziet de eigen veiligheid hierdoor juist afnemen. Publiek wil meer samenwerking en gelijkwaardigheid Wat zouden mensen zelf aanpakken als ze verantwoordelijk waren voor het Europees en internationaal beleid?22 Vaak genoemd worden de samenwerking tussen Europese landen (asielbeleid en controle op in- en uitstroom van mensen), de verhoudingen in Europa (Nederland zou meer zeggenschap moeten krijgen en niet moeten luisteren naar grote landen) en specifieke problemen zoals het HIV/Aids-beleid en het verzachten van dierenleed. Ook voorlichting over Europa is een aandachtspunt, zodat mensen beter weten wat er in Europa speelt. 13.2 DOET DE REGERING HET GOED? In vergelijking tot andere beleidsissues is het Nederlands publiek niet ontevreden over het Europees en internationaal beleid van de regering. De onvrede is relatief het grootst bij een volgens hen maatschappelijk belangrijk onderwerp: de financiële bijdrage van Nederland aan de EU (zie tabel 13.2). Daarna komen het gezamenlijke asielbeleid en de HIV/Aids-bestrijding het eerst voor verbetering in aanmerking.
22
100
Let op! Dit zijn antwoorden op open vragen, het aantal mensen dat deze oplossingen aandraagt, is relatief klein.
Tabel 13.2 Hoe tevreden bent u met het Europees en internationaal beleid? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Financiële bijdrage van Nederland
50
39
11
Samenwerking asielbeleid
46
31
23
Bestrijding HIV/Aids
28
55
17
Uitbreiding Europese Unie
38
49
14
Inzet militairen bij vredesmissies
38
34
29
De helft van de bevolking is ontevreden over het regeringsbeleid rond de financiële bijdrage van Nederland aan de EU. Over de inzet van Nederlandse militairen zijn juist relatief veel Nederlanders (ongeveer een op de drie) tevreden. Financiële bijdrage van Nederland aan de EU: regering is niet effectief De helft van de bevolking is ontevreden over het regeringsbeleid op dit punt, vooral over het effect van het beleid (56%). Nederland betaalt veel aan de EU in vergelijking tot andere landen, en volgens de meeste mensen dus té veel. Dit oordeel hangt overigens samen met het beleidsoordeel over de uitbreiding van de EU. Samenwerking op asielbeleid: publiek is verdeeld Hoewel veel mensen (46%) ontevreden zijn over de samenwerking binnen Europa om de asielproblematiek aan te pakken, is ook een bijna een kwart hier wel tevreden over. De meningen zijn dus verdeeld. De beoordeling van de effectiviteit en de slagvaardigheid van de regering draagt het meest bij aan het algemeen beleidsoordeel. Relatief tevreden – en dit geldt voor alle aspecten van Europa en internationaal beleid – zijn mensen over de informatievoorziening vanuit de regering. Bestrijding van HIV en Aids: neutraal over regeringsbeleid Over de bestrijding van HIV/Aids hebben veel mensen geen mening: 55% laat zich neutraal uit over het beleid. Toch komt dit beleid volgens het publiek eerder in aanmerking voor verbetering dan de uitbreiding van de EU en de inzet van militairen. Het persoonlijk belang van de HIV/Aids-bestrijding is groter. Of zij dit beleid van belang achten vanwege de armoede in derdewereldlanden is niet duidelijk. Twee derde van de bevolking (69%) is desgevraagd wel van mening dat ontwikkelingssamenwerking alleen effectief is als deze hand in hand gaat met de bestrijding van HIV en Aids. Inzet van militairen bij vredesmissies en risicovolle operaties: alleen vanuit juiste motieven De meningen over de inzet van militairen lopen uiteen: 38% is hier ontevreden over, meer dan een kwart (29%) is tevreden. Dezelfde verdeeldheid is zichtbaar als gevraagd wordt of Nederland bereid moet zijn om militairen naar risicovolle operaties te sturen (de helft is voor, de helft is tegen). Wie een duidelijk verband ziet tussen de inzet van militairen bij vredesmissies en de eigen veiligheid, is tevredener over het beleid. Deelname van Nederland is gepast, zo blijkt uit de groepsdiscussies, als de missies vanuit de ‘juiste’ motieven (humanitaire redenen, terrorismebestrijding, wereldvrede) worden ingezet. De positie van Nederland op de wereldkaart mag geen argument zijn om deel te nemen aan een vredesmissie. Uitbreiding van de EU: helft van publiek heeft geen mening Dit is, zoals gezegd, een onderwerp dat mensen persoonlijk niet zo raakt, hoewel de EU-uitbreiding in hun ogen wel consequenties heeft voor Nederland. Net als bij de HIV/Aids-bestrijding oordelen ook hier veel inwoners neutraal over het regeringsbeleid. In totaal is 38% ontevreden over het beleid. Nog geen derde (31%) van de bevolking staat positief tegenover de EU in het algemeen, een kwart staat er negatief tegenover en het grootste deel (37%) heeft geen mening.
101
Tabel 13.3 Tevredenheid over beleid, informatieverstrekking, slagvaardigheid en effectiviteit (neutraal en tevreden samen, in % van aantal mensen)
Financiële bijdrage van Nederland
50
informatieverstrekking 55
Samenwerking asielbeleid
54
66
56
53
Bestrijding HIV/Aids
72
67
70
70
Uitbreiding Europese Unie
62
67
62
61
Inzet militairen bij vredesmissies
62
75
66
68
beleid algemeen
slagvaardigheid
effectiviteit
50
44
Driekwart van de Nederlanders is medio 2004 neutraal tot positief over de informatie vanuit de regering over de vredesmissies in Irak en Afghanistan.
Typen burgers over Europa en internationaal beleid* Geëngageerden: “Ik vind het erg belangrijk iets aan de armoede te doen door Aids te bestrijden. De regering moet hier veel meer prioriteit aan geven, want ik vind het beleid niet goed. Ook de inzet van militairen krijgt te weinig aandacht, terwijl die heel belangrijk is voor onze veiligheid.” Ambitieuzen: “Ik vind dat de regering de financiële bijdrage van Nederland aan de EU in vergelijking met andere landen onderbelicht. Verder ben ik van mening dat de veiligheid toeneemt als we militairen inzetten bij vredesmissies. Maar we moeten ook bereid zijn militairen in te zetten bij risicovolle operaties.” Anoniemen: “Wat mij betreft hoeft de Europese Unie niet groter te worden.” Zekerheidszoekers: “Gezamenlijk asielbeleid, de bestrijding van HIV en de uitbreiding van de EU vind ik niet zo van belang voor Nederland. De regering hoeft hier niet meer aandacht aan te besteden.” Geborgenheidszoekers: “Nederland moet zeker geen militairen sturen naar risicovolle gebieden.” Gezelligheidszoekers: “De regering moet zich niet bezighouden met de financiële bijdrage van Nederland aan de EU. Veel belangrijker is de samenwerking op asielbeleid en de uitbreiding van de Europese Unie.” * Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
13.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor Europa en het internationale beleid? Stemmen over de Europese grondwet Ondanks de lage betrokkenheid bij Europa vindt 64% van de mensen het belangrijk dat de EU een grondwet krijgt. In de groepsdiscussies is hierover verder doorgepraat. De deelnemers blijken niet te weten dat er in 2005 een referendum wordt gehouden over de Europese grondwet. Onbekend is ook wie het organiseert en wat de consequenties ervan zijn. Ze zeggen wel te gaan stemmen. Voorwaarde is wel dat zij van tevoren genoeg informatie krijgen.
102
Redenen om te stemmen:
Redenen om niet te stemmen:
“Je hebt het recht nu eenmaal.” “Anders mag je ook niet klagen.” “Als je niet stemt, gaat je stem verloren.”
“Ik vertrouw de overheid niet.” “Het maakt me niets uit.” “Ik verwacht er niets van.” “Ik weet er niets van.”
Een van de belangrijkste vragen die mensen hebben over dit onderwerp, betreft de verhouding tussen de Nederlandse en de Europese grondwet: wordt de Nederlandse grondwet ondergeschikt? De deelnemers aan de discussies ervaren het als een geruststelling te horen dat de beide grondwetten naast elkaar komen te staan. Ze reageren verder lauw op uitleg over de Europese grondwet en blijven met vragen zitten. Ze zijn sceptisch over de wet (het vetorecht, meer rechten voor burgers, criminaliteitsbestrijding en dergelijke). Wat aanspreekt is de gezamenlijke aanpak van het asielbeleid (dat krijgt ook de hoogste prioriteit, zoals we in de eerste paragraaf zagen), criminaliteit en terrorisme, en meer eenwording van Europa. Emotioneel getinte argumenten voor de grondwet (‘samen staan we sterk’, ‘opboksen tegen VS en China’) slaan redelijk aan. In argumenten als stabiliteit, democratie en transparantie hebben ze minder geloof. Publiek gaat niet op zoek naar informatie Het issue ‘Europa’ leeft niet echt. Van sommige zaken (gezamenlijk asielbeleid) zien mensen in de groepsdiscussies wel het nut, van andere (voorkomen van oorlogen in Europa23) helemaal niet. Zij hebben weinig kennis over het internationaal beleid, en geven dat ook toe: “Ik snap er niets van.” Ze missen heldere informatie, maar doen niet hun best om zich goed te laten informeren. 13.4 HOE KOMT EUROPA EN HET INTERNATIONALE BELEID IN HET NIEUWS? In de actualiteit: terrorismebestrijding en de Europese grondwet Van al het nieuws over Europa en het internationaal beleid gaan de meeste artikelen (ongeveer 70%) over de vijf onderzochte aspecten. In het resterende nieuws komen diverse onderwerpen aan de orde, zoals: terrorismebestrijding en nationale veiligheid, de Europese grondwet en de verhouding daarvan tot de Nederlandse grondwet, de Europese financiële politiek, de affaire Eric O. (de Nederlandse marinier die ervan verdacht werd een Irakees burger te hebben gedood) en de vraag hoe de campagne voor de Europese verkiezingen op 10 juni 2004 gevoerd moet worden. Twee van de vijf aspecten in het nieuws: vredesmissies en de uitbreiding van Europa Meer dan de helft (59%) van alle artikelen over Europa en internationaal beleid gaan over vredesmissies, en dan vooral over de inzet van Nederlandse militairen in Irak. In 2004 is er wel iets minder aandacht voor dan in 2003, het jaar waarin de regering besloot troepen te sturen. De berichten over de uitbreiding van de Europese Unie daarentegen zijn verdubbeld ten opzichte van 2003. Directe aanleidingen daarvoor zijn de toetreding van nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 en het mogelijke lidmaatschap van Turkije. De overige drie aspecten (financiële bijdrage van Nederland, Europees asielbeleid en de bestrijding van HIV/Aids) zijn nauwelijks in het nieuws.
23
In het kwantitatieve onderzoek (zie paragraaf 13.1) zagen we dat tweederde er wel eens bij stilstaat dat de EU mede is opgericht om oorlog tussen lidstaten te voorkomen. Dit is een reactie op een stelling. Spontaan komen mensen er niet mee.
103
Tabel 13.4 Hoeveelheid aandacht in de pers voor vijf aspecten over Europa en internationaal beleid, januari tot en met juni 2004 (in % van aantal artikelen) landelijke dagbladen 53
regionale dagbladen 67
2. Uitbreiding Europese Unie
37
26
32
3. Bestrijding HIV/Aids
5
4
5
4. Samenwerking asielbeleid
4
2
3
1. Inzet militairen bij vredesmissies
5. Financiële bijdrage van Nederland Totaal
totaal 59
1
1
1
100 (n=1246)
100 (n=2078)
100 (n=3324)
Bijna alle publiciteit over de vijf beleidsaspecten gaat uit naar vredesmissies en EU-uitbreiding, onderwerpen die laag op de publieke agenda staan.
Regering actief in persoon van Balkenende Belangrijkste actoren in het nieuws zijn internationale organisaties en de Europese Unie. De Nederlandse regering is ook een speler, maar dan vooral in de persoon van premier Balkenende. De Europese Unie en het kabinet zijn in 2004 meer op de voorgrond getreden. Dit komt vooral door de uitbreiding van de EU en het feit dat Nederland medio 2004 EU-voorzitter werd. Vanuit het buitenland worden aan de Nederlandse regering successen toegeschreven (dat heeft te maken met internationale bezoeken van premier Balkenende en minister Bot van Buitenlandse Zaken en de vrijlating van Arjan Erkel). In het binnenland krijgt de regering kritiek (van oppositiepartijen, maatschappelijke groeperingen, media en regeringspartijen), maar die is niet erg heftig. Tabel 13.5 Beeld op basis van de mediaberichtgeving regeringsstandpunt
standpunt maatschappij
feitelijke ontwikkeling
conclusie over regering
Nederland betaalt veel asielzoekers terug naar onveilige regio’s bestrijding komt op gang, maar virus slaat toe in arme landen
-
Financiële bijdrage van Nederland Samenwerking asielbeleid Bestrijding HIV/Aids
minder betalen
eens
voor
eens
voor
eens
Uitbreiding Europese Unie
voorzichtig voor, met bedenkingen over toetreding Turkije
verdeeld
Turkije gaat toetreden
Inzet militairen bij vredesmissies
voor
verdeeld
gaat nog goed, maar veel incidenten, situatie wordt er niet veiliger op
+/+/-
+/-
+
In de media ontstaat het beeld dat het beleid weinig resultaten boekt. Alleen de inzet van militairen lijkt tot nu toe positief uit te werken. Ernstige incidenten (als de affaire Eric O. en de martelingen in de Abu Ghraib-gevangenis) kunnen het wankele evenwicht bij dit aspect wel verstoren.
104
13.5 WAAROP IS DE PUBLIEKE OPINIE GEBASEERD? Publieksagenda wijkt af van media-agenda Het beleid dat het publiek het meest van belang vindt (de financiële bijdrage van Nederland aan de EU en een gezamenlijk asielbeleid), krijgt erg weinig aandacht in de pers. In de ogen van de groepsdiscussiedeelnemers betaalt Nederland momenteel te veel. De vraag naar een gezamenlijk asielbeleid lijkt voort te komen – zo is uit de discussies op te maken – uit de onvrede over het Nederlandse asielbeleid. Andersom krijgen vredesmissies erg veel aandacht in de media, maar weinig prioriteit van het publiek. Het heldere regeringsstandpunt gaat in de media gepaard met enige oppositie. Die verdeeldheid zien we ook terug in de opinies over dit onderwerp. Opmerkelijk is verder het verschil in belangstelling dat de media en het publiek hebben voor de uitbreiding van Europa. Europa blijft voor veel mensen toch te abstract en “te ver van mijn bed”. Tabel 13.6 Welk onderwerp over Europa en internationaal beleid volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Inzet militairen bij vredesmissies
52
2. Financiële bijdrage van Nederland
30
3. Samenwerking asielbeleid
26
4. Bestrijding HIV/Aids
24
5. Uitbreiding Europese Unie
23
Van de vijf beleidsaspecten wordt de inzet van militairen bij vredesmissies het meest gevolgd in de media (waarover de pers ook verreweg het meest schrijft). De uitbreiding van de EU volgen ze het minst, hoewel wel intensiever door burgers met een positieve houding tegenover Europa.
Europa en internationaal beleid is geen issue voor het publiek De bevolking ziet wel een aantal maatschappelijke gevolgen van Europa en het internationaal beleid voor Nederland, maar voor zichzelf vinden mensen het niet echt van belang. Het raakt ze niet en ze kunnen zich bij zo’n abstract onderwerp ook niet zoveel voorstellen. Europa en internationaal beleid is van alle issues in de monitor dan ook het minst belangrijk volgens Nederlanders. Slechts 31% staat positief tegenover de EU, een kwart negatief en het grootste deel (37%) is neutraal.
Financiën en samenwerking asielbeleid zijn meest tastbaar De aspecten waar burgers bij dit issue wel belang aan hechten, zijn voor henzelf redelijk concreet: Nederland betaalt te veel aan de Europese Unie in vergelijking tot andere landen en de asielproblematiek moet internationaal worden aangepakt. Het Nederlandse asielbeleid ligt al jaren onder vuur, dus wellicht dat Europese samenwerking effectiever is (scherpere controle op in- en uitstroom). De media besteden minder aandacht aan deze twee onderwerpen.
Vredesmissies en uitbreiding van Europa vooral op de media-agenda Het publiek vindt de inzet van Nederlandse militairen bij vredesmissies en de komst van nieuwe EUlidstaten minder belangrijk, terwijl de kranten er bol van staan. Het is vooral een “ver-van-mijn-bedshow”: Nederlanders zien de invloed van de Nederlandse vredesmissies op de eigen veiligheid niet en de uitbreiding van Europa is vooral goed om het ‘Calimero-effect’ te vermijden (opboksen tegen andere grootmachten als de VS en China). Verder is hun houding gelaten; mogelijke consequenties van Europese eenwording (zoals afname van de werkgelegenheid) zijn volgens de bevolking onvermijdelijk onderdeel van het proces.
105
Bestrijding HIV/Aids leeft niet De bestrijding van HIV en Aids is volgens de bevolking geen issue met een groot maatschappelijk belang. Het onderwerp leeft ook niet in de media. Vanzelfsprekend vindt iedereen dat HIV/Aids vermeden moet worden, tweederde van de mensen levert hier ook persoonlijk een financiële bijdrage aan. Het is echter de vraag of zij de link met armoedebestrijding leggen.
106
14
NORMEN EN WAARDEN: “BANG OM IN TE GRIJPEN” Door de issues heen is beleid aan de orde gekomen dat betrekking heeft op normen en waarden. Die beleidsaspecten passeren in dit hoofdstuk nog eens de revue. Het gaat om: houden aan verkeersregels (zie ook verkeer en vervoer), elkaar aanspreken op gedrag (zie criminaliteit), veiligheid als gezamenlijke verantwoordelijkheid voor overheid, bedrijfsleven en burgers (zie veiligheid), en vorming van leerlingen en studenten tot verantwoordelijke en actieve burgers (zie onderwijs en kennis). Een normen- en waardenaspect dat in dit rapport nog niet aan bod is gekomen, is de vrijheid van meningsuiting. Wat hoort er volgens het publiek op de agenda? Doet de regering het goed op deze normen- en waardenonderwerpen? Wat zien mensen als hun eigen verantwoordelijkheid? En hoe komen normen en waarden in het nieuws? Hierna volgen de belangrijkste resultaten. Over dit issue heeft geen aparte media-analyse plaatsgevonden. Dat maakt dit hoofdstuk anders van opzet dan de hoofdstukken over de andere regeringsissues. 14.1 WAT HOORT ER OP DE NORMEN- EN WAARDENAGENDA? Normen en waarden staan hoog op de persoonlijke en maatschappelijke agenda, en krijgen – op vrijheid van meningsuiting na – ook relatief veel politieke prioriteit. Vrijheid van meningsuiting binnen grenzen De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Van de genoemde normen en waarden vinden Nederlanders deze vrijheid van het grootste belang voor zichzelf en de samenleving als geheel. Bijna iedereen beaamt dit. Toch vindt maar de helft van de bevolking in het voorjaar van 2004 dat de regering meer prioriteit aan dit onderwerp moet besteden24. Blijkbaar zit het volgens de anderen met de regeringsaandacht wel goed. Dat wordt bevestigd door de relatief geringe ontevredenheid van het publiek over het regeringsbeleid (zie tabel 14.2). Tabel 14.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda (in % van aantal mensen) van (groot) van (groot) moet meer persoonlijk maatschappelijk prioriteit krijgen belang belang van regering Negeren verkeersregels 90 94 80 Aanspreken op crimineel gedrag
75
86
78
Gezamenlijke verantwoordelijkheid veiligheid
74
88
69
Vorming van leerlingen/normen en waarden
72
91
83
Vrijheid van meningsuiting
93
96
48
De normen en waarden staan vrij hoog op de agenda van Nederlanders: het gemiddelde persoonlijke en maatschappelijke belang is groot. De vrijheid van meningsuiting steekt er bovenuit. Alleen op de politieke agenda gaan andere normen- en waardenaspecten vóór, zeker de vorming van leerlingen tot verantwoordelijke burgers.
24
Dit is nog voor de moord op Theo van Gogh.
107
Verkeersovertredingen zijn grote ergernis van het publiek Acht op de tien burgers vinden dat de regering meer moet optreden tegen het negeren van verkeersregels. Het persoonlijk en maatschappelijk belang dat ze aan naleving van de regels hechten is ook groot. Blijkbaar vormen de overtredingen, zoals we ook in het hoofdstuk over verkeer en vervoer zagen, een dagelijkse bron van irritatie. Bijna driekwart van de bevolking is ervan overtuigd dat hun eigen weggedrag zelden leidt tot hinder en ergernissen bij anderen. Scholieren vormen tot verantwoordelijke burgers De meeste prioriteit moet de regering volgens de bevolking laten uitgaan naar de normen en waarden van jongeren. In verhouding tot de andere beleidsaspecten vinden de meeste mensen (83%) dat hier meer aandacht aan moet worden besteed. Het belang dat de maatschappij hierbij zal hebben, is groot. De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen ligt bij de ouders (aldus 92% van de mensen), maar scholen dragen daar ook aan bij. En niet zonder succes, is de indruk. 31% is tevreden over de inspanningen van scholen (zie tabel 14.2). Dat is hoog in vergelijking tot andere normen- en waardenaspecten. Ook al vindt nog 41% dat die inspanningen onvoldoende tot resultaat leiden (zie ook hoofdstuk 9). Er moeten sancties volgen, daar is bijna iedereen het over eens, als ouders en leerlingen zich niet houden aan de regels die op school gelden. Criminaliteit en veiligheid ook van belang De andere twee normen- en waardenaspecten (aanspreken op crimineel gedrag en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid) worden door driekwart van de mensen van persoonlijk belang gevonden. Een even grote groep wenst er meer regeringsprioriteit voor. Het maatschappelijk belang ervan ligt hoger, maar minder hoog dan bij de andere beleidsaspecten op dit gebied. Respectloosheid, onverschilligheid en onaangepast gedrag Waaraan ergeren mensen zich in het gedrag van anderen?25 Op deze vraag volgt een lange opsomming van punten, waarvan er drie het meest prominent zijn. Allereerst respectloosheid: “Mensen houden geen rekening met elkaar.” Een tweede ergernis is onverschilligheid. Zomaar afval op straat gooien is daar een uiting van. En ten derde: onaangepast gedrag. Enkele ondervraagden hebben hierbij expliciet allochtonen in gedachte en halen de discussie aan over de hoofddoekjes. Andere ergernissen zijn asociaal en agressief verkeersgedrag, kleine criminaliteit, intimiderend groepsgedrag, graffiti, veronachtzaming van de etiquette, en mobiel bellen in het openbaar. Irritaties komen volgens het publiek voort uit maatschappelijke veranderingen (we wonen dichter op elkaar, er is minder gevoel voor hiërarchie in de verhoudingen) en persoonlijke omstandigheden (we willen ons afreageren, bijvoorbeeld in het verkeer). 14.2 DOET DE REGERING HET GOED? Vrijheid van meningsuiting: neutraal over rol regering De onvrede over het regeringsbeleid rond de vrijheid van meningsuiting is relatief beperkt: 29% is ontevreden over de rol van de regering in de discussie. Veel mensen oordelen er neutraal over. Ook over de informatieverstrekking (niet in de tabel opgenomen) vanuit de regering over dit onderwerp heeft een grote groep geen uitgesproken mening. Een kwart is er tevreden over; een vijfde is ontevreden. De helft van 25
108
Let op! Deze resultaten komen voort uit de groepsdiscussies, het gaat dus om een beperkt aantal mensen.
de bevolking (54%) vindt dat er in sommige gevallen grenzen gesteld moeten worden aan de vrijheid van meningsuiting. 13% accepteert het in geen geval als die vrijheid begrensd zou worden en 26% alleen bij hoge uitzondering. Tabel 14.2 Hoe tevreden bent u met het regeringsbeleid rond deze normen en waarden? (in % van aantal mensen) (zeer) ontevreden
neutraal
(zeer) tevreden
Negeren verkeersregels
54
23
23
Aanspreken op crimineel gedrag
52
35
12
Gezamenlijke verantwoordelijkheid veiligheid
34
43
23
Rol in discussie vrijheid van meningsuiting
29
44
27
Vorming van leerlingen/normen en waarden*
29
40
31
* Hier is naar de inspanningen van scholen en onderwijsinstellingen gevraagd en niet naar het regeringsbeleid. De meeste ontevreden mensen treffen we aan bij het verkeersbeleid; de meeste tevreden mensen bij de vorming van leerlingen door scholen.
Regering moet publiek meer stimuleren tot goed gedrag Over de andere beleidsaspecten (verkeersregels, aanspreken op crimineel gedrag en samen zorgen voor veilige woonomgeving) vinden Nederlanders dat de regering het publiek meer moet stimuleren tot goed gedrag. Driekwart is bijvoorbeeld van mening dat de regering meer moet doen om weggebruikers te motiveren zich aan de verkeersregels te houden. 68% vindt een verkeersovertreding, hoe licht ook, niet acceptabel. De helft is dan ook ontevreden over het huidige regeringsbeleid. Een even grote groep laat zich kritisch uit over de inspanningen van de regering om elkaar op (vandalistisch) gedrag aan te spreken. En een derde is ontevreden over de rol van de overheid bij het bevorderen van een veilige woonomgeving. De taak van de overheid – zo valt op te maken uit de groepsdiscussies – is niet zozeer méér regels op te stellen, maar de bestáánde regels beter te handhaven (denk aan vandalisme en diefstal). Verder is er behoefte aan concrete gedragsvoorschriften, zoals die uit de campagne ‘Weet wat je te doen staat als het om geweld gaat’. De overheid wordt daarin niet betuttelend gevonden. Eerder op het vlak van de verkeershandhaving: hier wordt de ‘brave burger’ de dupe van.
Typen burgers over normen en waarden* Geëngageerden: “Normen en waarden, dat onderwerp houdt me wel bezig. Het is van groot belang voor de samenleving, de regering zou er dan ook meer prioriteit aan moeten geven, zeker in het onderwijs. Verder ben ik een voorstander van meer respect voor leefwijzen en overtuigingen van andere culturen. Ook Nederlanders moeten zich aanpassen.” Ambitieuzen: “De regering hoeft zich helemaal niet extra bezig te houden met verkeersovertredingen en zo. Zo ontevreden over het beleid ben ik helemaal niet.” Zekerheidszoekers: “Respect voor onze normen en waarden vind ik een voorwaarde voor integratie. Waarom zouden we hier in Nederland de leefwijzen van andere culturen moeten accepteren?”
109
Anoniemen: “Vrijheid van meningsuiting vind ik voor mezelf echt belangrijk. Daar mag de regering meer aan doen.” Geborgenheidszoekers: “Ik ben ontevreden over hoe de regering optreedt tegen verkeersovertreders. Het is een groot maatschappelijk probleem.” * Bij gezelligheidszoekers doen zich geen significante verschillen voor. Deze gefingeerde uitspraken zijn steeds samengesteld op basis van het kwantitatief onderzoek.
14.3 WAT ZIEN NEDERLANDERS ALS HUN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID? In hoeverre voelen mensen zich zelf verantwoordelijk voor een prettige omgang met elkaar? Naar eigen zeggen is de taak van de burger: het goede voorbeeld tonen, tolerant zijn, eigen kinderen op gedrag aanspreken, niet te emotioneel reageren (boos zijn, voor eigen rechter spelen), en kalm ingrijpen op basis van concrete gedragsvoorschriften of handelingsperspectieven. De rol van de overheid is beperkt, in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid voor normen en waarden volgens de Nederlander bij zichzelf. Voor de preventie van criminaliteit ligt dat anders. Verdraagzaamheid oefenen Irritaties ontstaan volgens de deelnemers aan de groepsdiscussies omdat waarden en normen botsen en omdat mensen niet ruimdenkend staan tegenover ander gedrag. (Bij het issue integratie zagen we ook dat minder dan de helft van de inwoners vindt dat we de leefwijzen en overtuigingen van andere culturen moeten accepteren. Respect voor de Nederlandse normen en waarden is volgens de autochtone bevolking een voorwaarde voor integratie.) Niet alle oorzaken worden bij ‘de ander’ gelegd, ook de eigen inflexibele houding wordt als oorzaak gezien. Mensen pleiten zichzelf niet vrij: “We hebben de maatschappij zelf zo gemaakt.” Anderen aanspreken De helft van de bevolking (53%) vindt dat mensen er in eerste instantie zelf voor verantwoordelijk zijn om vandalisme aan te pakken, door elkaar aan te spreken op (dreigend) vandalistisch gedrag. Burgers die te maken hebben met grote groepen veelplegers hebben daar toch wel enige aarzeling bij. Als het gedrag niet direct op mensen persoonlijk betrekking heeft, staat men eerder achter. Zo gelooft 82% dat ‘burgers’ gezamenlijk in staat zijn geweld op straat te stoppen door omstanders te mobiliseren. Een kleinere groep (62%) denkt zélf bij te kunnen dragen aan een veiliger woonomgeving door anderen aan te spreken. Of mensen daadwerkelijk ingrijpen en anderen aanspreken op irritant of crimineel gedrag, lijkt – zo leiden we af uit de groepsdiscussies – af te hangen van een aantal factoren: de inschatting van de eigen fysieke mogelijkheden (“kan ik ’m aan?”), van het psychologisch overwicht en van de reactie van omstanders (“zullen die me steunen?”). Bovendien zijn mensen terughoudender als hun kinderen erbij zijn. Morele schroom (“mag ik me er wel mee bemoeien?”) lijkt ze niet te weerhouden. De vraag is steeds: heeft het zin om in te grijpen, en kan ik ingrijpen zonder risico voor mijzelf, mijn kinderen en mijn bezittingen?
110
14.4 HOE KOMEN NORMEN EN WAARDEN IN HET NIEUWS? Vooral media-aandacht voor normen en waarden in onderwijs en verkeer Er heeft geen aparte media-analyse plaatsgevonden over normen en waarden. Het aandeel van de vijf aspecten in het totale nieuws over normen en waarden is dus niet bekend. Wel is uit de andere hoofdstukken duidelijk hoeveel artikelen over de vier beleidsaspecten gingen (zie tabel 14.3). De naleving van verkeersregels en de vorming van leerlingen tot verantwoordelijke en actieve burgers konden op flink wat media-aandacht rekenen (een derde van al het onderwijsnieuws ging er namelijk over). Normen en waarden in het onderwijs (waaraan een derde van alle onderwijsartikelen is gewijd) staan in het voorjaar van 2004 hoog op de media-agenda, mede naar aanleiding van de moord op de conrector van het Terra College. Het aanspreken op (crimineel) gedrag en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid komen minder vaak aan bod. Tabel 14.3 Aantal artikelen in de landelijke en regionale pers over de vier normen- en waardenaspecten (januari t/m maart 2004) 1. Negeren verkeersregels
993
2. Vorming van leerlingen/normen en waarden
645
3. Aanspreken op crimineel gedrag
248
4. Gezamenlijke verantwoordelijkheid veiligheid
38
Regering profileert zich ermee Hoewel dit niet precies zo onderzocht is als bij andere issues lijkt de regering wel prominent aanwezig in het nieuws over normen en waarden. Van al het criminaliteitsnieuws is ‘aanspreken op ongewenst gedrag’ het enige aspect waar het kabinet de belangrijkste actor is; en ook bij de vorming van leerlingen trekt de regering de meeste aandacht. De standpunten van de regering over deze aspecten zijn – afgaand op de krantenberichten – niet zo omstreden in de maatschappij. Tabel 14.4 Welk normen- en waardenonderwerp volgt u vaak in de media? (in % van aantal mensen) 1. Negeren verkeersregels
47
2. Aanspreken op crimineel gedrag
43
3. Gezamenlijke verantwoordelijkheid veiligheid
38
4. Vorming van leerlingen/normen en waarden
35
Vrijheid van meningsuiting is niet gemeten. Onderwerpen waar burgers persoonlijk belang bij hebben, worden vaker gevolgd in de media.
111
Vrijheid van meningsuiting: twee kanten van de medaille Aan de ene kant is de vrijheid van meningsuiting een groot goed volgens Nederlanders. Bijna iedereen acht die vrijheid van grote persoonlijke en maatschappelijke waarde. Aan de andere kant ziet men er ook grenzen aan: volgens de helft van de mensen mag die vrijheid in sommige gevallen beperkt worden, volgens nog eens een kwart mag dat bij hoge uitzondering. Waar die grens moet liggen, wordt uit dit onderzoek niet duidelijk.
Verkeersovertreders moeten harder worden aangepakt Bumperkleven, rechts inhalen, door rood rijden: bijna iedereen ondervindt er dagelijks hinder van. Op de normen- en waardenagenda hoort dan ook vooral de aanpak van weggebruikers die bewust de verkeersregels negeren. Die aanpak is van groot belang, de regering moet er meer prioriteit aan geven en het huidige beleid stuit op de grootste ontevredenheid.
Respectloosheid, onverschilligheid en onaangepast gedrag in ergernissen top-3 De bevolking ergert zich aan respectloos, onverschillig en onaangepast gedrag. Deze irritaties worden zichtbaar bij de beleidsaspecten die met normen en waarden te maken hebben: onderwijs, verkeer en vervoer, en aanspreken op crimineel gedrag. In het onderwijs ontbreekt het aan respect tegenover leraren (minder hiërarchische verhoudingen dan vroeger). Onverschilligheid spreekt bijvoorbeeld uit het nalaten elkaar op hinderlijk gedrag aan te spreken. En in het verkeer gedragen veel deelnemers zich onaangepast: ze gaan ieder hun eigen gang en reageren zich af op elkaar.
Regering kan bevolking stimuleren met concrete gedragsvoorschriften Voor normen en waarden ervaren veel mensen een eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld om hun eigen kinderen op te voeden, maar niet zo voor preventie van criminaliteit. De regering mag meer doen om het publiek te stimuleren anderen aan te spreken als ze iets zien dat niet door de beugel kan. Mensen willen wel ingrijpen, maar zijn bang daarbij zelf risico te lopen. Daarom lijken concrete gedragsvoorschriften of ‘handelingsperspectieven’ (bijvoorbeeld: onthoud kenmerken van de dader) wel een uitkomst. Mensen geven ook aan daar behoefte aan te hebben.
112
15
DE ISSUES VERGELEKEN De issues uit de voorgaande hoofdstukken zetten we hier nog eens naast elkaar. Met uitzondering van normen en waarden, omdat dat issue niet op een vergelijkbare manier is onderzocht. 15.1 WAT MOET ER OP DE AGENDA? Criminaliteit bovenaan, Europa onderaan Europa en internationaal beleid staat steeds onderaan de agenda’s van het publiek. Mensen vinden het issue weinig relevant voor zichzelf. Het maatschappelijk belang is wel iets groter, maar in vergelijking tot andere issues het laagst, evenals de gewenste prioriteit van de regering. ‘Europa’ blijkt opnieuw nauwelijks te leven bij de Nederlandse bevolking. De criminaliteitsbestrijding daarentegen is van de grootste maatschappelijke waarde en verdient de meeste aandacht van de regering. Het persoonlijk belang is groot, hoewel niet het allergrootst (zorg en welzijn, veiligheid, en financiën en koopkracht gaan vóór volgens het publiek). Tabel 15.1 Persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda van het publiek (in % van aantal mensen)
Verkeer en vervoer*
van (groot) persoonlijk belang 65
van (groot) maat- meer prioriteit nodig schappelijk belang van regering 90 73
Criminaliteit*
65
92
89
Integratie en immigratie*
44
82
73
Openbare veiligheid*
68
84
62
Onderwijs en kennis*
51
85
80
Economie en werkgelegenheid
48
88
73
Financiën en koopkracht
65
84
77
Sociale zekerheid
49
81
67
Zorg en welzijn
70
84
70
Natuur en milieu
53
78
63
Europa en internationaal beleid
39
73
45
* Deze issues zijn gemeten in het eerste kwartaal van 2004, de andere in het tweede kwartaal van 2004.
113
Tabel 15.2 Rangordening van issues op persoonlijke, maatschappelijke en politieke agenda26 Persoonlijk belang van publiek
Maatschappelijk belang volgens publiek
Hoort volgens publiek regeringsprioriteit te zijn
1. Zorg en welzijn 2. Openbare veiligheid 3. Financiën en koopkracht 4. Criminaliteit 5. Verkeer en vervoer 6. Onderwijs 7. Natuur en milieu 8. Economie en werkgelegenheid 9. Sociale zekerheid 10. Integratie en immigratie 11. Europa en internationaal beleid
1. criminaliteit 2. verkeer en vervoer 3. economie en werkgelegenheid 4. onderwijs 5. zorg en welzijn 6. integratie en immigratie 7. financiën en koopkracht 8. veiligheid 9. sociale zekerheid 10. natuur en milieu 11. Europa en internationaal beleid
1. criminaliteit 2. onderwijs 3. financiën en koopkracht 4. verkeer en vervoer 5. integratie en immigratie 6. economie en werkgelegenheid 7. zorg en welzijn 8. sociale zekerheid 9. natuur en milieu 10. veiligheid 11. Europa en internationaal beleid
Tabel 15.3 Overzicht van belangrijkste beleidsaspecten volgens het publiek Persoonlijk belang
Maatschappelijk belang
Regeringsprioriteit
Hoogst
verkeersveiligheid op de weg verkeersveiligheid op de weg toenemende kosten voor zorg
Laagst
bijzondere bijstand
bestrijding HIV/Aids
inzet militairen bij vredesmissies
15.2 HOE DOET DE REGERING HET? Meeste onvrede over criminaliteitsbestrijding, minste over Europa Dezelfde volgorde als bij de agenda’s doet zich voor bij de beleidstevredenheid. De aanpak van criminaliteit krijgt de meeste kritiek, het Europees en internationaal beleid van de regering de minste kritiek. Tabel 15.4 Ontevredenheid met het regeringsbeleid (in % van aantal mensen) tevreden met beleid
ontevreden met beleid
1. Criminaliteit*
8
68
2. Financiën en koopkracht
7
63
3. Integratie en immigratie*
11
58
4. Economie en werkgelegenheid
10
58
5. Sociale zekerheid
11
53
6. Zorg en welzijn
16
50
7. Onderwijs en kennis*
14
48
8. Natuur en milieu
18
44
9. Verkeer en vervoer*
19
43
10. Openbare veiligheid*
22
38
11. Europa en internationaal beleid
20
32
* Deze issues zijn gemeten in het eerste kwartaal van 2004, de andere in het tweede kwartaal van 2004.
26
114
Deze rangordening verschilt enigszins van die volgens tabel 15.1. Dat komt omdat hier is uitgegaan van gemiddelde scores en in tabel 15.1 van percentages zoals in de rest van de rapportage.
Opvallend is ook het grote verschil in tevredenheid tussen criminaliteit (68% ontevreden) en veiligheid (38% ontevreden). Zoals we bij het hoofdstuk over veiligheid al constateerden, houdt dit vermoedelijk verband met de beleidsthema’s die daaronder zijn besproken (niet de dreiging van terrorisme, maar bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen in de woonomgeving of de doorberekening van politiekosten aan organisatoren van evenementen). Tabel 15.5 Overzicht van beleidsaspecten met hoogste en laagste tevredenheid Beleidstevredenheid Hoogst
veiligheidsvoorzieningen in openbare gebouwen
Laagst
toenemende kosten voor zorg
Tabel 15.6 Persoonlijk, maatschappelijk en politiek belang van de beleidsaspecten volgens het publiek en ontevredenheid met het regeringsbeleid (in % van aantal mensen) Issue
Beleidsaspect
Criminaliteit
elkaar aanspreken op gedrag aanwezigheid van toezichthouders op straat risicojongeren veelplegers
Economie en werkgelegenheid
van (groot) maatschappelijk belang
meer beleidsprioriteit tevredennodig heid van regering
75
86
78
12
75
95
91
8
62
92
94
6
59
93
93
7
veiligheid in probleemwijken
53
93
88
8
arbeidsparticipatie
57
92
82
9
loonmatiging
57
81
46
10
werkgelegenheid
57
95
90
9
bedreigingen door andere landen
46
89
83
8
concurrentiepositie mainports
24
84
66
10
51
87
62
23
Europa en internationaal samenwerking op asielbeleid beleid financiële bijdrage Nederland
Financiën en koopkracht
van (groot) persoonlijk belang
49
85
58
11
bestrijding HIV/AIDS
38
57
46
17
inzet militairen bij vredesmissies
32
71
25
29
uitbreiding EU
24
67
33
14
toenemende kosten voor zorg
84
97
93
4
koopkrachtontwikkeling
81
91
88
7
betaalbaarheid van woningen belastingmaatregelen voor kwetsbare groepen veranderingen in de energiemarkt
66
87
77
5
52
85
82
7
44
59
45
17
115
Issue
Beleidsaspect
Integratie en immigratie eisen aan immigranten terugzenden uitgeprocedeerde asielzoekers wijken waar veel immigranten wonen
Natuur en milieu
Onderwijs en kennis
Sociale zekerheid
Openbare veiligheid
116
van (groot) persoonlijk belang
van (groot) maatschappelijk belang
meer beleidsprioriteit tevredennodig heid van regering
68
96
88
17
53
92
74
16
45
81
71
12
positie allochtone moslimvrouwen
27
72
67
10
regels voor trouwen met partner uit buitenland
25
70
65
14
klimaatverandering
73
86
70
16
energiezuinig wonen
71
86
64
19
overstroming en wateroverlast
66
93
74
21
woningbouw op het platteland
30
58
51
9
27
66
57
13
72
91
83
-
52
84
80
7
lerarentekort
50
90
86
12
voortijdig schoolverlaten
45
89
82
8
meer vrijheid voor scholen
38
71
67
8
zekerheid van goed pensioen
81
92
77
9
controle op uitkeringen
57
95
87
10
veranderingen in de WAO
48
88
67
10
levensloopregeling
41
62
58
8
bijzondere bijstand
18
65
46
11
86
88
63
25
85
93
61
26
stimuleren duurzaam ondernemen vorming van leerlingen/normen en waarden meer belastinggeld naar onderwijs en onderzoek
preventiemaatregelen door burgers veiligheidsvoorzieningen in openbare gelegenheden
Issue
Openbare veiligheid
Verkeer en vervoer
Beleidsaspect
gezamenlijke verantwoordelijkheid burgers en overheid veiligheidsrisico’s in woonomgeving
Zorg en welzijn
van (groot) maatschappelijk belang
meer beleidsprioriteit tevredennodig heid van regering
74
88
69
23
67
87
61
20
doorberekenen kosten hulpverlening aan organisatoren grote evenementen
26
62
57
9
verkeersveiligheid op de weg
95
97
76
21
90
94
80
23
67
91
67
17
45
79
62
11
29
87
80
8
75
96
48
-
88
95
90
10
83
94
86
7
controle op veiligheid voedsel
80
87
63
24
stimuleren gezond gedrag
57
76
49
24
bevorderen van vrijwilligerswerk
39
68
60
11
bewust negeren van verkeersregels op de weg onderhoud wegen, spoorwegen en vaarwegen reisduur snelwegen en 80 km wegen op tijd en geregeld rijden van treinen Vrijheid van meningsuiting
van (groot) persoonlijk belang
vrijheid van meningsuiting maatregelen om zorg te verbeteren maatregelen om zorg betaalbaar te houden
117
118
16
DE TRENDS: ZOMER 2004 VERGELEKEN MET EERDERE METINGEN Er hebben inmiddels twee metingen van de Belevingsmonitor-nieuwe stijl plaatsgevonden. Aangezien in iedere meting andere beleidsissues centraal stonden, zijn nog weinig vergelijkingen te maken tussen de metingen. Dit kan alleen op de algemene vragen over de regering en de politiek. Hoe meer metingen worden verricht, hoe duidelijker trends zich kunnen aftekenen. voorjaar 2004
zomer 2004
35%
32%
Positieve houding tegenover de politiek :
33%
31%
Betrokkenheid bij de politiek:
27%
26%
35%
35%
Vertrouwen in de regering: 27
28
Tevredenheid met de regering :
Er hebben zich geen significante verschillen voorgedaan op deze onderwerpen.
27 28
Een samengestelde score op basis van zeven stellingen, zie hoofdstuk 2. Tevredenheid over het optreden van de regering: bevolking betrekken bij de uitvoering van beleid, rekening houden met belangen van bevolking, weten wat er leeft, slagvaardig handelen, effectief handelen en informatie verstrekken over plannen en maatregelen.
119
120
BIJLAGE 1: TYPERING BEVOLKINGSSEGMENTEN De Belevingsmonitor onderscheidt zes groepen burgers die zich kenmerken door overeenkomstige waarden. In het onderzoek wordt steeds aangegeven hoe de verschillende groepen oordelen over de issues. Hieronder staan ze kort toegelicht.
Anoniemen Omvang: 7% van de bevolking Typering: buitenstaanders gericht op onafhankelijkheid, privacy en anonimiteit Houding: matig geïnteresseerd, wantrouwend Rol overheid: privacy respecteren Kranten: Metro Socio-demografie: 66% man, alleenstaand, jongeren en ouderen, beneden modaal inkomen
Gezelligheidszoekers Omvang: 18% van de bevolking Typering: extravert, spontaan, tikje eigenwijs Houding: ongeïnteresseerd in politiek, primair gericht op eigen leven Rol overheid: burgers stimuleren Kranten: De Telegraaf, Spits, Algemeen Dagblad Socio-demografie: 64% vrouw, relatief jong, werkzaam, opleiding en inkomen gemiddeld
Geëngageerden Omvang: 12% van de bevolking Typering: zelfontplooiing, groeien, expressie, uniek zijn, idealistisch, kritisch en mondig Houding: maatschappelijk en politiek betrokken Rol overheid: zorgen dat burgers niet buiten de boot vallen Kranten: De Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, Het Parool Socio-demografie: 56% vrouw, één- en tweepersoonshuishoudens, fulltime werkzaam, hoger opgeleid, bovenmodaal inkomen, sociale klasse A en B
Geborgenheidszoekers Omvang: 20% van de bevolking Typering: groepsgericht, coöperatief, behulpzaam, vriendschap en respect Houding: enigszins vervreemd van politiek Rol overheid: betrokkenheid en solidariteit bevorderen Kranten: regionaal dagblad, Reformatorisch Dagblad Socio-demografie: 89% vrouw, gezinnen, huisvrouw, sociale klasse C en D
121
Zekerheidszoekers Omvang: 22% van de bevolking Typering: primair gericht op eigen leefwereld, sociale omgeving, eigen groepsnormen en -waarden, gesteld op privacy Houding: je hebt geen invloed op de politiek Rol overheid: zorgen voor sociale zekerheid en veiligheid Kranten: regionaal dagblad, Reformatorisch Dagblad Socio-demografie: 64% man, oudste segment, tweepersoonshuishoudens (‘empty nest’), lager opgeleid, in loondienst of met pensioen, modaal inkomen, sociale klasse C
Ambitieuzen Omvang: 21% van de bevolking Typering: zelfbewust, zelfverzekerd, energiek, uitdagingen aangaan, presteren, succes in (bedrijfs)leven Houding: betrokken maar kritisch Rol overheid: controleren en zorgen voor solide economische basis Kranten: De Telegraaf, Algemeen Dagblad, Metro, De Volkskrant, NRC Handelsblad, Financieele Dagblad Socio-demografie: 71% man, tweepersoonshuishoudens, fulltime werkzaam, hoger opgeleid, bovenmodaal inkomen
122
BIJLAGE 2: TIJDGEEST; WAT WAS ER IN DE ACTUALITEIT? Belangrijke gebeurtenissen voorjaar en zomer 2004 Moord op Hans van Wieren van het Terra College in Den Haag door Murat D. Debat met minister Verdonk in Tweede Kamer februari 2004 over terugkeerbeleid Voorjaarsoverleg tussen kabinet en vakbonden over onder meer levensloopregeling, VUT, pensioenen, WAO Vredesmissie in Irak en Nederlandse marinier Eric O. die eind 2003 ervan verdacht werd een Irakees burger te hebben gedood Nieuwe lidstaten treden per 1 mei 2004 toe tot de Europese Unie Uitkeringsinstantie UWV richt hoofdkantoor te duur in (UWV-affaire) Woonwagenkamp in Limburg hoeft geen belasting te betalen (vrijstaataffaire) Nota Ruimte wordt gepresenteerd in april 2004 Puntenrijbewijs voor automobilisten Liberalisering van de energiemarkt Eerwraak in Koog aan de Zaan, moord op moslimvrouw Discussie over islam en hoofddoekjes Eigen bijdrage voor de thuiszorg HBO-fraude, onterechte subsidieverstrekking Aanleg van HSL en Betuwelijn Dreiging van terroristische aanslagen
123
124
BIJLAGE 3: SAMENSTELLING KABINET VOORJAAR EN ZOMER 2004 Algemene Zaken: minister-president Balkenende Buitenlandse Zaken: minister Bot en staatssecretaris Nicolaï Ontwikkelingssamenwerking: minister Van Ardenne Binnenlandse Zaken: minister Remkes Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties: minister De Graaf Defensie: minister Kamp en staatssecretaris Van der Knaap Economische Zaken: minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Gennip Financiën: minister Zalm en staatssecretaris Wijn Justitie: minister Donner Vreemdelingenzaken en Integratie: minister Verdonk Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit: minister Veerman Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: minister Van der Hoeven, staatssecretaris Van der Laan en tot half juni 2004 staatssecretaris Nijs, na juni 2004 staatssecretaris Rutte Sociale Zaken en Werkgelegenheid: minister De Geus, staatssecretaris Rutte (tot half juni 2004), na juni 2004 staatssecretaris Van Hoof Verkeer en Waterstaat: minister Peijs en staatssecretaris Schultz van Haegen Volksgezondheid, Welzijn en Sport: minister Hoogervorst en staatssecretaris Ross Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: minister Dekker en staatssecretaris Van Geel
125
126
REGISTER VAN BELEIDSASPECTEN Aanspreken op gedrag 19, 107, 115 Arbeidsparticipatie 43, 57, 115 Asielbeleid in EU, samenwerking – 99, 115 Asielzoekers, terugsturen – 35, 116 Bedreiging door andere landen 43, 115 Belastinggeld naar onderwijs en onderzoek, meer – 67, 116 Belastingmaatregelen kwetsbare groepen 27, 115 Bestrijding HIV/Aids 99, 114, 115 Betaalbaarheid van woningen 27, 115 Betaalbare zorg 59, 117 Bevorderen van vrijwilligerswerk 59, 117 Bijzondere bijstand 29, 43, 51, 114, 116 Concurrentiepositie mainports 43, 115 Controle op uitkeringen 51, 116 Controle op veiligheid voedsel 59, 117 Doorberekening hulpverleningskosten 91, 117 Duurzaam ondernemen, stimuleren – 75, 116 Eisen aan immigranten 35, 116 Energiemarkt, veranderingen in de – 27, 115 Energiezuinig wonen 75, 116 Europese Unie, uitbreiding – 99, 115 Financiële bijdrage van Nederland aan EU 99, 115 Gedrag, aanspreken op – 19, 107, 115 Gezond gedrag, stimuleren 59, 117 HIV/Aids, bestrijding – 99, 114, 115 Hulpverleningskosten, doorberekening – 91, 117 Immigranten, eisen aan – 35, 116 Immigrantenwijken 35, 116 Infrastructuur, onderhoud – 83, 117 Inzet militairen bij vredesmissies 99, 114, 115 Klimaatverandering 75, 116 Koopkrachtontwikkeling 27, 115 Kosten voor zorg 27, 114, 115 Leerlingen/normen en waarden, vorming van – 67, 107, 116 Lerarentekort 67, 116 Levensloopregeling 51, 116, 123 Loonmatiging 32, 43, 115 Maatregelen om de zorg te verbeteren 59, 117 Mainports, concurrentiepositie – 43, 115 Moslimvrouwen, positie allochtone – 35, 116 Negeren verkeersregels 83, 107, 117 Normen en waarden, vorming van leerlingen 67, 107, 116 Onderhoud infrastructuur 83, 117
127
Onderwijs en onderzoek, meer belastinggeld naar – 67, 116 Openbare gelegenheden, veiligheidsvoorzieningen – 91, 115, 116 Overstroming en wateroverlast 75, 116 Pensioen, zekerheid van – 51, 116 Platteland, woningbouw – 75, 116 Positie allochtone moslimvrouwen 35, 116 Preventiemaatregelen door burgers 91, 116 Probleemwijken 19, 115 Regels trouwen buitenlandse partner 35, 116 Reisduur 83, 117 Risicojongeren 19, 115 Samenwerking asielbeleid in EU 99, 115 Scholen, vrijheid voor – 67, 116 Schoolverlaten, voortijdig – 67, 116 Stimuleren duurzaam ondernemen 75, 116 Stimuleren gezond gedrag 59, 117 Stimuleren werkgelegenheid 43 Stiptheid treinen 83, 117 Terugsturen asielzoekers 35, 116 Toezichthouders op straat 19, 115 Treinen, stiptheid – 83, 117 Trouwen buitenlandse partner, regels – 35, 116 Uitbreiding Europese Unie 99, 115 Uitkeringen, controle op – 51, 116 Veelplegers 19, 110, 115 Veiligheid als gezamenlijke verantwoordelijkheid 91, 107, 117 Veiligheidsrisico’s in woonomgeving 91 Veiligheidsvoorzieningen openbare gelegenheden 91, 115, 116 Veranderingen in de energiemarkt 27, 115 Veranderingen in de WAO 51, 116 Verkeersregels, negeren – 83, 107, 117 Verkeersveiligheid 83, 114, 117 Voedsel, controle op – 59, 117 Voortijdig schoolverlaten 67, 116 Vorming van leerlingen/normen en waarden 67, 107, 116 Vredesmissies, inzet militairen – 99, 114, 115 Vrijheid van meningsuiting 107, 117 Vrijheid voor scholen 67, 116 Vrijwilligerswerk, bevorderen – 59, 117 WAO, veranderingen in de – 51, 116 Wateroverlast en overstroming 75, 116 Werkgelegenheid, stimuleren – 43 Wonen, energiezuinig – 75, 116 Woningbouw platteland 75, 116 Woningen, betaalbaarheid van – 27, 115 Zekerheid van een goed pensioen 51, 116 Zorg, betaalbare – 59, 117 Zorg, maatregelen ter verbetering – 59, 117
128