Zoeterwoude Rijndijk
nota van uitgangspunten
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
Zoeterwoude Rijndijk
Nota van Uitgangspunten
procedure projectnummer:
datum:
227.14588.00
02-03-2010
opdrachtleider:
R.008/03
mw. ir. M.C. Koot
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding 1.1. Ligging van het plangebied 1.2. De opgave 1.3. Vigerende bestemmingsplannen 1.4. Beoogd bestemmingsplan 1.5. Planproces 1.6. Leeswijzer 2. Visie op het plangebied 2.1. Samenvatting beleidskader 2.2. Samenvatting ruimtelijke en functionele analyse 2.3. Gebiedsvisie 2.4. Toekomstige ontwikkelingen
blz. 5 5 5 6 6 6 6 7 7 8 8 9
3. Juridische planbeschrijving 3.1. Inleiding 3.2. Planvorm 3.3. Algemeen 3.4. Uitleg van de regels 3.4.1. Inleidende regels 3.4.2. Bestemmingsregeling
11
4. Beleidskader 4.1. Inleiding 4.2. Rijksbeleid 4.3. Provinciaal beleid 4.4. Regionaal beleid 4.5. Lokaal beleid 4.6. Conclusie
17
5. Ruimtelijke en functionele analyse 5.1. Ontstaansgeschiedenis 5.2. Cultuurhistorie en archeologie 5.3. Ruimtelijke structuur 5.4. Functionele analyse 5.5. Ontwikkelingen
23
6. Onderzoek 6.1. Bedrijven en milieuhinder 6.2. Industrielawaai 6.3. Wegverkeerslawaai 6.4. Luchtkwaliteit 6.5. Externe veiligheid 6.6. Bodem 6.7. Duurzaam Bouwen 6.8. Kabels en leidingen 6.9. Water 6.10. Ecologie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11 11 12 12 12 12
17 17 18 19 20 21
23 23 25 27 31 33 33 34 35 35 36 39 39 40 40 43
227.14588.00
2
Inhoud
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lijst van monumenten. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Staat van Horeca-activiteiten. Onderzoek flora en fauna.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Inhoud
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
1. Inleiding
5
Aan de rand van het Groene Hart, op de overgang naar het stadsgewest Leiden, is Zoeterwoude een meerkernige gemeente waarbinnen de afzonderlijke kernen en buurtschappen duidelijk verschillen in zowel ruimtelijk als functioneel opzicht. De kern Rijndijk wordt door de A4 en de Oude Rijn gescheiden van Leiden. Verder ligt de kern ingeklemd door bedrijventerreinen. Rijndijk kenmerkt zich in hoofdzaak als een woonkern, waar naast het wonen ook functies als maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid aanwezig zijn. Het beleid van de gemeente Zoeterwoude is gericht op de versterking van de positie als Groene Hartgemeente met behoud van haar landelijke, groene en dorpse karakter. Onderdeel van dit beleid is het versterken van de woonfunctie in de kern Rijndijk. In de voorliggende Nota van Uitgangspunten komen de ruimtelijke en functionele analyse van het gebied aan de orde, het bestaande beleid en de visie op het plangebied. Deze visie wordt vervolgens vertaald in uitgangspunten voor de op te stellen voorschriften en plankaart. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de ligging van het plangebied Rijndijk en de opgave die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. Tevens wordt aangegeven welke vigerende bestemmingsplannen door het op te stellen bestemmingsplan worden vervangen en welke planvorm gekozen is. Als laatste is een leeswijzer voor de voorliggende nota opgenomen.
1.1. Ligging van het plangebied Het plangebied Rijndijk omvat globaal de woongebieden van de kern Zoeterwoude-Rijndijk en het gemengde gebied tussen de Hoge Rijndijk en de Oude Rijn tot aan de Weipoortsevliet. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Meerburgerwatering, zie ook figuur 1.1. Het plangebied kent voornamelijk een woonfunctie. Verder zijn er op kleine schaal maatschappelijke functies, kantoor-, bedrijfs- en horecafuncties in het gebied aanwezig.
1.2. De opgave Voor het gebied Rijndijk dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld dat is afgestemd op actuele gegevens en inzichten, rekening houdt met gewenste ontwikkelingen en kan bogen op een breed maatschappelijk draagvak. Doel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling, met ruimte voor gewenste ontwikkelingen, maar ook met voldoende waarborgen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Gezien het karakter van het gebied is het beleid met name gericht op beheer en consolidatie van de aanwezige functies en kwaliteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
6
Inleiding
Deze Nota van Uitgangspunten vormt de basis voor het bestemmingsplan en geeft een aantal gewenste ontwikkelingen in het plangebied een stedenbouwkundig kader, gebaseerd op de bestaande kwaliteiten van het gebied.
1.3. Vigerende bestemmingsplannen Voor het plangebied vigeert thans een aantal bestemmingsplannen. naam bestemmingsplan
vastgesteld
goedgekeurd
Hoge Rijndijk
09-03-2000
09-04-2002
Hoge Rijndijk 1 herziening
21-02-2002
05-08-2002
Hoge Rijndijk-West
24-04-1997
19-08-1997
e
1.4. Beoogd bestemmingsplan De ruimtelijke beleidsvisie is gebaseerd op een heldere analyse van de ruimtelijk en functionele structuur van het plangebied. Daarbij wordt rekening gehouden met relevante beleidskaders op verschillende niveaus. Gegeven het karakter van het plangebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit is het beleid in dit bestemmingsplan erop gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden. De planvorm is hierop afgestemd en heeft in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemmingsregeling wordt voorzien.
1.5. Planproces Deze Nota van Uitgangspunten wordt tijdens een inloopavond samen met de inventarisatiekaart van het plangebied voorgelegd aan de belanghebbenden. Vervolgens wordt de Nota van Uitgangspunten, rekening houdend met de reacties die tijdens de inloopavond zijn gegeven, vertaald in de plantoelichting en worden de regels en de plankaart van het voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan de provincie en aan andere artikel 3.1.1-overlegpartners. De overlegreacties worden vervolgens verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Na verwerking zal het plan de gebruikelijke wettelijk procedure van terinzagelegging en vaststelling door de gemeenteraad doorlopen.
1.6. Leeswijzer Deze Nota van Uitgangspunten is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de visie op het gebied weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat de juridische planbeschrijving en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 5 bevat zowel de ruimtelijke als functionele analyse van het plangebied. In hoofdstuk 6 worden tot slot de onderzoeken toegelicht. Voor een snel inzicht in de visie op het gebied en de beoogde regeling wordt verwezen naar de hoofdstukken 2 en 3.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Visie op het plangebied
7
Het beleidskader, de verschillende milieuaspecten en de ruimtelijke en functionele structuur dienen, met inachtneming van het vigerend beleidskader, geïntegreerd te worden tot een samenhangende gebiedsvisie, die de basis vormt voor de bestemmingsregeling. Hieronder worden allereerst de conclusies uit de hiervoor beschreven aspecten samengevat.
2.1. Samenvatting beleidskader Nationaal beleid De Nota Ruimte vormt het ruimtelijk beleidskader op rijksniveau. Verdere versterking van economische kerngebieden, waartoe het gebied Leiden-Zoeterwoude-Leiderdorp wordt gerekend als onderdeel van de Deltametropool, is een belangrijk doel waarbij aandacht voor de leefbaarheid, de verbetering van de bereikbaarheid en de verhoging van de woonkwaliteit belangrijke nevendoelen zijn. Provinciaal beleid Het Streekplan Zuid-Holland West geeft met bebouwingscontouren de grenzen van het bebouwde gebied weer. Binnen bestaand stedelijk gebied kunnen gemeenten naar eigen inzicht woningen ontwikkelen. Het gehele plangebied ligt binnen de rode contour. Regionaal beleid In de Regionale Structuurvisie zijn 7 kernbeslissingen genomen. Voor het plangebied, dat op de plankaart is aangeduid als stedelijk gebied, is het van belang dat Holland Rijnland wordt gezien als een topwoonregio, dat stedelijke ontwikkeling geconcentreerd dient te worden en dat groenblauwe kwaliteit centraal staat. De Oude Rijnzone is in 2006 benoemd als een van de tien icoonprojecten in het uitvoeringsprogramma 'groene Hart'. Het beleid is gericht op groenblauwe kwaliteit, leesbaarheid van het landschap en behoud van cultuurhistorisch erfgoed. Het plangebied maakt deel uit van deze zone, maar niet als uitwerkingsgebied. Bij (kleinschalige) ontwikkelingen aan de Oude Rijn dient met name gelet te worden op beleefbaarheid van de Oude Rijn. Gemeentelijk beleid Het ruimtelijk beleid van de gemeente Zoeterwoude is al lange tijd gericht op behoud van het groene karakter en tegen verdere verstedelijking. De gemeente wil haar positie als Groene Hartgemeente verstevigen en de functie van het buitengebied als (extensief) recreatiegebied voor de inwoners van de omliggende Leidse en Haagse regio versterken. Zoeterwoude wil haar landelijke, groene en dorpse karakter graag behouden. Stedelijke ontwikkelingen (voor wonen en werken) dienen derhalve plaats te vinden binnen de bestaande bebouwingscontouren. Daarom zal uitputtend worden gezocht naar bouwlocaties binnen de contouren. De waarde van groen en speelruimten wordt hierbij meegewogen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
8
Visie op het plangebied
In het Beeldkwaliteitplan is de Hoge Rijndijk aangemerkt als aandachtsgebied. Nieuwe elementen dienen hier zeer zorgvuldig te worden ingepast. Rijnegom en de Goede Herder behoren tot het reguliere beleidsgebied. Hier kan worden uitgegaan van algemeen welstandsbeleid.
2.2. Samenvatting ruimtelijke en functionele analyse Ruimtelijke structuur De Hoge Rijndijk is het structuur- en beeldbepalende element van het plangebied. Het gebied tussen de Hoge Rijndijk en de Oude Rijn vormt een dicht historisch gegroeid bebouwingslint. Aan de andere zijde van Hoge Rijndijk zijn de meer planmatig opgebouwde wijken Rijnegom en de Goede Herder gelegen. Deze wijken worden door een groene rand afgeschermd van bedrijventerrein Grote Polder. Functionele analyse Wonen De woonfunctie in het gebied blijft de primaire functie. Binnen het plangebied is een verscheidenheid aan woningtypen aanwezig, maar de eengezinsrijwoningen vormen het overgrote deel van het woningbestand. Voorzieningen De verschillende voorzieningen in het gebied blijven gehandhaafd. Het betreft maatschappelijke voorzieningen, winkels, dienstverlening en horeca. Kantoren en bedrijven De kantoren en bedrijvigheid bevinden zich aan de Rijndijk. Deze functies blijven gehandhaafd. Groen en recreatie Het groen in het gebied wordt voornamelijk gevormd door de groene rand en het groen in de straten. Op verschillende plaatsen zijn speelplekken gesitueerd. In de groene rand is verder een tennisvereniging aanwezig. De aanwezigheid en functie van het groen en de speelplekken dient behouden en zo nodig versterkt te worden. Verkeer De Hoge Rijndijk en de Burgemeester Smeetsweg zijn de belangrijkste ontsluitingswegen van het plangebied, zowel voor gemotoriseerd als voor langzaam verkeer. Door de inrichting van de verschillende wegen conform Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid in het plangebied voldoende gewaarborgd.
2.3. Gebiedsvisie Het plangebied bestaat uit de woonbuurten van de kern Zoeterwoude-Rijndijk. Deze kern is ontstaan vanuit het lint van de Hoge Rijndijk. Van oudsher kende dit lint een menging aan functies, maar de laatste tijd worden met name de bedrijvenlocaties omgevormd tot woongebied. De belangrijkste functie in het plangebied is de woonfunctie. Op een aantal plekken aan de Hoge Rijndijk zijn kantoren en een enkel bedrijf aanwezig. Verspreid in het plangebied is een aantal voorzieningen gesitueerd.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Visie op het plangebied
9
Ruimtelijke structuur De belangrijkste structuurdragers zijn de Oude Rijn en daaraan gekoppeld de Hoge Rijndijk. De noordzijde van de Hoge Rijndijk bestaat voornamelijk uit lintbebouwing waar op een aantal plekken nieuwe woonbebouwing is ingevoegd. Aan de zuidzijde van de Hoge Rijndijk zijn de woonwijken Rijnegom en de Goede Herder gelegen. Beide wijken kennen een rechthoekige verkavelingsstructuur, waarbij het openbaar gebied in Rijnegom vooral een lineaire vorm heeft (straten) en in de Goede Herder meer sprake is van plein- en plantsoenachtige ruimten. Tussen de woonwijken en bedrijventerrein de Grote Polder is een groene rand aanwezig. Deze ruimtelijke structuur en karakteristiek dienen behouden te blijven. Bijzondere delen van het plangebied, de zogenaamde beeldbepalende elementen, dienen extra beschermd te worden. Het karakter van deze beeldbepalende elementen dient hierbij zoveel mogelijk behouden en zo mogelijk versterkt te worden. Hierbij is een belangrijke functie weggelegd voor het welstandstoezicht. Concreet betreft het hier de Hoge Rijndijk, en in het bijzonder de Meerburgkerk met de pastorie, het rectorhuis en de naastgelegen boerderij. Woon- en leefklimaat Het plangebied heeft primair een woonfunctie. Het beleid is vooral gericht op consolidatie; in eerste instantie van de woonfunctie, maar het is gewenst dat ook de andere functies in het gebied blijven bestaan.
2.4. Toekomstige ontwikkelingen Gezien het belangrijkste doel van het bestemmingsplan, het opstellen van een goede eenduidige regeling voor de aanwezige functies in het gehele plangebied, wordt terughoudend omgegaan met het opnemen van nieuwe ontwikkelingen. Ontwikkelingen worden alleen in de regeling van het plan opgenomen wanneer ze voldoende concreet zijn en de haalbaarheid is aangetoond. Ontwikkelingen die hieraan niet voldoen worden alleen in de toelichting beschreven. Concreet betekent dit dat de volgende ontwikkeling in de regels en op de plankaart wordt opgenomen: woningbouw Hoogh Swieten (Hoge Rijndijk, tussen huisnummers 139 en 157). De volgende ontwikkeling wordt in de toelichting beschreven: woningbouw nabij het Rectorhuis (Hoge Rijndijk 20).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
10
Visie op het plangebied
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Juridische planbeschrijving
11
3.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de beoogde planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
3.2. Planvorm Het bestemmingsplan heeft in belangrijke mate een consoliderend karakter. Dat betekent dat de bestaande situatie, zoals deze bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend was, is vastgelegd. Vanwege de wens de bestaande structuur en ruimtelijke kwaliteit van de woongebieden zo goed mogelijk te behouden, is gekozen voor een in hoofdzaak gedetailleerde planvorm. Dit houdt overigens niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor deze delen van het plangebied voor de aankomende tien jaar wordt bevroren en dat er geen (kleinschalige) ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen meer mogelijk zijn. Ontwikkelingen als uitbreidingen van bestaande bebouwing, het bouwen van aan- en bijgebouwen, het mogelijk maken van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, (her)inrichtingen van de openbare ruimte en dergelijke, zijn binnen dit bestemmingsplan gewoon mogelijk. Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, namelijk: 1. de plankaart, met zoveel mogelijk relevante informatie wat betreft de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen, de afmetingen en de verklaringen van de betreffende gronden; 2. de regels, hierin wordt per bestemming een zo eenduidig mogelijke omschrijving van het gebruik en bouwmogelijkheden van de betreffende bestemming gegeven; 3. de toelichting, hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie en uitleg van de gebruikte bestemmingen. De plankaart met de bijbehorende regels vormen de enige juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. Op de plankaart zijn alle functies apart bestemd, waardoor het voor eenieder mogelijk is om met behulp van het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de percelen binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels vindt men de doeleindenomschrijving, de bouwregels en de eventuele gebruiksbepalingen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
12
Juridische planbeschrijving
3.3. Algemeen Bestemmingsvlak en bouwvlak Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de plankaart voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder). Aanduidingen De aanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Dit betreft bijvoorbeeld de aanduiding 'ga' op een locatie waar garages zijn toegestaan. Ook nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of de bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is 'sba-1', specifieke bouwaanduiding-1. In de regels wordt vervolgens omschreven welk regime hier van toepassing is. Wanneer deze specificaties op het hele bestemmingsvlak van toepassing zijn, dan staan de aanduidingen achter de bestemmingsaanduiding in het bestemmingsvlak. Voor de leesbaarheid of omdat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen is er soms voor gekozen om de aanduidingen in het bouwvlak te plaatsen. Voor- en achterkantenbenadering Het nieuwe bestemmingsplan bevat een duidelijke regeling die aansluit op het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en die aan de achter- en zijkant van de woning voldoende ruimte geeft voor eigen ideeën van burgers. Om het straatbeeld intact te houden en daarmee de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, zijn voor de voorzijde van de percelen en gebouwen restricties in dit voorontwerpbestemmingsplan opgenomen.
3.4. Uitleg van de regels 3.4.1. Inleidende regels De inleidende regels bevatten de begrippen en de wijze van meten. Artikel 1 geeft een toelichting op begrippen die in het normale spraakgebruik niet voorkomen en dus zonder uitleg voor interpretatie vatbaar zijn. Het artikel 'wijze van meten' beschrijft hoe de maatvoeringen, zoals deze in de regels voorkomen, moeten worden gemeten.
3.4.2. Bestemmingsregeling Bij het bepalen van de bestemmingslegging voor de in het plangebied aanwezige functies zijn de vigerende bestemmingsregelingen, de bestaande situatie en de gebiedsvisie zoals weergegeven in hoofdstuk 2 het uitgangspunt. Het grootste deel van de aanwezige functies in het plangebied wordt overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. De uitgangspunten voor de bestemmingsregelingen worden hieronder nader toegelicht. Bedrijf Aan de aanwezige bedrijven wordt de bestemming Bedrijf toegekend. Om inzicht te krijgen in de milieubelasting van de gevestigde bedrijven, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten gerangschikt zijn naar de mate van de belasting van het milieu. Deze Staat van
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische planbeschrijving
13
Bedrijfsactiviteiten maakt onderdeel uit van de regels. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt bepaald aan de hand van de vraag tot welke categorie de activiteit naast of direct onder de woonbebouwing is toegestaan. Bestaande bedrijven uit een hogere categorie blijven in een woongebied toegestaan. Ervan uitgaande dat het in de huidige situatie noch (dringend) noodzakelijk (om redenen van milieuhinder) noch gewenst is (om reden van beschikbare middelen) om sanering dan wel verplaatsing van deze bedrijven na te streven en te realiseren, is het gewenst dat deze bedrijven de huidige bedrijfsactiviteiten op de huidige locatie kunnen voortzetten. Dit houdt in dat bedrijven tot en met categorie B1 worden toegestaan. Risicovolle inrichtingen (bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen) zijn uitgesloten, evenals vuurwerkverkooppunten. Groen Structuurbepalende groene elementen worden bestemd als Groen. Het gaat om de gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Daarbij is ten behoeve van de flexibiliteit binnen de bestemming Groen tevens de functie water toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Binnen deze bestemming zijn tevens verschillende speelplekken positief bestemd. Voor deze locaties geldt dat gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot 15% van het bestemde oppervlak. Horeca De bestaande horecavestigingen aan de Hoge Rijndijk worden conform het huidige gebruik bestemd. Kantoor De kantoren aan de Kopperwetering en het kantoor aan de Hoge Rijndijk zijn bestemd als Kantoor. Maatschappelijk De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen voor onder andere religie, verenigingen en onderwijs worden als zodanig bestemd door middel van de bestemming Maatschappelijk. Sport De in het plangebied aanwezige tennisvereniging, wordt bestemd door middel van de bestemming Sport. Tuin De tuinbestemming wordt gelegd op de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en bij hoeksituaties ook delen van het zijerf. Op een aantal percelen is een carport overigens wel toegestaan. Dit wordt duidelijk gemaakt met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2'. Verkeer De Burgemeester Smeetsweg en het oostelijke deel van de Hoge Rijndijk worden als Verkeer bestemd. Verkeer - Verblijfsgebied De gebieden met een verplaatsings- en verblijfsfunctie worden als Verkeer - Verblijfsgebied bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toege-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
14
Juridische planbeschrijving
staan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, speelplekken en kleine nutsvoorzieningen en dergelijke. Water Waterpartijen die van belang zijn voor de waterberging worden bestemd voor Water. Water is tevens toegestaan binnen de bestemming Groen. Uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de waterbeheersing en de verbinding van oevers zijn toegestaan. In de Meerburgerwatering zijn verder steigers voor het aanleggen van recreatiebootjes toegestaan binnen de functieaanduiding 'ligplaats'. Wonen De woonfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. Rekening houdend met dit uitgangspunt wordt een regeling geformuleerd die het resultaat zal zijn van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden, welke voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. Bouwregels Met ingang van 2003 is het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in werking getreden. Hierin is gekozen voor een zogenaamde 'voor- en achterkantbenadering'. Deze benadering komt erop neer dat met het oog op stedenbouw en welstand verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen bouwvergunningvereiste geldt voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen (mits ze aan bepaalde afmetingen voldoen), tenzij deze binnen 1 m van het erf van de buren, de weg of het openbaar groen worden gerealiseerd. Ook op een zijerf dat niet grenst aan een weg of openbaar groen kunnen dergelijke bouwwerken vergunningsvrij worden opgericht, indien een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevellijn en het erf van de buren in acht wordt genomen. Het bovenstaande leidt tot de volgende regeling: De woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak binnen de bestemming Wonen worden gebouwd. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd. De hierbij in acht te nemen hoogtematen zijn op de plankaart aangegeven. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ook toegestaan op de overige gronden met de bestemming Wonen. Hierbij geldt dat maximaal 40% van deze gronden bebouwd mag worden tot een maximum van 40 m². Beroepen-aan-huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Om de woonfunctie te versterken en een aantrekkelijk woongebied te creëren, waar ruimte is voor meerdere activiteiten, wordt een toename van de menging met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorgestaan. Het uitgangspunt is dat zogenaamde vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer geldt, zonder meer vanuit de woning kunnen worden uitgeoefend, mits de woonfunctie gehandhaafd blijft. Er wordt van uitgegaan dat de woonfunctie gehandhaafd blijft bij een gebruik van ten hoogste 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw tot ten hoogste 40 m².
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische planbeschrijving
15
Beeldbepalende elementen In de woonregeling is inhoud gegeven aan de uitbreidingsmogelijkheden voor woningen die als beeldbepalende elementen worden aangemerkt langs de Hoge Rijndijk. De grens tussen de bestemming Wonen en Tuinen ligt hier in plaats van 1 m achter de voorgevel in principe in het verlengde van de achtergevel. De ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte wordt op deze wijze minder aangetast omdat de diverse aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte en de (optische) ruimte niet wordt vernauwd. Daar waar echter al voor de achtergevellijn is gebouwd, is de bestaande bebouwing opgenomen in de bestemming Wonen. Leidingen In het plangebied ligt een planologisch relevante leiding. Het gaat om een rioolpersleiding. Om de leidingen te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen, namelijk Leiding - Riool. Voor deze leiding geldt een bebouwingsvrije afstand van 4 m. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na ontheffing toegestaan. Alvorens burgemeester en wethouders over een verzoek om ontheffing beslissen, winnen zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is in elk artikel een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Archeologische waarden en monumenten Delen van het plangebied maken deel uit van een gebied met een redelijke tot grote archeologische verwachtingswaarde. Om deze waarde te waarborgen wordt een bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Deze bestemming fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met deze met andere bestemmingen samenvallende bestemming kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de regels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met ontheffing worden gerealiseerd. In het kader van de bescherming van de archeologische waarde is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. De archeologische waarden worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via ontheffing slechts toegestaan voor zover de archeologische waarde niet worden geschaad en genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder aanlegvergunning niet toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
16
Juridische planbeschrijving
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Beleidskader
17
4.1. Inleiding Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Overeenstemming van de inhoud van het bestemmingsplan met de Nota Ruimte en het provinciale ruimtelijke beleid moet echter nog steeds plaatsvinden. Rijk en de provincie werken momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels. Voor het Rijk is dit de AMvB Ruimte en voor de provincie is dit de provinciale verordening. Wanneer deze in werking treden moeten die regels worden doorvertaald in bestemmingsplannen. Op het moment van het maken van dit bestemmingsplan is dit laatste nog niet aan de orde. Daarom is volstaan met het toetsen van dit bestemmingsplan aan datgene wat in de Nota Ruimte en het streekplan is opgenomen. Daarnaast is het regionale en gemeentelijke beleid verwoord.
4.2. Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) In deze nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling, waarin alle betrokkenen participeren, wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. Verdere versterking van economische kerngebieden, waartoe het gebied Leiden-Zoeterwoude-Leiderdorp wordt gerekend als onderdeel van de Deltametropool, is een belangrijk
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
18
Beleidskader
doel waarbij aandacht voor de leefbaarheid, verbetering van de bereikbaarheid en verhoging van de woonkwaliteit belangrijke nevendoelen zijn. Nota Mobiliteit (2006) De Nota Ruimte schetst de ruimtelijke strategie om te komen tot een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk land. De samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie wordt op ieder niveau (gemeentelijk, regionaal en nationaal) vergroot. De Nota Mobiliteit werkt deze uitgangspunten nader uit. De rijksoverheid wil tot 2020 de bereikbaarheidsknelpunten oplossen. Vanwege het bijzondere belang voor de economie, hebben de hoofdverbindingsassen prioriteit bij de verbetering van betrouwbaarheid en reistijd en daarbinnen de triple A-verbindingen (A2, A4 en A12). Vanuit het nationaal economisch perspectief zijn de triple A-verbindingen een belangrijk onderdeel van de in het ruimtelijk beleid opgenomen hoofdverbindingsassen. De A4 is (samen met de A16) te positioneren als een snelle internationale verbinding, die met name relevant is voor de onderlinge verbinding van de luchthaven Schiphol (en de economische pijlers van de noordvleugel als geheel) met de grote zeehavens in de Rijn-Scheldedelta (Rotterdam en Antwerpen).
4.3. Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland West (2003) Zoeterwoude-Rijndijk is gelegen in het streekplangebied Zuid-Holland West. Het in 2003 vastgestelde Streekplan geeft het beleid aan op het gebied van ruimtelijke ordening tot 2015. De contouren van de stads- en dorpsgebieden zijn op de streekplankaart duidelijk aangegeven. De rode contouren bepalen de ruimte voor wonen en werken. De provincie Zuid-Holland wil het bouwen in uitleglocaties namelijk beperken en binnendorpse mogelijkheden daarentegen beter (laten) benutten. Het plangebied is gelegen binnen de rode contouren. Het gebied is tevens aangeduid als studiegebied. Inmiddels is gebleken dat dit geen gevolgen heeft voor het plangebied.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
19
Topgebied cultureel erfgoed en limes Het gebied langs de Oude Rijn in Zoeterwoude-Rijndijk is aangewezen als topgebied van het cultureel erfgoed in Zuid-Holland. De Oude Rijn maakt deel uit van het historische grensgebied van het Romeinse rijk (Limes). In de Limes-zone krijgen archeologische waarden en overblijfselen van Romeinse vestigingsplaatsen bescherming.
4.4. Regionaal beleid Regionale structuurvisie 2020 Holland Rijnland (2009) In de regionale structuurvisie zijn 7 kernbeslissingen genomen: 1. Holland Rijnland is een topwoonregio; 2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie; 3. concentratie stedelijke ontwikkeling; 4. groen-blauwe kwaliteit staat centraal; 5. de Bollenstreek, Veenweide en Plassen en Duin, Horst en Weide blijven open; 6. twee speerpunten voor economische ontwikkeling: kennis en Greenport; 7. verbetering van de regionale bereikbaarheid. De Oude Rijn wordt gezien als structurerend element van de Aaneengesloten Stedelijke Agglomeratie. Zoeterwoude-Rijndijk is verder niet met name genoemd in dit document; op de plankaart is het plangebied aangeduid als stedelijk gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
20
Beleidskader
Oude Rijnzone: Transformatievisie 2020 (2007) en Ruimtelijke Kwaliteit (2006) De Oude Rijnzone is in 2006 benoemd als een van de tien icoonprojecten in het uitvoeringsprogramma 'groene Hart'. De provincie Zuid-Holland heeft samen met de zes Oude Rijnzonegemeenten, waaronder Zoeterwoude, de volgende doelstellingen voor de Oude Rijnzone vastgesteld als basis voor de samenwerking: 1. versterken van de groenblauwe kwaliteit; 2. herstructurering en transformatie; 3. nieuwe locaties voor wonen en werken; 4. benutten van en investeren in infrastructuur. In het rapport 'Ruimtelijke Kwaliteit' wordt aangegeven hoe nieuwe ontwikkelingen beter kunnen aansluiten op de kenmerken van landschap en cultuurhistorie, zodat de ontwikkelingsgeschiedenis in het landschap herkenbaar blijft. Kernkwaliteiten hierbij zijn: leesbaarheid van het landschap; afwisselende werk- en woonrivier; openheid en doorzichten; uniek cultuurhistorisch erfgoed. In de 'Transformatievisie' wordt dit voor diverse deelgebieden uitgewerkt. Binnen het plangebied is weinig ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, het plangebied maakt ook geen deel uit van de deelgebieden die zijn uitgewerkt. Wanneer zich (kleinschalige) mogelijkheden voordoen voor nieuwe ontwikkelingen worden deze getoetst aan de uitgangspunten voor de Oude Rijnzone. Met name de concrete uitgangspunten voor de ontwikkeling van de oevers, zoals opgenomen in 'Ruimtelijke Kwaliteit' zijn hierbij van belang.
4.5. Lokaal beleid Toekomstbepaling Zoeterwoude (2002) Als algemeen uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid kiest de gemeente voor 'groen'. Dit betekent behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende landschappelijke waarden in de gemeente en met name de open veenweidegebieden. Daarbij past ook het bieden van ruimte voor recreatie aan bezoekers uit het omliggend stedelijke gebied.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
21
De gemeente wil haar positie als Groene Hartgemeente verstevigen en de functie van het buitengebied als (extensief) recreatiegebied voor de inwoners van de omliggende Leidse en Haagse regio versterken. Zoeterwoude wil haar landelijke, groene en dorpse karakter graag behouden. Met verdere verstedelijking van het Groene Hart buiten de bebouwingscontour wordt zeer terughoudend omgegaan. Het verbeteren van de structuur van de dorpskern is een belangrijke ruimtelijke opgave. Zoeterwoude wil de mogelijkheden benutten om functies in het groene buitengebied te versterken. De relatie tussen de historische lintbebouwing en het daarachter gelegen veenweidegebied dient te worden gewaarborgd. De gemeentelijke woningbouw is gericht op de handhaving van het huidige inwonertal en instandhouding van de voorzieningen. Stedelijke ontwikkelingen (voor wonen en werken) dienen derhalve plaats te vinden binnen de bestaande bebouwingscontouren. Daarom zal uitputtend worden gezocht naar bouwlocaties binnen de contouren. De waarde van groen en speelruimten wordt hierbij meegewogen. Beeldkwaliteitplan Zoeterwoude (2001) In het Beeldkwaliteitplan is de Hoge Rijndijk aangemerkt als aandachtsgebied. Om de beeldkwaliteit te bevorderen wordt aanbevolen om de verkeersfunctie visueel af te zwakken en de (beperkt) aanwezige doorzichten naar de Oude Rijn te accentueren. De diversiteit van de bebouwing dient behouden te blijven. Rijnegom en de Goede Herder behoren tot het reguliere beleidsgebied. Hier kan worden uitgegaan van algemeen welstandsbeleid. Wel wordt aandacht gevraagd voor de gevoeligheid van de rand aan de Hoge Rijndijk: nieuwe ontwikkelingen kunnen hier grote gevolgen hebben. Welstandsnota Zoeterwoude (2004) De welstandsnota vormt het beleidskader voor diverse architectonische en inrichtingsplannen en is het toetsingskader voor de Welstandcommissie. Bovendien kan het als referentiekader dienen voor particuliere initiatieven. Om te komen tot inhoudelijke uitspraken over de gewenste beeldkwaliteit in Zoeterwoude zijn, op basis van inventarisatie en waardering van ruimtelijke karakteristieken en eigenschappen, beleidsuitgangspunten met betrekking tot beeldkwaliteit geformuleerd. Binnen de gemeente zijn verschillende deelgebieden onderscheiden. Per type deelgebied zijn prioriteiten vastgesteld. Binnen het plangebied komen twee typen deelgebieden voor: a. aandachtsgebied; kwetsbare, bijzondere gebieden die gevoelig zijn voor inbreiding en aanpassing. Inpassing van nieuwe elementen vraagt om uiterste zorgvuldigheid en gedegen kennis van de context. Binnen het plangebied betreft het de Hoge Rijndijk; b. regulier beleidsgebied; hier is de normale welstandstoetsing voldoende. Behoud van de basiskwaliteit is hierbij het uitgangspunt. Dit geldt voor Rijnegom en de Goede Herder.
4.6. Conclusie Het beheer en de ontwikkeling van dit voornamelijk woongebied past binnen het geldende beleid.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
22
Beleidskader
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Ruimtelijke en functionele analyse
23
In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele opbouw van Rijndijk beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologie, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur.
5.1. Ontstaansgeschiedenis Langs de Oude Rijn werden al in de 9e en 10e eeuw kavels ontgonnen. Vanaf de oeverwallen van de rivier was een stelsel van evenwijdige ontwateringssloten loodrecht op de rivier aangelegd. De hierdoor ontstane lange smalle kavels werden gebruikt als akkerland. In de volgende eeuwen werd hetzelfde principe toegepast op de veengebieden ten zuiden van de rivier. Met de veenriviertjes en in het veen aangelegde afwateringskanalen als basis werd het hele gebied langzaam ontgonnen. Met de verdergaande ontginningen nam ook de ontwatering toe waardoor uiteindelijk het veen inklonk. In de 15e eeuw moest door de inklinking de Grote Polder en de Oost- en Westbroekpolder ingepolderd worden. De overige polders zijn in de 17e eeuw ingepolderd. De polders hebben in het algemeen een regelmatige strokenverkaveling. De basis voor dit cultuurlandschap zijn vier ontginningslinten, van waaruit in de vroege middeleeuwen de ontginningen plaatsvonden. De Oude Rijndijk is een van deze linten. Op de oeverwal, die voornamelijk uit rivierklei bestaat, is de kern Zoeterwoude-Rijndijk tot ontwikkeling gekomen. De ligging aan de Oude Rijn heeft van oudsher voor veel industriële activiteiten gezorgd langs de Rijndijk. Deze maakt de laatste tijd steeds meer plaats voor woningen. Vanaf de jaren '50 zijn planmatig kleine woonbuurten gebouwd achter de bebouwing aan de Hoge Rijndijk. In 1977 is het laatste boerenbedrijf aan de Hoge Rijndijk verdwenen.
5.2. Cultuurhistorie en archeologie Archeologie Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 20052008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Ka-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
24
Ruimtelijke en functionele analyse
mer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. De provincie Zuid-Holland hanteert in de Nota Regels voor Ruimte 2005 het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor werkzaamheden dieper dan 30 cm een aanlegvergunningstelsel te worden gehanteerd. Het verlenen van een aanlegvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan. De Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland (www.chs.zuid-holland.nl) geeft aan dat een deel van het plangebied (rond de Hoge Rijndijk) is gelegen in een gebied met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De rest van het plangebied ligt in een gebied met een kleine kans op archeologische sporen. Vanwege de redelijk tot hoge archeologische verwachtingswaarde in de zone rond de Hoge Rijndijk, dient hier voorafgaand aan werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Monumenten Binnen het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten. Het betreft de Meerburgkerk en boerderij 'De Uithof' aan de Hoge Rijndijk. Verder is nog een aantal gemeentelijke monumenten in het plangebied aanwezig.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke en functionele analyse
25
Een overzicht van de rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied is opgenomen in bijlage 1.
5.3. Ruimtelijke structuur Het ruimtelijke beeld van het plangebied wordt bepaald door de samenhangende lijnen en velden van de wegenstructuur, de groen- en waterstructuur en de bebouwingsstructuur en de oriëntatiepunten in het gebied. Tezamen vormen deze het ruimtelijk raamwerk. Hierin gaat het niet alleen om de structuur, maar ook om het beeld van de verschillende elementen. De verschillende structuren en beeldbepalende elementen worden hieronder beschreven (zie figuur 5.1). Structuurdragers De Oude Rijn is de belangrijkste structuurdrager van Zoeterwoude-Rijndijk. Het water geeft de langgerekte structuur van het gebied zijn hoofdrichting. De langs dit water gelegen Hoge Rijndijk is de basis geweest voor het ontstaan van de kern, en is nog steeds een belangrijke drager van de structuur. Het profiel van de Hoge Rijndijk wordt bepaald door de hoge ligging van de dijk en de lintbebouwing aan de Oude Rijnzijde direct aan de straat. Door deze vrij dichte bebouwing is de beleving van de Oude Rijn slechts op enkele plekken mogelijk. Aan de benedendijkse zijde, waar de woonwijken tot ontwikkeling zijn gekomen, is de bebouwing verder van de weg af gelegen en ruimer opgezet. Aan de west-, zuid- en oostzijde van het plangebied vormen respectievelijk de Meerburgerwatering, de groene rand langs het bedrijventerrein Grote Polder en de Burgemeester Smeetsweg een duidelijke begrenzing van het woongebied. De Oranjelaan markeert de grens tussen de wijken de Goede Herder en Rijnegom. Groenstructuur De groenstructuur in het gebied wordt met name gevormd door de groenblauwe rand tussen het bedrijventerrein en het woongebied en het groen in de straten. In de groene rand zijn op een aantal plekken, met name de hoekpunten, grotere groenclusters met diverse speelvoorzieningen te vinden. In de wijk de Goede Herder zijn binnen de bebouwingsstructuur groene ruimten aanwezig. In Rijnegom is het groen vooral begeleiding van de wegen. De bomen langs de Nassaulaan en de Oranjelaan geven een duidelijke begeleiding van de interne hoofdontsluiting van het woongebied. Langs de Hoge Rijndijk is het groenbeeld wisselend; er is geen sprake van een duidelijke boomstructuur, afwisselend is wel en geen sprake van voortuinen aan de weg en op een aantal plekken is een groene berm aanwezig. Bebouwingsstructuur Rijndijk bestaat uit de twee woonwijken Rijnegom en de Goede Herder en het lint aan de Hoge Rijndijk. Lint Hoge Rijndijk De bebouwing aan de noordzijde van de Hoge Rijndijk is te karakteriseren als afwisselende , organisch gegroeide lintbebouwing. De bebouwing staat over het algemeen met de voorzijde dicht aan de weg en met de achterzijde naar het water gekeerd. Daar waar meer ruimte tussen weg en water aanwezig is, verandert dit beeld en is sprake van naar binnen gerichte woonclusters. De bebouwing aan de zuidzijde van de Hoge Rijndijk vormt de rand van de woonwijken, met een aantal karakteristieke gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Ruimtelijke en functionele analyse
27
De Goede Herder De Goede Herder kent een ruime opzet met royale groene randen. De bebouwingsopzet heeft een vrij duidelijke rechthoekige structuur met herhaling van bouwblokken en open ruimtes. De gevarieerde bebouwing bestaat voornamelijk uit rijwoningen. Rijnegom Deze wijk kent een grote eenheid en samenhang en een overzichtelijke rechthoekige structuur met eenvoudige straatprofielen. Een groot deel van de bebouwing is uitgevoerd in dezelfde materialen en kleuren en bestaat uit rijwoningen in twee lagen met langskap. De bebouwing aan de randen, met name aan de zijde van de Grote Polder, laat een afwijkende opzet en vormgeving zien. Oriëntatiepunten en andere beeldbepalende elementen Belangrijke oriëntatiepunten vanuit de wijde omgeving vormen van oudsher de kerken. De Meerburgkerk aan de Hoge Rijndijk is dan ook het oriëntatiepunt van Zoeterwoude-Rijndijk. Deze kerk is vanaf een groot deel van het lint te zien en lijkt in het verlengde van de weg te liggen. Een ander oriëntatiepunt dat echter buiten het plangebied is gelegen is het bedrijfspand van Heineken. Door zijn functie als (historische) structuurdrager en belangrijkste ontsluitingsroute is de Hoge Rijndijk aan te merken als beeldbepalend element. Bijzondere vermelding verdient het ensemble van Meerburgkerk, pastorie, rectorhuis en boerderij aan de Hoge Rijndijk (nummers 16 tot en met 22b). Deze vormen een historische eenheid aan de Hoge Rijndijk, die behouden dient te blijven. Verder vormt de Kopperwetering, de watergang naast de monumentale boerderij De Uithof, het enige behouden doorzicht van de Hoge Rijndijk naar de Oude Rijn.
5.4. Functionele analyse De locaties van de verschillende (niet-woon)functies zijn weergegeven in figuur 5.2. Wonen Het woningbestand in het plangebied bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. Deze zijn complexgewijs in de vorm van rijtjeshuizen gebouwd. Aan de noordzijde van de Hoge Rijndijk is meer gevarieerde woonbebouwing aanwezig. Deze variatie heeft zijn oorsprong in de historische situatie: de (lint)bebouwing is over een lange periode perceelsgewijs tot stand gekomen. De bebouwing varieert van vrijstaande woningen en korte rijtjes tot appartementencomplexen. Ook aan de Ommedijkseweg is een aantal vrijstaande en twee-onder-eenkapwoningen aanwezig. Aan de Hoge Rijndijk en aan de kant van de Meerburgerwatering is een aantal appartementencomplexen gesitueerd. Binnen het plangebied zijn (nog) geen specifieke ouderenwoningen aanwezig. Het woningbouwprogramma van de gemeente is grotendeels gericht is op senioren (en starters), zodat bij nieuwbouw van woningen deze groep(en) prioriteit krijgen. Het wooncomplex tussen de 5 Meilaan en Willibrordusstraat voldoet niet meer aan de woonen bouwtechnische eisen van deze tijd. Voor deze woningen wordt een plan uitgewerkt met een combinatie van renovatie en sloop/nieuwbouw. Met de renovatie is onlangs een begin gemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Ruimtelijke en functionele analyse
29
Voorzieningen Maatschappelijk Binnen het plangebied is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Een aantal hiervan is geclusterd rond het Kooikerspad: multicentrum De Eendenkooi en de Bernardusschool voor basisonderwijs. In de school zijn ook voorzieningen voor buitenschoolse kinderopvang. Op basis van de leerlingenprognose tot 2022 is uitbreiding of inkrimping van de school voorlopig niet aan de orde. In De Eendenkooi zijn verschillende maatschappelijke en sportfuncties bijeengebracht, zoals de bibliotheek, peuterspeelzaal, muziekschool en activiteiten voor ouderen. Ook worden ruimtes verhuurd aan diverse verenigingen en incidenteel voor feesten. Naast de Eendenkooi is een nieuw kinderdagverblijf gerealiseerd. Verder is aan de Hoge Rijdijk 16/18 de r.k.-Meerburgkerk met pastorie aanwezig. Op de hoek van de Nassaulaan en de Pancratiusstraat is een gezondheidscentrum gevestigd. Detailhandel/dienstverlening Binnen het plangebied is op de hoek Nassaulaan/Pancratiusstraat een supermarkt aanwezig en aan de Hoge Rijndijk is een bakker gevestigd. Dit zijn de enige winkels in het plangebied. Voor boodschappen zijn de bewoners verder aangewezen op Leiden. Bij de ontwikkeling van de woon-/werklocatie Verde Vista Meerburg, tussen de Meerburgerwatering en de A4, wordt de realisatie van een nieuwe supermarkt onderzocht. Aan de Mauritsstraat is in een voormalige garage een kapsalon gevestigd. Ook aan de Rijndijk is op nummer 113 een kapsalon gevestigd. Horeca Aan de Hoge Rijndijk zijn drie horecavestigingen aanwezig. Verder is in De Eendenkooi ter ondersteuning van de overige activiteiten ondergeschikte horeca aanwezig. Kantoren en bedrijven Op de hoek van de Hoge Rijndijk en de Burgemeester Smeetsweg is aan de Kopperwetering een cluster van moderne kantoorgebouwen gelegen. Een stukje verder aan de Hoge Rijndijk is nog een solitair kantoorgebouw aanwezig. Doordat deze kantoren hun eigen ontsluiting hebben, functioneren ze ondanks hun ligging los van het woongebied. De van oudsher aanwezige bedrijvigheid aan de Hoge Rijndijk is langzamerhand vrijwel geheel vervangen door woningbouw. Alleen op nummer 103 is nog een bedrijf aanwezig. Het plangebied is wel omgeven door bedrijventerreinen: Grote Polder en Barrepolder (Heineken). Groen en recreatie Op een aantal plekken binnen het plangebied zijn in het aanwezige groen en in de overige openbare ruimte speelplekken ingericht voor verschillende leeftijdscategorieën. Deze variëren van een traditioneel speeltuintje voor kleuters tot een voetbalkooi en avontuurlijke speelplek voor grotere kinderen. Binnen de wijken is verder weinig ruimte voor extra speelplekken of groen aanwezig. De landelijke tendens ten aanzien van spelen is dat in de inrichting van het openbaar gebied aandacht dient te worden besteed aan spelaanleidingen, in de vorm van bijvoorbeeld een muurtje, boom of straatmeubilair. Hier kan mogelijk rekening mee worden gehouden bij het vernieuwen dan wel onderhouden van de speelvoorzieningen. Naast deze openbare speelvoorzieningen zijn aan het Kooikerspad de tennisbanen van tennisvereniging Meerburg gelegen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
30
Ruimtelijke en functionele analyse
Verkeer In deze paragraaf wordt de huidige verkeerstructuur beschreven voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer. Eveneens wordt de huidige parkeersituatie beschreven. Verkeersstructuur Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De belangrijkste ontsluitingsroute door het plangebied wordt gevormd door de Hoge Rijndijk, welke verbinding geeft met Leiden in westelijke richting en met de Burgemeester Smeetsweg in oostelijke richting. Vanaf de Burgemeester Smeetsweg kan via de N11 (Leiden-Bodegraven) naar de A4 (Delft-Amsterdam) gereden worden. Vanaf de Hoge Rijndijk kan deze weg ook bereikt worden via de Willem van der Madeweg in Leiden. De Laan de Goede Herder, de Oranjelaan en de 5 Meilaan vormen de belangrijkste erftoegangswegen binnen het plangebied. Via deze wegen worden de woonbuurten ontsloten naar de Hoge Rijndijk. De Burgemeester Smeetsweg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De maximumsnelheid op de Hoge Rijndijk tussen de Burgemeester Smeetsweg en de A4 is recent verlaagd naar 30 km/h. Ontsluiting langzaam verkeer Langs de Hoge Rijndijk is een vrijliggend fietspad in 2 richtingen gelegen. Recent is op de Hoge Rijndijk de maximumsnelheid verlaagd naar 30 km/h. Vrijliggende fietspaden zijn niet conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. Uit veiligheidsoverwegingen, de Hoge Rijndijk is een druk bereden fietsroute, heeft de gemeente er voor gekozen om de vrijliggende fietspaden te behouden. Langs de Burgemeester Smeetsweg is eveneens een vrijliggend fietspad gelegen. Op de overige wegen wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Dit is conform de inrichting voor deze wegen. Ontsluiting openbaar vervoer Binnen het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de Hoge Rijndijk ter hoogte van de Oranjelaan en ten westen van de rotonde met de Burgemeester Smeetsweg. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Alphen a/d Rijn en Leiden en in de richtingen Leiden en Gouda. Nabij het plangebied, op de Productieweg, halteert de buslijn die Oegstgeest, Leiden en Heineken verbindt. De loopafstand naar een bushalte bedraagt nergens meer dan 500 m. Parkeren In het plangebied wordt voornamelijk geparkeerd in het openbaar gebied langs wegen en straten. Bij een aantal woningen wordt op eigen terrein geparkeerd. Conclusie De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen, mede doordat de Hoge Rijndijk, als onderdeel van de hoofdwegenstructuur van Zoeterwoude-Rijndijk, het plangebied doorkruist. Eveneens is de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer en het openbaar vervoer goed. Door de inrichting van de verschillende wegen conform Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid in het plangebied voldoende gewaarborgd.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke en functionele analyse
31
5.5. Ontwikkelingen Gezien het belangrijkste doel van het bestemmingsplan, het opstellen van een goede eenduidige regeling voor de aanwezige functies in het gehele plangebied, wordt terughoudend omgegaan met het opnemen van nieuwe ontwikkelingen. Binnen het plangebied is wel een aantal ontwikkelingen voorzien. Met deze nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt alleen rekening gehouden indien deze bestuurlijk zijn vastgesteld en voorzien zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing. Het volgende onderscheid wordt hierbij gehanteerd: ontwikkelingen waarvan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke haalbaarheid is aangetoond en waarover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden worden in het bestemmingsplan opgenomen; in de praktijk zijn dit vaak ontwikkelingen die reeds een eigen procedure (bijvoorbeeld vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud)) hebben doorlopen; ontwikkelingen die nog onvoldoende op ruimtelijke en economische haalbaarheid zijn onderzocht, maar waarvoor op hoofdlijnen bestuurlijke instemming aanwezig is, worden in de (niet-juridisch bindende) toelichting beschreven, maar niet in de juridische regeling opgenomen. Door deze wel in de toelichting op te nemen wordt openheid van zaken gegeven; ontwikkelingen die nog niet bestuurlijk zijn geaccordeerd en nog niet publiek zijn gemaakt, vormen een groot risico voor het planproces en worden niet opgenomen. Concreet betekent dit dat de volgende ontwikkeling in de regels en op de plankaart wordt opgenomen: woningbouw Hoogh Swieten (Hoge Rijndijk, tussen huisnummers 139 en 157). De volgende ontwikkeling wordt vooralsnog niet in de juridische regeling opgenomen maar wel in de toelichting beschreven: woningbouw nabij het Rectorhuis (Hoge Rijndijk 20). Hoogh Swieten Aan de Hoge Rijndijk is de tendens te zien dat de aanwezige bedrijvigheid plaatsmaakt voor woningen. Ook voor de bedrijven op nummer 141 tot en met 155 is dit nu aan de orde. Deze grote locatie wordt ingevuld met 70 appartementen in 3 tot 5 lagen, gelegen aan een pleintje en aan de zijde van de Oude Rijn een haventje met plaats voor zo'n 28 sloepen. Het bouwplan is definitief en heeft de benodigde procedures doorlopen. Derhalve wordt dit plan opgenomen in het bestemmingsplan. Rectorhuis Voor de gronden behorend bij het Rectorhuis aan de Hoge Rijndijk 20 wordt gedacht aan de bouw van enkele twee-onder-een-kapwoningen en een appartementengebouw met 6 tot 8 woningen. Vanwege de prominente ligging aan de Hoge Rijndijk en de karakteristiek van het Rectorhuis zelf dient het te ontwikkelen plan te voldoen aan een aantal eisen met betrekking tot ontsluiting, rooilijnen en zichtlijnen. Ook wordt nagedacht over een nieuwe invulling van het rectorhuis zelf, bijvoorbeeld met zorgwoningen. Omdat er nog geen concreet plan ligt dat aan deze eisen voldoet wordt deze ontwikkeling vooralsnog niet in de regeling van het bestemmingsplan opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
6. Onderzoek
33
6.1. Bedrijven en milieuhinder Beleid en normstelling Ten aanzien van de ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging'. In deze Staat wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. In het bestemmingsplan zal een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt opgenomen. Onderzoek In de huidige situatie vinden in het plangebied enkele bedrijfsactiviteiten waarvoor afstemming met milieugevoelige functies in de omgeving dient plaats te vinden. Het plangebied ten zuiden van de Hoge Rijndijk wordt getypeerd als rustige woonwijk aangezien in dat gebied overwegend een functie heeft waarbij een bijbehorend beschermingsniveau ten aanzien van milieuhinder kan worden verwacht. Voor het gebied dat is gelegen tussen de Oude Rijn en de Hoge Rijndijk geldt dat er van oudsher bedrijvigheid langs de Oude Rijn plaatsvindt, afgewisseld met woningbouw. In de huidige situatie komt in het gebied woningbouw en kantoren/bedrijvigheid voor en is er tevens horeca en detailhandel gevestigd. Het gebied wordt daarom getypeerd als een gebied met functiemenging. Er is één locatie met een bedrijfsbestemming en dat is het perceel aan de hoge Rijndijk 103 waar het bedrijf Nauta Nautic Holland is gevestigd. Binnen de inrichting vindt reparatie van boten en bootmotoren plaats. Dit bedrijf behoort tot categorie A uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Nabij de Kopperwetering 7 is een gasdrukregel- en meetstation aanwezig. Deze inrichting valt in categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en is daarmee toelaatbaar direct naast woningen. Verder is aan de Rijnstraat 2 een rioolgemaal van de gemeente Zoeterwoude aanwezig. Deze activiteit behoort eveneens tot categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Horeca In het plangebied zijn drie horecavestigingen aanwezig. Ook bij horeca wordt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze Staat ingeschaald.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
34
Onderzoek
In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Bijlage 4 bevat een nadere toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten, in bijlage 5 is de Staat zelf opgenomen. In tabel 6.1 zijn de aanwezige horecavestigingen vermeld. Horecagelegenheden in het plangebied krijgen een specifieke maatbestemming. Dit betekent dat bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing alleen nog maar een soortgelijk horecabedrijf of een horecabedrijf uit een lagere categorie zich kan vestigen. Tabel 6.1 Horecafuncties naam en aard bedrijf
adres
categorie Staat van Horeca-activiteiten
Café Petit Restaurant Rijnegom
Hoge Rijndijk 44
2
Café restaurant Old Inn
Hoge Rijndijk 79
2
Eetcafé De drie Klavers
Hoge Rijndijk 123
2
Conclusie Ter plaatse van de woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Als algemene toelaatbaarheid voor het gebied met functiemenging kan categorie B1 worden opgenomen.
6.2. Industrielawaai Beleid en normstelling Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn of mogen worden gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', wordt een geluidszone vastgesteld. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting op de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, in het algemeen tot 55 dB(A), wanneer blijkt dat het niet mogelijk is om met maatregelen de geluidsbelasting te reduceren. Onderzoek en conclusies Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van bedrijventerrein Barre Polder (Heineken). Dit betekent dat ter hoogte van de woningen die zijn gelegen ten oosten van de Servatiusstraat waarschijnlijk niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde voor industrielawaai van 50 dB(A). Indien dat het geval is zijn voor deze woningen in het verleden hogere waarden vastgesteld. In de omgeving van het plangebied is tevens het gezoneerde bedrijventerrein Oosthoek (Rijneke Boulevard) gelegen. De geluidszone van dit bedrijventerrein reikt echter niet tot in het plangebied. Conclusie Geluidszone Barre Polder moet worden opgenomen op de plankaart en in de regels.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
35
6.3. Wegverkeerslawaai Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan daarom achterwege blijven.
6.4. Luchtkwaliteit Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.2. weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 6.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
60 μg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
vanaf 2015
fijn stof (PM10)1)
grenswaarde
geldig
jaargemiddelde concentratie
48 μg/m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar meer dan 75 μg/m³
tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
vanaf 11 juni 2011
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
36
Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Besluit niet in betekenende mate (nibm) In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10. Onderzoek Het voorliggende plan maakt op enkele locaties ontwikkelingen mogelijk met een bijbehorende verkeersaantrekkende werking. Deze extra gezamenlijke verkeersbewegingen zijn echter van een zodanige omvang dat de gezamenlijke bijdrage aan de luchtkwaliteit verwaarloosbaar zal zijn. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven. Wel wordt met behulp van de NSL saneringstool (www.saneringstool.nl) inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De snelweg A4 is voor luchtkwaliteit de maatgevende weg in de omgeving van het plangebied. Uit de saneringstool blijkt dat langs de A4 de jaargemiddelde concentratie NO2 in 2010 maximaal 40,8 μg/m³ bedraagt. Op enkele punten op of direct langs de snelweg kan deze concentratie nog iets hoger liggen. De jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt in maximaal 27,5 μg/m³ in 2010. Deze jaargemiddelde concentratie PM10 voldoet ruimschoots aan de grenswaarde voor 2011. Voor NO2 geldt dat de jaargemiddelde concentratie eveneens voldoet aan de grenswaarde voor de jaren 2010 tot en met 2014. Naar verwachting wordt in 2020 ook aan de grenswaarden voldaan aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen als gevolg van bronmaatregelen zullen afnemen. Omdat langs de A4 wordt voldaan aan de grenswaarden zal dat ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen namelijk af naarmate de afstand tot de weg groter wordt. Conclusies Langs de maatgevende weg in de omgeving van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2. Aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg toeneemt, zal dat ook ter hoogte van het plangebied het geval zijn. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.5. Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stof-
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
37
fen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3). Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Begin 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.
1) 2)
3)
Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
38
Onderzoek
Onderzoek Inrichtingen In de omgeving van het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen. Heineken Nederland B.V. Aan de burgemeester Smeetsweg 1 is de inrichting Heineken Nederland gelegen. Binnen de inrichting zijn twee ammoniakkoelinstallaties aanwezig waardoor rekening moet worden gehouden met een PR 10-6-contour. Uit de QRA (kwantitatieve risicoanalyse) die in 2009 is opgesteld door SAVE1) blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de grens van de inrichting is gelegen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 425 m. Uit de QRA komt naar voren dat het groepsrisico ruimschoots beneden de oriënterende waarde is gelegen. Vervoer van gevaarlijke stoffen A4 Over de A4 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het kader van het Tracébesluit A4 2009 is door AVIV een QRA opgesteld. Uit deze risicoanalyse volgt, evenals uit voorgaande berekeningen, dat er langs de A4 geen sprake is van een PR 10-6-contour. Slechts een klein deel van het plangebied bevindt zich binnen een zone van 200 m van de A4. De beoogde functiewijziging van de kerk aan de Hoge Rijndijk valt deels binnen de zone van 200 m. Uit het onderzoek van AVIV blijkt dat het groepsrisico beneden de oriënterende waarde is gelegen. Gelet op de afstand tot de A4 zal deze functiewijziging niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Overige wegen In de omgeving van het plangebied vindt verder vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N11 en de Burgemeester Smeetsweg. Gelet op de afstand tot de weg reikt het invloedsgebied van de N11 niet in het plangebied. De burgemeester Smeetsweg is door de gemeente aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De frequentie is echter zo laag dat er geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de weg. Er is geen groepsrisico aanwezig. Spoorwegen Over het spoor Leiden-Gouda vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Buisleidingen Parallel aan de A4, ten zuiden ervan, is een hogedrukaardgasleiding gelegen. Het betreft een leiding met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. In het kader van het verleggen van de leiding heeft de Gasunie onderzoek2) uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's rond de leiding in de nieuwe situatie. Hieruit blijkt dat de PR 10-6-contour in de nieuwe situatie 0 m is. Na verlegging van de leiding bedraagt de afstand tot het plangebied circa 115 m. Enkele woningen aan de Laan de Goede Herder bevinden zich daarmee binnen het de inventarisatieafstand van 140 m die op grond van het in voorbereiding zijnde Besluit externe veiligheid buisleidingen voor deze leiding moet worden aangehouden. Binnen de inventarisatieafstand worden in het plan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aangezien uit het eerder genoemde onderzoek van de Gasunie blijkt dat het GR zeer laag is en het voorliggende plan geen effect heeft op de hoogte van het GR kan een nadere beschouwing van het GR achterwege blijven. Aangezien er geen wijziging van het groepsrisico optreedt en het groepsrisico beneden de oriënterende waarde is gelegen hoeft geen verantwoording van het groepsrisico te worden gegeven.
1) 2)
SAVE, QRA Heineken Nederland B.V., 187489 090149-AA20, 30 januari 2009. Gasunie, DET 2007.M.0661, datum 21 september 2007.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
39
Conclusie Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond de A4, de hogedrukaardgasleiding en rond de Bevi-inrichting Heineken Nederland BV vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Indien een nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt dient een beoordeling plaats vinden van de ligging van deze ontwikkeling binnen de invloedssfeer van de geïnventariseerde risicobron.
6.6. Bodem Beleid en normstelling Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Onderzoek en conclusie Het plan maakt de ontwikkeling van woningbouw mogelijk op de locatie Hoge Rijndijk 139 t/m 157 en van een kinderopvang mogelijk aan het Kooikersplein. Uit onderzoek is gebleken dat er een bodemverontreiniging aanwezig is op de locatie Hoge Rijndijk 139 t/m 157. Sanering is noodzakelijk gebleken. De provincie Zuid-Holland heeft op 23 september 2008 ingestemd met het saneringsplan (kenmerk PZH-2008-782008). De sanering dient nog te worden uitgevoerd. Voor de locatie Kooikersplein geldt dat de bodem geschikt wordt geacht voor het beoogde gebruik als kinderdagverblijf.
6.7. Duurzaam Bouwen Beleid De gemeente Zoeterwoude heeft met enkele omliggende gemeente een gezamenlijk beleidskader voor Duurzame Stedenbouw vastgesteld. Dat regionaal beleidskader is in 2005 opgesteld en in 2009 herzien. Met behulp van het regionale beleidskader wordt beoogd om duurzaamheid in een vroeg stadium in ruimtelijke planvorming te betrekken. Het beleidskader bevat voor elk duurzaamheidsthema een basisambitie en extra ambitieniveaus waarover afspraken worden gemaakt met de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling. De bedoeling is om gedurende een proces van planvorming deze afspraken over duurzaamheid vast te leggen in overeenkomsten. De Milieudienst West-Holland is de eerst aangewezen partij voor het toepassen en promoten van dit regionale beleidskader. De gemeente Zoeterwoude hanteert tevens de regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 als uitgangspunt bij bouwprojecten. De na te streven kwaliteit en duurzaamheid van een project dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar te worden geborgd. In 2008 heeft de gemeente Zoeterwoude in samenwerking met de Milieudienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek vastgesteld. Met dit plan wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van de regionale CO2 reductiedoelstellingen. Het plan kent een relatie met ruimtelijke ontwikkeling omdat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen kansen voor CO2 reductie moeten worden onderzocht. Vanaf 200 woningen moet een energievisie worden opgesteld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
40
Onderzoek
Onderzoek Aangezien het voorliggende plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt wordt het aspect duurzaamheid voor dit plan niet verder uitgewerkt. Indien zich na vaststelling van het plan ontwikkelingen voordoen in het plangebied dan dienen de afspraken uit het bovengenoemd regionale beleidskader te worden toegepast.
6.8. Kabels en leidingen In het plangebied is parallel aan de Burgemeester Smeetsweg, ten westen ervan, een rioolwaterpersleiding gelegen. Druk en diameter van deze leiding zijn onbekend. Indien de leiding planologisch relevant is wordt de leiding met een dubbelbestemming in het plan opgenomen waarbij een zakelijke rechtstrook in acht moet worden genomen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van de ontwikkeling. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
6.9. Water Watertoets In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van de watertoets wordt over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens worden de aandachtspunten en opmerkingen van het Hoogheemraadschap van Rijnland verwerkt in het plan. Beleidskader Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Rijksbeleid Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw overgenomen. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren. Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een actualisatie van het oorspronkelijke NBW uit 2003. Het betreft een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het ak-
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
41
koord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder meer de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. In de actualisatie uit 2008 is meer nadruk gelegd op klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave, ontwikkelingen in de woningbouw en infrastructuur en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Provinciaal beleid In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijke gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Momenteel werkt de provincie aan een nieuw Provinciaal Waterplan. Waterschapsbeleid De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor het duurzame waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. In het Waterbeheerplan, 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem én het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekening houdend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Met ingang van 2010 wordt het nieuwe Waterbeheerplan 2010- 2015 van kracht. Voor het afkoppelen van verharding geldt de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken' (2003) van de Werkgroep Riolering West-Nederland als beleidsuitgangspunt. Voor deze beslisboom is de kwaliteit van afstromend regenwater van verschillende oppervlakken onderzocht en op basis van deze metingen zijn de verharde oppervlakken opgedeeld in de drie categorieën: Licht verontreinigd: het regenwater van daken en gevels mag direct afgekoppeld worden, mits er geen zinken dakgoten aanwezig zijn en er geen excessieve toepassing van lood en koper plaatsvindt. Indien er wel (veel) gebruik is gemaakt van deze materialen dienen deze materialen vervangen of behandeld (gecoat) te worden. Als dit niet gebeurt, mag er niet afgekoppeld worden. Voor licht verontreinigde oppervlakken, zoals vrijliggende langzaamverkeerspaden en schoolpleinen, is afkoppelen toegestaan. Matig verontreinigd: voor deze oppervlakken (onder andere wijkontsluitingswegen en doorgaande wegen, parkeerterreinen, woonerven en winkelstraten) is afkoppelen toegestaan. Maar hierbij is het aanleggen van aanvullende zuiveringstechnieken (zand- en
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
42
Onderzoek
slibafvang, bodempassage) echter wel verplicht. Bij parkeerterreinen met een hoge wisselfrequentie en parkeerterreinen voor vrachtwagens is verder het aanbrengen van een olieafscheider verplicht. (Zwaar) verontreinigde oppervlakken: dit zijn bedrijfsterreinen, busstations, marktplaatsen en trambanen, mogen niet worden afgekoppeld. Deze oppervlakken dienen op een verbeterd gescheiden stelsel of gelijkwaardige voorziening aangesloten te worden. Als conform de Beslisboom wordt afgekoppeld, kan voor de lozing worden volstaan met een melding, er is dan geen vergunning nodig. Bij afkoppelen dient voldoende en voldoende ruim oppervlaktewater aanwezig te zijn om het af te koppelen hemelwater te kunnen verwerken. De 'Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebodsen verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de Beleids- en Algemene regels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
-
Bestaande situatie Bodem en grondwater Het plangebied beslaat het meest noordelijke deel van de gemeente Zoeterwoude, bestaande uit het woongebied van de kern Zoeterwoude-Rijndijk. Het plangebied stond vroeger onder invloed van de Oude Rijn, deze zorgde voor afzettingen van oeverwallen en rivierklei en voor de aanvoer van zoet water. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -0,3 m en de bodem bestaat uit zware zavel. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het grootste deel van het plangebied grondwatertrap V*, in het oostelijke deel van het plangebied geldt echter grondwatertrap III. De bijbehorende grondwaterstanden zijn gegeven in tabel 6.3. Tabel 6.3 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden grondwatertrap
gemiddeld hoogste grondwaterstand
gemiddeld laagste grondwaterstand
III
minder dan 0,4 m onder het maaiveld
0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld
V*
0,25 m tot 0,4 m onder het maaiveld
meer dan 1,2 m onder het maaiveld
Oppervlaktewater Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het primaire boezemwater van de Oude Rijn. De westelijke plangrens wordt gevormd door de Meerburgerwatering, terwijl de noordoostelijke plangrens wordt gevormd door de Weipoortsche Vliet. Ook deze wateren worden aangemerkt als primair boezemwater. Ten noorden van de Hoge Rijndijk ligt het plangebied in boezemland. Het boezempeil wordt gehandhaafd op NAP -0,6 m. Ten zuiden van de Hoge Rijndijk ligt het plangebied in peilvak WW-06 van de Grote Polder. In dit peilvak geldt een vast peil van NAP -1,9 m. De zuidelijke plangrens wordt aangemerkt als een hoofdwatergang binnen de polder. Daarnaast bevinden zich met name in het westelijke deel van het plangebied nog een aantal watergangen, dit zijn geen hoofdwatergangen. In het uiterste westen van het plangebied bevindt zich het poldergemaal 'Industrieterrein Grote Polder'. Dit gemaal pompt overtollig polderwater in de Meerburgerwatering. De Hoge Rijndijk wordt aangemerkt als boezemkade van de Oude Rijn. Daarnaast ligt ook langs de Meerburgerwatering een boezemkade.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
43
Riolering De bebouwing in het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat zowel hemelwater als afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied bevinden zich vijf riooloverstorten; aan de Platanenlaan, de Laan van Meerburg, de Eikenlaan, de Antoniusstraat en aan de Rijnstraat. In het oosten van het plangebied ligt langs de Hoge Rijndijk en langs de Ommedijkseweg een rioolwatertransportleiding. Toekomstige situatie Consoliderend plan Het voorliggende bestemmingsplan biedt geen directe ontwikkelingsmogelijkheden. Om die reden biedt dit plan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland, daar waar mogelijk toe te passen. Concreet is het belangrijk om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Verder is het van belang dat wanneer het verhard oppervlak toeneemt, hiervoor gecompenseerd wordt in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Plankaart Op de plankaart wordt al het oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. De kern- en beschermingszone van de waterkeringen in het plangebied worden aangegeven door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Rioolpersleidingen zijn aangeduid door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Het plan voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
6.10. Ecologie Samenvatting flora en fauna In de ecologieparagraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Voor de toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in bijlage 6. Gebiedsbescherming De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 400 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Gezien de tussenliggende buffers (wegen, water en gebouwen) en de rela-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
44
Onderzoek
tief grote afstand tot de ecologische verbindingszone, zullen er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van spechten en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft. Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten als kleine modderkruiper (categorie 2), bittervoorn (categorie 3), rugstreeppad (categorie 3), vleermuizen (categorie 3) dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 2) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfof voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. De Flora- en faunawet zal derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen
Bijlage 1
1
Lijst van Monumenten
Rijksmonumenten Hoge Rijndijk 18 Hoge Rijndijk 169
Meerburgkerk (r.k.-kerk O.L. Vrouw onbevlekt Ontvangen) Boerderij 'De Uithof'
Gemeentelijke monumenten Hoge Rijndijk 1 Woonhuis Hoge Rijndijk 16 Pastorie Parochie Meerburg Hoge Rijndijk 85/87 Twee woonhuizen Hoge Rijndijk 165 Woonhuis Laan de Goede Herder Ingangspoort
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Bijlage 2
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1
B2.1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in deze Nota van Uitgangspunten vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
B2.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in deze Nota gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria. Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
2
Bijlage 2
horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast. Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de voorschriften van dit bestemmingsplan1). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de voorschriften en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie. In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid. Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen.
1) De voorbeeldstaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies, waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren, en dienstverlening.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
3
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
B2.3. Flexibiliteit De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een vrijstelling kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planvoorschriften bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een vrijstelling kan toestaan. Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om vrijstelling wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f okt. 2007
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Bijlage 3
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' < > = cat. e.d. kl. n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j
opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar
227.14588.00
Bijlage 3
SBICODE
OMSCHRIJVING nummer
CATEGORIE
2
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
4
-
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week
B1
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1
cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met B1 p.o. < 200 m²
5
-
1584 1584 1593 1595
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
t/m
17
B1 B1
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke -
B2
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
-
181
20
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer
-
B2
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < B2 200 m²
205
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
22
B1
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B1
2223
A
Grafische afwerking
A
2223
B
2222.6
Binderijen
B1
2224
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
Overige grafische activiteiten
B1
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
A
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
-
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
26
227.14588.00
verbandmiddelenfabrieken
B1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
SBICODE
3
nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
2612
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
0
262, 263
1
-
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
2
-
2681
Aardewerkfabrieken: vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
B1
indien p.o. < 2.000 m²
B2
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B2
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281
1a
-
284
B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
2
28
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
B1
B
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
A
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
Sociale werkvoorziening
B1
362
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
-
40
C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1 -
40
D0 Gasdistributiebedrijven:
< 10 MVA
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en
40
D4 C
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E2
-
41
-
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41
B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1 -
45
-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
B1
blokverwarming
A B1
B1
< 1 MW
B1
BOUWNIJVERHEID
227.14588.00
Bijlage 3
SBICODE
OMSCHRIJVING nummer
CATEGORIE
4
45
3
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
2
Elektrotechnische installatie
B1
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
453 453
50 501, 502, 504 5020.4
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief B1 plaatwerkerij of spuiterij) Autobeklederijen
A
5020.5
Autowasserijen
B1
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
B
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134
Groothandel in dranken
C
5135
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
B1
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
algemeen
C
5153
2
-
indien b.o. < 2.000 m²
B1
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
6
-
indien b.o. < 200 m²
B1
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
algemeen
C
5154
2
-
indien b.o. < 2.000 m²
B1
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
5162
2
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief maC chines voor de bouwnijverheid
C
5162
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines B1 voor de bouwnijverheid
517
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en derC gelijke)
52
-
527 60
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) -
6022 6024 603
227.14588.00
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
0
A
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven
B1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m²
C
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
B1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
SBICODE
5
nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
63
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
6321
3
Caravanstalling
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
71
B1
Post- en koeriersdiensten
-
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
B2
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
A
72
B
Switchhouses
B1
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 74
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek -
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
90
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
B
Rioolgemalen
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
B1
B1
SBI 93/SvB f okt. 2007
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Bijlage 4
Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten
1
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; 1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
2
-
Bijlage 4
de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives en dergelijke 2. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur en dergelijke. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horeca-
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 4
3
bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
Bijlage 5
1
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca' Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. -
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca automatiek; broodjeszaak; cafetaria; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; snackbar; tearoom; traiteur.
1b. -
Overige lichte horeca bistro; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²; restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere pizza, Chinees en McDrives). Categorie 2 'middelzware horeca' Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar; bierhuis; biljartcentrum; café; proeflokaal; shoarma/grillroom; zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
2
Bijlage 5
Categorie 3 'zware horeca' Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: dancing; discotheek; nachtclub; partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 6
Onderzoek flora en fauna
1
Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied Rijndijk omvat globaal de woongebieden van de kern Zoeterwoude-Rijndijk en het gemengde gebied tussen de Hoge Rijndijk en de Oude Rijn tot aan de Weipoortsevliet. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Meerburgerwatering. De planlocatie bestaat uit gebouwen, wegen, tuinen, groenstroken, parkjes en de diverse waterstructuren met haar oevers. Beoogde ontwikkelingen In het plan zullen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (consoliderend plan) worden, maar er zijn diverse kleinschalige werkzaamheden mogelijk binnen de bestaande bestemmingen, waaronder: werkzaamheden aan beplanting; sloop- en grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden; werkzaamheden aan watergangen en hun oevers. Toetsingskader Beleid Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet (Ffw) Voor de soortenbescherming is de Ffw van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
2
Bijlage 6
toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw door maatregelen te worden voorkomen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn en slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil en zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedsbescherming De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 400 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, de Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 6
3
Figuur B6.1 Ligging plangebied ten opzichtte van de Ecologische Hoofdstructuur Planten Volgens het Natuurloket zijn er twee licht en twee zwaar beschermde soorten aangetroffen binnen de kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Mogelijk komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Deze soorten zijn erg algemeen. Overige beschermde soorten zijn hier gezien de voorkomende biotopen en het beheer niet te verwachten. Vogels Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Naar verwachting zullen onder dakpannen of in andere holtes in bebouwing soorten als huismus, spreeuw en gierzwaluw broeden. De tuinen kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. Tevens kunnen spechten gebruikmaken van de oudere bomen binnen de planlocatie. De watergangen herbergen naar verwachting soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend. Zoogdieren Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn naar verwachting algemene soorten als egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis veldmuis en bosmuis aanwezig. De Meerburgerwatering dient als essentiële trekroute voor meervleermuizen. Ook watervleermuizen maken gebruik van het gebied als trekroute (VZZ, 2004). Mogelijk hebben deze soorten ook vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied. Vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) kunnen mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben verblijfplaatsen onder dakpannen en in spouwmuren via de open stootvoegen. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00
4
Bijlage 6
Amfibieën Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen). In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken. Vissen Volgens het Natuurloket is er een zwaar beschermde soort waargenomen binnen de planlocatie. Gezien de voorkomende biotopen (sloten met helder water en waterplanten) binnen het plangebied is er een kans dat de zwaar beschermde soorten bittervoorn en kleine modderkruiper voorkomen binnen het plangebied. Andere beschermde vissen worden niet verwacht. Deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan. Overige soorten Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan. In tabel B6.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B6.1 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw
categorie 1
categorie 2
categorie 3
dotterbloem en zwanenbloem
alle soorten inheemse vogels
alle vleermuizen
egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis veldmuis en bosmuis
rugstreeppad kleine modderkruiper bittervoorn
kleine watersalamander, groene en bruine kikker en gewone pad
Toetsing Gebiedsbescherming De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 400 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Gezien de tussenliggende buffers (wegen, water en gebouwen) en de relatief grote afstand tot de ecologische verbindingszone, is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of
227.14588.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 6
5
verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van spechten en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft. Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten als kleine modderkruiper (categorie 2), bittervoorn (categorie 3), rugstreeppad (categorie 3), vleermuizen (categorie 3) dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 2) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfof voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. De Ffw zal derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
227.14588.00