“Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?” Advies om met agrariërs vrijwillig doelen van de KRW te halen
“Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?” Advies om met agrariërs vrijwillig doelen van de KRW te halen
Nicolaas van Everdingen Nils den Besten Joris Baeke Tom de Jong Heidi Schalk Toon Hulshof
Erna van der Wal Wouter Tolkamp
DB NAJK, melkvee & water DB NAJK, akkerbouw & internationaal Prov. medewerker AJF/GrAJK PB LAJK/ medewerker Arvalis PB GAJK, KRW-klankbordgroep Rijn-Oost
Stichting NAJK – Edu Utrecht, december 2007
CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg CLM 670 - 2008
NAJK-Edu Stichting NAJK-Edu voert voorlichtings- en scholingsactiviteiten uit voor het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK), (semi-)overheden en particuliere organisaties. Deze activiteiten zijn gericht op jonge agrarische ondernemers en hun partners maar ook op andere doelgroepen in de agrarische sector en het landelijk gebied. NAJK-Edu richt zich speciaal op het begeleiden van keuze- en beslisprocessen bij doelgroepen, duurzaam ondernemen en het organiseren van de dialoog tussen actoren in het landelijk gebied. Leuk, leerzaam en laagdrempelig is ons handelsmerk. CLM CLM Onderzoek en Advies is een zelfstandig, professioneel adviesbureau. CLM ontwikkelt en implementeert kennis over duurzame landbouw en platteland en evalueert de effecten van beleid. Opdrachtgevers zijn overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Lay-out
Francien de Groot, CLM
ISBN
978-90-5634-208-1
Overname van delen van de tekst van deze publicatie voor informatiedoeleinden is toegestaan, mits voorzien van een duidelijke bronvermelding.
Voorwoord _____________________________________________________________________________ Gras, water en de muzikanten Gras gaat niet harder groeien door eraan te trekken. Iemand die de agrarische sector kent herkent de dubbele betekenis in deze opmerking direct. Maar omdat alle individuele boeren bij elkaar ruwweg 2/3e van het totale oppervlak van Nederland in eigendom hebben zijn sommige doelstellingen simpelweg niet te realiseren zonder de individuele boer te motiveren. Motiveren doe je niet door iemand een schop onder zijn hol te geven, door te benadrukken dat alles verkeerd gaat of door simpelweg strenge regels op te leggen. Water is een van de meest elementaire onderdelen van het land en landschap. Dit geldt voor zowel ecologie als voor economie, mijn koeien drinken tenslotte ook uit de sloot. Een goede waterkwaliteit in de meest brede zijn van het woord is dan in ieders belang. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) kan een werkbare methode zijn om verbetering van de waterkwaliteit te realiseren. En hoewel dit proces al volop in gang gezet is, en er inmiddels stevige plannen gemaakt zijn, moeten we ons realiseren dat een vlotte implementatie zeker geen vanzelfsprekendheid is. Veel partijen met verschillende invalshoeken en uitgangspunten moeten samen tot overeenstemming komen. In Engeland is inmiddels al enige ervaring opgedaan met de implementatie van de KRW. Middels het systeem: ‘Environmental Stewardship’ worden boeren en natuurbeheerders aan de hand genomen, en wordt samen gezocht naar welke mogelijkheden in de bedrijfsvoering zouden passen om verbeteringsmaatregelen te nemen. En hoewel Engelse boeren (zomogelijk nog meer dan Nederlandse) bekend staan om hun scepsis ten aanzien van regelgeving, troffen we een opvallend positieve stemming aan. Blijkbaar is het systeem zo opgebouwd dat het de deelnemers uitdaagt tot het denken in kansen en mogelijkheden. Muzikanten in een orkest, denkend aan de ES komt dat beeld steeds weer in me op. De muzikanten maken de meest prachtige muziek, maar dit kunnen zij alleen wanneer ze een instrument tot hun beschikking hebben dat bij hen past. Dan alleen kan de dirigent eruit halen wat er in zit. De dirigent, die luistert naar de klanken en de juiste instrumenten op de juiste plaats neerzet. Boeren kunnen prima muzikanten zijn, wellicht dat sommige hun talenten nog moeten ontdekken, maar met wat oefenen, een geduldige dirigent en een geschikt instrument gaat dat zeker lukken. In Engeland wordt bewezen dat je zo kunt komen tot een gebiedskwaliteit waar muziek in zit. Maar let op: “het is de toon die de muziek maakt”.
Nils de Besten Dagelijks bestuurder NAJK, maar vooral melkveehouder in de prachtige Alblasserwaard
Inhoud _______________________________________________________________________________________
Voorwoord Inhoud Samenvatting / English Summary
I
1 Inleiding
1
2 Het NAJK voorstel: ‘Met beide-benen-in-de-klei’-advies 2.1 Gebiedskwaliteit 2.2 Wat: van visie naar uitvoering 2.3 Hoe: systematiek voor blauwe diensten 2.3.1 De bedrijfswaterbalans (BWB) 2.3.2 Lijst met keuzemogelijkheden 2.3.3 Vergoedingen en financiering via een gebiedsfonds 2.3.4 Toekenning van de vergoeding en controle 2.3.5 Duur van de overeenkomst 2.3.6 Doelgroep 2.4 Wie: organisatiestructuur 2.4.1 Geraamte: het gebied 2.4.2 Hart en hoofd: de gebiedscommissie 2.4.3 Ogen, neus, mond: gebiedscoördinator 2.4.4 Handen en voeten: agrarische natuurverenigingen 2.4.5 De bodem: werken aan het draagvlak
3 3 3 5 6 6 7 8 9 9 10 10 11 11 11 12
3 De Engelse aanpak: Environmental Stewardship in het VK 3.1 Environmental Stewardship 3.2 Overeenkomsten en verschillen VK en Nederland 3.3 Het eindoordeel: ‘Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?’
13 13 14 15
4 Reflectie uit het veld
17
Bronnen
19
Bijlage 1 Environmental Stewardship in het Verenigd Koninkrijk
21
Bijlage 2 Nederlandse landbouw en water: De Nederlandse vertaling van Europees beleid
31
Bijlage 3 Bedrijfswaterbalans: groslijst mogelijk op te nemen elementen
43
Samenvatting / English Summary ________________________ Nederland werkt aan een strategie voor uitvoering van het waterbeleid, zowel kwantiteit (WB21) als kwaliteit (KRW). Dit geeft een nadrukkelijke impuls tot aanpassingen in het waterbeheer van het landelijk gebied en is een proces dat vele ambtenaren en belangenbehartigers voor bijvoorbeeld landbouw, natuur, recreatie, bezig houdt. Het ministerie van V&W heeft ons, jonge agrariërs (van het NAJK, begeleid door NAJK-Edu en CLM), gevraagd om in het Verenigd Koninkrijk (VK) te gaan bekijken hoe agrariërs gestimuleerd worden mee te werken aan behoud en verbetering van de kwaliteit van water en landschap. We hebben ons daarbij in het bijzonder gericht op de werking van en ervaringen met Environmental Stewardship, een nationaal, vrijwillig beloningssysteem voor (vooralsnog met name) groene diensten, dat onderdeel is van het Engelse Platteland OntwikkelingsProgramma. Op basis van de bevindingen in het VK hebben we het volgende advies opgesteld over de mogelijkheden om in Nederland met agrariërs vrijwillig de doelen van de KRW te halen. Sterke en zwakke punten van Environmental Stewardship Environmental Stewardship (ES) is opgebouwd uit een Entry Level en een Higher Level. Deze levels bestaan uit een puntensysteem met maatregelen en een aantal basisrandvoorwaarden, zoals Goede LandbouwPraktijk (cross-compliance). In het Entry Level staat elk punt voor 1 Engelse Pond, maar er wordt pas tot betaling overgegaan als een bedrijf gemiddeld over de bedrijfsoppervlakte 30 punten per ha behaalt uit een nationaal maatregelenpakket. Het Higher Level komt bovenop het Entry Level en betaalt (zo lang de voorraad strekt) uit per maatregel uit het pakket dat daarvoor regionaal is opgesteld. Voor biologische boeren is er een speciaal Organic Entry Level. Sterk: + Persoonlijke betrokkenheid van een gebiedscoördinator bij de agrariër: er is iemand die met je meedenkt (en bijv. begeleiding geeft bij keuze van maatregelen), er aan trekt en enthousiast is; + Gebiedscoördinator bewaakt samenhang tussen maatregelen en bijdrage aan de gewenste gebiedskwaliteit; + Agrariërs worden afgerekend op genomen maatregelen (inspanning); + Simpel; + Integraal (natuur, landschap, water, cultuurhistorie): alle maatregelen die in aanmerking komen voor een vergoeding komen samen in één systeem (gunstig voor gebied en duidelijk voor de agrariër, “voor elk wat wils”); + Nationaal uniform, met mogelijkheid voor regionale prioritering; + Halfjaarlijkse uitbetaling op basis van genomen maatregelen (en dus niet op resultaat!) dit werkt sterk stimulerend, mede omdat er voortdurend contactmomenten zijn waarop bijgestuurd kan worden; + Overeenkomstduur van 10 jaar (Higher Level): dit geeft zekerheid en continuïteit; + Gangbaar en biologisch vallen onder 1 regeling; + Grote betrokkenheid van de streek.
I
Zwak: Niveau van het Entry Level is laag; Weinig aandacht (vooralsnog) voor typische watermaatregelen; Volledig gefinancierd door het ministerie DEFRA; Grote inzet van menskracht gevraagd om de boeren te begeleiden.
Het eindoordeel: “Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?” Hoewel wij het gras bij de buren op het oog altijd groener schijnen te vinden, ervaren de NAJK-ers het systeem in het Verenigd Koninkrijk ook na grondig bestuderen écht als positiever dan het Nederlandse. Het systeem van Environmental Stewardship van onze Engelse buren is niet per definitie “groener”. Tenminste voor water en landschap lijken de opbrengsten niet op voorhand beter. Dit kon binnen het kader van dit advies althans niet vastgesteld worden. Ook voor de boeren lijken de opbrengsten niet “groener”, omdat de vergoedingen die agrariërs (in de in beide landen geldende regelingen) kunnen krijgen vergelijkbaar zijn. De grote kracht van het Engelse systeem is toch vooral dat het vele malen stimulerender werkt voor een agrarische ondernemer wanneer een adviseur bij hem aan de keukentafel zit, dan dat een controleur dat doet. Samengevat Samengevat zien de NAJK-ers het Engelse systeem als een “warm” systeem. Het Nederlandse systeem met SAN en daarnaast een veelheid aan andere (landelijke, provinciale en regionale) regelingen wordt daarentegen gekarakteriseerd als kil en afstandelijk. Je door dikke aanvraagformulieren moeten worstelen en na 6 jaar te horen krijgen dat helaas het resultaat niet voldoende is en betaling uitblijft, zoals bij SAN, werkt natuurlijk niet stimulerend. Kortom, het huidige Nederlandse systeem toont weinig betrokkenheid van de vragende partij (de overheden namens de burgers) bij de manier waarop en de mate waarin de aanbiedende partij (de agrariërs) haar diensten aanbiedt en in staat is de maatregelen te treffen om de doelen, behoud en verbetering van wateren gebiedskwaliteit, te realiseren. Er blijven kansen liggen om landschappelijke parels van eeuwenoud cultuurlandschap door agrariërs, die van generatie op generatie al het beheer doen, met betrokkenheid van streek en overheden te laten onderhouden. De NAJK-systematiek: Van controle naar betrokkenheid De kern van ons advies bestaat uit de volgende stappen: 1. Een agrarische (natuur-)vereniging (ANV) in het gebied stelt voor iedere agrariër in het gebied samen met de agrariër een BedrijfsWaterBalans (BWB) op, of laat dit doen. Dit mag niet meer dan 4 uur per bedrijf in beslag nemen. Doel: inventarisatie van wensen en knelpunten ten aanzien van waterkwantiteit én – kwaliteit, creëren van bewustwording en geven van tips over wat agrariërs (direct) kunnen doen om dit te verbeteren. Bovendien wordt men met het opstellen van de BWB direct bij het proces betrokken. 2. Wensen van waterbeheerders, de landbouw en andere sectoren komen samen in een gebiedsvisie. Deze wordt opgesteld door een gebiedscommissie, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn. Deze gebiedscommissie stelt eveneens het
II
3.
4.
5.
6.
7.
uitvoeringsprogramma op, onder leiding van een bestuurlijk zwaargewicht uit de regio. Een gebiedscoördinator stemt vraag (vanuit de visie) en aanbod (mogelijkheden en interesse ondernemers) van blauwe diensten op elkaar af. Hij bespreekt met de agrarische (natuur-)vereniging welke keuzemaatregelen er in het blauwe dienstenpakket in aanmerking komen voor een vergoeding en stelt de hoogte van de vergoeding vast (volgens methodiek van de Catalogus Groen Blauwe diensten). Partijen die belang hebben bij het realiseren van de doelen uit de gebiedsvisie storten geld in een gebiedsfonds. Onze voorkeur gaat er naar uit om geld zo min mogelijk te labelen, zodat men zich echt richt op integrale doelen. Uit dit fonds worden de vergoedingen uitbetaald. Agrariërs sluiten een contract af met de ANV. Deze beheert namens de gebiedscommissie de gelden in het fonds. Duur van de overeenkomst met de agrariër is 10 (beheersmaatregelen) tot 25 jaar (inrichtingsmaatregelen). De gebiedscoördinator ondersteunt de agrariërs bij de invulling van hun contract met individuele maatregelenpakketten en de uitvoering daarvan. Hij houdt de samenhang tussen de maatregelen in het gebied in de gaten en stuurt aan op het bereiken van deze samenhang. De gebiedscommissie is verantwoordelijk voor monitoren op voortgang in verbetering van de gebiedskwaliteit.
Aansluiting bij huidige beleidsprocessen en praktijk De NAJK-systematiek sluit aan bij huidige beleidsprocessen en brengt deze bij elkaar: A. Planvorm: De 'NAJK-systematiek' past bij de structuur van de huidige planvormingssystematiek van de KRW met stroomgebiedbeheerplannen. Er kan worden aangesloten op de structuur van de KRW-gebiedsgroepen die in 2007 in werking zijn getreden. Ook de gebiedsindeling die bij de KRW wordt gebruikt, zal in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden. In de reconstructiegebieden zijn dergelijke structuren overigens al langer in werking. B. Instrument: Blauwe diensten kunnen reeds opgesteld worden door provincies en waterschappen. De meeste diensten die momenteel worden geleverd door agrariërs zijn groene diensten. Bovendien wordt er nog weinig gekeken naar de samenhang tussen diensten in het gebied. Met een integrale gebiedsvisie (door de gebiedscommissie), de Catalogus Groen Blauwe Diensten en het ILG zijn er goede mogelijkheden om de goede punten uit het Engelse ES in Nederland in één systematiek te kunnen uitwerken. Hoewel de PSAN loopt tot 2012, zou deze systematiek gedurende die periode prima naast de 'NAJK-systematiek' kunnen werken. C. Financiering: Het Rijk heeft met de 12 provincies bestuursovereenkomsten (2007-2013) gesloten over doelen/prestaties in het landelijk gebied (ILG). Het is aan de provincies om hier weer nadere afspraken over te maken met andere partijen (zowel overheden als maatschappelijke organisaties) in gebieden/regio's. Daarnaast beraden het ministerie van V&W, waterschappen en provincies zich op de manier waarop KRW-maatregelen gefinancierd kunnen worden. Ook willen partijen zoals gemeenten, recreatieschappen, ANWB, projectontwikkelaars, woningcorporaties, etc. wellicht een bijdrage leveren aan verbeterde gebiedskwaliteit. De 'NAJKsystematiek' is zo opgezet dat de verschillende geldstromen via een gebiedsfonds efficiënt ingezet kunnen worden. Het is de vraag in hoeverre parijen hun geld willen labelen aan maatregelen en doelen. Ongelabeld geld in het fonds
III
storten vraagt vertrouwen, zeker tussen overheden onderling, dat het geld in ieder geval ten goede komt aan de kwaliteit van het gebied als geheel. In de praktijk komen vele regelingen samen op het agrarische bedrijf. Voor de agrariër is het prettig als deze als een pakket aangeboden en op elkaar afgestemd worden. Hoewel de meesten (nog) niet zijn gericht op gebiedskwaliteit in brede zin, lopen in Nederland verschillende initiatieven die lijken op de 'NAJK-systematiek'. Voorbeelden zijn het groenfonds en puntensysteem Midden-Delfland, Agrarisch natuur- en landschapsbeheer door Den Hâneker, het gebiedsfonds De Venen (in oprichting) en het beleidskader groene en blauwe diensten in Overijssel. Verschillen tussen deze initiatieven geven al aan dat ieder gebied de neiging heeft om een systeem uit te werken. Enerzijds doordat men niet altijd op de hoogte is van initiatieven die elders plaatsvinden, anderzijds doordat men voortbouwt op succesvolle bestaande (sociale) structuren die van oudsher in het gebied bestaan. De 'NAJKsystematiek' biedt voldoende ruimte voor een gebiedseigen uitwerking, binnen een landelijk geldend kader. Acties voor de bewindslieden van V&W en LNV 1. Verbreed de focus van de KRW-gebiedsgroepen van water naar gebiedskwaliteit, gericht op een optimale combinatie van gewenste gebruiksfuncties, een integrale aanpak en samenhang tussen maatregelen. Op die manier kunnen zij gaan functioneren als de 'gebiedscommissies' uit de 'NAJK-systematiek', beginnend met het inventariseren van wensen en het opstellen van een gebiedsvisie. 2. Stimuleer regie. Zie toe op het halen van de nationale doelen en de samenhang tussen de keuzes die in de verschillende gebieden worden gemaakt. Stimuleer provincies en waterschappen om de regie te gaan voeren. 3. Reserveer geld voor het bereiken van de eigen (sectorale) doelen en stel dit per gebied beschikbaar via het gebiedsfonds dat bestemd is voor realisatie van de doelen uit de gezamenlijke gebiedsvisie. 4. Verwerf draagvlak. Onderzoek in hoeverre partijen bereid zijn om gelden, bestemd voor realiseren van de eigen sectorale doelen van deze partijen, ongelabeld in een gebiedsfonds te storten. Bijvoorbeeld: Rijk, waterschappen (KRW) en provincies (ILG) kunnen gezamenlijk geld stoppen in een gebiedsfonds. Dit kunnen zij ongelabeld doen, maar ook gelabeld voor specifieke maatregelen of bijvoorbeeld naar ratio van het belang voor hun sectorale doel (bijv. natuur, landschap of het watersysteem). 5. Uitwerking pakket blauwe diensten. Werk het maatregelenpakket voor blauwe diensten verder uit. Hierbij kan aangesloten worden bij bestaande ervaringen. Er dient rekening te worden gehouden met de vraag of de maatregelen (in het gebied) wel of niet bovenwettelijk zijn en of ze (van de Europese Commissie) financieel ondersteund mogen worden. 6. Benut lopende projecten. Met de projecten ‘Duik in water!’en ‘Duik in waterkwaliteit!’ heeft het NAJK het initiatief genomen om jonge agrarische ondernemers actief te betrekken bij het waterbeheer. 7. Aan de slag! We stellen voor ons advies uit te werken in een aantal pilots. Met Hoogheemraadschap van Rijnland wordt al onderzocht of er samen met een agrarische natuurvereniging en de plaatselijke afdelingen van LTO en NAJK een pilot gestart kan worden. Wij denken verder bijvoorbeeld aan de Krimpenerwaard of ergens in Gelderland. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de randvoorwaarden die nodig zijn om gezamenlijk een breedgedragen gebiedsvisie en uitvoeringsplan op te stellen, de manier waarop het gebiedsfonds gevuld wordt (door wie, gelabeld of ongelabeld, gedurende welke termijn, etc.) en de mate waarin vergoedingen voor agrariërs interessant zijn om een contract af te
IV
sluiten. Om de landbouwsector in deze voorgestelde pilotgebieden bekend te maken met en enthousiast te krijgen voor de systematiek, is het advies eerst een groepje koplopers bij elkaar te zoeken en daarmee eerst eens 1 of 2 jaar aan de slag te gaan. In kader van “boeren leren van boeren” kunnen deze boeren hun ervaringen gebruiken bij het over de streep trekken van de rest van de boeren. Rol van overige partijen Alle partijen in het gebied hebben een verantwoordelijke rol bij het opstellen van de gebiedsvisie en de realisatie daarvan. Voor een aantal partijen geven we een specifieke rol aan: A. Landbouwsector: Uit ervaringen met het opstellen van bedrijfswaterbalansen blijkt dat agrariërs vaak op een eenvoudige manier al kunnen bijdragen aan een betere waterkwaliteit, zonder daar veel moeite (en investeringen) voor te doen. Daarnaast heeft de agrarische sector als belangrijke grondgebruiker een rol bij het realiseren van de doelen uit de gebiedsvisie. B. Waterschap: Water zien wij als een van de belangrijkste dragers van gebiedskwaliteit. Het waterschap heeft veel kennis over het gebied. Waterkwaliteits- en waterkwantiteitsdoelen worden door het waterschap vastgesteld. Een belangrijke rol van het waterschap is daarom ook het inbrengen van hydrologische en ecologische streefbeelden in de gebiedscommissie, het opstellen van randvoorwaarden voor het watersysteem en het zoeken naar mogelijkheden om de gewenste gebiedskwaliteit te realiseren. C. Provincie: De provincie heeft een rol als aanjager van gebiedskwaliteit. Zij zal doelen en randvoorwaarden ten aanzien van natuur en landschap en woon-, werk- en recreatiefuncties inbrengen in de gebiedscommissie. Een provinciale bestuurder zou bijvoorbeeld de rol van voorzitter van de gebiedscommissie kunnen vervullen. De provincie heeft daarnaast ook een faciliterende rol, als het bijv. gaat om ondersteuning met menskracht. D. Gemeenten: Gemeenten zullen wensen inbrengen ten aanzien van wonen en werken. Zij hebben met name een faciliterende rol. Zij kunnen zich in hun bestemmingsplannen richten op het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit en in hun gemeente initiatieven daartoe aanjagen. E. Ministerie van VROM: Het ministerie van VROM heeft een belangrijke rol bij het toezien op nationale doelen ten aanzien van milieu en landschap. Net als andere overheden kan het ministerie faciliteren bij de gebiedsprocessen.
V
English Summary The Netherlands is working on a strategy to connect water quantity policy ('WB21') with water quality policy (WFD). This needs adjustments in the current water management of the rural areas. The Dutch ministry of water affairs asked the Dutch association of young farmers (NAJK) to advice on the possible role of farmers in improving the quality of water and landscape. The Dutch system of landscape maintenance by agricultures is mainly based on backward control, rather than on a system of feed forward advice, like in the UK. This positive system has opportunities for creating a widely accepted system for (area specific) water and landscape management, and might be interesting for the Netherlands. Therefore a closer look is taken upon the British system of Environmental Stewardship. Based on our British experiences the advice how the Dutch government can make use of the voluntary based services of Dutch farmers includes the following issues: 1. The first stage is making a Farm Water Plan (FWP). The FWP is a complete re cord of the ‘features’ on the field of water quantity and water quality present on a farm. All are recorded in the FWP and shown on an easy-to-interpret map. The FWP is not a management plan; it simply appraises the presence and condition of features on the farm, and identifies the appropriate management options from those available in the Environmental Stewardship (ES) scheme. 2. Stakeholders in an area join in an area committee, and formulate a shared vision, in which their wishes and the opportunities are described. Furthermore, they make an action plan: the ES scheme. 3. A consultant/area manager will take care for execution of the ES scheme. He visits farmers and advises them how to achieve the target points necessary for receiving funding from the ES scheme. 4. Everyone with an importance in the objectives of the scheme -government or (regional) NGO's- can donate money in a fund. Farmers get paid by this fund.
VI
1
Inleiding ________________________________________________________________________________ Eén van de regelingen waarmee het Verenigd Koninkrijk invulling geeft aan het POP (Platteland ontwikkeling programma) is sinds 2005 het 'Environmental Stewardship' (ES). Hiermee wil het Verenigd Koninkrijk op basis van vrijwillige medewerking van agrariërs onder andere de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) halen. Een oriëntatie op deze aanpak is interessant omdat deze aanpak voor Nederland nieuw is en mogelijk kansen biedt om emissies van nutriënten en bestrijdingsmiddelen (de grootste diffuse bron van verontreiniging van oppervlaktewater) te beperken. Daarbij is het van strategisch belang om als Nederland ons licht op te steken bij een lidstaat die een trekkende rol vervult in de EU-discussie over de relatie tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de KRW. Het ministerie van V&W heeft aan het NAJK (Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt) gevraagd een advies uit te brengen op basis van bevindingen uit een studiereis naar het Verenigd Koninkrijk over de kansen van het systeem van ES om in Nederland KRW doelen te behalen. Het belangrijkste projectonderdeel vormde een studiereis naar het VK, waaraan een 5-tal jonge agrariërs van het NAJK heeft deelgenomen, samen met een medewerker van NAJK-Edu, en een van CLM, en 3 vertegenwoordigers van LNV, V&W en Unie van Waterschappen. Deze jonge agrariërs hebben ervaring met SANregelingen en groen-blauwe diensten van het waterschap, en/of zijn nauw betrokken bij de implementatie van de KRW. Studiereis naar het VK: Tijdens de studiereis zijn gesprekken gevoerd met en bedrijfsbezoeken afgelegd bij: • Agrariërs die ervaring hebben met ES; • Ambtenaren van het Rural Development Service (RDS; beheerder van o.a. POP). Daarnaast zijn uitgevoerd: Deskstudie Voorafgaand aan de studiereis is een beschrijving gemaakt van ES in de context van: • Het Nationale beleid in de UK dat betrekking heeft op oppervlaktewaterkwaliteit; • Het EU-landbouwbeleid. Interviews in NL Na de studiereis zijn de NAJK-ers bij elkaar gekomen om het advies aan V&W op te stellen. Aansluitend is dit advies in interviews ter commentaar voorgelegd aan een aantal sleutelfiguren. Denk aan de voorzitter van Natuurlijk Platteland Nederland (NPN), een watergedeputeerde en een dijkgraaf. Projectleiding was in handen van Nicolaas van Everdingen van NAJK-Edu. Verslaglegging werd verzorgd door Erna van der Wal van CLM en Nicolaas van Everdingen. Verder zijn 3 beleidsambtenaren meegegaan naar het VK, en hebben commentaar geleverd op het advies. Van het ministerie van V&W was dit Wilbert van Zeventer, van LNV Ronald Bets en van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, ook namens de Unie van Waterschappen, Henk Bouman.
1
Leeswijzer Aan het begin van dit rapport presenteren we onze ideale situatie om de doelen van de KRW en de gebiedsdoelen door de slimme inzet van (jonge) boeren te bereiken. Vervolgens geven we in hoofdstuk 3 een beknopt beeld van het Environmental Stewardship (ES) in het Verenigd Koninkrijk. Ook vergelijken we in hoofdstuk 3 het ES in het Verenigd Koninkrijk met de Nederlandse situatie: “Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?”. In het laatste hoofdstuk wordt een reflectie uit het veld gegeven op het NAJKadvies uit hoofdstuk 2.
De complete delegatie op de Carr House Farm in Driffield met staand v.l.n.r.: Wilbert van Zeventer (V&W, DG Water), Erna van der Wal (CLM), Ronald Bets (LNV, dir. reg. zaken Zuid), Henk Bouman (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier), Tom de Jong (medewerker NAJK), Joris Baecke (DB NAJK), gastheer Jim Sellers. Zittend: Nicolaas van Everdingen (NAJK-Edu), Toon Hulshof (bestuurder GAJK), Nils den Besten (DB NAJK), Heidi Schalk (bestuurder LAJK & medewerker Arvalis).
2
2
Het NAJK voorstel: ‘Met beide-benen-inde-klei’-advies_____________________________________________________________________ In dit hoofdstuk presenteren we onze ideale situatie om de doelen van de KRW en de gebiedsdoelen door de slimme inzet van (jonge) boeren te bereiken.
2.1
Gebiedskwaliteit De KRW heeft als uiteindelijk doel het verbeteren van de waterkwaliteit in brede zin. Water(kwaliteit) is sturend voor bijvoorbeeld de landbouw, de natuur en andere gebruiksfuncties. Water kunnen we daarom beschouwen als de drager van gebiedskwaliteit. Water wordt dan leidend bij het bepalen van de inrichting van het gebied: “De KRW kruipt de kant op.” Nu is meestal de ruimtelijke ordening het leidend principe. Steeds vaker wordt als uitgangspunt voor beleid gekozen voor verbetering van de gebiedskwaliteit. Een goede gebiedskwaliteit betekent dat bewoners en gebruikers van het gebied en ook de overheid tevreden zijn met de omstandigheden (bijv. natuur, landschap, milieu) en gebruiksmogelijkheden (bijv. landbouw, wonen, werken, recreëren) in het gebied. Om gebiedskwaliteit met water als drager te realiseren moeten maatregelen voor inrichting en beheer worden genomen. Om deze maatregelen goed en gebiedsgericht af te stemmen is een integrale benadering (procesmatig en inhoudelijk) gewenst. Enerzijds omdat de maatregelen van invloed zijn op de verschillende gebruiksfuncties en de kwaliteit van het gebied. Anderzijds omdat verschillende typen maatregelen onderling afhankelijk van elkaar kunnen zijn. Ook verschillende maatregelen op één agrarisch bedrijf kunnen elkaar zowel versterken als tenietdoen en ook is het mogelijk dat de ene maatregel overbodig wordt bij toepassing van een andere. Het spreekt daarom voor zich dat de uitvoering van de KRW op gebiedsniveau, en indien nodig zelfs op bedrijfsniveau, wordt afgestemd met de uitvoering van ander Europees, nationaal en regionaal beleid. De grote verschillen tussen gebieden (geografisch, sociaal-cultureel, gebruikswaarden) vragen om maatwerk bij het opstellen van visies en plannen en bij de uitvoering daarvan.
2.2
Wat: van visie naar uitvoering Onderstaande tekst geeft een kort overzicht van de processtappen om te komen tot een gebiedsvisie en een uitvoeringsprogramma voor groene en blauwe diensten. 1 Aanleiding gebiedsproces Om een gebiedsvisie op te stellen moet er een aanleiding zijn. Het proces, de weg ernaar toe, is uitvoerig en tijdrovend maar erg lonend omdat er veel tijd wordt 3
gewonnen met een uitvoering die draagvlak heeft en gebiedsgericht is. Om te voorkomen dat met een kanon op een mug wordt geschoten moet de aanleiding om een gebiedsproces te starten duidelijk zijn. De KRW kan een aanleiding zijn omdat waterkwaliteit en –kwantiteit sturend zijn voor de gewenste gebiedskwaliteit. Ook de reconstructie of een voornemen tot landinrichting kan zo’n aanleiding zijn. 2 Afbakening gebied Nederland is, naast provincies en gemeenten, ingedeeld in verschillende typen gebieden, bijvoorbeeld stroomgebieden (KRW), Beheersgebieden (ILG, SAN), Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Nationale Landschappen. In veel gevallen is deze begrenzing bepaald door geologische of landschapskenmerken. Naast dit type begrenzing bestaan er de sociaal-culturele grenzen die gedurende de geschiedenis zijn ontstaan, onder invloed van bedrijfstakken, familierelaties, religie en dergelijke. Deze laatste begrenzingen zijn belangrijk als verschillende partijen samen moeten werken aan gebiedskwaliteit. Mensen moeten binding hebben met het gebied, er moet een bepaalde betrokkenheid zijn. De betrokken partijen hebben belangen in dat gebied die verder gaan dan alleen economische, ook al is dat een belangrijke. 3 Gebruiksfuncties op een rij Met een gebiedsvisie over het toekomstig gebruik en de functies van het gebied wordt een stevig fundament opgezet voor het realiseren van gebiedskwaliteit. In een integrale gebiedsvisie zijn alle gebruiksfuncties samen verweven: natuur, landschap, water, landbouw, werken, wonen, recreatie, infrastructuur en cultuurhistorie. De gebiedskwaliteit wordt bepaald door de kwaliteit van al deze functies en de samenhang ertussen. De gewenste gebruiksfuncties staan deels beschreven in allerlei beleidsplannen van de verschillende overheden. Denk voor water aan de KRW, provinciaal waterhuishoudingsplan, gemeentelijk water- en rioleringsplan, peilbesluiten etc. 4 Wensen en belangen op een rij Wensen en belangen voor de landbouw moeten ook in het proces worden betrokken. Alleen dan kan er goede afstemming bestaan tussen de uitvoering van de gebiedsvisie (met de landbouw als belangrijke uitvoerder) en het realiseren van gebiedskwaliteit. Maar ook de wensen en belangen van de andere partijen moeten op een rij worden gezet. Bijvoorbeeld de gemeenten en provincie met wensen voor water, wonen, natuur, landschap en recreatie maar ook de plaatselijke belangenvereniging met wensen voor leefbaarheid, behoud van cultuurhistorie, wandelpaden en schone en mooie sloten. Wensen en belangen van de landbouw met betrekking tot water kunnen in beeld worden gebracht middels het opstellen van bedrijfswaterbalansen (BWB) voor de landbouwbedrijven in het gebied. Hieruit volgen voor waterkwaliteit en waterkwantiteit ook knelpunten en mogelijkheden om daar iets tegen te doen, zowel op bedrijfs- als op gebiedsniveau (zie ook het kader verderop). Alle individuele bedrijfswaterbalansen samen geven een totaalbeeld van de aan de landbouw gerelateerde knelpunten voor waterkwaliteit en waterkwantiteit in het gebied. Hiermee kunnen dus maatregelen worden geformuleerd die bijdragen aan een verbetering van de situatie. Het geeft tevens een beeld van de wensen van de landbouw maar ook die van het waterschap. Dit is de input voor de dialoog in de visievorming (zie ook: ‘Individuele Bedrijfswaterbalansen en Gebiedsgericht Waterbeheer’, CLM, 2006). Andere input is bijvoorbeeld een landbouwtoekomstverkenning of een structuurvisie.
4
Bedrijfswaterbalans Een bedrijfswaterbalans is een instrument om je eigen bedrijf beter te leren kennen. Het doel ervan is om agrariërs bewust te maken van de impact van hun bedrijfsvoering op de waterkwantiteit en –kwaliteit op drie niveaus: eigen bedrijf, veldwater en omgevingswater. Daarnaast geeft het ook inzicht dat een betere waterhuishouding een bijdrage kan leveren aan betere bedrijfsresultaten. Daarnaast geeft een BWB de mogelijkheden aan om te verbeteren. Het brengt tevens de wensen van agrariërs ten aanzien van water in beeld. De maatregelen die een agrariër kan nemen zijn afhankelijk van specifieke bedrijfskenmerken, zoals grondsoort, grondgebruik, de oppervlakte, de waterhuishouding van de bodem (dit samen bepaalt onder meer de droogte- en uitspoelingsgevoeligheid van de grond). Bedrijfswaterbalans
Bedrijfswater
Veldwater
Waterkwantiteit
Omgevingswater
Waterkwaliteit
Binnen de mogelijkheden die worden aangereikt om te verbeteren wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen die al wettelijk verplicht zijn en bovenwettelijke maatregelen. Zie ook bijlage 3.
5 Dialoog en het opstellen van de visie Een integrale gebiedsvisie wordt vanuit alle wensen en belangen gezamenlijk opgesteld door de vertegenwoordigers van alle betrokken partijen (agrariërs, natuurbeheerders, waterschap, provincie etc), zodat er sprake is van een breed draagvlak. De uiteindelijke visie bevat concrete uitspraken over ambities en concrete gebiedsdoelen (in hectares, meters en/of in % verbetering). 6 Uitwerken visie in concrete acties (uitvoeringsprogramma) Om de visie uit te kunnen voeren wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. Een belangrijk onderdeel daarvan is het uitwerken van de te nemen maatregelen, het beheer van water en natuur en de financiering daarvoor. Vaak zal het beheer worden uitgevoerd door agrariërs in de vorm van groene en/of blauwe diensten.
2.3
Hoe: systematiek voor blauwe diensten In deze paragraaf wordt beknopt aangegeven hoe het uitvoeringsprogramma vormgegeven kan worden als het gaat om water en landbouw. Om de watergerelateerde knelpunten op te lossen worden maatregelen opgesteld die passen binnen de integrale gebiedsvisie. Bovenwettelijke maatregelen kunnen worden uitbesteed als blauwe diensten waaraan een vergoeding is gekoppeld. De diensten en vergoedingen worden vastgesteld in onderhandeling tussen de vragers (idealiter een gebiedscommissie of zoals in Overijssel een uitvoeringsorganisatie) en aanbieders van de diensten (de agrariërs). In de ‘Nederlandse catalogus groenblauwe diensten 2007’ is aangegeven welke maatregelen in aanmerking mogen komen voor een vergoeding door de overheid en hoe hoog de vergoeding daarvoor maximaal mag zijn (vastgesteld door de Europese Commissie).
5
In ons advies hebben we gekozen voor de volgende systematiek voor blauwe diensten: 1. De bedrijfswaterbalans: deze moet door iedere agrariër die een (pakket) blauwe dienst(en) wil leveren worden opgesteld; 2. Lijst met keuzemaatregelen: de agrariër kan vrijwillig kiezen welke blauwe diensten hij wil aanbieden (in overleg met de gebiedscoördinator of uitvoeringsorganisatie - zie de volgende paragraaf). Er moet een minimum aantal maatregelen (op basis van “effectiviteits”-punten of vergoeding) worden uitgevoerd. Hieronder worden de bedrijfswaterbalans en de lijst met keuzemaatregelen nader toegelicht. Ook wordt kort ingegaan op vergoedingen en financiering, toekenning van de vergoeding en controle, duur van de overeenkomst en het bepalen van de doelgroep.
2.3.1
De bedrijfswaterbalans (BWB) In Bijlage 2, paragraaf 10 is uitgelegd hoe een bedrijfswaterbalans is opgebouwd. Het opstellen van een BWB is het startpunt om te bepalen hoe de huidige situatie is op een agrarisch bedrijf ten aanzien van waterkwantiteit en –kwaliteit. Met het opstellen van BWB’s kunnen de wensen van agrariërs ten aanzien van water in beeld gebracht worden (in te brengen in de dialoog bij vorming van de gebiedsvisie). Voor de agrariër wordt op basis van een BWB inzichtelijk waar de knelpunten liggen op zijn bedrijf en welke mogelijkheden er zijn om verbeteringen door te voeren (bewustwording, opdoen nieuwe kennis). In bijlage 3 is hiervan een voorbeeld gegeven voor een melkveebedrijf. Onderwerpen die hierin aan bod kunnen komen zijn bijvoorbeeld: • Waterkwantiteit: - Verdroging en droogteschade en mogelijkheden van waterconservering; - Beschikbaarheid voldoende (goed) water in tijd en plaats; - Wateroverlast en mogelijkheden waterberging; - Teeltkeuze; - Bodemdaling en peilbeheer; • Waterkwaliteit: - Middelengebruik; - Good House Keeping: voorkomen van erfafspoeling; - Verzilting van oppervlaktewater; - Afvalwaterverwerking; - Versterken van de ecologische waterkwaliteit.
2.3.2
Lijst met keuzemogelijkheden De lijst met keuzemaatregelen wordt afgestemd op de gebiedsvisie (bijv. KRWmaatregelen, maar ook groene diensten) en de mogelijkheden voor verbetering die agrariërs hebben aangegeven in hun bedrijfswaterbalans. Binnen het gebied geldt dezelfde lijst met keuzemaatregelen. Maatregelen met een hoge prioriteit krijgen een relatief hoge vergoeding. Het minimum aantal te nemen maatregelen wordt zo vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van verbetering van de gebiedskwaliteit. Er is sprake van enige uitdaging. Het moet niet zo zijn dat agrariërs een vergoeding krijgen voor iets dat al jarenlang vanzelfsprekend is. Anderzijds moeten bedrijven die al jaren voorlopen evengoed beloond worden en moet het ‘instapniveau’ niet te hoog zijn.
6
Voorbeelden van maatregelen gericht op oppervlaktewaterkwaliteit zijn: • Inrichtingsmaatregelen: - Regelbare drainagetechnieken; - Bufferstroken; - Waterzuivering zoals helofytenfilters; - Herinrichting waterlopen; - Beheer waterlopen zoals maaien van oever- en waterplanten; - Baggeren; • Bronmaatregelen: - Efficiënte toedieningstechnieken; - Gerichte middelenkeuze. Voor maatregelen gericht op oppervlaktewater is een basis gelegd in onder andere de KRW-groslijst Landbouwmaatregelen die onlangs is uitgekomen.
2.3.3
Vergoedingen en financiering via een gebiedsfonds Vergoedingen De vergoeding moet concurrerend zijn met landbouwactiviteiten. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geteelde gewassen, maar ook met verschillen in rendement tussen locaties. Verschillen worden veroorzaakt door de bodemkwaliteit, maar ook door de bedrijfsvoering van de agrariër en de grondprijs. KRW-maatregelen zullen (in tegenstelling tot veel SAN-maatregelen) wellicht ook genomen moeten worden op goed renderende plekken. Idealiter wordt regionaal vraag en aanbod van diensten op elkaar afgestemd en worden de vergoedingen in onderhandeling tussen vragers en aanbieders vastgesteld. Zaken als het vergoeden van gewasschade, vermogenschade en opbrengstderving zijn onderdeel van deze onderhandeling. De betaling moet in ieder geval arbeid, extra kosten voor materialen en inrichting vergoeden. Voor het opstellen van de vergoeding wordt gebruik gemaakt van de Catalogus voor groenblauwe diensten. Financiering via een gebiedsfonds Financiering voor de betaling van KRW-maatregelen zal idealiter plaatsvinden in de vorm van een gebiedsfonds. Het heeft voordelen om financiële middelen in een vermogensfonds te bundelen. De rente op het vermogen wordt ingezet, de hoofdsom blijft in tact. Het gebiedsfonds wordt gevuld door overheden en partijen als het recreatieschap, waterleidingbedrijven, banken, NGO’s, grote bedrijven en giften. De voorwaarde moet zijn dat alle geldschieters meefinancieren om de integrale doelen uit de opgestelde integrale gebiedsvisie te behalen. Dat heeft de consequentie dat de geldstromen niet gelabeld zijn aan bepaalde sectorale doelen. Dat heeft weer het voordeel dat er gebiedsgericht geld ingezet kan worden. Een voorbeeldsituatie Een waterschap heeft als doel (gechargeerd ‘een achter het bureau opgesteld doel’) om 25 ha waterberging te realiseren. Beoogd is om 25 ha landbouwgrond te bestemmen als waterbergingsgebied met agrarisch medegebruik. Bij het opstellen van de integrale gebiedsvisie (gechargeerd ‘het ideale gezamenlijk overeengekomen doel’) blijkt dat het mogelijk is om 20 ha waterberging te combineren met landbouw, blauwe diensten en natte natuur. Vijfentwintig hectare is niet haalbaar gebleken bij de integrale afweging van alle doelen (bijv. natuur, recreatie, landbouw, wonen) voor het gebied. Om toch te voldoen aan de bergingsvraag wordt een deel van de 20 ha waterberging extra afgegraven en worden sloten verbreed. Deze oplossing zou niet uitgevoerd zijn als het waterschap de maatregel van 25 ha voor waterberging als doel had gesteld en alleen daaraan haar geld gelabeld had, in plaats van zich te richten op het eigenlijke doel, namelijk voldoende waterberging. Ervaring met deze manier van werken is opgedaan in de Buurtschap IJsselzone Zwolle (gemeente Zwolle).
7
Slechts een klein deel van de KRW maatregelen zit nu in de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer wat onderdeel uitmaakt van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Iedere provincie en waterschap kan ‘blauwe diensten’ opzetten met behulp van de ‘Nederlandse catalogus groenblauwe diensten 2007’. Betaling voor deze diensten kan deels uit het ILG en/of kan door het waterschap worden gefinancierd (bij voorkeur op basis van het gebiedsplan en met een gebiedsfonds). Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zou voor KRW-maatregelen geld moeten reserveren en via het gebiedsfonds beschikbaar moeten stellen voor blauwe diensten. Geld in gebiedsfonds niet labelen Het storten van ongelabeld geld in het gebiedsfonds vraagt vertrouwen tussen de partijen onderling, dat het geld ten goede komt aan het gebied als geheel. Hier komen twee zaken bij kijken: 1. Het storten van geld in een gebiedsfonds om integraal doelen te realiseren kan voor partijen met sectorale doelen een onzekerheid met zich meebrengen, waardoor het moeilijk kan zijn hier draagvlak voor op te bouwen. 2. Integrale doelen realiseren kan alleen als je niet krampachtig vasthoudt aan sectorale maatregelen die daardoor een doel op zich worden.
2.3.4
Toekenning van de vergoeding en controle
NAJK studiereis ervaring: Tijdens de studiereis viel het oog van de NAJK-ers op een uilenkast (zie foto). De boer gaf desgevraagd aan dat hij deze in overleg met de gebiedscoördinator had geplaatst, en dat hij daar een vergoeding voor kreeg. Dat er nog geen uil in had gebroed was geen reden om de betaling weer terug te vorderen, wat in Nederland zou gebeuren. De boer zei dat hij wordt afgerekend op het uitvoeren van de maatregelen, en niet op het behaalde resultaat. De NAJK-ers merkten op dat de KRW zo in theorie gaat werken, maar dat de groenblauwe diensten meestal nog uitbetalen op
Uitbetaling van de diensten basis van behaalde resultaten. Een vergoeding wordt toegekend als de agrariër de maatregel heeft uitgevoerd. Er vindt geen controle plaats op het behaalde resultaat. De vergoeding wordt jaarlijks uitbetaald. Controle In eerste instantie worden geconstateerde fouten gemeld aan de gebiedscoördinator. Deze of de ANV geeft de agrariër een gele kaart, mét verbeteradviezen. Eindcontrole op uitvoering van de maatregelen wordt uitgevoerd door de AID of waterschappen. Overigens: zodra er Europees geld mee gemoeid is, mag alleen door een door de EU erkende controleur als AID of DLG gecontroleerd worden.
Monitoring Om de voortgang en het effect op de gebiedskwaliteit in de gaten te houden wordt tussentijds gemonitord. Hierbij wordt zowel naar de bijdrage gekeken van de agrariërs die een maatregelenpakket uitvoeren als naar de effecten van de bedrijfsvoering van agrariërs die niet deelnemen aan de regeling. 8
2.3.5
Duur van de overeenkomst Voor beheersmaatregelen is een minimale duur van een overeenkomst van 10 jaar gewenst, voor inrichtingsmaatregelen minimaal 25 jaar. Dit geeft zekerheid over het behoud van de gebiedskwaliteit op de langere termijn en maakt het voor de agrariër interessant om zijn bedrijfsvoering aan te passen.
2.3.6
Doelgroep Locaties Het ligt niet voor de hand om op alle locaties binnen een gebied de zelfde maatregelen te treffen. Er vindt daarom sturing plaats in welke locaties worden aangewezen voor bepaalde maatregelen. Vragen die hierbij opkomen zijn: • Waaraan toets je of een locatie de moeite waard is voor bepaalde (natuur/water) maatregelen? • Hoe bepaal je of de samenhang van maatregelen in een gebied goed is? • In hoeverre zijn KRW-maatregelen locatiegebonden en hoe vrijwillig zijn ze? De antwoorden op dit soort vragen zijn onderdeel van de dialoog tussen alle partijen in de gebiedsvisie. Wijkers of blijvers De systematiek moet zo opgezet zijn dat alle agrariërs op de aangewezen locaties evenveel mogelijkheden hebben om deel te nemen. Wanneer de systematiek voornamelijk interessant is voor stoppende agrariërs (de wijkers) zal de deelname door agrariërs op termijn afnemen als bedrijven worden overgekocht, terwijl het juist de bedoeling is dat de systematiek duurzaam is. De wensen en belangen van de (blijvende) landbouw zijn in de dialoog over de gebiedsvisie daarom ook nadrukkelijk van belang. Betrek dus zeker ook de jonge agrarische ondernemers (de blijvers) in het proces! Continuïteit van maatregelen bij bedrijfsovername is wellicht te regelen met een kettingbeding. Dit heeft uiteraard effect op de waarde van het bedrijf, maar als dat duidelijk is kan dat worden meegewogen bij de besluiten van de ondernemer om al dan niet gebruik te maken van een regeling. Bij het opzetten van de systematiek moet een balans worden gezocht tussen het ruimte kunnen geven aan voorlopers en stringente handhaving richting achterblijvers. Individueel of collectief Afhankelijk van de maatregel en de omstandigheden wordt bepaald wat de voorkeur heeft: een individueel of een collectief contract. De effectiviteit van de te nemen maatregelen is hierbij leidend. Bij maatregelen voor individueel niveau kan worden gedacht aan emissiebeperking richting oppervlaktewater via vermindering van gebruik van schadelijke stoffen of emissiearme toedieningstechnieken. Bij maatregelen voor collectief niveau kan worden gedacht aan inrichtingsmaatregelen zoals aanleg van helofytenfilters. Ook kunnen contracten collectief worden afgesloten, bijvoorbeeld via loonwerkers.
9
Voorbeeld I van collectief contract: In het veenweidegebied De Krimpenerwaard zakt het noordelijke deel door bodemdaling veel sneller dan het zuidelijke deel (respectievelijk 6 en 3 mm/jaar). Beste remedie hiertegen is natte natuur. Omdat dit noordelijke deel ook pal tegen Gouda aan ligt, is de natuurvraag hier ook groot. In het middengebied zou dan ruimte zijn voor natte landbouw, en in het zuiden voor “groeilandbouw”. De gemeente Gouda stort geld in het gebiedsfonds, waaruit de boeren in het middengebied worden betaald om te werken onder suboptimale omstandigheden, wat goed is voor weidevogels en biodiversiteit. Omdat veenweidelandbouw meer kans geeft op uitspoeling van stikstof bij hogere grondwaterstanden (minder denitrificatie), worden de agrariërs bovendien beloond uit het fonds om minder intensief te werken. Voorbeeld II van collectief contract: De akkerbouwers in de Haarlemmermeer krijgen steeds meer last van gewasschade door zoute kwel. Een oplossing hiertegen zou kunnen zijn om het slootpeil op te zetten, waardoor de tegendruk verhoogd wordt. Gevolg is dat de ruimte voor waterberging vermindert, en dat de laagst gelegen percelen sneller vernattingsschade oplopen. Door te accepteren (tegen betaling) dat de laagst gelegen percelen (eventueel na gedeeltelijke afgraving) voor extensievere vormen van landbouw (jongvee) of natte natuur worden gebruikt, blijft de waterbergingscapaciteit van het gebied gelijk, maar nemen de problemen met zoute kwel af. Voorbeeld III van collectief contract: De agrarische vereniging “Vort met de geit” sluit een contract met waterschap “In hoge nood” om alle natuurvriendelijke oevers te onderhouden. Hierbij wordt het maaisel afgevoerd en in mestvergistingsinstallaties als co-vergisting in groene energie omgezet. Groot voordeel is dat door de verschraling de onkruiddruk (distels!) sterk afneemt en daarmee het draagvlak voor dergelijke oevers. Bovendien blijven de kosten voor het waterschap beperkt, en is de uitvoerbaarheid groot (het hele gebied wordt op tijden onderhouden die zowel boer als waterschap het beste uitkomen).
2.4
Wie: organisatiestructuur In deze paragraaf wordt beknopt aangegeven door wie het uitvoeringsprogramma uitgevoerd kan worden als het gaat om de landbouw.
2.4.1
Geraamte: het gebied In verschillende regio’s bestaan van oudsher goed functionerende structuren waarin agrariërs georganiseerd zijn. Een goed voorbeeld hiervan zijn Agrarische Natuurverenigingen. In een gebiedsaanpak wordt aangesloten bij deze structuren. Gebieden worden niet van bovenaf aangewezen, ze moeten door de mensen zelf gevormd worden en van daaruit moet de betrokkenheid groeien. Indien in een gebied geen ANV aanwezig is, dan zou de oprichting daarvan mogelijk gestimuleerd kunnen worden vanuit een afdeling van LTO en/of NAJK, met ondersteuning vanuit de overheid, bijv. de provincie. Aandachtspunt is dat het in enkele gebieden kan voorkomen dat niet iedereen een neutraal beeld heeft bij een ANV.
10
2.4.2
Hart en hoofd: de gebiedscommissie Elk gebied heeft een gebiedscommissie die in een gebiedsvisie vastlegt hoe gebiedskwaliteit eruit ziet, binnen de kaders die vanuit Europese en Nationale wetgeving worden gesteld. Aan de commissie nemen enthousiaste vertegenwoordigers van alle belanghebbenden in het gebied (agrariërs, bewoners, beheerders, bezoekers) en bestuurders van provincies, waterschappen en gemeenten deel. De commissie beslist over kwaliteiten op de lange termijn. Dit heeft een depolariserend effect, omdat de discussie wordt gericht op wat mensen motiveert en ontroert, niet op wat ze ontmoedigt en ergert. Verschillende belangen worden op elkaar afgestemd. De uitvoering van de visies en plannen worden door de gebiedscommissie vormgegeven in een uitvoeringsprogramma. Bovendien zorgt de commissie ervoor dat er samenhang is tussen genomen maatregelen. Trekker van de gebiedscommissie is een bestuurlijk zwaargewicht. Het is moeilijk centraal aan te sturen uit welke kring zo’n bestuurder zou moeten komen. Elk gebied heeft wel zo zijn eigen boegbeelden, die vertrouwen hebben in de streek, en gevoel voor politieke verhoudingen hebben. De ene keer zal het een wethouder zijn, dan weer een dagelijks bestuurder van een waterschap of de voorzitter van de dorpsraad. De gebiedscommissie bepaalt welke maatregelen in het gebied prioriteit krijgen om de gebiedskwaliteit te realiseren en kent daar een vergoeding aan toe. Maatregelen zijn uitvoerbaar en vergoedingen zijn hoog genoeg om uitvoering ervan zo interessant te maken dat gebiedskwaliteit gerealiseerd kan worden.
2.4.3
Ogen, neus, mond: gebiedscoördinator In het Engelse ES zijn er goede ervaringen met de gebiedscoördinatoren: mensen die ter zaken kundig het gesprek met boeren kunnen aangaan en zodoende een vertrouwensrelatie opbouwen. In elk gebied functioneert een gebiedscoördinator als intermediair tussen boer en overheid. Deze gebiedscoördinator heeft het vertrouwen van beide partijen, komt makkelijk tot zaken en houdt de gebiedskwaliteit in de gaten. Voordeel van een gebiedscoördinator is dat er één aanspreekpunt is voor de boer die een contract afsluit en (indien nodig) coacht en helpt maatregelen te kiezen die geschikt zijn voor het land van de agrariër. Regelmatige terugkoppeling met de gebiedscommissie zorgt ervoor dat agrariërs niet afhankelijk zijn van de willekeur van één persoon, zodat de kansen in verschillende gebieden vergelijkbaar zijn. Er kunnen, afhankelijk van de grootte van de gebieden meerdere gebiedscoördinators per gebied actief zijn.
2.4.4
Handen en voeten: agrarische natuurverenigingen In gebieden waar agrariërs en steeds meer nauw bij de streek betrokken burgers (!) georganiseerd zijn in Agrarische natuurverenigingen (ANV), is een bestuurder van de ANV lid van de gebiedscommissie. De gebiedscoördinator onderhoudt het contact met de ANV. De ANV’s zorgen ervoor dat de BWB’s worden gemaakt, en sluiten ook de contracten met de agrariërs. In navolgend schema is het bovenstaande schematisch weergegeven (gericht op de landbouw als belangrijkste uitvoerder):
11
Uitvoeringsprogramma
chemische en ecologische waterkwaliteit
Gebiedsvisie
WATERSTROOM
Bedrijfswaterbalans Wensen en belangen
+ Keuzemaatregelen
agrarisch bedrijf 1 Gebruiksfuncties
Bedrijfswaterbalans + Keuzemaatregelen
Maatregelenpakket 1
agrarisch bedrijf 2
Maatregelenpakket 2
gebiedskwaliteit
waterschapslusten
ANV
GELDSTROOM
provincie: ILG Gebiedsfonds gemeenten
chemische en ecologische waterkwaliteit
2.4.5
De bodem: werken aan het draagvlak Omdat het doorlopen van het KRW proces zelf een langlopend traject is, ligt het voor de hand met name die ondernemers mee te krijgen, die als blijvers beschouwd kunnen worden: Relatief jong, goed opgeleid, en gewend om te innoveren. Het leveren van groene en blauwe diensten zien zij als een reële mogelijkheid de basis onder het inkomen te verbreden. Wat voor de KRW (althans in het landelijk gebied) zelf geldt, geldt ook voor dit advies: Als belangrijkste doelgroep zien wij de grote groep van agrarische ondernemers, die goed beseffen dat de maatschappij van hen verwacht, zelfs eist, dat er met het landschap en water zorgvuldig wordt omgesprongen. Deze groep, “het peloton” staat in zijn algemeenheid open voor maatschappelijke wensen en de vraag om groene en blauwe diensten te leveren, wel zullen zij steeds de kostenbaten verhouding scherp in de gaten houden. Wat doen we met het hele kleine deel van de agrarische ondernemers dat zich onverantwoordelijk gedraagt (“de rotte appels”), en daarmee een wezenlijke negatieve invloed heeft op de waterkwaliteit, maar zich weinig van wetgeving aantrekt, ten nadele van de grote groep welwillenden? Hierover zeggen de NAJK-ers: “Keihard aanpakken!”
12
3
De Engelse aanpak: Environmental Stewardship in het VK __________ In dit hoofdstuk staat beknopt hoe Environmental Stewardship en het puntensysteem werkt en in welk beleidskader het is geplaatst. De volledige uitwerking staat in bijlage 1.
3.1
Environmental Stewardship England Rural Development Programme Het England Rural Development Program (ERDP) is opgezet voor plattelandsontwikkeling volgens de vier assen in de Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (in vergelijking met Nederlandse POP). Het totale ERDP bestaat uit 7 regelingen (schemes) waarvan er een ‘Environmental Stewardship’ is. Environmental Stewardship ES beschermt de natuurlijke hulpbronnen, water, landschap en natuur. Het is te vergelijken met Programma Beheer maar het heeft drie ‘levels’ waarbij onder de derde de meest ingrijpende maatregelen vallen. ES bestaat uit: 1. Entry Level Stewardship (ELS): stimuleren van simpele effectieve milieumaatregelen; 2. Organic Entry Level Stewardship (OELS): voor biologische agrariërs die geen omzettingssteun ontvangen; en 3. Higher Level Stewardship (HLS): belonen van agrariërs die belangrijke milieuvoordelen tot stand brengen in gebieden en situaties die hoge prioriteit hebben. Een aantal van de maatregelen die agrariërs kunnen nemen in HLS zijn watergerelateerd en tegen diffuse vervuiling vanuit de landbouw (DWPA). Puntensysteem ES is opgebouwd volgens een puntensysteem waarbij de boer subsidie krijgt mits hij voor de maatregelen in zijn contract voldoende punten haalt. Punten haal je door het beheer goed uit te voeren. Inschrijven voor ES kan alleen als je voldoet aan de randvoorwaarden en aan de voorwaarden voor de beheerspakketten. Een van de randvoorwaarden is Goede Landbouw Praktijk. In ELS zijn twee subsidiabele pakketten interessant voor water: bufferstrips en Managementplans. De bufferstrips zijn 2, 4 of 6m brede akkerranden die extra worden aangelegd naast de 2m randen die verplicht zijn als mestvrije en spuitvrije zone (Cross Compliance). De Managementplans kunnen worden opgesteld voor nutriënten, bodem, mest en gewasbescherming. Met de managementplans legt de boer vast hoe hij zijn mineralen beheer doet en wordt hij bewust van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en alternatieven voor het gebruik van bepaalde middelen in de gewasbescherming.
13
Verder is ELS een basispakket en is HLS een uitbreiding daarop, waarbij in HLS zware beheerspakketten voor natuur kunnen worden aangevraagd. OELS is specifiek gericht op de biologische agrariërs.
3.2
Overeenkomsten en verschillen VK en Nederland Als we het huidige beleid in het Verenigd Koninkrijk en Nederland op gebied van water en agrarisch natuurbeheer op een rijtje zetten, krijgen we het overzicht zoals dat in bijlage 1 is opgenomen. De belangrijkste verschillen en overeenkomsten zijn in tabel 1 en 2 samengevat:
Tabel 1. Overeenkomsten en verschillen in watergerelateerd beleid t.a.v. nutriënten. Belangrijkste maatregelen m.b.t opper-
UK
Nederland
kunstmest: 2m
afh. gewas 0,25;
org. mest: 10m
0,50 of 1,50m
vlaktewater A
Wettelijk verplicht in cross-compliance
Teelt(en mest-) vrije zone
(va centrum sloot) Max, aanvoer N in Nitrate Vulnerable Zones
gem per bedrijf:
gem per bedrijf:
uit organische mest
250 kg/ha in 2006
250 kg/ha (deroga-
170 kg/ha v.a. 2007
tie) of 170 kg/ha.
-
+; zie hieronder
+; zie hieronder
-
B
Bovenwettelijk
SAN, SN en andere groen/blauwe diensten (m.n. natuur, landschap) Environmental Stewardship (landschap, natuur, milieu)
Tabel 2. Overeenkomsten en verschillen Environmental Stewardship en Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Kenmerken
UK
Nederland
Areaal landbouwgrond
18,5 miljoen ha (2% minder dan in
2 miljoen ha (4% minder
1990)
dan in 1990)
Grondprijs
gem. 15.000/ha
Vergelijk ES en SAN
ES: ELS
ES: HLS (Higher
(Entry Level
Level Scheme)
gem. 35.000/ha SAN
Scheme) Omvang 2006 in
3,4 miljoen ha (t/m okt 2006)
hectares
199.700 ha, waarvan 190.900 ha beheer en 8.800 landschap (2006; onderschatting want nog niet alle aanvragen verwerkt)
Budget in euro's
170 miljoen (jan t/m okt 2006)
63,5 miljoen (voor 2007)
Gemiddeld budget per
170 milj /10*12 / 3,4 milj ha=
318,-/ha
hectare
60/ha
14
Toepassingsgebied
generiek
afh. van
beheersgebieden, aange-
assessment t.a.v.
wezen door provincies
locale milieuprioriteiten ja, via local targe-
nee; alleen via Agrarische
samenhang in een
ting statement in
Natuurverenigingen
gebied te sturen /
Joint Character
(collectieve overeen-
maatregelen te
Area’s (JCA) (ge-
komsten)
prioriteren per gebied
biedspanels wij-
Mogelijkheid om
nee
zen punten toe aan prioritaire maatregelen) Duur van de
5 jr.
overeenkomst Beschikbaarheid gratis
telefonisch
advies Mogelijkheid integratie
10 jr. (met 5-year
6 jr.
break clause) telefonisch +
nee
1x/jaar bezoek +
++
-
Individueel of collectief
individueel
individueel
beide
Wijze van afrekening
o.b.v. genomen
o.b.v. genomen
o.b.v. behaalde resultaten
maatregelen
maatregelen
via puntensys-
direct in ponden
KRW-maatregelen
Wijze van betaling
teem Frequentie van
per half jaar
direct in euro’s (zolang voorraad strekt)
per half jaar
uitbetalen
80 % voorschot per jaar, eindafrekening na 6 jaar
Opmerking: Een hectare in het VK kun je niet vergelijken met een hectare in Nederland, vanwege de verschillende grondprijzen. Wanneer hier rekening mee wordt gehouden liggen de vergoedingen op een vergelijkbaar niveau.
3.3
Het eindoordeel: ‘Zijn groen-blauwe diensten bij de buren groener?’ Hoewel wij het gras bij de buren op het oog altijd groener schijnen te vinden, ervaren de NAJK-ers het systeem in het Verenigd Koninkrijk ook na grondig bestuderen écht als positiever dan het Nederlandse. Het systeem van Environmental Stewardship van onze Engelse buren is niet per definitie “groener”. Tenminste voor milieu en landschap lijken de opbrengsten niet beter. Dit kon binnen het kader van dit advies althans niet vastgesteld worden. Ook voor de boeren lijken de opbrengsten niet “groener”, omdat de vergoedingen die agrariërs (in de in beide landen geldende regelingen) kunnen krijgen vergelijkbaar zijn. Het systeem is wél “groener” op de volgende punten:
15
Sterke punten van ES zijn: • Persoonlijke betrokkenheid van een gebiedscoördinator bij de agrariër: er is iemand die met je meedenkt (en bijv. begeleiding geeft bij keuze van maatregelen), er aan trekt en enthousiast is; • Gebiedscoördinator bewaakt samenhang tussen maatregelen en bijdrage aan de gewenste gebiedskwaliteit; • Agrariërs worden afgerekend op genomen maatregelen (inspanning); • Simpel; • Integraal (natuur, landschap, water, cultuurhistorie): alle maatregelen die in aanmerking komen voor een vergoeding komen samen in één systeem (gunstig voor gebied en duidelijk voor de agrariër, “voor elk wat wils”); • Nationaal uniform, met mogelijkheid voor regionale prioritering; • Halfjaarlijkse uitbetaling op basis van genomen maatregelen (en dus niet op resultaat!) dit werkt sterk stimulerend, mede omdat er voortdurend contactmomenten zijn waarop bijgestuurd kan worden; • Overeenkomstduur van 10 jaar (Higher Level): dit geeft zekerheid en continuïteit; • Gangbaar en biologisch vallen onder 1 regeling; • Grote betrokkenheid van de streek. Zwakke punten zijn: • Niveau van het Entry Level is laag; • Weinig aandacht (vooralsnog) voor typische watermaatregelen; • Volledig gefinancierd door het ministerie DEFRA; • Grote inzet van menskracht gevraagd om de boeren te begeleiden. Samengevat zien we het Engelse systeem als een “warm” systeem. Het Nederlandse systeem met SAN en daarnaast een veelheid aan andere (landelijke, provinciale en regionale) regelingen wordt daarentegen gekarakteriseerd als kil en afstandelijk. Je door dikke aanvraagformulieren moeten worstelen en na 6 jaar te horen krijgen dat helaas het resultaat niet voldoende is en betaling uitblijft, zoals bij SAN, werkt natuurlijk niet stimulerend. Kortom, het huidige Nederlandse systeem toont weinig betrokkenheid van de vragende partij (de overheden namens de burgers) bij de manier waarop en de mate waarin de aanbiedende partij (de agrariërs) haar diensten aanbiedt en in staat is de maatregelen te treffen om de doelen, behoudt en verbetering van water- en gebiedskwaliteit, te realiseren. Er blijven kansen liggen om landschappelijke parels van eeuwenoud cultuurlandschap door agrariërs, die van generatie op generatie al het beheer doen van die parels, met betrokkenheid van streek en overheden, te laten onderhouden.
16
4
Reflectie uit het veld _________________________________________ Aan de volgende personen is het advies voorgelegd met de vraag om er op te reflecteren: 1. Teunis Jacob Slob, melkveehouder en voorzitter Natuurlijk Platteland Nederland; 2. Harry Keereweer, gedeputeerde (PvdA) water en landelijk gebied, provincie Gelderland, voorzitter ROB Rijn-West; 3. Gerard Doornbos, Dijkgraaf Hoogheemraadschap van Rijnland; 4. Harry Kager, beleidsmedewerker, Limburgse Land- en Tuinbouw Bond. 1.
Teunis Jacob Slob, melkveehouder en voorzitter Natuurlijk Platteland Nederland, reageert telefonisch op het advies: Allereerst geeft hij aan verheugd te zijn dat de jonge boeren van het NAJK hierover om advies is gevraagd. De meest opvallende punten in het advies zijn voor hem: • Het sterke pleidooi voor het schoeien van een systeem van vergoedingen op basis van getroffen maatregelen, en minder prominent op behaalde resultaten, vindt hij gedurfd, omdat het ingaat tegen de huidige tendens van meer en meer controle achteraf op resultaat. Hij wil wel waken voor de roep om legitimatie (de vraag van de burger om verantwoording van ingezette belastinggelden). • Vanuit zijn positie van voorzitter van de overkoepelende organisatie van agrarische natuurverenigingen (ANV’s) is hij blij met de toegedichte rol van ANV’s als belangrijke intermediaire partij in een gebied. Hij ijvert er sterk voor dat ANV's de gelegenheid krijgen om zich verder te professionaliseren, en in staat worden gesteld middels zelfregulering, zonder dat dit ten kosten hoeft te gaan van de transparantie, die intermediaire rol verder uit te bouwen. Hij kan zich goed vinden in het instellen van gebiedscoördinatoren die belast worden met het integraal realiseren van meerdere gebiedsdoelen. Ook de sterke adviserende rol van dergelijke coördinatoren vind hij een sterk punt van het "warme" Engelse systeem. 2.
Harry Keereweer, gedeputeerde (PvdA) water en landelijk gebied, provincie Gelderland, voorzitter ROB Rijn-West: Vanwege een overvolle agenda heeft de heer Keereweer helaas niet kunnen reageren. Wel heeft de heer Keereweer bij een bedrijfsbezoek van een NAJK-er laten weten blij te zijn met het advies, hoewel hij het niet op alle punten eens zegt te zijn. 3. Gerard Doornbos, Dijkgraaf Hoogheemraadschap van Rijnland: In een interview met hem en zijn sectordirecteur ‘Strategie en regulering’ Els Veenhoven was de heer Doornbos zeer duidelijk in zijn reactie: “Dit is een goed advies, en dat gaan we zo doen.” Doornbos en Veenhoven geven aan dat het hele KRW instrumentarium richting landbouw nog ontwikkeld moet worden, en dat dit advies hen daarbij kan helpen. Momenteel wordt door Rijnland, NAJK-Edu, CLM en de koepelorganisatie van ANV’s onderzocht of het advies ergens in het werkgebied van Rijnland in de vorm van een gebiedspilot kan worden uitgewerkt.
17
4.
Harry Kager, Beleidsmedewerker faunazaken & verbrede landbouw, Limburgse Land- en Tuinbouw Bond: "Ik vind het een zeer interessant rapport. Het voorgestelde systeem lijkt mij met name sterk vanwege de persoonlijke betrokkenheid van een gebiedscoördinator, de mogelijke combinaties van maatregelen en de simpelheid van het vergoedingensysteem. Wel vraag ik me altijd af of, en zo ja welke, private partijen daadwerkelijk geïnteresseerd zijn om voor groenblauwe diensten te betalen. Is dat in Nederland wel haalbaar? In tegenstelling tot de Engels-Amerikaanse samenleving worden groenblauwe diensten hier veel meer als overheidstaak beschouwd."
18
Bronnen _______________________________________________________________________________________
Bade, Tom en Schroeff Olivier van der, 2006. Geld als water. Triple E BV, Arnhem. Brochure KRW: voor gebied en gebruiker, Kaderrichtlijn Water en gebiedskwaliteit. CLM Onderzoek en Advies BV, februari 2007, Culemborg. Brochure De boer als waterbeheerder. PPO-AGV, december 2006. Brochure Boeren voor schoon oppervlaktewater, PPO. Brochure Ruimte voor regels, PPO, december 2006. Catalogus Groen Blauwe Diensten 2006. Decembernota Kaderrichtlijn Water/WB21 2006. Handleiding bedrijfswaterbalansen, ZLTO en CLM Onderzoek en Advies BV, juni 2006, Culemborg. Draaiboek gebiedsproces Individuele Bedrijfswaterbalansen en Gebiedsgericht Waterbeheer, CLM BV, mei 2006, Culemborg. Informatiefolder ILG van www.ilg.nu (oktober 2006). Informatie over Agrarische Natuurverenigingen Den Hâneker: mondelinge mededeling N. den Besten en http://www.denhaneker.nl/ en Noardlike Fryske Wâlden: mondelinge mededeling T. de Jong en http://nfw.wisl.nl/. Over ANV Vockestaert (Groenfonds Midden Delfland): mondelinge mededelingen mevr. Marleen Lekkerkerk en www.vockestaert.nl, mevr. Ingrid ter Woorst, gemeente Midden-Delfland, en Paul Terwan van Paul Terwan Onderzoek en Advies. Informatie over invulling (Gemeenschappelijk) Landbouwbeleid in het Verenigd Koninkrijk en in het bijzonder Environmetal Stewardship: www.defra.gov.uk Informatie over de Kaderrichtlijn Water: www.kaderrichtlijnwater.nl Informatie Catalogus Groen Blauwe Diensten: mondelinge mededelingen Erik van Moorsel, provincie Noord-Brabant, Björn Edelenbos, IPO, Wim Dijkman, provincie Utrecht. Informatie over ervaringen gebiedscoördinatoren reconstructie: mondelinge mededelingen Rick van den Berg, provincie Noord-Brabant. Oerlemans, N., A. Guldemond & A. Visser 2006. Meerwaarde agrarische natuurverenigingen voor de ecologische effectiviteit van Programma Beheer. CLM Onderzoek en Advies BV, Culemborg. Oerlemans, N., E. Hees & A. Guldemond 2006. Agrarische Natuurverenigingen als gebiedspartij voor versterking natuur, landschap en plattelandsontwikkeling. CLM Onderzoek en Advies BV, Culemborg. Waterkoers 2, juni 2006. DG Water, Den Haag.
19
20
Bijlage 1 Environmental Stewardship in het Verenigd Koninkrijk ______________________________________________ In deze bijlage wordt hoofdstuk 3 nader uitgewerkt, namelijk hoe Environmetal Stewardship werkt en in welk beleidskader het is geplaatst. We beginnen net als voor de Nederlandse situatie (hoofdstuk 2) met een beschrijving van de manier waarop het Europese landbouwbeleid met betrekking tot water, natuur en landschap en de Kaderrichtlijn Water worden ingevuld.
1
Engelse invulling van Europees beleid ten aanzien van water, natuur en landschap
Om het beleid toe te lichten is een overzicht van de betrokken partijen noodzakelijk. Dit doen we in de eerste paragraaf. Daaronder beschrijven we hoe in het Verenigd Koninkrijk wordt omgegaan met de Kaderrichtlijn Water, het Engelse Plattelandsontwikkelingsprogramma (ERDP) en Environmental Stewardship (ES).
1.1
Betrokken organisaties
DEFRA Het Engelse ministerie van LNV heet the Department for Environment, Food and Rural Affairs oftewel DEFRA. DEFRA is verantwoordelijk voor beleid rond natuur en milieu, landschap, platteland en landbouw. Onder DEFRA valt ‘Natural England’ als agentschap. Sinds oktober 2006 is Natural England actief. Het bestaat uit de vroegere Rural Development Service, the Countryside Agency en English Nature. Het is een agentschap voor geïntegreerd beheer van landschap en natuur. Daarnaast is de Commission of Rural Communities opgericht uit het vroegere ‘Countryside Agency’. Deze commissie fungeert als onafhankelijk adviseur, als waakhond en als vertegenwoordiger van de agrariërs en bewoners van het buitengebied. Natural England Natural England is verantwoordelijk voor de ERDP oftewel England Rural Development Programme (het engelse POP). De ERDP omvat sociaal-economische subsidies voor rurale ontwikkeling. Het totale ERDP bestaat uit 7 regelingen (schemes) waarvan er een ‘Environmental Stewardship’ is. Omdat Natural England pas sinds oktober bestaat zullen veel Engelsen het nog over de Rural Development Service (RDS) hebben. Deze dienst van DEFRA was eerst verantwoordelijk voor de ERDP. Onder Natural England hangen de regionale agentschappen: ‘England’s Regional Development Agencies’. In Yorkshire is dat ‘Yorkshire Forward’. Zij promoten duurzame economische ontwikkeling. De regio’s hebben eigen ‘Regional Farm Advice programmes’ die worden uitgevoerd door de RFAC (Regional Farm Advice Coördinator).
21
Rural Payments Agency The Rural Payments Agency (RPA) is verantwoordelijk voor de betalingen en inspecties /controles van allerlei regelingen o.a. Single Payment Scheme (SPS) oftewel bedrijfstoeslagen met Cross Compliance en andere GLB regelingen (CAP schemes). De RPA is niet verantwoordelijk voor de ERDP programma’s. Environment Agency Het Environment Agency is het agentschap van DEFRA dat verantwoordelijk is voor het milieu. Zij zijn belast met het invullen van de Water Framework Directive (Kaderrichtlijn Water).
1.2
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water (Water Framework Directive, WFD) wordt ook in Engeland uitgewerkt. Die taak ligt bij DEFRA. Deels worden daarvoor de regelgeving rond Cross Compliance, de Nitraatrichtlijn en andere Europese regels gebruikt deels eigen regelgeving zoals de ‘Water Act 2003’. Voor elk stroomgebied van de rivieren (river basins) moeten eisen en doelen worden opgesteld en daarvoor worden beheersmaatregelen opgesteld. Doelen en maatregelen samen vormen de River Basin Management Plans (RBMP). Engeland is verdeeld in 6 eigen River Basin Districts, 2 grensoverschrijdend met Wales en 2 grensoverschrijdend met Schotland die allen een eigen RBMP moeten opstellen. Naast de RBMP moeten er ook Programmes of Measures (PoMs) worden opgesteld: programma’s met beheersmaatregelen. De RBMP’s moeten niet alleen de hydrologische doelen halen maar ook rekening houden met sociale, economische factoren en andere milieufactoren. De WFD moet een holistische invulling krijgen waarbij participatie van lokale/regionale private partijen en samenwerking met andere publieke organen (ook uit Wales, Schotland en Noord Ierland) wordt gestimuleerd. The Environment Agency doet de onderzoeken en analyses voor alle stroomgebieden, stelt de programma’s op en maakt de ‘River Basin Management Plans’. Bovendien zorgt zij voor de publieke participatie bij het maken van de RBMP’s. Zo loopt er een gebiedspilot: The Ribble pilot river basin project in Noord Engeland waarin het hele proces van aanwijzen van knelpunten, formuleren van eisen en beheersmaatregelen etc. in samenwerking gaat met regionale private partijen. Een aantal voor de Kaderrichtlijn Water relevante programma’s zijn: 1. Environment Sensitive Farming (ESF). 2. England Catchment Sensitive Farming Delivery Initiative (ECSFDI). Environment Sensitive Farming Er loopt een adviesproject over hoe om te gaan met landbouwafval (mest, mineralen, kadavers, gewasresten, rotte producten, etc.). Een projectgroep vanuit DEFRA houdt zich ermee bezig en organiseert per aangewezen regio adviesavonden, bedrijfsbezoeken en agrariërswerkgroepen. England Catchment Sensitive Farming Delivery Initiative ECSFDI is opgezet om DWPA (diffuse water pollution from agriculture), diffuse vervuilingen van de landbouw tegen te gaan. DWPA is in Engeland een van de meest vervuilende factoren voor oppervlakte- en grondwater. Natural England en the Environment Agency zorgen voor de uitvoering.
22
Het initiatief wil inzetten op ‘awareness raising’ en komen tot maatregelen tegen DWPA. De ‘awareness raising’ wordt gestimuleerd door een Catchment Sensitive Farming Officer in de 40 prioritaire gebieden die zijn aangewezen voor ECSFDI. Deze figuur is een soort gebiedscoördinator die bedrijven bezoekt, kennis overdraagt, workshops en bijeenkomsten organiseert en daarnaast DWPA maatregelen en Environmental Stewardship zal promoten binnen de landbouwsectoren. Agrariërs doen vrijwillig mee aan het programma en kunnen via de CSF Officer worden geadviseerd en gestimuleerd om maatregelen te nemen. De maatregelen die goed worden bevonden worden onderdeel van de Programmes of Measures (PoMs) in de ‘River Basin Management Plans’. Daarmee speelt ECSFDI een rol in de voorbereiding voor de WFD. Catchment Sensitive Farming betekent een bedrijfsvoering die rekening houdt met de waterkwaliteit in het stroomgebied. Daarvoor kan een bedrijf maatregelen nemen zoals: het aanleggen van een helofytenfilter (bio-bed), betere drainage, veedrenkplaatsen, verharde wegen, goten op het erf etc. Ondersteuning voor CSF kan in 40 prioritaire gebieden voor de KRW (Water Framework Directive) worden aangevraagd en er is budget van 5 miljoen pond voor 2007-2008. CSF wordt niet ondergebracht bij Environmental Stewardship maar is daar wel complementair mee om doelen uit de KRW te halen (tegen DWPA).
1.3
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
England Rural Development Programme Het England Rural Development Program (ERDP) is opgezet voor plattelandsontwikkeling volgens de vier assen in de Kaderverordening Plattelandsontwikkeling (in vergelijking met Nederlandse POP). Het totale ERDP bestaat uit 7 regelingen (schemes) waarvan er een ‘Environmental Stewardship’ is. Environmental Stewardship ES beschermt de natuurlijke hulpbronnen, water, landschap en natuur. Het is te vergelijken met Programma Beheer maar het heeft drie ‘levels’ waarbij onder de derde de meest ingrijpende maatregelen vallen. ES bestaat uit Entry Level Stewardship (ELS): stimuleren van simpele effectieve milieumaatregelen; Organic Entry Level Stewardship (OELS): voor biologische agrariërs die geen omzettingssteun ontvangen; en Higher Level Stewardship (HLS): belonen van agrariërs die belangrijke milieuvoordelen tot stand brengen in gebieden en situaties die hoge prioriteit hebben. Een aantal van de maatregelen die agrariërs kunnen nemen in HLS zijn watergerelateerd en tegen diffuse vervuiling vanuit de landbouw (DWPA). ES is opgebouwd volgens een puntensysteem waarbij de boer subsidie krijgt mits hij voor de maatregelen in zijn contract voldoende punten haalt. Punten haal je door het beheer goed uit te voeren. Inschrijven voor ES kan alleen als je voldoet aan de randvoorwaarden en aan de voorwaarden voor de beheerspakketten. Een van de randvoorwaarden is Goede Landbouw Praktijk. In ELS zijn twee subsidiabele pakketten interessant voor water: bufferstrips en Managementplans. De bufferstrips zijn 2, 4 of 6m brede akkerranden die extra worden aangelegd naast de 2m randen die verplicht zijn als mestvrije en spuitvrije zone (Cross Compliance).
23
De Managementplans kunnen worden opgesteld voor nutriënten, bodem, mest en gewasbescherming. Met de managementplans legt de boer vast hoe hij zijn mineralen beheer doet en wordt hij bewust van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en alternatieven voor het gebruik van bepaalde middelen in de gewasbescherming. Verder is ELS een basispakket en is HLS een uitbreiding daarop, waarbij in HLS zware beheerspakketten voor natuur kunnen worden aangevraagd. OELS is specifiek gericht op de biologische agrariërs.
1.4
Cross Compliance
Het Verenigd Koninkrijk kent net als Nederland de 15 maatregelen (SMR’s). Daarnaast zijn er 17 randvoorwaarden (GAEC’s) opgesteld voor bodemmanagement en bodembescherming en behoud van habitats en landschapselementen zoals stenen muurtjes, heggen, publieke voetpaden, ruiterpaden en dergelijke. Naast de SMR's en de GAEC's worden er net als in Nederland eisen gesteld ten aanzien van instandhouding van blijvend grasland. In de volgende paragraaf worden het Verenigd Koninkrijk en Nederland vergeleken voor wat betreft beleid ten aanzien van oppervlaktewater.
24
2
Overeenkomsten en verschillen landbouwbeleid (oppervlaktewater) Verenigd Koninkrijk en Nederland
Belangrijkste maatregelen m.b.t
UK
Nederland
kunstmest: 2m
afh. gewas 25, 50 of
org. mest: 10m
1,50m
oppervlaktewater A
Wettelijk verplicht in crosscompliance
Nutriënten Teelt(en mest-) vrije zone
(va centrum sloot) Voorkomen dat kunst N in oppervlaktewater
+ (staat niet bij hoe)
terecht komt Max, aanvoer N in Nitrate Vulnerable Zones
gem per bedrijf:
gem per bedrijf:
uit organische mest
250 kg/ha in 2006
250 kg/ha of
170 kg/ha v.a. 2007
170 kg/ha afh. van grondsoort.
Periodes voor aanwending N
+; afh. grondsoort
+; afh. grondsoort
(zowel kunst als org) Niet meer kunstmest aanvoeren dan
+ (er worden geen
gewasbehoefte
getallen gegeven)
Org. en Kunstmest gelijkmatig verdelen
+
+
Niet toepassen op bevroren
+
+
+
+
/besneeuwde/waterverzadigde grond etc Mineralenboekhouding Gewasbescherming Toelating obv gezondheids- en milieueisen
+
+
Goede gewasbeschermingspraktijk, onder
+; The Green Code,
Lozingenbesluit Open
andere:
met wetgeving en
Teelt en Veehouderij
advies waar je je aan moet houden, tenzij je kunt aantonen dat het effect van jouw maatregelen hetzelfde is - teelt(en spuit-) vrije zone
2m vanaf midden van
afh. gewas (0,25, 0,50
de sloot + voor veel
of 1,50m en bomen
middelen de zone uit
5m, fruit 9m vanaf
gebruiksvoorschrift
insteek talud), techniek
(1-5m vanaf insteek
(zone kan evt. smaller)
talud), afh. dosering
en voor enkele midde-
en techniek (LERAP).
len het gebruiksvoor-
Pleksgewijze chem.
schrift (zone moet evt.
bestrijding bep.
breder)
probleemonkruiden mag wel. - max. windsnelheid
2,7 m/s
- eisen aan opslag en reinigen machines
+
+
- Geïntegreerde gewasbescherming
+; handboek
+ Gewasb.plan
- Registratie gewasbeschermings-
+
+ (buiten cc)
middelengebruik
25
5 m/s
B
Bovenwettelijk
SAN, SN en andere groen/blauwe diensten
-
+; zie hieronder
+; zie hieronder
-
+
+
(m.n. natuur, landschap) Environmental Stewardship (landschap, natuur, milieu) ‘Sociale’ maatregelen (wandelpaden, .d.)
3
Overeenkomsten en verschillen Environmental Stewardship en Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer
Kenmerken
UK
Nederland
Areaal landbouwgrond
18,5 miljoen ha (2% minder dan
2 miljoen ha (4% minder
in 1990)
dan in 1990)
Grondprijs
gem. 15.000/ha
gem. 30.000/ha
Vergelijk ES en SAN
ES: ELS
SAN
Omvang 2006 in hectares
3,4 miljoen ha (t/m okt 2006)
ES: HLS
199.700 ha, waarvan 190.900 ha beheer en 8.800 landschap (2006; onderschatting want nog niet alle aanvragen verwerkt)
Budget in euro's
170 miljoen (t/m okt 2006)
63,5 miljoen (voor 2007)
gemiddeld budget per
170 milj /10*12 / 3,4 milj ha=
318,-/ha
hectare
60/ha
Verscheidenheid thema’s
integraal:
integraal: land-
in de regeling
landschap,
schap, natuur,
natuur, milieu
milieu
generiek
afh. van asses-
beheersgebieden, vast-
sment t.a.v.
gesteld door provincies
Toepassingsgebied
agr. natuur
locale milieuprioriteiten ja, via local
nee; alleen via Agrarische
in een gebied te sturen/
targeting
Natuurverenigingen
maatregelen te prioriteren
statement in
(collectieve overeen-
per gebied
Joint Character
komsten)
Mogelijkheid om samenhang
nee
Area’s (JCA) (gebiedspanels wijzen punten toe aan prioritaire maatregelen) Duur van de overeenkomst
5 jr.
10 jr. (met 5-
6 jr.
year break clause) Beschikbaarheid gratis
telefonisch
telefonisch +
advies
1x/jaar bezoek
26
nee
Vergelijk ES en SAN
ES: ELS
ES: HLS
SAN
- agrariër
+
++
+
- overheid
+
++
+
Relatie met cross-
bovenop c.c., als ES-
compliance
overeenkomst of c.c. niet wordt
Administratieve last:
bovenop c.c.
nagekomen: geen inkomenssteun Mogelijkheid integratie
+
++
-
Type deelnemende agrariërs
peloton
koplopers
koplopers/peloton
Individueel of collectief
individueel
individueel
beide
Wijze van afrekening
o.b.v. geno-
o.b.v. genomen
o.b.v. behaalde resultaten
men maat-
maatregelen
KRW-maatregelen
regelen Minimum of maximum
min en max:
minimaal ELS
geen minimum;
vergoeding
45/ha
en daarbovenop
‘onbeperkt’
‘onbeperkt’
(zolang voorraad strekt)
(zolang voorraad strekt) Wijze van betaling
via punten-
direct in ponden
systeem Frequentie van uitbetalen
direct in euro’s (zolang voorraad strekt)
per half jaar
per half jaar
na 6 jaar
Voorbeelden van vergoedingen (per jaar): - SAN Grasland: Bonte
1177/ha
weide rand (1-5m, o.a. geen beweiding, geen mest) - SAN Grasland: Bonte hooi
1177/ha
rand (1-5m, o.a. geen beweiding, geen mest) - SAN Grasland: Kruidenrij-
1957/ha
ke zomen (1-5m, o.a geen beweiding, geen mest en chem. gewasbescherming) - SAN Bouwland: Fauna
1292/ha
rand (6-12m, o.a. geen mest en mech./chem. onkruidbestrijding, muv 3 probleemonkruiden pleksgewijs) - SAN Bouwland: Akkerflora
451/ha
rand (3-12m, o.a. geen mest en mech./chem. onkruidbestrijding, muv 3 probleemonkruiden pleksgewijs) 27
Vergelijk ES en SAN
ES: ELS
- ES bufferzone van 2 meter
450/ha
ES: HLS
SAN
(o.a. geen mest en chem. onkruidbestrijding, muv probleemonkruiden) - ES bufferzone van 4 meter
600/ha
(o.a. geen mest en chem. onkruidbestrijding, muv probleemonkruiden) - ES bufferzone van 4 meter
600/ha
(o.a. geen mest en chem. onkruidbestrijding, muv probleemonkruiden, extra eisen aan maaien) - ES bufferzone langs
600/ha
poelen (o.a. geen mest en chem. onkruidbestrijding, muv probleemonkruiden) - slootkantbeheer (o.a.
36/ha
geen mest en chem. gewasbescherming) - Soil Managemantplan
4,5/ha
- Nutrient Managemantplan
3/ha
- Manure Managemantplan
3/ha
- Crop Protection Manage-
3/ha
mantplan - Farm Environment Plan Verhouding kosten/baten
590/bedrijf +?
+/-?
28
+/-?
Environmental Stewardship Targeting Statement 2005
JCA 035: Lancashire Valleys The Lancashire Valleys run from Chorley through Blackburn and Burnley to Colne. The areas lies mainly in east Lancashire and is bounded by the river Ribble and Pendle Hill, and to the south by a section of the southern Pennines. Most land is pasture, with areas of acid and neutral grassland, flushes and mires. Field boundaries are formed by hedges with few hedgerow trees, and by stone walls and post and wire fences at higher elevations. Numerous large country houses with associated parklands occur. All eligible applications will be considered on their merits. A scoring system is used to assess the environmental value of your application. In order to increase the chances of having a successful application, you are advised to read through the key opportunities of your JCA below. To maximise your score, look at the features identified in your Farm Environment Plan and use them to address the key and secondary targets for your JCA listed overleaf. Key opportunities within the Lancashire Valleys that farmers may take up through HLS:
Maintain and enhance species-rich grasslands and upland habitats.
Provide good habitat for breeding waders on wet grassland.
RDS is part of the Department for Environment, Food and Rural Affairs
Provision of new permissive access or upgrades to existing routes, or educational access to promote re-connection between farming, food, biodiversity and the public.
Improve the management and maintenance of historic and archaeological features.
Enhance the local landscape through restoration of designed parklands and hedge and wall restoration.
Key targets: Maximum score 5 points per target, all targets have equal priority 1.
SSSIs where HLS options can help to achieve or maintain favourable condition. This may include applications on land adjacent to a SSSI where HLS management is essential to restore or maintain a SSSI in favourable condition. Maintenance and restoration of habitats in Biological Heritage Sites.
2.
Maintenance, restoration and creation of: species rich meadow/pasture, reedbeds, fen, wet woodlands and clough woodlands: upland mixed ash woodlands, oak woodland.
3.
Provision of year round habitat for lapwing, yellow wagtail and tree sparrow, consisting of mosaics of overwintered stubbles, spring sown cereals, grass margins and extensively managed grassland.
4.
Management of wet grassland/rush pasture for breeding farmland birds: lapwing, snipe, redshank, & curlew.
5.
Protection and restoration of Scheduled Ancient Monuments and other historic features identified in the Farm Environment Plan and their setting, particularly early industrial remains of waterpowered industries and textile production.
6.
Restoration of traditional farm buildings, listed buildings and other roofed buildings of historic importance.
7.
Maintenance and restoration of designed landscapes and large scale archaeological features.
8.
Provision of new permissive access to areas of Countryside and Rights of Way Act open access land that have few entry points.
9.
Provision of new permissive access routes: paths around villages and towns, visiting interesting features and national trails or upgrades from pedestrian access to allow access to horse riders, cyclists and people with disabilities.
Secondary targets: Maximum score 2 points per target, all targets have equal priority 1.
Introduction of significant changes to land management on land at risk of generating soil erosion adjacent to watercourses in Barnoldswick & Barrowford.
2.
Maintenance and restoration of traditional field patterns through wall and hedge restoration.
3.
New educational access or interpretation promoting understanding between farming and the public.
4.
Management of moorland fringe and clough woodland habitat to benefit ring ouzel and twite.
5.
Restoration of historic boundaries of vaccaries, deer parks & parishes.
6.
Use of local provenance seed, plants and trees in habitat restoration and creation.
7.
Introduction or maintenance of native breeds of cattle and sheep where this will enhance habitat management.
© Crown Copyright 2005 PB10112/035. Produced by the Department for Environment, Food and Rural Affairs
Bijlage 2 Nederlandse landbouw en water: De Nederlandse vertaling van Europees beleid _______________________________________________________________________ In deze bijlage schetsen we de huidige situatie aangaande het waterbeleid. We geven een globale beschrijving van het Europese beleid in relatie tot water, natuur en landschap, en de Nederlandse invulling daarvan. Tenslotte gaan we in op het functioneren van Agrarische Natuurverenigingen, met de 2 pareltjes van Den Hâneker en de Noardlike Fryske Wâlden hoe het wel kan, en Limburg hoe het niet werkt.
1
Europees beleid in relatie tot water, natuur en landschap
1.1
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water wordt in alle lidstaten uitgewerkt en vormgegeven. Het is een overkoepelende richtlijn die voor waterkwaliteit en -kwantiteit normen aangeeft. Daaraan moeten de lidstaten gaan voldoen. Europa is ingedeeld in stroomgebieden van de grote rivieren. In Nederland moet men voor alle zeven Nederlandse deelstroomgebieden aangeven welke eisen en doelen worden gesteld en welke maatregelen moeten worden genomen. In 2009 moet bekend zijn welke maatregelen Nederland gaat nemen om te voldoen aan de Kaderrichtlijn. Doelen en maatregelen worden per deelstroomgebied vastgelegd in stroomgebiedbeheersplannen (eerste versie van het plan moet af zijn in 2009 en tweede in 2015).
1.2
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bestaat uit twee pijlers. Pijler 1 gaat over markt en prijzenbeleid in de landbouw en pijler 2 over beleid voor plattelandsontwikkeling. De EU-inkomenssteun (pijler 1) voor agrariërs zal (onder druk van de WTO) worden afgebouwd. Voorstel is om de komende jaren geld van pijler 1 (waar Cross Compliance onder valt) af te romen ten goede van pijler 2 (modulatie en andere financiële mechanismen). Onder pijler 2 valt de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling. In deze verordening staan de randvoorwaarden om in aanmerking te komen voor cofinanciering vanuit de EU voor de genoemde aandachtsvelden. De aandachtsvelden zijn verdeeld over 4 assen: 1) verbetering concurrentiekracht van landbouw- en bosbouwsector 2) verbetering kwaliteit van natuur en landschap door steun voor beheer van het platteland en 3) verbetering kwaliteit van leven op het platteland en diversificatie plattelandseconomie en 4) bottom up plattelandsontwikkeling door locale actiegroepen (LEADER).
1.3
Cross Compliance
Cross Compliance is het betalings- en controlesysteem van de EU voor landbouwsteun in de vorm van bedrijfstoeslagen. Elk landbouwbedrijf dat in aanmerking komt voor een bedrijfstoeslag moet voldoen aan 18 wettelijke Europese regels: de Statutory Management Requirements (SMR’s), die, indien een lidstaat dat nodig acht, op nationaal niveau zijn uitgewerkt. Daarnaast kunnen lidstaten zelf randvoorwaarden opstellen: de Good Agricultural & Environmental Condition standards (GAEC’s). De 15 regels gaan over 31
Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn, grondwaterbescherming, toepassing zuiveringsslib, Europese Nitraatrichtlijn, identificatie en registratie dieren, gewasbescherming, Europese Algemene Voedingswet (General Food Law), gebruik van hormonen en dierziekten. De drie extra regels vanaf 2007 gaan over dierenwelzijn. De GAEC’s worden door de lidstaten zelf opgesteld voorzover zij noodzakelijk zijn in het land.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (EU)
Pijler 1 Markt en prijzen
Kaderrichtlijn Water
Pijler 2 Plattelandsontwikkeling gebiedskwaliteit
Inkomenssteun; Cross-compliance
SMR’s
GAEC’s
(EU-wetgeving)
(EU-wetgeving)
Europese Kaderverordening Plattelands-ontwikkeling
as1: concurrentiekracht landbouw/ bosbouw
as 2: kwaliteit natuur en landschap
as 3: kwaliteit van leven op het platteland
as 4: plattelandsontwikkeling lokaal
Per lidstaat: Plattelands Ontwikkelings Programma (POP) Rijk Agrariërsprogramma (subsidies)
Modulair Subsidiekader
Figuur 1.
Provincie Investeringsbudget Landelijk Gebied (subsidies)
PSAN PSN
Schematische weergave van de relatie tussen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Cross Compliance en SAN per 1/1/2007.
2
Nederlandse invulling van Europees beleid
2.1
Kaderrichtlijn Water
In 2009 moet volledig bekend zijn welke maatregelen Nederland gaat nemen om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er is momenteel bij alle waterschappen van alles gaande om tegen die tijd het beleid op orde te hebben om aan de normen te voldoen. Effectgerichte maatregelen worden geïnventariseerd en organisatievormen daarvan, zoals blauwe diensten, worden uitgewerkt. Andere regelgeving of subsidieregelingen worden gebruikt om aan de KRW invulling te geven. In Nederland gaat het dan bijvoorbeeld over de Nitraatrichtlijn, Lozingenbesluit, Meststoffenwet en de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 die allen ook al (deels) in Cross Compliance zijn opgenomen.
32
Bij het verbeteren van de waterkwaliteit spelen veel partijen een rol. Hierbij zijn drie niveaus te onderscheiden:
Europees niveau: richtlijnen Het waterbeleid wordt vormgegeven door de Europese Commissies in afstemming met de Europese Waterdirecteuren (elke lidstaat is met één directeur in dit overleg vertegenwoordigd). Europa stelt richtlijnen op, bijvoorbeeld normen voor verontreinigde stoffen of de data waarop aan die normen moet zijn voldaan. Op Europees niveau worden ook de ‘guidance documents’ opgesteld. Daarin worden de algemene richtlijnen van de KRW nader uitgewerkt. Nationaal niveau: regie In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is namens het kabinet eindverantwoordelijk voor de regie over de implementatie van de KRW. Zij overlegt met andere ministeries en de provincies, waterschappen en gemeenten. Om de uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaronder KRW en WB21 vallen, te coördineren, is per oktober 2003 de Regiekolom Water ingericht. Deze bestaat onder meer uit het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water (LBOW), waarin IPO, UvW, LNV, VROM en V&W zijn vertegenwoordigd . Stroomgebieddistricten: uitvoering Per stroomgebied moet in 2009 in stroomgebiedbeheersplannen zijn aangegeven hoe de waterkwaliteit kan worden verbeterd. Nederland is verdeeld over vier internationale stroomgebieddistricten: Rijn, Maas, Schelde en Eems. Tot een stroomgebieddistrict behoort niet alleen het water van de hoofdrivier, maar al het water in het betreffende gebied. Binnen elk district werken provincies, gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat samen aan schoner water. Er is één overkoepelende stroomgebiedcoördinator aangesteld, en per gebied (Maas, Schelde, Eems) een adjunctcoördinator. Voor de Rijn bleek het praktischer om een onderverdeling te maken in Rijn-West, Rijn-Noord, Rijn-Midden en Rijn-Oost.
2.2
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
POP Onder pijler 2 van het GLB valt onder andere het Nederlandse Plattelands Ontwikkelings Programma (POP). Het POP is een uitwerking van de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling en is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. Het is een programma voor innovatie en diversificatie in landbouwactiviteiten (as 1), bevordering van natuurbehoud (as 2), verbetering van waterbeheer (as 2) en ontwikkeling van voorzieningen t.b.v. plattelandsgemeenten en van toerisme en recreatie (as 3). Er zijn onder het POP mogelijkheden om met cofinanciering vanuit de EU projecten uit te voeren voor waterbeheer (i.s.m. provincie, waterschap en/of gemeenten). Programma Beheer: PSAN en PSN Onder de POP valt Programma Beheer met de provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (PSAN) en subsidieregeling natuurbeheer (PSN). Voor water zijn hierin niet expliciet beheerspakketten opgenomen: geen randenbeheer gericht op tegengaan van uitspoeling of drift van gewasbescherming. In principe is dit mogelijk. Nu zijn het vooral beheersmaatregelen voor lijnvormige landschapselementen en beheersvlakken als graslanden, weilanden en akkers gericht op beheer en ontwikkeling van landschap en natuur. Uiteraard kúnnen deze maatregelen als neveneffect terdege positieve invloed op de waterkwaliteit hebben.
33
Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) Het nieuwe beleid voor aankoop, inrichting en beheer van het platteland wordt gebiedsgericht ingezet en ondersteund door het ILG. Het gehele budget wordt door het Rijk verdeeld over de provincies. De provincies maken op basis van de doelen gesteld in het Rijksmeerjarenplan ‘Vitaal Platteland’ een eigen provinciaal meerjaren plan (7 jaar). Daarin staan de doelen vertaald naar maatregelen. Per maatregel staat aangegeven welke projecten in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Het Rijk bemoeit zich niet met de uitvoering van de plannen. Voor gebiedspartijen wordt het makkelijker samen goede projecten uit te voeren. Daarmee is het ILG niet alleen een nieuw financieringssysteem, maar vooral een nieuwe werkwijze én een belangrijke verandering in bestuurlijke verhoudingen. Programma Beheer wordt vanaf 2007 ILG. Andere POP-gelden worden langzamerhand gestroomlijnd met het ILG en met andere subsidiemogelijkheden. Die andere subsidiemogelijkheden worden ondergebracht in het zogenoemde Agrariërsprogramma. Dat is een loket dat toegang geeft tot het zogenoemde Modulair Subsidiekader. In dit kader worden vanaf 2007 alle mogelijke LNV-subsidies voor agrariërs die buiten het ILG vallen ondergebracht. Dit subsidiekader gaat aansluiten bij de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling. Dit maakt cofinanciering vanuit de EU mogelijk. Er komt een uniforme subsidieregeling ILG die elke provincie voor zich op maat maakt. Dit maakt het mogelijk dat de provincie met één beschikking zowel uit Rijks- als uit provinciegeld subsidie kan verlenen. De uniforme subsidieregeling maakt het mogelijk dat de subsidiebehandeling in de verschillende provincies gegarandeerd gelijk aan elkaar is. Subsidieverlening vanuit POP-gelden kan via deze regeling. Ook gaat het Modulair Subsidiekader aansluiten bij deze subsidieregeling. Er komt dus uiteindelijk een loket met een uitwerking van de subsidieregeling op rijksniveau en met kleine aanpassingen op provinciaal niveau.
2.3
Cross Compliance
In de Europese wetgeving (de 15 SMR’s) die onder Cross-Compliance vallen is een aantal voor waterkwaliteit relevante regels opgenomen: een artikel uit het Lozingenbesluit bodembescherming (implementatie van Europese richtlijn Grondwaterbescherming, Richtlijn 80/68/EEG) artikelen uit het Besluit kwaliteit en gebruik overige meststoffen (implementatie van Europese richtlijn 86/278/EEG over gebruik van zuiveringsslib) een artikel uit het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (implementatie van Europese Nitraatrichtlijn, Richtlijn 91/676/EEG) artikelen uit de meststoffenwet (implementatie van Europese Nitraatrichtlijn, Richtlijn 91/676/EEG) artikelen uit het besluit gebruik meststoffen (implementatie van Europese Nitraatrichtlijn, Richtlijn 91/676/EEG) artikelen uit het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (implementatie van Europese Nitraatrichtlijn, Richtlijn 91/676/EEG) artikelen uit de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie van de Europese richtlijn 91/414/EEG over gewasbescherming). artikel uit de Regeling verwijdering dompelvloeistof bloembollen en bloemknollen (implementatie van de Europese richtlijn 91/414/EEG over gewasbescherming). artikel uit het Besluit beginselen geïntegreerde gewasbescherming (implementatie van de Europese richtlijn 91/414/EEG over gewasbescherming). Deze regels voor waterkwaliteit gaan over: verbod op lozingen op het oppervlaktewater en grondwater, emissiebeperking uit mest, emissiebeperking gewasbeschermingsmiddelen, beperkte aanwending van zuiveringsslib, kunstmest en dierlijke mest, verplichting om een gewasbeschermingsplan te hebben en up to date te houden. 34
In Nederland zijn naast de 15 maatregelen (SMR’s) ook 2 randvoorwaarden (GAEC’s) opgesteld voor bodemerosie en bodemstructuur plus organische stofgehalte (vooral in Limburg) en braakpercelen. Naast de SMR's en de GAEC's worden er eisen gesteld ten aanzien van instandhouding van blijvend grasland. De taak van uitvoering van en betalingen binnen Cross Compliance ligt bij Dienst Regelingen en de controles worden door de waterschapen en de Algemene Inspectiedienst (AID) uitgevoerd.
2.4
Koppeling KRW aan ILG
Om ook subsidies te kunnen geven voor de groene en blauwe diensten die nu overal in de aandacht staan is de ‘Nederlandse Catalogus groenblauwe diensten’ opgesteld. Met behulp van de Catalogus kan een subsidieregeling worden opgesteld voor (beheers)maatregelen die als groene of blauwe dienst uitbesteed worden. De subsidiering kan dan uit de provinciale ILG budgetten worden voldaan. In de catalogus liggen de maximale vergoedingen vastgelegd. Het ministerie van V&W zal mogelijk pas na 2009, na het vaststellen van de stroomgebiedbeheersplannen, financiële middelen aan de ILG budgetten toevoegen om specifieke KRW doelen te realiseren.
2.5
Koppeling KRW aan gebiedskwaliteit
Van stoffen meten naar (stroom)gebiedskwaliteit leveren (Waterkoers 2) Het ministerie van Verkeer en Waterstaat richt zich in haar beleid op vijf paradigmawisselingen. Eén daarvan is: van stoffen meten naar (stroom)gebiedskwaliteit leveren. Veel Europees, nationaal en regionaal beleid bestaat uit realisatie van waterspecifieke normen en doelen (concentraties stoffen, waterpeilen, afvoercapaciteiten, etc.). Dit lijkt wel prettig duidelijk en meetbaar. Maar enerzijds blijkt het halen van normen en doelen niet als vanzelf te leiden tot het échte doel: realiseren van gebiedskwaliteit en gebruikswaarde. En anderzijds hoeft het niet halen van normen dat échte doel ook niet in de weg te staan. Een eenduidige manier van vaststellen van watersysteemkwaliteit en mogelijke gevolgen voor belanghebbenden is hiervoor wel een vereiste. Een lokale verslechtering/achteruitgang van het watersysteem moet mogelijk zijn als een groter gebied daar per saldo van profiteert. Met andere woorden: het evaluatiekader wijzigt. Grotere geografische eenheden en herdefinitie en verbreding van het begrip kwaliteit. Kwaliteit Het leveren van gebiedskwaliteit is vooral van belang voor de mensen die van het betreffende gebied gebruik maken. Om hen bij de inrichting en ontwikkeling van het gebied te betrekken, is het nodig een gemeenschappelijke taal te spreken, die enerzijds voldoende houvast biedt voor het maken van concrete plannen met meetbare doelen en anderzijds voldoende aansluit bij de leefwereld en de – economische en sociaal-culturele waarden – van de huidige én toekomstige gebruikers. De centrale vraag wordt dan: op welke manier kan het realiseren van gebiedskwaliteit concreet genoeg zijn om duidelijke doelen voor beleid en uitvoering te hebben zonder te vervallen in woordgebruik of meettechnieken waar ´gewone mensen´ niets van begrijpen of het nut niet van inzien? Bovendien is het maatschappelijke debat over kwaliteit niet onbegrensd: flora en fauna stellen ook eisen aan de omstandigheden waarin zij kunnen leven. Grenzen aan het debat komen ook voort uit internationale afspraken over zaken als biodiversiteit en de kwaliteit van grote en kleine waterlichamen (van kreken tot kust, van rivieren tot zeeën). In dat verband moeten resultaten bereikt worden en volgens internationale spelregels gerapporteerd worden, bijvoorbeeld in de vorm van stroomgebiedbeheersplannen (EU Kaderrichtlijn Water). Het leveren van gebiedskwaliteit zal dus met al deze facetten en verschillende grootheden rekening moeten houden.
35
3
Agrarische natuurverenigingen en SAN
In Nederland bestaan 125 Agrarische Natuur Verenigingen (ANV’s). Ongeveer 10% van de Nederlandse agrariërs is lid van een ANV. Het werkgebied van de ANV’s beslaat circa 50% van het landbouwareaal. Niet iedereen in het werkgebied is lid van de ANV. Naast uitvoering van maatregelen ten behoeve van natuur en landschap door de leden zijn ANV gesprekspartner voor overheden en terreinbeheerders en ontstaat er door hen meer samenwerking tussen agrariërs, burgers en natuurbeschermers. Agrariërs kunnen subsidie ontvangen voor agrarisch natuurbeheer via de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN). Onder de SAN vallen landschapspakketten voor bijvoorbeeld houtsingels, knotwilgen en poelen, weidevogelpakketten en ook ‘natuurpakketten’ zoals kruidenrijke akkerranden, natuurpark en bonte hooiranden. In gebiedsnatuur- en landschapsplannen van de provincies is aangegeven op welke plaats pakketten kunnen worden afgesloten. Per 1 januari 2007 worden de provincies verantwoordelijk voor de SAN en wordt dit de PSAN-regeling. Een deel van de nieuwe PSAN-regeling komt tot stand door cofinanciering door de EU. Vandaar dat ‘Brussel’ eisen stelt aan de uitvoering van Programma Beheer. Deze eisen staan in het plattelandsontwikkelingprogramma (POP). In de SAN zijn zowel individuele als collectieve pakketten af te sluiten. De collectieve pakketten richten zich met name op weidevogels en enkele slootkantplanten. Collectieve pakketten hebben als voordeel dat ze meer op het gebied als geheel gericht zijn. Zo kan een collectief weidevogelpakket met een betere inrichting van een gebied effectiever zijn dan wanneer alleen op bedrijfsniveau naar de inrichting van percelen wordt gekeken. Ook kan voor slootkantplanten beheer op aaneengesloten bedrijven of in gebieden met bronnen van zaden effectiever zijn dan op kortere stukken. Overigens zou in de praktijk meer gestuurd kunnen worden op kwaliteit; dat gebeurt nu nog weinig. Agrarische natuurverenigingen, die de collectieve pakketten afsluiten, kunnen daar op sturen. Agrarische natuurverenigingen die collectieve contracten sluiten, nemen meer maatregelen die het ecologisch effect ten goede komen. Ook maatregelen die niet direct uit Programma Beheer worden betaald. Daarnaast bemiddelen ze ook vaker bij het afsluiten van individuele SAN-pakketten voor hun leden. Er is dus meer ruimte voor begeleiding bij deze verenigingen. Oordeel NAJK-ers over SAN Aan SAN zitten goede kanten, maar het kan beter. De voordelen van SAN zijn dat er veel verschillende pakketten zijn en daarmee is er voor elke boer wel een passend pakket. Sommige pakketten worden concreet afgerekend op resultaat. Wanneer het bereiken van resultaat binnen de invloedssfeer van de boer ligt, is dit prima. zodra echter externe factoren ervoor zorgen dat de boer de resultaten niet boekt, en daarmee de vergoeding misloopt, wordt deelname aan SAN een frustrerende bezigheid. Denk bijv. aan vossen of roofvogels die met de jonge weidevogels aan de haal gaan. De nadelen zitten met name op uitvoeringsniveau. Contacten met Dienst Regelingen lopen moeizaam en er zijn de afgelopen jaren veel wijzigingen geweest. Het vertrouwen in de SAN is daarmee voor sommige partijen erg laag. De vergoedingen zijn relatief laag; ze zijn soms niet kostendekkend en daarmee bieden ze weinig of geen stimulans om er mee aan de slag te gaan. Tenslotte is er ook commentaar over praktische zaken zoals het moment van tellen van het aantal plantensoorten (niet vlak na het maaien doen!). Samenvattend wordt het Nederlandse SAN systeem in het algemeen door de NAJK-ers ervaren als een kil, hoogdrempelig en star systeem, dat werkt op basis van wederzijds wantrouwen. 36
Den Hâneker De agrarische natuur- en landschapsvereniging Den Hâneker is in 1994 opgericht als een organisatie voor het ontwikkelen van het veenweidegebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De agrariërs binnen de vereniging willen zich vooral inzetten voor een beheer van het veenweidegebied met respect voor het verleden en met oog voor de toekomst. De vraag vanuit de samenleving naar meer natuur en landschap kan ook door de boer worden voldaan. De Hânekers hebben er in overleg met de provincie Zuid-Holland voor gekozen om het natuurbeheer te integreren in de gewone bedrijfsvoering. Hiervoor werd een proefproject Agrarisch natuurbeheer gestart. Kern van het proefproject was dat agrariërs een resultaatsbeloning nastreven. Agrariërs moeten geen parkwachters worden, maar beloond worden voor het op een goede manier beheren van het landschap. Het was een kleine groep die voorop liep in 1994, gaandeweg werd het een brede stroom van actieve en betrokken agrariërs. Het proefproject werd omgezet in de rijksregeling Programma Beheer. Ongeveer 300 actieve agrariërs hebben contracten afgesloten om een bijdrage te leveren aan natuur en landschap in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De vereniging stuurt aan op het bereiken van gebiedsdoelen, waardoor een hoog rendement wordt gehaald uit het ingezette geld. De medewerkers van de vereniging doen zaken met de overheid namens de leden. Den Hâneker werkt samen met terreinbeherende instanties, zoals Utrechts Landschap, Staatsbosbeheer en Zuid-Hollands Landschap. Bovendien worden door medewerkers van de vereniging (natuur)plannen gemaakt voor burgers zodat ook zij hun steentje bij kunnen dragen aan een verzorgd landschap. Noardlike Fryske Wâlden De vereniging de Noardlike Fryske Wâlden (NFW) bestaat uit zes verenigingen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer en beoogt: •
een daadwerkelijke versterking van de regionale economie
•
bescherming en verdere ontwikkeling van het cultuurhistorische landschap en daarin
•
een daadwerkelijke verbetering van de milieukwaliteit van het gebied
•
de ontwikkeling van een robuuste landbouw die zoveel mogelijk vervlochten is met de
besloten natuurwaarden
regionale economie en die herkenbare bijdragen levert aan landschap, natuur en milieu. Het bestuur van de vereniging NFW bestaat uit vertegenwoordigers van de besturen van de zes verenigingen die de NFW vormen. In een stuurgroep zijn organisaties en instellingen vertegenwoordigd die verantwoordelijk zijn voor en betrokken zijn bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen voor het werkgebied van de Noardlike Fryske Wâlden. De stuurgroep wordt voor haar werkzaamheden bijgestaan door een begeleidingscommissie die bestaat uit ambtelijke vertegenwoordigers van de partijen die zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep en van de partijen die de intentieverklaring hebben ondertekend. Daarnaast heeft de vereniging een eigen uitvoeringsbureau dat wordt aangestuurd door het dagelijks bestuur van de NFW. De ambtelijke vertegenwoordigers in de begeleidingscommissie vervullen de rol van interne projectcoördinator binnen hun eigen organisatie. Zij zijn voor het bureau van de NFW het rechtstreekse aanspreekpunt van de organisatie die zij vertegenwoordigen Het werkprogramma van de vereniging is de praktische uitwerking van de intentieverklaring van NFW, gemeenten, provincie, waterschappen, ministeries van LNV en VROM, Wageningen UR, Friese Milieu Federatie, Landschapsbeheer Friesland en de Bond voor Friese Vogelwacht. In het werkprogramma worden 5 thema’s onderscheiden: •
Natuur en landschap
•
Landbouw en milieu
•
Landbouw en water
•
Regionale economie
•
Gebiedssturing.
37
Onder het thema landbouw en water worden o.a. mogelijkheden onderzocht voor het combineren van waterberging en natuur en in het kader van waterconservering en droogtebestrijding wordt er een ‘waterkansenkaart’ ontwikkelt voor waterbeheer op perceels- of bedrijfsniveau. In de Nota Ruimte werd dit het gebied de Noardlike Fryske Wâlden aangemerkt als Nationaal Landschap. Dit betekent dat de agrariërs daar niet meer in aanmerking komen voor SAN (onder het mom dat er al genoeg geld naar het gebied gaat) Limburg In Limburg treedt onderbenutting van SAN-gelden op. Hiervoor worden als mogelijke oorzaken gezien onduidelijkheid over en onbetrouwbaarheid van de subsidie: •
Onduidelijkheid subsidie: Elk jaar is het weer afwachten wat het subsidiebedrag voor pakketten is, er is geen pijl op te trekken. Op het moment dat iemand een overeenkomst aangaat voor 'ontwikkeling kruidenrijk grasland' (vergoeding 1000,- per ha per jaar) is het duidelijk. Maar gedurende de 6 jaar van de overeenkomst kan de vergoeding zomaar dalen tot 600,-, wat inhoudt dat de aanvrager veel moet inleveren terwijl de geleverde prestatie gelijk is! Dit wordt als diefstal ervaren!
•
Onbetrouwbaarheid: In relatie met bovenstaande. Er is geen duidelijkheid over wat de toekomst brengt. Subsidies zijn van korte duur en kunnen à la minuut stop gezet worden (ervaring boeren).
Hoewel er inmiddels in Limburg een redelijk aantal ANV’s of milieucoöperaties zijn, blijken zij onvoldoende in staat om volledige benutting van de beschikbare SAN gelden te bereiken. Dit in tegenstelling tot de rest van Nederland, waar dit vrijwel niet voorkomt.
4
Ervaringen met gebiedsfondsen
4.1
Groenfonds en puntensysteem Midden-Delfland
Voor het behoud van het agrarisch cultuurlandschap in Midden-Delfland en het versterken van de relatie tussen stad en platteland hebben de ANV Vockestaart, LTO afdeling Delflands Groen en de gemeenten Midden-Delfland, Den Haag en Delft (en in de toekomst ook Maassluis) een groenfonds opgericht. De gemeenten hebben hier vooralsnog 7,5 miljoen euro ingestopt. Uit dit groenfonds kunnen groene diensten van agrariërs beloond worden. Er wordt gewerkt met een puntensysteem, waarbij de punten corresponderen met euro’s. Het puntensysteem bestaat uit drie boxen: 1 een box met algemene GLP-deelnamevoorwaarden, waar geen betaling tegenover staat. 2 een box met 7 samenhangende maatregelen die tezamen de zogeheten ‘basislandschapspremie’ opleveren, een pakket bedoeld voor in stand houding en versterking van het open weidegebied. 3 een box met ruim 40 afzonderlijk te belonen keuzemaatregelen in de sfeer van natuur, landschap, cultuurhistorie en toegankelijkheid. Het idee is dat deze later uitgebreid kunnen worden met maatregelen op andere thema’s zoals waterbeheer, milieu, recreatie of zorg. Het puntensysteem bevat alleen maatregelen voor periodiek onderhoud en beheer en is bedoeld voor duurzame beloning hiervan. Eenmalige investeringen (zoals aanleg van hagen of houtsingels) maken geen deel uit van het systeem, maar worden apart voor financiering voorgedragen. De ANV Vockestaart en de LTO-afdeling Delflands Groen kunnen namens de grondgebruikers in het gebied (zowel agrariërs als niet-agrariërs) een gebiedsofferte indienen bij het Groenfonds. Dit kan leiden tot een meerjarig gebiedscontract voor groene diensten. Vervolgens contracteren de ANV en de LTO-afdeling het gebiedscontract individueel door naar de aangesloten leden. Er wordt uitgegaan van een minimum-contractduur van 5 jaar en een maximum 10 jaar. 38
In 2006 is het systeem van start gegaan; echter niet met het volledige pakket aan maatregelen, omdat een gedeelte niet door de Europese staatssteuntoets kwam. De stichting heeft hiertegen bezwaar ingediend. Bij de ontwikkeling van het puntensysteem is overigens wel rekening gehouden met de betalingsgrondslagen die de Europese Commissie toestaat (gederfde inkomsten en/of noodzakelijke kosten, vermeerderd met een stimuleringspremie van max. 20%). KRW maatregelen: Het groenfonds kent een beperkt aantal typische KRW maatregelen: • Aanleg en beheer rietkanten; • Aanleg en beheer natuurvriendelijke oevers; • Aanleg en beheer terrastaluds. Het betreft maatregelen waarvoor Hoogheemraadschap van Delfland (nog) geen regeling kent. De animo vanuit de landbouw voor deelname aan deze onderdelen is zeer beperkt (slechts 3-5 boeren van de 70). Waarschijnlijk houdt dit verband met het feit dat beheren van reeds bestaande elementen (veel) minder ingrijpend is dan het aanleggen van nieuwe elementen. Pas als je als boer hiervoor contracten voor langere duur (dus langer dan 10 jaar, bijv. meer dan 20 jaar) kunt afsluiten, wordt dit interessant. Overigens was het Hoogheemraadschap in eerste instantie niet bereid om ook een bijdrage te leveren aan het fonds, omdat het zich wilde beperken tot de kerntaken garanderen veiligheid en waterkwaliteit. Omdat het Hoogheemraadschap nu toch is gaan inzien dat bovengenoemde maatregelen wel degelijk kunnen bijdragen aan de KRWopgaven van het waterschap, is in 2006 een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om blauwe diensten uit te laten voeren door de ANV.
4.2
Gebiedsfonds De Venen
In het gebiedsfonds in oprichting De Venen zijn door de Agrarische Natuurvereniging een zestal KRW- maatregelen benoemd die door haar leden kunnen worden uitgevoerd als blauwe dienst: Eerste raming van kosten van experiment groenblauwe diensten in de Venen (voornamelijk grasland) beschrijving collectieve dienst
eenheid aantal /eenh /jaar cyclus
opmerking
slootkanten en watergangen (w.o. EVZ) bedrag wordt uiteindelijk eenAfkoop grondwaarde
ha
4,5
20.000 90.000 malig
Redimensioneren van sloten
eenkm1
15
1.000
15.000 malig
vastgesteld obv marktwaarde investeringsbijdrage, arbeidskosten
Slootkanten (actief
uitgaande van strook
randenbeheer, maaien en
van 3 m aan 2 kanten
afvoeren)
km1
15
500
7.500
1
met spec.beheer bedrag wordt vastgesteld
Aanleg plasdras (incl. waardedaling grond)
eenhectare
0,75
20.000 15.000 malig
hectare
0,75
400
300
750
40
30.000 3
Beheer plasdras (maaien en afvoeren)
per jaar
Schonen sloten (bonus voor gebruik baggerspuit) km1
39
op basis van marktwaarde
Oordeel NAJK: De NAJK-ers beoordelen dit als redelijke vergoedingen waarmee zij uit de voeten kunnen. Zij rekenen alle genoemde bedragen om naar /ha, en beoordelen vervolgens of dit concurreert met het geldende saldo. In dit geval brengt bijv. slootkantenbeheer 1650,-/ha/jaar op. Dit weegt op tegen een gemiddeld saldo op veenweidegrond van 1200,-/ha/jaar.
5
Verhandelbare waterrechten
Onderzoeksburo CE heeft in opdracht van DG Water de haalbaarheid onderzocht van een systeem van verhandelbare waterrechten. Dit systeem is in een plaatsen in Amerika reeds operationeel. Het gaat om een systeem dat synoniem is aan het emissierechten systeem. Waterrechten voor zowel kwaliteit als kwantiteit zouden bijv. tussen sectoren onderling verhandelbaar kunnen zijn, maar binnen de landbouwsector als geheel ook weer tussen bijv. de melkvee- en de tuinbouwsector.
6
"Geld als Water"
Kenniscentrum Triple E heeft in opdracht van Natuurmonumenten met het rapport “Geld als water” voor 2 gebieden naast de kosten ook de baten van de KRW in kaart gebracht. Onderzocht is welk deel van de omzet in een gebied kan worden toegeschreven aan de waterkwaliteit. Op grond van deze blauwe baten blijkt het mogelijk om ook de meerbaten van extra KRW maatregelen in te schatten. Hiermee is vervolgens een terugverdientijd voor de samenleving te berekenen. De rekening van KRW maatregelen verschuift in deze systematiek van “de vervuiler betaalt” naar “de gebruiker betaalt”.
7
Ervaringen met gebiedscoördinatoren
In Nederland bestaan verschillende soorten gebiedscoördinatoren, hoewel niet elk gebied er één heeft. In de meeste gebieden initiëren en stimuleert de gebeidscoördinator kavelruilen, maar soms ondersteunt deze ook andere ideeën of projecten die individueel of collectief alleen niet makkelijk tot uitvoer gebracht kunnen worden. In de Achterhoek is sinds een jaar een gebiedscoördinator werkzaam in het kader van de reconstructie. Hij geeft vorm aan de gebiedscommissie, die gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt aan de colleges van B&W over projecten in het buitengebied. Ook in Limburg is er een soort van gebiedscoördinator werkzaam als aanjager van projecten die door landbouw ingediend kunnen worden. Hij zorgt voor ambtelijke ondersteuning aan initiatiefnemers die met een idee komen, zodat het idee/project tot uitvoering kan worden gebracht (natuurlijk alleen bij kansrijke projecten). Per gebied in Limburg wordt in een driehoek gewerkt: Gebiedscoördinator, de gebiedsmanager (vanuit de provincie) en de gebiedscommissie (met vertegenwoordiging van verschillende belangen in de regio) vullen elkaar aan. Elk gebied werkt wel iets anders, maar wel steeds vanuit die driehoek. De gebiedscoördinator wordt betaald vanuit Dienst Landelijk Gebied. Ze zijn dus ook in dienst bij DLG, maar zitten wel in de regio’s. In Nationaal Landschap Het Groene Woud in Noord-Brabant is een gebiedscoördinator die de gebiedsdoelen mede probeert te realiseren met het inschakelen van agrariërs. Als het gaat om de waterbergingsvraag kan het waterschap alleen werken met een nadeelcompensatie regeling, omdat het niet altijd op vrijwillige basis gaat (vanwege het perceeloverschrijdende karakter). In Overijssel wordt de taak van de gebiedscoördinator anders ingevuld. Hij onderhoudt het contact tussen de uitvoeringsorganisatie en de gebiedspartijen (agrariërs, ondernemers, burgers en andere betrokken organisaties of bedrijven).
40
Gebiedsgericht werken en gebiedscoördinator in Overijssel De provincie Overijssel is ingedeeld in 8 gebieden. In elk gebied wordt met een vaste regelmaat een Bestuurlijk Gebiedsoverleg (BGO) georganiseerd om kansen en knelpunten te signaleren. In dit overleg zitten bestuurders van de provincie, gemeenten en waterschappen. Elk BGO luistert goed naar maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en belangengroepen in haar gebied. Deze partijen hebben grote invloed op de onderwerpen die aan bod komen, maar maken geen deel uit van het BGO. De bestuurlijke gebiedspartners (overheden) spreken af welke vraagstukken prioriteit hebben (gebiedsagenda) en welke gebiedsuitwerkingen en concrete projecten worden opgepakt (gebiedsprogramma). De provincie maakt het verschil door extra capaciteit, kennis en/of geld in te zetten. Bij de uitvoering van de projecten zijn de maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en belangengroepen vanzelfsprekend opnieuw nauw betrokken. Alle gebieden in Overijssel hebben een gebiedscoördinator. De taak van de gebiedscoördinator is het stimuleren, coördineren en promoten van plattelandsontwikkeling, met als resultaat het tot stand brengen van geïntegreerde projecten. De gebiedscoördinator pleegt overleg met de indieners van ideeën en projecten, het werkveld, de organisaties en de gebiedsteams. De gebiedscoördinator ondersteunt initiatiefnemers bij het uitwerken van hun ideeën op het gebied van verbreding, innovatie, samenwerking. Plannen hebben onder andere een uitwerking op een verbetering van de landbouwstructuur en de leefbaarheid van het platteland. De onafhankelijke gebiedscoördinator brengt ook verschillende belanghebbenden om de tafel bij ruilverkaveling. Beleidskader groene en blauwe diensten - provincie Overijssel De provincie Overijssel vindt het belangrijk om de kwaliteit en toegankelijkheid van het platteland te behouden. Particulier beheer, voornamelijk uitgevoerd door boeren, speelt bij het behoud van deze kwaliteit een grote rol. De provincie vindt het vanzelfsprekend dat voor deze dienstverlening een redelijke vergoeding staat en dat daarvoor structurele financiering georganiseerd wordt. Daarom heeft Overijssel een beleidskader ontwikkeld voor groene en blauwe diensten. Zij willen met dit kader en een stimuleringsregeling de organisatie van particulier beheer in de vorm van groene en blauwe diensten ontwikkelen. De provincie zet in op twintig tot dertig jarige beheerscontracten (minimum 10 jaar) en gebiedsgerichte en kosteneffectieve afstemming van vraag en aanbod van de diensten. Er komen regionale uitvoeringsorganisaties met een eigen gebiedsfonds. Elke uitvoeringsorganisatie sluit een contract met de provincie waarin de te behalen doelen, financiering, eisen aan co-financiering en organisatiekosten worden vastgelegd. Om doelen te kunnen vaststellen en aan te geven welke doelen prioriteit hebben wordt er een landschapvisie opgesteld met vragers en aanbieders van de beoogde diensten. In de landschapsvisie staan gebiedsdoelen en prioriteiten, inrichtingsmaatregelen, beheersmaatregelen en financiering van inrichting en beheer beschreven. In de uitvoeringsorganisatie zijn provincie, waterschap, gemeenten en andere vragende partijen zoals bedrijven en maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd. De uitvoeringsorganisatie brengt vragers en aanbieders van diensten bij elkaar, stelt projectplannen op en werkt die uit in diensten. Daarmee zijn zij een soort ‘makelaar in het groen en blauw’. Voor de betaling van de diensten wordt per gebied een regionaal gebiedsfonds opgericht, dat wordt gevuld door provincie, waterschap en andere vragende partijen zoals gemeenten en private partijen (denk aan waterleidingbedrijven, projectontwikkelaars, grote bedrijven, stichtingen en giften). Het fonds wordt financieel beheerd door het Nationaal Groenfonds om een renderend vermogen te waarborgen. Dienst Landelijk Gebied draagt zorg voor de uitbetaling. Om ervaring op te doen met deze nieuwe manier van werken worden zes pilots opgezet. Bron: www.overijssel.nl/natuur_en_platteland/landbouw/groene_diensten 41
8
Ervaringen met gebiedskwaliteit
Op 12 december 2006 heeft CLM in opdracht van het ministerie van V&W een symposium georganiseerd waarin de doelen van Kaderrichtlijn Water centraal stonden, de manier waarop te werk gegaan kan worden om deze doelen te bereiken en wie krijgen de lasten en de lusten krijgen. Van belang bleek de discussie over gebiedskwaliteit: wat is dat eigenlijk? Geconcludeerd werd dat gebiedskwaliteit afhankelijk is van de gebruiksfuncties en mensen in het gebied, en kan daarmee per gebied ook heel verschillend zijn. Een belangrijke vraag bij gebiedskwaliteit is of de normen centraal moeten staan of de gebruikers. Sommigen vinden dat het kwantificeren van ecologische doelen helderheid geeft, zodat men weet waar men aan toe is en waar op gestuurd moet worden qua maatregelen. Anderen zijn van mening dat gekeken moet worden naar de gebruiksfunctie van water. Gaat het om zwemwater, viswater of ‘makelaarswater’ voor het bouwen van dure woningen? Welke gebruiksdoelen wil je in een gebied realiseren en welke kwaliteit hoort daar dan bij? Uitgaande van de gebruiksdoelen kan een goede gebiedskwaliteit in het ene gebied anders uitpakken dan in het andere gebied. Gebiedskwaliteit is dan contextgebonden, waarin een aantal elementen zoals ecologische normen of prioritaire stoffen worden meegenomen in relatie tot de gewenste gebruiksfunctie.
9
Ervaringen met bedrijfswaterbalansen
Het doel van een bedrijfswaterbalans is agrariërs bewust maken van de impact van hun bedrijfsvoering op de waterkwantiteit en –kwaliteit op drie niveaus: eigen bedrijf, veldwater en omgevingswater. Daarnaast geeft het hen inzicht in mogelijkheden om te verbeteren. Het brengt tevens de wensen van agrariërs ten aanzien van water in beeld. De bedrijfswaterbalans wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst en bestaat uit de onderdelen zoals weergegeven in figuur 2.
Bedrijfswaterbalans
Bedrijfswater
Veldwater
Waterkwantiteit
Omgevingswater
Waterkwaliteit
Figuur 2: Structuur van een bedrijfswaterbalans
In 2005 en 2006 zijn ca. 150 bedrijfswaterbalansen opgesteld in het kader van het omvangrijke Interreg IIIa-project Duurzame Watersystemen Benelux Middengebied (DUWA). In dit project werken partijen uit Vlaanderen, Limburg en Noord-Brabant samen aan een verduurzaming van de grensoverschrijdende watersystemen. Binnen het project DUWA wordt gewerkt aan zowel de realisatie van maatregelen als aan de uitvoering van praktijkgerichte onderzoeken. In Bijlage 3 is opgenomen een “Groslijst mogelijk op te nemen elementen/maatregelen Bedrijfswaterbalansen” (BWB’s) met daarin wettelijke en bovenwettelijke maatregelen. 42
Bijlage 3 Bedrijfswaterbalans: groslijst mogelijk op te nemen elementen ___________________ In deze bijlage geven we een voorbeeld van elementen en maatregelen die opgenomen kunnen worden in een bedrijfswaterbalans voor een veehouderijbedrijf, gericht op waterbeheer. De maatregelen zijn afhankelijk van de grondsoort, samenstelling bodem, het grondgebruik, de oppervlakte, de waterhuishouding van de bodem (dit samen bepaalt o.m. de droogtegevoeligheid van de grond). Op de volgende punten kan/moet worden geïnventariseerd: • Bodemsoort, structuur en samenstelling • Gehaltes aan mineralen/nutriënten in de bodem, naleverend/bindend vermogen v/d grond • Grondgebruik en oppervlakte daarvan • Waterhuishouding: aanwezigheid drainage, sloten, open water, greppels etc. • Grondwaterstanden (GHG en GLG, zomer en winter) • Hoogteligging percelen. Binnen de maatregelenpakketten maken we onderscheid tussen maatregelen die al wettelijk verplicht zijn en bovenwettelijke maatregelen. De belangrijkste wetgeving op dit gebied is: • Wet verontreiniging oppervlaktewater • Lozingenbesluit open teelt en veehouderij • Mestwetgeving • Bestrijdingsmiddelenwet • Wet milieubeheer. Er zijn drie schaalniveaus: 1 Bedrijfswater 2 Veldwater 3 Bedrijf en omgeving Hieronder worden ze alledrie behandeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke maatregelen voor zowel waterkwaliteit als waterkwantiteit.
1
Bedrijfswater
Het schaalniveau 'bedrijfswater' is individueel. Kwantiteit Wettelijk verplicht: • Onbeperkt drinkwateraanbod voor het vee. Bovenwettelijke maatregelen: • Opvang regenwater (opp. daken en aanwezigheid regenpijpen en reservoir,aanleg bassin). • Beregening (aantal ha, soort grond, opbouw grond, soort gewas, BOM, soort water). • Gebruik regenwater voor reiniging als het kan. 43
•
Inweken stallen voor de reiniging (liefst met gerecycled of regenwater mits de kwaliteit goed genoeg is).
• • •
Gebruik puntfrees of hogedrukreiniger. Veedrenking: afhankelijk van soort vee, leeftijd, aantal en melkgift. Gebruik van vochthoudend voer (bierbostel bijv.) scheelt in het gebruik van water voor veedrenking. Voorkomen lekkage (lekkende bijtnippels in varkensstal bijv.). Gebruik verschillende soorten water: o leidingwater: duur water maar wel van gegarandeerde kwaliteit, belangrijk punt in de prijs/kwaliteitsverhouding, besparende maatregelen uitvoeren; o grondwater: kwaliteit niet gegarandeerd en kan voor verschillende doelen worden gebruikt; o oppervlaktewater: kwaliteit niet gegarandeerd en kan voor verschillende doelen worden gebruikt;
• •
regenwater: kwaliteit niet gegarandeerd en kan voor verschillende doelen worden gebruikt; o water voor huishoudelijk gebruik: moet kwaliteit hebben voor drinkwater! Bijkomende kosten voor bijvoorbeeld ontijzering, ontharding, wateranalyse,opslag kunnen de keuze bepalen. Plaatsen watermeters op strategische plaatsen om beter inzicht te krijgen in verbruik van water. Reiniging melkinstallatie: keuze soort water, keuzes voor hergebruik water (een batch meerdere keren of doorschuifreiniging waarbij een batch water achtereenvolgens voor voor-, hoofd- en naspoeling wordt gebruikt). Hergebruik water (bijv.gebruik spoelwater voor reinigen stal). Afvoer spoelwater/reinigingswater niet allemaal naar de mestput leiden i.v.m. hogere o
• •
• •
kosten uitrijden en de dan benodigde grotere opslagcapaciteit mest. Kwaliteit Wettelijk verplicht: • Vermesting: o houden aan verliesnormen mineralen (vanaf 2006: houden aan gebruiksnormen dierlijke mest). • Opslag vaste mest (m.u.v. tijdelijke opslag, d.w.z. minder dan 5 dagen): afvoer en opvang sappen en verkleinen uit-/wegspoelen sappen door regen door aanbrengen van afdoende bovenafdekking (Wet Bodembescherming). • Opslag (kuil)voer: opvang perssappen (Lozingenbesluit) en verkleinen uit/wegspoelen sappen door regen (bijv. overkapping aanbrengen). •
•
•
Reiniging machines: opvang reinigingswater (Lozingenbesluit). Dit is mogelijk door aansluiting op mestkelder, (druk)riolering of IBA (liefst helofytenfilter) opvang vet/olie (wet Bodembescherming). Gebruik bestrijdingsmiddelen: o gebruik driftarme of kantdoppen (verplicht in een strook van 14 meter langs oppervlaktewater); o soort middel afstemmen op soort onkruid (in de toelating van bestrijdingsmiddelen staat aangegeven voor welke ziekte / plaag in een specifieke teelt dit middel is toegelaten). Brandstofopslag: voorkomen lekkage en wegspoelen resten (Wet Bodembescherming).
44
Bovenwettelijke maatregelen • Vermesting: Nauwkeurige bemesting om uitspoeling van (teveel) opgebrachte mest en nutriënten in de bodem zoveel mogelijk te voorkomen; o beperking gebruik kunstmest, zo mogelijk dierlijke mest gebruiken; o bemestingsstrategie (laten) opstellen (per snede bv.): bemestingsplan en/of registratie; o bemesting goed timen (niet voor voorspelde zware buien bijv.) en op het moment dat het effect het grootst is voor het betreffende gewas; Gebruik verschillende soorten water met verschillende kwaliteitseisen. Gebruik ‘goedkoop en maatschappelijk verantwoord water’ daar waar kan! Bestrijdingsmiddelengebruik: o alleen spuiten op basis van spuitadvies; o gebruik driftarme of kantdoppen buiten de verplichte zone van 14 meter langs o
• •
•
2
oppervlaktewater. Gebruik van geïmpregneerd hout beperken.
Veldwater
Het schaalniveau 'veldwater' is gezamenlijk, onderling. Kwantiteit Bovenwettelijke maatregelen: • Plaatsen van stuwen voor (oppervlakte-)watervoorraadbeheer, tegengaan verdroging, beperken vernatting, behoefte aan beregening beperken. Variabel in het jaar (groeiseizoen ander peil dan winter). • Afspraken met buren en waterschap over flexibel peilbeheer. • Schonen van sloten: slechts een keer per twee jaar houdt het water langer vast. • Aanpassen of aanleggen (ondiepe) drainage (ook voorkoming natschade op veen en klei juist door hoger slootpeil). • Beregening (aantal ha, soort grond, opbouw grond, soort gewas, BOM, soort water,
• • • • • •
•
rendementsberekening laten uitvoeren, werkelijke capaciteit installatie berekenen). Strategisch beregenen: alleen bij lage windsnelheden, op het juiste moment in de groeifase van het gewas. Structuurverbetering van de grond kan helpen om water langer vast te houden of sneller af te voeren. Op zeer droge gronden geen maïs telen maar bijv. GPS of andere minder droogtegevoelige gewassen (m.a.w. een goed bouwplan opstellen voor de percelen). Verhogen van het organische stof gehalte in de bodem kan helpen om water beter vast te houden (vooral op podzolen). Beregenen op bedrijfseconomische gronden: kostenafweging bedrijfseconomisch rendement (kosten vs opbrengst, energieverbruik vs mineralenbenutting etc.). Aanpassing materieel aan nattere omstandigheden (verbrede bandenfunctie, lichtere maaier, met halflege mesttank uitrijden om bodem te ontzien etc.). Het stuwpeil aanpassen aan de gemiddelde hoogteligging van de percelen. Niet zo instellen dat op de laagste delen geen natschade optreedt want dat kan droogteschade op de hoger gelegen delen veroorzaken. Instellen op gemiddelde hoogte geeft een beter evenwicht tussen nat en droogteschade. Op natte weiden jongvee inscharen en op droge percelen droogteresistente gewassen telen maakt zelfs een hoger peil mogelijk. Diepe sloten verondiepen en verbreden om te snelle ont- en afwatering te voorkomen. Het verlies aan grond moet dan worden gecompenseerd door de lagere droogteschade.
45
Kwaliteit Wettelijk verplicht: •
Teeltvrije zone langs watergangen.
Bovenwettelijke maatregelen: • Inrichting en inpassing teelt- en spuitvrije zone (gelet op natuurwaarden). Zo kan de teeltvrije zone worden gebruikt voor een vanggewas: Natuurlijke barrière van aaneengesloten bomen, struiken of andere gewassen die tenminste even hoog is als de spuitdoppen en die het verwaaien van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater voorkomt.
3
Bedrijf en omgeving
Het schaalniveau 'bedrijf en omgeving' is gebiedsgericht, i.s.m. waterschap en terreinbeheerder. Bovenwettelijke maatregelen: • afspraken maken over compensatie of vergoeding natte delen met de waterbeheerder. • afspraken maken over compensatie of vergoeding natte delen met de •
natuurterreinbeheerder. onderlinge afspraken ondernemers.
46