per brief en per fax (078-‐770 8584) tevens per email vme.deumers-‐
[email protected] Gedeputeerde Staten van Zuid-‐Holland p.a. Omgevingsdienst ZHZ Postbus 550 3300 AN Dordrecht Uw referentie: Onze referentie: Betreft:
2012004591/WB ZienswijzeDuPont2012 Zienswijze met betrekking tot ontwerp uitbreidingsvergunning DuPont van 1 maart 2012 Nijmegen, Sliedrecht, 17 april 2012
Geachte heer Rietberg, Namens het College van B&W van de gemeente Sliedrecht brengen wij de volgende zienswijzen in. Samenvatting Zoals ook uitgesproken tijdens de gedachtewisseling op 16 april 2012 in De Lockhorst is het college van mening dat: • zowel de aanvraag als de vergunning moeten voldoen aan alle wettelijke eisen, inclusief de wettelijke verplichting tot het toepassen van tenminste best beschikbare technieken. • de vergunning in ieder geval niet meer mag toestaan dan is aangevraagd. Het college verzoekt: • DuPont om (1) gezien de locatie van de inrichting in dichtbebouwd gebied, (2) de onhaalbaarheid van verplaatsing van de inrichting, (3) het hoge aspiratieniveau van DuPont qua milieuvriendelijk ondernemen, en (4) de wijze waarop DuPont veiligheid hoog in het vaandel voert opnieuw te heroverwegen om: Ø aanvullende maatregelen te onderzoeken om de 1%-‐letaliteitsafstand1 significant te verkleinen, met andere woorden: heroverweeg aanvullende maatregelen m.b.t. verkleining van de risico’s voor de bevolking. Ø de mogelijkheden om emissies van gO1 gassen en verdacht kankerverwekkende gassen tijdens normaal bedrijf verder te verminderen. Het college verzoekt de provincie om: • zich voldoende te realiseren dat de inrichting van DuPont ligt in een kwetsbaar en dichtbebouwde woonomgeving. 1
De 1%-‐letaliteitsafstand is de afstand tot de locatie waar een onbeschermde persoon een kans van 1% op overlijden heeft, gegeven het scenario en de weerklasse. MOB, Waldeck Pyrmontsingel 18, 6521 BC Nijmegen email:
[email protected]; website: www.mobilisation.nl Tel: 024 -‐3230491, BTW nr.: 8065.51.811
• •
de vergunning te verbeteren op alle in deze zienswijze genoemde punten. In het vervolgtraject meer aandacht te besteden aan informatie van en communicatie met belanghebbenden.
Algemeen De Raad van State heeft in maart 2009 de gemeente Sliedrecht en de Stichting WGDMH in twee zaken in het gelijk heeft gesteld met betrekking tot de vraag of de toenmalige Wet milieubeheervergunning al dan niet wel voldoende actueel was. De uitspraken van de Raad van State bevestigden dat dit niet het geval was en dat actualisatie nodig was. Dit was gebaseerd op het feit dat actualisatie van de Wm-‐vergunning op grond van Europese eisen al in oktober 2007 had moeten zijn gerealiseerd. U hebt naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van State op 25 juni 2009 een besluit genomen dat uiterlijk 1 april 2010 de ontwerpbeschikking zou gaan worden gepubliceerd. Wij constateren dat de provincie in vergelijking met de Europese eisen op dit moment dus meer dan 4,5 jaar te laat is2. Wij verzoeken u om de opgelopen vertraging te motiveren. De ontwerpbeschikking maakt geen melding van de in januari 2011 geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot brandveiligheid van opslag van gevaarlijke stoffen in relatie tot de CPR15-‐richtlijn. Wij verwijzen bijvoorbeeld naar het Brzo-‐rapport van 10 januari 2011 (inspectie op 15/17/22/24 november 2010), het rapport van 16 december 2011 (inspectie 17/18/22/23 november 2011) en het Veiligheidsrapport3. Uit de inspectierapporten blijkt dat er het nodige mis is met de veiligheidsvoorzieningen, ook nog in november 2011. Zijn deze tekortkomingen op dit moment wel allemaal hersteld? Wordt inmiddels wel volledig aan de meest recente PGS4 15 (versie december 2011) voldaan? U verwijst naar aanvullingen van 23 december 2011 en 25 januari 2012. De versies die wij ontvingen dateren van 21 december 2011 en 23 januari 2012. Worden hiermee dezelfde documenten bedoeld? Onze versie van de aanvraag dateert van 20 juli 2011. U refereert aan een aanvraag van 30 juli 2010. Klopt dat? Heeft de VROM-‐Inspectie c.q. Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) nog advies uitgebracht? Uitbreiding van activiteiten Als par. 1.9 van de aanvraag is een “niet-‐technische samenvatting” opgenomen die uitermate vaag is. Zo wordt bijvoorbeeld niet vermeld dat: • de productiecapaciteiten van (bijna) alle installaties fors omhoog gaat; zo gaat de formaldehyde productie omhoog van 95.000 naar 150.000 ton/jaar, ook gaan de vergunde producties van Delrin, Freon, TFE, HFP, etc. omhoog. Er komt een extra productielijn bij Delrin; de productie van Lycra en Therathane wordt gestaakt; • de opslag van een aantal gevaarlijke stoffen daarmee ook wordt vergroot; • bulkverlading van methanol en chloroform per schip en overslag in de haven gaat plaatsvinden; hiervoor komt er een aanlegsteiger met los-‐ en opslagfaciliteiten voorschepen voor chloroform em methanol; de hoeveelheid te verladen methanol bedraagt 160.000 ton/jaar, zodat het gaat om 64 scheepsverladingen/jaar (2.500 ton/schip); opslagcapaciteit van de methanol maximaal 4.000 m3; • uitbreiding activiteiten Logistiek Container Centrum is voorzien van 257 containers in opslag naar 1000 containers in opslag; hiervan zijn er maximaal 700 aangevraagd met brandbare gassen; • er een overslagfaciliteit komt voor (huishoudelijk) afvalcontainers van spoor naar trailer (as) t.b.v. afvalverbrandingsinstallatie HVC; 2
Eind oktober 2007 had er al een definitieve actuele Wm-‐vergunning gepubliceerd moeten zijn. Dit wordt nu op zijn vroegst midden 2012. 3 Het Veiligheidsrapport is een openbaar rapport dat door de verschillende instellingen van bevoegd gezag wordt gebruikt om door middel van inspecties de naleving van de eisen in de Seveso-‐II-‐regelgeving te controleren. Het rapport dateert van april 2011 en geeft de situatie van dat moment weer, niet van de aangevraagde situatie. 4 Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, nationale richtlijnen met betrekking tot veilig werken met gevaarlijke stoffen. 2/13
•
een verfgroothandel met een opslag van verfproducten in een hoeveelheid van 100 ton en trainingscentrum als geheel nieuwe activiteit wordt aangevraagd; een tweede P&IP lijn wordt geïnstalleerd (hoofdstuk 9, pagina 11); het doen van proefnemingen wordt aangevraagd; de aerobe waterzuivering uit bedrijf zal gaan worden genomen.
• • • Als gevolg van de productieverhogingen neemt bijvoorbeeld ook het aantal verladingsuren van de gevaarlijke stof HF (waterstoffluoride) toe van 11.000 naar 14.000 uren, waardoor de risico’s op calamiteiten hiermee mogelijk ook zullen gaan toenemen. Of het verbruik van chloor ook toeneemt is onduidelijk. De gevolgen hiervan voor de risico’s en/of veiligheid buiten de inrichting hadden moeten worden genoemd. Uit de onderliggende stukken maken wij op dat met name calamiteiten met de HF opslag/handling en de nieuwe verfgroothandel (incl. opslag) tot grote effecten zouden kunnen leiden voor de omgeving met mogelijk meer dan 100 doden en duizenden gewonden. Dit staat in het rapport van de Veiligheidsregio van 7 januari 2011. De niet-‐technische samenvatting geeft deze informatie niet. Wat is overigens de relatie tussen DuPont en de verfgroothandel? Is er een link tussen de producten van DuPont en de verfgroothandel? Wij verzoeken u om te bevestigen dat alle gemeenten binnen een straal van 12-‐15 km zijn geïnformeerd over de voorliggende procedure, dit in verband met mogelijke effecten tot op deze afstand in geval van calamiteiten. Het gaat hier om een bijzonder complex chemisch bedrijf. Hebt u overwogen om DCMR de aanvraag en ontwerpbeschikking te laten beoordelen? Indien dit niet is gebeurd verzoeken wij u om dit alsnog te doen. Beoordelingsplicht milieueffectrapportage Op pagina 4/37 van de aanvraag staat dat de uitgangspunten van de “MER-‐notitie” van 2008 nog volledig juist zouden zijn. Dit is niet het geval zoals u ook zelf op pagina 12 van de considerans al constateert op een aantal punten. Echter, u mist er nog een paar. Er wordt in uw beoordeling van april 2008 bijvoorbeeld vanuit gegaan dat er “geen nieuwe installaties op de locatie zullen worden gebouwd”. U gaat hierbij voorbij aan de volgende uitbreidingen/wijzigingen: (1) Verfgroothandel. (2) Extra productielijn van Delrin. (3) Op-‐ en overslag van methanol in de haven. (4) Maximaal 1000 containers waarvan maximaal 700 met brandbare gassen. In de aanmeldingsnotitie staat dat de dichtstbijzijnde woonbebouwing op een afstand ligt van 500 m. In Bijlage XII van de aanvraag staat dat de woningen aan de overzijde van de Baanhoekweg op 180 m afstand van de terreingrens liggen. Volgens ons ligt de dichtstbijzijnde woonbebouwing van Sliedrecht op circa 400 m afstand. Onder par. 3.7 en 4.2 van de notitie staat dat de (vergunde?) opslag van ontvlambare stoffen en gevaarlijke stoffen niet toeneemt. Is dat nog wel zo? Volgens tabel 6.3 van bijlage 12 bedraagt de 1%-‐letaliteitsafstand van de “overslag HF” 5.350 m bij weerklasse F1,5. Deze cirkel is ons inziens te groot en kan wellicht aanzienlijk kleiner. Deze vraag is niet aan de orde geweest in de MER-‐beoordeling. Weliswaar voldoet de aangevraagde situatie nipt aan de Nederlandse risiconormering met betrekking tot individueel en groepsrisico, maar dat wil niet zeggen dat niet alsnog dient te worden nagegaan of het niet veiliger kan en tegen welke kosten. 3/13
Op grond van de vigerende wet-‐ en regelgeving dient u in uw MER-‐beoordeling rekening te houden met de kenmerken van de activiteit in relatie tot de kwetsbaarheid van de omgeving. In uw MER-‐beoordeling komt de term “veiligheid” niet voor. U hebt alleen naar de emissies tijdens normaal bedrijf gekeken. Het woord “risico” komt alleen voor in de betreffende zin, waarin alleen geconstateerd wordt dat het om een bedrijf gaat dat onder de BRZO valt. Er heeft geen evaluatie plaatsgevonden van een mogelijke verdere beperking van de (extra) risico’s als gevolg van de verfgroothandel, de extra HF-‐ en chloorhandling, de diverse kolommen, methanolaanvoer en opslag via de haven, uitbreiding met brandbare gassen in de containeropslag, etc. Dit is met name ook problematisch omdat de nieuwe activiteiten (verfgroothandel) en/of uitbreidende (HF-‐handling) het hoogst scoren qua risico’s voor de omgeving. Wij merken hierbij op dat de maximaal vergunde werkvoorraad van Chemie-‐Pack in Moerdijk 254 ton bedroeg. De maximaal vergunde opslag5 bij DuPont bedraagt waarschijnlijk meer dan het 20-‐voudige hiervan. Hoeveel precies is niet eenvoudig na te gaan omdat niet aan alle opslagen een maximum limiet is gesteld. Uw MER-‐beoordeling van 2008 is mogelijk niet meer actueel met betrekking de mogelijkheden tot vermindering van de risico’s voor de bevolking. Externe veiligheid/Algemeen De dichtstbijzijnde woningen liggen volgens Bijlage XII op circa 180 m afstand van de terreingrens aan de overzijde van de Baanhoekweg in Dordrecht. De dichtstbijzijnde woningen van Sliedrecht liggen op 400 m afstand van DuPont. De overheersend windrichting is Zuid-‐West richting Sliedrecht. In de vergunningaanvraag wordt gewag gemaakt van een gedetailleerd veiligheidsbeheerssysteem en de veiligheidscultuur bij DuPont. Dit valt niet te rijmen met de tekortkomingen die de Veiligheidsregio in haar advies van 7 januari 2011 constateerde. Dit is in november 2010 al eerder geconstateerd. Ook uit het inspectierapport van 16 december 2011 blijkt dat er nog steeds het nodige mis is. Zijn deze tekortkomingen nu gerepareerd? Is er nog een follow-‐up inspectie geweest? Echter, volgens de aanvraag voldoen alle delen van de inrichting volledig aan alle PGS. Kunt u bevestigen dat momenteel wel volledig op alle punten en voor alle opslagen van gevaarlijke stoffen aan de relevante en meest recente PGS wordt voldaan? Uit de onderliggende stukken maken wij op dat met name calamiteiten met de HF opslag/handling en de nieuwe verfgroothandel tot grote effecten zouden kunnen leiden voor de omgeving met mogelijk meer dan 100 doden en duizenden gewonden6. Daarna komen een viertal kolommen en de chloorgasopslag zoals gespecificeerd in de samenvatting van tabel 6.2 van bijlage XII. Er zijn veel wijzigingen aangebracht in de laatste versie van de aanvraag van DuPont. De aanbevelingen van de Veiligheidsregio hebben betrekking op de vorige versie van de aanvraag. Wij verzoeken u om te bevestigen dat de Veiligheidsregio is gevraagd om te verifiëren dat alle aanbevelingen van de Veiligheidsregio nog wel actueel zijn en ook allemaal in de ontwerpbeschikking zijn overgenomen. Indien dat niet is gebeurd verzoeken wij u om dit alsnog te doen. Volgens bijlage XII vormen met name de HF-‐opslag/handling en de verfgroothandel de belangrijkste risico’s als het gaat om een grote ramp. De HF-‐opslag/handling wordt uitgebreid. De verfgroothandel met maximaal 100 ton opslag is geheel nieuw. De opslag/handling van chloor is bestaand, maar onduidelijk is of deze toeneemt.
5 6
Als deze al gemaximeerd is, zie verderop. Dit staat in het rapport van de Veiligheidsregio van 7 januari 2011. 4/13
Externe veiligheid/Opslag van chloor Er ligt chloorgas in “ton cilinders” opgeslagen op het terrein. Uit bijlage XII lijkt op te maken dat er maximaal 3 cilinders aanwezig mogen zijn, echter erg duidelijk is dat niet. Waar zijn in paragraaf 7.2 de opslagen van HF (watervrij) en chloorgas opgenomen? Wij verzoeken u om in de voorschriften duidelijk aan te geven hoeveel kg en hoeveel cilinders de chlooropslag maximaal mag bedragen. Ongecontroleerd vrijkomen van chloorgas zou tot een ramp kunnen leiden. Daarom vindt chlooropslag plaats in een gesloten gebouw met een chloorvernietigingsinstallatie/“chloorkillingunit” ingeval van een onvoorziene lekkage. Uit een van de niet ter visie gelegde inspectierapporten blijkt dat de capaciteit van de “chloorkillingunit” onvoldoende is bij het instantaan vrijkomen van chloor uit een cilinder. In dat geval zou chloorgas door de inlaatroosters naar buiten kunnen stromen. Deze “chloorkillingunit” kan dus alleen kleinere lekkages adequaat verwerken. Onze vragen zijn: • Waarom accepteert u een te lage capaciteit van de “chloorkillingunit”? Waarom is deze niet maximaal uitgelegd om de gehele hoeveelheid chloorgas te kunnen verwerken? • Is de beperkte capaciteit van de “chloorkillingunit in de QRA meegenomen? • Waarom hebt u niet nagegaan of de risico’s met chloor kunnen worden verminderd? Wij verzoeken u om dat alsnog te doen. Eind 2006 is de Nederlandse PGS 11 (“Opslag en gebruik van chloor”) in het kader van het schrappen van onnodige regels ingetrokken “nadat het kabinet heeft geconcludeerd dat de chloorketen goed georganiseerd is en er geen aanvullende eisen en voorschriften nodig zijn. De betreffende bedrijven kunnen daarbij ook gebruik maken van documenten van de Europese brancheorganisatie van de chloorkali-‐industrie, Euro Chlor”. Dit is het standpunt van de Nederlandse overheid. In de aanvraag en in voorschrift E.41 wordt heel losjes verwezen naar “richtlijnen” van “Euro Chlor7”. Welke richtlijnen dat precies zijn is onduidelijk. Wij konden deze richtlijnen ook niet vinden op de website van “Euro Chlor” en hebben daarom “Euro Chlor” per email gevraagd om toezending ervan. Hierop hebben wij tot op heden geen antwoord ontvangen. “Euro Chlor” is een private onderneming van chloorproducenten die op elk door de producenten gewenst moment de veiligheidsvoorschriften kan wijzigen zonder consultatie van overheden. Dit betekent dat het opstellen van voorschriften om veilig met chloor te werken geheel is geprivatiseerd8. Gezien het grote potentiele effect van een calamiteit met chloorgas is het van groot belang dat heel duidelijk is waaraan het ontwerp van de installaties, de aanvoer, opslag en handling van chloorgas moeten voldoen. Wij verzoeken u om de voorschriften hiervoor nader en heel exact te preciseren. Externe veiligheid/Op-‐ en overslag van HF (watervrij) De niet ter visie gelegde inspectierapporten maken melding van een incident in 2010 waarbij 3.000 kg HF in het oppervlaktewater terecht is gekomen. Ook waren er problemen met lekkende kleppen. Op welke wijze wordt herhaling hiervan voorkomen? Waar is in paragraaf 7.2 de opslag van HF opgenomen? HF wordt in spoorketelwagons aangevoerd. Uit de samenvatting in tabel 6.2 van bijlage XII blijkt dat de overslag van met name HF relatief het meest ongunstig scoort en in potentie tot een grote ramp zou kunnen leiden. Bijlage XIII, par. 5.7 bevestigt dit ook: “HF vormt via de lucht een groot humaan risico”. Echter, wij troffen geen evaluatie aan van de mogelijkheden om risico’s van aanvoer, opslag en handling van HF te verkleinen. 7
Van de website: “Euro Chlor successfully regroups nearly all chlorine producers in Europe as well as chlorine-‐related associations for derivatives, solvents and paraffins into a strong, united organisation representing the chlor-‐alkali industry”. 8 Bij Chemie-‐Pack in Moerdijk was de zorg over externe veiligheid ook min of meer geprivatiseerd met de bekende gevolgen. 5/13
Zo is de opslag op dit moment wel overdekt maar niet afgesloten aan de zijkanten zoals bij de chlooropslag. Er is geen “HF-‐killing unit9”. Waarom niet? Wij verzoeken DuPont om te heroverwegen of de 1%-‐letaliteitsafstand van de fluoride niet substantieel kan worden teruggebracht. Een in opdracht van de provincie uitgevoerde contra-‐expertise van de QRA en een goed uitgewerkte evaluatie om de risico’s voor de bevolking verder te verminderen wordt door ons gezien als noodzakelijk. Zo nodig dient u een onderzoeksverplichting op te nemen om een onafhankelijk bureau te vragen om een aanvullend advies uit te brengen met betrekking tot het verder terugbrengen van het effect bij een grote calamiteit. Deze maatregelen dienen te zijn uitgevoerd voordat toestemming kan worden gegeven voor de uitbreiding van 11.000 naar 14.000 uren. Hoeveel HF mag er maximaal worden opgeslagen? Is dit 8 x 55 = 440 ton? Waarom zoveel? Hoeveel spoorketelwagons mogen er maximaal staan?10 Wij verzoeken u om dit duidelijk in de voorschriften op te nemen. Voorschrift E.42 geeft aan dat de opslag en handling moet voldoen aan niet nader gespecificeerde “richtlijnen” van “CTEF/Eurofluor”. Dit is evenals “Euro Chlor” ook een private onderneming11. Wij troffen op de website wel “recommendations/aanbevelingen” aan, echter geen “richtlijnen”. Zie bijlage 1. De vraag is dus in hoeverre deze aanbevelingen bindend zijn. Met andere woorden: moet er volledig aan alle “aanbevelingen” worden gedaan of hoeft dat niet altijd? In de “Group 3” aanbevelingen van “Euofluor” (zie bijlage 1) staat dat het plaatsen van een HF-‐opvangbak (geen beton, dit kan niet tegen HF) “aanbevolen” wordt. Dus verplicht is het niet. Zo worden ook de voor-‐ en nadelen genoemd van binnenopslag versus buitenopslag (“inside operations versus outside operations”). In geval van buitenopslag (zoals bij DuPont) dient volgens de “aanbevelingen” te worden “overwogen” om een aantal compenserende maatregelen te nemen, maar verplicht is dat niet. Ook kan worden overwogen om al dan niet met HF onder druk te werken. Bij DuPont wordt met druk op de HF-‐tanks gewerkt hetgeen mogelijk leidt tot grotere risico’s. Beide opties worden open gelaten in de “aanbevelingen”. Ook wordt aangegeven dat de HF-‐opslag kan worden gekoeld. Dit vermindert de risico’s bij een calamiteit. Bij DuPont wordt niet gekoeld voor zover wij na konden gaan12. De “aanbevelingen” van Eurofluor zijn dus te vrijblijvend om als voorschrift(en) te kunnen worden gezien. Volgens tabel 6.3 van bijlage 12 bedraagt de 1%-‐letaliteitsafstand13 van de “overslag HF” 5.350 m bij weerklasse F1,5. Deze cirkel is ons inziens te groot en niet acceptabel. Deze kan en moet worden verkleind door aanvullende maatregelen. De vraag is of: • De door DuPont aangevraagde wijze van opslag en handling van HF wel aan BBT voldoet; • Of de letaliteitsafstand niet drastisch kan en moet worden verminderd. 9
Wel een watergordijn waarvan de effectiviteit echter twijfelachting is. In de QRA wordt uitgegaan van 8 “drukketels”, maar de vraag is of dit voldoende duidelijk is om onzekerheid op dit belangrijke punt te voorkomen. 11 Van de website: “CTEF represents the major producers and users of Hydrogen fluoride and fluoride chemicals in Europe”. 12 In Bijlage XII van de aanvraag wordt bij de weegtank uitgegaan van 9,8 graden Celsius. De vraag is of dit ook onder zomerse condities bij 30 graden Celsius wel terecht is. 13 De 1% letaliteitsafstand is de afstand tot de locatie waar een onbeschermde persoon een kans van 1% op overlijden heeft, gegeven het scenario en de weerklasse. 10
6/13
Wij troffen een dergelijke evaluatie niet aan. Dit dient alsnog te gebeuren. Het is de vraag of de aanvraag zonder een dergelijke evaluatie in behandeling had mogen worden genomen. Wij verzoeken u om ook hier duidelijk aan te geven om welke “richtlijnen” het hier precies gaat en in hoeverre hieraan moet worden voldaan. Wij troffen bij de aanvraag geen toets aan dat bij DuPont aan deze “richtlijnen” wordt voldaan. Wilt u dat alsnog bevestigen. Tot slot merken wij op dat uit het nu niet ter visie gelegde Veiligheidsrapport blijkt dat de bedrijfsbrandweer als worst case scenario uitgaat van een lekkage van de weegtank. Dit komt niet overeen met Bijlage XII van de aanvraag waarbij een calamiteit bij de overslag van HF als worst case wordt beschouwd. De gevolgen van een calamiteit met een weegtank zijn klein vergeleken met een calamiteit bij de overslag van HF. Wij verzoeken u om dit te verifiëren. Peroxidenopslag In de considerans staat dat een plan is ontwikkeld om de organische peroxidenopslag per 1 mei 2011 te laten gaan voldoen aan de PGS. In voorschrift E.36 wordt verwezen naar een verouderde PGS 8. In december 2011 is een geheel vernieuwde PGS 8 uitgebracht. De ontwerpbeschikking dateert van 1 maart 2012. Waarom is dat niet geactualiseerd? Voldoet de opslag aan de nieuwe PGS 8? Wij verzoeken u om dit te bevestigen. In tabel 7.1 van de aanvraag is onder F.11 een hoeveelheid “Organische peroxiden” (ADR klasse 5.2) in de opslag aangevraagd van maximaal 150 kg. Ook onder F.07a is maximaal 150 kg aangevraagd. In totaal dus 300 kg “Organische peroxiden”. Wij verzoeken u om te bevestigen dat dit de maximaal aangevraagde en vergunde hoeveelheid is. Onduidelijk is waarom voorschrift E.37 dan is opgenomen. Waarom wordt hier gerept over 1000 kg? Dat is helemaal niet aangevraagd. Volgens de aanvraag zal alle peroxidenopslag aan PGS 8 voldoen. Waarom zwakt u dat af in voorschrift E.37? Wij verzoeken u om voorschrift E.37 in zijn geheel te schrappen. Verfgroothandel U hebt ten onrechte niet nagegaan of geen aanvullende maatregelen mogelijk zijn om de risico’s van de verfgroothandel te verkleinen. Dit klemt des te meer nu deze activiteit qua extern risico met een 1%-‐ letaliteitsafstand van 2.000 m (tabel 6.3 van Bijlage 12) als tweede scoort na de HF-‐opslag/handling. Naar onze mening dienen verdergaande maatregelen te worden overwogen gezien de risico’s. De aanvraag had zonder een dergelijke evaluatie niet in behandeling mogen worden genomen. Wij verzoeken u om alsnog na te gaan of de risico’s verder kunnen worden verminderd. Waarom is in voorschrift E.58 niet voorgeschreven dat aan de nieuwe PGS 15 moet worden voldaan? Kolom 1421-‐170A/ Kolom formaldehyde (Delrin)/Kolom 1421-‐140/Kolom 1421-‐020 Gezien de significante bijdrage aan het groepsrisico hadden wij verwacht dat er ook voorschriften aan de vergunning zouden zijn gekoppeld om de risico’s hiervan te beperken. Dit dient alsnog te gebeuren. Wij merken op dat de aanvraag hierover wel wat informatie geeft, maar deze delen van de aanvraag zijn niet gekoppeld aan de vergunning. Wij verzoeken u daarom om alsnog voorschriften aan de vergunning te verbinden die de risico’s voor omwonenden met betrekking tot bovengenoemde kolommen conform tenminste best beschikbare technieken te beperken. Het gaat hier dan met name om (1) het ontwerp, (2) het veilig bedrijven ervan, en (3) preventief onderhoud. Externe veiligheid/Diversen punten 1. In Bijlage XII is ten onrechte het scenario van explosie en brand bij op-‐ en overslag van methanol bij bulkverlading in de haven (jetty) niet meegenomen. 2. Ook is het scenario van het vrijkomen van chloroform bij op-‐ en overslag bij bulkverlading in de haven (jetty) niet meegenomen. 7/13
3. Gegeven de potentieel zeer grote effecten verzoeken wij u om een contra-‐expertise uit te laten voeren van Bijlage XII (QRA). 4. Op pagina 26/88 wordt in de considerans gesteld dat opslag van gevaarlijke stoffen in containers uiterlijk 1 januari 2012 zullen zijn ingericht conform PGS 15. Is dit de laatste PGS 15 van december 2011? Wij verzoeken u om dit te actualiseren 5. In par. 7.21 van de aanvraag staat dat opslagen van gevaarlijke stoffen aan CPR/PGS “zullen” gaan voldoen. Waarom “zullen”? Wanneer? 6. Wij troffen geen of onvoldoende informatie aan over brandwerende scheidingen tussen opslagunits. Hierdoor is onduidelijk of deze voldoen aan de eisen in de PGS. 7. Waarom wordt het opstellen van het brandveiligheidsplan zo lang uitgesteld in voorschrift E.13? Het bedrijf zou dat nu ook al moeten hebben. Voorstel: zes maanden verkorten tot 1 maand. 8. Welke “ontwerpnorm” wordt bedoeld in voorschrift E.19? Ook hier specifiek melden dat inspectie alleen mag gebeuren door een geaccrediteerde instelling. 9. Hoofdstuk 7 van de aanvraag is volgens het dictum niet gekoppeld. Toch verwijst u in voorschrift E.25 wel hiernaar alsof het hoofdstuk wel gekoppeld zou zijn. Waarom zijn de opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke stoffen niet gekwantificeerd in paragraaf 7.2 voor alle opgeslagen gevaarlijke stoffen? Wij verzoeken in de voorschriften alsnog om te verduidelijken hoeveel er maximaal van elke gevaarlijke stof mag worden opgeslagen. Wij verwijzen naar voorschrift E.54 waarin u dat voor de verfgroothandel terecht wel hebt gedaan. 10. Welke zijn “de voorschriften” waarnaar u in E.26 verwijst? 11. In veel voorschriften, in bijvoorbeeld E.28/E.29/E.30/E.31/E.32/E.34/E.35 etc. verwijst u naar een niet meer actuele PGS. In december 2011 is een nieuwe versie van PGS 15 verschenen. Dit was een gedeeltelijke actualisatie waarbij de PGS op de meest urgente punten is aangepast. Bovendien is er een nieuw hoofdstuk aan toegevoegd voor de tijdelijke opslag van gevaarlijke stoffen. 12. Wij geven u verder in overweging om de versie van PGS 15 te definiëren via de begrippen en afkortingen. Wij verzoeken u om de verwijzingen in voorschrift E.23/E.35 te controleren. Ook voorschrift E.35 is al verouderd. Zie verder ook onder peroxidenopslag. 13. In tabel 6.7.10 staat aangegeven dat de afvalstoffen A10, A15 en A17 “op locatie” worden verbrand, echter niet in de TC. A10 (was) wordt zelfs in een container (NRB vloer) verbrand in een hoeveelheid van 100 ton/jaar. Is dat veilig en leidt dit niet tot extra onveiligheid en/of luchtemissies? Wij verzoeken u om het op locatie c.q. in de inrichting verbranden van afvalstoffen te verbieden. 14. Bijlage XV, pagina 15: welk afval wordt verbrand in de Viton? In hoeverre leidt dit tot onveilige situaties en/of extra emissies? 15. Waarom worden in voorschriften E32/E35 belangrijke delen van de PGS 15 uitgezonderd? 16. Waarom maakt u in voorschrift E.38 een uitzondering voor “brandwerende voorzieningen? 17. Is in voorschrift E.38 de PGS 29 versie van 2008 nog actueel? Wij nemen aan dat deze PGS mede ook van toepassing is op de methanolopslag en handling? Idem voor PGS 30 in voorschrift E.40. De door u genoemde versie van 2009 is verouderd. Er is een recente versie van december 2011. Voorschrift E.40 lijkt tenminste een paar leestekens te missen. 18. Waarom is in geval van buitenopslag van gevaarlijke stoffen geen QRA vereist zoals bijlage XII stelt? Thermal Convertor (TC) Uit par. 3.5.1 van de aanvraag blijkt dat er ook vloeistof wordt verbrand in de TC. Volgens tabel 6.7.10 gaat het om 500 ton/jaar vloeibare afvalstoffen van de Teflon productie. Hoeveel ton/jaar bedraagt de toevoer van afvalgassen naar de TC? Het gaat hier om “supernate” waarmee een gefluorideerde zeepoplossing wordt bedoeld. Dit is een vloeistof, zodat de TC formeel onder het regime van het BVA valt met een maximaal aantal storingsuren van 60/jaar. De uptime (“verwerkingsrendement”) van de TC dient dus meer dan 99% te bedragen, geen 93% zoals in de ontwerpbeschikking is opgenomen. Ook de emissie-‐eisen van het BVA zijn rechtstreeks werkend. Wij zijn het dus ook niet eens met de verruimde emissienormen ten opzichte van de NER/BREF. In aanvulling hierop merken wij op dat een stofnorm van 50 mg/m3 geen BBT is. Wij maken u erop attent dat de BREF AAB 15 mg/m3 stof aangeeft. U vergunt ook teveel HCl emissie, zie tabel 6.6.8. Wij verzoeken u om toezending van de meetresultaten over 2010/2011/2012. 8/13
Emissies van VOS (Vluchtige Organische Stoffen/gassen) De voor de gezondheid van omwonenden belangrijkste emissies betreffen: 1. Verdacht kankerverwekkende gassen: formaldehyde, dichloormethaan en chloroform; 2. De zogenaamde gO1 gassen: zwaarste categorie organische gassen in de NER. Tabel 1: Jaarvracht in kg/jaar van NMVOS en gO1 (Gassen uit de hoogste NER klasse)
2006
2008
236.752
222.465
Ethers A/B
6.877
Hexafluoropropeen
NMVOS totaal
2010
Nu nog vergund
Concept ontwerp-‐ beschikking
Belangrijk-‐ ste bron
256.321
937.000
3.057
3.554
72.500
53.000
TC
13.276
12.126
13.075
44.400
7.485
49
11
11
45
26
TFE&HFP/ Viton, FEP/TC TC, Teflon FEP
(HFP) Perfluoroisobuteen (PFIB)
Tetrafluoroetheen (TFE)
7.849
8.583
6.323
53.500
14.695
95% van TC
Som belangrijkste gO1
28.051
23.777
22.963
170.445
75.206
TC
De gerealiseerde emissie van gO1 gassen in de jaren 2008-‐2010 bedroeg circa 23.000 kg/jaar. Waarom wordt er nu dan toch ruim 75.000 kg/jaar vergund? Circa 88% van vergunde gO1 emissie komt uit de TC tijdens bypass. Daarom is het van groot gelang om de vernietiging van deze gassen in de TC te maximaliseren. Dat wil zeggen dat het “verwerkingsrende-‐ ment”/uptime in voorschrift D5 dient te worden verhoogd tot > 99%. Op dit moment wordt een fors deel van de TC benut voor de verbranding van vloeistof. Er zouden meer VOS in de TC kunnen worden verbrand indien de vloeistof elders zou gaan worden verwerkt. Dit is ten onrechte niet onderzocht. Wij verzoeken u om hiervoor alsnog een onderzoeksvoorschrift op te nemen. Zie ook midden pagina 10 van de considerans waarin u vaststelt dat een aantal HFP stromen niet in de TC kunnen worden verwerkt vanwege een te lage capaciteit van de TC. Wij verzoeken u om de verplichting om “supernate” vloeistof in de TC te verbranden te schrappen uit voorschrift D.5. Dit voorschrift is niet in het belang van omwonenden/het milieu. Wij verzoeken u ook om in voorschrift D.7.b aan te geven welk protocol wordt bedoeld. Voorschrift D.9 dient ook de optie: “Alleen afgassen verbranden in de TC” te bevatten. Onderstaand is een overzicht gegeven van de emissies van verdacht kankerverwekkende gassen. Tabel 2: Emissies van verdacht kankerverwekkende gassen in kg/jaar
2006
2007
2008
2009
2010
Momenteel vergund
Formaldehyde Dichloormethaan/Methyleen chloride Chloroform Totaal 3 gassen
4.180 9.100
4.380 9.630
3410 6980
2.325 7.873
1.906 7.195
7.110 11.100
Concept ontw. besch. 4.400 11.100
120 13.400
140 14.150
91 10.481
190 10.388
200 9.301
1.840 20.050
600 16.100
Gezien het gegeven dat er op zo’n korte afstand van Sliedrecht jaarlijks 20.050 kg (straks 16.100 kg) aan verdacht kankerverwekkende gassen mogen worden geëmitteerd verzoeken wij u om voor bovengenoemde gassen een inspanningsverplichting voor verdere beperking van de emissies van formaldehyde, dichloormethaan en chloroform op te nemen: elke 3 jaar opnieuw dient te worden onderzocht of voorkomen of vermindering van emissies mogelijk is conform de minimalisatieverplichting 9/13
van de NER. Ook de op pagina 252 van de aanvraag genoemde MVP 2 stof dient hierin te worden opgenomen. NOx-‐emissies van stookinstallaties De stoomketels dienen per directe ingang aan de norm van 100 mg/m3 te voldoen. Wij verzoeken u het in voorschrift D.15 genoemde onderzoek al per 1 januari 2013 op te laten leveren. Wij verzoeken u ook om op pagina 17 de tekst over NOx-‐handel te schrappen en aan te geven dat de overheid hiermee stopt en dat daarom het NOx-‐beleid, dat via vergunningprocedures wordt uitgevoerd, zal gaan worden aangescherpt. Monitoring Op verschillende plaatsen in de aanvraag worden monitoring programma’s gespecificeerd. Door de loskoppeling van aanvraag en vergunning is niet gezekerd dat het aan de voorschriften gekoppelde monitoringprogramma compleet is. Wij verzoeken u om dit voor alle parameters te verifiëren. Zie tabel 6.6.8 van de aanvraag met betrekking tot de TC (Thermal Convertor) emissies. Hoeveel bedragen de gemeten emissies in 2010 en 2010? Graag alsnog toevoegen. Met betrekking tot de TC zijn wij primair van mening dat het controleregime van het BVA van toepassing is. Als er alleen gasvormige afvalstoffen worden verbrand dan nog is er voor sommige componenten sprake van sterk fluctuerende concentraties. Daarop is controleregime 4 van toepassing. Dit geldt tenminste voor HCl en HF. Waarom wordt toegestaan dat dioxines en furanen alleen 3-‐jaarlijks worden gemeten? Waarom wordt chloor niet gemeten? Wij verzoeken u om het monitoringregime van de TC te heroverwegen. Geluid De vergunde geluidbelasting van 50/50/50 op BP 64 is hoog voor de nacht. Zie pagina 71/88 van de ontwerpbeschikking. Wij verzoeken u om na te gaan of dit met name in de nacht niet lager kan. Verantwoordelijkheid voor aangevraagde activiteiten in verschillende delen van de aanvraag wordt gesuggereerd als zou DuPont niet de volledige verantwoordelijkheid hebben over de aangevraagde activiteiten, zoals bijvoorbeeld bij de WKK1 en WKK2 die eigendom zijn van “Desco CV”. Iets dergelijks geldt ook voor de formaldehydefabriek. Ook wordt regelmatig gerefereerd aan de “Delrin® organisatie”. Zie ook par. 6.3.2 van de aanvraag met betrekking tot de “contractor” die verantwoordelijk zou zijn voor alle operationele activiteiten van het Logistiek Container Centrum. De machtigingen in de bijlagen kunnen worden opgevat als alleen geldend voor de vergunningprocedure. Wij verzoeken u om uitdrukkelijk in de voorschriften op te nemen dat DuPont Dordrecht zonder enige uitzondering de volledige verantwoordelijkheid draagt voor alle operationele activiteiten van alle aangevraagde activiteiten, inclusief de verfgroothandel. In geval van externe schade en in alle zaken met betrekking tot handhaving is DuPont verantwoordelijk. Milieuzorgsysteem DuPont dient een milieuzorgsysteem te hebben. Het bedrijf heeft dit nu ook, echter het hebben ervan dient in de Wm-‐vergunning te zijn voorgeschreven met de criteria14 waaraan dit systeem moet voldoen. Het milieuzorgsysteem zelf hoeft niet te zijn gekoppeld. Dictum/koppeling aanvraag-‐vergunning Volgens het dictum (pagina 43 van de ontwerpbeschikking) is alleen hoofdstuk 3 aan de vergunning gekoppeld. De rest van de aanvraag niet. Dit is onvoldoende. Hierdoor zijn bijvoorbeeld de activiteiten onvoldoende vastgelegd. Vreemd genoeg blijkt uit verschillende delen van de ontwerpbeschikking dat veel meer delen van de aanvraag aan de vergunning zijn gekoppeld. Wij hebben u al eerder gevraagd om hierover duidelijkheid te verschaffen. 14
Zie de relevante BREF. 10/13
Wij verzoeken u om in het dictum duidelijk aan te geven welke delen van de aanvraag aan de vergunning zijn gekoppeld. Het dient hier tenminste te gaan om de volgende hoofdstukken en bijlagen: 1. Hoofdstukken 4 en 5 met betrekking tot (externe) veiligheid. Gezien de in potentie bijzonder grote gevolgen voor de omgeving in geval van calamiteiten dienen beide hoofdstukken aan de vergunning te worden gekoppeld. 2. Hoofdstuk 6 (Activiteiten). Van hoofdstuk 6 zijn nu alleen de monitoringparagrafen aan de vergunning gekoppeld. De rest niet. Daardoor heeft het bedrijf de vrijheid om het grootste deel van de lay-‐out van de processen fors aan te passen zonder dat hiervoor een melding moet worden gedaan, ook niet op belangrijke punten. Ter illustratie geven we het volgende voorbeeld: PFIB is volgens de aanvraag een extreem giftige stof, die in relatief lage concentraties al dodelijk kan zijn. Daarom heeft DuPont in hoofdstuk 6 terecht uitgebreide maatregelen opgenomen om het plotseling vrijkomen ervan in te grote hoeveelheden te voorkomen. Zo zit er in de centrale schoorsteen volgens par. 6.6.6 van de aanvraag ook een analyser, die de concentratie PFIB continue bewaakt. Het bedrijf zou het proces volledig om kunnen gooien en deze analyser kunnen laten vervallen zonder dat hiervoor zelfs maar een melding nodig is. Dit kan niet worden toegestaan. Zie bijvoorbeeld ook de tekst met betrekking tot diffuse emissies in par. 6.6.6. Ook blijven veel emissies volgens niet gekoppelde delen van de aanvraag beneden de grensmassastroom. Dit is niet of onvoldoende overgenomen in hoofdstuk D van de ontwerpbeschikking zodat DuPont hieraan niet gebonden is. De specificatie van de activiteiten van de verfgroothandel in par. 3.17 van de aanvraag is onvoldoende. Tenminste de koppeling van de specificatie in par. 6.15 (nu niet gekoppeld) is hiervoor noodzakelijk. Een deel van de in par. 6.15 aangevraagde activiteiten is nu zelfs formeel niet eens vergund! Er zijn veel meer voorbeelden te geven. Hoofdstuk 6 dient derhalve geheel aan de vergunning te worden gekoppeld. 3. Hoofdstuk 7 dient te worden gekoppeld omdat er anders geen begrenzing is van de maximale opslag van een deel van de gevaarlijke stoffen. Overigens lijkt voor een deel van de opslag van gevaarlijke stoffen ten onrechte geen maximum te gelden. 4. Hoofdstukken 9.5/9.6/9.10 dienen te worden gekoppeld. 5. Hoofdstuk 13 tweede alinea van pagina 51 dient te worden gekoppeld. 6. Hoofdstuk 14 dient te worden gekoppeld. 7. Aanvullingen van 21/23? december 2011 en 23/25? januari 2012. De versies die wij ontvingen dateren van 21 december 2011 en 23 januari 2012. 8. Bijlage III: Inrichtingstekening. 9. Bijlage V: Capaciteiten. Overigens wordt de verfopslag daar niet genoemd. Waarom niet? 10. Bijlage IX: Preventiebeleid Zware ongevallen (PBZO). 11. Bijlage XI: Geluidsrapport. Het dictum geeft niet aan dat dit rapport gekoppeld is aan de vergunningvoorschriften. Voorschrift H.1 koppelt dit wel. Wij verzoeken u om hierin consistent te zijn. 12. Bijlage XII: Kwantitatieve Risicoanalyse (QRA). Aan alle hierin genoemde uitgangspunten dient te worden voldaan. 13. Bijlage XIII: Uitgangspunten van de Milieurisico Analyse (MRA). 14. Bijlage XVIII: Thermal Convertor – stop-‐, start-‐ en storingsprotocol. Overige punten 1. Coördinatie met bouwvergunningen: voor welke uitbreidingen zijn ook bouwvergunningen nodig? In ieder geval zal dat nodig zijn voor de verfgroothandel. Ook voor de extra productielijn van Delrin? Welke eventueel andere uitbreidingen? 2. Considerans: pagina 14: D15 moet D16 zijn. Pagina 15: D20 moet D21 zijn. Pagina 16: D22 moet D23 zijn. 3. Er is geen emissie van GenX/FRD901 (stof met niet vrijgegeven samenstelling) aangevraagd voor de Teflon® PTFE. Is dat juist? 4. Benoem wat wordt bedoeld met “E1” in hoofdstuk D van de ontwerpbeschikking, zie ook pag. 165 van de aanvraag. Hoe is deze stof qua toxicologie ingedeeld? 5. U dient voor de P&IP afdeling alsnog stofemissienormen en vrachten op te nemen: zie tabel 6.10.3a van de aanvraag. 11/13
6. In tabel 9.7 bedraagt de chloroform concentratie ter plaatse van de Biesbosch 20 nanogram/m3 bij een achtergrond van 100 nanogram/m3. Hoe kan dat? 7. Voorschrift D.17 dient te worden gekwantificeerd. De huidige formulering is niet handhaafbaar. 8. Wij verzoeken u een maximale verblijftijd voor te schrijven met betrekking tot de containers met huishoudelijk afval op het LCC om geuroverlast te voorkomen. Het dient hier te gaan om gesloten containers. Concluderende vraagstelling Gezien het gegeven dat (1) een calamiteit bij DuPont tot zeer ernstige gevolgen zou kunnen leiden voor de bevolking van Sliedrecht met vele doden en gewonden, in combinatie met (2) de risico’s voor de bevolking als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten, en (3) de noodzaak dat DuPont zijn zaken met betrekking tot externe veiligheid op adequate wijze borgt, en (4) het grotendeels ontbreken van concrete voorschriften met betrekking tot chloor en waterstoffluoride aanvoer, opslag en handling, en (5) het niet voldoende passend zijn van de MER-‐beoordeling zijn wij van mening dat een vermindering van de risico’s voor de bevolking opnieuw dient te worden heroverwogen met betrekking tot emissies van VOS en calamiteiten. Verder zijn wij van mening dat (1) een in opdracht van de provincie uitgevoerde contra-‐expertise van de QRA, en (2) een goed uitgewerkte evaluatie om de risico’s voor de bevolking als gevolg van calamiteiten verder te verminderen noodzakelijk zijn. Hoogachtend,
Johan G. Vollenbroek
12/13
Bijlage 1: “Aanbevelingen” HF-‐opslag en handling
13/13