Ontwerp-herziening van de Provinciale Omgevingsverordening met betrekking tot: "intensieve veehouderij"
Samenvatting van de ingediende zienswijzen
Groningen, 18 februari 2011
2-
1. Maatschap Weinans/Hemmen te Ter Apel De maatschap Weinans/Hemmen exploiteert aan de Veenweg 35 te Ter Apel een varkenshouderij. Binnenkort zal de zoon het (familie)bedrijf volledig overnemen. Om uit het bedrijf een voldoende gezinsinkomen te kunnen halen en om op termijn noodzakelijke investeringen in het kader van het milieu en het dierenwelzijn te kunnen bekostigen, zal het bedrijf zich naar de mening van de maatschap binnen zekere grenzen verder moeten kunnen ontwikkelen. In dit verband wijst de maatschap er tevens op dat het instand houden van agrarische bedrijven een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid van het platteland en aan de werkgelegenheid. Op grond van de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening zal de maatschap haar bedrijf echter in het geheel niet meer kunnen uitbreiden. Volgens de maatschap zal het bedrijf daardoor op termijn niet meer rendabel te exploiteren zijn en zullen door de overheid opgelegde (nieuwe) maatregelen op het vlak van milieu en dierenwelzijn niet kunnen worden getroffen. Naar de verwachting van de maatschap zal het bedrijf als gevolg daarvan bovendien drastisch in waarde dalen. De maatschap is van plan om deze vermogensschade te verhalen op de provincie. Samengevat is de maatschap van mening dat aan de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening geen zorgvuldige belangenafweging ten grondslag ligt. 2.
De heer K.P. Rijzebol te Usquert
De heer Rijzebol exploiteert in Usquert een qua omvang kleine intensieve veehouderij. Tegen de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening maakt hij ernstig bezwaar, omdat zijn bedrijf op grond daarvan in het geheel niet meer kan uitbreiden. Naar zijn mening is de herziening ondoordacht en niet noodzakelijk. Bovendien vindt hij het in procedureel opzicht onbehoodijk dat vlak voor de verkiezingen tot een dergelijke ingrijpende herziening wordt overgegaan. Ter onderbouwing van zijn bezwaar stelt hij dat de landbouw in de provincie Groningen een belangrijke functie vervult en dat intensieve veehouderijbedrijven ook ondernemingen zijn die zich binnen zekere grenzen duurzaam moeten kunnen ontwikkelen, enerzijds om daaruit een voldoende gezinsinkomen te halen en anderzijds om op termijn noodzakelijke investeringen in het kader van het milieu en het dierenwelzijn te kunnen bekostigen. Van belang acht hij daarbij dat veel akkerbouwbedrijven juist door de overheid zijn gestimuleerd om hun bedrijfseconomische basis te verbreden met een neventak intensieve veehouderij. De heer Rijzebol kondigt aan dat indien Provinciale Staten daadwerkelijk tot de voorgenomen herziening overgaan hij daartegen in beroep zal gaan en een schadeclaim bij de provincie zal indienen.
3. Maatschap Groeneveld-Holtjer te Noordbroek De Mts. Groeneveld-Holtjer exploiteert aan de Sappemeersterweg 31 te Noordbroek een gemengd bedrijf, bestaande uit een hoofdtak akkerbouw en een neventak intensieve veehouderij. Deze neventak betreft een legpluimveehouderij met een capaciteit van 23.500 hennen, die worden gehouden in een volièrestal met koude scharrelruimtes en een vrije uitloop naar buiten. De geproduceerde mest wordt op het eigen bedrijf aangewend. Als diervoer wordt onder meer de op het bedrijf verbouwde tarwe gebruikt. De maatschap stelt dat de ruimte die in de Omgevingsverordening wordt geboden voor uitbreiding van de stalvloeroppervlakte ten behoeve van dierenwelzijn niet realistisch is, omdat een dergelijke uitbreiding niet betaalbaar is zonder een bepaalde uitbreiding van de bedrijfsomvang. Volgens de maatschap is de keerzijde van het restrictieve provinciale beleid dat de dynamiek uit de sector wordt gehaald. De maatschap pleit ervoor dat legpluimveehouderijen met vrije uitloop planologisch dezelfde status verkrijgen als biologische legpluimveehouderijen, omdat de benodigde uitloopruimte voor beide typen bedrijven gelijk is (2.500 kippen per ha). Weliswaar is de stalbezetting van een biologisch bedrijf enigszins lager (6 kippen per vierkante meter tegenover 9 per vierkante meter bij vrije uitloop), maar daar staat volgens de maatschap tegenover dat een stal voor het biologisch houden van dieren groter is, hetgeen nadelig voor het landschap kan zijn.
-3
De Maatschap maakt er voorts bezwaar tegen dat haar bedrijf is gelegen in "groengebied" terwijl het bouwperceel een witte kleur heeft. 4. Firma Klimp-Weeke te Appingedam De firma Klimp-Weeke_exploiteert aan de Holeweg 2 te Appingedam - tegenover het bedrijventerrein Fivelpoort - een gemengd agrarisch bedrijf, bestaande uit een hoofdtak akkerbouw en een neventak intensieve veehouderij. Om het bedrijf ook op de langere termijn op een economisch rendabele wijze te kunnen exploiteren zal dit volgens de firma geleidelijk moeten kunnen groeien. De firma maakt er ernstig bezwaar tegen dat een dergelijke uitbreidingsmogelijkheid op grond van de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening is uitgesloten. Zij wijst er daarbij dat het bedrijf indertijd gronden heeft verkocht aan de gemeente Appingedam voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Fivelpoort. Daarbij is juridisch vastgelegd dat het bedrijf in de toekomst kan uitbreiden. Verder wordt erop gewezen dat recentelijk een aantal milieumaatregelen is genomen. Naar de mening van de firma valt niet uit te leggen dat het belang van de bescherming van gebieden met een landschappelijke en/of toeristische betekenis het rechtvaardigt om elke uitbreiding van een bedrijf onmogelijk te maken. Door per geval maatwerk te leveren moet het volgens de firma mogelijk zijn om zowel het belang van de landbouw als het belang van het landschap met elkaar in balans te brengen. Indien de provincie daar echter niet voor kiest, verwacht de firma dat de schade die zij leidt door de provincie zal worden vergoed.
5. Mevrouw Heuker-Van der Hoek te Lucaswolde Mevrouw Heuker-Van der Hoek vindt dat de voorbereiding van de provinciale besluitvorming niet getuigt van zorgvuldigheid. Daartoe wijst zij erop dat tot en met 14 februari zienswijzen kunnen worden ingediend. Dat betekent, gelet op het verdere besluitvormingsproces, dat voor Gedeputeerde Staten slechts enkele dagen resteren om ingediende zienswijze te kunnen beoordelen en het resultaat daarvan neer te leggen in een Voordracht aan Provinciale Staten. Volgens mevrouw Heuker wordt op deze wijze het belang van een zorgvuldige beoordeling van ingediende zienswijzen ondergeschikt gemaakt aan het politieke belang om voor de komende verkiezingen nog een herziening van de Omgevingsverordening op het punt van intensieve veehouderij tot stand te brengen. Deze gang van zaken leidt er volgens haar toe dat bezwaren tegen deze herziening niet serieus worden genomen en dat aan Groninger ondernemers met een traditie in de landbouw dientengevolge de ruimte wordt ontnomen om hun bedrijven toekomstgericht te ontwikkelen. Daartegen maakt zij ernstig bezwaar. Mevrouw Heuker-Van der Hoek maakt tegen de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening ernstig bezwaar, omdat haar bedrijf op grond daarvan in het geheel niet meer kan uitbreiden. Ter onderbouwing van haar bezwaar stelt zij dat agransche ondernemingen zich binnen zekere grenzen moeten kunnen ontwikkelen, enerzijds om daaruit een bepaald inkomen te kunnen halen en anderzijds om op termijn noodzakelijke investeringen in het kader van het milieu en het dierenwelzijn te kunnen bekostigen. Door een dergelijke ontwikkeling onmogelijk te maken en als het ware een koude sanering van de intensieve veehouderij te willen doorvoeren, tast de provincie volgens haar de economische functie en de vitaliteit van het platteland aan. Zij voorziet dat haar bedrijf als gevolg van het provinciale beleid onverkoopbaar zal worden waardoor zij vermogensschade zal leiden. Deze schade stelt zij op de provincie te zullen verhalen. 6. De heer C. Heuker te Lucaswolde De inhoud van de brief komt overeen met de inhoud van de brief onder nummer vijf. 7. Gebroeders Hoving te Spijk De gebroeders Hoving zijn van mening dat de voorbereiding van de provinciale besluitvorming niet getuigt van zorgvuldigheid. Volgens hen wordt het belang van een zorgvuldige beoordeling van
4ingediende zienswijzen ondergeschikt gemaakt aan het politieke belang om voor de komende verkiezingen nog een herziening van de Omgevingsverordening op het punt van intensieve veehouderij tot stand te brengen. Deze gang van zaken leidt er volgens hen toe dat bezwaren tegen deze herziening niet serieus worden afgewogen en dat aan Groninger ondernemers met een traditie in de landbouw dientengevolge de ruimte wordt ontnomen om hun bedrijven toekomstgericht te ontwikkelen. Tegen de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening hebben de gebroeders Hoving ernstig bezwaar, omdat hun bedrijf op grond daarvan in het geheel niet meer kan uitbreiden. Ter onderbouwing van hun bezwaar stellen zij dat intensieve veehouderijbedrijven zich evenals andere agrarische ondernemingen binnen zekere grenzen moeten kunnen ontwikkelen, enerzijds om daaruit een bepaald inkomen te kunnen halen en anderzijds om op termijn noodzakelijke investeringen in het kader van het milieu en het dierenwelzijn te kunnen bekostigen. Volgens hen lijkt het voorgenomen provinciale beleid te zijn ingegeven door het willen voorkomen van "Brabantse toestanden". Voor het ontstaan van dergelijke toestanden hoeft naar hun oordeel geen vrees te bestaan. Het beleid berust volgens hen dan ook meer op emotie dan op een deugdelijke inhoudelijke belangenafweging. 8. Mevar Meeden exploitatiemaatschappij B.V. te Veendam Mevar Meeden exploitatiemaatschappij B.V. heeft een intensief veehouderijbedrijf aan de Vosseveld 9 te Veendam. Mevar heeft er bezwaar tegen dat de bedrijfslocatie tot het "witte gebied" behoort. Daartoe wordt aangevoerd dat de locatie deel uitmaakt van een groter gebied dat door de gemeenten is bestemd als landbouwontwikkelingsgebied. Mevar wijst er voorts op dat binnen de invloedssfeer van haar bedrijf alleen agrarische bebouwing, een zuiveringsinstallatie en industriële bebouwing aanwezig is. Gelet hierop leent de bedrijfslocatie zich volgens Mevar uitstekend voor de uitoefening van intensieve veehouderij. Om die reden verzoekt Mevar om haar locatie tot "groen gebied" te rekenen. Aangekondigd wordt daarbij dat indien dit verzoek niet wordt ingewilligd en het bedrijf zich als gevolg daarvan niet zal kunnen ontwikkelen, de daardoor optredende schade op de provincie zal worden verhaald.
9. Maatschap Hemmes te Muntendam De maatschap Hemmes exploiteert aan de Tussenklappen 11 en 12a te Muntendam een gemengd agrarisch bedrijf, bestaande uit een hoofdtak akkerbouw en een neventak intensieve veehouderij. Deze neventak betreft een zogenaamd vermeerderingsbedrijf met grootouderdleren (kippen) dat aan allerlei eisen moet voldoen op het punt van dierenwelzijn en hygiëne. De maatschap heeft er bezwaar tegen dat haar bedrijf op grond van de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening niet kan uitbreiden. Het niet mogen uitbreiden heeft volgens de maatschap namelijk tot gevolg dat haar bedrijf op termijn niet meer levensvatbaar is en dat noodzakelijke investeringen ten behoeve van het milieu en dierenwelzijn niet uit de bedrijfsexploitatie kunnen worden bekostigd. In dit verband stelt de maatschap dat het wegvallen van de bestaansgrond van intensieve veehouderijbedrijven ook gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in andere bedrijfstakken. Tegen deze achtergrond vraagt de maatschap aan de provincie om de belangen van ondernemers op het platteland serieus te nemen door ruimte te bieden voor een duurzame ontwikkeling.
10. De heer A.M. Heijs te Oldekerk De heer Heijs exploiteert aan het Hoendiep 6 te Oldekerk een pluimveebedrijf met ouderdieren van vleeskuikens. Tegen de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening maakt hij bezwaar, omdat hij op grond hiervan zijn concrete uitbreidingsplannen niet kan uitvoeren. In dit verband wordt erop gewezen dat al een vergunning is aangevraagd voor de bouwvan twee pluimveestallen. De bouwvan deze stallen is noodzakelijk om te voldoen aan het Besluit Huisvesting. Verder is reeds overleg gaande met de gemeente Grootegast om de noodzakelijke uitbreiding van het bouwperceel planologisch mogelijk te maken. Verzocht wordt dit uitbreidingsplan te respecteren.
Verder wijst de heer Heijs erop dat het uitbreiden van de stalvloeroppervlakte ter verbetering van het dierenwelzijn met extra kosten gepaard gaat. Dergelijke kosten kunnen volgens hem niet opgebracht worden als het aantal dieren niet mag toenemen. De voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening leidt naar zijn mening op termijn dan ook tot de situatie dat een rendabele veehouderij niet meer mogelijk is. Hij vreest dat de economische functie van het platteland daardoor zal worden aangetast en dat het landschap uiteindelijk zal verpauperen. Volgens de heer Heijs kan het ontstaan van grootschalige intensieve veehouderijbedrijven voldoende worden tegengaan door de oppervlakte van bouwpercelen te limiteren en aanvullende eisen te stellen aan de verschijningsvorm en landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen. Voor eventueel te lijden schade wordt de provincie reeds op voorhand aansprakelijk gesteld. Verder kan de heer Heijs zich er niet in vinden dat zijn bedrijfsperceel tot het witte gebied is gerekend. Naar zijn mening ligt aan deze typering van het gebied geen deugdelijk feitenonderzoek ten grondslag maar is sprake van volsterkte willekeur. Verder acht hij het onjuist dat zijn bedrijf is aangemerkt als niet-volwaardig bedrijf. In dit verband wijst hij erop dat het bedrijf beschikt over een milieuvergunning voor het houden van 39.000 stuks pluimvee (ouderdieren van vleeskuikens). Volgens het POP (bijlage 14) is reeds sprake van een volwaardig bedrijf bij het houden van minimaal 11.000 ouderdieren.. 11. Familie P. Kunst te Beerta De kaart met intensieve veehouderijbedrijven is niet compleet, aldus de familie. Het bedrijf ontbreekt op de kaart. De familie meent dat het beleid derhalve onzorgvuldig tot stand is gekomen. De wens bestaat het gebruik van de bestaande stal te continueren. 12. Natuur en Milieufederatie Groningen (NMF) De NMF geeft aan van oudsher zeer betrokken te zijn bij het onderwerp intensieve veehouderij. De NMF is van mening dat voor de instandhouding van een landschap met belangrijke natuurwaarden en toeristische mogelijkheden een gezond agrarisch bedrijfsleven van groot belang is. Ongeremde uitbreiding van intensieve veehouderij draagt niet bij aan het behoud van het landschap en levert wel de nodige maatschappelijke problemen en risico's op. De NMF stelt dat er op dit moment 302 intensieve veehouderijbedrijven zijn in de provincie, waarvan 134 niet volwaardige bedrijven. Deze bedrijven samen hebben vergunning voor het houden van 8,2 miljoen dieren, waarvan 1,4 miljoen bij niet volwaardige bedrijven. De NMF stelt dat als alle bedrijven gebruik maken van hun groeimogelijkheden dit kan leiden tot een zeer forse toename van het aantal dieren. De NMF stemt van harte in met de ontwerp-herziening, omdat uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven in de meest kwetsbare gebieden en rond de kernen niet meer wordt toegestaan, terwijl uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven in de overige gebieden aan een maximum wordt gebonden. De NMF is van mening dat deze herziening de agrarische sector niet op slot zet, omdat uitbreiding van andere agrarische bedrijven en uitbreiding van een aantal intensieve veehouderijbedrijven mogelijk blijft. Tenslotte geeft de NMF een aantal argumenten in overweging waaruit het belang van het beperken van de groei van de intensieve veehouderij blijkt. Ook heeft de NMF een beleidsalternatief opgesteld, dat als bijlage bij de brief is bijgevoegd. 13. Maatschap Glas te Loppersum De maatschap Glas, die een akkerbouwbedrijf met een pluimveebedrijf als neventak exploiteert, mist een reden voor het uitbreidingsverbod van haar bedrijf. De maatschap is van mening dat de voorgestelde regels voor uitbreiding van stallen ten behoeve van intensieve veehouderij arbitrair zijn. Het is haar onduidelijk waarom er bijvoorbeeld onderscheid gemaakt wordt in schuren voor aardappelen, koeien en kippen.
Ook vraagt de maatschap zich af waarom is gekozen voor een cirkel van een kilometer rond bebouwing. De maatschap wijst erop dat zij bezig is met een omschakelingsproces naar scharrelkippenvlees. In plaats van dertigduizend kuikens houdt het bedrijf nog vijftienduizend kuikens (tien kuikens per vierkante meter). Een tweede stap volgt komende zomer: dan wordt een overdekte buitenren gerealiseerd met een omvang van circa 25% van de huidige staloppervlakte. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning aangevraagd. Een mogelijke volgende stap zou kunnen zijn dat de maatschap het oorspronkelijke aantal kuikens gaat houden, maar dan volgens het scharrelconcept. Dit zou betekenen dat nog eens 125% aan staloppervlakte nodig zal zijn. De maatschap geeft aan dat de oppervlakte aan bebouwing ruim onder de vijfduizend vierkante meter zal blijven. De maatschap vraagt of de voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening deze uitbreidingsrichting nog mogelijk maakt. 14. Maatschap Hermelink te Ter Apel De maatschap Hermelink exploiteert een intensieve veehouderij aan de Moersloot 81 te Ter Apel. Zij is van mening dat het beleid van de provincie Groningen ondoordacht is en op incidentenpolitiek lijkt. De provincie biedt de intensieve veehouderij in de witte gebieden geen enkele ontwikkelingsruimte meer en mogelijkheden tot herplaatsing ontbreken. Volgens de maatschap is sprake van rechtsongelijkheid, omdat in tegenstelling tot uitplaatsingsmogelijkheden op basis van de Reconstructiewet, in de ontwerp-herziening in het geheel geen herplaatsingsmogelijkheid is opgenomen. Het verbod op uitbreiding is volgens de maatschap bovendien in strijd met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verwezen wordt naar de uitspraken van 4 september 2002 (19990048/1) en 30 januari 2002 (200100325/1). Hieruit volgt dat aan bestaande bedrijven voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om ook op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn. Er zal steeds een materiële aanleiding moeten zijn om beperkingen op te leggen. Verder is de maatschap van mening dat de indeling in drie zones onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarnaast komt een groot aantal intensieve veehouderijen niet voor in de inventarisatie. De gebiedenkaart is volgens de maatschap onvoldoende gedetailleerd. De ontwerp-herziening is daarom volgens de maatschap onzorgvuldig tot stand gekomen. De maatschap wijst erop dat in de motie van PS wordt gesteld dat overiast en aantasting van het woon- en leefklimaat moeten worden vermeden. Een generieke regeling zoals deze nu voorligt is naar de mening van de maatschap veel te rigide. Bestaande wetten, regels en besluiten bieden al voldoende bescherming om aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. De maatschap wijst er op dat uit recente jurisprudentie volgt dat in verspreiding van dierziekten geen aanleiding kan worden gezien om intensieve veehouderijen aan banden te leggen (uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van 1 december 2010 (200910297/1/R3) en 3 november 2010 (200909182/1/R2). Voorts wijst de maatschap erop dat in de motie wordt gesteld dat gestreefd moet worden naar een samenhang van functies als recreatie, toerisme en ruimtelijke kwaliteiten die gebieden kunnen versterken. In de ontwerp-herziening wordt hier geen nadere invulling aan gegeven. Ook is het de maatschap niet duidelijk hoe de samenhang in functies tot stand is gekomen, is beoordeeld en is verwerkt in het besluit. De ontwerp-herziening blijft volgens de maatschap in gebreke ten opzichte van de motie en is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen. Met betrekking tot de maatschappelijke discussie over Megastallen merkt de maatschap op dat recent door de staatssecretaris van EL&I is aangegeven dat in oktober 2011 eeq visie over dit thema gereed zal komen. Pas dan kunnen er volgens de staatssecretaris keuzes worden gemaakt omtrent de toekomstvan megastallen.
-7 Verder merkt de maatschap op dat geen aandacht is besteed aan de financiële gevolgen van deze beleidswijziging. Uitbreiding vanwege eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn is nog wel mogelijk. Een dergelijke uitbreiding is volgens de maatschap echter niet haalbaar zonder dat tegelijkertijd het aantal dieren wordt uitgebreid. In zoverre is het bepaalde in artikel 4.18, lid 4, van de ontwerp-herziening naar haar mening een farce. De maatschap betoogt dat zij in een planologisch nadelige positie zal komen vergeleken met het huidige beleid ten aanzien van intensieve veehouderij. Zij ziet zich dan ook genoodzaakt een verzoek om planschadevergoeding in te dienen. Al met al verzoekt de maatschap om de voorgenomen herziening dusdanig aan te passen dat uitbreiding van bestaande bedrijven mogelijk is en blijft, zodat ook in de toekomst een financieel rendabel bedrijf geëxploiteerd kan worden. Daarnaast verzoekt de maatschap om aanpassing van de zonering in de omgeving van haar bedrijf en wel zodanig dat het in het groene gebied komt te liggen. 15. De heerP.AG. Hendriks te TerApei De heer Hendriks exploiteert een varkenshouderij en een akkerbouwbedrijf aan de Moersloot 147 en 149 in Ter Apel. Hij geeft aan dat zijn bedrijf door de voorgenomen herziening van de verordening op slot wordt gezet. Volgens hem is het voor zijn bedrijf noodzakelijk dat het zich verder kan ontwikkelen. Stijgende kosten als gevolg van dierenwelzijn, milieu-eisen, volksgezondheid en voedselveiligheid kunnen alleen worden gecompenseerd door een toename van de bedrijfsomvang. Naar zijn mening is de voorgenomen herziening gebaseerd op emotie omdat Provinciale Staten uit ethische overwegingen de regels willen aanpassen. Verder wijst hij erop dat in verband met uitbreidingsplannen van het bedrijf keukentafelgesprekken zijn gevoerd. De provincie is in feite ruimtelijk gezien al akkoord gegaan met de uitbreidingsplannen. Daarom verzoekt hij om de tekst over het overgangsrecht te wijzigen en duidelijk te maken dat gevallen waarbij sprake is van afgeronde keukentafelgesprekken onder het overgangsrecht vallen. In zoverre verzoekt hij de provincie om de gemaakte afspraken na te komen. Tenslotte kondigt de heer Hendriks aan dat hij een schadeclaim zal indienen wanneer het voorgenomen beleid ongewijzigd wordt vastgesteld en de gegunde ruimte voor toekomstige bedrijfsontwikkeling daardoor teniet wordt gedaan. 16. Maatschap de Vries te Stedum De maatschap de Vries exploiteert een gemengd bedrijf met als neventak een vleeskuikenstal. Het bedrijf is op basis van de gebiedenkaart intensieve veehouderij gelegen in een wit gebied vanwege het feit dat het bedrijf binnen een kilometer van een woonkern gesitueerd is. De maatschap mist een onderbouwing voor de keuze van de gekozen afstand van duizend meter. Verder wordt opgemerkt dat door de provincie toestemming is vedeend voor de vestiging van een zeer groot melkveehouderijbedrijf met achthonderd koeien en bouwblok van 5,5 ha op een afstand van driehonderd meter afstand van het dorp Stedum. De maatschap vraagt zich af of dit geen intensieve veehouderij is. Daarnaast constateert zij dat een uitzondering is opgenomen voor biologische bedrijfsvoering. De vraag wordt gesteld waarom biologische intensieve veehouderij binnen een straal van 1 km van een dorp geen gevaar zou opleveren voor de volksgezondheid. De maatschap van mening dat de uitzondering voor biologisch intensieve veehouderij puur op emotionele grondslag is gebaseerd. Verder wijst zij erop dat de sector volop moet investeren in welzijn en milieu, maar dat nu de kans ontnomen wordt om zich verder te ontwikkelen. Volgens haar is een toename van de staloppervlakte noodzakelijk om tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Zonder een toename van het aantal dieren is de investering voor een uitbreiding van een stal nooit rond te krijgen. De maatschap is van mening dat het beleid ondoordacht en onnodig is omdat nieuwe vestigingen al jaren niet mogelijk zijn. Zij vindt dat bestaande bedrijven de ruimte moeten krijgen. Aangekondigd
8wordt dat een schadeclaim zal worden ingediend wanneer de voorgenomen herziening ongewijzigd wordt vastgesteld. 17. Familie De Haan te Bellingwolde (De brief is twee keer, ondeding enigszins afwijkend, ingediend.) De familie De Haan exploiteert een varkensbedrijf met een omvang van 360 fokzeugen. Het bedrijf is gelegen in wit gebied, met als gevolg dat na inwerkingtreding van het voorgenomen nieuwe beleid geen uitbreiding meer mogelijk is. De familie heeft het bedrijf in 2007 gekocht. Destijds behoorde uitbreiding nog tot de mogelijkheden. De familie stelt grote schade te leiden als gevolg van de voorgenomen beleidswijziging. Naar de mening van de familie is de ruimte die wordt geboden voor uitbreiding van de stalvloeroppervlakte ten behoeve van milieu en dierenwelzijn niet realistisch omdat de kosten van een dergelijke uitbreiding niet betaalbaar zijn zonder een bepaalde uitbreiding van de bedrijfsomvang. Het restrictieve provinciale beleid haalt de dynamiek uit de sector en zet ook het vliegwiel voor investeringen in milieu en welzijn stil. Er wordt op gewezen dat het bedrijf moet voldoen aan de milieueisen in het kader van het ammoniakactieplan. Met het oog daarop wil de familie het bedrijf via intern salderen laten voldoen aan de ammoniakregelgeving Deze mogelijkheid wordt geboden door de Wet Ammoniak en Veehouderij. Door het bouwen van een zeer emissiearme stal zal de emissie van het bedrijf als geheel flink afnemen. Volgens de familie dwarsboomt het nieuwe beleidde uitvoenng van de landelijke eis van ammoniakreductie omdat het voldoen aan deze eis bedrijfseconomisch alleen haalbaar is in combinatie met uitbreiding. De familie vindt dat door de voorgenomen herziening sprake is van rechtsongelijkheid ten opzichte van collega veehouders in andere provincies. Er wordt voorts op gewezen dat de gemeente inmiddels akkoord is gegaan met het bouwplan voor uitbreiding. De familie vindt het uiterst vreemd dat de provincie de gemeente dreigt te overrulen. Dit past volgens haar niet bij een decentrale ruimtelijke ordening. De familie mist een motivering voor de aangehouden grens van één kilometer ten opzichte van kernen. Zij is van mening dat de gezondheidseffecten van nabijheid van IV-bedrijven nog volop in onderzoek is en begrijpt niet dat de provincie hier zwaar ingrijpend beleid op voert. De familie vraagt zich af welk voortschrijdend inzicht deze in haar ogen enorme koerswijziging rechtvaardigt. Zij heeft het gevoel slachtoffer te worden van (populistische) politiek waarvoor een deugdelijke motivering ontbreekt. De familie stelt dat wanneer dit beleid ongewijzigd wordt ingevoerd wordt, de bestaande ruimte voor bedrijfsontwikkeling en ruimte om aan milieu- en welzijnseisen te kunnen voldoen worden weggenomen en dat dit grote financiële schade zal veroorzaken. De familie zal die planschade verhalen op de provincie. 18. Familie De Groot te Kiel Windeweer De familie De Groot exploiteert een bedrijf dat is gelegen in groen gebied. In groen gebied mag de stalvloeroppervlakte maximaal 7500 vierkante meter bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte in het geval deze groter is dan 7500 vierkante meter. Er wordt op gewezen dat de huidige oppervlakte van het bedrijf (aanwezig en vergaand in procedure) meer bedraagt dan 7500 vierkante meter met als gevolg dat het bedrijf op slot wordt gezet. Verder wordt erop gewezen dat ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf keukentafelgesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij ook rekening is gehouden met toekomstige ontwikkeling. Hier heeft de provincie mee ingestemd. Deze uitbreiding werd door provinciale medewerkers ruimtelijk gezien op deze bedrijfslocatie aanvaardbaar gevonden. De familie is van mening dat de provincie de gemaakte afspraken moet nakomen en de planologische mogelijkheid moet bieden voor de toekomstige uitbreiding.
9Los daarvan vindt de familie het bijzonder vreemd dat na invoering van het nieuwe beleid uitbreiding niet meer mogelijk is. Zij vraagt welke nieuwe en ruimtelijke relevante argumenten daartoe noodzaken. Naar haar mening zijn deze argumenten niet aanwezig en is het nieuwe beleid voortgekomen uit politiek-ethische overwegingen. Wanneer het beleid ongewijzigd wordt vastgesteld wordt de gegunde ruimte voor toekomstige bedrijfsontwikkeling teniet gedaan, hetgeen financiële schade veroorzaken. Aangekondigd wordt dat deze schade op de provincie zal worden verhaald.. 19. Familie Lesterhuis-Van der Meijden te Holwierde De familie Lesterhuis-Van der Meijden maakt bezwaar tegen het voornemen van Provinciale Staten om biologische bedrijven op slot te zetten. Zij vraagt om aan te geven welke argumenten aan dit voornemen ten grondslag liggen. 20. Gemeente Beiiingwedde B&W zijn van mening dat er regels moeten worden gesteld om een ongebreidelde groei van IVbedrijven te voorkomen, maar de voorgestelde wijze in de ontwerp-herziening is volgens hen niet de juiste manier. B&W missen een onderbouwing voor deze beleidswijziging. B&W zijn van mening dat een in hun ogen op emoties gebaseerde weerstand tegen intensieve veehouderijbedrijven geen reden mag zijn voor een strakkere ruimtelijke regelgeving. B&W zijn van mening dat de ontwerp-herziening zal leiden tot een sanering van een groot aantal bedrijven. Als gevolg daarvan vrezen zij voor een toename van mestaanvoer met alle negatieve gevolgen van dien. Ook verwachten zij een afname van de werkgelegenheid. B&W stelt dat noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van milieu alleen rendabel zijn bij een vergroting van het aantal dieren. In de ontwerp-herziening is dit niet mogelijk. B&W zijn van mening dat het provinciale beleid consequent en consistent moet zijn. Daar is volgens B&W de afgelopen jaren geen sprake van geweest: tot medio jaren 90 waren IV-bedrijven van harte welkom in de provincie, daarna werd een streng (intenm)beleid vastgesteld, vervolgens werden de mogelijkheden weer aanzienlijk verruimd. Bij de vaststelling van de omgevingsverordening zijn de regels weer behoodijk aangescherpt en met de ontwerp-herziening heeft nog een nadere aanscherping plaatsgevonden. B&W vragen zich af hoe de feitelijke gebiedsindeling heeft plaatsgevonden. Verder stellen zij dat het toegepaste afstandscriterium van duizend meter, indien dit uit oogpunt van volksgezondheidsrisico's is gehanteerd, niet op wetenschappelijk onderzoek kan zijn gebaseerd en daarmee in strijd is met artikel 3.46 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. B&W vragen zich af waarom de kaart afwijkt van de kaart, zoals die in de nota "Agrarische bouwblokken en landschap" is opgenomen. De maatwerkbenadering kan volgens B&W aan alle ruimtelijke bezwaren die kleven aan IV tegemoet komen. B&W verkiezen de maatwerkbenadering boven de ontwerp-herziening Volgens B&W ontbreekt de wetenschappelijke basis wat betreft de volksgezondheidsaspecten van intensieve veehouderij op omwonenden. De dierenwelzijnaspecten zijn via andere (hogere) regelgeving geborgd. Wat betreft deze beleidsvelden is er volgens B&W geen rol weggelegd voor de provincie en zeker niet via het haar ter beschikking staande ruimtelijke instrumentanum. B&W zijn van mening dat er strijd ontstaat met artikel 3:3 van de Awb. B&W missen een duidelijke visie over het fenomeen intensieve veehouderij.
-10 B&W vindt dat het overgangsrecht in overeenstemming dient te worden gebracht met datgene wat eerder is toegezegd, namelijk dat indien een uitbreiding reeds in procedure is gebracht (keukentafelgesprekken) dit plan op basis van het toen geldende beleid zal worden behandeld. 21. Gemeente Loppersum De veranderende markt en het feit dat op grond van de milieuwetgeving intensieve veehouderijbedrijven moeten voldoen aan aangescherpte richtlijnen heeft als gevolg dat er kostbare voorzieningen aan stallen moeten worden getroffen. B&W stelt dat deze investering vaak alleen rendabel zijn bij een vergroting van het aantal dieren. Datzelfde geldt in hun opinie voor initiatieven in het belang van dierenwelzijn en milieu. B&W meent dat het economische perspectief van bestaande bedrijven wordt aangetast door de ontwerp-herziening. Wanneer bedrijven niet meer rendabel kunnen worden gemoderniseerd bestaat volgens B&W de kans dat de veehouderijtak wordt afgestoten met als gevolg leegstand en verpaupering. B&W meent dat afstoting leidt tot meer mesttransporten, wat negatieve gevolgen zal hebben voor het energieverbruik en de emissie broeikasgassen, en zal leiden tot een onnodige belasting van het wegennet. B&W geeft aan dat sinds de vaststelling van de nota "Agrarische bouwblokken en landschap" gewerkt wordt volgens de maatwerkbenadering. Schaalvergroting gaat altijd gepaard met maatwerk en zorgvuldige landschappelijke inpassing. Provinciale Staten willen, om aantasting van het landschap, het woonmilieu en toenstisch-recreatieve functies door intensieve veehouderij te voorkomen, de verordening aanpassen. Het is B&W niet duidelijk geworden waarom intensieve veehouderijen op basis van deze motivering op slot worden gezet. B&W vragen zich af waarom de kaart afwijkt van de kaart, zoals die in de nota "Agransche bouwblokken en landschap" is opgenomen. Het is niet inzichtelijk gemaakt hoe de afweging tot de voorgestelde gebiedsindeling heeft plaatsgevonden. Ook achten zij de gebiedenkaart door de gebruikte schaal niet goed raadpleegbaar. 22. Maatschap Becker te Nieuwe Pekela De maatschap Becker exploiteert een vleesveebedrijf, waar rosékalveren worden gehouden. De maatschap vraagt of het bedrijf wel onder de ontwerp-herziening valt omdat deze diercategorie op grond van het mestbeleid onder de graasdierennorm valt. De maatschap geeft aan dat hun bedrijf niet op de gebiedenkaart is aangegeven. Daaruit trekt de maatschap de conclusie dat het bedrijf niet onder de regeling ten aanzien van IV valt. De maatschap kan de argumentatie van Provinciale Staten voor deze beleidsherziening ter bescherming van het landschap, het woonmilieu en toeristisch-recreatieve functie niet rijmen met de reeds bestaande wetgeving. De maatschap vraagt zich af waarom er een onderscheid is gemaakt in gebouwen ten behoeve van IV en rundveehouderij. De maatschap stelt dat noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van milieu alleen rendabel zijn bij een vergroting van het aantal dieren. In de ontwerp-herziening is dit niet mogelijk. De maatschap stelt duidelijke uitbreidingsplannen te hebben om ook naar de toekomst toe een rendabele vleestak te behouden. De maatschap is, naar hun zeggen door fouten bij de verlening van de milieuvergunning, in de huidige omvang gebleven. Daarom wordt bevestiging gevraagd dat deze diercategorie niet onder de regeling valt en niet geconfronteerd wordt met drastische maatregelen.
11 Er bestaat volgens de maatschap al wetgeving ter bescherming van het landschap, woonmilieu en toeristisch-recreatieve functies. Er wordt bij nieuwbouw al stilgestaan bij de landschappelijke inpassing. Een nieuwe regeling leidt tot extra administratieve lasten. 23. De heer H.J.B. Becker te Nieuwe Pekela De heer Becker exploiteert aan de Tilstraat KI te Nieuwe Pekela een gemengd bedrijf met akkerbouw, vleesstieren en vleeskalveren. Het perceel is gedeeltelijk bebouwd met bedrijfsgebouwen. Het bedrijf is gelegen in wit gebied. De heer. Becker stelt concrete plannen te hebben om de bedrijfstak intensieve veehouderij verder uit te breiden. De ontwerp-herziening maakt uitvoering van deze plannen onmogelijk. Dit is voor de heer Becker onaanvaardbaar. Hij acht de uitbreiding noodzakelijk om voldoende continuïteit te waarborgen om in de toekomst op doelmatige en duurzame wijze het bedrijf te exploiteren. Gelet op ontwikkelingen in de vleesveehouderij acht de heer Becker het niet mogelijk om met hetzelfde aantal dieren een renderend bedrijf uit te oefenen. 24. Paul Jansen, Director Corporate Public Affairs Agro van VION food te Eindhoven VION food maakt bezwaar tegen de ontwerp-herziening. VION meent dat de ontwerp-herziening de veehouders het perspectief op een integraal (ecologisch, economisch en sociaal) duurzame ontwikkelingvan hun bedrijf ontneemt. 25. Harva vof te Vlagtwedde De heer Leijen (Harva) uit zijn zorg over de toekomst van zijn bedrijf. Hij stelt dat de gebiedenkaart met de daarop aangegeven intensieve veehouderijbedrijven niet klopt Veel bedrijven zijn niet aangegeven op de kaart. Verder geeft het bedrijf aan dat de stippen dusdanig groot zijn dat het in een aantal situaties onduidelijk is of bedrijven in wit of groen gebied liggen. Harva is van mening dat de gebiedsindeling in witte, gele en groene gebieden onvoldoende onderzocht en gemotiveerd is. De zonering komt niet overeen met kaarten uit het POP waarop landschapsontwikkelingszones en recreatieve functies zijn aangeduid. Tevens ontbreekt de onderbouwing van een zonering van duizend meter rondom woongebieden. Harva is van mening dat het niet terecht is dat intensieve veehouderij wordt 'gebruikt' om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beschermen. Gebouwen ten behoeve van akkerbouw en melkveehouderijen zijn vaak hoger en kolossaler dan een varkensstal. Harva vinden dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Het bedrijf is van mening dat de maatschappelijke weerstand tegen intensieve veehouderij puur gebaseerd is op de emotie van (een kleine groep) burgers en dat de daadwerkelijke hinder van intensieve veehouderijen op natuur, recreatie en omwonenden al door landelijke wet- en regelgeving wordt beperkt en in de hand gehouden. In de brief van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten is aangekondigd dat 18 februan de voordracht aan PS wordt aangeleverd. Harva heeft de indruk dat het besluit al vaststaat, voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld en afgewogen. Het bedrijf is van mening dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is, er te weinig onderzoek is gedaan voorafgaand aan het besluit en dat daarmee het besluit onzorgvuldig tot stand komt Het bedrijf is gelegen in wit gebied, het bedrijf kan zich dus niet verder ontwikkelen. Noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu zijn volgens Harva alleen rendabel bij een vergroting van het aantal dieren. In de ontwerp-herziening is dit niet mogelijk. Harva is van mening dat de nieuwe regels zullen leiden tot het verdwijnen van de varkenshouderij uit de provincie. A s gevolg daarvan vrezen zij voor een toename van de mestaanvoer met alle gevolgen van dien.
-12 Harva is van mening dat de nieuwe regels getuigen van inconsequent en onbehoodijk bestuur. In het POP is tenslotte aangegeven dat er ontwikkelingskansen worden geboden aan bestaande intensieve veehouderijen. De ontwerp-herziening kent geen ontheffingsbepaling of afwijkingsmogelijkheid. Daarmee zit het bedrijf voor altijd op slot Het feit dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden meer zijn leidt volgens Harva tot een enorme schadepost. Planschade zal verhaald worden op de provincie. 26. Tange bv te Sellingen De heer en mevrouw Leijen (Tange) uiten hun zorg over de toekomst van hun bedrijf. Tange geeft aan dat de gebiedenkaart met de daarop aangegeven intensieve veehouderijbedrijven niet klopt. Veel bedrijven zijn niet aangegeven op de kaart. Verder geeft Tange aan dat de stippen dusdanig groot zijn dat het in een aantal situaties onduidelijk is of bedrijven in wit of groen gebied liggen. Reclamanten zijn van mening dat de gebiedsindeling in witte, gele en groene gebieden onvoldoende onderzocht en gemotiveerd is. De zonering komt niet overeen met kaarten uit het POP waarop landschapsontwikkelingszones en recreatieve functies zijn aangeduid. Tevens ontbreekt de onderbouwing van een zonering van duizend meter rondom woongebieden. Tange is van mening dat het niet terecht is dat intensieve veehouderij wordt 'gebruikt' om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beschermen. Gebouwen tbv akkerbouw en melkveehouderijen zijn vaak hoger en kolossaler dan een varkensstal. Het bedrijf vindt dat sprake is van rechtsongelijkheid. Tange is van mening dat de maatschappelijke weerstand tegen intensieve veehouderij puur gebaseerd is op de emotie van (een kleine groep) burgers. De daadwerkelijke hinder van intensieve veehouderijen op natuur, recreatie en omwonenden wordt al door landelijke wet- en regelgeving beperkt en in de hand gehouden. In de brief van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten is aangekondigd dat 18 februan de voordracht aan Provinciale Staten wordt aangeleverd. Tange heeft de indruk dat het besluit al vaststaat, voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld en afgewogen. Reclamanten zijn van mening dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is, er te weinig onderzoek is gedaan voorafgaand aan het besluit en dat daarmee het besluit onzorgvuldig tot stand komt Het bedrijf is gelegen in wit gebied en kan zich dus niet verder ontwikkelen. Noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu zijn volgens Tange alleen rendabel bij een vergroting van het aantal dieren. In de ontwerp-herziening is dit niet mogelijk. Het bedrijf is van mening dat de nieuwe regels zullen leiden tot het verdwijnen van de varkenshouderij uit de provincie. A s gevolg daarvan vreest het voor een toename van de mestaanvoer met alle gevolgen van dien. Tange is van mening dat de nieuwe regels getuigen van inconsequent en onbehoodijk bestuur. In het POP is tenslotte aangegeven dat er ontwikkelingskansen worden geboden aan bestaande intensieve veehouderijen. De ontwerp-herziening kent geen ontheffingsbepaling of afwijkingsmogelijkheid. Daarmee zit het bedrijf voor altijd op slot. Het feit dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden meer zijn leidt volgens Tange tot een enorme schadepost. Planschade zal verhaald worden op de provincie. 27. De heer B. van der Wal te Alteveer De heer Van der Wal exploiteert een intensieve veehouderij aan de Hochterweg 1 te Ateveer. Hij is van mening dat het beleid van de provincie Groningen ondoordacht is en op incidentenpolitiek lijkt. De provincie biedt de intensieve veehouderij in de witte gebieden geen enkele ontwikkelingsruimte meer, en mogelijkheden tot herplaatsing ontbreken. Volgens de maatschap is
-13sprake van rechtsongelijkheid, omdat in tegenstelling tot uitplaatsingsmogelijkheden op basis van de Reconstructiewet, in de ontwerp-herziening in het geheel geen herplaatsingsmogelijkheid is opgenomen. Het verbod op uitbreiding is volgens de heer Van der Wal in strijd met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verwezen wordt naar de uitspraken van 4 september 2002 (19990048/1) en 30 januari 2002 (200100325/1). Hieruit volgt dat aan bestaande bedrijven voldoende mogelijkheden moet worden geboden om ook op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn. Er zal steeds een matenële aanleiding moeten zijn om beperkingen op te leggen. Door middel van een grofmazige systematiek is tot een indeling dne zones gekomen. Naar mening van de heer Van der Wal is de zonenng onzorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast komt een groot aantal intensieve veehouderijen niet voor in de inventarisatie. De gebiedenkaart is onvoldoende gedetailleerd. De ontwerp-herziening is volgens de maatschap onzorgvuldig tot stand gekomen. In de motie wordt gesteld dat overlast en aantasting van het woon- en leefklimaat moet worden vermeden. Een generieke regeling zoals deze nu voorligt is naar de mening van reclamant veel te rigide. Bestaande wetten, regels en besluiten bieden al voldoende bescherming om aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. De heer Van der Wal meent dat uit recente jurisprudentie volgt dat in verspreiding van dierziekten geen aanleiding kan worden gezien om intensieve veehouderijen aan banden te leggen (uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van 1 december 2010 (200910297/1/R3) en 3 november 2010 (200909182/1/R2). In de motie van Provinciale Staten wordt gesteld dat gestreefd moet worden naar een samenhang van functies als recreatie, toensme en ruimtelijke kwaliteiten die gebieden kunnen versterken. In de ontwerp-herziening wordt hier geen nadere invulling aan gegeven. Ook is niet duidelijk hoe de samenhang in functies tot stand is gekomen, beoordeeld zijn en verwerkt in het besluit De ontwerpherziening blijft volgens reclamant in gebreke ten opzichte van de motie; de ontwerp-herziening is onzorgvuldig tot stand gekomen. Met betrekking tot de maatschappelijke discussie over megastallen merkt reclamant op dat recent door de staatssecretaris van EL& I is aangegeven dat in oktober 2011 een visie over dit thema gereed zal komen. Pas dan kunnen er volgens de staatssecretaris keuzes worden gemaakt omtrent de toekomstvan megastallen. Verder merkt de heer Van der Wal op dat geen aandacht is besteed aan de financiële gevolgen van deze beleidswijziging. Uitbreidingen vanwege eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn zijn nog wel mogelijk. Een dergelijke aanpassing is volgens hem echter niet haalbaar zonder dat tegelijkertijd het aantal dieren wordt uitgebreid. In zoverre acht hij het bepaalde in artikel 4.18, lid 4, van de ontwerp-herziening een farce. De heer Van der Wal geeft aan in een planologisch nadelige positie te komen vergeleken met het beleid ten aanzien van intensieve veehouderij uit de omgevingsverordening. Reclamant ziet zich dan ook genoodzaakt een verzoek om planschadevergoeding in te dienen. Samenvattend: de heer Van der Wal verzoekt om de herziening dusdanig aan te passen dat uitbreiding van bestaande bedrijven mogelijk is en blijft zodat ook in de toekomst een financieel rendabel bedrijf geëxploiteerd kan worden. 28. De heer F. Buining te Kropswoide De heer Buining exploiteert een akkerbouwbedrijf. Het bedrijf is op grond van de gebiedenkaart gelegen in wit gebied. De heer Buining heeft ernstige bezwaren tegen het feit dat hij geen mogelijkheden heeft ooit een intensieve veehouderijtak te beginnen of in de toekomst een andere bedrijfsvoering mogelijk te maken. Hij verzoekt de provincie om de ruimte en de mogelijkheden te bieden voor een levensvatbaar bedrijf met ontwikkelingsmogelijkheden.
14 Hij meent dat de onmogelijkheid te verbreden met veehouderijtak het akkerbouwbedrijf eenzijdig en kwetsbaar maakt De heer Buining verzoekt het herzieningsvoorstel in te trekken. De huidige regelgeving biedt volgens hem voldoende waarborgen voor een leefbaar, sociaal en economisch rendabel platteland. Hij zal een schadeclaim indienen als de herziening in ongewijzigde vorm wordt vastgesteld. 29. De familie B. en J.J.B. Goense te Krewerd De familie Goense oefent een akkerbouwbedrijf uit met als neventak een vleeskuikenhouderij aan de KI oosterweg 4 te Krewerd. Zij verzet zich tegen de ontwerp-herziening, omdat dit vergaande gevolgen voor hun bedrijf heeft De ontwerp-herziening leidt er namelijk toe dat zij hun neventak niet meer kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden, wat volgens hen leidt tot schade. Volgens de familie Goense leidt het voorgenomen verbod op uitbreiding tot verschraling van het agrarische landschap, de dynamiek, economische ontwikkelingen en de leefbaarheid van het platteland. Zij vraagt zich af waarop de gezondheidsrisico's en de hindercirkels op de kaart zijn gebaseerd. Gewezen wordt op de tussenrapportage van 21 januan 2011 van de Universiteit Utrecht en het RIVM (naam rapportage: Mogelijke effecten van bedrijven met intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden), waaruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn van schadelijke effecten op de gezondheid van omwonenden. Ten slotte vraagt de familie Goense zich af of de provincie tegen gemengde bedrijven is en of vleeskuikenproduktie milieubelastender is dan andere vormen van veehouderij 30. De Nederlandse organisatie van pluimveehouders (NOP) te Zoetermeer De NOP verzet zich tegen de ontwerp-herziening, omdat daarmee de ontwikkeling van de pluimveesector in de provincie Groningen op slot wordt gezet, wat er volgens de NOP toe leidt dat maatschappelijk gewenste ontwikkelingen, zoals dier- en milieuvriendelijke stalsystemen, niet mogelijk worden gemaakt. Uit oogpunt van een rendabele bedrijfsvoenng acht de NOP groei van bedrijven noodzakelijk. A s dat is uitgesloten, verdwijnt de financiële draagkracht voor kennis en innovatie van nieuwe ontwikkelingen. Overigens stelt de NOP dat ook andere bedrijfstakken, zoals transporteurs, veevoederbedrijven, graantelers en dierenartsen profiteren van financieel gezonde pluimveehouderijbedrijven. 31. De gemeente De Mame Burgemeester en Wethouders zijn ingenomen met de beleidswijziging met betrekking tot intensieve veehouderij in de ontwerp-herziening. Zij kunnen echter niet zondermeer met de ontwerp-herziening instemmen, omdat niet duidelijk is met welke gebieden bij de zonering rekening is gehouden,welke afstanden zijn gehanteerd en waarop deze afstanden zijn gebaseerd. 32. LTO-Noord te Drachten LTO-Noord kan niet instemmen met de ontwerp-herziening. Hiertoe worden de volgende redenen aangevoerd.
15 LTO-Noord meent dat de zonering onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het acht het onderzoek te globaal van aard geweest. Een groot aantal intensieve veehouderijbedrijven komt niet in de inventarisatie voor. Het voorgenomen beleid leidt tot het op slot zetten van een groot aantal bedrijven, wat LTO-Noord in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening. LTO-Noord stelt dat volgens vaste junsprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan bestaande bedrijven in beginsel voldoende mogelijkheden dienen te worden geboden om ook op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn (uitspraak 4 september 2002, nummer 199900480/1). Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zal er steeds een materiële aanleiding moeten zijn om beperkingen aan bedrijven op te leggen (uitspraak 30 januari 2002, nummer 200100325/1. In dit geval is volgens LTO-Noord op dit punt geen, althans onvoldoende onderzoek gedaan. De ontwerp-herziening lijkt volgens LTO-Noord te zijn ingegeven door de huidige maatschappelijk discussie over de ethische aspecten van megastallen en het nsico van de verspreiding van dierziekten. LTO-Noord stelt dat, volgens de meest recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in het risico van de verspreiding van dierziekten geen aanleiding kan worden gezien om de intensieve veehouderij aan banden te leggen (uitspraak 1 december 2010, nummer 200910297/1/R3 en 3 november 2010, nummer 200909182/1/R2). Met betrekking tot de maatschappelijke discussie, acht LTO-Noord het van belang te wijzen op de aankondiging van de Staatsecretaris van EL&I, dat hij in oktober met een visie over megastallen komt. Pas dan kunnen er keuzes worden gemaakt over de toekomst van deze stallen, volgens de Staatssecretaris. Naast een matenële aanleiding voor een beperking, vindt LTO-Noord dat ook nagegaan dient te worden of het financiële nadeel aan de kant van de veehouders gecompenseerd wordt, waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 september 2003. Uitbreiding die noodzakelijk is vanwege eisen op het punt van milieu en dierenwelzijn is weliswaar mogelijk, maar LTO-Noord stelt dat dit bedrijfseconomisch alleen haalbaar is als tegelijkertijd wordt uitgebreid. LTO-Noord acht artikel 4.18, lid 4, van de ontwerp-herziening een wassen neus. Omdat verplaatsing naar een ander gebied geen optie is - nieuvwestiging is immers uitgesloten - komt de ontwerpherziening in feite neer op een koude sanering. De ontwerp-herziening verschilt dan ook op een belangrijk punt met de sanering in de rest van Nededand. In dit verband wijst LTO-Noord op de concentratiegebieden (de reconstructiegebieden). Hier wordt een koude sanering voorkomen. Een koude sanering leidt er volgens LTO-Noord toe dat investeringen in bijvoorbeeld milieumaatregelen achterwege blijven, waarvan de burger de dupe wordt (denk aan geurhinder). Als de ontwerp-herziening in werking treedt komen veel intensieve veehouders in een planologisch nadeliger positie. LTO-Noord meent dat de veehouders, als gevolg van de rechtstreekse werking genoodzaakt zijn om een verzoek om planschadevergoeding in te dienen, dat voor rekening van de provincie komt. 33. Varkenshouderij Elshof BV De heer Elshof oefent op drie locaties een varkenshouderijbedrijf uit, te weten: a. aan de Beldam 2 te Noodwijk, waar ca. 500 vleesvarkens worden gehouden, 'wit gebied' b. aan de Zethuisterweg 2 te Marum, waar ca. 900 vleesvarkens worden gehouden, en c. aan de Trimuntenweg 1 B te Marum, waar ca. 560 zeugen en 2900 vleesvarkens worden gehouden. De heer Elshof maakt ernstig bezwaar tegen de ontwerp-herziening, omdat als gevolg van het verbod op uitbreiding, het voortbestaan in gevaar is. Noodzakelijk investenngen in verband met eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn zijn alleen rendabel als ook het aantal dieren toeneemt. In de
-16 ontwerp-herziening is dit niet mogelijk. In zoverre is het bepaalde in artikel 4.18, lid 4, van de ontwerpherziening een farce. Volgens de heer Elshof is sprake van rechtsongelijkheid, omdat in tegenstelling tot uitplaatsingsmogelijkheden op basis van de Reconstructiewet, in de ontwerp-herziening in het geheel geen herplaatsingsmogelijkheid is opgenomen. Het verbod op uitbreiding is volgens de heer Elshof in strijd met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verwezen wordt naar de uitspraken van 4 september 2002 (199900480/1) en 30 januari 2002 (200100325/1). Hieruit volgt dat aan bestaande bedrijven voldoende mogelijkheden moet worden geboden om ook op termijn levensvatbaar en rendabel te kunnen zijn. Er zal steeds een matenële aanleiding moeten zijn om beperkingen op te leggen. Volgens de heer Elshof is in dit geval hiernaar onvoldoende onderzoek verncht. In zoverre is de ontwerp-herziening onzorgvuldig tot stand gekomen. De heer Elshof wijst er op, dat uit recente junsprudentie volgt, dat in de verspreiding van dierziekten geen aanleiding kan worden gezien om intensieve veehouderijen aan banden te leggen. Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van 1 december 2010 (200910297/1/R3). Bestaande wetten en regels bieden al voldoende bescherming om aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Volgens de heer Elshof is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de financiële gevolgen van de ontwerp-herziening voor de bedrijven. Ten slotte ziet de heer Elshof zich genoodzaakt om als gevolg van de rechtstreeks werkende regels een schadeclaim in te dienen. 34. De heer C. Boonman te Vlagtwedde De heer Boonman oefent een varkenshouderijbedrijf met drieduizend vleesvarkens uit aan de Boertangerstraat 4 te Vlagtwedde, dat is gelegen in 'wit gebied'. De heer Boonman maakt bezwaar tegen de ontwerp-herziening. De redenen hiervoor zijn gelijk aan die van Elshof (nummer 32). 35. Maatschap F.P. Bos en M.A.J. Bos-Vergeer te Wedde Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investenng kan volgens de heer en mevrouw Bos alleen worden terugverdiend door uitbreiding van het bedrijf. Nu dit ten gevolge van het voorgenomen beleid niet meer kan menen zij dat de vitaliteit van de landbouw zal afnemen, hetgeen ook een negatief effect op het landschap zal hebben. Schaalvergroting kom je overal in de maatschappij tegen. Zij vragen zich af waarom het bij intensieve veehouderijen een ongewenste ontwikkeling is. Onder meer vanwege welzijnseisen en het Besluit Huisvesting moeten op korte termijn investeringen worden gedaan. Nu niet kan worden uitgebreid kunnen die investeringen niet worden terugverdiend. Dat zou kunnen inhouden dat het bedrijf uitedijk 31 december 2012 wordt gesloten. In de Reconstructiewet is voor Concentratiegebieden een uitplaatsingsmogelijkheid opgenomen naar landbouwontwikkelingsgebieden, waar nieuwvestiging en uitbreiding mogelijk is. Uitplaatsing wordt door de overheid financieel mogelijk gemaakt. Het voorgenomen IV-beleid is volgens de maatschap qua effect vergelijkbaar, maar ontbeert een regeling, waardoor sprake is van rechtsongelijkheid. Een groot deel van de bestaande IV bedrijven komt niet voor in de inventarisatie. Het onderzoek is daarmee volgens de maatschap te globaal en onzorgvuldig. Ook is bij een aantal bedrijven onduidelijk in welk gebied ze liggen. Tevens mist de maatschap een deugdelijke onderbouwing van de bufferzones rond dorpen. De Staatssecretaris van EL&I heeft aangegeven dat in oktober 2011 met een visie op het thema megastallen wordt gekomen. Pas dan worden keuzes gemaakt omtrent de toekomst van deze stallen.
17 Met het voorgenomen IV-beleid loopt Groningen volgens de heer en mevrouw Bos op de uitkomst van die discussie vooruit. Op grond van het van kracht zijnde provinciaal beleid (art. 4.18 Ov) heeft het bedrijf uitbreidingsmogelijkheden. Onder het nieuwe IV-beleid vervallen de uitbreidingsmogelijkheden. Gelet op de grote nadelige effecten van de planologische wijziging zal een verzoek om planschade worden ingediend. De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft volgens de heer en mevrouw Bos geen aanleiding om de intensieve veehouderij aan banden te leggen ter voorkoming van de verspreiding van dierziektes. 36. Maatschap Manning en Manning-Meijer te Ter Apelkanaal De maatschap oefent een varkenshouderijbedrijf uit met 200 zeugen aan de Tussenbeetseweg 21 te Ter Apelkanaal dat is gelegen in 'wit gebied' De maatschap kan niet instemmen met de ontwerp-herziening. De redenen zijn gelijk aan die van Elshof (nummer 33). 37. Maatschap Feitsma te Eenum De maatschap oefent een varkenshouderijbedrijf uit met 1200 varkens aan de Oosterwijtwerderweg 13 te Eenum dat is gelegen in 'wit gebied'. De maatschap verzet zich tegen de ontwerp-herziening. De redenen zijn gelijk aan die van Elshof (nummer 33). 38. De heerM. Schoenmakers te 't Zandt De heer Schoenmakers oefent een varkenshouderijbedrijf uit dat is gelegen op de grens van 'wit en groen gebied'. A s gevolg van de ontwerp-herziening maakt hij zich zorgen over het voortbestaan van zijn bedrijf. De heer Schoenmakers is van oordeel dat de ontwerp-herziening onvoldoende is gemotiveerd, hieraan te weinig onderzoek is voorafgegaan en deze daarmee onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hij betoogt dat sprake is van rechtsongelijkheid, omdat akkerbouwbedrijven kunnen blijven uitbreiden met schuren, die over algemeen kolossaler zijn dan varkensstallen. Volgens hem kunnen de nadelige gevolgen voor het landschap worden voorkomen door verantwoorde inpassing. De belasting voor het milieu en het woongenot wordt thans al voorkomen door de landelijke milieueisen. De heer Schoenmakers stelt vast dat volgens de kaart bij de ontwerp-herziening zijn bedrijf op de grens van 'wit en groen gebied' is gelegen. Hieruit volgt dat niet duidelijk is welke regels in zijn geval van toepassing zijn. Voor het voortbestaan van bedrijven acht hij schaalvergroting noodzakelijk. Door zo snel na de vaststelling in 2009 van het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 te komen met verstrekkende beperkingen voor intensieve veehouderijbedrijven, is volgens de heer Schoenmakers sprake van onbehoodijk bestuur. 39. Gemeente Eemsmond
18Burgemeester en Wethouders stemmen in met de ontwerp-herziening. Zij wijzen er overigens op dat in het bestemmingsplan "Buitengebied" een nog verdergaande beperking voor intensieve veehouderijen is opgenomen. Burgemeester en Wethouders wijzen er op dat volgens de kaart een tweetal bedrijven op de grens van 'wit en groen gebied' zijn gelegen, te weten aan de Kloosterweg 2 te Warffum en aan de Oldorpsterweg 11 te Uithuizen. In verband met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, wordt verzocht beide bedrijven tot 'wit gebied' te rekenen. Verdere uitbreiding is namelijk ongewenst. In elk geval moet duidelijk zijn welke regels op beide bedrijven van toepassing zijn. 40. Adoifs Varkenshouderij BV te Slochteren De heer Adoifs oefent een varkenshouderijbedrijf uit dat is gelegen in 'wit gebied'. Hij verzet zich tegen de ontwerp-herziening, omdat hij meent dat als gevolg hiervan het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt. Schaalvergroting acht hij noodzakelijk om investeringen uit oogpunt van milieu en dierenwelzijn rendabel te laten zijn. De heer Adoifs wijst er op dat hij in 2006 toestemming heeft gekregen om uit te breiden. De eerste fase van deze uitbreiding is inmiddels gerealiseerd. De twee fase van de uitbreiding staat gepland voor 2015/2016. Door de ontwerp-herziening wordt dit nu geblokkeerd, waardoor schade wordt geleden. De heer Adoifs is van mening dat niet alle belangen zorgvuldig zijn afgewogen. Hij vindt dit wanbeleid. 41. Gemeente Oldambt Burgemeester en Wethouders roepen op om de huidige omgevingsverordening niet te wijzigen. Volgens B&W biedt het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de Kadernota Buitengebied en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied voldoende waarborgen ter bescherming van het milieu, landschap en dierenwelzijn. Burgemeester en Wethouders zijn van mening dat het overgangsrecht in artikel 6.5, lid 3, te beperkt is. Ook bedrijven waarover keukentafelgesprekken worden gevoerd moeten onder het overgangsrecht vallen. Ook bestemmingsplannen die in voorbereiding zijn en waarover van de provincie al een overiegreactie is ontvangen, moeten onder het overgangsrecht worden gebracht. Burgemeester en Wethouders pleiten voor een extra uitbreiding van de vloeroppervlakte van stallen met 10 % in het geval sprake is van uitbreiding die slecht is toegestaan uit oogpunt van milieu en dierenwelzijn, om op die manier de investeringskosten terug te kunnen verdienen. Volgens Burgemeester en Wethouders is de rechtstreekse werking niet mogelijk, omdat deze niet afhankelijk mag zijn van nadere besluib/orming en nadere detaillering. Ten slotte wordt gepleit voor het handhaven van de uitplaatsingsmogelijkheden in het lint van Midwolda (artikel 4.22, lid 4, van de omgevingsverordening). 42. De heer W.C. Elshof te Zevenhuizen De heer Elshof oefent een varkenshouderijbedrijf uit aan de Oude Wijk 38 te Zevenhuizen. Hij verzet zich tegen de ontwerp-herziening. Voor zijn bezwaren wordt verwezen naar de zienswijze van Varkenshouderij Elshof BV (nummer 33). 43. De heer H. Atzema te Zuidbroek Reclamant heeft bezwaar tegen het feit dat het bedrijf zeer sterk beperkt wordt in zijn toekomstmogelijkheden.
-19
De aanmerking als niet volwaardig intensief bedrijf acht hij niet juist. Het bedrijf heeft momenteel een milieuvergunning van 55.400 stuks legkippen. Afgaande op het POP moet het bedrijf dan als een volwaardig intensief bedrijf worden aangemerkt De heer Atzema meent dat de extra kosten die gepaard gaan met het aanpassen van stallen aan de wettelijke eisen vanwege het nieuwe beleid niet worden terugverdiend. Er zal geen sprake meer zijn van een rendabele veehouderij, aangezien de kosten in de huidige marktomstandigheden niet kunnen worden terugverdiend. Gevolg is volgens hem afbraak en verrommeling van het landschap. Het bedrijf vindt het beleid een aanslag op de leefbaarheid van het platteland. Van de driehonderd intensieve veehouderijbedrijven zal van ongeveer tweehonderd bedrijven het voortbestaan in het gedrang komen, aldus de heer Atzema. Het bedrijf is het wel eens met de redenering "dat er dingen anders moeten en kunnen", maar het beleid frustreert de noodzakelijke innovatie. Het bedrijf stelt de provincie bij voorbaat aansprakelijk voor de planschade die de verordening met zich meebrengt. Het bedrijf vindt de argumenten om deze verordening in het leven te roepen ter bescherming van het landschap, woonmilieu en toeristische-recreatieve functie niet rijmen met al bestaande wetgeving en regelgeving. De landschappelijke inpassing van nieuw te bouwen stallen heeft in het huidige beleid al uitgebreid aandacht. Daarnaast zouden ook andere maatregelen denkbaar zijn om te voorkomen dat er megastallen ontstaan. De agrarische bedrijven geven het platteland juist aanzien, wat voor het versterken van recreatieve positie van de provincie Groningen juist noodzakelijk is. De heer Atzema wil op de hoogte worden gebracht van de ontwikkelingen tijdens de procedure. Hij denkt dat er sprake is van willekeur bij het inkleuren van de gebieden. Hij waardeert bepaalde ingekleurde gebieden geheel anders dan de provincie heeft gedaan. 44. Dertig personen te Borgercompagnie/Tripscompagnie/Sappemeer/Muntendam De ondertekenaars geven aan dat door de voorgenomen beleidswijziging een kleine bedrijfstak in Groningen op slot wordt gezet. Zij geven aan dit beleid onderdoordacht te vinden. Volgens hen zijn nieuwe vestigingen al jaren uitgesloten, maar horen bestaande bedrijven de ruimte te krijgen om uit te breiden. Volgens de ondernemers is Groningen een agrarische provincie en betekent dit dat ook intensieve veehouderij zich moet kunnen ontwikkelen om een inkomen te kunnen behalen voor het gezin maar ook om investeringen in milieu en dierenwelzijn te kunnen terugverdienen. Zij geven aan dat veel bedrijven door stimulansen vanuit juist de overheid een tweede tak intensieve veehouderij als verbreding van de economische basis - hebben ontwikkeld. Reclamanten geven aan dat met een pennenstreek de bestaansgrond onder deze bedrijven wordt weggehaald en dat met het zicht op de verkiezingen dit besluit er nog even doorgedrukt wordt. Voor de bezwaren hebben Provinciale Staten volgens de ondernemers geen oog. Dit is volgens hen geen democratie en niet zorgvuldig. Zij geven aan dit wanbeleid te vinden. Reclamanten vragen Provinciale Staten geen goedkope retoriek te beoefenen, maar de belangen van ondernemers op het platteland serieus aandacht te geven en deze belangen zorgvuldig af te wegen. Het gaat hier volgens reclamanten om Groninger ondernemers met een traditie in de Groninger landen tuinbouw. Deze ondernemers moet de ruimte geboden worden om zich duurzaam te ontwikkelen. 45. Veldhuis Kraanverhuur/Grondverzet, Veldhuis Handelsmij, VEBO Agrarisch loonbedrijf, N.E.D. Reclamanten geven aan dat door de voorgenomen beleidswijziging een kleine bedrijfstak in Groningen op slot wordt gezet. Zij geven aan dit beleid onderdoordacht te vinden. Volgens hen zijn nieuwe vestigingen al jaren uitgesloten, maar horen bestaande bedrijven de ruimte te krijgen om uit te
-20breiden. Door dit beleid zal een belangrijke sector voor Groningen doodbloeden. Zij menen dat het beleid tevens grote gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in de hieraan verwante industrie, zoals toeleveranciers, bouw- en installatiebedrijven etc. Volgens reclamanten is Groningen een agrarische provincie en betekent dit dat ook intensieve veehouderij zich moet kunnen ontwikkelen om een inkomen te kunnen behalen voor het gezin maar ook om investeringen in milieu en dierenwelzijn te kunnen terugverdienen. Reclamanten geven aan dat veel bedrijven door stimulansen vanuit juist de overheid een tweede tak intensieve veehouderij - als verbreding van de economische basis - hebben ontwikkeld. Zij menen dat met een pennenstreek de bestaansgrond onder deze bedrijven wordt weggehaald en dat met het zicht op de verkiezingen dit besluit er nog even doorgedrukt wordt. Voor de bezwaren hebben Provinciale Staten volgens reclamanten geen oog. Dit is volgens hen geen democratie en niet zorgvuldig. Reclamanten geven aan dit wanbeleid te vinden. Reclamanten vragen Provinciale Staten geen goedkope retoriek te beoefenen, maar de belangen van ondernemers op het platteland serieus aandacht te geven en deze belangen zorgvuldig af te wegen. Het gaat hier volgens reclamanten om Groninger ondernemers met een traditie in de Groninger landen tuinbouw. Deze ondernemers moet de ruimte geboden worden om zich duurzaam te ontwikkelen. 46. De heer Van den Bergh te Garmerwoide De heer Van den Bergh geeft aan dat door deze herziening agrarische bedrijven, inclusief gezinsbedrijven, volledig op slot worden gezet. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn acht hij het ongewenst om bedrijven, met name gezinsbedrijven, te beperken in hun uitbreidingsmogelijkheden. Dierenwelzijn vraagt immers om een grotere oppervlakte aan stallen. Ook meent hij dat er - wanneer dit beleid wordt aangenomen - sprake zal zijn van rechtsongelijkheid in vergelijking met de rest van Nededand. 47. Maatschap H.W. en B. Glazenburg-Hagenouw te Vriescheloo De familie Glazenburg exploiteert een akkerbouwbedrijf van 47 ha. met daarbij een pluimveestal voor dertigduizend vleeskuikens. Zij meent dat door de voorgestelde beleidswijziging de levensvatbaarheid van het bedrijf wordt ontnomen. Zij geeft aan dat om de economische basis van het relatief kleine bedrijf te kunnen behouden en om investeringen te kunnen doen op het gebied van voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu (welke eisen steeds strenger worden) het bedrijf in de toekomst moet kunnen uitbreiden. De heer en mevrouw Glazenburg geven aan dat er om de paar jaar weer nieuw beleid is ten aanzien van intensieve veehouderij. Zij vragen zich af waarom het beleid nu al weer wordt aangepast. Recentelijk was de gedachte dat juist kleine familiebedrijven uitbreidingsmogelijkheden zouden moeten krijgen. Zij hadden als klein gemengd bedrijf een rechtvaardig beleid van de provincie verwacht. Kleinschalige landbouw moet volgens hen de mogelijkheid hebben te kunnen uitbreiden om een rendabele bedrijfsvoering te kunnen voeren. de heer en mevrouw Glazenburg merken op dat de voorgestelde gebiedenkaart intensieve veehouderij niet voldoet aan het door de provincie gepropageerde uitgangspunt van maatwerk bij uitbreiding van agrarische bedrijven. Zij geven aan dat de witte gebieden op de tekentafel tot stand zijn gekomen en geen enkele relatie hebben met de realiteit. Volgens de familie Glazenburg zijn landbouw en platteland onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een aantrekkelijk landschap wordt volgens hen niet bereikt door de intensieve veehouderij op slot te zetten, maar door haar door middel van maatwerk in te passen. Zij halen hierbij een voorbeeld aan met betrekking tot een geslaagde landschappelijke inpassing van een kippenstal. Zij geven aan niet te kunnen begrijpen waarom de gehele intensieve veehouderij in de provincie Groningen op slot wordt gezet. Groningen is volgens hen een agrarische provincie, waar intensieve veehouderij een onderdeel van uitmaakt. Deze intensieve veehouderij moet de mogelijkheid hebben om zich duurzaam te kunnen ontwikkelen. Zij menen dat door de voorgestelde beleidswijziging de
21 bestaansgrond onder veel bedrijven wordt weggehaald. Zij geven aan dat de provincie de belangen in deze zorgvuldig moet afwegen, ook na de verkiezingen van 2 maart 48. Maatschap J.H. Potze te Vlagtwedde De maatschap geeft aan een gemengd agrarisch bedrijf te exploiteren bestaande uit een hoofdtak akkerbouw en een neventak intensieve veehouderij (varkens). Het betreft een niet-volwaardig intensief veehouderijbedrijf. De heer Potze geeft aan het bedrijf in de toekomst te willen uitbouwen tot een volwaardig intensief veehouderijbedrijf maar dat dit door het gewijzigde beleid wordt belemmerd. Volgens de heer Potze klopt de gebiedenkaart intensieve veehouderij niet. Veel bedrijven staan niet op de kaart aangegeven en witte gebieden lijken lukraak ingetekend. Hij is van mening dat landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies prima samen kunnen gaan met intensieve veehouderij. Door gebruik te maken van diverse technieken om emissies te beperken en de verplichting tot een goede landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd dat de uitbreiding van een bedrijf geen nadelige gevolgen heeft voor het landschap. De heer Potze geeft aan dat de uitwerking van de motie volledig foutief is. Om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beperken acht hij een ruimtelijke uitwerking met beperking van de stalvloeroppervlakte niet juist. Om de belasting te beperken kunnen allerlei andere maatregelen worden getroffen. Hij meent dat de maatschappelijke weerstand tegen intensieve veehouderij is gebaseerd op de emotie van (een kleine groep) burgers en dat de daadwerkelijke hinder van intensieve veehouderij al door landelijke wet- en regelgeving wordt beperkt en in de hand gehouden. Hij meent dat de omgevingsverordening niet verder mag gaan dan landelijke wetgeving op dit punt. Reclamant geeft aan dat de verdeling van de witte, gele en groene gebieden onvoldoende onderzocht en gemotiveerd is. In de motie wordt gesproken over bescherming van landschap, woonklimaat en recreatieve functies. De zonering van de gebiedenkaart komt niet overeen met onder andere kaart 1 en figuur 5-2 van het Provinciaal Omgevingsplan 2009 - 2013 waarop respectievelijk de landschapsontwikkeling en recreatieve functies zijn aangeduid. De heer Potze stelt dat de onderbouwing hoe de zonering rondom de woongebieden tot stand is gekomen ontbreekt en een wettelijke basis ontbeert. Gezien het tijdspad van besluitvorming kan de heer Potze zich niet aan de indruk onttrekken dat het besluit al vaststaat, voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld, afgewogen en meegenomen in het besluit. Gezien het voorgaande is hij van mening dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, er te weinig onderzoek is gedaan en dat het besluit daarmee onzorgvuldig tot stand is gekomen. De heer Potze geeft aan dat het bedrijf zich in een wit gebied bevindt, waardoor het bedrijf zich niet verder kan ontwikkelen. Hij stelt dat hiermee ook investeringen in welzijn en milieu achterwege zullen blijven. Door de voorgestelde beleidswijziging kunnen bedrijven niet meer vergroten en investeren wat volgens hem het einde van (gezins)varkensbedrijven betekent. Ook acht hij het hierdoor moeilijk om te kunnen voldoen aan het Besluit huisvesting (emissiearme stallen). Wanneer de varkenshouderij verdwijnt uit Groningen zal dit volgens hem betekenen dat er nog meer mest uit andere delen van het land de provincie Groningen worden binnengereden, met alle negatieve gevolgen vandien. De heer Potze verwijst naar het Provinciaal Omgevingsplan 2009 - 2013 waarin staat aangegeven dat bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven zich kunnen ontwikkelen. Hij geeft aan dat door de voorgestelde beleidswijziging deze bedrijven ook ineens op slot worden gezet, wat niet getuigt van consequent en behoodijk bestuur. Hij constateert dat de verordening geen ontheffingsmogelijkheid kent om hiervan af te wijken. Een bedrijf zit hiermee voor altijd op slot en wordt hierdoor veel minder waard. Het bedrijf wordt door de voorgestelde beleidswijziging tevens onverkoopbaar, aldus de heer Potze. Ook meent hij dat door het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden het inkomen verder zal afnemen en het bedrijf uiteindelijk zal doodbloeden. Hij geeft tot slot aan dat als dit beleid wordt vastgesteld men genoodzaakt is verdere juridische stappen te ondernemen en alle (plan)schade die hieruit voortvloeit volledig op de provincie te verhalen.
2249. De heer Abma te Den Ham De heer Abma exploiteert een pluimveehouderij waar in vier stallen honderdveertigduizend kippen worden gehouden. Hij stelt dat het Besluit Huisvesting de omvang van het bedrijf doen krimpen, waardoor het moeilijk wordt om een volwaardig inkomen te genereren. Om hetzelfde aantal kippen te blijven houden en om de te maken onkosten te dekken heeft reclamant de gemeente Zuidhorn verzocht medewerking te verienen voor het bouwen van een vijfde stal. Hij heeft de daartoe benodigde procedure gestart en de vigerende wet- en regelgeving staan de uitbreidingniet in de weg. Hij geeft aan dat de voorgestelde beleidswijziging de uitbreiding van het bedrijf (gelegen in een wit gebied) met een vijfde stal niet toestaat, waarmee het bedrijf uiteindelijk ten dode is opgeschreven. De heer Abma geeft aan niet te kunnen begrijpen waarom de provincie Groningen bovenop de Europese en landelijke wetgeving op het gebied van dierenwelzijn en het verminderen van emissies het nodig vindt om alle intensieve veehouderijbedrijven weg te saneren. Hij vraag zich af of de financiële en economische consequenties en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid wel zijn doorgerekend. Ook vraagt hij zich af wat dit betekent voor het platteland (landschappelijke gevolgen): nog meer ontvolking en verpaupering. Hij geeft aan dat de pluimveesector op nationaal niveau al is gelimiteerd door de maximaal beschikbare pluimveerechten en dat de voorgestelde beleidswijziging in de provincie Groningen ontwikkelingen in gang zet waarvan de gevolgen niet worden overzien. De heer Abma geeft aan dat als het de intentie van de provincie is om uiteindelijk de gehele intensieve sector weg te saneren de ondernemers compensatie moet worden geboden om hen nu bijvoorbeeld uit te kopen voor de huidige economische waarde, of door hen nadeelcompensatie te bieden. Indien dit wordt nagelaten, acht hij dit een onrechtmatige overheidsdaad. Hij geeft aan dat in morele zin sprake lijkt te zijn van het behalen van politiek gewin over de boeren. De heer Abma verzoekt vast te houden aan het bestaande beleid met betrekking tot intensieve veehouderij en dit beleid niet te wijzigen als gevolg van de waan van de dag. 50. Varkenshouderij Duijndam BV te Drieborg Reclamant exploiteert een varkensmestbedrijf aan de Reiderwolderpolder 11 te Finsterwolde (gelegen binnen wit gebied) en wordt door de voorgenomen beleidswijziging volledig op slot gezet. Het betreft een duurzaam gezinsbedrijf. In de omgeving bevinden zich volgens reclamant geen woonkernen en/of gebieden van natuur en toerisme. Dit bedrijf wordt gezamenlijk gevoerd met een varkensmestbedrijf aan de Stadspolder 19 te Drieborg. Reclamant merkt op dat het bedrijf te Drieborg gedeeltelijk in groen en wit gebied is gelegen. Reclamant verzoekt hierover duidelijkheid. Het is van belang dat beide locaties ontwikkelingsmogelijkheden behouden om te kunnen doorgroeien naar minimaal één volwaardige arbeidskracht. Het uitgangspunt is een duurzame bedrijfsvoering. Dit betekent concreet dat voor het bedrijf aan de Reiderwolderpolder 11 de groene grens 50 meter in oostelijke richting van de huidige locatie moet worden gelegd en dat het bedrijf aan de Stadspolder 19 geheel in groen gebied moet komen te liggen. Volgens de reclamant klopt de gebiedenkaart intensieve veehouderij niet. Veel bedrijven staan niet op de kaart aangegeven en witte gebieden lijken lukraak ingetekend. Hij is van mening dat landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies prima samen kunnen gaan met intensieve veehouderij. Door gebruik te maken van diverse technieken om emissies te beperken en de verplichting tot een goede landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd dat de uitbreiding van een bedrijf geen nadelige gevolgen heeft voor het landschap. Het bedrijf geeft aan dat de uitwerking van de motie volledig foutief is. Om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beperken acht hij een ruimtelijke uitwerking met beperking van de stalvloeroppervlakte niet juist Om de belasting te beperken kunnen alleriei andere maatregelen worden getroffen. Het meent dat de maatschappelijke weerstand tegen intensieve veehouderij is gebaseerd op de emotie van (een kleine groep) burgers en dat de daadwerkelijke hinder van intensieve veehouderij al door landelijke wet- en regelgeving wordt beperkt en in de hand gehouden. Het meent dat de omgevingsverordening niet verder mag gaan dan landelijke wetgeving op dit punt. Reclamant geeft aan dat de verdeling van de witte, gele en groene gebieden onvoldoende onderzocht en gemotiveerd is. In de motie wordt gesproken over bescherming van landschap, woonklimaat en
23 recreatieve functies. De zonering van de gebiedenkaart komt niet overeen met onder andere kaart 1 en figuur 5-2 van het Provinciaal Omgevingsplan 2009 - 2013 waarop respectievelijk de landschapsontwikkeling en recreatieve functies zijn aangeduid. Het bedrijf stelt dat de onderbouwing hoe de zonering rondom de woongebieden tot stand is gekomen ontbreekt en een wettelijke basis ontbeert. Gezien het tijdspad van besluitvorming kan reaclamant zich niet aan de indruk onttrekken dat het besluit al vaststaat, voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld, afgewogen en meegenomen in het besluit. Gezien het voorgaande is hij van mening dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, er te weinig onderzoek is gedaan en dat het besluit daarmee onzorgvuldig tot stand is gekomen. Reclamant geeft aan dat het bedrijf zich in een wit gebied bevindt, waardoor het bedrijf zich niet verder kan ontwikkelen. Hij stelt dat hiermee ook investeringen in welzijn en milieu achterwege zullen blijven. Door de voorgestelde beleidswijziging kunnen bedrijven niet meer vergroten en investeren wat volgens hem het einde van (gezins)varkensbedrijven betekent. Ook acht hij het hierdoor moeilijk om te kunnen voldoen aan het Besluit huisvesting (emissiearme stallen). Wanneer de varkenshouderij verdwijnt uit Groningen zal dit volgens hem betekenen dat er nog meer mest uit andere delen van het land de provincie Groningen worden binnengereden, met alle negatieve gevolgen vandien. Het bedrijf verwijst naar het Provinciaal Omgevingsplan 2009 - 2013 waarin staat aangegeven dat bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven zich kunnen ontwikkelen. Het geeft aan dat door de voorgestelde beleidswijziging deze bedrijven ook ineens op slot worden gezet, wat niet getuigt van consequent en behoodijk bestuur. Het constateert dat de verordening geen ontheffingsmogelijkheid kent om hiervan af te wijken. Een bedrijf zit hiermee voor altijd op slot en wordt hierdoor veel minder waard. Het bedrijf stelt door de voorgestelde beleidswijziging tevens onverkoopbaar te worden. Ook meent het dat door het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden het inkomen verder zal afnemen en het bedrijf uiteindelijk zal doodbloeden. Reclamant geeft tot slot aan dat als dit beleid wordt vastgesteld men genoodzaakt is verdere juridische stappen te ondernemen en alle (plan)schade die hieruit voortvloeit volledig op de provincie te verhalen.
51. Firma M.J. & A.W. Offringa te Schiidwolde De firma Offringa houdt witvleeskalveren in groepshuisvesting. Zij geeft aan dat nieuwe vestigingen al jaren uitgesloten zijn, maar dat bestaande bedrijven de ruimte horen te krijgen om uit te breiden. Volgens reclamanten wordt er om de paar jaar nieuw beleid vastgesteld en is de gebiedenkaart intensieve veehouderij, mede vanwege het ontbreken van het bedrijf van reclamant, onzorgvuldig opgesteld. Reclamant geeft verder aan veel geld te hebben geïnvesteerd in dierenwelzijn, maar dat door het veranderende beleid het bedrijf op slot wordt gezet en daarmee onverkoopbaar wordt. De firma Offringa geeft aan de hieruit voortvloeiende schade te zullen verhalen op de provincie. Zij gaat in op de invloed die een vitale landbouw heeft op de leefbaarheid van het platteland en de hierbij behorende werkgelegenheid. Zij geeft tot slot aan dat met een pennenstreek de bestaansgrond onder deze bedrijven wordt weggehaald en dat met het zicht op de verkiezingen dit besluit er nog even doorgedrukt wordt. Reclamant verzoekt de belangen van ondernemers zorgvuldig af te wegen en geeft aan dat ondernemers de ruimte geboden moet worden om zich duurzaam te ontwikkelen.
52. Familie Sterenborg te Onstwedde De familie Sterenborg exploiteert een gemengd agrarisch bedrijf, bestaande uit een hoofdtak akkerbouw en een neventak intensieve veehouderij. Zij geeft aan het bedrijf vanuit het oogpunt van dierenwelzijn duurzaam te willen ontwikkelen, waarbij sprake zal zijn van een gesloten bedrijf. Vanwege veranderende wetgeving op het gebied van dierenwelzijn hoort daar een zekere groei van de onderneming bij. De familie Sterenborg geeft aan een uitbreiding van het bedrijf gemeld te hebben bij de gemeente Stadskanaal. Het is voor hen onbegrijpelijk dat de provincie een verbod wil op een dergelijke duurzame ontwikkeling van een bedrijf. Navraag bij de provincie heeft volgens reclamanten opgeleverd dat de reden hiervoor is de toekomstige ontwikkeling van het Pagediep. Reclamanten geven aan zich juist te hebben ingezet voor de ontwikkeling van het Pagediep. De familie Sterenborg geeft aan dat door de voorgestelde beleidswijziging de agrarische sector nooit meer zal meewerken
24 aan plannen die te maken hebben met toerisme, landschapsontwikkeling en natuurontwikkeling. Zij stelt dat zonder ontwikkelingsmogelijkheden het bedrijf op termijn zal sluiten, werkgelegenheid zal wegvallen, er een verpaupering van de omgeving zal optreden en dat er sprake zal zijn van een onverkoopbaar bedrijf. Reclamanten geven aan opgelopen schade bij de provincie te zullen verhalen. 53. De heer Boer te Beerta De heer Boer exploiteert een volwaardig akkerbouwbedrijf met daarnaast een volwaardig vleeskuikenbedrijf op twee locaties. Het tweede bedrijf heeft hij een aantal jaren geleden gekocht met het oog op voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de toekomst. Dit bedrijf ligt midden in de Ulsderpolder aan de snelweg. De heer Boer meldt recent geïnvesteerd te hebben in duurzaamheid en dierenwelzijn. Er is sprake van een gesloten bedrijf. Met de voorgestelde beleidswijziging wordt zijn bedrijf op slot gezet. Hij geeft aan dat zonder uitbreidingsmogelijkheden de sector ten dode is opgeschreven en hij vindt dit zeer kwalijk. De heer Boer geeft aan het beleid van de provincie vanwege de vele beleidswijzigingen onduidelijk te vinden. Het veranderende beleid van de provincie getuigt volgens hem van wanbeleid. Ook wordt er door de provincie niet gekeken naar het landelijk beleid op dit punt. Hij geeft tot slot aan dat een bestaand intensief veehouderijbedrijf met een goed plan moet kunnen uitbreiden en ziet de voorgestelde beleidswijziging als een verkiezingsstunt. 54. De heer Van den Akker te Oostwold De heer Van den Akker exploiteert een volwaardig akkerbouwbedrijf met daarnaast een volwaardige varkenshouderij. Het bedrijf zal in de toekomst worden ontwikkeld tot een duurzaam en gesloten bedrijf, mits de bedrijfsomvang daarop toegesneden wordt. Echter met de voorgestelde beleidswijziging wordt het bedrijf van reclamant volledig op slot gezet. Omdat het bedrijf niet meer kan uitbreiden, zal dit volgens de heer Van den Akker betekenen dat het bedrijf op termijn tot sluiting zal moeten overgaan. Hij geeft aan dit een slechte ontwikkeling te vinden (leefbaarheid gebied) die vanuit sociaaleconomisch oogpunt onverantwoord is. 55. De heer Prins te Meeden Prima Beef aan de Uiterburen 80 te Zuidbroek is een bedrijf dat roze kalveren afmest in Noordbroek. De heer Prins geeft aan dat het bedrijf uitbreidingsplannen heeft en valt onder de regeling voor intensieve veehouderij zoals voorgesteld. Hij geeft aan dat door de voorgestelde beleidswijziging de intensieve veehouderijbedrijfstak op slot wordt gezet Hij vindt dit onderdoordacht en nergens voor nodig. Nieuwe vestigingen zijn al jaren uitgesloten. Bestaande bedrijven horen echter de ruimte te krijgen om zich te kunnen ontwikkelen. Dit om een inkomen te behalen voor het gezin, maar ook om investeringen in milieu en dierenwelzijn te kunnen terugverdienen. De heer Prins wijst er tevens op dat juist vanuit de overheid een tweede tak intensieve veehouderij, ter verbreding van de economische basis, is gestimuleerd. Hij geeft aan dat met een pennenstreek de bestaansgrond onder het bedrijf wordt weggehaald, terwijl een verderop gelegen melkveehouderij niet belemmerd wordt door deze maatregel. Reclamant verzoekt, mede in het licht van de aanstaande verkiezingen, de belangen van ondernemers zorgvuldig af te wegen en geeft aan dat ondernemers de ruimte geboden moet worden om zich duurzaam te ontwikkelen.
56. De heren H. en K. van der Velde v.o.f. te Lutjegast De heren Van der Velde stellen dat onduidelijk is op basis van welke criteria tot de gebiedsindeling is gekomen. Zij menen dat de gevolgen voor continuering van de bedrijfsvoering desastreus zijn. De heren Van der Velde hebben bezwaar tegen het feit dat bestaande gezinsbedrijven worden geblokkeerd in hun uitbreidingsmogelijkheid. Zij vinden dat de schade voor dit soort bedrijven enorm is en dat de gebiedsindeling ondoorzichtig en nergens onderbouwd is.
-25 57. Pluimveeslachterij Storteboom "The world of chicken" te Kornhorn Reclamant stelt dat de steeds verdergaande regelgeving, die ondernemers in intensieve veehouderij dwingt tot investeringen, leidt tot een stijgende kostprijs en dat moeten ondernemers daarom uitbreidingruimte moeten hebben om hun bedrijven rendabel te houden. Het op voorhand uitsluiten van elke uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven acht hij in strijd met deze ontwikkeling. 58. Mevrouw A.L. ten Have-Mellema en de heren M.B. en D.H. ten Have te Beerta De ontwikkeling tot schaalvergroting (minder bedrijven met meer dierplaatsen) wordt door het voorgenomen IV beleid in de provincie Groningen gestopt. De familie Ten Have meent dat Europese concurrentiepositie van de agrarische bedrijven in Groningen wordt hierdoor aangetast en vraagt zich af of deze bedrijven een financiële tegemoetkoming krijgen. Reclamanten vragen zich tevens af hoe de feitelijke onderbouwing van de beleidskeuze luidt. De familie heeft plannen voor de uitbreiding van het bedrijf, die zijn besproken met de provincie. Ook zijn er inmiddels investeringen gedaan. Zij vraagt zich af of deze afspraken worden gerespecteerd. 59. Maatschap Rozema-Kranenborg te Niezijl De maatschap meent dat uitbreiding van de IV-tak van het agrarisch bedrijf mogelijk blijven om het bedrijf op langere termijn levensvatbaar te houden. Doordat het bedrijf in een zogenaamd wit gebied valt, is er geen uitbreiding meer mogelijk. Dit wordt ongewenst geacht. 60. IJ.D. Busz en M.P. Busz-Doll te Losdorp en H.T. Busz en F. Busz-Ladru te Holwierde De families Busz maken er bezwaar tegen dat zij zich niet op een gezonde wijze verder kunnen ontwikkelen. Zij hebben al forse investeringen gedaan. Het gaat om een groeiend bedrijf voor akkerbouw en slachtkippen. Door de maatregelen vrezen zij een financieel debacle. Plannen in relatie tot dierenwelzijn, landschapsverfraaiing en de toekomstvan het bedrijf komen in de knel. Ook menen zij dat werkgelegenheid in het geding is. De families Busz menen dat de besluitvorming verband houdt met de komende verkiezingen. Zij vinden dat het duidt op een grote mate van onkunde en op het zich laten beïnvloeden door organisaties die IV in een kwaad daglicht proberen te stellen (zoals 'Wakker Dier'). Dit zou gaan over de rug van de hard werkende boeren. 61. Maatschap E. Evers en A. Evers-Russchen te De Wilp De heer en mevrouw Evers stellen dat om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen investeren in dierenwelzijn en milieu er moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door uitbreiding van het bedrijf. Nu dit ten gevolge van het voorgenomen beleid niet meer, menen zij dat de vitaliteit van de landbouw zal afnemen, hetgeen ook een negatief effect op het landschap zal hebben. Schaalvergroting kom je overal in de maatschappij tegen. De heer en mevrouw Evers vragen zich af waarom is het bij intensieve veehouderijen een ongewenste ontwikkeling is. Onder meer vanwege welzijnseisen en het Besluit Huisvesting moeten op korte termijn investeringen worden gedaan. Nu niet kan worden uitgebreid kunnen die investeringen niet worden terugverdiend. Dat zou kunnen inhouden dat het bedrijf uitedijk 31 december 2012 wordt gesloten. Een groot deel van de bestaande IV bedrijven komt niet voor in de inventarisatie. De heer en mevrouw Evers menen dat het onderzoek daarmee te globaal en onzorgvuldig is. Bij een aantal bedrijven onduidelijk in welk gebied ze liggen. Zij vinden dat een deugdelijke onderbouwing van de bufferzones rond dorpen ontbreekt.
-26 In de Reconstructiewet is voor Concentratiegebieden een uitplaatsingsmogelijkheid opgenomen naar landbouwontwikkelingsgebieden, waar nieuvwestiging en uitbreiding mogelijk is. Uitplaatsing wordt door de overheid financieel mogelijk gemaakt. Het voorgenomen IV-beleid is qua effect vergelijkbaar, maar ontbeert een regeling, waardoor sprake is van rechtsongelijkheid, aldus de heer en mevrouw Evers. Op grond van het van kracht zijnde provinciaal beleid (art. 4.18 Ov) heeft het bedrijf uitbreidingsmogelijkheden. Onder het nieuwe IV-beleid vervallen de uitbreidingsmogelijkheden. Gelet op de verwachte grote nadelige effecten van de planologische wijziging zal een verzoek om planschade worden ingediend. 62. LTO-Noord afdeling Fivelingo LTO-Noord afdeling Fivelingo geeft aan dat de landbouw in de gemeente Loppersum uitsluitend bestaat uit gezinsbedrijven en dat de intensieve veehouderijen uitsluitend neventakken betreffen. De afdeling meent dat rangschikking onder "intensieve veehouderij" dan ook zeer discutabel is. De afdeling constateert dat geen enkel bedrijf in Loppersum nog uitbreidingsmogelijkheden heeft en stelt dat er dus ook geen mogelijkheden meer zijn tot aanpassing aan wetgeving en concurrentie, hetgeen op termijn zal leiden tot het verdwijnen van de varkens- en kippenbedrijven in de gemeente. De indeling in gele, groene en witte gebieden wordt zeer arbitrair geacht. 63. De heer L. Wiertsema te Spijk Om goed te kunnen inspelen op toekomstige milieu en dierenwelzijneisen acht de heer Wiertsema uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk. Het voorgenomen IV-beleid zet hier een streep door. De kaart met intensieve veehouderijbedrijven is niet compleet. Hij meent dat het beleid derhalve onzorgvuldig tot stand is gekomen. 64. De heer J. Rolfes te Mussel De heer Rolfes heeft het bedrijf van zijn ouders overgenomen en zou het willen uitbreiden om ook op termijn nog perspectief te hebben. Het voorgenomen IV-beleid zet daar een streep door. De indeling in gele, groene en witte gebieden acht hij onbegrijpelijk en onzorgvuldig tot stand gekomen. 65. Vloedgraven Veendam te Veendam Door de ligging in een wit gebied staat het bedrijf Vloedgraven op slot. Het bedrijf stelt dat investeringen alleen rendabel kunnen worden gemaakt als dat gepaard kan gaan met een vergroting van het bedrijf. Het extra op slot zetten van bedrijven wordt niet nodig geacht, aangezien er al genoeg bedrijven uit zichzelf stoppen. Een ontheffingsmogelijkheid om van het beleid af te wijken, ontbreekt. Aan het besluit ligt volgens Vloedgraven Veendam onvoldoende onderzoek en geen deugdelijke motivering ten grondslag. Dit geldt bv. voor de verdeling van de witte, gele en groene gebieden. Deze indeling komt, zonder duidelijke reden, niet overeen met de te beschermen waarden 'landschap, woonklimaat en recreatieve functies'. Het bedrijf stelt dat zowel onderbouwing als wettelijke basis van zoneringen rondom woongebieden ontbreekt, behoudens dan op grond van normen voor geur en fijnstofbelasting.
27Vloedgraven Veendam acht nieuw beleid niet nodig en een oppervlaktebeperking een onjuiste reactie op de motie. Het bedrijf meent dat er al andere maatregelen aanwezig zijn om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beschermen tegen IV (landschappelijke inpassing uitbreidingen, aangescherpte eisen milieu en dierenwelzijn), waardoor uitbreiding van IV bedrijven ook prima kan samengaan met landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies. Het verdwijnen van varkenshouderijbedrijven uit Groningen zal volgens Vloedgraven Veendam leiden tot extra aanvoer van mest vanuit andere landsdelen naar Groningen in verband met de aanwezigheid van een groot areaal akkerbouwgrond, waardoor de transportbewegingen enorm zullen toenemen (een vergeten milieueffect). Het besluit komt volgens Vloedgraven Veendam onzorgvuldig tot stand. Het feit dat de voordracht van GS aan PS al op 18 februari moet worden aangeleverd en dat er in de eerstvolgende vergadering een besluit moet worden genomen, geeft het bedrijf de indruk dat het besluit al vaststaat, nog voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld, afgewogen en zijn meegenomen bij de uiteindelijke besluitvorming De opgenomen kaart met IV bedrijven klopt niet, veel (grote) bedrijven staan er helemaal niet op. De stippen van de bedrijven zijn groot en ovedappen het gehele bedrijf. Het is soms onduidelijk of het bedrijf in een wit dan wel groen gebied ligt. De gebouwen voor akkerbouw en melkveehouderijen zijn volgens Vloedgraven Veendam vaak hoger en kolossaler dan een varkensstal. Het bedrijf vindt het niet terecht om alleen IV 'te gebruiken' voor het beschermen van landschap, woonklimaat en recreatieve functies en acht bovendien de maatschappelijke weerstand tegen IV puur gebaseerd op de emotie van een kleine groep burgers. In het huidige POP wordt ontwikkelingsruimte geboden aan bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven. Anderhalfjaar later wordt dit beleid opeens op slot gezet. Dit getuigt volgens het bedrijf niet van consequent en behoodijk bestuur. Het bedrijf verwacht waardevermindering van het bedrijf, vermindering van de verkoopbaarheid en inkomensdaling. Het bedrijf acht zich genoodzaakt de schade op de provincie te verhalen. 66. Familie Nieboer te Stadskanaal Maatschap Nieboer is al meer dan 4 jaar bezig met het aanvragen van vergunningen voor een tweede stal en die aanvragen zijn nu in een vergevorderd stadium. Op de kaart staat het bedrijf in groen gebied aangegeven, maar wel als onvolwaardig. Het bedrijf beschikt over een pluimveestal als neventak. De familie Nieboer vindt dat bestaande bedrijven ruimte moeten hebben voor uitbreiding en zich net als als andere bedrijven moeten kunnen ontwikkelen, in het belang van een gezinsinkomen en in het belang van het rendabel maken van investeringen in milieu en dierenwelzijn. Veehouderij behoort bij het agrarische karaktervan de provincie. Volgens de familie Nieboer is sprake van ondoordacht en niet noodzakelijk beleid, aangezien nieuvwestigingen al jaren zijn uitgesloten. Zij meent dat het beleid nadelige gevolgen heeft voor de leefbaarheid van het platteland. De verpaupering van het platteland komt in hun ogen niet door IV bedrijven, maar door het gebrek aan onderhoud van huizen. Het beleid doet de familie denken aan het beeld van "Stad en Ommeland", Herebrug Groningen. De vrouw beeldt de stad uit en het lam het buitengebied. De vrouw staat met de voet op de kop van het lam. Dit weerspiegelt de machtsverhouding tussen Stad en Ommeland. 67. Maatschap Hammenga te Slochteren De maatschap stelt dat het beleid gezinsbedrijven nekt die hun bedrijf op een gezonde manier willen ontwikkelen om een goed inkomen te genereren en een rem zet op positieve ontwikkelingen, omdat de kosten van milieumaatregelen en dierenwelzijnseisen alleen door schaalvergroting gefinancierd
28 kunnen worden. Het bestaand beleid weerhoudt al grootschalige ontwikkelingen. Er is ook alleriei regelgeving waaraan een bedrijf zich moet houden. De maatschap moet een streep trekken door eventuele ontwikkelingen in de vleeskuikentak. Het beleid heeft negatieve gevolgen voor het toekomstperspectief van het bedrijf (dat 1 inkomen genereert). Reclamant meent dat sprake is van ondoordacht beleid, dat niet is gebaseerd op goede inhoudelijke afwegingen, maar op bange onderbuikgevoelens of emoties. 68. Mevrouw L. Westerhuis te Usquert Mevrouw Westerhuis vindt dat bestaande IV bedrijven ruimte moeten krijgen voor uitbreiding en zich net als als andere bedrijven moeten kunnen ontwikkelen, in het belang van een gezinsinkomen en in het belang van het rendabel maken van investeringen in milieu en dierenwelzijn. Veehouderijen behoren bij het agrarische karaktervan de provincie. Akkerbouwers en zijn nog niet lang geleden door de provincie gestimuleerd om een tweede tak intensieve veehouderij aan hun bedrijf toe te voegen, ter verbreding van de economische basis aan hun bedrijf . Voor reclamant was het daardoor mogelijk om het waardevolle erf in stand te houden. Zij meent dat de provincie zichzelf in de vingers snijdt, want er is provinciale subsidie gestoken in het monumentale erf en de slingertuin. A s het bedrijf niet langer bestaansrecht heeft dan zal dit in het nadeel van toerisme en recreatie uitpakken. Het nieuwe IV beleid stimuleert volgens mevrouw Westerhuis de krimp, terwijl de provincie die juist wil tegengaan. In een keukentafelgesprek in het voorjaar van 2009 is door de provincie ook ingegaan op de uitbreidingsmogelijkheden die het bedrijf nog in de toekomst zou hebben (derde en vierde schuur). 69. De heer/mevrouw J.A. van der Veen te Muntendam Bestaande IV bedrijven moeten volgens reclamant kunnen uitbreiden. Agrarische ontwikkeling hoort bij een land bouwprovincie als Groningen. Het bedrijf van Van der Veen ligt in wit gebied en komt daardoor op slot. Investeringen in milieu en dierenwelzijn kunnen volgens reclamant alleen worden teruggewonnen door uitbreidingsruimte. Het bedrijf wilde vorig jaar ook uitbreiden maar dat kon niet omdat de neventak te klein was. 70. Piersma leghennenopfokbedrijf te Opende Maatschap Piersma is in 2003 overgestapt van mestkuikens naar opfokleghennen en heeft op grond van een milieuverguning nog recht op een extra stal. De bouwaanvraag voor een 3de stal is echter nog niet ingediend omdat in 2007 prioriteit is gegeven aan het doorvoeren van een emissiearm systeem. Gezien de uitbreidingsmogelijkheden op grond van het huidige POP en gelet op het bestemmingsplan van Grootegast was er ook nog geen noodzaak. Een verkennend keukentafelgesprek heeft echter al wel met de gemeente plaatsgevonden. Maatschap Piersma is gesitueerd in een wit gebied en heeft daardoor geen uitbreidingsmogelijkheden meer. Door het ontbreken van toekomstperspectief meent Piersma dat de opvolging door een van de kinderen in gevaar zal komen. Reclamant wijst op concurrentievervalsing door een afwijkende Groningse positie. Hij meent dat werkgelegenheidsveriies zal optreden, ook bij toeleveringsbedrijven en dienstenbedrijven en dat de leefbaarheid van het platteland wordt aangetast. Hij verwacht dat de maatregel nadelige gevolgen heeft voor export en voor de kennis over biologische ontwikkeling van de landbouw. Reclamant meent dat het nieuwe IV beleid niet stoelt op wetenschappelijk bewezen argumenten.
-29De kaart bevat onjuiste info, inaccurate informatie. De indeling van de gebieden acht hij niet onderbouwd, evenmin als de maximale staloppervlakten in de gele en groene gebieden. Er lijkt sprake te zijn van een vooringenomen besluit, aldus reclamant. Hij meent dat er meer naar de historie van het bedrijf had moeten worden gekeken, evenals naar de milieudruk van een bedrijf. Reclamant vindt de definitie onduidelijk en vraagt zich af of hier ook melkveehouderijen onder vallen die te weinig land hebben voor mestplaatsing en voerproductie. Reclamant meent dat de provincie zich verantwoordelijk zou moeten voelen voor de schade die zij veroorzaakt en compensatie moeten bieden aan de betreffende bedrijven die hun bedrijfsontwikkeling gestopt zien. De provincie zou eventuele claims van IV bedrijven in beeld moeten brengen alvorens te besluiten. De provincie is niet gebaat bij nog meer provinciale financiële debacles. Reclamant meent dat het nieuwe IV beleid de verkoopbaarheid van het bedrijf raakt en dat er sprake zal zijn van waardedaling. De schade zal op de provincie worden verhaald. Maatschap Piersma veronderstelt een verschil in visie tussen provincie en rijksoverheid. Het rijk wil een betere verdeling van intensieve veehouderijen over de verschillende provincies in Nededand. Dat doet het rijk volgens Piersma met behulp van de reconstructiewet, maar Groningen zet de ontwikkelingen op slot 71. De heer G.P. Schepel te Helium De heer Schepel vindt dat bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden moeten hebben. Groningen is een landbouwprovincie bij uitstek en landbouw is in zijn ogen de belangrijkste drager van de economie. Een bedrijf moet zich ook kunnen ontwikkelen om investeringen in bv dierenwelzijn, rendabel te maken. 72. De heer P.G. en mevrouw J. de Vries te Nu is De heer. en mevr. De Vries hebben bezwaar tegen het feit dat zij op grond van het nieuwe IV beleid geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben, aangezien het 'lijkt' alsof hun bedrijf in wit gebied ligt. Zij menen dat hen daarmee toekomstperspectief wordt ontnomen. 73. De heer D.J. Greidanus te Doezum De heer Greidanus vindt dat bestaande IV bedrijven ruimte voor uitbreiding moeten krijgen en zich net als als andere bedrijven behoren te kunnen ontwikkelen, in het belang van een gezinsinkomen en in het belang van het rendabel maken van investeringen in milieu en dierenwelzijn. Veehouderij behoort bij het agrarische karakter van de provincie. De provincie vergeet volgens de heer Greidanus dat de akkerbouwbedrijven nog niet lang geleden gestimuleerd zijn om een tweede tak intensieve veehouderij als verbeding van de economische basis aan hun bedrijf toe te voegen. De heer Greidanus heeft de indruk dat er een besluit met het oog op de Statenverkiezingen wordt doorgedrukt en dat de Staten geen oog hebben voor de ingediende bezwaren. De provincie verdient volksvertegenwoordigers die ook de belangen van de ondernemers van het platteland laten meewegen. Hij meent dat geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden en er geen recht wordt gedaan aan de democratie 74. Mevrouw Y. Dijkstra te Doezum Mw. Dijkstra vindt dat bestaande IV bedrijven ruimte voor uitbreiding moeten krijgen en zich net als als andere bedrijven behoren te kunnen ontwikkelen, in het belang van een gezinsinkomen en in het belang van het rendabel maken van investeringen in milieu en dierenwelzijn. Veehouderij behoort bij het agrarische karakter van de provincie. De provincie vergeet volgens mevrouw Dijkstra dat de
30akkerbouwbedrijven nog niet lang geleden gestimuleerd zijn om een tweede tak intensieve veehouderij als verbreding van de economische basis aan hun bedrijf toe te voegen. Mevrouw Dijkstra heeft de indruk dat er een besluit met het oog op de Statenverkiezingen wordt doorgedrukt en dat de Staten geen oog hebben voor de ingediende bezwaren. De provincie verdient volksvertegenwoordigers die ook de belangen van de ondernemers van het platteland laten meewegen. Zij meent dat geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden en er geen recht wordt gedaan aan de democratie. 75. De heer W. Lalkens te Woltersum Er loopt een milieuvergunningprocedure voor het aanpassen van het bedrijf. De heel Lalkens meent dat de verordening het bedrijf beperkt in zijn toekomstige mogelijkheden omdat de extra kosten die gepaard gaan met het aanpassen van stallen aan de wettelijke eisen vanwege het nieuwe beleid niet kunnen worden terugverdiend. A s gevolg daarvan ziet hij afbraak en verrommeling van het landschap. Het bedrijf vindt het beleid een aanslag op de leefbaarheid van het platteland. Van de driehonderd intensieve veehouderijbedrijven zal van ongeveer tweehonderd bedrijven het voortbestaan in het gedrang komen. Het bedrijf is het wel eens met de redenering "dat er dingen anders moeten en kunnen", maar meent dat het beleid de noodzakelijke innovatie frustreert. Het bedrijf stelt de provincie bij voorbaat aansprakelijk voor de planschade die de verordening met zich meebrengt. Het bedrijf vindt de argumenten om deze verordening in het leven te roepen ter bescherming van het landschap, woonmilieu en toeristische-recreatieve functie niet rijmen met al bestaande wetgeving en regelgeving. De landschappelijke inpassing van nieuw te bouwen stallen heeft in het huidige beleid al uitgebreid aandacht. Daarnaast zouden ook andere maatregelen denkbaar zijn om te voorkomen dat er megastallen ontstaan. De heer Lalkens meent dat agrarische bedrijven het platteland juist aanzien geven, wat voor het versterken van de recreatieve positie van de provincie Groningen juist noodzakelijk is. Het bedrijf wil op de hoogte worden gebracht van de ontwikkelingen tijdens de procedure. De heer Lalkens denkt dat er sprake is van willekeur bij het inkleuren van de gebieden. Hij waardeert bepaalde ingekleurde gebieden geheel anders dan de provincie heeft gedaan. 76. De heer/mevrouw. E.W. de Boer te Siddeburen Er is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend tb.v. de bouwvan een nieuwe vleekskuikenstal. Onder het huidige POP zou het bedrijf voor ontheffing in aanmerking komen, omdat aan de criteria wordt voldaan. De ligging in 'wit' gebied betekent dat het bedrijf op slot wordt gezet en dat er geen toekomstperspectief meer is. Door het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden verwacht reclamant dat het nog moeilijk zal zijn om te voldoen aan de maatschappelijke eisen t.a.v. dierenwelzijn c a . Een groene inkleuring zou meer op zijn plaats zijn, gelet op de afstand tot de bebouwde kom van Siddeburen en gelet op de ruimtelijke en landschappelijke aspecten van de omgeving. Het perceel is gelegen in een gebied dat door de gemeente in haar bestemmingsplan Buitengebied als landbouwontwikkelingsgebied zou worden aangewezen. De nieuw te bouwen stal kan binnen het bouwblok worden geplaatst. Gevestigde belangen en rechten zijn volgens reclamant niet meegenomen, hetgeen niet zou getuigen van een zorgvuldige afweging. De plotselinge beleidswijziging getuigt volgens reclamant evenmin van een zorgvuldige afweging. Het is hem onduidelijk welke inzichten nu plotseling zodanig gewijzigd zijn dat deze dramatische wijziging wordt gerechtvaardigd. Hij wijst er op dat er al sprake is van een beperkend IV beleid. Het bedrijf zal de schade verhalen op de provincie.
31 77. De heer R.H. van Wijk te Borgercompagnie De heer Van Wijk meent dat een IV bedrijf zich net als een ander bedrijf moet kunnen ontwikkelen, ten behoeve van een gezinsinkomen en om te kunnen voldoen aan milieu- en dierenwelzijnseisen. Deze investeringen zijn ook noodzakelijk om de aantrekkelijkheid van het platteland te behouden. Het op slot zetten van een groot aantal bedrijven acht hij in strijd met de (goede) ruimtelijke ordening. Aan bestaande bedrijven dient volgens jurisprudentie in principe voldoende mogelijkheden geboden te worden om op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn, aldus de heer Van Wijk. De heer Van Wijk meent dat als de bedrijven niet meer kunnen investeren, de vitaliteit van de landbouw zal afnemen en een negatief effect op de aantrekkelijkheid van het platteland zal ontstaan. De heer Van Wijk wijst op het ontbreken van hervestigingsmogelijkheden voor knelpuntgevallen. Hij wijst op de concentratiegebieden en extensiveringsgebieden uit de Reconstructiewet IV en de in die wet geboden mogelijkheden voor hervestiging. Hij wijst ook op de fiscale mogelijkheden voor dat soort uitplaatsingen. Hij vindt dat de witte gebieden gelijk zijn te stellen met de strengste zoneringen uit de Reconstructiewet. Er is in zijn visie sprake van rechtsongelijkheid ten opzichte van die bedrijven die wel hervestigingsmogelijkheden krijgen. Hij ziet geen een materiële aanleiding om beperkingen op te leggen"en acht die wel noodzakelijk, hetgeen ook zou blijken uit jurisprudentie. De heer Van Wijk meent dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de zonering en dat deze onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Er ontbreken ook IV bedrijven in de inventarisatie. De bufferzones ten aanzien van volksgezondheid zijn zijns inziens nergens op gebaseerd en hij mist een onderbouwing. De kaart acht hij onvoldoende gedetailleerd. In een behoodijk aantal gevallen is niet duidelijk waar te nemen in welk gebied het bedrijf ligt. Het besluit van PS lijkt hem ingegeven te zijn door de maatschappelijke weerstand tegen IV en de maatschappelijke discussie over de ethische aspecten van megastallen en het risico van de verspreiding van (dier)ziekten. Hij wijst op jurisprudentie die aangeeft dat daarin geen aanleiding kan worden gezien om de IV aan banden te leggen. Er is maatschappelijke weerstand tegen schaalvergroting in de IV, maar de hele Nederiandse maatschappij ondergaat momenteel een schaalvergroting. Aan IV bedrijven wordt nu die mogelijkheid tot schaalvergroting ontnomen. De heer Van Wijk ziet hierin ook een rechtsongelijkheid. Hij meent dat er voldoende andere sturingsinstrumenten zijn om overiast t.b.v. het woon- en leefklimaat te voorkomen en dat hiervoor het nieuwe IV beleid niet nodig is. Er is volgens de heer Van Wijk niet aangegeven hoe aan deze samenhang gestalte wordt gegeven. Hiermee acht hij het herzieningenbesluit in gebreke t.o.v. de motie. Er komt nog een visie van staatssecretaris Bleker over de toekomst van megastallen, die ingaat op de keuzes die kunnen worden gemaakt. De provincie had volgens de heer Van Wijk aandacht behoren te besteden aan nadeelcompensatie. Dit wordt ondersteund door een uitspraak van de ABRvS. Dit geldt volgens de heer Van Wijk zeker voor zijn eigen bedrijf, aangezien hij volgens de bepalingen uit de verordening van 2009 een van de bedrijven was die nog beschikte over uitbreidingsmogelijkheden (op grond van artikel 4.18 lid 3). Nu zit hij in wit gebied. De heer Van Wijk geeft aan schade te zullen leiden en dat hij genoodzaakt zal zijn een verzoek om planschadevergoeding in te dienen Als door financieringsproblemen niet aan de wettelijke eisen kan worden voldaan, dan dreigt sluiting op korte termijn.
-32 78. Vof Sluys-Verkley te Zevenhuizen Het bedrijf voldoet nog niet aan alle milieu- en dierenwelzijnseisen en is bezig een vergunning aan te vragen om aan alle wettelijke eisen te voldoen. Onderdeel van het plan is de bouwvan een vleesvarkensstal. Het bedrijf heeft al een bedrijfsontwikkelingsplan bij de gemeente ingediend. Vanwege het nieuwe beleid weet het bedrijf niet meer wat het moet doen. Het vraagt de provincie de plannen te respecteren. Het bedrijf stelt dat de extra kosten die gepaard gaan met het aanpassen van stallen aan de wettelijke eisen vanwege het nieuwe beleid niet kunnen worden terugverdiend. De enige mogelijkheid om nog te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen is volgens hen het aantal dieren in het bedrijf terug te brengen. Hierdoor stijgt de kostprijs per dierplaats en zou de levensvatbaarheid van het bedrijf in het geding komen. Het bedrijf verwacht mogelijk mogelijk afbraak en verrommeling van het landschap als gevolg van het nieuwe beleid omdat er geen rendabele veehouderij mogelijk blijft. Het bedrijf vindt het beleid een aanslag op de leefbaarheid van het platteland. Het meent dat van de driehonderd intensieve veehouderijbedrijven van ongeveer tweehonderd bedrijven het voortbestaan in het gedrang zal komen. Het bedrijf is het wel eens met de redenering "dat er dingen anders moeten en kunnen", maar meent dat het beleid de nodige innovatie frustreert. Het bedrijf stelt de provincie bij voorbaat aansprakelijk voor de planschade die de verordening met zich meebrengt. Het bedrijf vindt de argumenten om deze verordening in het leven te roepen ter bescherming van het landschap, woonmilieu en toeristisch-recreatieve functie niet rijmen met al bestaande wetgeving en regelgeving. De landschappelijke inpassing van nieuw te bouwen stallen krijgt in het huidige beleid al uitgebreid aandacht. De agrarische bedrijven geven het platteland juist aanzien, wat voor het versterken van recreatieve positie van de provincie Groningen juist noodzakelijk is. Het bedrijf meent dat het nieuwe beleid ook tot extra administratieve lasten leidt. Het bedrijf wil op de hoogte worden gebracht van de ontwikkelingen tijdens de procedure. 79. A.H.K. Tepper, Zuidwending 70, 9644 XL Veendam De heer Tepper merkt op dat het niet toestaan van nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven de agrarische sector op slot zet, waardoor de levensvatbaarheid en verkoopbaarheid van bedrijven onder druk komt te staan. Investeringen ter voldoening aan milieuregels en dierenwelzijn eisen zijn volgens hem niet meer rendabel. Tevens vindt hij dat dit geen recht doet aan de schaalvergroting in de agrarische sector. Bovendien is reclamant van mening dat de gebiedenkaart zeer onzorgvuldig tot stand is gekomen. Delen van het groene gebied vallen in bestemmingsplannen die geen ruimte tot uitbreiding en nieuwvestiging bieden. Ook ontbreken bestaande intensieve veehouderijbedrijven op de gebiedenkaart. Reclamant ervaart het als ongelijkheid dat bedrijfsgebouwen op bedrijventerreinen, alsmede gebouwen van rundveehouderijen blijkbaar niet als landschapsontsierend worden aangemerkt. Ook bij die bedrijven is sprake van een groot aantal transportbewegingen en geluidsoverlast. Bij de intensieve veehouderij worden overiast en landschapsontsiering echter wel als tegenargumenten gebruikt. 80. De heer en mevrouw De Jong-Reidsma te TerApei Het nieuwe beleid heeft tot gevolg dat een kleine bedrijftak volledig op slot komt te staan. Deze bedrijven kunnen - door het ontbreken van uitbreidingsruimte van het aantal dieren - de aanpassingen van het bedrijf in relatie tot de aangescherpte eisen t.a.v. milieu en dierenwelzijn volgens de heer en mevrouw De Jong niet meer rendabel maken.
-33 Zij menen dat het nieuwe IV beleid de bestaansgronden en het toekomstperspectief van de IVbedrijven weghaalt en dat het beleid nadelige gevolgen heeft voor de werkgelegenheid binnen de provincie Groningen. De provincie Groningen heeft een agrarisch karakter en bestaat niet alleen uit akkerbouw maar ook uit verschillende vormen van veehouderij. De belangen van de agrarische ondernemers moeten volgens de heer en mevrouw De Jong worden meegewogen. Het gaat om ondernemers met een traditie in de land en tuinbouw. De provincie zou voorwaarden moeten scheppen om deze ondernemers de ruimte te geven om zich duurzaam te kunnen blijven ontwikkelen. Dit achten zij in het belang van dierenwelzijn, in het belang van een vermindering van de belasting van de omgeving en in het belang van een gezinsinkomen/werkgelegenheid. De heer en mevrouw De Jong denken dat de beslissing verband houdt met de komende Statenverkiezingen. Zij vinden wat dat betreft dat de provincie volksvertegenwoordigers verdient die niet naar eigen emoties handelen, maar die alle belangen zorgvuldig afwegen. Het ontbreken van toekomstperspectief zal volgens hen leiden tot planschade en tot waardevermindering van het bedrijf. De schade zal op de provincie worden verhaald. 81. Gemeente Winsum B&W van Winsum vinden het onduidelijk welke argumenten hebben geleid tot de doorgevoerde begrenzing, met name voor de gele en groene gebieden die naast elkaar liggen. B&W van Winsum wijzen erop dat de strakke begrenzing, naast de cirkels rond de dorpen, te weinig gelegenheid biedt om maatwerk te leveren voor de betrokken agrarische ondernemers in Winsum. Gepleit wordt voor een nuancering van de grenzen. B&W van Winsum vragen zich af of er wel verschil tussen de uiteriijke verschijningsvorm van een IV bedrijf en een rundveehouderijbedrijf is als het gaat om de aantasting van het landschap. De gemeente wijst er daarbij op dat de keukentafelgesprekken bij agrarische schaalvergrotingen ertoe bijdragen dat de aantasting van het landschap wordt voorkomen en dat de (positieve) beleving van het landschap wordt verhoogd. De gemeente wijst er verder in relatie tot het argument 'aantasting woonmilieu' op dat de milieuregelgeving door het stellen van geurnormen en ammoniaknormen waaraan moet worden voldaan, erop toeziet dat stank en geuroveriast wordt voorkomen. B&W zijn verder van mening dat de toenemende druk van het landbouwverkeer op de provinciale en gemeentelijke wegen niet toe te schrijven is aan een specifieke bedrijfstak. 82. De heerA. Beemsterboer te Uithuizen Het nieuwe IV beleid heeft volgens de heer Beemsterboer tot gevolg dat 80% van de IV bedrijven volledig op slot komen te staan. Voor kleinere varkenshouderijbedrijven acht hij het alleen mogelijk om te voldoen aan de extra milieu- en huisvestingseisen als zij de daarmee gepaard gaande financiële investeringen kunnen halen uit een bepaalde mate van uitbreiding. Hij verwacht dat deze bedrijven de financiering bij de bank nu niet meer rond krijgen. Hij meent dat de opgevoerde bufferzones niet zijn gebaseerd op gedegen onderzoek. 83. Maatschap Jansen, de heer G.P. Jansen te Eenrum De maatschap geeft aan dat de aangenomen motie van 15 december 2010 hen grote zorgen baart en veel vragen oproept. De maatschap haalt een aantal uitspraken van de PvdA, de SP, de Partij voor het Noorden en GroenLinks aan die naar de mening van de maatschap niet stroken met de ontwerpherziening, die IV-bedrijven volledig buitensluiten.
34De maatschap is het niet eens met de blokkade van de uitbreidingsmogelijkheden voor IV-bedrijven in de witte gebieden. Het bedrijf van maatschap Jansen is gelegen in een geel gebied, waardoor er sprake is van een stalvloeroppervlakte tot 5000 vierkante meter. De maatschap geeft aan dat ontwikkelingsmogelijkheden noodzakelijk. Om te voldoen aan alle wettelijke eisen en normen op het gebied van milieu (ammoniak emissie) en dierenwelzijn zullen forse investeringen nodig zijn.. De maatschap wijst op de mogelijkheid dat de nieuwe regels ertoe leiden dat de varkenshouderij uit de provincie verdwijnt In zo'n geval zal er ook een aanzienlijke toename van de mestaanvoer ontstaan. Reclamant wijst er op dat de nieuwe regels leiden tot een waardevermindering van het bedrijf. De maatschap zal alle schade verhalen op de provincie. De maatschap heeft het gevoel dat er - gezien de haast waarmee de procedure wordt doodopen (bezwaren t/m 14 februari, voordracht 18 februari en besluit op 9 maart) - geen eeriijke procedure wordt gevolgd, waarbij ruimte is voor hoor en wederhoor. De maatschap is van mening dat de gebiedsindeling in witte, gele en groene gebieden onvoldoende onderzocht en gemotiveerd is. De zonering komt naar de mening van reclamant niet overeen met de kaarten uit het POP waarop de landschapsontwikkelingszones en de recreatieve functies zijn aangeduid. Tevens ontbreekt de onderbouwing van de ingevoerde zonering van duizend meter rondom de woongebieden. Reclamant spreekt de hoop uit dat de beleidswijziging nog onderbouwd gaat worden met gedegen onderzoek. De maatschap heeft de indruk dat de herziening nu gebaseerd is op de emoties van enkele mensen of politieke partijen. Er wordt geen rekening gehouden met landelijke of Europese weten regelgeving. 84. Maatschap Jansen, T.J. Jansen en A.M. Jansen-Ansing te Rasquert De inhoud van de brief komt overeen met de inhoud van de brief onder nummer 83. 85. Gemeente Grootegast Burgemeester en wethouders van Grootegast zijn onaangenaam verrast over het feit dat er geen sprake is geweest van gemeentelijke betrokkenheid in het voortraject. Ze voelen zich monddood gemaakt, terwijl er geen beroep open staat tegen de herziening van de verordening. B&W van Grootegast acht de kaart onvoldoende onderbouwd. Burgemeester en wethouders kunnen niet instemmen met het onvoorwaardelijk 'nee' tegen uitbreidingsplannen van intensieve veehouderijen in het witte gebied en willen nader gemotiveerd zien waarom de benadering van intensieve veehouderijen zoveel strenger is dan de benadering van de reguliere landbouw. Burgemeester en wethouders kunnen niet achterhalen wat nu de specifieke ruimtelijke overwegingen zijn geweest die er toe hebben geleid om een groot deel van de intensieve veehouderijen in deze gemeente volledig op slot te zetten. Burgemeester en wethouders kunnen niet instemmen met vooriiggende regeling. Gevraagd wordt om een meer genuanceerde gebiedsbenadering, vergelijkbaar met die van de agrarische schaalvergroting 86. Gemeente Stadskanaal Burgemeester en wethouders van Stadskanaal zijn van mening dat een niet op ruimtelijke overwegingen gebaseerde weerstand tegen intensieve veehouderijbedrijven geen reden mag zijn voor een strakke ruimtelijke regelgeving
35
Burgemeester en wethouders zijn van mening dat de nieuwe regels zullen leiden tot een sanering van veel intensieve veehouderijen in Oost Groningen. A s gevolg daarvan vrezen zij voor een toename van de mestaanvoer met alle gevolgen van dien en een afname van de werkgelegenheid. Een ontwikkeling, die met name in een krimpregio als Oost Groningen als zeer ongewenst wordt gezien. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat van de provinciale overheid verwacht mag worden dat er een consequent en consistent beleid wordt gevoerd. Burgemeester en wethouders vragen zich af hoe de feitelijke gebiedsindeling heeft plaatsgevonden. Verder wijzen zij er op dat het toegepaste afstandscriterium van duizend meter, indien deze uit oogpunt van volksgezondheidsrisico's is gehanteerd, niet op wetenschappelijk onderzoek kan zijn gebaseerd en daarmee in strijd is met artikel 3.46 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Burgemeester en wethouders vragen zich af waarom de kaart afwijkt van de kaart, zoals die in de nota "Agrarische bouwblokken en landschap" is opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat, als het gaat om de intensieve veehouderij in relatie tot de thema's volksgezondheid en dierenwelzijn, de verantwoordelijkheid bij het rijk ligt en niet bij de provincie. Zij zijn van mening dat er strijd is met artikel 3.3 van de Awb. Het overgangsrecht dient in overeenstemming te worden gebracht met datgene wat eerder is toegezegd, namelijk dat indien een uitbreiding reeds in procedure is gebracht (keukentafelgesprekken) dit plan op basis van het toen geldende beleid zal worden behandeld. 87. Nederlandse Vakbond Varkenshouder regio Noord Nederland De N W maakt zich zorgen over de toekomst van de varkenshouderijen in de provincie Groningen. De opgenomen kaart met IV bedrijven klopt niet, veel (grote) bedrijven staan er helemaal niet op. De stippen van de bedrijven zijn groot en overiappen het gehele bedrijf. Het is soms onduidelijk of bedrijven in een wit dan wel groen gebied ligt. Investeringen kunnen volgens de N W alleen rendabel worden gemaakt als dat gepaard kan gaan met een vergroting van het bedrijf. Aan het besluit ligt volgens de N W onvoldoende onderzoek en geen deugdelijke motivering ten grondslag. Dit geldt bv. voor de verdeling van de witte, gele en groene gebieden. Deze indeling komt volgens de Vakbond ook niet overeen met de te beschermen waarden 'landschap, woonklimaat en recreatieve functies'. Zij missen een reden voor afwijking. Daarbij wordt verwezen naar kaart 1 (landschapsontwikkeling) en naar figuur 5.2 (recreatieve functies). Ook missen zij een onderbouwing van de zoneringen rondom woongebieden. Voor de zonering rondom woongebieden ontbreekt volgens de Vakbond ook een wettelijke basis, behoudens dan op grond van normen voor geur en fijnstofbelasting. Nieuw beleid acht de Vakbond niet nodig en een oppervlaktebeperking is volgens de Vakbond een onjuiste reactie op de motie. De N W meent dat er al andere maatregelen aanwezig zijn om landschap, woonklimaat en recreatieve functies te beschermen tegen IV (landschappelijke inpassing uitbreidingen, aangescherpte eisen milieu en dierenwelzijn), en dat uitbreiding van IV bedrijven daardoor ook prima kan samengaan met landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies. De provincie zou niet verder moeten gaan dan de landelijke overheid. Het verdwijnen van varkenshouderijbedrijven uit Groningen zal volgens de N W leiden tot extra aanvoer van mest vanuit andere landsdelen naar Groningen in verband met de aanwezigheid van een groot areaal akkerbouwgrond, wat leidt tot een toename van de transportbewegingen (een vergeten milieueffect).
-36 De N W acht nieuw beleid ook niet nodig omdat de marktsituatie slecht is. Bedrijven verdwijnen al of gaan niet over tot uitbreiding of zoeken al naar alternatieve toekomstmogelijkheden. De overblijvende varkenshouderijen moeten niet worden geremd aldus de N W . Een ontheffingsmogelijkheid om van het beleid af te wijken ontbreekt. De N W meent dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het feit dat de voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten al op 18 februari moet worden aangeleverd en dat er in de eerstvolgende vergadering een besluit moet worden genomen, wekt bij de N W de indruk dat het besluit al vaststaat, nog voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld, afgewogen en zijn meegenomen bij de uiteindelijke besluitvorming. De gebouwen voor akkerbouw en melkveehouderijen zijn volgens de N W vaak hoger en kolossaler dan een varkensstal. De N W acht het niet terecht om alleen IV 'te gebruiken' voor het beschermen van landschap, woonklimaat en recreatieve functies. De maatschappelijke weerstand tegen IV is volgens de N W puur gebaseerd op de emotie van een kleine groep burgers. In het huidige POP wordt ontwikkelingsruimte geboden aan bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven. Anderhalfjaar later wordt dit beleid opeens op slot gezet. Dit getuigt volgens de Vakbond niet van consequent en behoodijk bestuur. De N W vreest waardevermindering van varkensbedrijven en inkomensdaling en meent dat de verkoopbaarheid van bedrijven negatief wordt beïnvloed. Sluiting van bedrijven dreigt volgens de Vakbond. Leden van de N W zullen worden aangespoord om de schade op de provincie te verhalen. 88. Maatschap Kieft-Elzinga te Winschoten De maatschap merkt op dat hun leghennenbedrijf niet is ingetekend op de gebiedenkaart. De maatschap merkt op dat het een geldige milieuvergunning heeft voor het uitoefenen van het bedrijf. De maatschap maakt bezwaar tegen de ontwerp-herziening omdat het bedrijf geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft. Om de kunnen voldoen aan wettelijke regels op het gebied van milieu en welzijn meent het bedrijf te moeten kunnen blijven groeien. Daarnaast acht de maatschap opschaling noodzakelijk om de toenemende kosten te kunnen blijven betalen. 89. De heer J.M.A. Jansen te Schiidwolde De heer Jansen meent dat om een duurzaam volwaardig IV bedrijf te kunnen zijn, een uitbreidingsmogelijkheid aanwezig moet zijn. De toekomstige investeringen moeten volgens hem kunnen worden terugverdiend. In het recente verieden is juist ter verbreding van de economische basis een IV-tak aan het agrarisch bedrijf toegevoegd. Nu wordt deze op slot gezet. 90. De heer Lavrijsen te Reusel (Noord-Brabant) De heer. Lavrijsen is agrarisch makelaar en eigenaar van een nog onbebouwd perceel aan de Numero Dertien 6c te Veendam. Hij beschikt (op basis van een reeds in 1998 ingediende bouwaanvraag, toen het bestemmingsplan nog nieuvwestiging toestond) over een bouw- en een milieuvergunning voor het oprichten van een volwaardige varkenshouderij op dit perceel. Door de gemeente Veendam is hem daar voorts een agrarisch bouwblok toegezegd. De locatie waar hij de bedrijfsbebouwing mag oprichten is echter voor een deel gelegen binnen een op de gebiedenkaart aangegeven 'wit' gebied en voor een ander deel binnen 'groen' gebied. Het is de heer. Lavrijsen niet duidelijk waarom langs de 'Numero Dertien' een strook met een breedte van circa 200 meter als 'wit' gebied is aangegeven, en hij is van mening dat de rechtszekerheid zich ertegen verzet dat binnen een agrarisch bouwblok twee zoneringsregelingen van toepassing zijn. De heer.
-37 Lavrijsen verzoekt dan ook het besluit beter te motiveren en de begrenzing van de ' witte' en 'groene' gebieden zodanig aan te passen dat het gehele bedrijf binnen 'groen' gebied zal komen te liggen. 91. Mevrouw Bos te Westerlee Mevrouw Bos exploiteert een varkenshouderij aan de D.H. Vinkersweg 1 te Westeriee, alwaar zij beschikt over een agrarisch bouwblok van ruim 2 hectare met een bebouwd oppervlak van ca. 2500 vierkante meter. Het bedrijf valt binnen een in de ontwerp-herziening als 'groen' aangegeven gebied, waar de stalvloeroppervlakte mag toenemen tot maximaal 7500 vierkante meter. Door deze beperking zal de voorgenomen groei van het bedrijf niet kunnen worden gerealiseerd. Mevrouw Bos meent dat hierdoor de bestaanszekerheid van gezonde agrarische bedrijven op het spel wordt gezet - hetgeen zij niet terecht vindt - en vreest waardevermindering van het bedrijf. Mevrouw Bos betwist daarbij de noodzaak van de herziening van de omgevingsverordening, nu bestaande regelgeving op het gebied van milieu, dierenwelzijn, welstandseisen etc. aantasting van het landschap, het woonmilieu en toeristisch-recreatieve functies voldoende voorkomen. 92. Gemeente Slochteren Burgemeester en wethouders van Slochteren zijn benieuwd op basis van welke normen, onderzoeksresultaten of jurisprudentie de keuze is gemaakt voor de afstand van duizend meter tussen woonbebouwing en de 'groene' gebieden. Tevens wijzen zij erop dat niet de bevolkingsdichtheid, maar de lintbebouwingsstructuur in de gemeente in de gekozen systematiek tot gevolg heeft dat er binnen de gemeente nauwelijks enig 'groen' gebied over blijft, de voorgenomen herziening van de verordening haar doel daarmee voorbij schiet en geen sprake is van een zorgvuldige voorbereiding, aangezien de consequenties van de voorgenomen herziening niet goed in beeld zijn gebracht. Burgemeester en wethouders constateren dat - anders dan bijvoorbeeld in andere landsdelen - geen compensatie in de vorm van een verplaatsingsregeling naar concentratiegebieden in het vooruitzicht wordt gesteld, die de getroffen bedrijven een toekomstperspectief zou kunnen bieden. Tenslotte wijzen zij op enige onvolkomenheden ten aanzien van de aanduiding van de intensieve veehouderijbedrijven op de gebiedenkaart
93. De heer A.J. van 't Westeinde te Termunten De pluimveehouderij (vleeskuikens) van de heer Van 't Westeinde is gesitueerd binnen een zone van 1 kilometer vanaf de Waddenzee, dat derhalve in het ontwerp als 'wit' gebied is aangeduid. De heer Van 't Westeinde is van mening dat de voorgenomen herziening gestoeld is op emoties van burgers, die niet op de hoogte zijn van het functioneren van de sector en dat voorts met twee maten wordt gemeten door de melkveehouderij (waarin de koeien - net als in de intensieve veehouderij - niet naar buiten komen, het voer voor een groot deel uit krachtvoer bestaat, en ook mest wordt geproduceerd) buiten schot te laten, terwijl de stallen niet kleiner of minder opvallend zijn dan stallen ten behoeve van intensieve veehouderij. De heer Van 't Westeinde vindt het onzin om langs de Waddendijk een strook van duizend meter aan te wijzen als 'wit gebied' omdat de gemiddelde toerist het verschil tussen een schuur en een stal niet ziet, laat staan het verschil tussen een stal ten behoeve van kippen of varkens en een stal ten behoeve van andere diersoorten. De heer Van 't Westeinde meent dat uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is om te zijner tijd een levensvatbaar bedrijf aan een opvolger te kunnen overdragen en is van mening dat het platteland niet tot een openluchtmuseum dient te verworden. 94. De heer Tiggelaar te Meeden De heer Tiggelaar is eigenaar van zowel een agrarisch bedrijf aan de Veensloot 54a te Meeden als van een agrarisch bedrijf aan de Duurkenakker 5a te Muntendam Hij wijst er op dat beide bedrijven op de kaart ten onrechte zijn aangegeven als 'niet volwaardige intensieve veehouderijen' en dat beide bedrijven wel degelijk volwaardige intensieve veehouderijen zijn en dat ze - nu ze beide zijn gelegen in als 'wit' aangegeven gebied - geen ontwikkelingsperspectief meer hebben, een gevolg dat niet gerechtvaardigd is nu onduidelijk is of en zo ja, in hoeverre de te beschermen waarden feitelijk
38 aanwezig zijn. De heer Tiggelaar is voorts van mening dat de voorgenomen herziening blijk geeft van een gebrek aan toekomstvisie op de intensieve veehouderij als bedrijfstak, de mogelijkheden voor een nieuwe 'groene' generatie intensieve veehouderijbedrijven en de mogelijkheden om de stalvloeroppervlakte te vergroten zonder dat het aantal dieren toeneemt. 95. De heerM. Bouma te Oidehove De heer. Bouma is eigenaar van het binnen 'wit' gebied gelegen pluimveebedrijf aan de Selwerd 4 te Oidehove, alwaar hij achtenzestigduizend vleeskuikens houdt. Hij wijst erop dat hij met de gemeente Zuidhorn overeenstemming heeft bereikt om dit aantal uit te breiden tot honderdzesduizend vleeskuikens en dat hij de hiervoor benodigde uitbreiding in verband met het vleeskuikenbesluit en ammoniakeisen voor 1 januari 2012 moet realiseren. 96. De heer P. Hammenga te Siddeburen De maatschap Hammenga exploiteert bij het - binnen 'wit' gebied gelegen - akkerbouwbedrijf aan de Oudeweg 96 te Siddeburen, een tak intensieve veehouderij, waar zestigduizend vleeskuikens worden gehouden. Om aan nieuwe milieu- en dierenwelzijnsnormen te kunnen voldoen zal in het bedrijf geïnvesteerd moeten worden en die investeringen kunnen volgens de heer Hammenga veelal alleen door middel van schaalvergroting worden terugverdiend. Het toekomstperspectief van het familiebedrijf wordt volgens de heer Hammenga belemmerd door de vleeskuikentak de vereiste ontwikkelingsmogelijkheden te ontnemen, terwijl de voorgenomen herziening alleen gebaseerd is op onderbuikgevoelens en emoties. 97. De heer B. Schuitema en mevrouw H.G. Schuitema-Nieboer te Mussel De heer en mevrouw Schuitema oefenen een pluimveehouderijbedrijf uit dat is gelegen in 'wit gebied'. Er wordt ernstig bezwaar gemaakt tegen het verbod op uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven die in 'wit gebied' zijn gelegen. Zij menen dat dit hun bestaansrecht aantast en noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn onmogelijk maakt. Reclamanten betogen dat bij de ontwerp-herziening geen rekening is gehouden met de belangen van de agrariërs. Zij vinden dit zeer onterecht en getuigen van wanbeleid. 98. De heer A. van der Spek te Houwerzijl De heer Van der Spek oefent een intensief veehouderijbedrijf uit dat is gelegen in 'wit gebied'. Er wordt bezwaar gemaakt tegen het verbod op uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven die in 'wit gebied' zijn gelegen. Dit tast volgens de heer Van der Spek hun bestaansrecht aan. Noodzakelijke investeringen op het gebied van dierenwelzijn en milieu zijn volgens hem alleen rendabel, als dit gepaard gaat met een toename van het aantal dieren. Volgens reclamant is sprake van willekeur. Ondernemers die het geluk hebben in 'groen en geel gebied' te liggen, kunnen uitbreiden. Alle andere bedrijven zitten op slot. De heer Van der Spek betoogt dat vier jaar geleden ten behoeve van uitbreiding van zijn bedrijf een zogeheten keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden, waarbij werd benadrukt dat schaalvergroting aanvaardbaar is, mits landschappelijk goed ingepast. Thans wordt een geheel andere keuze gemaakt met verstrekkende gevolgen. Reclamant vindt dit getuigen van wanbeleid. 99. De heer O. Reitzema te Lucaswolde Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door uitbreiding van het bedrijf. Nu dit
-39ten gevolge van het voorgenomen beleid volgens de heer Reitzema niet meer kan zal de vitaliteit van de landbouw afnemen, hetgeen ook een negatief effect op het landschap zal hebben. Schaalvergroting kom je overal in de maatschappij tegen. De heer Reitzema vraagt zich af waarom het bij intensieve veehouderijen een ongewenste ontwikkeling is. Onder meer vanwege welzijnseisen en het Besluit Huisvesting moeten op korte termijn investeringen worden gedaan. Nu niet kan worden uitgebreid kunnen die investeringen volgens de heer Reidzema niet worden terugverdiend. Dat zou kunnen inhouden dat het bedrijf uitedijk 31 december 2012 wordt gesloten. In de Reconstructiewet is voor Concentratiegebieden een uitplaatsingsmogelijkheid opgenomen naar landbouwontwikkelingsgebieden, waar nieuvwestiging en uitbreiding mogelijk is. Uitplaatsing wordt door de overheid financieel mogelijk gemaakt. Het voorgenomen IV-beleid is qua effect vergelijkbaar, maar ontbeert een regeling, waardoor volgens de heer Reidzema sprake is van rechtsongelijkheid. Een groot deel van de bestaande IV bedrijven komt niet voor in de inventarisatie. De heer Reidzema acht het onderzoek daarmee te globaal en onzorgvuldig. Ook is bij een aantal bedrijven onduidelijk in welk gebied ze liggen. Tevens mist de heer Reidzema een deugdelijke onderbouwing van de bufferzones rond dorpen. De Staatssecretaris van EL&I heeft aangegeven dat in oktober 2011 met een visie op het thema megastallen wordt gekomen. Pas dan worden keuzes gemaakt omtrent de toekomst van deze stallen. Met het voorgenomen IV-beleid loopt Groningen op de uitkomst van die discussie vooruit Op grond van het van kracht zijnde provinciaal beleid (art. 4.18 Ov) heeft het bedrijf uitbreidingsmogelijkheden. Onder het nieuwe IV-beleid vervallen de uitbreidingsmogelijkheden. Gelet op de grote nadelige effecten van de planologische wijziging zal een verzoek om planschade worden ingediend. De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft geen aanleiding om de intensieve veehouderij aan banden te leggen ter voorkoming van de verspreiding van dierziektes. 100.
De heer L. van der Spek te Oostwold
Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door uitbreiding van het bedrijf. Nu dit ten gevolge van het voorgenomen beleid niet meer kan zal de vitaliteit van de landbouw volgens de heer Van der Spek afnemen, hetgeen ook een negatief effect op het landschap zal hebben, alsmede op toerisme en recreatie. De heer Van der Spek meent dat het middel keukentafelgesprek een goed middel is om een bedrijfsuitbreiding landschappelijk in te passen. 101.
De heerM. Verhagen te Heesch
Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn (Besluit Huisvesting) en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door een uitbreiding van het bedrijf. De heer Verhagen meent dat de vitaliteit van de landbouw zal afnemen als die investering niet meer kan worden terugverdiend. Dit zal volgens hem een negatief effect hebben op het landschap. De heer Verhagen vindt de indeling in gele, groene en witte gebieden zeer arbitrair en niet goed onderbouwd. De Staatssecretaris van EL&I heeft aangegeven dat in oktober 2011 met een visie op het thema megastallen wordt gekomen. Pas dan worden keuzes gemaakt omtrent de toekomst van deze stallen. Reclamant vindt dat Groningen met het voorgenomen IV-beleid op de uitkomst van die discussie vooruit loopt.
40Reclamant stelt dat het bedrijf op grond van het van kracht zijnde provinciaal beleid (art 4.18 POV) nog uitbreidingsmogelijkheden heeft maar deze vervallen onder het nieuwe IV-beleid. Reclamant kondigt aan dat hij - gelet op de grote nadelige effecten van de planologische wijziging - een verzoek om planschade zal indienen. Een goede ruimtelijke ordening brengt volgens reclamant met zich mee dat de planmaker zich ervan vergewist of het financieel nadeel gecompenseerd moet worden. 102.
De heer B.H. Riepema te Meedhuizen
Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door een uitbreiding van het bedrijf. De heer Riepma laat weten dat dit onder het nieuwe beleid niet meer mogelijk zal zijn. 103.
LTO-Noord, afdeling Zuidhorn
Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn (Besluit Huisvesting) en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door een uitbreiding van het bedrijf. LTO-Noord is van mening dat de vitaliteit van de landbouw zal afnemen als die investering niet meer kan worden terugverdiend. Dit zal volgens hem een negatief effect hebben op het landschap. LTO Noord wijst er op dat een ander gevolg is dat de mesttransporten vanuit de rest van Nededand zullen toenemen. LTO Noord wijst er voorts op dat de bedrijfsvoering, waarbij voer op eigen grond wordt geteeld en de mest op eigen grond wordt uitgereden (kringloop), door het nieuwe beleid zal worden gefrustreerd. 104.
Gemeente Delfzijl
Burgemeester en Wethouders van Delfzijl vinden het een ongewenste ontwikkeling dat bestaande IVbedrijven zich ten gevolge van deze beleidsherziening niet meer verder kunnen ontwikkelen. Zij hebben daarbij niet de indruk dat de voorbereiding van het beleid op een zorgvuldige belangenafweging is gestoeld. Naar hun mening zijn de belangen van de agrariërs onvoldoende meegewogen. B&W vinden de indeling in gele, groene en witte gebieden zeer arbitrair en niet goed onderbouwd. Zij wijzen er op dat het Pagediep als wit gebied is aangeduid, terwijl over de plannen nog geen concrete besluitvorming heeft plaatsgevonden. Zij wijzen er voorts op dat in de nota "Agrarische bouwblokken en landschap" een andere gebiedsindeling is toegepast. De reden daarvan is hen onduidelijk. B&W vrezen dat een herziening van het bestemmingsplan grote negatieve financiële gevolgen voor de gemeente zal hebben, door de veelheid aan planschadeclaims. 105.
De heer Verweij te Mussel
De heer Verweij vindt de indeling in gele, groene en witte gebieden zeer arbitrair en niet goed onderbouwd. Dit geldt naar zijn mening eveneens voor de uitbreidingsmaten in de oranje en groene gebieden. De heer Verweij stelt dat de bescherming van natuur, landschap, woonkernen en toerisme grotendeels via andere regelgeving plaatsvindt en dat regeling via het ruimtelijke spoor daarom overbodig is. Daarbij komt dat de regelgeving op nationaal en europees niveau de afgelopen jaren aanmerkelijk aangescherpt. Reclamant vindt het onjuist om dierenwelzijnsaspecten via het ruimtelijke spoor te regelen.
41 Om zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen voldoen aan de eisen van dierenwelzijn en milieu moet geïnvesteerd worden. Die investering kan worden terugverdiend door een uitbreiding van het bedrijf, t Reclamant denkt dat de vitaliteit van de landbouw zal afnemen als die investering niet meer kan worden terugverdiend. Dit zal volgens hem een negatief effect op het landschap hebben. De heer Verweij is verder van mening dat er hervestigingsmogelijkheden moeten zijn voor IV-bedrijven die door nieuwbouwvan woningen moeten wijken Verder meent hij dat etagebouw mogelijk moet blijven, omdat de stallen feitelijk gezien niet hoger worden dan de bestaande pluimveestallen. 106.
Mevrouw A. Schievink en de heer K. Helmantel te Lauwerszijl
Mevrouw Schievink en de heer Helmantel hebben een varkenshouderijbedrijf met 240 zeugen aan de Stadsweg 3A te Lauwerzijl. Het bedrijf is gelegen in 'wit gebied'. Reclamanten wijzen er op dat hun bedrijf is gelegen in 'wit' gebied en daarom op slot zal komen te staan. Zij zijn van mening dat een IV bedrijf zich net als een ander bedrijf moet kunnen ontwikkelen. Een IVbedrijf moet naar hun mening kunnen investeren ten behoeve van een gezinsinkomen en verder in het belang van milieu- en dierenwelzijnseisen en de aantrekkelijkheid van het platteland . Het beleid zal tot gevolg hebben dat de vitaliteit van de landbouw afneemt Het op slot zetten van een groot aantal bedrijven is naar hun mening ook in strijd met de (goede) ruimtelijke ordening. Zij wijzen op jurisprudentie die aangeeft dat aan bestaande bedrijven in principe voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn. Reclamanten wijzen ter onderbouwing van hun zienswijze ook op het agrarische karakter van de provincie, waarin diverse (intensieve) veehouderijbedrijven altijd een plaats hebben gehad. In de Reconstructiewet is voor Concentratiegebieden een uitplaatsingsmogelijkheid opgenomen naar landbouwontwikkelingsgebieden, waar nieuvwestiging en uitbreiding mogelijk is. De uitplaatsing wordt door de overheid ook financieel mogelijk gemaakt Reclamanten zijn van mening dat de witte gebieden gelijk zijn te stellen met de strengste zoneringen uit de Reconstructiewet. Het IV-beleid kent een dergelijke regeling niet. Zij zijn van mening dat daarmee sprake is van rechtsongelijkheid. Mevrouw Schievink en de heer Helmantel wijzen er op dat een materiele aanleiding om beperkingen op te leggen, ontbreekt Een dergelijke materiele aanleiding is naar hun oordeel noodzakelijk. Dit blijkt ook uit jurisprudentie (ABRvS 30 januari 2002, zaaknr 200100325/1) Reclamanten zijn verder van mening dat er onvoldoende onderzoek naar de zonering is verricht. De zonering is in hun ogen onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Er ontbreken volgens hen ook IV-bedrijven in de inventarisatie. Ook zijn zij van mening dat de bufferzones voor volksgezondheid nergens op zijn gebaseerd, een onderbouwing ontbreekt. De uitkomsten zijn gebaseerd op veronderstellingen en aannames. De kaart is volgens reclamanten onvoldoende gedetailleerd. In een behoodijk aantal gevallen is niet duidelijk waar te nemen in welk gebied het bedrijf ligt Mevrouw Schievink en de heer Helmantel denken dat het besluit van PS is ingegeven door de maatschappelijke weerstand tegen IV en de maatschappelijke discussie over de ethische aspecten van megastallen en het risico van de verspreiding van (dier)ziekten. Zij wijzen op jurisprudentie die aangeeft dat daarin geen aanleiding kan worden gezien om de IV aan banden te leggen. Er is naar de mening van reclamanten ook rechtsongelijkheid gelegen in het feit dat aan IV de mogelijkheid tot schaalvergroting wordt ontnomen terwijl de hele Nederiandse maatschappij een schaalvergroting ondergaat Mevrouw Schievink en de heer Helmantel stellen dat er voldoende andere sturingsinstrumenten (wetten, regelingen, besluiten) zijn om overiast t.b.v. het woon- en leefklimaat te voorkomen. Zij vinden geen noodzaak aanwezig om een dergelijk rigide beleid te voeren.
-42-
Reclamanten vinden dat het besluit tot herziening van de verordening in gebreke is, omdat - gelet op de inhoud van de motie van Provinciale Staten - niet is aangegeven hoe aan de samenhang tussen functies als recreatie, toerisme en ruimtelijke kwaliteiten gestalte wordt gegeven. Ze wijzen er verder op er nog een visie van staatssecretaris Bleker komt, over de toekomst van megastallen. Deze visie zal ingaan op de keuzes die kunnen worden gemaakt. De provincie had naar hun mening aandacht behoren te besteden aan nadeelcompensatie en dat geldt zeker voor hun bedrijf, gelet op het feit dat hun bedrijf - op grond van artikel 4.18, lid 3 van de Omgevingsverordening 2009 - nog beschikte over uitbreidingsmogelijkheden, maar nu in wit gebied is gelegen. Dit wordt ondersteund door een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State (3 september 2003, Agr.r. 2003, 5182). Reclamanten geven aan dat zij schade zullen leiden en dat zij genoodzaakt zullen zijn een verzoek om planschadevergoeding in te dienen Noodzakelijke investeringen om te voldoen aan milieu- en dierenwelzijnseisen , kunnen alleen worden gedaan als deze gepaard gaan met een uitbreiding van het aantal dieren dat op het bedrijf aanwezig is. Reclamanten geven aan dat op korte termijn sluiting van het bedrijf dreigt, als (door financieringsproblemen) niet kan worden voldaan aan de wettelijke eisen. 107.
Zonne-ei-farm B. V te Kiel Windeweer en Bellingwolde
Zonne-ei-farm B.V. (pluimveehouderij) vindt het niet duidelijk waar de gehanteerde staloppervlaktes op zijn gebaseerd, er ontbreekt een onderbouwing. Zij wijzen er op dat voor de witte gebieden is aangegeven dat het om de kwetsbare gebieden rondom woonkernen gaat, maar daarbij is niet aangegeven wat onder 'kwetsbaar' wordt verstaan. Voor de overige gebieden (groen en geel) ontbreekt ook een motivering. De bestaande wet- en regelgeving biedt volgens reclamant voldoende bescherming aan de natuur. Hij wijst in dat verband op de wet- en regelgeving op het gebied van de uitstoot van ammoniak en de Flora- en Faunawet bij een vergroting van een bouwperceel. Ook is een ruimtelijk instrument om geuroveriast te voorkomen volgens reclamant overbodig, omdat de Wet geurhinder en veehouderij het instrument is om geuroveriast tegen te gaan. Het nationale geurbeleid voor de noordelijke provincies is daarbij al strenger dan bijvoorbeeld voor Midden-Nederiand en de zuidelijke provincies. Reclamant wijst er op dat de wet- en regelgeving voor de intensieve veehouderij de laatste 10 jaren al zodanig is aangescherpt, dat een uitbreiding van een bedrijf niet meer zal leiden tot onaanvaardbare situaties voor omwonenden en natuur. Verder kan de groei van bestaande bedrijven door middel van een adequate landschappelijk inpassing worden ondervangen, wat zelfs kan leiden tot een verbetering van het landschap. Reclamant heeft twijfels over de opvatting dat de intensieve veehouderij afbreuk doet aan de toeristische waarde van een gebied. Zonne-ei-farm B.V. is verder van mening dat er een beleidsinstrument beschikbaar moet zijn om hervestiging van een intensieve veehouderij binnen de provincie mogelijk te maken, in het geval dat een bedrijf moet wijken voor bijvoorbeeld woningbouw of de aanleg van nieuwe natuur. In de verordening wordt vastgelegd dat slechts één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren. Reclamant vraagt zich af in hoeverre de bouwmassa van een stal voor intensieve veehouderij op andere wijze overkomt dan een gelijkwaardige bouwmassa voor melkveehouderij of akkerbouw. Het is volgens reclamant in de legkippenhouderij heel gebruikelijk dieren in twee bouwlagen te houden. Hiermee is naar zijn mening sprake van efficiënt ruimtegebruik en wordt er een mogelijkheid geboden voor een meer rendabele veehouderij. Reclamant vindt het ruimtelijke instrumentarium geen juist middel om te reageren op de maatschappelijke discussie over dierenwelzijn.
43-
Reclamant is van mening dat agrariërs kunnen overieven als zij ruimere mogelijkheden krijgen voor de intensieve veehouderij. In de provincie Groningen zijn er mogelijkheden voor een 'groenere' intensieve veehouderij dan in de rest van Nederiand, omdat mest in de omgeving kan worden aangewend en de in de omgeving geteelde producten kunnen worden gebruikt voor veevoer. De intensieve veehouderij kan volgens reclamant een belangrijke peiler zijn voor de lokale economie en draagt bij aan de vitaliteit van het buitengebied. Reclamant verzoekt de waarde van de intensieve veehouderij op die punten te onderzoeken en een daarop aansluitend beleid te maken. 108.
Gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn
De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn verwijzen naar de notitie 'Beleidsalternatief Intensieve veehouderijen'. In deze notitie stond aangegeven dat samen met de gemeenten de afweging wordt gemaakt of en zo ja, waar en eventueel onder welke voorwaarden stallen gerealiseerd konden worden. Deze notitie is bij brief van 24 november 2010 door GS aan de gemeentebesturen toegezonden, in het kader van de heroverwegingen van het provinciale beleid voor intensieve veehouderijen. Reclamanten constateren nu dat er geen sprake is geweest van een gemeentelijke betrokkenheid. Reclamanten willen dat de toezegging, dat samen met gemeenten een afweging wordt gemaakt alsnog door de provincie wordt nagekomen. De betrokken colleges zijn voorts van mening dat een inhoudelijke motivering 'hoe en waarom tot het ontwerpbesluit is gekomen' ontbreekt. Er wordt gewezen op de oorspronkelijke motie van CDA van 17 juni 2009, waarin is aangegeven op welke punten onderzoek moet plaatsvinden (scenario's in relatie tot de hoogte en gevolgen van de maximalisatie van de uitbreiding). Het nieuwe beleid voorziet daar niet in. Reclamanten geven aan dat een deel van de in het witte gebied aanwezige bedrijven de wens tot uitbreiding al heeft uitgesproken, al dan niet in combinatie met een uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en milieu. Volgens reclamanten worden deze bedrijven nu geconfronteerd met een onvoldoende en mogelijk ruimtelijk onjuist gemotiveerd besluit. Reclamanten wijzen op de in 2010 vastgestelde bestemmingsplannen Buitengebied, waarin sprake is van een maatwerkbenadering voor agrarische schaalvergroting. De uitbreiding van de bedrijven wordt geregeld via een specifieke bouwregeling, de maatwerkmethode en met een provinciale ontheffing. Via die benadering is een plek weggelegd voor de bescherming van landschap, woonmilieu en toeristisch recreatieve functies. Zo kon via een gedegen afweging medewerking aan uitbreiding worden verieend. Reclamanten kunnen niet instemmen met een beleidswijziging die dat onmogelijk maakt. Reclamanten willen weten waarom de "intensieve veehouderij" zo anders wordt benaderd dan de agrarische schaalvergroting. Reclamanten geven aan dat zij niet hebben kunnen achterhalen welke ruimtelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de keuzes op de gebiedenkaart. Zij vragen de provincie een meer genuanceerde gebiedsbenadering te formuleren en daarbij het oog en oor open te houden voor de bestaande intensieve veehouderij bedrijven. Deze gebiedbenadering kan naar hun mening gekoppeld worden aan de gebiedsbenadering voor agrarische schaalvergroting in het algemeen. 109.
Gemeente Vlagtwedde
Burgermeester en Wethouders van Vlagtwedde zijn van mening dat er regels moeten worden gesteld om een ongebreidelde groei van IV-bedrijven te voorkomen, maar vinden de voorgestelde wijze niet de juiste manier. Reclamanten missen een onderbouwing voor deze beleidswijziging en zijn van mening dat een niet op ruimtelijke overwegingen gebaseerde weerstand tegen intensieve veehouderijbedrijven, geen reden mag zijn voor een strakkere ruimtelijke regelgeving. Reclamanten zijn van mening dat de herziening van het beleid zal leiden tot een koude sanering van een groot aantal bedrijven.
-44 Zij wijzen er op dat de noodzakelijke investeringen in verband met eisen op het gebied van milieu alleen rendabel zijn te maken door een vergroting van het aantal dieren. Het nieuwe beleid maakt dit onmogelijk en dit zal leiden tot lege stallen. Volgens B&W zullen de op het beleid volgende leegstand en verpaupering ten koste gaan van de leefbaarheid op het platteland. Sluiting van bedrijven leidt naar hun mening ook tot mesttransporten over grotere afstanden. Daarnaast zal het beleid volgens hen nadelige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid. Reclamanten zijn van mening dat het provinciale beleid consequent en consistent moet zijn. Daar is volgens B&W de afgelopen jaren geen sprake van geweest: tot medio jaren '90 waren IV-bedrijven van harte welkom in de provincie, daarna werd een streng (interim)beleid vastgesteld, vervolgens werden de mogelijkheden weer aanzienlijk verruimd. Bij de vaststelling van de Omgevingsverordening 2009 zijn de regels weer behoodijk aangescherpt en met de nu vooriiggende ontwerpherziening vindt een nog nadere aanscherping plaats. Reclamanten vragen zich af hoe de feitelijke gebiedsindeling heeft plaatsgevonden. Verder wijzen zij er op, dat het toegepaste afstandscriterium van duizend meter, indien dit uit oogpunt van volksgezondheidsrisico's is gehanteerd, niet op wetenschappelijk onderzoek kan zijn gebaseerd en dat het besluit daarmee in strijd is met artikel 3.46 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Daarnaast wijzen reclamanten er op dat een aantal bedrijven geprojecteerd zijn op de grens van de groene en witte gebieden. Dat geeft onduidelijkheid welke regeling van toepassing is. Volgens reclamanten zijn niet alle bedrijven op de kaart aangegeven. Daarnaast zijn er nog bedrijven met een zogenaamde 'slapende vergunning'. Reclamanten zijn van mening dat er waarborgen moeten worden opgenomen om de rechten van deze bedrijven zeker te stellen. Reclamanten vragen zich af waarom de kaart afwijkt van de kaart, zoals die in de nota "Agrarische bouwblokken en landschap" is opgenomen. Reclamanten vinden dat de maatwerkbenadering een goed instrument is om een antwoord te geven op de ruimtelijke bezwaren die aan IV kleven. Zij verkiezen de maatwerkbenadering dan ook boven de ontwerpherziening. B&W stellen verder dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor de uitgangspunten die met betrekking tot het effect van de intensieve veehouderij voor de volksgezondheid van omwonenden, zijn gehanteerd. Ook wijzen reclamanten er op dat de dierenwelzijnaspecten al via andere (en hogere) regelgeving worden geborgd. Naar hun mening is ervoor die onderwerpen geen rol meer weggelegd voor de provincie en zeker niet via het haar ter beschikking staande ruimtelijke instrumentarium. Reclamanten zijn van mening dat er strijd ontstaat met artikel 3:3 van de Awb. Reclamanten missen een duidelijke visie over het fenomeen intensieve veehouderij. Het is volgens hen niet duidelijk waarom voor intensieve veehouderijen, als producenten van vlees zonder functionele relatie met het buitengebied, een ander regime geldt dan voor andere productiebedrijven. B&W vinden verder dat het overgangsrecht in overeenstemming dient te worden gebracht met datgene wat eerder is toegezegd. Die toezegging houdt in dat het geldende beleid zal worden gehanteerd voor reeds in procedure gebrachte uitbreidingen (keukentafelgesprekken) Aan bestaande intensieve veehouderijen moet volgens reclamanten een goed en duurzaam toekomstperspectief worden geboden. Dit kan naar hun mening door niets te veranderen aan de vigerende regeling voor bestaande volwaardige intensieve veehouderijen, door het geven van uitbreidingsruimte aan alle bestaande IV-neventakken tot aan de neventakgrens en verder door het bieden van de mogelijkheid tot oprichten van een nieuwe IV-tak bij bestaande grondgebonden agrarische bedrijven. 110.
De heer B.D. Daniels te Meeden
45Reclamant heeft een varkenshouderij met 250 zeugen en valt volgens de bij de verordening behorende kaart in een wit gebied. Het bedrijf heeft vergunning aangevraagd voor het uitbreiden van het bedrijf tot ongeveer 430 zeugen en kan daarmee de maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de eisen ten aanzien van milieu en dierenwelzijn, bekostigen. A s de vergunning op grond van het nieuwe provinciale beleid niet verieend kan worden, dan kan reclamant geen uitvoering geven aan het plan omdat het plan dan financieel onhaalbaar is geworden. Reclamant denkt dat dit mogelijk kan leiden tot de sluiting van het bedrijf. Reclamant is van oordeel dat het beleid vooral is gebaseerd op emotie en dat de sector onevenredig hard wordt getroffen. Hij vindt dat er sprake is van onbehoodijk bestuur. Voorts acht reclamant het gemaakte onderscheid met melkveehouderijen en biologische varkensbedrijven ongerechtvaardigd en discriminerend. Reclamant is voorts van oordeel dat in de verordening geen eisen kunnen worden gesteld aan het aantal te houden dieren. Reclamant stelt de provincie aansprakelijk voor alle eventuele schade die de verordening met zich mee brengt 111.
De heer H. Wilting te Stadskanaal
Reclamant exploiteert een akkerbouwbedrijf en heeft daarnaast een stal met 880 vleesvarkens. Het akkerbouwbedrijf was te klein om financieel rendabel te zijn. Daarom is gestart met een neventak IV. De heer Wilting geeft aan dat de stal vanwege landelijke regelgeving per 1 januari 2013 aan strengere eisen t.a.v. ammoniakuitstoot, geuroveriast en dierenwelzijn moet voldoen en dat de stal daarvoor moet worden verbouwd. Hij stelt dat dit financieel gezien alleen kan wanneer het aantal varkens wordt uitgebreid (het bedrijf heeft plannen voor een uitbreiding tot 3600 varkens). Het beleid van de provincie staat deze ontwikkeling echter in de weg. Reclamant vindt dit wanbeleid van de provincie. 112.
Pluimveebedrijf Wilting te Stadskanaal
Reclamant heeft bezwaar tegen de aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het volgende Hij heeft een intensief pluimveehouderijbedrijf. dat volgens de bij de verordening behorende kaart in een wit gebied is gelegen. Het bedrijf heeft door het nieuwe beleid geen ontwikkelingsmogelijkheden meer. Reclamant is van mening dat het beleid onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hij wijst er op dat er al gedegen beleid op landelijk niveau aanwezig is om onaanvaardbare hinder voor omgeving en milieu te voorkomen. Het beleid van de provincie is naar zijn mening onnodig en te streng Reclamant wijst op zijn voornemen om binnen 3 jaar een nieuwe stal te bouwen. Hij maakt bezwaar tegen het feit dat hij zijn bouwplan niet meer kan uitvoeren, terwijl het plan binnen het bouwblok kan worden uitgevoerd en ook geen strijd oplevert met de landelijke regels. Ook de bouwvan een overdekte uitloop wordt naar zijn mening onmogelijk gemaakt, omdat die wordt meegerekend met de stalvloeroppervlak. Reclamant wijst tenslotte nog op de nadelige effecten van het beleid voor de werkgelegenheid en leefbaarheid binnen de provincie Groningen. 113.
De heer B.J Veerman te Meedhuizen
De heer Veerman geeft aan dat door de voorgenomen beleidswijziging een kleine bedrijfstak in Groningen op slot wordt gezet. Hij vindt het beleid ondoordacht en onnodig. Volgens reclamant zijn nieuwe vestigingen al jaren uitgesloten, maar horen bestaande bedrijven de ruimte te krijgen om uit te breiden. Volgens reclamant is Groningen een agrarische provincie en betekent dit ook dat intensieve veehouderij zich moet kunnen ontwikkelen om de alsmaar hoger wordende kosten het hoofd te kunnen bieden. Reclamant geeft aan dat als bedrijven niet meer kunnen groeien dat dit de doodsteek betekent voor een bedrijf. Dit leidt tot verwaariozing van bedrijven en platteland. Reclamant geeft aan ook geen megabedrijven te willen en dat hij hierin samen met de provincie wil optrekken. Voor wat betreft het aanhouden van een grote afstand tussen intensieve veehouderijbedrijven en de bebouwde kom om vermeende ziekten te voorkomen, merkt reclamant op dat theoretische gezien dit dan ook van toepassing moet zijn op kinderboerderijen. De heer Veerman geeft aan dat veel
-46 akkerbouwbedrijven door stimulansen vanuit de overheid een tweede tak (intensieve veehouderij) - als verbreding van de economische basis- hebben ontwikkeld. Reclamant is van mening dat dit besluit er met het zicht op de verkiezingen is doorgedrukt. Er is geen oog voor de bezwaren. Dit is volgens reclamant geen democratie en niet zorgvuldig. Reclamant verzoekt om de belangen van ondernemers op het platteland serieus te nemen. Deze ondernemers moeten de ruimte krijgen om zich duurzaam te kunnen ontwikkelen. 114.
Maatschap Trenning te T e r / ^ e l
Door de ligging in wit gebied (direct grenzend aan groen gebied) heeft de maatschap zorgen over de toekomst van het bedrijf. Het bedrijf kan zich niet meer ontwikkelen. De plaatsing in wit gebied op grond van woonfunctie, recreatiefunctie of landschapsfunctie is volgens de maatschap onterecht. Dit wordt door de maatschap onderbouwd door de volgende argumenten. Het gebied heeft een landbouwfunctie (POP kaart 1) Er is geen natuur of bos in de onmiddellijke nabijheid. Het gebied is ook geen zoekgebied voor natuur en/of bos. En ook niet voor landschaps- of bosontwikkeling. Het ligt niet in een recreatiegebied. Er zijn ook geen belangrijke recreatieve functies aangeduid in de omgeving. Het bedrijf ligt op 3,5 km afstand van een woongebied (Ter Apel). De maatschap is dan ook van mening dat het bedrijf in groen gebied moet worden geplaatst. Wanneer plaatsing in groen gebied om goede redenen niet mogelijk is, dan moet plaatsing in geel gebied plaatsvinden, aldus maatschap Trenning. Bij de argumenten voor beleidswijziging, gelegen in landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies, wordt door reclamant de kanttekening geplaatst dat deze kwaliteiten prima samen kunnen gaan met de (intensieve) veehouderij, gelet op het feit dat de IV al aan allerlei verplichtingen moet voldoen (milieu- en dierenwelzijnseisen) De maatschap kondigt aan de planschade (in verband met waardedaling, de negatieve beïnvloeding van de verkoopbaarheid van het bedrijf en inkomensdaling) te zullen verhalen. 115.
De heren Zuidema en Plagge te Onstwedde
Reclamanten hebben een gemengd agrarisch bedrijf in de vorm van een legkippenbedrijf met akkerbouw. Het bedrijf is gelegen in een wit gebied op de bij de verordening behorende kaart en ligt op 300 meter afstand van een groen gebied. Reclamanten hebben bezwaren tegen de het ontbreken van de daaruit volgende mogelijkheden voor uitbreiding.. Zij wijzen op een concreet uitbreidingsplan voor een nieuwe pluimveestal. Met de provincie Groningen en de gemeente Stadskanaal is al overeenstemming bereikt over de landschappelijke inpassing. Daarnaast is de ruimtelijke onderbouwing van het plan momenteel in voorbereiding. Zij vragen de provincie datgene wat overeen is gekomen te respecteren. Reclamanten geven verder aan dat zij het in het beleid gemaakte onderscheid tussen bijvoorbeeld intensieve veehouderij en rundveehouderij niet begrijpen. Zij wijzen er op dat deze beleidswijziging, onder de huidige marktomstandigheden, een rendabele bedrijfsvoering en/of noodzakelijke innovatie onmogelijk maken. De kosten om een stal aan te passen vanwege milieu- en dierenwelzijn, kunnen volgens hen niet meer worden terugverdiend als er geen uitbreiding van het aantal dieren mag plaatsvinden. Het beleid zal volgens de heren Zuidema en Plagge leiden tot verpaupering en aantasting van de leefbaarheid van het platteland, als bedrijven noodgedwongen moeten stoppen. Reclamanten denken dat er door minder verstrekkende maatregelen bescherming kan worden geboden aan het landschap, woonmilieu en de toeristisch recreatieve functie van het buitengebied, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de omvang van bedrijven (vastleggen grootte bouwblok) en/of door het stellen van aanvullende bouwregels. Reclamanten geven aan de provincie aansprakelijk te stellen voor eventuele planschade.
-47116.
De heer Krops te Nieuwe Pekela
Reclamant heeft een gemengd agrarisch bedrijf in de vorm van varkenshouderij met akkerbouw. Hij heeft bezwaren tegen de voorgestelde aanpassing van de Omgevingsverordening, die er op neer komt dat de intensieve veehouderij elke ontwikkelingsmogelijkheid wordt ontnomen. De voorgestelde aanpassing zal ook zijn uitbreidingsmogelijkheden beperken. Een rendabele bedrijfsvoering zal naar zijn oordeel niet mogelijk zijn, indien de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Dit gaat ten koste van de mogelijkheden om te investeren in milieu en dierenwelzijn. Het zal naar zijn mening niet mogelijk zijn de kosten daarvan terug te verdienen. Het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden zal volgens de heer Krops leiden tot een afname van de vitaliteit van de landbouw en dit zal een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid van het platteland. Reclamant wijst voorts op de rechtsongelijkheid door het op slot zetten van intensieve veehouderijen in witte gebieden in vergelijking met de concentratiegebieden uit de Reconstructiewet, die nog mogelijkheden hebben voor uitplaatsing. Ook wijst reclamant op jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat het in strijd met een goede ruimtelijke ordening is als aan bedrijven geen uitbreidingsmogelijkheden wordt geboden om levensvatbaar en renderend te kunnen zijn. Reclamant vindt de gekozen systematiek van het onderverdelen in groene, gele en witte gebieden te grofmazig. De gebiedsindeling is volgens hem onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De kaarten zijn volgens hem ook onvoldoende gedetailleerd om te bepalen in welk gebied een bedrijf ligt. Reclamant vindt verder dat de bestaande milieuwetgeving al voldoende instrumenten biedt ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Hij vindt ook dat de voorgestelde bufferzones voor volksgezondheid niet onderbouwd zijn. Zij zijn gebaseerd op onjuiste aannames en naar zijn oordeel ingegeven door de huidige maatschappelijke discussie over de ethische aspecten van megastallen en het risico van verspreiding van dierziektes. In jurisprudentie van de ABRvS is gesteld dat het belang van het voorkomen van verspreiden van dierziektes geen aanleiding kan zijn voor het beperken van intensieve veehouderij. Reclamant geeft verder aan dat hij het een vorm van rechtsongelijkheid vindt dat aan IV geen mogelijkheden tot schaalvergroting wordt geboden, terwijl de gehele maatschappij gericht is op schaalvergroting. De heer Krops wijst er op dat in de motie staat dat gestreefd moet worden naar een samenhang in functies als bijvoorbeeld recreatie, toerisme en ruimtelijke kwaliteiten die gebieden kunnen versterken. Reclamant vindt het niet duidelijk hoe de samenhang in functies is beoordeeld zijn en verwerkt is in het besluit. De heer Krops wijst er op dat de de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en innovatie heeft aangegeven dat hij in oktober 2011 komt met een visie over de intensieve veehouderij. Pas dan kunnen er keuzes worden gemaakt over de toekomst van deze stallen Reclamant vindt dat Provinciale Staten onvoldoende aandacht hebben besteed aan de financiële nadelen voor ondernemers. De heer Krops stelt tenslotte dat hij de provincie aansprakelijk zal stellen voor de planschade (vanwege inkomensveriies, waardevermindering en/of onverkoopbaarheid van gebouwen). 117.
Landbouwonderneming Prins-Gastman B. V. te Zuidbroek
Reclamant heeft bezwaar tegen de voorgestelde aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het volgende. Reclamant vindt dat Provinciale Staten blijk geven van onbehoorlijk bestuur omdat zij na anderhalfjaar een ander beleid voert ten aanzien van bestaande IV-bedrijven en omdat zij zich daarbij grotendeels door emoties laten leiden. Reclamant is van mening dat de hinder van
-48 intensieve veehouderijen voor natuur, recreatie en omwonenden al voldoende door landelijke wet- en regelgeving wordt beperkt. Reclamant is van mening dat de sector niet zal kunnen voldoen aan de gestelde eisen ten aanzien van dierenwelzijn en milieu, als de daarmee gepaard gaande investeringen niet kunnen worden terugverdiend. Reclamant geeft aan dat hij de provincie aansprakelijk zal stellen voor eventuele planschade die de verordening met zich mee brengt. 118.
D. en E. van der Zande te Woltersum
Reclamanten hebben een niet volwaardig intensief veehouderijbedrijf. Hun bedrijf is gelegen in wit gebied op de bij de verordening behorende kaart. Reclamanten hebben bezwaar tegen de voorgestelde aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het volgende. Naar het oordeel van reclamanten ontbreekt een onderbouwing voor de onderverdeling in witte, groene en gele gebieden. Reclamanten betwijfelen verder of het gemaakte onderscheid tussen diersoorten, tussen dieren die wel of niet biologisch worden gehouden, niet in strijd is met landelijke regels. Reclamanten vragen verder of rekening is gehouden met aspecten als geluid, geur, NH3, de economische gevolgen voor de provincie Groningen, het door deze bedrijven gemaakte gebruik van enkelvoudige voeders zoals granen en stro uit de provincie Groningen en met het voorzien van organische mest aan akkerbouwbedrijven in de provincie Groningen. Reclamanten vinden dat Provinciale Staten geen consistent beleid voeren. Door continu gewijzigd beleid worden gedane investeringen om een rendabel bedrijf op te bouwen volgens hen teniet gedaan. Zij stellen dat de agrarische sector hierdoor verzwakt. Reclamanten vinden dat het beleid een ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen enerzijds biologische bedrijven en andere typen agrarische bedrijven en anderzijds de gangbare intensieve veehouderij. Betrokkenen vinden het ook onvoldoende duidelijk welke belangenafweging heeft plaatsgevonden tussen de verschillende betrokken belangen en op welke wijze deze zijn gewogen. Reclamanten stellen verder dat het op slot zetten van de intensieve veehouderij ook een bedreiging vormt voor het landschap. De verwachte bedrijfsbeëindigingen zullen namelijk leiden tot een verpaupering van de bedrijfsgebouwen. Reclamanten zijn voorts van mening dat de provincie onbetrouwbaar handelt, omdat hun bedrijf op de bij de ontwerpherziening behorende kaart als onvolwaardig intensief veehouderijbedrijf is aangeduid terwijl hun bedrijf op grond van bijlage 14 behorende bij de Omgevingsverordening als volwaardig is aangemerkt. Reclamanten geven tenslotte aan dat zij de provincie aansprakelijk zullen stellen voor alle eventuele schade die de verordening met zich mee brengt. 119.
De heer/mevrouw J. Vos te Sellingen
Door de ligging in een wit gebied staat het bedrijf van reclamant op slot. Investeringen kunnen volgens hen alleen rendabel worden gemaakt als dat gepaard kan gaan met een vergroting van het bedrijf. Reclamanten vinden het extra op slot zetten van de bedrijven niet nodig, aangezien er al genoeg bedrijven uit zichzelf stoppen. Verder geven zij aan dat een ontheffingsmogelijkheid om van het beleid af te wijken, ontbreekt.
49Aan het besluit ligt naar hun mening onvoldoende onderzoek en geen deugdelijke motivering ten grondslag. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verdeling van de witte, gele en groene gebieden. Deze indeling komt ook niet overeen met de te beschermen waarden 'landschap, woonklimaat en recreatieve functies'. Ook wijzen zij er op dat de redenen voor afwijking ontbreken. Zij verwijzen daarbij naar kaart 1 (landschapsontwikkeling) en naar figuur 5.2 (recreatieve functies). De heer en mevrouw Vos wijzen er op dat ook een wettelijke basis en een onderbouwing ontbreekt voor de zoneringen rondom de woongebieden (behoudens dan op grond van normen voor geur en fijnstofbelasting). De heer en mevrouw Vos zijn van mening dat het niet nodig is nieuw beleid te voeren en zij vinden een oppervlaktebeperking een onjuiste reactie op de motie van de Staten. Er zijn volgens hen al andere maatregelen aanwezig om landschap, woonklimaat en recreatieve functies tegen IV te beschermen (landschappelijke inpassing uitbreidingen, aangescherpte eisen milieu en dierenwelzijn). .Daardoor, zo stellen zij, kan een uitbreiding van IV bedrijven ook prima samengaan met landschap, aangenaam wonen en recreatieve functies. De heer en mevrouw Vos vinden dat de provincie niet verder in haar beleid moet gaan dan de landelijke overheid. Reclamanten vrezen dat het verdwijnen van varkenshouderijbedrijven uit Groningen zal leiden tot extra aanvoer van mest vanuit andere landsdelen naar Groningen in verband met de aanwezigheid van een groot areaal akkerbouwgrond. De transportbewegingen zullen daardoor enorm toenemen (een vergeten milieueffect) De heer en mevrouw Vos vinden dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen Het feit dat de voordracht van GS aan PS al op 18 februari moet worden aangeleverd en dat er in de eerstvolgende vergadering een besluit moet worden genomen, wekt de indruk dat het besluit al vaststaat, nog voordat de reacties van belanghebbenden zijn beoordeeld, afgewogen en zijn meegenomen bij de uiteindelijke besluitvorming De opgenomen kaart met IV bedrijven klopt volgens reclamanten niet: veel (grote) bedrijven staan er helemaal niet op. De heer en mevrouw Vos menen dat de stippen van de bedrijven te groot zijn, waardoor zij het gehele bedrijf overiappen. Het is soms onduidelijk of het bedrijf in een wit dan wel groen gebied ligt. De gebouwen voor akkerbouw en melkveehouderijen zijn vaak hoger en kolossaler zijn dan een varkenstal. Het is in de ogen van de heer en mevrouw Vos daarom niet terecht om alleen IV 'te gebruiken' voor het beschermen van landschap, woonklimaat en recreatieve functies. Zij stellen verder dat de maatschappelijke weerstand tegen IV puur is gebaseerd op de emotie van een kleine groep burgers. Voorts wijzen de heer en mevrouw Vos op het feit dat in het huidige POP nog ontwikkelingsruimte wordt geboden aan de bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven, maar dat er anderhalf jaar later opeens een slot op die ontwikkelingsmogelijkheden wordt gezet. Zij vinden dit niet getuigen van een consequent en behoodijk bestuur. De heer en mevrouw Vos kondigen tenslotte aan dat zij de schade die voortvloeit uit de verordening (vanwege waardevermindering bedrijf, inkomensdaling, negatieve beïnvloeding verkoopbaarheid) op de provincie zal verhalen. 120.
De maatschap Visscher-Wieten te Bourtange
De maatschap heeft bezwaren tegen de aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het volgende. In de eerste plaats ontbreken veel bedrijven op de bij de verordening behorende kaart. De kaart is volgens de maatschappij onvolledig en het is ook onduidelijk of een bedrijf in een wit of groen gebied ligt, omdat de aangegeven stippen zo groot zijn dat ze soms het gehele bedrijf overiappen.
50 Naar het oordeel van reclamant is onvoldoende onderbouwd waarom overwegend kleine varkensbedrijven, die veelal op grote afstand van elkaar liggen, de kwaliteitvan wonen en recreatie aantasten. Het is naar de mening van de maatschap in strijd met Europese wet- en regelgeving om bedrijven zonder onderbouwde argumenten in hun uitbreidingsmogelijkheden te beperken. Voorts vindt de maatschap het gemaakte onderscheid met akkerbouwbedrijven, melkveehouderijen en biologische varkensbedrijven ongerechtvaardigd en discriminerend. Deze bedrijven hebben wel uitbreidingsruimte, terwijl de omvang van deze gebouwen een vergelijkbare ruimtelijke uitwerking heeft op het landschap als de bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij. Reclamant denkt dat veel bedrijven genoodzaakt zullen worden om te stoppen waardoor de werkgelegenheid afneemt, de ontvolking in het landelijk gebied zal toenemen. Dit leidt naar zijn mening tot een verpaupering van de gebouwen en dit zal het landschap negatief beïnvloeden. Reclamant vindt verder dat aan de gekozen systematiek voor de onderverdeling in groene, gele en witte gebieden onvoldoende onderzoek ten grondslag ligt en de gebiedsindeling is daarmee onvoldoende onderbouwd. De maatschap stelt dat de reden van afwijking met andere landschapskaarten van het POP niet is gemotiveerd. Voorts ontbreekt volgens reclamant een wettelijke basis voor de zonering rondom woongebieden anders dan in verband met geur- en fijn stofbelasting. In de brief van GS aan PS wordt aangekondigd dat op 18 februari de voordracht van de vaststelling wordt aangeleverd, zodat in de eerstvolgende vergadering een besluit kan worden genomen. Reclamant vraagt zich af of het besluit derhalve niet vaststaat en of de reacties wel op zorgvuldige wijze worden beoordeeld en meegewogen in het uiteindelijke besluit. De maatschap stelt dat het stopzetten van de uitbreidingsruimte leidt tot economische schade voor bedrijven. Investeringen in verband met dierenwelzijn en milieu kunnen niet worden terugverdiend omdat deze niet gepaard mogen gaan met een bedrijfsuitbreiding. Reclamant vreest dat zijn bedrijf vanwege het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden, in waarde zal dalen en onverkoopbaar wordt. De maatschap zal de provincie aansprakelijk stellen voor de schade die de verordening met zich mee brengt. 121.
J. Künzel + /. Thoolen te Balkbrug
Reclamanten hebben bezwaren tegen de aanpassing van de Omgevingsverordening, omdat het stopzetten van de ontwikkelingsmogelijkheden zal leiden tot economische schade voor bedrijven. Zij stellen dat investeringen in verband met milieu en dierenwelzijn niet zullen kunnen worden terugverdiend en dat het inkomen van betrokkenen zal dalen. Reclamanten vinden dat de belangen van ondernemers onvoldoende zijn meegewogen en zij denken dat het besluit vanwege de verkiezingen op 2 maart wordt doorgedrukt. Reclamanten acht dit onzorgvuldig en niet democratisch. 122.
De heer B. de Winter namens P. T.S de Winter te Noordbroek
Reclamant heeft bezwaren tegen de aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het feit dat zijn bedrijf in een wit gebied ligt en daardoor geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft. De beleidswijziging maakt het hem onmogelijk om nog tot verduurzaming van het bedrijf over te gaan. . De heer De Winter verzoekt de provincie om alle belangen zorgvuldig af te wegen en af te zien van de beleidswijziging. De heer De Winter geeft tenslotte aan dat hij eventuele planschade zal verhalen op de provincie. 123.
De heer J.M. van 't Westeinde te Nieuweschans
Reclamant heeft een bedrijf aan de Ulsda 5 te Beerta en hij heeft dit bedrijf gekocht van de provincie Groningen. Hij wijst er op dat hij een forse premie voor het bedrijf moest betalen, omdat de locatie geschikt was voor uitbreiding in de veehouderij. De beleidswijziging leidt ertoe dat deze investering
-51 waardeloos wordt en dat hij forse financiële schade zal leiden. De heer Van 't Westeinde geeft verder aan dat hij de investeringen ten behoeve van milieu en dierenwelzijn vanwege het ontbreken van uitbreidingsruimte niet meer zal kunnen terugverdienen. 124.
De heerM.K. Wiersma en mevr. P.M. Wiersma-Werkman te Stitswerd
Reclamanten hebben bezwaren tegen de voorgestelde aanpassing van de Omgevingsverordening vanwege het volgende. Reclamanten hebben een pluimveehouderij met scharrelvleeskuikens. Het huidige beleid geeft mogelijkheden voor uitbreiding door middel van de maatwerkbenadering. De heer en mevrouw Piersma pleiten ervoor dat dit beleid wordt voortgezet, omdat daarin rekening wordt gehouden met de belangen van de ondernemer. De heer en mevrouw Wiersma wfljzen er op dat de bedrijven op lange termijn geen bestaansrecht meer hebben als ze beperkt worden in hun uitbreidingsmogelijkheden. Reclamanten zijn voorts van mening dat aan de gekozen systematiek van het onderverdelen in groene, gele en witte gebieden onvoldoende onderzoek ten grondslag ligt en onvoldoende is onderbouwd. Geen rekening wordt gehouden met de soort dieren die wordt gehouden. Er bestaat een verschil tussen bijvoorbeeld het houden van scharrelvleeskuikens en varkens. Reclamant vindt dat onvoldoende rekening wordt gehouden met welzijnsvriendelijke initiatieven, zoals het houden van scharrelvleeskuikens. Reclamanten vinden ook dat de provincie in ovedeg met de sector moet gaan om tot een goede besluitvorming te komen, dit gelet op de gevolgen voor de bestaande bedrijven. Zij hebben het gevoel dat het beleid er nu doorheen wordt gedrukt. De heer en mevrouw Wiersma geven aan dat de vaste kosten per dier gaan omhoog gaan als er geen uitbreidingsmogelijkheden meer worden geboden aan het bedrijf. Dit gaat ten koste van de mogelijkheid om investeringen te doen om een duurzamere bedrijfsvoering te ontwikkelen en om te voldoen aan de eisen m.b.t dierenwelzijn. 125.
Maatschap L & B Thybaut te Roodeschool
De maatschap heeft bezwaren tegen de voorgestelde aanpassing van de Omgevingsverordening, omdat door het beperken van de uitbreidingsmogelijkheden de levensvatbaarheid van vele bedrijven, inclusief dat van de maatschap, in gevaar komt. Noodzakelijke aanpassingen vanwege eisen van milieu en dierenwelzijn worden volgens hen onmogelijk door het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden. De maatschap stelt voorts dat de maatregel leidt tot een waardevermindering van het bedrijf en mogelijk tot de onverkoopbaarheid van het bedrijf. De mogelijkheid bestaat daardoor dat er geen bedrijfsopvolger kan worden gevonden. De maatschap wijst op de financiële nadelige gevolgen. Reclamant verzoekt de provincie om met een open visie met de sector in overieg te gaan en niet over te gaan tot een koude sanering van veelal gezinsbedrijven. 126.
De maatschap Fransen te Doezum
De maatschap heeft bezwaar tegen de aanpassing van de Omgevingsverordening, omdat de maatschap vreest dat het de noodzakelijke aanpassingen vanwege eisen van milieu en dierenwelzijn financieel niet kan dragen. Reclamant is van oordeel dat het beleid louter is gebaseerd op emotie en onvoldoende is gebaseerd op feiten. Hij verzoekt de provincie om het besluit te heroverwegen. Reclamant geeft aan de provincie aansprakelijk te stellen voor alle schade die de verordening met zich mee brengt.
52127.
Familie Lesterhuis-van der Meijden te Holwierde
Familie Lesterhuis-van der Meijden geeft aan dat zij een biologisch varkensbedrijf hebben met 60 zeugen en 325 mestvarkens. Het bedrijf zou in de toekomst graag meer dieren houden, maar de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden maakt dit onmogelijk Reclamant maakt bezwaar tegen het feit dat hun biologische bedrijf op grond van het nieuwe beleid wordt aangemerkt als intensieve veehouderij. Zij pleiten ervoor om een onderscheid te maken tussen biologische bedrijven en intensieve veehouderijbedrijven 128.
Maatschap Van Wijk te Veendam
De maatschap geeft aan een bedrijf te hebben aan de Zuidwending te Veendam en dat het bedrijf circa 1300 vleesvarkens telt. Het bedrijf komt door het nieuwe IV beleid in de groene zone te liggen en wordt daardoor beperkt in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. De maatschap vindt dat een intensieve veehouderij zich net als een ander bedrijf moet kunnen ontwikkelen, in het belang van een gezinsinkomen en om te kunnen voldoen aan milieu- en dierenwelzijnseisen. De maatschap wijst er op dat deze investeringen ook noodzakelijk zijn om de aantrekkelijkheid van het platteland te behouden. De maatschap vindt dat het op slot zetten van een groot aantal bedrijven in strijd is met de (goede) ruimtelijke ordening. Aan bestaande bedrijven dient volgens jurisprudentie in principe voldoende mogelijkheden geboden te worden om op termijn levensvatbaar en renderend te kunnen zijn. Reclamant wijst verder op het agrarische karakter van de provincie Groningen en dat de (intensieve) veehouderijbedrijven daarin ook altijd een plaats hebben gehad. Naar de mening van de maatschap moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen. Er zal volgens de maatschap een negatief effect op de aantrekkelijkheid van het platteland ontstaan, als de bedrijven niet meer kunnen investeren en de vitaliteit van de landbouw daardoor afneemt. De maatschap wijst op het ontbreken van hervestigingsmogelijkheden voor knelpuntgevallen . Hij wijst op de concentratiegebieden en extensiveringsgebieden uit de Reconstructiewet IV en de in die wet geboden mogelijkheden voor hervestiging. Hij wijst ook op de fiscale mogelijkheden voor dat soort uitplaatsingen. Hij vindt dat de witte gebieden gelijk zijn te stellen met de strengste zoneringen uit de Reconstructiewet. De beperking door zo'n groene zone komt ook nergens in Nederiand voor. Er is sprake van rechtsongelijkheid ten opzichte van die bedrijven die wel hervestigingsmogelijkheden krijgen. Er ontbreekt naar de mening van de maatschap ook een materiële aanleiding om beperkingen op te leggen. Een dergelijke materiele aanleiding is noodzakelijk. Dit blijkt ook uit jurisprudentie (ABRvS 30 januari 2002, zaaknr 200100325/1) De maatschap stelt voorts dat er onvoldoende onderzoek naar de zonering is verricht en dat deze onvoldoende zorgvuldig tot stand is. gekomen. Er ontbreken ook IV bedrijven in de inventarisatie. Dit geldt ook voor het bedrijf van reclamant. Verder vindt de maatschap dat de bufferzones t.a.v. volksgezondheid nergens op zijn gebaseerd. De uitkomsten zijn volgens de maatschap gebaseerd op veronderstellingen en aannames. Reclamant wijst er op dat de kaart onvoldoende gedetailleerd is. Het is namelijk niet goed waar te nemen in welk gebied het bedrijf ligt. De beleidswijziging lijkt volgens de maatschap ingegeven door de maatschappelijke weerstand tegen IV en de maatschappelijke discussie over de ethische aspecten van megastallen en het risico van de verspreiding van (dier)ziekten. De maatschap wijst op jurisprudentie die aangeeft dat daarin geen aanleiding kan worden gezien om de IV aan banden te leggen.
-53-
Reclamant geeft aan dat er een maatschappelijke weerstand is tegen schaalvergroting, maar dat het een feit is dat de gehele Nederiandse maatschappij momenteel een schaalvergroting ondergaat. Aan IV bedrijven wordt nu die mogelijkheid tot schaalvergroting ontnomen. De maatschap ziet hierin een rechtsongelijkheid. De maatschap vindt verder dat er voldoende andere sturingsinstrumenten (wetten, regelingen, besluiten) zijn om overiast tb.v. het woon- en leefklimaat te voorkomen. Reclamanten vinden het niet nodig dat daarvoor zo'n rigide beleid als het nieuwe IV beleid wordt doorgevoerd. Naar de mening van de maatschap is niet voldoende aangegeven hoe gestalte wordt gegeven aan de in de motie benoemde samenhang van functies als recreatie, toerisme, recreatie en ruimtelijke kwaliteiten, die de gebieden kunnen versterken. Er komt nog een visie van staatssecretaris Bleker over de toekomst van megastallen , die ingaat op de keuzes die kunnen worden gemaakt. De provincie had volgens de maatschap ook aandacht behoren te besteden aan nadeelcompensatie. Dit geldt met name voor de witte gebieden. Dit wordt ondersteund door een uitspraak van de ABRvS (Afdeling 3 september 2003,Agr.r. 2003, 5182). De maatschap geeft aan mogelijk schade te zullen leiden en dat het bedrijf dan genoodzaakt zal zijn een verzoek om planschadevergoeding in te dienen De maatschap wijst er op dat noodzakelijke investeringen om te voldoen aan milieu- en dierenwelzijnseisen , alleen kunnen worden gedaan als deze gepaard gaan met een uitbreiding van het aantal dieren dat op het bedrijf aanwezig is. A s door financieringsproblemen niet aan de wettelijke eisen kan worden voldaan, dan dreigt sluiting op korte termijn.