Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zestiende Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen
1982
WÊÊÊmo^ÄL ■_■_·_·_·_·_■_·
.
! ■ ■ ■ · ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ · « ■ ■ ■
.•.•.ν.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.·.
. - ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ · ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ · ■ · ■
xWíxWíx^^
m
:Ή*Χ*Χ*Χ*Χ·ΧΉ·Χ**Χ*ΧΉΉ·Χ·Χ·Χ·:· ·χ·χ·χ·χ xxxx
•■•••■.■.v··.· .·.··■.·.·.·.·.·
•
.v.·.·.···.·.· .•.••V.V.V
·_■_■_■ ■_■_■_■_'
ι_· _·_·_■_■_·_· _·_■_«
.·Λ·Λ·.·.ν
• • • • • • • • • • • • ■ • ■ • • • ■ ■ • • • • • • • • • • ■ • ■ • ■ • • • • • • • • • • • • • • • ■ • ■ • • • • • ■ • • • • • • • ■ ■ ■ • • ■ ■ • • • • ■ • ■ ■ • a · · · · · ·
,
■
,
■ ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • • • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ Β
ν·νΑ%νΛ·^»^»^»ν^Λ *^»%ν^ν··»···*^^^ ··^"·^»^»·«·^*^»·νΛ^»^Λβ·^·^»^»^»^»·^^^^··^»^»^»^»^»ν W»W.V.VA*AV^V«WVAV.,.^^»^»^»*^^**.^»,.^»^*^AVA^»W!>«W^^.V^^,»^»^»^»*.^W^«^»%^^^V ■
••••••••••••••••••••••••••••••••■••••••••••••••••••••••••••••••••••••••■••■••••■••■■••■ι·
■ ■ •
• •
■
■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ • ■ • • • • • • • • • • • • • • ■ • • • ■ • • • • • • • • • ■ • ■ a ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • • ■ ■ • ■ ■ • • ■ ■ • • • ■ • • ■ • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • « ■ ■ • • ■ • ■ ■ ■ • • • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ • ■ • ■ ■ • ■ • • ■ • • a •
■
•
■ • ■ » • » • ■ • » • ■ ■ » ■ » ■ ■ ■ ■ • » » ■ ■ • • • ■ ■ ■ ■ • • ■ • • • ■ » • • • • • • • • • • ■ » • • • • • ■ ■ » • ■ ■ • ■ ■ • » « • ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ I I • • • - • ■ ■ • ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ • ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ • • ■ • ■ • • ■ • • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ • ■ ■ ■ Β ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • • ■ • • • • • • • • • • • ■ ■ ■ • ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • ■ • • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • • ■ • ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ • • ■ ■ Ι · ·
■ • ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ • • • ■ ■ • ■ ■ • • ■ ■ ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • • ■ ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ Ι
• ■ • • ■ ■ ■ • ■ • • ■ ■ • ■ • • • ■ • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • ■ • ■ • • • • • • • • ■ • • • ■ • ■ • • ■ • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Φ Ι · · · · · · · · · · _ · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · ■ · · · · · · · · · · · · · ■ · · ■ · · ■ · * · ■ ■ * · ■ · · · · · · · · ■ · · ■ · · · ■ ■ ■ · ■ ■ ■ ■ · ■ · ■ ■ · · · ■ ■ ■ ■ • ■
• ■ ■ • • • • « • ■ • ■ • • • • ■ • ■ ■ ■ ■ ■ • • • ■ • ■ ■ ■ ■ • ■ • • ■ • ■ • • « ■ ■ • ■ • • • ■ • • « • ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ • • ■ ■ ■ ■ ■ • ■ • ■ • ■ ■ ■ ■ · •
»
I l l · • · ·
•
•
•
•
I I Μ
•
•
•
»
■
I I · ·
■
■
Μ
•
■
•
M l
•
•
»
t Μ
■
•
Μ
■
■
I
M
■
■
■
■
■
■
•
■
■
•
■
•
•
■
•
•
•
•
•
■
•
•
•
»
•
■
•
•
•
•
•
■
■
•
■
•
■
■
•
•
•
■
■
■
»
•
■
•
■
•
»
■
■
■
•
■
•
»
■
•
■
β
l l l l l t l l l ê l l l l l l l l l i l l l l t l l l t l t l l l l l l l l l l l l t l l t e t l l l l t v t t l f l l l l l l
· · · · · · · · · · ■ · · ■ · · · · · · · · · · · « · · · : · · · · ) · . · · ■ · , · ■ · > ■ > * ■ · · · ■ * · · » ■ · ■ · · · ■ · · · · ■ · · · · ■ · · ■ · ) · · ■ ■ · ■ · ■ · · ■ ■ * ■
Dit boekwerk bevat slechts het eigenlijke Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen. De beginselverklaring 1983 en het „Programma van de Commissie" worden afzonderlijk gepubliceerd.
Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zestiende Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen 1982
Brussel · Luxemburg
Deze publikatie wordt eveneens in de volgende talen uitgegeven : DA DE GR EN FR IT
ISBN ISBN ISBN ISBN ISBN ISBN
92-825-3422-7 92-825-3423-5 92-825-3424-3 92-825-3425-1 92-825-3426-X 92-825-3427-8
Bibliografische data bevinden zich aan het einde van deze publikatie
Luxemburg: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, 1983 ISBN 92-825-3428-6 Catalogusnummer: CB-36-82-411-NL-C
© EGKS-EEG-EGA, Brussel · Luxemburg, 1983 Printed in Belgium
De voorzitter en de leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan Mijnheer de Voorzitter van het Europese Parlement Mijnheer de Voorzitter, Hierbij doen wij U toekomen het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Gemeenschappen over 1982 dat de Commissie elk jaar moet publiceren krachtens artikel 18 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie van de Europese Gemeeenschappen. Het onderhavige Verslag is het zestiende sedert de fusie van de uitvoerende organen. Overeenkomstig de „verklaring inzake het stelsel van vaststelling van de landbouwprijzen in de Gemeenschap" in de documenten betreffende de toetreding tot de Europese Gemeenschappen van 22 januari 1972 werd het Verslag 1982 over de toestand van de landbouw in de Gemeenschap reeds eerder aan het Parlement toegezonden. Voorts werkt de Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 122 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap aan de voorbereiding van een verslag over de ontwikkeling van de sociale toestand in de Gemeenschap in 1982. Bovendien werkt de Commissie overeenkomstig een door haar op 7 juni 1971 aan het Parlement gedane toezegging aan de voorbereiding van het Twaalfde jaarlijks verslag over het mededingingsbeleid. Gelieve, Mijnheer de Voorzitter, de verzekering van onze zeer bijzondere hoogachting te willen aanvaarden. Brussel, 8 februari 1983 Gaston THORN Voorzitter \ \' François-Xavier ORTOLI
Vice-voorzitter
Wilhelm HAFERKAMP Vice-voorzitter Lorenzo NATALI
Vice-voorzitter
Etienne DAVIGNON
Vice-voorzitter
WÁ ._ L-l^Lu-^
Jt PK MT< ,—.
Christopher Samuel TUGENDHAT Vice-voorzitter
/M'|7*/
Antonio GIOLITTI
Ü.Q^MI
"
ίη^
Richard BURKE
/ /U.
Giorgios CONTOGEORGIS
ί? ¿ Γ * ^ , . ^ ^
KarlHeinz NARJE S
« ^ ^ ν ^y
Frans ANDRŒSSE N Ivor RICHARD Poul DALSAGE R Edgard PISANI
Inhoudsopgave HOOFDSTUK I: DE GEMEENSCHAP IN 1982 Deel 1 : Inleiding
17 17
Algemeen overzicht
17
De Gemeenschap in internationaal verband
18
Uitbreiding van de Gemeenschap
20
Interne ontwikkeling van de Gemeenschap
20
Deel 2: Instellingen en organen
23
Institutionele ontwikkelingen
23
• Europees beleid
23
• Institutionele ontwikkelingen
25
Europees Parlement
26
naad
28
Commissie
29
Hof van Justitie
32
Rekenkamer
33
Economisch en Sociaal Comité
34
Raadgevend Comité EGKS
35
Deel 3: Voorlichting van het publiek en betrekking met het bedrijfsleven
36
• • • • • •
36 37 38 39 39
Voorlichtingsactiviteiten Persactiviteiten Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen Historische archieven Betrekkingen van de Commissie met de sociale partners en het Jeugdforum van de Europese Gemeenschappen • Culturele sector
39 40
Deel 4: Financiering van de werkzaamheden der Gemeenschappen
42
Voornaamste ontwikkelingen
42
Begrotingen — Begrotingsjaar 1982 • Algemene begroting
43 43 43
16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
— Uitvoering van de begrotingen 1981 en 1982 — Begrotingsjaar 1983 • Ontwikkeling van de begroting in 1983/1984/1985 • Algemene begroting • Voorontwerp van begroting 1983 • Verloop van de begrotingsprocedure en opstelling van de definitieve begroting 1983 • EGKS-begroting '
46 46 46 47 47 51 53
Eigen middelen
54
— Begrotingsjaar 1982
54
— Begrotingsjaar 1983
54
— Vooruitzichten voor de financiering van de begroting van de Gemeenschap
55
— Convergentie en begrotingsvraagstukken
56
Begrotingsbevoegdheden
57
Wijzigingen van de financiële reglementen
58
Interne financiële controle
60
Opgenomen en verstrekte leningen
61
— Nieuw communautair instrument (NCI) en rentesubsidies in het kader van het EMS en van de wederopbouw van de door aardbevingen getroffen gebieden in Italië en Griekenland • Nieuw communautair instrument • Rentesubsidies op bepaalde in het kader van het EMS toegekende NCI- en EIB-leningen • Rentesubsidies op leningen voor de wederopbouw van de in Italië en Griekenland door aardbevingen getroffen gebieden — EEG-betalingsbalansen — Financiering van de EGKS-activiteiten • Investeringen in de kolen- en staalindustrie • Opgenomen en verstrekte leningen — Financiering Euratom - Opgenomen en verstrekte leningen
65 65 65 65 65 66
Europese Investeringsbank
67
62 62 63
HOOFDSTUK II: COMMUNAUTAIRE OPBOUW Deel 1 : Economische en monetaire politiek
71
Voornaamste ontwikkelingen
71
Ontwikkeling van de economische toestand
72
Coördinatie van de economische en monetaire politiek
73
— Convergentie en budgettaire discipline — Programma op middellange termijn
74 75
— Bevordering van de investeringen
75
Europees Monetair Stelsel
78
— Werking van het EMS — Verdieping van het EMS
78
16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
— Italiaanse maatregelen
80
Gemeenschap en Internationaal Monetair Stelsel
81
— Internationaal Monetair Fonds
81
Communautaire initiatieven en getroffen maatregelen • Nieuw communautair instrument - NCI • Opnemen en verstrekken van leningen
82 82 84
Deel 2: Interne markt en industrie
85
Voornaamste ontwikkelingen
85
Vrij verkeer van goederen — Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen — Opheffing van technische handelsbelemmeringen
86 87 87
— Euronormen
91
Juridisch kader van het bedrijfsleven — Vennootschapsrecht — Intellectuele eigendom — Burgerlijk, economisch en handelsrecht
91 91 92 92
— Overheidsopdrachten
94
Vrij verkeer van personen en van diensten — Opheffing van beperkingen — Wederzijdse erkenning van diploma's - Toegang tot economische activiteiten — Speciale burgerschapsrechten en paspoortenunie — Toerisme Industriële strategie — IJzer- en staalindustrie — Automobielsector — Scheepsbouw — Textiel — Nieuwe technieken (informatica, telecommunicaties...) — Andere bedrijfstakken
94 94 94 95 96 96 97 100 100 101 102 104
Deel 3: Douane-unie
108
Voornaamste ontwikkelingen
108
Eenmaking van de douaneregelingen voor het handelsverkeer met derde landen — Gemeenschappelijk douanetarief — Tariefeconomie — Douanewaarde — Economische douaneregelingen — Oorsprong van goederen
109 109 110 111 111 112
— Algemene wetgeving
113
Vereenvoudiging van controles en formaliteiten in verband met het intercommunautaire handelsverkeer
114
Versterking van de structuren van de douane-unie
116
16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
Deel 4: Mededingingsbeleid
117
Voornaamste ontwikkelingen
117
Algemene regels voor ondernemingen
118
Toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen
119
Toepassing van de mededingingsvoorschriften op interventies van de staten — Algemene steunmaatregelen — Steunmaatregelen met sectoriële strekking — Steunmaatregelen met regionale strekking — Nationale monopolies van commerciële aard — Openbare bedrijven
121 121 121 123 124 125
Deel 5: Financiële Instellingen en belastingen
126
Voornaamste ontwikkelingen
126
Financiële instellingen — Verzekeringen — Banken
127 127 128
— Beurzen en andere op het gebied van effecten werkzame instellingen
129
Fiscale zaken — Indirecte belastingen • Omzetbelastingen • Accijnzen • Belastingsvrijstellingen voor reizigers — Directe belastingen — Ontgaan van belasting — Toezicht op de toepassing van de communautaire voorschriften
131 131 131 132 132 133 133 133
Deel 6: Werkgelegenheid, onderwijs en sociale politiek
136
Voornaamste ontwikkelingen
136
Werkgelegenheid — Werkgelegenheidsbeleid — Arbeidsmarktbeleid
136 136 139
— Vrij verkeer van werknemers
139
Europees Sociaal Fonds en structurele steunverlening — Europees Sociaal Fonds — Wederaanpassing van de werknemers van de EGKS-industrieën
140 140 141
Onderwijs en beroepsopleiding — Samenwerking op onderwijsgebied — Specifieke acties op het gebied van onderwijs en opleiding — Europees Universitair Instituut te Florence — Europees centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding Sociale zekeriieid, levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden — Sociale bescherming en sociale zekerheid
143 143 144 144 145 145 145 16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
— — — — — —
Migrerende werknemers en hun gezinnen Gelijkheid van mannen en vrouwen Sociale integratie van de gehandicapten Levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden Lonen en inkomens Arbeidsrecht; overheid en georganiseerd bedrijfsleven
147 147 148 148 149 149
Gezondheid en veiligheid — Volksgezondheid — Gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats — Gezondheid en veiligheid op EURATOM-gebied — Gezondheid en veiligheid op EGKS-gebied
150 150 150 151 152
Deel 7: Regioneel beleid
153
Voornaamste ontwikkelingen
153
Beoordeling van de regionale gevolgen van het beleid van de Gemeenschap
153
Coördinatie en programma's
154
Regionale ontwikkelingsstudies
154
Comité voor regionaal beleid
155
Financiële instrumenten — Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling • De Fondsverordening • Nieuwe voorstellen van de verordeningen in verisand met quotavrije steun • Het Fonds
156 156 156 156 158
— Omschakelingsleningen — Gecoördineerde aanwending van meerdere financiële instrumenten • Geïntegreerde maatregelen • Maatregelen ten gunste van de ijzer- en staalgebieden
160 161 161 162
Deel 8: Milieu
163
Voornaamste ontwikkelingen — Voorkoming en beperking van verontreinigingen en hinder • Bescherming van het watermilieu • Bestrijding van de luchtverontreiniging • Bestrijding van de geluidshinder • Chemicaliën in het milieu
163 163 163 165 166 166
— Bescherming en veredeling van hulpbronnen • Veredeling van afvalstoffen • Schone technologieën • Waterbeheer • Natuurbehoud
168 168 168 168 169
— Verbetering van het leefklimaat — Werkzaamheden in internationaal verband — Juridische aspecten
170 170 171
16e ALG. VERSLAG EG.
10
INHOUDSOPGAVE
Deel 9: Consumenten
172
Voornaamste ontwikkelingen — Fysieke bescherming — Bescherming van de economische en juridische belangen — Consumenteneducatie — Vertegenwoordiging van de consument — Internationale samenwerking
172 172 173 174 174 174
Deel 10: Landbouwbeleid
175
Voornaamste ontwikkelingen
175
Oriëntatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid — Structuurpolitiek — Prijsbeleid — Harmonisatie van de wetgevingen • Diervoeding • Fytosanitaire wetgeving • Zaai en pootgoed • Veterinaire wetgeving
176 176 178 180 180 181 181 182
• Dierenbescherming Tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid — Maatregelen met betrekking tot de monetaire situatie — Gemeenschappelijke marktordeningen • Plantaardige produkten • Dierlijke produkten
183 183 183 184 184 189
— Mededingingsvoorwaarden
193
— Raadgevende comités en contacten met beroepsorganisaties
194
Financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid — EOGFL
197
— — — —
197 198 198 199
Afdeling Garantie Financiering van de voedselhulp Afdeling Oriëntatie Gemeenschappelijke bepalingen
Deel 11 : Visserijbeleid
200
Voornaamste ontwikkelingen
200
Visbestanden — Interne maatregelen — Bilaterale en multilaterale betrekkingen
200 200 202
Markt en structuur
204
— Marktordening — Structuurbeleid
204 206
Deel 12: Vervoerbeleid
208
Voornaamste ontwikkelingen
208 16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
11
Infrastructuur
209
Vervoer over land — Spoorwegen — Werking van de markt • Marktobservering • Toegang tot de markt • Vrachtprijzen en vervoervoorwaarden
210 210 211 211 211 212
— Onderlinge aanpassing van de structuren
212
Multimodaal vervoer
213
Zeevervoer
213
Luchtverkeer
214
Grensoverschrijding
214
Verkeer met derde landen
214
Deel 13: Energiebeleid
216
Voornaamste ontwikkelingen
216
Communautaire energiestrategie: algemene maatregelen
217
Betrekkingen met de energieproducerende of -importerende landen
219
Energiebesparingen en rationeel energiegebruik — Nieuwe energiebronnen
220
De verschillende sectoren
221
— — — —
Koolwaterstoffen Steenkool Elektriciteit Kernenergie
221 223 224 225
Voorzieningsagentschap
226
Deel 14: Veiligheidscontrole
228
Deel 15: Nucleaire veiligheid
230
Voornaamste ontwikkelingen
230
— Stralingsbescherming — Radioactieve afvalstoffen — Internationale maatregelen op het gebied van nucleaire veiligheid
230 231 231
Deel 16: Onderzoek- en ontwikkelingsbeleid
232
Voornaamste ontwikkelingen
232
Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke O & O -strategie — Algemeen kaderprogramma van de wetenschappelijke en technische activiteiten met inbegrip van activiteiten ter stimulering van het O & O-potentieel In de Gemeenschap — Horizontale werkzaamheden — Internationale samenwerking — O & O-werkzaamheden in de verschillende sectoren • Energie Thermonucleaire kernversmelting
233
16e ALG. VERSLAG
233 234 235 236 236 236
12
INHOUDSOPGAVE
• • • • •
Kernsplijtingsenergie Energie van andere dan nucleaire oorsprong Grondstoffen Industrie Landbouw Milieu Gezondheid en veiligheid
237 240 242 242 245 245 246
Deel 17: Innovatie en informatiemarkt
248
Voornaamste ontwikkelingen
248
Verwezenlijkingen — Driejarenplan — Euronet — Werkzaamheden op het gebied van meertaligheid — Beleid inzake de exploitatie van de onderzoekresultaten — Industriële innovatie en technologie
249 249 249 249 250 251
HOOFDSTUK III: UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
253
Voornaamste ontwikkelingen
253
Deel 1 : Uitbreiding en bilaterale betrekkingen met de kandidaat-lid-staten
257
Portugal
257
Spanje
259
Deel 2: Handelspolitiek
261
Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek
261
— — — —
261 263 265 265 265
Invoerregelingen Uitvoerregelingen Verdragen, handelsakkoorden Exportkredieten • OESO-regeling met betrekking tot de exportkredieten van schepen • Richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten („Consensus")
265
Sectoriële vraagstukken van handelspolitieke aard — IJzer- en staalprodukten • Extern staalhoofdstuk • Autonome regeling
266 266 266 267
— Textielprodukten • Multivezelovereenkomst en vernieuwing van de bilaterale overeenkomsten • Beheer van de bestaande bilaterale textielovereenkomsten • Regeling met de preferentiële landen
268 268 269 270
— Non-ferrometalen
270 16e ALG. VERSLAG EG.
INHOUDSOPGAVE
13
Deel 3: Betrekkingen met geïndustrialiseerde landen
271
Landen van de Europese Vrijhandelsassociatie
271
Verenigde Staten Canada Japan Australië Nieuw-Zeeland
272 275 276 279 280
Deel 4: Betrekkingen met andere landen en gebieden
281
Middellandse-Zeelanden
281
— Globaal Middellandse-Zeebeleid • Turkije • Cyprus • Malta • Joegoslavië • Maghreb-landen, Machrak-landen en Israël
281 282 283 283 284 285
Euro-Arabische dialoog
287
Landen van de Perzische Golf en het Arabisch schiereiland
288
Aziatische landen
288
— Associatie van Zuidoostaziatische naties
288
— Zuid-Azië
289
Landen in Latijns-Amerika
290
— Dialoog EEG — Latijns-Amerika — Andes-groep
290 290
— Brazilië
291
— Centraal-Amerika Landen met Staatshandel
292 292
— — — —
292 293 293 294
China USSR Polen Roemenië
Deel 5: Ontwikkelingssamenwerking
295
Noord-Zuidbetrekkingen
295
De honger in de wereld
295
Voedselhulp en spoedhulp
297
Algemene tariefpreferenties
299
Grondstoffen en wereldovereenkomsten
301
Overeenkomst van Lomé
303
— Werking van de Overeenkomst — Toetredingen
303 304
16e ALG. VERSLAG EG.
14
INHOUDSOPGAVE
— Instellingen — Commerciële, industriële, financiële en technische samenwerking — Exportopbrengsten • Stabex
304 307 310 310
• Sysmin
312
Associatie met de LGO
313
Financiële en technische samenwerking met de niet-geassocieerde ontwikkelingslanden
313
Zuidelijk Afrika
314
Betrekkingen met niet-gouvemementele organisaties
315
Deel 6: Internationale organisaties en conferenties
318
Verenigde Naties
318
— Algemene Vergadering • Zevenendertigste gewone vergadering — Economische en Sociale Raad (ECOSOC) — Derde Conferentie van de Verenigde Naties over het Zeerecht — Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) — Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO) — Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) — Wereldvoedselraad — Organisatie van de Verenigde Naties voor Voedsel en Landbouw (FAO) — Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) — Internationaal Monetair Fonds (IMF) en Wereldbank (IBHO) — Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) — Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA)
318 318 319 320 321 322 323 323 324 324 325 325 325
Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT)
325
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
327
Internationaal Energieagentschap (IEA)
328
Conferentie inzake Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE)
329
naad van Europa
329
Deel 7: Europese politieke samenwerking
331
HOOFDSTUK IV: COMMUNAUTAIR RECHT
333
Deel 1 : Algemene vraagstukken
333
Structuur en bevoegdheden • Begrotingsprocedure
333 336
Algemene beginselen van het gemeenschapsrecht
337
16e ALG. VERSLAG EG
INHOUDSOPGAVE
15
Verhouding tussen het gemeenschapsrecht en het nationale recht • Uitspraken van het Hof van Justitie • Uitspraken van nationale rechterlijke instanties
339 339 340
Rechterlijke controle en nakoming door de Lid-Staten van hun verplichtingen
342
Deel 2: Interpretatie en toepassing van de grondregels van het communautaire recht 346 Douane-unie
346
Concurrentie
348
Fiscale vraagstukken
350
Sociale voorschriften • Vrij verkeer van werknemers • Vrij verkeer van diensten • Gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers
351 351 352 352
Gemeenschappelijk handelsbeleid
354
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
354
Gemeenschappelijk visserijbeleid
357
EGKS
357
Deel 3: Voorlichting over de ontwikkeling van het communautaire recht
358
CHRONOLOGISCH OVERZICHT
359
BIJLAGEN
371
— bij hoofdstuk II — deel 2: Goedgekeurde richtlijnen en voorstellen met betrekking tot de opheffing van technische handelsbelemmeringen voor industriële produkten • I — Door de Raad goedgekeurde richtlijnen • II — Door de Commissie goedgekeurde richtlijnen • III — Bij de Raad ingediende voorstellen die nog niet zijn goedgekeurd
372 372 373 375
— bij hoofdstuk IV: Cijfers betreffende de activiteiten van het Hof van Justitie
376
ORGANISATIESCHEMA VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN
379
LIJST VAN AFKORTINGEN
397
GECITEERDE PUBLIKATIES
401
16e ALG. VERSLAG EG.
Om tot een uniforme aanduiding van munt- en rekeneenheden in de verschillende talen te komen zijn in het Algemeen Verslag en de in verband daarmee gepubliceerde verslagen de volgende lettertekens gebruikt: Ecu BFR DKR DM DR FF IRL LIT LFR HFL UKL USD
= = = = = = = = = = = =
Europese monetaire eenheid Belgische frank/Franc beige Dansk krone Deutsche Mark Drachme Franc français Irish pound Lira italiana Franc luxembourgeois Nederlandse gulden (Hollandse florijn) Pound sterling United States Dollar
16e ALG. VERSLAG EG.
Hoofdstuk I
De Gemeenschap in 1982
Deel 1
Inleiding Algemeen overzicht 1. Op 25 maart 1982 vierde de Gemeenschap de 25e verjaardag van de ondertekening van de verdragen tot oprichting van de EEG en de EGA. In deze 25 jaren is de Gemeenschap, ondanks de crises welke zij heeft doorgemaakt en vooral die van het afgelopen jaar, waardoor haar raderwerk dreigde vast te lopen, een fundamentele component van de politiek in Europa geworden. Na gedurende een kwarteeuw de hoop op economische en sociale vooruitgang te hebben belichaamd, blijft zij borg staan voor een vreedzaam evenwicht tussen de volkeren van WestEuropa en de behartiging van hun economische belangen in de wereld. 2. Na de snelle successen van het begin, tijdens de jaren zestig, namen de verwachtingen die de Gemeenschap vergezelden een buitengewone vlucht, zodat een gunstig klimaat ontstond voor stoutmoedige plannen en projecten. En toen de druk van de wereldomvattende economische recessie toenam terwijl op de uitbreidingen moeilijke aanpassingsprocessen volgden, koos de Gemeenschap voor een pragmatische, sterk op het verwezenlijken van onmiddellijke doelstellingen gerichte aanpak. Te midden van dagelijkse belangenconflicten is haar eerste taak trachten in stand te houden wat tot dusver werd bereikt. In 1982 slaagde de Gemeenschap er in de ernstige spanningen op het gebied van de handelspolitiek te beperken en, op intern vlak, het gevaar van een botsing van belangen te bezweren. 16e ALG. VERSLAG EG.
18
DE GEMEENSCHAP IN 1982
I-I
De Gemeenschap in internationaal verband 3. In 1982 droegen de politieke omstandigheden niet bij tot de ontwikkeling van het wereldhandelsverkeer: in het kader van de Noord-Zuiddialoog werd geen enkele vooruitgang geboekt; de Oost-Westbetrekkingen bleven verkoelen, vooral onder invloed van de repressie in Polen; de Westerse industrielanden waren verdeeld over de wijze waarop de coëxistentie met het Oostblok kan worden verbeterd. Deze verschillen hadden in het bijzonder een weerslag op de relatie tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten, hoewel beide partijen zowel op de topconferentie van Versailles als bij andere multilaterale en bilaterale ontmoetingen hebben getracht de zaken niet op de spits te drijven. In het voorjaar werden de betrekkingen met de staten van Zuid-Amerika ongunstig beïnvloed door het conflict om de Falklandeilanden. Tijdens de zomer verslechterde de politieke toestand in de wereld als gevolg van de militaire bezetting van Zuid-Libanon en de belegering van Beiroet door het Israëlische leger. De vertraging van het handelsverkeer tussen de industrielanden ging gepaard met een scherpe daling van de vraag uit de OPEC-landen en de ontwikkelingslanden. De schuldenlast van bepaalde staten heeft een zodanige omvang aangenomen dat de internationale financiële kringen zich trachtten te verzekeren tegen overijlde reacties, hetgeen de bezorgdheid wegens de instabiliteit van het internationale monetaire stelsel ondubbelzinnig weergeeft. 4. De welvaart van de Gemeenschap is afhankelijk van een bloeiende wereldhandel, te meer daar de interne markt van de Gemeenschap nog niet voldoende is ontwikkeld om op zichzelf de voorwaarden te kunnen scheppen waardoor het herstel van de economie wordt bevorderd. De moeilijkheden welke de Gemeenschap heeft ondervonden om, in deze recessieperiode, een compartimentering van de markten te voorkomen zijn nog nooit zo groot geweest. Geconfronteerd met een voortdurende stijgende werkloosheid zoekt men alom ter wereld zijn heil in een openlijk of vermomd protectionisme, daarbij anderen beschuldigend van eenzijdige protectionistische maatregelen. Dergelijke gedragingen hebben het algemene gevoel van onzekerheid slechts doen toenemen met de nadelige gevolgen van dien voor de investeringsneiging en, derhalve, voor de totstandkoming van nieuwe arbeidsplaatsen op middellange termijn. Door de protectionistische druk binnen de Gemeenschap wordt bovendien de solidariteit tussen de Lid-Staten verzwakt en haar geloofwaardigheid ten opzichte van de ontwikkelingslanden aangetast. De verleiding waaraan de Lid-Staten blootstonden om op nationaal vlak maatregelen te trefen heeft de belangen welke de interne markt voor de Gemeenschap vertegenwoordigt geschaad en de concurrentiepositie van de voornaamste partners in de wereld versterkt. De Verenigde 16e ALG. VERSLAG EG.
I-l
INLEIDING
19
Staten en Japan kunnen immers hun exportstrategie ontplooien op basis van hun zeer grote binnenlandse markt. 5. In het besef dat voor de economische groei, op korte termijn, geen enkele impuls van de wereldhandel valt te verwachten, terwijl toch miljoenen arbeidsplaatsen van het buitenlandse handelsverkeer afhankelijk zijn, heeft de Gemeenschap alles gedaan wat in haar vermogen lag om ook in deze periode van stagnatie de vrije handel in stand te houden. In deze geest heeft zij op de ministerconferentie van de GATT in november haar samenhang gehandhaafd. De Gemeenschap moest echter ook rekening houden met de bijzondere problemen van enkele in moeilijkheden verkerende sectoren, welke tot de totstandbrenging van evenwichtigere en beter geordende handelsbetrekkingen vereisen. Zo kon zij na moeilijke onderhandelingen blijven deelnemen aan de multivezelovereenkomst door het sluiten van bilaterale overeenkomsten met de belangrijkste leverende landen. Het is voor de Lid-Staten stellig van belang dat de Gemeenschap, als hun woordvoerster en steunend op hun samenhang, bij onderhandelingen in internationaal verband betere resultaten wist te behalen dan wanneer zij los van elkaar daaraan hadden deelgenomen. Uit erkentelijkheid voor dit feit hebben zij de Commissie gemachtigd om te onderhandelen over de overeenkomsten betreffende ijzer- en staalprodukten waarvoor het Verdrag de communautaire instellingen geen eigen bevoegdheid verleent. Men mag nooit uit het oog verliezen dat de Europese dimensie van het beleid inzake de buitenlandse handel in de huidige gespannen concurrentiesituatie noodzakelijk en nuttig is. 6. De Gemeenschap en de Verenigde Staten zijn er zich altijd van bewust geweest dat hun belangen op de voornaamste politieke gebieden parallel lopen, wat echter niet betekent dat zij voor het verwezenlijken van gemeenschappelijke doelstellingen steeds dezelfde middelen kiezen. Met name in de, .familietwist' ' die haar tegenover de Verenigde Staten plaatste gaf de Gemeenschap blijk van de doeltreffendheid waarmee zij handelsbesprekingen kan voeren. Het conflict breidde zich in de loop van de maanden uit door het samengaan van verscheidene problemen: hoge rentevoeten in de Verenigde Staten, exportkredietbeleid ten opzichte van de Oostbloklanden, Amerikaans embargo op investeringsgoederen voor de aardgasleiding van Siberië naar Europa, klachten wegens dumping en maatregelen tegen het subsidiëren van Europees staal en, tenslotte, Amerikaanse kritiek op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De besprekingen en onderhandelingen, op voet van gelijkheid, die het gehele jaar voortduurden maakten het mogelijk de geschillen af te zwakken en zelfs een akkoord te bereiken over 16e ALG. VERSLAG EG.
20
DE GEMEENSCHAP IN 1982
I-l
verscheidene belangrijke dossiers, zodat tegen het einde van het jaar weer een ontspannen klimaat kon ontstaan. 7. In 1982 werd de Gemeenschap een tweede gelegenheid geboden om, voor het internationale forum, haar samenhang te tonen. In het voorjaar werd de aandacht van de wereld op de Falklands gericht toen Argentijnse strijdkrachten de eilandengroep, met de Gemeenschap geassocieerd gebied, bezetten. De Tien reageerden solidair.
Uitbreiding van de Gemeenschap 8. Bij de onderhandelingen over de toetreding van Spanje en Portugal werden vooral in de eerste helft van het jaar vorderingen gemaakt. De Commissie legde de laatste hand aan een inventaris van de problemen welke de toetreding van beide landen voor de Lid-Staten van de Gemeenschap met zich brengt alsmede aan een aantal voorstellen voor het oplossen van de onderhavige problemen. Deze inventaris, waarom de Europese Raad in juni had gevraagd, werd in december aan hem voorgelegd. Aldus kon de Europese Raad nogmaals zijn politieke wil bevestigen om de onderhandelingen voortgang te doen vinden door de Raad opdracht te verlenen de hangende kwesties in verband met wijzigingen van hetgeen op het gebied van de landbouw tot stand werd gebracht te regelen en de onderhandelingen voort te zetten. De Commissie zal een nader onderzoek moeten instellen naar de mogelijkheden voor het toepassen van bepaalde ten aanzien van de meest gevoelige produkten geldende maatregelen in de kandidaat-lid-staten.
Interne ontwikkeling van de Gemeenschap 9. Tijdens de twee voorzitterschappen van het jaar werden in Nederland en Ierland parlementsverkiezingen gehouden ; in beide landen alsmede in Denemarken, Italië en de Bondsrepubliek Duitsland vonden regeringswisselingen plaats. 10. In de huidige mundiale politieke context van spanningen en onzekerheid deed de behoefte aan een Europese consensus zich nog nadrukkelijker gevoelen. En toch was de Gemeenschap nog niet in staat deze uitdaging aan te nemen ; haar solidariteit ten opzichte van de buitenwereld werd geen kracht bijgezet door een betere interne samenwerking. Het duidelijke onvermogen van het door de Gemeenschap gevoerde beleid in te werken op de enorme en voortdurend toenemende werkloosheid heeft het beeld van de Gemeenschap in de politieke opinie geen goed gedaan. In dit derde recessiejaar werden de regeringen zozeer in beslag genomen 16e ALG. VERSLAG EG.
I-l
INLEIDING
21
door de zorgen op nationaal vlak dat zij niet in staat waren belangrijke vooruitgang te boeken bij de bespreking van een communautaire aanpak van de problemen van de Gemeenschap. De voorstellen van de Commissie betreffende de ontwikkeling van nieuwe vormen van communautair beleid, de aanpassing van de landbouwpolitiek en het regelen van de budgettaire vraagstukken hebben nog niet alle tot besluiten van de Raad geleid. / 1. Ondanks dit ontbreken van een koersbepaling voor het communautaire beleid werden verscheidene stappen gezet in de richting van een verbetering van het institutionele kader, die in de loop van de tijd meer en meer van invloed zullen zijn op het harmonisch functioneren van de Gemeenschap en het jaar 1982 kenmerken. Het is niet uitgesloten dat crises als katalysator hebben gewerkt bij de totstandkoming van bepaalde kompromissen. Elke crisis kan vooruitgang teweegbrengen. De hoop is daarom gewettigd dat de ervaring welke in 1982 met betrekking tot de institutionele aspecten van de Gemeenschap werd opgedaan perspectieven opent voor een belangrijke verandering, die slechts door de toekomst zal worden bevestigd. 12. De interne crisis van het voorjaar heeft de Gemeenschap geschokt. Deze situatie werd veroorzaakt door het samengaan van verscheidene problemen, die als volgt kunnen worden samengevat: Hoe kon men het, tijdig, eens worden over de jaarlijkse besluiten inzake de landbouwprijzen? Hoe kon een redelijke oplossing worden gevonden voor de kwestie van de Britse begrotingsbijdrage ? Hoe kon de solidariteit van de Gemeenschap in het conflict om de Falklandeilanden duidelijk op internationaal vlak tot uitdrukking worden gebracht ? Te zamen met het presidium van de Raad heeft de Commissie verhinderd dat deze problemen met elkaar werden verbonden, hetgeen zou hebben geleid tot een blokkering van de besluitvormingsprocessen. Bij de jaarlijkse procedure tot vaststelling van de landbouwprijzen constateerde de voorzitter van de Raad dat de voorwaarden die door het Verdrag worden gesteld voor het nemen van een besluit - d.w.z. met een gekwalificeerde meerderheid - waren vervuld. In de loop van het jaar werden nog andere besluiten van de Raad genomen waarvoor, volgens de regels van het Verdrag, geen eenparigheid van stemmen werd geëist. De poging die vervolgens van enige regeringen uitging om te komen tot een nieuwe interpretatie van het „kompromis van Luxemburg" vond geen weerklank. 13. Op een ander gebied, dat van de begrotingsprocedure, hebben zich in het verleden voortdurend geschillen voorgedaan tussen de twee instellingen die samen de begrotingsautoriteit vormen, de Raad en het Parlement. De zaak waarover men het in 1982 niet eens kon worden - en die uiteindelijk aanhangig werd gemaakt bij het Hofvan Justitie - betrof de indeling in verplichte en niet-verplichte uitgaven. Tijdens het eerste halfjaar vonden, onder leiding van de voorzitter van de Commis16e ALG. VERSLAG EG.
22
DE GEMEENSCHAP IN 1982
I-l
sie, uitvoerige besprekingen plaats tussen de voorzitter van het Parlement en de voorzitter van de Raad. Dit overleg tussen de drie instellingen leidde tot een gemeenschappelijke verklaring, welke door het Parlement formeel werd goedgekeurd. Voor het eerst in vijfjaar werd de begroting voor het volgende jaar eind 1982 aangenomen zonder dat zij aanleiding had gegeven tot een geschil tussen de Raad en het Parlement. Het Parlement verwierp echter de aanvullende begroting voor 1982 nadat de Raad bepaalde amendementen daarop had afgewezen. 14. Nu meer dan 25 jaar geleden de grondslagen werden gelegd van de Europese Gemeenschappen geeft het rechtstreeks gekozen Parlement steeds nadrukkelijker uiting aan het verlangen de Europese unie tot stand te brengen, zo nodig via een herziening van de verdragen. In juli nam het een resolutie aan waarin het zijn houding met betrekking tot een dergelijke herziening van de huidige verdragen en de verwezenlijking van de Europese unie bepaalde. Deze resolutie betreft met name de omschrijving van de taken van de unie, haar financiering en de vaststelling van een nieuw evenwicht ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de verschillende communautaire instellingen. 15. Ten slotte zij gewezen op het eerste geval in de geschiedenis van de instellingen van de Gemeenschap dat het Parlement de Raad heeft gedreigd met een formele ingebrekestelling, en wel wegens nalatigheid op het stuk van het vervoerbeleid. 16. In het volgende verslag worden de op alle gebieden van het communautaire beleid ontplooide activiteiten beschreven; onder het hoofdje „voornaamste ontwikkelingen" wordt een overzicht gegeven van alle werkzaamheden in de verschillende sectoren tijdens het afgelopen jaar met vermelding van hun politieke context.
16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
23
Deel 2
Instellingen en organen (x) Politieke en institutionele ontwikkelingen Europees beleid 17. De bezinning op de Europese unie, die het jaar 1981 had gekenmerkt ( 2 ), werd dit jaar voortgezet en kreeg gestalte in het Parlement en de Raad. In het Parlement legde de in juli 1981 (2) ingestelde en in februari geïnstalleerde institutionele commissie in juli haar eerste richtsnoeren voor (3) met het oog op het uitwerken van een ontwerp-wijziging van de verdragen, waarin de taken, bevoegdheden en instellingen van de Europese unie zullen worden omschreven uitgaande van de fundamentele waarden van de Gemeenschap. Het Parlement nam een resolutie aan waarin de bevindingen van zijn institutionele commissie werden bekrachtigd en waarin het deze commissie de taak oplegt haar bezinning voort te zetten ten einde een formeel ontwerp tot herziening van de verdragen te kunnen uitwerken dat nog voor de Europese verkiezingen van 1984 ter ratificatie aan de Lid-Staten zal worden voorgelegd. In de Raad hebben de ministers van Buitenlandse Zaken verschillende besprekingen (4) gewijd aan de ontwerp-Europese akte Genscher-Colombo ( s ). Inhouden doelstellingen van de Europese unie werden nader gedefinieerd. Overeenkomstig de in oktober (6) geuite wens van het Parlement stemde de Raad in november in met het beginsel, dat informeel contact wordt gelegd tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de Tien en het Bureau van het Parlement in uitgebreide samenstelling ten einde het programma voor de Europese Akte te kunnen bespreken alvorens de Tien een gemeenschappelijk standpunt bepalen. Overeengekomen werd dat een dergelijke bijeenkomst begin 1983 zal plaatsvinden. 18. Met het oog op de Europese verkiezingen van 1984 heeft het Parlement in maart in overeenstemming met de Akte van 20 september 1976 betreffende de ( ' ) Een organisatieschema van de Instellingen en Organen van de Gemeenschappen is opgenomen in de bijlage bij dit Verslag. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 15. (3) PB C 238 van 13.9.1982 en Buil. EG 7/8-1982, punten 2.4.1. en 2.4.3. C) Bull. EG 2-1982, punt 2.4.3. en Bull. EG 6-1982, punt 2.4.2. (5) Buil. EG 11-1981, punten 1.2.1. tot 1.2.6. en 3.4.1. (6) PB C 292 van 8.11.1982 en Buil. EG 10-1982, punt 2.4.1. 16e ALG. VERSLAG EG.
24
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
verkiezing van de vertegenwoordigers in de vergadering door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, een resolutie aangenomen inzake een ontwerp voor een uniforme verkiezingsprocedure voor de verkiezing van zijn leden ( ' ). Het voorziet met name in stemming volgens het evenredigheidsbeginsel en in een verdeling van de Lid-Staten in plurinominale stemdistricten, waarin minimaal drie en maximaal vijftien vertegenwoordigers zullen worden gekozen. Dit ontwerp werd verscheidene malen door de Raad besproken (2). Er blijven nog twee vraagstukken open, betreffende het beginsel van een systeem van stemming op evenredigheidsbasis, en de inhoud van het actief en passief stemrecht van de onderdanen van de Lid-Staten. Wanneer het ontwerp is aangenomen zal het ter ratificatie aan de Lid-Staten moeten worden voorgelegd. 19. Ter gelegenheid van de herdenking van het feit dat 25 jaar geleden de Verdragen van Rome werden ondertekend, hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten te Brussel op 29 maart het akkoord ondertekend houdende oprichting van de Europese Stichting (3). Deze stichting, die in Parijs zal worden gevestigd, heeft tot taak de Europese integratie te bevorderen door betere bekendheid met het Europese erfgoed, taalkundige vorming van jongeren, en uitwisseling in de culturele en de beroepssfeer. Het Parlement nam in juni (4) een resolutie aan over de oprichting van de Europese Stichting. 20. De moeilijkheden in verband met de aanpassing van de Griekse economie aan het communautaire bestel zijn voor de Griekse regering aanleiding geweest om de Gemeenschap te verzoeken (s) speciale schikkingen ten behoeve van Griekenland te treffen. De Commissie heeft de Raad in juni een mededeling doen toekomen (6) waarin zij verklaart van mening te zijn op voldoende wijze te kunnen ingaan op de Griekse wensen, zulks binnen het bestek van de verdragen en zonder eventuele wijziging van de bepalingen inzake de toetreding van Griekenland. Zij zet de behandeling van deze aangelegenheid in nauwe samenwerking met de Griekse autoriteiten voort. 21. Naar aanleiding van een in februari (7) in Groenland gehouden referendum heeft de Deense regering in mei (8) aan de Raad een memorandum voorgelegd (') (2) (3) C) (5) (6) (7) (8)
PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punten 2.4.3. en 2.4.5. Bull. EG 4-1982, punt 2.4.2. en Bull. EG 12-1982. Buil. EG 2-1982, punt 2.4.2. en Buil. EG 3-1982, punten 1.2.1 tot 1.2.3. PB C 182 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.4.4. Buil. EG 3-1982, punt 2.4.1. Buil. EG 6-1982, punt 2.4.1. Buil. EG 2-1982, punt 2.4.1. Buil. EG 5-1982, punt 2.4.1. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
25
over de door haar voor het eiland gewenste toekomstige status, d.w.z. de sluiting van een herzieningsverdrag waarbij Groenland wordt uitgezonderd van het geografische toepassingsgebied van de verdragen en komt te vallen onder de bepalingen betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee. In overeenstemming met de bepalingen van de verdragen werden het Parlement en de Commissie om advies gevraagd.
Institutionele ontwikkelingen 22. Naar aanleiding van de moeilijkheden bij de vaststelling van de begroting voor het begrotingsjaar ('), heeft de Raad op uitnodiging van het Parlement met het Parlement en de Commissie besprekingen geopend ten einde te komen tot een beter functioneren van de procedure en de methode van tenuitvoerlegging van de begroting. Deze ,,interinstitutionele trialoog' ', die zich over vier maanden heeft uitgestrekt, heeft geresulteerd in een „gemeenschappelijke verklaring" van de drie Instellingen betreffende verschillende maatregelen ter verzekering van een beter verloop van de begrotingsprocedure (2). De gemeenschappelijke verklaring betreft met name de classificatie van de uitgaven en de indeling ervan in verplichte en niet-verplichte uitgaven. Zij betekent een verduidelijking van de te volgen procedures en van de rol van het Parlement. 23. Ten einde tegemoet te komen aan de eisen van het Parlement ten aanzien van zijn deelname aan de procedures voor de totstandbrenging van de internationale akkoorden van de Gemeenschap alsmede van de overeenkomsten betreffende de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de Gemeenschap, - deze eisen werden het meest recent en het meest uitvoerig tot uiting gebracht in de resolutie van februari (3) - heeft de Commissie de Raad in mei (4) een mededeling over de rol van het Parlement op dit gebied doen toekomen. De Commissie doet voorstellen ter vergroting van de participatie van het Parlement aan de bestaande procedures, zonder evenwel te tornen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Instellingen zoals deze in de verdragen is vastgelegd. 24. Op 16 september (5) heeft het Parlement voor het eerst in zijn geschiedenis gebruik gemaakt van het bepaalde in artikel 175 van het EEG-Verdrag, en de Raad gedreigd met de instelling van een beroep wegens nalatigheid op het gebied van het vervoerbeleid. Op basis van het antwoord dat de Raad het Parlement op (') (2) (3) (") (5)
Buil. EG 1-1982. punt 2.3.1 ; Bull. EG 2-1982, punt 2.3.1 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 71. PB C 194 van 28.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.5. PB C 66 van 15.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.4.4. Supplement 3/82 - Bull. EG. PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punten 2.4.3, 2.4.6 en 2.4.7.
16e ALG. VERSLAG EG.
26
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
22 november heeft doen toekomen, hebben de ter zake bevoegde commissies van het Parlement de voorzitter van het Parlement verzocht de procedure voort te zetten. De Commissie heeft van haar kant het voornemen bevestigd zich in het geding te voegen ingeval het beroep wegens nalatigheid zou worden ingesteld.
Europees Parlement 25. De 434 Europese Parlementsleden zijn over de volgende fracties verdeeld ('): • Socialistische Fractie: 125 • Fractie van de Europese Volkspartij : 117 • Fractie van de Europese Democraten : 63 • Communistische Fractie en geestverwanten: 48 • Liberale en Democratische Fractie : 38 • Fractie voor de Technische Coördinatie en de Verdediging van de Onafhankelijke Groeperingen en Leden: 11 • niet-ingeschrevenen : 10 26. In het midden van zijn zittingsperiode gekomen heeft het Parlement in zijn zitting van januari (2) overeenkomstig zijn reglement (3) zijn voorzitter, vicevoorzitters en quaestoren verkozen. De Nederlandse socialist de heer Pieter Dankert heeft mevrouw Simone Veil (Liberale en Democratische Fractie, Frankrijk) als tweede voorzitter van het gekozen Parlement opgevolgd. De heer Pierre Pflimlin, Lady Diana Louie Elles, de heren Nicolas Estgen, Marcel Albert Vandewiele, Bruno Friedrich, Guido Gonella, Egon Alfred Klepsch, Gerard Jacquet, Patrick Joseph Lalor, Poul Möller, Konstantinos Nikolaou en mevrouw Danielle De March werden tot vice-voorzitters gekozen. Op 14 oktober is mevrouw Maria Luisa Cassanmagnago Cerretti benoemd in de plaats van de heer Guido Gonella, overleden. De heren Kurt Wawrzik, Anthony M.H. Simpson, Thomas Joseph Mäher, Anselmo Gouthier en Mario Zagari zijn tot quaestor benoemd. 27. Het Parlement heeft de in 1981 begonnen werkzaamheden op institutioneel gebied in 1982 voortgezet : het heeft zijn eerste richtsnoeren inzake het ontwerp voor de Europese unie (4) alsmede een ontwerp-akte inzake de verkiezingsprocedure (') (2) (3) (4)
Situatie op 31.12.1982. PB C 40 van 15.2.1982 en Buil. EG 1-1982, punten 1.2.1 tot 1.2.5 en 2.4.2 tot 2.4.5. PB C 90 van 21.4.1981. PB C 238 van 13.9.1982 en PB C 292 van 8.11.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
27
voor de Europese verkiezingen van 1984 (') vastgesteld en heeft gevraagd bij het sluiten van de internationale overeenkomsten te worden betrokken (2). Het was voor de eerste maal dat door het Parlement gebruik werd gemaakt van de bepalingen van artikel 175 van het EEG-Verdrag en dat de Raad gewaarschuwd werd voor ingebrekestelling in verband met het vervoerbeleid(3). 28. Op begrotingsgebied heeft de voorzitter van het Parlement met de voorzitters van de Raad en van de Commissie een „gemeenschappelijke verklaring" ondertekend om een betere ontwikkeling van de begrotingsprocedure (4) te garanderen. 29. Voorts heeft het Parlement een groot deel van zijn werkzaamheden gewijd aan economische vraagstukken (5), sociale problemen (6) en het vennootschapsrecht (7). Wat de externe betrekkingen betreft, heeft het vooral aandacht besteed aan de honger in de wereld (8) en de betrekkingen met de Verenigde Staten (9). Tenslotte heeft het Parlement op het gebied van de politieke samenwerking verscheidene resoluties goedgekeurd ( 10 ). 30. Het Parlement heeft 13 plenaire zittingen gehouden waarin het heeft gestemd over 390 resoluties, waarvan 146 resoluties houdende advies, 91 dringende resoluties en 13 resoluties na stemming op korte termijn, 14 resoluties volgens de schriftelijke procedure en 126 resoluties op basis van initiatiefverslagen. Het heeft 1 172 zittingsdocumenten ingediend (235 raadplegingen, 261 verslagen en 676 resolutie voorstellen). Er werden 2 344 schriftelijke vragen gesteld, waarvan 2 022 aan de Commissie, 256 aan de Raad en 66 aan de conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken (politieke samenwerking). Het aantal mondelinge vragen bedroeg 992, waarvan 576 aan de Commissie, 264 aan de Raad en 152 aan de conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken.
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (') ( ,0 )
PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punten 2.4.3 en 2.4.5. PB C 66 van 15.3.1982; Buil. EG 2-1982 punt 2.4.4; eveneens Buil. EG 5-1982, punten 2.4.2 tot 2.4.8. PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.4.3. PB C 194 van 28.7.1982; PB C 238 van 13.9.1982; Bull. EG 6-1982, punten 1.1.1. tot 1.1.5. PB C 66 van 15.3.1982; PB C 87 van 5.4.1982 en PB C 13 van 17.1.1983. PB C 149 van 13.6.1982 en PB C 292 van 8.11.1982. PBC 149 van 13.6.1982; PB C267 van 11.10.1982; PB C 292 van 8.11.1982 en PB C 13 van 17.1.1982. PB C 182 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 1.3.6 en 2.4.7. PB C 66 van 15.3.1982 en PB C 238 van 13.9.1982. PB C 40 van 15.2.1982; PB C 125 van 17.5.1982; PB C 149 van 14.6.1982; PB C 182 van 19.7.1982; PB C 238 van 13.9.1982; PB C 292 van 8.11.1982 en PB C 334 van 20.12.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
28
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
31. Met het oog op de voorbereiding van de debatten zijn de parlementaire commissies (') dit jaar 413 maal bijeengekomen. 32. Het organisatieschema van het secretariaat van het Parlement voor 1982 omvatte 2 612 vaste en 319 tijdelijke posten. Raad 33. Het voorzitterschap van de Raad werd achtereenvolgens door België en door Denemarken waargenomen. 34. In zijn 71 zittingen in 1982 heeft de Raad 42 richtlijnen, 393 verordeningen, 128 beschikkingen en besluiten aangenomen. 35. De Europese Raad is in de loop van het jaar driemaal in vergadering bijeengekomen, in maart en in juni te Brussel en in december te Kopenhagen (2). De werkzaamheden van de eerste Europese Raad werden vooral gekenmerkt door het onderzoek van de economische en sociale situatie van de Gemeenschap, doch tijdens de werkzaamheden van juni werd vooral aandacht besteed aan meer actuele vraagstukken, zoals het conflict in het Nabije Oosten of de betrekkingen met de Verenigde Staten. Te Kopenhagen bevestigden de staatshoofden en regeringsleiders een aantal prioritaire doelstellingen op economisch en sociaal gebied waarmee men zich de vorige maanden op communautair niveau had beziggehouden en stelden zij een nauwkeurig tijdschema vast. Zij hebben nogmaals hun politieke verbintenis om de Gemeenschap uit te breiden bevestigd en de stand van de economische en handelsbetrekkingen met andere geïndustrialiseerde landen aan een onderzoek onderworpen.
(') Op 31.12.1982 bedroeg het aantal parlementaire commissies 18: politieke commissie (44 leden), commissie voor de landbouw (45 leden), commissie voor de begrotingen (38 leden), economische en monetaire commissie (38 leden), commissie voor energie en onderzoek (36 leden), commissie voor externe economische betrekkingen (35 leden), commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid (30 leden), commissie voor milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming (27 leden), commissie voor ontwikkeling en samenwerking (34 leden), commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport (24 leden), commissie voor onderzoek naar de positie van de vrouw in Europa (18 leden), commissie voor begrotingscontrole (28 leden), commissie voor regionaal beleid en ruimtelijke ordening (30 leden), commissie voor vervoer (25 leden), juridische commissie (27 leden), commissie voor reglement en verzoekschriften (27 leden), commissie voor institutionele vraagstukken (37 leden), commissie voor verificatie van bevoegdheden (9 leden). (2) Buil. EG 3-1982, punten 1.3.1 tot 1.3.8; Bul!. EG 6-1982, punten 1.5.1 tot 1.5.10 en Bull. EG 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
29
Zoals sedert 1981 gebruikelijk is ('), hebben de heren Martens, Olesen en Schlüter bij het Parlement verslag uitgebracht over de resultaten van de vergaderingen van de Europese Raad (2). 36. Het organisatieschema van de Raad omvatte voor 1982 1 747 vaste en 8 tijdelijke ambten.
Commissie 37. De samenstelling van de Commissie is in 1982 gewijzigd door de benoeming van de heer Richard Burke op 1 april (3) ter vervanging van de heer O'Kennedy, die aftrad ingevolge zijn benoeming in het Ierse Parlement (Dail). De heer Burke heeft de bevoegdheden van de heer O'Kennedy overgenomen (personeelszaken en algemeen beheer, Bureau voor de Statistiek, Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen). Hij is tevens, in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Commissie, belast met de dossiers betreffende het toekomstige statuut voor Groenland en het Griekse memorandum. In de bevoegdheden van de overige leden van de Commissie is gedurende het jaar geen wijziging aangebracht (4). 38. De vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten hebben, na overleg met de Commissie besloten het mandaat van de voorzitter van de Commissie, de heer G.E. Thorn, en van de vice-voorzitters, de heren F.X. Ortoli, W. Haferkamp, L. Natali, E. Davignon en S. Tugendhat te verlengen voor de periode van 6 januari 1983 tot en met 5 januari 1985 (5). Werkzaamheden 39. De Commissie heeft 46 vergaderingen gehouden, overeenkomend met 84 zittingen. Zij heeft 5 321 besluiten (verordeningen, besluiten, beschikkingen, richtlijnen, aanbevelingen, adviezen), 675 voorstellen, aanbevelingen of ontwerpen voor bij de Raad in te dienen besluiten (verordeningen, besluiten, beschikkingen, richtlijnen, aanbevelingen, adviezen) en 202 mededelingen, nota's en rapporten vastgesteld. (') (2) (3) (") (s)
Buil. EG 12-1981, punt 2.3.8. Bull. EG 4-1982, punt 2.4.8; Bull. EG 7/8-1982, punt 3.4.1 en Bull. EG 12-1982. PB L 99 van 15.4.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 29. PB L 368 van 28.12.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
30
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
Structuren 40. In de loop van het jaar heeft de Commissie een speciale eenheid voor coördinatie van de communautaire activiteiten ten behoeve van gehandicapten ingesteld, de diensten van het Directoraat-generaal Wetenschappen, Onderzoek en Ontwikkeling gereorganiseerd, de structuur van de in 1981 tot autonome dienst verheven gemeenschappelijke Tolken-conferentiedienst (') vastgesteld en een dienst Geschillen bij het Directoraat-generaal Begrotingen en de functie van raadadviseur-auditeur bij het Directoraat-generaal Concurrentie ingesteld (2). Zij heeft tevens besloten tot instelling bij het Secretariaat-generaal van een administratieve controleëenheid voor externe bureaus en delegaties van de Commissie. Tenslotte heeft de Commissie besloten twee nieuwe delegaties in derde landen te openen, nl. te New Delhi (India) en te Brasilia (Brazilië). 41. Het organisatieschema van de Commissie omvatte voor 1982 9 252 vaste posten (waarvan 1 302 in de talendiensten LA) en 313 (waarvan 20 LA) tijdelijke posten voor de werking van de diensten, 2 582 vaste en 165 tijdelijke ambten in het kader van de onderzoekactiviteiten, 288 vaste posten voor het Bureau voor Officiële Publikaties, 40 voor het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding en 35 voor de Europese Stichting ter Verbetering van de Levensomstandigheden en de Arbeidsvoorwaarden. 42. 17 ambtenaren zijn voor een korte periode in aanmerking gekomen voor maatregelen ter bevordering van de mobiliteit in het kader van de uitwisseling van ambtenaren tussen nationale overheidsinstellingen en de Commissie. Statuut van de ambtenaren 43. De Raad heeft op 22 maart (3) zijn goedkeuring gehecht aan een verordening tot vaststelling van bijzondere tijdelijke voorwaarden voor de aanwerving van Griekse ambtenaren. Op 28 juli (4) hechtte de Raad zijn goedkeuring aan een verordening tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de beëindiging van de dienst van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van de Helleense Republiek en wijzigde in verband daarmede de verordeningen inzake de communautaire belastingen (5) en inzake
(') (2) (3) (4) (5)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 46. PB C 251 van 25.9.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.29. PB L78 van 24.3.1982. PB L 228 van 4.8.1982. PB L56 van 4.3.1968. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
31
de toepassing van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen ('). De Raad heeft tevens op 3 december (2) zijn goedkeuring gehecht aan de verordening betreffende de aanwerving van 56 personeelsleden in dienst bij de zetel van het Europese agentschap voor samenwerking. 44. De besprekingen over de voorstellen tot wijziging van de statuutbepalingen betreffende de pensioenregeling (3) die vertraging hadden ondervonden aangezien het van het hoogste belang was om eerst tot overeenstemming te komen over de nieuwe aanpassingsmethoden voor de bezoldigingen, zijn dit jaar actief voortgezet, evenals die betreffende de instelling van een ambtenarengerecht. De ministers van Justitie hebben op 25 oktober (4), op grond van het voorstel voor een verordening van de Commissie van 4 augustus 1978 (5), over dit vraagstuk van gedachten gewisseld. Informaticadiensten 45. De reorganisatie van de Informatiediensten waartoe in 1981 werd besloten (6) is in 1982 geleidelijk ten uitvoer gelegd. Met name bij de integratie, onder gezag van het Directoraat Informatiebeheer, van de werkzaamheden inzake gegevensverwerking, documentatiebeheer, telecommunicatie en kantoorautomatisering zijn alle diensten van de Commissie betrokken. De informatica wordt thans niet alleen verspreid door het ter beschikking stellen van nieuwe uitrustingen, doch eveneens door een dialoog tussen de diensten en het Directoraat Informatiebeheer in het Comité van de Gebruikers. Deze dialoog wordt tot de andere instellingen uitgebreid via het Interinstitutioneel Informaticacomité dat de uitwisseling van gegevens en de opstelling van gemeenschappelijke programma's met het oog op een betere benutting van de bronnen organiseert. De interinstitutionele samenwerking is voortgezet, eveneens voor wat betreft de verwezenlijking van de doelstellingen van het LNSIS-project (7), waarbij ook de overheidsdiensten van de Lid-Staten zijn ingeschakeld. Over het algemeen hebben de activiteiten van het Directoraat Informatiebeheer op verschillende gebieden uitbreiding ondergaan dank zij met name de vernieuwing van het park van grote (') (2) (3) C) (5) (6) O
PB L 74 van 27.3.1969. PB L 352 van 14.12.1982. PB C 191 van 30.7.1979. Buil. EG 10-1982, punt 2.4.5. PB C 225 van 22.9.1978 en Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 44. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 51. Nr. 176 van dit Verslag en Bull. EG 7/8-1981, punt 2.3.22.
16e ALG. VERSLAG EG.
32
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
computers CII-HB, ICL en Siemens en de opbouw van een integraal informaticanet. Vertaal- en tolkendiensten 46. De in 1981 ingestelde gemeenschappelijke Tolken-conferentiedienst (GTCD) (') heeft geleidelijk zijn kantoren in het conferentiecentrum Albert Borchette te Brussel in gebruik genomen. Meer dan 8 100 conferenties en vergaderingen zijn dit jaar in het centrum gehouden. De GTCD heeft in 1982 voor de in het kader van de Commissie, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en de Europese Investeringsbank georganiseerde vergaderingen meer dan 76 000 tolkdagen verzorgd. Het computersysteem SAFIR („Système d'affectation des interprètes en réunion") werd verder uitgewerkt en op dit gebied werd aanzienlijke vooruitgang geboekt. 47. Ter vermindering van het tekort aan kundige conferentietolken heeft het GTCD haar opleidingswerkzaamheden voortgezet, met name voor de Deense en Griekse taal. Met het oog op de komende uitbreiding zijn eveneens opleidingswerkzaamheden begonnen in samenwerking met de Spaanse en Portugese autoriteiten. Het zoeken naar kandidaat-leerling-tolken is nog geïntensiveerd door het organiseren van tests te Athene, Cambridge, Dublin, Oxford, Lissabon, Madrid en New-York. 48. De vertaaldiensten hebben in de loop van het jaar 659 306 bladzijden vertaald (Brussel 485 207 bladzijden en Luxemburg 174 099 bladzijden). 49. Met de invoer van de terminologische databank (Eurodicautom) is voortgegaan. Thans heeft deze bank een bestand van 238 649 termen met equivalent in de meeste talen van de Gemeenschap; men is bezig met de toevoeging van de Griekse taal. Euridicautom is eveneens voorzien van een „woordenboek" dat 72 613 initiaalwoorden en afkortingen bevat.
Hof van Justitie 50. Bij besluit van 8 juli (2) hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten het Hof van Justitie gedeeltelijk vernieuwd, voor de periode van (') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 46. (2) PB L 211 van 20.7.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-2
INSTELLINGEN EN ORGANEN
33
7 okober 1982 tot en met 6 oktober 1988. Het Hof heeft opnieuw de heer M.J. Mertens de Wilmars voor de duur van drie jaar tot president gekozen en heeft de samenstelling van zijn Kamers als volgt ( ! ) vastgesteld voorde duur van één jaar en met ingang van 7 oktober: Eerste kamer
: de heer O'Keeffe, president; de heren Bosco en Koopmans, rechters Tweede kamer : de heer Chloros, presidenti2) ; de heren Due en Bahlmann, rechters Derde kamer : de heer Everling, president ; de heren Pescatore en Galmot, rechters Vierde kamer : de heer O'Keeffe, president; de heren Pescatore, Bosco, Koopmans en Bahlmann, rechters Vijfde kamer : de heer Everling, president; de heren Mackenzie Stuart, Due, Chloros (2) en Galmot, rechters. Het Hof heeft mevrouw Rozès aangewezen als eerste advocaat-generaal voor één jaar met ingang van 7 oktober ( ! ); de andere advocaten-generaal zijn de heren Reischl, VerLoren van Themaat, Mancini en Sir Gordon Slynn. 57. In 1982 werden 348 beroepen ingediend, waarvan 124 verzoeken om een prejudiciële beslissing, 85 beroepen van ambtenaren en 139 andere beroepen. Het Hof heeft in 233 zaken arrest gewezen, waarvan 134 in verband met verzoeken om een prejudiciële beslissing, 29 beroepen van ambtenaren en 70 andere beroepen (3). 52. Het organisatieschema van het Hof omvatte in 1982 462 vaste en 12 tijdelijke ambten. Rekenkamer 53. De samenstelling van de Rekenkamer heeft geen wijziging ondergaan sinds de vernieuwing van een deel van haar leden in 1981 (4).
(') PB C 299 van 16.11.1982. (2) De heer Chloros is in november overleden. Met ingang van 17 november vervangt de heer Pescatore de heer Chloros als president van de Tweede kamer ; de heer Mackenzie Stuart vervangt de heer Pescatore als lid van de Derde kamer. (3) Indeel IV inzake deontwikkeling van hetcommunautaire recht wordt naderop de arresten van het Hof ingegaan. C) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 37. 16e ALG. VERSLAG EG.
34
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-2
54. In toepassing van de bepalingen van de Verdragen heeft de Rekenkamer een aantal facultatieve of verbindende adviezen (') uitgebracht. Zij heeft aan de bevoegde kwijtingverlenende autoriteiten afzonderlijke verslagen voorgelegd over de rekeningen van de Europese Scholen, het Voorzieningsagentschap van Euratom, JET, het Cedefop en de Europese Stichting voor de verbetering van de levensomstandigheden. Voorts heeft zij opmerkingen ingediend over een aantal bijzondere vraagstukken, met name over de verkoop van boter tegen verlaagde prijs binnen de Gemeenschap (2), de communautaire regeling voor actieve veredeling (3), verstrekte en aangegane leningen (4), scheppen en behoud van werkgelegenheid bij het toekennen van investeringssteun voor regionale doeleinden (5), goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, Afdeling Garantie (6), de financiële staten van de EGKS per 31 december 1981 en de begroting voor het begrotingsjaar 1981 (7). Tenslotte heeft het Comité van contact van de voorzitters van de nationale hoge controle-instellingen van de Lid-Staten in september van gedachten gewisseld over de doelstellingen en methoden van controle van de ontvangsten (8).
Economisch en Sociaal Comité 56. Na de vernieuwing van de leden van het Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 1982 tot en met 20 september 1986 (9) heeft het Comité in zijn oprichtingsvergadering van 13 oktober de heer François Ceyrac (groep werkgevers- Frankrijk) tot voorzitter benoemd. Tot vice-voorzitters werden gekozen de heer Alois Pfeiffer (groep werknemers - BondsrepubliekDt//íi7«/ií/) en Alfons Margot (groep diverse belangen - België). 57. In de loop van het jaar heeft het Comité 10 zittingen gehouden en 86 adviezen, waarvan 8 op eigen initiatief, 5 studies en informatieve rapporten, uitgebracht.
') P B C 122 van 13.5.1982 en P B C 324 van 10.12.1982. ) P B C 143 van 7.6.1982. ) PB C 286 van 4.11.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.4.22. 4 ) PBC 319 van 6.12.1982. 5 ) PBC 345 van 31.12.1982. 6 ) PB C 313 van 29.11.1982. 7 ) PB C 344 van 31.12.1982. 8 ) Bull. EG 9-1982, punt 2.4.23. ») PB C 272 van 15.10.1982. 2
3
16e ALG. VERSLAG EG.
12
E E INST LLING N EN ORGANEN
35
58. Het organisatieschema van het Economisch en Sociaal Comité omvatte voor 1982 378 vaste posten.
Raadgevend Comité EGKS 59. Het Raadgevend Comité EGKS werd gedurende het grootste deel van het jaar voorgezeten door de heer André Robert (staalproducenten Luxemburg). De heren Louis Coosemans (staalverbruikers België) en Rudolf Judith (werknemers Bondsrepubliek Duitsland) waren vicevoorzirters. Na zijn hernieuwing heeft het Comité (') de heer Rudolf Nickels (werknemers kolenBondsrepubliek Duitsland) tot voorzitter gekozen. Tot vicevoorzitters werden gekozen de heren André Robert (staalproducenten Luxemburg) en Louis Coosemans (staalverbruikers België). 60. De crisis in de ijzer en staalindustrie bleef de werkzaamheden van het Raadgevend Comité kenmerken ; het Comité heeft zeven gewone zittingen en twee buitengewone zittingen gehouden (tegen respectievelijk 5 en 6 in 1981). Het heeft acht resoluties aangenomen, met name inzake investeringsprojecten die het staalverbruik kunnen verhogen ('), de door de Amerikaanse ijzer en staalindustrie ingediende antidumping en antisubsidieklachten (2), de steun aan de ijzer en staalindustrie (3), het Programma Vooruitzichten Staal (4) en het sociaal beleid in het kader van de kolen en staalindustrie (5). Het Comité heeft eveneens verschillende adviezen uitgebracht, met name over de rol van de steenkool in de energiestrategie van de Gemeenschap (2), de invoering van een nieuw quotastelsel voor de produktie van staal (2) en het sluiten van een regeling met de Verenigde Staten betreffende staal (6).
(■) (2) (3) (") (5) (6)
PB C 4 van 6.1.1983. PBC 147 van 11.6.1982. PB C 62 van 12.3.1982. PB C 195 van 29.7.1982. PB C 93 van 14.4.1982 en Bull. E G 31982, punt 2.4.28. PB C 276 van 19.10.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
36
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-3
Deel 3
Voorlichting van het publiek en betrekkingen met het bedrijfsleven Voorlichtingsactiviteiten 61. Bij het organiseren van haar voorlichtingsactiviteiten moet de Commissie rekening houden met het feit dat het grote publiek voornamelijk wordt bereikt door de media radio en televisie en in mindere mate door publikaties. Met het oog op een betere overdracht van de mededelingen van de Gemeenschap naar de „doelgroepen" is overgegaan tot een noodzakelijke herbepaling van de prioriteiten. In dit verband heeft de Commissie de resolutie van het Parlement van 12 maart (') betreffende radio- en televisie-uitzendingen in de Gemeenschap onderzocht ; daarin wordt voorgesteld dat de Lid-Staten het vijfde kanaal van hun nationale satellieten reserveren voor de uitzending van een Europees programma. Een nota (2) is in voorbereiding. Ter gelegenheid van het feit dat 25 jaar geleden het Verdrag van Rome werd ondertekend (3) heeft de Commissie een voorlichtingscampagne opgezet om de Europese burger ervan te overtuigen dat de Gemeenschap, in een kwart eeuw, een permanent instrument is geworden en er geen ander deugdelijk alternatief is om problemen die de nationale dimensies overschrijden het hoofd te bieden. Voor de tiende verjaardag van de toetreding van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk zijn de lokale pers- en voorlichtingsbureaus reeds begonnen met de voorbereiding voor manifestaties die in 1983 in deze landen zullen plaatsvinden. Bij de inspanningen om het publiek zich meer betrokken te doen voelen moeten mede in overweging worden genomen de groeiende economische moeilijkheden en een sceptische zo niet vijandelijke houding ten aanzien van de Gemeenschap in verschillende Lid-Staten. Dit is in het bijzonder het geval bij de jongeren. Hun denkbeelden ten aanzien van Europa en de politiek in het algemeen zijn ingewonnen door een ,,Euro-barometer"-peiling. De analyse van deze peiling zal dienen om bepaalde onderdelen voor de campagne die de Commissie met het oog op de volgende verkiezingen van het Parlement wenst te voeren, vast te stellen. O PBC 87 van 5.4.1982. (2) Nr. 161 van dit Verslag. (3) Bull. EG 3-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.7. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-3
VOORLICHTING PUBLIEK EN BETREKKINGEN MET HET BEDRUFSLEVEN
37
62. In de loop van het jaar heeft de Commissie aan 425 personen dié juist hun universitaire studie hebben voltooid gelegenheid gegeven voor een stage met beloning en aan 32 voor een stage zonder beloning. Zij zijn toegekend aan 353 onderdanen van de Lid-Staten en aan 104 onderdanen van derde landen. De Commissie heeft tevens voorlichtingscursussen georganiseerd voor 120 jonge diplomaten en vooreen veertigtal beroepsdiplomaten van de Lid-Staten. Ten slotte hebben een twintigtal hoge ambtenaren uit Arabische landen en organisaties gedurende drie weken de mogelijkheid gehad zich vertrouwd te maken met de Instellingen en mechanismen van de Gemeenschap. 63. De Commissie heeft haar voorlichtingswerkzaamheden in derde landen voortgezet en aan de delegaties te Canberra en te Belgrado pers- en voorlichtingsbureaus verbonden. Ten einde de derde landen een beter beeld van de Gemeenschap te geven heeft de Commissie voorts bij de Raad op 20 oktober een mededeling ingediend waarin zij voorstelt dat de Lid-Staten die deelnemen aan internationale tentoonstellingen te New-Orleans (Verenigde Staten, 1984), Tsukuba (Japan, 1985) en Vancouver (Canada, 1986) hun deelneming in een communautair kader plaatsen. Reeds dit jaar hebben de vier Lid-Staten en de Commissie die aan de tentoonstelling van Knoxville hebben deelgenomen (van 1 mei tot 31 oktober) zich in één enkel gebouw, genaamd „Pavillon de la Communauté européenne", het grootste paviljoen van de expositie na dat van de Verenigde Staten, aan het publiek voorgesteld. Persactiviteiten 64. Het belang van de voorlichting inzake de Gemeenschap blijkt met name uit de regelmatige verhoging van het aantal journalisten met standplaats Brussel. De bij de Commissie geaccrediteerde pers die in 1960 uit nog geen 20 journalisten bestond, telt thans 365 journalisten uit bijna 50 landen, waarvan 304 voorde geschreven pers en 61 voor de audiovisuele pers. In totaal zijn 41 internationale en nationale persagentschappen vertegenwoordigd. Het Bureau van de Woordvoerder heeft 240 persbijeenkomsten en persconferenties georganiseerd over besluiten, voorstellen en reacties van de Commissie, terwijl de vergaderingen van de Commissie aanleiding hebben gegeven tot 44 persconferenties van de woordvoerder. De voorzitter en de leden van de Commissie hebben 40 persconferenties gehouden over bijzonder belangrijke dossiers, waarvan 9 gezamenlijk met bezoekers die bij de Commissie te gast waren. Het Bureau van de Woordvoerder heeft eveneens aan de pers het standpunt van de Commissie ter gelegenheid van de vergaderingen van de Raad en van de Europese 16e ALG. VERSLAG EG.
38
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-3
Raad weergegeven, evenals gedurende de zittingen van het Parlement. Er werden nog bijzondere maatregelen getroffen bij internationale gebeurtenissen waarbij de Gemeenschap vertegenwoordigd was, zoals de Topconferentie te Versailles. Aan de geaccrediteerde pers zijn 1 900 voorlichtingsberichten en documenten ter beschikking gesteld, terwijl de Pers- en Voorlichtingsbureaus in de Lid-Staten en de delegaties in de derde landen bijna 850 telegrafische instructies en verklaringen hebben ontvangen die uitsluitend voor hen voor de dagelijkse voorlichting van hun perspartners zijn opgesteld. Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen 65. De werkzaamheden van het Bureau voor Officiële Publikaties stonden dit jaar in het teken van de bezuinigingen en van de invoering van nieuwe technieken in de grafische industrie. Wat het Publikatieblad betreft werden er in 1982 in samenwerking met de opdrachtgevende Instellingen bezuinigingsmaatregelen met betrekking tot de presentatie van de teksten uitgewerkt. Terzelfder tijd streeft het Bureau voor Officiële Publikaties ernaar de stukprijs van het Publikatieblad te verlagen door gebruikmaking van nieuwe technieken op het gebied van de procédés van voorbereiding en samenstelling van de teksten. Daarnaast heeft het Bureau gebruik gemaakt van informatiedragers voor de verspreiding van het Publikatieblad. Naast de uitgave op papier wordt thans een uitgave in microformaat van het Supplement op het Publikatieblad - het bulletin van de overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leveringen uitgebracht. Met ingang van 1 januari 1983 zal ook een uitgave op de databank worden ingevoerd, welke toegankelijk zal zijn via Euronet. Deze nieuwe presentatie verschaft het bedrijfsleven een snelle toegang tot de gegevens met betrekking tot de overheidsopdrachten in de Gemeenschap en in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds. Tevens wordt de publikatie van de aankondigingen van overheidsopdrachten in het kader van de GATT voorzien. Evenals in het verleden heeft het bureau voor het overgrote deel van zijn produktie een beroep moeten doen op particuliere drukkerijen. Zijn bestellingen worden geplaatst ingevolge overeenkomsten die op basis van aankondigingen zijn afgesloten. Het bureau heeft besloten alle kaderovereenkomsten met de ondernemingen van de grafische industrie van alle Lid-Staten te herzien en heeft daartoe een serie contactbijeenkomsten belegd. De in de door de Gemeenschappen aan-
16e ALG. VERSLAG EG.
1-3
VOORLICHTING PUBLIEK EN BETREKKINGEN MET HET BEDRUFSLEVEN
39
geboden opdrachten geïnteresseerde drukkerijen hebben aldus de gelegenheid gehad zich te doen kennen en zich in het kaartsysteem van het bureau te laten inschrijven. Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen 66. Het Bureau voor de Statistiek van de Gemeenschappen heeft zijn activiteiten op het gebied van de verspreiding van statistieken voortgezet ('), met name uitgaande van de gegevens van Cronos en Comext (2). Wat de statistieken betreffende de intracommunautaire koopkrachtpariteiten betreft die worden gebruikt voor het opstellen van vergelijkingen in reële termen tussen de landen, werd het jaar 1982 gekenmerkt door de gelijktijdige verspreiding van de communautaire resultaten over 1980 door Eurostat en door de OESO, die deze resultaten voor de eerste maal in een vergelijking voor al zijn lid-staten heeft opgenomen. Eveneens voor de eerste maal heeft Eurostat input-output-tabellen met betrekking tot de energie gepubliceerd, gebaseerd op de gegevens over 1975. Ten slotte heeft Eurostat, op verzoek van de Lid-Staten van de Gemeenschap, zijn pogingen tot samenwerking met de ontwikkelingslanden, met name op het gebied van de technische coördinatie en de ontwikkeling van nieuwe statistieken geïntensiveerd. Historische archieven 67. De voorstellen voor de besluiten die ten doel hebben de historische archieven van de Gemeenschap na het verstrijken van een termijn van 30 jaar open te stellen voor onderzoekers, zijn bij de Raad in behandeling en zullen binnenkort worden aangenomen. Betrekkingen van de Commissie met de sociale partners en het Jeugdforum van de Europese Gemeenschappen (3) 68. De verslechtering van de economische situatie in Europa en in de wereld heeft veelvuldiger contacten tussen de op Europees niveau georganiseerde sociale
(') De door het Bureau voor de Statistiek bijeengebrachte gegevens worden gepubliceerd in de brochures Eurostat. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 49. (') Voor verdere informatie zij verwezen naar Bulletin EG, slot rubriek Commissie. 16e ALG. VERSLAG EG.
40
E D GEMEENSCHAP IN 1982
13
partners en de Commissie nodig gemaakt. Daarbij traden erg uiteenlopende zienswijzen aan het licht over de keuze van de middelen ter bestrijding van de werkloosheid en over de problematiek van de arbeidstijdverkorting ('). 69. De Commissie bleef de sociale partners voorlichten over haar bedoelingen en voorstellen, met name die welke van belang kunnen zijn voor de investeringen en de werkgelegenheid. Ook organiseerde zij een aantal overlegvergaderingen om de vakorganisaties in staat te stellen hun standpunten met het oog op de vergaderingen met de Commissie te coördineren. Het Jeugdforum is in zijn vierde jaar de aanloopfase voorbij en kon in samen werking met de Commissie en het Parlement verschillende werkzaamheden or ganiseren op de beleidsterreinen die meer in het bijzonder de jongeren raken, met name een campagne om werk voor de jongeren. Culturele sector 70. E en belangrijke gebeurtenis in 1982 was de indiening door de Commissie bij de Raad, op 12 oktober (2) van een mededeling over de versterking van de communautaire actie in de culturele sector. In deze mededeling wijst de Commissie erop dat de Gemeenschap ten aanzien van de culturele sector de economische en sociale verantwoordelijkheden op zich moet nemen die zij krachtens de Verdragen ten aanzien van de overige sectoren draagt. Onder meer doet zij voorstellen ten aanzien van de opheffing van de administratieve belemmeringen van het vrije verkeer van kunstwerken; werkloosheidsbestrijding door bevordering van activi teiten zoals het ambacht, het culturele opbouwwerk en het ,,live"theater; be scherming van de culturele inkomsten en sociale bescherming van de culturele werkers; het organiseren van artistieke manifestaties (E uropees muziekjaar in 1985 (3), reizende tentoonstelling van jonge schilders uit de Gemeenschap in 1983 en 1984 ( 4 ); toekenning door de E IB van leningen met rentesubsidies voor de instandhouding van gebouwen die tot het E uropees architectonisch erfgoed behoren. 71. In afwachting van de tenuitvoerlegging van deze maatregelen, heeft de Comissie haar traditionele werkzaamheden in de culturele sector voortgezet. Zij heeft beurzen toegekend op het terrein van de muziek, de dans en de opleiding tot beroepen op het gebied van restauratie en architectuur, zij nam deel aan de (') (2) (■') (4)
Nr. 286 van dit Verslag. Supplement 61982 Bull. E G, en Bull. E G 91982, punten 1.2.1. tot 1.2.10. Bull. E G 91982, punt 2.1.113. en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 56. Bull. E G 91982, punt 2.1.112. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-3
VOORLICHTING PUBLIEK EN BETREKKINGEN MET HET BEDRUFSLEVEN
41
organisatie van festivals, tentoonstellingen en Europese theatertournees, zij verleende steun aan literaire vertalingen en liet een eerste experimenteel onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden om de voor nasynchronisatie en ondertiteling van films gebruikte vertalingen te verbeteren. In december droeg de Commissie 100 000 Ecu bij aan de financiering van de restauratie van een neo-klassiek gebouw dat het archeologisch museum van het eiland Milos zal worden. Dit bedrag bestaat voor de helft uit een kapitaalbijdrage terwijl de andere helft dient ter verlaging van de rentevoet van de door de EIB verstrekte „monumentenzorglening" ten bedrage van 165 000 Ecu. Ook zette de Commissie haar samenwerking met de Raad van Europa voort met het oog op de voorbereiding van het Europese muziekjaar in 1985 ('). Zij was door een waarnemer vertegenwoordigd bij de aan de cultuurpolitiek gewijde mundiale conferentie die van 26 juli tot 6 augustus te Mexico plaatsvond onder auspiciën van de UNESCO (2). Ten slotte nam zij deel aan de werkzaamheden van de gemengde instellingen EEG-ACS en EEG-ASEAN, inzake de tenuitvoerlegging van een culturele samenwerking die van beide kanten wenselijk wordt geacht. 72. Op zijn beurt nam het Parlement op 14 september (3) een resolutie aan inzake de bescherming van het architectonisch en archeologisch erfgoed, waarin het verzocht om de oprichting van een Europees fonds voor monumenten en historische plaatsen. 73. Ten slotte kwamen de ministers van Cultuur van de Lid-Staten, Spanje en Portugal op 17 en 18 september te Napels bijeen (4). Ondanks hun verschillende opvattingen omtrent de wenselijkheid van een echte Europese culturele actie waren zij van mening dat meer financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor de instandhouding van het Europese culturele erfgoed en voor de totstandbrenging van structuren die de film en de audio-visuele media in staat moeten stellen te kunnen concurreren.
(') (2) (3) (")
Buil. EG 9-1982, punt 2.1.113. en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 56. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.42. PB C 267 van 11.10.1982. Bull. EG 9-1982, punt 2.1.112.
16e ALG. VERSLAG EG
42
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Deel 4
Financiering van de werkzaamheden der Gemeenschappen Voornaamste ontwikkelingen 74. Het door de Commissie ingediende voorontwerp van begroting 1983 was een eerste concrete stap naar de verwezenlijking van de doelstellingen van het mandaat van 30 mei 1980: een nieuwe impuls gegeven aan de ontwikkeling van het communautaire beleid als bijdrage tot de oplossing van de economische problemen waarmee de Lid-Staten worden geconfronteerd. Onder de andere ontwikkelingen die uit de tenuitvoerlegging van dit mandaat voortvloeien werd dit jaar een belangrijke plaats ingenomen door vraagstukken in verband met de communautaire financiën, en dit uit tweeledig oogpunt: — de financiering van de communautaire begroting door eigen middelen gelet op de beperking die op de aangroei van deze middelen rust ; — de compensatie aan het Verenigd Koninkrijk en de vereiste formules om dit vraagstuk in een algemeen kader te plaatsen. Het afgelopen begrotingsjaar heeft het Parlement het onderzoek van een voorstel tot algemene herziening van het Financieel Reglement voortgezet. Dit belangrijke onderzoek zal uitlopen tot in 1983, zodat de Raad over een degelijk dossier zal beschikken voor zijn definitieve beslissing. Op het institutionele vlak hebben de in het eerste halfjaar begonnen besprekingen tussen het Parlement, de Raad en de Commissie over de indeling van de uitgaven met het oog op een betere werking van de begrotingsprocedure tot een „gezamenlijke verklaring" geleid die gemeenschappelijke criteria en een volledige regeling van de begrotingsindeling omvat. Met deze gezamenlijke verklaring, die op 30 juni (l) werd aangenomen, wordt overigens een permanent karakter gegeven aan de „interinstitutionele trialoog" ter voorkoming van conflictsituaties.
(') PB C 194 van 28.7.1982 en Buil. EG 6-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.5. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
43
Begrotingen
Begrotingsjaar 1982 Algemene begroting 75. De algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1982, vastgesteld door het Parlement op 21 december 1981 (') beliep 23 260,13 miljoen Ecu aan kredieten voor vastleggingen en 21 984,44 miljoen Ecu aan kredieten voor betalingen. Op 12 mei 1982 (2) heeft de Commissie een voorwerp van gewijzigde en aanvullende begroting aangenomen ten einde rekening te houden met nieuwe uitgavenramingen voor het EOGFL, Afdeling Garantie, waarvan de kredieten met ongeveer 500 miljoen Ecu konden worden verminderd wegens de aanhoudend gunstige voorwaarden voor de afzet van de produkten, hoofdzakelijk toe te schrijven aan de krachtige dollar, en de positieve effecten van de inspanningen van de Commissie om het beheer van de marktordeningen te verbeteren. Volgens het voorstel van de Commissie zouden de middelen die door deze vermindering vrijkwamen het mogelijk maken het hoofd te bieden aan nieuwe behoeften in verscheidene afdelingen van de begroting, hoofdzakelijk het Sociaal Fonds, de voedselhulp, het onderzoek en de ontwikkelingssamenwerking. Op zijn vergadering van 28 juli (3) besloot de Raad geen ontwerp van gewijzigde begroting vast te stellen omdat voor dringende financiële behoeften beter gebruik wordt gemaakt van door de Commissie voor te stellen kredietoverschrijvingen. Naar aanleiding van deze beslissing van de Raad diende de Commissie op 3 september bij het Parlement en de Raad een aantal voorstellen voor kredietoverschrijvingen vooreen bedrag van 498 miljoen Ecu in. Deze overschrijvingen werden goedgekeurd voor 227 miljoen Ecu. 76. Bij de jaarlijkse rectificatie van de begroting met het saldo van het voorafgaande begrotingsjaar heeft de Commissie de staat van uitgaven van het lopende begrotingsjaar opnieuw berekend. Daarbij stelde zij financiële overschotten vast, onder meer te verwachten in het EOGFL, Afdeling Garantie. De uitgavenvermindering werd geschat op 1 096 miljoen Ecu, waarbij als saldo van het begrotingsjaar 1981 661 miljoen Ecu aan ontvangsten werd geboekt.
(') PB L 31 van 8.2.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 71. (2) Bull. EG 5-1982, punt 2.3.8. (3) Bull. EG 7/8-1982, punt 2.3.2. 16e ALG. VERSLAG EG.
44
E D GEMEENSCHAP IN 1982
14
TABEL la Gebruik van de kredieten van het begrotingsjaar 1981 (in miljoen Ecu ) Gebruiks perccntage
Kredieten van het begrotingsjaar (')
Voor Vast betalingen leggingen
Voor
Sector
Beta lingen
Van 1980 naai 1981 over gedragen Ge kredieten bruiks betalingen
leggingen
Vervallen en beschikbare kredieten op 31.1 2.1981 Krec ieten voor vastleggingen
fase
Ver vallen
Be schikbaar
Kredieten voor betalingen Ver vallen
Be schikbaar
COMMISSIE Beleidskredielen • Landbouwsector waarvan E OGFLGaranlie • Sociale sector Φ Regionale sector • Sectoronderzoek, energie. industrie en vervoer Energiebeleid Onderzoek en investeringen Industriepolitiek Vervoerbeleid Diversen • Sector ontwikkelings samenwerking Voedselhulp Nietgeassocieerde ontwikkelingslanden Rampen Samenwerking derde landen Diversen Subtotaal Huishoudelijke kredieten • Personeel • Huishoudelijke uitgaven • Voorlichting • Steun en subsidies Subtotaal • Reserves • Vergoedingen aan de LidStaten (inclusief financiële compensaties Verenigd Koninkrijk) • Financieel mechanisme Totaal Commissie OVERIGE INSTE LLINGE N Totaalgeneraal
456,5 469,2( ; ) (424.1) (161.7) 5.7 155,5(') 9,8 242,0
12 145,4 12 440,0 (11 538.0) (11 538,0) 725,2 1 212,2 2 416,3 3 313,6
94,0 (94,9) 85,3 92,8
94,2 (94,9) 79,6 89,6
365,1 (8,7) 265.4 71,5
38.0 (100,0) 95,0 100,0
455,2 (424,1) 3,5 9.8
286,6 (161,7) 174,3 229,7
137,4 427.4 15,1 0,9 19,4
33,0 262,1 9,7 0,9 17,9
46,7 83,5 50,8 99,8 97,4
1,4 78,8 9,9 26,4 52,4
74,4 107,6 4,7 0.8 9.2
84,2 82,7 99,4 98,5 95.7
1.1 13,4 1,9
72,2 57,1 5,5
509,4
509,4
99,9
78,1
213,6
95,4
0,7
35,8 4,4 127,6 0,9
99,7 99,3 49,8 80,5
0,5
35,7
0,1
— 11,1
— 155,1
— 70.3
0,3
0,2
0.4
1 281.0
73,0
497,6
1 016,7
—
0,1
196,7 23,0 322,5 55,4
" 72.5 23,0 157,3 54,0
81,6 100,0 48,5 99,2
80.4 96,1 12,4 97,5
18 673,0
16 426,7
91,9
91,0
451,0 171,9 11,0 57,0
451.5 171,9 11,0 57,0
93,1 93,9 98,8 89,8
92,2 73,3 79,6 87,6
3,6 32,5 2,0 1.4
90,6 90,9 87.2 84,3
31,1 10,5 0,1 5,8
691,4
691,4
93,1
86,9
39.4
90,5
47,5
1,4
1,4
969,1
969,1
—
—
20 334,8
18 088,8
352,7
352,7
20 687,5
18 441.5
—
0,4
—
— — — —
—
89,7
—
86.8
—
100,0
—
2,5
—
— —
90,8
1 407,2
75,1
549,1
1 016,7
89,0
80,9
27,8
79,6
38,3
0,6
92,2
90,6
1 435,1
75,3
587,5
1 017,3
92,3
—
0,5
10,6
31.6 60,5 8,7 0,7 8,4
11.70 14,2 0,9 131.6 1.1
580.7 1 235,9
31,4 13,4 0,4 6,0
4.0 35.5 2.1 1,2
51,2
42,7
1.4
1,4
99,7
12,6 13,7 0,4
2,5
97,1
— 637,91 374,8 43,8
29,2
679,7 1 404.1
f1) Oorspronkelijke begroting aangepast door gewijzigde en aanvullende begrotingen en kredietoverschrijvingen, inclusief van voorafgaande begrotingsjaren overgebleven vastlegginskredieten en aanpassingen van nog af te wikkelen betalingsverplichtingen van vroegere begrotingsjaren. (2) Waarvan 209,4 miljoen E cu uit hoofde van de kredieten van het E OGFLOriëntatic van de begrotingsjaren vóór 1977. J ( ) Waarvan 10,9 miljoen Ecu uit hoofde van de kredieten van het begrotingsjaar 1976 betreffende de hulp aan het dooreen aardbeving getroffen gebied van Friuli. (4) Waarvan 93,3 miljoen E cu op 31 december 1981 als voorschot betaald.
1-4
45
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
TABEL ib Gebruik van de kredieten van het begrotingsjaar 1982 (in miljoen Ecut Kredieten van het begrotingsjaar (') (J)
Voor
Sector
Gebruikspercenutge
Voor Vastbetalingen leggingen
Betalingen
Van 1981 naar 1982 overGegedragen kredieten bruik sbetalingen
leggingen
Vervallen en beschikbare kredieten :
( )(>)
Kredieten voor vastleggingen
tage
Vervallen
Beschikbaar
Kredieten voor betalingen Vervallen
Beschikbaar
COMMISSIE interventiekredieten • Landbouwbeleid waarvan: EOGFL-Garantie EOGFL-Oriéntatic Visserijbeleid • Sociaal beleid • Regionaal beleid • Energiebeleid • Onderzoek en investeringen • Industriepolitiek • Vervoerbeleid • Milieu en consumentenbescherming • Ontwikkelingssamenwerking waarvan: Voedselhulp Niet-geassociecrde ontwikkelingslanden • waarvan: Bijzondereenincidentele maatregelen Samenwerking met Middellandse-Zeelander Diversen Subtotaai • Huishoudelijke kredieten en personeel • Inning eigen middelen • Financiële compensaties aan het VK en Griekenland • Aanvullende maatregelen ten behoeve van het VK # Reserves waarvan: Reserve onvoorziene uitgaven Totaal Commissie waarvan: Ongesplilste kredieten Gesplitste kredieten
OVERIGE INSTELLINGEN Totaal-generaal
842.6 (818.7 (10,7 (5.9 2.8 17.6 4.6 0.7 0,8
439,7
14 129,5 (13 126,7) (879,4) (108,4) 1 683,2 2 158,0 138,7 503.6 76.9 11.5
13 969,4 (13 126.7) (749,2) (79,1) 1 119,9 1 303,6 49.3 364.6 40,4 1,5
93,2 (94,2) (63.6) (56.1) 96,0 95,3 61,9 88,4 32,4 13.0
92.2 (94.2) (63.3) (54,0) 81.0 85,3 36,1 86,8 22,4 27,2
469,2 (162,4) (295,6) (4,1) 156,4 77,5 32,3 61.6 13,0 0,7
57,7 (66,1) (53,0) (100.0) 94,4 100.0 86,0 98,9 95,4 98,3
792,4 (763,6 (3,3 (22.4 0,8 17,6 1,2
13,3 1 153,4 (503,6)
10,8 945,3 (503,6)
94,9 78.6 (99.8)
21,7 68,1 (94,6)
3.0 258,5 (110.7)
96,8 73,1 (100.0)
0,1 59,3 (0.9)
0,6 187,5
(289,7)
(177,6)
(52,7)
(34.0)
(14,7)
(98.3)
(0.1)
(136.8)
(105.8)
(105,5)
(98,4)
(51,5)
(1.3)
(97,8)
(0,5)
(1.2)
(0,5)
(50,6)
(209,5) (44,8)
(113.8) (44,8)
(48,9) (99,2)
(8,8) (95.9)
(131,6) (0,2)
(47,5) (5,0)
(57,4) (0.4)
(49,5)
(69,1) (0,6)
(103,8) (1,5)
92,2
89.3
73.6
871,6
677,3
940,8
1 251.9
19 868,1
17 804,8
745,6 962,4
745,6 962,4
161,4
161.4
1 654,2 403,7
1 654.2 284,6
(4,3)
(4.3)
23 795,5 (17 960,4) (5 835,1)
21 613.0 (17 960.4) (3 652.6)
374,5 24 170,0
1 072,2
— —
0,2
165,9
(—)
(140,8) (25,1) 67,2 84,6 51,7 58.2 51,8 10,0
(—)
(—)
. — — 0,7 100.0 99,5 72,0 23,8 — . 100.0 100,0 100,0 165.0 — — — — 403,7 — — — — — (4,3) — — — 95,9 94,3
87,7 86,9
40,6 73,2
1 374,8 (929,9) (444,9)
83,1 100,0
30,3 54,8
78,9 1 361.2 (78,1) (1 144,5) (80,8) (216,7)
—
(—)
(403.0) (30,5) 218,2 174,4 31,4 48,1 31,2 1.1
0.2 71.5 (0.9)
8.3 299,5 (26.5)
(0.4)
(117.1)
37,1 54,8
61,2 71.5
0.8
44,5
—
284,6
— —
(4,3)
1 318,2 1 429,0 (—) (1 213.5) (473,1) (677,3) (104.7) (955,9) 677,3
91,4 (93.6) (84,7)
88,6 (91.7) (73,3)
374,5
94,7
80,4
29,2
63,3
19.7
_
29,8
53,8
21 987,5
91,5
88,5
1 404,0
78,7
1 380,9
677,3
1 348,0
1 482,8
(') Oorspronkelijke begroting gewijzigd door kredietoverschrijvingen, inclusief van voorafgaande begrotingsjaren overgebleven vastleggingskredieten en correcties van nog betaalbaar te stellen betalingsverplichtingen van vorige begrotingsjaren. Í1) Niet gebruikte ongesplitste kredieten vervallen tenzij zij met goedkeuring van de begrotingsautoriteit worden overgedragen. (J) De per 31.12.1982 vermelde cijfers zijn voorlopig aangezien dedefinitieve afsluiting van derekeningenvan het EOGFL-Garantieen de voedselhulp plaats vindt per 31.3.1983. Bovendien zijn verzoeken ingediend voor bepaalde niet-automat i sehe kredietoverdrachten.
46
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Derhalve heeft de Commissie een nieuw voorwerp van gewijzigde en aanvullende begroting ingediend ter dekking van de financiële compensaties van 1982 aan het Verenigd Koninkrijk voor een bedrag van 1 092 miljoen Ecu en voor de financiering van een speciaal ontwikkelingsprogramma op het gebied van de energie van 210 miljoen Ecu. Op zijn vergadering van december (') heeft het Parlement het ontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting verworpen omdat de Raad niet voldoende tegemoet was gekomen aan de voorwaarden die het had gesteld bij de eerste lezing van dit ontwerp van begroting en in hoofdzaak omdat de Raad geen enkele duidelijke politieke wil had getoond om een definitieve oplossing te vinden voor het vraagstuk van de financiële onevenwichtigheden van de communautaire begroting en alle amendementen van het Parlement strekkende tot wederopneming van de speciale maatregelen voor 1982 in het kader van het gemeenschappelijk beleid heeft verworpen.
Uitvoering van de begroting 1981 en 1982 77. In de tabellen la en lb wordt een vergelijkend overzicht gegeven van het gebruik van de kredieten van 1981 en 1982. Begrotingsjaar 1983 Ontwikkeling van de begroting in 1983/1984/1985 78. De periode 1983/1984/1985 zal grondig worden beïnvloed door de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren en voorstellen die de Commissie naar aanleiding van het mandaat van de Raad van 30 mei 1980 (2) heeft geformuleerd. In haar verslag van 24 juni 1981 (3) beval de Commissie aan het gemeenschappelijk beleid te activeren, de ongewenste effecten van de werking van de gemeenschappelijke marktordeningen in de landbouwsector beter te beheersen en het Verenigd Koninkrijk een in de tijd beperkte begrotingscorrectie toe te staan.
(') Buil. EG 12-1982. (2) Veertiende Algemeen Verslag, nrs. 3 en 78. (3) Supplement 1/81 Bull. EG 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
47
In de mededeling van de Commissie aan de Raad van 17 november - „Compensatie aan het Verenigd Koninkrijk: latere oplossing" (') - werd ter aanvulling op de voorstellen betreffende de uitgaven een volledig heronderzoek van het communautaire financieringssysteem aangekondigd. In een dergelijke situatie kunnen driejarenramingen slechts uit zeer hypothetische cijfers bestaan. Gelet op het advies van het Comité voor Economische Politiek van 19 oktober 1981, dat zich tegen „hypothetische beelden" uitsprak, heeft de Commissie het verkieslijk geoordeeld het ogenblik afte wachten waarop zij in staat is „werkelijke financiële prognoses die de uitdrukking van politieke keuzen zijn" op te stellen. Algemene begroting Voorontwerp van begroting 1983 79. Op 15juni (2) heeft de Commissie de begrotingsautoriteit het door haar op 12 mei (3) goedgekeurde voorontwerp van algemene begroting van de Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1983 toegezonden. Dit voorontwerp omvat 23 931,9 miljoen Ecu aan kredieten voor vastleggingen en 21 901,6 miljoen Ecu aan kredieten voor betalingen. Politieke presentatie van de begroting
80. Het voorontwerp van de begroting 1983 vormt een eerste stap naar de verwezenlijking van de doelstellingen van het mandaat van 30 mei 1980 (4). In haar verslag besloot de Commissie dat een nieuwe impuls moet worden gegeven aan de ontwikkeling van het communautaire beleid op een breed front, als bijdrage tot de oplossing van de economische problemen waarmee de Lid-Staten worden geconfronteerd. De Commissie deelt de mening van het Parlement (5) en de Europese Raad (6) dat bestrijding van de werkloosheid voor de Gemeenschap prioritair moet zijn, dus even belangrijk als de vermindering van de onevenwichtigheden in de Gemeenschap. (') (2) (3) (") (s) (6)
Buil. EG 11-1982, punt 2.3.3. Bull. EG 6-1982, punt 2.3.2. Buil. EG 5-1982, punten 2.3.1. tot 2.3.7. Veertiende Algemeen Verslag, nrs. 60 en 78. Bull. EG 4-1982, punt 2.4.7. Bull. EG 3-1982, punt 1.3.5 en Bull. EG 12-1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
48
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Uitgaven
81. Bij de opstelling van haar voorontwerp van begroting heeft de Commissie rekening gehouden met de beperkingen die op alle niveaus op de openbare uitgaven worden gelegd. Meteen algemene verhoging van 10,76% voorde vastleggingenen 7,73% voor de betalingen - dit zijn de laagste percentages sedert jaren - komt de Commissie in haar voorstellen tot een evenwicht tussen een matige toename van de begrotingskredieten en zeer belangrijke verhogingen in de prioritaire sectoren. Deze beperkte stijging van de uitgaven laat een marge van ongeveer 2 990 miljoen Ecu aan niet-gebruikte middelen. De ramingen zijn gebaseerd op een stijging van de uitgaven van het EOGFL, Afdeling Garantie, die voor het derde achtereenvolgende jaar beperkt zal blijven ; deze uitgaven zijn tussen 1980 (') en 1983 naar raming van 1 050 miljoen Ecu per jaar (8,9%) toegenomen, terwijl de eigen middelen in dezelfde periode met ongeveer 2 000 miljoen Ecu per jaar (9,9%) zijn aangegroeid. Opgemerkt moet evenwel worden dat in de prognoses voor 1983 geen rekening is gehouden met de verhogingen van de landbouwprijzen voor het seizoen 1983/1984 en eventuele conjunctuurveranderingen die zich in de loop van het jaar kunnen voordoen. Voor de niet-verplichte uitgaven, waarvan het maximale stijgingspercentage voor 1983 11,8 bedraagt, heeft de Commissie aanzienlijke verhogingen voorgesteld: 33,19% voor de vastleggingen en 24,60% voor de betalingen. De Commissie is van oordeel dat deze gewettigd zijn, gelet op de prioriteiten van het mandaat en het belang van een bijdrage van de Gemeenschap tot de bestrijding van de werkloosheid. Zij beveelt dan ook een belangrijke verhoging aan van de kredieten voor sociaal en regionaal beleid, energiepolitiek, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, vervoer en ontwikkelingssamenwerking. In haar arbeidsmarktbeleid heeft de Commissie de richtlijnen van het Parlement gevolgd en een verhoging van de kredieten van het Sociaal Fonds voorgesteld met 44,8% voor de vastleggingen en 38,8% voor de betalingen. Voor het Regionaal Fonds heeft zij verhogingen voorgesteld van ongeveer 36% voor de vastleggingskredieten en ongeveer 31% voor de betalingskredieten. Bovendien is de Commissie, steeds volgens de richtlijnen van het Parlement, voornemens de geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's in de gebieden aan de Middellandse Zee te bevorderen, waarvoor zij een krediet van 100 miljoen Ecu wil uittrekken. In de energiesector heeft de Commissie voorgesteld dat de vastleggingskredieten van 66,8 op 169 miljoen Ecu en de betalingskredieten van 49,1 op 106 miljoen Ecu worden gebracht, hetgeen een verhoging is met respectievelijk 154 en 116%. In (') Basis 1979-1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
IIV
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
49
TABEL Etappes van de begrotingsprocedure — per gebied
Kredieten voor vastleggingen Ontwerp Raad eerste lezing
Voorontwerp 1983 1 I.
Afdeling III Β — Commissie (beleidskredieten)
A.
Garantie van de landbouwmarkten • E OGFL — Garantie {hoofdstukken 10 tot 29)
B.
Visserij (hoofdstukken 30 tot 36)
C.
Landbouwstructuur • E OGFL — Oriëntatie (hoofdstukken 40 en 43) • Specifieke maatregelen (hoofdstuk 48) Totaal C
D.
5
%
%
6
Verschil (6/4)
%
Verschil (6/2)
%
7
Ontwerp Parlement tweede lezing
%
8
14 050 000 OOO
58,01
14 050 000 000
62,75
—
14 013 200 000
58,88
36 800 000
—
0,26
14 050 000 000
61,59
+
36 800 000
92 832 0O0
0,39
91 510 000
0,41
1 322 000
1,42
119 702 000
0,50
+
28 192 000
+
30,81
91510 000
0,40
28 192 000
23,55
787 000 000 41 223 350
3,29 0,17
774 900 000 39 529 950
3,46 0,18
13 000 000 1 693 400
1,65 4,11
786 900 000 34 188 350
3,31 0,18
+
12 000 000
+
1,55 9,25
774 900 000 39 529 950
3,40 0,17
12 000 000 3 658 400
1,52 8,47
—
—
—
—
14 693 400
1,77
830 088 350
3,49
+
15 658 400
+
1,92
814 429 950
3,57
15 658 400
1,89
—
—
490 000 000
20,44
2 088 300 000
8,78 0,84
+
178 300 000
+
9,34
2 010 000 000 200 000 000
8,81 0,88
78 300 000
3,75
5,24
—
+
—
0,26
—
9
Verschil (9/6)
%
%
10
—
Ontwerp Raad eerste lezing
Voorontwerp 1983 1
%
2
Verschil (2/1)
%
Ontwerp Parlement eerste lezing
%
3
—
14 050 000 000
64,15
14 050 OOO 000
66,61
—
14 013 200 000
64,51
0,26
14 050 000 000
65,59
+
282 000
+
0,31
85 432 000
0,39
84 110 OOO
0,40
1 322 000
1.55
85 302 000
0,39
+
1 192 COC +
1,42
84 110 000
0,39
1 192 000
1,40
774 900 000
3,37 0,17
+
100 000
+
0,25
628 520 000 38 656 350
2,87 0,18
612 620 OOO 38 462 950
2,90 0,18
15900000 193 400
2,53 0,50
624 620 000 42 121 350
2,87 0,19
+ +
12 000 000 + 3 658 400 +
1,96 9,51
612 620 000 38 462 950
2,86 0,18
12 000 000 3 658 400
1,92 8,69
814 529 950
3,54
+
100 000
+
0,01
667 176 350
3,05
651 082 950
3,09
16 093 400
2,41
666 741 350
3,06
+
15 648 400
+
2,40
651 082 950
3,04
15 658 400
2,35
2 010 000 000 200 000 000 p.m. 26 800 000
8,74 0,87
6,44 0,91
16,67
+
122 800 000
+
10,45
42 800 000
+
59,52
0,23
0,08
32 880 OOO
66,18
0,17
+
21 000 OOO +
125,—
1 255 000 000 200 000 000 p.m. 16 800 000
5,86 0,93
10 000 000
1 297 800 000 200 000 000 p.m. 37 800 000
5,97 0,92
+
1 175 000 000 200 000 000 p.m. 16 800 000
5,57 0,95
0,12
1410 000 000 200 000 000 p.m. 49 680 000
235 000 000
—
0,08
21 000 000
55,56
10 000 000
+
0,45
1 659 680 000
7,58
1 391 800 000
6,60
267 880 000
16,14
1 535 600 000
7,06
+
143 800 000 +
10,33
1 471 800 000
6,87
63 800 000
0.35 2,10 30,05 46,03
1264 500 000 113 520 000 18 850 000 16 166 000
5,77 0,52 0,09 0,07
1 155 400 000 92 961 000 12 505 000 8 545 000
5,48 0,44 0,06 0,04
109 100 000 20 559 0O0 6 345 000 7 621 000
8,63 18,11 33,66 47,14
1 425 850 000 96 504 999 19 200 000 15 406 000
6,56 0,44 0,08 0,07
+ + + +
270 450 000 3 543 999 6 695 000 6 861 0O0
+ + + +
23,41 3,81 53,54 80,29
1 348 000 000 93 211 000 12 565 OOC 9 590 000
6,29 0,44 0,06 0,04
0,87
1 413 036 000
6,45
1 269 411 000
6,02
143 625 000
10,16
1 556 960 999
7,16
+
287 549 999
+
22,65
1 463 366 000
48 289 000 66 426 000 3 080 000 13 950 OOO 30 550 000
45,55 13,91 23,06 28,35 95,62
78 430 12 48 16
118 000 771 000 260 000 486 000 950 000
0,35 1,98 0,05 0,22 0,07
+ + + + +
20 19 1 13 15
586 585 000
2,70
+
70 919 000
I 014 622 000 86 142 329 p.m. p.m. 5 000 000
4,67 0,39
— — 0,02
1 105 764 329
5,09
—
8,53 0,89
0,26
16 800 000
0,08
46 080 000
73,28
p.m. 45 800 000
0,19
+
29 000 000
+
172,62
16 800 000
0,07
29 000 000
63,32
2 662 880 000
11,13
2 126 800 000
9,50
536 080 000
20,13
2 334 100 000
9.81
+
207 300 000
+
9,75
2 226 800 000
9,76
107 300 000
4,60
+
100 000 000
+
4,70
2 236 800 000
9,73
+
1 800 000 000 115 220 000 18 850 000 21 316 000
7,52 0,48 0,08 0,09
1 442 000 000 93 241 000 12 505 000 7 645 000
6,44 0,42 0,06 0,03
358 OOO 000 21 979 000 6 345 000 13 671 000
19,89 19,08 33,66 64,13
2 239 920 000
9,41 0,41 0,08 0,09
+
797 920 000 3 543 999 6 695 000
+ +
55,33 3,80 53,54 68,88
1 690 500 000 93 491 000 12 565 000 8 690 000
7,41 0,41 0,06 0,04
24,53 3,40 34,56 57,73
248 500 000
+
17,23
549 420 000 3 293 999 6 635 000 11 866000
+
+
1 696 500 000 95 455 000 16 341 000 12 690 000
7,38 0,42 0,07 0,06
+ + +
+
6000 000 + 1 964 000 + 3 776 000 + 4000 000 +
1 995 386 000
8,17
1 555 391 000
6,95
399 995 000
20,46
2 376 460 999
9,99
+
821 069 999
+
52,78
1 805 246 000
7,91
571214 999
24,04
+
249 855 000
+
16,06
1 820 986 000
7,92
+
13 740 000 +
169 645 000 538 512 000 17 755 000 48 526 OOO 51 950 000
0,71 2,25 0,07 0,20 0,22
42 795 425 719 11 175 25 406 1 400
000 000 000 000 000
0,19 1,90 0,05 0,11 0,01
126 850 000 112 793 000 6 580 000 23 120 000 50 550 000
74,77 20,95 37,06 47 64 97,31
117 695 000 456 486 000
+
74 900 000
+
59,39 4,77 26,77 27,61 87,68
11,68
78 795 000
69900000 21 767 000 4 085 000 14 550 000 45 550 000
+
+
0,21 1,91 0,05 0,17 0,03
5000 000 9000 000
50 550 000
47 795 000 434 719 000 11 175 000 38 156 000 6400 000
+
+
175,02 7,23 36,55 107,45 3 611,—
51 950 000
0,49 1,92 0,06 0,22 0,22
5000 000
+
357,14
39 406 000 16 450 000
0,34 1,90 0,05 0,17 0,07
+ + + + +
31 000 000 1 374 000 1 335 000 1 250 000 10 050 000
+ + + + +
64,86 0,32 11,95 3,28 157,03
106 007 000 477 443 000 13 355 000 49 206 000 31960 000
0,48 2,18 0,06 0,22 0,15
57 718 000 411 017 000 10 275 OOO 35 236 000 1 400 000
0,27 1,95 0,05 0,17 0,01
826 388 000
3,45
506 495 000
2.26
319 893 000
38,71
694 097 000
2,92
+
187 602 000
+
37,04
538 245 000
2,36
155 852 000
22,45
31 750 000
+
6,27
583 254 000
2,54
+
45 009 000
+
8,36
677 961 000
3,10
515 666 000
2,44
162 295 000
23,94
1 014 622 000 109 890 036 p.m. p.m. 5000 000
4,24 0,46
4,53 0,47
1 014 622 000 86 142 329 p.m. p.m. 5000 000
4,26 0,36
18,84
1 014 622 000 108 039 982
4,45 0,47
+
21 897 653
1 897 653 +
1,79
+
643 514
+
0,60
3 747 707
3,41
— — ' 0,02
1 014 622 000 106 142 329 p.m. p.m. 5 000 000
4,81 0,50
— —
1 014 622 000 109 890 036 p.m. p.m. 5000 000
4,63 0,50
— —
1 014 622 000 108 686 496 p.m. p.m. 5000 000
4,41 0,47
0,02
1 014 622 000 106 142 329 p.m. p.m. 5000 000
— — 0,02
1 129 512 036
4,72
1 125 764 329
5,03
3 747 707
0,33
1 105 764 329
4,65
0,17
1 128 305 496
4,91
+
643 514
+
0,06
1 129 512 036
4,72
1 125 764 329
5,34
3 747 707
0,33
p.m. 596 950 000 307 950 000 39 815 000 190 512 000 54 512 500
2,49 1,29 1,17 0,80 0,23
p.m. 531 400 000 209 635 000 30 705 000 160 512 000 46 090 900
2,37 0,94 0,14 0,72 0,21
65 550 000 98 315 000 9 110 000 30000000 8 421 600
10,98 31,93 22 88 15,75 15,45
p.m. 573 450 000
2,41
—
p.m. 557 950 000
2,43 1,07 0,41
+ + +
26 525 000 + 16 850 000 + 51 590 000 +
4,99 7,33 120,81
50 125 900
0,22
+
+
8,75
p.m. 596 950 000 139 450 000 38 315 000 193 757 000 54 512 500
2,73 0,64 0,17 0,88 0,25
p.m. 531 400 000 123 635 000 27 705 000 136 457 000 46 090 900
2,52 0,59 0,13 0,65 0,22
65 550 000 15 815 000 10 610 000 57 100 000 8 421 600
10,98 11,34 27,69 29,50 15,45
1 189 739 500
4,97
978 342 900
4,37
211396 600
99 000 OTO +
9,80
1 022 784 500
4,67
865 287 900
4,10
157 496 600
Totaal afdeling III Β Afdeling IH A — Commissie (personeelskredieten en huishoudelijke kredieten)
22 735 860 886 790 993 000
95,00 3,31
21 248 733 179 737 990 800
94,90 3,30
1 487 127 707 53 002 200
Totaal Commissie
23 526 853 886
98,31
21 986 723 979
98,20
405 019 920
1,69
403 272 341
1,80
100,—
22 389 996 320
100,—
Sociaal Fonds (hoofdstukken 60, 61 en 62) Diversen (hoofdstukken 64, 65, 68 en 69) Onderwijs en cultuur (hoofdstukken 63 en 67) Milieu en verbruikers (hoofdstuk 66)
Onderzoek, energie, industrie, vervoer • E nergiebeleid (hoofdstukken 70 en 71) • Onderzoek en investeringen (hoofdstukken 72 en 73) • Informatie en innovatie (hoofdstuk 75) • Industrie en interne markt (hoofdstuk 77) • Vervoer (hoofdstuk 78)
Vergoedingen en reserve • Vergoedingen aan de LidStaten (hoofdstuk 80) • Andere vergoedingen (hoofdstukken 82 en 86) ■ Financieel mechanisme (hoofdstuk 81) • Diversen (hoofdstukken 79, 83, 84 en 85) • Reserve (hoofdstukken 101 en 102) Totaal G Ontwikkelingssamenwerking en Derde landen • E OF (hoofdstukken 90 en 91) • Voedselhulp (hoofdstuk 92) • Samenwerking met nietgeassocieerde ontwikkelingslanden (hoofdstuk 93) • Specifieke en incidentele maatregelen (hoofdstukken 94 en 95) • Samenwerking met landen in het MiddellandseZeegebied (hoofdstuk 96) • Diversen (hoofdstukken 97, 98 en 99) Totaal H
III. Afdelingen I, II, IV en V — Overige instellingen Totaalgeneraal
23 931 873 806
....
3 747 707
3,41
0,02
20 000 000
+
25,42
+
+
+
42 050 000
—
—
0,02 20 000 000
+
—
p.m. 0,02
100 000 000
1,78
1 127 661 982
4,94
+
21 897 653 +
+
7,91 25,66 281,35
2,33 1,01 0,19 0,70 0,20
1,98
+
1 897 653
42 025 000 33 595 000 74 390 000
7,33 12,75 63,53
+
25 OOO 20 200 000 12 000 000
+
%
7
0,40
1 910 000 000 200 000 000
+
%
6
Verschil (6/2)
61,12
10,03 0.84
%
5
Verschil (6/4)
91792 000
2400 000 000 200 000 000 p.m. 62 880 000
Regionaal beleid m Regionaal Fonds (hoofdstukken 50 en 51) • Maatregelen E MS (hoofdstuk 52) • Aanvullende maatregelen Verenigd Koninkrijk (hoofdstuk 53) • Diversen (hoofdstukken 54 en 55)
%
4
Ontwerp Raad tweede lezing
Verschil (4/2)
14 050 000 OOO
3,64
Totaal F
II.
%
Ontwerp Parlement tweede lezing
814 429 950
Totaal E
H.
%
4
Verschil (4/2)
3,46
• • • •
G.
3
Ontwerp Parlement eerste lezing
829 123 350
Totaal D
F.
%
2
Verschil (2/1)
Kredieten voor betalingen
—
—
— —
— — —
—
— — —
—
— — —
36 800 000
—
400 000 754 0O0 985 OOO 230 000 550 000
+ + + + +
Ύ
35,34 4,81 19,31 37,53 1 111,— 13,75
18,84
20 000 000
— — —
—
_
— — —
_
20 000 000
42 050 000 + 21 295 000 + 76 640 000 +
7,91 17,22 276,63
1,78
+
36800000
%
8
—
0,26
—
—
%
9
%
10
14 050 000 000
65,17
84 392 000
0,39
+
282 000
+
0,34
612 620 000 38 562 950
2,84 0,18
+
100 000
+
0,26
651 182 950
3,02
+
100 OOC +
0,02
— —
6,81
1 259 000 000 200 000 000 p.m. 26 800 000
5,84 0,93
+
4000 000
+
—
+
80 000 000
+
0,12
+
10 000 000
+
59,52
4,15
+
80 000 000
+
5,75
1 485 800 000
6,89
+
14 000 000
+
0,95
77 850 000 3 293 999 6 635 000 5 816 000
5,46 3,41 34,56 37,75
+ + + +
192 600 000 250 000 60 000 1 045 000
+
+
+ +
16,67 0,27 0,48 12,23
1 350 000 000 95 175 000 16 341 000 13 590 000
6,26 0,44 0,08 0,06
+ + + +
2000 000 + 1 964 000 + 3 776 000 + 4000 000 +
0,15 2,11 30,05 41,71
6,83
93 594 999
6,01
+
193 955 000
+
15,28
1 475 106 OOO
6,84
+
11 740 000 +
0,80
718 000 667 000 275 OOO 906 000 400 000
0,27 1,94 0,05 0,20 0,05
19 400 000 16 104 000 1 985 000 4 580 000 5 550 000
24,83 3,74 16.19 9,45 32,74
+ +
1 000 000 + 3 650 00C +
1,73 0,89
+ +
8 650 000 + 10 000 000 +
24,53 714,29
—
66 618 000 415 671 00C 11 360 OOC 45 156 000 14 450 000
0,31 1,93 0,05 0,21 0,07
+ + + + +
7900 000 + 1004 0 « + 1085 00Í + 1 250 000 + 3 050 000 +
13,45 0,24 10,56 2,85 26,75
538 966 000
2,52
47 619 000
8,12
+
23 300 000
+
4,52
553 255 OOO
2,56
+
14 289 000
+
1 014 622 000 108 039 982 p.m. p.m. 5000 000
4,74 0,50
— — 0,02
+
21 897 653
+
25,42
+
1 897 653
+
1,79
1 014 622 000 108 683 496 p.m. p.m. 5000 000
4,71 0,50
— — 0,02
+
643 514
+
1 127 661 982
5,26
+
21897 653
+
1,98
+
1 897 653
+
1 128 305 496
5,23
+
643 514
+
0,06
2,48 0,62 0,19 0,64 0,22
42 025 000 11095 000 64640000
7,33 7,66 61,95
+ + +
26 525 000 + 8 850 OOC + 50 590 000 +
4,99 6,61 127,41
11,38
2,59 0,66 0,42 0,63 0,23
+ +
5 921 600
000 000 000 000 900
123 681 600
12,23
+
22 225 000
1,40 1,44
+ +
58 414 10 43 11
3,30
—
— — —
000 000 000 000 500
2,64 0,66 0,48 0,62 0,23
+ + + +
5 921 600
+
12,85
p.m. 531 425 000 133 835 000 39 705 000 136 457 OOO 46 090 900
15,40
I 011 194 500
4,65
+
145 906 600
+
16,86
887 512 900
4,14
3,63 6,70
20 561 348 178 753 554 800
94,66 3,46
+ +
608 225 999 + 15 564 000 +
3,04 2.11
20 274 499 832 742 670 800
94,65 3,47
-
286 848 346 10 484 000
-
p.m. 573 450 144 930 104 345 136 457 52 012
+
Verschil (9/6)
Ontwerp Parlement tweede lezing
—
— — —
—
—
— — —
— — —
0,17
—
—
— — —
0,32
—
2,65
0,60
— — —
25 000 10 200 000 + 12 000 000 +
8,25 43,31
—
—
p.m. 557 950 142 685 90 295 1 457 50 125
+
4 035 000
+
8,75
+
2,57
977 512 900
4,53
+
90 000 000
+
10,14
321 377 653 4 680 000
+ +
1.61 0,63
20 405 554 346 748 554 800
95,00 3,47
+ +
131 054 514 + 5 884 000 +
0,65 0,79
160 512 000 52 012 500
0,49 0,67 0,22
+
5 921 600
+
12,85
531 425 000 229 385 000 42 705 000 160 512 000 46 090 900
5 921 600
11,38
17,77
1 166 499 500
4,90
+
188 156 600
+
19,23
1 010 567 900
4,23
155 931 600
13,37
+
32 225 000
+
3,29
1 109 567 900
4,83
+
6,54 6,70
22 639 912 178 753 554 800
95,13 3,17
+ +
1 391 178 99 + 15 564 000 +
6,55 2,11
21 664 460 832 742 670 800
94,97 3,26
975 451 346 10 884 000
4,31 1,44
+ +
415 727 633 4 680 000
+
+
1,96 0,63
21 835 235 346 748 554 800
94,98 3,26
+ +
170 774 514 5 884 000
+
+
0,79 0,79
20 70S 581 886 790 993 000
94,54 3,61
19 953 122 179 737 990 800
94,59 3,50
752 459 707 53 002 200
1 540 129 907
6,55
23 393 466 978
98,30
+ 1 406 742 999 +
6,40
22 407 131 632
98,23
986 335 346
4,22
+
420 407 653
+
1,91
22 583 790 146
98,24
+
176 658 514
+
0,79
21 4 % 574 886
98,15
20 691 112 979
98,09
805 461 907
3,75
21 314 902 978
98,14
+
623 789 999
+
3,01
21 017 170 632
98,11
297 732 346
1,40
+
326 057 653
+
1,58
21 154 109 146
98,13
+
136 938 514
+
0,65
1 747 579
0,43
405 165 228
1,70
+
1 892 887 +
0,47
403 830 765
1,77
1 334 463
0,33
+
558 424
+
0,14
404 814 778
1,76
+
984 013
+
0,24
405 019 920
1,85
403 272 341
1,91
1 747 579
0,43
405 165 228
1,86
+
1 892 887
+
0,47
403 830 765
1,89
1 334 463
0,33
+
558 424
+
0,14
404 814 778
1,87
+
984 013
+
0,24
1 541 877 486
6,44
23 798 632 206
1,00
+
1 408 635 886 +
6,29
22 810 962 397
100 —
987 669 809
4,15
+
420 966 077
+
1,88
22 988 604 924
100,—
+
177 642 527
+
0,78
21 901 594 806
100,—
21 094 385 320
100,—
807 209 486
3,69
21 720 068 206
100 —
+
625 682 886
+
2,96
21 421 001 397
100 —
299 066 809
1,38
+
326 616 077
+
1,55
21 558 923 924
100 —
+
137 922 527
+
0,64
4 035 000
+
50
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
absolute cijfers is deze verhoging, gelet op het belang van deze sector, nog vrij beperkt. Overeenkomstig de richtlijnen van het Parlement heeft de Commissie nieuwe acties voorgesteld op de gebieden steenkool en investeringssteun. In de bestaande activiteiten werd prioriteit gegeven aan maatregelen op de gebieden nieuwe energiebronnen en energiebesparingen. Voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling heeft de Commissie zich vooral gericht op de gebieden waar de Gemeenschap volgens haar een comparatief voordeel heeft. Strategisch belang wordt gehecht aan het programma ESPRIT (lange-termijnaspect van onderzoek en ontwikkeling van de nieuwe industriestrategie) en de ontwikkel ing van infrastructuur voor de overdracht van innovatie en technologie. In de vervoersector heeft de Commissie een belangrijk krediet van 52 miljoen Ecu voor vastleggingen en 32 miljoen Ecu voor betalingen voorgesteld ter ondersteuning van infrastructuurprojecten, waarvoor de juridische grondslagen echter nog door de Raad moeten worden vastgesteld. Tenslotte heeft de Commissie gewezen op de verantwoordelijkheid van de Gemeenschap tegenover de landen aan de Middellandse Zee. De betalingskredieten worden met ongeveer 59% verhoogd. Ook heeft zij voorgesteld de samenwerking met niet-geassocieerde ontwikkelingslanden uit te breiden en, steeds volgens de richtlijnen van het Parlement, de levering van voedselhulp als bijdrage van de Gemeenschap tot de bestrijding van de honger in de wereld op te voeren. Ook dit jaar heeft de Commissie voorgesteld de begrotingsplaatsen voor de opgenomen en verstrekte leningen in deel twee van de begroting samen te brengen. Ontvangsten
82. In haar voorontwerp heeft de Commissie de vermoedelijke inkomsten van de Gemeenschap in 1983 op 24 892 miljoen Ecu geraamd. Het BTW-percentage bedraagt 0,79, zodat de niet-gebruikte middelenmarge 2 990 miljoen Ecu beloopt. Met deze marge zullen de budgettaire gevolgen worden opgevangen van het akkoord van 25 mei 1982 (') over de in 1983 aan het Verenigd Koninkrijk te betalen compensatie en de besluiten over de landbouwprijzen 1983/1984, waarvoor normaal een aanvullende begroting zal moeten worden vastgesteld.
(') Buil. EG 5-1982, punten 1.1.4 en 2.3.11. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
51
Verloop van de begrotingsprocedure en opstelling van de definitieve begroting 1983 83. Op 29 juli heeft de Raad het ontwerp van de algemene begroting 1983 in eerste lezing (') vastgesteld. Vergeleken met het voorontwerp van de Commissie worden de kredieten voor vastleggingen met 6,44% en de kredieten voor betalingen met 3,69% of respectievelijk 1 541 en 807 miljoen Ecu verminderd. Afgezien van de kredieten die in 1982 werden opgevoerd voor aanvullende maatregelen ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk, beperkt het begrotingsontwerp de stijging van de kredieten voor vastleggingen tot 3,63% ten opzichte van het begrotingsjaar 1982 en die voor de betalingen tot 3,76%. Bij de niet-verplichte uitgaven (NVTJ) heeft de Raad de stijging van de kredieten voor vastleggingen tot 6,60% en van de kredieten voor betalingen tot 8,18% beperkt. De Commissie was van oordeel dat het maximumpercentage, dat voor 1983 op 11,8% is vastgesteld, te gering was en had een verhoging van 33,19% voor de vastleggingen en van 24,60% voor de betalingen voorgesteld. Teleurgesteld door deze belangrijke verminderingen verklaarde de Commissie dat de zeer matige toename van de totale uitgaven in 1983 ruimte liet voor aanzienlijke verhogingen van de kredieten op de gebieden welke zowel door haar zelf als door het Parlement en de Europese Raad als prioritair worden beschouwd. In onderstaande tabel wordt per sector aangegeven in hoeverre de Raad de voorstellen van de Commissie heeft gewijzigd.
(miljoen Ecu)
EFRO Sociaal Fonds Ontwikkelingssamenwerking Energie Onderzoek Industrie Vervoer
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
20,42 19,89 17,75 75,15 21,01 47,92 97,26
16,67 8,63 15,37 46,23 13,84 28,58 97.26
(') Bull. EG 7/8-1982, punt 2.3.3. 16e ALG. VERSLAG EG.
52
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
84. Bij zijn eerste lezing van het begrotingsontwerp in oktober (') heeft het Parlement de kredieten uit het voorontwerp van de Commissie grotendeels hersteld. Het Parlement herinnerde bij deze gelegenheid aan de prioriteiten die het voor het komende begrotingsjaar had gesteld, in het bijzonder de bestrijding van de werkloosheid en de armoede in de wereld, en verklaarde dat de Raad en het Parlement het eens moeten worden over een bepaalde verhoging van het maximale stijgingspercentage voor 1983 opdat de Gemeenschap een actievere rol kan spelen bij de beheersing van de zeer ernstige werkloosheidssituatie. Het Parlement drukte opnieuw de wens uit dat de begroting 1983 zou worden vastgesteld in de geest van samenwerking tussen de Raad en het Parlement zoals deze tot uiting is gekomen in de „gezamenlijke verklaring" van 30 juni (2), maar moest constateren dat tijdens de besprekingen over de berekening van de „grondslag" van de NVU voor 1983 meningsverschillen zijn gerezen. Bij de tweede lezing van het begrotingsontwerp heeft de Raad (3) overeenstemming bereikt over een verhoging van de kredieten voor vastleggingen met 1,9% en van de kredieten voor betalingen met 1,6% ten opzichte van het in eerste lezing vastgestelde ontwerp. Wat de verplichte uitgaven betreft heeft de Raad geen van de wijzigingsvoorstellen van het Parlement, die voornamelijk betrekking hadden op de ondersteuning van de landbouwmarkten, aanvaard. Ten aanzien van de niet-verplichte uitgaven (NVU) heeft hij echter ingestemd met een verhoging van de vastleggingskredieten met 419 miljoen Ecu en van de betalingskredieten met 325 miljoen Ecu. Volgens de Raad overschreden de verhogingen, met inbegrip van die waartoe reeds in eerste lezing ten opzichte van de begroting 1982 was besloten, het maximale stijgingspercentage van de NVU, dat voor 1983 op 11,8% is vastgesteld. 85. Het Parlement heeft in tweede lezing (4) opnieuw amendementen opgenomen voor een bedrag van 176,99 miljoen Ecu aan vastleggingskredieten en 137,27 miljoen Ecu aan betalingskredieten. Daardoor heeft het de toename van de kredieten (5) op respectievelijk 6,40% en 6,04% ten opzichte van de begroting 1982 gebracht. Het Parlement was van oordeel dat de verhogingen binnen de marge bleven waarover het beschikte.
') ) ') 4 ) 5 ) 2
PB C 304 van 22.11.1982 en Buil. EG 10-1982, punt 2.3.1. Nr. 91 van dit Verslag. Bull. EG 11-1982, punt 2.3.2. Bull. EG 12-1982. Exclusief de aanvullende maatregelen ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
53
Na een nieuwe beraadslaging heeft de Raad ingestemd met de verhogingen die het Parlement in tweede lezing heeft aangebracht. Gelet op de verhogingen waartoe de Raad reeds in tweede lezing had besloten - voornamelijk ten behoeve van het Sociaal Fonds en het Regionaal Fonds - heeft het Parlement zijn wijzigingen voor deze twee sectoren beperkt tot de interventies voor vrouwen en de programma's voor het Middellandse-Zeegebied. De andere verhogingen hadden vooral betrekking op de sectoren energie en vervoer en de honger in de wereld. Op 21 december ( ' ) heeft de voorzitter van het Parlement de definitieve vaststelling van de begroting 1983 geconstateerd. Zij bedraagt 22 988,61 miljoen Ecu aan kredieten voor vastleggingen en 21 558,92 miljoen Ecu aan kredieten voor betalingen. Uit de BTW-middelen is 0,77% te financieren. EGKS-begroting 86. Na raadpleging van het Parlement (2) en mededeling aan het Raadgevend Comité van de EGKS (3) heeft de Commissie op 21 december (4) besloten de heffing in 1983 op 0,31% te handhaven. Rekening gehouden met de verwachte andere gewone middelen (rente op beleggingen, opbrengst op leningen uit eigen middelen, annulering van verbintenissen die niet zullen worden uitgevoerd, enz.) en de 50 miljoen Ecu aan buitengewone middelen (overdracht van de algemene begroting naar de EGKS-begroting) die bestemd zijn voor de financiering van de met de herstructurering van de ijzer- en staalindustrie gepaard gaande sociale maatregelen, maakt dit besluit het mogelijk de operationele begroting van de EGKS, die 268 miljoen Ecu bedraagt, te financieren. De behoeften van de EGKS zijn (in miljoen Ecu) : • administratieve uitgaven • steun voor wederaanpassing • sociale maatregelen in verband met de herstructurering van de ijzeren staalindustrie • steun voor onderzoek • rentesubsidies op leningen voor investeringen en omschakeling • steun voor cokeskolen (') (2) (J) C)
PB L 19 van 24.1.1983 en Bull. EG 12-1982. PBC 13 van 17.1.1983. Bull. EG 10-1982, punt 2.3.5 en Bull. EG 12-1982. PB L 362 van 23.12.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
5 100 50 54 53 6
54
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Eigen middelen Begrotingsjaar 1982 87. In de algemene begroting van de Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1982 werd het BTW-percentage vastgesteld op 0,92. Het ontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 1/1982 (') omvatte ten aanzien van de ontvangsten: • een verlaging van de raming van de ontvangsten op landbouwgebied met 422 miljoen Ecu, met name als gevolg van een geringer invoervolume voor granen dan bij de opstelling van de oorspronkelijke begroting was geraamd en van de ontwikkeling van de monetaire situatie ; • het overschot aan ontvangsten ten opzichte van de werkelijke uitgaven van het begrotingsjaar 1981 ten bedrage van 661 miljoen Ecu; • het BTW-saldo voor het begrotingsjaar 1981 dat min 142 miljoen Ecu bedroeg en dat gebaseerd is op de door de Lid-Staten aan de Commissie toegezonden overzichten van hun werkelijke BTW-grondslagen; • het resultaat (61 miljoen Ecu) van de controles van de BTW-overzichten voor 1980 welke door de diensten van de Commissie werden uitgevoerd, alsmede nadere rectificaties betreffende het begrotingsjaar 1979 ten belone van 4 miljoen Ecu. Deze ontwerp-begroting werd door het Parlement in zijn decemberzitting (2) verworpen. De werkelijke begrotingsontvangsten van 1982 zijn vermeld in tabel 3. Begrotingsjaar 1983 88. Het bedrag aan middelen waarover de Gemeenschap zou kunnen beschikken wordt voor 1983 geraamd op ongeveer 24 470 miljoen Ecu. Bij het op 0,77% vastgestelde percentage bedraagt de marge aan niet-gebruikte middelen 3 328 miljoen Ecu (3). De ontvangstramingen voor dit begrotingsjaar zijn vermeld in tabel 3.
(') Nr. 76 van dit Verslag. (2) Bull. EG 12-1982. (3) Nr. 82 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
55
Vooruitzichten voorde financiering van de begroting van de Gemeenschap 89. Reeds in 1978 had de Commissie in haar mededeling „Financiering van de gemeenschapsbegroting in de toekomst" (') gewezen op de noodzaak te voorzien in nieuwe eigen middelen ten einde te voorkomen dat op den duur de ontwikkeling van het communautaire beleid kunstmatig wordt belemmerd door de aan de huidige eigen middelen gestelde grenzen. TABEL 3 Begrotingsontvangsten
Landbouwheffingen Heffingen en bijdragen suiker en isoglucose Douanerechten Eigen middelen uit de BTW Financiële bijdragen (BNP) Overschot vorig begrotingsjaar Saldo BTW-middelen van voorafgaande begrotingsjaren en aanpassingen van de financiële bijdragen Overige ontvangsten Totaal
(miljoen Ecu)
1982 Werkelijke cijfers
1983 Ramingen
1 522,0 705,8 6 815,3 12 000,4 197,0 p.m.
1 558,5 1 013,2 7,574,6 11 052,8 175,1 p.m.
- 76,3 219,1
p.m. 184,7
21 383,3
21 558,9
Sedertdien is het vraagstuk van de nieuwe eigen middelen nog aanzienlijk in omvang toegenomen. De Commissie is van oordeel dat thans in het bijzonder rekening moet worden gehouden met: • de noodzaak tot herstructurering van het communautaire beleid, en in het bijzonder tot beperking van het aandeel van het landbouwbeleid, zulks overeenkomstig het mandaat van 30 mei 1980; • de gevolgen van de toekomstige uitbreiding van de Gemeenschap; • de functie die het Parlement in de toekomst zal vervullen. De Commissie heeft aan het eind van het jaar haar voornemen kenbaar gemaakt in de eerste maanden van 1983 een document op te stellen waarin deze verschillende aspecten aan de orde komen.
(') Supplement 8/78 - Bull. EG. 16e ALG. VERSLAG EG.
56
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Convergentie en begrotingsvraagstukken 90. De op de conclusies van de Raad van 30 mei 1980 (') gebaseerde werkzaamheden werden in 1982 voortgezet. Aldus werden de in de begroting voor 1982 opgenomen „aanvullende maatregelen" voor het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het begrotingsjaar 1981 uitgevoerd: de op 21 december 1981 (2) vastgestelde begroting omvatte voor deze maatregelen 1 654 miljoen Ecu (in verband met deze uitgave werd geen terugbetaling aan Griekenland verricht). Daar een bedrag van 150 miljoen Ecu was overgedragen was in totaal 1 804 miljoen Ecu beschikbaar. Inclusief het decembersaldo waren reeds eind maart voor 1 618 miljoen Ecu, dat is bijna 90% betalingsverplichtingen aangegaan betreffende de deelneming in de financiering van subprogramma's voor investeringen op het gebied van met name spoorwegen, telecommunicaties, wegen, verkeersinfrastructuur, elektriciteit, waterwinning en waterleidingen. Daarnaast heeft de Commissie haar inspanningen voortgezet om tot een meer bevredigende oplossing te komen voor het probleem van de onrechtvaardige situaties. In dit verband werden verschillende varianten van een begrotingsmechanisme van tijdelijke aard ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk aan een onderzoek onderworpen. Na de noodzaak tot het treffen van de uitdrukkelijk in de conclusies van 30 mei 1980 (3) genoemde maatregelen te hebben bevestigd (4), hebben de ministers van Buitenlandse Zaken op 25 en 26 oktober (s) een plan voor 1982 vastgesteld in afwachting van de opneming van de thans aanvaarde ad hoc-oplossing in een meerjarenplan. Volgens dit plan zou aan het Verenigd Koninkrijk voor het jaar 1982 een nettobedrag van 850 miljoen Ecu worden toegekend in de vorm van een voortzetting en aanpassing van de „aanvullende maatregelen" (6). Aan dit bedrag van 850 miljoen Ecu werd de voorkeur gegeven boven een hypothetisch saldo van het Verenigd Koninkrijk van min 1 530 miljoen Ecu. Indien het werkelijke saldo meer dan 50 miljoen Ecu - naar boven of naar beneden - van dit cijfer zou afwijken zou de compensatie volgens nauwkeurige regels worden vermeerderd of verminderd. Voorts was bepaald dat deze uitgave in de begroting zou worden opgenomen en gefinancierd zou worden met het stelsel der eigen middelen. Voor de Bonds(') (2) (3) (4) (5) (6)
Veertiende Algemeen Verslag, nr. 78 en Vijftiende Algemeen Verslag, nrs. 79 en 80. PB L31 van 8.2.1982. PB C 158 van 27.6.1980. Bull. EG 5-1982, punt 2.3.10. Bull. EG 10-1982, punt 2.3.4. PB C 325 van 11.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
57
republiek Duitsland werd een bijzonder ontwikkelingsprogramma op energiegebied ingesteld ten einde de daadwerkelijke lasten voor dit land te verminderen (')· Tenslotte zouden in dit verband Griekenland, Ierland en Italië om redenen van solidariteit in aanmerking komen voor hogere steunuitgaven. De gevolgde begrotingsprocedure heeft, zoals vermeld in bovenstaand punt 76 geen positieve resultaten opgeleverd.
Begrotingsbevoegdheden „Interinstitutionele triloog" en „gezamenlijke verklaring" van 30 juni 1982 91. Verschillen van opvatting betreffende met name de indeling van de uitgaven hebben herhaalde malen de goedkeuring van de gemeenschapsbegrotingen verstoord of vertraagd. Derhalve hebben Parlement, Raad en Commissie in het begin van 1982 (2) besprekingen geopend om de indeling van de uitgaven aan een nieuw onderzoek te onderwerpen en te komen tot een betere werking van de begrotingsprocedure en een betere begrotingsuitvoering. Aan deze „interinstitutionele triloog", die plaatsvond in het eerste halfjaar, werd deelgenomen door de voorzitters van de drie Instellingen, bijgestaan door een „technische groep". Op 30 juni (3) hebben de voorzitters van Parlement, Raad en Commissie een „gezamenlijke verklaring" betreffende „verschillende maatregelen ter verzekering van een beter verloop van de begrotingsprocedure" ondertekend. Deze , .gezamenlijke verklaring' ' bevat onder meer gemeenschappelijke criteria en voor alle bestaande begrotingslijnen een volledige regeling van de indeling van de uitgaven in verplichte en niet-verplichte. Daarnaast bevat de verklaring bepalingen waarbij de samenwerking tussen de twee leden van de begrotingsautoriteit tijdens de begrotingsprocedure wordt geregeld en enkele mechanismen nader worden uitgewerkt (maximumpercentage voor de stijging van de niet-verplichte uitgaven, „handelingsruimte" van het Parlement, uitvoering van kredieten die zijn opgenomen zonder rechtsgrondslag, „maximumbedragen"). Voorts wordt in de „gezamenlijke verklaring" een permanente functie toegekend aan het „tripartite overleg". In de toekomst zal dit namelijk moeten dienen om moeilijkheden uit de weg te ruimen en eventuele conflictsituaties te voorkomen.
(') PB C 307 van 24.11.1982. (2) Bull. EG 4-1982, punt 2.3.4. (3) PB C 194 van 28.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.5. 16e ALG. VERSLAG EG.
58
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Procedure van kwijting betreffende het begrotingsjaar 1980 92. In het kader van de hem krachtens het Verdrag van 22 juli 1975 uitsluitend toekomende bevoegdheid de Commissie kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappen heeft het Parlement geconcludeerd dat voor het begrotingsjaar 1980 aan de voor het verlenen van kwijting met betrekking tot het beheer van de Commissie vereiste voorwaarden niet geheel was voldaan en deze verlening van kwijting bij een resolutie van 20 april (') uitgesteld. Derhalve heeft hij de Commissie verzocht hem voor 1 september schriftelijk nadere gegevens te verstrekken over enkele van haar beheersbesluiten. Op grond van 31 augustus door de Commissie (2) verstrekte inlichtingen heeft het Parlement het voornemen te kennen gegeven deze aangelegenheid in november opnieuw in behandeling te nemen, doch deze behandeling werd uiteindelijk verschoven naar januari 1983. Voor het begrotingsjaar 1981 heeft de Commissie op 29 oktober haar antwoorden op de opmerkingen van de Rekenkamer aan deze laatste doen toekomen. Overeenkomstig artikel 84 van het Financieel Reglement heeft de Rekenkamer haar Jaarverslag op 30 november (3) ingediend. Wijzigingen van de financiële reglementen 93. Het Financieel Reglement van 21 december 1977 (4), dat sedert 1 januari 1978 van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen moet periodiek worden herzien om beter aan een aantal eisen te kunnen voldoen. Bij de Raad zijn thans desbetreffende voorstellen in behandeling: • op 15 juni 1978 (s) werd door de Commissie een voorstel tot gedeeltelijke wijziging van het Financieel Reglement ingediend, dat tot doel heeft de verrichtingen betreffende het opnemen en verstrekken van leningen door de Gemeenschap in de begroting op te nemen. Hoewel het Parlement met dit voorstel heeft ingestemd (6) kon het nog niet door de Raad worden aangenomen ;
') ) ) ") s ) 6 ) 2 3
PB C 125 van 17.5.1982 en Bull. EG 4-1981, punten 2.3.5. en 2.4.6. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.3.6. PB C 344 van 31.12.1982 en Buil. EG 11-1982, punt 2.4.20. PB L356 van 31.12.1977. PB C 160 van 6.7.1978 en Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 65. PB C 261 van 16.11.1978. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
59
• op grond van artikel 107 van het Financieel Reglement, waarin is bepaald dat om de driejaar een herziening van het Reglement moet worden overwogen, heeft de Commissie de Raad op 12 december 1980 (') een voorstel voor een algehele herziening doen toekomen waarover op 21 mei 1981 (2) door de Rekenkamer advies werd uitgebracht. Als ook het Parlement geadviseerd zal hebben zal de Raad deze herziening in behandeling kunnen nemen. Het definitieve besluit zal echter eerst door de Raad kunnen worden genomen na afsluiting van de procedure van overleg met het Parlement. 94. De verordeningen houdende oprichting van het Europees Centrum te Berlijn (3) en van de Stichting te Dublin (4), welke tot stand kwamen vóór het Verdrag van 22 juli 1975 en het Financieel Reglement van 21 december 1977, moeten worden herzien ten einde in overeenstemming te worden gebracht met deze nieuwe bepalingen. De Commissie heeft op 15 januari (5) daartoe strekkende voorstellen ingediend. De Rekenkamer heeft op 16 september (6) advies uitgebracht. 95. Op 23 juli (7) heeft de Commissie bij de Raad een verslag ingediend over de toepassing van de verordening van 19 december 1977 (8) houdende toepassing van het besluit betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen (9), welk verslag vergezeld ging van voorstellen tot een algemene herziening van deze verordening. Over dit voorstel werd op 16 november ( l0 ) door de Rekenkamer en op 17 december ( n ) door het Parlement advies uitgebracht. Voorts heeft de Raad in verband met de vertraging bij de tenuitvoerlegging door de Lid-Staten van de bepalingen van de zesde BTW-richtlijn van 17 mei 1977 (12) op 28 december (13) een verordening vastgesteld tot wijziging en verlenging van de geldigheidsduur met drie jaar van de verordening van 19 december 1977 betreffende een uniforme regeling tot invordering van de BTW-middelen en uit(') PB C 119 van 21.5.1981. (2) PB C 232 van 11.9.1981. (') Europees Centrum voor de Ontwikkeling vande Beroepsopleiding; PB L39 van 13.2.1975 en PB L 164 van 24.6.1976. ( ) Europese Stichting tot Verbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden ; PB L 139 van 30.5.1975 en PB L 164 van 24.6.1976. (5) PB C 31 van 8.2.1982. 6 ( ) PB C 324 van 10.12.1982. O PB C 231 van 4.9.1982. (") PB L 336 van 27.12.1977. (') PB L94 van 28.4.1970. (I0) Bull. EG 11-1982, punt 2.3.19. (") PB C 13 van 17.1.1983. C : ) PB L 145 van 13.6.1977. ('-') PB L 373 van 31.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
60
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
voeringsbepalingen bij deze regeling. De Rekenkamer en het Parlement hebben over dit voorstel op respectievelijk 16 november (') en 17 december (2) advies uitgebracht.
Interne financiële controle 96. De financiële controle heeft de haar opgedragen controletaken in het kader van de door de Commissie gegeven aanwijzingen en in overeenstemming met de geldende voorschriften uitgevoerd. In het bijzonder heeft zij zich intensief beziggehouden met de uitgaven die voor de communautaire fondsen in de LidStaten worden verricht. De desbetreffende controles dienen voornamelijk om na te gaan op welke wijze de communautaire voorschriften worden uitgevoerd en hoe de controle wordt uitgeoefend. Daarbij werd gebruik gemaakt van gerichte controles en van de techniek van systeemcontroles. De controles ter plaatse vormen voor de financiële controle een onmisbare bron van inlichtingen voor de toekenning van haar visum en voor de Commissie een belangrijke waarborg in haar systeem van beheer. Voor de Lid-Staten vormen de controles, voor zover gebreken worden geconstateerd, de gelegenheid correcties in het beheer aan te brengen waarmede voor hen schadelijke financiële concequenties kunnen worden voorkomen. De Lid-Staten hebben dan ook blijk gegeven van hun waardering voor de benadering van de financiële controle en zij hebben in voorkomend geval niet geaarzeld tot een reorganisatie over te gaan om te voorzien in de tekortkomingen van het beheer. 97. In 1982 bestonden de controlebezoeken in de Lid-Staten met name uit voortgezette analyses van de beheersystemen op het gebied van het Sociaal Fonds en van de eigen middelen afkomstig uit de BTW en uit gerichte controles betreffende de door het EOGFL gefinancierde openbare opslag. Tevens werd veel zorg besteed aan het inhalen van de achterstand op het gebied van de goedkeuring van de rekeningen. 98. De bestrijding van fraudes en onregelmatigheden vormt één van de voornaamste taken van de financiële controle. Daartoe werden speciale onderzoekingen verricht, met name in de sector groenten en fruit. De financiële controle heeft voorts op het niveau van de Commissie zorg gedragen voor de coördinatie van de informatie die de Commissie overeenkomstig haar toezegging regelmatig aan de Commissie voor begrotingscontrole van het Parlement verschaft. Mede dank zij deze coördinatie kon niet alleen het verzamelen van gegevens door de diensten van (') Buil. EG 11-1982, punt 2.3.19. (2) PBC 13 van 17.1.1983. 16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
61
de Commissie worden bespoedigd, maar konden deze gegevens ook regelmatig worden bijgewerkt. 99. De financiële controle heeft bij de uitoefening van haar activiteiten zorgvuldig rekening gehouden met de beginselen van goed beheer die door het Parlement werden geformuleerd, met name door diens Commissie voor Begrotingscontrole. De contacten met de Parlementsleden hebben deze laatste in staat gesteld tot een betere kennis van de activiteiten van de financiële controle en gaven de financiële controle een beter inzicht in de strekking van de aansporingen van het Parlement tot een strenger beheer van de communautaire financiën.
Opgenomen en verstrekte leningen 100. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de in de periode 1980 tot en met 1982 per jaar verstrekte leningen.
TABEL 4 Jaarlijks verstrekte leningen (miljoen Ecu) 1981
1980
1982
Nieuw communautair instrument (NCI) (')
197,6
539,8
791,0
Euratom (')
184,5
364,3
362,5
—
—
—
EGKS
1 026,9
387,6
740,3
EIB (uit eigen middelen) waarvan buiten de Gemeenschap toegekende leningen (ACS en Middellahdse-Zeegebied) (2)
(371,4)
(396,4)
(410,2)
4 533,6
4 509,5
5 757,2
EEG-betalingsbalansen (')
Totaal-generaal
{') Met bcgrotingsgaranlic. i2) Voor leningen aan landen van het Middellandse-Zeegebied geldt een begrotingsgarantie van 75 %.
16e ALG. VERSLAG EG.
62
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
Nieuw communautair instrument (NCI) en rentesubsidies in het kader van het EMS en van de wederopbouw van de door aardbevingen getroffen gebieden in Italië en Griekenland 101. De Commissie heeft leningen opgenomen en verstrekt op grond van zowel de besluiten tot instelling van het eerste en tweede nieuw communautair instrument (NCI I en II) (l) als de besluiten houdende uitbreiding, bij wijze van uitzondering en voor eenmaal, van de oorspronkelijke bepalingen van het NCI met het oog op de financiering van investeringen voor de wederopbouw van het produktieapparaat en het herstel van de economische en sociale infrastructuren in de door de aardbevingen van november 1980 in Italië (2) en van februari/maart 1981 in Griekenland (3) getroffen gebieden. Op een aantal van de verstrekte NCI-leningen - alsmede op die welke voor dezelfde doeleinden werden toegekend uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank - werden rentesubsidies verstrekt. Dit zijn : • alle leningen die werden toegekend voor de wederopbouw van de door aardbevingen getroffen gebieden in Italië en Griekenland ; • bepaalde leningen op het gebied van de infrastructuur die in het kader van het EMS (4) werden toegekend in Italië en Ierland als ,, minder welvarende landen die daadwerkelijk en ten volle in het EMS deelnemen". Nieuw communautair instrument (NCI) 102. Op 15 maart ( s ), heeft de Raad de Commissie voor de tweede maal gemachtigd in het kader van het NCI leningen op te nemen tot een bedrag van 1 miljard Ecu. Bij zijn besluit van 26 april (6) heeft hij de opbrengst van deze leningtranche bestemd voor het verstrekken van leningen die beantwoorden aan de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van energie, infrastructuur en ontwikkeling van produktieve investeringen door kleine en middelgrote ondernemingen.
(') (2) (3) (") (5) (6)
PB PB PB PB PB PB
L 298 van 25.10.1978 en PB L 78 van 24.3.1982. L37 van 10.2.1981. L 367 van 23.12.1981. L200 van 8.8.1979. L 7 8 van 24.3.1982. L 116 van 30.4.1982 en nr. 143 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
1-4
63
TABEL 5 In 1982 in het kader van het NCI toegekende leningen (miljoen Ecu) Leningovereenkomsten van het begrotingsjaar 1982 1
2
3
4
5
Leningen zonder rentesubsidie
Leningen met rentesubsidie. EMS
Leningen met rentesubsidie. TTC) aardbevingen
Totaal
Totaal NCI 19791982
Denemarken
96,0
Griekenland
44,9
Frankrijk
37,6
Ierland Italië Verenigd Koninkrijk Totaal
—
80
96,0
114.1
124,9
124,9
—
—
37,6
77,9
—
83,1
—
83,1
228,9
223,6
147,4
78,4
449,4
1 120,5
—
—
—
—
139,2
402,1
230,5
158,4
791,0
1 805,5
(') TT = besluiten van de Raad van 20 januari 1981 (81/19/EEG) en 14 december 1981 (81/1013/EEG) met betrekking tot de aardbevingen in Italië en Griekenland.
Zoals blijkt uit tabel 5 was in 1982 het bedrag aan toegekende leningen 791 miljoen Ecu. De verdeling van deze lening is als volgt : 54,3% infrastructuur ; 12,6% energie en 33,1% ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen. Rentesubsidies op bepaalde in het kader van het EMS toegekende NCI- en EIB-leningen 103. De Raad heeft op 18 oktober (') een verordening aangenomen tot wijziging van de verordening van 3 augustus 1979 (2) betreffende de subsidiëring van bepaalde leningen die worden verstrekt uit de middelen van het NCI of uit de eigen middelen van de EIB en die bestemd zijn voor de financiering van investeringen in Italië en Ierland. Deze wijziging maakt het mogelijk tot eind 1983 EMS-rentesubsidies toe te kennen op leningen die worden verstrekt uit hoofde van de achtereenvolgende machtigingen tot het opnemen van NCI-leningen (3).
(') PB L295 van 21.10.1982. C') PB L 200 van 8.8.1979. C) Tabel 6. 16e ALG. VERSLAG EG.
64
1-4
DE GEMEENSCHAP IN 1982
TABEL 6 Rentesubsidies in het kader van het EMS uit de begrotingskredieten van 1982 (miljoen Ecu) Leningen Aantal
Italië Ierland Totaal NCI EIB Totaal
Rentesubsidies (')
%
Bedrag
%
Bedrag
137,1(2) 72,7
20 14
711,1(2) 330,4
34
1 041,5(2)
6 28
157,6 883,9(2)
15,1 84,9
29,7 180,1(2)
14,2 85,8
34
1 041,5(2)
100
209,8(2)
100
68,3 31,7 100
209,8(2)
65,3 34,7 100
(') Gekapitaliseerde rentesul sid ies. (2) Voorlopige cijfers.
TABEL 7 Rentesubsidies in het kader van de wederopbouw van door aardbevingen getroffen gebieden (Begrotingsjaar 1982) (miljoen
Betaalde rentesubsidies ( )
Verstrekte leningen (') Aantal
Italië Griekenland Totaal NCI EIB Totaal
Bedrag
8 1
194,7 80
9
274,7
3 6
158,4 116,3
9
274,7
Ecu)
2
% 70,9 29,1 100 57,6 42,4 100
%
Bedrag
3,04
100
3,04
100
2,18 0,86 3,04
71,6 28,4 100
( ' ) Op sommige in 1982 verstrekte leningen wordt een rentesubsidie verstrekt met ingang van 1983. (2) Jaarlijkse rentesubsidies voor ten hoogste 12 jaar.
16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
65
Rentesubsidies op leningen voor de wederopbouw van de door aardbevingen getroffen gebieden in Italië en Griekenland 104. Zoals blijkt uit tabel 7 werden in Italië 8 leningen verstrekt voor een totaalbedrag van 194,7 miljoen Ecu. Met betrekking tot Griekenland werd een overeenkomst ondertekend voor het totale toegestane bedrag van 80 miljoen Ecu aan gesubsidieerde leningen.
EEG-betalingsbalansen 105. Uit hoofde van dit instrument werden in 1982 geen leningen opgenomen of verstrekt.
Financiering van de EGKS-activiteiten 106. De Commissie heeft in 1982 haar financiële activiteiten op grond van de artikelen 49, 54 en 56 van het EGKS-Verdrag ten behoeve van investeringen in de kolen- en de staalindustrie alsmede voor sociale projecten voortgezet. Investeringen in de kolen- en de staalindustrie 107. Volgens de op 1 januari 1981 gehouden investeringsenquête bedroegen de investeringsuitgaven in de ijzer- en staalindustrie in 1981 2,8 miljard Ecu, tegen 2,4 miljard in 1980 en 2,1 miljard in 1979. De investeringsplannen van de ondernemingen wijzen op een voortzetting van de stijgende tendens. Door het aanhouden van de crisis in deze sector kunnen de investeringsprogramma's echter in de loop van het jaar aanzienlijk gewijzigd zijn. 108. Uit deze enquête blijkt voorts dat de investeringsuitgaven in de kolenindustrie van de Gemeenschap zijn toegenomen van 1,7 miljard Ecu in 1980 tot 1,8 miljard Ecu in 1981. Volgens de ondernemingen zouden deze investeringsuitgaven in 1982 opnieuw ongeveer 1,8 miljard Ecu bedragen, indien inderdaad alle aangekondigde investeringen zouden worden uitgevoerd.
16e ALG. VERSLAG EG.
66
E D GEMEENSCHAP IN 1982
14
Opgenomen en verstrekte leningen (') 709. Voor de uitvoering van hun investeringsprogramma's hebben de onder nemingen in de ijzer en staalindustrie en de kolenindustrie in 1982 gebruik gemaakt van de financieringsmogelijkheden van de E GKS. Het bedrag der toe gestane leningen, te weten 740,26 miljoen Ecu, is hoger dan dat van het vorige jaar (387,6 miljoen Ecu), doch blijft aanzienlijk achter bij het bedrag van 1980 ( 1 030,7 miljoen Ecu). Hieruit blijkt dat de Commissie uiterst selectief te werk is gegaan ; zij heeft er ten aanzien van de ijzer en staalindustrie zorg voor gedragen dat de gefinancierde investeringen volledig in haar herstructureringsbeleid passen. Leningen tegen verlaagde rente werden toegekend voor investeringen die uit een oogpunt van schepping van werkgelegenheid, bevordering van het onderzoek en beroepsopleiding van prioritair belang worden geacht. De leningen voor sociale woningbouw droegen voorts de uiterst lage rente van 1% per jaar. Het totale bedrag van de in 1982 toegekende leningen, 740,26 miljoen E cu, is als volgt verdeeld : 559,70 miljoen Ecu voor industriële projecten (tegen 286,9 miljoen Ecu in 1981); 162,83 miljoen E cu voor omschakelingsprogramma's (tegen 86 miljoen E cu in 1981); 17,73 miljoen E cu voor sociale woningbouw (tegen 14,7 miljoen E cu in 1981). 110. De door de EGKS in 1982 in de vorm van leningen opgenomen middelen bedroegen in totaal 711,98 miljoen E cu, tegen 323,8 miljoen E cu in 1981. Financiering Euratom - Opgenomen en verstrekte leningen 111. Op 15maart 1982 (2), heeft de Raad, op voorstel van de Commissie ( 3 ),een besluit genomen waarbij de Commissie werd gemachtigd in naam van E uratom 2 000 miljoen E cu aan leningen op te nemen. Wanneer het bedrag der opgenomen leningen 1 800 miljoen E cu zal bedragen, stelt de Commissie de Raad daarvan in kennis ; de Raad zal zich dan, met eenparigheid van stemmen, zo spoedig mogelijk over de vaststelling van een nieuw bedrag uitspreken. 112. Op 31 december 1982 bedroegen de in dit jaar verstrekte leningen 362,54 miljoen E cu (tegen 373,52 miljoen E cu in 1981, waardoor het in totaal sedert het begin van deze financieringsactiviteiten verstrekte bedrag werd gebracht op 1 281,85 (') Voor nadere bijzonderheden: „Financieel Verslag E GKS 1982", dat in april 1983 zal verschijnen. (2) PB L 7 8 van 24.3.1982. (3) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 96. 16β ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
67
miljoen Ecu). In 1982 werden aan zeven ondernemingen Euratom-leningen verstrekt voor de financiering van programma's voor investeringen in kerncentrales. 113. In 1982 werd een totaalbedrag aan Euratom-leningen opgenomen van 355,37 miljoen Ecu. In november heeft Euratom voor de eerste maal een in Ecu luidende obligatielening uitgegeven (50 miljoen Ecu).
Europese Investeringsbank 114. De Europese Investeringsbank (EIB) (') heeft in 1982 uit haar eigen middelen en uit door de Gemeenschap verschafte middelen leningen verstrekt voor in totaal 4 695,7 miljoen Ecu (2) tegen 3 848,1 miljoenEcu in 1981. Van haar oprichting in 1958 tot december 1982 heeft de EIB leningen verstrekt voor in totaal 25,8 miljard Ecu. De sterke stijging ten opzichte van 1981 heeft voornamelijk betrekking op de leningstransacties in de Gemeenschap uit de eigen middelen van de Bank en die van het nieuw communautair instrument voor het opnemen en verstrekken van leningen (NCI) (3), dat thans ook wordt toegepast voor produktieve investeringen van het midden- en kleinbedrijf. De financieringsoperaties in het kader van de financiële samenwerking met landen buiten de Gemeenschap bereiken ongeveer hetzelfde bedrag als in 1981. 115. De financiering in de Gemeenschap bedroeg 3 453,2 miljoen Ecu uit de eigen middelen van de Bank en 791 miljoen Ecu uit de middelen van het NCI, dit is in totaal 4 244,2 miljoen Ecu en 90% van de totale financiering, tegen 3 361,3 miljoen Ecu in 1981. Op meer dan een derde van de leningen in de Gemeenschap werd een rentesubsidie van 3% per jaar ten laste van de begroting van de Gemeenschappen toegekend. Deze rentesubsidies werden hoofdzakelijk in het kader van het EMS toegestaan en zijn van toepassing op bepaalde leningen van de EIB uit haar eigen middelen (941,2 miljoen Ecu) en die van het NCI (230,5 miljoen Ecu). De gesubsidieerde leningen voor in totaal 1 171,7 miljoen Ecu werden, nadat de Commissie de aanvragen had
(') De activiteiten van de EIB in het begrotingsjaar 1982 zullen in haar jaarverslag worden beschreven. Dit verslag en andere publikaties over haar werkzaamheden en fïnancieringsvoorwaarden zijn verkrijgbaar op het hoofdkantoor (100, Boulevard Konrad Adenauer, L-2950 Luxemburg, tel. 4379-1) of haar kantoren in België (Wetstraat 277, B-1040 Brussel, tel. 2309890), Italië (via Sardegna 38, 1-00187 Rome, tel. 497941) en het Verenigd Koninkrijk (23, Queens Anne's Gate, Westminster, GB-Londen SWIH 9BU, tel. 2222933). (2) De rekeneenheid van de EIB is de Ecu (artikel 4 van haar statuten). C) Nrs. 102 en 143 tot 146 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
68
DE GEMEENSCHAP IN 1982
1-4
goedgekeurd, toegekend en ondertekend voor investeringen in Italië (840,6 miljoen Ecu) en Ierland (331,3 miljoen Ecu). Bovendien werden, steeds na een toekenningsbesluit van de Commissie, door de EIB gesubsidieeerde leningen voor in totaal 274,7 miljoen Ecu toegekend voor projecten tot wederopbouw van gebieden in Zuid-Italië die door de aardbevingen van november 1980 werden getroffen (116,3 miljoen Ecu uit de eigen middelen van de Bank en 78,4 miljoen uit die van het NCI) en in Griekenland door die van februari/maart 1981 (80 miljoen Ecu uit de middelen van het NCI). Ten aanzien van de financiering van de projecten in de Gemeenschap kan het volgende worden opgemerkt: • de voorkeur bleef uitgaan naar investeringen van regionaal belang, waarvoor ruim drie vierde van de bijstand in de Lid-Staten werd uitgetrokken; • de belangrijk blijvende financiering ter verwezenlijking van de energiedoelstellingen van de Gemeenschap vormde het grootste deel van de bijdragen voor projecten van gemeenschappelijk Europees belang en voor modernisering en omschakeling van ondernemingen; • de door de Bank namens de Gemeenschap beheerde operaties van het NCI bedroegen 18,6% van het totaal; • de bijstand werd voor 80% geconcentreerd op de vier landen met de ernstigste structurele problemen : Italië, Ierland, het Verenigd Koninkrijk - dat aanzienlijk meer leningen ontving dan vorig jaar - en Griekenland - dat aan leningen meer dan driemaal zoveel als tijdens het eerste jaar na de toetreding ontving. Ook in Frankrijk en Denemarken werd aanmerkelijk meer geleend. Het resterende bedrag werd verstrekt voor investeringen in de Bondsrepubliek Duitsland en België. Uit de sectoriële verdeling komt een sterke stijging van de leningen voor de industrie (1 040,1 miljoen Ecu tegenover 472,3 miljoen in 1981) naar voren, in het bijzonder van de globale leningen, welke bestemd zijn voor investeringen van het midden- en kleinbedrijf in zones die regionale ontwikkelingssteun ontvangen (in total 524,5 miljoen Ecu) en, alleen dan uit de middelen van het NCI, buiten deze zones (230,2 miljoen Ecu in Italië en Frankrijk). Uit globale leningen zijn bovendien voor in totaal 87,3 miljoen Ecu leningen verstrekt voor investeringen die gericht zijn op rationalisatie van het energieverbruik in de industrie. Aan 1 209 industriële investeringen werden in 1982 uit globale leningen kredieten toegewezen voor in totaal 453,5 miljoen Ecu (tegen 856 voor 281,6 miljoen Ecu in 1981). Uit globale leningen werd in totaal een bedrag van 61,5 miljoen Ecu
16e ALG. VERSLAG EG.
1-4
FINANCIERING VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENSCHAPPEN
69
toegewezen aan kleine infrastructuurprojecten van regionaal belang in Frankrijk en de energiesector in Italië. De gefinancierde investeringen zullen naar raming rechtstreeks bijdragen tot de schepping of het behoud van ongeveer 58 200 permanente arbeidsplaatsen, voornamelijk in de industrie, dit nog afgezien van de indirecte effecten ervan, die belangrijk zijn maar moeilijk te berekenen, vooral wanneer het gaat om infrastructuurprojecten en investeringen in de energiesector. In verband met de Euratom-leningen heeft de EIB verschillende leningsaanvragen onderzocht en aanbevelingen gedaan aan de Commissie; zij heeft als agent medegewerkt aan het afsluiten van 12 leningsovereenkomsten voor in totaal 357,5 miljoen Ecu (leningen die buiten de balans worden opgenomen in de speciale afdeling en die geen deel uitmaken van de bovengenoemde bedragen). 116. De operaties buiten de Gemeenschap beliepen 451,5 miljoen Ecu tegen 486,8 miljoen Ecu in 1981. Ruim negen tiende van dit bedrag (410,2 miljoen Ecu) bestond uit leningen uit de eigen middelen van de Bank ; de leningen uit bijzondere middelen bedroegen 41,3 miljoen Ecu. In de Middellandse-Zeelanden werden 288 miljoen Ecu aan leningen uit de eigen middelen van de Bank verstrekt, in hoofdzaak aan Spanje, Portugal en Joegoslavië en voor geringere bedragen aan Egypte en Cyprus, aan welke landen 4 miljoen Ecu werd geleend tegen speciale voorwaarden uit de begrotingsmiddelen. De operaties van de Bank in de ACS-staten in toepassing van de tweede Overeenkomst van Lomé beliepen 122,2 miljoen Ecu aan leningen uit de eigen middelen van de Bank en 37,3 miljoen Ecu aan bijstand in de vorm van risicodragend kapitaal uit begrotingsmiddelen. 117. De EIB heeft zich de nodige fondsen voor de uit haar eigen middelen te verstrekken leningen verschaft door 3 205,2 miljoen Ecu op de internationale kapitaalmarkten en de kapitaalmarkten van bepaalde Lid-Staten en derde landen op te nemen, voornamelijk in de vorm van openbare emissies en onderhandse leningen. Hiervan werd 112,2 miljoen geïnd in Ecu. 118. Op zijn jaarvergadering van 14 juni 1982 heeft de Raad van Gouverneurs van de Bank de nieuwe directie benoemd. De heren Yves Le Portz (president), Horst-Otto Steffe en C. Richard Ross (vice-presidenten) blijven aan; als nieuwe vice-presidenten werden benoemd de heren Arie Pais, Lucio Izzo en Noel Whelan.
16e ALG. VERSLAG EG.
Hoofdstuk II
Communautaire opbouw
Deel 1
Economische en monetaire politiek Voornaamste ontwikkelingen 119. De economische resultaten waren in 1982 opnieuw teleurstellend voor de Gemeenschap. In tegenstelling tot de prognoses stagneerde de economische bedrijvigheid en nam de werkloosheid nog toe. De recessie in Noord-Amerika, de achteruitgang van de wereldhandel, het hoge rentepeil gedurende een grote periode van het jaar hebben het economisch herstel tegengewerkt. Het algemene klimaat van onzekerheid en pessimisme werkte verstikkend voor de normale dynamiek van de conjunctuurcyclus. Hier staat tegenover dat de inflatie in de tweede helft van het jaar aanzienlijk is gedaald en het buitenlands tekort van de Gemeenschap iets is verminderd. Hoewel een verbetering van de wereldhandel wordt verwacht, blijven de vooruitzichten voor 1983 in de gehele Gemeenschap onzeker, onder meer wegens de fundamentele structurele zwakheden van de Europese economie en de moeilijkheid om de reactie van de ondernemers op de renteverlagingen te voorspellen. Om deze onevenwichtigheden te corrigeren en de voorwaarden te scheppen voor een verbetering van de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid heeft de Gemeenschap getracht haar beleid op verschillende gebieden te ontwikkelen en te versterken. Wat bijvoorbeeld de coördinatie van de economische en monetaire politiek betreft heeft zij zich vooral gericht op bevordering van de investeringsactiviteit, de convergentie en de budgettaire discipline. Voorts heeft zij gewaakt over 16e ALG. VERSLAG EG.
72
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π1
de goede werking van het Europees Monetair Stelsel en voorstellen ingediend om dit te verdiepen. De Gemeenschap speelt een actieve rol in de internationale monetaire organisaties en heeft tal van initiatieven genomen om de communautaire leningsinstrumenten uit te breiden en te ontwikkelen. Bovendien werden de econo mische problemen van de Gemeenschap intensief behandeld op de vergaderingen van de Europese Raad, de Raad,,EconomieIFinanciën" en de gezamenlijke Raad „Economie/Financiën/Werkgelegenheid en Sociale Zaken".
Ontwikkeling van de economische toestand 120. Voor de tweede helft van 1982 was aanvankelijk een economisch herstel verwacht, maar dit heeft zich niet voorgedaan, zodat 1982 werd afgesloten met een reële groei van slechts 0,3%, hetgeen betekent dat de economische bedrijvigheid in de Gemeenschap vrijwel stagneert. De vooruitzichten voor de wereldeconomie zijn in de loop van het jaar verslechterd: de wereldhandel is teruggelopen en in de OESOzone was de reële groei nihil. Tegelijkertijd schijnt de normale dynamiek van de conjunctuurcyclus te zijn verstikt door de aanhoudend hoge rentevoeten en het onzekere renteverloop. 121. In de Gemeenschap heeft de interne vraag zich nauwelijks ontwikkeld en zijn de investeringsuitgaven reëel gezien teruggelopen. De uitvoer van goederen en diensten is minder toegenomen dan de invoer, maar dank zij de verbetering van de ruilvoet is het tekort op de lopende rekening tot 17,8 miljard E cu gedaald (tegen 18,7 in 1981). 122. Wat de inflatie betreft is vooruitgang geboekt. Ondanks de depreciatie van de E cu ten opzichte van de dollar is de stijging van de invoerprijzen duidelijk afgenomen en zijn ook de loonkosten minder snel gestegen. Gemiddeld bedroeg de inflatie in de Gemeenschap 10,5%, tegen 11,8% in 1981. 123. Op de arbeidsmarkt heeft de stijging van het werkloosheidscijfer zich voortgezet: het bedroeg gemiddeld 9,4% van de actieve beroepsbevolking of 10 750 000 personen. Deze ontwikkeling is het resultaat van een krachtige en regelmatige stijging van het aanbod en een belangrijke nieuwe daling van de vraag ( 1,1%). 124. De aangroei van de geldhoeveelheid (10,7%) was ongeveer even groot als in 1981. Het gemiddelde begrotingstekort in de Gemeenschap is iets gestegen in verhouding tot het BBP (5% tegen 4,8% in 1981). Door de zwakke groei zijn de belastingontvangsten gedaald en de overdrachten (vooral werkloosheidsuitkerin 16e ALG. VERSLAG EG.
II1 E E CONOMISCH EN MONETAIRE POLITIEK
73
gen) toegenomen, terwijl in enkele LidStaten de dienst van de overheidsschuld snel is opgelopen. 125. In 1982 werden de spilkoersen in het E MS (') tweemaal aangepast, namelijk in februari en in juni. Hieruit bleek eens te meer dat het EMS in staat is de pariteiten ordelijk bij te stellen.
Coördinatie van de economische en monetaire politiek 126. Overeenkomstig de beschikking van de Raad van 18 februari 1974 (2) betreffende de verwezenlijking van een hoge mate van convergentie van de economische politiek van de LidStaten van de Gemeenschap heeft de Raad de economische situatie in de Gemeenschap driemaal aan een onderzoek onderwor pen: als conclusie van het eerste onderzoek, op 15 maart (3), deelde de Raad de opvatting van de Commissie dat er geen aanleiding was om de richtsnoeren voor de economische politiek in 1982 te wijzigen die op 14 december 1981 (4) waren vastgesteld. Op dezelfde datum heeft hij de richtsnoeren voor de economische politiek van de Helleense Republiek voor 1982 (5) vastgesteld en aldus zijn besluit van 14 december 1981 (4) aangevuld. Bij het tweede onderzoek, op 12 juli (6) heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan de aanbeveling van de Commissie om de in maart 1982 (3) vastgestelde economische richtsnoeren in grote lijnen te behouden. Na het derde onderzoek van de economische toestand van de Gemeenschap op 17 december heeft de Raad op advies van het Parlement (7) het jaarverslag over de economische situatie in de Gemeenschap vastgesteld en de LidStaten richtsnoeren voor hun economische politiek in 1983 gegeven. In het door de Commissie ingediende jaarverslag werd een analyse gegeven van de recente ontwikkelingen en de vooruitzichten voor de korte en de lange termijn. Voorts bevatte het verslag de krachtlijnen van de economische politiek in de Gemeenschap: herstructurering en bestrijding van de werkloosheid, budgettaire discipline en economische convergentie, investeringen, technologie en industriële vooruitgang, werkgelegenheidsbeleid, sociaal beleid en aanpassing van de loon
(') (2) (3) (4) (s) (6) (7)
Nr. 134 van dit Verslag. PB L 6 3 van 5.3.1974. Buil. E G 31982, punt 2.1.6. PB L 385 van 31.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 109. PB L 78 van 24.3.1982. Buil. E G 7/81982, punt 2.1.3. PB C 334 van 20.12.1982. I
16θ ALG. VERSLAG EG.
74
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π1
kosten, coördinatieproblemen op de kortste termijn en dosering van de financiële en de economische politiek in de huidige context. Zoals ieder jaar was bij het jaarverslag een economisch jaaroverzicht gevoegd waarin meer bijzonderheden over de oorzaken van de economische ontwikkeling en prognoses voor het komende jaar werden gegeven. 127. De communautaire instellingen hebben de economische problemen inten sief onderzocht en besproken, in het bijzonder op drie fundamentele beleidsge bieden: de convergentie, de programmering op middellange termijn en de bevor dering van de investeringen. Convergentie en budgettaire discipline 128. De Raad van 12 juli heeft van gedachten gewisseld over de mededeling van de Commissie van 1 juli over de budgettaire discipline en de economische con vergentie 0). Dit document had twee oogmerken : enerzijds de besprekingen die de Raad over eenkomstig artikel 3 van de beschikking van 18 februari 1974 betreffende de convergentie zal voeren over de vaststelling van de kwantitatieve richtsnoeren voor de begrotingsontwerpen voor 1983 in een ruimer verband te plaatsen, en anderzijds de bestaande procedures om een betere convergentie van de economieën in de Gemeenschap te bereiken te versterken en concreet toe te passen. De Commissie heeft na onderzoek van de economische ontwikkeling en het structurele gebrek aan evenwicht van de begrotingen alsmede van de tendensen die de openbare financiën kenmerken, de nodige herstelmaatregelen voorgesteld. Na onderzoek van dit document heeft de Raad gewezen op het belang van het beperken van de begrotingstekorten. Met belangstelling nam hij kennis van de denkbeelden die ten grondslag lagen aan de door de Commissie voorgestelde richtsnoeren om de openbare financiën te saneren en van de voorgestelde methoden voor de toepassing van deze richtsnoeren in de LidStaten. Tenslotte heeft de Raad nota genomen van de door de Commissie voorgestelde kwantitatieve richtsnoeren voor de begroting. Op 17 december heeft de Raad na een mondeling verslag van de Commissie over de ontwikkeling van de situatie op dit gebied te hebben gehoord, de in het document aan de orde gebrachte vraagstukken opnieuw onderzocht.
(·) Buil. E G 7/81982, punt 2.1.3. 16e ALG. VERSLAG EG.
II1 E E CONOMISCH
E N MONE TAIRE POLITIE K
75
Programma op middellange termijn 129. Op 28 juli heeft de Raad het vijfde programma voor de economische politiek op middellange termijn vastgesteld (')· De uiteindelijk goedgekeurde tekst is het advies dat het Comité voor E conomische Politiek na zijn vergadering van 7 mei 1982 aan de Raad heeft voorgelegd. In dit advies wordt de klemtoon gelegd op de relatieve overeenstemming tussen de werkelijke koers van de economische politiek van de LidStaten sedert midden 1981 en de in het ontwerpprogramma vastgestelde richtsnoeren; uitgaande van de vooruitzichten die zich aftekenen beschrijft het advies de voornaamste doelstellingen en de gewenste oriëntatie van de economische politiek. Het Parlement heeft in februari (2) advies uitgebracht over dit document. Bevordering van de investeringen 130. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 29 en 30 maart 1982 (3) heeft de Commissie de Raad op 9 juni een eerste verslag over de investeringen (4) toegezonden waarin zij de ontwikkeling van de investeringsac tiviteit in de laatste jaren beschrijft, de rol van de overheid analyseert alsook de mogelijke bijdrage van de Gemeenschap om een kader te leveren voor de ini tiatieven en de voorstellen voor een gecoördineerd investeringsbeleid. De Europese Raad van 28 en 29 juni (5) heeft met belangstelling kennis genomen van de richtsnoeren die de Commissie in haar verslag voorstelt (6). Hij heeft de LidStaten verzocht bij de uitwerking van hun economische en budgettaire politiek rekening te houden met de prioriteit die aan de ontwikkeling van de investeringsac tiviteit dient te worden gegeven. Anderzijds heeft de Raad van 12 juli een breed oriënterend debat gehouden over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de opstelling van een algemene strategie ter bevordering van de investeringen, dit ter voorbereiding van de concrete voorstellen die de Europese Raad van 28 en 29 juni heeft gevraagd voor zijn zitting van december. Na dit debat heeft de Raad het Comité voor Economi sche Politiek en de Groep Coördinatie van de Economische en Financiële Politiek gelast om in nauwe samenwerking met de Commissie de werkzaamheden ter zake voort te zetten en hem voor de vergadering van oktober verslag uit te brengen. Bij (') (2) (■') (4) (5) (6)
PB L 2 3 6 van 11.8.1982 en Buil. E G 7/81982, punt 2.1.4. PB C 66 van 15.3.1982 en Bull. E G 21982, punt 2.4.8. Buil. E G 31982, punt 1.3.5. Buil. E G 61982, punt 2 . 1 . 5 . Buil. E G 61982, punt 1.5.3. Buil. E G 61982, punt 2.1.6.
16e ALG. VERSLAG EG.
76
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π1
dezelfde gelegenheid heeft hij de Commissie gevraagd om voorstellen voor com munautaire actie op dit gebied. 131. Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van juni ( ' ) en de Raad van juli (') heeft de Commissie de Raad op 11 oktober (2) een mededeling over de initiatieven ter bevordering van de investeringsactiviteit toegezonden. Dit document betekent een nieuwe etappe in de uitwerking van een investeringspoli tiek van de Commissie en heeft tot doel krachtlijnen te geven voor actie zowel op nationaal als op communautair vlak, zodat voor de economische bedrijvigheid, en dus de investeringen, bepaalde voorwaarden kunnen worden verbeterd of gescha pen. Op 15 november heeft de Raad diepgaand van gedachten gewisseld over de mededeling van de Commissie en twee verslagen van het Comité voor Economi sche Politiek van de Raad, het ene over het investerings vraagstuk, het andere over de reële kosten, de rentabiliteit en de werkgelegenheid. Hij heeft zijn goedkeuring gehecht aan de door de Commissie voorgestelde procedures en geconcludeerd dat voor de toename van de investeringsactiviteit niet alleen een verbetering van de economische toestand maar ook een stijging van de graad van eigen financiering nodig is. Hij besloot de beleidsresultaten van de LidStaten ter zake van bevor dering van de produktieve investeringen en herstructurering van de openbare financiën op de voet te zullen volgen en ging principieel akkoord met een onder zoek om de bestaande steunregelingen te verbeteren. De Europese Raad van 3 en 4 december (3) heeft de conclusies van de Raad van 15 november bevestigd. 132. De economische situatie en beleidsproblemen zijn in de loop van het jaar het voorwerp geweest van tal van besprekingen. Op de Economische Topconferentie van de Westerse landen in juni te Ver sailles (4) hebben de zeven staatshoofden of regeringsleiders en de vertegenwoor digers van de Gemeenschap een verklaring over de economische toestand in de wereld en een internationale monetaire verbintenis bekendgemaakt. De Europese Raad van 29 en 30 maart (5), van 28 en 29 juni (6) en van 3 en 4 december (3) hebben de economische en sociale toestand besproken.
) ) 1 ) ') ; ) ')
2
Nr. 130 van dit Verslag. Bull. E G 101982, punten 1.1.2 tot 1.1.6. Buil. E G 121982. Bull. E G 61982, punten 3.4.1 en 3.4.2. Buil. E G 31982, punt 1.3.5. Buil. E G 61982, punt 1.5.3. 16e ALG. VERSLAG EG.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE POLITIEK
II-1
De investeringen in de Gemeenschap, de Verenigde Staten en Japan BBP = 100
USA
1970
1973
1976
1979
1981
Evenals in de overige geïndustrialiseerde gebieden trad in de Gemeenschap sedert 1973 een regelmatige daling op van de investeringen in het bruto binnenlands produkt, waardoor de economische en werkgelegenheidontwikkeling op middellange termijn werden geremd.
77
78
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π1
Een gezamenlijke Raad „E conomie/Financiën/Werkgelegenheid en Sociale Za ken" heeftop 16 november (') de middelen besproken om te komen tot wederzijds begrip van de aspecten van het werkloosheidsvraagstuk, een gezamenlijk onder zoek van de economische en sociale toestand en nieuwe communautaire initiatieven tot aanvulling en versterking van het aanpassingsbeleid van de Lid Staten. Het Parlement heeft in oktober (2) twee resoluties aangenomen, de eerste over de economische en sociale politiek, de tweede over de investeringen in de Ge meenschap. 133. Wat de ,,followup" van de aanbevelingen en richtsnoeren van de Com missievan 1981 (3) betreft zij vermeld dat belangrijke vorderingen zijn gemaakt op het gebied van het indexeringsbeleid : in België werd de toepassing van de glij dende loonschaal sterk gewijzigd voor 1982 en 1983 en in Denemarken is het mechanisme tot begin 1985 buiten werking gesteld.
Europees Monetair Stelsel Werking van het EMS (4) 134. Sinds het begin van 1982 zijn de monetaire autoriteiten van de LidStaten successievelijk overgegaan tot twee pariteitsaanpassingen tussen de in het E MS opgenomen valuta's. E en onderzoek van de omstandigheden waaronder deze aanpassingen plaatsvonden stelt de gehechtheid van de deelnemers aan de goede werking van het E MS en een gemeenschappelijk streven naar een grotere con vergentie en stabiliteit in het licht. Op 21 februari werd de spilkoers van de Belgische frank en de Luxemburgse frank met 8,5% gedevalueerd ten opzichte van de andere valuta's van het EMS (5), een veel sterkere aanpassing dus dan alle voorgaande. Tevens werd de Deense kroon in dezelfde richting met 3% bijgesteld. Op 12 juni werden de Duitse mark en de Nederlandse gulden met 4,25% gereva lueerd tegenover de groep valuta's waarvan de bilaterale koersen ongewijzigd bleven (6). Terzelfdertijd werd, ten opzichte van deze zelfde valuta's, de Franse frank met 5,75% en de Italiaanse lire met 2,75% gedevalueerd. (') (2) (3) C) (5) (<■)
Buil. E G 111982, punt 1.2.1. e.v. PB C 292 van 8.11.1982 en Bull. E G 101982, punten 2.4.12. en 2.4.20. Vijftiende Algemeen Verslag, nrs. 112 tot 114. E uropese E conomie, nr. 12, juli 1982. Bull. E G 21982, punt 2.1.1. Buil. E G 61982, punt 2.1.3. 16e ALG VERSLAG EG.
II-1
ECONOMISCHE EN MONETAIRE POLITIEK
79
Bij gelegenheid van de laatste twee herschikkingen kwamen de meer rechtstreeks betrokken landen overeen een flankerend beleid te voeren dat erop gericht is de gunstige effecten van de wisselkoerswijzigingen te versterken en de nadelige effecten ervan te beperken. In België vormde de devaluatie van de frank van februari een integrerend deel van een saneringsplan dat ten doel heeft de structurele problemen van de economie op te lossen. De herschikking van juni is ook tekenend voor de wil een grotere convergentie te bereiken. In de landen die hun munteenheid hebben gedevalueerd wordt een beleid van stabilisatie gevoerd. De Franse regering heeft maatregelen getroffen om het inflatiepercentage spoedig te verlagen en een herstel van de investeringen in de hand te werken. Anderzijds hebben de landen waarvan de munteenheid werd opgewaardeerd erkend dat deze aanpassing, bij hen, een beleid waardoor de economische heropleving wordt bevorderd kan vergemakkelijken. Verdieping van het EMS 135. Tijdens zijn zitting van 15 februari heeft de Raad uitvoerig aandacht gewijd aan de verdieping van het EMS. De balans opmakend van driejaar werking van het EMS onderstreepte de Commissie twee wezenlijke aspecten: • het effect van monetaire stabiliteit werd bereikt, zowel ten opzichte van de buitenwereld als in vergelijking met de voorafgaande periode ; bovendien is het in het stelsel vervatte element van soepelheid welbewust gebruikt; • het EMS heeft het belang aangetoond van het kader van gemeenschappelijke discipline tot de totstandkoming waarvan het heeft bijgedragen. Zij heeft vervolgens gepleit voor een ontwikkeling en consolidering van het EMS op een aantal fundamentele punten, in het bijzonder: verbetering van de mechanismen van het stelsel; openstelling van het EMS naar de buitenwereld; particulier gebruik van de Ecu; versterking van de convergentie. Na een uitvoerige discussie constateerde de Raad enerzijds dat uit de tot dusver verrichte werkzaamheden blijkt dat nadere maatregelen in technisch opzicht en binnen het raam van de bestaande institutionele structuur mogelijk zijn. Anderzijds meende hij dat geen enkele technische aanpassing effect zal sorteren als zij niet gepaard gaat met krachtigere pogingen om de economische politiek op monetaire stabiliteit te richten.
16e ALG. VERSLAG EG.
80
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π1
136. Op zijn zitting van 15 maart heeft de Raad zich aan de hand van een mededeling van de Commissie opnieuw beziggehouden met de verdieping van het Europees Monetair Stelsel ('). In de na afloop van de bijeenkomst bekend gemaakte „conclusies" werd met name verklaard dat het E uropees Monetair Stelsel de afgelopen driejaren goed heeft gefunctioneerd en een essentiële bijdrage heeft geleverd tot een meer stabiele en ordelijke ontwikkeling van de wis selkoersverhoudingen in de Gemeenschap alsmede tot een economische en mone taire politiek die sterker op stabiliteit en economische groei is afgestemd. 137. De gezamenlijke Raad van 16 november (2) was van oordeel dat de door het EMS geboden mogelijkheden ter bereiking van een strengere discipline en een grotere economische convergentie van de LidStaten van fundamentele betekenis zijn bij de pogingen tot versterking van het EMS. 138. Het Parlement heeft drie resoluties aangenomen : in de eerste (3) dringt het erop aan een E uropese valutaautoriteit in het leven te roepen ; in de tweede (4) verzoekt het om herziening van de spilkoersen van het Europees Monetair Stelsel en in de derde (4) om aanpassing van het rentepeil in de Gemeenschap. Italiaanse maatregelen 139. Op 5 februari werd de Commissie door de Italiaanse autoriteiten in kennis gesteld van het besluit het deposito bij de aankoop van deviezen door ingezetenen met ingang van 8 februari af te schaffen ; dit deposito werd bij decreet van 27 mei 1981 ingesteld en in september van hetzelfde jaar met machtiging van de Commis sie verlengd (5). De Commissie heeft het besluit van de Italiaanse regering om de onderhavige maatregel bijna een maand vóór de oorspronkelijk bepaalde datum weer in te trekken met instemming begroet.
(') (2) (3) (4) (5)
Buil. E G 31982, punten 1.4.1. tot 1.4.4. Buil. E G 111982, punt 1.1.1. en volgende. PB C 66 van 15.3.1982 en Bull. E G 21982, punt 2.4.9. PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. E G 31982, punt 2.4.6. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 111. 16e ALG. VERSLAG EG.
Ill
ECONOMISCHE EN MONETAIRE POLITIEK
81
Gemeenschap en Internationaal Monetair Stelsel Internationaal Monetair Fonds 140. Op de achttiende vergadering van het Intercomité van het Internationaal Monetair Fonds, die op 12 en 13 mei in Helsinki plaatsvond, werden de economische vooruitzichten op wereldvlak en de vraagstukken met betrekking tot het Internationaal Monetair Fonds bestudeerd. Wat de vooruitzichten voor de wereldeconomie betreft, onderstreepte het comité dat de voortzetting van een vastberaden monetaire en begrotingspolitiek geboden is om de inflatie en de fluctuaties van wisselkoersen en rentetarieven te verminderen. Na de problemen in verband met de betalingsbalanstekorten te hebben besproken, gaf het comité ook uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de moeilijke positie van de ontwikkelingslanden en erkende het de dringende noodzaak dat deze laatste de nodige financiële middelen verkrijgen. Het comité legde er eveneens de nadruk op dat het fonds een belangrijke taak heeft bij het redresseren van de betalingsbalansen en dat het zijn toezichthoudende functie effectief moet kunnen vervullen. Voorts hield het comité zich bezig met een nieuwe verhoging van de quota. Ten slotte besprak het een verdere toewijzing van BTR en deed het de aanbeveling te blijven streven naar overeenstemming tussen de Lid-Staten over het opnieuw creëren van BTR voor de vierde basisperiode vanaf januari 1982. De lid-staten van het Internationaal Monetair Fonds, die van 3 tot 8 september in Toronto vergaderden ('), hebben vooral drie onderwerpen behandeld: de economische en financiële situatie in de wereld, de verhoging van de quota en de bijzondere trekkingsrechten. 141. Op economisch gebied werd in het bijzonder aandacht besteed aan de vraag of de elementen van herstel (daling van de rentevoeten, vermindering van de inflatie en streven naar aanpassing in bepaalde landen) zwaarder zullen wegen dan de factoren van recessie. Op het stuk van de internationale financiering liet het fonds zich positief uit over de grotere voorzichtigheid van de banken, maar waarschuwde het deze tegelijkertijd voor de destabiliserende gevolgen van het blindelings rantsoeneren van leningen. 142. De onderhandelingen over de achtste quotaherziening, die in beginsel in december 1983 zouden moeten worden afgesloten, blijven vastzitten op het pro-
(') Buil. EG 9-1982, punt 3 . 5 . 1 . 16e ALG. VERSLAG EG.
82
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-1
bleem van het bedrag van de verhoging : een verdubbeling van de quota, waarmee de meeste lid-staten zich wel zouden kunnen verenigen, wordt namelijk afgewezen door de Verenigde Staten waarvan de voorstellen veel minder ver gaan. Naast de kwestie van de rol en het gebruik van de BTR hebben de lid-staten van het fonds de vraagstukken bestudeerd welke samenhangen met de eventuele uitgifte van nieuwe BTR voor de vierde basisperiode, die in januari 1982 is begonnen.
Communautaire initiatieven en getroffen maatregelen Nieuw communautair instrument - NCI 143. Op 15 maart heeft de Raad overleg gepleegd met een delegatie van het Parlement onder leiding van de voorzitter van het Parlement, de heer Dankert, over het voorstel van de Commissie inzake de voortgezette toepassing van het Nieuw communautair instrument ( ! ), ten aanzien waarvan in 1981 een gemeenschap pelijke beleidslijn was bepaald (2). Tot besluit van de besprekingen heeft de Raad, constaterend dat beide instellingen over een aantal belangrijke kwesties in verband met NCI II van mening bleven verschillen, met een beroep op het urgente karakter van de zaak, daar het bedrag van 1 000 miljoen Ecu voor het NCI volledig was vastgelegd, het voorstel van de Commissie aanvaard (3). Voorts verklaarde de voorzitter van de Raad dat hij op zeer korte termijn het advies van het Parlement over het ontwerp-besluit tot uitvoering van NCI II verwachtte (4). Tenslotte namen de Raad en het Parlement kennis van het voornemen van de Commissie voorstellen voor de verdere toepas sing van het NCI in te dienen, waarbij de overlegprocedure opnieuw zou worden gevolgd. 144. Op 23 april heeft het Parlement een resolutie aangenomen (5) over de wijze waarop de procedure van overleg betreffende het in maart door de Raad vast gestelde basisbesluit inzake NCI Π (6) is verlopen. Onderstrepend dat het, met een beroep op de urgentie, uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de Raad genomen besluit (6) identiek was met de gemeenschappelijke beleidslijn van
(') (2) (3) C) (s) (6)
PB C 341 van 31.12.1980 en Buil. EG 10-1980, punt 2.1.2. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 122. PB L 7 8 van 24.3.1982. PB C 29 van 6.2.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 122 PB C 125 van 17.5.1982. PB L 78 van 24.3.1982 en nr. 143 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
Ill
ECONOMISCHE EN MONETAIRE POLITIEK
83
1981 ( ' ) veroordeelde het deze houding wegens het ontbreken van overleg en de weigering met zijn verzoeken rekening te houden. 145. Eveneens op 23 april heeft het Parlement zijn goedkeuring gehecht (2) aan het op 14 december 1981 door de Commissie bij de Raad ingediende voorstel voor een besluit (3) om haar te machtigen, in één tranche, leningen op te nemen en te verstrekken tot een bedrag van 1 000 miljoen Ecu. De Raad heeft dit voorstel op 26 april (4) aanvaard. Deze nieuwe tranche zal worden bestemd voor de financiering van op het grondgebied van de Gemeenschap uit te voeren investeringsprojecten die beantwoorden aan de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap. Daarbij noemt de Raad, overeenkomstig de voorstellen van de Commissie, drie categorieën: investeringsprojecten die het rationele gebruik van energie en de vervanging van aardolie door andere energiebronnen bevorderen, investeringsprojecten in verband met de infrastructuur welke van belang is voor de regionale ontwikkeling en/of van gemeenschappelijk belang is alsmede produktieve investeringsprojecten van kleine en middelgrote ondernemingen. Aldus werd voor het eerst voorzien in de toepassing van het NCI ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf. 146. Een van de factoren die de ontwikkeling van de investeringen belemmeren is het feit dat de beschikbare financieringsmiddelen ontoereikend zijn of ongeschikt voor de beoogde aanwending. De Europese Raad heeft dan ook, in november 1981 en maart 1982 (5), het belang onderstreept dat hij hecht aan een versterking van de communautaire kredietinstrumenten welke tot de groei van de investeringen bijdragen. Dat is eveneens het doel van het NCI, waarvan de financiële invloed en het stimulerende effect veel verder reiken dan het volume van de ingezette middelen aangeeft. De Commissie acht het derhalve noodzakelijk dat dit beleid wordt voortgezet en geïntensiveerd en tevens aangepast in het licht van de inmiddels verkregen ervaring en de huidige behoeften. Daartoe heeft zij de Raad op 19 oktober een voorstel doen toekomen (6) voor een besluit tot het opnemen van een nieuwe leningstranche van 3 miljard Ecu, bedrag dat tijdens de Europese Raad van Londen in november 1981 werd genoemd. De Commissie stelt enerzijds voor dat deze aanvullende tranche (NCI III) beschikbaar wordt gesteld door opeenvolgende of gelijktijdige toewijzingen op het gehele
(') (2) (3) (") (5) (6)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 122. PB C 125 van 17.5.1982. PB C 29 van 6.2.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 122. PB L 116 van 30.4.1982. Buil. EG 3-1982, punt 1.3.5. PB C 282 van 27.10.1982 en Buil. EG 10-1982, punten 1.1.7. tot 1.1.11.
16e ALG. VERSLAG EG.
84
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-1
toepassingsgebied of een gedeelte daarvan en, anderzijds, dat de opbrengst van deze leningen, zoals thans, wordt gebruikt voor het financieren van infra structuurwerken, de energiesector en het geheel van produktieve sectoren, on geacht de omvang van de investeerder, ook al zal de financiering van de investerin gen van kleine en middelgrote ondernemingen prioriteit behouden. Ten slotte acht zij het gewenst dat de toewijzing van een adequaat bedrag slechts een specifiek terrein of een bijzondere sector betreft, zoals de verspreiding van nieuwe technolo gie en innovatie. De Raad van 15 november heeft dit onderwerp besproken en uiting gegeven aan zijn voornemen begin 1983 een besluit te nemen over het voorstel van de Commis sie. Dit voornemen werd door de Europese Raad van december bevestigd ('). Opnemen en verstrekken van leningen 147. Op 16 juli heeft de Commissie een tweede verslag vastgesteld over de leningsoperaties van de Gemeenschap, in dit geval die van het begrotingsjaar 1981, ten einde de Raad en het Parlement in te lichten over de desbetreffende activiteiten van de Gemeenschap tijdens het voorbije jaar.
(') Buil. EG 12-1982 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
85
Deel 2
Interne markt en industrie Voornaamste ontwikkelingen 148. De economische en sociale situatie heeft de Gemeenschap voor nieuwe uitdagingen gesteld. Om het vertrouwen van de economische subjecten in de werking van de gemeenschappelijke markt te herstellen en de industriële en commerciële milieus het voordeel te bieden van één enkele markt met continentale afmetingen die de internationale concurrentie het hoofd kan bieden, werkte de Commissie verder aan de versterking van de interne markt en aan de ontwikkeling van een industriële strategie. De goede werking van de interne markt, waardoor het handelsverkeer wordt bevorderd en die rationaliserend werkt op de nationale begrotingskeuze, is de conditio sine qua non voor het welslagen van ieder economisch beleid, ook in landelijk verband. Daarom heeft de Commissie speciaal toegezien op de naleving van de regels van het Verdrag, opdat de gemeenschappelijke markt zich steeds meer kan ontwikkelen tot een economisch geheel dat qua afmetingen met de Amerikaanse markt kan worden vergeleken, met als grondslag een technologische en industriële ontwikkeling die strookt met de communautaire dimensie. De industriële strategie van de Gemeenschap wordt eveneens met dit oogmerk ontwikkeld ('). De werkzaamheden waren speciaal gericht op de nieuwe technologieën, die essentieel zijn, wil het algemene concurrentievermogen van de industrie zich kunnen herstellen. Dank zij de door de Raad genomen besluiten kunnen er proefprojecten worden opgezet voor de overdracht van gegevens en met name op het gebied van de informatietechnologie ; deze projecten, die in 1983 ten uitvoer zullen worden gelegd, moeten als basis dienen voor de uitwerking van een globaal programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de informatietechnologie. Het streven naar herstel van het concurrentievermogen van de industrie komt ook tot uitdrukking in werkzaamheden die erop zijn gericht de communautaire dimensie te benutten bij die bedrijfstakken, waar zich de meest nijpende aanpassingsproblemen voordoen. Deze werkzaamheden komen neer op de aandachtige bestudering van de ontwikkeling in de betrokken bedrijfstakken ; dit was met name het (') Supplement 4/81 - Bull. EG en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 129. 16e ALG. VERSLAG EG.
86
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-2
geval in de automobielsector en in de sector textiel, waarbij werd uitgegaan van de verslagen van de Commissie over 1981 ; ook de petrochemische sector werd onder de loep genomen. Ook leiden deze werkzaamheden tot maatregelen van herstruc turering en omschakeling; dit is met name het geval voor de ijzer- en staalin dustrie, waar enerzijds de crisisregeling werd verlengd en anderzijds een stringent beleid werd ingevoerd voor controle op de steunmaatregelen.
Vrij verkeer van goederen 149. De Commissie heeft erop toegezien dat de communautaire bepalingen in de fundamentele sector van het vrije verkeer van goederen ten volle werden nage leefd, waartoe zij zowel actief deelnam aan reeds op het niveau van de Raad lopende werkzaamheden als haar eigen werkzaamheden op dit gebied verder ontplooide en de communautaire verworvenheden beheerde. 150. Nieuwe vooruitgang bij de opheffing van technische handelsbelemmerin gen door middel van richtlijnen voor de onderlinge aanpassing van de technische reglementering kan alleen worden geboekt wanneer er een oplossing komt voor het vraagstuk van de toegang van produkten uit derde landen tot de communautaire goedkeuringssystemen. De Commissie heeft getracht een consensus in de Raad tot stand te brengen over een oplossing, die erin zou bestaan in bepaalde harmonisa tierichtlijnen een clausule op te nemen waarbij gelijkvormigheidscontrole voor produkten uit derde landen wordt geregeld in het geval deze richtlijnen voorzien in deelneming van de constructeurs of hun gemachtigden in de goedkeuringsproce dures en wanneer het toezicht op de gelijkvormigheid van de produktie in de Gemeenschap niet is geharmoniseerd. Bij gebrek aan overeenstemming in de Raad, wachten er nog circa twintig van zulke richtlijnvoorstellen voor verschil lende industrieprodukten op goedkeuring. In het kader van de Raad werd verder gewerkt aan de ontwerp-beschikking inzake een informatieprocedure op het gebied van de technische normen en verordeningen die op 25 augustus 1980 (') bij de Raad was ingediend. De Commissie hecht zeer veel belang aan dit dossier dat zulke grote repercussies kan hebben op de gehele interne markt. Daarom is zij reeds begonnen met de bestudering van verschillende aspecten die verband houden met het effectief functioneren van de informatieprocedure, opdat deze snel kan worden ingesteld, zodra het besluit van de Raad is gevallen.
(') PB C 253 van 1.10.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 133. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
87
Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen 151. Net als in de vorige jaren werd er op de Commissie speciaal een beroep gedaan als hoedster van het Verdrag en met name van het beginsel van het vrije verkeer van goederen tussen de Lid-Staten, doordat er door de Lid-Staten steeds meer maatregelen worden getroffen met een verkapt protectionistisch doel. Zij heeft dit verschijnsel steeds aandachtig gevolgd en haar werkzaamheden voortgezet, waarbij zij zich met name heeft gebaseerd op de Jurisprudentie van het Hofvan Justitie (')· Tegelijkertijd zal zij alle praktische consequenties trekken uit een arrest van het Hof (2) op grond waarvan: ,,de autoriteiten van het importerende land niet het recht hebben onnodig technische of chemische analyses dan wel laboratoriumproeven te eisen wanneer deze zelfde analyses en proeven reeds in een andere Lid-Staat zijn gedaan en de resultaten daarvan ter beschikking staan van deze autoriteiten en op hun verzoek te hunner beschikking kunnen worden gesteld"; voorts hoopt de Commissie het gedrag van de nationale instanties die goedkeuring moeten verlenen in meer communautaire zin te doen veranderen, en aldus de intracommunautaire handel een meer vloeiend karakter te verlenen. Onder de door de Commissie op basis van de artikelen 30 tot en met 36 van het EEG-Verdrag bestudeerde zaken, kunnen de volgende voorbeelden worden genoemd: • Afgehandelde zaken: de door Frankrijk opgelegde verplichting om bepaalde elektromotoren van een merk van oorsprong te voorzien; het Duitse gebruik om te eisen dat er op internationale beurzen een bord werd geplaatst bij apparaten die niet voldeden aan de Duitse veiligheidsvoorschriften, met de vermelding dat deze niet in Duitsland mochten worden verhandeld. • Zaken in onderzoek : moeilijkheden die in diverse Lid-Staten worden ondervonden bij de invoer van voertuigen door particulieren ; preferentiële regelingen die door sommige Lid-Staten worden toegepast in het kader van overheidsopdrachten voor leveringen ; verpakkingen van margarine ; regels voor het verhandelen van bier.
Opheffing van technische handelsbelemmeringen 152. Met betrekking tot de industrieprodukten werden er in 1982 door de Raad zeven richtlijnen goedgekeurd, waarmee het totale aantal richtlijnen (3) dat in deze (') HvJEG 20.2.1979, zaak 120-78 (Rewe Zentrale), Jurispr. 1979, blz. 649. HvJEG 26.6.1980, zaak 788-79 (Gilli/Andres), Jurispr. 1980, blz. 2071. HvJEG 19.2.1981, zaak 130-80 (Kelderman), Jurispr. 1981, blz. 527. HvJEG 2.12.1980, zaak 815-79 (CremoninilVrankovich), Jurispr. 1980, blz. 3583. 2 ( ) HvJEG 17.12.1981, zaak 272-80 (Frans-Nederlandse Maatschappij voor Biologische Producten) -Jurispr. 1981, blz. 3277. (3) In.bijlage is een overzicht opgenomen van de door de Raad en de Commissie in 1982 goedgekeurde richtlijnen en richtlijnvoorstellen inzake de opheffing van technische handelsbelemmeringen voor industrieprodukten. 16e ALG. VERSLAG EG.
88
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-2
sector is aangenomen, op 150 komt. De richtlijnen betreffen het volgende: elek trisch materieel bestemd voor gebruik in explosieve omgeving van mijngashoudende mijnen ('); de controlemethoden voor de biologische afbreekbaar heid van niet-ionische oppervlakteactie ve stoffen (2) en de wijziging van de richt lijn van de Raad van 22 november 1973 betreffende detergentia ( 3 ); voorts de wijziging van de richtlijn van de Raad van 22 november 1973 betreffende de controlemethoden voor de biologische afbreekbaarheid van anionactieve oppervlakteactieve stoffen (3) ; diverse wijzigingen van de richtlijnen van 27 juli 1976 (4) voor kosmetische produkten (5), benzeen (6) en PCT ( 7 ); landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (8). Het aantal door de Commissie goedgekeurde richtlijnen kwam in 1982 van 29 op 43, waarbij de aanpassingen aan de vooruitgang van de techniek met name betrekking hadden op: kosmetische produkten (9), gevaarlijke stoffen en prepara ten ( , 0 ); motorvoertuigen ( n ) ; elektrisch materieel ( 12 ); meetmiddelen ( 13 ): elektriciteitsmeters, niet-automatische weegwerktuigen, gasmeters, alcoholmeters en aerometers voor alcohol, alsmede meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water. De Commissie heeft voorts een aanbeveling goedgekeurd (14) betreffende de in de richtlijn van de Raad van 18 december 1975 (IS) beoogde gelijkvormigheidscertificaten met betrekking tot elektrisch materieel dat bestemd is voor gebruik in explosieve omgeving. Er zijn momenteel 55 richtlijnvoorstellen hangende bij de Raad. De in 1982 ingediende voorstellen hebben betrekking op een wijziging van de kaderrichtlijn betreffende gemeenschappelijke bepalingen voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden ( 16 ), het luchtgeluid van huishoudelijke apparaten (17) ; voor de (') PB L 59 van 2.3.1982 en Buil. EG 2-1982, punt 2.1.6. (2) PB L 109 van 22.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.13. (3) PB L347 van 17.12.1973. C) PB L262 van 27.9.1976. (5) PB L 167 van 15.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.70. (6) PB L339 van 1.12.1982. (7) PB L 350 van 10.12.1982. (8) Bull. EG 12-1982. (») PB L 63 van 6.3.1982 en Bull EG 2-1982, punt 2.1.48. ( I0 ) PB L 106 van 21.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.57; PB L 213 van 21.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.14. (") PB L 109 van 22.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.12; PB L 139 van 19.5.1982 en Buil. EG 4-1982, punt 2.1.4. C2) PB L 222 van 30.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 2.1.12. en 2.1.13. 3 C ) PB L 252 van 27.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.7a. ('") PB L 218 van 27.7.1982 en Buil. EG 7/8-1982, punt 2.1.7. (15) PB L 24 van 30.1.1976. (16) PB C 44 van 18.2.1982 en Buil. EG 1-1982, punt 2.1.7. C7) PB C 181 van 19.7.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.1.39. 16e ALG. VERSLAG EG.
[1-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
89
motorvoertuigen twee richtlijnwijzigingen, één (') met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren met elektrische ontsteking en één (2) inzake de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen. Ten slotte heeft de Commissie op 19 mei de Raad een mededeling doen toekomen met betrekking tot de inachtneming van de arbeidsveiligheid en de arbeidshygiëne (3). Het richtlijnvoorstel ,,voor de bouw bestemde produkten" (4) is nog steeds bij de Raad in studie. De Commissie heeft haar contacten en werkzaamheden voortgezet met het oog op de uitwerking van bijzondere richtlijnen. 153. De ,,Euro-code" - werkzaamheden met betrekking tot uniforme gemeenschappelijke voorschriften voor het ontwerp, de uitvoering en de oplevering van werken naar gelang van de constructiematerialen werden op vier gebieden tot een goed einde gebracht: uniforme gemeenschappelijke voorschriften voor de verschillende constructie- en materiaaltypen ; betonconstructies ; staalconstructies ; werken in seismische gebieden. 154. Op het gebied van de levensmiddelen, heeft de Commissie haar activiteiten, volgens de in haar mededeling van 12 september 1980 (5) neergelegde criteria in lijn gebracht met de consequentie van het arrest van het Hof van Justitie van 20 februari 1979, in de zaak 120/78 („Cassis de Dijon"). Het zwaartepunt werd dan ook voornamelijk gelegd op de sectoren die de volksgezondheid en de consumentenbescherming raken. Op 18 oktober (6) heeft de Raad een richtlijn goedgekeurd tot vaststelling van basisregels voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen. Op het gebied van de etikettering van levensmiddelen, heeft de Commissie op 12 oktober (7) de Raad een nieuw voorstel doen toekomen waarbij voor alcoholhoudende dranken de verplichting wordt ingevoerd om de ingrediënten en het alcoholgehalte te vermelden. Voorts heeft zij ingevolge het advies van het Parlement (8) op 6 april (9) bij de Raad wijzigingen ingediend op het voorstel voor een richtlijn betreffende aroma's voor gebruik in levensmiddelen en de uitgangsmaterialen voor de bereiding (') (2) (3) (") (s) (6) (7) (8) (»)
PB C 181 van 19.7.1982 en Buil. EG 4-1982, punt 2.1.5. PB C 279 van 22.10.1982 en Buil. EG 10-1982, punt 2.1.7. Buil. EG 5-1982, punt 2.1.6. PB C 308 van 23.12.1978. PB C 256 van 3.10.1980. PB L 297 van 23.10.1982 en Buil. EG 10-1982, punt 2.1.8. PB C 281 van 26.10.1982. PB C 66 van 15.3.1982. PB C 103 van 24.4.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
90
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
ervan (')· Het beheer van de communautaire verworvenheden heeft aanleiding gegeven tot een richtlijn van de Raad van 12 juli (2) tot wijziging van de richtlijn van 25 juli 1978 (3) betreffende bijzondere zuiverheidseisen voor emulgatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan en voorts tot een richtlijn van de Raad van 18 oktober (4) tot wijziging van de richtlijn betreffende de bijzondere zuiverheids eisen voor de oxidatie tegengaande stoffen alsmede een voorstel van de Commissie tot tweede wijziging van de richtlijn inzake verduurzaamde melk (5). Het Wetenschappelijk comité voor de menselijke voeding heeft op verzoek van de Commissie een reeks adviezen uitgebracht die betrekking hebben op de volks gezondheid, meer in het bijzonder met betrekking tot de overgevoeligheid van individuele personen voor additieven, de voor de fabricage van kunststoffen voor gebruik bij levensmiddelen gebruikte monomeren, lecitine en chemisch gemodifi ceerd zetmeel. Het systeem voor de snelle uitwisseling van informatie tussen de LidStaten en de Commissie over levensmiddelen die een onmiddellijk gevaar opleveren voor de menselijke gezondheid, bleef naar tevredenheid functione ren (6). In het kader van haar activiteiten in het raam van de internationale organisaties, heeft de Commissie de Codex .Alimentarius een tweede mededeling van de Ge meenschap doen toekomen met betrekking tot de Codexnormen inzake vruch tesappen en nectars. 755. Wat de regeling voor het handelsverkeer in verwerkte landbouwprodukten die niet onder bijlage II van het EEGVerdrag vallen betreft, heeft de Commissie in samenwerking met de LidStaten werkzaamheden ondernomen die de invoering van het geharmoniseerde systeem op het gebied van de douaneindeling mogelijk moeten maken. 756. De Commissie heeft maatregelen getroffen om haar betrekkingen met de vertegenwoordigers van de agrolevensmiddelenindustrie in de Gemeenschap te verbeteren en deze beter bij te staan bij de uitoefening van hun werkzaamheden, met name wat het uitvoerbeleid betreft. 757. Op het gebied van farmaceutische produkten heeft de Raad de bestudering voortgezet van het voorstel tot wijziging van de richtlijnen met betrekking tot de farmaceutische specialiteiten (6). In december heeft de Commissie bij de Raad en (') (2) (3) C) (5) (6) (7)
PB C 144 van 13.6.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 126. PB L 230 van 5.8.1982 en Buil. E G 7/81982, punt 2.1.8. PB L223 van 14.8.1978. PB L297 van 23.10.1982. PB C 84 van 3.4.1982 en Buil. E G 21982, punt 2.1.8. Nr. 389 van dit Verslag. PB C 355 van 31.12.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 128. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
91
het Parlement haar vierde verslag ingediend over de werking van het Comité voor Farmaceutische Specialiteiten.
Euronormen 158. Er werden zeven Euronormen - onder auspiciën van de Commissie in communautair verband geharmoniseerde normen voor ijzer- en staalprodukten (') - goedgekeurd door de Coördinatiecommissie voor de nomenclatuur van ijzer- en staalprodukten ; het betrof hier vijf nieuwe normen en twee aanpassingen aan de technische ontwikkeling.
Juridisch kader van het bedrijfsleven Vennootschapsrecht 159. De Raad heeft op 17 december (2) de zesde richtlijn betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen vastgesteld, welk onderwerp uit het voorstel betreffende de fusies te zijner tijd niet was aanvaard (3). 160. In aansluiting aan een belangrijk debat (4) over het voorstel voor een vijfde richtlijn met betrekking tot de structuur van de naamloze vennootschap alsmede de bevoegdheden en verplichtingen van haar organen (5) heeft het Parlement zijn advies over dit voorstel uitgebracht. De Commissie heeft in een verklaring gunstig op de belangrijkste punten van dit advies gereageerd. De besprekingen in de Raad over het gewijzigde voorstel voor een zevende richtlijn inzake de concernjaarrekening (6) vonden voortgang (7). Voorts werd in het kader van de Raad verder gewerkt aan het gewijzigde voorstel voor de achtste richtlijn inzake de erkenning van personen belast met de wettelijke controle van de jaarrekening van kapitaalvennootschappen (8). De in de Raad in 1981 ter hand genomen werkzaamheden (') (2) (3) C) (s) (6) (7)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 139. PB L 378 van 31.12.1982 en Bull. EG 12-1982. PBC 89 van 24.7.1970. PB C 149 van 14.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.4.12. PB C 131 van 13.12.1972 en Supplement 10/72 - Bull. EG PB C 14 van 17.1.1979 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 140. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.17. en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.10. Verder werden de werkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen voortgezet; met betrekking tot de jaarrekening van banken en andere financiële instellingen heeft het Parlement nog geen advies over het desbetreffende voorstel van de Commissie uitgebracht. Ten slotte heeft het Parlement in december advies uitgebracht over het voorstel betreffende de voorlichting en raadpleging van de werknemers in ondernemingen met ingewikkelde en in het bijzonder een transnationale structuur. (8) PB C 317 van 18.12.1979 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 140. 16e ALG. VERSLAG EG.
92
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
betreffende het gewijzigde voorstel voor een verordening betreffende de instelling van een Europese groepering tot samenwerking (') werden eveneens voortgezet. Het voorstel voor een verordening inzake het statuut voor Europese naamloze vennootschappen (2) werd behandeld in de Groep ad hoc „E uropese naamloze vennootschappen" van de Raad. Intellectuele eigendom 161. Het Parlement heeft nog geen advies uitgebracht over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de invoering van een gemeenschapsmerk en de oprichting van een Merkenbureau van de Gemeenschap (3) ; de werkzaamheden in de ter zake bevoegde groep van de Raad werden voortgezet. De Commissie gaat voort met de bestudering van het vraagstuk van een eventuele harmonisering van bepaalde onderdelen van de wetgeving op het gebied van het auteursrecht. Zij bereidt een memorandum voor over de invloed op de werking van de ge meenschappelijke markt met name vanuit het oogpunt van het vestigings en dienstverleningsrecht van de ontwikkelingen op het gebied van de radio en de televisie, met name van de televisieuitzendingen via satellieten en de kabeltelevi sie. Tijdens de Converentie van de ministers van Justitie die van haar bezorgdheid in verband met de vertraging die zich in sommige LidStaten bij de bekrachtiging van het verdrag over het gemeenschapsoctrooi voordoet (4). De derde zitting van de Diplomatieke Conferentie voor de herziening van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom werd in oktober en november te Genève gehouden (5). De herzieningswerkzaamheden zijn nog niet afgerond. Burgerlijk, economisch en handelsrecht 162. Het gewijzigde voorstel voor een richtlijn betreffende de aanpassing van de wetgevingen der LidStaten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken (6) is op het ogenblik in behandeling bij het Comité van Permanente Vertegenwoord igers.
(') (2) (') C) (5) (")
PB C 103 van 28.4.1978 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 140. PB C 124 van 10.10.1970 en Supplement 4/75 Bull. E G. PB C 351 van 31.12.1980; Supplement 5/80 Bull. E G en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 142. PB L 17 van 26.1.1976. Bull. E G 111982, punt 2.1.13. PB C 271 van 26.10.1979 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 144. 16e ALG VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
93
De Werkgroep van de Raad voor de Wetgeving op het gebied van het Faillissement en de Insolvabiliteit heeft een aanvang gemaakt met haar onderzoek van het ontwerp-verdrag inzake faillissement, akkoord en andere soortgelijke procedures ('). Tijdens de conferentie van de ministers van Justitie, die op 25 oktober in het kader van de Raad bijeen waren, heeft de Commissie haar bezorgdheid uitgesproken over de vertraging die bij de werkzaamheden met betrekking tot dit verdrag is opgetreden. Het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken werd tijdens de reeds genoemde Conferentie van de ministers van Justitie op 25 oktober door alle Lid-Staten ondertekend. De toetreding van Griekenland tot dit verdrag betekent voor de burger en de uitoefening van zijn rechten dat de Gemeenschap op een belangrijk gebied wordt uitgebreid. De ministers van Justitie hebben eveneens gediscussieerd over de ondertekening van een protocol waarbij aan het Hof van Justitie met betrekking tot het Verdrag van Rome van 19juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (2) uitleggingsbevoegdheid wordt verleend. De derde lezing van het gewijzigde voorstel voor een richtlijn betreffende de coördinatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de zelfstandige handelsagenten (3) werd door de ter zake bevoegde werkgroep van de Raad nog niet afgerond. 163. In de Raad werd een inleidend onderzoek en een rapport gewijd aan het ontwerp-verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen betreffende de vaststelling van strafrechtelijke voorschriften voor de bescherming van de belangen van de Gemeenschap en de mogelijkheid te kunnen optreden tegen bepaalde schendingen van de Verdragen (4). De resultaten van dit onderzoek werden aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers medegedeeld. Dit onderdeel van het ontwerp-verdrag geniet nog altijd prioriteit boven het eerste dat betrekking heeft op de strafrechtelijke verantwoordelijkheid en bescherming van de ambtenaren (4). 164. De Commissie heeft haar nauwe samenwerking met de Raad van Europa voortgezet; zo heeft de Groep van Regeringsdeskundigen de tekst goedgekeurd voor een ontwerp-verdrag over het gewone eigendomsvoorbehoud. (') (2) (') (")·
Supplement 2/82 - Bull. EG en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 145. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 135 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 146. PB C 13 van 18.1.1977 en PB C 56 van 2.3.1979. PB C 222 van 22.9.1976 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 147.
16e ALG. VERSLAG EG.
94
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-2
Overheidsopdrachten 165. De Commissie heeft haar onderzoek voortgezet van de problematiek ver bonden aan een bevredigende toepassing van de richtlijnen op het gebied van het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en voor leverin gen (') en heeft waar nodig de procedures ingeleid waarin het EEG-Verdrag ter zake voorziet. Voorts heeft zij bij de Griekse regering stappen ondernomen om dit land de maatregelen te doen nemen die nodig zijn wil dit land zijn bij de toetreding aanvaarde verplichtingen nakomen. De Commissie heeft in het kader van haar actie voor een betere toepassing van de richtlijnen ten behoeve van de ondernemers een brochure verspreid (2) waarbij algemene en praktische inlichtingen worden gegeven over de overheidsopdrachten en de mogelijkheden om hieraan deel te nemen. In ditzelfde verband zullen met ingang van 1 januari 1983 de aankondigingen van overheidsopdrachten in het Supplement van het PB langs telematische weg via het EURONET DIANE-systeem en de verschillende nationale videotekstnetten toegankelijk worden.
Vrij verkeer van personen en van diensten Opheffing van beperkingen 166. Particulieren die meenden te zijn gediscrimineerd op grond van nationaliteit of woonplaats legden hun zaak voor aan de nationale rechter (3). Dit jaar bestu deerde de Commissie twaalf gevallen van inbreuk op het Verdrag die betrekking hadden op bepaalde nationale wetten of voorschriften en die zij onverenigbaar achtte met de bepalingen van het EEG-Verdrag op het stuk van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten.
Wederzijdse erkenning van diploma's Toegang tot economische activiteiten 167. Voor de gezondheidssector keurde de Raad op 26 januari een richtlijn goed (4) tot wijziging van de richtlijnen betreffende de arts (5). De nieuwe richtlijn houdt zich voornamelijk bezig met de deeltijdse opleiding van medische spe(') (2) (3) (") (5)
PB L 185 van 16.8.1971; PB L 13 van 15.1.1977 en PB L 215 van 18.8.1980. Bull. EG 10-1982, punten 2.1.11. en 2.1.12. HvJEG 3.2.1982, zaken 62 en 63/81 - nog niet gepubliceerd. PB L43 van 15.2.1982. PB L 167 van 30.6.1975. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
95
cialisten en wijzigt de voor hun opleiding geldende voorwaarden zo, dat deze gelijkwaardig wordt aan een voltijdse opleiding. Op de richtlijn van 16 juni 1975 werden eveneens technische en formele wijzigingen aangebracht (')· Twee door de Raad goedgekeurde nieuwe richtlijnen zullen de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten in andere handels- of beroepssectoren vergemakkelijken. De eerste, die op 29 juni door de Raad werd goedgekeurd (2), heeft betrekking op de werkzaamheden van bepaalde tussenpersonen op het gebied van het vervoer en van reisbureaubedrijven alsmede van opslagbedrijven ; de tweede op 19 juli goedgekeurde richtlijn (3) heeft betrekking op kappers. Voor de uitvoering van de reeds geldende richtlijnen, verleende de Commissie haar medewerking aan de werkzaamheden van het Comité van Hooggeplaatste Ambtenaren van Volksgezondheid (4) en van de Raadgevende Comités voor de Opleiding van Artsen (5), Verpleegkundigen (6), Beoefenaars der Tandheelkunde O en Diergeneeskundigen (8). Achttien vorderingen wegens schending van negen verschillende richtlijnen werden door de Commissie ingesteld of voortgezet.
Speciale burgerschapsrechten en paspoortenunie 168. De werkgroep van de Raad heeft de behandeling voortgezet van een gewijzigd voorstel vooreen richtlijn inzake het verblijfsrecht (9). Met betrekking tot het uniforme paspoort werd door de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, op 30 juni een resolutie aangenomen (10) die een aanvulling vormt op de resolutie van 23 juni 1981 ( n ) . In het kader van haar actie tot versterking van de interne markt heeft de Commissie op 9 juli ( I2 ) een ontwerp-resolutie bij de Raad ingediend tot verlichting van de personencontrole aan de binnengrenzen van de Gemeenschap. Het Parlement ten slotte heeft op 9 maart (13) een resolutie aangenomen betreffende de bescherming
(') PB L 167 van 30.6.1975. (2) PB L 213 van 21.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.21. (3) PB L 218 van 27.7.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.11. (") Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.12. (5) Bull. EG 6-1982, punt 2.1.19. (6) Buil. EG 4-1982, punt 2.1.9. en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.14. (7) Bull. EG 6-1982, punt 2.1.20. en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.14. (8) Buil. EG 9-1982, punt 2.1.5. (') PB C 188 van 25.7.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 156. (10) PB C 179 van 26.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.22. (") PB C 241 van 19.9.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 154. C2) PB C 197 van 31.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.10. C3) PB C 87 van 5.4.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
96
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
van de rechten van het individu in verband met de technische ontwikkeling op het terrein van de informatieverwerking.
Toerisme 169. De Commissie heeft in juli (') een mededeling aan de Raad gezonden waarin zij deze verzoekt de eerste aanzet voor een communautair beleid op dat gebied goed te keuren. Hoewel het toerisme in de eerste plaats behoort tot de beleidssfeer van de LidStaten, wil de Commissie aan het optreden van de Ge meenschap op dit terrein uitbreiding geven. De Commissie wijst in haar medede ling op enkele aspecten die prioriteit moeten hebben en die beter kunnen worden aangepakt door een onderling op nationaal en op communautair niveau afgestemde actie. Het betreft hier met name de spreiding van het toeristenseizoen, het behoud van het architectonische erfgoed in de minder bevoorrechte gebieden en de bevor dering van het sociale, culturele en het plattelandstoerisme.
Industriële strategie 7 70. De mededeling van de Commissie aan de Raad over een industriële strate gie (2) is het onderwerp geweest van tal van commentaren en besprekingen zowel van de communautaire instellingen als van de sociale partners. Enerzijds heeft de „Industrie"raad op 4 mei (3) een oriënterende bespreking gevoerd over de ten uitvoerlegging van deze mededeling en de Commissie verzocht te gelegener tijd nieuwe concrete voorstellen voor de uitvoering van een communautaire industriële strategie in te dienen. Anderzijds heeft het Parlement een resolutie aangenomen (4) waarin wordt gewezen op de dringende noodzaak van een dergelijke strategie voor het concurrentievermogen van de industrie en de Commissie om concrete voor stellen wordt gevraagd. Zijnerzijds heeft het Raadgevend Comité EGKS eveneens een resolutie aangenomen (5) waarin de voorstellen van de Commissie worden gesteund en op maatregelen tot industriële omschakeling wordt aangedrongen. Ten slotte hebben de sociale partners, zoals het EVV (Europees Verbond van Vakver enigingen) (6) en UNICE (Unie van Industriefederaties der E uropese Ge meenschap) (7) hun steun verleend aan de dringende uitvoering van een industriële strategie en hun prioriteiten aangegeven. (') (2) (3) C) (5) (6) C)
Supplement 4/82 Bull. E G en Bull. E G 61982, punt 1.4.1. Supplement 4/81 Buil. E G en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 129. Bull. E G 51982, punt 2.1.11. PB C 182 van 19.7.1982. PB C 195 van 29.7.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.4.50. Bull. E G 31982, punt 2.4.21. Bull. E G 91982, punt 2.4.17. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
97
IJzer- en staalindustrie 171. De wereldmarkt voor staalprodukten die reeds in 1981 aan depressie onderhevig was, heeft in 1982 een nieuwe verslechtering gekend. Vooral in de Verenigde Staten, doch eveneens in Japan, is het produktiepeil gedaald als gevolg van een vermindering van de binnenlandse vraag en voor Japan van een aanmerkelijke daling van de export tegenover 1981. De Japanse bedrijven die daarenboven geconfronteerd worden met een weliswaar nog geringe, maar concurrerende invoer hebben hun produktie voor de eerste maal sedert 1972 zien dalen beneden het niveau van 100 miljoen ton. In 1982 bedraagt de produktie in de Gemeenschap ongeveer 111 miljoen ton, dit wil zeggen een daling met bijna 11% tegenover 1981. Deze voortdurende teruggang (') is van invloed op de bezettingsgraad die van 63,5% in 1981 is afgenomen tot ruim onder de 60% eind 1982. Ten opzichte van de overeenkomstige perioden van 1981 is de vraag naar staal, na een zwakke toeneming in de eerste twee kwartalen, tegen het midden van het jaar scherp gedaald ; de vraag lag in het derde en vierde kwartaal respectievelijk 11% en 19% onder het niveau van het voorafgaande jaar. In weerwil van de strenge maatregelen ter beheersing van de produktie (2) die door de Commissie het gehele jaar werden gehandhaafd en van de prijsverhogingen in 1981 komt de rentabiliteit van de ondernemingen in de ijzer- en staalsector op termijn nog steeds in het gedrang. Het in ruwstaal-equivalent uitgedrukte nettosaldo van de buitenlandse handel in staalprodukten van de Gemeenschap, is verslechterd wegens de toenemende invoer als gevolg van prijsverhogingen binnen de Gemeenschap en een daling van de export. Van meer dan 20 miljoen ton in 1981 is het gedaald tot iets meer dan 10 miljoen ton in 1982. In de periode 1972-1982 ligt alleen het nettosaldo van 1976 beneden dat van 1982. Derhalve dienen de herstructureringspogingen van de industrie zelf, die erop gericht zijn vraag en aanbod opnieuw in evenwicht te brengen, niet alleen te worden voortgezet, doch ook te worden versterkt ten einde de totale structurele overcapaciteit weg te werken. De werkgelegenheid is als gevolg van de ontwikkeling van de situatie op de staalmarkt verder verslechterd, hoewel de sedert het begin van het jaar genoteerde vertraging in het tempo van de personeelsvermindering lijkt aan te houden, zodat
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 160. ( 2 ) Bull. EG 4-1982, punt 2.1.10; Bull. EG 5-1982, punt 2.1.12 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.24. 16e ALG. VERSLAG EG.
98
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-2
het totaal verlies aan arbeidsplaatsen in 1982 vermoedelijk 26 000 zal belopen (tegen ongeveer 50 000 in 1981). In de context van de toenemende crisis in de Europese ijzer- en staalindustrie en op voorstel van de Commissie heeft de Raad op 8 juni een eensluidend advies uitgebracht (') op grond van artikel 58 van het EGKS-Verdrag over de ontwerpbeschikking van de Commissie betreffende de verlenging van liet produktiequotastelsel met 12 maanden (2). Deze verlenging heeft betrekking op de periode van 1 juli 1982 tot en met 30 juni 1983 en gaat vergezeld van een mogelijkheid tot verlenging van deze periode tot eind 1983 vóór het verstrijken van de termijn van 12 maanden op grond van een rapport van de Commissie. Naar aanleiding van dit eensluidend advies heeft de Commissie op 30 juni het vorige stelsel verlengd (1696/82/EGKS) (3). Dit stelsel werd ingevoerd bij de beschikkingen van 24 juni 1981 (1831/81/EGKS) (4) en 3 juli 1981 (1832/81/EGKS) (5) en omvat respectievelijk vrijwillige produktieverlagingen voor kwartoplaat en stalen strippen alsook voor zware profielen en verplichte quota voor warmgewalst breedband en de daarvan afgeleide produkten, betonstaal en staafstaal. Naast de produkten die reeds onder het stelsel van verplichte quota vallen heeft de beschikking van de Commissie van 30 juni (6) eveneens betrekking op walsdraad (7). In de nieuwe beschikking zijn, evenals in de vorige, quota voor levering op de communautaire markt vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de te voorziene ontwikkeling hiervan. Een systeem van toezicht zal het mogelijk maken na te gaan of de vastgestelde doeleinden in acht worden genomen en geldstraffen op te leggen voor naar behoren geconstateerde overschrijdingen van de produktie- en leveringsquota. In december (8) heeft de Raad een reeks conclusies genomen ter versterking van de huidige crisismaatregelen. De voortdurende verslechtering van de toestand zowel op de wereldmarkt als op de eigen nationale markt voor staalprodukten heeft krachtige reacties teweeggebracht bij één van de handelspartners van de Gemeenschap, de Verenigde Staten ; de Amerikaanse ijzer- en staalbedrijven hebben bij de Amerikaanse autoriteiten een reeks dumping- en subsidiëringsklachten ingediend (9). De onderhandelingen tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten over dit punt hebben geleid tot een algemene regeling ter beperking van de communautaire export van ijzer- en
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9)
Buil. EG 6-1982, punt 2.1.25. Bull. EG 4-1982, punt 2.1.10. PB L 191 van 1.7.1982. PB L 180 van 1.7.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 161. PB L 184 van 4.7.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 161. PB L 191 van 1.7.1982. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.25. Bull. EG 12-1982 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.16. Buil. EG 1-1982, punt 2.2.24. en Buil. EG 6-1982, punt 2.2.42. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
99
staalprodukten naar de Verenigde Staten ('), die door de betrokken Amerikaanse ondernemingen werd geaccepteerd, zodat de klachten tegen de EEG-producenten werden ingetrokken. De regeling waaraan de Raad op 21 oktober zijn goedkeuring heeft gehecht (2), heeft betrekking op de periode van 1 november 1982 tot en met 31 december 1985 en voorziet in een vermindering van de invoer van communautaire ijzer- en staalprodukten op de Amerikaanse markt met 9%, zodat het aandeel van de EEG-producenten op de Amerikaanse staalmarkt voor tien categorieën produkten van 6,4% in 1980 wordt gereduceerd tot 5,75% tegen 31 december 1985. Voor buizen, die van de regeling zijn uitgesloten, werd ingestemd met een briefwisseling tot instelling van een procedure van overleg over de ontwikkeling van de communautaire export naar de Verenigde Staten. Voorts heeft de Gemeenschap haar stelsel van basisprijzen bij invoer vervolledigd door de bilaterale regelingen met veertien derde landen die de voornaamste staalleveranciers van de Gemeenschap zijn voor 1982 te vernieuwen (3). Via deze regelingen, die betrekking hebben op ongeveer 70% van de communautaire import, is de Gemeenschap erin geslaagd te voorkomen dat haar interne staalplan door oneerlijke invoer in het geding komt en tegelijkertijd het traditionele handelsverkeer van staalprodukten te handhaven. De Raad besloot op 22 november de van kracht zijnde externe maatregelen tot eind 1983 te handhaven (3). Met betrekking tot de middellange termijn heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de Algemene Doelstellingen ,,Staal" 1985 ( 4 ): voor 1985 wordt de produktie van ruwstaal op 120,8 miljoen ton geraamd tegenover een capaciteit van ongeveer 200,1 miljoen ton, wat een overcapaciteit van ongeveer 30% betekent. Deze doeleinden zijn vastgesteld uitgaande van verschillende factoren zoals de situatie op de binnenlandse markt, de toestand van de produktiestructuur, de beperkingen als gevolg van de economische situatie en de internationale concurrentie. Zij zullen als basis dienen voor de beoordeling door de Commissie van de herstructureringsplannen en investeringsprogramma's van de ijzer- en staalondernemingen in de Lid-Staten. De Commissie zal de definitieve tekst van de Algemene Doelstellingen vaststellen nadat het Raadgevend Comité EGKS, dat eind 1982 werd geraadpleegd, advies ter zake zal hebben uitgebracht. Wat de herstructurering betreft zal de Commissie zich na mededeling door de Lid-Staten van de toegekende steun, die volgens de steuncode vóór 30 september 1982 moest plaatshebben, een nauwkeurig beeld kunnen vormen van de verdere inkrimpingen die nodig zijn om vraag en aanbod opnieuw in evenwicht te brengen (5). (') (2) (3) C) (5)
Buil. EG 7/8-1982, punten 1.1.2. en 1.1.3. PB L 307 van 1.11.1982 en Buil. EG 10-1982, punten 1.3.1. tot 1.3.4. Nr. 638 van dit Verslag. Bull. EG 10-1982, punt 2.1.15. Nr. 239 van dit Verslag.
16e ALG. VERSLAG EG.
100
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
Het Parlement heeft in november (') een resolutie aangenomen over de bestrijding van de crisis in de Europese staalindustrie. Automobielsector 172. In aansluiting op de initiatieven die zij in 1981 had genomen om bij te dragen tot een oplossing van de vraagstukken waarmee de Europese automobielin dustrie te kampen heeft en die in het document „De E uropese autoindustrie Standpuntbepaling van de Commissie" (2) zijn uiteengezet, heeft de Commissie een reeks gecoördineerde acties aangevangen die gericht zijn op: versterking van de interne markt, met name door een nieuwe aanpak van de normatieve vraagstuk ken: deze algemene benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de wis selwerking tussen veiligheid, verbruik en verontreiniging van voertuigen en wordt uitgegaan van een kosten/batenanalyse van de regelingen, is op drie gebieden in toepassing gebracht (geluid, verontreinigende emissies, veiligheid (biome chanisch programma) ; bevordering van de structurele ontwikkeling van de sector door middel van een onderzoek naar de vraagstukken inzake industriële ombuiging dat thans voor de autoonderdelenindustrie wordt ingesteld en de invoering van een stelsel van toezicht achteraf op de nationale steunmaatregelen ; vergemakkelijking van de mutatie van werknemers via een grondige studie van het verband tussen de industriële aanpassing en de werkgelegenheidsstructuur, die thans nog gaande is; ontwikkeling van de dialoog met de handelspartners van de Gemeenschap : het op dit terrein gevoerde beleid heeft bijgedragen tot een aanmerkelijke vermindering van de import van buitenlandse voertuigen op de communautaire markt. De Commissie bereidt ten behoeve van het Parlement en alle belanghebbenden een syntheseverslag voor waarin het verloop van de sedert haar standpuntbepaling van juni 1981 gevoerde acties in detail wordt weergegeven. Scheepsbouw 173. De reeds jaren in crisis verkerende scheepsbouw wordt met nieuwe moei lijkheden geconfronteerd als gevolg van een ongunstige conjunctuur in de scheep vaart die te wijten is aan een overcapaciteit van de vloten en versterkt wordt door
(') PB C 334 van 20.12.1982. (2) Supplement 2/81 Bull. E G en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 174. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
101
een verzwakking van het handelsverkeer. Zoals vermeld in het Vierde Verslag (') over de toestand in deze sector moet in de komende jaren geen herstel worden verwacht. De Commissie heeft op 16 november bij de Raad een verzoek ingediend (2) om verlenging tot eind 1985 van de vijfde richtlijn (3) betreffende de steunverlening aan deze sector die tot 31 december van kracht is, omdat het nuttig lijkt de hierbij ingestelde regeling voort te zetten. Dit voorstel werd op 21 december (4) aangenomen. Overeenkomstig de verplichtingen die met name in het kader van de OESO door de meeste landen met een belangrijke scheepsbouwindustrie, waaronder Japan, werden aangegaan heeft de Gemeenschap er verder zorg voor gedragen dat haar industrie geen onbillijk deel van de last van de crisis draagt. In deze geest is zij voornemens de landen met een opkomende scheepsbouwindustrie die deze verplichtingen niet zijn aangegaan tot internationale samenwerking op te roepen indien zij storingen op de markt teweegbrengen. Textiel 174. De reeds zorgwekkende toestand in de textiel- en kledingindustrie is tijdens het jaar nog verslechterd: de produktie is na een sterke achteruitgang in 1981 nog verder gedaald ; het verbruik dat verband houdt met de algemene conjunctuur is min of meer gestagneerd terwijl de invoer, weliswaar in vertraagd tempo, een toenemend deel van de communautaire markt veroverde. De Commissie heeft er verder naar gestreefd vaste vorm te geven aan een communautair beleid dat erop gericht is een gunstig economisch klimaat voor de ontwikkeling van deze industrie te scheppen en deze laatste te steunen in haar pogingen om haar concurrentievermogen in stand te houden. De Gemeenschap heeft haar buitenlandse politiek in het licht van deze situatie vastgesteld en zich vooral beijverd om de invoer te beperken, voornamelijk door een vernieuwing van de bilaterale overeenkomsten in het kader van de Multivezelregeling ( s ). Bovendien heeft de Commissie haar werkzaamheden voortgezet ten einde de in sommige Lid-Staten voorgenomen plannen of maatregelen ten behoeve van de textiel- en de confectie-industrie in overeenstemming te brengen met de in haar mededeling van juli 1981 omschreven doeleinden (6).
(') (2) (3) (") (s) (6)
Buil. EG 5-1982, punt 2.1.9. PBC 310 van 27.11.1982. PB L 137 van 23.5.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 218. PB L 371 van 30.12.1982 en Bull. EG 12-1982. Nr. 635 van dit Verslag. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 165.
16e ALG. VERSLAG EG.
102
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
Over het voorstel voor een verordening betreffende de vermelding van de oor sprong op bepaalde ingevoerde textielprodukten ( ' ) werd door het Parlement nog geen definitief advies uitgebracht. De Raad heeft op 16 maart zijn goedkeuring gehecht aan een verordening (2) tot instelling van een regeling voor het passief veredelingsverkeer met landen met lage kosten. Deze verordening beoogt de ontwikkeling van dit verkeer beter te volgen en een zekere convergentie tussen de verschillende LidStaten tot stand te brengen. De Commissie heeft een begin gemaakt met de uitvoering van het tweede onder zoek en ontwikkelingsprogramma op het gebied van de textiel en de kleding (3). Voorts heeft zij haar dialoog met de sociale partners inzake de prioritaire punten van het communautaire industriebeleid die van invloed zijn op de textiel en kledingindustrie, geïntensiveerd. Nieuwe technieken (informatica, telecommunicaties, ...) 175. De Commissie is voortgegaan met de tenuitvoerlegging van het meerja renprogramma op het gebied van de informatica (19791983), waarbij de voor het tweede deel van dit programma (stimulering van toepassingen) uitgetrokken kre dieten in de loop van het eerste kwartaal van 1982 waren besteed. In juni is bij de Raad een voorstel tot uitbreiding van het programma ingediend (4), waarmede een bedrag van 40 miljoen E cu is gemoeid, dat is bestemd voor de stimulering van de technologieoverdracht in verband met ADA en van de projecten inzake transnatio nale informatiesystemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van gedecentraliseerde informatiebanken. Het E conomisch en Sociaal Comité heeft in november (5) advies uitgebracht over dit voorstel. 7 76. Op het gebied van de nieuwe informatietechnieken en meer in het bijzonder in het kader van het CADDIAproject (6) (Cooperation in Automation of Data and Documentation for Imports/Exports and Agriculture) heeft de Raad op 28 juli (7), op voorstel van de Commissie, besloten tot oprichting van een comité van ge bruikers ; een speciale werkgroep heeft een aanvang gemaakt met een studie van de behoeften, van het fiscale aspect, en van de kosten en baten met betrekking tot een programma op lange termijn tot ontwikkeling van het systeem. Het INSISinfor matiesysteem tussen de instellingen verkeert nog in een voorbereidende fase welke ') ) ) ") s ) 6 ) 7 ) 2 3
PB C 93 van 14.4.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 166. PB L 76 van 20.3.1982 en Bull. E G 31982, punt 2.1.20. Nr. 583 van dit Verslag; PB L 367 van 23.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 588. PB C 193 van 28.7.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.1.28. Bull. E G 111982, punt 2.4.24. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 170. PB L247 van 23.8.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
103
zal kunnen leiden tot een voorstel aan de Raad voor een programma op lange termijn. De Raad heeft op 13 december (') zijn goedkeuring gehecht aan de oprichting van een Raadgevend comité van gebruikers dat de Commissie bij de vervulling van haar taak moet bijstaan. / 77. De verordening van de Raad van 7 december 1981 (2) inzake optreden van de Gemeenschap op het gebied van de micro-elektronische technologie, die op 1 januari 1982 in werking is getreden, is gericht op coördinatie van de activiteiten die op dat gebied op nationaal niveau worden gefinancierd en op financiële steun van de Gemeenschap ten behoeve van projecten inzake onderzoek en ontwikkeling in de sector van de CAD (Computer Aided Design) en van de apparatuur voor lithografie en de testapparatuur voor VLSI-schakelingen (VLSI = Very Large Scale Integration). Op een oproep van de Commissie van 20 mei tot de indiening van voorstellen voor projecten (3) zijn tientallen voorstellen binnengekomen waarbij een zestigtal deelnemers, verspreid over ondernemingen, universiteiten en onderzoekcentra in negen landen van de Gemeenschap, zijn betrokken. Na een eerste evaluatie komen voorlopig acht projecten in aanmerking. Voorts is op 18 juni door het Parlement een resolutie aangenomen (4) over de situatie op de Europese markt voor elektronische apparatuur. 7 78. De Commissie heeft met de instanties voor Post- en Telecommunicatie en met de Europese telecommunicatie-'mdustne, vertegenwoordigd doorEUCATEL (European Conference of Associations of Telecommunications Industries) verder besprekingen gevoerd, voornamelijk over de uitbreiding van de activiteiten tot harmonisatie van de apparatuur en de tarieven. Voorts worden de discussies voortgezet die in de Raad worden gevoerd met betrekking tot de voorstellen (5) voor aanbevelingen inzake telecommunicaties. 179. Wegens het belang van de informatietechnologieën voor het concurrentievermogen van het gehele bedrijfsleven in de Gemeenschap heeft de Commissie een Europees strategisch programma voor onderzoek en ontwikkeling (ESPRIT) (6) uitgewerkt in nauw overleg met vertegenwoordigers van de industrie, waarbij voorts het advies werd ingewonnen van de Lid-Staten en de belanghebbenden, met name van de vertegenwoordigers van de kleine en middelgrote ondernemingen en van de universiteiten en de overheidsinstellingen voor onderzoek. Een en ander is (') (2) (3) C) (5) (6)
PB L 368 van 28.12.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 170. PB L 376 van 30.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 170. PB C 130 van 20.5.1982. PB C 182 van 19.7.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.29. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 172. European Strategie Programme for Research and Development in Information Technologies. Nr. 582 van dit Verslag.
16e ALG. VERSLAG EG.
104
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
gericht op de vastlegging van de prioriteiten met betrekking tot vijf onderwerpen : microe lektronica, programmatuurtechnologie ; geavanceerde informatiever werking ; kantoorautomatisering ; volledig computergestuurde produktiesysternen. Op 30 juni heeft de in Luxemburg bijeengekomen Raad van ministers van Onder zoek op basis van een mededeling van de Commissie ( ' ) op de dringende noodzaak van een dergelijk optreden gewezen en de Commissie aangezet haar voorbe reidende werkzaamheden voort te zetten. In een tweede mededeling (2) heeft de Commissie aan de Raad een proeffase van één jaar voorgesteld, die in 1983 zal worden doorlopen, ten einde de ingewikkelde voorzieningen voor de samen werking en voor het beheer van het ESPRITprogramma definitief vast te stellen. Naar aanleiding van de beraadslagingen in de Raad op 4 november (3) heeft de Commissie op 12 november (4) bij de Raad een voorstel ingediend voor een besluit inzake een voorbereidende fase voor een programma van de Gemeenschap voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de informaticatechnieken. Dit voorstel werd op 21 december (5) aangenomen, na advies van het Parlement (6).
Andere bedrijfstakken 180. Alhoewel de Europese luchtvaartindustrie, dank zij een dynamische ont wikkeling en een toegenomen concurrentievermogen, in mindere mate getroffen werd door de crisis in het luchtvervoer, kan een verscherping van de concurrentie op de wereldmarkt en een vertraging van het produktieritme worden verwacht. De Commissie zal in samenwerking met de LidStaten toezien op de naleving van de concurrentievoorwaarden, overeenkomstig de bij de GATTOvereenkomst over de burgerluchtvaart (7) vastgestelde criteria. 7 «57. Voorts heeft de Commissie, naar aanleiding van een resolutie van het Parlement van september 1981 (8) over het ruimtevaartbeleid in de Gemeenschap en de industriële en economische implicaties daarvan, voorbereidingen getroffen voor het uitwerken van een communautaire strategie op lange termijn. 782. De sector werktuigmachines is van strategisch belang voor de economie van de Gemeenschap. In verband met de zeer gespannen situatie die thans in deze ') ) 3 ) 4 ) 5 ) 6 ) 7 ) a ) 2
Buil. E G 51982, punt 2.1.152. Bull. E G 7/81982, punt 2.1.183. Bull. E G 111982, punt 2.1.139. PB C 314 van 30.11.1982. PB L 369 van 29.12.1982. PB C 13 van 17.1.1983. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 558. PB C 260 van 12.10.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
105
bedrijfstak heerst als gevolg van de technologische vooruitgang (verbreiding van machines met numerieke besturing), de geringe produktieve investeringen en de toeneming van de internationale concurrentie, heeft de representatieve organisatie van deze bedrijfstak op Europees niveau de Commissie verzocht haar steun te geven aan de strategie die hij ten uitvoer wil leggen om tot herstel in deze sector te komen. 183. De Commissie heeft de structurele moeilijkheden in de petrochemische industrie van de Gemeenschap aan een onderzoek onderworpen. De situatie wordt sedert enkele jaren gekenmerkt door een aanzienlijke overcapaciteit voor vele belangrijke produkten van deze industrie, hetgeen, gecombineerd met het effect van de algemene economische crisis, de levenskracht van de ondernemingen ernstig bedreigt en financiële verliezen doet ontstaan. Een eerste gedachtenwisseling vond in 1982 plaats tussen de betrokken kringen van het bedrijfsleven en de Commissie. De ondernemingen gaan thans na op welke wijze zij de noodzakelijk geworden vermindering van de aanwezige overcapaciteit ordelijk kunnen doen verlopen en welke omvang deze vermindering moet aannemen. 7 84. Met betrekking tot de schoenen- en lederindustrie heeft de Commissie haar beleid tot opening van de afzetmarkten en vrijmaking van de toegang tot de grondstoffenmarkten voortgezet, daarbij gesteund door de resolutie over de toestand in de Europese schoenenindustrie welke in maart (') door het Parlement werd aangenomen. Ten overstaan van de ernstige moeilijkheden die voortvloeien uit een groeiend protectionisme op de uitvoermarkten van de communautaire produkten heeft de Gemeenschap haar rechten, die berusten op internationale handelsovereenkomsten, doen gelden. 185. In de sector pulp, papier en karton waren de op korte en middellange termijn met het oog op de vrijhandel met de EVA-landen te nemen maatregelen aan de orde. 186. In juli (2) heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een systeem tot aanmoediging van programma's op het gebied van de exploratie van niet-energetische delfstoffen op het grondgebied van de Lid-Staten door mijnbouwondernemingen die in een land van de Gemeenschap gevestigd zijn. Dit voorstel is bij de Raad in behandeling.
(') PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.4.9. ( 2 ) Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.16. 16e ALG. VERSLAG EG.
106
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π2
187. De Commissie heeft naar aanleiding van het initiatiefadvies van het Eco nomisch en Sociaal Comité van 3 juli 1981 (') over de bouwnijverheid, een begin gemaakt met het opstellen van een inventaris van acties betreffende de bouwnijver heid met inbegrip van de weg en waterbouw. Voorts heeft zij werkzaamheden aangevangen op het gebied van energiebezuinigingen in gebouwen en van de beveiliging van bestaande hotels tegen brandgevaar. 7 SS. Op 19 februari (2) heeft het Parlement een resolutie over de situatie van het midden en kleinbedrijf 'm de Gemeenschap aangenomen. In de resolutie worden de voornaamste problemen in het MKB en het ambacht behandeld: financiering, beheer en juridische, fiscale, administratieve en institutionele problemen. Het Parlement verzoekt onder meer „1983 tot jaar van het ambacht en het MKB uit te roepen om ten overstaan van de publieke opinie de hernieuwing van de onderne mingsgeest in de Gemeenschap te bevorderen". De Commissie heeft toegezegd in samenwerking met de Raad, het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité gevolg te zullen geven aan deze resolutie. Zij heeft reeds aan het Parlement een interimverslag doen toekomen waarin zij alle gebieden waarop de Gemeenschap ten behoeve van het MKB optreedt beschrijft. De Commissie zal, na bij alle betrokken partijen advies te hebben ingewonnen, in 1983 conferenties of studieda gen beleggen waarop onderwerpen die voor het MKB van belang zijn, zoals bijvoorbeeld technologische innovatie en de financiering daarvan, zullen worden behandeld om aldus te kunnen komen tot concrete acties. 7S9. De activiteiten van het Bureau voor samenwerking tussen ondernemingen waren afgestemd op vier hoofdpunten: voortzetting van de traditionele activiteiten betreffende individuele toenadering tussen kleine en middelgrote bedrijven van de LidStaten, Spanje en Portugal (3) ; voortzetting van collectieve initiatieven op het gebied van de industriële samenwerking met de organisatie van sectoriële sym posia: in juni (4) te Athene voor de sector agrovoeding en in november te Brussel voor de textiel en kledingindustrie en de ceramische industrie in het kader van de samenwerking EEG/Portugal ; opstelling en verspreiding van de tweede meertalige geharmoniseerde terminologie van de toeleveringsindustrie, sector kunststoffen en rubber. Overeenkomstig het door de werkgroep van regeringsdeskundigen tot uitdrukking gebrachte verlangen heeft het bureau met verschillende organismen in de LidStaten contact opgenomen om te komen tot oprichting van een E uropees centrum voor waarneming van de conjunctuur in de toeleveringsindustrie, dat gebruik maakt van de bestaande beurzen; intensivering van de organisatie van bedrijfstakgewijze opleidings en informatiemissies in de landen van de (') (2) (3) (")
PB C 230 van 10.9.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 175. PB C 66 van 15.3.1982 en Bull. E G 21982, punt 2.1.10. Dertiende Algemeen Verslag, nr. 126 en Bull. E G 7/81980, punt 2.1.21. Bull. E G 61982, punt 2.1.18. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-2
INTERNE MARKT EN INDUSTRIE
107
Gemeenschap ten behoeve van de leiders van de Griekse en Portugese kleine en middelgrote ondernemingen, in samenwerking respectievelijk met de HOMMEH (Griekenland) en de IAPMEI (Portugal). 190. Op de voltallige vergadering van het Comité voor Handel en Distributie van 17 september (') werd de noodzaak tot vervolmaking van de interne markt met nadruk naar voren gebracht. Twee ad hoe-groepen van het comité van respectievelijk automobieldealers en handelaren in onderdelen, werden gevormd om de Commissie te informeren over de problemen die zich thans in de betrokken sectoren voordoen. Drie opleidings- en informatiebijeenkomsten werden georganiseerd voor de vertegenwoordigers van het MKB in de groot- en kleinhandel, alsmede voorde inkoopcoöperaties. De Werkgroep „Regeringsdeskundigen Handel en Distributie" heeft haar werkzaamheden voortgezet en de studie van deze groep over de „veranderingen in de uitrusting van de detailhandel in Europa" werd gepubliceerd (2).
(') Buil. EG 9-1982, punt 2.1.4. (2) Reeks „Handel en Distributie", nr. 8. 16e ALG. VERSLAG EG.
108
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π3
Deel 3
Douaneunie Voornaamste ontwikkelingen 797. De gevolgen van de economische crisis hebben niet alleen in het algemeen de materiële omstandigheden in de Gemeenschap sterk gewijzigd, maar stellen ook de innerlijke samenhang van de douaneunie, waarop de Gemeenschap gegrond vest is, op de proef. Aan de ene kant neemt het gevaar toe dat de LidStaten, als reactie op de crisis, uiteenlopende standpunten ten aanzien van het handelsverkeer met de derde landen gaan innemen. Aan de andere kant groeit op het vlak van het intracommunautaire handelsverkeer de tendens om de douaneformaliteiten en procedures min of meer openlijk als handelsbelemmeringen aan te wenden. 192. H et is duidelijk dat dergelijke tendensen bestaan. De douaneunie lieeft echter reeds een aantal maatregelen getroffen om paal en perk aan dit tweeledig risico te stellen. Zo heeft de instelling van een communautaire regeling voor de economische passieve veredeling van bepaalde textielprodukten de door de dou aneunie naar buiten gevolgde lijn verstevigd. Wat het intracommunautaire handelsverkeer betreft heeft de door de Commissie in 1981 (') geuite en door de Europese Raden van dit jaar bevestigde politieke wil om de formaliteiten en procedures te vereenvoudigen een begin van concretisering gevonden in de toe zending aan de Raad van voorstellen, waarvan de vele aspecten door de ver schillende betrokken partijen zijn bestudeerd. Met het gevaar van een toenemende Iternationalisatie van de markten in de huidige conjunctuur voor ogen wordt een dergelijke hervorming door de Commissie be schouwd als een noodzaak, waarvan de verwezenlijking zal bijdragen tot het behoud van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap.
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 181. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-3
DOUANE-UNIE
109
Eenmaking van de douaneregelingen voor het handelsverkeer met derde landen Gemeenschappelijk douanetarief 193. Zoals ieder j aar vormt de nieuwe uitgave van het GDT welke met ingang van 1 januari 1983 (') van toepassing zal zijn, een bijwerking waarin alle tariefwijzigingen zijn opgenomen, met inbegrip van die welke uit de landbouwregelingen voortvloeien, die in de loop van 1982 in werking zijn getreden. Tegelijkertijd is in dit tarief rekening gehouden met een nieuwe etappe van de tariefverlagingen volgens het in 1979 in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen opgestelde tijdschema (2). 194. De Commissie en de Lid-Staten hebben hun gemeenschappelijke actie om de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het GDT te verzekeren voortgezet. Dit douane-instrument heeft een horizontaal belang voor talrijke gebieden van communautaire activiteit, niet alleen voor het heffen van de douanerechten, maar eveneens voor het opstellen van de statistieken van de buitenlandse handel en de toepassing van verschillende maatregelen op het gebied van het handelsbeleid, het landbouwbeleid, het fiscaal of monetair beleid. Deze werkzaamheden worden geconcretiseerd door het vaststellen van verordeningen van de Commissie en het opstellen van toelichtingen of tariferingen. 795. De indelingsvraagstukken hebben een beslissend effect op de goede werking van de door de Gemeenschap met bepaalde uitvoerende landen met betrekking tot de handel in textielprodukten gesloten overeenkomsten en regelingen. Wanneer er tussen de Gemeenschap en de uitvoerende landen verschillen van mening bestaan ten aanzien van de indeling van een textielprodukt dienen er raadplegingen tussen de partners plaats te vinden ten einde dit geschil uit de weg te ruimen. Gedurende de periode waarin deze raadplegingen plaatsvinden blijft er echter onzekerheid bestaan. De teksten van de nieuwe in het kader van de multi vezelovereenkomst te sluiten overeenkomsten en regelingen brengen verbetering in deze situatie door te bepalen dat in afwachting van de afsluiting van de raadplegingen de mening van de Gemeenschap voorlopig in aanmerking dient te worden genomen. 796. Naast de lopende onderhandelingen met de nieuwe toetredende landen konden de werkzaamheden met betrekking tot het samensmelten in één enkele tekst op basis van de nomenclatuur van het GDT van de douanetarieven van de Gemeenschap, Spanje en Portugal worden beëindigd. Hiermee zijn de technische voor(') PB L318 van 15.11.1982. (2) Dertiende Algemeen Verslag, nrs. 494 en 495 16e ALG. VERSLAG EG.
110
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π3
waarden geschapen om op het ogenblik van de toetreding meteen een aanvang te kunnen maken met de aanpassing aan het GDT en de verlaging van de rechten binnen de uitgebreide douaneunie. 797. De werkzaamheden die moeten leiden tot het invoeren van een nieuw geharmoniseerd systeem voor de omschrij ving en codering van goederen werden in 1982 met actieve deelneming van de Gemeenschap voortgezet. Deze is begonnen met de transpositie van de huidige tariefposten en de daarvoor geldende rechten in de nieuwe nomenclatuur, met het doel zoveel mogelijk de douanerechten op hun in het kader van de GATT geconsolideerde niveau te handhaven. Voorts werd even eens een aanvang gemaakt met de werkzaamheden die erop gericht zijn de tarief informatie toegankelijker te maken door het invoeren van een gecomputeriseerd geïntegreerd douanetarief.
Tariefeconomie 198. Talrijke tariefmaatregelen van tijdelijke of periodieke aard, welke bij ver ordening van de Raad zijn vastgesteld, houden een afwijking van de normale toepassing van het GDT in. Deze maatregelen, die gebaseerd zijn op met derde landen overeengekomen regelingen of een autonoom karakter dragen, leiden tot verlaging of niettoepassing van de douanerechten voor de gehele of gedeeltelijke invoer van een bepaald produkt. Het gaat hier om communautaire tariefcontin genten, tariefplafonds of algehele of gedeeltelijke schorsingen van rechten. 799. In dit kader werden in 1982 elf communautaire tariefcontingenten geopend ingevolge tijdens de multilaterale onderhandelingen in het kader van de GATT door de Gemeenschap gesloten handelsovereenkomsten. Bovendien werden in 144 gevallen communautaire tariefcontingenten geopend of plafonds vastgesteld in gevolge door de Gemeenschap met bepaalde derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten. Bovendien werden veertien autonome tariefcontingenten ge opend ten einde voor bepaalde produkten de bevoorrading van de Gemeenschap tegen gunstige voorwaarden te verzekeren. 200. Met dit zelfde doel, alsmede om in talrijke gevallen het gebruik door de communautaire industrie van produkten van of bestemd voor de invoering van nieuwe technologieën te bevorderen, heeft de Raad besloten de heffing van douane rechten tijdelijk te schorsen voor 1195 produkten of groepen van produkten. De meeste van deze produkten behoren tot de sectoren chemie, plastische stoffen, geneeskunde, elektronica en aeronautica. E en aantal van deze schorsingen had
16e ALG. VERSLAG EG.
II-3
DOUANE-UNIE
111
betrekking op landbouw- en visserijprodukten ten einde een betere voedselvoorziening van de Gemeenschap te verzekeren. 207. Wat de algemene tariefpreferenties betreft heeft de Raad op basis van de voorstellen (') van de Commissie - waarover het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité in oktober (2) hun advies hebben uitgebracht - de verordeningen voor 1983 vastgesteld (3). Zij betreffen praktische aanpassingsmodaliteiten die passen in het kader van het schema voor de periode 1981-1985, dat in december 1980 door de Raad was vastgesteld. Dit schema (4) is bedoeld om de doelmatigheid van het stelsel te verbeteren en een verdeling van de preferentiële voordelen te waarborgen die erop gericht is de industriële ontwikkeling van de minstbedeelde ontwikkelingslanden meer te vergemakkelijken. Daarnaast omvat het schema een vereenvoudiging van de bepalingen met betrekking tot het beheer van het stelsel. Douanewaarde 202. De Commissie heeft haar pogingen voortgezet om de regeling, die gebaseerd is op de Overeenkomst inzake de douanewaarde van goederen die op 1 juli 1980 van kracht is geworden (5), verder te consolideren. Bij verordening van 18 november (6) heeft zij het aantal fruit- en groentesoorten, waarvoor, wanneer zij in consignatie worden geleverd, de douanewaarde op basis van periodiek door de Commissie bijgewerkte eenheidswaarden kan worden bepaald, tot 57 uitgebreid. Door middel van op voorstel van de Commissie door de Lid-Staten gemaakte administratieve afspraken kon voor een tiental praktijkgevallen een uniforme oplossing in de Gemeenschap worden gevonden. Als woordvoerder voor de Gemeenschap heeft de Commissie actief deelgenomen aan de werkzaamheden in het kader van de Comités Douanewaarde binnen de GATT en de IDR. Economische douaneregelingen 203. De Raad heeft op 16 maart, op voorstel van de Commissie van 17 maart 1981 (7), een verordening vastgesteld tot instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielprodukten ') ) ) ") 5 ) 6 ) 7 ) 2
3
PBC 274 van 18.10.1982. PB C 292 van 8.11.1982, PB C 326 van 13.12.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.4.68. PB L363 van 23.12.1982. PB L 354 van 29.12.1980. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 167. PB L323 van 19.11.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 192.
16e ALG. VERSLAG EG.
112
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-3
en kledingartikelen ('). Deze regeling past in het kader van de verlenging van de multivezelovereenkomst en is erop gericht in deze sector de verwerking door middel van passieve veredeling van communautaire produkten in derde landen te onderwerpen aan de bijzondere doelstellingen van het industriebeleid. De ver plaatsing van bepaalde wel afgebakende veredelingshandelingen naar derde landen wordt hiermee afhankelijk gesteld van het doel de produktiekosten in de communautaire ondernemingen te verlichten en aldus de produktie binnen de Gemeenschap te begunstigen. De mogelijkheid om van deze regeling gebruik te maken staat in principe dus slechts open voor produkten van communautaire oorsprong. Een aantal bevoegdheden om uitvoeringsbepalingen vast te stellen is aan de Commissie gedelegeerd. 204. Op het gebied van de actieve veredeling heeft de Commissie een richtlijn vastgesteld betreffende de vaststelling van forfaitaire opbrengstpercentages voor bepaalde handelingen in het kader van het actieve veredelingsverkeer (2). Bo vendien heeft de Commissie aan de Raad voorgesteld (3) een lijst vast te stellen van onder deze regeling verkregen produkten waarvoor de belastingheffing wanneer zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht bijzondere regels dient te volgen. Het Parlement heeft op 25 november zijn advies over dit voorstel uit gebracht (4). Oorsprong van goederen 205. De Raad heeft tijdens zijn vergadering van 19 en 20 juli de Gemeenschap toestemming gegeven haar werkzaamheden met het oog op de vereenvoudiging van de oorsprongregels van toepassing in het handelsverkeer met de EVA-landen voort te zetten (5). Er zijn met succes onderhandelingen gevoerd om met deze landen te komen tot invoering van een alternatieve percentageregel voor de sector mecha nische, elektrische en elektronische produkten. De desbetreffende maatregelen zijn in de Gemeenschap van toepassing geworden bij verordening van de Raad van 21 december (6). Deze regel zou de exporteur vrijstellen van de eis voor ieder bestand deel van een produkt vast te stellen of dit daadwerkelijk van tariefindeling is veranderd tijdens de ondergane verwerking. Het andere voorstel (7) van de Com missie betreffende een vereenvoudiging van de cumulatieregels is nog niet door de Raad goedgekeurd. (') (2) (3) (4) (5) (6) (7)
PB L 76 van 20.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.20. PB L 156 van 7.6.1982. PB C 200 van 4.8.1982. PB C 334 van 20.12.1982. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.49. Bull. EG 12-1982. Dertiende Algemeen Verslag, nr. 147. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-3
DOUANE-UNIE
113
206. De maatregelen ter bestrijding van fraude ten aanzien van de oorsprong van ingevoerde textielprodukten zijn in de loop van het jaar uitgebreid. De nieuwe overeenkomsten en regelingen (') die in het kader van de multi vezelovereenkomst met de uitvoerende landen zijn gesloten omvatten clausules met betrekking tot de methoden van administratieve samenwerking met het doel de belangen van de Gemeenschap te behartigen door een correctie toepassing van de regelingen voor de beperking van of het toezicht op de invoer (2).
Algemene wetgeving 207. De harmonisatiewerkzaamheden op het gebied van de douanewetgeving moeten op langere termijn leiden tot het invoeren van een douanewetboek van de EEG. Alhoewel zij reeds een aanvang heeft gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de conceptie van dit belangrijke werk, is de Commissie niet van plan verandering te brengen in haar huidige werkmethode ; zij zal dan ook de Raad regelmatig voorstellen voor harmonisatieprojecten blijven voorleggen. De Raad heeft op 21 december (3) de hem in 1978 voorgestelde verordening betreffende de tijdelijke invoer van goederen vastgesteld. Die verordening bevat de communautaire voorschriften met betrekking tot de tariefbehandeling voor uit derde landen ingevoerde goederen welke bestemd zijn om na gebruik weder uit de Gemeenschap te worden uitgevoerd (4). In de loop van het jaar heeft de Commissie aan de Raad een voorstel voor een verordening doen toekomen betreffende de vaststelling van de personen die gehouden zijn een douaneschuld te betalen (5). De Commissie heeft eveneens een verordening voorgesteld met betrekking tot de te stellen zekerheden om de betaling van een douaneschuld te waarborgen. 208. Wat betreft de procedure voor het in het vrije verkeer brengen van goederen enerzijds en voor de uitvoer anderzijds heeft de Commissie twee uitvoeringsrichtlijnen (6) van de overeenkomstige basisrichtlijnen (7) vastgesteld.
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Nummer 112 van dit Verslag. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 196 PB L 376 van 31.12.1982 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 12-1982. PB C 340 van 28.12.1982 en Bull. EG 12-1982. PB L 28 van 5.2.1982, PB L 156 van 7.6.1982 en Bull. EG 4-1982, punt 2.1.16. PB L 205 van 13.8.1979 en PB L 83 van 30.3.1981.
16e ALG. VERSLAG EG.
114
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-3
209. Naar aanleiding van het advies van het Parlement (') heeft de Raad op 24 juni (2) de verordening van 2 juli 1979 (3) betreffende terugbetaling of kwijt schelding van in- of uitvoerrechten gewijzigd. Deze wijziging maakt het moge lijk de rechten terug te betalen in bepaalde gevallen waarin de in de basisver ordening neergelegde procedureregels niet geheel en al zijn nageleefd. Bovendien verleent zij aan de Lid-Staten de mogelijkheid lagere bedragen terug te betalen dan het in de oorspronkelijke verordening vastgestelde minimum. De Commissie heeft op 30 september (4) de uitvoeringsbepalingen ter zake dienovereenkomstig gewijzigd. 270. Op het gebied van de douanevrijstellingen heeft de Raad, in afwachting van het invoeren van de in 1979 door de Commissie voorgestelde globale commu nautaire regeling (5) de transpositie in communautair recht voltooid van het Protocol van Nairobi, dat in het kader van de UNESCO-overeenkomst (Over eenkomst van Florence) inzake de invoer met vrijstelling van rechten van voor werpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard (6) was goed gekeurd. Op 14 juni (7) heeft de Raad drie besluiten vastgesteld welke het de Gemeenschap mogelijk maken toe te treden tot drie overeenkomsten welke op initiatief van de Raad van Europa zijn uitgewerkt en die betrekking hebben op de invoer met vrijstelling van rechten van verschillende artikelen die voor genees kundige doeleinden worden gebruikt.
Vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in verband met het intracommunautaire handelsverkeer 277. In het kader van de politieke actie welke de Commissie heeft ondernomen met het oog op de versterking van de interne markt van de Gemeenschap heeft zij de Raad op 9 juli (8) een voorstel voor een verordening voorgelegd betreffende de vereenvoudiging van de formaliteiten in het handelsverkeer binnen de Ge meenschap, alsmede twee aanvullende voorstellen voor een aantal technische aanpassingen aan bestaande voorschriften, met name op het gebied van het communautair douanevervoer. Een derde aanvullend voorstel met betrekking tot een model voor een aangifteformulier werd op 20 december door de Commissie goedgekeurd. (') (2) (3) (") (5) (6) (7) (8)
PB C 182 van 19.7.1982. PB L 186 van 30.6.1982. PB L 175 van 12.7.1979. PB L 279 van 1.10.1982. PB C 4 van 7.1.1980. PB L 134 van 31.5.1979 en PB L 74 van 18.3.1982. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.39 PB C 203 van 6.8.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.10. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-3
DOUANE-UNIE
115
Het doel van deze voorstellen is de genoemde formaliteiten te vereenvoudigen door de administratieve procedures zodanig te wijzigen dat zij gemakkelijker door de gebruikers kunnen worden toegepast. Daartoe wordt met name een vereenvoudiging van de documenten ingevoerd welke tot doel heeft één enkel administratief document in de plaats te stellen van de verschillende douaneaangiften die momenteel in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebruikt voor de verzending, het intern communautair douanevervoer en het in het vrije verkeer brengen van communautaire goederen, in de zin van het Verdrag, of het plaatsen van deze goederen onder iedere andere gevraagde regeling in de Lid-Staat van bestemming. 212. Aangezien op het gebied van het communautair douanevervoer de hervormingsvoorstellen voor deze regeling, welke in 1979 (') zijn voorgelegd, nog steeds geen gunstig onthaal hebben gekregen, had de Raad zich er eind 1981 (2) mee vergenoegd over te gaan tot een aantal aanpassingen van de werkingsmodaliteiten van deze regeling. Op het niveau van de Commissie werd de actie tot vereenvoudiging van de regelingen voor het communautair douanevervoer gekenmerkt door het vaststellen van een aantal bepalingen (3) welke met name tot gevolg hadden de formaliteiten bij het gemengd rail-wegvervoer, alsmede de inklaring van spoorwegwagons aanzienlijk te versoepelen. Voorts heeft de Commissie op 11 juni (4) besloten het certificaat inzake goederenverkeer DD3, dat overbodig was geworden, afte schaffen. De pogingen welke werden ondernomen om het functioneren van de systemen van zekerheidsstelling te versoepelen werden voortgezet. Tenslotte werd een aanvang gemaakt met de bestudering van de resultaten van de door de Commissie in samenwerking met de Lid-Staten ondernomen enquête met betrekking tot het functioneren van het communautair douanevervoer. 213. Op het vlak van de buitenlandse betrekkingen werden de in december 1981 (5) in het kader van de overeenkomsten tussen de Gemeenschap, Zwitserland en Oostenrijk betreffende de toepassing van de voorschriften met betrekking tot het communautair douanevervoer vastgestelde maatregelen, die er met name op gericht waren de administratieve bijstand tussen de overeenkomstsluitende partijen uit te breiden, namens de Gemeenschap goedgekeurd (6). Anderzijds werd er vooruitgang geboekt bij de pogingen om het handelsverkeer met Griekenland via Zwitserland of Oostenrijk te vergemakkelijken (7).
(') (2) (3) (") (5) (*) (7)
PB C 241 van 26.9.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 150. PB L383 van 31.12.1981. PB L 161 van 12.6.1982. PB L 182 van 26.6.1982. PB L383 van 31.12.1981. PB L 19 van 27.1.1982. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.34.
16e ALG. VERSLAG EG.
116
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-3
214. De Commissie heeft, naar aanleiding van het advies van het Parlement van 22 januari (') het voorstel voor een verordening tot instelling van een regeling voor intracommunautair verkeer van goederen bestemd om tijdelijk te worden ge bruikt (2) gewijzigd (3).
Versterking van de structuren van de douane-unie 275. Voor het vervullen van haar taken maakt de moderne administratie steeds meer gebruik van de informatica. Met het oog op een rationalisatie van hun werkzaamheden zijn de douaneadministraties van de Lid-Staten, ieder in ver schillende mate, bezig hun eigen informatiesystemen te ontwikkelen. Alleen echter al het feit dat deze systemen een verschillende ontwikkeling kennen heeft een ongunstige invloed op de homogeniteit van de structuren van de douane-unie. De communautaire instanties dienen zich in deze evolutie te interesseren, al was het slechts om bij het uitwerken van hun voorstellen rekening te kunnen houden met de nieuwe eisen op dit gebied. Er dient ook zorg te worden gedragen dat een dialoog tussen de verschillende nationale systemen mogelijk is en dat de mogelijkheden die deze bieden om de administratieve samenwerking op douanegebied te versterken worden benut. De in dit verband in 1982 door de Commissie ondernomen werk zaamheden hebben betrekking op de computerisatie van het communautair dou anevervoer en de uitwisseling tussen de Lid-Staten en de Commissie van dringende gegevens met betrekking tot de invoer en de uitvoer.
(') PB C 40 van 15.2.1982. (2) PB C 227 van 8.9.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 201. (3) PB C 247 van 21.9.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.37. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-4
MEDEDINGINGSBELEID
117
Deel 4
Mededingingsbeleid o Voornaamste ontwikkelingen 216. Bij de Commissie worden door de Lid-Staten steeds meer steunmaatregelen aangemeld waarvan de oorzaak moet worden gezocht in de toenemende recessie. De voor deze steun aangewende middelen drukken steeds zwaarder op de begroting van de Lid-Staten in een periode waarin algemeen getracht wordt het begrotingstekort terug te dringen. De Commissie is van oordeel dat het haar taak is van de haar door het Verdrag op dit gebied verleende bevoegdheden volledig gebruik te maken. Daarbij houdt zij er rekening mede dat bepaalde steunmaatregelen, zoals die ter bevordering van de research of de investeringen van het midden- en kleinbedrijf alsmede steunmaatregelen ten behoeve van de achtergebleven gebieden voor de economische ontwikkeling een stimulans kunnen betekenen in het belang van de Gemeenschap, terwijl andere steunmaatregelen protectionistisch kunnen zijn. De Commissie dient er derhalve op toe te zien dat de toegestane steun terecht komt in economisch gezonde sectoren en niet wordt gebruikt voor de instandhouding van verouderde structuren zodat de moeilijkheden in verband met de produktie en de werkgelegenheid onvermijdelijk van de ene Lid-Staat op de andere worden afgewenteld. In 1982 zijn de regels voor steun aan de staalindustrie volledig toegepast en de Raad heeft het voorstel van de Commissie aanvaard om de geldigheidsduur van de vijfde richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw te verlengen. De Commissie heeft een begin gemaakt met de herziening van de coördinatiebeginselen voor regionale steun en voorstellen uitgewerkt om de steun voor de ontwikkelingsresearch en steun ten behoeve van de energie in een communautair kader te plaatsen. Ten einde de samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen nog meer te bevorderen heeft de Commissie de vrijstellingsverordening voor specialisatieovereenkomsten uitgebreid tot overeenkomsten inzake gemeenschappelijke produktie. Voor meer rechtszekerheid van de ondernemingen en om betere waarborgen te krijgen voor een objectieve beoordeling van de behandelde gevallen heeft de Commissie haar administratieve procedure op verscheidene punten herzien.
(') De werkzaamheden op het gebied van het mededingingsbeleid zullen nader worden behandeld in het „Twaalfde Verslag over het Mededingingsbeleid" dat in april 1983 zal verschijnen. 16e ALG. VERSLAG EG.
118
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π4
Algemene regels voor ondernemingen 277. De Commissie heeft op 23 december een nieuwe verordening vastgesteld inzake de toepassing van artikel 85, lid 3 van het E E GVerdrag op groepen specialistieovereenkomsten ('), die op 1 januari 1983 van kracht wordt. Hierin komen de hoofdlijnen van de voorgaande verordening, die geldt voor het midden en kleinbedrijf, terug terwijl de nieuwe verordening tevens geldt voor specialisatie in de vorm van gemeenschappelijke produktie. 27S. De geldigheidsduur van de Verordening betreffende de vrijstelling van alleenverkoopovereenkomsten 47/67/E E G die op 31 december 1982 afloopt, is verlengd tot en met 30 juni 1983 (2). De publikatie van twee ontwerpen (3) die de huidige voorschriften zouden moeten vervangen door twee verordeningen betref fende respectievelijk de alleenverkoop en de exclusieve afnameovereenkomsten heeft zoveel reacties opgeroepen dat deze ontwerpen opnieuw moeten worden behandeld. 279. Ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak „kwekers rechtmaïszaad" (s) heeft de Commissie haar ontwerpverordening betreffende vrijstelling van octrooilicentieovereenkomsten gewijzigd, en aangegeven onder welke voorwaarden de beperkte territoriale bescherming van de licentiehouder niet valt onder het bereik van "artikel 85, lid 1. Dit ontwerp zal het Adviescomité voor een tweede raadpleging worden voorgelegd. 220. Over de voorstellen voor een verordening betreffende de controle op con centraties (5), betreffende het luchtvervoer (6) en het zeevervoer (7) is door het Parlement (8) advies uitgebracht. De voorstellen op de twee laatste gebieden werden eveneens in het kader van de Raad besproken. 227. De Commissie heeft op 1 september de functie van adviseurauditeur ingesteld (9) met het oog op een vlot verloop van de hoorzittingen en om bij te dragen tot de objectiviteit van de eindbeschikking. De Commissie heeft tevens de voorwaarden vastgelegd voor de toegang tot de dossiers van bij een procedure
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (»)
PB L 376 van 31.12.1982. PB L373 van 31.12.1982. PBC 172 van 10.7.1982. Arrest van 8.6.1982, zaak 25878, nr. 854 van dit Verslag. PB C 92 van 31.10.1973 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 207. PB C 317 van 3.12.1982. PB C 282 van 5.11.1981. PB C 182 van 29.7.1982. PB C 251 van 25.9.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.29. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-4
MEDEDINGINGSBELEID
119
betrokken ondernemingen alsmede de regels die moeten worden in acht genomen tijdens verificaties bij ondernemingen.
Toepassingen van de mededingingsregels op ondernemingen (') 222. In 1982 zijn 9 beschikkingen gegeven tot toepassing van de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag 9 beschikkingen tot toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag en 4 procedurebeschikkingen op basis van Verordening nr. 17. Op laatstgenoemd gebied zijn 385 zaken zonder beschikking geregeld na aanpassing van de betrokken overeenkomsten aan de concurrentieregels van het EEG-Verdrag, de ontbinding of het aflopen ervan. Op 31 december 1982 waren, rekening houdend met nieuw binnengekomen gevallen, 4 199 zaken hangende, waarvan 3 175 verzoeken of aanmeldingen, 259 klachten van ondernemingen en 225 ambtshalve ingeleide procedures. Van de nog bij de Commissie aanhangige aanmeldingen of verzoeken betreffen ongeveer 64 % licentieovereenkomsten, 25 % verkoopovereenkomsten en 11 % zogenaamde „horizontale" overeenkomsten (2). 223. De Commissie heeft verscheidene beschikkingen gegeven tot toepassing van artikel 85, lid 1, ten aanzien van kartels. De Commissie is opgetreden tegen kartelafspraken die de verkoop van sigaretten in Nederland regelden waarbij vrijwel alle fabrikanten en handelaren op deze markt zijn betrokken. Aan de fabrikanten en importeurs die waren betrokken bij prijsafspraken (SSI) zijn geldboetes opgelegd (3). De Commissie heeft eveneens een geldboete opgelegd aan een vereniging ter bevordering van de belangen van wijnbouwers en handelaars in cognac die overeenkomsten hadden gesloten tot vaststelling van de minimumprijzen voor de verkoop van dit produkt (UGAL-BNIC) (4). De Commissie heeft eveneens enkele beperkende kartels verboden in de sector walserijprodukten en legeringen van zink waarbij de belangrijkste producenten in Frankrijk, Duitsland en België betrokken waren. Aan twee hierbij betrokken ondernemingen werd een geldboete opgelegd wegens onderling afgestemde gedragingen, gericht op bescherming van hun nationale markten (walserijprodukten en legeringen van zink) (4) 224. Op het terrein van de distributie heeft de Commissie haar beleid voortgezet inhoudende dat belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer worden verboden. Zo heeft de Commissie een geldboete opgelegd van de dochter(') Voor de arresten van het Hof van Justitie op het gebied van de mededinging zie nrs. 852 tot 856 van dit Verslag. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 208. (3) Beschikking van 15.7.1982, PB L 232 van 6.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.30. (4) Beschikking van 14.12.1982 en PB L 362 van 23.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
120
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π4
maatschappij van een Japans concern die één van haar wederverkopers de uitvoer van hifiprodukten had verboden. De Commissie nam als verzachtende omstandig heden in aanmerking dat maatregelen zijn genomen om het distributiebeleid van het concern in de EEG te regelen (National Panasonic UK) ('). De Commissie heeft zich eveneens gekant tegen het verbod van wederverkoop van ongebrande koffie dat was opgenomen in door de Federación Nacional de Cafeteros de Colombia met koffiebranders in de EEG gesloten overeenkomsten (Cafeteros de Colombia (2). 225. Wat de toelaatbare vormen van samenwerking betreft in de zin van artikel 85, lid 3 van het E E GVerdrag heeft de Commissie een gunstige beschikking gegeven ten aanzien van de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de fabricage en de afzet van radioactief materiaal (AmershamBuchler) (3). De Commissie heeft voorts de geldigheidsduur van de vrijstellingsbeschikking ten behoeve van de regeling inzake de internationale jaarbeurzen van het bureau, waarbij de nationale associaties van automobielconstructeurs (BPICA) (4) in Eu ropa zijn aangesloten, verlengd. Op het terrein van deovereenkomsten inzake industriële en commerciële eigendom, heeft de Commissie de concurrentiebeperkingen verboden die voortvloeiden uit een zogenaamde overeenkomst tot beperking van het gebruik van handelsmerken, welke beperkingen niet werden gerechtvaardigd door een ernstig gevaar voor verwarring en zij heeft ter zake van een nietbetwistingsclausule, die zelfs van kracht was indien het merk niet werd gebruikt, een geldboete opgelegd (TOLTECS DORCET) (5). 226. Bij de toepassing van artikel 86 opmisbruik van een machtspositie, heeft de Commissie vastgesteld dat de onderneming die in het Verenigd Koninkrijk belast was met het beheer van telecommunicatiesystemen misbruik had gemaakt van haar machtspositie doordat zij de doorzending van telexberichten van en naar andere landen verboden (British Telecommunications) (6). Op grond van haar bevoegdheid van controle op concentraties op E GKSgebied (artikel 66 van het EGKSVerdrag) heeft de Commissie goedkeuring verleend voor een aantal concentraties in de kolen en staalsector (7). (') (2) (3) («) (5) (6) (7)
Beschikking van 7.12.1982 en PB L 354 van 16.12.1982. Beschikking van 10.12.1982 en PB L 360 van 21.12.1982. Beschikking van 29.10.1982, PB L 314 van 10.11.1982 en Buil. E G 101982, punt 2.1.2. Beschikking van 30.4.1982, PB L 156 van 7.6.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.17. Beschikking van 9.12.1982. Beschikking van 10.12.1982 en PB L 360 van 21.12.1982. CockerillSambre, beschikking van 24.3.1982, Bull. EG 31982, punt 2.1.27. Usinor, Sacilor, Normandie, beschikking van 2.4.1982, PB L 139 van 19.5.1982. British Steel Lang. London Works Steel Co. Ltd., Llanelli Steelworks, beschikking van 8.8.1982, Bull. E G 7/81982, punt 2.1.34. FinsiderTeksid, beschikking van 22.9.1982, Bull E G 91982, punt 2.1.17. Sheffield Forgemasters, beschikking van 10.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-4
MEDEDINGINGSBELEID
121
De Commissie heeft verscheidene beschikkingen gegeven in verband met procedurevraagstukken. Zij heeft met name voor de eerste maal gebruik gemaakt van haar bevoegdheid voorlopige maatregelen te treffen tot toepassing van de artikelen 85 en 86 door een automobielfabrikant te gelasten de verkoop in Duitsland van automobielen met rechts stuur te hervatten (Ford Werke AG) (l).
Toepassing van de mededingingsvoorschriften op interventies van de staten Algemene steunmaatregelen 227. De Commissie heeft in 1982 enige malen moeten optreden met betrekking tot bepaalde individuele gevallen van toepassing van algemene regelingen voor investeringssteun in de Lid-Staten. Zij heeft met name eindbeslissingen gegeven waarin zowel steun waarvan de verlening niet was gebonden aan een tegenprestatie van de begunstigde in het communautair belang als steun voor de intracommunautaire export werd verboden. 228. Voorts heeft de Commissie, daar de Italiaanse regering niet binnen de gestelde termijn de beschikking van de Commissie van 15 december 1980 (2) betreffende de gedeeltelijke fiscalisatie van werkgeversbijdragen aan het ziekteverzekeringsstelsel was nagekomen, zich tot het Hof van Justitie gewend (3).
Steunmaatregelen met sectoriële strekking 229. De Commissie heeft zich op het gebied van de sectoriële steun in hoofdzaak beziggehouden met in moeilijkheden verkerende of crisissectoren. 230. Wat de scheepsbouw betreft, verstrijkt de vijfde richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw, die op 28 april 1981 door de Raad is vastgesteld (4), op 31 december 1982. Minder dan twintig maanden na de inwerkingtreding van de vijfde richtlijn blijkt de balans van de toepassing die van de voorafgaande richtlijnen daarvan te bevestigen,
(') Nr. 855 van dit Verslag; beschikking van 18.8.1982, PB L 256 van 2.9.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.3. (2) PB L 264 van 8.10.1980. 3 ( ) PB C 249 van 23.9.1982. (4) PB L 137 van 23.5.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 218. 16e ALG. VERSLAG EG.
122
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π4
ni. dat een specifieke regeling het mogelijk heeft gemaakt een aantal herstructure ringsacties ten uitvoer te leggen die zullen bijdragen tot het weer concurrerend maken van de Europese scheepsbouw ; ook kan hierdoor het tegen elkaar opbieden op het gebied van steunverlening worden voorkomen en een aantal arbeidsplaatsen worden gehandhaafd. Gezien de aanhoudende crisis in deze sector en de noodzaak steun te geven aan de door de scheepswerven van de Gemeenschap gedane inspanningen ter sanering en consolidatie van hun situatie en ten einde de sociale en economische gevolgen van de structurele aanpassing te beperken, heeft de Raad op 21 december ('), op voorstel van de Commissie (2) en na van het Parlement verkregen advies besloten de vijfde richtlijn tot 31 december 1984 te verlengen. 231. Bij de beoordeling van de steun ten behoeve van de textiel en kledingsector heeft de Commissie zich bij haar beleid laten leiden door twee vaste richtsnoeren, nl. erop toe te zien dat de steun in de huidige crisisperiode daadwerkelijk enerzijds bijdraagt tot een herwinning van het mededingingsvermogen van de ondernemingen door een effectieve herstructurering en de facto niet neerkomt op zuiver conserverende maatregelen en anderzijds te voorkomen dat de door een LidStaat verleende steun per slot van rekening ten gevolge heeft dat de problemen met betrekking tot de werkgelegenheid en het onvoldoende mededingingsver mogen van een land van de Gemeenschap naar een ander worden overgebracht. 232. Op basis van deze beginselen heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2 van het EEGVerdrag in te leiden ten aanzien van een nieuwe, in Frankrijk ingestelde sectoriële steunregeling, die met name een verlichting van de sociale lasten van de ondernemingen in deze sector inhield (4). In deze geest is zij ook bezig met het onderzoek van een Italiaanse wet die in steunverlening van deze sector voorzag. Tenslotte heeft de Commissie een bepaald aantal individuele gevallen die in het kader van de door haar voor 1982 goedgekeurde Belgische sectoriële regeling, bij haar waren aangemeld aan een onderzoek onderworpen en dienaangaande een beslissing genomen (5). 233. Voorts is de Commissie voornemens over te gaan tot een periodieke en homogene verificatie van de toepassing van alle nationale steunmaatregelen waar voor de textiel en kledingsector in aanmerking kan komen.
(') (2) (3) (") (5)
PB L371 van 30.12.1982. PB C 310 van 2.7.1982 en Bull. E G 101982, punt 2.1.26. PB C 13 van 17.1.1983. Bull. E G 51982, punt 2.1.19. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 219 en Bull. E G 51982, punt 2.1.20. 16e ALG. VERSLAG EG.
Ii-4
MEDEDINGINGSBELEID
123
234. Ter zake van de ijzer- en staalindustrie treedt de Commissie op in het kader van de in deze sector ingevoerde steuncode ( ' ) · Overeenkomstig het daarin gestelde tijdschema moesten de Lid-Staten uiterlijk op 30 september 1982 al hun steunvoornemens aan de Commissie mededelen. Bij haar eerste onderzoek van de aldus aangemelde gevallen heeft de Commissie vastgesteld dat de in de herstructureringsplannen voorziene capaciteitsverminderingen kunnen worden becijferd op ca. 14 miljoen ton. Daar de Commissie van oordeel was dat de gedane of voorgenomen inspanningen onvoldoende waren, heeft zij de goedkeuring voor de verlening van de steun in de meeste gevallen geblokkeerd. Zij zal uiterlijk op 30 juni 1983 haar eindbeslissing inzake deze steun moeten nemen.
Steunmaatregelen met regionale strekking 235. De Commissie heeft ingevolge artikel 93, lid 2, eerste alinea van het EEG-Verdrag twee beschikkingen gegeven, respectievelijk gericht tot het Koninkrijk België en het Koninkrijk Denemarken ; zij betreffen beide een in de bovengenoemde landen voorgenomen nieuwe afbakening van ontwikkelingszones, de eerste in toepassing van de wet inzake de economische expansie van 30 december 1970 (2) en de tweede in toepassing van de bij wet nr. 219 van 7 juni 1972 (3) ingevoerde regeling. In beide gevallen heeft de Commissie, gezien de sociaaleconomische situatie van de betrokken gebieden, de indeling van bepaalde steunzones aanvaard en die van een aantal andere afgewezen; zij heeft een tijdslimiet gesteld aan de indeling van verschillende andere gebieden enin weer andere het peil van de voorgenomen steun verminderd. 236. Voorts heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EEG-Verdrag ingeleid ten aanzien van de door de Franse regering aangemelde nieuwe steunregeling voor de regionale ontwikkeling houdende verlening van een ruimtelijke ordeningspremie(4), alsmede ten aanzien van verschillende maatregelen uit hoofde van twee van de Nederlandse steunregelingen met regionale strekking, de IPR (Investeringspremieregeling), en de WIR (Wet Investeringsrekening) (5), als voorzien in het door de Nederlandse regering medegedeelde herziene programma voor het regionaal sociaal-economisch beleid voor de periode 19811985. In de beide onderhavige gevallen betwist de Commissie verschillende geografische toepassingsgebieden en bepaalde steunniveaus. Voorts heeft de
(') (2) (3) (") (5)
Vijftiende PB L 312 PB L 290 PB C 175 PB C 175
Algemeen Verslag, nr. 217 en PB L 228 van 13.8.1981. van 9.11.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.38. van 14.10.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.39. van 13.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.45. van 13.7.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.18.
16e ALG. VERSLAG EG.
124
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π4
Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EEGVerdrag, die ten aanzien van het tiende kaderplan was ingeleid, uitgebreid tot het elfde kaderplan van de Gemeinschaftaufgabe, ten einde hetzelfde voorbehoud dat zij reeds t.a.v. het voorgaande kaderplan had uitgesproken, te doen gelden. 237. Ten slotte heeft de Commissie zich gunstig uitgesproken ten aanzien van een speciaal Duits steunprogramma, dat in het kader van het elfde kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe werd aangemeld en dat gericht is op de schepping van arbeidsplaatsen op arbeidsmarkten, die ernstig door de herstructurering van de ijzer en staalindustrie zijn getroffen. Nationale monopolies van commerciële aard 238. Met betrekking tot het Franse monopolie voor verwerkte tabak, had de Commissie eind 1981 besloten haar beroep bij het Hof van Justitie op te schor ten ('). De Franse regering heeft zich namelijk verbonden om de in het met reden omklede advies bedoelde noodzakelijke maatregelen te nemen, welke in de periode 1982 einde 1983 van kracht zullen worden. Sommige van deze maatregelen worden inmiddels overeenkomstig het opgestelde tijdschema genomen. De Commissie meent dat onverminderd de rechtstreekse toepassing van artikel 37 van het E E GVerdrag de maatregelen waartoe de Franse regering zich heeft verbonden geschikt zijn om het Franse, monopolie met het bepaalde in het E E GVerdrag in overeenstemming te brengen. 239. Met betrekking tot de Italiaanse monopolies voor verwerkte tabak en voor lucifers heeft de Commissie, rekening houdend met de verplichtingen die ook de Italiaanse regering op zich heeft genomen, besloten om zoals hiervoor met Frankrijk het geval was het beroep bij het Hofvan Justitie op te schorten, althans voor wat betreft de meeste aspecten van deze zaak. Ook in dit geval werden door de Italiaanse regering inmiddels een aantal maatregelen genomen voor de aanpassing van de monopolies. De Commissie heeft daarentegen wel een beroep bij het Hofvan Justitie aanhangig gemaakt (zaak 78/82) over het probleem van de bepaling van de marges voor de verkooppunten, aangezien hierover geen overeenstemming werd bereikt. 240. Met betrekking tot de aanpassing van de Griekse monopolies heeft de Commissie tot dusverre nog niet de noodzakelijke inlichtingen verkregen om te
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nrs. 223 en 224. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-4
MEDEDINGINGSBELEID
125
kunnen nagaan of het bepaalde van artikel 40, leden 1 en 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Helleense Republiek ( ' ) in acht werd genomen ; zij zag zich dan ook genoopt op 8 juli 1982 ten aanzien van de Griekse regering de procedure van artikel 169 van het EEG-Verdrag in te leiden.
Openbare bedrijven 241. Na het van kracht worden van de richtlijn betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen Lid-Staten en openbare bedrijven van 25 juni 1980 (2) en het arrest van het Hof van Justitie van 6 juli in de gevoegde zaken nrs. 188 tot 190/80 (Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk tegen de Commissie) (3) is de Commissie overgegaan tot het onderzoek van de geldende nationale voorschriften die volgens de betrokken landen nu reeds geschikt zouden zijn om aan de gestelde voorwaarden te voldoen en dus aan de genoemde richtlijn zouden beantwoorden. De Commissie heeft op 17 december de Lid-Staten ervan in kennis gesteld dat zij op grond van genoemde richtlijn zal overgaan tot het onderzoek van de financiële betrekkingen met de openbare bedrijven in gevoelige sectoren.
(') PB L291 van 19.11.1979. (2) PB L 195 van 29.7.1980. (3) Veertiende Algemeen Verslag, nr. 195 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 225. 16e ALG. VERSLAG EG.
126
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π5
Deel 5
Financiële instellingen en belastingen Voornaamste ontwikkelingen 242. De recente gebeurtenissen waardoor de Europese bankwereld in beroering is gebracht zijn tot uiting gekomen in een zekere versnelling van de lopende werkzaamheden, die erop gericht zijn dergelijke crises te voorkomen door de uitoefening van het toezicht te vergemakkelijken. Wat de op het gebied van effecten werkzame instellingen betreft, waren de werkzaamheden gericht op de opstelling van een werkprogramma in nauwe samenwerking met de belanghebbende kringen. Daarnaast zijn studies verricht om de totstandbrenging van een Europese effectenmarkt te vergemakkelijken. Wat de verzekeringen betreft hebben de helaas niet met succes bekroonde in spanningen in het kader van de Raad ten behoeve van de vaststelling van het voorstel voor een tweede coördinatierichtlijn schadeverzekering (l), dat ten doel heeft de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten te ver gemakkelijken, de bespreking van alle andere voorstellen aanzienlijk vertraagd. Op het fiscale vlak heeft de Commissie, daar met betrekking tot het dossier inzake de belastingheffing op alcoholhoudende dranken geen beleidsmaatregelen zijn ge nomen, zich ertoe genoopt gezien nieuwe inbreukprocedures in te leiden. Dit gebrek aan besluitvorming deed zich ook op het gebied van de directe belastingen gevoelen. Zo zijn de voorstellen voor richtlijnen van 1969 betreffende de grens overschrijdende fusie van vennootschappen en de regeling van moedermaatschap pijen en dochterondernemingen uit verschillende LidStaten (2), die beogen de fiscale voorwaarden voor een industriepolitiek op communautaire schaal te schep pen, ondanks verschillende resoluties van de Raad nog steeds niet vastgesteld. Dit is ook het geval met betrekking tot het zeer belangrijke voorstel voor een richtlijn van 1975 betreffende de harmonisatie van de stelsels van vennootschapsbelasting en van de bronheffingen op dividenden op basis van een gemeenschappelijk stelsel van verrekening (3), dat van zeer groot belang is in het kader van de belasting harmonisatie in de Gemeenschap en ook een voorafgaande voorwaarde vormt voor (') PB C 32 van 12.2.1976. (2) PB C 39 van 22.3.1969. (3) PB C 253 van 5.11.1975. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-5
FINANCIËLE INSTELLINGEN EN BELASTINGEN
127
de schepping van een Europese ejfectenmarkt. De situatie is uiterst zorgwekkend, aangezien zij de totstandbrenging van een werkelijke interne markt vertraagt en indien zij voortduurt zeker schadelijke gevolgen zal hebben.
Financiële instellingen Verzekeringen 243. Op 3 maart heeft de Commissie (') bij de Raad een gewijzigd voorstel voor een tweede richtlijn betreffende wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen ingediend. De Raadsinstanties zijn in april met de behandeling van dit voorstel begonnen. 244. De besprekingen van de tweede coördinatierichtlijn schadeverzekering (2) zijn voortgezet. Deze aangelegenheid is aan de Raad voorgelegd op zijn vergadering van 14 juni (3). 245. De Commissie heeft op 22 februari (4) een voorstel voor een richtlijn betreffende de rechtsbijstandsverzekering gewijzigd. Met de behandeling van dit voorstel door de instanties van de Raad is in juli begonnen. 246. Het Parlement heeft op 14 mei (5) advies uitgebracht over het voorstel voor het richtlijn betreffende de hulpverlening op reis (6). De Commissie heeft haar voorstel op 5 januari 1983 gewijzigd. 247. Op 17 mei heeft de Commissie bij de Raad (7) een gewijzigd voorstel voor een richtlijn betreffende de kredietverzekering ingediend. 248. Voorts heeft de Commissie op 23 maart het Parlement op diens verzoek een verslag doen toekomen inzake het vrij verrichten van diensten op het gebied van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. 249. De Commissie heeft de inbreukprocedures ten overstaan van bepaalde Lid-Staten voortgezet in het kader van de controle op de toepassing van de (') (2) (3) (4) (5) (6) C)
PB C 78 van 30.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.35. PB C 32 van 12.2.1976 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 230. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.55. PB C 78 van 30.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.26. PBC 149 van 14.6.1982. PB C 51 van 10.3.1981. PB C 5 van 7.1.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.25.
16e ALG. VERSLAG EG.
128
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π5
richtlijnen van 24 juli 1973 ('), 5 maart 1979 (2), en 30 mei 1978 (3) respectieve lijk betreffende de schadeverzekering, de levensverzekering en de communau taire coassurantie. 250. De onderhandelingen tussen de Commissie enZwitserland met het oogopde sluiting van een overeenkomst op schadeverzekeringsgebied zijn op 25 juni met de parafering van de overeenkomst afgesloten (4). 257. In de loop van dit jaar heeft de Commissie haar werkzaamheden tot harmoni satie van de jaarrekeningen van verzekeringsondernemingen, alsmede de uitwer king van een voorstel voor een richtlijn betreffende de liquidatie van deze verzeke ringsondernemingen actief voortgezet (5).
Banken 252. Ter zake van het voorstel betreffende het toezicht op kredietinstellingen op geconsolideerde basis (b) hebben zowel het Economisch en Sociaal Comité als het Parlement respectievelijk op 28 april (7) en 17 december (8) een gunstig advies uitgebracht, waarin de nadruk wordt gelegd op het dringend karakter van een dergelijk initiatief, dat beoogt de doeltreffendheid van het toezicht op de banken met internationale activiteiten te verdedigen. 253. Wat het voorstel betreffende de jaarrekeningen van banken en andere financiële instellingen betreft (9) heeft het Economisch en Sociaal Comité op 24 februari advies uitgebracht ( 10 ). 254. Conform de eerste richtlijn betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen ( u ) heeft de Commissie een nieuwe lijst van de in de LidStaten toegelaten kredietinstellingen gepubliceerd (12)
(') PB L228 van 16.8.1973. (2) PB L63 van 13.3.1979. (3) PB L 151 van 7.6.1978. (4) Bull. E G 61982, punt 2.1.54 en Vijftiende Algemeen Verslag nr. 234. (5) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 235. (6) PB C 258 van 9.10.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 237. (7) PB C 178 van 15.7.1982. (8) PB C 13 van 17.1.1983 en Bull. E G 121982. (9) PB C 130 van 1.6.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 236. ( ,0 ) PB C 112 van 3.5.1982 en Bull. E G 21982, punten 2.1.27. en 2.4.28. (") PB L 322 van 17.12.1977. C2) PBC 311 van 29.11.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-5
FINANCIËLE INSTELLINGEN EN BELASTINGEN
129
255. De Commissie heeft in nauwe samenwerking met het Raadgevend Comité voor het Bankwezen de werkzaamheden op het gebied van de observatiehoudingscijfers ter beoordeling van de solvabiliteit en liquiditeit van kredietinstellingen voortgezet (')· 256. De werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van de maatregelen ter sanering en de voorwaarden voorde liquidatie van kredietinstellingen (2) verkeren in de eindfase. 257. Voorts heeft de Commissie een aanvang gemaakt met haar werkzaamheden ter voorbereiding van een ontwerp voor een tweede richtlijn inzake de coördinatie van het bankrecht. Verder heeft zij een ontwerp uitgewerkt met betrekking tot de boekhoudkundige verplichtingen van in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben. Ook heeft zij haar werkzaamheden op het gebied van risicocentrales (3), en van de harmonisatie van de periodieke informatie die aan de toezichthoudende autoriteiten moet worden verstrekt (4) weer opgenomen alsmede de werkzaamheden ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende activiteit van ondernemingen voor hypothecair krediet (5). 258. Het Raadgevend Comité voor het Bankwezen (6), dat gedurende de eerste drie jaren was voorgezeten door professor Köhler, directeur van de Deutsche Bundesbank, heeft de heer H. Muller, directeur van de Nederlandsche Bank, tot zijn nieuwe voorzitter gekozen en de heer O'Grady Walshe, adjunct-directeurgeneraal van de Central Bank of Ireland, tot vice-voorzitter.
Beurzen en ander op het gebied van effecten werkzame instellingen 259. De Raad heeft op 15 februari (7) het voorstel voor een richtlijn betreffende periodieke informatieverstrekking door vennootschappen wier aandelen in de officiële notering in een effectenbeurs zijn opgenomen goedgekeurd.
(') (2) (3) C) (5) (6) (7)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 239. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 240. Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 175. Dertiende Algemeen Verslag, nr. 180. Dertiende Algemeen Verslag, nr. 181. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.56. PB L 48 van 20.2.1982; Bull. EG 2-1982, punt 2.1.28 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 241.
16e ALG. VERSLAG EG.
130
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
131
260. Het voorstel voor een richtlijn dat de gelijktijdige tenuitvoerlegging van de bovengenoemde richtlijn en van twee eerder op beursgebied vastgestelde richtlijnen (voorwaarden en toelatingsprospectus) (') mogelijk moet maken, is op 3 maart door de Raad vastgesteld (2). De gemeenschappelijke uiterste datum voor de gelijktijdige toepassing van deze drie richtlijnen is 30 juni 1983. 267. De Commissie heeft op 19 juli (3) naar aanleiding van het advies van het Parlement (4) haar voorstel voor een richtlijn tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van een prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs (5) gewijzigd. In oktober is met de bespreking van dit gewijzigde voorstel door de organen van de Raad begonnen. 262. De werkgroep van de Raad „Economische Vraagstukken" heeft de behandeling van het gewijzigd voorstel van de richtlijn betreffende de instellingen voor collectieve belegging in effecten (6) hervat op basis van de door het Comité van Permanente Vertegenwoordigers aangegeven richtsnoeren. 263. De diensten van de Commissie hebben te zamen met de deskundigen van de Lid-Staten het onderzoek voortgezet van de middelen waarmee de banden tussen de nationale stelsels voor de liquidatie en de afwikkeling van effectentransacties kunnen vjorden geschapen of versterkt. 264. Een nieuwe vergadering van het ingevolge een aanbeveling van de Commissie van 25 juli 1977 betreffende een Europese gedragscode voor effectentransacties (7) ingestelde contactcomité heeft op 8 en 9 december plaatsgevonden. 2r55. De Commissie heeft het in samenwerking met het Europese Comité der Effectenbeurzen verrichte onderzoek inzake de concrete maatregelen die zouden kunnen worden genomen ten behoeve van de opzet van een Europese effectenmarkt voortgezet (8). 266. De diensten van de Commissie hebben een ontwerp-programma voor haar werkzaamheden op middellange en lange termijn op het gebied van de effecten(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
PB L 66 van 16.3.1979 en PB L 100 van 17.4.1980. PB L 62 van 5.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.36. PB C 226 van 31.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.53. PB C 125 van 17.5.1982. PBC 355 van 31.12.1980. PB C 171 van 26.7.1976 en Bull. EG 4-1976, punt 2.1.18. PB L 212 van 20.8.1977 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 244. Vijftiende Algemeen Verslag, punt 243. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-5
FINANCIËLE INSTELLINGEN EN BELASTINGEN
131
markten uitgewerkt, dat ter raadpleging aan de hoge ambtenaren van de nationale overheden, aan de vertegenwoordigers van de kredietorganisaties, het bedrijfsleven en de andere bij deze werkzaamheden belang hebbende organisaties voorgelegd. Fiscale zaken Indirecte belastingen Omzetbelastingen 267. De Commissie heeft op 19 maart (') haar voorstel voor een verordening tot invoering van een regeling voor intracommunautair verkeer van goederen die uit een Lid-Staat worden verzonden om tijdelijk te worden gebruikt in een of meer andere Lid-Staten gewijzigd in verband met het advies van het Parlement (2). 268. Overeenkomstig de procedure van artikel 27, leden 1 tot 4 van de zesde BTW-richtlijn (3), heeft de Raad de Nederlandse regering gemachtigd een van deze richtlijn afwijkende maatregel toe te passen ter voorkoming van bepaalde vormen van fraude door onderaannemers en arbeidsbemiddelaars in de bouwnijverheid, de metaalindustrie en de scheepsbouw (4). 269. De Raad heeft op 21 juni (5) een beschikking gegeven waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd tot en met 31 december 1982, in afwijking van de zesde BTW-richtlijn (3), vrijstelling met teruggaaf van voorbelasting te blijven verlenen voor bepaalde handelingen die worden verricht in het kader van de steunverlening aan de slachtoffers van de aardbeving in Zuid-Italië. 270. De Commissie heeft op 9 juli (6) de Raad een voorstel doen toekomen betreffende de verlegging van de betaling van de door de belastingplichtigen bij invoer van goederen uit de Lid-Staten verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde. 271. De Commissie heeft op 19 juli (7) de Raad een voorstel doen toekomen voor een richtlijn houdende een gemeenschappelijke regeling voor de teruggaaf van de (') (2) (3) (") (s) (6) (7)
PB C 247 van 21.9.1982. PB C 40 van 15.2.1982. PB L 145 van 13.6.1977. PB C 197 van 31.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.59. PB L 184 van 29.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.58. PB C 201 van 5.8.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 2.1.57 en 2.1.10. PB C 223 van 27.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.54
16e ALG. VERSLAG EG.
132
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π5
belastingen over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen met betrekking tot de invoer of de aankoop van goederen of diensten door hen in een LidStaat. Accijnzen 2 72. Op 23 februari heeft de Commissie bij het Parlement een verslag ingediend over de verdere harmonisatie van de accijnzen op tabak ('). Het Parlement heeft eerst in december (2) advies uitgebracht over de voorstellen voor een derde etappe van harmonisatie (3). Om zich voldoende tijd te geven voor de behandeling van deze voorstellen en de onzekerheden voor de betrokkenen te verminderen heeft de Raad op 21 december (4), op voorstel van de Commissie, de tweede etappe opnieuw met één jaar verlengd en wel tot en met 31 december 1983. 273. De Commissie heeft op 1 april (5) de Raad een voorstel voor een beschik king doen toekomen waarbij de Franse Republiek wordt gemachtigd om in haar overzeese departementen en in het moederland, in afwijking van artikel 95 van het EEGVerdrag, een verlaagd belastingtarief toe te passen op het verbruik van rum. Belastingvrijstellingen voor reizigers 274. De Raad heeft op 29 juni (6) een richtlijn aangenomen waarbij het bedrag van de belastingvrijstelling voor reizigers binnen de Gemeenschap met ingang van 1 januari 1983 wordt verhoogd van 180 tot 210 E cu. Denemarken werd echter gemachtigd deze verhoging uit te stellen tot 1 januari 1984. 275. Op 29 november heeft de Commissie de Raad voorgesteld de geldigheids duur te verlengen (7) van de beschikking waarbij Denemarken wordt gemachtigd aan ingezetenen die in Denemarken terugkeren kwantitatieve beperkingen op te leggen die restrictiever zijn dan die van het communautaire stelsel van vrijstellingen voor reizigers. De Raad heeft dit voorstel op 30 december (8) aangenomen.
(') (2) (3) (") (5) (6) (7) (8)
Buil. E G 21982, punt 2.1.30 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 249. PB C 264 van 11.10.1980. PB C 13 van 17.1.1983. PB L 369 van 29.12.1982. PBC 107 van 28.4.1982. PB L 206 van 14.7.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.1.60. PB L336 van 27.12.1977. PB L 12 van 14.1.1983. 16e ALG VERSLAG EG.
II-5
FINANCIËLE INSTELLINGEN EN BELASTINGEN
133
Directe belastingen 276. De Commissie heeft de voorbereidende werkzaamheden voor de harmonisatie van de regels ter bepaling van de,,belastbare winst'' van ondernemingen, in het bijzonder met betrekking tot afschrijvingen en waardestijgingen, voortgezet. 277. Het Parlement heeft op 14 mei (') gunstig advies uitgebracht over het voorstel vooreen richtlijn betreffende de harmonisatie van regelingen op het gebied van de belastingen op inkomen met het oog op het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap. Ontgaan van belasting 278. Ondanks de aandrang van de Commissie heeft de Raad nog geen uitspraak gedaan over het aanbevolen besluit betreffende het openen van onderhandelingen met bepaalde Noordse landen met het oog op de deelneming van deze landen aan het stelsel van wederzijdse bijstand dat binnen de Gemeenschap geldt (2). Toezicht op de toepassing van de communautaire voorschriften 279. De Commissie heeft verscheidene procedures ingeleid wegens inbreuken op de zesde BTW-richtlijn van 17 mei 1977 (3) betreffende de uniforme grondslag van de belasting over de toegevoegde waarde en met name : — tegen het Verenigd Koninkrijk wegens de vrijstelling van BTW van leveringen van goederen door beoefenaars van medische en paramedische beroepen welke verband houden met de door hen verleende diensten (met name corrigerende glazen); — tegen Ierland wegens de toepassing van het nultarief op boeken ; — tegen Duitsland enerzijds wegens de vrijstelling voor door vervoerders ten behoeve van de Bondspost verrichte diensten en anderzijds wegens de invoering van de „Organschaft" met in het buitenland gevestigde ondernemingen.
(') PB C 149 van 14.6.1982. (2) Veertiende Algemeen Verslag, nr. 222. (3) PB L 145 van 13.6.1977 en Elfde Algemeen Verslag, nr. 219. 16e ALG. VERSLAG EG.
134
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π5
280. Zij heeft in een aantal gevallen de procedures (') die tegen verschillende LidStaten waren ingeleid voortgezet met de toezending van het met redenen omklede advies, met name in de volgende gevallen : — België : minimum belastinggrondslag voor nieuwe automobielen en directie voertuigen ; — Luxemburg : toepassing van de regeling voor forfaitair belaste landbouwers op leveringen van goederen ; — Italië: toepassing van het nultarief op melk, brood en deegwaren; — Ierland en Nederland : verlaging van de belastinggrondslag in geval van overne ming van een goed. 2S7. Ten slotte werd de tegen Ierland ingeleide procedure met betrekking tot maatregelen die strekken tot bevoordeling van trainers van renpaarden gesepo neerd, daar dit land de betrokken voorschriften bij de „Finance Act 1982" heeft gewijzigd. Opgemerkt kan worden dat de belastingregeling voor paarden van hoge waarde in Frankrijk onderwerp vormt van een bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt beroep (zaak 95/82) (2). 282. Bij het Hofvan Justitie worden twee zaken wegens inbreuken op de richtlijn van 19 december 1972 (3) betreffende de harmonisatie van de accijnzen op ta baksfabrikaten aanhangig gemaakt, een tegen Italië betreffende de verhouding tussen het specifieke en het proportionele element van de sigarettenaccijns (zaak 41/82) en een tegen Frankrijk betreffende de verkoopprijs van tabak (zaak 90/ 82) (2). 283. Daar de Raad met betrekking tot alcoholhoudende dranken in zijn bijeen komst van 21 oktober 1981 (4), die gewijd was aan de belasting op deze dranken, geen overeenstemming kon bereiken, is de Commissie ertoe gebracht in 1982 een aantal nieuwe inbreukprocedures (artikel 95 van het EEGVerdrag) in te leiden, te weten tegen : — het Verenigd Koninkrijk en Ierland: gedifferentieerde belastingheffing ten voordele van „madewines" en „fortified madewines"; — Denemarken: preferentiële belastingheffing op vruchtenwijn; — Italië: verlaging van de alcoholaccijns op bepaalde nationale wijnlikeuren
(') (2) (3) (4)
Vijftiende Vijftiende PB L 303 Vijftiende
Algemeen Verslag, nr. 257. Algemeen Verslag, nr. 258. van 31.12.1972 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 226. Algemeen Verslag, nr. 250. 16e ALG. VERSLAG EG.
Ii-5
FINANCIËLE INSTELLINGEN EN BELASTINGEN
135
(Marsala) en zwaardere belastingheffing op mousserende wijn met benaming van oorsprong die niet in Italië wordt geproduceerd. Voor de overige sectoren heeft de Commissie tegen de navolgende landen een inbreukprocedure ingeleid : — het Verenigd Koninkrijk (het belasten bij invoer van parfums), — Italië (het discriminatoir belasten van dieselauto's met een cilinderinhoud van meer dan 2500 cc) — Frankrijk (buitensporige verhoging van de bijzondere belasting op voertuigen met meer dan 16 pk „supervignette"). Zij heeft in het kader van twee eerder tegen Frankrijk ingeleide procedures de met redenen omklede adviezen toegezonden betreffende enerzijds de parafiscale heffing die ten goede komt aan de landelijke bedrijfsorganisatie voor siertuinbouw en boomkwekerijen en anderzijds de regeling van de fytosanitaire heffingen op oesters, mosselen en schelpdieren. In verband met het uitblijven van nationale uitvoeringsmaatregelen (') heeft de Commissie twee met redenen omklede adviezen doen toekomen aan Italië betreffende respectievelijk de richtlijn van de Raad van 18 december 1978 (2) inzake tabaksfabrikaten (tweede tabaksrichtlijn: definities en groepen), en die van 6 de-cember 1979 (3) inzake de uitbreiding van de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten inzake de invordering van schulden. 284. De Commissie heeft besloten tot seponering van de eerder tegen bepaalde Lid-Staten ingeleide procedures (') wegens het niet in de nationale wetgeving opnemen van de richtlijnen inzake de wederzijdse bijstand op het gebied van de directe belastingen (Italië) en de indirecte belastingen (Frankrijk en Italië), alsmede inzake de wijze van terugbetaling van de BTW aan belastingplichtigen die niet in het land zijn gevestigd (Italië). Deze Lid-Staten hebben inderdaad de nodige maatregelen getroffen teneinde hun wetgeving in overeenstemming te brengen met bedoelde richtlijnen.
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 256. (2) PB L 10 van 16.1.1979. (3) PB L331 van 27.12.1979. 16e ALG. VERSLAG EG.
136
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π6
Deel 6
Werkgelegenheid, onderwijs en sociale politiek Voornaamste ontwikkelingen 285. H et aantal geregistreerde werklozen, dat in 1931 reeds van 8 tot 10 miljoen was gestegen, liep opnieuw sterk op tot ruim 12 miljoen eind 1982. De werkloos heidsbestrijding bleef derhalve in het middelpunt van de aandacht op sociaal terrein van de Gemeenschap. Dezelfde problematiek die aanleiding was tot een speciale gezamenlijke Raadszit ting van de ministers van Economische Zaken, Financiën en Arbeid op 16 november maakt ook een integrerend deel uit van de werkzaamheden van de Europese Raad in maart en december. Daarbij werd onder meer gewezen op de noodzaak van een gecoördineerd beleid ter bevordering van de investeringen en ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid en op de wenselijke herverdeling van de arbeid. Deze drie onderwerpen werden diepgaand behandeld in het Permanent Comité van arbeidsmarktvraagstukken en de Sociale Raad. De Commissie heeft de Raad een reeks mededelingen doen toekomen die onder meer betrekking hebben op de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de werkge legenheid voor jongeren, de herverdeling van de beschikbare arbeid en de her vorming van het Europees Sociaal Fonds. Werkgelegenheid Werkgelegenheidsbeleid 286. De voortdurende verslechtering van de werkgelegenheidssituatie, zoals dio blijkt uit de stijging van het aantal werklozen in de Gemeenschap (in totaal bijna 10 % van de beroepsbevolking eind 1982) en de toeneming van de langdurige werkloosheid, heeft de communautaire instellingen en de sociale partners ertoe genoopt de hoogste prioriteit te blijven toekennen aan de uitwerking van maat regelen tot bestrijding van de werkloosheid.
16e ALG. VERSLAG EG.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
137
Na de Europese Raad in maart (') en de bespreking op 27 april in het Permanent Comité voor Arbeidsmarktvraagstukken (2) van een door de Commissie voorgelegd actieprogramma, hechtte de Raad op 12 juli (3) zijn goedkeuring aan een resolutie betreffende een communautaire actie ter bestrijding van de werkloosheid, welke zij in mei had goedgekeurd (4). In deze resolutie werd de nadruk gelegd op vier noodzakelijkheden : men moet tot een beter inzicht komen in het verband tussen het economisch beleid en de schepping van arbeidsplaatsen om doelmatig het herstel van de produktieve particuliere en overheidsinvesteringen te stimuleren; men moet nagaan welke mogelijkheden er zijn voor de uitbreiding van het middenen kleinbedrijf, plaatselijke initiatieven (gezamenlijk onderzoek met de OESO en overleg op plaatselijk niveau) en coöperaties; de inspanningen moeten vooral gericht worden op de moeilijke positie van de jongeren ; de dialoog en de studies over de herverdeling van de arbeid moeten worden voortgezet. Het Parlement heeft op 22 april (5) een resolutie aangenomen over de werkloosheid en sprak zich daarin onder meer uit voor een ruimere inschakeling van de communautaire fondsen bij het scheppen van arbeidsplaatsen. Het sprak zich in oktober opnieuw over deze kwesties uit (6), in het vooruitzicht van de gezamenlijke Raad van de ministers van Economische Zaken, Financiën en Arbeid op 16 november. Ter voorbereiding van deze gezamenlijke Raadszitting (7) werd door de Commissie een mededeling voorbereid, waarin de noodzaak werd bevestigd om gecoördineerd op te treden tot verbetering van de economische context. Het accent werd gelegd op enerzijds de dringendheid van specifieke en onmiddellijke maatregelen tot vergroting van de werkgelegenheid voor jeugdige werklozen naast hetgeen reeds op het gebied van de beroepsopleiding wordt gedaan, en anderzijds op de wezenlijke bijdrage tot het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen die door een aanpassing en verkorting van de werktijd kan worden geleverd. 257. In aansluiting op de resolutie van de Raad van 18 december 1979 (8) en op die van het Parlement van 17 september 1981 (9) ging de Commissie voort met haar werkzaamheden betreffende de herverdeling van de arbeid en diende zij op 20 april ( I0 ) bij de Raad een voorstel in voor een richtlijn inzake de tijdelijke arbeid,
) Buil. EG 3-1982, punten 1.3.1 tot 1.3.8. ) Bull. EG 4-1982, punt 2.1.27. ) PB C 186 van 21.7.1982. 4 ) Bull. EG 5-1982, punt 2.1.30. 5 ) PBC 125 van 17.5.1982. 6 ) PB C 292 van 8.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punten 2.4.12 en 2.4.13. 7 ) Bull. EG 11-1982, punten 1.2.1 en volgende. 8 ) PB C 2 van 4.1.1980. ) PB C 260 van 12.10.1981 en Bull. EG 9-1981, punten 2.3.4 tot 2.3.10. °) PB C 128 van 19.5.1982 en Buil. EG 4-1982, punten 1.2.1. tot 1.2.8. 16e ALG. VERSLAG EG.
138
Π-6
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Jeugdwerkloosheid en totale werkloosheid in de Gemeenschap 12
Niet voor het seizoen gecorrigeerd
In 1.000
I 11
I Totale werkloosheid I
werkloosheid beneden-25-jarigen
10
1980
1981
1982
Hoewel sinds 1981 de jeugdwerkloosheid iets minder snel toenam dan het totaal aantal volwasen werklozen zij opgemerkt dat het werkloosheidscijfer voor de jongeren met ruim 20 % ongeveer het dubbele is van het werkloosheidscijfer voor de volwassenen.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
139
die zowel betrekking heeft op uitzendkrachten als op werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur. Dit voorstel sluit aan op het voorstel tot een richtlijn inzake vrijwillige deeltijdarbeid en het voorstel voor een aanbeveling inzake de beginselen van een communautair beleid met betrekking tot de pensioenleeftijd ('). Na de adviezen van het Economisch en Sociaal Comité (2) en van het Parlement (3) keurde de Raad op 10 december de aanbeveling over de pensioenleeftijd goed (4), terwijl de Commissie in december haar voorstel voor een richtlijn inzake vrijwillige deeltijdarbeid wijzigde ( s ). 288. Tenslotte heeft de Commissie overeenkomstig de resolutie van de Raad van 12 juli (6) in december bij de Raad een memorandum ingediend (7) over de verkorting en herorganisatie van de werktijden, dat de nadruk legt op het belang van dit onderwerp voor de strijd tegen de werkloosheid en dat gericht is op de voortzetting van de dialoog met en tussen de sociale partners.
Arbeidsmarktbeleid 289. De coördinatie van het arbeidsmarktbeleid van de Lid-Staten hield de aandacht op regelmatige bijeenkomsten van de directeuren-generaal voor de werkgelegenheid van de Lid-Staten en de directeuren van de diensten voor arbeidsvoorziening (8). Vooral de jeugdwerkloosheid en het scheppen van nieuwe banen werden behandeld. Het systeem voor onderlinge informatie over het werkgelegenheidsbeleid in Europa (MISEP), dat door een netwerk van nationale correspondenten de informatie ter zake wil verzamelen, verwerken en verspreiden, is operationeel geworden.
Vrij verkeer van werknemers 290. Bij de huidige gedrukte arbeidsmarkt heeft de Commissie haar activiteiten opgevoerd om de beginselen te doen naleven van de gelijke behandeling van nationale en communautaire werknemers en de rechten welke daaruit voortvloeien. (') (2) (3) (") (s) (6) (7) (8)
PB C 16 van 21.1.1982 en PB C 62 van 12.3.1982, Vijftiende Algemeen Verslag nr. 263. PBC 178 van 15.7.1982. PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punten 2.1.26 en 2.1.27. PB L 357 van 18.12.1982 en Bull. EG 12-1982; zie ook Bull. EG 5-1982, punt 2.1.31. Bull. EG 12-1982. PB C 186 van 21.7.1982 en nr. 286 van dit Verslag. Bull. EG 12-1982. Buil. EG 2-1982, punt 2.1.31 ; Bull. EG 3-1982, punt 2.1.38; Bull. EG 6-1982, punt 2.1.61 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.28.
16e ALG. VERSLAG EG.
140
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π6
291. De Commissie heeft in 1982 twaalfmaal een ambtenarenuitwisseling geor ganiseerd tussen de bemiddelingsdiensten van zeven LidStaten met als doel hun onderlinge samenwerking te vergemakkelijken. Ook bleef men het Sedocsys teem ( ' ) bevorderen, waardoor de werknemers aan de weet kunnen komen in welke vacatures door de nationale arbeidsmarkten niet kan worden voorzien en het bedrijfsleven kan achterhalen wie in de Gemeenschap bereid zijn een betrekking in een andere LidStaat te aanvaarden. 292. De moeilijkheden van de integratie van de jongeren van buitenlandse af komst in de Europese samenleving hebben het Raadgevend Comité voor het Vrije Verkeer van Werknemers doen besluiten een ad hoewerkgroep op te richten om een onderzoek te wijden aan de uiterst uiteenlopende situaties waarvoor de tweede generatie migranten is geplaatst. Europees Sociaal Fonds en structurele steunverlening Europees Sociaal Fonds (2) 293. De Commissie heeft aan de Raad op 15 oktober (3) advies uitgebracht over de heroverweging van het Europees Sociaal Fonds ; bij dit verlies was een voorstel gevoegd voor een verordening inzake de taken van het Fonds, alsmede een advies over het Statuut van het Comité van het Fonds. Deze voorstellen, waarover de Raad op 10 december van gedachten wisselde (4), beogen een aanpassing van het optreden van het Sociaal Fonds aan de werkgelegenheidssituatie in de Gemeen schap en een grotere doeltreffendheid van de steunverlening. 294. Op 14 mei (5) heeft de Commissie de richtsnoeren voor het beheer van het Sociaal Fonds voor hetjaar 1983 vastgesteld ; deze houden in feite een verlenging in van de thans geldende (6). De in de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regering van de LidStaten van 8 december 1981 (7) genoemde projecten voor sociale integratie van gehandicapten, welke voor bijstand van het Fonds in aanmerking komen, genieten prioriteit binnen het steunverleningsterrein voorbereidende studies en modelprojecten. (') E uropees systeem voor de mededeling van de voor internationale arbeidsbemiddeling geregistreerde aanbie dingen van en aanvragen om werk. (2) De volledige gegevens over het Sociaal Fonds voor 1982 zijn te vinden in het Jaarverslag van het Fonds, dat in juli 1983 zal verschijnen. (3) PB C 308 van 25.11.1982 en Buil. E G 101982, punten 1.2.1 tot 1.2.8. (4) Bull. E G 121982. (s) PB C 133 van 25.5.1982. (6) PB C 110 van 23.5.1981. (7) PB C 347 van 31.12.1981 en Bull. E G 121981, punt 2.1.64 16e ALG. VERSLAG EG.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
141
295. In 1982 zijn de beschikbare vastleggingskredieten, ten bedrage van 1533,9 miljoen Ecu verdeeld als aangegeven in tabel nr. 8. Uit de verdeling van de toegekende bijstand per Lid-Staat blijkt dat ongeveer 29,7% van de bijstand is toegekend aan Italië, 29,0% aan het Verenigd Koninkrijk, 17,4% aan Frankrijk, 9,5% aan Ierland en 3,9% aan Griekenland. De totale bedragen voor de voor bijstand in aanmerking komende vragen bedroegen 2 863,8 miljard Ecu, waarmee het beschikbare krediet met 87% werd overschreden. De grootste verschillen tussen aanvragen en beschikbare kredieten lagen op steunverleningsterrein „migranten". Het totaal door toepassing van de gewogen reductie niet-toegewezen bedrag steeg van 709,62 miljoen Ecu in 1981 tot 993,87 miljoen Ecu in 1982. De opde begroting 1982 opgenomen betalingskredieten bedroegen 975,82 miljoen Ecu.
Wederaanpassing van werknemers van de EGKS-industrieën 296. Met een begroting van 115 miljoen Ecu beliep het totaal der in 1982 voor EGKS-wederaanpassing toegekende kredieten („traditionele steun") iets minder dan in 1981 (124 miljoen Ecu) (tabel 9). De steun voor de kolensector was relatief belangrijker (37%) ten gevolge van het TABEL 8 Vastleggingskredieten (miljoen Ecu)
9,8 26,4 457,3 152,2 49,5 27,3
Projecten ten behoeve van de landbouwsector Projecten ten behoeve van de textielsector Projecten ten behoeve van de jongeren : — beroepsopleiding — steun bij tewerkstelling Projecten ten behoeve van migranten Projecten ten behoeve van vrouwen Steunverlening ter verbetering van de werkgelegenheidssituatie : — in bepaalde regio's — in bepaalde groepen van ondernemingen — in bepaalde bedrijfstakken die aan de technische vooruitgang moeten worden aangepast Projecten ten behoeve van gehandicapten Modelprojecten en voorbereidende studies
608,4 17,6 58,9 122,4 4,1 Totaal
16e ALG. VERSLAG EG.
1 533,9
142
COMMUNAUTAIR E
Π6
OPBOUW
grotere aantal in 1981, vooral in het Verenigd Koninkrijk weggevallen arbeids plaatsen. 297. Daarnaast heeft de Commissie haar traditionele steun kunnen aanvullen met een bijkomende financiering van het ,,sociaal plan voor de ijzer en staalin dustrie" O nadat de Raad, met instemming van het Parlement, zich had uitge sproken voor de nodige overschrijvingen van de algemene begroting naar de EGKSbegroting op grond van artikel 235 van het E E GVerdrag (2). E en eerste tranche kredieten werd reeds in 1981 toegekend; de verdeling van de 162 miljoen Ecu die einde 1982 waren toegewezen voor de financiering van het programma van bijzondere tijdelijke steunmaatregelen 19811984 is (in 1000 Ecu) als volgt: België: Bondsrepubliek Duitsland: Frankrijk: Italië: Luxemburg: Nederland: Verenigd Koninkrijk:
19 346,0 8 982,7 58 164,4 15 970,2 1 153,4 1 195,4 57 187,9
Een laatste tranche van 50 miljoen E cu moet nog in 1983 worden toegewezen.
TABEL 9 Wederaanpassing van werknemers (EGKSkredieten „traditionele" steun) (in 1 000 Ecu) IJzer en staalindustrie en ijzermijnen
Kolenmijnen Kredieten
België BR Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Totaal
Werknemers
Kredieten
Werknemers
TotaaJ Kredieten
Werknemers
6 748,5
4644
1 988,5 9611,5 1 986,0
1 142 8 264 615
1 988,5 16 360,0 1 986,0
1 142 12 908 615
34 328,5
6 880
60 337,0
12 102
94 665,5
18 982
41 077,0
11 524
73 923,0
22 123
115 000,0
33 647
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 272. (2) PB L 74 van 18.3.1982 en PB L 277 van 29.9.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWIJS EN SOCIALE POLITIEK
143
Onderwijs en beroepsopleiding Samenwerking op onderwijsgebied 298. De activiteiten op onderwijsterrein moeten gezien worden in het kader van de resolutie van 9 februari 1976 (') houdende een actieprogramma op onderwijsgebied. Op 24 mei (2) onderzochten de Raad en de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, de rapporten en voorstellen met betrekking tot het onderwijs en de vakopleiding in verband met de werkgelegenheidssituatie, de erkenning van academische diploma's, de gevolgen van de demografische ontwikkeling en van de nieuwe informatietechnologieën voor onderwijs en beroepsopleiding. Verder keurden zij een resolutie goed (3) over een tweede reeks modelprojecten (1983-1986) inzake de overgang van school naar beroepsleven. Zijnerzijds verzocht het Parlement in maart om de tenuitvoerlegging van een communautair programma in de onderwijssector (4). 299. In het kader van de samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs heeft de Commissie 93 projecten van gemeenschappelijke studieprogramma's gefinancierd; zij heeft 130 beurzen aan docenten en 215 beurzen aan plaatselijke en regionale administrateurs toegekend, zodat deze zich kunnen vertrouwd maken met het onderwijsbestel in andere Lid-Staten. In het kader van het Kreyssig-fonds - afdeling school - ging de Commissie voort de initiatieven te stimuleren van verenigingen en instituten die streven naar uitwisseling van docenten en naar opening van de Europese aspecten in het onderwijs. Het netwerk Eurydice (5) heeft de samenwerking tussen de diensten versterkt en geformaliseerd om tot een betere verspreiding en benutting van de uitgewisselde informatie te komen. De samenwerkingsbanden met de Raad van Europa werden aangehaald in het kader van het gemeenschappelijk beheer van de thesaurus Eudised (6). De modelexperimenten op het terrein van het onderwijs voor migrantenkinderen werden uitgebreid tot Griekenland.
(') (2) C) (") (5) (6)
PB C 38 van 19.2.1976. Buil. EG 5-1982, punt 2.1.34 e.v. PB C 193 van 28.7.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.35. PBC 87 van 5.4.1982. Informatienetwerk over onderwijs in de Europese Gemeenschap. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.72.
16e ALG. VERSLAG EG.
144
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π6
Specifieke acties op het gebied van onderwijs en opleiding 300. Op 28 oktober deed de Commissie de Raad een mededeling toekomen over , ,de ontwikkeling van het beleid inzake beroepsopleiding in de Europese Gemeen schappen in dejaren tachtig" ('). De Commissie behandelt daarin de problemen in verband met de economische en sociale ontwikkeling in de Gemeenschap en stelt een vijfjarig actieprogramma voor met drie centrale prioriteiten : voorbereiding van de jongeren op hun plaats in maatschappij en arbeidsproces ; opleiding en gelijke kansen ; planning en organisatie van de opleiding op plaatselijk en regionaal niveau. Daarnaast heeft de Commissie een mededeling bij de Raad ingediend over de nieuwe informatietechnologieën en de beroepsopleiding, met nieuwe communau taire initiatieven voor het tijdvak 19831987 (2). In zijn zitting van 10 december sprak de Raad een gunstig eerste oordeel uit over de bij deze mededeling gevoegde ontwerpresolutie (3). 301. Met betrekking tot de uitwisseling van jeugdige werknemers (4) heeft de Commissie op 25 juni (s) bij de Raad een verslag ingediend over dejaren 1979 tot 1981. In deze periode namen 1 700 jonge werknemers deel aan door de Commissie gefinancierde stages in het buitenland. Voor 1982 is het aantal deelnemers de 1 000 gepasseerd. Europees Universitair Instituut te Florence 302. De Commissie bleef haar samenwerking met het E uropees Universitair Instituut te Florence intensiveren. Zij heeft met name met een bedrag van 250 000 Ecu bijgedragen aan de financiering van een aantal onderzoeksprojecten van de vier afdelingen van het instituut (6). Op haar vergadering van 25 juni heeft de Parlementscommissie voor jeugdzaken, cultuur, onderwijs, informatie en sport een gedachtenwisseling gehad met profes sor Maihofer, die de heer Kohnstamm is opgevolgd als voorzitter van het Europees Universitair Instituut. ') ) ') 4 ) 5 ) 6 ) 2
PB C 306 van 23.11.1982 en Bull. E G 101982, punt 2.1.31. PB C 162 van 29.6.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.1.41. Bull. E G 121982. PB L 185 van 21.7.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 209. Bull. E G 61982. punt 2.1.67. De activiteiten van het Europees Universitair Instituut te Florence vindt men behandeld in eenjaarverslag en in een voorlichtingsbrochure, die bij het Instituut kunnen worden aangevraagd (Badia Fiesolana, 5, via dei Roccettini, San Domenico di Fiesole, I 50016 Firenze). 16e ALG. VERSLAG EG.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWIJS EN SOCIALE POLITIEK
145
Europees centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding 303. In 1982 is het Cedefop diep ingegaan op de verschillende onderzoekthema's waaraan het zich wijdt, waarbij het accent vooral werd gelegd op het onderzoek inzake de beroepsopleiding van de jongeren, de gelijke kansen voorman en vrouw, de migrerende werknemers en het verband tussen de technologische ontwikkeling en de opleidingen. Het centrum heeft zijn onderzoekingen ook gericht op de bij- en nascholing, de opleiding van de opleiders, de bijdrage van de vakopleiding aan de regionale ontwikkeling en de schepping van arbeidsplaatsen en op de analyse van de systemen en structuren van de beroepsopleiding.
Sociale zekerheid, levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden Sociale bescherming en sociale zekerheid 304. De Raad heeft zich op 27 mei (') voorlopig positief uitgesproken over een aantal conclusies die waren vervat in de mededeling van de Commissie betreffende de prognoses op middellange termijn inzake de sociale uitgaven en de financiering daarvan. Na het advies van het Parlement over deze mededeling op 12 oktober (2) bevestigde de Raad zijn positief oordeel op 10 december (3). 305. Op 18 november zond de Commissie de Raad een mededeling toe over de vraagstukken van de sociale zekerheid (4), waarmee zij hoopt een diepgaand denkproces op gemeenschapsvlak te stimuleren. Aan de hand van het evaluatieverslag over het programma proefprojecten en studies ter bestrijding van de armoede (5) achtte de Raad het nodig op dit gebied een specifieke gemeenschapsactie te voeren en de ondernomen maatregelen voort te zetten. 306. De Commissie heeft een vergadering belegd met de bestuurders van de COFACE (Verbond van Gezinsorganisaties in de Europese Gemeenschap) voor een uitwisseling van informatie. Zij nam deel aan de wereldassemblee over het ouder worden, die in juli-augustus door de Verenigde Naties te Wenen werd georganiseerd en heeft, overeenkomstig de wens van het Parlement in zijn resolutie
(') (2) (') (") (5)
Buil. EG 5-1982, punt 2.1.43 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 285. PB C 292 van 8.11.1982. Bull. EG 12-1982. Bull. EG 11-1982, punt 2.1.50. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 285.
16e ALG. VERSLAG EG.
146
Π-6
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Buitenlandse werknemers in de Gemeenschap in 1980 Totaal aantal loontrekkenden Buitenlandse werknemers in loondienst
In 1.000 en in %
XLOOOQOJUU^ 3 128
2 068
21 806
17 533
653
14 704
137
4 339
22 512
38,0 %
8,6%
9,5% 2,3%
9.5% 0,4 %
0,4 %
4,0%
7,3%
® ( 6 κ ) ® ( Τ ) ® ® ® ® < ®
O
Aantal uit de Gemeenschap afkomstige loontrekkenden
φ
Totaal aantal buitenlandse arbeidskrachten = 100%
In 1980 (voor de toetreding van Griekenland) bedroeg het aantal buitenlandse werknemers in de Gemeenschap, die onder de communautaire voorschriften inzake het vrije verkeer en de gelijkheid van behandeling vielen, reeds 1,6 miljoen. Deze zelfde voorschriften gelden thans voor naar schatting 160 000 Griekse migrerende werknemers. In 1982 werden nieuwe regels van kracht die een verbetering van het onderwijs van migrantenkinderen beogen.
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
147
van 18 februari ('), een aantal maatregelen met betrekking tot de bejaarden genomen of ondersteund. 307. Het bestuur van de Paul Finet-stichting heeft in het schooljaar 1981/1982 1 190 dossiers onderzocht; 981 beurzen werden toegekend voor een totaalbedrag van 12,85 miljoen BFR.
Migrerende werknemers en hun gezinnen 308. De door de Raad in 1981 vastgestelde verordeningen betreffende desociale zekerheid van migrerende werknemers, waarin de bepalingen die tot nu toe alleen voor migrerende werknemers in loondienst golden werden uitgebreid tot de nietloontrekkenden en hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, werden 1 juli van kracht (2). 309. De administratieve commissie en het Raadgevend comité voor de sociale zekerheid van de migrerende werknemers hebben verschillende vragen betreffende de uitvoering van de regeling behandeld. Het Hof van Justitie wees 26 arresten in zaken waarbij het ging om de interpretatie of de geldigheid van bepaalde ter uitvoering van artikel 15 van het EEG-Verdrag uitgevaardigde bepalingen.
Gelijkheid van mannen en vrouwen 310. De mededeling van de Commissie over het nieuwe actieprogramma ter bevordering van de gelijke kansen voor de vrouwen 1982-1985 (3) maakte het voorwerp uit van een resolutie van de Raad van 12 juli (4), nadat het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité advies hadden uitgebracht (5). Het gehele jaar lang heeft de Commissie gewerkt aan de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de verschillende hoofdelementen van het actie-programma, in nauwe samenwerking met het Raadgevend comité voor gelijke kansen tussen mannen en vrouwen (6).
(') (2) (3) C) (5) (6)
PB C 66 van 15.3.1982. PB L 143 van 29.5.1981; PB L 378 van 31.12.1981 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.63. PB C 22 van 29.1.1982 en Supplement 1/82 - Bull. EG. PBC 186 van 21.7.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.48. PB C 149 van 14.6.1982 en PB C 178 van 15.7.1982. PB L20van28.1.1982:Bull. EG3-1982, punt2.1.46; Bull. EG6-1982,punt2.1.73; Bull. EG 10-1982, punt 2.1.40; Bull. EG 11-1982, punt 2.1.52. 16e ALG. VERSLAG EG.
148
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π6
311. De Commissie bleef toezien op de tenuitvoerlegging van de richtlijn van de Raad van 9 februari 1976 (') inzake de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeids proces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeids voorwaarden. Tot alle LidStaten (behalve Griekenland) werd een procedure in gevolge inbreuk aangespannen uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag ; in drie gevallen (België, Italië en het Verenigd Koninkrijk) heeft de Commissie zich tot het Hof van Justitie gewend.
Sociale integratie van de gehandicapten 312. Om de beschikking te krijgen over de nodige middelen tot voortzetting van haar werkzaamheden betreffende de sociale integratie van de gehandicapten (2) heeft de Commissie een actiebureau ten behoeve van de gehandicapten opge richt (3). Daarnaast werd met de vertegenwoordigers van de LidStaten gesproken over de keuze van de gebieden, die zouden deelnemen aan het Europees netwerk van proefprojecten inzake de sociale integratie.
Levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden 313. De Europese Stichting ter verbetering van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden (Dublin) ging voort met haar analyse en beraad. Haar tweede vierjarenprogramma (19811984) is gewijd aan de weerslag van de technische ontwikkeling op de arbeidsorganisatie. 314. De Commissie heeft verder uitvoering gegeven aan haar negende pro gramma inzake sociale woningbouw E GKS (4). Per 31 december 1982 waren de voor de eerste tranche vastgelegde kredieten (31 miljoen Ecu) voor een bedrag van 26,9 miljoen E cu betaald als financiering van de bouw, aanwerving of moderni sering van ongeveer 8 000 woningen. De 30 miljoen E cu voor de tweede tran che (s) beschikbaar gestelde kredieten werden verdeeld tussen de E GKSindu strieën in de LidStaten en voor een bedrag van 12,3 miljoen E cu vastgesteld.
(') (2) (3) C) (5)
PB L 39 van 14.2.1976. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 296. Bull. E G 11982, punt 2.1.31. PB C 299 van 30.11.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 232. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 300.
16e ALG. VERSLAG EG
II-6
WERKGELEGENHEID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
149
315. In 1982 heeft de Commisie ter bevordering van de sociale integratie van de gehandicapten en van de migrerende werknemers een reeks projecten gefinancierd in het kader van modelacties op het terrein van de huisvesting. Lonen en Inkomens 316. Drie beroepen (') werden ingesteld bij het Hof van Justitie wegens nietvolledige toepassing van de richtlijn van 10 februari 1975 (2) inzake de gelijke beloning ; voor België zag de Commissie van verdere actie af omdat een Koninklijk Besluit een einde had gemaakt aan de vastgestelde inbreuk in de voorwaarden voor de toekenning van de kostwinnersvergoeding aan ambtenaren. Een zelfde soort inbreuk betreffende de Luxemburgse ambtenaren werd door het Hof veroordeeld in het arrest van 9 juni (3). Ten slotte heeft het Hof in zijn arrest van 6 juli (4) het belangrijke vraagstuk behandeld van het niet in overeenstemming zijn van de Britse „Equal Pay Act" met het communautaire begrip gelijkwaardige arbeid; het Hof sprak zich uit voor de interpretatie van de Commissie. Arbeidsrecht, overheid en georganiseerd bedrijfsleven 317. Het overleg tussen de sociale partners in de economische sectoren en in de verschillende takken van de industrie en handel werd voortgezet en verder ontwikkeld. Centraal stond de problematiek van de ontwikkeling van de werkgelegenheidssituatie en van de gevolgen van de nieuwe technologieën voor de werkgelegenheid. De Commissie ging voort met haar voorlichting aan een overleg met de vertegenwoordigers van de betrokken sectoren over de verschillende communautaire beleidsdoelstellingen op economisch en sociaal terrein. 318. Het voorstel vooreen richtlijn inzake de voorlichtingen raadpleging van de werknemers in de ondernemingen met ingewikkelde, in het bijzonder transnationale structuur (5) (de „Vredeling-richtlijn") was het voorwerp van een advies van het Economisch en Sociaal Comité (6) en van een reeks debatten in het Parlement (7). Nadat de heer Richard voor het Parlement het standpunt van de (') (2) (3) C) (5) (6) (7)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 302. PB L45 van 19.2.1975. HvJEG 9.6.1982, zaak 58/81 (Commissie/Luxemburg) - nog niet gepubliceerd. HvJEG 6.7.1982, zaak 61/81 (Commissie/Verenigd Koninkrijk) - nog niet gepubliceerd. PB C 297 van 15.11.1980 en Supplement 3/80 - Bull. EG PB C 77 van 29.3.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.4.39. Buil. EG 9-1982, punt 2.4.8; PB C 292 van 8.11.1982 en Buil. EG 10-1982 punt 2.4.14.
16e ALG. VERSLAG EG.
150
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π6
Commissie had verduidelijkt en aangekondigd dat zij in de eerste helft van 1983 aan de Raad een wijziging van haar oorspronkelijk voorstel zou voorleggen, bracht het Parlement op 14 december advies uit (')· Gezondheid en veiligheid Volksgezondheid 319. De Commissie bleef actief op het terrein van de gezondheidsopvoeding met bijzondere aandacht voor het tabak en alcoholmisbruik en de drugbestrijding, waarmee de lijn werd voortgetrokken van de drie resoluties die in maart (2) en mei (3) door het Parlement werden aangenomen. Het ging hierbij met name om analytische onderzoekingen naar de factoren die bepalend zijn voor het misbruik van tabak, alcohol en drugs, waarbij het einddoel is te komen tot een gemeen schappelijk en uit een oogpunt van volksgezondheid doelmatig beleid. Gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats 320. De Commissie ging voort met de tenuitvoerlegging van het actiepro gramma inzake veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (4). Zij bracht haar tweede verslag uit over de uitvoering van dit programma in de jaren 1980 en 1981 ( 5 ); tevens werd een ontwerpresolutie ingediend over het „tweede actie programma van de Europese Gemeenschappen inzake veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, 19831988" (6). 321. De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan de richtlijn inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (7) en de richtlijn betref fende de bescherming van werknemers tegen risico's van blootstelling aan metal lisch lood op het werk (8). Hij zette zijn werkzaamheden (9) voort over het richtlijn voorstel betreffende de bescherming van de werknemers tegen risico's verbonden
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9)
PB C 13 van 17.1.1983 en Bull. E G 121982. PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. E G 31982, punt 2.4.9. PB C 149 van 14.6.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.1.50 Buil. E G 101982, punt 2.1.44 en PB C 165 van 11.7.1978. Bull. E G 91982, punt 2.1.36. PB C 308 var. 25.11.1982 en Bull. E G 111982, punt 2.1.55. PB L 230 van 5.8.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 345. PB L 247 van 23.8.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.1.51. Bull. E G 21982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II6
E E E E E W RKG L G NH ID, ONDERWUS EN SOCIALE POLITIEK
151
aan amiant (') welk voorstel door de Commissie werd gewijzigd (2) nadat het Europese Parlement op 23 april advies had uitgebracht (3). 322. Op 18 oktober (4) heeft de Commissie een richtlijnvoorstel bij de Raad ingediend betreffende de bescherming van de werknemers tegen geluidsoverlast tijdens het werk. 323. Het Raadgevend comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezond heidsbescherming op de arbeidsplaats heeft adviezen uitgebracht over een ont werprichtlijn inzake schadelijke agentia en procédés, over het vraagstuk van de cancerogene stoffen op het werk en over de cursus veiligheid in het onderwijs (5).
Gezondheid en veiligheid op Euratom-gebied 324. De Commissie heeft er bij de LidStaten op aangedrongen dat zij het nodige doen tot naleving van de richtlijn van de Raad van 1980 (6) betreffende de be scherming van de bevolking en van de werknemers tegen ioniserende straling. Op 29 november heeft zij de Raad voorgesteld de bijlagen I en III van die richtlijn aan te passen om met de nieuwste wetenschappelijke gegevens rekening te houden (7). 325. De Commissie wijzigde (8) haar richtlijnvoorstel (9) houdende de fun damentele maatregelen inzake stralingsbescherming voor personen die medische onderzoeken en behandelingen ondergaan, zulks naar aanleiding van het advies van het Parlement ( 10 ). 326. De Commissie heeft op 3 februari ( u ) een nieuwe aanbeveling uitgebracht betreffende de toepassing van artikel 38 van het EuratomVerdrag (plannen voor de lozing van radioactieve afvalstoffen), ter vervanging van de aanbeveling van 16 november 1960 ( I2 ). Bovendien werd in het kader van dit artikel advies uitgebracht over de lozingen van de centrale van Krummel (Bondsrepubliek Duitsland).
') PB C 262 van 9.10.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 270. ) PB C 301 van 18.11.1982. ■<) PB C 125 van 17.9.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.35. 4 ) PB C 289 van 5.11.1982 en Bull. E G 101982, punt 2.1.45. s ) Bull. E G 51982, punt 2.1.52. <·) PB L 246 van 17.9.1980. 7 ) Bull. E G 121982. ") Bull. E G 7/81982, punt 2.1.74. ») PB C 350 van 31.12.1980. I0 ) PB C 149 van 14.6.1982. ") PB L83 van 29.3.1982. I2 ) PB 81 van 21.12.1960. 2
16e ALG. VERSLAG EG.
152
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π6
Op initiatief van de Commissie werd een comité opgericht, bestaande uit verte genwoordigers van de betrokken LidStaten, dat tot taak krijgt de ontwikkeling te volgen van het stralingseffect van de door de kerncentrales, laboratoria, fabrieken, enz. in de Maas geloosde radioactieve stoffen ; het comité begon zijn werkzaam heden op 9 september. 327. Studiebijeenkomsten voor uitwisseling van informatie en ervaringen inzake stralingsbescherming werden gehouden voor de exploitanten van kerncentrales en vertegenwoordigers van de vakbonden. Gezondheid en veiligheid op EGKS-gebied 328. De Raad heeft op 15 februari (') de richtlijn goedgekeurd betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen inzake elektrisch materieel, bestemd voor gebruik in de „explosieve omgeving" van mijngashoudende mijnen. 329. Voor het sociaal onderzoek van de E GKS werd het totale beschikbare bedrag op jaarbasis verhoogd tot 11 miljoen E cu. De eerste financiële steun werd toegekend in het kader van het vierde programma bedrijfsgeneeskunde. Wat de veiligheid in de mijnen betreft heeft de Commissie op 5 juli (2) het tweede onderzoekprogramma goedgekeurd waarvoor voor een periode van vijfjaar 12,5 miljoen E cu beschikbaar is. 330. Het Permanent orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën hield twee voltallige zit tingen (3). E r werden voorstellen aan de regeringen geformuleerd inzake de be scherming van de ondergrondse werknemers tegen geluidsemissies en adviezen goedgekeurd betreffende de stofbestrijding en het gebruik van winningskabels. De Algemene commissie voor de veiligheid in de ijzer en staalindustrie zette haar werkzaamheden voort (4) overeenkomstig het vastgestelde programma en heeft meegewerkt aan de opstelling van communautaire onderzoekprojecten inzake o.a. de veiligheid in de staalgieterijen (coquilles en continu) en de olie en gasboringen op het continent.
(') (2) (J) (4)
PB L 59 van 2.3.1982 en Bull. E G 21982, punt 2.1.40 Bull. E G 7/81982, punt 2.1.71. Buil. E G 51982, punt 2.1.55 en Bull. E G 111982, punt 2.1.58. Bull. E G 7/81982, punt 2.1.70. 16e ALG. VERSLAG EG.
II7
E R GIONAAL BELEID
153
Deel 7
Regionaal beleid Voornaamste ontwikkelingen 331. 1982 is het jaar geweest van de besprekingen in het kader van de Raad enhet Parlement over de herziening van de verordening betreffende het Europees Fons voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), welke in 1981 door de Commissie was voorgesteld f1). Een ander belangrijk feit dit jaar was het door de Commissie gedane voorstel voor zes verordeningen inzake een tweede reeks acties in het kader van de quotavrije afdeling van het Regionaal Fonds.
Beoordeling van de regionale gevolgen van het beleid van de Gemeenschap 332. Op landbouwgebied zijn de besluiten van de Raad op het gebied van de prijzen voor het oogstjaar 1982/1983 (2) tot uiting gekomen in een grotere belang stelling voor de problemen van de minder ontwikkelde regio's, met name in het MiddellandseZeegebied. De rangorde die bij de verhogingen van de geregle menteerde prijzen is aangehouden is in het algemeen namelijk gunstiger uitgevallen voor de produkten van het mediterrane type (wijn, olijfolie, groenten en fruit) dan voor die uit de „noordelijke" landen (granen, koolzaad, suiker). 333. Verder heeft de Commissie in aansluiting op de beleidslijnen betreffende de communautaire programma's voor de mediterrane regio's welke in oktober 1981 (3) in het kader van het mandaat van 30 mei door de Commissie aan de Raad zijn toegezonden, op 9 juni ( 4 ), ,een tussentijds rapport over mogelijke maatregelen van de Gemeenschap ten behoeve van de mediterrane regio's" goedgekeurd. Dit rapport is voor de Commissie de basis geweest waarop de gesprekken met de auto riteiten van de LidStaten zijn gevoerd voor de uitwerking van concrete voorstellen (') (2) (■') (4)
PB C 336 van 23.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 324. Nr. 405 van dit Verslag. Bull. E G 101981, punten 1.3.10 tot 1.3.13. Buil. E G 61982, punt 1.2.4.
16e ALG. VERSLAG EG.
154
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-7
voor mediterrane programma's die zijn opgesteld uitgaande van het specifieke karakter en de mogelijkheden van de Middellandse-Zeegebieden. Deze programma's zullen maatregelen moeten omvatten op het gebied van landbouw, visserij, kleine, middelgrote en ambachtelijke ondernemingen, energie, toerisme, onderzoek, beroepsopleiding en infrastructuur.
Coördinatie en programma's 334. De regionale ontwikkelingsprogramma's dienen als referentiekader voor de bijstand uit het Fonds en als basisinstrument voor de coördinatie van het regionaal beleid op nationaal vlak. In 1982 zijn door de Commissie de zogenaamde programma's van de tweede generatie welke betrekking hebben op de periode 1981-1985 ontvangen voor Nederland, het Groothertogdom Luxemburg en België (Wallonië) alsmede een tussentijds programma 1982/1983 voor Frankrijk. Met uitzondering van het programma voor West-Berlijn en een herzien programma voor het Verenigd Koninkrijk zijn thans dus alle regionale ontwikkelingsprogramma's aan de Commissie voorgelegd. De Commissie heeft in 1982 zes programma's bestudeerd, namelijk die met betrekking tot Italië, Griekenland, België (Vlaanderen), de Bondsrepubliek Duitsland (met uitzondering van West-Berlijn), Ierland en Denemarken (met inbegrip van Groenland). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van het gemeenschappelijk schema (') en de aanbeveling van de Commissie aan de LidStaten van 23 mei 1979 (2). Het Comité voor Regionaal Beleid heeft met betrekking tot deze programma's een advies uitgebracht. Over het algemeen genomen houden deze programma's rekening met de eisen van de Commissie en betekenen zij een verbetering vergeleken met de zogenaamde programma's van de eerste generatie, die betrekking hadden op de periode 1978-1980.
Regionale ontwikkelingsstudies 335. In de loop van 1982 heeft de Commissie twee nieuwe studies ondernomen met de bedoeling de kennis van de regionale invloed van het communautaire beleid te verbeteren in het geval van het energiebeleid en de nieuwe technologieën op het gebied van de informatica. Zij is er eveneens toe overgegaan om een studie te financieren over de gezamenlijke mediterrane regio's, die moet bijdragen tot een duidelijker beeld van de acties welke de Commissie in de context van het mediCi PB C 69 van 24.3.1976. (2) PB L 143 van 12.6.1979. 16de ALG. VERSLAG EG.
II-7
REGIONAAL BELEID
155
terrane beleid van de Gemeenschap (3) ten behoeve van deze regio's wil ondernemen. Gezien het belang van dit project hebben twee Lid-Staten besloten om hieraan meer gerichte studies te wijden. Ten slotte zet de Commissie haar pogingen voort om haar statistische kennis met betrekking tot de vooruitzichten en de regionale programmering uit te breiden door een nieuwe studie betreffende de analyse en de vooruitzichten inzake de werkgelegenheid op regionaal gebied. 336. Van de op verzoek van de Lid-Staten in 1982 ondernomen studies hebben verschillende projecten de uitwerking van nieuwe ontwikkelingsstrategieën en de aanpassing van de regionale programma's ten doel. Voorts heeft de Commissie, rekening houdend met haar aanbeveling van 9 oktober 1981 (2) deelgenomen in de financiering van twee studies voor een betere grensoverschrijdende coördinatie, waarvan de ene betrekking heeft op Ierland/Noordierland, en de andere op de Rijn/Maasregio. Daarnaast heeft het Regionaal Fonds bijgedragen tot de financiering van acht studies die nauw verband houden met de werkzaamheden van het Fonds (3). De Commissie heeft op grond van de nieuwe begrotingspost 5410 bijgedragen aan vier studies ter voorbereiding van geïntegreerde acties.
Comité voor regionaal beleid 337. In 1982 is het Comité voor regionaal beleid vijfmaal in vergadering bijeengekomen, waarbij het met name aandacht heeft besteed aan de programma's voor regionale ontwikkeling, de wijzigingen in het beleid van de Lid-Staten en verschillende studies. Verder heeft het comité advies uitgebracht over 122 grote infrastructuurprojecten van elk meer dan 10 miljoen Ecu. Het comité heeft de heer Attali (4) tot nieuwe voorzitter en de heer Eysink-Smeets tot nieuwe vice-voorzitter gekozen.
(') (2) (') (4)
Buil. EG 10-1981, punten 1.3.10. tot 1.3.13. PB L 321 van 10.11.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 321. Nr. 344 van dit Verslag. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.56.
16e ALG. VERSLAG EG.
156
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π7
Financiële instrumenten (l) Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling De Fondsverordening 338. Op 29 oktober 1981 (2) heeft de Commissie bij de Raad een voorstel tot wijziging van de verordening betreffende het E uropees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ingediend. Deze herziening heeft betrekking op het regionaal beleid in het algemeen en op de werkzaamheden van het Fonds in het bijzonder. In april hebben het Parlement (3) en het E conomisch en Sociaal Comité (4) een gunstig advies over het voorstel uitgebracht. Op verzoek van het Parlement heeft de Commissie in september (5) wijzigingen in haar oorspronkelijk voorstel voor gelegd, ten einde het kader, de doelstellingen en de aard van de maatregelen van het EFRO beter te omschrijven. Het voorstel is verschillende malen besproken, zowel door de ter zake bevoegde groep van de Raad als in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers. In april (6) heeft de Raad oriënterende besprekingen over het voorstel gevoerd. E r is evenwel nog geen akkoord bereikt over bepaalde belangrijke punten zoals de concentratie van de steun in het kader van de quotagebonden middelen, de coör dinatie van het regionale beleid van de LidStaten, de tenuitvoerlegging van financiële steun voor de programma's en de verdeling van de middelen over de quotagebonden en de quotavrije delen. Nieuwe voorstellen voor verordeningen in verband met quotavrije steun 339. Op 19 november (7) heeft de Commissie aan de Raad een tweede serie van zes quotavrije maatregelen voorgesteld waarmee in totaal een steunbedrag van 710 miljoen E cu is gemoeid voor een periode van 5 jaar (19831987). Het accent valt hierbij voornamelijk op de regio's die te lijden hebben van de (') Afgezien vande leningen die de EIB (nr. 114 en volgende van dit Verslag) uit haar eigen middelen en uit die van het NCI verstrekt voor investeringen die tot de regionale ontwikkeling bijdragen, beschikt de Gemeenschap over de volgende specifieke financiële instrumenten: het E uropees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de omschakelingsleningen E GKS. (2) PB C 336 van 23.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 324. (3) PB C 125 van 17.5.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.37. (4) PB C 178 van 15.7.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.4.49. (5) PB C 261 van 6.10.1982. (6) Bull. E G 41982, punt 2.1.36. (7) PB C 15 van 19.1.1983 en Bull. E G 101982, punten 1.1.12 en 2.1.48. 16e ALG. VERSLAG E.G.
11-7
REGIONAAL BELEID
157
achteruitgang van de industrie en de zuidelijke regio's. Het gaat hierbij om de volgende acties : 340. Uitbreiding van de steun voor vier van de vijf acties die in 1980 werden goedgekeurd (') en die thans ten uitvoer worden gebracht. De steun uit het EFRO hiervoor bedraagt 390 miljoen Ecu, welk bedrag als volgt kan worden onderverdeeld : voor de actie ten behoeve van bepaalde regio's die getroffen worden door de uitbreiding van de Gemeenschap wordt de steun verdubbeld (120 miljoen Ecu extra) ; voorde ontwikkeling van alternatieve energiebronnen wordteen bedrag van 23 miljoen Ecu toegevoegd aan het huidige bedrag van 16 miljoen Ecu ; ten behoeve van de regio's die zijn getroffen door de problemen in de scheepsbouw wordt de subsidie verdubbeld (17 miljoen Ecu extra) en ten behoeve van de regio's die zijn getroffen door de problemen in de ijzer- en staalsector wordt een bedrag van 230 miljoen Ecu gevoegd bij het thans verstrekte bedrag van 43 miljoen Ecu. Wat de aard van de verrichtingen betreft, worden door de Commissie nieuwe maatregelen voor economische opleving voorgesteld, behalve voor de actie op energiegebied. Wat de acties ten behoeve van de „ijzer- en staalsector" en de sector „scheepsbouw" betreft wordt voorgesteld investeringssteun te verstrekken aan het midden- en kleinbedrijf in de vorm van een kapitaalverstrekking, terwijl in het geval van de actie voor de ijzer- en staalindustrie, rentesubsidies voor door de Gemeenschap verstrekte globale leningen zouden kunnen worden gegeven. De nieuwe actie voor de ijzer- en staalindustrie dient twee fasen te omvatten: de eerste fase bestaat in een voortzetting van de reeds aan gang zijnde actie, waarbij dan nog enkele gebieden meer in het Verenigd Koninkrijk plus enkele gebieden in Frankrijk worden betrokken. Deze fase heeft betrekking op de gebieden waar recentelijk dooreen sterke achteruitgang van de ijzer- en staalindustrie de bestaande onevenwichtige situatie in de regio's nog eens extra wordt geaccentueerd (92 miljoen Ecu). De tweede fase heeft betrekking op die gebieden waar vanwege de tenuitvoerlegging van de programma's tot herstructurering in de ijzer- en staalindustrie een aanzienlijke daling van het aantal arbeidsplaatsen wordt verwacht (138 miljoen Ecu). In het kader van deze tweede fase zouden alle Lid-Staten voor steun in aanmerking kunnen komen. 341. Twee van de reeds in 1980 goedgekeurde acties zullen tot Griekenland worden uitgebreid, namelijk de actie om bij te dragen tot de ontwikkeling van bepaalde regio's in het kader van de uitbreiding van de Gemeenschap (40 miljoen Ecu) en die inzake de veiligstelling van de energievoorziening (20 miljoen Ecu). Hiervan zullen de Griekse eilanden kunnen profiteren. (') PB L 271 van 15.10.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 326. 16e ALG. VERSLAG
158
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-7
342. Er zal een nieuwe actie op touw worden gezet ten gunste van bepaalde gebieden welke getroffen zijn door de herstructurering in de textiel- en kledingindustrie (260 miljoen Ecu), waarmee alternatieve economische activiteiten zullen worden gestimuleerd. De betrokken gebieden bevinden zich in België, Frankrijk, Italië, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Bovendien heeft de Commissie nieuwe maatregelen ten gunste van Ierland en Noordierland in het vooruitzicht gesteld om de basis van de economische ontwikkeling van deze regio's te verruimen. Het Fonds 343. In 1982 is de toewijzing voor het Regionaal Fonds in het kader van de algemene begroting vastgesteld op 1 759,5 miljoen Ecu tegen 1 540 miljoen Ecu in 1981. Hiervan zijn 90,5 miljoen Ecu bestemd voor de quotavrije afdeling van het Fonds. Quotagebonden afdeling 344. In 1982 heeft de Commissie vier besluiten tot bijstandsverlening vastgesteld, respectievelijk in maart ('), juni (2), september (3) en december (4), nadat zij het advies van het Comité van het Fonds en, voor de steun ten behoeve van infrastructuurvoorzieningen van meer dan 10 miljoen Ecu, van het Comité voor regionaal beleid had ingewonnen. Het aantal projecten waarvoor steun is toegekend, is gestegen van 2 763 in 1981 tot 3 269 in 1982. Met de steun was een totaalbedrag van 1 812 miljoen Ecu gemoeid, hetgeen betekent dat voor het gehele bedrag van de middelen van het Fonds betalingsverplichtingen zijn aangegaan. Vijf Lid-Staten (België, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland) hebben evenwel hun quota niet volledig kunnen benutten omdat zij niet voldoende aanvragen hebben ingediend. De goedgekeurde projecten in de sectoren industrie en dienstverlening vertegenwoordigden 234 miljoen Ecu (13%) en de infrastructuurprojecten 1 576 miljoen Ecu (87%), waarvan 25 miljoen Ecu voor infrastructuurvoorzieningen op het platteland. In 1982 werd eveneens een bedrag van 2 miljoen Ecu toegekend voor de
(') (2) O (4)
Buil. Bull. Bull. Bull.
EG EG EG EG
3-1982, punt 2.1.49. 6-1982, punt 2.1.76. 9-1982, punt 2.1.44. 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-7
REGIONAAL BELEID
159
uitvoering van acht studies (') krachtens art. 12 van de verordening van het Fonds. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de activiteiten van het Fonds in 1982 en in de periode 1975-1982. TABEL 10 Bijstand uit het Regionaal Fonds per Lid-Staat (') 1975-1982
1982
Lid-Staat
Aantal Investeringsinvesbedrag terings(in projecten miljoen Ecu)
Toegekende steun (in miljoen Ecu)
(2)
Aantal investeringsprojecten
1982
Investeringsbedrag (in miljoen Ecu)
Toegekende steun (in miljoen Ecu)
Verrichte betalingen (in miljoen Ecu)
(2)
0)
37 153 230 213 312 67 1 594 1 11
132,89 93,35 750,67 1 041,79 1 171,85 2 226,38 2 940,47 10,80 85,73
16,97 17,42 58,31 213,30 325,36 114,04 604,90 2,04 18,32
304 565,11 561 431,48 1 795 6 166,37 488 2 169,36 2 687 4 284,92 695 8 145,28 6 975 18 321,24 9 40,63 51 606,62
68,96 83,12 412,34 461,64 1 083,61 449,14 2 674,59 6,94 100,02
45,91 57,40 288,25 274,35 523,28 325,15 1 161,33 3,38 45,32
659
3 723,07
441,48
4 238
15 071,44
1 714,01
1 075,27
Gemeenschap 3 277
12 177,00
1 812,13
17 803 60 802,45
7 054,36
3 799,63
België Denemarken BR Duitsland Griekenland Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk
(') De bedragen in Ecu worden ter indicatie vermeld. De cijfers hebben ook betrekking op de studies (artikel 12 van de EFRO-verordening). (2) Met uitzondering van de studies in de periode 1975-1981.
De betalingen beliepen 950,67 miljoen Ecu tegen 791,41 miljoen Ecu in 1981, hetgeen overeenkomt met 92,2% van de betalingskredieten. Voor de eerste acht werkingsjaren van het Fonds, van 1975tot 1982, belopen de totale betalingen 3 800 miljoen Ecu, dit wil zeggen 53,9% van de aangegane verplichtingen (tegen 54,3% eind 1981). Quotavrije afdeling 345. Overeenkomstig de eerste vijf verordeningen tot instelling van specifieke communautaire acties in het kader van het quotavrije gedeelte van het Fonds (2) (') Nr. 336 van dit Verslag. ( 2 ) PB L 271 van 15.10.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 326. 16e ALG. VERSLAG EG.
160
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π7
in april en juli (') twee, door het Verenigd Koninkrijk ingediende speciale pro gramma's goedgekeurd. Het ene programma is gericht op de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten en bepaalde gebieden die door de herstructurering van de ijzer en staalindustrie zijn getroffen, het andere op de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten in bepaalde gebieden die door de herstructurering van de scheepsbouw zijn getroffen. De maximumbijdrage ten behoeve van deze programma's beloopt respectievelijk 33 en 17 miljoen Ecu over een termijn van vijfjaar. De financiële middelen zullen per jaartranche worden vastgelegd. In 1982 is een bedrag van 33 miljoen E cu vastgelegd voor de acht reeds goedge keurde programma's in het kader van de quotavrije afdeling. De betalingen voor deze acht programma's beliepen 22 miljoen E cu.
Omschakelingsleningen 346. Gezien de structurele en conjuncturele crisis welke de EGKSindustrieën in Europa doormaken, heeft de Commissie haar inspanningen ten aanzien van de in TABEL 11 Leningen toegekend krachtens artikel 56, 2a, van het EGKSVerdrag (in miljoen Ecu) LidStaat
België Denemarken BR Duitsland Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk Gemeenschap
19611979
36,67 (12)
—
1980
37,5 (1)
1981
1982
39,26 (5)
38,14(2) 1,72(1) 118,90(11)
—
—
190,28 (63) 323,07 (66) 2 (1) (a) 79,32 (19) 4,18(2) 46,82 (38)
27,3 (4) 19,91 (3) 4,45 (1) 13,11 (1) 10,79 (2) 7,30(1)
96,13 (6) 16,64 (4)
322,89 (31) (a) 1 005,23 (232)
—
— —
11,94(1)
52,92 (2)
— —
— —
151,96(18)
140,83 (12)
100,02(10)
272,32(31)
304,80 (28)
311,70(26)
(a) 19731979 — De cijfers tussen haakjes betreffen het aantal toegekende leningen. — Bij de vaststelling van de bedragen voor de toegekende leningen is rekening gehouden met eventuele annuleringen.
(') Bull. EG 7/81982. punt 2.1.80. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-7
REGIONAAL BELEID
161
lid 2 a) van artikel 56 van het EGKS-Verdrag voorziene maatregelen opgevoerd. Het betreft omschakelingsleningen ten behoeve van zowel EGKS-ondernemingen als andere ondernemingen. Aan deze leningen, die moeten bijdragen tot het scheppen van vervangende werkgelegenheid voor arbeidskrachten in de ijzer- en staalindustrie of de kolenmijnindustrie die zonder werk zijn komen te zitten, zijn rentesubsidies verbonden. Het totaalbedrag van de toegekende leningen heeft zich in 1982 op het niveau van 1981 gehandhaafd. Het aantal arbeidsplaatsen dat hierdoor kan worden gecreëerd is evenwel aanmerkelijk toegenomen, en wel van 13 640 in 1981 tot 17 088 in 1982. Deze gunstige ontwikkeling komt tot uiting in het bedrag van de rentesubsidies op de omschakelingsleningen, dat in verhouding tot het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen staat en dat is gestegen van 26,2 miljoen Ecu in 1981 tot 40 miljoen Ecu in 1982. Het hiervoor op de operationele EGKS-begroting uitgetrokken bedrag kon zodoende volledig worden aangewend.
Gecoördineerde aanwending van meerdere financiële instrumenten Geïntegreerde maatregelen 347. In 1982 werd de uitvoering van twee modelprojecten te Napels en te Belfast (') voortgezet. Voor wat Napels betreft, zijn er verscheidene vergaderingen geweest van de technische werkgroep die is belast met de voorbereiding van de besluiten op politiek niveau. Evenals vorig jaar is voor diverse communautaire instrumenten steun verleend aan verscheidene projecten die deel uitmaken van de geïntegreerde maatregel. Te Belfast werden de voorbereidende werkzaamheden die in samenwerking met de Britse autoriteiten worden ondernomen, voortgezet. Verder werd uit hoofde van de nieuwe begrotingspost 5410 besloten dat de Gemeenschap een financiële bijdrage zou geven voor vier studies ter voorbereiding van geïntegreerde acties. Ten slotte is een afzonderlijk hoofdstuk van het voorstel tot herziening van de verordening van het Regionaal Fonds (2) gewijd aan de geïntegreerde maatregelen. De Commissie wil aan deze vorm van gemeenschapssteun een officieel karakter geven.
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 327. (2) Nr. 338 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
162
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-7
Maatregelen ten gunste van de ijzer- en staalgebieden 348. Tegelijk met de goedkeuring van de „algemene doelstellingen staal 1985" (') heeft de Commissie zich in oktober beziggehouden met het onderzoek van de grote lijnen van de maatregelen die nodig zijn voor een krachtiger omschakelingsbeleid in de door de crisis in de ijzer- en staalindustrie getroffen gebieden. Door de inschakeling van alle financiële instrumenten van de Gemeenschap wil men het scheppen van vervangende economische activiteiten buiten de sector ijzer en staal vergemakkelijken. Het betreft in het bijzonder de versterking van de EGKS-instrumenten, een deel neming van het Sociaal Fonds in de kosten voorde beroepsopleiding of herscholing van arbeidskrachten uit andere sectoren dan de EGKS en het verlenen van meer steun in het Regionaal Fonds ten gunste van de door de crisis in de ijzer- en staalindustrie getroffen regio's. Voor de EGKS-instrumenten en het Regionaal Fonds wordt onder meer gestreefd naar een grotere beklemtoning van de rol van de rentesubsidies op communautaire leningen ten einde het verrichten van werkverschaffende investeringen, vooral in kleine en middelgrote ondernemingen, te vergemakkelijken.
(') Buil. EG 10-1982, punt 2.1.15. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-8
MILIEU
163
Deel 8
Milieu Voornaamste ontwikkelingen 349. De uitvoering van het communautair milieubeleid werd dit jaar voortgezet met het goedkeuren van verschillende besluiten door de Raad, het indienen van diverse voorstellen door de Commissie en talrijke andere activiteiten zoals het organiseren van conferenties en studiebijeenkomsten met de betrokken groeperingen. In de algemene begroting 1982 werden door het Parlement voor het eerst beleidskredieten op milieugebied opgevoerd ten behoeve van de financiering van beschrijvende analyses en proefprojecten voor de ontwikkeling van de zogenaamde schone technieken en voor de bescherming van het natuurlijk milieu in bepaalde voor de Gemeenschap belangrijke kwetsbare gebieden, voor de financiering van het in toepassing brengen van communautaire voorschriften ten aanzien van bepaalde vormen van verontreiniging en van maatregelen gericht op het scheppen van nieuwe werkgelegenheid. Ten slotte was het derde milieu-actieprogramma ( '), dat in oktober (2) door de Commissie werd gewijzigd naar aanleiding van het advies van liet Parlement (3) en het Economisch en Sociaal Comité (4), aanleiding voor een resolutie van de Raad op 17 december.
Voorkoming en beperking van verontreiniging en hinder Bescherming van het watermilieu 350. De bestrijding van de verontreiniging als gevolg van de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen in het watermilieu is nog steeds een van de prioriteiten van de Commissie. De werkzaamheden op dit gebied werden voortgezet en resulteerden onder meer in een mededeling van de Commissie van 22 juni (5) waarin 129 stoffen werden genoemd die in aanmerking komen om op lijst I van de richtlijn van
(') (2) (-') (") (5)
PB C 305 PB C 294 PB C 182 PB C 205 PB C 176
van van van van van
25.11.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 329. 10.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.52. 19.7.1982. 9.8.1982. 14.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.86.
16e ALG. VERSLAG EG.
164
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π8
4 mei 1976 (') te worden opgenomen. Op basis van deze mededeling heeft de Raad op 17 december zijn goedkeuring gehecht aan een resolutie betreffende de bestrij ding van de waterverontreiniging. Deze resolutie heeft met name ten doel de werkzaamheden op dit gebeid te versnellen door een actievere deelneming van de LidStaten en het onderzoek aan een aantal stoffen te intensiveren. Steeds in het kader van de toepassing van de richtlijn van 1976 hechtte de Raad op 22 maart (2) zijn formele goedkeuring aan de richtlijn betreffende grenswaarden en kwali teitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de elektrolyse van alkali chloriden, waarmee de Raad op 3 december 1981 al in principe had ingestemd (3). 351. Verder bekrachtigde de Raad op 24 juni (4) een besluit om bijlage IV van het verdrag inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging aan te vullen met grenswaarden voor kwiklozingen afkomstig van elektrolysein stallaties voor alkalichloriden (5). 352. Op 13 juli diende de Commissie bij de Raad een voorstel in (6) om de richtlijn van 20 februari 1978 (7) betreffende afvalstoffen afkomstig van de titaan dioxideindustrie te wijzigen en de termijn voor het indienen van harmonisa tievoorstellen te verlengen. Dit voorstel kreeg in oktober een gunstig advies van het Parlement (8) en van het E conomisch en Sociaal Comité (9). 353. Op hetzelfde terrein heeft de Raad, die op 24 juni (10) in principe had ingestemd met het voorstel voor een richtlijn betreffende regelingen voor de bewaking van het milieu waarin afval van de titaandioxideindustrie wordt ge loosd, dat in december 1980 door de Commissie bij de Raad was ingediend (' ') en waarover het Parlement op 13 mei een positief advies had uitgebracht ( 12 ), deze richtlijn op 3 december ( I3 ) formeel goedkeurde. 354. In het kader van de bescherming van de Middellandse Zee ging er op 28 september van de Commissie een aanbeveling uit naar de Raad (14) om het (') PB L 129 van 18.5.1976. (2) PB L 81 van 27.3.1982 en Bull. E G 31982, punt 2.1.55. (3) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 332. (4) PB L 210 van 19.7.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.1.80. (s) Bull. E G 121982. (6) PB C 196 van 30.7.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.84. (7) PB L 54 van 25.2.1978 en Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 252. (8) PB C 292 van 8.11.1982. (») PB C 326 van 13.12.1982. (10) Bull. E G 61982, punt 2.1.85. (") PB C 356 van 31.12.1980. C2) PB C 149 van 14.6.1982. C3) PB L 378 van 31.12.1982 en Bull. E G 121982. ('") PB C 278 van 21.10.1982 en Bull. E G 91982, punt 2.1.47. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-8
MILIEU
165
protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee te ondertekenen en over te gaan tot neerlegging van de akte van sluiting. Het Parlement heeft op 26 november ( ' ) advies uitgebracht over dit voorstel. In april (2) had de Commissie deelgenomen aan de besprekingen over dit vierde protocol bij de Conventie van Barcelona van 1976 (3), dat de bescherming van het milieu van het gehele Middellandse-Zeegebied beoogt. 355. De Commissie was verder actief bij de uitvoering van het actieprogramma, tot beheersing en vermindering van de vervuiling als gevolg van olielozingen op zee (4). Het Raadgevend Comité voor deze kwestie, dat op 3 maart en 22 juli bijeenkwam, adviseerde de Commissie over het invoeren van de eerste experimentele maatregelen ter beheersing van de vervuiling als gevolg van de lozing van olie en dergelijke. Bestrijding van de luchtverontreiniging 356. In het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties werd op 15 juli de akte tot goedkeuring van het verdrag inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand door de Gemeenschap en de Lid-Staten neergelegd (5) 357. Op zijn vergadering van 3 december (6) heeft de Raad de richtlijn betreffende luchtkwaliteitsnormen voor lood goedgekeurd. 358. In het kader van de harmonisatie van meetmethoden werd in oktober een begin gemaakt met de tweede fase van de rondzendanalyse voor stikstofoxiden, waarvan de bijzonderheden in een voorafgaande studie waren vastgesteld. Deze analyse moet in september 1983 gereed zijn. 359. Eveneens op 24 juni besloot de Raad Ç) uitbreiding te geven aan de beschikking uit 1975 (8) betreffende uitwisseling van gegevens afkomstig van meetnetten en afzonderlijke meetpunten voor de luchtverontreiniging in de Lid-
(') (2) (3) C) (5) (6) (7) (8)
PB C 334 van 20.12.1982. Bull. EG 4-1982, punt 2.1.40. Tiende Algemeen Verslag, nr. 291. PB C 162 van 8.7.1978 en Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 250. PB C 171 van 27.6.1981 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.85. PB L 378 van 31.12.1982 en Bull EG 12-1982. PB L 210 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.80. PB L 194 van 25.7.1975.
16e ALG. VERSLAG EG.
166
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
U-8
Staten. In deze beschikking wordt een aantal verontreinigende stoffen, zoals stikstofoxiden, koolmonoxiden, ozon en zware metalen in zwevende toestand met name genoemd. Bestrijding van geluidshinder 360. Op 12januari diende de Commissie bij de Raad een voorstel in (') vooreen richtlijn die de harmonisatie van de meetmethoden voor het meten van het geluid van elektrische huishoudelijke apparaten beoogt en aangeeft op welke wijze de consument moet worden geïnformeerd over het door deze apparaten voortgebrachte lawaai. 361. Van drie ontwerp-besluiten ter beperking van het lawaai van drie catagorieën bouwmachines werd de Commissie door Frankrijk in het kader van de overeenkomst van 5 maart 1973 (2) op de hoogte gesteld. Rechtsbesluiten op dit gebied zijn in voorbereiding. 362. Tijdens de zitting van 10 juni hechtte de Raad in principe zijn goedkeuring aan een richtlijn (3) tot wijziging van de richtlijn van 20 december 1979 (4) inzake de beperking van het geluid van subsonische luchtvaartuigen. Het Parlement nam hierover op 26 november (s) een resolutie aan. 363. Ten slotte werd door de Commissie een computerprogramma uitgewerkt voor de berekening van immissielijnen voor het luchtvaartlawaai in de buurt van vliegvelden. Chemicaliën in het milieu 364. Op 24 juni ging de Raad over tot de formele goedkeuring van de „Seveso"richtlijn (6) waarover op 3 december 1981 al een principe-uitspraak was gedaan (7).
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7)
PB C 181 van 19.7.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.1.39. PB C 9 van 15.3.1973. PB C 276 van 28.10.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 340. PB L 18 van 24.1.1980. PB C 334 van 20.12.1982. PB L 230 van 5.8.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 345. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-8
MILIEU
167
365. Op 18 september 1981 trad de richtlijn van de Raad van 18 september 1979 (') in werking, die de zesde wijziging inhield van de richtlijn van 1976 over de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen (2). In dit verband werd door de Commissie in 1982 de procedure in werking gesteld voor de aangifte voor de inventaris van bestaande chemische stoffen (EINECS) en tevens de procedure vastgesteld voor de aanmelding van nieuwe stoffen. Daarnaast werd de genoemde richtlijn uit 1967 (2) op 25 maart door de Commissie voor de vierde maal aan de technische ontwikkelingen aangepast (3). 366. Verder zette de Commissie de onderhandelingen met de Amerikaanse autoriteiten voort met het oog op een mogelijk akkoord over de toepassing van de Amerikaanse ,,Toxic Substances Control Act" (TSCA) op produkten afkomstig uit de Gemeenschap en van de dienovereenkomstige gemeenschapswetgeving op produkten uit de Verenigde Staten. Onder meer deed de Commissie de Amerikaanse autoriteiten twee memorandums toekomen respectievelijk betrekking hebbend op de geheimhouding in het kader van de richtlijn van 18 september 1979 (4) en op het Amerikaanse voorstel vooreen regeling ten aanzien van de ontheffing van de in de afdeling 5 van de TSCA (5) genoemde verplichtingen. 367. Het bij het besluit van de Commissie van 28 juni 1978 (6) opgerichte Raadgevend Wetenschappelijk Comité voor het Onderzoek naar de toxiciteit en ecotoxiciteit van chemische verbindingen deed een reeks adviezen uitgaan over verschillende aspecten van de invloed van chemicaliën op mens en milieu. 565. In een mededeling aan de Raad van 11 juni gaf de Commissie een overzicht van de situatie rond de toepassing van het communautair beleid ten aanzien van chloorfluorkoolwaterstoffen in het milieu. Op ditzelfde terrein keurde de Raad, nadat hij zich had uitgesproken (7) voor een versterking van de voorzorgsmaatregelen, en wel in een beschikking waarin de op 26 maart 1980 (8) getroffen beperkende maatregelen worden verlengd, op 16 november (9) na advies van het Parlement (10) en het Economisch en Sociaal Comité (' ') de ontwerp-beschikking goed, die de Commissie dienaangaande in oktober 1981 (12) had ingediend. (') PB L 259 van 15.10.1979. (2) PB L 196 van 16.8.1967. (3) PB L 106 van 21.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.57. C) PB L 259 van 15.10.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 277. (5) Bull. EG 9-1982, punt 2.1.48. (6) PB L 198 van 22.7.1978. (7) Bull. EG 6-1982, punt 2.1.83. (8) PB L 90 van 3.4.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 305. (') PB L329 van 25.11.1982. ( I0 ) PB C 125 van 17.5.1982. (") PB C 348 van 31.12.1981. C2) PB C 269 van 21.10.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
168
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π8
369. Ten slotte werd de Commissie op 19 januari door de Raad gemachtigd (') deel te nemen aan de besprekingen voor een wereldwijde overeenkomst ter be scherming van de ozonlaag, waarvoor de activiteiten vallen onder het milieupro gramma van de Verenigde Naties.
Bescherming en veredeling van hulpbronnen Veredeling van afvalstoffen 370. Op 9 september diende de Commissie bij de Raad een voorstel in (2) voor een richtlijn betreffende het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw. Deze ontwerprichtlijn bevat maatregelen om de verspreiding van dergelijk slib voor de landbouw zo gunstig mogelijk te doen verlopen. 371. Het Comité afvalbehandeling (3) zette zijn werkzaamheden voort. Het comité vestigde onder meer de aandacht op de omvang van het probleem van giftige en gevaarlijke afvalstoffen voor de afvalbehandeling. Schone technologieën 372. De inbreng van de Gemeenschap bij de ontwikkeling van schone technolo gieën bestond dit jaar onder meer in het organiseren van een informatieuitwis seling over de in de verschillende landen opgedane ervaring met het bevorderen van nieuwe technologieën. Op 9 april 1979 (4) had de Raad de Commissie verzocht op dit gebied activiteiten te ontplooien. Waterbeheer 373. Naar aanleiding van een verzoek van het Parlement besloot de Commissie een studie uit te voeren naar de beschikbaarheid van water op Sicilië, zodat rampsituaties als bij de recente droogte in de toekomst kunnen worden voorkomen. De studie moet aangeven op welke wijze de Gemeenschap kan bijdragen aan een verbetering van de watervoorziening op het eiland.
(') (2) (3) (4)
Buil. E G 11982, punt 2.1.40. PB C 264 van 8.10.1982 en Bull. E G 91982, punt 2.1.50. PB L 115 van 1.5.1976 en Tiende Algemeen Verslag, nr. 284. Bull. E G 41979, punt 2.1.44. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-8
MILIEU
169
Natuurbehoud 374. De Raad keurde op 3 december (') een verordening goed betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de Conventie van Washington over de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten. Deze conventie beoogt tweeduizend soorten door streng toezicht op de internationale handel voor uitsterving te behoeden. De verordening bevat ook beperkings- en controlemaatregelen die verder gaan dan de bepalingen van de conventie. Op verzoek van de Commissie deed de Deense regering, in haar hoedanigheid van voorzitter van de Raad, het secretariaat van de Conventie bovendien een voorstel tot wijziging van de Conventie toekomen om toetreding van de Gemeenschap als zodanig mogelijk te maken. 375. De verordening betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van produkten afkomstig van walvisachtigen (2) is op 1 januari 1982 in werking getreden. 376. Op 7 mei (3) legde de Gemeenschap bij de Raad van Europa de goedkeuringsakte neer voor het verdrag betreffende het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, de zogenaamde Conventie van Bern, die de Raad van de EEG in december 1981 (4) formeel had besloten aan te gaan. Bovendien was de Gemeenschap in september (5) als verdragsluitende partij vertegenwoordigd bij de eerste vergadering var het uit hoofde van dat verdrag in het leven geroepen Permanent Comité. 377. Op 24 juni (6) keurde de Raad het besluit goed betreffende de sluiting door de Gemeenschap van het verdrag betreffende de bescherming van trekkende wilde diersoorten, de zogenaamde Conventie van Bonn. 378. Om tegemoet te komen aan de publieke verontwaardiging - verwoord in een resolutie van het Parlement van maart (7) -over de jaarlijks terugkerende jacht op pasgeboren zeehonden, besloot de Commissie op 20 oktober 1982 (8) bij de Raad een voorstel in te dienen voor een verordening waarbij de invoer van huiden van jonge zadelrobben en klapmutsen, en van een aantal daarvan afgeleide (') (2) (3) (") (5) (6) (7) (8)
PB L 384 van 31.12.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.96. PB L 39 van 12.2.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 355. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.67. PB L 38 van 10.2.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 357. Bull. EG 9-1982, punt 2.1.49. PB L 210 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.80. PBC 87 van 5.4.1982. PB C 285 van 30.10.1982 en Bull EG 10-1982, punt 2.1.58.
16e ALG. VERSLAG EG.
170
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-8
produkten, in de Gemeenschap wordt verboden. Na advies van het Parlement (') en het Economisch en Sociaal Comité in november, keurde de Raad op 17 december (2) een resolutie over dit onderwerp goed. In november (2) nam het Parlement voorts een resolutie aan over de commerciële walvisvangst. Verbetering van het leefklimaat 379. Binnen diverse organisaties van de Gemeenschap werd verder gewerkt aan het voorstel voor een richtlijn betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere werken. Naar aanleiding van het advies van het Parlement (3) bracht de Commissie wijzigingen aan in het voorstel van 1980 (4) en op 1 april (5) diende zij een nieuwe versie in waarin met de wensen van het Parlement rekening wordt gehouden. 380. De resultaten van de voorbereidende werkzaamheden in verband met de ontwikkeling van een methodologische benadering voor een informatiesysteem omtrent de toestand van het milieu („milieu-kartering") (6) zijn neergelegd ineen samenvattend rapport, die tevens de gegevens bevat voor een voorstel aan de Raad inzake de geleidelijke tenuitvoerlegging van zo'n informatiesysteem. 381. De ervaring die in de groep experimentele scholen in het lager onderwijs werd opgedaan met de bevordering van milieuvoorlichting en milieueducatie (7) leidde tot het organiseren van een soortgelijk programma voor het middelbaar onderwijs, waaraan door 25 scholen wordt deelgenomen.
Werkzaamheden in internationaal verband 382. In internationaal verband was er sprake van een toenemende activiteit van de Gemeenschap op milieugebied ; zo werden er verschillende verdragen geratificeerd (Verdrag van Genève over de grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, het Verdrag van Bern betreffende de instandhouding van in het wild
(') (2) (3) (") (5) (6) (7)
PB C 334 van 20.12.1982. PB C 334 van 20.12.1982 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.73. PB C 66 van 15.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.47. PB C 169 van 9.7.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 317. PB C 110 van 1.5.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.58. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 359. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 360. 16e ALG. VERSLAG EG.
[18
I I M L EU
171
levende dier en plantesoorten en het natuurlijk milieu in Europa en het Verdrag van Bonn betreffende trekkende soorten) en werd er actief bijgedragen aan werk programma's van zowel regionale samenwerkingsverbanden als van internationale organisaties. In het bijzonder valt te noemen de deelname van de Gemeenschap aan de bijzondere zitting (') in het kader van het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNE P) ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de Conferentie van Stockholm. Overigens vond er in oktober (2) een briefwisseling plaats ter verster king en ontwikkeling van de bestaande samenwerking tussen de Commissie en UNEP. 383. Op het terrein van , .milieu en ontwikkeling' ' organiseerde de Commissie de derde vergadering van het Comité van Internationale Ontwikkelingsinstellingen voor het milieu (ODIE ) (3) waarin de partijen, die de verklaring van New York van februari 1980 over de samenhang tussen milieubeleid en economische ontwik keling hebben ondertekend, zitting hebben. 384. In het kader van de bilaterale betrekkingen werd het overleg met diverse landen buiten de Gemeenschap met het oog op de uitbreiding van de samenwerking op milieugebied, dat in de voorafgaande jaren door middel van briefwisseling tot stand was gebracht, voortgezet en geïntensiveerd. Overleg werd gevoerd met Zweden, Noorwegen (4), de Verenigde Staten en Canada.
Juridische aspecten 385. In het kader van de overeenkomst van 5 maart 1973 (5) ontving de Commis sie negen mededelingen. Het toezicht op de verwerking van communautaire wetgeving in het nationale recht van de LidStaten werd door de Commissie voortgezet. In dit verband werden in de loop van het jaar door het Hofvan Justitie drie LidStaten veroordeeld omdat zij de communautaire wetgeving niet integraal of correct in toepassing hebben gebracht.
(') (2) (■') (") (5)
Buil. EG 51982, punt 2.1.68. Bull. EG 101982, punt 2.1.59. Bull. EG 41982, punt 2.1.47. Buil. EG 91982, punt 2.1.52. PB C 9 van 15.3.1973.
16e ALG. VERSLAG EG.
172
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-9
Deel 9
Consumenten Voornaamste ontwikkelingen 386. Het tweede programma voor de bescherming en voorlichting van con sumenten O werd dit jaar voortgezet met de goedkeuring van verschillende richt lijnen door de Raad en door de Commissie onder meer op het gebied van de fysieke bescherming, en met proefprojecten met het oog op een brede aanpak van het probleem van de fysieke gevaren van verbruiksartikelen. Verder werden in itiatieven genomen om voor een aantal takken van handel en industrie te komen tot procedures voor regelmatig overleg tussen vertegenwoordigers van producenten en consumenten die moeten leiden tot een beter inzicht in de gemeenschappelijke belangen en zo mogelijk tot onderlinge afspraken. Aan de openbare sector werd eveneens een bijzonder onderzoek gewijd.
Fysieke bescherming 387. De fysieke bescherming van de consument krijgt binnen de Gemeenschap nog steeds de volle aandacht. Op het terrein van de cosmetica keurde de Raad op 18 mei (2) een richtlijn goed waarmee de richtlijn van 27 juli 1976 (3) andermaal werd gewijzigd ; het belangrijkste van deze nieuwe richtlijn is dat nu een positieve lijst tot stand is gekomen van stoffen die als conserveermiddelen in kosmetische produkten mogen worden gebruikt. Door de Commissie werden ook twee richt lijnen vastgesteld : de richtlijn van 11 februari (4) betreft de aanpassing van bijlage 2 bij dezelfde richtlijn van de Raad uit 1976 aan de technische ontwikkelingen en het verbod op het gebruik van acetyl - ethyl - tetramethyl - tetraline (AETT); die van 15 mei (5) heeft betrekking op analysemethoden voor de controle op de samenstelling van kosmetische produkten en daarin worden tevens methoden vastgesteld voor het aantonen en bepalen van stoffen in een aantal haarmiddelen. Deze richtlijn vormt een aanvulling op de eerste richtlijn van de Commissie op dit (') (2) (3) (4) (5)
PBC 133 van 3.6.1982. PB L 167 van 15.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.70. PB L 262 van 27.9.1976. PB L 63 van 6.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.48. PB L 185 van 30.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.69. 16e ALG. VERSLAG EG.
JI-9
CONSUMENTEN
173
gebied (')· Verder besloot de Commissie op 6 oktober haar voorstellen voor een vierde ( 2 )en vijfde (3) wijziging op de richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 ( 4 )in te trekken. Omdat het hier in feite om aanpassingen aan de technische ontwikkelingen gaat, zullen deze wijzigingen binnenkort in de vorm van richtlijnen van de Commissie worden vastgesteld. 388. Wat betreft de uitvoering van de richtlijn van 18 december 1978 (5) diende de Commissie bij de Raad een voorstel in (6) voor een richtlijn die ertoe moet leiden dat van dranken, die meer dan 1,2 volumeprocent alcohol bevatten, de bestanddelen en het alcoholgehalte op het etiket wordt vermeld. 389. Het proefproject dat tot doel heeft een communautair informatiesysteem tot stand te brengen over ongevallen met bepaalde stoffen, anders dan bij beroepsuitoefening of in het wegverkeer, waartoe de Raad op 23 juli 1981 (7) had besloten, is op 1 januari van start gegaan. De duur van het project is voorzien op 30 maanden. De voor het verzamelen en verwerken van de gegevens te gebruiken technieken werden reeds vastgesteld. Het communautair stelsel voor snelle uitwisseling van gegevens over het gebruik van levensmiddelen die een onmiddellijk gevaar voor de gezondheid (8)opleveren, functioneert afdoend. Het Parlement bracht hierover een positief advies uit (9), naar aanleiding waarvan de Commissie haar voorstel op 20 december heeft gewijzigd.
Bescherming van economische en juridische belangen 390. Binnen de organisaties van de Gemeenschap werd voortgegaan met de bestudering van voorstellen van de Commissie inzake misleidende en oneerlijke reclame ( 10 ), buiten de bedrijfsruimten tot stand gekomen overeenkomsten (")en aansprakelijkheid voor artikelen met gebreken ( 12 ).
(') PB L383 van 31.12.1980. (2) PB C 313 van 2.12.1981. (3) PB C 36 van 12.2.1982. (") PB L262 van 27.9.1976. (5) PB L 33 van 8.2.1979. (6) PB C 281 van 26.10.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.62. (7) PB L 229 van 13.8.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 369. (8) PB C 321 van 22.12.1979 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 364. (») PB C 182 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.99. ( I0 ) PB C 70 van 21.3. 1978 en Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 277. (") PB C 22 van 29.1.1977, PB C 127 van 1.6.1978 en PB C 194 van 1.8.1979. C2) PB C 241 van 14.10.1976, PB C 271 van 26.10.1979 en Tiende Algemeen Verslag, nr. 143. 16e ALG. VERSLAG EG.
174
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-9
Met het oog op het verbeteren van procedures voor het oplossen van kleine geschillen besloot de Commissie om samen met het Duitse ministerie van Justitie een project in Hamburg te financieren dat handelt over nieuwe regels voor juridisch advies aan consumenten.
Consumenteneducatie 391. Op 3 februari deed de Commissie de Raad een werkdocument toekomen, waarin zij haar gedachten had neergelegd over motieven en doelstellingen voor de consumenteneducatie op scholen en over de wijze waarop die zou moeten plaatsvinden. In dit verband werd tevens begonnen met het voorbereiden van vakcursussen voor onderwijzend personeel in de verschillende Lid-Staten.
Vertegenwoordiging van de consument 392. De werkzaamheden van het Raadgevend Consumentencomité leidden onder meer tot adviezen over kwesties in verband met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, over de aanpassing van de nationale wetgeving ten aanzien van speelgoed (') en levensmiddelen (2) en over het probleem van het vrije verkeer van gevaarlijke stoffen in de Gemeenschap. Verder kwam het comité op de vergadering van 6 juli (3) tot een advies over reclame voor alcoholhoudende dranken en de daarop betrekking hebbende gedragscodes. Tenslotte heeft de Commissie bereikt dat een vertegenwoordiger van de consumenten wordt betrokken bij het opstellen van Europese normen binnen de Europese normalisatie-instituten, op terreinen die van belang zijn voor de consument.
Internationale samenwerking 393. De op grond van de briefwisseling van 15 december 1980 (4) tot stand gebrachte samenwerking tussen de Commissie en Zweden op het gebied van de consumentenbescherming werd dit jaar geïntensiveerd. Verder was de Gemeenschap metterdaad betrokken bij de activiteiten van internationale organisaties zoals de Raad van Europa en de OESO op het gebied van de consumentenbescherming. (') (2) (3) (")
Buil. Bull. Buil. Bull.
EG 5-1982, punt 2.1.72 en Bull. EG 12-1982. EG 10-1982, punt 2.1.65. EG 7/8-1982, punten 2.1.86 tot 2.1.88. EG 12-1980, punt 2.1.77. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
175
Deel 10
Landbouwbeleid Voornaamste ontwikkelingen 394. De discussies over de aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn in 1982 voortgezet, met name bij de bespreking van de landbouwprijzen voor 198211983 en van de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk. Een aantal door de Commissie in haar ,,richtsnoeren voor het Europese landbouwbeleid' ' van 23 oktober 1981 (') voorgestelde principes, die ten doel hebben de stijging van de kosten van het landbouwbeleid te beperken en een beter marktevenwicht voor bepaalde produkten te bewerkstelligen, zijn door de Raad overgenomen. Zo heeft deze besloten de prijzen voor granen minder te verhogen dan voor de meeste andere produkten, wat een eerste stap zou moeten zijn naar een vermindering van het verschil tussen de graanprijzen die worden toegepast door de Gemeenschap enerzijds en haar belangrijkste concurrenten anderzijds. Verder zijn garantiedrempels vastgesteld voor de produkten met de grootste overschotten. De voorstellen van de Commissie inzake de aanpassing van de communautaire wetgeving voor een aantal Middellandse-Zeeprodukten (2) zijn door de Raad verder bestudeerd en, hoofdzakelijk op wijnbouwgebied, zijn een aantal besluiten genomen (3). Wegens de slechte wereldconjunctuur voor een aantal produkten zijn de maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met name uitvoerrestituties, herhaaldelijk sterk bekritiseerd door een aantal derde landen en met name de Verenigde Staten ("). In de GATT zijn tussen de Verenigde Staten en de Gemeenschap een aantal procedures voor het regelen van geschillen op gang gebracht. In 1982 is de produktie in de landbouw overvloedig geweest en waren de producentenprijzen bevredigend. De oogst van granen, koolzaad, appelen, perziken, tomaten en druiven was goed. De aan de zuivelfabrieken geleverde hoeveelheid
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 373 en Supplement 4/81 - Bull. EG. (2) Buil. EG 10-1981, punten 1.3.1. tot 1.3.9. (') Bull. EG 5-1982, punt 2.1.95 en volgende; Bull. EG 6-1982, punt 2.1.100; Bull. EG 7/8-1982 punten 2.1.89 en 2.1.92; Buil. EG 10-1982, punt 2.1.66 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.89. C) Nr. 656 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
176
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
melk is met bijna 3% toegenomen ; de rundvleesproduktie daarentegen is opnieuw met 3 à 4% gedaald. De toeneming van de produktie en nieuwe afzetmoeilijkheden houden het gevaar in dat de uitgaven van de Afdeling Garantie van het EOGFL, die in 1981 waren gedaald, opnieuw zullen toenemen. In de zuivelsector zijn de voorraden boter en mageremelkpoeder opnieuw opgelopen, waardoor bijkomende afzetmaatregelen nodig werden. Daarom is met name besloten 120 000 ton ,,Kerstboter" op de markt te brengen ('). De producentenprijzen lagen, enkele sectoren uitgezonderd, op een bevredigend peil. Zij stegen met ongeveer 12% en zijn daardoor voor de eerste maal sinds meerdere jaren sneller opgelopen dan de prijzen van het intermediair verbruik. Na driejaren van achteruitgang is het reële inkomen van de landbouwers dus eindelijk verbeterd. Dit neemt echter niet weg dat er belangrijke verschillen zijn tussen de onderscheiden LidStaten en gebieden in de Gemeenschap.
Oriëntatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid Structuurpolitiek 395. Om de Gemeenschap de tijd te gunnen aard en omvang van de toekomstige wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwstructuurbeleid te definiëren, heeft de Raad op 24 juni (2) de geldigheidsduur van de sociaaistructurele richt lijnen van 1972 (3) betreffende de modernisering van landbouwbedrijven, de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en de sociaaleconomische voorlichting als mede de scholing, en ook die van de richtlijn van 1975 (4) betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden, verlengd tot eind 1983. Op 16 november (s) heeft de Raad, na het advies van het Parlement van 29 oktober (6), de geldigheidsduur van de verordening inzake de afzet en de verwerking van land bouwprodukten verlengd tot en met 31 december 1984 (7). 396. Om de reeds voor de Mezzogiorno geldende gunstige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van bepaalde communautaire maatregelen ook van toepassing te
) ) ) ) ) 6 ) n )
PB PB PB PB PB PB PB
L 314 van 10.11.1982. L 193 van 3.7.1982 en Bull. E G 51982. punt 2.1.98. L 96 van 23.4.1972. L 128 van 19.5.1975. L 325 van 20.11.1982. C 304 van 22.11.1982. L51 van 23.2.1977. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-10
LANDBOUWBELEID
177
verklaren op Griekenland, heeft de Raad, na advies van het Parlement ('), op 15 november (2) wijzigingen aangebracht in de richtlijn over de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (3) en op 22 november (4) in de verordening inzake de verwerking en de afzet van landbouwprodukten (5). 397. In verband met het feit dat de hoge rentestand de toepassing van het structuurbeleid blijft hinderen, heeft de Raad bepaalde Lid-Staten gemachtigd (6) de rentesubsidiepercentages die zijn aangegeven in de richtlijn betreffende de bedrijfsmodernisering (7) op te trekken, en heeft hij met name Italië toestemming verleend om de door dit land reeds toegepaste hogere subsidiepercentages te handhaven. 398. De Raad heeft ook een verordening vastgesteld (8) inzake de oprichting en de werking van producentengroeperingen en unies daarvan in de sector katoen. Voorts heeft hij de verordening houdende bijzondere maatregelen voor de verbetering van de produktie en de afzet van citrusvruchten in de Gemeenschap (9) gewijzigd. 399. Wat het bosbouwbeleid betreft, heeft de Commissie zich vooral toegelegd op de uitvoering van de in 1979 en 1981 ( I0 ) vastgestelde gerichte maatregelen. Voorts zijn omvangrijke maatregelen voor de bosbouw opgenomen in de verordening van 19 juli ( l l ) inzake de versnelde ontwikkeling van de landbouw in bepaalde gebieden van Griekenland. Tenslotte is in het door de Raad op 17 mei vastgestelde vierjarenprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (19821985) (12) plaats ingeruimd voor het onderzoek met betrekking tot hout als vernieuwbare grondstof. 400. De vijfjarige gemeenschappelijke programma's en coördinatieprogramma's voor landbouwonderzoek ( I3 ) zijn in uitvoering. Voor 1982 beliep de bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van deze onderzoekprogramma's 4,7 miljoen Ecu. (') PB C 304 van 22.11.1982. (2) PB L327 van 24.11.1982. (3) PB L 128 van 19.5.1975. (") PB L 332 van 27.11.1982. (5) PB L51 van 23.2.1977. (6) PB L 193 van 3.7.1982. (7) PB L96 van 23.4.1972. (8) PB L 51 van 23.2.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.1.42. (9) PB L 140 van 20.5.1982 en PB L 318 van 18.12.1969. (10) PB L38 van 14.2.1979 en PB L 197 van 20.7.1981. (") PB L 214 van 22.7.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.125. (12) PB L 174 van 21.6.1982 en nr. 571 van dit Verslag. ('·') PB L 316 van 10.11.1978 en PB L 219 van 5.8.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
178
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-10
Prijsbeleid 401. De voorstellen van de Commissie inzake de landbouwprijzen en de begeleidende maatregelen voor het verkoopseizoen 1982/1983 zijn begin februari bij de Raad ingediend ('). Deze voorstellen werden gedaan tegen de achtergrond vaneen moeilijke economische situatie: reële daling van het bruto intern produkt van de Gemeenschap in 1981, toeneming van de werkloosheid en een daling van de reële inkomens in de landbouwsector voor het derde opeenvolgende jaar. De voorstellen van de Commissie voorzagen dan ook in een verhoging van de prijzen met 9% voor de meeste produkten en met 6 tot 12% voor de overige produkten. Om rekening te houden met verschillen in de marktsituatie naar produkt heeft de Commissie haar prijsvoorstellen gedifferentieerd. Meer in het bijzonder wat de graanprijzen betreft, is een geringe verhoging van de interventieprijzen voorgesteld om de prijshiërarchie in deze sector te verbeteren en het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en in de belangrijkste concurrerende landen te verkleinen. 402. De Commissie heeft de problemen bestudeerd die op het stuk van de landbouwinkomens voortvloeien uit de verschillen in inflatietempo en heeft op 12 maart haar verslag ingediend (2). 403. Op 24 maart (3) heeft het Economisch en Sociaal Comité een gunstig advies uitgebracht over de prijsvoorstellen van de Commissie. Het Parlement heeft zich op 26 maart (4) uitgesproken voor een verhoging van de prijzen met gemiddeld 14%. 404. De besprekingen over de landbouwprijzen in de Raad zijn begonnen in februari en afgesloten in de maand mei. Om overeenstemming mogelijk te maken heeft de Commissie haar oorspronkelijk voorstel gewijzigd (5). Op 17 en 18 mei heeft de Raad de landbouwprijzen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld (6). Er is besloten prijsverhogingen met 10,5 tot 11% voor de belangrijkste dierlijke produkten en 11% voor wijn en olijfolie, 13% voor katoen, 12% voor de meeste groente- en fruitsoorten, 8 tot 16% voor tabak en 11 tot 14% voor eiwithoudende produkten en voor de overige oliehoudende produkten. Voor graan en koolzaad en voor suiker zijn de prijzen in mindere mate verhoogd, namelijk met respectievelijk 8,5% en 9,5%.
(') (2) (') (4) (5) (<·)
Buil. EG 1-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.11 en 2.1.44. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.67. PB C 114 van 6.5.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.4.27. PB C 104 van 26.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.4.13. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.64. PB L 162 van 12.6.1982; PB L 164 van 14.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punten 2.1.73 tot 2.1.97. 16e ALG. VERSLAG EG.
LANDBOUWBELEID
11-10
179
De verandering van de landbouw in de Gemeenschap 130
Index 100 = 1975 ;'<·Ί f .
:
• ι'ί i.¡
'.»> ·■'·.'.« » 5 '.'k,¡-
Λ
/>;
'
.-· ,. ,!·, - ' ■■' ■ ..''f" '·>· ' !
',^:<í.,t:.,..:..■
120
fif
-
J'
-'·:. . ' l ì
,
,:- v f ; ! „ n · is.*,'.'..
**-
'Î
* * * "*
i*ï
sly*
ï "ΐΐ"'
'ι
Hoeveelheid gebruikte' meststoffen ■■,-■,·., .
./v.á
■,
••/'•-Α.
■■■·.« ..j¡.;.,. ίώίί.;.Α. »* í v,
**"
-
-^
ί**·'·. ;.
-'\ψ. y
■
'Ejndprodukt,'e-*-- ...·*·Ν .
Ih de landbouw. -,
' ■
Hoewel de arbeidsbezetting in de landbouw is blijven dalen is de eindproduktie in de landbouw toegenomen dank zij het gebruik van meer meststoffen, de ontw ikkeling van de mechanisatie en de verbetering van de landbouw - en veeteelttechnieken.
180
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
De vastgestelde prijsverhogingen zijn wel 1 à 2% groter dan aanvankelijk door de Commissie was voorgesteld, maar ze zijn niet onverenigbaar met de door de Commissie voorgestelde prijsstructuur en hiërarchie. De vastgestelde verhoging van de prijzen met gemiddeld 10,4% in Ecu leidt als gevolg van de agromonetaire maatregelen tot naar LidStaat verschillende prijsverhogingen. In Duitsland en Nederland waren de verhogingen in nationale valuta geringer dan het voornoemde gemiddelde (respectievelijk 6,9% en 8,2%), maar in Denemarken (13,7%), Frankrijk (13,8%), Italië (16,1%) en België (16,3%), Luxemburg (16,5%), en Griekenland (19,7%) groter. Wanneer rekening wordt gehouden met alle agro monetaire aanpassingen naar aanleiding van de prijsbesluiten van 1982, bedraagt over de gehele Gemeenschap genomen de gemiddelde verhoging van de prijzen in nationale valuta 12,2%. 405. Op 22 december (l) heeft de Commissie aan de Raad haar voorstellen voor de landbouwprijzen en begeleidende maatregelen voor 1983/1984 doen toekomen. Gezien de afneming van de inflatie en de algemene economische situatie van de Gemeenschap, heeft de Commissie voorgesteld het merendeel van de ge meenschappelijke prijzen met 5,5% te verhogen, maar de prijzen van granen en suiker minder en die van mediterrane produkten meer te verhogen. Voor de produkten waarvan in 1982 meer is geproduceerd dan de voor dat jaar vastgestelde produktiedrempels wordt voorgesteld de interventieprijzen minder te verhogen. Voorts heeft de Commissie voorgesteld de positieve monetaire compenserende bedragen te verlagen en technische maatregelen te treffen met betrekking tot het functioneren van de markt.
Harmonisatie van de wetgevingen Diervoeding 406. Op 30 juni (2) heeft de Raad een richtlijn vastgesteld die ten doel heeft de produktie en het gebruik van bepaalde op grond van hun eiwit gehalte voor diervoeding gebruikte produkten beter te controleren. De erkenning van deze nieuwe, industrieel vervaardigde eiwitten, biedt de Gemeenschap de mogelijkheid haar voorziening te spreiden en zo haar afhankelijkheid van derde landen te verminderen.
(') Buil. E G 121982. (2) PB L213 van 21.7.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.1.122. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
181
407. Op 20 januari (') heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een richtlijn betreffende de bereiding, het in de handel brengen en de aflevering van gemedicineerde voeders in de Gemeenschap. Fytosanitaire wetgeving 408. In antwoord op in het Parlement en in andere kringen gestelde vragen heeft de Commissie op 17 juni (2) aan de Raad een mededeling gestuurd over de verkoop en het gebruik van bestrijdingsmiddelen die 2, 4, 5-T bevatten. Met het doel het handelsverkeer in plantaardige produkten binnen de Gemeenschap opnieuw mogelijk te maken, heeft de Commissie voorts op grond van de vrijwaringsclausule van de Richtlijn 93/77 (3) maatregelen moeten nemen in verband met de coloradokever (4). Zaai- en pootgoed 409. De Raad heeft op 26 oktober (5) een wijziging vastgesteld in de richtlijn van 1969 (6) betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. Met het oog op de invoer van zaaizaad in de Gemeenschap heeft de Raad de lijst van soorten waarvoor de certificeringsprocedure van Bulgarije, Canada, Hongarije en Nieuw-Zeeland als gelijkwaardig is erkend, uitgebreid (7). 410. De Commissie heeft een wijziging vastgesteld (8) in de richtlijn van 1968 (9) betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal van wijnstokken.
(') (2) (3) (") (5) (6) (7) (8) (')
PB C 41 van 16.2.1982. PB C 170 van 8.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.121. PB L 26 van 31.1.1977 en PB L 14 van 16.1.1981. PB L 168 van 15.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.119. PB L 310 van 6.11.1982. PB L 169 van 10.7.1969. PB L247 van 23.8.1982. PB L 148 van 27.5.1982. PB L93 van 17.4.1968.
16e ALG. VERSLAG EG.
182
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-10
Veterinaire wetgeving 411. Op 14 juni (') heeft de Raad de looptijd van de communautaire actie tot uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (2) met twee jaar verlengd. Ook zijn op voorstel van de Commissie (3) wijzigingen (4) vastgesteld in de richtlijnen van 1964 en 1972 (5). Het betreft bepalingen ten aanzien van monden klauwzeer en de blaasjesziekte bij varkens. Verder heeft zij besloten (6) de FAO financieel te helpen om haar in staat te stellen mond- en klauwzeer in ZuidoostEuropa te blijven bestrijden. 412. In 1982 heeft de Commissie tal van plannen goedgekeurd tot uitroeiing van dierziekten, zoals de klassieke varkenspest (7), runderleukose (8), brucellose (9), tuberculose ( I0 ) en, op Sardinië, de Afrikaanse varkenspest ( n ) . Tenslotte heeft zij vrijwaringsmaatregelen vastgesteld naar aanleiding van monden klauwzeer in Denemarken en in de Duitse Democratische Republiek, en van de klassieke varkenspest in België en Nederland (12). 413. Op het gebied van de volksgezondheid hebben het Parlement ( l3 ) en het Economisch en Sociaal Comité (14) advies uitgebracht over de voorstellen van de Commissie ( I5 ) die ten doel hebben de veterinaire richtlijnen inzake het handelsverkeer aan de huidige omstandigheden aan te passen en de bescherming van de consument te verbeteren met name wat de controle op residuen betreft. Op grond van deze adviezen heeft de Commissie haar oorspronkelijke voorstellen moeten herzien ( 16 ).
(') (2) (3) (4) (s) (6) (7)
PB L 173 van 19.6.1982. PB L 145 van 13.6.1977. PB C 248 van 22.9.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.67. Bull. EG 12-1982. PB L 121 van 29.7.1964 en PB L 302 van 31.12.1972. Bull. EG 12-1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.68. PB L 157 van 8.6.1982 (Frankrijk); PB L 89 van 3.4.1982 (Nederland) en PB L 45 van 17.2.1982 (Bondsrepubliek Duitsland). 8 ( ) PB L 238 van 13.8.1982 (Denemarken en Bondsrepubliek Duitsland). (9) PB L 327 van 24.11.1982 (België); PB L 238 van 13.8.1982 (Frankrijk) en Bull. EG 12-1982 (Verenigd Koninkrijk). (10) PB L 236 van 11.8.1982 (Frankrijk) en Bull. EG 12-1982 (Ierland). (") PB L 169 van 16.6.1982. (12) PB L 110 van 23.4.1982; PB L 111 van 24.4.1982; PB L 238 van 13.8.1982; PB L 322 van 18.11.1982 en PB L 347 van 7.12.1982. (13) PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.69. ('") PB C 112 van 3.5.1982. (1S) PB C 255 van 7.10.1981; PB C 250 van 30.9.1981 ; PB C 251 van 1.10.1981; PB C 252 van 2.10.1981 ; PB C 248 van 29.9.1981 en PB C 262 van 14.10.1981 ; Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 398. (") PB C 293 van 9.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.92. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
183
414. Tenslotte heeft de Commissie bij de Raad een verslag over de veterinaire inspectie ingediend en heeft zij voorgesteld de oprichting van de Inspectiedienst te voltooien. Dierenbescherming 415. Het Parlement heeft op 23 april advies uitgebracht (') over het voorstel voor een richtlijn (2) tot vaststelling van de minimumeisen met het oog op de bescherming van legkippen in batterijen. Gelet op dit advies heeft de Commissie haar oorspronkelijke voorstel gewijzigd (3).
Tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid Maatregelen met betrekking tot de monetaire situatie 416. In 1982 hebben zich twee monetaire gebeurtenissen voorgedaan die voor de landbouwsector in de Gemeenschap van vrij grote invloed zijn geweest. De eerste was de devaluatie op 21 februari (4) van de Belgische en de Luxemburgse frank met 8,5% en van de Deense kroon met 3% en de revaluatie van de theoretische spilkoers van het pond sterling met 8,27%. Er moesten monetaire compenserende bedragen (MCB) worden vastgesteld voor Denemarken (5) en de BLEU (6). De MCB voor de Bondsrepubliek Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Italië (5) zijn aangepast in verband met de wijziging in de waarde van de Ecu. De MCB voor Denemarken zijn op 6 april afgeschaft (7) naar aanleiding van de devaluatie van de representatieve koers van de Deense kroon met 1,5% op 5 april (8). Om te voorkomen dat MCB moesten worden ingevoerd voor Frankrijk en Griekenland, waarvoor tot 22 februari geen MCB golden, heeft de Raad bepaalde voorschriften inzake de berekening van de MCB (,,niet-cumulatiebepaling") geschorst voor de periode tot en met 31 maart (9). Na afloop van deze periode zijn (') (2) (-') (4) (5) (6) (7) (8) (»)
PB C 125 van 17.5.1982 en Bull. EG 4-1982, punt 2.1.66. PB C 208 van 18.8.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 400. PB C 187 van 22.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.119. Bull. EG 2-1982, punten 2.1.1. en 2.1.51. PB L57 van 1.3.1982. PB L 52 van 23.2.1982 en PB L 54 van 25.2.1982. PB L92 van 6.4.1982. PB L91 van 5.4.1982. PB L 55 van 26.2.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.53.
16e ALG. VERSLAG EG.
184
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
met ingang van 15 april MCB voor Frankrijk (') en met ingang van 19 april MCB voor Griekenland (2) ingesteld. Deze zijn weer afgeschaft na de wijziging van de representatieve koers van de Franse frank per 6 mei (3) en van de representatieve koers van de Griekse drachme per 17 mei (4). Door de aanpassing van de representatieve koersen waartoe is besloten in het kader van de prijsbesluiten konden de Belgische, Duitse en Nederlandse MCB met respectievelijk 5,6, 2,9 en 2,0 punt worden verlaagd. 417. Het tweede monetair besluit kwam op 12 juni (5). Daarbij zijn met ingang van 14 juni de Nederlandse gulden en de Duitse mark met 4,25% gerevalueerd en de Franse frank en de Italiaanse lire met 5,75% respectievelijk 2,75% gedeva lueerd. Als gevolg daarvan zijn per 16 juni (6) voor Frankrijk opnieuw MCB ingevoerd en zijn deze verhoogd voor Duitsland, Nederland en de BLEU. De MCB voor het Verenigd Koninkrijk zijn gewijzigd (7) met ingang van 21 juni. Via een aanpassing van de representatieve koersen waartoe in oktober (8) is besloten, konden de MCB voor België worden afgeschaft en die voor Frankrijk worden verlaagd met drie punten. 418. Naast de aanpassingen als gevolg van monetaire ontwikkelingen die los stonden van het GLB, zijn ook de representatieve koersen herhaaldelijk gewij zigd O .
Gemeenschappelijke marktordeningen (10) Plantaardige produkten 419. Tijdens het verkoopseizoen voor granen 1981/1982 hebben drie factoren hun invloed doen gevoelen : een overvloedige oogst, zij het iets kleiner dan de (') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9)
PB L 100 van 15.4.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.52. PB L 104 van 19.4.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.52. PB L 123 van 5.5.1982. PB L 134 van 15.5.1982. Buil. E G 61982, punten 2.1.3. en 2.1.101. PB L 170 van 16.6.1982. PB L 176 van 21.6.1982. PB L295 van 21.10.1982. Bull. EG 41982, punt2.1.52; Bull. EG 51982, punten2.1.100tot2.1.102; Bull. EG 61982, punt2.1.102 en Bull. E G 101982, punt 2.1.69. (10) Voor meer details zie: „De toestand van de landbouw in de Gemeenschap, verslag 1982" (verkrijgbaar bij het Bureau voor Officiële Publikaties), dat in samenhang met dit Verslag wordt gepubliceerd, alsmede ,,De situatie van de landbouwmarkten verslag 1982" (verkrijgbaar bij de Commissie, ref. COM(82)794). 16e ALG. VERSLAG EG.
II-10
LANDBOUWBELEID
185
recordoogst van 1980, een nieuwe daling van het interne verbruik en een stijging van de invoer van graansubstituten ('). Als gevolg daarvan moest de uitvoer van met name zachte tarwe en gerst worden opgevoerd, hetgeen tot wrijvingen met andere exporterende landen heeft geleid. De uitvoer van granen naar Polen (2) tegen een prijs die 15% lager is dan de wereldmarktprijs is gehandhaafd overeenkomstig de beschikking van de Raad van april 1981. De bijzondere inschrijvingsregeling ten behoeve van Zuid-Amerika is eveneens gehandhaafd (3). De wereldmarktprijzen zijn over het algemeen zeer vast geweest, hoewel zij aan het eind van het verkoopseizoen 1981/1982 in het vooruitzicht van een aanzienlijke oogst voor 1982/1983 iets zijn gedaald. Ondanks het hoge uitvoervolume is het beheer van de communautaire markt moeilijk gebleven. De Interventiebureaus zijn dan ook tijdens de eerste drie maanden van het verkoopseizoen zachte tarwe van bakkwaliteit blijven aankopen. De prijzen op de interne markt zijn ongeveer op het peil gebleven van de interventieprijs of, voor zachte tarwe op het prijspeil dat geldt bij bijzondere interventiemaatregelen, dit met name wegens de aanzienlijke tarween gerstoverschotten. Vanaf het verkoopseizoen 1982/1983 heeft de Raad een garantiedrempel ingevoerd waarboven de garantieprijzen worden verlaagd (4). Wat tenslotte graansubstituten betreft zijn met de belangrijkste leveranciers van de Gemeenschap (Thailand, Indonesië en Brazilië) overeenkomsten inzake vrijwillige beperking afgesloten ( s ). Voor het vraagstuk van de invoer van ,,corn gluten feed" moet nog een oplossing worden gevonden. 420. 1981/1982 was het eerste verkoopseizoen waarvoor de nieuwe basisverordening voor de suikersector (6) van toepassing was. Deze verordening voorziet met name in een quotaregeling en integrale financiering door de producenten van de kosten verbonden aan de afzet van overschotten die het gevolg zijn van discrepanties tussen de produktie in de Gemeenschap en het verbruik. De nieuwe regeling startte onder een slecht gesternte : door de recordproduktie van meer dan 15 miljoen ton witsuikerequivalent zijn grote voor uitvoer beschikbare overschotten ontstaan, terwijl de wereldmarktprijzen erg laag zijn gebleven, vooral tegen het eind van het verkoopseizoen (juli-augustus 1982). (') Bull. EG 4-1982, punt 2.1.51; Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.91 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.55. (2) PB L 232 van 18.8.1981; PB L 259 van 12.9.1981 ; PB L 337 van 24.11.1981 ; PB L 99 van 15.4.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 413. (3) PB L 159 van 17.6.1982. 4 ( ) PB L 164 van 14.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.79. (5) PB L 219 van 28.7.1982 en Buil. EG 7/8-1982, punt 2.1.91 ; PB L 279 van 1.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.55. .(*) PB L 177 van 1.7.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
186
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
Geconfronteerd met een produktie van 3,5 miljoen ton Csuiker in 1981/1982 en ongunstige vooruitzichten op de wereldmarkt voor alle exporterende landen zijn de Commissie en de suikerproducenten uit de Gemeenschap (fabrikanten en suiker bietentelers) samen tot de conclusie gekomen dat een gemeenschappelijke maatre gel moest worden getroffen om het herstel van de wereldmarktprijzen te bevorde ren. De producenten hebben 992 000 ton Csuiker overgeboekt naar het volgende verkoopseizoen en van haar kant heeft de Commissie besloten de voorraden binnen het quotum geproduceerde suiker aan het eind van het verkoopseizoen 1981/1982 te verhogen tot het peil van het verkoopseizoen 1979/1980, hetgeen neerkomt op een extra hoeveelheid van 700 000 ton. 421. Om nieuwe crisissituaties in de wijnsector te voorkomen en een zekere mate van uniformiteit van de wijnprijzen in de verschillende producerende LidStaten te bereiken, heeft de Raad in juli (') en in november (2) wijzigingen van de basis verordening (3) goedgekeurd. De belangrijkste vernieuwing in het kader van deze wijziging is de invoering van een gegarandeerde minimumprijs voor tafelwijn (vastgesteld op 82% van de oriëntatieprijs voor elke tafelwijnsoort). Daarnaast voorziet de nieuwe regeling ter ondersteuning van de markt in drie vormen van distillatie ( 4 ): • In jaren waarin een bijzonder overvloedige oogst wordt verwacht kan de Commissie op basis van de voorlopige ramingen besluiten tot verplichte distillatie van tafelwijn om de verwachte voorraden aan het eind van het wijnoogstjaar te beperken tot een hoeveelheid die overeenstemt met het ver bruik van vijf à zes maanden (tegen 60% van de oriëntatieprijs voor elke tafelwijnsoort en 65% voor 1982/1983). • Aan het begin van het wijnoogstjaar kan de Commissie besluiten tot vrijwillige preventieve distillatie tegen 60% van de oriëntatieprijs (65% wanneer niet tot verplichte distillatie is overgegaan), met dien verstande dat de voor deze distillatie geleverde hoeveelheid in mindering kan worden gebracht op de hoeveelheid die in het kader van de verplichte distillatie moet worden geleverd. • Voor een hoeveelheid van maximaal 5 miljoen hl kan de Commissie besluiten tot vrijwillige distillatie ter ondersteuning van de markt of tot enige andere maatregel tegen de gegarandeerde minimumprijs. Met het oog op een duurzame sanering van de markt heeft de Raad op 25 maart (5)
:') 2 ) ') ) 5 )
PB L 227 van 3.8.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.92. PB L326 van 23.11.1982 en Bull. E G 111982, punt 2.1.89. PB L 54 van 5.3.1979. Bull. E G 51982, punt 2.1.96. PB L 80 van 26.3.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
187
besloten tot een buitengewone distillatiemaatregel die betrekking heeft op 6,5 miljoen hl tafelwijn. In de loop van het wijnoogstjaar is een aantal beheersmaatregelen genomen; het betreft met name de vaststelling van de uitvoerrestituties ('), de vaststelling van communautaire analysemethodes (2), de vaststelling van een communautaire controleprocedure voor de afzet van alcohol in het kader van de buitengewone distillatie (3), aanvullende maatregelen ten behoeve van degenen die langlopende opslagcontracten voor tafelwijn hebben gesloten (4), steun voor het elders onderbrengen van tafelwijn (5), steun voor het gebruik van druivemost (6), distillatie van wijn uit tafeldruiven (7) en uit de bijprodukten van de wijnbereiding ( 7 ); preventieve distillatie (8). Voorts heeft de Commissie, wat de sector alcohol betreft, bij de Raad een voorstel ingediend (9) tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de omschrijving en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken en van vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen. 422. De Raad heeft besloten enerzijds de maatregelen ter bevordering van het gebruik van vlasvezels nog gedurende vijf verkoopseizoenen te blijven toepassen (10) en anderzijds maatregelen te nemen ter beperking van de produktie en de invoer van hennep en hennepzaad ( I0 ), om zo bij te dragen tot de bestrijding van het druggebruik. 423. De Raad heeft de zogenaamde „dagsteun"-regeling voor kool- en raapzaad niet verlengd, maar in juli (' ') een maatregel vastgesteld die resulteert in een frequentere aanpassing van de steun voor oliehoudende zaden waarbij met name rekening wordt gehouden met de afzet van deze produkten. 424. Op 19 juli ( u ) heeft de Raad de basisverordening voor sojabonen gewijzigd C2) en, voor de Franse overzeese departementen, enkele aanpassingen vastgesteld in de communautaire regeling voor dit produkt. (') PB L98 van 14.4.1982. (2) PB L 133 van 14.5.1982. (3) PB L 211 van 20.7.1982. (4) PB L245 van 20.8.1982. (s) PB L 218 van 27.7.1982. (6) PB L 229 van 5.8.1982 en PB L 233 van 7.8.1982. (7) PB L 262 van 10.9.1982 en PB L 314 van 10.11.1982. (a) PB L267 van 16.9.1982. (») PB C 189 van 23.7.1982. ( I0 ) PB L 162 van 12.6.1982. (") PB L 215 van 23.7.1982. ( ,2 ) PB L 190 van 28.7.1979. 16e ALG. VERSLAG EG.
188
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
425. De communautaire regeling voor gedroogde erwten, tuin en veldbonen die worden gebruikt voor vervoedering is in 1978 ingevoerd. Op 18 mei (') heeft de Raad deze regeling uitgebreid tot erwten, tuin en veldbonen voor menselijke consumptie. Tegelijkertijd heeft hij bepaald (') dat, mits aan bepaalde voorwaar den wordt voldaan, de steun ook wordt verleend voor op het eigen bedrijf geteelde produkten die worden vervoederd. 426. Vóór de toetreding van Griekenland voerde de Gemeenschap jaarlijks gemiddeld 126 000 ton olijfolie in en bedroeg de uitvoer ongeveer 17 000 ton. Sinds het verkoopseizoen 1981/1982 zijn invoer en uitvoer, ongeveer 40 000 ton, vrijwel in evenwicht ; voor het verkoopseizoen 1982/1983 wordt een zelfde situatie verwacht. De interventievoorraden olijfolie zijn sterk toegenomen. Deze voorraden be droegen per 31 oktober 1982 169 000 ton. Vooral in Griekenland is de voorraad consumptieolie bijzonder hoog. Met het oog op een beter beheer van de regeling inzake produktiesteun en voor een doeltreffender controle op de produktie van de olijventelers in de LidStaten, heeft de Commissie een wijziging (') vastgesteld in de basisverordening (2) en onder andere een ad hoeregeling voor producentenorganisaties voor olijfolie ingevoerd. De twee belangrijke olijfolieproducerende LidStaten zouden de nieuwe regeling vanaf het verkoopseizoen 1983/1984 moeten kunnen toepassen. 427. De wettelijke bepalingen inzake verse groenten en fruit (3) zijn gewijzigd. Aubergines en abrikozen zijn opgenomen in de lijst van produkten waarvoor de prijs en interventieregeling geldt (4) en de geldigheidsduur van de regeling inzake het preventief uit de markt nemen van appelen en peren is verlengd (5). De toepassing van de bepalingen heeft ertoe geleid dat produkten uit de markt zijn genomen en dat bij invoer van bepaalde soorten groenten en fruit compenserende heffingen zijn toegepast. Voor verwerkte produkten van groenten en fruit (6) zijn er geen bijzondere problemen geweest, behalve voor rozijnen, krenten en ge droogde vijgen (7). De prijsdaling voor deze produkten op de wereldmarkt heeft de Griekse Interventiebureaus ertoe gebracht over te gaan tot verkoop tegen vooraf
(') (2) (3) C) (5) (6) (7)
PB PB PB PB PB PB PB
L L L L L L L
162 van 172 van 118 van 140 van 190 van 214 van 284 van
12.6.1982. 30.9.1966. 20.5.1972. 20.5.1982. 1.7.1982. 1.8.1981. 7.10.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
189
vastgestelde prijzen. De voorraden sultana's zijn overgebracht naar andere opslagplaatsen ('). Tenslotte is voor het verkoopseizoen 1982/1983 een vrijwaringsmaatregel genomen waarbij voor bepaalde soorten rozijnen en krenten een minimum-invoerprijs is vastgesteld (2). 428. De Raad heeft besloten de interventie voor tabaksbladeren van de oogst 1982 te verlagen van 90 tot 85% van de streefprijs (3). Verder zijn in de sector tabak speciale steunmaatregelen vastgesteld (4) in verband met de aardbeving in Italië in november 1980. Deze maatregelen gelden voor de tabakstelers en bedrijven voor eerste bewerking en behandeling in Campanie en de onmiddellijke omgeving. Verder heeft de Commissie uitvoerrestituties vastgesteld voor ruwe tabak van de oogst 1981 (5) en twee inschrijvingen gehouden voor verkoop van 13 297 ton verpakte tabak (6) voor uitvoer of voor afzet daarvan op de markt van de Gemeenschap. 429. In de sector hop heeft de Raad voor de verschillende rassengroepen de steun per ha vastgesteld (7). De steun voor de oogst van 1981 ligt gemiddeld iets lager dan in 1980(191 Ecu/ha tegen 227 Ecu/ha). Niettemin waarborgt dit een redelijke stijging van het inkomen als gevolg van de eveneens redelijke opbrengsten en prijzen in een verkoopseizoen dat werd gekenmerkt door een marktevenwicht. 430. In de sector zaaizaad heeft de Commissie op 29 juni (8) de nieuwe referentieprijzen bepaald die voor het verkoopseizoen 1982/1983 gelden voor maïshybriden voor zaaidoeleinden en heeft zij op 4 augustus (9) de nieuwe lijst van de verschillende rassen „Lolium perenne L." vastgesteld. De compenserende heffingen voor maishybriden zijn in de loop van het jaar vijfmaal gewijzigd ( 10 ). Dierlijke produkten 431. De gelijkblijvende omvang van de wze/^veestapel, de uitstekende weersomstandigheden en een gunstiger verhouding van de melkprijs tot de prijs van (') PB L 233 van 7.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.119. (2) PB L 274 van 14.10.1982. (3) PB L 164 van 14.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.104. (4) PB L 58 van 2.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.64. (5) PB L 150 van 29.5.1982. (6) PB L 377 van 31.12.1981 en PB L 153 van 3.6.1982. (7) PB L 215 van 23.7.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.121. (8) PB L 186 van 30.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.116. (') PB L 231 van 6.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.122. (10) PB L 22 van 30.1.1982; PB L 54 van 25.2.1982; PB L 86 van 1.4.1982; PB L 115 van 29.4.1982 en PB L 155 van 5.6.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
190
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-10
krachtvoeder hebben tot gevolg gehad dat de melkleveranties aan de zuivelfabrieken met bijna 3,0% zijn toegenomen. Ondanks de gunstige ontwikkeling in 1981 zijn door de toeneming van de produktie en de vermindering van de uitvoer van zuivelprodukten in 1982 de interventievoorraden aan het einde van 1982 hoger. Ook in de rest van de wereld zijn de melkproduktie en de zuivelvoorraden gestegen. 432. De Raad heeft de melkrichtprijs met ingang van 20 mei (') met 10,5% verhoogd ten opzichte van 1981 en de medeverantwoordelijkheidsheffing verlaagd van 2,5 tot 2,0% van die prijs (2). Tegelijkertijd heeft hij het beginsel van een garantiedrempel ingevoerd en deze drempel voor de melkleveranties in 1982 gelegd bij een toeneming van 0,5% ten opzichte van de in 1981 geleverde hoeveelheden. In verband met ontwikkelingen in de richting van een nieuwe onevenwichtige situatie op de zuivelmarkt heeft de Commissie maatregelen genomen waardoor 120 000 ton boter (3) tegen verlaagde prijs kan worden verkocht (Kerstboter) en ruimere mogelijkheden ontstaan voor uitvoer via de inschrijvingsprocedures (4). Verder heeft de Raad de Lid-Staten gemachtigd (3) door te gaan met de speciale verkoop van boter aan ontvangers van sociale bijstand en heeft hij de steun daarvoor verhoogd. Tenslotte is de Commissie ook opnieuw begonnen met de verkoop van magere-melkpoeder voor vervoedering aan varkens en pluimvee (5). Ervan uitgaande dat de melkleveranties in 1982 ten minste met 2,7% zullen toenemen en dat de produktie van boter en magere-melkpoeder 6 à 7% hoger zal zijn dan in 1981, heeft de Commissie de Raad op grond van de verordening van 20 mei (') voorgesteld (6) de interventieprijzen met ingang van het melkprijsjaar 1983/1984 met 2,2% te verlagen. Het Europese Parlement heeft in oktober (7) een resolutie aangenomen over de bevordering van de verkoop van boter en de uitvoer naar bepaalde bestemmingen. Tenslotte heeft de Raad in december (8) het voorstel besproken inzake de vaststelling van de hoeveelheden boter die het Verenigd Koninkrijk in 1983 uit Nieuw-Zeeland zou mogen invoeren en de voor januari 1983 geldende hoeveelheden vastgesteld (9). (') (2) (3) C) (s) (6) (7) (8) (*)
PB L 140 van 20.5.1982; Bull. EG 5-1982, punt 2.1.75. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.76. PB L 314 van 10.11.1982 en Bull. EG 11-1982, punten 2.1.79 tot 2.1.84. PB C 307 van 24.11.1982 en PB L 348 van 8.12.1982. PB L 193 van 3.7.1982; PB L 304 van 30.10.1982 en PB L 348 van 8.12.1982. PB C 318 van 4.12.1982 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.80. PB C 292 van 8.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.4.18. Bull. EG 10-1982, punt 2.1.73. en Bull. EG 12-1982. PB L368 van 28.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
191
433. De produktie van rundvlees is in 1982 kleiner geweest, maar nog altijd groter dan het verbruik. De Gemeenschap heeft een gering overschot van ongeveer 50 000 ton. De ieder jaar door de Gemeenschap geboden mogelijkheid (') om een hoeveelheid van meer dan 400 000 ton rundvlees in te voeren in het kader van een preferentiële regeling, is volledig gebruikt. De uitvoer is groot geweest, maar kleiner dan in 1980 en 1981. De stijging van de marktprijzen is in 1981/1982 vrijwel gelijk geweest aan de inflatie. Aangezien de prijzen voor volwassen runderen, waarvoor tot interventie kan worden overgegaan, beneden de interventieprijzen bleven, hebben de interventiebureaus aangekocht. De Raad heeft de volgende premies vastgesteld: een variabele en alleen in het Verenigd Koninkrijk toegepaste slachtpremie (2) voor bepaalde soorten volwassen runderen (clean cattle), een geboortepremie voor kalveren die wordt toegepast in Italië, Griekenland, Ierland en Noord-Ierland (2), een premie voor het houden van zoogkoeien en een aanvullende premie die geldt in Ierland en Noord-Ierland (2). Met het oog op een aanpassing van de bepalingen voor de sector rundvlees heeft de Raad het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen vastgesteld (3). De Commissie heeft enerzijds de verdere bepalingen voor de toepassing van dit indelingsschema gepreciseerd en anderzijds bepaald op welke wijze de marktprijzen voor geslachte volwassen runderen moeten worden geconstateerd (4). 434. De produktie van schape- en geitevlees bedroeg 710 000 ton (+ 1,5%), terwijl het verbruik toenam tot 970 000 ton (+ 5,7%), waarbij in het Verenigd Koninkrijk de sterkste stijging optrad (+ 10%). Aangezien de invoer groter was dan het produktietekort in de Gemeenschap, is de ontwikkeling van de gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap voor schapevlees (ongeveer + 7%) minder gunstig geweest dan in 1981 (+ 14,7%). Voor het verkoopseizoen 1981/1982 is in het Verenigd Koninkrijk een bedrag van 113,5 miljoen Ecu uitgekeerd als variabele slachtpremie (5), wat neerkomt op 12,6% van de gemiddelde marktprijs. Aan premies per ooi is in datzelfde verkoopseizoen in Ierland 3,4 miljoen en in het Verenigd Koninkrijk 9,3 miljoen Ecu toegekend (6). (') (2) (3) (4) (5) (6)
PB L 26 van 3.2.1982; Buil. EG 1-1982, punt 2.1.51. en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.58. en 2.1.59. PB L 140 van 20.5.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 408. PB L 123 van 7.5.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 408. PB L 172 van 18.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.110. PB L 183 van 16.7.1980. PB L229 van 5.8.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
192
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π10
In het kader van de besluiten inzake de landbouwprijzen en begeleidende maatre gelen heeft de Raad wijzigingen (') vastgesteld in de basisverordening voor scha pevlees (2). Het betreft de invoering van een regio 6 (NoordIerland), met als doel de variabele slachtpremie voor schapenhouders uit het Verenigd Koninkrijk alleen toe te passen in regio 5 (GrootBrittannië), voorts de uitkering van een voorschot op de premie per ooi in de regio's waar aan het begin van het verkoopseizoen een inkomensverlies is geraamd, en tenslotte de uitbreiding tot Griekenland van de premie per ooi waarvan het lam niet voor de leeftijd van twee maanden is geslacht. De Commissie heeft op 19 mei besloten (3) de verordening van 9 december 1980 inzake het niet terugvorderen van de variabele slachtpremie voor produkten van de sector schape en geitevlees die worden uitgevoerd uit de Gemeenschap ook van toepassing te verklaren voor het verkoopseizoen 1982/1983 (4). 435. Als gevolg van de typische, seizoenmatige ontwikkelingen lagen de marktprijzen voor varkensvlees begin 1982 beneden het vrij hoge peil in de tweede helft van 1981. Deze ontwikkeling werd nog versterkt doordat in maart in de Gemeenschap mond en klauwzeer uitbrak, waardoor de uitvoer van vers var kensvlees naar bepaalde derde landen verminderde. Toch bleven de noteringen behoorlijk boven de prijzen uit 1981. Dank zij toepassing in de periode va η 31 maart tot en met 23 j uli van een maatregel tot steun voor de particuliere opslag (5), waarvan gebruik is gemaakt voor 71 500 ton vers varkensvlees, en verder door verhoging van de restituties bij uitvoer (6) zijn vanaf mei de prijzen in de Gemeenschap gestegen. 436. De situatie op de eiermarkt in de Gemeenschap werd gekenmerkt door een ernstige crisis, die een einde maakte aan de cyclische stijging sinds eind 1979. Naast de aanzienlijke toeneming van het aanbod was er bij de sterke daling van de marktprijzen vanaf april een seizoenmatige daling van de vraag. Ook al lijken de vooruitzichten voor de uitvoer, gezien een verhoging van de restituties, tamelijk goed, toch kan in 1983 alleen via een rigoureus voortgezette vermindering van de produktie een zeker evenwicht op de eiermarkt tot stand worden gebracht. 437. In de pluimveesector is in een aantal LidStaten een aanzienlijke daling van de prijs voor diepvrieskippen geconstateerd. Door een voorzichtig produktiebe leid, waarbij rekening wordt gehouden met de minder gunstige situatie aan de ') ) 3 ) ") 5 ) 6 ) 2
PB PB PB PB PB PB
L 140 van 20.5.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.1.104. L 183 van 16.7.1980. L 140 van 20.5.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.1.110. L332 van 10.12.1980. L 84 van 30.3.1982; Bull. E G 41982, punt 2.1.54 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.97. L 93 van 7.4.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.1.54. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
193
vraagzijde op de markt van de Gemeenschap, en door betere condities bij uitvoer, om het hoofd te bieden aan een zeer scherpe concurrentie op de wereldmarkt, zou een verder doorzetten van deze tendens voorkomen kunnen moeten worden.
Mededingingsvoorwaarden 438. In het kader van de artikelen 92 tot en met 94 van het EEG-Verdrag zijn 170 ontwerpen tot invoering of wijziging van nationale steunmaatregelen aan de Commissie medegedeeld. In de meeste gevallen heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de tenuitvoerlegging van deze ontwerpen ; ten aanzien van bepaalde ontwerpen heeft zij pas gunstig advies uitgebracht nadat de nationale autoriteiten hetzij nadere gegevens hadden verstrekt, hetzij zich ertoe hadden verbonden hun ontwerp in overeenstemming te brengen met de communautaire bepalingen. De Commissie zal te zamen met de Lid-Staten een aantal andere maatregelen opnieuw bezien in het kader van het voortdurende onderzoek waaraan zij krachtens artikel 93, lid 1, van het EEG-Verdrag de bestaande steunmaatregelen onderwerpt. Voorts heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag ingeleid ten aanzien van een reeks Franse maatregelen (') en vier Italiaanse voorstellen voor maatregelen (2). Ook heeft de Commissie besloten over te gaan tot afsluiting van de procedure die werd ingeleid tegen vier Franse maatregelen (3) en één Italiaanse maatregel (4). Zij heeft eveneens de beschikking van december 1981 (5) betreffende het preferentieel tarief voor aardgas ten behoeve van de Nederlandse tuinbouw ingetrokken (6). Wat de steunmaatregelen betreft waartoe Frankrijk heeft besloten (7) na de jaarlijkse Landbouwconferentie van 1981 heeft de Commissie alleen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de inkomenssteun en de premies voor de contractveehouderij in de rundveesector. Nadat de Commissie had geconstateerd dat een aantal maatregelen onverenigbaar waren met de communautaire bepalingen, heeft zij, op grond van artikel 93, lid 2,
(') (2) (3) (4) (s) (6) (7)
Buil. EG 3-1982, punt 2.1.90. Buil. EG 2-1982, punt 2.1.71 en Bull. EG 4-1982, punt 2.1.69 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.121. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.121 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.124. Bull. EG 4-1982, punt 2.1.70. PB L 229 van 5.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.132. PB L37 van 10.2.1982. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.90.
16e ALG. VERSLAG EG.
194
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-10
van het EEG-Verdrag bepaald dat één Belgische ('), drie Franse (2) en drie Italiaanse (3) maatregelen, moeten worden opgeheven. Verder heeft de Commissie besloten tegen Frankrijk (4) de procedure van artikel 169 van het Verdrag in te leiden ten aanzien van een solidariteitsmaatregel ten gunste van de minst bedeelde landbouwers. De Commissie heeft geconstateerd dat de tuinbouw in verwarmde kassen in een aantal Lid-Staten, als gevolg van de aanhoudend hoge rentestand, nog altijd wordt geconfronteerd met problemen voor aanpassing van de installaties aan de nieuwe situatie op energiegebied. Daarom heeft zij besloten de looptijd van de richtlijnen (5) inzake de toekenning van tijdelijke steun in de tuinbouwsector ter compensatie van dé stijging van de energiekosten, te verlengen tot en met 31 maart 1983 (6). Raadgevende Comités en contacten met beroepsorganisaties 439. Enigszins te laat zijn begin 1982 alle Raadgevende Comités voor de Landbouw opnieuw samengesteld. Er is één nieuw comité in werking getreden, namelijk het Raadgevend Comité voor schape- en geitevlees dat in 1981 was opgericht (7). 440. Op grond van de resultaten van de in 1980 bij de leden van de Raadgevende Comités, de beroepsorganisaties en de verschillende betrokken diensten uitgevoerde enquête, zijn bepaalde wijzigingen aangebracht in de regelingen inzake de comités (8). Deze wijzigingen zijn gericht op een grotere discipline inzake aanwezigheid en vertegenwoordiging en op een stimulering van het overleg binnen de betrokken beroepsorganisaties. 441. Wegens de budgettaire beperkingen en de stijging van de kosten ten gevolge van factoren zoals de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschap en de hogere transportprijzen, heeft de Commissie in 1982 het aantal vergaderingen moeten beperken.
(') (2) (') (") (5) C) (7) (8)
Buil. EG 3-1982, punt 2.1.91. Bull. EG 4-1982, punt 2.1.71. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.121 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.97. Bull. EG 9-1982, punt 2.1.73. Bull. EG 9-1982, punt 2.1.74. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 374 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 424. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 428. PB L 58 van 2.3.1982 en PB L 126 van 8.5.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
De interventievoorraden van bepaalde agrarische produkten X1000t
5000
4000
3000!
2000
1000'
X1000t
600
400
200
*..,..····*
1979
1980
1981
1982
Het beheer van de agrarische voorraden verlangt een bijzondere inspanning van de Gemeenschap. Dank zij de vermindering van bepaalde voorraden in 1981 konden dit jaar de uitgaven van het EOGFL-Afdeling Garantie worden veriaagd.
195
196
Π10
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
TABEL 12 Werkzaamheden van de Comités van beheer en de reglementeringscommissies voor de landbouw Van 1 januari tot en met 31 december 1982 Corniles
(')
Gunstig advies
Geen advies
Ongunstig advies
66 29 27 19 36 49 44 28 25 69
669 49 78 50 61 198 131 36 99 189
85 3 3 13 7 18 20 3 4 22
_
1
1
17 10 1 4 12
19 12 1 5 10
15 1 1 1 3
7 15 3 16
7 18 5 44
7 9
15 65
3
3 3 9
3
Vergaderingen
Comité van beheer voor granen Comité van beheer voor varkensvlees Comité van beheer voor eieren en slachtpluimvee Comité van beheer voor groenten en fruit Comité van beheer voor wijn Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten Comité van beheer voor rundvlees Comité van beheer „schapen en geiten" Comité van beheer voor oliën en vetten Comité van beheer voor isoglucose Comité van beheer voor levende planten en pro dukten van de bloementeelt Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte produkten Comité van beheer voor tabak Comité van beheer voor hop Comité van beheer voor vlas en hennep Comité van beheer voor zaaizaad Comité van beheer voor gedroogde voederge wassen Comité van het E OGFL Permanent cpmité voor diervoeder Permanent veterinair comité Permanent comité teeltmateriaal voor land, tuin en bosbouw Permanent comité voor de landbouwstructuur Gemeenschappelijk comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen Permanent comité voor onderzoek in de landbouw Permanent fytosanitair comité Permanent zoötechnisch comité
4
1
10
(') Inclusief de gezamenlijke vergaderingen van Comités van Beheer.
16θ ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
197
Financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid : EOGFL Afdeling Garantie 442. Rekening houdend met het voorontwerp voor de tweede aanvullende en gewijzigde begroting voor 1982 was begin november 1982 voor het EOGFL, Afdeling Garantie, een totaal krediet van 12 482 miljoen Ecu op de begroting voor 1982 uitgetrokken. De in de vorige jaren begonnen vertraging van de uitgavenstijging duurde - niettegenstaande de financiële gevolgen van de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschap - voort dank zij een strikt beheer van de markten en een gunstige conjunctuur. Aanzienlijke besparingen werden geboekt in drie belangrijke sectoren die in 1981 ongeveer 60% van de uitgaven van het EOGFL voor hun rekening namen, namelijk zuivelprodukten, rundvlees en granen. 443. De voor het begrotingsjaar 1983 voorgestelde kredieten voor het EOGFL - Garantie bedragen 14 087 miljoen Ecu, wat neerkomt op een stijging met 12,9% ten opzichte van de aangepaste kredieten van 1982. Deze stijging valt te verklaren uit de besluiten inzake de prijzen en begeleidende maatregelen voor het verkoopseizoen 1982/1983 en de tendens in de ontwikkeling van produktie en verbruik enerzijds, en uit het effect van de uitbreiding van de Gemeenschap met Griekenland, anderzijds. TABEL 13 Verdeling van het krediet naar sector van het EOGFL - Garantie (miljoen Ecu)
Sector
Krediet 1982 (')
Granen en rijst Zuivelprodukten Oliën en vetten Suiker Vlees Groenten en fruit, wijn, tabak Overige sectoren (2) Restituties verwerkte produkten Monetaire compenserende bedragen en compenserende bedragen toetreding Totaal
Krediet 1983
1 779 3 506 1 283 1 225 1 442 2 006 439 410
2 255 4 113 1 433 1 536 1 825 2 069 315 300
392
241
12 482
14 087
(') Rekening houdende met het tweede voorontwerp voor aanvullende en gewijzigde begroting voor 1982 en met de aangenomen overboekingen en overschrijvingen. (2) Waaronder visserij (37,8 in 1982 - 37,1 in 1983).
16e ALG. VERSLAG EG.
198
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π10
De gemiddelde jaarlijkse stijging van de uitgaven van het EOGFL Garantie die in de periode 19751979 23% bedroeg, is in dejaren 19801983 gedaald tot 8%, d.w.z. minder dan de stijging van de eigen middelen. 444. De Commissie zet haar inspanningen voort om de achterstand bij de goedkeuring van de rekeningen in te halen. Zo heeft zij, vóór het einde van 1982, de werkzaamheden met betrekking tot de goedkeuring van de rekeningen over de begrotingsjaren 1976 en 1977 afgesloten. Nu wordt ernaar gestreefd de procedure zo te versnellen dat dit in 1983 kan gebeuren voor de begrotingsjaren 1978 en 1979.
Financiering van de voedselhulp 445. Ten laste van het krediet op de begroting voor 1982 zijn betalingsver plichtingen aangegaan voor een bedrag van 499,6 miljoen E cu, hetgeen overeen komt met de beschikbare kredieten op de begroting voor 1982. Met de overgedragen kredieten van het begrotingsjaar 1981 (107,6 miljoen E cu) beloopt het totale krediet dat in 1982 beschikbaar was voor de financiering van de communautaire voedselhulp het gedeelte „restitutie", dat onder de Afdeling Garantie van het EOGFL valt, niet meegerekend 607,2 miljoen E cu, waarvan 303,7 voor zuivelprodukten, 145,8 voor granen, 54,4 voor andere produkten (met name koolzaad en suiker), .101,7 voor vervoerkosten na het fobstadium en 1,5 voor buitengewone maatregelen en maatregelen voor kwaliteitscontrole.
Afdeling Oriëntatie 446. Op de begroting voor 1982 was een krediet uitgetrokken van 790,7 miljoen Ecu voor de betalings verplichtingen en van 780,8 miljoen Ecu voor de betalingen (deze bedragen zijn exclusief de overgeboekte kredieten), hetgeen neerkomt op een verhoging ten opzichte van 1981 van 7,6%, respectievelijk 41,8%. De sterke stijging van de kredieten voor betalingen vloeit voort uit de snellere uitvoering van de betalingsverplichtingen van de voorgaande jaren. Als gevolg van de besluiten die de Raad de laatste jaren heeft genomen ten aanzien van acties ter verbetering van de regionale structuur, zijn de uitgaven voor dit soort maatregelen gestegen.
16e ALG. VERSLAG EG.
11-10
LANDBOUWBELEID
199
Gemeenschappelijke bepalingen 447. De Commissie heeft in samenwerking met de Lid-Staten de bestrijding van onregelmatigheden voortgezet. In de periode van 1 juli 1981 tot en met 30 juni 1982 hebben de Lid-Staten 368 gevallen gemeld voor een totaal van bijna 38,6 miljoen Ecu. Bijna 3 miljoen Ecu, voor 140 gevallen, is teruggevorderd. Het grootste gedeelte van de 35 miljoen Ecu die nog niet is gerecupereerd, houdt verband met de verwerking van tomaten. In deze zaken wordt op een uitspraak gewacht. 448. Op grond van artikel 10 van de verordening van 21 april 1970 (') heeft de Commissie op 11 augustus bij het Parlement en de Raad het Elfde Financieel Verslag ingediend over het beheer van het EOGFL tijdens het begrotingsjaar 1981 (2).
(') PB L94 van 28.4.1970. (2) Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.133. 16e ALG. VERSLAG EG.
200
COMMUNAUTA I RE OPBOUW
Π11
Deel 11
Visserijbeleid Voornaamste ontwikkelingen 449. In 1982 vonden langdurige en moeilijke onderhandelingen plaats en toch is men er niet in geslaagd een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid tot stand te brengen vóór de afloop van de bij het Toetredingsverdrag vastgestelde afwijkende visserijregeling. Negen LidStaten zijn het eens geworden over een reeks voor stellen van de Commissie die werden ondersteund door het Parlement, betreffende de toegang tot de viswateren, de toegestane vangsten en quota, bepaalde tech nische maatregelen alsmede de aanpassing van de produktie structuur. Daaren tegen werd deze reeks voorstellen door Denemarken verworpen. Om het de Gemeenschap onder deze omstandigheden ondanks het ontbreken van een gemeenscltappelijke regeling mogelijk te maken haar verantwoordelijkheid te dragen inzake de instandhouding, heeft de Commissie de LidStaten er opnieuw aan herinnerd dat zij het recht en de plicht hebben nationale maatregelen te nemen en nogmaals verklaard, dat zij, mei name wanneer zij de bedoelde maatregelen zal moeten goedkeuren, er over zal waken dat wordt verzekerd dat de gezamenlijke vloot van de LidStaten de visserij op ordelijke en stabiele wijze kan uitoefenen. Voorts heeft de Raad bestaande visserijovereenkomsten met bepaalde derde landen verlengd en een overeenkomst goedgekeurd met de Volksrepubliek Guinee. Bovendien is de tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij opnieuw met een jaar verlengd. Wat de ordening van de markten betreft hebben de Raad en de Commissie talrijke toepassingsverordeningen vastgesteld voor de nieuwe gemeenschappelijke orde ning waartoe eind 1981 besloten werd en die derhalve in januari 1983 in werking zal kunnen treden.
Visbestanden Interne maatregelen 450. Gedurende het gehele jaar 1982 hebben onderhandelingen plaatsgevonden voor de vaststelling van een interne regeling voor de instandhouding van de 16e ALG. VERSLAG EG.
1111
E E E VISS RIJB L ID
201
visbestanden. Wat de toegang tot de viswateren betreft, heeft de Raad het nieuwe voorstel van de Commissie van 11 juni (') tot aanvulling en aanpassing van haar voorstel van 5 maart 1981 (2) welwillend ontvangen. De Commissie heeft vast gesteld om de in de artikelen 100 en 101 van de Toetredingsakte vastgestelde grens van zes mijl voor alle kusten te verleggen tot twaalf zeemijl, en vast te stellen in welke gedeelten van deze kuststroken mag worden gevist door vaartuigen van een andere LidStaat dan de LidStaat die aan de betrokken kuststrook grenst. Buiten deze 12mijlsgrens en in de biologisch kwetsbare gebieden zou de visserij worden gereguleerd en worden uitgeoefend in het kader van een vergunningenstel sel dat door de Commissie wordt beheerd. Ten slotte heeft de Commissie voor gesteld om de visserijregeling voor de kuststrook, die is gebaseerd op de bij de uitbreiding van de Gemeenschap in 1973 vastgestelde regeling waarbij is afge weken van het beginsel van gelijke toegang, na tien jaar opnieuw te bekijken. Na nog eens tien jaar zal de Raad de economische en sociale situatie van de kust gebieden grondig bestuderen en op grond van dit onderzoek beslissen welke maatregelen moeten worden genomen. 451. De Raad heeft op 29 juni (3) zijn goedkeuring gehecht aan een punt dat van beslissend belang is voor het beleid inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden, namelijk de verordening houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van de vissersvaartuigen uit de LidStaten. Op grond van deze verordening kan onder meer een E Glogboek worden ingevoerd en kan, overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 13 mei (4), bij de Commissie een dienst worden opgericht voor inspectie en toezicht op zee en in de vissershavens. 452. De Raad is ten aanzien van de totaal toegestane vangsten (TAC) en de verdeling daarvan over de LidStaten overeengekomen dat de LidStaten in afwachting van het besluit van de Raad over de voorstellen van de Commissie (5) mogen blijven vissen volgens de gebruikelijke seizoenpatronen, mits daarbij de door de Commissie voorgestelde TAC in acht worden genomen. Voorts heeft de Commissie de LidStaten in een verklaring (6) eraan herinnerd dat zij niet alleen het recht, maar ook de plicht hebben om instandhoudingsmaatregelen vast te stellen. Op grond van deze verklaring en naar aanleiding van het feit dat de Raad nog geen overeenstemming heeft bereikt over de verlenging van de geldigheidsduur van de
(') (2) O (") (5) (<■)
PB C 228 Vijftiende PB L 220 PB C 149 PB C 228 PB C 199
van 1.9.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.1.128. Algemeen Verslag, nr. 446. van 29.7.1982. van 14.6.1982 en Bull. E G 51982, punt 2.4.16. van 1.9.1982. van 3.8.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.137.
16e ALG. VERSLAG EG.
202
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
1111
verordening houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (') hebben de LidStaten in 1982 71 nationale instandhoudingsmaat regelen ter kennis van de Commissie gebracht ; de Commissie heeft voor 66 daarvan een beslissing genomen. 453. Daar uiteindelijk op 21 december geen overeenstemming werd bereikt heeft de Commissie de LidStaten herinnerd aan het recht om de nationale maatregelen te nemen die nodig zijn in het gezamenlijk belang en verklaard dat zij op grond van de aan de Raad voorgelegde voorstellen zal handelen om te verzekeren dat de ge zamenlijke vloot van de LidStaten de visserij op ordelijke en stabiele wijze kan uitoefenen (2). Bilaterale en multilaterale betrekkingen 454. De eind 1981 gesloten langlopende visserijovereenkomst met Canada (3) is begin januari 1982 in werking getreden. Krachtens deze overeenkomst kent Canada visrechten voor de Atlantische Oceaan (4) toe voor vaartuigen uit de Gemeenschap. Harerzijds opent de Gemeenschap tariefcontingenten voor bepaalde visserijprodukten voor de uitvoer waarvan Canada bijzondere belangstelling heeft. 455. Het Protocol bij de Overeenkomst met GuinéeBissau (s) waarin visrechten voor vaartuigen uit de Gemeenschap worden toegekend, is eind februari 1982 afgelopen. Dit protocol is tweemaal (6) tussentijds verlengd ; op 19 november werd een nieuw protocol geparafeerd voor een looptijd van drie jaar, vanaf 1 januari 1983. De visserijovereenkomst met Senegal is met ingang van 15 november 1981 (7) voor twee jaar verlengd ; deze overeenkomst is op 21 januari ondertekend en op 19 juli (8) door de Raad goedgekeurd nadat zij voorlopig is toegepast op grond van een besluit van de Raad van 21 december 1981 (9). De Gemeenschap en de Volksrepubliek Guinee (GuineeConakry) hebben op 10 augustus een visserij overeenkomst (10) geparafeerd; deze overeenkomst heeft in eerste instantie een looptijd van drie jaar en biedt vangstmogelijkheden en vaartuigen voor de tonijn
) ) ) ') 5 ) 6 )
Buil. E G 21982, punt 2.1.74 en Bul. E G 7/81982, punt 2.1.138. PB C 343 van 31.12.1982. PB L379 van 31.12.1981. PB L47 van 19.2.1982. PB L 226 van 29.8.1980 en Bull. E G 31982, punt 2.1.96. PB L 126 van 8.5.1982 en Buil. EG 31982, punt 2.1.96; PB L 247 van 23.8.1982 en Bull. EG 7/81982, punt 2.1.141. 7 ) Bull. E G 111981, punt 2.1.117. en PB L319 van 7.11.1981. 8 ) PB L 234 van 9.8.1982. 9 ) PB L379 van 31.12.1981. ,0 ) PB C 269 van 13.10.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.143. 2
Λ
16e ALG. VERSLAG EG.
I-Il
V.'SSERIJBELEID
203
visserij. De Gemeenschap zal een financiële vergoeding voor deze visrechten betalen en zal zorg dragen voor de opleiding van vissers uit Guinee. De Raad heeft op 4 oktober zijn goedkeuring gehecht aan een besluit betreffende de ondertekening van deze overeenkomst. 456. Op 19.december 1981 (') zijn de besprekingen tussen de delegaties van de Gemeenschap en Noorwegen afgerond met een regeling inzake wederzijdse visrechten voor 1982. Op 8 januari (2) heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aaneen verordening tot vaststelling van tussentijdse maatregelen op grond waarvan Noorse vaartuigen in de zone van de Gemeenschap mogen vissen. Deze interimregeling is door een definitieve regeling vervangen bij verordening van de Raad van 31 maart (3). In de loop van het jaar is de voor 1982 overeengekomen visserijregeling tweemaal gewijzigd en op 4 oktober door de Raad goedgekeurd (4). 457. Het overleg tussen de Gemeenschap en de Faröer over de wederzijdse visrechten voor 1982 is pas op 1 februari afgesloten. Om de hervatting van de sinds 1 januari 1982 onderbroken visserij in eikaars zone ten spoedigste weer mogelijk te maken, heeft de Raad op 15 februari (5) een tussentijdse regeling vastgesteld voor de vaartuigen van de Faröer die in de visserijzone van de Gemeenschap vissen. Deze tussentijdse regeling is bij verordening van de Raad van 29 april (6) vervangen door een definitieve regeling. 458. De activiteit van deSpaanse vaartuigen in de wateren vande Gemeenschap, die in oktober 1981 is stopgezet omdat de quota waren opgebruikt en de afloop van de besprekingen over de regeling voor 1982 moest worden afgewacht, is op 15 februari tijdelijk hervat na de afronding van dit overleg (5). Op 29 april (6) heeft de Raad de verordening tot vaststelling van de definitieve regeling voor 1982 vastgesteld. 459. De Gemeenschap heeft de akte van kennisgeving van haar goedkeuring (7) van het Verdrag inzake de instandhouding van de Levende rijkdommen in de Antarctische wateren nedergelegd bij de Australische autoriteiten met het oog op de toetreding tot het Verdrag. De Commissie heeft daarna de Gemeenschap vertegenwoordigd op de eerste vergadering in het kader van het Verdrag (8).
(') (;) (') (4) (5) (") t7) (")
Buil. EG 12-1981, punt 2.1.137. PB L II van 16.1.1982. PB L 87 van 1.4.1982. PB L 286 van 9.10.1982. PB L48 van 20.2.1982. PB L 120 van 1.5.1982. PB L 252 van 5.9.1981. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.136.
16e ALG. VERSLAG EG.
204
. COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-11
460. De Gemeenschap heeft in maart het Verdrag inzake de instandhouding van Noordatlantische zalm ondertekend ('). Voorts heeft zij als lid of als waarnemer deelgenomen aan de werkzaamheden van een aantal andere internationale visserij organisaties (2). Ten slotte zijn er ook vorderingen gemaakt bij de werkzaamheden voor de toetreding van de Gemeenschap als volwaardig lid tot het Verdrag inzake de visserij in de Oostzee (3), het Verdrag inzake de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (4) en het Verdrag inzake de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, waarvoor in de loop van dit jaar speciale, ver gaderingen met het oog op de toetreding zijn gehouden. Markt en structuur Marktordening 461. Na de moeilijkheden in de vorige jaren was er op de markt voor magere vis tijdens het visseizoen 1982 een tendens tot stabilisatie. In het algemeen is iets minder demersale vis uit de markt genomen, ook al zijn er lichte verschillen tussen de soorten, terwijl de prijzen op een redelijk peil zijn gebleven. Daarentegen is de situatie op de markt voor een aantal pelagische soorten iets achteruit gegaan. Restituties bij uitvoer, met name van makreel (5), zijn gehandhaafd, maar zijn verlaagd ten opzichte van vorig jaar. 462. Van de vangst van sardines en ansjovis uit de Middellandse Zee moesten weer grote hoeveelheden, vooral van de lagere grootteklassen, uit de markt worden genomen. Daar staat tegenover dat de prijzen voor deze soorten zijn aangetrokken. Om te voorkomen dat de markt voor tapijtschelpen weer wordt verstoord, is de overeenkomst die in juni 1981 (6) tussen de Gemeenschap en Thailand, de belangrijkste exporteur van deze weekdieren, is gesloten en waarbij de prijzen zijn aangepast, tijdens het hele visseizoen 1982 toegepast en is het beoogde resultaat weer bereikt.
(') Buil. EG 1-1982, punt 2.1.67; Bull. EG 3-1982, punt 2.1.98; Bull. EG 12-1982. (2) Bull. EG 6-1982, punten 2.1.137 en 2.1.138; Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.145; Bull. EG 9-1982, punten 2.1.80 en 2.1.81 ; Bull. EG 11-1982, punt 2.1.115. (3) Bull. EG 11-1982, punt 2.1.113. (") Bull. EG 5-1982, punt 2.1.129 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.114. (5) PB L 41 van 10.2.1982 en Buil. EG 2-1982, punt 2.1.82; PB L 211 van 20.7.1982. (6) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 459. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-11
VISSERIJBELEID
205
463. In het kader van de nieuwe gemeenschappelijke marktordening voor visserijprodukten (') heeft de Raad, op voorstel van de Commissie (2), zes verordeningen vastgesteld om een regeling te treffen voorde volgende kwesties : het verbindend verklaren, voor niet-aangeslotenen, van bepaalde regels die door de producentenorganisaties zijn vastgesteld ( 3 ); het principe dat de financiële vergoeding degressief is en terugloopt naar gelang van de omvang van de uit de markt genomen hoeveelheden ( 4 ); de toekenning van een uitstelpremie om ervoor te zorgen dat minder produkten uit de markt worden genomen en dat de uit de markt genomen hoeveelheden later voor menselijke consumptie worden gebruikt ( 4 ); bijzondere maatregelen ter ondersteuning van de visserij in de Middellandse Zee (4) in de vorm van een speciale uitstelpremie voor de behandeling en verwerking van sardines en ansjovis uit het Middellandse-Zeegebied; de toekenning van hogere steun voor de oprichting en de werking van producentenorganisaties (5) en de vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde soorten visserijprodukten (6). 464. Deze verordeningen van de Raad werden gevolgd door toepassingsverordeningen van de Commissie inzake de toekenning van de financiële vergoeding (7), de toekenning van een speciale uitstelpremie voor sardines en ansjovis uit het Middellandse-Zeegebied (7), de toekenning van een uitstelpremie voor bepaalde visserijprodukten (8), de uitbreiding tot niet-aangeslotenen van bepaalde door de producentenorganisaties vastgestelde regels (9) en het stelsel van referentieprijzen voor visserijprodukten (9). Op voorstel van de Commissie ( I0 ) heeft de Raad eveneens de oriëntatie- en interventieprijzen voor visserijprodukten gemiddeld met ongeveer 5 % verhoogd ten opzichte van vorig jaar ("). Ten slotte heeft de Commissie op 23 december verordeningen vastgesteld respectievelijk tot vaststelling van de ophoudprijzen, de forfaitaire waarde van de uit de markt genomen produkten, de referentieprijzen, de voor tonijn geldende aanpassingscoë fficiëntenen het bedrag van de uitstelpremie. Opdiedatum heeft zij
(') PB L 379 van 31.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 460. (2) Bull. EG 4-1982, punt 2.1.84. (3) PB L 197 van 29.6.1982. (") PB L235 van 10.8.1982. (5) PB L 331 van 26.11.1982. (6) PB L332 van 27.11.1982. (7) PB L335 van 29.11.1982. (8) PB L351 van 11.12.1982. (9) PB L 338 van 30.11.1982. (10) Bull. EG 10-1982, punt 2.1.108. (") PB L 357 van 18.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
206
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π11
eveneens de maatregelen tot schorsing van de invoer van bevroren pijlinktvissen ingetrokken. Structuurbeleid 465. In het algemene kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft de Raad de voorstellen van de Commissie inzake het structuurbeleid ( ' ) verder onder zocht. De voorzitter van de Raad heeft een nieuw ontwerp voorgesteld voor een algemeen compromis over de voorstellen van de Commissie, dat voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap van 251 miljoen Ecu. De Raad heeft echter geen akkoord ter zake kunnen bereiken. 466. Daarom heeft de Raad, op voorstel van de Commissie van 11 juni ( 2 ),op21 december (3) besloten de tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstruc turering van de kustvisserij en de aquicultuur, die in 1978 (4) is ingevoerd en sedertdien regelmatig wordt voortgezet, met eenjaar te verlengen. Voor deze actie is 30 miljoen Ecu uitgetrokken voor 1982. Het Parlement heeft in juli een gunstig advies uitgebracht over dit voorstel (5). 467. De Commissie heeft via het EOGFLOriëntatie weer investeringsprojecten in de visserijsector gefinancierd. E r is 11,5 miljoen Ecu aan steun toegekend in het kader van de verordening van 15 februari 1977 (6) voor 53 projecten ter verbetering van de installaties voor verwerking en afzet (7). Voorts is in het kader van de verordening van 25 juli 1978 (4) 25,7 miljoen Ecu toegekend ten behoeve van 295 projecten voor de bouw van 211 vaartuigen, de modernisering van 272 schepen en de vestiging, modernisering of uitbreiding van 29 visteeltbedrijven (8). 468. In het kader van de verordening van 15 februari 1977 (6) heeft de Commissie voorts haar goedkeuring gehecht aan een door Frankrijk en een door België ingediend programma (9). Tijdens de looptijd van deze programma's (19801984) zullen ín totaal 400 miljoen FF en 250 miljoen BFR worden geïnvesteerd.
(>) (2) (3) C) (5) (6) (7) (8) (9)
PB C 243 van 22.9.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 462. PB C 166 van 3.7.1982. PB L 5 van 7.1.1983. PB L 211 van 1.8.1978. PB C 238 van 13.9.1982. PB L51 van 23.2.1977. Bull. E G 61982, punt 2.1.139. Bull. E G 51982, punt 2.1.131. PB L 153 van 3.6.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-11
VISSERUBELEID
207
469. Ter uitvoering van de beschikking van de Raad van 25 juli 1978 (') betreffende de financiële deelneming van de Gemeenschap in de uitgaven voor de inspectie en het toezicht in de maritieme wateren van Denemarken en Ierland heeft de Commissie de Ierse autoriteiten een vierde vergoeding (IRL 81 391) uitgekeerd voor de uitgaven van 1981. Voorts heeft de Raad, op voorstel van de Commissie (2), besloten de termijn voor de uitvoering van het investeringsprogramma van de Ierse autoriteiten te verlengen tot 1 januari 1985. 470. De Lid-Staten hebben overeenkomstig de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag 25 ontwerpen voor nationale steunmaatregelen ten behoeve van de visserij- en visteeltsector medegedeeld. De Commissie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van de meeste van deze ontwerpen, maar heeft wel besloten de onderzoekprocedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag in te leiden tegen vijf ontwerpen, die door Italië (3) Frankrijk (4) en Duitsland zijn medegedeeld. 471. Ten slotte heeft de Commissie in de reeks Informatie over de visserij twee studies gepubliceerd, de ene regionaal, over het noorden van Groot-Brittannië en de andere betreffende methoden ter bepaling van de visserij-inspanning.
(') (2) (3) (4)
PB L211 van 1.8.1978. PB C 157 van 22.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.140. Buil. EG 2-1982, punt 2.1.85 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.100. Bull. EG 2-1982, punt 2.1.85 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.142.
16e ALG. VERSLAG EG.
208
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π12
Deel 12
Vervoerbeleid Voornaamste ontwikkelingen 472. H et Parlement schenkt veel aandacht aan het gemeenschappelijk vervoer beleid, hetgeen ertoe heeft geleid dat deze Instelling in 1982 het initiatief lieeft genomen, de desbetreffende werkzaamheden van de Raad te doen versnellen. Reeds tijdens zijn maartzitting (') hechtte het Parlement zijn goedkeuring aan een resolutie, waarin het het gebrek aan een logisch samenhangend, gemeenschappe lijk vervoerbeleid betreurde, alsmede het feit dat veel voorstellen van de Commis sie waaromtrent het Parlement reeds advies had uitgebracht, nog steeds hangende waren bij de Raad. Op 16 september (2) heeft het Parlement, daar het van oordeel was dat ten aanzien van het vervoerbeleid slechts minimummaatregelen waren getroffen, welke niet aan de door de verdragen gestelde doeleinden beantwoordden, de Raad met een aanklacht wegens nalatigheid bedreigd en de procedure van artikel 175 van het EEGVerdrag ingezet. Bij schrijven van 21 september heeft de voorzitter van het Parlement de Raad uitgenodigd om te handelen; op 23 november maakte de voorzitter van de Raad zijn antwoord op deze uitnodiging bekend. Om definitief te besluiten of er al dan niet een aanklacht bij het H of van Justitie zal worden ingediend, beschikt de voorzitter van het Parlement over een termijn van twee maanden, die op 23 januari 1983 afloopt. Zijnerzijds heeft het Economisch en Sociaal Comité in oktober (3) een initiatief advies over het vervoerbeleid in de tachtiger jaren uitgebracht. Op de in december gelwuden zitting (") is er in de Raad van gedachten gewisseld over de huidige stand van zaken met betrekking tot het gemeenschappelijk vervoer beleid en is er op de politieke noodzaak gewezen om dit, gezien de algemene economische situatie, etappegewijs te veiwezenlijken. 473. Ondanks de inspanningen die hij zich tijdens zijn beide jaarlijkse zittingen heeft getroost, heeft de Raad ook dit jaar geen gemeenschappelijke oplossingen (') (2) (3) C)
PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. E G 31982. PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. E G 91982, punten 2.1.82, 2.4.6 en 2.4.7. PB C 326 van 13.12.1982. Bull. E G 121982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-12
VERVOERBELEID
209
kunnen vinden voor de ,,belangrijkste dossiers", zoals de basisverordening betreffende de financiële ondersteuning van infrastructuurprojecten voor vervoer van communautair belang, de wegenbelastingstructuur, de maten en gewichten van bedrijfsvoertuigen, de interregionale luchtvaartdiensten, enz. Op het gebied van de spoorwegen en van de binnenvaart zijn echter bepaalde bijzondere besluiten genomen. Ook heeft de Raad voor het eerst zijn goedkeuring gehecht aan een beperkte actie op het gebied van de financiële ondersteuning van infrastructuurprojecten. 474. Voortbordurend op zijn vroegere werkzaamheden (')enopde door de Raad opgestelde lijst van de voornaamste onderwerpen die in de jaren 1981 tot en met 1983 (2) moeten worden behandeld, heeft de Commissie de uitwerking van haar voorstellen in de verschillende sectoren van het gemeenschappelijk vervoerbeleid geïntensiveerd. In de loop van dit jaar heeft zijde Raad 11 voorstellen toegezonden - waarvan 6 wijzigingen op eerder door haar gedane voorstellen behelsden alsmede 7 verslagen. In deze voorstellen houdt de Commissie zich aan de pragmatische lijn, die zij nu al een paarjaar lang volgt ter bevordering van het bereiken van passende oplossingen voor de huidige problemen op vervoergebied.
Infrastructuur 475. Op 30 december (3) is de Raad akkoord gegaan met een verordening betreffende beperkte maatregelen op het gebied van de vervoersinfrastructuur (4), waarmee een bedrag van 10 miljoen Ecu gemoeid was. Het Parlement (5) en het Economisch en Sociaal Comité (6) hebben in oktober advies uitgebracht over dit voorstel. Ingaand op het verzoek van de Raad van december 1981 (7) heeft de Commissie deze Instelling op 14 december (8) een verslag voorgelegd over het in praktijk brengen van een methode ter beoordeling van het communautaire belang van infrastructuurprojecten. Op 10 december heeft zij de Raad een experimenteel programma op middellange termijn (1983-1987) voorgesteld met precies afgebakende projecten, welke voor communautaire steun in aanmerking komen (8). (') (2) (3) C) (5) (6) (7) (8)
Supplement 16/73 - Buil. EG en PB C 294 van 13.11.1980. PB C 171 van 11.7.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 470. PB L376 van 31.12.1982. Bull. EG 12-1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.151. PB C 292 van 8.11.1982. PB C 296 van 12.11.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 471. Bull. EG 12-1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
210
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-12
Na zijn resolutie van mei 1981 over de bouw van een Kanaaltunnel (') heeft het Parlement in april (2) twee resoluties aangenomen over de financiering van een vaste Kanaalverbinding.
Vervoer over land Spoorwegen 476. In het kader van de uitvoering van de resolutie van de Raad van 15 december 1981 (3) betreffende het spoorwegbeleid van de Gemeenschap heeft de Commissie de Raad op 11 mei (4) een mededeling betreffende een actieprogramma inzake internationale samenwerking op spoorweggebied doen toekomen. Op 16 december heeft de Raad kennis genomen van een verslag van de Commissie over de mate waarin de werkzaamheden op dit gebied zijn gevorderd (5). De Commissie heeft op 15 en 17 maart de Raad ook twee wijzigingen toegezonden (6) op haar voorstellen voor verordening (7) tot vaststelling van de termijn en de voorwaarden voor de verwezenlijking van het financiële evenwicht van de spoorwegondernemingen en betreffende het optreden van de Lid-Staten ten aanzien van met het begrip openbare diensten verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren. Voorts heeft de Commissie de Raad in december (5) een voorstel voor een beschikking met betrekking tot de commerciële autonomie van de spoorwegondernemingen bij de bedrijfsvoering van hun internationale reizigers- en bagagevervoer voorgelegd. Ook heeft zij de nationale spoorwegondernemingen een aanbeveling toegezonden (8) met betrekking tot de definitie van een stelsel van internationale reizigersvervoerdiensten van goede kwaliteit. 477. Tijdens zijn zitting van maart heeft het Parlement een resolutie (9) aangenomen betreffende het toekomstige spoorwegnet van de Gemeenschap.
(') (2) (3) (4) (5) (") (7) (8) (9)
PB C 144 van 15.6.1981. PB C 125 van 17.5.1982. PB C 157 van 22.6.1982. Bull. EG 5-1982, punt 2.1.137. Bull. EG 12-1982. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.102. PB C 37 van 20.2.1981 en PB C 268 van 10.10.1981. PB C 381 van 31.12.1982 en Bull. EG 12-1982. PBC 87 van 5.4.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-12
VERVOERBELEID
211
Werking van de markt Marktobservering 478. De Commissie heeft op 15 januari (') bij de Raad een voorstel ingediend voor een beschikking inzake het verzamelen van gegevens over de activiteiten van vervoersondernemingen die deelnemen aan het goederenvervoer over de weg van en naar bepaalde derde landen. Het Parlement (2) en het Economisch en Sociaal Comité (3) hebben respectievelijk in juli en mei hun advies gegeven over dit voorstel. Op 10 juni (4) heeft de Raad akte genomen van het voornemen van de Commissie om deze gegevens vanaf 1 januari 1983 te verzamelen. 479. In een resolutie van 9 juli (5) heeft het Parlement uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over het gebrek aan evenwicht in het vervoer tussen de Gemeenschap en de COMECON-landen. Toegang tot de markt 480. De Raad heeft op 9 januari (6) formeel een wijziging van de richtlijn van 23 juli 1962 vastgesteld, waardoor de soorten vervoer over de weg waarvoor de contingenterings- en/of vergunningsvoorschriften niet gelden, werden uitgebreid. Op 22 maart (7) heeft de Raad voor 1982 het aantal communautaire vergunningen voor goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten voor acht Lid-Staten met .5% en voor Griekenland en Ierland met 15% verhoogd. Op 21 december (8) heeft de Raad besloten, het bij de verordening van 20 december 1979 (9) ingevoerde stelsel van vergunningen op korte termijn permanent te maken en het maximumpercentage voor de vergunningen van korte duur tot 15% van het algemene contingent van de betrokken Lid-Staat te verhogen. 481. Op 11 november (10) heeft de Commissie besloten een multilaterale vergunning voor ondernemingen die verhuizingen over de weg verrichten in te voeren. (') PB C 36 van 12.2.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.1.72. (2) PB C 238 van 13.9.1982. (3) PB C 205 van 9.8.1982. (") Bull. EG 6-1982, punt 2.1.149. (5) PB C 87 van 5.4.1982. (6) PB L 27 van 4.2.1982 en Bull. EG 1-1982, punt 2.1.71. (7) PB L78 van 24.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.106. (") PB L 369 van 29.12.1982 en Bull. EG 12-1982. (') PB L 336 van 29.12.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 364. (I0) PB C 307 van 24.11.1982 en Bull. EG 11-1982, punt 2.1.120. 16e ALG. VERSLAG EG.
212
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-12
Voorts heeft zij de Raad in december (') een voorstel voorgelegd met betrekking tot de voorwaarden waaronder vervoersondernemers die niet in een Lid-Staat gevestigd zijn aan bepaalde vormen van nationaal vervoer in die Lid-Staat mogen deelnemen. Vrachtprijzen en vervoer voorwaarden 482. De Raad heeft op 19 juli (2) een beschikking vastgesteld betreffende de prijsvorming in het internationale goederenvervoer per spoor. 483. Op 23 september (3) heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend voor een verordening betreffende de prijsvorming voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten. 484. Ter versnelling van de invoering van referentietarieven voor het goederen vervoer over de weg met Griekenland, heeft de Commissie op 1 december (4) een termijn vastgesteld voor de afsluiting van de onderhandelingen tussen de be roepsorganisaties van vervoersondernemers. 485. Voorts heeft de Commissie op 18 mei besloten (5) de steuntarieven van de spoorwegen ten gunste van de kolen- en staalproducerende ondernemingen in Saarland met een jaar te verlengen.
Onderlinge aanpassing van de structuren 486. Gezien het advies van het Parlement van 20 april (6) heeft de Raad op 10 juni (7) een tweede richtlijn goedgekeurd inzake de bepalingen op het gebied van de zomertijd welke in 1983, 1984en 1985 van toepassing zullen zijn. Deze richtlijn heeft rechtstreekse gevolgen voor het dagelijkse leven van de inwoners in de Gemeenschap. 487. De Raad heeft op 4 oktober (8) formeel de richtlijn vastgesteld tot invoering van de gemeenschappelijke technische voorschriften voor binnenschepen welke (·) (2) (3) (") (5) (6) (7) (8)
PB C 18 van 22.1.1983 en Bull. EG 12-1982. PB L 234 van 9.8.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.148. PB C 265 van 9.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.88. PB L 314 van 10.11.1982. PB L206 van 14.7.1982. PB C 125 van 17.5.1982. PB L 173 van 19.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.147. PB L 301 van 28.10.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.114. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-12
VERVOERBELEID
213
gebruikt worden voor het vervoer van goederen over de binnenwateren van de Gemeenschap. Multimodaal vervoer 488. Op het gebied van het gecombineerd vervoer heeft de Raad op 28 juli ( ' ) een nieuwe wijziging goedgekeurd van de richtlijn van 17 februari 1975 (2) houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd rail/wegvervoer. Voorts heeft hij op 10 juni (3) de verordening gewijzigd van 4 juni 1970 (4) betreffende de steunmaatregelen op het gebied van de drie takken van vervoer, met bepalingen inzake het gecombineerd vervoer. Zeevervoer 489. De Raad heeft het stelsel van de verzameling van gegevens over de activiteiten van de vervoersondernemers die aan het lijnvervoer over zee tussen de Lid-Staten en Oost-Afrika, Centraal-Amerika en het Verre Oosten deelnemen ( s ), tot in 1984 verlengd (6). 490. Een memorandum van overeenstemming betreffende de controle van schepen door havenstaten is ondertekend ter gelegenheid van de Ministerconferentie over de veiligheid van de zeevaart, die op 26 januari te Parijs werd gehouden (7). 491. Naar aanleiding van het advies van het Parlement (8) heeft de Commissie op 10 september (9) haar voorstel voor een besluit (10) gewijzigd tot instelling vaneen gecoördineerd onderzoek door de Gemeenschap op het gebied van de te land gestationeerde hulpsystemen voor de scheepvaart. De Raad heeft dit besluit aangenomen op 13 december ( u ) .
(') PB L 247 van 23.8.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.145. (2) PB L 4 8 van 22.2.1975. (3) PB L 184 van 29.6.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.145. (4) PB L 130 van 15.6.1970. (s) PB L 368 van 28.12.1982 en Bull. EG 12-1982. (6) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 485. (7) Bull. EG 1-1982, punt 2.1.74. (8) PB C 238 van 13.9.1982. (') PB C 265 van 9.10.1982. (10) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 488. (") PB L378 van 31.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
214
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-12
Luchtverkeer 492. Tijdens de zitting van juni ('), heeft het Parlement een resolutie goedgekeurd over de verbetering van het Europese controlesysteem voor het luchtverkeer.
Grensoverschrijding 493. Aan de hand van een, op verzoek van de Commissie door onafhankelijke deskundigen opgesteld verslag over de belemmeringen die zich bij het grensoverschrijdend vervoer over de weg, per spoor en via de binnenwateren voordoen, heeft de Commissie de Raad op 20 april (2) een voorstel voor een richtlijn toegezonden ter vereenvoudiging van de formaliteiten en de controlemaatregelen bij het goederenvervoer tussen de Lid-Staten. Het Parlement had namelijk herhaaldelijk en inzonderheid tijdens zijn maartzitting (3) erop aangedrongen dat er een desbetreffende actie zou worden ondernomen.
Verkeer met derde landen 494. Op 26 mei 1982 hebben te Dublin de vertegenwoordigers van de Gemeenschap, Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Turkije, Zweden en Zwitserland ,,de Overeenkomst betreffende internationaal ongeregeld personenvervoer over de weg met autobussen (ASOR)" ondertekend (4). Nadat het Parlement op 16 juni advies had uitgebracht (5), is de overeenkomst op 12 juli (6) formeel door de Raad goedgekeurd. De verordening betreffende de maatregelen ter uitvoering van deze overeenkomst is op 16 december door de Raad goedgekeurd (7), nadat het Parlement (8) en het Economisch en Sociaal Comité (9) daaromtrent advies hadden uitgebracht. 495. Op 21 december (9) heeft de Raad een besluit goedgekeurd waarmee de Commissie gemachtigd wordt onderhandelingen aan te knopen over een overeenkomst tussen de Gemeenschap en bepaalde derde landen ter invoering van een
(') (2) (3) (") (5) (6) (7) (8) (»)
PB C 182 van 19.7.1982. PB C 127 van 18.5.1982 en Bull. EG 4-1982, punt 2.1.87. PB C 87 van 5.4.1982. Bull. EG 5/6-1982, punt 2.1.136. PB C 182 van 19.7.1982. PB L230 van 5.8.1982. PB L 10 van 13.1.1983 en Bull. EG 12-1982. PB C 304 van 22.11.1982. Bull. EG 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
1112
I VERVOERBELE D
215
uniforme regeling voor internationaal pendelvervoer over de weg met autobus sen (')■ 496. De vertegenwoordigers van de LidStaten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, op 10 juni in het kader van de Raad bijeen, hebben een besluit goedgekeurd (2) waarbij de Commissie gemachtigd wordt onderhandelingen aan te knopen met Joegoslavië met het oog op het sluiten van een overeenkomst betref fende de vaststelling van rechtstreekse internationale spoorwegtarieven voor het vervoer van steenkool en staal dat over het grondgebied van Joegoslavië vervoerd wordt.
(') Buil. EG 61982, punt 2.1.155. ( 2 ) Bull. EG 61982, punt 2.1.156. 16e ALG. VERSLAG EG.
216
COMMUNAUTA I RE OPBOUW
Π13
Deel 13
Energiebeleid Voornaamste ontwikkelingen 497. In 1982 is de energiestrategie ten uitvoer gelegd zoals die in oktober 1981 aan de Raad was voorgelegd. De vijf grote prioriteiten van deze strategie waren : investeringen, prijzen, innovatie, stabiliteit van de oliemarkt en buitenlandse betrekkingen. Op alle gebieden is vooruitgang geboekt. Er is een nieuw systeem voor financiële hulpverlening voorgesteld ter stimulering van investeringen in rationeel energiegebruik. H et beleid inzake doorzichtigheid van de prijzen is voortgezet met de publikatie van een nieuw prijzenoverzicht, terwijl er voor de gastarieven aanbevelingen aan de Raad zijn voorgelegd. Op innovatie gebied heeft men de demonstratieprogramma's van de Commisssie op energiegebied de revue laten passeren en voorstellen voor de uitbreiding daarvan moeten binnenkort door de Raad worden goedgekeurd. Op het stuk van de stabiliteit van de oliemarkt heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend met betrekking tot het op peil houden van de olievoorraden in de LidStaten. Het probleem van de betrekkingen met landen buiten de Gemeenschap op energiegebied blijft één van de grootste zorgen van de Gemeenschap. Tevens heeft de Raad de algemene voorstellen besproken die door de Commissie voor de afzonderlijke energiesectoren, zoals kernenergie en gas zijn ingediend, waarbij belangrijke beginselakkoorden tot stand zijn gekomen. De Raad streeft naar overeenstemming inzake een nieuwe gemeenschappelijke aanpak voor de steenkoolsector. Het belang van deze strategie wordt onderstreept door de nog steeds voortdurende kwetsbaarheid van de Gemeenschap op energiegebied. Op korte termijn gezien is de druk afgenomen. In 1982 is het olie en energieverbruik opnieuw gedaald, zij het in een langzamer tempo, nl. respectievelijk met 3% (olie) en minder dan 1% (energie). Tegelijker tijd is de produktie van olie en elektriciteit uit kernenergie in de Gemeenschap gestegen. Daardoor is de Gemeenschap nu nog voor 46% afhankelijk van ingevoerde energie. Toch wordt nog een te groot deel 37% van de behoefte van de Gemeenschap gedekt door olie die grotendeels afkomstig is uit een klein aantal olieproducerende landen. De stijging van de Amerikaanse dol larkoers heeft geleid tot verhoging van de reële kosten van de door de Ge meenschap ingevoerde olie. Een nog belangrijker feit is echter dat voornoemde gunstige ontwikkelingen slechts ten dele kunnen worden toegeschreven aan wer kelijke structurele veranderingen in de energieeconomie van de Gemeenschap. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-13
ENERGIEBELEID
217
Voor het grootste deel zijn ze te danken aan het effect van de algemene economische recessie op de vraag naar energie. Daarom heeft de geconstateerde vooruitgang tot op zekere hoogte een tijdelijk karakter. Nog steeds acht de Raad het van essentieel belang dat de inspanningen voor het bereiken van de doelstellingen op energiegebied van de Gemeenschap op alle punten worden voortgezet.
Communautaire energiestrategie: algemene maatregelen 498. De situatie op energiegebied in de Gemeenschap is in maart door de Raad besproken aan de hand van een mededeling van de Commissie (')· Deze bespreking is op de Raadsvergadering in juli voortgezet op basis van de mededeling van de Commissie inzake bestudering van de programma's van de Lid-Staten op energiegebied en van de vooruitgang die is geboekt bij het streven naar verwezenlijking van de doelstellingen voor 1990 ( 2 ). De Raad heeft onder meer gewezen op het belang dat hij hecht aan regelmatige en doeltreffende bestudering van de programma's van de Lid-Staten en was ingenomen met het voornemen van de Commissie om de controleprocedure te verbeteren die wordt gevolgd bij het onderzoek naar de onderlinge samenhang van het door de Lid-Staten gevolgde beleid en naar de gelijkwaardigheid van hun inspanningen ter bereiking van gemeenschappelijke doeleinden. 499. In september heeft de Commissie aan de Raad een mededeling voorgelegd inzake investeringen op het gebied van rationeel energiegebruik, een mededeling die vergezeld ging van een ontwerp-aanbeveling aan de Lid-Staten betreffende stimulering van dit soort investeringen (3). Het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben in mei en eind juni een gunstig advies uitgebracht over de mededeling (4). In de Raadsvergadering van maart (5) is gewezen op het nut van het door de Commissie verrichte onderzoek en in juli (6) is de aanbeveling officieel vastgesteld. In haar mededeling heeft de Commissie maatregelen voorgesteld die kunnen stimuleren tot investeren op het gebied van rationeel energiegebruik, terwijl voordeel kan worden getrokken van de mogelijkheden die de extra dimensie van de Gemeenschap biedt, en zij benadrukt de hoofdzaak van gerichte steunverlening aan investeringen in specifieke sectoren die van groot belang zijn voor een snelle en duurzame herstructurering van de vraag naar energie. In verband hiermee heeft zij in september aan de Raad een verordeningsvoorstel voorgelegd op grond (') (2) (3) C) (5) (6)
Buil. EG 2-1982, punt 2.1.95. en Bull. EG 3-1983, punt 2.1.109. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.157. en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.167. PB C 107 van 28.4.1982 en Buil. EG 2-1982, punten 1.2.2. tot 1.2.6. PB C 149 van 14.6.1982 en PB C 252 van 27.9.1982. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.111. PB C 247 van 23.8.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
218
Π-13
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Brutoverbruik en nettoproduktie en -invoer van energie in de Gemeenschap
1000
In miljoen tae
Brutoverbruik
800
600 Netto-invoer '
r
v.....····< \ ^
,····"
400 Primaire produktie
200
1973
'74
'75
'76
'77
'78
'79
1980
'81
'82
'83
Na een toeneming sedert 1975 van het bruto-energieverbruik volgde vanaf 1979 een regel matige daling, ten dele dank zij de genomen besparingsmaatregelen. Sedert de eerste olieschok is de invoer voortdurend afgenomen en de primaire produktie in de Gemeenschap voortdurend toegenomen. Het verschil tussen verbruik en produktie blijft groot.
11-13
ENERGIEBELEID
219
waarvan ten laste van de gemeenschapsbegroting financiële stimuleringsmaatregelen ten behoeve van deze sectoren (') mogelijk zijn. Op de zitting van de Raad van 9 november vond er een oriënterend debat over dit voorstel plaats. 500. Overeenkomstig de afspraak op de vergadering van oktober 1981 (2) heeft de Raad in maart (3) opnieuw de mededeling van de Commissie inzake „energieprijzen, prijsbeleid en doorzichtigheid van de prijzen" bestudeerd. De Raad verklaarde zich bewust te zijn van de noodzaak, om overeenkomstig zijn conclusies van december 1981 (2) geleidelijk te komen tot een gemeenschappelijke aanpak van de Lid-Staten op het gebied van de prijsvorming. Voorts was de Raad van mening dat het overheidsbeleid van de Lid-Staten erop gericht moet zijn geleidelijk de kunstmatige belemmeringen weg te nemen die doorstroming van betrouwbare gegevens in de weg staan.
Betrekkingen met energieproducerende of -importerende landen 501. De Economische Topconferentie van de westerse landen in Versailles in juni (4) bood de staatshoofden en regeringsleiders en de vertegenwoordigers van de Gemeenschap de gelegenheid nogmaals te wijzen op de noodzaak de inspanningen op het gebied van de energiebesparing en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen voort te zetten en te wijzen op hun voornemen zich toe te leggen op de versterking van de samenwerking met olie-exporterende en -importerende ontwikkelingslanden. 502. Na de Conferentie van Nairobi (5) is in juni in Rome het Voorlopig Comité van de Verenigde Naties voor nieuwe en hernieuwbare energiebronnen bijeengekomen. De Gemeenschap heeft daar voorstellen ingediend die ertoe hebben bijgedragen dat alle deelnemers een definitieve tekst hebben goedgekeurd, waarvan het eerste gedeelte betrekking heeft op de aspecten van het mobiliseren van aanvullende en passende hulpbronnen en het tweede gedeelte op de tenuitvoerlegging van het actieprogramma. 503. De samenwerking op energiegebied met de ontwikkelingslanden had vooral betrekking op de evaluatiemethoden voor vraag en aanbod op energiegebied, het opstellen van energiebalansen, de opleiding van specialisten op deze gebieden,
(') (2) (') C) (5)
PB C 285 van 30.10.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 502. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.110. Buil. EG 6-1982, punt 3.4.1. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 523.
16e ALG. VERSLAG EG.
220
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π13
alsmede op technische bijstand en instellingen die zich bezighouden met planning op energiegebied. De inspanningen van de Gemeenschap zijn aanzienlijk opge voerd. In Azië heeft de Commissie deelgenomen aan programma's voor methodi sche ontwikkeling en scholingsprogramma's in centra in Bombay en Bangkok en op verzoek van de Volksrepubliek China heeft zij een programma opgezet voor hulpverlening voor planning op energiegebied in dat land. Ten slotte heeft zij de lopende programma's in Afrika en LatijnsAmerika uitgebreid ( : ).
Energiebesparing en rationeel energiegebruik — Nieuwe energiebronnen 504. E nergiebesparing en rationeel energiegebruik vormen een essentieel onder deel van het streven naar verbetering van de energiesituatie in de Gemeenschap. De hiermee te bereiken totale besparing in het jaar 1990 kan worden geschat op 12 tot 14% van ons huidig energieverbruik. Daarom heeft de Commissie ook gewezen op het belang van investeringen op dit gebied. 505. In verband met het door de Raad in februari (2) gedane verzoek heeft de Commissie hem een mededeling voorgelegd, met een rapport inzake evaluering van demonstratieprogramma's van de Gemeenschap en van de LidStaten op het gebied van energiebesparing en alternatieve energiebronnen (3). E en dergelijke evaluering omvat onder meer een analyse van de communautaire steunverlening, alsmede verbeteringsvoorstellen. E nkele daarvan hebben betrekking op de eigen lijke strekking en het relatieve belang van de programma's ten behoeve van de verschillende sectoren. Andere, meer algemene suggesties hebben betrekking op het beheer van de programma's, de coördinatie met nationale programma's, de mogelijkheid om steun te verlenen aan projecten die niet op het grondgebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd, alsmede op de financiële middelen. Over dit laatste punt heeft de Raad overigens reeds een besluit genomen, waarbij het totale bedrag voor alle programma's (4) is verhoogd met 55 miljoen E cu, zodat het energiebesparingsprogramma nu kan beschikken over 81 miljoen E cu, en dat van de alternatieve energiebronnen over 124 miljoen Ecu. De verordeningsvoorstellen zijn opgesteld aan de hand van de conclusies van het evalueringsrapport en in verband met het ten einde lopen van de termijn van de verordeningen van juni 1978 (5), die onder meer betrekking hebben op financiële steunverlening aan demonstratieprojecten op het gebied van energiebesparing en alternatieve ener (') (2) (3) (") (5)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 526. Bull. E G 21982, punt 2.1.103. Bull. E G 61982. punt 2.1.159. PB L 219 van 28.7.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.172. PB L 158 van 16.6.1978. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-13
ENERGIEBELEID
221
giebronnen, en zijn in augustus (') aan de Raad voorgelegd. Het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben in oktober (2) advies over deze voorstellen uitgebracht. Op zijn zitting van 9 november (3) heeft de Raad deze voorstellen aan een eerste onderzoek onderworpen en enkele beginselen geformuleerd. 506. Op het gebied van de energiebesparing heeft de Commissie twee besluiten genomen (4) die betrekking hebben op respectievelijk 18 en 16 projecten die met in totaal 6,8 en 8,07 miljoen Ecu zullen worden gesubsidieerd. Verder heeft zij in april (s) een vierde inschrijving voor nieuwe projecten geopend. 507. Op het stuk van de alternatieve energiebronnen heeft de Commissie besloten tot financiële steunverlening van 8 projecten op het gebied van de exploitatie van aardwarmte ten bedrage van 4,4 miljoen Ecu (6). 508. Verder heeft de Raad op 9 november een wijziging (7) goedgekeurd van de in 1978 vastgestelde richtlijn over het rendement van verwarmingstoestellen (8). 509. Voorts heeft het Parlement in zijn resolutie van oktober (9) uitdrukking gegeven aan zijn interesse voor de ontwikkeling van de zonne-energie.
Verschillende sectoren Koolwaterstoffen 510. Omdat zij vreesde dat de voortdurende tendens tot daling van het olieverbruik, een daling die geen verband houdt met de structurele veranderingen in het energiegebruik, zou leiden tot een scherpe daling van het peil van de noodvoorraden heeft de Commissie in februari (10) bij de Raad een richtlijnvoorstel ingediend tot wijziging van de basisrichtlijn ( n ) . Volgens dit voorstel mag het olievoorradenpeil in geen geval beneden het peil komen dat gelijk staat met een in de afgelopen drie kalenderjaren geregistreerd gemiddeld verbruik over 90 dagen. (') PB C 227 van 1.9.1982. (2) PB C 304 van 22.11. 1982 en PB C 326 van 13.12.1982. (3) Bull. EG 11-1982, punt 2.1.130. (4) Bull. EG 2-1982, punt 2.1.96 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.12. (5) PB C 91 van 13.4.1982. (6) Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.175. (7) Bull. EG 11-1982, punt 2.1.128. (8) PB L52 van 23.2.1978. (9) PB C 292 van 8.11.1982. (10) PB C 55 van 5.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.97. (") PB L308 van 23.1.1968. 16e ALG. VERSLAG EG.
222
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-13
Tevens heeft zij een voorstel voor een beschikking ingediend dat het juridisch kader bevat waarbinnen alle maatregelen moeten worden getroffen in geval van beperkte olieschaarste f 1 ). Het Parlement heeft de twee voorstellen op 17 september (2) goedgekeurd. In maart (3) heeft de Raad, na in oktober 1981 in beginsel akkoord te zijn gegaan met de maatregelen ter verzachting van de gevolgen van de beperkte olieschaarste (4) bevestiging van zijn goedkeuring gegeven. 511. Na de mededeling van 1981 (5) heeft de Commissie in juni een voorlopig rapport aan de Raad voorgelegd over de problemen waarmee de olieraffinage-industrie in de Gemeenschap te kampen heeft. Het proces van de aanpassing van deze industrie aan de nieuwe marktsituatie gaat nog steeds door. In verband met de moeilijkheden op het economische en sociale vlak die zich hebben voorgedaan, heeft de Raad evenwel de Commissie opdracht gegeven om te zamen met de betrokken partijen, ni. de overheden, ondernemingen en vakbonden (6), het verloop van dit proces op de voet te volgen. 512. In het kader van de verordening van november 1973 (7) heeft de Raad op voorstel van de Commissie in juli (8) besloten 26 miljoen Ecu ter beschikking te stellen voor de uitvoering van 36 technische ontwikkelingsprojecten in de sector koolwaterstoffen in de periode 1982-1984. In aanvulling op zijn besluit van juli heeft de Raad in december besloten 2,73 miljoen Ecu toe te kennen voor nog eens 7 projecten. 513. Aangezien stimulering van het vervangen van olie door andere brandstoffen één van de leidende beginselen van de energiestrategie van de Gemeenschap is, heeft de Commissie in augustus (9) aan de Raad een richtlijnvoorstel voorgelegd dat het gebruik van benzinemengsels moet bevorderen die niet meer dan 10% vervangingscomponenten, t.w. organische zuurstofverbindingen zoals methanol en ethanol mogen bevatten. 514. In de sector aardgas is het groeiend aandeel van derde landen in de gasvoorziening van de Gemeenschap voor de Commissie reden geweest de bestudering van de problematiek van de continuïteit van de aardgasvoorziening voort te
(') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) O
PB C 55 van 5.3.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.97. PB C 267 van 11.10.1982. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.113. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 508. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 509. Bull. EG 6-1982. punt 2.1.160. PB L312 van 23.11.1973. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.169. PB C 229 van 2.9.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.170. 16e ALG VERSLAG EG.
11-13
ENERGIEBELEID
223
zetten. Zo heeft zij in oktober (') een mededeling ingediend die een vervolg is op de mededeling van september 1981 (2) en februari 1982 (3). Na gezamenlijke bestudering door de Commissie en overheidsinstanties van de Lid-Staten van de scenario's waarin onderbrekingen van de gasvoorzieningen worden behandeld heeft men kunnen constateren dat de Gemeenschap in staat is het hoofd te bieden aan een langdurige onderbreking van een groot deel van haar gasvoorziening vanuit het buitenland. De Raad van 9 november (4) heeft de conclusies van de Commissie onderschreven, met name dat er bij de evaluatiewerkzaamheden op dit gebied intensiever moet worden samengewerkt tussen de Lid-Staten. 515. Op het gebied van de gasprijzen en -tarieven is aan de Raad een ontwerpaanbeveling voorgelegd die de onderlinge samenhang van de markt beoogt te verbeteren (5). Steenkool 516. Hoewel bepaalde bedrijfstakken doorgaan met het vervangen van olie door andere brandstoffen, blijft de economische recessie in de verschillende sectoren van de steenkoolmarkt voelbaar, speciaal in de ijzer- en staalsector, met als gevolg een vermindering van het steenkool verbruik. Hoewel het aanbod zich hieraan heeft aangepast, zijn de voorraden toch gegroeid. 517. In een mededeling over de rol van de steenkool in de energiestrategie van de Gemeenschap, die zij in februari (6) aan de Raad heeft voorgelegd, geeft de Commissie in een analyse aan, wat er moet worden gedaan om de belangrijkste oorzaken van het stokken van de vraag weg te nemen en een economisch verantwoorde en continue voorziening te waarborgen. Deze analyse werd aangevuld met een rapport over de bruinkool- en turfindustrie (7). 518. De conclusies en voorstellen van de Commissie, waarin speciaal de ontwikkeling van de vraag centraal staat, zijn diverse malen door de Raad besproken (8). De adviezen van het Parlement, van het Economisch en Sociaal Comité en van het Raadgevend Comité van de EGKS zijn in mei (9) uitgebracht. Door voornoemde ') ) ') 4 ) 5 ) <·) 7 ) ") 9 ) 2
Buil. EG 10-1982, punt 2.1.121. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 510 Bull. EG 2-1982, punten 1.2.12 en 1.2.13. Bull. EG 11-1982, punt 2.1.135. PB C 270 van 14.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.1.93. PB C 105 van 26.4.1982 en Bull. EG 2-1982, punten 1.2.8 tot 1.2.11. Bull. EG 10-1982, punt 2.1.120. Buil. EG 3-1982, punt 2.1.166; Buil. EG 7/8-1982, punt 2.1.166 en Bull. EG 12-1982. PB C 149 van 14.9.1982; PB C 205 van 9.8.1982 en PB C 147 van 11.6.1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
224
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π13
instellingen is gewezen op het belang van vaste brandstoffen in het licht van diversifiëring van primaire energiebronnen, alsmede op de noodzaak van het evenwicht tussen de belangen van producenten, consumenten en importeurs. Op 16 december hielden de ministers van Energie een informele vergadering over de rol van steenkool en andere vaste brandstoffen in het raam van de com munautaire energiestrategie. De ministers constateerden eensgezind dat het ge meenschappelijk belang ermee zou zijn gediend, indien werd voortgegaan in de richting van een evenwichtige en allesomvattende strategie van de Gemeenschap op het gebied van de vaste brandstoffen. Zij namen de verschillende aspecten van zo'n strategie onder de loep en kwamen overeen om op de volgende vergadering de door de Commissie over deze aspecten reeds ingediende of binnenkort in te dienen voorstellen te bezien. 519. De Commissie heeft de bestaande financiële instrumenten versterkt door haar besluit, al naar gelang van de budgettaire mogelijkheden, rentesubsidie toe te kennen voor de E GKSleningen voor de financiering van installaties voor het gebruik of de behandeling van steenkool uit de Gemeenschap. Ook heeft de Commissie in augustus (') een ontwerpverordening bij de Raad ingediend voor financiële steun aan demonstratieprojecten onder meer op het gebied van de vervanging van koolwaterstoffen, welke voorziet in de bevordering van nieuwe technieken voor het omgaan met en het transport en de verbranding van steenkool alsmede van nieuwe afvalbehandelingsmethoden. Verder heeft de Commissie in het kader van haar programma voor steunverlening aan projecten voor de omscha keling op kolen en op grond van het evaluatierapport over de demonstratiepro gramma's (2) in augustus (3) een voorstel aan de Raad voorgelegd voor een verordening ter bevordering van proefprojecten op industriële schaal en demon stratieprojecten op het gebied van vergassing en vloeibaarmaking van steenkool. Het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité brachten in oktober advies uit over deze twee voorstellen, waarover de Raad op 9 november een eerste gedach tenwisseling hield.
Elektriciteit 520. In verband met het voortduren van de economische recessie is de vraag naar elektriciteit in de Gemeenschap vergeleken met voorgaande jaren ongeveer gelijk gebleven. Hoewel in bepaalde LidStaten het aandeel van olieprodukten in de
(') PB C 227 van 1.9.1982. (2) Nr. 505 van dit Verslag. (3) PB C 261 van 6.10.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-13
ENERGIEBELEID
225
elektriciteitsproduktie nog steeds zeer groot is, is het aandeel van vaste brandstoffen en kernenergie in de Gemeenschap als geheel blijven stijgen. Uit de mededeling van de Commissie over de bestudering van de programma's van de Lid-Staten ( ' ) blijkt dat de doelstelling van een aandeel van deze brandstoffen in de elektriciteitsproduktie van 75% in 1990 een haalbare zaak is, hoewel de prognoses soms gebaseerd zijn op groeipercentages van de vraag naar elektriciteit die in het licht van de conjuncturele ontwikkelingen te hoog schijnen. 521. De Commissie is begonnen met bestudering van de opbouw van de elektriciteitstarieven en het gevoerde prijsbeleid in het licht van de door de Raad goedgekeurde beginselen op het gebied van de energieprijzen (2) en de opbouw van de elektriciteitstarieven (3). Kernenergie 522. Hoewel de situatie in de verschillende Lid-Staten nogal uiteenloopt, zijn kernenergie en steenkool in de Gemeenschap de belangrijkste olievervangende energiebronnen. Het aandeel van kernenergie in de elektriciteitsproduktie is opgelopen tot 20%, d.w.z. meer dan 6% van de totale energiebehoeften van de Gemeenschap. Het.ziet ernaar uit dat deze lijn zal worden doorgetrokken en dat in 1990 kernenergie voor ongeveer 50% zal voorzien in de extra energiebehoeften van de Gemeenschap. 523. Kernenergie blijft dus een van de belangrijkste onderdelen van het energiebeleid in de Gemeenschap (4) en de verschillende aspecten ervan zijn belicht in de mededeling aan de Raad van februari ( s ). De Commissie geeft hierin een uiteenzetting van de verschillende maatregelen die onder meer betrekking hebben op een intensievere aanpak van een aantal met de ontwikkeling van kernenergie verband houdende problemen van economische en industriële aard, en zij onderstreept het belang van het communautaire O & O-beleid op het gebied van veiligheid van kernenergie en dat van de afvalverwerking, alsmede de noodzaak van een behoorlijke voorlichting van het publiek. Het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben in juni (6) een gunstig advies uitgebracht, terwijl de Raad in juli (7) zijn instemming heeft betuigd met de analyse van de macro-economische aspecten. (') (2) (3) (4) (s) (6)
Nr. 498 van dit Verslag. PB C 149 van 18.6.1980 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 502. PB L 337 van 24.11.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 521. Vijftiende Algemeeen Verslag, nr. 501. Buil. EG 2-1982, punt 1.2.7. Buil. EG 6-1982, punt 2.1.163 en PB C 182 van 19.7.1982 ; PB C 252 van 27.9.1982 en Buil. EG 7/8-1982, punt 2.4.47. 7 ( ) Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.171. 16e ALG. VERSLAG EG.
226
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
U-13
524. De Commissie heeft het verslag van het Raadgevend Comité ad hoc inzake de opwerking van bestraalde splijtstof, met haar commentaar daarop, voorgelegd aan de Raad, het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité ('). Op basis van dit rapport heeft de Commissie vervolgens in haar aanbeveling (2) de Lid-Staten, de ondernemingen en de gebruikers gevraagd om ieder vanuit hun eigen gezichtshoek te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het oprichten van multinationale opwerkingsondernemingen. 525. In december (3) heeft de Commissie - zoals zij reeds in haar mededeling van februari had aangekondigd - ook een voorstel ingediend tot wijziging van hoofdstuk VI van het Euratom-Verdrag betreffende de voorzieningen met splijtstoffen. Dit initiatief bevestigt dat de huidige voorzieningsregeling van de Gemeenschap aan de omstandigheden van de jaren tachtig moet worden aangepast. De sector van de kernenergie is inmiddels tot volle industriële en commerciële wasdom gekomen en de situatie is nu anders en ziet er duidelijker en stabieler uit. De grondbeginselen van het voorzieningsbeleid van de Gemeenschap kunnen dus opeen vastere basis worden omschreven. De Commissie is bovendien van oordeel dat de door haar voorgestelde wijzigingen de kernindustrie een voldoende mate van autonomie moeten laten, opdat deze haar rol bij de verdere ontwikkeling van de kernenergie ten volle kan vervullen, terwijl tegelijkertijd toch alle nodige waarborgen worden geboden opdat de gedragingen van de Lid-Staten, bedrijven en personen geen afbreuk kunnen doen aan de regelmatige en billijke voorziening van alle gebruikers. Dit in aanmerking genomen berust het voorstel met name op de volgende hoofdbeginselen : eenheid van de markt, uitoefening van de communautaire bevoegdheid in internationaal verband, vaststelling van de specifieke solidariteitsmaatregelen bij storing in de voorziening. Deze beginselen moeten een eind maken aan het commercieel monopolie van het Voorzieningsagentschap van Euratom, dat evenwel het instrument bij uitstek zal blijven voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijk voorzieningsbeleid.
Voorzieningsagentschap 526. Zoals in het verleden bestonden de werkzaamheden van het Voorzieningsagentschap er hoofdzakelijk in het verloop van vraag en aanbod op het gebied van splijtstoffen in de Gemeenschap na te gaan, deel te nemen aan de sluiting van contracten inzake de levering van splijtstoffen en voorts de ondernemingen met (') PB L52 van 26.2.1980 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.102. (2) PB L 37 van 10.2.1982. (3) PB C 330 van 16.12.1982 en Bull. EG 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-13
ENERGIEBELEID
227
raad en daad bij te staan, inzonderheid met het oog op de verkrijging van vergunningen voor uitvoer uit derde landen en voor hernieuwde overdracht. Het Voorzieningsagentschap heeft in 1982 in totaal deelgenomen aan de sluiting van ongeveer 150 contracten die betrekking hadden op de levering van uranium, enerzijds (ongeveer 60), en van verrijkingsdiensten of van speciale splijtstoffen, anderzijds (ongeveer 90). 527. In het algemeen mag worden gezegd dat de voorziening van de Gemeenschap ongehinderd is verlopen, omdat namelijk de leveringen overeenkomstig de contracten zijn uitgevoerd zonder dat zij door overheidsbemoeiing van derde landen bijzondere vertragingen opliepen. Uit een oogpunt van beschikbaarheid van splijtstoffen heersen in ieder geval thans op de markten van natuurlijk en van licht verrijkt uranium - met inbegrip van de verrijkingsdiensten - omstandigheden die een adequate voorziening van een diversificatie van de bronnen mogelijk maken. 528. De communautaire vraag naar natuurlijk uranium wordt voor de eerste helft van dit decennium door contracten gedekt, terwijl de industrie van de uraniumproduktie door een situatie van overcapaciteit wordt gekenmerkt en dus ook in staat zou moeten zijn om althans in de komende tien jaren in iedere waarschijnlijke behoefte te voorzien. Daar het aanbod verder de vraag overtreft, zou de gemiddelde prijs die voor natuurlijk uranium wordt betaald in het kader van de contracten op termijn en die in 1981 33,25 dollar/lb. U 3 0 8 bedroeg rekening houdend met de jaarlijks gevoerde onderhandelingen in 1982 iets lager moeten komen te liggen. Zoals normaal is vertoonde de daling een meer uitgesproken karakter op de spotmarkt ; de prijzen zijn er van 23,5 tot 17 dollar/lb. U 3 0 8 gedaald tussen december 1981 en oktober 1982. 529. Met betrekking tot de verrijking doet zich geen enkel vraagstuk in verband met de continuïteit van de voorziening voor, aangezien ook op dit gebied thans op mundiaal niveau een situatie van overcapaciteit wordt waargenomen; de industriëlen in de Gemeenschap, die de technologie beheersen, zullen in staat zijn om te zijner tijd daadwerkelijk de extra capaciteit te gaan gebruiken, die in de toekomst een eis zal zijn. Het in de Gemeenschap geïnstalleerd vermogen heeft het deze Gemeenschap evenwel reeds mogelijk gemaakt als exporteur van verrijkingsdiensten op te treden.
16e ALG. VERSLAG EG.
228
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
II14
Deel 14
Veiligheidscontrole 530. In 1982 heeft de Veiligheidscontrole van E uratom boekhoudkundige en fysieke controles verricht die betrekking hebben op gemiddelde voorraden van meer dan 50 ton plutonium, 13 ton sterk verrijkt uranium, 15 000 ton licht verrijkt uranium en 75 000 ton natuurlijke uranium, verarmd uranium en thorium, ver spreid over meer dan 450 kerninstallaties in de Gemeenschap. Deze controles hebben geen aanleiding gegeven tot de conclusie dat kernmaterialen voor onge wenste doeleinden zouden zijn gebruikt. 531. De materiaalboekhouding en de boekhoudkundige controles zijn voorna melijk gebaseerd op de verslagen die door elke installatie regelmatig naar Luxemburg worden gezonden, zoals is bepaald in de verordening van de Commis sie van 19 oktober 1976 (')■ Een van de fundamentele taken hierbij is het controle ren of voor elk bericht van verzending van kernmaterialen binnen de Gemeenschap een overeenkomstig ontvanstbewijs bestaat. De overeenstemming tussen de opga ven en de interne boekhouding van de installaties en de feitelijke toestand wordt gecontroleerd door inspecteurs die de kerninstallaties bezoeken volgens een vast programma. 532. De inspectiewerkzaamheden van de Veiligheidscontrole (2), ongeveer 4 500 inspectiemandagen, de reistijden niet meegerekend, zijn in dezelfde ver houding toegenomen als het aantal inspecteurs in actieve dienst. 533. De maandelijkse opgaven die zijn vereist krachtens de overeenkomsten (3) tussen de Gemeenschap, de LidStaten en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAE A), zijn binnen de voorgeschreven termijnen aan de organisa tie toegezonden. 534. In de LidStaten die niet over kernwapens beschikken hebben inspecteurs van de IAEA aan ongeveer twee derde van de Euratominspecties deelgenomen. Gemengde teams, die bestaan uit inspecteurs van Euratom en de IAEA, zijn nog (') PB L 363 van 31.12.1976. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 536. (3) PB L 51 van 22.2.1978; Bull. EG 21977, punt 2.2.26; Bull EG 7/81978, punt 2.2.39 en Bull. EG 91981, punt 2.1.126. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-14
VEILIGHEIDSCONTROLE
229
steeds regelmatig werkzaam in 13 grote installaties. Hierbij kan worden vermeld dat de Raad de overeenkomst inzake de instelling van gemengde teams tot september heeft verlengd. 535. De contacten met de IAEA blijven zich vrij bevredigend ontwikkelen. De verbindingscomités die zijn voorgeschreven in artikel 25 van het protocol bij de overeenkomst van 5 april 1973 ('), functioneren nu op de verschillende beoogde niveaus meer intensief. De Commissie heeft bovendien op de Algemene Conferentie van de IAEA een verklaring afgelegd waarin zij heeft gewezen op het belang van een goede samenwerking tussen beide organisaties, met name op het gebied van de nucleaire waarborgen (safeguards). 536. Over bepaalde controlemodaliteiten in de Lid-Staten die over kernwapens beschikken, worden nog steeds onderhandelingen gevoerd, vooral omdat in sommige installaties zowel civiel materiaal als materiaal dat is bestemd of kan worden bestemd voor defensiedoeleinden, aanwezig is. Er is in dit verband vooruitgang gemaakt. 537. In het kader van de bilaterale samenwerkingsovereenkomsten heeft het contact op het gebied van de controle tussen de Gemeenschap en respectievelijk de Verenigde Staten, Canada en Australië zich op volkomen bevredigende wijze ontwikkeld. 538. Tenslotte wordt de ontwikkeling van technische methoden voor de uitvoering van de controle constant voortgezet in samenwerking met het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, de IAEA en de nationale onderzoekinstellingen. 539. De Commissie en de Verenigde Staten hebben voorts op 28 januari een overeenkomst (2) ondertekend inzake samenwerking op het gebied van O & O met betrekking tot de waarborgen voor kernmaterialen.
(') PB L 51 van 22.2.1978 en Bull. EG 2-1977, punt 2.2.26. ( 2 ) Bull. EG 1-1982, punt 2.1.79. 16e ALG. VERSLAG EG.
230
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-15
Deel 15
Nucleaire veiligheid Voornaamste ontwikkelingen 540. De Commissie heeft op 24 februari besloten over te gaan tot een evaluatie van de rol die de Gemeenschap voortaan kan vervullen op het gebied van de nucleaire veiligheid, rekening houdende met de bepalingen van het Euratom-Verdrag en de stand van de ontwikkeling van de kernenergie in de Gemeenschap. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Commissie op 22 juli het kader van mogelijke communautaire werkzaamheden afgebakend en besloten de Lid-Staten hierover op politiek niveau te benaderen. 541. Het Parlement heeft op 8 maart (') een resolutie over het Europese nu cleaire veiligheidsbeleid aangenomen. Het is van mening dat aan het veiligheids beleid thans een andere dimensie moet worden verleend en dat de Gemeenschap uniforme veiligheidsnormen moet uitvaardigen en op de toepassing daarvan toe zien.
Stralingsbescherming 542. Op het gebied van de bescherming tegen de effecten van ioniserende stralingen heeft de Commissie besloten bepaalde maatregelen te nemen ter verbe tering van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III, tweede titel, van het Euratom-Verdrag betreffende de „bescherming van de gezondheid". De Commis sie heeft met name een nieuwe aanbeveling (2) over de toepassing van artikel 37 van het Euratom-Verdrag goedgekeurd, ten einde de toepassing van deze bepaling aan te passen aan de technische ontwikkeling op het gebied van de kernenergie en aan de ontwikkeling van de opvattingen over stralingsbescherming.
(') PB C 87 van 5.4.1982. (2) PB L83 van 29.3.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-15
NUCLEAIRE VEILIGHEID
231
Radioactieve afvalstoffen 543. Het Parlement heeft op 22 januari (') een resolutie over het vervoer van radioactieve stoffen en afvalstoffen aangenomen. Het Parlement heeft tevens een resolutie (2) aangenomen over de opslag van nucleaire afvalstoffen in de Atlantische Oceaan door Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk.
Internationale maatregelen op het gebied van de nucleaire veiligheid 544. Op 6 oktober is te Brussel een samenwerkingsovereenkomst (3) ondertekend tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) en het ministerie van Energie van de Verenigde Staten. Deze overeenkomst, die voor vijf jaar geldt, heeft betrekking op de uitwisseling van gegevens over het beheer van radioactieve afvalstoffen, met name de karakterisering van de vormen van afvalstoffen en de definitieve opslag in geologische formaties.
(') PB C 40 van 15.2.1982. ( 2 ) PB C 267 van 11.10.1982. ( 3 ) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 619. 16e ALG. VERSLAG EG.
,
232
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π16
Deel 16
Onderzoek en ontwikkelingsbeleid Voornaamste ontwikkelingen 545. De herziening van het communautair onderzoekbeleid zowel vanuit het oogpunt van de interne organisatie als qua inhoud — waarmee in 1981 werd begonnen en in 1982 actief werd voortgegaan —was gericht op de uitwerking van een kaderprogramma voor de komende jaren. Op 22 december diende de Commissie bij de Raad en het Parlement voorstellen in voor een Europese wetenschappelijke en technische strategie voor de jaren 1984 1987. Ten einde ervoor te zorgen dat er in communautair verband in ruime mate met de algemene lijnen van dit kaderprogramma werd ingestemd, heeft de Commissie al van het begin van de voorbereidende werkzaamheden getracht een nauwe dialoog tot stand te brengen met de Raad, het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité. Zo kwam de ,,Onderzoek"raad dit jaar driemaal bijeen. Anderzijds sprak het Parlement zich in november (') uit over de problemen en de vooruitzich ten van het gemeenschappelijk onderzoekbeleid. Onafhankelijk van de werkzaamheden in verband met de fundamente Ie gerichtheid van het communautair beleid, keurde de Raad diverse meerjarenprogramma's goed op het gebied van het onderzoek en de grondstoffen, de beheerste thermonu cleaire kernversmelting, de geneeskunde en de volksgezondheid, wetenschap en techniek in dienst van de ontwikkeling, alsmede toegepaste metrologìe en referen tiematerialen (CRB). Bovendien keurde hij een voorstel goed met betrekking tot een voorbereidende fase voor een programma op het gebied van de nieuwe informatietechnologie (ESPRIT). In het kader van de ontplooiing van de werkzaamheden van het GCO besteedde de Commissie bijzondere aandacht aan de nucleaire veiligheid. Zij heeft dan ook met name druk op de Raad uitgeoefend, zowel in het raam van haar voorstel tot herziening van het huidige programma voor 1983 als in haar voorstel voor het komende meerjarenprogramma 19841987, om de voortzetting van het project Super Sara te garanderen, welke kwestie momenteel bij de Raad uitvoerig wordt bestudeerd. (') PB C 334 van 20.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
233
Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke O & O-strategie Algemeen kaderprogramma van de wetenschappelijke en technische activiteiten met inbegrip van activiteiten ter stimulering van het O & O-potentieel in de Gemeenschap 546. De beginselen en doelstellingen van het door de Commissie op 24 februari bij de Raad ingediende kaderprogramma maakten tijdens de zitting van de Raad van 8 maart (') het onderwerp uit van een eerste debat. Op 30 juni (2) verklaarde de Raad, na kennis te hebben genomen van een eerste blauwdruk, dat het kaderprogramma ,,de mogelijkheid moest bieden de benaderingswijze en keuze van de Gemeenschap per doelstelling te systematiseren, waarbij echter wel rekening moest worden gehouden met de landelijke vereenvoudigingen en ervoor te zorgen dat de nationale en communautaire projecten elkaar aanvullen. Het dient derhalve te worden ontworpen als hulpmiddel bij de planning op middellange termijn. Bij de uitwerking ervan dient men ook te kunnen beschikken over kwalitatieve en kwantitatieve nationale gegevens". De Raad wees er eveneens op dat de huidige structuren moeten worden gerationaliseerd en dat de procedures voor de politieke, wetenschappelijke en budgettaire evaluatie nader op elkaar moeten worden afgestemd. 547. Bij het eerste kaderprogramma van de wetenschappelijke en technische activiteiten van de Gemeenschap, dat op 22 december (3) bij de Raad werd ingediend wordt uitgegaan van zeven fundamentele wetenschappelijke keuzemogelijkheden om een programma van werkzaamheden vast te stellen voor de periode 1984-1987. Daarbij worden de volgende doelstellingen aangehouden : bevordering van het concurrentievermogen in de landbouw en in de visserij ; bevordering van het concurrentievermogen in de industrie ; verbeterd beheer van grondstoffen en energiebronnen en verkleining van de afhankelijkheid op energiegebied ; grotere wetenschappelijke en technische bijstand aan de ontwikkelingslanden ; verbetering van levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden ; stimulering van de doeltreffendheid van het communautair O & O-potentieel. 548. Na het eerste debat in de Raad in juni (2) en een gunstig advies van de Raad van 4 november (4) over de algemene mededeling van de Commissie van augus-
(') (2) (3) (4)
Buil. Bull. Bull. Bull.
EG EG EG EG
3-1982, punt 2.1.120. 6-1982, punt 2.1.164. 12-1982. 11-1982, punt 2.1.139.
16e ALG. VERSLAG EG.
234
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-16
tus ('), heeft deze op 3 december (2) een ontwerp-besluit van de Raad ingediend betreffende experimentele werkzaamheden (1983/1984) voor de stimulering van het wetenschappelijk en technisch potentieel. Deze werkzaamheden zijn gericht op de beproeving van nieuwe methoden en modaliteiten om de doelmatigheid van het wetenschappelijk en technisch systeem van de Gemeenschap te verhogen.
Horizontale werkzaamheden 549. Op basis yan een eindrapport over de prognoses en beoordeling op lange termijn op het gebied van wetenschap en technologie (FAST), waarin de prognoses inzake de weerslag van technologische wijzigingen op werk en werkgelegenheid, de informatietechnologie en de biotechnologie alsmede de lopende onderzoekcontacten worden samengevat, diende de Commissie op 23 december (3) een mededeling in voor een tweede onderzoekprogramma FAST voor dejaren 19831987. 550. Om de doeltreffendheid van de communautaire programma's te evalueren en te verbeteren, heeft de Commissie een aantal onafhankelijke deskundigen belast met een onderzoek naar de O & O-programma's van de Gemeenschap. De des kundigen hebben hun onderzoek van de programma's FAST, stralingsbe scherming, technologisch staalonderzoek alsmede van de actie COST inzake tele-informatica afgerond. Ook bij de methodologie voor de evaluatie werd voortgang geboekt. Een conferen tie die in januari werd gehouden over de resultaten van de zeven eerste evaluaties, heeft het grote belang van dergelijke projecten bevestigd. 557. In het kader van het programma voor wetenschappelijke en technische opleiding werden 62 beurzen verleend voor een periode van twee jaar. De Ge meenschap droeg, in samenwerking met een aantal universiteiten van de Lid-Sta ten, gedeeltelijk bij in zeven nascholingscursussen op het gebied van de infor matica. Bovendien werden in het GCO te Ispra vijftien nascholingscursussen en semina ries inzake de hulpbronnen, de energiesystemen, het kernonderzoek, het milieu en de bescherming van de volksgezondheid georganiseerd.
(') Buil. EG 7/8-1982, punt 2.1.178. (2) PB C 337 van 23.12.1982 en Bull. EG 12-1982. (') Bull. EG 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
235
Internationale samenwerking 552. De banden tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde Europese landen, die in het kader van COST (Europese samenwerking op het gebied van wetenschappelijk en technisch onderzoek) samen met de Gemeenschap O & Owerk verrichten voor specifieke gebieden, werden nog aangehaald met de ondertekening van een aantal overeenkomsten. Zo werden samenwerkingsovereenkomsten ondertekend met betrekking tot de recyclage van stads- en bedrijfsafval (Zweden) ('), met betrekking tot de opsporing van aanleg voor trombose (Zwitserland) (2) en met betrekking tot de behandeling en het gebruik van zuiveringsslib (3) (Finland en Noorwegen (4), Oostenrijk en Zweden (5)). De actie COST 304 ter bevordering van het geharmoniseerd gebruik van verschillende types vervangende brandstoffen in wegvoertuigen en de actie COST 302 ,,elektrische wegvoertuigen" traden respectievelijk op 10 en 16 juni in werking. Op 22 november (6) hechtte de Raad, na advies van het Parlement (7), zijn goedkeuring aan de sluiting van de Overlegovereenkomst Gemeenschap-COST betreffende werkzaamheden in overleg met betrekking tot het effect van behandelingen op de fysische eigenschappen van levensmiddelen. Op 13 december keurde de Raad voorts werkzaamheden in overleg goed op het gebied van navigatiehulpmiddelen vanaf de kust (8). De geldigheidsduur van twee samenwerkingsovereenkomsten, die in het kader van COST werden gesloten en betrekking hebben enerzijds op de analyse van organische microverontreiniging in het water, werd verlengd (9). 553. De Gemeenschap ondertekende twee samenwerkingsovereenkomsten met de Verenigde Staten met betrekking tot de waarborgen voor splijtstoffen (10) enerzijds en tot het beheer van radioactieve afvalstoffen (") anderzijds. 554. Op 3 december (I2) stelde de Raad, na advies van het Europese Parlement C3) een O & O-programma (14) op het gebied van wetenschap en techniek ') PB L 174 van 21.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.146. ) Bull. EG 4-1982, punt 2.1.106. 3 ) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 547. 4 ) Bull. EG 2-1982, punt 2.1.108. 5 ) Bull. EG 4-1982, punt 2.1.99. <·) PB L 353 van 15.12.1982. 7 ) PB C 125 van 17.5.1982. ") PB L 378 van 31.12.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 547. 9 ) PB L 378 van 31.12.1982. 10 ) Bull. EG 1-1982, punt 2.1.79 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 5 4 1 . " ) Nr. 539 van dit Verslag. 2 ' ) PB L 352 van 14.12.1982. '·') PB C 182 van 18.7.1982. I4 ) Bull. EG 11-1982, punt 2.1.139. 2
16e ALG. VERSLAG EG.
236
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
Π-16
ten dienste van de ontwikkeling vast met een voorlopige geldigheidsduur van vier jaar (1983-1986). De begroting voor dit programma zou, volgens ramingen, 40miljoen Ecu bedragen. Dit bedrag zal worden besteed aan onderzoekcontracten voor gemeenschappelijke rekening met betrekking tot de tropische landbouw en tot de geneeskunde, de gezondheid en de voeding in tropische gebieden. Het GCO heeft zijnerzijds steun verleend voor maatregelen op het gebied'van de zonne-energie en voor een teledetectieproject, dat de opstelling van prognoses inzake de rijstproduktie in Mali-Guinee ten behoeve van het Europees Ontwik kelingsfonds mogelijk moet maken. In dit verband werden er reeds resultaten behaald voor wat betreft het debiet van de Niger Bani. O & O-werkzaamheden in de verschillende sectoren Energie Thermonucleaire kernversmelting 555. Het onderzoek naar een minder dure energiebron voor de toekomst werd gestimuleerd met het besluit van de Raad van 25 mei (') betreffende een intensie ver O & O-programma (1982-1986) op het gebied van de beheerste thermonu cleaire kern versmelting. Dit besluit werd opgesteld in het licht van de aanbeveling van het,, Fusion Review Panel" (2), dat had voorgesteld om de werkzaamheden in het kader van het JET-project („Joint European Torus") af te ronden en het NET („Next European Torus") te ontwerpen als enige tussenfase tussen de JET en de demonstratiefusiereactor DEMO. Bij de opstelling van dit besluit werd tevens rekening gehouden met de wijzigingen die door het Europese Parlement (3) waren gesuggereerd, zodat, wanneer deze eenmaal uitvoerbaar worden, een grotere plaats zal worden ingeruimd voor ontstekingsexperimenten. 556. De totale desbetreffende begroting bedraagt 620 miljoen Ecu. 319 miljoen Ecu daarvan moet dienen voor de financiering van 80% van de uitgaven in het kader van het /£T-project. Met de overige 301 miljoen Ecu zal een algemeen onderzoekprogramma worden gefinancierd, dat via contracten voor gezamenlijke rekening met geassocieerde laboratoria ten uitvoer zal worden gelegd. De kosten van die contracten worden slechts gedeeltelijk door de Gemeenschap gedragen. In totaal zal jaarlijks circa 300 miljoen Ecu worden gespendeerd aan het Europees onderzoek op het gebied van de kernversmelting, met inbegrip van het JET-project. (') PB L 157 van 8.6.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.1.148. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 581. (3) PB C 87 van 5.4.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
237
De bouw van JET verloopt volgens plan en de reactor zal normaliter in 1983 in bedrijf worden gesteld. In het geassocieerde laboratorium van de IPP te Garching werd een werkgroep opgericht voor het NET-project. In het geassocieerde laboratorium van het CEA te Cadarache wordt een nieuw Tokamak-typereactor, de TORE SUPRA, gebouwd. De Europese industrie draagt in belangrijke mate bij aan dit project. 557. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) heeft in het kader van zijn programma voor de kernversmeltingstechnologie bepaalde aspecten van NET behandeld zoals de mechanische configuratie, het ontwerp van de mantel en de eerste wand alsmede bepaalde veiligheidsproblemen. Het onderzoek met betrekking tot de constructiematerialen en de bekledingsmaterialen werd voortgezet. Er worden momenteel proeven met het oog op de simulatie van schade aan materialen verricht in het 40MeV cyclotron met lichte ionen. Uit proeven met de ASDEX-installatie te Garching is gebleken dat het plasma sterker kan worden verhit met behulp van zeer hoge energieën, zonder dat daarom de opsluitingstijd van de energie in gevaar wordt gebracht. In het geassocieerde laboratorium van Grenoble is men erin geslaagd stroom op te wekken door middel van niet-inductieve methodes. Dit zou erop wijzen dat een Tokamak-reactor eventueel continu kan werken. Aan de hand van de behaalde goede resultaten en de in september gehouden internationale conferentie te Baltimore, kan over het algemeen worden geconcludeerd dat de keuze van de Tokamak-reactoren voor het communautair kernversmeltingsprogramma en vooral van de JET-parameters juist is geweest. Kernsplijtingsenergie 558. In het kader van het programma reactorveiligheid van het GCO worden de opeenvolgende gebeurtenissen bij een hypothetisch ongeval en de gevolgen daarvan bij licht-waterreactoren (LWR) en bij met vloeibaar metaal gekoelde snelle kweekreactoren (LMFBR) theoretisch en door middel van experimenten geanalyseerd. Ook belangrijke problemen in verband met de normale bedrijfsomstandigheden worden daarbij onderzocht. Voor wat betreft de licht-waterreactoren legt het GCO zich daarbij voornamelijk toe op LOCA-studies (LOCA = koelmiddelverlies) evenals op de ontwikkeling en toepassing van methodes voor de evaluatie van betrouwbaarheid en risico. De werkzaamheden met betrekking tot super-S ARA (l), een met het oog op LOCA-studies in de ESSOR-reactor aangebrachte installatie en de studies inzake (') Nr. 545 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
238
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-16
ernstige schade aan de splijtstof werden voortgezet. Het ontwerp van de bij het Super-SARAproject gebruikte kringloop en dat van de testsectie werden aangepast om aan de voorwaarden in het kader van de studies inzake ernstige schade aan splijtstoffen onder uiterst variërende grensvoorwaarden te kunnen voldoen. Bovendien wordt momenteel onderzoekwerk verricht met betrekking tot de vrijkoming en beheersing van de splijtingsprodukten. Het eerste deel van het LOBI-project, een experiment buiten de reactor, kan worden afgerond. Alles samen werden er 25 proeven met betrekking tot een door grote scheuren veroorzaakte LOCA tot een goed eind gebracht. Nu is men doende omvangrijke wijzigingen aan te brengen aan de proefinstallatie ten einde in 1983/ 1984 te kunnen overgaan tot proeven met betrekking tot een door kleine scheuren veroorzaakte LOCA. De verzamelde gegevens over de reactoren in de Lid-Staten en de verbeterde informaticastructuren hebben het mogelijk gemaakt de Europese Bank voor Betrouwbaarheidsgegevens (ERDS) op te zetten. Deze databank wordt voortaan beschouwd als een essentieel instrument voor de probabilistische risico-evaluatie. Voor wat betreft de snelle kweekreactoren is een bijgewerkte versie van de Europese ongevallencode (EAC) voor de analyse van ongevallen in de reactorkern van kracht geworden. De werkzaamheden in het kader van het COVA-programma inzake de validering van de code voor de analyse van wisselwerkingen tussen koelmiddel en constructie zijn nagenoeg voltooid. Voor wat betreft de studies met betrekking tot de warmteafvoer na ongevallen werd een grote oven voor het smelten van splijtstoffen geïnstalleerd met een smeltcapaciteit van 100 kg uraniumdioxide (FARO) en werden omvangrijke PAHR-experimenten buiten de reactor geëntameerd in samenwerking met CEN-Grenoble, CEN-Mol en USNRC-Sandia. Het onderzoek op contract in verband met de veiligheid van kernreactoren (19791983) (') en de werkzaamheden op jaarbasis - eveneens met betrekking tot de vaststelling van codes en normen voor snelle kweekreactoren en de opheffing van eventuele toekomstige belemmeringen voor de handel in componenten - werden evenals de uitwisseling van informatie met de betrokken milieus van de Lid-Staten voortgezet. De werkzaamheden met betrekking tot de splijtstoffen van de snelle kweekreactoren werden uitgevoerd in de instelling van het GCO te Karlsruhe (2), het Europese Instituut voor Transuranen. Bij nabestralingsonderzoek van oxide-splijtstoffen is gebleken dat vermogensveranderingen binnen de reactor een smelting veroorzaken van een inwendige (·) PB L 83 van 3.4.1979. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 564. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
239
zone, waardoor de ultrasone detector van temperaturen uitvalt ; de werkzaamheden inzake de reactorveiligheid moeten dus duidelijk nog worden voortgezet. Er werd inmiddels een nieuwe methode voor het meten van temperaturen tot 10 000 K uitgewerkt. Men is erin geslaagd de fundamentele fysische kenmerken van uraniumdioxide te bepalen tot bij temperaturen van circa 5 000 K. Ook kon in het kader van een experiment het warmtegeleidend vermogen, dat ernstige schade kan veroorzaken bij een hypothetisch ongeval met smelting van de reactorkern, worden bepaald met behulp van een bijzonder nauwkeurige techniek. 559. Met de uitwerking van een systeem voor de chemische afscheiding van actiniden uit middelactief afval, werden de in het kader van het programma voor radioactief afval uitgevoerde werkzaamheden van het GCO op dit gebied met succes bekroond. De werkzaamheden met het oog op de analyse van de gevaren, die zijn verbonden aan de verwijdering van afvalstoffen in geologische formaties werden geïntensiveerd in overeenstemming met de toenemende inspanningen van de Gemeenschap op het gebied van de opberging van afvalstoffen in continentaleen mariene formaties en in diepzeesedimenten. 560. De Commissie heeft uit hoofde van artikel 124 van het Euratom-Verdrag (') een aanbeveling geformuleerd inzake de opwerking van bestraalde splijtstoffen. Zij baseerde zich daarbij op een desbetreffend rapport van een raadgevend comité ad hoc (CORECOM). 561. Het onderzoek dat ter ondersteuning van de veiligheidscontrole van Euratom bij het GCO wordt verricht met het oog op de waarborgen en het splijtstofbeheer betrof de toepassing van speciale meetmethodes voor de controle van kernmaterialen in de verschillende fasen van de splijtstof&n'/zg/oo/? evenals bij geavanceerde insluitings- en toezichtssystemen. De werkzaamheden ter verbetering van de technieken voor de evaluatie van boekhoudgegevens en metingen werden voortgezet. 562. De werkzaamheden van het programma ,,ontmanteling van kerncentrales" (2) (1979-1983) werden voortgezet en de uitwerking van een nieuw programma op dit gebied werd geëntameerd. 563. Voor wat betreft het gebruik van de hoge-fluxreactor (HFR) in de instelling te Petten werd in 1982 met een gebruikspercentage van ongeveer 85% een nieuw (') PB L 37 van 10.2.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.1.102. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 578. 16e ALG. VERSLAG EG.
240
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π16
record gevestigd. De HFR werd dit jaar niet alleen gebruikt voor projecten inzake de nucleaire veiligheid en de nieuwe energiebronnen, maar ook voor milieube schermingsdoeleinden en voor medische doeleinden (produktie van radioisotopen b.v.). Er werden splijtstoffen voor lichtwaterreactoren, snelle kweekreactoren en hogetemperatuurreactoren met gaskoeling bestraald. In het kader van het pro gramma „constructiematerialen voor fusiereactoren" werden vier austenitische staalsoorten bestraald. Energie van andere dan nucleaire oorsprong 564. In het kader van het lopende programma (19791983) (') werden circa 650 contracten gesloten, die voornamelijk betrekking hebben op proefprojecten. 565. Op het gebied van de biomassaenergie is van start gegaan met conceptstu dies en experimenten voor vier proefprojecten met het oog op de conversie van de hulpbronnen, die in de biomassa aanwezig zijn, in systhetisch gas voor de fa bricage van methanol. Dat uit de biomassa een aanzienlijke hoeveelheid energie kan worden geproduceerd werd bevestigd op de tweede conferentie die de Ge meenschap (2) aan de biomassa wijdde en die van 20 tot en met 23 september te Berlijn werd gehouden. Nog in dit verband nam het Europese Parlement op 17 september (3) een resolutie aan waarin met klem wordt gepleit voor meer communautair O & Owerk op het gebied van de biomassa. 566. Voor wat betreft de zonneenergie worden er in het kader van 16 fotovoltaï sche proefprojecten in acht LidStaten installaties gebouwd. De bouw van deze installaties, die gedeeltelijk door middel van de financiële instrumenten van de Gemeenschap wordt gefinancierd, verloopt volgens plan en zou normaliter vol gend jaar moeten zijn voltooid. Het feit dat door 500 wetenschappers werd deelgenomen aan de vierde conferentie van de Gemeenschap (4) inzake de foto voltaïsche omzetting van zonneenergie, die in mei 1982 te Stresa (Italië) werd gehouden, is er het beste bewijs van dat de communautaire werkzaamheden op dit gebied van groot belang zijn. De meest omvangrijke proefinstallatie in E uropa, de E STI (5) (E uropean Solar Test Installation), die door het GCO te Ispra werd verwezenlijkt, is volledig in (') (2) (3) (4) (5)
PB L 231 van 13.9.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 416. Bull. E G 91982, punt 2.1.105. PB C 267 van 11.10.1982. Bull. E G 51982, punt 2.1.149. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 554. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
241
gebruik genomen. Deze installatie omvat vier lichtsimulatoren, tien inrichtingen voor levensduur- en kwalificatiemetingen, een buiten gebouwde installatie voor correlatie- en ijkingsexperimenten en een gegevensverzamelingssysteem. Bovendien heeft het Europese Parlement in oktober (') een resolutie aangenomen inzake de zonne-energie. 567. In het kader van het programma voor onderzoekwerkzaamheden op contract, dat ten uitvoer wordt gelegd te Thirsted in Denemarken en te Montpellier in Frankrijk (warmwaterbron) werden nieuwe bronnen van geothermische energie ontdekt. Voorts werd te Nisyros in de Dodekanesos in Griekenland een stoombron ontdekt. In het kader van een groots opgezet experiment dat in Cornwall in het Verenigd Koninkrijk werd uitgevoerd, slaagde men erin het droge hete gesteente tussen twee op een afstand van 300 meter van elkaar gelegen boorgaten met een diepte van 2 000 meter te breken (2). 568. Voor wat betreft het onderzoekwerk op contract in verband met waterstof werd met de uitvoering begonnen van experimenten aan een zopas voltooid prototype van een elektrolyseur met een vermogen van 100 kW, waardoor de efficiency van het betrokken procédé met 30% wordt opgevoerd. Het GCO te Ispra heeft een technische kringloop gebouwd ten einde de uitvoerbaarheid van de kritische hoge temperatuursfase bij de thermochemische produktie van waterstof aan te tonen. Naar aanleiding van het door het GCO verrichte studies over het warmtetransport, werd een octrooi aangevraagd en een demonstratie-eenheid werd gebouwd van een passieve inrichting voor neergaand warmtetransport, die geschikt is voor het gebruik van zonne-energie. 569. Het onderzoek op contract op het gebied van de energiebesparing had betrekking op de woonsector, het bedrijfsleven en het vervoer. Enkele in het onderzoek- of proefstadium gebruikte technieken zijn thans in het stadium van de demonstratie of de industriële toepassing gekomen, met name op het stuk van de terugwinning van warmte bij het bedrijfsleven door middel van warmtewisselaars of speciale warmtepompen. De werkzaamheden in verband met de systeemanalyses en de strategische studies op energiegebied hebben het mogelijk gemaakt zodanige modellen van de vraag naar energie op middellange termijn te verkrijgen dat daarbij rekening wordt gehouden met de weerslag van de tweede reeks prijsstijgingen voor de aardolie en zodat prognoses kunnen worden opgesteld inzake de energiebehoeften van Europa tot in 1990. (') PB C 292 van 8.11.1982. (2) Bull. EG 9-1982, punt 2.1.103. 16e ALG. VERSLAG EG.
242
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
11-16
570. Het Europese Parlement heeft op 12 maart (') een resolutie aangenomen inzake het onderzoek met betrekking tot de toepassing van windenergie. Grondstoffen 571. Ten einde de grondstoffen voorziening van de Gemeenschap minder afhankelijk te maken, werd er op 17 mei (2) door de Raad een programma voor onderzoekwerkzaamheden op contract in de sector grondstoffen (1982-1985) vastgesteld, met een begroting van 54 miljoen Ecu. Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen werden bekendgemaakt voor de volgende gebieden: metalen en mineralen; hout als vernieuwbare grondstof; recyclage van non-ferrometalen; de vervanging en technologie van de materialen ; materialen gebaseerd op klei voor de keramische industrie en de technische keramiek. 572. Het programma 1978-1982 inzake de exploitatie en de winning van uranium heeft aanzienlijke resultaten opgeleverd wat betreft de rechtstreekse meting van het uraniumgehalte bij de gewonnen ertsen en de winning van uranium door uitloging in situ bij laagwaardige bronnen. Op 14 december (3) stelde de Commissie de Raad voor uranium op te nemen in het nieuwe ,,grondstoffen"-programma voor 1983. 573. In het kader van het programma voor de recycling van stedelijk en industrieafval 1979-1983 werden er 24 nieuwe contracten gesloten. Er werden significante resultaten geboekt bij de mechanische sortering van stadsvuil en het gebruik van de teruggewonnen materialen. 574. De resten van het programma 1978-1981 voor de recycling van papier werden te zamen met het bedrijfsleven op een in februari georganiseerd symposium geanalyseerd. Speciaal op het gebied van de ontinkting en de verwijdering van verontreinigingen kunnen concrete toepassingen leiden tot een duidelijke, zowel kwantitatieve als kwalitatieve verbetering van gerecycleerd papier. Industrie 575. Het concurrentievermogen van de industrie kan nog worden verbeterd zowel door invoering van nieuwe technieken als door gebruikmaking van referen(') PB C 87 van 5.4.1982. (2) PB L 174 van 21.6.1982. (3) PB C 341 van 29.12.1982 en Bull. EG 12-1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
243
tiematerialen die de opheffing van handelsbelemmeringen mogelijk maken. Deze referentiematerialen zijn ook nog om andere redenen belangrijk, bijvoorbeeld met het oog op de kwaliteitscontrole en de veiligheidsnormen. 576. Voor wat betreft de niet-nucleaire werkzaamheden heeft het Communautair Referentiebureau (CRB) (') 76 projecten voortgezet met het oog op de bereiding van referentiematerialen, met name voor chemische analyses. Het CRB is momenteel in staat 100 referentiematerialen te verstrekken voor de analyse'van onder andere non-ferrometalen, ertsen, cokes, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (kankerverwekkene stoffen), organische verbindingen en meststoffen. Tevens werden bepaalde referentiematerialen voorbereid voor de bepaling van een aantal fysische en technologische eigenschappen, zoals bijvoorbeeld het vlampunt, het warmtegeleidend vermogen en de korrelgrootteverdeling van deeltjes. Ten behoeve van eventuele gebruikers werd er een catalogus van de referentiematerialen gepubliceerd (2). Op het gebied van de toegepaste metrologie werden er 63 projecten gelanceerd, hetgeen circa 40% van de activiteit van het CRB vertegenwoordigt. 577. In ditzelfde verband werd er op 23 juni (3) bij de Raad een voorstel ingediend voor een nieuw O & O-programma op het gebied van de toegepaste metrologie en referentiematerialen (1983-1987). Het Parlement (4) en het Economisch en Sociaal Comité brachten in november advies over dit voorstel uit. Het programma werd op 21 december door de Raad goedgekeurd. 578. Het Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen (CBNM) te Geel heeft zijn werkzaamheden op het gebied van nucleaire gegevens en nucleaire referentiematerialen en -technieken voortgezet. Een partij plutoniummetaal kreeg als eerste een EEG-goedkeuring als referentiemateriaal. Twee andere materialen, namelijk uraniummetaal en uraniumoxide werden erkend als communautaire referentiematerialen. De instelling van het GCO te Geel (5) heeft eveneens het nodige gedaan om tegemoet te komen aan de verzoeken om nucleaire gegevens zoals de werkzame doorsneden van de neutronen van de in kernreactoren gebruikte materialen, de ijzerisotopen bijvoorbeeld. 579. Ten einde te voorzien in de behoeften van de industrie en met name van de energie-industrie aan hoge-temperatuurmaterialen die onder extreme omstan(') (2) (') (4) (5)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 592. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.176. PB C 187 van 22.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.1.175. PB C 334 van 20.12.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 562.
16e ALG. VERSLAG EG.
244
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π16
digheden kunnen worden toegepast, heeft het Informatiecentrum van het GCO te Petten samen met de voornaamste E uropese wetenschappelijke instellingen col loquia en vergaderingen georganiseerd, over onder andere de geavanceerde kera miek, de materialen voor de thermische conversie van de biomassa, corrosie en de constructiematerialen voor kernversmeltingsreactoren. Het project met betrekking tot de materialen en technieken is in een nieuwe fase getreden met de inbedrijf stelling van het laboratorium voor ecologische proeven. Dit laboratorium is uitge rust met een aantal testinrichtingen voor kruip en corrosieverschijnselen alsmede met het nodige materieel om de complexe omstandigheden van het industrieel milieu te simuleren. 580. Het in het kader van het EGKSVerdrag uitgevoerde staalonderzoek was voornamelijk op voor de industrie bijzonder interessante onderwerpen gericht, namelijk de vermindering van de produktiekosten en de verbetering van de kwali teit. In dit verband werd een financiële steun ten bedrage van 22 miljoen E cu toegekend ten behoeve van 92 projecten. Voor wat betreft het steenkoolonderzoek (') was de financiële steun ten bedrage van 14 miljoen E cu toegekend ten behoeve van 39 projecten die voornamelijk betrekking hebben op twee omvangrijke programma's, namelijk de mijnbouw techniek en de valorisatie van de steenkool. 581 Het programma inzake biotechnologie (2) (19821986), dat op 7 december 1981 (3) door de Raad werd vastgesteld, moet de industrie toegang verschaffen tot de moderne biotechnologische methodes. De initiële begroting voor dit pro gramma bedraagt 8 miljoen E cu. Het programma heeft zowel betrekking op het onderzoek als op de opleiding. Het onderzoek, dat in het kader van contracten voor gemeenschappelijke rekening wordt uitgevoerd, moet de „bottlenecks" die de grootschalige toepassing van biomoleculaire technieken in de landbouw en in de agrarische levensmiddelenindustrie in de weg staan helpen opheffen alsmede de uitwerking bevorderen van methodes voor de evaluatie van de gevaren die aan de toepassing van biotechnieken zijn verbonden. Met de beschikbare middelen kon den er 51 onderzoekcontracten en nog eens 15 opleidingscontracten worden geslo ten op het gebied van de genetische engineering en de enzymenengineering (4). 582. Voor wat betreft de informatietechnologie heeft de Commissie een aanvang gemaakt met de uitwerking van een Europees strategisch onderzoek en ontwik
(') (2) (3) (")
Buil. E G 61982, punt 2.1.177. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 594 en Bull. E G 7/81982, punt 2.1.185. PB L 375 van 30.12.1981. Bull. E G 101982, punt 2.1.131. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
245
kelingsprogramma (ESPRIT) ('). Na het eerste oriënteringsdebat dat in juni (2) aan dit programma werd gewijd, stelde de Commissie in augustus (3) bij de Raad een proefprogramma voor 1983 voor, waaraan deze laatste op 4 november in beginsel zijn goedkeuring hechtte en dat op 21 december (4) definitief werd goedgekeurd. Dit proefprogramma heeft betrekking op 15 projecten, zal eenjaar in beslag nemen en voor de helft door de Gemeenschap (ongeveer 11,5 miljoen Ecu) worden gefinancierd, terwijl de contractpartners - industrie en anderszins - de andere helft voor hun rekening nemen. Bij het GCO te Ispra werd een studie gemaakt van netwerken van computers en protocollen en in dit verband werden er prototypen ontwikkeld. De gegevensbasis EUROCOPI werd aangevuld en in de experimentele fase opengesteld voor het publiek. 583. De Commissie is met de tenuitvoerlegging begonnen van het onderzoekprogramma ,,textiel en kleding,, ( 5 ); in dit verband verleende zij financiële steun ten bedrage van 3,5 miloen Ecu ten behoeve van 36 projecten die door middel van contracten voor gemeenschappelijke rekening zullen worden uitgevoerd. Landbouw 584. De gemeenschappelijke programma's en de vijfjarige coördinatieprogramma's voor landbouwonderzoek (6) worden verder uitgevoerd. In 1982 bedroegen de totale kredieten (bijdragen aan de Gemeenschap) die aan de tenuitvoerlegging van deze onderzoekprogramma's werden gespendeerd 4,7 miljoen Ecu. Milieu 585. Het onderzoekprogramma op het gebied van de milieubescherming moet de grondslagen opleveren voor de communautaire wetgeving ter zake. Het GCO heeft zijn medewerking verleend voor de opstelling van een Europese inventaris van de in de handel bestaande chemische stoffen (ELNECS) en, bij wijze van experiment zijn databank ECDLN (netwerk van gegevens en informatie over chemie en het (') (2) (3) (") (5) (6)
Buil. EG 5-1982, punt 2.1.152. en nr. 179 van dit Verslag. Bull. EG 6-1982, punt 2.1.166. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.17. BP L 369 van 29.12.1982 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.184. en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 588. PB L 316 van 10.11.1978 en PB L 219 van 5.8.1981.
16e ALG. VERSLAG EG.
246
COMMUNAUTAIRE OPBOUW
II-16
milieu) in bedrijf gesteld. De resultaten van het experiment inzake isotooplood (IRE), dat gezamenlijk door het GCO en andere onderzoekorganisaties op contract met de Commissie werd uitgevoerd en waarbij het effect werd onderzocht van door motorvoertuigen geëmitteerd lood op het menselijk bloed, werden gepubliceerd. 586. In het kader van het derde programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van het milieu ('), heeft de Commissie circa 300 contracten voor gemeenschappelijke rekening gesloten met de verschillende wetenschappelijke instellingen van de Lid-Staten waarvan 240 op milieugebied en 60 met betrekking tot de klimatologie. De resultaten van circa 180 projecten die in het kader van de tweede fase van het tweede programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van het milieu (1979-1980) werden uitgevoerd, werden gepubliceerd in de reeks „milieu en kwaliteit van het leven". 587. Op het gebied van de teledetectie met behulp van lucht- en ruimtevaart (2) werd voortgegaan met projecten voor de ontwikkeling van methodes voor de controle en het toezicht op de landbouw en de mariene verontreiniging. Gezondheid en veiligheid (3) 588. Het O & O-programma op het gebied van de geneeskunde en de volksgezondheid (4) - gecoördineerde actie- (1982-1986), dat op 17 augustus (5) werd vastgesteld, moet voor meer doeltreffendheid zorgen bij het O & O-werk door het mobiliseren van het in Europa beschikbare researchpotentieel. De onderzoekwerkzaamheden die in de Lid-Staten worden verricht en waarmede, volgens ramingen, 300 miljoen Ecu is gemoeid, zullen worden gecoördineerd. Een en ander brengt kosten mede ten bedrage van circa 13 miljoen Ecu. 589.
Het programma omvat drie subprogramma's:
Het eerste subprogramma is gewijd aan de gezondheidsproblemen en heeft ten doel de mogelijkheden inzake preventie, diagnostiek en revalidatie te verbeteren ; in het tweede subprogramma komt het er voornamelijk op aan de gezondheidsvoorzieningen en het gebruik daarvan te verbeteren en in het derde en laatste subpro-
(') (2) (3) (4) (5)
PB L 101 van 11.4.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 589. Bull. EG 3-1982, punt 2.1.130. Voor het sociaal onderzoek in het kader van de EGKS, zie nr. 329 van dit Verslag. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 591. PB L 248 van 24.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.186. 16e ALG. VERSLAG EG.
11-16
ONDERZOEK-EN ONTWIKKELINGSBELEID
247
gramma tenslotte worden enkele specifieke problemen in verband met voeding en famaceutica behandeld. 590. In het kader van het onderzoekprogramma (1980-1984) „Biologie - Bescherming van de gezondheid" (') (programma stralingsbescherming) (2), waarvoor over 40 miljoen Ecu wordt beschikt, werden 225 contracten voor gemeenschappelijke kosten gesloten. Daarbij werd bijzondere aandacht besteed aan de schepping van een gunstig klimaat voor samenwerking tussen Europese wetenschappers en het is in dit kader dat nieuwe methodes voor de vergelijking van de carcinogene effecten van neutronen en X-stralen tijdens een Europees seminarie (3) werden besproken. 591. De middelen die jaarlijks ten behoeve van het sociaal onderzoek in het kader van de EGKS worden toegekend, werden in 1982 opgevoerd tot 11 miljoen Ecu. De eerste financiële steun werd verleend in het kader van de vierde Werkgroep voor Arbeidsgeneeskunde. Voor wat betreft de veiligheid in de mijnen heeft de Commissie op 5 juli (4) het tweede onderzoekprogramma vastgesteld. De begroting voor dit programma, dat vijfjaar in beslag zal nemen, bedraagt 12,5 miljoen Ecu.
(') (2) (3) (4)
PB L 78 van 25.3.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 494 Bull. EG 4-1982, punt 2.1.104 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 4-1982, punt 2.1.105. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.71 en Bull. EG 12-1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
248
COMMUNAUTAIR E OPBOUW
Π17
Deel 17
Innovatie en informatiemarkt Voornaamste ontwikkelingen 592. De communautaire strategie voor de industriële innovatie, zoals uiteenge zet in de mededeling aan de Raad van 20 oktober 1981 ('), is geleidelijk ten uitvoer gelegd. Aan de Raad is een programma voorgesteld voor de ontwikkeling van een transnationale infrastructuur met het oog op de bevordering van innovatie en overdracht van technologie (2). Hiermede worden drie belangrijke doelstellingen nagestreefd : • verbetering van de samenhang op Europees niveau tussen organisaties ter stimulering van de innovatie; • consolidering van de grondslagen waarop dit proces berust ; • het organiseren en nader omschrijven van de nationale en communautaire activiteiten op dit gebied. 593. Werkzaamheden zijn in voorbereiding voor de invoering van maatregelen ten behoeve van de innovatie in het kader van de beleidslijnen op economisch gebied en ter zake van investeringen van de Gemeenschap. Zij hebben in het bijzonder betrekking op de financiële instrumenten, de invloed van de belastingen en de stimulerende maatregelen en zij zullen uitmonden in latere voorstellen. De Commissie heeft eveneens een reeks aanbevelingen uitgewerkt, die in de context van het kaderprogramma voor het communautair onderzoek, een intensievere exploitatie van de resultaten zou garanderen. 594. Naast de uitvoering van de doelstellingen van het derde programma (3) (19811983) op het gebied van informatie en documentatie, is begonnen met de bestudering van de voorwaarden voor een werkelijk communautair beleid inzake de informatiemarkt als belangrijke factor voor de sociaaleconomische ontwik keling, waarbij rekening wordt gehouden met de te verwachten ingrijpende veran deringen waartoe de speerpunttechnologieën in de naaste toekomst aanleiding zullen geven. (') Buil. E G 101981, punt 2.1.26. (2) Buil. E G 61982, punt 2.1.30. en PB C 187 van 22.7.1982. (3) PB L 220 van 6.8.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-17
INNOVATIE EN INFORMATIEMARKT
249
Verwezenlijkingen Driejarenplan 595. Naar aanleiding van het besluit van de Raad van 27 juli 1981 (') betreffende de verwezenlijking van een derde driejarenplan op het gebied van informatie en documentatie, heeft de Commissie een tweede uitnodiging gelanceerd tot het indienen van voorstellen (2) ten einde de oprichting van hoog kwalitatieve informatiediensten op het gebied van handel, industrie, energie en sociale wetenschappen te bevorderen. Daartoe is een krediet van 5,5 miljoen Ecu uitgetrokken.
Euronet 596. Het systeem Euronet - Diane omvat thans meer dan 350 databanken ; hierbij wordt gebruik gemaakt van 47 host-computers waartoe bijna 3 000 organisaties toegang hebben. Zweden en Finland zijn in 1982 op het netwerk aangesloten, Griekenland en Oostenrijk zullen binnenkort volgen. In het kader van een uitvoerig stimuleringsprogramma wordt de toetreding van Noord-Amerika tot deze informatiediensten bestudeerd. 597. Proefexperimenten voor het gebruik van Videotex door landbouwers zijn gelanceerd overeenkomstig de Europese normen die gezamenlijk door bedrijven van de PTT en de Commissie op de expositie Videotex 82 te New York waren tentoongesteld. Momenteel zijn er studies aan de gang betreffende de toepassing van elektronische overbrenging van documenten en andere geavanceerde technieken op het gebied van informatie.
Werkzaamheden op het gebied van meertaligheid 598. Het derde driejarenplan van de Commissie (3) (1983-1985) ter verbetering van de overdracht van informatie tussen Europese talen, zal de mogelijkheid bieden tot een geleidelijke invoering van Systran in de diensten van de Commissie, de uitbreiding van dit systeem tot de groepen Frans-Duits en Engels-Duits, de uitbreiding van de terminologiebank Eurodicautom en de voorbereiding van een tweede verbeterde uitgave van de veeltalige thesaurus Eudised. De voorbereidende
(') PB L 220 van 6.8.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 598. (2) PB C 169 van 7.7.1982; Bull. EG 3-1982, punt 2.1.18 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.1.18. (') Veertiende Algemeen Verslag, nr. 532. 16e ALG. VERSLAG EG.
250
COMMUNAUTAIR E
OPBOUW
Π17
werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van het Eurotraprogramma dat door de Raad van 4 november (') is goedgekeurd, hadden betrekking op de financiële en technische voorbereiding van informatie en taalkundige werkzaamheden die in samenwerking met een tiental bij het project betrokken nationale instellingen werden gerealiseerd.
Beleid inzake de exploitatie van de onderzoekresultaten 599. Overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit de Verdragen, gaat de Commissie voort met haar werkzaamheden op het gebied van publikaties, de indiening van octrooiaanvragen en de overdracht van licenties met het oog op de bevordering van de voltallige exploitatie van het communautaire onderzoek door de betrokken beroepskringen. De verspreiding van de resultaten van het communautair onderzoek had betrekking op 2 224 titels ; 30 octrooien werden aangevraagd en verschillende uitvindingen werden voorgelegd tijdens belangrijke manifestaties waarvan er 5 hebben geleid tot licentiecontracten. Bovengenoemde publikaties betreffen artikelen in de gespecialiseerde en be roepspers, rapporten betreffende onderzoekingen of studies en verslagen van tal van conferenties die door de Commissie, rechtstreeks of in samenwerking met nationale organisaties, werden georganiseerd. Deze werken die hetzij door het Bureau voor Officiële Publikaties, hetzij door een zestigtal particuliere uitgevers werden gepubliceerd, worden geregistreerd in de gegevensbasis E ABS en het gebruik van de nationale videotekstdiensten wordt thans reeds voorbereid om aan de gebruikers een betere toegang tot de wetenschappelijke en technische activi teiten van de Gemeenschap te waarborgen. De werkzaamheden hadden bovendien betrekking op een betere integratie van de activiteiten in verband met de bescherming van de industriële eigendom in het innovatieproces, op een rationeler gebruik van de literatuur op het gebied van octrooien en op een directe toegang van de gebruiker tot deze bijzondere infor matiebronnen. De eerste grondslagen zijn gelegd voor een samenwerking tussen organisaties voor de valorisatie van het onderzoek.
(') PB L 317 van 13.11.1982 en Bull. E G 111982, punt 2.1.25. 16e ALG. VERSLAG EG.
II-17
INNOVATIE EN INFORMATIEMARKT
251
Industriële innovatie en technologie 600. In de loop van 1982 zijn een aantal bijzondere activiteiten uitgebreid, met name: • de STCELA ('), dat door een actieve uitwisseling van technologieën en een betere omschrijving van de behoeften op het niveau van plaatselijke instanties mogelijk was, zal binnenkort rechtspersoonlijkheid bezitten zoals omschreven tijdens haar jaarvergadering van 30 september te Den Haag; • het proefproject bestemd ter bevordering van de samenwerking tussen ondernemingen met risicodragend kapitaal, is uitgebreid tot een groot aantal instellingen. Daarnaast is tussen de betrokken kringen van gedachten gewisseld over de toekomstige vooruitzichten op dit gebied ; • de reeks symposia betreffende de problematiek van de financiering van de innovatie is voortgezet met als doel de financiële sector gevoelig te maken voor de vraagstukken betreffende investering op het gebied van de innovatie ; • de grondslagen zijn gelegd voor een Europese vereniging van specialisten die met betrekking tot de innovatie een adviserende taak hebben bij kleine en middelgrote ondernemingen ; • een samenwerkingssysteem (Sigle-systeem) tussen verschillende organen van de Gemeenschap is opgezet, dat ten doel heeft het verzamelen en verspreiden van niet-beschikbare literatuur via de traditionele kanalen.
( ' ) Standing-Technological Conference of European Local Authorities - Permanent Technologische Conferentie van de Europese Plaatselijke Autoriteiten. 16e ALG. VERSLAG EG.
Hoofdstuk III
Uitbreiding en buitenlandse betrekkingen Voornaamste ontwikkelingen 601. De onderhandelingen met het oog op de toetreding van Portugal en Spanje tot de Gemeenschap werden in de loop van het jaar voortgezet waarbij ten aanzien van een aantal hoofdstukken aanzienlijke vorderingen werden geboekt en nieuwe domeinen werden onderzocht. Tijdens de zitting van 28 en 29 juni van de Europese Raad werd bevestigd dat de Lid-Staten vastbesloten zijn deze onderhandelingen op doortastende wijze voort te zetten. Tegelijkertijd verzocht de Raad de Commissie een inventaris op te maken van de vraagstukken waarvoor elk van de Lid-Staten zich bij de opstelling van zijn communautair beleid geplaatst ziet en passende voorstellen ter oplossing hiervan te formuleren. Toen de Europese Raad in december deze inventaris -die ondertussen door de Commissie was opgesteld (') - officieel ter kennis nam bevestigde hij nogmaals zich politiek te verbinden ten gunste van de uitbreiding tot Spanje en Portugal en verzocht hij Commissie en Raad binnen een bepaalde termijn op actieve wijze met deze twee landen besprekingen over verscheidene aangelegenheden te voeren. De in juli en november door het Parlement aangenomen resoluties dienen in hetzelfde licht te worden bezien (2). 602. De betrekkingen met de Verenigde Staten maakten ditjaar een moeilijke fase door. Doordat aan beide zijden de oprechte wens bestond goede betrekkingen in stand te houden kon door bilaterale contacten het vraagstuk van de uitvoer van staal uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten worden opgelost en het door president Reagan ingestelde embargo op de indirecte uitvoer van Amerikaanse technologie bestemd voor de geprojecteerde Siberische gaspijpleiding worden (') Supplement 8/82 - Bull. EG. (2) Nr. 622 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
254
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ
opgeheven. Van de nog hangende vraagstukken is dit van de landbouw waar schijnlijk het ernstigste. Wat het domein bilaterale handelsbetrekkingen betreft is Japan nog steeds een punt van grote bezorgdheid voor de Gemeenschap. Hoewel de Japanners in januari, mei en december drie reeksen maatregelen tot liberalisatie van de invoer vaststelden, hadden deze slechts een zeer zwakke uitwerking op het fundamentele probleem van de toegang tot de Japanse markt. Ook de druk van de Japanse uitvoer op de markt van de Gemeenschap veroorzaakt nog steeds ernstige ongerustheid vooral in het licht van de algemene uitwerking van de recessie op de industriële nijverheid. Daal de bilaterale besprekingen niet tot tastbare resultaten voerden besloot de Raad in december de aangelegenheid op multilaterale basis in het kader van de GATT te behandelen. 603. Na de invoering van het standrecht en andere beperkende maatregelen in Polen besloot de Gemeenschap in maart een aantal speciale invoerbeperkingen in te stellen ten aanzien van goederen uit de USSR. 604. De betrekkingen met LatijnsAmerika hadden te lijden van de gebeurtenis sen in verband met de invasie van de Falklandeilanden door Argentinië. De verbetering van de betrekkingen met LatijnsAmerika was nadien één van de prioritairedoelstellingen van de Gemeenschap. Gevolg gevend aan de wens van de Europese Raad van maart stelde de Raad een programma vast ter opvoering van de steunverlening ten behoeve van plattelandsontwikkelingsprojecten in Centraal Amerika, als bijdrage tot het herstel van de stabiliteit in deze streek. 605. Wat de multilaterale handelsbetrekkingen betreft vormen de resultaten van de ministervergadering van de GATT van november, hoewel zij niet beantwoordden aan de verwachtingen van diegenen die meer ambitieuze doelstellingen voor ogen hadden, een aanzienlijke vooruitgang uit het oogpunt van handhaving van een open internationaal handelsstelsel op een moment dat de wereldeconomie haar slechtste periode sinds tientallen jaren doormaakt. 606. H et voornaamste zorgenkind op het gebied van sectoriële handelspolitiek was textiel. De Gemeenschap wijdde een groot deel van het jaar aan voorzich tige onderhandelingen met het oog op vernieuwing, tegen soms strengere voorwaarden, van de 27 overeenkomsten welke in het kader van de MVO werden gesloten en haar regelingen met de mediterrane landen, tegen de achtergrond van een steeds ernstiger wordende recessie. Gezien het succes van deze onderhan delingen kon de Raad in december besluiten dat de Gemeenschap ook voortaan aan de Multivezelovereenkomst deel zou nemen. De staairegelingen die door de
16e ALG. VERSLAG EG
III
VOORNAAMSTE ONTWIKKELINGEN
255
Gemeenschap met derde landen werden gesloten werden opnieuw voor één jaar verlengd. 607. De algemene handelspolitiek werd eveneens door de economische recessie getekend. Bij de Commissie werd dit jaar een steeds groter aantal klachten betreffende het toepassen van dumping en subsidies door derde landen ingediend. De basisverordening van de Gemeenschap op het gebied van invoer werd herzien met het oog op de afbakening van de procedures inzake het onderzoek naar de toepassing van vrijwaringsmaatre gelen. 608. Op het gebied ontwikkelingsbeleid onderscheidde hetjaar 1982 zich door de indiening, namens de Commissie, bij de Raad van een memorandum over het communautaire beleid terzake dat zowel een balans van de maatregelen welke reeds werden getroffen is als een uiteenzetting van de beginselen en richtsnoeren waardoor het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap voor het komende decennium zou moeten worden geleid. Binnen dit kader vallen met name de onderhandelingen over de vernieuwing van de Overeenkomst van Lomé met ingang van september 1983. In dit document worden de doelstellingen, de methoden en het institutionele kader van het ontwikkelingsbeleid door de Commissie nader omschreven. Wat de doelstellingen betreft legt zij met name de nadruk op de alimentaire zelfverzorging van de verschillende volkeren en op het feit dat het eigen beleid van de landen dient te worden aangevuld. Ten aanzien van de methoden bepleit de Commissie dat tussen de Gemeenschap en elke afzonderlijke begunstigde regering een politieke dialoog wordt ingesteld over het door deze regeringen gevolgde ontwikkelingsbeleid. Zij suggereert eveneens dat de Gemeenschap zich tot doel stelt tegen het eind van het decennium een duizendste van het communautair BNP aan ontwikkelingshulp te besteden (die dan de nationale maatregelen van de afzonderlijke Lid-Staten aanvult). Op institutioneel vlak helt de Commissie ertoe over haar betrekkingen met de ACS-landen in een raamovereenkomst van onbeperkte duur op te nemen, die in de plaats zou komen van de huidige Overeenkomst van Lomé en met geregelde tussenpozen zou worden aangevuld door protocollen ter nadere omschrijving of aanpassing van bepaalde voorschriften, vooral financiële. Ten aanzien van de andere ontwikkelingslanden is de Commissie voornemens de draagwijdte van de reeds bestaande overeenkomsten te verruimen (ASEAN, India, Brasilie, Mexico), duurzame betrekkingen op het gebied van samenwerking tot stand te brengen en regionale samenwerking te ondersteunen. Bovendien zou de EIB in staat moeten worden gesteld buiten de ACS-Middellandse-Zeezone te
16e ALG. VERSLAG EG.
256
I U TBRE II D NG EN BUI TENLANDSE BETREKKI NGEN
ΠΙ
interveniëren en de mogelijkheden tot het aangaan van leningen waarover de Gemeenschap beschikt ten dienste van de ontwikkelingslanden te stellen alsook door het vaststellen van een contractueel kader particuliere investeringen te bevorderen. De Gemeenschap dient eveneens bij te dragen tot maatregelen waar door de handelsregelingen van tevoren kunnen worden overzien en de instabiliteit op het gebied van prijzen voor basisprodukten (produktenovereenkomsten, re gionale overeenkomsten tussen producenten en consumenten) kan worden beperkt. Met dit doel voor ogen zal de Commissie naderhand voorstellen indienen ter verhoging van de doelmatigheid van de maatregelen welke in het kader van de SAMENWERKING EEG /ACS bestaan (stabex, sysmin, suikerprotocol, enz.) en stelt zij voor in het kader van de zesde UNCTAD een stelsel ter stabilisering van de ontvangsten uit export te bestuderen dat voor alle minst ontwikkelde landen in aanmerking zou komen. 609. Het aantal diplomatieke missies van derde landen welke bij de Gemeen schappen zijn geaccrediteerd kwam in 1982 van 118 op 120.
16e ALG. VERSLAG EG.
III-1
UITBREIDING EN BILATERALE BETREKKINGEN
257
Deel 1
Uitbreiding en bilaterale betrekkingen met de kandidaat-lid-staten Portugal 610. In het afgelopen jaar werden aanzienlijke vorderingen gemaakt bij de onderhandelingen over de toetreding van Portugal, met name op de zittingen op ministerniveau in februari, juni, september en november 1982. In februari ( ! ), konden de voornaamste onderdelen van de hoofdstukken kapitaalverkeer, economische en financiële zaken, regionaal beleid, vervoer en Euratom worden geregeld. In juni en september (2) kon een gezien de omvang van de betrokken materie nog grotere vooruitgang worden geboekt, omdat de industriële hoofdstukken van de onderhandelingen - douane-unie, EGKS, buitenlandse betrekkingen - alsmede de hoofdstukken belastingen en recht van vestiging op de voornaamste punten konden worden afgesloten. Ten aanzien van de industriële aangelegenheden dienen twee punten speciaal te worden vermeld : enerzijds werd de duur van de overgangsperiode bepaald op zeven jaar ; anderzijds werd een akkoord bereikt over de regeling die voor de Portugese uitvoer van textielprodukten moet worden vastgesteld ten einde verstoringen van de communautaire markt te voorkomen en tegelijkertijd aan de Portugese textielindustrie een bevredigend groeitempo voor haar jaarlijkse uitvoer naar de Gemeenschap te waarborgen. 611. Voorts heeft de Commissie met de Portugese delegatie de werkzaamheden in verband met het afgeleide communautaire recht voortgezet met aanvullende onderzoeken op de gebieden waarop zich sinds het eerste onderzoek ontwikkelingen in de communautaire wetgeving hebben voorgedaan. 612. In de loop van het jaar heeft de Commissie een aantal projecten en programma's voor samenwerking goedgekeurd die worden gefinancierd in het kader van de overeenkomst betreffende steun voorafgaande aan de toetreding (3) ; zij betreffen voornamelijk de infrastructuur voor het vervoer, de sociale infrastructuur en de landbouwsector (4). In 1981 was reeds een plan ten behoeve van het midden(') (2) (3) (")
Buil. EG 2-1982, punt 2.2.1. Buil. EG 6-1982, punt 2.2.1 en Buil. EG 9-1982, punt 2.2.1. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 624. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.2 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.3.
16e ALG. VERSLAG EG.
258
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ1
en kleinbedrijf in Portugal goedgekeurd ('). Met al deze projecten zijn finan cieringen in de vorm van schenkingen gemoeid tot een totaalbedrag van meer dan 50 miljoen E cu. Voorts heeft de Europese Investeringsbank sinds 1981 uit eigen middelen gefinancierde leningen verstrekt voor een totaalbedrag van 110 miljoen Ecu waarvan 85 miljoen met een rentesubsidie van 3 % per jaar. Op 21 september heeft de Portugese regering de Gemeenschap verzocht de finan ciële samenwerking met de E IB in het kader van de steun voorafgaand aan de toetreding te verlengen en derhalve te voorzien in de terbeschikkingstelling aan Portugal, na de uitputting van de huidige middelen, van nieuwe leningen voor het jaar 1983. De Commissie heeft de Raad ter zake op 21 december voorgesteld (2) aan Portugal, voor 1983, een aanvullend bedrag van 150 miljoen E cu ter be schikking te stellen in de vorm van leningen van de EIB. 613. In bilateraal verband is op 27 oktober een overgangsprotocol bij het handelsakkoord van 1972 ondertekend. Dit protocol, tot het sluiten waarvan de Raad besloot op 3 december (3), zal vanaf 1 januari aanstaande gelden tot de datum van de toetreding van Portugal tot de Gemeenschappen en uiterlijk tot 31 december 1984. Het behelst maatregelen die Portugal in staat stellen de verdere tariefafbraak voor bepaalde industrieprodukten respectievelijk tot eind 1983 en eind 1984 op nieuw uit te stellen, met een gelijktijdige tariefverlaging ten opzichte van de Gemeenschap. Overigens werd de clausule betreffende in wording zijnde indus trieën, die Portugal in staat stelt opnieuw douanerechten in te stellen naar gelang van zijn behoeften in het kader van de herstructurering en de ontwikkeling van de industrie, verlengd tot eind 1984 of tot de ondertekening van het Verdrag inzake de toetreding tot de Gemeenschappen. 614. De Portugese eerste minister, de heer Balsemão, vergezeld van de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Pereira, en de minister van Financiën en van het Plan, de heer Salgueiro, bracht op 25 januari een bezoek aan de Commissie en voerde bij die gelegenheid besprekingen met voorzitter Thorn en vicevoorzitter Natali. De heer Thorn bracht van zijn kant van 14 tot 16 april een officieel bezoek aan Portugal, waar hij sprak met de president, generaal E anes, de eerste minister, de heer Balsemão en de minister van Financiën en van het Plan, de heer Salgueiro. Ten slotte bracht de heer Pisani, lid van de Commissie, van 20 tot 23 december een officieel bezoek aan Lissabon.
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 624. (2) Bull. E G 121982. (3) PB L 355 van 16.12.1982 en Bull. E G 121982. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-1
UITBREIDING EN BILATERALE BETREKKINGEN
259
Spanje 615. De toetredingsonderhandelingen werden in 1982 op bevredigende wijze voortgezet; vier zittingen vonden plaats op ministerniveau (') en zeven op het niveau van de plaatsvervangers. 616. Op de ministerbijeenkomst van de maand maart kon het onderzoek van de eerste zes hoofdstukken van de onderhandelingen positief worden afgesloten ; het betrof het kapitaalverkeer, economische en financiële vraagstukken, recht op vestiging en vrij verrichten van diensten (met name bankwezen en medeverzekering), vervoer, regionaal beleid en harmonisatie van de wetgevingen (met uitzondering van octrooien). Er werd overeenstemming bereikt over enkele overgangsbepalingen. Besloten werd echter het vraagstuk van de opneming van de peseta in de Ecu later te bestuderen. Ten aanzien van het hoofdstuk belastingen blijven nog slechts enkele punten te regelen. Het feit dat Spanje ermee heeft ingestemd de BTW meteen vanaf de toetreding toe te passen - in plaats van het huidige stelsel van cumulatieve belasting volgens het cascadestelsel met verlagingen bij uitvoer en compensaties bij invoer heeft zeer aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang van de onderhandelingen. 617. In het tweede halfjaar vorderden de onderhandelingen weliswaar niet in hetzelfde tempo als in het eerste halfjaar, maar voor de hoofdstukken douane-unie en EGKS werd goede vooruitgang geboekt. Met betrekking tot het hoofdstuk buitenlandse betrekkingen en octrooien werd het onderzoek van de vraagstukken geïntensiveerd. 618. De Commissie en de Spaanse delegatie hebben het onderzoek van het afgeleide communautaire recht voortgezet met een verder tussentijds onderzoek in de sectoren waarin zich sinds het eerste onderzoek ontwikkelingen in de communautaire wetgeving hebben voorgedaan. 619. In het kader van de financiële samenwerking die tussen de Europese Investeringsbank en Spanje tot stand is gekomen als uitvloeisel van het besluit van de raad van gouverneurs van de EIB van 4 mei 1981 (2), werden in de periode 1981 -1982 leningen tegen de normale marktvoorwaarden verstrekt voor een totaalbedrag van 145 miljoen Ecu. Deze betreffen in het bijzonder het gebied van de kleine en middelgrote bedrijven, de energie en de infrastructuur voor het vervoer.
(') Buil. EG3-1982,punt2.2.1;Buil. EG6-1982,punt2.2.1; Bull.EG 10-1982,punt2.2.3enBull. EG 12-1982. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 630. 16e ALG. VERSLAG EG.
260
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ1
620. Tot de Spaanse hoogwaardigheidsbekleders die de Commissie in het af gelopen j aar hebben bezocht en besprekingen hebben gevoerd met de voorzitter van de Commissie, de heer Thorn, en vicevoorzitter Natali, behoren de heer Calvo Sotelo, eerste minister, de heer Bayon, minister van Industrie en de heer Pérez Llorca, minister van Buitenlandse Zaken, alsmede na de regeringswijziging in Spanje de heer Fernando Moran, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Marin, staatssecretaris voor E uropese Zaken. De heer Natali bracht op 16 en 17 december een officieel bezoek aan Spanje. * *
*
627. De totstandbrenging van een MiddellandseZeebeleid voor de uitgebreide Gemeenschap vormde het onderwerp van een mededeling van de Commissie aan de Raad van 22 juni (l). 622. In de loop van het jaar sprak het Parlement zich verscheidene malen uit vóór de toetreding : in een resolutie van 8 juli (2) wijst het eronder andere op dat Portugal en Spanje wezenlijk deel uitmaken van E uropa; het betuigt opnieuw zijn in stemming met de toetreding van deze twee landen tot de Gemeenschap en onder streept de noodzaak om zonder verwijl of uitstel de onderhandelingen voort te zetten met de wil de gestelde doeleinden te bereiken ; in een tweede resolutie van dezelfde datum wijst het Parlement met name op de noodzaak om de uitbreiding vergezeld te doen gaan van een versterking van de Gemeenschap. Ten slotte verlangt het Parlement in twee resoluties van 17 november (3) in essentie dat de in 1977 aangegane politieke verbintenissen vóór maart 1983 worden nageleefd.
(') Nr. 674 van dit Verslag. (2) PB C 238 van 13.9.1982. (3) PB C 334 van 20.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-2
HANDELSPOLITIEK
261
Deel 2
Handelspolitiek 623. De grote wereldhandelsvraagstukken zijn in de loop van het jaar onderzocht, zowel in de drie Europese Raden ('), in de westerse economische Top te Versailles (2), en in de ministervergadering van de verdragsluitende partijen bij de GATT (3).
Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek Invoerregelingen 624. Op 5 februari (4) heeft de Raad een nieuwe invoerregeling ten aanzien van andere derde landen dan de landen met Staatshandel, China en Cuba aangenomen. De nieuwe Verordening (288/82), die op 9 februari 1982 in werking trad, vervangt de vroegere Verordening nr. 926/79 ( s ). De voornaamste vernieuwingen die bij deze verordening worden ingevoerd kunnen als volgt worden samengevat : • communautaire procedure van onderzoek: terwijl men zich in de vroegere verordening ertoe beperkte vóór de vaststelling van toezichts- of vrijwaringsmaatregelen een simpele procedure van overleg en voorlichting tussen de Commissie en de Lid-Staten te organiseren, is in de nieuwe regeling bovendien het beginsel vastgelegd dat op communautair niveau een formeel onderzoek wordt ingesteld; • criteria met betrekking tot het begrip ,,schade" : zij kunnen in twee groepen worden geclasseerd, waarvan de eerste de meest in het oog lopende indicatoren omvat (omvang en prijs van de invoer) en de tweede betrekking heeft op de „schade" in eigenlijke zin, dat wil zeggen de uitwerking van de invoer opde situatie van de communautaire producenten. Deze uitwerking wordt gemeten aan de hand van economische factoren als produktie, bezettingsgraad, voorraden, verkoop, marktaandeel, prijzen, enz. ; (') (2) (3) (") (5)
Buil. EG 3-1982, punten 1.3.1 tot 1.3.8; Buil. EG 6-1982, punten 1.5.1 tot 1.5.10 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 6-1982, punten 3.4.1 tot 3.4.3. Buil. EG 11-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.3 en 3.4.1-3.4.2. PB L 35 van 9.2.1982; Bull. EG 2-1982en punt 2.2.5. PB L 131 van 29.5.1979.
16e ALG. VERSLAG EG.
262
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
Π12
• eenmaking van de vrijwaringsregelingen : de nieuwe regeling is voortaan uni form en communautair voor alle produkten. De bevoegdheid vrijwarings maatregelen vast te stellen wordt in principe voorbehouden aan de communau taire instanties; • lijst van resterende beperkingen: de nieuwe regeling is gebaseerd op het beginsel van algemene liberalisatie, met uitzondering van de resterende beper kingen van de LidStaten die voortaan op meer overzichtelijke wijze zullen worden vermeld in een korte negatieve lijst. E lke wijziging van deze lijst kan slechts door middel van communautaire procedures tot stand worden gebracht. 625. De Raad keurde eveneens de nieuwe invoerregelingen ten opzichte van de landen met Staatshandel en China (') goed. De nieuwe regelingen, die op 5 juli 1982 van kracht werden, komen in de plaats van die van 29 mei 1979 (2) en 31 oktober 1978 (3). De wijzigingen die ten opzichte van de vorige regeling worden aangebracht zijn voor het grootste deel analoog aan die welke met betrekking tot de gemeenschappelijke invoerregeling van toepassing op andere derde landen dan de landen met Staatshandel en China (4) werden toegepast. 626. Antidumpingrechten werden ingesteld op de volgende invoer : mechanische horloges en piano's (staande), van oorsprong uit de USSR ; fenol, van oorsprong uit de Verenigde Staten; oxaalzuur, van oorsprong uit China; vergrotingstoestellen voor fotografie, van oorsprong uit de USSR en Polen; trichloorethyleen, van oorsprong uit de DDR en Polen ; plaatijzer en plaatstaal, van oorsprong uit Brazilië ; methylamine, van oorsprong uit de DDR; Polyvinylchloride, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en breedflensbalken, van oorsprong uit Spanje ; een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit Bulgarije, de DDR, Roemenië, Polen, de USSR en de VS ; kopersulfaat van oorsprong uit Joegoslavië ; chemische meststoffen van oorsprong uit de VS. In verband met de door de exporteurs aangegane verbintenissen tot verhoging van hun prijzen werden de procedures in de navolgende gevallen beëindigd: fluïdi seerbare kraakkatalysatoren, van oorsprong uit de Verenigde Staten; piano's (staande), van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de DDR en Polen; polypropy leenfilms, van oorsprong uit Japan; koelkasten, van oorsprong uit Tsjechoslo wakije, de DDR, Hongarije, Polen, de USSR en Joegoslavië; vezelplaat, van oorsprong uit Hongarije, Tsjechoslowakije, de DDR, Polen, Roemenië, Spanje, Zweden en de VS ; oxaalzuur, van oorsprong uit Tsjechoslowakije ; cilinderstof zuigers, van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de'DDR en Polen; vergrotings (') (2) (3) (")
PB L 195 van 5.7.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.2.8. PB L 131 van 29.5.1979. PB L 306 van 31.10.1978. Nr. 624 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-2
HANDELSPOLITIEK
263
toestellen voor fotografie, van oorsprong uit Tsjechoslowakije; trichloorethyleen, van oorsprong uit Roemenië, Spanje en Verenigde Staten ; stalen gaspijpleidingen, van oorsprong uit Roemenië; Polyvinylchloride, van oorsprong uit de DDR, Hongarije en Roemenië ; paracetamol, van oorsprong uit China ; garens van katoen, van oorsprong uit Turkije; methylamine van oorsprong uit Roemenië; decabroomdifenylether van oorsprong uit de VS ; elektromotoren van oorsprong uit Bulgarije, Tsjechoslowakije, Hongarije, Polen en Roemenië ; thiofeen van oorsprong uit de VS. Bovendien werd de basis anti-dumpingwetgeving van de Gemeenschappen gewijzigd ten einde de omstandigheden waaronder de belanghebbende partijen om een nieuw onderzoek van de geldende anti-dumping- of compenserende maatregelen kunnen vragen nauwkeurig te definiëren en rekening te houden met de recente uitlegging van de GATT betreffende de basisprijzen. 627. Door de Commissie zijn in december 1982 (l) maatregelen getroffen tot instelling van een communautair toezicht op de invoer van lichte automobielvoertuigen, magnetoscopen en bromfietsen, van oorsprong uit Japan. Deze maatregelen zullen gelden vanaf 1 januari en blijven tot 31 december 1983 van kracht. De Commissie heeft voorts voor een jaar (2), tot 31 december 1983, de verordeningen (3) tot instelling van een communautair toezicht op de invoer van automobielen, kleurentelevisie-ontvangtoestellen en kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen alsmede bepaalde gereedschapswerktuigen, van oorsprong uit Japan verlengd. 628. Op 21 december heeft de Raad - zoals elk jaar - een besluit vastgesteld betreffende de door de Lid-Staten voor 1983 te openen invoercontingenten ten aanzien van de landen met Staatshandel.
Uitvoerregelingen 629. De Raad wijzigde op 12 juli (4) zijn verordening van 20 december 1969 (5) tot vaststelling van een gemeenschappelijke regeling van toepassing op de uitvoer. De nieuwe regeling bevat een bijgewerkte lijst van enige uitvoerbeperkingen die nog in enkele Lid-Staten bestaan alsook een opsomming van de Lid-Staten waarin deze beperkingen nog kunnen worden gehandhaafd. (') (2) (3) (") (5)
PB PB PB PB PB
L371 van 30.12.1982. L 356 van 17.12.1982. L 54 van 28.2.1981. L 211 van 20.7.1982. L 324 van 27.12.1969.
16e ALG. VERSLAG EG.
264
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
Deel van de door de werkgelegenheid gewaarborgde arbeidsplaatsen in de Lid-Staten Personen die werken voor de uitvoer (In % van de burgerlijke beroepsbevolking)
®®®CD®CD©<ÑL)(UK) 25 145
Totale burgerlijke beroepsbevolking (In 1.000)
De vorming van een communautaire interne markt en de ontwikkeling van de handelsbe trekkingen met de derde landen hebben de produktiestructuren in de LidStaten van de Gemeenschap nodig gewijzigd. Bijna een kwart van de werkgelegenheid in de LidStaten is thans afhankelijk van de intra en extracommunautaire handelsstromen.
ΠΙ2
III-2
HANDELSPOLITIEK
265
Verdragen, handelsakkoorden 630. De Raad hechtte zijn goedkeuring (') aan de verlenging met één jaar van bepaalde handelsakkoorden die door de Lid-Staten werden gesloten met derde landen, voor zover zij geen belemmering vormen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek.
Exportkredieten OESO-regeling met betrekking tot exportkredieten voor schepen 631. Op 28 juli (2) verlengde de Raad nogmaals (3) - tot en met 31 januari 1983 -zijn besluit van 28 april 1981 (4) inzake de toepassing van de regeling van de OESO met betrekking tot exportkredieten voor schepen. Richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten („consensus") 632. Tijdens de vijftiende vergadering van de deelnemers aan de overeenkomst, waaronder de Gemeenschap, die in oktober 1981 te Parijs (5) plaatsvond, kon een compromis tot stand worden gebracht met betrekking tot de wijziging van de richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten. Deze tussentijdse oplossing trad op 16 november 1981 voor een periode van zes maanden in werking. Nieuwe besprekingen over een herziening van diverse bepalingen van de regeling vonden in mei en juni 1982 in het kader van de OESO (6) plaats en voerden tot de opstelling van een nieuwe tekst waarin rekening wordt gehouden met enige door de Gemeenschap gewenste wijzigingen. De tekst van de nieuwe regeling werd bij besluit van de Raad van 28 juli (7) goedgekeurd. De regeling zal geldig zijn van 6 juli 1982 tot 1 mei 1983 en voorziet met name in: een verhoging van de rentetarieven voor de betrekkelijk rijke landen (categorie 1) en de landen uit de tussenklasse (categorie 2): een algemene herindeling van de afnemerslanden, gebaseerd op objectieve criteria ; specifieke bepalingen zowel wat de rentetarieven als de loop(') (2) (3) C) (5) (6) (7)
PB L 83 van 29.3.1982; PB L 230 van 5.8.1982; PB L 244 van 19.8.1982 en PB L 357 van 18.12.1982. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.18. Bull. EG 1-1982, punt 2.2.8. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 643. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 644. Bull. EG 5-1982, punt 2.2.9 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.17. Buil. 7/8-1982, punt 2.2.17.
16e ALG. VERSLAG EG.
266
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ2
tijden van de kredieten voor de onlangs in categorie 2 geklasseerde landen betreft; een aanpassing van de voorschriften voorde landen met „lage rentetarieven" ; een nieuwe omschrijving van de vroegere verbintenissen ; aanvullende door de deel nemers onderschreven verbintenissen.
Sectoriële vraagstukken van handelspolitieke aard IJzer en staalprodukten (') Extern staalhoofdstuk 633. De externe crisismaatregelen die werden genomen met het oog op de doelstellingen van de Raad op het gebied van ijzer en staal (2) zijn voor 1982 weggelegd. 634. De Commissie verlengde voor 1982 de regelingen die zij met de belang rijkste leverancierslanden van ijzer en staalprodukten (3) had gesloten. Over eenkomstig het besluit van de Raad van 9 december 1981 paste zij op de in 1980 in de bilaterale regelingen vastgelegde hoeveelheden een vermindering van 9,5 % toe. Dit percentage werd voor het tweede halfjaar niet gewijzigd, met het oog op een verruiming van de invoer, zoals dit volgens de bepalingen van de overeenkomsten mogelijk was, daar de situatie dit niet toeliet. In de tekst werd de nieuwe bepaling opgenomen waarmede de mogelijkheid werd geschapen om produkten ten aanzien waarvan ernstige en aanhoudende prijsonderbiedingen werden geconstateerd uit te sluiten van de voordelen van de prijsregelingen en een antidumpingprocedure te openen. In de loop van dit jaar deden zich bij de betrekkingen met sommige partners moeilijkheden voor in verband met het respecteren van de clausule inzake geo grafische verdeling en spreiding in de tijd. Bovendien deed zich een aantal vraag stukken met betrekking tot de naleving van de prijzen voor. De Commissie zag zich verplicht ten opzichte van een van haar partners een sanctie toe te passen in de vorm van uitsluiting van een produkt van de prijsvoorschriften van de regeling, de opening van een antidumpingprocedure en de oplegging van een recht ; anderzijds werd een schorsing of een stopzetting van de leveringen naar bepaalde LidStaten
(') Zie eveneens nr. 655 van dit Verslag. (2) De invoer is onderworpen aan een stelsel van regelingen of aan basisprijzen, naar gelang de Commissie al dan niet regelingen heeft gesloten met derde leverancierslanden. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 645. (3) Australië, Brazilië, Bulgarije, Finland, Hongarije, Korea, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Spanje, Tsjechoslowakije, Zweden en de speciale „understanding" met Japan. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-2
HANDELSPOLITIEK
267
van produkten van oorsprong uit sommige derde landen welke partij zijn bij de regeling ingesteld, in gevallen waarin de overeengekomen hoeveelheden dreigden te worden overschreden. 635. De invoer uit landen waarvoor basisprijzen werden vastgesteld, is in de eerste helft van het verslagjaar maandelijks ten opzichte van 1980 gemiddeld met meer dan 30 % toegenomen. Hieraan moet de aanzienlijke stijging van 1982 worden toegeschreven die mogelijk is gemaakt door onderbiedingen van de basisprijzen. Met het oog op deze zorgwekkende ontwikkeling heeft de Commissie, zodra zij in het bezit was van de vereiste gegevens, anti-dumpingprocedures ingeleid en compenserende rechten ingesteld ten aanzien van de meest omvangrijke invoer van oorsprong uit landen waarvoor basisprijzen werden vastgesteld. 636. De Raad en de Commissie hebben op 21 oktober (') de verordeningen/ beschikkingen EEG en EKGS vastgesteld betreffende de sluiting van het staalakkoord met de Verenigde Staten en de beperkingen van de uitvoer van bepaalde ijzer- en staalprodukten naar de Verenigde Staten. Deze regeling, die op 1 november in werking trad en geldt tot 31 december 1985, heeft ertoe geleid dat de door de Amerikaanse ijzer- en staalindustrie ingediende klachten inzake dumping en subsidiëring werden ingetrokken (2). 637. Op 10 oktober 1982 (3) deed de Commissie de Raad een mededeling toekomen met betrekking tot het externe staalhoofdstuk. Op basis van deze mededeling en na te hebben vastgesteld dat niets wijst op een verbetering van de omstandigheden op de ijzer- en staalmarkt in 1983, besloot de Raad op 22 november (4) de reeds vigerende externe maatregelen grotendeels voor 1983 te verlengen. De twee aanzienlijke wijzigingen tegenover 1982 bestaan uit een verlaging van de hoeveelheden met 12,5 % ten opzichte van de hoeveelheden van 1980 en de invoering van een nieuwe clausule betreffende sancties voorafgaande aan de schrapping van een produkt waarvoor inbreuk op de prijsregels van de regeling wordt geconstateerd. Deze clausule voorziet tevens in vermindering of zelfs totale opheffing van de penetratiemarge. Autonome regeling 638. (') (2) (3) C)
Wat de autonome regeling betreft verlengde de Commissie tot 31 december
PB L307 van 1.11.1982; Buil. EG 10-1982, punten 1.3.1. tot 1.3.4. Nrs. 171 en 655 van dit Verslag. Bull. EG 10-1982, punt 2.2.13. Bull. EG 11-1982, punt 2.2.12.
16e ALG. VERSLAG EG.
268
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ2
1982 (') de voornaamste bepalingen van de aanbeveling tot instelling van een toezicht a priori (op basis van vergunningen) en het besluit tot instelling van een toezicht a posteriori (op basis van de gerealiseerde invoer). De eerste werd aan gevuld en geconsolideerd opdat rekening kan worden gehouden met diverse vereisten van technische aard zoals de terugzending van nietgebruikte vergun ningen. Het besluit werd aangevuld door de toevoeging van enige produkten aan de lijst van produkten waarvan eveneens de uitvoer wordt gecontroleerd. De Commissie publiceerde op 29 december 1981 (2) de herziene basisprijzen voor bepaalde ijzer en staalprodukten. Zij wijzigde deze basisprijzen nogmaals op 17 november 1982 (3). 639. De vertegenwoordigers van de regeringen van de LidStaten namen, op 10 mei 1982, het definitieve besluit met betrekking tot de autonome contingenten van de onder het EGKSVerdrag vallende ijzer en staalprodukten uit de landen met Staatshandel. Dit besluit komt in de plaats van de in november 1981 (4) ingestelde voorlopige regeling. Textielprodukten Multivezelovereenkomst en vernieuwing van de bilaterale overeenkomsten 640. Eenprotocol waarbij de geldigheid van de multivezelovereenkomst (MVO) tot 31 juli 1986 wordt verlengd werd in december 1981 (5) door middel van consensus aangenomen en is op 1 januari 1982 in werking getreden. Op basis van een besluit van de Raad van lómaart 1982 (6) maakte de Gemeenschap diezelfde dag haar aanvaarding van het protocol bekend. 641. Deze verlenging werd, met ingang van de maand mei (7) gevolgd door onderhandelingen met het oog op de vervanging van de 27 bilaterale over eenkomsten door de Gemeenschap in het kader van de MVO gesloten die op 31 december 1982 zouden verstrijken. Zo konden nieuwe overeenkomsten worden gesloten met Bangladesh, Brazilië, Bulgarije, China, Colombia, E gypte, de Fi lippijnen, Guatemala, Haïti, Hongarije, Hongkong, India, Indonesië, Joegoslavië, (') (2) (3) (4) (5) (<·) (7)
PB L 157 van 8.6.1982. PB L 3 7 2 van 29.12.1981. PB L 3 2 1 van 17.11.1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 646. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 637. PB L 83 van 29.3.1982; Bull. E G 31982, punt 2.2.9. Buil. E G 51982, punt 2.2.10; 61982, punt 2 . 2 . 1 5 ; 7/81982, punten 2.2.22 en 2.2.23 ; 91982, punt 2 . 2 . 9 ; 101982, punt 2.2.14; 111982, punt 2 . 2 . 1 3 ; 121982. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-2
HANDELSPOLITIEK
269
Korea, Macau, Maleisië, Mexico, Pakistan, Peru, Polen, Roemenië, Singapore, Sri Lanka, Thailand, Tsjechoslowakije en Uruguay (')· In het geval Argentinië hebben de onderhandelingen tot niets geleid en is op basis van Verordening nr. 288/82 een regeling van toezicht a priori ingesteld (2). Deze overeenkomsten zijn gesloten met eerbiediging van de door de Raad vastgestelde (3) algemene maxima en onderhandelingsrichtlijnen. Ten aanzien van de hoogte der contingenten, de groeipercentages en de flexibiliteitsbepalingen, werden uiteenlopende behandelingen toegepast op enerzijds de meest ontwikkelde en meest concurrerende en anderzijds de minder ontwikkelde en minder concurrerende leveranciers van de Gemeenschap. Alle overeenkomsten waarin contingenten worden vastgesteld bevatten clausules met betrekking tot de „surges" binnen de contingenten, fraude, en het invoeren van nieuwe contingenten (het mechanisme van „uittreden uit de mand") ; elk dezer bepalingen verschaft de Gemeenschap de mogelijkheid in laatste aanleg afzonderlijk op te treden als het overleg niet tot overeengekomen oplossingen kan leiden. De Raad heeft op 13 december op voorstel van de Commissie en in het licht van deze resultaten tot voortgezette deelneming van de Gemeenschap aan de MVO besloten (4). 642. Bovendien keurde de Raad, op 16 maart (5) op voorstel van de Commissie van 17 maart 1981 (6) een verordening goed houdende instelling van een regeling passief economisch veredelingsverkeer op het gebied van textielprodukten en kleding. Beheer van de bestaande bilaterale textielovereenkomsten 643. Het Comité textiel, ingesteld in 1978, was de Commissie behulpzaam bij de voorbereiding van talrijke overlegbesprekingen met de partnerlanden over de vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomsten voordoen en meer in het bijzonder de invoering van nieuwe kwantitatieve beperkingen wanneer deze nodig blijken te zijn.
(') (2) (3) (") (5) (6)
Op basis van de Samenwerkingsovereenkomst EEG-Joegoslavië. Nr. 624 van dit Verslag. Bull. EG 2-1982, punt 2.2.8. Bull. EG 12-1982. PB L 76 van 20.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.1.20. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 192.
16e ALG. VERSLAG EG.
270
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ2
Regeling met de preferentiële landen 644. Wat de preferentiële leverancierslanden van de Gemeenschap (') betreft, voerden de onderhandelingen die ϊη·1982 plaatsvonden tot regelingen die in de gevallen Malta en Spanje vooreen periode van twee jaar werden gesloten. Marokko en Tunesië sloten een regeling voor een duur van drie jaar (1982 tot 1984); de regeling met Portugal omvat de periode na de toetreding ; de regeling met Cyprus werd gesloten voor één jaar en kan worden verlengd ; de regeling met Turkije is, wat katoenen garens betreft, slechts voor dejaren 1982 en 1983 geldig. De bilaterale overeenkomst die in het kader van de MVO met Egypte werd gesloten wordt aangevuld door een regeling met betrekking tot katoenen garens. De regelingen bevatten onder andere bepalingen inzake een administratieve samenwerking en voorzien in de mogelijkheid van overleg om moeilijkheden in het handelsverkeer in textielprodukten tussen deze landen en de Gemeenschap te vermijden.
Non-ferrometalen 645. De uitvoerregeling die in 1981 van kracht was werd voor 1982 gehandhaafd: zij omvat toezicht op de uitvoer van resten en afvallen van aluminium en lood en de contingentering van de uitvoer van slakken en resten en afvallen van koper (2). Het contingent voor resten en afvallen van koper werd ten opzichte van dat voor 1981 verhoogd.
(') Cyprus, Malta, Marokko, Tunesië, Turkije, Portugal en Spanje. (2) PB L357 van 12.12.1981. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-3
BETREKKINGEN MET GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN
271
Deel 3
Betrekkingen met de geïndustrialiseerde landen Landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (') 646. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de ondertekening van de vrijhandelsovereenkomsten met de EVA-landen heeft de Raad er 19 juli (2) op gewezen dat de Gemeenschap bijzonder veel belang hecht aan haar betrekkingen met deze landen die zij tot haar voornaamste handelspartners rekent. De Raad heeft zijn voldoening uitgesproken over de uitstekende werking van de overeenkomsten in de laatste tien jaren en wil deze samenwerking nog uitbreiden. Voorts werd de nadruk gelegd op het politieke belang van de solidariteit van Westeuropa in een wereld van crisis waarin het vrije handelsverkeer steeds meer wordt bedreigd. In zijn ministervergadering van 8 november te Genève heeft de EVA-Raad nogmaals opgeroepen tot instandhouding van de vrijhandel en heeft hij zijn sterke bezorgdheid geuit ten aanzien van bepaalde protectionistische maatregelen. 647. Op 19 juli heeft de Raad bovendien in beginsel goedkeuring gehecht aan de vereenvoudiging en rationalisering van de regels van oorsprong van de EVA door middel van invoering bij wijze van proef van een alternatieve percentageregel (3). 648. Zoals in vorige jaren hebben talrijke vergaderingen plaatsgevonden voor gedachtenwisselingen en uitwisselingen van gegevens tussen de diensten van de Commissie en de autoriteiten van de EV A-landen op gebieden als het economisch en monetair beleid, vervoer, milieu-en consumentenbescherming, ontwikkelingshulp, energie- en industriebeleid, overheidssteun, enz. In mei heeft te Brussel een vergadering plaatsgevonden van het secretariaat van de EVA en de diensten van de Commissie (4). 649. Evenals in 1981 (5) hebben in juni en juli besprekingen op ministerniveau met Noorwegen en Zweden plaatsgevonden (6). (') (2) (3) (4) (s) (6)
Finland, IJsland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Zweden, Zwitserland. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.50. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.49. Bull. EG 5-1982, punt 2.2.41. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 720. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.38 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.51.
16e ALG. VERSLAG EG.
272
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
UI-3
650. De Gemengde Comités van de vrijhandelsovereenkomsten zijn in juni, november en december bijeengeweest ('). 651. De staalregelingen met enkele EV A-landen zijn voor 1982 verlengd. De Gemengde Comités EGKS-EVA hebben gesproken over de moeilijke situatie van de markt en de werking van de overeenkomsten. 652. Voorzitter Thorn heeft in april een officieel bezoek gebracht aan Zwitserland (2) en in juni aan Finland en Oostenrijk (3). In juli heeft hij te Straatsburg de voorzitter van het IJslands parlement ontmoet. Verenigde Staten 653. De voortdurende economische recessie in de wereld en de onzekere conjunctuur die daar het gevolg van is veroorzaken een steeds toenemende protectionistische druk van de Amerikaanse industrie- en 1 andbouw lobbies en een steeds meer aggressieve houding ten opzichte van alles wat als „oneerlijke" concurrentie in de internationale economische betrekkingen wordt gevoeld. Dit heeft in 1982 tot talrijke moeilijkheden in de Europees-Amerikaanse relaties geleid. 654. Een reeks contacten tussen de Commissie en de Amerikaanse overheid waarmee in 1981 een begin was gemaakt (4) werd voortgezet ten einde een verslechtering van de betrekkingen over de gehele lijn tegen te gaan, die door een handelsconflict zou kunnen worden veroorzaakt. Naast het traditionele halfjaarlijkse overleg op hoog niveau van februari en november (5) en geregelde bezoeken van leden van de Commissie (6), is op 10 december (7) te Brussel een vergadering gehouden tussen de heer Schultz, Amerikaans staatssecretaris, vergezeld van verschillende ministers, en leden van de Commissie. 655. Op 1 februari (8) is het Amerikaanse ministerie van Handel begonnen met een aantal anti-subsidie- en anti-dumpingonderzoeken betreffende de invoer van een belangrijke reeks ijzer- en staalprodukten uit België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk, waardoor tweederde van de staal') ) 3 ) ") 5 ) 6 ) 7 ) 8 ) 2
Buil. EG 6-1982, punt 2.2.40; Buil. EG 11-1982, punten 2.2.56 en 2.2.57 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 4-1982, punt 2.2.36. Buil. EG 6-1982, punten 2.2.36 en 2.2.39. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 727. Bull. EG 2-1982, punten 1.3.2 tot 1.3.5, 2.2.23 en 2.2.24; Bull. EG 11-1982, punt 2.2.58. Buil. EG 7/8-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.4. Bull. EG 12-1982. Buil. EG 1-1982, punt 2.2.24 en Buil. EG 2-1982, punt 1.3.5. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-3
BETREKKINGEN MET GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN
273
uitvoer van de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, werd bedreigd. Na deze onderzoeken heeft het Amerikaanse ministerie voor Handel in juni (') anti-subsidie- en anti-dumpingsprocedures ingeleid die door de Gemeenschap voor het Staalcomité van de OESO en het Comité „Anti-dumping/anti-subsidies" van de GATT zijn betwist. De ongerustheid hierover is door de Europese Raad in juni (2), door de Raad in juni en juli (3), en door het Parlement (4) om de beurt tot uitdrukking gebracht. Na een poging tot regeling van het geschil in der minne heeft de Gemeenschap gestreefd naar een gedeeltelijke spoedoplossing, alvorens met de regering van de Verenigde Staten te onderhandelen over een algemene overeenkomst (5). Deze onderhandelingen hebben op 21 oktober (6) geleid tot een globale regeling ter beperking van de communautaire uitvoer van ijzer- en staalprodukten naar de Verenigde Staten, waardoor de lopende procedures konden worden beëindigd . Deze regeling heeft betrekking op de periode van 1 november 1982 tot en met 31 december 1985 en bepaalt het niveau van vrijwillige beperking van de communautaire uitvoer naar gelang van de ontwikkeling van het te verwachten verbruik van de Verenigde Staten. De Commissie heeft van haar kant, na instemming van de Raad, op 28 oktober de nodige teksten voor het sluiten van de regeling aangenomen (7). Er zijn echter nog steeds moeilijkheden op staalgebied, gezien de nieuwe klachten ingediend door de Amerikaanse industrie tegen de Europese export van speciale staalsoorten, die niet onder de regeling vallen. 656. Op het gebied van de handel in landbouwprodukten heeft de Amerikaanse regering verschillende klachten van producenten gegrond verklaard (8) volgens welke het bij de communautaire uitvoermaatregelen om oneerlijke handelspraktijken ging, met name met betrekking tot suiker, vruchten in blik, rozijnen en krenten, pluimvee, deegwaren en tarwemeel. Een andere klacht heeft betrekking op de preferentiële tariefregeling die door de Gemeenschap aan de MiddellandseZeelanden wordt toegekend voor citrusvruchten. De Gemeenschap heeft de gegrondheid van deze klachten die thans in behandeling zijn bij de GATT, betwist (9). 657. Op 18 juni heeft president Reagan de draagwijdte van het embargo van 30 december 1981 inzake de uitvoer naar de USSR van aardolie- en gasinstalla(') (2) (3) (4) (s) (6) C) (8) (')
Buil. EG 6-1982, punt 2.2.42. Buil. EG 6-1982, punt 1.5.2. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.44 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.52. PB C 66 van 15.3.1982 en Buil. EG 2-1982, punt 2.4.23 ; PB C 182 van 19.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punt 2.4.12; PB C 238 van 13.9.1982. Bull. EG 7/8-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.3. PB L307 van 1.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.1.16. PB L307 van 1.11.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 1.3.1. Buil. EG 1-1982, punt 2.2.25 en Buil. EG 2-1982, punt 1.3.1 tot 1.3.2. Buil. EG 11-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.3 en 3.4.1.
16e ALG. VERSLAG EG.
274
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ-3
Het handelsverkeer in staal tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten
Invoer uit de Gemeenschap 5 295 000 ton
USA
Totale uitvoer : 29 535 000 ton
EUR 10
De specialisatie van de staalbedrijven in de Gemeenschap en de toenemende concurrentie van de jonge industrielanden nopen de Gemeenschap tot verhoging van zijn uitvoer van hoogwaardig staal. In 1981 heeft zij bijna een vierde van haar staalproduktie uitgevoerd; ongeveer 20% van deze uitvoer ging naar de Verenigde Staten. Deze uitvoer vormde 4,3% van het Amerikaanse verbruik.
HI-3
BETREKKINGEN MET GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN
275
ties (') uitgebreid door nieuwe voorschriften die de verkoop van deze installaties aan de USSR door dochterondernemingen van Amerikaanse maatschappijen in het buitenland, alsmede de levering van dergelijke, onder licentie door buitenlandse, met inbegrip van Europese, ondernemingen vervaardigde installaties verbieden. De bezorgdheid van de Gemeenschap, door de Raad op 21 en 22 juni (2) door de Europese Raad op 28/29 juni (3) en door het Europese Parlement (4), tot uiting gebracht, is bij twee demarches van de Commissie en de voorzitter van de Raad bij het Amerikaanse ministerie in juli en augustus (5) uiteengezet. Tenslotte hebben de Commissie en de voorzitter van de Raad actief deelgenomen aan de besprekingen te Washington begin november. Op 13 november heeft president Reagan de opheffing van het embargo aangekondigd en president Thorn daarvan op de hoogte gebracht; in een verklaring van 15 november heeft de Commissie haar voldoening geuit over dit besluit (6). 658. De Gemeenschap bleef van haar kant kritiek houden op de wetgeving van de Verenigde Staten, met name de instelling van de DISC (7) ; deze houdt sinds 1972 een vorm van subsidie in voor een belangrijk deel van de Amerikaanse uitvoer. Vanaf de toepassing ervan is deze wet door de GATT aangevallen. In de zitting van de Raad van de GATT van 29 juni (8) heeft de Gemeenschap de Verenigde Staten verzocht de wet DISC aan de regels van de GATT aan te passen en op 21 juli heeft zij de Raad van de GATT machtiging verzocht om compenserende maatregelen ten opzichte van de Verenigde Staten te nemen. Op 1 oktober heeft de Amerikaanse administratie meegedeeld dat zij aan het volgende congres zal voorstellen maatregelen te nemen om het DISC-systeem verenigbaar te maken met de bepalingen van de GATT. Canada 659. In 1982 hebben de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Canada enigszins geleden door de druk op het internationale handelsstelsel als gevolg van de voortdurende recessie. De Gemeenschap heeft met ongerustheid vastgesteld dat de
') ) 3 ) 4 ) 2
5
) ) ) 8 )
6
7
Buil. EG 6-1982, punt 2.2.43. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.44. Buil. EG 6-1982, punt 1.5.2. PB C 238 van 13.9.1982 en Buil. EG 7/8-1982, punt 2.4.8; PB C 267 van 11.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.4.11. Bull. EG 7/8-1982, punt 1.1.4. Bull. EG 11-1982, punt 2.2.59. Domestic International Sales Corporation. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.42 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.43.
16e ALG. VERSLAG EG.
276
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ3
Canadese autoriteiten een toenemend aantal maatregelen in toepassing brengen om de concurrentie van het buitenland in bepaalde sectoren van de economie te verlichten ('). Zij heeft bijgevolg ter zake nauw contact gehouden met de Canadese autoriteiten en aldus kon een zekere vooruitgang worden geboekt. In de maand december is een regeling overeengekomen betreffende een compensatie door Canada van de schade die de Gemeenschap wordt berokkend door de Canadese beperkingen van de schoenenimport. Ook werd een aantal antidumpingon derzoeken ten aanzien van communautaire export afgesloten omdat men tot de bevinding kwam dat geen schade bestond. De Commissie verheugt zich des te meer over deze resultaten omdat zij de hoop rechtvaardigen dat de in het jaar 1981 (2) tussen beide partijen tot stand gebrachte constructieve sfeer, in 1983 volledig zal kunnen worden hersteld. 660. In een ongunstig economisch klimaat heeft de economische samenwerking tussen de Gemeenschap en Canada, in het raam van de kaderovereenkomst van 1976 (3), tot een aantal initiatieven en het plegen van overleg (4) geleid. Zo heeft de industriële samenwerking zich in vijf sectoren ontwikkeld: delfstoffen en metalen, uranium en kernindustrieën, bosbouwprodukten, stadsvervoer en ratio neel energiegebruik. Voorts zijn op onderzoek en technologisch en milieugebied nieuwe potentiële samenwerkingsgebieden bepaald. 667. In de in november te Ottawa (s) gehouden vergaderingen van de organisa ties die zijn belast met de aanmoediging en de followup van de met de samen werking verband houdende activiteiten hebben beide partijen de wens gefor muleerd het samenwerkingsterrein uit te breiden tot nieuwe gebieden en de econo mische subjecten actiever hierbij te betrekken.
Japan 662. De betrekkingen met Japan hebben in 1982 nog steeds (6) aanleiding gegeven tot ernstige bezorgdheid in de Gemeenschap (7). In het verstoorde even wicht in het handelsverkeer ten nadele van de Gemeenschap is, ondanks enige afremming van de Japanse uitvoer geen gevoelige verbetering gekomen.
') ) ) 4 ) 5 ) 6 ) 7 ) 2
3
Buil. E G 41982, punt 2.2.37 en Bull. E G 7/81982, punt 2.2.54. Vijftiende Algemeen Verslag, nrs. 728 en 729. PB L 260 van 24.9.1976 en Tiende Algemeen Verslag, nr. 541. Bull. E G 41982, punt 2.2.37; Bull. E G 51982, punt 2.2.42; Bull. EG 61982, punten 2.2.47 en 2.2.48. Bull. E G 111982, punt 2.2.61. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 730. Buil. E G 61982, punt 3.4.1. 16e ALG. VERSLAG EG.
II1-3
BETREKKINGEN MET GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN
277
Na het halfjaarlijks overleg op hoog niveau EEG-Japan dat in januari plaatsvond (') heeft de Commissie in een verslag aan de Raad (2) zijn oordeel gegeven over de verklaring van de Japanse autoriteiten. De Raad heeft vervolgens diverse malen van gedachten gewisseld (3) over de economische en monetaire aspecten (macro-economisch beleid en ontwikkeling van de yen) van de betrekkingen met Japan en vervolgens over de handelsbetrekkingen met dit land, en is overeengekomen de volgende maatregelen na te streven in het kader van een algemene gemeenschappelijke strategie : • voortdurende inspanningen om de eerste oorzaak van de economische wrijvingen aan te pakken, dat wil zeggen de geringe geneigdheid van Japan om te importeren ; • verzoek aan Japan om er tastbare blijken van te geven dat het land in de komende jaren een werkelijk matigingsbeleid ten opzichte van de gehele Gemeenschap zal voeren met betrekking tot zijn uitvoer in de sectoren waar een verhoging ervan tot grote moeilijkheden kan leiden, met name op het gebied van automobielen, kleurentelevisietoestellen en -buizen, bepaalde gereedschapswerktuigen ; • erkenning dat een communautair beleid moet worden ontwikkeld in het kader waarvan de Europese ondernemingen beter in staat zullen zijn een constructieve strategie op te stellen om aan de Japanse concurrentie het hoofd te bieden. In het kader hiervan instelling van een groep op hoog niveau (4) om de vraagstukken te bestuderen die zich voordoen uit het oogpunt van structurele aanpassingen in de industrie in verband met de handelspolitiek. Deze groep dient eveneens het Japanse exportbeleid in het algemeen en de gevolgen ervan voor de Europese industrie te onderzoeken ; • onderzoek van de mogelijkheden voor wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en Japan ten einde tot een evenwichtige samenwerking te komen ; • toepassing ten opzichte van Japan van de procedures van artikel XXIII van de GATT. 663. De tenuitvoerlegging van deze maatregelen is gedurende het gehele jaar ononderbroken voortgezet. De Commissie heeft met name drie overlegvergaderingen (5) met Japan gehouden in het kader van artikel XXIII, lid 1 van de GATT (') (2) (3) (4)
Buil. EG 1-1982, punt 2.2.25. Voor het tweede overleg: Buil. EG 7/8-1982, punt 2.2.56. Bull. EG 2-1982, punt 2.2.25. Buil. EG 2-1982, punt 2.2.26 en Bull. EG 3-1982, punten 2.2.35 en 1.3.5; Bull. EG 12-1982. Bull. EG 4-1982, punt 2.2.40; Bull. EG 5-1982, punt 2.2.45; Bull. EG 9-1982, punt 2.2.31; Bull. EG 10-1982, punt 2.2.38; Bull. EG 11-1982, punt 2.2.63; Bull. EG 12-1982. (5) Bull. EG 5-1982, punt 2.2.43; Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.55; Bull. EG 10-1982, punt 2.2.37. 16e ALG. VERSLAG EG.
278
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ3
en op grond van schriftelijke uiteenzettingen (') van de Gemeenschap waarin wordt aangevoerd dat de „redelijke verwachtingen" met betrekking tot de voor delen die uit de onderhandelingen uit de GATT zouden voortvloeien in het geval van Japan niet zijn gerealiseerd ingevolge de geringe geneigdheid van dit land om industrieprodukten in te voeren. Tijdens dit overleg heeft de Gemeenschap zijn argumenten uiteengezet en daarbij gewezen op de moeilijke toegang tot de Japanse markt in verband met de specifieke structuren van dit land. Zij heeft Japan met name verzocht de handelsbelemmeringen op te heffen en zijn politieke doelstel lingen te richten op verhoging van de invoer van eindprodukten. De Japanse reacties bij dit overleg hebben niet aan de verwachtingen van de Gemeenschap beantwoord. De Japanse delegatie heeft voornamelijk de nadruk gelegd op twee reeksen maatregelen die door haar regering eind januari en mei van dit jaar (2) zijn genomen om de markt voor industrieprodukten van buitenlandse oorsprong open te stellen en op de verklaring van de eerste minister, de heer Suzuki. De Gemeenschap is van oordeel (3) dat bovengenoemde maatregelen in de goede richting gaan en aantonen dat de Japanse regering zich bewust is van het bestaan van ernstige moeilijkheden in de economische betrekkingen met haar partners, met name met de Gemeenschap. Deze besluiten zijn echter, evenals die welke door de Japanse autoriteiten in december (4) zijn aangekondigd, volgens de Gemeenschap, niet in overeenstemming met de omvang van het vraagstuk, noch met de grote verantwoordelijkheden van Japan in de wereld. 664. Op 13 december (4) heeft de Raad nadat hij had'gewezen op het belang van een voortgezette verbetering van het concurrentievermogen van de industrieën van de Gemeenschap besloten over te gaan tot de tweede fase van de procedures van artikel XXIII van de GATT. Bovendien zijn de Japanse autoriteiten verzocht tastbare waarborgen te geven voor een duidelijk omlijnd en doeltreffend mati gingsbeleid voor de gevoelige produkten, ten aanzien van de Gemeenschap in haar geheel. 665. Anderzijds zet de Gemeenschap haar activiteiten in het kader van haar pro gramma voor exportbevordering voort: een dertigtal E uropese bursalen, afkom stig uit de zakenwereld, hebben aan de derde studiestage in Japan deelgenomen. 666. In november werd door het Parlement een resolutie (5) uitgevaardigd met betrekking tot de handelsrelatie met Japan. (') (2) (3) (4) (5)
Buil. E G 41982, punt 2.2.39. Bull. E G 11982, punt 2.2.26; Bull. E G 51982, punt 2.2.44. Bull. E G 61982, punt 2.2.49. Bull. E G 121982. PB C 334 van 20.12.1982 en Bull. E G 111982, punt 2.4.9. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-3
BETREKKINGEN MET GEÏNDUSTRIALISEERDE LANDEN
279
Australië 667. Het bezoek van voorzitter Thorn van 25 tot 28 februari ('), het eerste bezoek aan Australië van een voorzitter van de Commissie, is een van de hoofdpunten geweest in de betrekkingen tussen Australië en de Gemeenschap in 1982. De voorzitter heeft besprekingen gevoerd met de heer Fraser, eerste minister, de heer Anthony, vice-premier, de heer Street, minister van Buitenlandse Zaken en andere federale ministers, alsmede met de eerste minister van West-Australië. Voorzitter Thorn heeft eveneens de sinds april 1981 te Canberra gevestigde delegatie van de Commissie officieel geopend. 668. Ten aanzien van een groot aantal politieke vraagstukken die de westelijke wereld bezighouden bleken de Gemeenschap en Australië in grote mate een overeenstemmend inzicht te hebben. Toch blijven de betrekkingen op economisch gebied enigszins gespannen (')· Australië verwijt de Gemeenschap namelijk de gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor zijn uitvoeren wijst met nadruk op het „steeds meer verstoorde evenwicht in de handelsmogelijkheden". De voornaamste moeilijkheden hebben betrekking op de toegang tot de communautaire markt, maar vooral op de afzetmogelijkheden voor landbouwprodukten van Australië in derde landen. De Gemeenschap van haar kant blijft verontrust over het Australische protectionisme op industriegebied. Voorts wijst zij er op dat de communautaire invoer van grondstoffen aanzienlijk is toegenomen en zich blijft uitbreiden; deze invoer en de communautaire investeringen moeten Australië in staat stellen op middellange en lange termijn de lopende rekening van zijn betalingsbalans met de Gemeenschap te verbeteren. 669. Afgezien van haar contacten met de federale autoriteiten heeft de Commissie in de loop van het jaar eveneens besprekingen gevoerd met een aantal ministers van de deelstaten, met name met die van Nieuw-Zuid-Wales (2) en van WestAustralië (3), alsmede met enkele invloedrijke groepen die mijn- en landbouwkringen vertegenwoordigen (4). Zij heeft ook een belangrijke parlementaire delegatie uit Australië ontvangen (5) die het voornemen heeft in de toekomst weer regelmatige contacten met het Parlement te onderhouden. 670. De heer Dalsager, lid van de Commissie, heeft van 23 tot 27 oktober (6) een bezoek gebracht aan Australië; dit bezoek werd gevolgd door dat van de heer (') (2) (') (4) (5) (6)
Buil. Bull. Bull. Bull. Bull. Bull.
EG EG EG EG EG EG
2-1982, punten 1.4.5. tot 1.4.7. 4-1982, punt 2.2.41. 7/8-1982, punt 2.2.58. 6-1982, punt 2.2.50. 9-1982, punt 2.2.33. 10-1982, punt 2.2.39.
16e ALG. VERSLAG EG.
280
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ3
Nixon, minister van Landbouw, aan Brussel op 29 november ('). Tijdens deze gesprekken zijn beide partijen overeengekomen de dialoog met alle mogelijke middelen, zowel multilateraal als bilateraal, voort te zetten. Dit komt nog meer gelegen omdat Australië zich heeft gedistantieerd van de conclusies van de minis tervergadering van de GATT (2), omdat het van mening was dat de nagestreefde doelstellingen, in het bijzonder bij de bestrijding van het protectionisme, en meer specifiek ten aanzien van de liberalisatie op landbouwgebied, niet werden bereikt.
Nieuw-Zeeland 677. Het bezoek van voorzitter Thorn van 22 tot 25 februari (3), het eerste bezoek van een voorzitter van de Commissie aan NieuwZeeland, was een opmer kelijke gebeurtenis in de betrekkingen tussen de twee partijen in 1982. De voorzit ter heeft besprekingen gevoerd met de heer Muldoon, eerste Minister, de heer Cooper, minister van Buitenlandse Zaken en andere ministers van het Kabinet ; deze hebben er nog eens op gewezen dat NieuwZeeland bijzonder veel belang hecht aan het feit dat de zuivelprodukten en het schapevlees toegang tot de markt van de Gemeenschap blijven behouden. 672. Na dit bezoek heeft de heer Cooper diverse malen de Europese hoofdsteden bezocht (4) om te wijzen op het belang dat door de autoriteiten van zijn land wordt gehecht aan de uitvoermogelijkheden voor boter in 1983. Van zijn kant heeft de heer Dalsager, lid van de Commissie, van 27 oktober tot 1 november (5) een bezoek gebracht aan NieuwZeeland, waar hij een reeks gesprekken over boter en schapevlees heeft gevoerd met de heren Muldoon en Cooper, en andere leden van de regering, alsmede met de voornaamste vertegenwoordigers van de landbouw kringen. 673. In afwachting van de vaststelling van de hoeveelheden boter die het Ver enigd Koninkrijk in 1983 uit NieuwZeeland zal mogen importeren, heeft de Raad in december (6) zijn goedkeuring gehecht aan tijdelijke maatregelen voor januari. Bij diverse gelegenheden, met name in oktober in het Parlement, is gewezen op het belang van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en NieuwZeeland. De Com missie zal er, evenals in het verleden, naar streven dit land zijn handelsverkeer met de Gemeenschap te doen behouden opdat zijn vitale belangen niet onnodig worden getroffen. (') (2) (3) (4) (5) (6)
Buil. E G 111982, punt 2.2.64. Nr. 802 van dit Verslag; Buil. E G 111982, punten 1.1.1 tot 1.1.3 en 3.4.1 tot 3.4.2. Buil. E G 21982, punten 1.4.1 tot 1.4.4. Buil. E G 31982, punt 2.2.38 en Bull. E G 91982, punt 2.2.34. Bull. E G 101982, punt 2.2.40. PB L368 van 28.12.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
III4
E E E B TR KKING N MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
281
Deel 4
Betrekkingen met andere landen en gebieden Middellandse-Zeelanden (') Globaal Middellandse-Zeebeleid 674. Ingevolge de toezeggingen van 1979 (2) heeft de Commissie op 22 juni 1982 (3) bij de Raad een mededeling ingediend betreffende de tenuitvoerlegging van een MiddellandseZeebeleid van de uitgebreide Gemeenschap (4). Zij toont hierin aan dat de crisis van het beleid van de,,globale benadering' van 1972 ( s ), die voornamelijk oorzaak vindt in de verslechtering van de internationale economische situatie en in de interne moeilijkheden van de Gemeenschap, nog zou kunnen worden verergerd door de uitbreiding van de Gemeenschap met Spanje en Portugal. De Commissie geeft dan ook maatregelen aan waarmee door de uitgebreide Gemeenschap een toename van de economische (dus sociale en op langere termijn ook politieke) moeilijkheden kan worden voorkomen van een aantal landen die, afgezien van hun strategisch belang, ook zeer belangrijke handelspartners zijn, aangezien zij meer dan 10 % van haar totale uitvoer afnemen en voor wie zij verreweg hun voornaamste uitvoermarkt is en ook in de toekomst zal zijn. Deze maatregelen berusten op de ontwikkeling van de traditionele handelsstromen ; op een krachtige impuls die aan de commerciële samenwerking wordt gegeven ter voorkoming van crisissituaties in de technische, technologische en financiële samenwerking, met het oog op een betere deelneming van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van deze landen ; op de bevordering van onderlinge samenwerking in het MiddellandseZeegebied.
(') (2) (3) (4)
Met uitzondering van Portugal en Spanje, welke landen in deel 2 van hoofdstuk ΠΙ worden behandeld. Buil. E G 61979, punt 2.2.1. Buil. E G 61982, punten 2.1.2 tot 1.2.3. De in deze mededeling overgenomen richtsnoeren zijn overgenomen in de nota over het communautaire ontwikkelingsbeleid die door de Commissie op 30 september 1982 bij de Raad is ingediend. Bull. EG 91982, punten 1.1.1 tot 1.1.11. (s) Zesde Algemeen Verslag, nr. 380; deze benadering geldt voor alle oeverstaten van de Middellandse Zee die met de Gemeenschap bijzondere betrekkingen wensen te onderhouden, alsmede Jordanië. In verband met de eerste bijzondere associatie met de Gemeenschap is Turkije niet in dit beleid opgenomen. Toch betreft het nieuwe document van de Commissie in grote mate ook dit land, zonder af te doen aan de praktische toepassing van het eigen karakter ervan, in het bijzonder op politiek en institutioneel vlak. 16e ALG. VERSLAG EG.
282
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ4
675. Op basis van de door de Raad vast te stellen richtsnoeren die door de kandidaatlanden moeten worden onderschreven, heeft de Commissie het voorne men oriënterende besprekingen met de MiddellandseZeepartners te voeren. Zij zal vervolgens vóór het sluiten van de toetredingsakten verslag uitbrengen aan de Raad. 676. Onder beklemtoning van de onderlinge afhankelijkheid van de interne en externe MiddellandseZeevraagstukken en derhalve van de oplossingen die hier voor moeten worden gevonden, wijst de Commissie tenslotte op de noodzaak het externe beleid gepaard te doen gaan met krachtige maatregelen ten einde het interne evenwicht te herstellen, met name door middel van de tenuitvoerlegging van geïntegreerde MiddellandseZeeprogramma's die zij momenteel uitwerkt ('), zulks overeenkomstig de verplichting die zij in haar Verslag inzake het mandaat van 30 mei op zich heeft genomen (2). 677. Het Parlement heeft op 17 november (3) een resolutie aangenomen inzake de landbouw in het MiddellandseZeegebied ten overstaan van de vraagstukken betreffende de uitbreiding riaar het zuiden van de Gemeenschap Turkije 678. De betrekkingen tussen de Gemeenschap en Turkije bevonden zich in 1982 in verband met de politieke situatie in dit land in een moeilijke fase. De Gemeen schap heeft de Turkse autoriteiten er herhaaldelijk aan herinnerd dat zij veel belang hecht aan het herstel van de democratie en de volledige eerbiediging van de mensenrechten (4). 679. Deze situatie heeft geleid tot een vertraagde werking van de associatie. De AssociatieraadEEGTurkije is slechts één keer, op het verzoek van dit land, op 2 april op het niveau van ambassadeurs bijeengeweest (5). De besprekingen han delden met name over de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde Turkse garens van katoen. Er werd geen overeenkomst bereikt (6) en de Gemeenschap heeft een definitief antidumpingrecht van 12 %
(') (2) (3) (4)
Nr. 333 van dit Verslag; Buil. E G 61982, punt 1.2.4. Bull. E G 61981, punt 1.2.9 en Veertiende Algemeen Verslag, nrs. 378 en 335. PB C 334 van 20.12.1982. Buil. EG 11982, punten 2.2.27 en 2.4.7; Buil. EG 21982, punt 2.2.48; Buil. EG 31982, punt 1.3.6. ; Buil. EG 7/81982, punten 2.2.59. en 2.4.9.; Bull. E G 121982. (5) Bull. E G 41982, punt 2.2.43. (6) Bull. E G 51982, punt 2.2.48. 16e ALG. VERSLAG EG.
III4
E E E B TR KKING N ME T ANDE RE LANDE N E N GEBIEDEN
283
voor dit produkt ingesteld (')■ Toch zijn de onderhandelingen tussen beide partijen voortgezet; op 30 juli is een wederzijds bevredigende oplossing gevonden in het kader van een regeling betreffende de uitvoer van Turkse garens van katoen naar de Gemeenschap (2). Cyprus 680. Na langdurige besprekingen in de loop van het jaar heeft de Raad tenslotte op 25 oktober (3) zijn goedkeuring gehecht aan de richtlijnen waardoor de Commissie op 8 december onderhandelingen kon opnemen met het oog op het vaststellen van de handelsregeling van toepassing op het handelsverkeer EEGCyprus in 1983 (4). 681. Intussen hebben de Gemeenschap en Cyprus in 1982 opnieuw autonoom de handelsregeling van 1981 toegepast ( s ). 682. Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het Financieel Protocol zijn vorderingen gemaakt ; allekredieten zijn toegekend voor specifieke projecten. Twee nieuwe projecten (drinkwatervoorziening en een saneringsproject voor de stad Nicosia) zijn met name dit jaar ondertekend. 683. In de vergadering op ministerniveau van de Associatieraad EEGCyprus van 25 oktober (6) hebben besprekingen plaatsgevonden over de werking van de overeenkomst en de uitvoering van het besluit van de Associatieraad van 24 november 1980 (7) waarbij de overgang naar de tweede etappe van de over eenkomst wordt vastgesteld. Malta 684. In verband met het verzoek van Malta om bijzondere betrekkingen (8) met de Gemeenschap heeft de Commisie op 13 oktober (9) bij de Raad voorstellen ingediend ten einde de crisissituatie te beëindigen die de betrekkingen tussen beide
(') (2) (■') (4) (5) (6) C) (8) (»)
PB L 126 van 8.5.1982. PB L 246 van 21.8.1982 en Bull. E G 7/81982, punt 2.2.9. Bull. E G 101982, punt 2.2.42. Bull. E G 121982. PB L 374 van 3 0 . 1 2 . 1 9 8 1 ; PB L 190 van 1.7.1982; PB L 371 van 30.12.1982. Bull. E G 101982, punten 2.2.41 en 2.2.42. Buil. E G 111980, punt 2.2.54. Bull. E G 7/81982, punt 2.2.61. Bull. E G 101982, punt 2.2.43.
16e ALG. VERSLAG EG.
284
I U TBRE I I D NG EN BUI TENLANDSE BETREKKI NGEN
ΠΙ4
partijen al enige tijd kenmerkt. De Commissie stelt daarin met name voor bij zondere hulp te verlenen om de ontwikkeling van de Maltese economie te stimu leren; zij beveelt eveneens aan onmiddellijk onderhandelingen te openen over het sluiten van een tweede Financieel Protocol. In afwachting van het openen van onderhandelingen met het oog op het uitwerken van op verdrag berustende handelsregelingen passen Malta en de Gemeenschap autonoom de handelsregelingen van 1980 toe (')■ Joegoslavië 685. Na langdurige onderhandelingen (2) hebben de Gemeenschap en Joego slavië op 1 april een Aanvullend Protocol bij de samenwerkingsovereenkomst ondertekend in verband met de aanpassing daarvan ingevolge de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschappen (3). 686. Voorts is tussen beide partijen een Complementair Protocol tot stand ge komen dat op 26 september is geparafeerd ; hierin wordt de nieuwe regeling van toepassing op de handel in textielprodukten vastgesteld die met ingang van 1 januari 1983 van toepassing is. 687. De Gemengde Commissie EEGJoegoslavië heeft op 2 april te Brussel (4) de werking van de bepalingen van de interimovereenkomst en van het interim financieel protocol (5) onderzocht, zulks met het oog op de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst. Om dit in een meer concreet kader te plaatsen organiseert de Commissie thans een handelsweek die in maart 1983 te Belgrado zal plaatsvinden. Hier kunnen het bedrijfsleven van de LidStaten en van Joegoslavië elkaar ontmoeten en zakelijke contacten leggen op het gebied van economische samenwerking. 688. De Europese Investeringsbank heeft krachtens het Financieel Protocol aan Joegoslavië een lening van 67 miljoen E cu verstrekt voor controle en beheers installaties voor het elektrische net.
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 742; PB L 367 van 23.12.1981 en L 190 van 1.7.1982; PB L 371 van 30.12.1982. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 744. 3 ( ) Buil. E G 11982, punt 2.2.30 en Bull. E G 41982, punt 2.2.44. (4) Bull. E G 41982, punt 2.2.45. (5) Veertiende Algemeen Verslag, nr. 656. 16e ALG. VERSLAG EG.
BETREKKINGEN MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
285
Maghreb-landen (Algerije, Marokko, Tunesië), Machrak-landen (Libanon, Egypte, Jordanië, Syrië) en Israël 689. Kenmerkend voor de betrekkingen van de Gemeenschap met de Maghreben Machrak-landen was in 1982 de ondertekening (') van de Tweede financiële protocollen (2) die tot 31 oktober 1986 geldig zullen zijn. Op 22 november heeft de Raad (3) - na kennisneming van het advies van het Parlement (4) - de vorderingen vastgesteld houdende sluiting van deze protocollen die begin 1983 in werking zouden moeten treden. In de meeste betrokken landen hebben reeds gezamenlijke missies van de Commissie en de EIB plaatsgevonden ten einde de sectoren en de projecten vast te stellen die voor financiering van de Gemeenschap in aanmerking komen (5). Onder deze omstandigheden kan de tenuitvoerlegging van de nieuwe financiële protocollen snel in een actieve fase treden. 690. Op 31 december 1982 waren voor bijna de gehele steun uit hoofde van de Eerste financieringsprotocollen financieringsbesluiten genomen. Van het totale bedrag van 549,4 miljoen Ecu van deze besluiten wordt 275,7 miljoen verstrekt door financiering uit de begroting van de Gemeenschap in de vorm van speciale leningen en giften en bestaat 273,7 miljoen waarvan 28 miljoen in Egypte, uit leningen gefinancierd door de EIB uit eigen middelen (voor de verdeling van de financieringen per sector zie tabel 14). Het restant van de steun waarvoor nog verplichtingen moeten worden aangegaan, vertegenwoordigt 86 % van het totale bedrag dat voor alle financiële protocollen is uitgetrokken. 691. Op het gebied van het handelsverkeer in textielprodukten zijn de regelingen die reeds enkele jaren met Marokko, Tunesië en Egypte zijn gesloten opnieuw (voor 2 of 3 jaar) verlengd (6). Volgens de bepalingen van deze regelingen verplichten de partners zich ertoe, in afwijking van de regels van de samenwerkingsovereenkomsten, hun uitvoer naar de Gemeenschap voor bepaalde textielprodukten te beperken. Voorts zal een in het kader van de Multivezelovereenkomst met Egypte gesloten nieuwe overeenkomst (6) weldra in werking treden.
(') (2) (3) (4) (5) (6)
Buil. EG 5-1982, punt 2.2.50; Bull. EG 6-1982, punt 2.2.55; Bull. EG 10-1982, punt 2.2.44. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 748. PB L337 van 29.11.1982. PB C 334 van 20.12.1982. Bull. EG 4-1982, punten 2.2.48 en 2.2.50; Bull. EG 6-1982, punt 2.2.56. Nr. 643 van dit Verslag.
16e ALG. VERSLAG EG.
286
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-4
692. De reeks onderhandelingen met het oog op het vaststellen van overgangsmaatregelen voor de toepassing door Griekenland van de samenwerkingsovereenkomsten zijn met de Maghreb- en Machrak-landen voltooid met de vaststelling van de protocollen met Algerije en Tunesië. 693. Op het gebied van de instellingen heeft slechts een enkele vergadering plaatsgevonden: de Samenwerkingsraad EEG-Egypte heeft op 25 mei te Brussel (') zijn tweede zitting gehouden; hierin werd voornamelijk gesproken over de resultaten van de overeenkomst en van gedachten gewisseld over de toekomstige samenwerking tussen de beide partners. 694. Over de gebeurtenissen in Libanon is in het kader van de Gemeenschap herhaaldelijk grote bezorgdheid uitgesproken (2). Er werd een gehele reeks maatregelen getroffen in verband met de verstrekking van voedselhulp en spoedhulp ten behoeve van de door de oorlog getroffen bevolking. Deze steun vertegenwoordigt een waarde van respectievelijk ongeveer 10 en 12 miljoen Ecu. Bovendien hebben de Gemeenschap en de Lid-Staten zich herhaaldelijk bereid verklaard om deel te nemen aan de wederopbouw van Libanon. Op de begroting voor 1983 is reeds een bijzondere post opgenomen ter financiering van de bijdrage van de Gemeenschap aan een dergelijke actie. Deze hulp zal worden toegevoegd aan de buitengewone hulp van de Europese Investeringsbank (te verstrekken tot een maximum van 50 miljoen Ecu in de vorm van leningen tegen normale marktvoorwaarden) waartoe in november werd besloten ingevolge een vroeger verzoek van de Libanese regering. 695. Op 11 januari is te Brussel een vergadering van het Samenwerkingscomité EEG-Israël gehouden, waarin voornamelijk werd gesproken over de resultaten van de overeenkomst en de vraagstukken in verband met de uitbreiding van de Gemeenschap. Wat betreft de aan Israël in het kader van het Eerste Financieel Protocol verleende steun ten bedrage van 30 miljoen Ecu in de vorm van leningen van de EIB waren per 31 december voor het gehele bedrag betalingsverplichtingen aangegaan. De leningen zijn bestemd voor verrichtingen ten behoeve van kleine en middelgrote bedrijven.
(') Buil. EG 5-1982, punt 2.2.49. (2) Bull. EG6-1982, punt2.2.57;Bull. EG9-1982, punten2.2.39en volgende;Bull. EG 10-1982, punt2.2.23en Bull. EG 11-1982, punt 2.2.67. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-4
BETREKKINGEN MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
287
In verband met de invasie van Israël in Libanon heeft de Gemeenschap besloten (1 ) het Tweede Financieel Protocol met dit land niet te ondertekenen en de vergadering van de samenwerkingsraad op ministerniveau in juli niet te doen doorgaan.
TABEL 14 Verdeling van de financieringsbesluiten voor de Maghreb- en Machrak-landen (Commissie en EIB) per 31 december 1982 (') Totaal
Maghreb-landen (miljoen Ecu)
(miljoen Ecu)
miljoen Ecu
%
Landbouw Industrie Infrastructuur Opleiding Wetenschappelijke samenwerking Industriële samenwerking Technische samenwerking Handelsbevordering
15,6 33,0 173,1 34,0 6,3 4,1 3,4 1,7
18,7 88,6 134,5 17,4 11,5 4,1 3,2 0,2
34,3 121,6 307,6 51,4 17,8 8,2 6,6 1,9
6,3 22,9 56,0 9,4 3,2 1,4 1,2 0,3
Totaal
271,2
278,2
549,4
100
{') Voor de financieringen van de EIB zie eveneens hei Jaarverslag van de Bank.
Euro-Arabische dialoog 696. In 1982 hebben geen vorderingen plaatsgevonden in de werkzaamheden van de Euro-Arabische dialoog. Noch de groep ad hoc belast met de voorbereiding van een Euro-Arabische vergadering op ministerniveau (2), noch de Euro-Arabise he , ,task force" die was ingesteld om de werkzaamheden op economisch en technisch gebied te bevorderen, zijn in de loop van het jaar bijeengeweest. Er hebben slechts enkele ontmoetingen van technische aard tussen beide partijen plaatsgevonden. Van Arabische zijde heeft men in november de voorzitter en de Commissie laten weten dat men bereid is zonder meer de dialoog in al zijn aspecten te hervatten, d.w.z. zowel op politiek als op economisch en technisch gebied.
(') Buil. EG 6-1982, punt 2.2.67 (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 753. 16e ALG. VERSLAG EG.
288
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ4
Landen van de Perzische Golf en het Arabisch schiereiland 697. De Commissie heeft in de loop van het afgelopen jaar haar banden met een aantal Arabische organisaties uitgebreid: na begin 1982 een briefwisseling met de ECWA (Economie Commission for Western Asia) te hebben ondertekend heeft zij op 7 juni (') namens de Gemeenschappen met de Raad voor Arabische E co nomische E enheid een overeenkomst inzake technische samenwerking onderte kend. Tenslotte is op 9 juni (2), de heer Abdulla Yacoub Bishara, secretaris generaal van de Raad voor Samenwerking van de Golfstaten, door de Commissie te Brussel ontvangen ; het betrofeen voorlichtingsbezoek en had in hoofdzaak tot doel de secretarisgeneraal in te lichten over de doelstellingen, de werking en de structuur van de Gemeenschap ten einde de ervaring van laatstgenoemde ten goede te doen komen aan zijn instelling.
Aziatische landen Associatie van Zuidoostaziatische naties (3) 698. De Gemeenschap heeft in juni te Singapore deelgenomen aan de ,,post ministeriële dialoog" die de ministers van Buitenlandse Zaken van de ASE AN landen elk jaar met hun belangrijkste partners houden (4). De dialoog tussen de Gemeenschap en ASE AN had betrekking op politieke en economische vraag stukken. Voorts zij diverse aspecten van de betrekkingen tussen beide partijen besproken in een vergadering van het Gemengd samenwerkingscomité (in november te Thai land) (5) alsmede in een conferentie die in september onder auspiciën van de Gemeenschap te Brussel was georganiseerd (6). Bovendien hebben in januari en september studiedagen plaatsgevonden om de ASE ANlanden meer bewust te maken van het potentieel van de E uropese markten (7). 699. E en belangrijke samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeenschap en Thailand betreffende de produktie, de afzet en de'verhandeling van maniok is in april geparafeerd en in september ondertekend (8). (') (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
Buil. E G 61982, punt 2.2.67. Bull. E G 61982, punt 2.2.66. Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore en Thailand Bull. E G 61982, punt 2.2.65. Bull. E G 111982, punt 2.2.72. Bull. E G 91982, punt 2.2.47. Bull. E G 11982, punt 2.2.35 en Bull. E G 91982, punt 2.2.48. PB L 219 van 28.7.1982; Buil. E G 41982, punten 2.2.57 en 2.2.58 en Bull. E G 91982, punt 2.2.49. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-4
BETREKKINGEN MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
289
Zuid-Azië 700. De eerste vergadering van de Gemengde commissie EEG-India, vastgesteld in het kader van de in 1981 ondertekende overeenkomst inzake economische en commerciële samenwerking (') heeft in januari te New Delhi plaatsgevonden (2). Ter gelegenheid van deze vergadering werden in vier Indiase steden studiedagen gehouden om het bedrijfsleven voor te lichten over de rol van de Gemeenschap. Voorts is in juni een werkgroep van de Gemengde commissie bijeengekomen om de voornaamste tussen beide partijen bestaande handelsvraagstukken te bespreken. Ook in de industriële sector werd de samenwerking in het afgelopen j aar intensiever ; in november werden in drie Lid-Staten studiedagen georganiseerd (3) om het bedrijfsleven voor te lichten over de mogelijkheden van gemeenschappelijke ondernemingen en andere vormen van samenwerking. De in 1982 toegenomen activiteiten tussen de Gemeenschap en India werden in november bekroond met het officiële bezoek van de heer Thorn (4), die daar besprekingen voerde met de Eerste minister en andere leden van de regering ; de voorzitter heeft voorts tijdens de handelsbeurs van Delhi officieel een Europese Dag geopend. 701. In een vergadering in maart van de Gemengde commissie EEG- Pakistan (5) zijn tussen beide partijen oriënterende besprekingen geopend met het oog op een nieuwe en ruimere samenwerkingsovereenkomst. De gebeurtenissen in Afghanistan en de sterke toeneming van het aantal vluchtelingen in de grensgebieden van Pakistan blijven een bron van bezorgdheid voorde Gemeenschap die aanzienlijke materiële hulp voor de vluchtelingen blijft geven. 702.
Met Sri Lanka is een begin gemaakt met samenwerking op energiegebied.
703. De Gemeenschap heeft haar hulpprogramma aan Bangladesh voortgezet, zowel in de vitale sector van de voedselhulp als op het gebied van de inspanningen die zij verricht met het oog op het herstel van de economie van het land. Om deze
(') (2) (-1) (") (5)
Vijftiende Bull. EG Bull. EG Bull. EG Bull. EG
Algemeen Verslag, nr. 782. 1-1982, punt 2.2.36. 11-1982, punt 2.2.74. 11-1982, punt 2.2.73. 3-1982, punt 2.2.50.
16e ALG. VERSLAG EG.
290
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ4
inspanningen uit te breiden is te Dacca een plaatselijk adviseur benoemd die onder gezag staat van de delegatie van de Commissie voor Zuid en ZuidoostAzië te Bangkok. 704. In april heeft voor de eerste keer een voorlichtingsdelegatie een bezoek aan Nepal gebracht, waarbij het voornaamste doel was te onderzoeken welke projecten voor hulp in aanmerking komen (' ). Een bezoek van de voorzitter van de Commissie in november voor een gedachtenwisseling met de Nepalese regering heeft de betrekkingen tussen Nepal en de Gemeenschap nog verstevigd (2). 705. In juli heeft een technische delegatie voor het eerst Bhutan bezocht om te onderzoeken welke steun aan projecten kan worden gegeven en zich op de hoogte te stellen van de situatie van het land. 706. Het bezoek dat de heer U. Maung Shein, onderminister van Financiën van Burma, in september aan de Commissie heeft gebracht (3) betekende een hervatting van de contacten tussen dit land en de Gemeenschap.
Landen in Latijns-Amerika Dialoog EEGLatijnsAmerika 707. In verband met het Zuidatlantisch conflict hebben de twee voor 1982 geplande bijeenkomsten tussen de GRULA (groep van bij de Gemeenschappen geaccrediteerde Latijnsamerikaanse ambassadeurs) en de Gemeenschap in het kader van de „hernieuwde dialoog" (4) op verzoek van de niet met de Ge meenschap geassocieerde Latijnsamerikaanse leden van de GRULA niet plaats gevonden. Andesgroep (5) 708. De heer Burke, lid van de Commissie, heeft deze Commissie vertegen woordigd bij de inhuldigingsplechtigheid van de constitutionele president van
(') (2) (J) C) (5)
Buil. E G 41982, punt 2.2.61. Bull. E G 111982, punt 2.2.75. Bull. E G 91982, punt 2.2.50. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 790. Bolivia, Columbia, E cuador, Peru, Venezuela. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-4
BETREKKINGEN MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
291
Bolivia, de heer Hernán Siles Suazo, welke op 10 oktober te La Paz plaatsvond (')· Bij deze gelegenheid heeft de heer Burke de Boliviaanse president in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om de communautaire ontwikkelingshulp aan Bolivia te hervatten en te intensifiëren, welke steun, zoals bekend, onderbroken werd op het moment van de staatsgreep in juli 1980 (2), alsmede van het verlangen van de Gemeenschap om de onderhandelingen met het Andes-Pact onverwijld te hervatten. Voort heeft het Parlement - in een op 15 oktober aangenomen resolutie (3) - de terugkeer van Bolivia tot de democratie toegejuicht. Brazilië 709. Na voltooiing van de hiertoe nodige interne procedures is de kaderovereenkomst voor samenwerking EEG-Brazilië (4) op 1 oktober 1982 (5) in werking getreden. Deze overeenkomst is gesloten voor een eerste periode van vijf jaar en biedt een soepel en stabiel institutioneel kader voor de commerciële en economische betrekkingen die zich in het laatste decennium tussen beide partijen geleidelijk hebben ontwikkeld. In dit verband heeft vice-voorzitter Haferkamp, tijdens zijn officieel bezoek aan Brazilië van 3 tot 6 november, het eerste gedeelte van een communautaire lening voor het mijnproject te Carajás ondertekend (6). Argentinië 710. Ingevolge de invasie door het Argentijnse leger van de Falklandeilanden, een van het Verenigd Koninkrijk afhankelijk en met de Gemeenschap geassocieerd gebied, heeft de Gemeenschap, mede in verband met de weigering van Argentinië om Resolutie 502 van de Veiligheidsraad uit te voeren, besloten de invoer van oorsprong uit dit land op te schorten (7). Deze op 16 april in werking getreden schorsing is op 22 juni door de Raad, na akte te hebben genomen van de door de minister van Buitenlandse Zaken van de Tien aan de vooravond afgelegde verkla-
(') (2) (3) C) (5) (6) (7)
Buil. EG 10-1982, punt 2.2.51. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 698. PB C 292 van 8.11.1982. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 696; PB L 281 van 4.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.2.51. PB L293 van 19.10.1982. Buil. EG 7/8-1982, punt 2.2.72 en Buil. EG 11-1982, punt 2.2.76. PB L 102 van 16.4.1982 en Buil. EG 4-1982, punten 1.1.1. e.v.
16e ALG. VERSLAG EG.
292
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ4
ring over de situatie in het Zuidatlantische gebied na de Argentijnse militaire nederlaag ('), ingetrokken. CentraalAmerika 711. Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van maart jongst leden (2) heeft de Commissie op 1 juni bij de Raad (3) een voorstel ingediend betreffende bijzondere maatregelen voor de economische en sociale ontwikkeling in CentraalAmerika. Dit voorstel is herhaaldelijk besproken (4) door de Raad die tot slot op 22 november besloot (5) de normaal voor de Centraal amerikaanse landen voor 1982 vastgestelde steun met 30 miljoen E cu te verhogen. Deze steun zal voornamelijk worden gebruikt voor de financiering van de projecten voor platte landsontwikkeling die in het kader van de tenuitvoerlegging van agrarische her vormingsprogramma's passen. Door deze verhoging kan de oorspronkelijk be oogde steun praktisch verdubbeld worden en hieruit blijkt wel dat de Gemeenschap wil deelnemen aan de inspanningen tot stabilisatie, in sociaaleconomisch opzicht, van het Centraal amerikaanse gebied. Op 19 november (6) sprak het Parlement zich voor het voorstel van de Commissie uit. Landen met Staatshandel China 712. Tijdens zijn officieel bezoek (7) aan China (van 12 tot 19 juni), waar hij met name de Eerste minister, de heer Zhao Ziyang, heeft ontmoet, heeft vicevoorzitter Davignon de leden van de Chinese regering in kennis gesteld van de bezorgdheid van de Gemeenschap over de geleidelijke achteruitgang van haar marktaandeel in China en een aantal voorstellen gedaan om de samenwerking te intensiveren.
(') (2) (3) (") (5) (<■) (7)
PB L 177 van 22.6.1982; Bull. E G 51982, punten 1.1.5 en 2.2.68; Bull. E G 61982, punt 2.2.69. Bull. E G 51982, punt 2.2.62. Buil. E G 31982, punt 1.3.6. Buil. E G 61982, punt 1.5.6 en Bull. E G 7/81982, punt 2.2.73. Bull. E G 111982, punt 2.2.77. PB C 334 van 20.12.1982. Bull. E G 61982, punt 2.2.70. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-4
BETREKKINGEN MET ANDERE LANDEN EN GEBIEDEN
293
713. Voorts heeft een delegatie van hoge Chinese ambtenaren in februari een bezoek aan de Commissie gebracht (') om vervolgens in de Gemeenschap voorlichtingsbezoeken over energievraagstukken af te leggen. Bovendien heeft de Commissie in juli te Brussel voor de bedrijven in de Gemeenschap studiedagen georganiseerd, tijdens welke Chinese vertegenwoordigers·de vraagstukken in verband met de reorganisatie van de regeling inzake de externe handel in China hebben uiteengezet (2). 714. In de vierde zitting van de Gemengde Commissie EEG-China van 11 en 12 november te Brussel (3) verklaarden beide partijen over het algemeen tevreden te zijn over de ontwikkeling van het handelsverkeer sinds de inwerkingtreding van de handelsvovereenkomst (4) en zij legden de nadruk op de aanwijzingen op grond waarvan op een grotere ontwikkeling van het handelsverkeer in de toekomst kan worden gerekend. Zij kwamen overeen om de geldigheidsduur van de overeenkomst, die normaliter op 31 mei 1983 zou aflopen, met één jaar te verlengen. USSR 715. In verband met de ontwikkeling van de situatie in Polen heeft de Raad op 15 maart (5), op grond van een voorstel van de Commissie van februari (6), zijn goedkeuring gehecht aan een verordening houdende beperkingen van de invoer in de Gemeenschap van bepaalde produkten van oorsprong uit de USSR. Op 23 december werd deze verordening tot en met 31 december 1983 verlengd (7). 716. Het Parlement heeft van zijn kant op 8 maart (8) een resolutie betreffende de uitvoer van landbouwprodukten van de Gemeenschap naar de USSR aangenomen. Polen 717. Over de politieke situatie in Polen is in het kader van de Gemeenschap herhaaldelijk grote bezorgdheid geuit (9). De Raad heeft op 25 januari (10) (') (2) (') (4) (5) (<·) (7) (") C) (I0)
Buil. EG 2-1982, punt 2.2.46. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.75. Bull. EG 11-1982, punt 2.2.79. Twaalfde Algemeen Verslag, nr. 528. PB L 72 van 16.3.1982 en Bull. EG 3-1982, punt 2.2.52. Bull. EG 2-1982, punt 2.2.45. PB L 3 6 5 van 24.12.1982. PB C 87 van 5.4.1982. Buil. EG 1-1982, punt 2.4.7. en Buil. EG 3-1982, punt 1.3.6. Bull. EG 1-1982, punt 2.2.38.
16e ALG. VERSLAG EG.
294
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-4
besloten de commerciële steun aan Polen geheel of gedeeltelijk om te zetten in humanitaire hulp door bemiddeling van niet-gouvernemeniele organisaties. Deze steun bedroeg 17,5 miljoen Ecu. In december heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een aanvullende steun ten bedrage van 9,5 miljoen Ecu voor de periode januari tot en met augustus 1983. Roemenië 718. De Gemengde commissie EEG-Roemenië heeft op 2 en 3 december te Boekarest haar tweede zitting gehouden ('). De delegatie van de Commissie, die onder leiding van de heer Haferkamp stond, betreurde de sinds twee jaar geconstateerde ongunstige ontwikkeling van het handelsverkeer met Roemenië, doch bevestigde opnieuw dat de doelstellingen van de overeenkomsten met dit land onaangetast blijven. In dit perspectief is de Gemeenschap bereid een reeks maatregelen te nemen ten einde de toegang voor Roemenië tot de communautaire markt uit te breiden. Voorts werd overeengekomen om op het niveau van de deskundigen van beide partijen een diepgaande studie te maken van het Roemeense voorstel om een nieuwe overeenkomst inzake economische samenwerking te sluiten, welke verder reikt dan de huidige handelsovereenkomst. * *
*
719. De Raad heeft, zoals elk jaar, op 21 december een besluit goedgekeurd betreffende de invoercontingenten die door de Lid-Staten ten opzichte van de landen met Staatshandel voor 1983 moeten worden geopend. Ten aanzien van de betrekkingen met de landen met Staatshandel en de COMECON is op 11 oktober een resolutie van het Parlement aangenomen (2).
(') Bull. EG 12-1982. (2) PB C 292 van 8.11.1982. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
295
Deel 5
Ontwikkelingssamenwerkingo Noord-Zuidbetrekkingen 720. In het kader van de Noord-Zuidbetrekkingen is ook in 1982 (2) getracht de in de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 1979 (3) in het vooruitzicht gestelde globale onderhandelingen aan te knopen. Zo sprak de Europese Raad zich tijdens diens op 29 en 30 maart te Brussel gehouden vergadering (4), uit voor een actief ontwikkelingsbeleid ten gunste van de ontwikkelingslanden en hoopte dat de Noord-Zuiddialoog spoedig weer op gang zou worden gebracht. De daartoe op 30 maart door de „Groep van 77" ingediende ontwerp-resolutie zag de Gemeenschap als een goede basis daarvoor. Tijdens de te Versailles gehouden westerse economische Topconferentie, waarop de Gemeenschap, bij de pogingen om tot overeenstemming tussen de westerse landen te komen (5), een belangrijke rol heeft gespeeld, zijn enkele wijzigingen daarin voorgesteld. Ondanks deze toenaderingen kon op de 37e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (6), helaas geen consensus worden bereikt. De Gemeenschap wil echter van elke gelegenheid om de Noord-Zuiddialoog weer op gang te brengen, gebruik maken. Zo heeft zij de Raad in december (7) een mededeling doen toekomen, met de algemene politieke beleidslijnen, die de Gemeenschap bij de voorbereiding van de zesde UNCTAD-conferentie, die in juni 1983 in Belgrado zal worden gehouden, zou moeten volgen.
De honger in de wereld 721. De Gemeenschap heeft in 1982, in de lijn van het door de Commissie voorgestelde en door de Raad in december 1981 goedgekeurde actieprogramma ter bestrijding van de honger in de wereld, verschillende maatregelen getroffen. (') (2) (3) (") (5) (6) C)
Zie eveneens bepaalde landen en regio's onder hoofdstuk III, deel 5. Vijftiende Algemeen Verslag, nrs. 654 tot 657. Dertiende Algemeen Verslag, nr. 521. Buil. EG 3-1982, punt 1.3.5. Buil. EG 6-1982, punt 3.4.1. Nr. 778 van dit Verslag. Bull. EG 12-1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
296
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
I1I-5
722. Zo heeft de Commissie in verband met de in het actieprogramma opgenomen voedselstrategieën bij verscheidene landen poolshoogte genomen. In juni (') heeft de Raad zijn instemming betuigd met de keuze van Mali, Kenia en Zambia en in november (2) Rwanda als modellanden voor het communautair beleid tot ondersteuning van de nationale voedselstrategieën. Besloten is dat de Commissie nog andere ontwikkelingslanden zal contacteren. 723. Voorts heeft de Commissie in juni (3) een speciaal actieprogramma tot bestrijding van de honger in de wereld ingediend, waarvoor 184 miljoen Ecu beschikbaar zou worden gesteld en dat in drie groepen maatregelen uiteenvalt: spoedmaatregelen, maatregelen tot ondersteuning van de voedselstrategieën en thematische acties. De begrotingsautoriteit heeft uit hoofde van dit programma ingestemd met kredietoverschrijvingen voor slechts enkele projecten in niet-geassocieerde landen, onder meer in Midden-Amerika (58 miljoen Ecu) ; acties van niet-gouvernementele organisaties (8 miljoen Ecu) en spoedmaatregelen (35 miljoen Ecu). Door het ontbreken van een besluit over de strekking van het programma ter bestrijding van de honger in de wereld, heeft de Raad geen kredieten op een specifiek daarvoor bestemde lijn kunnen opvoeren (4). Over het door de Commissie voorgestelde, speciale programma zijn op 16 en 17 juni in het Parlement geanimeerde debatten gehouden (s) tussen de voorstanders van twee tegengestelde opvattingen: volgens de heer Pannella (Ind.Il) zou een onmiddellijke actie moeten worden gevoerd door hulp ter waarde van 5 miljard USD beschikbaar te stellen. Volgens de heer Michel (EVP/B) zouden daarentegen voedselstrategieën op lange termijn moeten worden uitgewerkt, waarmee de landbouwproduktie in de ontwikkelingslanden kan worden opgevoerd. Deze twee benaderingen zijn volgens sommigen echter niet noodzakelijk strijdig met elkaar doch vullen elkaar veeleer aan. De meerderheid van het Parlement heeft zich tenslotte uitgesproken tegen het door de heer Pannella voorgestelde spoeddebat en de „resolutie-Michel" aangenomen.
(') (2) (3) (4) (5)
Buil. EG 6-1982, punt 2.2.20. Bull. EG 11-1982, punt Buil. EG 6-1982, punten 1.3.1. tot 1.3.7. Nr. 81 van dit Verslag. PB C 182 van 19.7.1982 en Buil. EG 6-1982, punten 1.3.6. en 2.4.7. 16e ALG. VERSLAG EG.
I1I-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
297
724. Ten slotte heeft de Commissie de Raad in oktober een memorandum voorgelegd over het communautair ontwikkelingsbeleid ('), waarin de desbetreffende principes en beleidslijnen voor het komende decennium worden uiteengezet. In dit document herinnert de Commissie onder meer aan het belang van een agrarische ontwikkeling en een zelfstandige voedselvoorziening in de ontwikkelingslanden; ook wordt daarin de bij de steun aan voedselstrategieën opgedane ervaring in een ruimer kader geplaatst. 725. Eveneens in het kader van de strijd tegen de honger in de wereld heeft de Gemeenschap deelgenomen aan de door de Italiaanse regering van 26 tot 29 april (2) georganiseerde „ontmoeting te Rome". Ook was zij aanwezig op de achtste ministerzitting van de Wereldvoedselraad die van 21 tot 24 juni te Acapulco plaatsvond (3). 726. In november (4) heeft de Raad het memorandum van de Commissie over het communautair ontwikkelingsbeleid bestudeerd en het belang daarvan onderstreept. Ook heeft de Raad de in de mededeling van de Commissie over de strijd tegen de honger in de wereld aan de orde gestelde vraagstukken besproken alsmede de ontwerp-conclusies inzake hulp voor onderhoud ; ten slotte heeft de Raad conclusies over communautaire ontwikkelingshulp, mede afgestemd op de positie van de vrouw in de ontwikkelingslanden, goedgekeurd. Tijdens zijn op 3 en 4 december gehouden vergadering heeft de Europese Raad zich gelukkig geprezen met hetgeen de Raad, uit hoofde van het initiatief van de Commissie, op het gebied van de betrekkingen van de Gemeenschap met de ontwikkelingslanden, heeft gedaan (5).
Voedselhulp en spoedhulp 72 7. Voor het eerst sedert de totstandkoming van het wereldvoedselprogramma heeft de Gemeenschap - in maart te New York - deelgenomen aan de conferentie waaropde bijdragen vanalle „donors" van het wereldvoedselprogramma worden bekendgemaakt. De Gemeenschap heeft daarbij toegezegd in de periode 1983/1984 voor het normale voedselhulpprogramma een minimumhoeveelheid van 55 000 ton graan, 32 000 ton magere-melkpoeder en 6 000 ton butteroil te leveren alsmede per jaar 30 000 ton graan beschikbaar te stellen voor de internationale voedselreserve voor spoedhulp (waarde tegen wereldmarktprijs: 138 miljoen Ecu).
(') (2) (3) (") (5)
Nr. 608 van dit Verslag en Buil. EG 9-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.11 en 2.2.12. Bull. EG 4-1982, punt 2.2.16. Nr. 795 van dit Verslag en Bull. EG 6-1982, punt 2.2.32. Bull. EG 11-1982, punt 2.2.19. Bull. EG 12-1982.
16e ALG. VERSLAG EG.
298
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
728. Op 3 december heeft de Raad (') de kaderverordening vastgesteld betreffende het beleid inzake voedselhulp en het beheer daarvan (2) waarover de Raad in september 1981 (3) een gemeenschappelijke beleidslijn had vastgesteld en waarover het Parlement in februari jongstleden (4) was geraadpleegd. Deze verordening, die de juridische basis vormt voor de voedselhulpacties van de Gemeenschap, bepaalt dat de Raad de hoofdlijnen van de te voeren acties vaststelt (bijvoorbeeld lijst en kwaliteit van de te leveren produkten, lijst van de landen en instellingen die in aanmerking kunnen komen, enz.), terwijl de Commissie, na raadpleging van een beheerscomité, de hoeveelheden, aan de verschillende begunstigde landen en instellingen te leveren voedingsprodukten vaststelt. 729. De voedselhulpprogramma s voor 1982 (5) betroffen 927 663 ton graan, 45 000 ton butteroil en 150 000 ton magere-melkpoeder. De totale waarde daarvan bedraagt 662,3 miljoen Ecu (tegen 625,5 miljoen Ecu in 1981), verdeeld als volgt: 197,4 miljoen Ecu voor graan, 191,4 miljoen Ecu voor butteroil, 212,4 miljoen Ecu voor magere-melkpoeder en 61,1 miljoen Ecu voor het vervoer ervan. De Gemeenschap heeft eveneens ingestemd met voedselhulp ten bedrage van 12,8 miljoen Ecu in de vorm van andere produkten als suiker, plantaardige olie, bonen, enz. (6). Zo werden verscheidene acties goedgekeurd of zullen binnenkort worden goedgekeurd: 350 ton koolzaadolie aan het UNHCR (vluchtelingen in Thailand); 2 000 ton koolzaadolie en 1 500 ton suiker aan het UNHCR (Afghaanse vluchtelingen) ; 2 700 ton koolzaadolie en 1 500 ton bonen aan Nicaragua; 350 ton suiker aan Sri Lanka ; 500 ton bonen aan El Salvador (CRS) ; 100 ton bonen aan Honduras (UNHCR) en 400 ton bonen aan Nicaragua. 730. Nadat de voorzitters van het Parlement, de Raad en de Commissie op 30 juni en gezamenlijke verklaring inzake de begrotingsprocedure („tripartiteoverleg") (7) hadden ondertekend, heeft de Commissie de Raad in oktober (8) een aanvullend programma voor voedselhulp in de vorm van graan voor 1982 (160 300 ton) ter goedkeuring voorgelegd; bedoeling daarvan was de globale hoeveelheid te laten overeenstemmen met de hoeveelheid van het oorspronkelijk door haar voorgestelde en vervolgens door het Parlement goedgekeurde programma (1 087 000 ton). De Raad had in april (9) namelijk ingestemd met een graan(') (2) (') (4) (5) (6) (7) (8) O
PB L 352 van 14.12.1982 en Bull. EG 12-1982. PB C 26 van 30.1.1979 en Dertiende Algemeen Verslag, nr. 515. Bull. EG 9-1981, punt 2.2.16. Bull. EG 2-1982, punt 2.2.13. PB L 120 van 1.5.1982 en Buil. EG 4-1982, punt 2.2.20. PB L31 van 8.2.1982. PB C 194 van 28.7.1982 en Buil. EG 6-1982, punten 1.1.1. tot 1.1.5. Bull. EG 10-1982, punt 2.2.20. PB L 120 van 1.5.1982 en Bull. EG 4-1982, punt 2.2.20. 16e ALG. VERSLAG EG.
III5
E E E ONTWIKK LINGSSAM NW RKING
299
programma voor circa 927 000 ton. Op 3 december ( ' ) heeft de Raad besloten deze hoeveelheid te verhogen met 73 000 ton. 731. Met de in december 1981 (') goedgekeurde uitzonderlijke hulp van 40 miljoen E cu voor de minst ontwikkelde landen heeft de Gemeenschap kunnen voorzien in voedselbehoeften van de armste landen ; het ging daarbij, afgezien van de gebruikelijke produkten, ook om produkten als bonen, koolzaadolie, gierst, suiker en witte maïs. 732. Overeenkomstig de resolutie van de Raad van november 1980 (3) inzake de doelstellingen van de beveiliging van de voedselvoorziening, heeft de Com missie de Raad eind september twee meerjarige programma's betreffende zuivel produkten voorgelegd, en wel één voor Honduras en één voor Tunesië. 733. De spoedhulp die in de loop van het jaar aan de ACSstaten en de landen en gebieden overzee is verleend, beliep ongeveer 19 miljoen Ecu voor 17 besluiten. De hulp diende ter leniging van situaties als gevolg van politieke gebeurtenissen of natuurrampen zoals cyclonen, overstromingen, droogte en epidemieën. De belang rijkste acties betroffen: vluchtelingen in Somalia (5 miljoen E cu), Rwanda (2 miljoen E cu), Ethiopië (1,8 miljoen E cu), Zaïre (700 000 Ecu), slachtoffers van cyclonen in Tonga ( 1,4 miljoen Ecu) en Madagascar (1,1 miljoen Ecu) en tenslotte slachtoffers van de droogte in Zimbabwe (1 miljoen E cu). 734. De aan andere ontwikkelingslanden en derde landen verstrekte spoedhulp bereikte circa 75 miljoen E cu voor 31 besluiten en kwam ten goede aan een tiental landen. Deze grotendeels via internationale of nietgouvernementele organisaties verleende hulp diende vooral voor het opvangen van noodtoestanden die waren veroorzaakt door politieke gebeurtenissen: vluchtelingen en ontheemden (35 mil joen E cu), Polen (27 miljoen E cu) en Libanon (10 miljoen E cu).
Algemene tariefpreferenties 735. De Raad heeft op 8 december (4) de verschillende verordeningen en be sluiten aangenomen met betrekking tot de algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap voor het jaar 1983 ; uitgangspunt daarbij was het door de Raad in
(') (2) (■') (4)
PB L 3 5 2 van 14.12.1982. PB L 373 van 29.12.1981 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 659. Veertiende Algemeen Verslag, nr. 593. PB L 363 van 23.12.1982 en Bull. E G 121982.
16e ALG. VERSLAG EG.
300
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
december 1980 (') voor de periode 1981-1985 vastgestelde nieuwe schema. De Commissie had in juli haar voorstellen (2) ingediend, waaromtrent het Parlementen het Economisch en Sociaal Comité in oktober advies hebben uitgebracht (3). 736. Wat de agrarische sector aangaat, zijn nieuwe produkten op de lijst opgenomen, zijn verschillende preferentiële marges verbeterd en is de verdeling van de contingenten tussen de Lid-Staten herzien ten einde deze beter op het reële handelsverkeer afte stemmen. Ook zijn, op verzoek van het Parlement, de maatregelen ten gunste van de minst ontwikkelde landen sterk uitgebreid. Deze landen genieten voortaan vrijwel dezelfde voordelen als de ACS-staten op alle landbouwprodukten waarvoor geen heffing of soortgelijke regeling geldt. 73 7. Voor de industrieprodukten en halffabrikaten heeft de Gemeenschap de lij st van gevoelige produkten aangepast en in verband met de economische situatie en de ontwikkeling van het handelsverkeer haar aanbod verbeterd. Afgezien van de zeer gevoelige sectoren (bepaalde chemische sectoren, leerwaren, schoenen, staal) komt dit neer op een verhoging van 5 à 15 % voor de gevoelige produkten, en in het algemeen 15 % voor de niet-gevoelige produkten. Tenslotte zijn aan Roemenië en China preferenties toegekend voor produkten die tot nu toe waren uitgesloten. 738. Naar aanleiding van de resultaten van de bilaterale besprekingen in het kader van de Multivezelregeling (4) zijn de maxima van het textielschema voor de produkten van de Multivezelovereenkomst verhoogd. De lijst van begunstigden voor deze produkten is uitgebreid met Bolivia en Ecuador. Deze landen zijn jegens de Gemeenschap de, voor landen, die niet, uit hoofde van de Multivezelovereenkomst, een bilaterale overeenkomst met haar hebben gesloten, vereiste verplichtingen aangegaan. Voor niet onder de Multivezelovereenkomst vallende textielprodukten, heeft de Gemeenschap het schema gelijkgesteld met het schema voor andere industrieprodukten door ook in deze sector de van buffers voorziene globale maxima te vervangen door individuele maxima. 739. De Commissie heeft in de loop van het jaar colloquia voor de ASEANlanden, China en Ecuador georganiseerd (5). Ook heeft zij in het kader van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties met de UNCTAD medegewerkt aan de organisatie van een symposium voor acht landen uit CentraalAmerika en het Caraïbisch gebied.
(') (2) (3) (") (5)
PB L 354 van 29.12.1980 en Veertiende Algemeen Verslag, nr. 579. PB C 274 van 18.10.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punten 2.2.24 tot 2.2.27. PB C 292 van 8.11.1982; PB C 326 van 13.12.1982 en Bull. EG 10-1982, punt 2.4.68. Nr. 641 van dit Verslag. Buil. EG 2-1982, punt 2.2.9; Buil. EG 3-1982, punt 2.2.20 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.28. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
301
740. Ten slotte heeft de Gemeenschap actief deelgenomen aan de elfde zitting van het Speciale Preferentiecomité van de UNCTAD (Genève 3-11 mei) en parallel daarmee ook met elf ontwikkelingslanden, die daarom verzocht hadden, informeel overleg gevoerd (').
Grondstoffen en wereldovereenkomsten 741. De daadwerkelijke oprichting van het Gemeenschappelijk Fonds, die oorspronkelijk was voorzien voor het eerste halfjaar van 1982, mag op zijn vroegst niet voor eind 1983 worden verwacht en op voorwaarde dat het vereiste deelnemingsniveau op 30 september 1983 zal zijn bereikt. Hieruit blijkt dat de resultaten van het geïntegreerde grondstoffenprogramma van de UNCTAD nog steeds bescheiden zijn. Ook de door de in 1982 ingestelde voorbereidende commissie geboekte resultaten zijn ondanks de inspanningen van de Gemeenschap miniem geweest. 742. De Internationale Cacao-overeenkomst (2) waaraan de Gemeenschap en haar Lid-Staten voorlopig deelnemen, heeft de voor dit produkt vastgestelde bodemprijs niet kunnen verdedigen. De geleidelijke aankoop, door de buffervoorraad van de overeenkomst, van ongeveer 100 000 ton cacao heeft in 1982 tot een vrijwel volledige uitputting van de beschikbare middelen geleid. Het valt te betwijfelen of de geplande maatregelen (verhoging van de handelsheffing vanaf oktober 1982, leningen, verlaging van de te verdedigen bodemprijs) deze overeenkomst opnieuw doeltreffend en geloofwaardig kunnen maken. Het standpunt van de Gemeenschap ten opzichte van de Cacao-overeenkomst wordt momenteel opnieuw onder de loep genomen. 743. De Internationale Koffieovereenkomst heeft daarentegen ook in 1982 op doeltreffende wijze een bodemprijs kunnen verdedigen. De onderhandelingen over een nieuwe internationale overeenkomst, die de overeenkomst van 1976 - die tot 30 september 1982(3) is verlengd - zal vervangen, zijn in september 1982 in Londen afgerond (4). De voor een periode van zes jaar (1983-1989) gesloten nieuwe overeenkomst is klaar voor ondertekening door de importerende en exporterende landen (5). De inwerkingtreding ervan is gepland voor 1 oktober 1983. Evenals de vorige overeenkomst, is ook deze overeenkomst gericht op een stabi-
(') (2) (3) (4) (5)
Buil. EG 5-1982, punt 2.2.11. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 666. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 667. Bull. EG 9-1982, punt 2.2.16. De Gemeenschap is 's werelds grootste koffie-importeur.
16e ALG. VERSLAG EG.
302
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ5
lisatie van de koffieprijs door invoering van een systeem van exportcontingenten, gekoppeld aan een gamma prijzen. Daar de uitvoerende landen geen overeenstemming konden bereiken over de gedurende de gehele toepassingsperiode toe te passen verdelingscriteria, is de verdeling van de contingenten voorlopig voor twee jaar vastgesteld. 744. Na ratificatie door alle LidStaten (met uitzondering van Griekenland die nog tot de overeenkomst moet toetreden) heeft de Gemeenschap op 15 april de Internationale Rubberovereenkomst kunnen sluiten en zo de definitieve inwer kingtreding daarvan op 15 april 1982 (') mogelijk gemaakt. Vrijwel sedert de oprichting van de nodige beheersorganen, eveneens in 1982, is de overeenkomst constant bedreigd geweest door een sterke dalingstendens van de marktprijs als gevolg van de zwakke wereldeconomie. Dank zij de overeenkomst is men erin geslaagd een verdere inzinking te voorkomen en de prijzen binnen de vastgestelde prijzenmarge te houden. Dit betekende echter wel dat de buffervoorraad eind 1982 met circa 250 000 ton natuurrubber was aangevuld, en dit op een toegestane maximumhoeveelheid van 550 000 ton. 745. Ondanks het feit dat de Verenigde Naties (consument) en Bolivia (pro ducent) zich hebben teruggetrokken, kon de zesde Tinovereenkomst (2) toch, zoals was gepland, met de deelneming van de Gemeenschap en de LidStaten op 1 juli 1982 voorlopig in werking treden. Voor het aflopen van de vijfde overeenkomst, d.w.z. tussen juli 1981 en februari 1982, is op de markt op een prijsstijging gespeculeerd. Dit heeft echter tot een instorting van de markt geleid, die een inzetten van alle instrumenten van de overeenkomst en een exportcontrole nodig heeft gemaakt. Dank zij een versterking van deze controle in het eerste halfjaar van de zesde overeenkomst, kon de bodemprijs worden verdedigd en kon een begin worden gemaakt met een betere verdeling van produktie en verbruik. De prijzen zijn aldus in 1982 binnen de marge gebleven. De Gemeenschap heeft in ruime mate bijgedragen tot dit resultaat, dat echter in 1983 nog moet worden geconsolideerd. 746. Op de derde zitting van de te Genève van 20 september tot 1 oktober (3) gehouden zitting van de Onderhandelingsconferentie konden de onderhandelingen over de eerste Juteovereenkomst worden afgerond. Deze nieuwe overeenkomst dient ter coördinatie van onderzoek, ontwikkeling, afzetbevordering en kostenver laging voor jute en juteprodukten, eventueel te financieren uit het tweede loket van
(i) PB L i l l van 24.4.1982 en Bull. E G 41982, punt 2.2.17. (2) PB L 342 van 3.12.1982 en Buil. E G 61982, punt 2.2.18. C) Bull. E G 91982, punt 2.2.17. 16e ALG. VERSLAG EG.
I1I-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
303
het Gemeenschappelijk Fonds. De overeenkomst, die zal leiden tot de oprichting te Dacca (Bangladesh) van een internationale organisatie voor jute, zal van 3 januari tot 30 juni 1983 ter ondertekening klaarliggen. 747. Wat de grondstoffen die onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid vallen aangaat heeft de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, deelgenomen aan de activiteiten in het kader van de Internationale Overeenkomsten voor Tarwe en Olijfolie. Ook zijn contacten onderhouden met de Internationale Suikerraad, waaraan de Gemeenschap niet deelneemt.
Overeenkomst van Lomé Werking van de Overeenkomst 748. 1982 was het tweede toepassingsjaar van de Tweede Overeenkomst van Lomé (')· 749. De programme ringsreizen, die dienen om met de ACS-landen de wijze van samenwerking met de Gemeenschap vast te stellen en die grotendeels reeds in 1981 hadden plaatsgevonden, zijn, opéén uitzondering na, afgelegd, met inbegrip van de landen die in de loop van het jaar tot de Overeenkomst zijn toegetreden. Dit betekent dat aan vrijwel alle, voor de indicatieve programma's beschikbare middelen (2,3 miljard Ecu) een bestemming is gegeven; sectorgewijze beschouwd neemt de sector plattelandsontwikkeling daarbij de grootste plaats in (2). De betalingsverplichtingen in het kader van de indicatieve programma's van de ACS-staten zijn in een duidelijk sneller tempo aangegaan. Het desbetreffende percentage, dat eind 1981 nog 12 % van het totaalbedrag uitmaakte, lag op 31 december 1982 op ruim 30 %. Een interessant feit is dat dit percentage aanmerkelijk varieert in de verschillende ACS-staten (van 0,4 % voor Liberia tot 91,8 % voor West-Samoa). 750. Bij de regionale samenwerking uit hoofde van Lomé II, dient het beschikbare bedrag (631,5 miljoen Ecu, rekening houdende met de toetreding van Zimbabwe, Vanuatu, Sint Vincent en de Grenadinen tot de Overeenkomst) volledig voor de financiering van regionale projecten of programma's in de zeven regio's waarin de ACS-staten zijn gegroepeerd: West-Afrika, Centrafrika, Oost-Afrika,
(') PB L 347 van 22.12.1980; Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 754 en volgende. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 755. 16e ALG. VERSLAG EG.
304
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
zuidelijk Afrika, Indische Oceaan, Caraïbisch gebied en Stille Oceaan. Daarbij ging het om 59 projecten voor in totaal 45 % van het totaalbedrag (zonder de maatregelen die op alle ACS betrekking hebben). Na behandeling van deze projecten zijn betalingsverplichtingen aangegaan die 23 % van het totaalbedrag uitmaakten. Dit resultaat kan als bevredigend worden beschouwd, gezien het feit dat de voorbereiding van regionale projecten normaal meer tijd vereist omdat het dikwijls gaat om cofinancieringen met andere donors en omdat in principe meerdere regeringen tot de overeenstemming moeten komen over de gemeenschappelijke indiening van een regionaal project. Toetredingen 757. In 1982 is niet alleen de Overeenkomst houdende toetreding van Zimbabwe (61e ACS-staat) op 1 maart (') van kracht geworden, doch zijn nog twee andere staten tot de tweede Overeenkomst van Lomé toegetreden ; zo is het op 21 september 1981 onafhankelijk geworden Belize (vroegere Britse LGO op de Centraalamerikaanse landengte) op 5 maart 1982 (2) tot de Overeenkomst van Lomé II toegetreden en daarmee de 62e ACS-staat geworden ; evenzo is Antigua (voormalige Britse LGO die deel uitmaakt van de kleine Antillen) na op 1 november 1981 onder de naam (Antigua en Barbuda onafhankelijk te zijn geworden, op 30 juli 1982 (3) tot Lomé II toegetreden en daarmee de 63e ACS-staat geworden. Instellingen 752. De ACS-EEG-Ministerraad heeft op 13 en 14 mei (4) te Libreville in Gabon vergaderd. Centraal daarbij stond STABEX (5) en vooral het probleem van de ontoereikende geldmiddelen voor het toepassingsjaar 1981. Daar een oplossing waarover beide partijen geheel tevreden zouden zijn, moeilijk kon worden gevonden (zulks ondanks de tegemoetkoming van de Gemeenschap om de kredieten tot boven het beschikbare bedrag op te voeren) heeft tenslotte de bij beide partijen aanwezige wil om met de bestaande bepalingen tot een compromis te komen, de overhand gekregen. De Raad heeft aldus een principieel besluit kunnen nemen en het Comité van Ambassadeurs ACS-EEG opdracht gegeven de toepassingsvoorwaarden uit te werken. Deze voorwaarden zijn op 5 augustus (6) vastgesteld. (') (2) (3) (4) (5) (6)
PB L 41 van 12.2.1982; Buil. EG 1-1982, punt 2.2.32 en Buil. EG 3-1982, punt 2.2.44. Bull. EG 3-1982, punt 2.2.43. PB L 242 van 17.8.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.66. Bull. EG 5-1982, punten 2.2.51 tot 2.2.54. Zie ook nr. 760 van dit Verslag en Bull. EG 5-1982, punt 2.2.59. PB L 211 van 20.7.1982; Bull. EG 7/8-1982, punten 2.2.67. en 2.2.68. 16e ALG. VERSLAG EG.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
III-5
Verdeling naar sectoren van de financieringen in het kader van de Overeenkomst van Lomé -1981 46 15,9 16,3 1,6 2,8 16,1 1,3
% ontwikkeling van de produktie % economische infrastructuur % sociale ontwikkeling % handelsbevordering % spoedhulp %Stabex % diversen
855 000 000 ECU
Naast de Overeenkomst van Lomé, waarvan de middelen beheerd worden door de Commissie en de Europese Investeringsbank, wordt de communautaire steun gefinancierd door kredieten uit de algemene begroting of de eigen middelen van de EIB. Deze financieringen zijn vooral bestemd voor de voedselhulp voor de landen ten zuiden en ten oosten van de Middellandse Zee, voor de niet-geassocieerde ontwikkelingslanden en voor de niet-gouvernementele organisaties. In totaal beliepen de betalingsverplichtingen van de Gemeenschap in 1981 1 916 miljoen Ecu en de netto-uitbetalingen 1 717 miljoen Ecu.
305
306
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ5
Op aandringen van de ACS zal de Raad op een nog vast te stellen datum een buitengewone vergadering beleggen, waarop STABE X en de structurele tekort komingen daarvan grondig zullen worden besproken. Wat de lijst van de in aanmerking komende produkten betreft, heeft de Gemeenschap ingestemd met de opname van muskaatnoten, foelie en kariténoten. De Raad heeft vervolgens de financiële en technische samenwerking besproken. Het debat daarover was voorbereid door het Ministerieel Comité van artikel 108 van de Overeenkomst ( ' ). De Raad heeft een door dit comité voorgelegde resolutie over de algemene koers van de financiële en technische samenwerking en de daarbij te volgen regels aangenomen. Ook is van gedachte gewisseld over de toepassing van de bepalingen van de tweede ACSEEGOvereenkomst inzake commerciële samenwerking: evolutie van het handelsverkeer, systeem van algemene tariefpreferenties, overlegprocedures, presentatie van de overeenkomst aan de GATT en uitbreiding van de Gemeenschap. De Raad heeft zijn bevoegd comité opdracht gegeven bepaalde fundamentele aspecten van de industriële samenwerking te bestuderen. Andere ter sprake gebrachte onderwerpen waren : het Suikerprotocol (2) ; Sysmin door de Raad zeer belangrijk geacht , de samenwerking op landbouwgebied en in dat verband de oprichting van het Technisch Centrum voor Landbouwsa menwerking en Plattelandsontwikkeling ; de studenten en ACSonderdanen in de LidStaten van de EEG. Op speciaal verzoek van de ACSstaten is ook het dossier zuidelijk Afrika aangehaald : de Raad heeft akte genomen van de door beide partijen afgelegde verklaringen, die wat de Gemeenschap betreft, slechts betrekking hadden op de aspecten die met de Overeenkomst van Lomé verband houden. 753. Voorafgegaan door twee voorbereidende vergaderingen van het Paritair Comité in respectievelijk februari en november (3), vond te Rome van 3 tot 5 november de jaarzitting van de raadgevende vergadering ACSEEG plaats. Daarop zijn 7 resoluties aangenomen, waarvan één, betreffende zuidelijk Afrika, van bijzonder politiek belang is. Wat de apartheid, de agressies van ZuidAfrika in de buurtlanden en de onafhankelijkheid van Namibië aangaat, heeft de vergadering zich onder meer uitgesproken voor economische sancties ter vergroting van de algemene druk op ZuidAfrika. De overige resoluties betreffen de strijd tegen de honger in de wereld, de ACSEEGsamenwerking op energiegebied, de culturele samenwerking en de NoordZuiddialoog. E en algemene resolutie is gewijd aan de tenuitvoerlegging van verscheidene hoofdstukken van Lomé II. Tenslotte heeft de (') Buil. E G 51982, punt 2.2.55. (2) Nr. 763 van dit Verslag. O Bull. E G 21982, punt 2.2.34 en Bull. E G 111982, punt 2.2.69. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
307
vergadering na de hoorzitting die op 5 juni 1982 onder auspiciën van het Paritair Comité had plaatsgevonden ( ' ), voor de eerste keer een resolutie aangenomen over haar betrekkingen met de economische en sociale leningen. Op de hoorzitting waren twee onderwerpen besproken: de plattelandsontwikkeling in de ACS-staten en de ACS-gastarbeiders in de Gemeenschap. Commerciële, industriële, financiële en technische samenwerking 754. Met de betalingsverplichtingen die de Commissie in de loop van 1982 uit hoofde van de twee Overeenkomsten van Lomé is aangegaan is bijna 1 200 miljoen Ecu (inclusief STABEX) gemoeid, dit wil zeggen 43,5% meer dan in 1981 (2). De EIB heeft van haar kant voor in totaal 159,5 miljoen Ecu hulp verleend. De sectoriële verdeling daarbij wordt gekenmerkt door de overheersende plaats die de produktie, met bijna tweederde van het totaalbedrag, inneemt. De nagestreefde produktieontwikkeling betreft voor de helft plattelandsontwikkeling en voor de helft industrialisatie-energie. 755. Bij de plattelandsontwikkeling treft men, naast de traditionele grootscheepse projecten voor geïntegreerde ontwikkeling die, niet alleen zelfvoorziening bij de boeren, doch ook de totstandkoming van een handelseconomie beogen, ook bescheidenere projecten aan, die de plattelandsbevolking sneller de voor een verbetering van hun levensomstandigheden op korte termijn vereiste middelen kunnen verschaffen (teeltmethoden, begeleiding, enz.). In diezelfde lijn worden ook nog steeds met groot succes microprojecten op het platteland uitgevoerd. Bij de veeteelt blijft de bescherming van de gezondheid van de veestapel voorop staan ; deze projecten hebben echter, omdat zij regionaal zijn opgezet, veel kans op welslagen : een goed voorbeeld hiervan is het regionaal project ter bestrijding van de mond- en klauwzeer, waarbij Botswana en Zimbabwe betrokken zijn. „Nationale" projecten tot ontwikkeling van de veeteelt worden echter even goed gefinancierd. Om een oplossing voor het fundamentele probleem in verband met de zelfvoorziening op voedselgebied te vinden, wordt ook steun voor visserij- en visteeltprojecten verleend. 756. Het bedrag van de betalingsverplichtingen voor industrialisatie- en energieprojecten is vrijwel even groot als bij de plattelandsontwikkeling.
(') Buil. EG 6-1982, punt 2.2.60. (2) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 766. 16e ALG. VERSLAG EG.
308
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
Bij de industrie is vooral aandacht besteed aan de ontwikkeling van deze sector in de partnerlanden van de Gemeenschap. De door de Commissie en de EIB besloten steunmaatregelen betroffen met name de op een valorisatie van de plaatselijke hulpbronnen gerichte bedrijven, de ontwikkeling van de industrie, de bevordering van het midden- en kleinbedrijf en de opleiding. Bij de energie blijven de projecten waarbij plaatselijke hulpbronnen worden benut (waterkracht, aardwarmte, steenkool) overheersen (ruim 80 % van de maatregelen van de Commissie en de EIB). De ontwikkeling van nieuwe en permanente energiebronnen neemt echter ook een zeer belangrijke plaats bij de steun van de Gemeenschap in, aangezien dit soort projecten in belangrijke mate kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de energiewinning in de ontwikkelingslanden. Met het oog op deze ontwikkeling heeft de Commissie de ontwikkelingslanden technische bijstand bij de energieplanning voorgesteld. Niet alleen de Commissie doch de gehele internationale Gemeenschap heeft prioriteit aan het probleem in verband met het brandhout in de ontwikkelingslanden verleend; het verbruik van deze brandstof kan in de ontwikkelingslanden namelijk tot ruim 60 % van het totale energieverbruik oplopen. Dit aspect, dat tevens nauw verband houdt met het probleem van de honger in de wereld ('), dat de Commissie bij haar ontwikkelingsmaatregelen van essentieel belang acht, is één van de door de Raad voorgestelde thematische acties (2). 757. De sociale ontwikkeling - in de ruime zin van het woord - omvat niet alleen onderwijs en opleiding doch ook gezondheidszorg, watervoorziening, gemeentewerken en woningbouw ; deze sector neemt ongeveer 10 % van de in 1982 verrichte financieringen voor zijn rekening. In de loop van het jaar is een zekere verschuiving van de percentages in het voordeel van onderwijs en de opleiding waargenomen. Dit houdt verband met het feit dat de ACS-staten bijzondere aandacht aan de opleiding van kaderpersoneel besteden. Op een in maart te Addis Abeba georganiseerd ACS-EEG-symposium zijn de onderwijs- en opleidingsprojecten besproken en vervolgens richtsnoeren ter zake vastgesteld. 758. In de sector economische infrastructuur (vervoer en communicatie) worden, ondanks het feit dat de prijzen reeds sedert enige jaren steeds sneller toenemen, nog steeds nieuwe projecten, en vooral wegenprojecten, gefinancierd. Het kost de ACS-staten bovendien dikwijls de grootste moeite om het wegennet behoorlijk te onderhouden. Daarom is soms financiële steun voor een herstel daarvan nodig.
(') Nr. 721 van dit Verslag. (2) Nr. 503 van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
III-5
309
759. De meeste ACS-staten hebben van meet af aan in hun indicatieve programma's maatregelen ter bevordering van de handel laten opnemen. In 1982 is vooral aandacht besteed aan de oprichting of uitbreiding van overheids- en particuliere instellingen die gespecialiseerd zijn in de handel, de opleiding van het nodige personeel, produktontwikkeling en marketing. TABEL 15 Verdeling van de financieringsbesluiten ten gunste van de ACS-staten— stand op 31 december 1982(') Lomé II
Lomé I betalingsverplichtingen op 31.12.1982
Bijstandssector
miljoen Ecu
%
betal ingsverplichtingen op 31.12.1981 <4) miljoen Ecu
%
betalingsverplichtingen aangegaan in 1982 (s) miljoen Ecu
%
totaal op 31.12.1982 miljoen Ecu
%
/ 508,4
45,6
311,0
44,6
688,2
61,6
999,2
55,1
911,2
27,5
236,4
33,9
597,2
18,1
74,6
10,7
251,0 95,0 342,2
22,5 8,5 30,6
487,4 95,0 416,8
26,9 5,2 23,0
Economische infrastructuur (vervoer en communicatie)
679,8
20,6
85,0
12,2
96,6
8,6
181,6
10,0
Sociale ontwikkeling
414,6
12,5
117,6
16,9
117,9
10,6
235,5
13,0
• Onderwijs en opleiding • Gezondheidszorg • Watervoorziening, nutsvoorzieningen, woningbouw
238,3 67,9
7,2 2,0
22,2 7,6
3,2 1,1
65,7 11,1
5,9 1,0
87,7 18,6
4,9 1,0
108,4
3,3
87,8
12,6
41,2
3,7
129,0
7,1
35,3
IJ
12,9
1.8
9,8
0,9
22,7
1,2
143.9
4,3
24,4
3,5
18,3
1,6
42,7
2,4
Slabex ( )
377,5
11,4
138,0
19,8
182,8
16,4
320,8
17,7
Diversen (ondermeer beheerskosten) (3)
147,7
4,5
8,1
1,2
3,4
0,3
11,5
0,6
3 307,2
100
697,0
100
1 117,0
100
1 814,0
100
Ontwikkeling van de produktie • Industrialisatie, energie en toerisme • Sysmin • Agrarische produktie
Handelsbe vordering Spoedhulp 2
Totaal
{') Ten laste van de middelen van het EOF en van de EIB; zie voor deze laatste het jaarverslag van de EIB. (J) Exclusief de verplichtingen op grond van overeenkomsten met gewezen LGO die partij bij de Overeenkomst van Lomé zijn geworden maar verder bijstand uit de LGO-toewijzing ontvangen. {') Sinds 1.3.1980 komen de beheerskosten ten laste van de algemene begroting. (4) Aanpassingen tijdens het begrotingsjaar medegerekend. (s) Ramingen.
16e ALG. VERSLAG EG.
310
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
Exportopbrengsten Stabex 760. Net zoals in 1980 (') lagen voor het begrotingsjaar 1981 de totale verliezen op de exportopbrengsten van de ACS-staten merkelijk hoger dan het bedrag dat voor stabilisatie van de exportopbrengsten was toegekend. Na onderzoek van de dossiers bleken de aanvragen in totaal een bedrag van 453 107 231 Ecu te vertegenwoordigen, terwijl de Gemeenschap zich in de tweede Overeenkomst van Lomé ertoe heeft verbonden de verliezen te vergoeden tot een jaarlijks plafond, dat voor 1981 een bedrag van 112,1 miljoen Ecu beloopt. In het licht van de grote moeilijkheden waarmee de ACS-staten dit jaar zijn geconfronteerd, heeft de Gemeenschap bij de ACS-EEG-Raad van Libreville een speciaal voorstel ingediend, dat bestaat in een aanvullende financiering van 70 753 710 Ecu parallel met het stelsel, als volgt verdeeld: • 40 miljoen Ecu ten laste van de intresten op de kasmiddelen van het EOF, voor de financiering van ontwikkelingsprojecten die snel kunnen worden uitgevoerd ; • 30 753 710 Ecu afkomstig van de terugbetaling van speciale leningen, die bij oorspronkelijke STABEX-toewijzing worden gevoegd. De besluiten van de ACS-EEG-Raad van Libreville hebben dus tot de volgende resultaten geleid : het bedrag van de transferrechten wordt tot 427 320 422 Ecu verminderd; voor financiering wordt een totaalbedrag van 182 853 710 Ecu beschikbaar gesteld ; hierdoor komt het totale dekkingspercentage op 42,8 % ; het totale te transfereren bedrag, ten laste van de toewijzing en van de aanvullende financiering, wordt vastgesteld op 142 853 710 Ecu. 767. Op 14 september heeft de Commissie een besluit genomen (2) betreffende de voor 1981 aan de ACS-landen te verrichten STABEX-uitkeringen. In verband met de overmakingen uit hoofde van STABEX ( 142 853 710 Ecu) blijkt dat twee produkten, namelijk koffie en cacao, waarvoor de conjunctuuromstandigheden op de markt slecht lagen, samen 71,7 % van de betalingen vertegenwoordigen, terwijl de overige transfers als gevolg van ongunstige plaatselijke omstandigheden zijn uitgekeerd. Voorts is 15,8 % van de transfers bestemd voorde minst ontwikkelde ACS-landen, die zijn vrijgesteld van de verplichting om tot de wederaanvulling van de middelen van het stelsel bij te dragen. Om het beeld
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 777. (2) Bull. EG 9-1982, punt 2.2.44. 16e ALG. VERSLAG EG.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
III-5
311
Hierna volgt een overzicht van de transfers : TABEL 16 Bedrag van de totale uitkeringen (') ACS-staat
Benin Benin Benin Kameroen Kameroen Centrafrika Ivoorkust Dominica Ethiopië Fiji Gambia Gambia Gambia Ghana Grenada Kenia Lesotho Madagaskar Malawi Mali Papua-Nieuwguinea Papua-Nieuwguinea Papua-Nieuwguinea Papua-Nieuwguinea Rwanda Salomoneilanden West-Samoa West-Samoa São Tomé en Principe Senegal Sierra Leone Sierra Leone Somalia Soedan Tanzania Tuvalu
Bedrag van de transfer (in Ecu)
Produkt
130 169 254 585 544 668 10 348 448 6 988 461 1 536 796 35 329 724 502 143 968 702 653 391 2 225 089 1 440 360 529 741 32 776 692 197 531 21 054 231 354 533 3 440 826 653 391 653 391 9 421 513 5 738 012 1 385 695 1 160 130 653 391 723 321 1 170 846 1 035 401 994 895 26 272 999 1 082 263 53 351 949 211 10 879 030 694 174 56 606
Ruwe katoen Palmolie Palmpittenolie en palmnotenolie Cacaoprodukten Ongebrande en gebrande koffie Ongebrande en gebrande koffie Ongebrande en gebrande koffie Cacaoprodukten Ongebrande en gebrande koffie Kokosolie Aardnoten Aardnotenolie Perskoeken van oliehoudende gewassen Cacaoprodukten Muskaatnoot en foelie Ongebrande en gebrande koffie Mohair Ongebrande en gebrande koffie Thee Karitépitten Ongebrande en gebrande koffie Cacaobonen Kopra Kokosolie Ongebrande en gebrande koffie Kopra Cacaobonen Kopra Cacaobonen Aardnootprodukten Produkten van palmnoten en palmpitten Cacaobonen Verse bananen Ruwe katoen Ongebrande en gebrande koffie Kopra Totaal
(') Inclusief het deel inde vorm van projecten (112 100 000 + 30 753 710 + 40 000 000 = 182 853 710).
16e ALG. VERSLAG EG.
182 853 710
312
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-5
compleet te maken moet nog melding worden gemaakt van een transfer van 341 412 Ecu voor Vanuatu, betreffende cacaobonen. Hoewel dit land tot de Overeenkomst van Lomé is toegetreden, ontvangt het voor wat het STABEXstelsel betreft, nog steeds middelen uit de LGO-toewijzing. Aangezien deze voor het begrotingsjaar 1981 voldoende was, is deze transfer volledig overgemaakt. Verder heeft de Commissie in totaal voor 1 600 000 Ecu voorschotten op de transfer voor 1982 ten behoeve van Swaziland en Tonga uitgekeerd. 762. Samenvattend kan aan de hand van de resultaten van het begrotingsjaar 1981 worden geconcludeerd dat de verslechtering van de situatie op de markt voor koffie en cacao zich ook weerspiegelt in de situatie van de exportopbrengsten, zodat de ACS-landen een massaal beroep op de STABEX-regeling hebben gedaan. Aangezien STABEX slechts op de tweede plaats komt als laatste redmiddel na regulering van de marktwerking via de produktakkoorden, is het van primordiaal belang de doeltreffendheid van deze produktakkoorden te verhogen indien men wil voorkomen dat de kosten van het STABEX-stelsel al te hoog oplopen, ten nadele van andere samenwerkingsinstrumenten. Sysmin 763. Op het gebied van de belangrijkste vernieuwing van de tweede Overeenkomst van Lomé, de ontwikkeling van de mijnbouw, zijn de werkzaamheden dit jaar uitgebreid. Zoals men weet komt de mijnbouwsector thans in aanmerking voor alle financiële middelen van de Overeenkomst van Lomé, ten einde de gevolgen te verlichten van de desinvesteringen in de mijnbouw in de laatste jaren en om de ACS-landen in staat te stellen de exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen te benutten om hun economische en sociale ontwikkeling te stimuleren. De belangrijkste studies hadden betrekking op de ontwikkeling van ijzererts in West-Afrika en van kolen in zuidelijk Afrika. De ACS-landen die reeds ertsproducent zijn en conjunctuurmoeilijkheden bij de exploitatie ondervinden, kunnen een beroep doen op het Sysmin-stelsel, waarvan het totale bedrag sinds de toetreding van Zimbabwe 282 miljoen Ecu beloopt. 764. Nadat in 1981 twee bijstandaanvragen ontvankelijk waren verklaard ('), zijn in 1982 de overeenkomstige projecten gefinancierd, voor een bedrag van 55 miljoen ten behoeve van Zambia en 40 miljoen van Zaïre (2). In 1982 zijn twee
(') Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 771. (2) Bull. EG 4-1982, punt 2.2.54 en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.69. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
313
nieuwe aanvragen ingediend, respectievelijk door Rwanda voor tin en door Guyana voor bauxiet. Er wordt thans nagegaan of deze aanvragen in aanmerking komen. Suikerprotocol 765. De Raad heeft op 26 april (') de verordening vastgesteld betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-landen over de gegarandeerde rietsuikerprijzen voor 1981/1982 alsmede een verordening waarbij deze prijzen voor de LGO worden vastgesteld. In juni (2) heeft de Gemeenschap de besprekingen voor het vaststellen van deze prijzen voor de periode 1982/1983 aangeknoopt en afgesloten. 766. De Raad van ACS-EEG-ministers heeft in mei in Libreville (Gabon) (3) van gedachten gewisseld over de procedures voor de jaarlijkse onderhandelingen over de gewaarborgde prijs voor ACS-suiker en over de aanvragen van Kenia en Kongo om in aanmerking te komen voor een herverdeling van de suikerhoeveelheden en de aanvraag van Ivoorkust om tot het protocol toe te treden. Hij heeft er formeel mee ingestemd dat Zimbabwe en Belize als ACS-staten tot dit protocol toetreden (4).
Associatie met de LGO 767. Het besluit van 16 december 1980 (5) betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Gemeenschap is verder ten uitvoer gelegd en de projecten zijn op bevredigende wijze uitgevoerd. Er is gebleken dat de programmering van het 5e EOF op dit gebied minder snel verloopt dan voor de ACS-staten, wat heeft geleid tot vertraging bij de financiering van verschillende projecten.
Financiële en technische samenwerking met de niet-geassocieerde ontwikkelingslanden 768. Dit hulpprogramma, dat in hoofdzaak voor de minst bedeelde bevolkingsgroepen in de armste landen is bestemd, loopt al sinds 1976. In het programma ligt (') (2) C) (") (5)
PB L 118 van 1.5.1982. PB L 197 van 6.7.1982. Bull. EG 5-1982, punten 2.2.51 en 2.2.52. PB L 147 van 26.5.1982 en Bull. EG 5-1982, punt 2.2.52. PB L 361 van 31.12.1980.
16e ALG. VERSLAG EG.
314
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
I1I-5
de nadruk nog steeds op de plattelandssector en het verbeteren van de levering van voedselprodukten. Het programma is gestart met een toewijzing van 20 miljoen rekeneenheden in 1976 ('), die in 1982 tot 185 miljoen Ecu is opgelopen. De financieringen, die steeds in de vorm van een schenking plaatsvinden, zijn ofwel direct voor een land of wel voor een regionale organisatie bestemd. Een zeker percentage (5 à 7 % in 1982) is voorbehouden voor bijzonder dringende hulp, vooral na rampen. In het laatste kwartaal 1982 heeft de begrotingsautoriteit 58 miljoen Ecu aan het programma 1982 toegevoegd. Sinds 1981 (2) valt de uitvoering van het programma onder een verordening van de Raad ; hierin is bepaald dat de Commissie over de voorgestelde projecten het advies moet inwinnen van een financieringscomité dat door haar wordt voorgezeten en bestaat uit afgevaardigden van de Lid-Staten (3). 769. In het programma 1982 ziet de geografische verdeling van de beschikbare middelen er als volgt uit : 75 % voor Azië, 20 % voor Latijns-Amerika en 5 % voor de niet-geassocieerde Afrikaanse landen. Binnen de aanvullende toewijzing van 58 miljoen Ecu (4) is een groot deel aan Centraal-Amerika toegekend. Aan het eind van het jaar zijn een twintigtal projecten goedgekeurd, die circa 50 % van de beschikbare middelen vertegenwoordigen. In totaal omvat het programma 47 projecten, die voor 19 ontwikkelingslanden en 7 regionale organisaties zijn bestemd. Zoals in de voorgaande jaren gaat de steun in hoofdzaak naar de landbouwproduktie in de ruime betekenis van het woord of naar maatregelen in verband daarmee (onderzoek, bescherming en bewaring van de oogst). 770. De richtlijnen voor het programma 1983 enhet rapport over de uitvoering van het programma 1981 zijn op 5 oktober door de Commissie aan de Raad en het Parlement voorgelegd (5) en op 21 december vastgesteld (6).
Zuidelijk Afrika 777. Het communautaire beleid ten aanzien van zuidelijk Afrika is verder verlopen volgens de richtlijnen die reeds eerder waren vastgesteld (7) en op de bijeenkomst van de Gemengde Commissie van de raadgevende ACS-EEG(') (2) (') (4) (5) (6) (')
Tiende Algemeen Verslag, nr. 485. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 674. PB L48 van 21.2.1981. Nr. 707 van dit Verslag. PB C 276 van 19.10.1982 en Bull. EG 9-1982, punt 2.2.19. Bull. EG 12-1982. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 779. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
315
vergadering, die in februari 1982 in Zimbabwe heeft plaatsgevonden (') heeft de Gemeenschap nogmaals haar steun toegezegd aan de Conferentie voor de coördinatie van de ontwikkeling van zuidelijk Afrika (SADCC) (2) en aan de regionale programma's van die organisatie. Later op het jaar heeft de Gemeenschap de gelegenheid gekregen om voortaan steun aan alle leden van de SADCC toe te kennen, met inbegrip van Angola en Mozambique, nadat de regeringen van die landen hun instemming hadden betuigd met de aanwijzingen van de Commissie over de toekomstige samenwerkingsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en die twee landen. In dat verband hebben zij hun voornemen bevestigd om deel te nemen aan de komende onderhandelingen voor de vernieuwing van de ACS-EEG-Overeenkomst, die in september 1983 zullen starten. 772. Met betrekking tot Namibië heeft de Gemeenschap verder haar steun betuigd aan het politieke streven van de contactgroepen om voor dat land een constitutionele oplossing aan de hand van Resolutie 435 van de Veiligheidsraad te vinden.
Betrekkingen met niet-gouvernementele organisaties 773. Voor 1982 waren de kredieten voor ontwikkelingssamenwerking met nietgouvernementele organisaties (NGO) sterk verhoogd (20 miljoen Ecu tegen 14 miljoen in 1981). Voorts heeft de Raad een bijkomend bedrag van 8 miljoen Ecu voor de cofinanciering van projecten in het kader van het speciaal programma voor de bestrijding van de honger in de wereld toegekend. Er zijn 237 projecten in 75 ontwikkelingslanden voor een bedrag van 24 miljoen Ecu gecofinancierd. 774. Circa 1,3 miljoen Ecu van de totale kredieten voor cofinanciering met NGO's zijn voorbehouden voor bewustmaking van de ontwikkelingsproblematiek. Deze kredieten zijn volledig vastgelegd (45 projecten door 43 NGO's in negen Lid-Staten). Ook dit jaar was het bemoedigend te zien dat specifieke groeperingen (b.v. vakbonden, scholen, jeugdverenigingen, consumentenorganisaties en landbouw- en industrieverenigingen) de Derde-Wereldproblematiek steeds meer bij hun activiteiten betrekken. Dit draagt er in belangrijke mate toe bij de publieke opinie in Europa bewust te maken van de ontwikkelingsproblemen.
:') Buil. EG 2-1982, punt 2.2.34. '2) De lid-staten van de SADCC zijn Angola, Botswana, Lesotho, Malawi, Mozambique, Swaziland, Tanzania, Zambia en Zimbabwe. I6e ALG. VERSLAG EG.
316
UITBR E IDING E N BUITENLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ5
775. In 1982 is duidelijk gebleken dat de NGO's (en de Commissie) voorrang geven aan de uitvoering van projecten voor geïntegreerde plattelandsontwik keling. Deze sector neemt immers 40 % van de uitgevoerde projecten voor zijn rekening. Op de tweede plaats komen projecten voor beroepsopleiding en gezond heidszorg. De projecten uitgevoerd in staten die voorkomen op de lijst van minst ontwikkelde landen vertegenwoordigen ongeveer 32 % van de steun van de Ge meenschap. 776. In de loop van het jaar heeft de Commissie nog steeds een stimulerende rol gespeeld in de verschillende organen voor samenwerking met de NGO's (verbin dingscomité en Algemene Vergadering van Europese NGO's, die jaarlijks te Brussel plaatsvindt) ('). Ook het overleg tussen de NGO's, de vertegenwoordigers van de LidStaten en de Commissie is voortgezet.
(') Buil. E G 31982, punt 2.2.24. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-5
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
317
De demografische ontwikkeling in de wereld
UdSSR JAPAN
A
W-i
%P&k
¿A USA Æ
EUR 10
2000
l£k
1980
Terwijl in 1980 de vier grote geïndustrialiseerde gebieden nog 20% van de wereldbevolking vormden, zal dit in 2000 niet meer zijn dan 15%. Totdat jaar zal de bevolking van de Verenigde Staten groeien met 32,6 miljoen mensen, die van de USSR met 46,2 miljoen, van Japan met 12,1 miljoen en van de Gemeenschap slechts met 6,3 miljoen.
318
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ6
Deel 6
Internationale organisaties en conferenties Verenigde Naties 777. Uit hoofde van haar belangen en bevoegdheden neemt de Gemeenschap op diverse wijzen deel aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties; er is nau welijks een gebied waar de tien LidStaten, eensgezind, of de Gemeenschap zelf hun stem niet doen horen. Hoewel het een groep van soevereine staten betreft hebben de Verenigde Naties thans een plaats ingeruimd voor deze nieuwe soort eenheid die de Gemeenschap vormt ; zo is zij reeds overeenkomstsluitende partij bij in dit kader gesloten internationale verdragen of overeenkomsten. De samen werking tussen de Gemeenschap en de Verenigde Naties is dus zeer gediversifieerd en neemt steeds meer toe en tegelijkertijd ziet men een, weliswaar nog langzame en onvolledige, ontwikkeling van de rechtsorde van hun betrekkingen. Algemene Vergadering Zevenendertigste gewone vergadering 778. De Gemeenschap steunt de inspanningen op het gebied van de internationale samenwerking, met name voor het herstel van de wereldeconomie, zulks werd opnieuw bevestigd door de heer E llemannJensen, minister van Buitenlandse Zaken van Denemarken en fungerend voorzitter van de Raad, bij de opening van de zevenendertigste gewone vergadering (') van de Algemene Vergadering, tij dens welke voorzitter Thorn met name de secretarisgeneraal van de Verenigde Naties, de heer Pérez de Cuéllar, heeft ontmoet. In de Algemene Vergadering heeft men zich in het bijzonder beziggehouden met het vraagstuk van het openenen van globale onderhandelingen over de internationale economische samenwerking (2), doch de besprekingen konden tijdens de zesen dertigste zitting niet tot een goed einde worden gebracht. Aangezien het door de ambassadeur van Uganda gevoerde overleg niet voldoende elementen voor een beginselovereenkomst inzake het openen van onderhandelingen opleverde, heeft (') Buil. E G 91982, punt 2.2.21. en Bull. E G 121982. (2) Dertiende Algemeen Verslag, nr. 521 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 687. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
319
de vergadering besloten het vraagstuk in 1983 op zijn agenda te houden. De Gemeenschap heeft herhaaldelijk in verschillende verklaringen bevestigd het plan inzake de onderhandelingen te ondersteunen. Door het nieuwe uitstel van het besluit van de vergadering is de kans op opening van de onderhandelingen op korte termijn nog geringer worden ; de voorbereidingen voor de Zesde UNCTAD werden echter voortgezet. 779. De balans van de zitting geeft andere onderdelen aan op economisch gebied, die van meer betekenis zijn. In een met verzet van de Verenigde Staten aangenomen resolutie worden enkele beginselen bepaald voor de verkoop van schadelijke produkten aan de ontwikkelingslanden; deze tekst is voor de Gemeenschap van belang aangezien zij talrijke wetsbesluiten op het gebied van schadelijke produkten heeft vastgesteld. In een andere resolutie, aan de aanvaarding waarvan langdurige onderhandelingen zijn vooraf gegaan, worden voedselvraagstukken behandeld, met name met betrekking tot de handelsaspecten ervan. 780. De vergadering heeft eveneens besloten tot instelling van een intergouvernementeel comité voor nieuwe en hernieuwbare energiebronnen. De Verenigde Staten (waarbij de socialistische landen zich voegden) waren tegen de uitbreiding van de institutionele mechanismen van het stelsel en hebben tegen deze resolutie gestemd ; zij hebben eveneens een afwijzende stem uitgebracht over een resolutie inzake de uitbreiding van de energiebronnen van de ontwikkelingslanden, met oprichting van een filiaal van de Wereldbank, waarvan de Gemeenschap voorstander is. Een resolutie betreffende de voorbereiding van de UNCTAD is echter bij consensus aangenomen ; met betrekking tot wetenschap en techniek ten dienste van de ontwikkeling, heeft de vergadering een resolutie aangenomen waarin bepaalde institutionele aspecten van het vraagstuk worden behandeld doch andere, met name financiële, elementen nog onopgelost blijven. 781. Tenslotte zullen de verdragen tussen Lid-Staten en internationale organisaties (of tussen internationale organisaties) worden geregeld bij een overeenkomst die door een in 1983 door de vergadering aan te wijzen kring zal worden vastgesteld. Economische en Sociale Raad (ECOSOC) 782. De Economische en Sociale Raad heeft in zijn twee zittingen van het jaar, waaraan de Gemeenschap heeft deelgenomen ( ] ), een groot aantal onderwerpen behandeld en de klemtoon werd daarbij in het bijzonder gelegd op de speciale steun (') Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.39. 16e ALG. VERSLAG EG.
320
UITBR E IDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ6
en humanitaire hulp aan talrijke bijzonder arme ontwikkelingslanden, met name in het Afrikaanse contingent, landen waarvoor de Gemeenschap zelf ook nieuwe inspanningen doet. In de Ecosoc werd eveneens aangedrongen op het openen van globale onderhandelingen. In het algemene debat over de economische situatie heeft de Gemeenschap er de aandacht op gevestigd dat het van belang is dat er weer groei komt op wereldniveau en daarbij gewezen op de, soms onderschatte, draag wijdte van haar eigen rol als eerste handelspartner van de ontwikkelingslanden en haar eigen activiteiten, met name in het kader van Stabex en het actieplan tegen de honger in de wereld, met het oog op de ontwikkeling in verschillende sectoren. 783. De werkzaamheden van de Economische Commissie voor Europa (E CE ) zijn beïnvloed door de verslechtering van het oostwestklimaat ten gevolge van het van toepassing verklaren van de krijgswet in Polen. De jaarlijkse zitting (') die van 23 maart tot 2 april plaatsvond werd gekenmerkt door een felle polemiek ter zake. Toch hebben de technische organen van de ECE, waarbij inbegrepen het Comité voor Handel dat van 6 tot 10 december (2) heeft vergaderd, hun werkzaamheden voortgezet, hoewel op een verlaagd niveau; de Commissie heeft daarin haar traditionele actieve rol gespeeld. 784. De Intergouvernementele Commissie voor Wetenschap en Techniek ten dienste van de Ontwikkeling is van 27 mei tot en met 4 juni en van 8 tot 11 september bijeengeweest (3) ter bespreking van het financieringsstelsel dat moet worden ingevoerd. De Commissie was in deze beide vergaderingen vertegenwoor digd. 785. Het Interimcomité van de Verenigde Naties voor nieuwe en hernieuwbare energiebronnen heeft van 7 tot en met 18 juni te Rome vergaderd (4). In het slotdocument worden slechts enkele bepalingen van het actieprogramma van Nairobi gepreciseerd (5) en wordt gesproken over het project tot oprichting van een ,,energie"filiaal bij de Wereldbank. Derde Conferentie van de Verenigde Naties over het Zeerecht 786. Na tien jaar onderhandelen is op 30 april (6) de tekst vastgesteld van het Verdrag van de Verenigde Naties over het Zeerecht, waarmede men een inter ) ) ) ) ) )
Buil. E G 41982, punt 2.2.28. Bull. E G 121982. Bull. E G 61982, punt 2.2.30. Bull. E G 61982, punt 2.2.31. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 758. Bull. E G 51982, punt 2.2.23. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
321
nationale rechtsorde voor meer dan twee derde van het oppervlak van de aardbol wil vaststellen. Met betrekking tot de Gemeenschap en haar Lid-Staten behelst het verdrag regels die van toepassing zijn op het grootste deel van hun internationale economische betrekkingen, met name de zeevaart, de afbakening van maritieme zones, de instandhouding van de visbestanden, de bescherming van het zeemilieu, de regeling voor onderzoek en exploitatie van de zeebodem. 787. Na de werkzaamheden van het Redactiecomité heeft de plenaire zitting te New York in september (') de werkzaamheden van de conferentie definitief beëindigd en de tekst van het verdrag en van de slotakte aangenomen ; deze zijn vervolgens vanaf 6 december (2) voor ondertekening opengesteld. Op 14 oktober (3) heeft de Commissie de Raad aanbevolen te besluiten tot ondertekening van de slotakte en van het verdrag door de Gemeenschap, gezamenlijk en gelijktijdig met haar Lid-Staten. In zijn zitting van 22 en 23 november (4) heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan ondertekening van de slotakte van de Conferentie, hetgeen op 10 december te Montego Bay (Jamaica) is geschied (5). Hierdoor kunnen de Gemeenschap en de Lid-Staten deelnemen aan de werkzaamheden van de Voorbereidende Commissie die de uitvoeringsvoorschriften van het verdrag zal opstellen. Er is evenwel nog geen besluit genomen met betrekking tot de ondertekening door de Gemeenschap van het Verdrag zelf. Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) 788. In de voor- en najaarszitting (6) van de Raad voor Handel en Ontwikkeling werden vorderingen gemaakt bij de voorbereiding van UNCTAD VI die van 6 juni tot 1 juli 1983 te Belgrado (Joegoslavië) zal worden gehouden, en waarvan de voorlopige ontwerp-agenda (7) rond vier hoofdpunten is opgesteld : de studie van de kritieke aspecten van de economische wereldsituatie, de basisprodukten, het internationale handelsverkeer van goederen en diensten en de ontwikkeling van internationale monetaire en financiële vraagstukken. Zich bewust van het kritieke ogenblik waarop deze belangrijke Noord-Zuidgebeurtenis zal plaatsvinden (ongunstig economisch milieu, voortdurende onzeker(') Buil. EG 9-1982, punt 2.2.25. (2) De Gemeenschap is de enige internationale organisatie die, gezien de overdracht van bevoegdheden die zij voor bepaalde gebieden van het Verdrag heeft verkregen, uitdrukkelijk als ondertekenaar is toegelaten. (3) Bull. EG 10-1982, punt 2.2.29. (") Bull. EG 11-1982, punt 2.2.48. (5) Bull. EG 12-1982. (6) Bull. EG 9-1982, punt 2.2.22 en Bull. EG 11-1982, punt 2.2.45. O Buil. EG 7/8-1982, punt 2.2.40. 16e ALG. VERSLAG EG.
322
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-6
heid over de globale onderhandelingen, enz.) heeft de Gemeenschap haar best gedaan en blijft zulks doen om een doeltreffende en nuttige voorbereiding te verzekeren; hiertoe zijn door de Commissie in december aan de Raad algemene beleidsrichtsnoeren voorgesteld ('). 789. In verband met de vertraging bij de ratificatieprocedure voor het Gemeenschappelijk fonds voor basisprodukten (2) is de tijdslimiet verschoven naar 30 september 1983. 790. De UNCTAD legt de laatste hand aan de regels voor steun aan ontwikkelingslanden door uitvoering van een stelsel van algemene tariefpreferenties tussen deze landen. De Gemeenschap heeft een positief oordeel over deze liberalisatiepoging van het handelsverkeer, aangezien zulks kan bijdragen tot economische vooruitgang in de ontwikkelingslanden en zelfs tot een herleving van de wereldhandel in het algemeen. Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO) 791. De Gemeenschap heeft in mei deelgenomen aan de zestiende zitting van de Raad voor Industriële Ontwikkeling en in november aan de achttiende zitting van het Permanent Comité. De Raad voor Industriële Ontwikkeling heeft een aantal besluiten genomen betreffende het beheer van het overlegstelsel en, op aanbeveling met meerderheid van stemmen van het Permanent Comité van november 1981 (3) met name het reglement van orde definitief aangenomen. De Raad heeft voorts de bespreking van het voorstel van het UNIDO-secretariaat betreffende een Internationale Bank voor Industriële Ontwikkeling voortgezet. De Gemeenschap heeft verklaringen afgelegd over de volgende punten van de agenda : industrieel ontwikkelingsdecennium voor Afrika, vooruitgang in de industrialisatie van de minder ontwikkelde landen, overlegstelsel, heroriëntatie van de industrieën van de ontwikkelde landen op de ontwikkelingslanden en Vierde Algemene Conferentie van UNIDO. 792. Gedurende het gehele jaar hebben de werkzaamheden van UNIDO plaatsgevonden in het vooruitzicht van haar waarschijnlijke omzetting in een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties. Het aantal landen dat het nieuwe statuut heeft bekrachtigd ligt boven het vereiste aantal van 80. Thans vindt (') Buil. EG 12-1982. (2) Veertiende Algemeen Verslag, nr. 610; Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 692 en nr. 741 van dit Verslag. (3) Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 693. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
323
overleg plaats met het oog op het vaststellen van de eventuele datum van inwerkingtreding. 793. In de loop van het jaar hebben overlegvergaderingen (') plaatsgevonden over de industrie van landbouwmachines, de ijzer- en staalindustrie, industriefinanciering en vakopleiding voor de industrie. De Gemeenschap heeft actief aandeel gehad in de werkzaamheden van deze vergaderingen. Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) 794. De Commissie heeft van 18 tot 22 januari te Nairobi (2) deelgenomen aan een vergadering van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), waarin aanbevelingen met het oog op het voorkomen van zeeverontreiniging zijn goedgekeurd. De Commissie heeft eveneens van 10 tot 18 mei te Nairobi (3) deelgenomen aan een vergadering van de Raad van Beheer van de UNEP; in deze vergadering werden de vorderingen bij het uitvoeren van het actieplan voor het milieu nagegaan en de voor de tien komende jaren te verwachten maatregelen besproken. In oktober (4) heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een briefwisseling ter zake, waarbij de met de UNEP bestaande samenwerking wordt versterkt en uitgebreid. Wereldvoedselraad 795. De Wereldvoedselraad heeft van 21 tot 24 juni te Acapulco (5) zijn achtste zitting op ministerniveau gehouden ; deze werd voorafgegaan door een voorbereidende vergadering in mei te Rome. De Gemeenschap was in beide vergaderingen vertegenwoordigd. De Wereldvoedselraad heeft diverse aspecten van de voedselsituatie in de wereld besproken en meer in het bijzonder de noodzakelijkheid om aan te zetten tot grotere inspanningen, de bestrijding van de honger in de wereld en de verslechtering van de voedselsituatie in Afrika. De ministers kwamen tot de conclusie dat het vormen van een reserve in eigendom van de ontwikkelingslanden een element kan worden voor veiligheid in de wereld en internatonale samenwerking. (') (2) (3) (4) (5)
Buil. Buil. Buil. Buil. Buil.
EG 9-1982, punt 2.2.23; Buil. EG 10-1982, punt 2.2.25 en Bull. EG 11-1982, punt 2.2.46. EG 1-1982, punt 2.1.36. EG 5-1982, punt 2.2.33. EG 10-1982:, punt 2.1.59. EG 6-1982, punt 2.2.32.
16e ALG. 'VERSLAG EG.
324
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ-6
Organisatie van de Verenigde Naties voor Voedsel en Landbouw (FAO) 796. De Gemeenschap heeft deelgenomen aan de werkzaamheden die in 1982 in het kader van de FAO zijn verricht; de voornaamste onderwerpen van bespreking waren: de veiligstelling van de voedselvoorziening in de wereld, de landbouw hervorming, plattelandsontwikkeling en voedselhulp. Zij blijft deelnemen aan het stelsel van waarschuwing en snelle voorlichting inzake landbouw en voedselvoor ziening. Tijdens het bezoek van de directeur-generaal van de FAO aan de Commis sie in oktober is gesproken over de voedselhulp van de EEG. Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) 797. De Commissie heeft voor de eerste maal actief deelgenomen aan de We reldconferentie over cultuurbeleid die van 26 juli tot 6 augustus in het kader van de UNESCO te Mexico bijeenkwam (')· Bij deze gelegenheid heeft de vertegen woordiger van de Commissie het woord gevoerd over de volgende aspecten: cultuurcomponent van de ontwikkeling in het beleid van het EOF; verband tussen culturele en economische vraagstukken in de huidige ontwikkelingsfase van de ontwikkelde landen. In februari (2) hebben de directeur-generaal van de UNESCO, de heer M. 'Bow, en voorzitter Thorn gesproken over de mogelijkheid van een concrete samenwerking op het gebied van cultuur en communicatie. Voorts heeft de heer Pisani een bezoek gebracht aan de zetel van UNESCO om te spreken over een mogelijke convergentie op het gebied van ontwikkelingsbeleid ; hij heeft voorts de aandacht gevestigd op het feit dat de Commissie, in plaats van aan te dringen op het aspect van instru menten of technologie, steeds meer de sociaal-culturele factoren die voor de partner-grondgebieden kenmerkend zijn, in overweging wenst te nemen. Tenslotte heeft voorzitter Thorn zich in november gericht tot de buitengewone algemene conferentie die in het bijzonder gewijd was aan het tweede plan op middellange termijn (1984-1989) van de UNESCO en heeft in bijzonderheden het beleid en de maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van onderwijs, wetenschap, cultuur en ontwikkeling uiteengezet. Hij heeft in dit verband op talrijke punten convergentie met de activiteiten van de UNESCO vastgesteld.
(') Buil. EG 7/8-1982, punt 2.2.42. (2) Bull. EG 2-1982, punt 2.2.16. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
325
Internationaal Monetair Fonds (IMF) en Wereldbank (IBHO) 798. Het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank hebben op 6 en 7 september te Toronto (Canada) hun jaarvergadering gehouden. Vertegenwoordigers van de Commissie hebben aan de werkzaamheden deelgenomen, evenals aan die van het Interimcomité van de Raad van Bestuur van het Fonds in mei ( : ). Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) 799. De derde zitting van de diplomatieke Conferentie voor de herziening van het Verdrag van Parijs inzake de bescherming van de industriële eigendom is van 4 tot 30 oktober en van 23 tot 27 november te Genève gehouden (2). De herzieningsprocedure is nog niet voltooid.
Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) 800. Op het belang van samenwerking tussen de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en de Commissie op het gebied van garanties is met nadruk gewezen ter gelegenheid van de Algemene Conferentie van de IAEA die in september te Wenen plaatsvond (3) en bij het bezoek van de directeur-generaal van de organisatie aan de Commissie in oktober (4). 801. In het kader van de Bilaterale samenwerkingsovereenkomst werden de betrekkingen op het gebied van controle tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten, Canada en Australië op geheel bevredigende wijze voortgezet.
Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) 802. De vergadering van de overeenkomstsluitende partijen van de GATT op ministerniveau heeft van 24 tot 29 november te Genève plaatsgevonden (5). De moeilijkheden die bij het opstellen van de slotconclusies van de Conferentie werden ondervonden vinden hun oorzaak, enerzijds, in de ernst van de algemene economische situatie en de ernstige problemen die zich thans in de internationale (') (2) (3) (4) (5)
Nr. 140 van dit Verslag; Buil. EG 5-1982, punt 2.1.5 en Buil. EG 9-1982, punten 2.1.1 en 3.5.1. Bull. EG 10-1982, punt 2.2.28; Bull. EG 11-1982, punt 2.2.47. Nr. 522 van dit Verslag en Bull. EG 9-1982, punt 2.2.26. Bull. EG 10-1982, punt 2.2.32. Buil. EG 11-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.3 en 3.4.1.
16e ALG. VERSLAG EG.
326
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
M-6
handelsbetrekkingen voordoen en, anderzijds, in het verschil in opvattingen van de partners van de Gemeenschap over de oorsprong van deze moeilijkheden en methoden ter verhelping. Het merendeel van onze partners (met name de Verenigde Staten en Australië) hadden, om te beginnen, de ministervergadering veel te ambitieus gezien (stand still, opheffing van beschermende maatregelen, nieuwe en meer stringente verplichting tot beperking van de landbouwsubsidies, enz.). De Conferentie heeft haar goedkeuring gehecht aan een slotdocument waarin alle actuele vraagstukken worden behandeld en dat voorts een bijpassende beleidsverklaring betreffende bepaalde verplichtingen van algemene aard (bestrijding van het protectionisme, verbintenis om het stelsel van de GATT uit te breiden en te verbeteren, enz.), alsmede een operationeel werkprogramma met betrekking tot de werking van de GATT voor dejaren 80 (voor het merendeel procedurebesluiten en opstelling van studies) omvat. De formele goedkeuring door de ministers van het slotdocument ging vergezeld van een aantal voorbehouden en/of interpretatieverklaringen van diverse deelnemers inzake bepaalde controversiële punten. De Gemeenschap, alsmede verschillende geïndustrialiseerde derde landen, hebben nog geen toezegging willen doen met betrekking tot de tekst van een ministerverklaring die, vergeleken met de Tokio-ronde, nieuwe verbintenissen inhield welke verder gingen dan de voornemens en reële actiemogelijkheden van de regeringen. Zij heeft gestreefd naar een realistische en redelijke benadering, zowel ten aanzien van de beleidsverbintenissen als de operationele besluiten. Dit standpunt heeft haar ertoe geleid formeel akte te doen nemen van haar inzichten betreffende: beleidsverbintenissen tegen het protectionisme, de landbouw, de regeling van geschillen, kwantitatieve beperkingen en andere non-tarifaire maatregelen, en de studie inzake visserijprodukten. Australië heeft zich afgekeerd van het slotdocument, doch trouw verklaard aan de GATT. Het is nog te vroeg om voldoende de resultaten van de Conferentie en de invloed daarvan op het toekomstige handelsstelsel te kunnen evalueren ; de naaste toekomst zal leren of de landen die zich voor meer stringente verbintenissen hebben verklaard in staat zullen zijn deze na te komen. 803. De normale werkzaamheden van de GATT zijn bij zonder intensief geweest op het gebied van het overleg en de regeling van geschillen. De Verenigde Staten hebben een reeks procedures geopend tegen de Gemeenschap op landbouwgebied, in verband met de uitvoerrestituties (meel, gevogelte, deegwaren en suiker), de produktiesubsidies (rozijnen en krenten en fruit in conserven) en de MiddellandseZeepreferenties (citrusvruchten). De Gemeenschap heeft van haar kant, na aanvaarding van het verslag van het panel betreffende het Amerikaanse subsidiestelsel DISC ('), deze taak op het multilate(') Domestic International Sales Corporation. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
327
rale niveau van de Raad van de GATT voortgezet. In oktober hebben de Verenigde Staten te kennen gegeven voornemens te zijn deze regeling in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de GATT. Voorts heeft de Gemeenschap met Japan verschillende overlegvergaderingen (') gehouden in het kader van de procedure van artikel XXIII, lid 1 en konden echter geen aanzienlijke vorderingen worden geboekt.
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) 804. De Raad van de OESO heeft in zijn jaarvergadering op ministerniveau in mei (2) de nadruk gelegd op de noodzaak ten spoedigste de werkloosheid terug te dringen en daarbij voorrang te verlenen aan de inflatiebestrijding. In dit verband heeft de Commissie erop gewezen dat produktieve investeringen voorwaarde zijn voor een hervatting van de groei; het werd eveneens noodzakelijk geacht het economisch beleid beter af te stemmen en rekening te houden met het verband tussen macro-economisch beleid en handelspolitiek. Op het gebied van internationaal handelsverkeer hebben de ministers verklaard voorstander te blijven van een open stelsel, doch zij stelden vast dat het noodzakelijk is oriënterende werkzaamheden te verrichten of deze uit te breiden op bepaalde gebieden als investeringen, het dienstenverkeer, technisch hoogontwikkelde produkten, waar de internationale samenwerking nog niet ver gevorderd is. Zij wensten ook een verdere inpassing van de handel in landbouwprodukten in het multilaterale stelsel. Met het oog hierop hebben zij de organisatie opdracht gegeven tot met name : een onderzoek van de benaderingen en methoden waarmede op evenwichtige en geleidelijke wijze de bescherming van de landbouw kan worden verminderd ; een onderzoek van het huidige beleid en de maatregelen op nationaal niveau die van betekenisvolle invloed kunnen zijn op het handelsverkeer in de landbouwprodukten; een onderzoek naar de meest geschikte methoden om de werking van de landbouwmarkt op wereldschaal te verbeteren. 805. Aan bepaalde sectoriële vraagstukken, zoals ijzer en staal, sociale zaken en de landbouw is in de loop van het jaar door de organisatie bijzondere aandacht besteed. 806. De onderhandelingen over de op 16 november 1981 voor zes maanden in werking getreden „consensus" betreffende exportkredieten met overheidssteun (') Buil. EG 5-1982, punt 2.2.43; Buil. EG 7/8-1982, punt 2.2.55 en Buil. EG 10-1982, punt 2.2.37. (2) Bull. EG 5-1982, punt 2.2.38. 16e ALG. VERSLAG EG.
328
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
III-6
hebben in juli geleid tot een compromis inzake wijziging van bepaalde termen van de consensus en de verlenging ervan voor een jaar ('). 807. Het Comité Handelsverkeer is in het kader geweest voor bespreking van de handelsvraagstukken die zich nu voordoen of die zich in de komende jaren kunnen voordoen. In juli is er een vergadering gehouden over het vraagstuk van de integratie van de meest ontwikkelde ontwikkelingslanden in het open handelsstelsel (2). 808. Het Landbouw comité heeft, in een vergadering op ministerniveau in december (3) het beleid besproken dat vereist kan zijn voor de verbetering van de landbouwsector, de betrekkingen op het gebied van de internationale handel in landbouwprodukten en de voedselveiligheid in de wereld. De ministers waren van mening dat de huidige situatie wordt gekenmerkt door marktverstoringen die gevaarlijke gevolgen kunnen hebben; zij hebben de organisatie verzocht deze vraagstukken onverwijld te bestuderen en mogelijke oplossingen voor te stellen. De ministers hebben voorts met voldoening kennis genomen van het voornemen van de secretaris-generaal om overleg te openen om de tenuitvoerlegging van dergelijke oplossingen te vergemakkelijken. 809. Het gehele jaar door zijn grondige werkzaamheden verricht in verband met de betrekkingen met de ontwikkelingslanden. De groep voor de economische vraagstukken Noord-Zuid (4) heeft langdurig aandacht geschonken aan de diverse aspecten van de onderlinge afhankelijkheid van Noord en Zuid. Voorts heeft de groep in haar vergadering van 16 en 17 juni te Parijs van gedachten gewisseld over de conclusies van de Topconferentie te Versailles (5). Internationaal Energieagentschap (IEA) 810. Op 11 januari heeft de Commissie een overeenkomst ondertekend voor deelneming aan een onderzoek- en ontwikkelingsproject van het Internationaal Energieagentschap, zulks ter uitvoering van de kaderovereenkomst voor samenwerking die op 6 juli 1976 met deze organisatie werd gesloten (6). Het nieuwe project houdt in dat de Lid-Staten van het IEA en de Commissie zullen samenwerken aan systeemanalysewerkzaamheden op het gebied van energie. Het ligt in (') (2) (3) (") (5) (6)
Nr. 631 van dit Verslag en Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.17. Bull. EG 7/8-1982, punt 2.2.48. Buil. EG 12-1982. Bull. EG 1-1982, punt 2.2.19; Bull. EG 3-1982, punt 2.2.31 en Bull. EG 11-1982, punt 2.2.52. Bull. EG 6-1982, punt 2.2.35. Bull. EG 7/8-1976, punt 2333. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-6
INTERNATIONALE ORGANISATIES EN CONFERENTIES
329
het verlengde van de door het ΓΕΑ in de periode 1976-1979 ondernomen werk zaamheden, waaraan de Commissie actief heeft deelgenomen.
Conferentie inzake Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) 811. De vergadering van Madrid in het kader van de Conferentie inzake veilig heid en samenwerking in Europa (') heeft plaatsgevonden van 9 februari tot 12 maart en van 9 november tot 17 december 1982 (2). De eerste zitting, waaraan de ministers van Buitenlandse Zaken van verschillende westelijke landen deelnamen, werd vooral gekenmerkt door veroordelingen van de installatie van het militaire regime in Polen en de rol die daarin door de USSR is gespeeld. De heer Tindemans heeft ter zake, namens de tien Lid-Staten van de Gemeenschap, een verklaring afgelegd. Gezien deze omstandigheden werd geen enkele vooruitgang geboekt ten aanzien van de hoofdzaak van de vergadering. Tijdens de zitting van november/de cember hebben de afgevaardigden uit het Westen, niet zonder kritiek op de schendingen van de Slotakte van Helsinki die sinds de vorige zitting hebben plaatsgevonden, en met name op de opheffing van de Vrije Vakbond Solidariteit, erop gewezen dat zij willen onderhandelen over een degelijk en evenwichtig slotdocument. Zij hebben hiertoe een aantal wijzigingen voorgesteld op het ontwerpslotdocument dat in 1981 door de neutrale en niet gebonden delegaties was opgesteld, wijzigingen die onder andere betrekking hebben op vakbondsvrijheid en het recht van de burgers om te controleren of hun eigen regeringen de slotakte wel naleven. De redactiewerkzaamheden inzake het slotdocument van de vergadering, waarvan het economisch gedeelte reeds in 1981 was voltooid, zullen op 8 februari 1983 worden hervat.
Raad van Europa 812. De Gemeenschap heeft zowel op ministerniveau als op het niveau van deskundigen, deelgenomen aan de werkzaamheden van de Raad van Europa (3), met name in de sectoren justitie, sociale zaken, onderwijs en cultuur, volks gezondheid en bescherming van de natuur (4). Het onderzoek van de in het kader van de Raad van Europa gesloten verdragen die zich lenen voor toetreding door de Gemeenschap, wordt voortgezet. Het Parlement
(') (2) (3) (")
Veertiende Algemeen Verslag, nr. 600. Bull. EG 3-1982, punt 2.2.29; Bull. EG 11-1982, punt 2.2.51 en Bull. EG 12-1982. Bull. EG 10-1982, punt 2.2.31 en Bull. EG 11-1982, punt 2.2.54. Nrs. 298 en 376 van dit Verslag.
16e ALG. VERSLAG EG.
330
UITBREIDING EN BUITENLANDSE BETREKKINGEN
ΠΙ-6
heeft met name door een resolutie (') het idee van de Commissie inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Europees Verdrag betreffende de bescher ming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondersteund. De Raad heeft van zijn kant op 14 juni zijn goedkeuring gehecht (2) aan de tekst van aanvullende protocollen waardoor de Gemeenschap partij kan worden bij drie Europese overeenkomsten die door de Lid-Staten van de Raad van Europa in de medische en douane sector zijn gesloten.
(') PB C 304 van 22.11.1982. (2) Bull. EG 6-1982, punt 2.1.39. 16e ALG. VERSLAG EG.
III-7
EUROPESE POLITIEKE SAMENWERKING
331
Deel 7
Europese politieke samenwerking (l) 813. De werkzaamheden in het kader van de politieke samenwerking waren in 1982 geconcentreerd op drie belangrijke internationale actuele onderwerpen: de Oost-Westbetrekkingen, met name het geval van Polen ; het Midden-Oosten en de crisis in het Zuidatlantisch gebied. 814. Op de gebeurtenissen in Polen hebben de Tien gereageerd door een verklaring op 4 januari (2) en door voortdurend bij diverse gelegenheden hun bezorgdheid tot uitdrukking te brengen, met name bij de hervatting van de besprekingen van de CVSE te Madrid op 9 februari (3). De Europese Raad van 29 en 30 maart en van 3 en 4 december (4) heeft opnieuw herinnerd aan de grote ongerustheid over de situatie in dit land en over de gevolgen daarvan voor de Oost-Westbetrekkingen. Voorts is door de Tien ter gelegenheid van de dag van Afghanistan - 21 maart waartoe door het Parlement was besloten (5), een verklaring gepubliceerd. Vervolgens heeft de Europese Raad op 29 en 30 maart en op 3 en 4 december in het bijzonder de aandacht gevestigd op de tragische situatie van dit land (4). 815. In de zitting van maart heeft de Europese Raad de ontwikkelingen van de situatie in het Midden-Oosten onderzocht (6). Reeds op 25 april hebben de Tien hun afkeuring uitgesproken over het Israëlitische bombardement van Libanon (7). Zij hebben eveneens met een verklaring van 9 juni (8) krachtig gereageerd op de invasie door Israël van dit land. Dit standpunt werd op 21 juni opnieuw bevestigd door de ministers van Buitenlandse Zaken en op 28 en 29 juni door de Europese Raad (9). In een verklaring van 20 september (10) zijn het onder de Palestijnse burgerbevolking te Beiroet aangerichte bloedbad en de moordaanslag op de pas ') Voor meer bijzonderheden zie „Union européenne - Rapports 1982' ) Bull. EG 1-1982, punten 2.2.38. en 2.2.39. ) Bull. EG 2-1982, punt 2.2.22. ") Bull. EG 3-1982, punten 1.3.6. en 12-1982. «) PB C 11 van 18.1.1982 en Bull. EG 2-1982, punt 2.2.49. 6 ) Bull. EG 3-1982, punt 1.3.6. 7 ) Bull. EG 4-1982, punt 2.2.66. 8 ) Bull. EG 6-1982, punt 2.2.74. 9 ) Bull. EG 6-1982, punten 2.2.75. en 2.2.76. ,0 ) Bull. EG 9-1982, punt 2.2.55. 2 J
16e ALG. VERSLAG EG.
332
UITBR E IDING E N BUITE NLANDSE BE TRE KKINGE N
ΠΙ7
verkozen president, de heer Bachir Gemayel, veroordeeld. In dezelfde verklaring hebben de Tien het vredesinitiatief voor het MiddenOosten van president Reagan van 1 september verwelkomd en gewezen op het belang van de verklaring van de Arabische staatshoofden en regeringsleiders op 9 september te Fès. Ook de Eu ropsese Raad van 3 en 4 december heeft over deze twee initiatieven en over de toestand in Libanon gesproken. Op 24 mei hebben de Tien een verklaring vast gesteld (') waarin zij hun ongerustheid over de voortduring van het conflict tussen Iran en Irak uitspreken. Ook de Europese Raad heeft in juni zijn grote bezorgdheid over de voortduring van dit conflict tot uitdrukking gebracht (2). 816. Bij de invasie van de Falklandeilanden door Argentinië hebben de Tien onmiddellijk hun solidariteit met het Verenigd Koninkrijk betuigd in een verklaring van 2 april (3). Deze solidariteit heeft vervolgens een concrete vorm gekregen door het nemen, in het kader van de Gemeenschap, van economische maatregelen ten opzichte van Argentinië. In een officiële verklaring van 21 juni hebben de Tien besloten deze economische maatregel met ingang van de volgende dag op te heffen (4). De E uropese Raad van 28 en 29 juni heeft bevestigd voornemens te zijn de betrekkingen van de Tien met de Latijnsamerikaanse landen en die van het Caraïbisch gebied uit te breiden. In dit verband is tevens gesproken over het bijzondere belang van CentraalAmerika (s). De ministers van Buitenlandse Zaken van de Tien hebben op 14 december een verklaring afgelegd over de toestand in Suriname. 817. In een rede die hij op 28 september voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft uitgesproken is de Deense minister van Buitenlandse Zaken, namens de Tien, ingegaan op alle actuele internationale politieke vraagstukken van belang (6). 818. De ministers van Buitenlandse Zaken hebben op 21 juni en 23 november met hun Portugese en Spaanse ambtgenoten informatievergaderingen gehouden (7). Het is de eerste toepassing van de nieuwe bepalingen met het doel de kandidaatlid staten op de hoogte te stellen van de werkzaamheden in het kader van de politieke samenwerking. ') ) ) ") 5 ) 6 ) 7 ) 2
3
Buil. E G 51982, punt 2.2.67. Buil. E G 61982, punt 1.5.5. Buil. E G 41982. punten 1.1.1 tot 1.1.8 en Bull. E G 51982, punt 1.1.5. PB L 177 van 22.6.1982 en Bull. E G 61982, punt 2.2.73. Buil. E G 61982, punt 1.5.6. Buil. E G 91982, punt 3.4.1. Bull. E G 61982, punt 2.2.77. 16e ALG. VERSLAG EG.
Hoofdstuk IV
Communautair recht
Deel 1
Algemene vraagstukken Structuur en bevoegdheden 819. Op institutioneel niveau was de belangrijkste gebeurtenis van het jaar 1982 ongetwijfeld de op 18 mei in de Raad plaatsgehad hebbende stemming met een gekwalificeerde meerderheid (l) over de jaarlijkse vaststelling van de landbouwprijzen , daar hiermee werd gebroken met de sedert het zogeheten ,, compromis van Luxemburg" door de Raad gevolgde praktijk om gewoonlijk eenparigheid van stemmen te eisen, ook wanneer op grond van de Verdragen met een gewone of gekwalificeerde meerderheid van stemmen kan worden beslist. In mei waren negen Lid-Staten bereid de verordeningen inzake de landbouwprijzen conform de onderhandelingen in de Raad vast te stellen. Toen de Raad zich zag geplaatst voor het standpunt van een Lid-Staat die zijn instemming verbond aan concessies op begrotingsgebied en tevens voor het risico dat eenzijdige nationale maatregelen op landbouwgebied zouden worden genomen, baseerde hij zich op de procedure van artikel 43 EEG-Verdrag en stelde hij uiteindelijk de landbouwprijzen voor het verkoopseizoen 1982/1983 bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast. De Commissie heeft altijd afwijzend gestaan tegenover de praktijk van de eenparigheid van stemmen. Volgens haar blijkt duidelijk uit de besluiten van 18 mei dat (') Buil. EG 5-1982, punten 1.1.1. tot 1.1.3. 16e ALG. VERSLAG EG.
334
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
men zich duidelijker bewust is van het feit dat de werkzaamheden van de Gemeenschap niet eindeloos kunnen worden geblokkeerd door het ontbreken van eenstemmigheid. Weliswaar mag geen plotselinge ommekeer van de vroegere praktijk worden verwacht, maar voortaan kan geen enkele Lid-Staat er meer zeker van zijn desgewenst te kunnen voorkomen dat de Raad een besluit neemt. Hierdoor zou de totstandkoming van compromisoplossingen in de toekomst kunnen worden bevorderd. 820. Naar aanleiding van de mededeling waarbij de Commissie antwoordde op het door het Parlement in 1981 op institutioneel niveau naar voren gebrachte pakket van wensen (') heeft de Commissie twee mededelingen ingediend bij de Raad, waarmee wordt beoogd de bevoegdheden van het Parlement uit te breiden zonder de verdragen formeel te wijzigen. De eerste mededeling (2) heeft betrekking op de uitbreiding en verbetering van de overlegprocedure op wetgevingsgebied, zoals deze op 4 maart 1975 is ingesteld (3). Met dit ontwerp wordt enerzijds beoogd een echte dialoog tussen de leden van de Raad en het Parlement mogelijk te maken en wel voordat de Raad tot een gemeenschappelijk standpunt is gekomen, en anderzijds de in 1975 overeengekomen procedure uit te breiden tot alle belangrijke besluiten van de Raad, ongeacht of deze aanzienlijke financiële consequenties hebben. In afwijking van de huidige regels houdt het ontwerp voorts in dat de overlegprocedure op verzoek van één van de drie Instellingen dient te worden geopend. De tweede mededeling (2) heeft betrekking op de rol van het Parlement bij het opstellen en het sluiten van internationale overeenkomsten van de Gemeenschap en Toetredingsverdragen. Het voorstel van de Commissie komt in wezen neer op een versterking van de positie van het Parlement op de volgende punten: uitbreiding van de zogeheten „Luns/Westerterp"-procedure op het gebied van de informatie tot alle internationale overeenkomsten van de Gemeenschap, ongeacht hun rechtsgrondslag; facultatieve raadpleging van het Parlement omtrent alle belangrijke overeenkomsten van de Gemeenschap ; totstandbrenging van een politieke dialoog tussen de Raad en het Parlement wanneer het Parlement zich met een grote meerderheid tegen het sluiten van een bepaalde overeenkomst uitspreekt ; politiek debat over het beginsel van de toetreding voordat de Raad zich hierover uitspreekt. De bovengenoemde voorstellen zijn thans bij de instanties van de Raad in bespreking. 821. Aan het ontwerp Genscher/Colombo van een Europese Akte inzake de Europese unie (4) werd verder gewerkt op basis van de werkzaamheden van de (') (2) C) C)
Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 809 en Supplement 3/82 - Bull. EG. Supplement 3/82 - Bull. EG. PB C 89 van 22.4.1975. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 809. 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-1
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
335
door de ministers van Buitenlandse Zaken ingestelde groep ad hoc ('). Op basis van een tussentijds verslag heeft het Parlement op 15 oktober (2) een resolutie met betrekking tot dit ontwerp aangenomen. Het door het Parlement ontwikkelde initiatief om een nieuw elan te geven aan de totstandkoming van de Europese unie - welk initiatief concrete vorm kreeg met de oprichting in juli 1981 (3) van een Permanente commissie voor institutionele vraagstukken, die is belast met de opstelling van een herziening van de Verdragen - volgde zijn beloop. In juli (4) werd een resolutie aangenomen waarbij de daartoe nodige richtsnoeren werden aangegeven. De Institutionele commissie is thans doende met de opstelling van een reeks ontwerp-resoluties die zijn bedoeld om na aanneming door de vergadering de inhoud van een ontwerp-verdrag te vormen. 822. Voorts heeft het Parlement krachtens artikel 13 8, lid 3, EEG-Verdrag (en de overeenkomstige bepalingen van de andere verdragen) in maart (5) een resolutie aangenomen inzake een ontwerp voor een uniforme verkiezingsprocedure. Dit ontwerp is thans in behandeling bij de Raad die overeenkomstig het bovengenoemde artikel de desbetreffende bepalingen moet vaststellen, waarvan hij de aanneming door de Lid-Staten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen aanbeveelt. 823. Het Hof heeft een belangrijk arrest (6) gewezen over artikel 201 van het Verdrag en artikel 2 van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen. Verzoeksters betwistten de bevoegdheid van de Raad om een produktieheffing op isoglucose in te stellen, en voerden daartoe aan dat deze bepaling was geschonden. Het Hof verwierp dit middel overwegende dat de betrokken heffing onder de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid valt en de Raad mitsdien krachtens artikel 43 bevoegd was om haar in te stellen. Het besluit van 21 april 1970, een ,,maatregel van begrotingsrecht", verhindert volgens het Hof niet dat een heffing wordt ingesteld zoals die op de produktie van isoglucose. Voorts was het Hofvan oordeel dat isoglucose, dat in rechtstreekse concurrentie staat met suiker, moet worden begrepen onder de produkten die worden verhandeld op de ,,markten in de suikersector" in de zin van haar besluit van 21 april 1970.
(') (2) (3) (4) (s) (6)
Buil. EG 1-1982, punt 2.4.1. PB C 292 van 8.11.1982 en Buil. EG 10-1982, punt 2.4.1. Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 15. PB C 238 van 13.9.1982 en Bull. EG 7/8-1982, punten 2.4.1 en 2.4.3. PB C 87 van 5.4.1982 en Bull. EG 3-1982, punten 2.4.3 en 2.4.5. HvJEG 30.9.1982, gevoegde zaken 108, 110 en 114/81 (GR Amylum e.a.lRaad).
16e ALG. VERSLAG EG.
336
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
824. In zaak 44/81 (') heeft het Hof een belangrijk arrest gewezen met betrekking tot de aan de Commissie verleende impliciete bevoegdheden. Het Hof overwoog dat de aan de Commissie opgedragen taak om het Europees Sociaal Fonds te beheren en de vereisten van een goede administratie van de financiën van de Gemeenschap meebrengen dat de goedkeuring van de rekeningen van het Sociaal Fonds binnen een redelijke termijn dient plaats te hebben en dat de Commissie bevoegd is deze termijn vast te stellen en daaraan sancties te verbinden die naleving van de termijn waarborgen. Gezien het belang van de termijn voor een goed beheer van het Sociaal Fonds mag niet worden uitgesloten dat deze sancties zich zelfs uitstrekken tot verval van het recht op betaling. Het beginsel van rechtszekerheid brengt evenwel mee dat uit de bepalingen tot vaststelling van een dergelijke termijn duidelijk dient te blijken dat de termijn naar zijn aard een vervaltermijn is. Begrotingsprocedure 825. Voor het derde opeenvolgende jaar leidde het verloop van de begrotingsprocedure tot juridische moeilijkheden. De Raad achtte de op 22 december 1981 (2) door de voorzitter van het Parlement vastgesteld verklaarde begroting onwettig daar volgens hem de door het Parlement bij de tweede lezing van de ontwerp-begroting aangenomen amendementen een verhoging van de „niet-verplichte" uitgaven (NVU) inhielden waarmee het maximumpercentage van de stijging van deze uitgaven ten opzichte van die van het begrotingsjaar 1981 wordt overschreden; de begroting had derhalve niet kunnen worden vastgesteld zonder dat voordien een nieuw maximumpercentage van de stijging was vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 203, lid 9, vijfde alinea, van het EEGVerdrag en de dienovereenkomstige bepalingen van de andere Verdragen. Het Parlement was daarentegen van oordeel dat het met zijn aangenomen amendementen het maximumpercentage van de stijging van de NVU niet had overschreden. Het had zich namelijk bij de berekening van de stijgingsmarge van de NVU, die voortvloeit uit het voor het begrotingsjaar 1982 vastgestelde maximale stijgingspercentage, gebaseerd op een ruimere grondslag van de NVU van het begrotingsjaar 1981 dan die welke hiertoe door de Raad was gebruikt, daar het bepaalde, door de Raad als „verplichte uitgaven" (VU) ingedeelde kredieten als NVU had ingedeeld. Ten aanzien van de indeling van de uitgaven heeft de Commissie een tussenpositie tussen het standpunt van het Parlement en dat van de Raad bepleit; zij heeft
(') HvJEG 26.5.1982, zaak 44/81 (Bondsrepubliek Duitsland en Bundesanstalt für ArbeitlCommissie). (2) PB L 31 van 8.2.1982 en Vijftiende Algemeen Verslag, nr. 71. 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-1
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
337
evenwel laten weten dat zij de begroting voor het begrotingsjaar 1982 zou uitvoeren zoals deze door de voorzitter van het Parlement vastgesteld was verklaard. Op 22 februari heeft de Raad bij het Hof van Justitie een beroep ingesteld tegen het Parlement, waarbij hij nietigverklaring van de begroting voor het begrotingsjaar 1982 verzocht. Het Parlement wierp een exceptie van niet-ontvankelijkheid op, daartoe aanvoerende dat artikel 173 EEG-Verdrag en artikel 146 Euratom-Verdrag slechts voorzien in beroepen tot nietigverklaring van besluiten van de Raad en de Commissie (terwijl alleen artikel 38 EGKS-Verdrag de mogelijkheid opent van een beroep tegen het Parlement). De Raad die een dergelijk verweer verwachtte, had in elk geval samen met het beroep tegen het Parlement een tweede beroep ingediend tegen een door de Commissie ter uitvoering van de begroting 1982 genomen besluit. Dit beroep was gebaseerd op de beweerde onwettigheid van de begroting, waartoe de in het kader van de in de artikelen 184 EEG-Verdrag en 156 EuratomVerdrag vervatte exceptie van onwettigheid werd aangevoerd. Naar aanleiding van de gezamenlijke verklaring van het Parlement, de Raad en de Commissie betreffende verschillende maatregelen ter verzekering van een beter verloop van de begrotingsprocedure, die aan het einde van een overlegprocedure tussen de drie Instellingen op 30 juni 1982 werd getekend ('), heeft de Raad de beide beroepen ingetrokken.
Algemene beginselen van het gemeenschapsrecht 826. Het Hof heeft arresten gewezen over de terugwerkende kracht van gemeenschapsbesluiten (2) waarbij zijn vroegere Jurisprudentie werd bevestigd dat ofschoon het beginsel van rechtszekerheid zich in het algemeen tegen de terugwerkende kracht van een gemeenschapsbesluit verzet, hiervan bij wijze van uitzondering kan worden afgeweken indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het rechtmatig vertrouwen van de betrokkenen naar behoren in acht is genomen (3). In zaak 84/81 (4) oordeelde het Hof dat aan deze voorwaarden was voldaan met betrekking tot de verordening van de Raad van 23 april 1980 (5) waarbij met ingang van 1 april de verordening van 29 maart 1979 (6) inzake de consequenties van het (') PB C 194 van 28.7.1982 en Bull. EG 6-1982, punten 1.1.1 tot 1.1.5. ( 2 ) Met betrekking tot het EGKS-Verdrag, zie zaak 258/80 (Metallurgica RumilCommissie) HvJEG 16.2.1982. ( 3 ) HvJEG 25.1.1979, zaak 98/78 (Rocke) - Jurispr. 1979, blz. 69 en zaak 99/78 (Decker) - Jurispr. 1979, blz. 107. (") HvJEG 19.5.1982, zaak 84/81 (Stapte Dairy Products Ltdi'Intervention Board for Agricultural Produce). s ( ) PB L 108 van 26.4.1980. (<·) PB L 84 van 4.4.1979. 16e ALG. VERSLAG EG.
338
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
Europees Monetair Stelsel voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd verlengd ; de verordening die agromonetaire basisbepalingen bevatte, verviel op 31 maart zonder dat de Raad tijdig de voorstellen van de Commissie tot consolidering van de bestaande agromonetaire bepalingen had goedgekeurd. De Commissie had het noodzakelijk geacht de regeling vervat in de verordening van 29 maart 1979 (') te blijven toepassen. In zijn arrest stelt het Hof dat de terugwerkende kracht noodzakelijk was om te voorkomen dat zich in de handhaving van de landbouwprijzen een onderbreking zou hebben voorgedaan die tot verstoring in het gehele agromonetaire stelsel had kunnen leiden. Ten aanzien van de inachtneming van het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen concludeerde het Hof onder meer dat de situatie op dat tijdstip de handelaren geen grond bood voor de verwachting dat de betrokken regeling na 31 maart 1980 zou worden afgeschaft. 827. In de zaken 108, 110 en 114/81 (2) verwierp het Hof een verzoek tot nietigverklaring van de verordening van de Raad van 10 januari 1981 waarbij met terugwerkende kracht tot 1 juli 1979 weer produktiequota werden ingevoerd voor isoglucose, nadat het Hof de verordening van 25 juni 1973 (3) nietig had verklaard omdat het Parlement niet was geraadpleegd (4). Het is voor het eerst dat het Hof een terugwerkende kracht aanvaardt die niet tot enkele dagen is beperkt, maar zich over een langere periode uitstrekt. Voorts heeft het Hof erop gewezen dat op grond van de omstandigheid dat het in zijn arresten tot nietigverklaring van 29 oktober 1980 geen gebruik had gemaakt van de in artikel 174, lid 2, van het Verdrag geboden mogelijkheid, de aan de onderhavige regelifig verleende terugwerkende kracht niet mocht worden beschouwd als een inbreuk op zijn prerogatieven (5). 828. Ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel overwoog het Hof (6) dat dit beginsel zich niet ertegen verzet dat een bij de invoer gestorte waarborgsom volledig wordt verbeurd verklaard naar aanleiding van een - zij het nog zo geringe overschrijding - van de voorgeschreven verwerkingstermijn voor een produkt dat is ingevoerd zonder dat een heffing is geïnd, mits deze consequentie beantwoordt aan de door de betrokken regeling beoogde doelstellingen. 829.
Op het gebied van de mededinging erkende het Hof, onder bepaalde
(') PB L 91 van 7.4.1980 en PB L 103 van 21.4.1980. (2) HvJEG 30.9.1982, gevoegde zaken 108, 110 en 114/81 (GR Amylum, SA Roquette en Tunnel Refineries Ltd'IRaad). C) PB L 162 van 30.6.1979. (4) HvJEG 29.10.1980, zaak 138/79 (SA Roquette), Jurispr. 1980, blz. 3333; zaak 139/79 (Maizena), 1980, blz. 3393. (') Omtrent de terugwerkende kracht zie tevens HvJEG 10.2.1982, zaak21/81 (Bout) Jurispr. 1982, blz. 381 en HvJEG 16.2.1982, zaak 258/80 (Metallurgica RumilCommissie), Jurispr. 1982, blz. 587. (6) HvJEG 29.4.1982, zaak 147/81 (Merkur/HZA Hamburg - Ericus). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-1
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
339
voorwaarden, het bestaan van een algemeen beginsel van vertrouwelijkheid van de correspondentie tussen ondernemingen en hun advocaten ('). 830. Met betrekking tot het EGKS-Verdrag heeft het Hof zijn arrest in de zaak 14/81 (2) zijn vroegere Jurisprudentie (3) bevestigd dat intrekking van een onrechtmatig besluit (4) is geoorloofd mits dit binnen een redelijke termijn geschiedt en rekening is gehouden met de mate waarin verzoekster op de rechtmatigheid van het besluit kon vertrouwen. Het Hof achtte de betrokken termijn redelijk, gezien het aantal ondernemingen waarmee de Commissie bij het quotastelsel rekening moest houden. Voorts overwoog het Hof dat uit het feit dat verzoekster een beroep tot nietigverklaring had ingesteld bleek dat zij niet op de rechtmatigheid van het besluit had vertrouwd (5).
Verhouding tussen het gemeenschapsrecht en het nationale recht Uitspraken van het Hof van Justitie 831. Het Hof heeft twee belangrijke arresten gewezen inzake de tenuitvoerlegging van richtlijnen (6). Het verklaarde dat aan de uit twee richtlijnen inzake de kwaliteit van het water (7) voortvloeiende verplichtingen zowel door de nationale als door de regionale overheden van de Lid-Staten kan worden voldaan. Gezien het feit dat deze richtlijnen zijn gebaseerd op artikel 100 dienen de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen een dwingend karakter te hebben. Beide arresten bevatten voorts belangrijke verduidelijkingen ten aanzien van de verplichtingen van de Lid-Staten en de Commissie bij de controle van de uitvoering van richtlijnen. Enerzijds wordt verklaard dat de Lid-Staten ingevolge artikel 5 EEG-Verdrag verplicht zijn de Commissie ondubbelzinnig mede te delen met welke wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen zij menen aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen te hebben voldaan. Anderzijds gaf het Hof (') HvJEG 18.5.1982, zaak 155/79 (AM & SICommissie) en nr. 853 van dit Verslag - zie tevens HvJEG 20.2.1979 (BuitonilFORMA) - Jurispr. 1979, blz. 677 en 21.6.1979 (Atlanta!Produktschap) - Jurispr. 1979, blz. 2137. (2) HvJEG 3.3.1982 - (Alpha steel/Commissie). (3) Algera 7/56 en 3/57, Jurispr. 1957, blz. 93, 122; Hoogovens 14/61, Jurispr. 1962, blz. 513, 544; LemmerzWerke, 111-63, Jurispr. 1965, blz. 936, 952. C) In het onderhavige geval de eerste individuele beschikking waarbij de quota voor verzoekster werden vastgesteld. (5) Nadere bijzonderheden over de beginselen van non-discriminatie, evenredigheid en gewettigd vertrouwen zijn te vinden in het arrest HvJEG 15.7.1982, zaak 245/81 (Edekal'Bundesamtßr Ernährung und Forstwirtschaft) en nr. 873 van dit Verslag. (6) HvJEG 25.5.1982, zaken 96 en 97/81 (Commissie IKoninkrijk der Nederlanden). C) PB L 194 van 25.7.1975 en PB L 31 van 5.2.1976. 16e ALG. VERSLAG EG.
340
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
met betrekking tot de procedure van artikel 169 wegens niet-uitvoering van een richtlijn te kennen dat het aan de Commissie staat het gestelde verzuim aan te tonen. Hierbij kan zij zich niet op een of ander vermoeden baseren. Eveneens in verband met richtlijnen oordeelde het Hof (') dat waar de betrokken Lid-Staat de richtlijn niet heeft uitgevoerd, door een particulier voor een nationale rechterlijke instantie een beroep kan worden gedaan op een bepaling van de zesde BTW-richtlijn (2). 832. Het Hof heeft twee arresten gewezen over de toepassing van het nationale recht bij gebreke van een communautaire regeling. In zaak 113/81 (3) verklaarde het Hof voor recht dat vóór de inwerkingtreding van de verordening van 2 juli 1979 (4) betreffende de terugbetaling van invoerrechten, de Lid-Staten hun nationale recht inzake billijkheid konden toepassen op een verzoek om terugbetaling van douanerechten. In zaak 54/81 (5) verklaarde het Hof voor recht dat het bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht een Lid-Staat vrij is krachtens zijn nationale recht rente te berekenen over onverschuldigd betaalde communautaire denatureringspremies, mits er geen objectief niet gerechtvaardigd verschil in behandeling bestaat tussen hen die deze premie hebben ontvangen en hen die soortgelijke zuiver nationale voordelen hebben genoten. Voorts overwoog het Hof dat de betrokken rente moet worden bijgeschreven op de nationale begroting en niet op die van het EOGFL, daar er geen voorschriften bestaan op grond waarvan de rente aan de communautaire fondsen dient te worden betaald. Uitspraken van nationale rechterlijke instanties 833. De Franse Raad van State heeft besluiten van de Raad van de Orde van Accountants nietig verklaard (6) waarbij nationale bepalingen waren toegepast die onverenigbaar waren met artikel 52 van het EEG-Verdrag, daar de besluiten niet waren gebaseerd op de voorrang van het gemeenschapsrecht maar op het feit dat het EEG-Verdrag van latere datum is dan de beschikking van 1945 waarbij regels waren vastgesteld voor de inschrijving bij de Orde van Accountants.
(') HvJEG 19.1.1982, zaak 8/81 (Becker/Finanzamt Münster-Innenstadt) - Jurispr. 1982. blz. 53 en HvJEG 10.6.1982, zaak 25/81 (Grendel/Finanzamt Hamburg). f2) PB L 145 van 13.6.1977. O HvJEG 27.5.1982, zaak 113/81 (Otto Reichelt GmbH/HZA Berlin-Süd). C) PB L 175 van 12.7.1979. (5) HvJEG 6.5.1982, zaak 54/81 (FrommelBALM). (6) 22.1.1982, nrs. 11023 en 11050 - Actualité juridique - Droit administratif, blz. 170 t/m 172, (1982). Conclusies van de regeringscommissaris Michel Franc - Actualité juridique - Droit administratif, blz. 402 tot 406 (1982). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-]
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
341
834. Het Tribunal administratif van Parijs volgde in zijn uitspraak van 10 juni 1982 (') de Raad van State en verklaarde dat de richtlijnen de Staten binden ten aanzien van de te bereiken doelstellingen onder controle van de nationale rechterlijke instanties, maar dat het niet op de weg van de administratieve rechter ligt om zich uit te spreken over de vraag of de nationale bepalingen ter uitvoering van de richtlijnen met deze in overeenstemming zijn. 835. Ten aanzien van de betrekkingen tussen particulieren die belang hebben bij een richtlijn verklaarde het Italiaanse Hofvan Cassatie in zijn arrest van 13 april 1981 (2) inzake het vrije kapitaalverkeer: richtlijnen kunnen niet de rechtstreekse bron zijn voor de regeling van situaties tussen particuliere partijen, daar deze bron uitsluitend loopt via het besluit waarbij de staat tot welke de richtlijn is gericht, aan zijn verplichting om de richtlijn uit te voeren, heeft voldaan. 836. In de prejudiciële zaken 4/79, 109/79 en 145/79 (3) inzake verordeningen met betrekking tot de vaststelling van monetaire compenserende bedragen voor op basis van granen verwerkte produkten kwam het Hof van Justitie tot de slotsom dat de betrokken communautaire verordeningen ongeldig waren, maar het paste artikel 174, tweede alinea, EEG-Verdrag analogisch toe en verklaarde dat de erkenning van de ongeldigheid niet de weg opent voor betwisting van de heffing of de betaling van monetaire compenserende bedragen wat het voor de datum van het arrest gelegen tijdvak betreft. Het Tribunal van Rijsel (4) weigerde dit deel van de uitspraak van het Hof van Justitie toe te passen, daartoe aanvoerende dat het Hof het kader van de gestelde vragen had overschreden en zich op het terrein van de nationale rechter had begeven door zelf de consequenties uit de ongeldigheid van de desbetreffende verordeningen te trekken. Derhalve besloot het dat zelfs de voor de datum van het arrest krachtens deze verordeningen geheven bedragen met rente moesten worden terugbetaald. De rechterlijke instanties van Châlons-sur-Marne en Orléans hebben die van Rijsel gevolgd. De overheidsinstanties zijn van deze uitspraken in beroep gegaan.
(') Cabinet Honrat, nr. 13987/1 - niet gepubliceerd. (2) Nr. 7217/78 Soc. Wilson t. Terrazzi - niet gepubliceerd. (3) HvJEG 15.10.1980, zaak 4/79 (Providence agricole de Champagne) - Jurispr. 1980, blz. 2823, inzake de verwijzing van het Tribunal administratif Châlons-sur-Marne. HvJEG 15.10.1980, zaak 109/79 (Maïseries de Beauce) - Jurispr. 1980, blz. 2883, inzake de verwijzing van het Tribunal administratif van Orléans. HvJEG 15.10'. 1980, 145/79 (Roquette) - Jurispr. 1980, blz. 2917, inzake de verwijzing van het Tribunal d'instance van Rijsel. (") 15.7.1981 - recueil Dalloz-Sirey - Jurispr., blz. 9 tot 13 (nr. 1/1982)21 Diritto Communitario e degli Scambi Internazionali, blz. 105 tot 108 (nr. 1/1982). 16e ALG. VERSLAG EG.
342
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
Rechterlijke controle en nakoming door de Lid-Staten van hun verplichtingen 837. De in de laatste jaren waargenomen tendens van een uitbreiding van het aantal inbreukprocedures die op grond van artikel 169 van het EEG-Verdrag werden ingeleid - met uitzondering van 1981 toen deze stabiel is gebleven - heeft zich ook dit jaar voortgezet: er werden 332 nieuwe procedures ingeleid tegen 243 in 1981 en 240 in 1980. Het aantal met redenen omklede adviezen nam in geringe mate toe, hetgeen een logisch gevolg is van de stabilisering van het aantal procedures dat in 1981 werd ingeleid : 166 met redenen omklede adviezen werden in 1982 uitgebracht tegen 150 in het voorgaande jaar. 838. Het aantal zaken dat aan het Hof van Justitie is voorgelegd en dat het afgelopen jaar bijzonder hoog is geweest is weer tot het gemiddelde gedaald. In 1982 heeft de Commissie in 46 gevallen een beroep bij het Hof aanhangig gemaakt tegen 50 in 1981 en 28 in 1980. Uit het zeer hoog aantal zaken dat tijdens de bij het Hof aanhangige procedure in het register werd doorgehaald 21 blijkt dat de Lid-Staten er toch naar streven de voorschriften van het gemeenschapsrecht op te volgen voordat het Hof in zijn uitspraak vaststelt dat zij hun verplichtingen niet zijn nagekomen. Van de 46 bij het Hof aanhangig gemaakte beroepen troffen 17 de niet-toepassing van richtlijnen, hetgeen een veel geringer percentage betekent dan in het verleden toen 75% van de lopende procedures op richtlijnen betrekking hadden. Zulks zou het gevolg kunnen zijn van het feit dat de Lid-Staten de procedures voor de omzetting van richtlijnen in nationaal recht hebben verbeterd. Uit de onderverdeling der inbreukprocedures naar ontwerp blijkt dat het accent op de landbouwsectoren (b.v. belemmeringen bij de invoer van wijn, pluimvee en sommige planten, vaststelling van de melkprijs), het vrije verkeer van goederen en de belastingen ligt. Op het gebied van de niet-toepassing, onjuiste toepassing of slechte toepassing van richtlijnen staat - zoals altijd - de harmonisering van de wetgeving op de voorgrond, gevolgd door de belastingen en de sociale vraagstukken (gelijke behandeling van mannen en vrouwen). Onderverdeeld per land werd bij het Hof van Justitie in 14 gevallen een beroep tegen Italië aanhangig gemaakt (waarvan 5 gevallen richtlijnen betroffen), in 8 gevallen tegen Frankrijk (2 richtlijnen), in 9 gevallen tegen België (5 richtlijnen), in 4 gevallen tegen de Bondsrepubliek Duitsland (1 richtlijn), in 3 gevallen tegen Luxemburg (2 richtlijnen), in 2 gevallen tegen het Verenigd Koninkrijk en Nederland (1 richtlijn), in 3 gevallen tegen Ierland en in 1 geval tegen Denemarken (op andere gebieden dan dat van de richtlijnen). Het Hof heeft in 1982 23 arresten gewezen in zaken welke op grond van artikel 169 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-1
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
343
aanhangig waren gemaakt. Het Hof veroordeelde in alle zaken op één na (richtlijn Kilowattuurmeters, zaak tegen Denemarken) de Lid-Staten wegens de niet-nakoming van hun verplichtingen. In de zaak betreffende de belemmeringen die het Verenigd Koninkrijk voor de invoer van uit andere Lid-Staten afkomstig vlees van pluimvee en eieren had geschapen (Newcastle disease) heeft het Hof thans alleen een aantal aspecten van de inbreuk onderzocht. 839. In de loop van het jaar 1982 moest het Hof een uitspraak doen over een verzoek in kort geding op grond van artikel 186 van het EEG-Verdrag. In de zaak betreffende de belemmeringen van de invoer van Italiaanse wijn in Frankrijk heeft het Hof laatstgenoemde Lid-Staat (') bepaalde zeer nauwkeurig omschreven limitatieve voorwaarden opgelegd voor de praktijken die bij het in het vrije verkeer brengen van deze wijn worden toegepast. 840. Evenals in 1981 werd in twee gevallen bij de Commissie een klacht op grond van artikel 170 ingediend. Frankrijk beklaagde zich over de invoerbeperkingen van het Verenigd Koninkrijk voor vlees van pluimvee en eieren. Ofschoon de Commissie een met redenen omkleed advies tot het Verenigd Koninkrijk heeft gericht heeft Frankrijk zich niet tot het Hof van Justitie gewend omdat de Commissie de inbreuk reeds uit hoofde van artikel 169 bij het Hof aanhangig had gemaakt. Duitsland diende bij de Commissie een klacht in wegens het feit dat Denemarken de vangst van kabeljauw door Duitse visvaartuigen in de zone van West-Groenland weigerde te accepteren; de zaak werd bijgelegd voordat de Commissie een met redenen omkleed advies uitbracht. 841. Het Hof heeft zich andermaal moeten uitspreken over de ontvankelijkheid van een door een particulier op basis van de artikelen 173 en 175 van het Verdrag (2) ingestelde beroep. De verzoeker had de Commissie schriftelijk verzocht bepaalde maatregelen te nemen tegen luchtvervoerders die zouden deelnemen aan een de concurrentie beperkend kartel; hij had daarop een schriftelijk antwoord van de diensten van de Commissie ontvangen waarin gewag werd gemaakt van enige door deze reeds ondernomen acties. Een en ander was voor de verzoeker aanleiding om tegen de Commissie een beroep aanhangig te maken dat zowel op artikel 173 als op artikel 175 was gebaseerd. Het Hof heeft dit beroep verworpen op grond van de overweging dat de verzoeker de Commissie niet had verzocht ten aanzien van hem een besluit te nemen maar om tegen derden een onderzoekprocedure in te leiden en besluiten ten aanzien van deze te nemen. Dfschoon hij evenals andere gebruikers indirect belanghebbende is, bevond hij ') HvJEG 4.3. 1982, zaak 42/82 (Commissie/Frankrijk). ) HvJEG 10.6.1982, zaak 246/81 (LordBethell!'Commissie) - zie ook HvJEG 25.3.1982, zaak 45/81 (Moksell Commissie).
2
6e ALG. VERSLAG EG.
344
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-1
zich niet in de situatie waarin nu juist diegene zich rechtens bevindt tot wie een besluit is gericht dat vatbaar is vooreen nietigverklaring als bedoeld in artikel 173, derde alinea. 842. In een belangrijk arrest (') heeft het Hof voor recht verklaard dat een scheidsgerecht geen „rechterlijke instantie van één der Lid-Staten" is als bedoeld in artikel 177 van het EEG-Verdrag. Ook wanneer de arbitrageprocedure wettelijk is geregeld, de arbiter naar de regelen des rechts heeft te beslissen en zijn beslissing tussen partijen de werking van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis heeft en een voor de tenuitvoerlegging vatbare titel kan opleveren. Het Hof heeft opgemerkt dat partijen bij de overeenkomst in casu geenszins verplicht waren hun geschillen aan een scheidsgerecht ter beslechting voor te leggen. Het Hof wees erop dat de nationale overheid niet was betrokken bij de beslissing om de weg van de arbitrage te kiezen en niet de mogelijkheid heeft ambtshalve in te grijpen in de loop van de procedure voor de arbiter. Wel kan zij worden ingeschakeld bij de oplossing van een aan een scheidsgerecht voorgelegde vraag, hetzij door aan deze steun te verlenen hetzij door diens uitspraak te toetsen. Het Hof heeft zich dan ook onbevoegd verklaard op de door de arbiter gestelde vragen uitspraak te doen. 843. In de zaak 283/81 (2) heeft het Hof de derde alinea van artikel 177 EEG-Verdrag geïnterpreteerd, volgens welke bepaling een nationale rechterlijke instantie gehouden is zich tot het Hofvan Justitie te wenden wanneer een prejudiciële vraag betreffende de uitlegging van het gemeenschapsrecht voor haar wordt opgeworpen. Sommige hoogste rechterlijke instanties van de Lid-Staten achten zich ontheven van de verplichting om zich tot het Hof van Justitie te wenden wanneer zij menen dat de betrokken teksten zo duidelijk zijn dat over de interpretatie daarvan geen redelijke twijfel kan bestaan. Een deel van de doctrine wijst de theorie van de „acte clair' ' radicaal van de hand als strijdig met de letter van artikel 177 ; deze theorie zou een bron van misbruik vormen en in ieder geval niet te hanteren zijn in verband met de moeilijkheid waarvoor een nationale rechter zich geplaatst ziet wanneer hij als het ware de zin van een rechtssysteem wil doorgronden waarvoor verschillende nationale rechtsstelsels model hebben gestaan en dat in meerdere taalversies werd geformuleerd die door ieder voor zich authentiek zijn. Pas in 1981 werd deze vrij belangrijke vraag door het Italiaanse Hof van Cassatie aan het Hof van Justitie voorgelegd. Het Hof antwoordde hierop dat de derde alinea van artikel 177, EEG-Verdrag in die zin moet worden uitgelegd dat een rechterlijke instantie, waarvan de beslissingen (') HvJEG 23.3.1982, zaak 102/81 (Nordsee¡Nordstern). (2) HvJEG 6.10.1982, zaak 253/81 (C1LF1TIMinisterie van Volksgezondheid). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-1
ALGEMENE VRAAGSTUKKEN
345
volgens het nationale recht niet voor hogere voorziening vatbaar zijn, gehouden is om wanneer voor haar een vraag van gemeenschapsrecht wordt opgeworpen een prejudiciële vraag ter zake aan het Hof voor te leggen, tenzij zij vaststelt dat de gerezen vraag niet relevant is, of het Hof de betrokken communautaire bepalingen reeds eerder heeft uitgelegd ('), of dat de juiste toepassing van het gemeenschapsrecht zo duidelijk voor de hand ligt dat er geen enkele ruimte voor redelijke twijfel bestaat ; de vraag of zich een dergelijk geval voordoet moet worden beoordeeld in het licht van de eigen kenmerken van het gemeenschapsrecht, de bijzondere moeilijkheden die bij de interpretatie daarvan rijzen en het gevaar dat binnen de Gemeenschap uiteenlopende rechterlijke beslissingen worden gegeven. 844. Het Hof heeft twee arresten (2) gewezen over de vordering op grond van de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap, als bedoeld in de artikelen 178 en 215 EEG-Verdrag. Volgens artikel 43 van het Statuut van het Hof van Justitie verjaart deze vordering vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. Het Hof besliste dat deze bepaling in die zin moet worden geïnterpreteerd dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het ogenblik waarop de te vergoeden schade feitelijk is ontstaan. Waar het gaat om gevallen waarin de aansprakelijkheid van de Gemeenschap zijn oorsprong vindt in een normatief besluit kan het tijdstip waarop de verjaring begint te lopen niet de dag van de inwerkingtreding van dit besluit zijn en - a fortiori - evenmin de dag van de bekendmaking daarvan.
(') HvJEG 27.6.1963, gevoegde zaken 28 tot 30/62 (Da Costa) - Jurispr. 1963, blz. 77. (2) HvJEG 27.1.1982, zaken 256/80, 257/80, 265/80, 267/80 en 5/81 (Birra Wahrer e.a./Raaden Commissie) Jurispr. 1982, blz. 85; HvJEG 27.1.1982, zaak 51/81 (De Franceschi/'Raad en Commissie) -Jurispr. 1982, blz. 117. 16e ALG. VERSLAG EG.
346
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
Deel 2
Interpretatie en toepassing van de grondregels van het communautair recht Douane-unie 845. Het Hof heeft zich in verscheidene prejudiciële zaken uitgesproken over de verenigbaarheid van nationale maatregelen met de artikelen 30 tot en met 36 van het Verdrag. Inde zaak 75/81 (') betrof het maatregelen die zonder onderscheid vantoepassing zijn op nationale en ingevoerde produkten, inhoudende het verbod van verkoop van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse in voor het publiek toegankelijke plaatsen. Op basis van zijn eigen Jurisprudentie inzake nationale regelingen met betrekking tot de reclame voor alcoholhoudende dranken (2) alsmede op basis van artikel 3 van de richtlijn van de Commissie van 22 december 1969 (3) heeft het Hof beslist dat een dergelijk verbod niet viel onder het begrip maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen. 846. Het Hof heeft in een prejudiciële zaak en een inbreukprocedure eveneens de uitspraak gedaan over de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van een waarborgsom voor de vooruitbetaling van in te voeren goederen, waarbij de waarborgsom aan de staat vervalt indien de invoer niet binnen een bepaalde termijn na de vooruitbetaling plaatsvindt (4). Het Hof was van oordeel dat een dergelijke beperking een met artikel 30 strijdige maatregel van gelijke werking vormt voor zover zij zich niet alleen uitstrekt tot betalingen voor speculatieve,doeleinden, maar tevens tot die welke in het intracommunautaire handelsverkeer gebruikelijk zijn. 847. In de zaak 220/81 (5) ging het om een nationale regeling waarbij is verboden verzilverde voorwerpen, die niet zijn voorzien van het voorgeschreven keur, te verkopen. Het Hof was van oordeel dat artikel 30 zich niet verzet tegen toepassing van een dergelijke regeling op voorwerpen die zijn ingevoerd uit een andere (') (2) (3) (") (5)
HvJEG 31.3.1982, zaak 75/81 (BlesgenlBelgische Staat). HvJEG 10.7.1980, zaak 152/78 (Commissie/Frankrijk) -Jurispr. 1980, blz. 2299. PB L 13 van 19.1.1970. HvJEG 9.6.1982, gevoegde zaken 206, 207, 209 en 210/80 (Orlandi) en zaak 95/81 (Commissie/Italië). HvJEG 22.6.1982, zaak 220/81 (Robertson). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
347
Lid-Staat waar zij op wettige wijze in de handel zijn gebracht, voor zover deze niet, overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de Lid-Staat van uitvoer, zijn voorzien van keuren met een informatieve inhoud die gelijkwaardig is aan die van de keuren bij de regeling van de Lid-Staat van invoer zijn voorgeschreven en begrijpelijk is voor de consument van deze Lid-Staat. 848. In de zaak 6/81 (') werd het Hof verzocht om een uitspraak inzake de bescherming tegen ,,slaafse nabootsing' ', volgens een bepaling van nationaal recht waarop een beroep was gedaan om het in de handel brengen van een systeem voor kabeldoorvoeringen op de markt van deze Lid-Staat te verbieden. Het Hof heeft erkend dat op grond van deze regel de consumenten en de eerlijkheid van de handelstransacties konden worden beschermd. Hierop kon dus een beroep worden gedaan omdat zulks noodzakelijk was om te voldoen aan , .dwingende eisen' ' in de zin van de constante Jurisprudentie van het Hof. 849. Het Hof heeft in een prejudiciële zaak eveneens uitspraak gedaan over de vraag of een nationale wet inzake tekeningen en modellen waardoor de eerste deposant een exclusief recht verkrijgt op een model zonder dat anderen dan de ontwerper zelf dit recht kunnen betwisten (2) verenigbaar is met de artikelen 30 en 36. Het Hof stelde vast dat, nu communautaire regels ontbraken, tekeningen en modellen worden beschermd overeenkomstig nationaal recht. Het Hof concludeerde mitsdien dat een dergelijke nationale wetgeving valt onder het bepaalde in artikel 36 waar gehandeld wordt over de bescherming van de industriële en commerciële eigendom. 850. In de zaken 141 tot en met 143/81 (3) achtte het Hof een wet op de dierenbescherming, waarin minimumafmetingen voor ruimten voor kalveren zijn voorgeschreven, verenigbaar met onder meer artikel 34 van het Verdrag. Het Hof bevestigde hiermede zijn restrictieve uitlegging van het begrip maatregelen van gelijke werking als een kwantitatieve uitvoerbeperking (4). 851. Een procedure wegens het niet-nakomen van verplichtingen door een LidStaat betrof nationale maatregelen ter bescherming van de gezondheid van dieren waardoor de invoer van produkten van pluimvee werd belemmerd (5). In de overweging dat een hoge immuniteit tegen de betreffende ziekte moest kunnen worden behouden zonder tevens de invoer volledig te verlammen heeft het Hof (') (2) (3) C)
HvJEG 2.3.1982, zaak 6/81 (Industrie Diensten Groep/Beele). HvJEG 14.9.1982, zaak 144/81 (KeurkoopINancy Kean Gifts). HvJEG 1.4.1982, (Holdijk). HvJEG 8.11.1979, zaak 15/79 (Groenveld) - Jurispr. 1970, blz. 3409 en HvJEG 14.7.1981, zaak 155/80 (Oebel) - Jurispr. 1981, blz. 1993. (5) HvJEG 15.7.1982, zaak 40/82 (Commissie/Verenigd Koninkrijk). 16e ALG. VERSLAG EG.
348
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
vastgesteld dat in het onderhavige geval sprake was van een verkapte beperking van de handel tussen Lid-Staten in de zin van artikel 36, tweede zin.
Concurrentie 852. Bij drie in kort geding gegeven beschikkingen (') heeft het Hof zijn goedkeuring gehecht aan de nieuwe praktijk van de Commissie om de inning van boetes, (wanneer tegen beschikkingen, waarbij deze worden opgelegd, beroep wordt ingesteld) slechts op te schorten wanneer aan twee voorwaarden wordt voldaan: rentebetaling over de periode van opschorting en verlening van een bankgarantie voor het bedrag van de boete en de rente. De betrokken firma's vroegen een opschorting van de boete zonder meer, zonder voorwaarden ; het Hof heeft deze verzoeken afgewezen. 853. In het arrest in de zaak 155/79 (2) heeft het Hof beslist dat bij artikel 14 van Verordening nr. 17 aan de Commissie een ruime verificatiebevoegdheid was verleend en dat in beginsel de Commissie zelf heeft te bepalen of een document aan haar moet worden overgelegd. Het Hof heeft echter het bestaan erkend van een algemeen beginsel van vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen ondernemingen en hun advocaten onder twee voorwaarden: in de eerste plaats dat de betrokken briefwisseling verband houdt met het onderwerp van de procedure, en in de tweede plaats dat de briefwisseling heeft plaatsgevonden met een advocaat die niet in loondienst van zijn cliënt is. Ten aanzien van de te volgen procedure om deze vertrouwelijkheid te waarborgen heeft het Hof een door het Verenigd Koninkrijk gesteund voorstel van verzoekster verworpen om hiervoor beroep te doen op de diensten van een onafhankelijke scheidsman : de beschikking van de Commissie staat onder controle van het Hof. 854. Ten aanzien van het kwekersrecht heeft het Hof verklaard (3) dat dit niet moet worden beschouwd als hebbende zodanige specifieke kenmerken dat deze nopen tot een andere behandeling dan die van de overige industriële en commerciële eigendomsrechten. De eigen aard van de produkten waarop het kwekersrecht betrekking heeft (in casu maïszaad) kan evenwel in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de licentieovereenkomst met betrekking tot dit recht. In het licht van deze overwegingen was het Hofvan mening dat de verlening van een open exclusieve licentie, d.w.z. een licentie die geen betrekking heeft op de (') HvJEG 6.5.1982, zaak 107/82 R (AEG-TelefunkenlCommissie); HvJEG 7.5.1982, zaak 85/82 R (Hasselblad'/Commissie ; zaken 263/82 en 263/82 R (Klöckner-Werke AG/Commissie). (2) HvJEG 18.5.1982, zaak 155/79 (AM & S/Commissie). (3) HvJEG 8.6.1982, zaak 258/78 (Nungesser en EiselelCommissie). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
349
situatie van derden, op zichzelf niet onverenigbaar is met artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Het Hof heeft daarentegen zijn vroegere Jurisprudentie bevestigd volgens welke overeenkomsten die een absolute territoriale bescherming van een licentiehouder inhouden, onverenigbaar zijn met de mededingingsvoorschriften. 855. Bij Beschikking van 21 september 1982 (') heeft het Hof de uitvoering van een beschikking van de Commissie waarbij deze voorlopige maatregelen heeft genomen ten aanzien van de Ford-Werke AG die werd verplicht de levering in Duitsland van automobielen met rechts stuur te hervatten, gedeeltelijk geschorst. Het Hof heeft de beschikking geschorst ten aanzien van automobielen die met name voldoen aan de op de Britse markt geldende normen. Daarentegen heeft het Hof het bevel om de levering van automobielen die aan de Duitse normen voldoen te hervatten gehandhaafd tot het einde van de administratieve procedure in de hoofdzaak of totdat het arrest in de hoofdzaak is gewezen. Het Hof heeft daarmee zijn vroegere Jurisprudentie (2) bevestigd inzake de bevoegdheid van de Commissie om voorlopige maatregelen te treffen, van welke bevoegdheid de Commissie in deze zaak voor de eerste maal gebruik heeft gemaakt. 856. In een zeer belangrijk arrest (3) heeft het Hof de geldigheid bekrachtigd van de richtlijn van de Commissie van 25 juni 1980 (4) betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen Lid-Staten en openbare bedrijven. Drie Lid-Staten vochten de bevoegdheid van de Commissie en de inhoud van de richtlijnvoorschriften aan. Volgens verzoekers kon deze richtlijn niet door de Commissie worden vastgesteld op basis van artikel 90, lid 3, van het EEG-Verdrag ; bij het toezicht op steunmaatregelen van de staten kon deze bevoegdheid volgens hen krachtens artikel 94 uitsluitend toekomen aan de Raad. Het Hof wees deze argumenten af en stelde dat beide artikelen op verschillende doelen gericht zijn: de bevoegdheid van de Commissie vloeit voort uit de inherente eisen van haar in artikel 90 bedoelde verplichting tot toezicht, los van 's Raads verordenende bevoegdheid op het specifieke gebied van de steunmaatregelen. Wat de hoofdzaak betreft waren verzoekers van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel zich verzette tegen de verschillende behandeling van overheidsbedrijven en particuliere ondernemingen zoals deze door de richtlijn is ingevoerd. Het Hof verwierp dit middel met de stelling dat dit beginsel veronderstelt dat beide groepen (') (2) (') (4)
HvJEG 29.9.1982, gevoegde zaken 228 en 229/82 (Ford-Werke AG/Commissie). HvJEG zaak 729/79 (Camera Care) - Jurispr. 1980, blz. 119. HvJEG 6.7.1982, zaken 188, 189 en 190/80 (Frankrijk, Italië en Verenigd Koninkrijk/Commissie). PB L 195 van 29.7.1980.
16e ALG. VERSLAG EG.
350
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
zich in vergelijkbare situaties bevinden. Het Hof erkent dus de gegrondheid van het Commissieoptreden dat gericht is op een herstel van het evenwicht tussen de concurrentiepositie van de particuliere onderneming en die van de openbare bedrijven.
Fiscale vraagstukken 857. Vermelding verdient hier het belangrijke arrest in de zaak 51/81 (') dat een tweedehands pleziervaartuig betrof dat in Frankrijk was gekocht door een in Nederland woonachtige particulier. Transacties tussen particulieren zijn niet aan BTW onderworpen daar geen der betrokken partijen daaraan onderworpen is. Bij invoer hebben de Nederlandse instanties echter BTW geheven. De expediteur betoogde dat hier sprake was van dubbele belastingheffing omdat BTW was geheven over het vaartuig toen het nieuw was. Het Hof heeft in de eerste plaats nagegaan of in het algemeen onder dergelijke omstandigheden BTW kon worden geheven. Het merkte op dat invoer een afzonderlijke, als zodanig belastbare handeling is en dat derhalve BTW kon worden geheven. Het overwoog echter dat ter voldoening aan de vereisten van artikel 95 de staat van invoer van een tweedehands goed bij de BTW-heffing het deel van de belasting, dat in de koopprijs is begrepen, moet aftrekken (wat Nederland niet had gedaan) zelfs indien de belasting in een andere staat is voldaan. In de zaak 216/81 (2) verklaarde het Hof dat artikel 95 zich verzet tegen een belastingregeling waardoor whisky en andere gedistilleerde dranken verschillend worden belast. Deze uitspraak sluit aan bij de vaste rechtspraak met betrekking tot het niet toegelaten zijn van fiscale discrimineringen (3) : gedistilleerde dranken, of deze nu uit graan, wijn of druivemoer zijn gedistilleerd, vertonen in voldoende mate dezelfde eigenschappen en moeten bijgevolg worden aangemerkt als gelijksoortige of met elkaar concurrerende produkten in de zin van genoemd artikel 95 ; de Lid-Staten moeten de bewuste produkten van eigen bodem en die welke worden ingevoerd derhalve een fiscaal gelijke behandeling geven. Dit arrest is bijzonder belangrijk omdat hier nog eens wordt onderstreept dat de uitspraak in de Vinalzaak (4), waarin het Hof de mogelijkheid open liet om gelijksoortige of met elkaar concurrerende produkten, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, in fiscaal opzicht verschillend te behandelen, een uitzondering vormt.
(') HvJEG 5.5.1982, zaak 15/81 (Gaston Schul). (2) HvJEG 15.7.1982, zaak 216/81 (Cogisl'Amministrazione delle finanze dello Stato). C) HvJEG 27.2.1980, zaken 168/78, 169/78 en 171/78 (Commissie/Franse republiek, Italiaanse republiek en hel Koninkrijk Denemarken) - Jurispr. 1980, blz. 347, 385 en 447. (") HvJEG 14.1.1981, zaak 46/80 (VinallOrbat) - Jurispr. 1981, blz. 77. 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
351
858. Het Hof heeft nog twee andere arresten gewezen met betrekking tot de BTW-richtlijnen. In de zaak 89/81 (') verklaarde het Hof voor recht dat hij die regelmatig om niet diensten verricht jegens ondernemers, niet kan worden aangemerkt als belastingplichtige in de zin van artikel 4 van de tweede BTW-Richtlijn (67/228) (2). In de zaak 221/82 (3) heeft het Hof een uitlegging gegeven van het begin „tegenwaarde" in de tweede BTW-Richtlijn (2).
Sociale voorschriften Vrij verkeer van werknemers 859. In de zaak 53/81 (4) bakent het Hof op essentiële punten het toepassingsgebied „ratione personae" af van artikel 48, EEG-Verdrag, dat over het vrije werknemersverkeer handelt. Het ging hier om de vraag of een Lid-Staat wel een onderdaan van een andere Lid-Staat de rechten mag ontzeggen, welke deze aan bedoeld artikel kan ontlenen, met het argument dat betrokkene slechts deeltijdse arbeid verricht voor een loon beneden het in het eerstgenoemde land wettelijk vastgelegde bestaansminimum. Het Hof oordeelde dienaangaande als volgt: Al is in geen enkele communautaire bepaling een definitie van de begrippen „werknemer" en „arbeid in loondienst" opgenomen, hebben die begrippen toch een communautaire betekenis ( s ). Aangezien die begrippen het toepassingsgebied van één van de in het EEG-Verdrag besloten liggende fundamentele vrijheden afgrenzen, mag daaraan niet een al naar gelang de op nationaalrechtelijk vlak gehanteerde criteria (minimumloon, normale arbeidsduur) steeds wisselende inhoud worden gegeven. Bovendien mogen zij niet restrictief worden uitgelegd. De gemeenschapsrechtelijke bepalingen maken het verblijfsrecht in geen enkel opzicht ondergeschikt aan de aard van het door betrokkene verrichte werk, noch aan het inkomen dat deze zich ermee verwerft. Juist moet men daarbij bedenken dat deeltijdarbeid voor velen een doeltreffend middel vormt om hun levensomstandigheden te verbeteren en derhalve geldt voor de toepassing van de bepalingen inzake vrij werknemersverkeer als enige voorwaarde dat de arbeid in loondienst reëel en daadwerkelijk moet worden verricht en niet louter marginaal en bijkomstig mag zijn.
(') (2) i3) C) :5)
HvJEG 1.4.1982, zaak 89/81 (Staatssecretaris van Financiën/Hongkong Trade Development Council). PB 71 van 14.4.1967. HvJEG 1.7.1982, (BAZ Bausystem AGI'Finanzamt München). HvJEG 23.3.1982, zaak 53/81 (LevinlStaatssecretaris van Justitie). Ook reeds HvJEG 19.3.1964, zaak 75/63 (Unger) - Jurispr. 1964, blz. 347.
I6e ALG. VERSLAG EG.
352
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
860. In een andere uitspraak (') is het Hofvan oordeel dat door publiekrechtelijke kredietinstellingen bij geboorte aan gezinnen met een laag inkomen verstrekte renteloze geldleningen ter beïnvloeding van het landelijk geboortecijfer als sociale voordelen moeten worden beschouwd waarvoor in de verordening van 15 oktober 1968 (2) gelijkheid van behandeling wordt gegarandeerd. Vrij verkeer van diensten 861. In de gevoegde zaken 62 en 63/81 (3) verklaarde het Hof voor recht dat een Lid-Staat als land van ontvangst niet in overeenstemming met het communautaire recht handelt, wanneer de sociale zekerheidswetgeving van dat land van toepassing wordt verklaard op een onderneming van een andere Lid-Staat, welke in het land van ontvangst diensten verleent, niettegenstaande het feit dat die onderneming in eigen land reeds aan gelijkaardige voorschriften is onderworpen, welke zelfs de in het land van ontvangst verstrekte uitkeringen bestrijken. Dit zou neerkomen op verkapte discriminatie, omdat de dienstverlenende onderneming dan tweemaal sociale lasten zou moeten betalen, zonder dat daarmee een bescherming behoevend belang wordt gediend. 862. Voor het eerst kreeg het Hof de gelegenheid uitlegging te geven van de communautaire richtlijnen inzake overheidsopdrachten voor werken (4). In zijn uitspraak (5) heeft het daarbij nader aangegeven hetgeen een Lid-Staat van een in een andere Lid-Staat gevestigde inschrijver als bewijsstukken voor diens solidariteit en beroepsbekwaamheid mag verlangen. Tevens oordeelde het Hof dat alvorens tot gunning wordt overgegaan, informatie van de inschrijver verplicht is, wiens inschrijving tegen abnormaal lage prijs is geschied. Gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers 863. In zaak 12/81 (6) werd het Hof de mogelijkheid geboden de ruime uitlegging van het begrip „beloning" te bevestigen waarvoor het in artikel 119, EEGVerdrag, bedoelde gelijkheidsbeginsel geldt (7). Dat artikel omvat, volgens het (') (2) (') (4) (5)
HvJEG 14.1.1982, zaak 65/81 (ReinalLandeskreditbank Baden-Württemberg) - Jurispr. 1982, blz. 33. PB L 257 van 19.10.1968; zie artikel 7, lid 2, van de verordening. HvJEG 3.2.1982, zaken 62 en 63/81 (Seco e.a./EVI) - Jurispr. 1982, blz. 223. PB L 185 van 16.8.1971, PB L 13 van 15.1.1977 en PB L 215 van 18.8.1980. HvJEG 10.2.1982, zaak 76/81 (SA Transporoute et travauxi'Ministre des Travaux publics) -Jurispr. 1982, blz. 417. (") HvJEG 9.2.1982, zaak 12/81 (Garland/British Rail Engineering) - Jurispr. 1982, blz. 359. 7 ( ) Ook reeds HvJEG 25.5.1971, zaak 80/70 (Defrenne) - Jurispr. 1971, blz. 451. 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
353
Hof, ook de bijzondere voordelen in het reisverkeer per spoor die een werkgever aan zijn vroegere werknemers na hun pensionering of aan hun rechtverkrijgenden, ook zonder daartoe contractueel verplicht te zijn, pleegt toe te kennen. Het is in strijd met artikel 119, EEG-Verdrag, die bijzondere voordelen alleen aan oudwerknemers van mannelijke kunne te verlenen. 864. Zaak 19/81 (') heeft betrekking op een regeling voor vervroegde vrijwillige uittreding, welke een werknemer die zijn betrekking wenst te verlaten in de loop van de aan de normale pensioengerechtigde leeftijd voorafgaande vijf jaar, de mogelijkheid biedt gedurende zekere tijd nog van bepaalde voordelen te genieten. In deze zaak ging het om de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van een voor mannen en vrouwen verschillende leeftijdsgrens vanwaaraf van die regeling gebruik mocht worden gemaakt. Het Hof gaf in de eerste plaats als zijn oordeel te kennen dat het vraagstuk niet zozeer betrekking heeft op de door die regeling geboden voordelen, als wel op de voorwaarden om van die regeling gebruik te mogen maken, waarmee het vraagstuk niet zozeer betrekking heeft op de door die regeling geboden voordelen, als wel op de voorwaarden om van die regeling gebruik te mogen maken, waarmee het vraagstuk niet onder artikel 119, EEG-Verdrag, en Richtlijn 75/117/EEG van 19 februari 1975 (2), maar onder Richtlijn 76/207/EEG van 9 februari 1976 (3) valt. Het Hof merkte voorts op dat het leeftijdsverschil voor de vrijwillige vervroegde pensionering slechts een afspiegeling is van het in de wetgeving vastgestelde leeftijdsverschil om met gewoon pensioen te kunnen gaan. Volgens artikel 7 van bedoelde richtlijn is dat verschil niet met het gemeenschapsrecht in strijd en is er derhalve van discriminatie ten aanzien van de leeftijdsgrens die voor vervroegd vrijwillig vertrek geldt, geen sprake. 865. In de zaak 61/81 (4) verklaarde het Hof voor recht dat de „Equal Pay Act 1970" van het Verenigd Koninkrijk met de richtlijn van 19 februari 1975 (2) in strijd is omdat daarin het recht om gelijke beloning voor gelijkwaardig werk te eisen tot die gevallen is beperkt, waarin de werkgever een beroepenclassificatie hanteert. Naar het oordeel van het Hof mag de mogelijkheid om gelijke waarde toe te kennen aan verschillend werk niet van de goede wil van de werknemer afhangen. Het staat aan de Lid-Staat om een instantie bevoegdheid te geven om uit te maken of bepaalde arbeid wel gelijkwaardig is aan een ander werk.
(') (2) (3) C)
HvJEG 16.2.1982, zaak 19/81 (Burton/British Railways Board) -Jurispr. 1982, blz. 555. PB L45 van 19.2.1975. PB L 39 van 14.2.1976. HvJEG 6.7.1982, zaak 61/81 (Commissie/Verenigd Koninkrijk).
16e ALG. VERSLAG EG.
354
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
Gemeenschappelijk handelsbeleid 866. In een geding betreffende de invoer in een Lid-Staat van grammofoonplaten van herkomst uit Portugal, waarin de rechthebbende op het auteursrecht in die Lid-Staat zich op het nationale auteursrecht beriep, moest het Hof in zaak 270/80 (' ) uitspraak doen over de draagwijdte en het effect van twee bepalingen uit de tussen de EEG en Portugal gesloten Vrijhandelsovereenkomst, met name artikel 14 (afschaffing van kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking) en artikel 23 (volgens welke bepaling deze overeenkomst geen beletsel vormt voor verboden die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van met name de industriële en commerciële eigendom). Volgens het Hof dient aan deze beide, in een vrijhandelsovereenkomst opgenomen bepalingen niet dezelfde uitlegging te worden gegeven als die met betrekking tot de artikelen 30 en 36, EEG-Verdrag. De uitoefening van de door de wetgeving van een Lid-Staat beschermde auteursrechten door de gerechtigde of diens rechtverkrijgenden ten aanzien van invoer en verhandeling van grammofoonplaten die door de licentiehouders van de gerechtigde in Portugal rechtmatig zijn vervaardigd, is in de zin van artikel 23 van de overeenkomst gerechtvaardigd en dus geen bij artikel 14 van diezelfde overeenkomst verboden beperking van het handelsverkeer. Een dergelijke uitoefening vormt geen middel tot willekeurige discriminatie en is evenmin een verkapte beperking van de handel tussen de Gemeenschap en Portugal in de zin van artikel 23. Gezien zijn antwoord op deze vragen met betrekking tot de draagwijdte van de overeenkomst, oordeelde het Hof niet meer te behoeven antwoorden op de vraag met betrekking tot het effect van die bepalingen, met name of door particulieren daarop voor de rechten een beroep kan worden gedaan. 867. In zaak 17/81 (2) diende het Hof uitlegging te geven van artikel 53, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Gemeenschap en Griekenland. Het Hof overwoog dat deze bepaling, die een soortgelijke functie vervult als artikel 95, EEG-Verdrag, rechtstreeks toepasselijk is, daar zij deel uitmaakt van een geheel van bepalingen die beogen de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschap voor te bereiden.
Gemeenschappelijk landbouwbeleid 868. Naar aanleiding van een geschil betreffende de regeling voor premietoekenning voor denaturering van suiker tot voor bijenvoeding bestemde suiker, (') HvJEG 9.2.1982, zaak 270/81 (PolydorlHarlequin) - Jurispr. 1982, blz. 329. (2) HvJEG 29.4.1982, zaak 17/81 (Pabst ». Richarz/HZA Oldenburg). 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
355
bevestigde het Hof dat de premieontvanger aansprakelijk blijft voor het daarvan door derde in strijd met de voorgeschreven bestemming gemaakte gebruik ('). 869. In zaak 204/80 (2) overwoog het Hof dat een nationale bepaling volgens welke een drank die onder de benaming „aperitief op basis van wijn" wordt verkocht, ten minste 80% gewone eerlijke handelswijn met een alcoholgehalte van ten minste 10° moet bevatten, niet in strijd is met de communautaire wijnwetgeving. 870. In de zaak 217/81 (3) bevestigde het Hof zijn vroegere rechtspraak (4) dat de toepassing van de communautaire bepalingen op het gebied van uitvoerrestituties een zaak is van daartoe aangewezen nationale lichamen en dat de Commissie geen enkele bevoegdheid heeft om besluiten ten aanzien van de uitlegging daarvan te nemen, doch slechts haar mening mag geven, waaraan de nationale instanties niet gebonden zijn. Bijgevolg heeft het Hof het beroep tot schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard, dat was ingesteld door een handelaar om vergoeding te verkrijgen van als gevolg van het gedrag van de Commissie geleden schade, daar zij het Franse Interventiebureau tot een onjuiste uitlegging van een verordening zou hebben genoopt. 871. In zaak 233/81 (5) heeft het Hof uitlegging gegeven van de communautaire reglementering met betrekking tot de voorwaarden voor steunverlening voor tot diervoeding te verwerken afgeroomde melk en wel in die zin dat de Lid-Staten de mogelijkheid wordt gelaten bedragen in rekening te brengen voor met het oog op die steunverlening uitgevoerde controleverrichtingen. Het Hof heeft daarbij evenwel als voorwaarde gesteld dat die bedragen moeten overeenkomen met de voor dat soort controles als normaal te beschouwen kosten en niet zo hoog mogen worden gesteld dat de ondernemingen juist ervan worden afgeschrikt datgene te doen, wat met die steunverlening wordt beoogd te stimuleren (6). 872. In zijn uitspraak in zaak 106/81 (7) heeft het Hof de rechtsgeldigheid onderstreept van een aantal bepalingen in de nieuwe gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (8). Verzoekster had namelijk in het raam van een proces over schadevergoeding de rechtsgeldigheid van artikel 9, ') ) ') 4 ) s ) 6 ) 7 ) ") 2
HvJEG 18.2.1982, zaak 77/81 (Zuckerfabrik Franken/Bondsrepubliek Duitsland). HvJEG 16.2.1982, zaak 204/80 (Vedel) - Jurispr. 1982, blz. 465. HvJEG 10.6.1982, zaak 217/81 (Compagnie lnteragra/Commissie). HvJEG 27.4.1980, zaak 133/79, (Sucrimex/Commissie) - Jurispr. 1980, blz. 1299. HvJEG 15.9.1982, zaak 233/81 (Denkavitl'Bundesamt für Ernährung und Forstwirtschafi). Ook HvJEG 30.11.1978, zaak 31/8 (BussonelItaliaans Ministerie van Landbouw) - Jurispr. 1978, blz. 2429. HvJEG 15.9.1982, zaak 106/81 (Kinde KGIRaad en Commissie). PB L 183 van 16.7.1980.
16e ALG. VERSLAG EG.
356
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-2
lid 3, van de bewuste verordening aangevochten. Op grond van die bepaling welke uitsluitend het Verenigd Koninkrijk ten goede komt, is het mogelijk om bij het verlaten van het grondgebied van een Lid-Staat van een voor een andere Lid-Staat bestemd produkt een voor dat produkt uitgekeerde variabele slachtpremie te recupereren. Het Hof verklaarde van oordeel te zijn dat het hier niet om een heffing van gelijke werking als douanerecht gaat en dat noch de toekenning van deze slachtpremie, noch de recuperering van een daaraan gelijkwaardig bedrag een in het Verdrag verboden discriminatie oplevert. Het Hof heeft bovendien bij deze gelegenheid erkend dat bij de totstandbrenging van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in ruime mate met binnen de Gemeenschap bestaande natuurlijke en structurele verschillen rekening dient te worden gehouden. 873. Zaak 245/81 (') heeft betrekking op de verordening van de Commissie van 25 mei 1978 (2), waarbij de afgifte van invoercertificaten voor champignonconserven tijdelijk kan worden stopgezet (3), behalve voor champignonconserven van oorsprong uit derde landen, waarvan de Commissie aanneemt dat zij garanderen dat hun uitvoer naar de Gemeenschap een bepaalde, door de Commissie aanvaarde hoeveelheid niet zal overschrijden. Volgens de verordening geldt deze uitzondering voor de Volksrepubliek China, waarmee de Gemeenschap een handelsovereenkomst heeft gesloten. De rechtsgeldigheid van deze verordening werd aangevochten door een importeur die daartoe aanvoerde dat hij als gevolg van de onverhoedse beleidswijziging werd belet champignonconserven uit Taiwan en Zuid-Korea te betrekken, zodat hij ten opzichte van zijn concurrenten die uit de Volksrepubliek China invoeren, in een ongunstige positie is komen te verkeren. Het Hof verklaarde evenwel de bewuste verordening rechtsgeldig. Het heeft vastgesteld dat de Instellingen van de Gemeenschap op handelspolitiek gebied over een discretionaire bevoegdheid beschikken en dat er geen verplichting voor de Gemeenschap geldt om derde landen in elk opzicht gelijk te behandelen. Voorts mag de Commissie zo nodig van een vrijwaringsclausule gebruik maken wanneer derde landen niet bereid zouden zijn om een vrijwillige beperking van hun uitvoer naar de Gemeenschap in acht te nemen. Tenslotte oordeelde het Hof dat handelaren na het tot stand komen van de Handelsovereenkomst met de Volksrepubliek China erop bedacht hadden moeten zijn dat er een heroriëntering van de communautaire handelspolitiek op komst was. Daarmee heeft het Hof de op beweerde schending van de respectieve niet-discriminatie-, evenredigheids- en vertrouwensbeginselen stoelende argumenten van verzoekster afgewezen.
(') HvJEG 15.7.1982, zaak 245/81 (Edeka I Bunde samt für Ernährung und Forstwirtschaft). (2) PB L239 van 26.5.1978. C) HvJEG 6.5.1982, zaak 126/81 (Wünsche/Bundesamt für Ernährung und Forstwirtschafi) ; zie eveneens zaak 52/81 (FaustICommissie) - waarin nog geen arrest is gewezen. 16e ALG. VERSLAG EG.
IV-2
GRONDREGELS VAN HET COMMUNAUTAIR RECHT
357
Gemeenschappelijk visserijbeleid 874. Met betrekking tot de visserijsector is door het Hof een uitspraak (') gedaan, waarbij het zijn vroegere rechtspraak heeft bevestigd met betrekking tot de mogelijkheden voor de Lid-Staten om hun technische maatregelen voor het behoud van het visbestand te laten voortbestaan. Bij die gelegenheid heeft het Hof eveneens in de lijn van zijn vroegere Jurisprudentie een uitspraak gedaan met betrekking tot de terugwerkende kracht van verordeningen.
EGKS 875. Het Hof heeft met betrekking tot de individuele beschikkingen waarbij aan de diverse ijzer- en staalondememingen overeenkomstig de algemene Beschikking 2794/80/EGKS, van 31 oktober 1980 (2) tot instelling van een quotaregeling, de respectieve produktiequota's worden medegedeeld, zes arresten gewezen (3), waarbij telkens het ingestelde beroep is verworpen.
(') HvJEG 10.2.1982, zaak 21/81 (Bout) - Jurispr. 1982, blz. 381. (2) PB L291 van 31.10.1980. (3) HvJEG 16.2.1982, zaken 39, 43, 85 en 88/81 (Halyvourgiki en Helleniki HalyvourgialCommissie) - Jurispr. 1982, blz. 593; HvJEG 16.2.1982, zaak 258/80 (Metalúrgica RumilCommissie) - Jurispr. 1982, blz. 587; HvJEG 16.2.1982, zaak 276/80 (Ferriera PadanalCommissie) - Jurispr. 1982, blz. 517; HvJEG 3.3.1982, zaak 14/81 (Alpha Steel Ltd.ICommissie); HvJEG 3.3.1982, zaak 111/81 (Alpha Steel LtdlCommissie) HvJEG 7.7.1982, zaak 119/81 (Klöckner Werke/Commissie). 16e ALG. VERSLAG EG.
358
COMMUNAUTAIR RECHT
IV-3
Deel 3
Voorlichting over de ontwikkeling van het communautaire recht 876. Op het gebied van de documentatie over het gemeenschapsrecht werd de gegevensinvoer en de uitbreiding van het CELEX-systeem voortgezet in nauwe samenwerking met alle communautaire instellingen en daarmee gelijkgestelde lichamen. Tegen eind 1982 zijn daarin meer dan 57 000 documenten opgeslagen en rechtstreeks via eindstations raadpleegbaar. Het CELEX-systeem is aangesloten op het Europese telecommunicatienet EURONET en voor extern gebruik opengesteld via de „host "-organisatie EURIS. Tegen eind 1982 zijn uit dertien Europese landen, waaronder de tien Lid-Staten, abonnees aangesloten. Deze abonnees zijn voornamelijk ministeries en parastatale organen, parlementaire vergaderingen, advokatenkantoren, industriële en commerciële groeperingen en centra voor universitair onderzoek en onderwijs. De Duitse en Engelse versie van het CELEX-bestand is in 1981 en 1982 geleidelijk ingevoerd. De Engelse basis heeft een goed onthaal gekregen op het tweejaarlijkse congres van de Britse organisatie „Society for computers and law", in juli 1982, te Brighton gehouden. Op 1 februari 1983 zullen deze beide basisversies commercieel worden geëxploiteerd en voor het publiek worden opengesteld. De derde uitgave van het met behulp van het CELEX-systeem samengestelde repertorium op het geldende communautaire recht welke jaarlijks wordt bijgewerkt is in december verschenen in de zes gemeenschapstalen. De eerste Griekse uitgave zal begin 1983 verschijnen. Bij de derde uitgave heeft voor het eerst een bijwerking plaatsgehad van de verschillende uitgaven.
16e ALG. VERSLAG EG.
Chronologisch overzicht (1) Januari 1982 19 januari Verkiezing van Pieter Dankert tot nieuwe voorzitter van het Europese Parlement en van de vice-voorzitters. 21 januari De heer Tindemans, fungerend voorzitter van de Raad, biedt het Parlement het programma aan voor het halfjaar waarin België het voorzitterschap vervult. 26 januari De Raad besluit de voor Polen uitgetrokken middelen te gebruiken voor louter humanitaire hulp (in de vorm van schenkingen) ten gunste van de Poolse bevolking. 27 januari Het Economisch en Sociaal Comité keurt een voorstel vooreen richtlijn goed inzake de voorlichting en raadpleging van de werknemers in ondernemingen met een ingewikkelde en in het bijzonder een transnationale structuur.
Nr. 26
van dit
Verslag
Bull. EG 1-1982, Punt 2 · 4 · 6
Nr. 717 Verslag
van dit
Nr. 318 Verslag
v a n dit
Februari 1982 5 februari De Italiaanse regering besluit het deposito bij aankoop van deviezen door ingezetenen af te schaffen.
Nr. 139 Verslag
van dit
(') Deze beknopte chronologie kan niet volledig zijn. Voor meer bijzonderheden zie men de hier in de kantlijn vermelde passages van dit Verslag. 16e ALG. VERSLAG EG.
360
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - FEBRUARI
10 februari De Commissie legt de Raad vier mededelingen voor op het gebied van energie (rationeel gebruik van energie, aspecten kern- en kolenenergie van het energiebeleid, aardgas). 16 en 17 februari De voorzitter van de Commissie presenteert het Parlement het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen in 1981, en het actieprogramma van de Commissie voor 1982/1983. 16 februari tot 18 maart Chinese missie voor energievraagstukken in Europa.
Nrs.499,523,5l4en
517
v a n dlt
Verslag
Bull. EG 2-1982, punten 1.1. Itoti. 1.6
Bull. EG 2-1982, punt 2.2.46
18 februari Kamerverkiezingen in Ierland. Het Parlement neemt een resolutie aan over zijn rol bij de onderhandelingen over de bekrachtiging van toetredingsverdragen en andere verdragen en overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen.
Bull. EG 2-1982, Punt 2 - 4 · 4
21 februari Aanpassing van de spilkoersen binnen het EMS : devaluatie van Nr. 134 de Belgische frank, de Luxemburgse frank en de Deense van dit Verslag kroon. 22 februari tot 1 maart Officieel bezoek van de voorzitter van de Commissie aan Nieuw-Zeeland en Australië. 23 februari Volksraadpleging in Groenland over het lidmaatschap van de Gemeenschap. Een meerderheid spreekt zich uit voor terugtreden uit de Gemeenschappen en het tot stand brengen van nieuwe betrekkingen daarmee.
Nrs. 661 en 667 Verslag
van dit
Bull. EG 2-1982, Punt 2 · 4 1
16e ALG. VERSLAG EG.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - MAART
361
Maart 1982 5 maart Toetreding van Belize tot de Tweede Overeenkomst van Lomé als 62e ACS-staat.
Nr. 751 van dit Verslag
Officieel bezoek aan de Commissie van Pierre Mauroy, eerste minister van de regering van Frankrijk.
Bull. EG 3-1982, punt 1.5.1
9 maart Na zijn verkiezing in de Ierse Dáil neemt Michael O'Kennedy ontslag als lid van de Commissie.
Bull. EG 3-1982, punt 1.6.1
10 maart Het Parlement neemt een resolutie aan met betrekking tot een ontwerp voor een eenvormige procedure voor de verkiezing van de leden van het Europese Parlement.
Nr. 18 van dit Verslag
De Commissie legt de Raad een mededeling voor met een ontwerp-resolutie over de verdieping van het EMS.
Nr. 135 van dit Verslag
15 maart De Raad besluit de werkzaamheden met het Nieuw Communautaire Instrument (NCI II) voort te zetten.
Nr. 143
De Raad besluit tot beperking van de invoer in de Gemeenschap van produkten uit de Sovjetunie voor de periode van 17 maart tot en met 31 december 1982 en deze maatregel voor Griekenland op te schorten. 22 maart De Griekse regering legt de voorzitters van de Raad en de Commissie een memorandum voor over de betrekkingen van Griekenland met de Gemeenschap. De Raad komt overeen dat de procedures van artikel XXIII van de GATT ten opzichte van Japan ten uitvoer dienen te worden gelegd. 25 maart Herdenking van de ondertekening van de Verdragen van Rome vijfentwintig jaar geleden. 16e ALG. VERSLAG EG.
van dit Verslag Nr. 716 van dit Verslag
Nr. 20 van dit Verslag Nr. 662 van dit Verslag
Bull. EG 3-1982, punten 1.1. Itoti. 1.7
362
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - MAART
29 maart De vertegenwoordigers van de regeringen der Lid-Staten ondertekenen de Overeenkomst tot instelling van de Europese Stichting. Verscheiden van Walter Hallstein, de voorzitter van de Commissie van de EEG van 1958 tot 1967. 29 en 30 maart Europese Raad te Brussel.
Nr. 19
van dlt
Verslag
Bull. EG 3-1982
Bull. EG 3-1982, punten 1.3.1 tot 1.3.
April 1982 De Tien veroordelen de gewapende inmenging van de Argentijnse regering op de Falklandeilanden, besluiten tot een volledig embargo op de uitvoer van wapens en militaire uitrusting met bestemming Argentinië, en schorsen de invoer van uit Argentinië afkomstige produkten in de Gemeenschap.
Nr. 711 van dit Verslas
1 april Benoeming van de heer Richard Burke tot lid van de Commissie ter vervanging van de heer O'Kennedy.
Bull. EG 3-1982, punt 1.6.2
20 april Het Parlement besluit de verlening van kwijting voor de uitvoer van de begroting 1980 uit te stellen.
Nr. 92 van dit Verslag
De Commissie dient bij de Raad een richtlijnvoorstel in betreffende de vereenvoudiging van de formaliteiten en controles bij het vervoer van goederen tussen de Lid-Staten.
Nr. 493 van dit Verslag
Mei 1982 7 mei De Commissie dient bij de Raad een richtlijnvoorstel op het gebied van tijdelijke arbeid in.
Nr. 287 Verslag
van dit
16e ALG. VERSLAG EG.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - MEI
Il mei Het Europese Parlement neemt een resolutie aan over het voorstel voor de vijfde richtlijn inzake de structuur van de naamloze vennootschap en de medezeggenschap van de werknemers. 13 en 14 mei 7e jaarvergadering van de ACS-EEG-Raad van Ministers te Libreville (Gabon). 18 mei De Raad neemt de landbouwprijzen voor het verkoopseizoen 1982/1983 en bepaalde daarmee samenhangende maatregelen met gekwalificeerde meerderheid aan. 25 mei Beginselovereenstemming in de Raad over de Budgettaire compensatie voor 1982 aan het Verenigd Koninkrijk. 26 mei De Commissie dient bij de Raad een mededeling in betreffende een Europees strategisch onderzoek- en ontwikkelingsprogramma op het gebied van informatietechnieken. 27 mei De Raad neemt een resolutie aan betreffende een communautaire actie ter bestrijding van de werkloosheid.
Nr. 160 van dit Verslag
Nr. 752 Verslag
van dit
Nr. 404 Verslag
van dit
Nr. 90 't Verslag
van d
Nr. 179 Verslag
van dit
Nr. 286 Verslag
van dit
30 mei Spanje wordt het zestiende lid van de NAVO.
Juni 1982 4 tot 6 juni Westerse Topconferentie te Versailles.
16e ALG. VERSLAG EG.
Bull. EG 6-1982, punt 3.4.1
363
364
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - JUNI
8 juni De Commissie legt de Raad een mededeling over een speciaal programma ter bestrijding van de honger in de wereld voor. 11 juni De Amerikaanse overheid besluit compenserende rechten op de invoer van staal uit de Gemeenschap te heffen. 12 juni Aanpassing van de spilkoersen binnen het EMS: revaluatie van de Duitse mark en de Nederlandse gulden ; devaluatie van de Franse frank en de Italiaanse lire. 15 juni Hervatting van de werkzaamheden van de Raad over de interne alsook externe aspecten van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Nr. 723 Verslag
van dit
Nr. 655 Verslag
van dit
Nr. 134 Verslag
van dit
Nr. 450 Verslag
van dit
21 juni Eerste bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in het raam van de politieke samenwerking met hun ambtsgenoten uit Spanje en Portugal.
Bull. EG 6-1982, P unt 2.2.77
22 juni De Amerikaanse overheid besluit de sancties op de uitvoer van uitrustingsstukken voor olie en aardgas naar de Sovjetunie uit te breiden tot in het buitenland door VS-ondernemingen in licentie vervaardigde uitrustingsgoederen.
van dit
De Raad besluit tot opheffing van het embargo op de invoer uit Argentië.
van dit
De Commissie dient bij de Raad een mededeling in over de tenuitvoerlegging van het beleid van de uitgebreide Gemeenschap ten opzichte van de Middellandse-Zeelanden. 24 juni De Raad neemt formeel de richtlijn aan met betrekking tot het voorkomen van industriële ongevallen (de „Seveso"-richtlijn).
Nr. 657 Verslag
Nr. 711 Verslag Nr. 674 Verslag
van dit
Nr. 364 van dit Verslag
16e ALG. VERSLAG EG.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - JUNI
28 en 29 juni Europese Raad te Brussel. 29 juni De Raad keurt een richtlijn goed betreffende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrije dienstverlening van bepaalde tussenpersonen op het gebied van het vervoer, van reisbureaus en van opslagbedrijven. 30 juni Ondertekening van een gezamenlijke verklaring van het Europese Parlement, de Raad en de Commissie inzake bepaalde maatregelen voor een beter verloop van de begrotingsprocedure.
Bull. EG 6-1982, punten 1.5. Itoti.5.10
Nr. 167 van dit Verslag
Nr. 91 van dit Verslag
Juli 1982 5 juli De Commissie legt de Raad een mededeling betreffende de eerste richtsnoeren voor een communautair beleid op het gebied van toerisme over. 6 juli Het Parlement neemt een resolutie aan inzake richtsnoeren voor de hervorming van de Verdragen en de verwerkelijking van de Europese unie. 7 juli De fungerend voorzitter van de Raad presenteert het Parlement het programma voor de komende zes maanden waarin Denemarken het voorzitterschap bekleedt.
16e ALG. VERSLAG EG.
365
Nr. 169 Verslag
van dit
Nr. 17
van dit
Verslag
366
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - JULI
9 juli De Commissie dient bij de Raad een aantal voorstellen in met het oog op de versterking van de interne markt door vereenvoudiging van de formaliteiten in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en versoepeling van de controle op personen aan de intercommunautaire grenzen. 12 juli De Raad neemt een resolutie aan inzake de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen. 19 juli De Raad stelt een richtlijn vast die maatregelen inhoudt om de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrije dienstverlening van kappers te vergemakkelijken. De Raad hecht zijn goedkeuring aan een verklaring naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de Vrijhandelsovereenkomsten met de EVA-landen. 2 7 juli De Raad hecht zijn goedkeuring aan een reeks wijzigingen van de basisverordeningen in de wijnbouwsector (aanpassing van de bestaande communautaire wetgeving). 28 juli De Raad hecht zijn goedkeuring aan het vijfde programma voor de economische politiek op middellange termijn. 30 juli Toetreding van Antigua en Barbuda tot de Tweede Overeenkomst van Lomé als 63e ACS-staat.
Nrs. 168 en 211 Verslag
van dit
Nr. 310 Verslag
van dit
Nr. 167 Verslag
van dit
Nr. 646 Verslag
van dit
Nr. 421 Verslag
van dit
Nr. 129 Verslag
van dit
Nr. 751 Verslag
van dit
Augustus 1982 6 augustus Overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten over de communautaire staalexport.
Nr. 655 van dit Verslag 16e ALG. VERSLAG EG.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - SEPTEMBER
367
September 1982 6 en 7 september Algemene jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank te Toronto.
Nrs. 140 tot 142 " di ' Verslag
va
8 september Kamerverkiezingen in Nederland. 15 september Het Parlement herdenkt de eerste zitting van de gemeenschappelijke vergadering van de EGKS dertig jaar geleden. 16 september Het Parlement neemt een resolutie aan inzake een beroep wegens nalaten tegen de Raad op het gebied van het vervoerbeleid. 20 september De ministers van Buitenlandse Zaken stellen in het kader van de politieke samenwerking een verklaring vast met betrekking tot de situatie in het Midden-Oosten (Libanon). De Raad benoemt de leden van het Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 1981 tot en met 20 september 1986.
Bull. EG 9-1982, Punt 2-4.5 Nr. 24
van dit
Verslag
Nr. 815 Verslag
van dit
Nr. 56
van dit
Verslag
Oktober 1982 / oktober Inwerkingtreding van de Kaderovereenkomst inzake samenwerking tussen de Gemeenschap en Brazilië. 4 oktober De Commissie dient bij de Raad een memorandum over het communautaire ontwikkelingsbeleid in.
16e ALG. VERSLAG EG.
Nr. 710 Verslag
van dit
Nr. 608 Verslag
v a n dit
368
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - OKTOBER
7 o kt o beiVlet Hof herkiest de heer M.J. Mertens de Wilmars tot president van het Hof voor de periode van 7 oktober 1982 tot en met 6 oktober 1985.
Nr. 50 van dit Verslag
12 oktober De Commissie hecht haar goedkeuring aan de maatregelen die moeten worden genomen ter versterking van het beleid inzake omschakeling in de door de crisis in de ijzer- en staalsector getroffen gebieden.
van dit
De Commissie doet de Raad een mededeling toekomen over de communautaire maatregelen in de culturele sector.
van dit
15 oktober De Commissie geeft de Raad haar advies over het hernieuwde onderzoek van het Sociaal Fonds. 19 oktober De Commissie dient bij de Raad een voorstel in voor een besluit betreffende een nieuwe reeks leningen ten belope van 3 miljard Ecu in het kader van het nieuw communautair instrument (NCI III). 21 oktober De Raad hecht zijn goedkeuring aan de nodige besluiten om per brief met de Verenigde Staten tot een regeling te komen over de uitvoer van een aantal ijzer- en staalprodukten en brieven te wisselen met betrekking tot buizen.
Nr. 348 Verslag
Nr. 70
Verslag
Nr. 293 Verslag
van dit
Nr. 146 van dit Verslag
Nr. 655 Verslag
van dit
28 oktober Kamerverkiezingen in Spanje.
November 1982 3 tot 5 november Jaarzitting van de raadgevende vergadering ACS-EEG.
Nr. 753 van dit Verslag 16e ALG. VERSLAG EG.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - NOVEMBER
12 november De Commissie legt de Raad een mededeling over betreffende het herstel van de Europese interne markt. 13 november President Reagan kondigt de opheffing aan van het embargo op leveringen voor de Europees-Siberische gaspijpleiding. 15 november De Commissie doet de Europese Raad een mededeling toekomen over de uitbreidingsvraagstukken : balans en voorstellen. De Raad hecht zijn goedkeuring aan conclusief met betrekking tot de bevordering van investeringen. 16 november Gezamenlijke Raadszitting van de ministers van Economische Zaken, Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bull. EG 11-1982, Punt 2 1 · 7 Nr. 657 Verslag
v a n dit
Nr. 601 Verslag
v a n dit
Nr. 131 Verslag
v a n dit
Nr. 286 Verslag
v a n dit
24 november Kamerverkiezingen in Ierland. 24 tot 29 november Zitting op ministerniveau van de GATT.
Nr. 802 van dit Verslag
December 1982 3 en 4 december Europese Raad te Kopenhagen.
Bull. EG 12-1982
8 december De Commissie dient bij de Raad een voorstel in voor een besluit tot vaststelling van nieuwe bepalingen betreffende hoofdstuk VI, „voorziening", van het Verdrag tot oprichting van de EGA.
16e ALG. VERSLAG EG.
369
Nr. 525 Verslag
v a n dit
370
CHRONOLOGISCH OVERZICHT - DECEMBER
10 december De Commissie ontmoet een delegatie van de Amerikaanse regering (de heren Shultz, Regan, Block, Baldrige en Broek) te Brussel. 14 december Het Parlement neemt een resolutie aan tot afsluiting van de overlegprocedure over het voorstel voor een richtlijn inzake de voorlichting en raadpleging van werknemers in ondernemingen met ingewikkelde en in het bijzonder een transnationale structuur. 16 december Het Parlement neemt een resolutie aan tot verwerping van het onwerp van aanvullende en gewijzigde begroting nr. 1/82. 21 december De voorzitter van het Parlement constateert dat de algemene begroting van de Gemeenschappen voor 1983 definitief is vastgesteld. 22 december De Commissie zendt aan de Raad haar voorstellen voor de landbouwprijzen en begeleidende maatregelen voor 1983/ 1984.
Nr. 654 Verslag
van dit
Nr. 318 Verslag
van dit
Nr. 76
van dit
Nr. 85
v a n dit
Verslag
Verslag
Nr. 405 Verslag
van dit
16e ALG. VERSLAG EG.
Bijlagen
Bijlage bij hoofdstuk II — deel 2 α c r
Goedgekeurde richtlijnen en voorstellen met betrekking tot de opheffing van technische handelsbelemmeringen voor industriële produkten
>η
/ — Door de Raad goedgekeurde richtlijnen Referentie
Naam
Datum van goedkeuring
Nr. en blz. PB
Datum PB
82/130/EEG
Elektrisch materieel, bestemd voor gebruik in explosieve omge ving van mijngashoudende mijnen
15.2.1982
L 59/10
2.3.1982
82/242/EEG
Controlemethoden voor de biologische afbreekbaarheid van niet ionische oppervlakteactieve stoffen en houdende wijziging van Richtlijn 73/404/E E G
31.3.1982
L 109/1
22.4.1982
82/243/EEG
Wijziging van de Richtlijn van de Raad 73/405/E E G van 22.11.1973 inzake de controlemethoden met betrekking tot de biologische afbreekbaarheid van anionactieve oppervlakteactieve stoffen
31.3.1982
L 109/18
22.4.1982
82/368/EEG
Tweede wijziging van de Richtlijn van de Raad 76/768/E E G van 27.7.1976 inzake kosmetische produkten
17.5..1982
L 167/1
15.6.1982
82/806/EEG
Tweede wijziging (benzeen) van de Richtlijn van de Raad 76/769/EEG van 27.7.1976 inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stof fen en preparaten
22.11.1982
L 339/55
1.12.1982
82/828/EEG
Derde wijziging (PCT) van de Richtlijn van de Raad 76/769/E E G van 27.7.1976 inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
3.12.1982
L 350/34
10.12.1982
Wijziging van de Richtlijn van de Raad 74/150/E E G van 4 maart 1974 en de negentien specifieke richtlijnen betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw en bosbouwtrekkers op wielen
17.12.1982
L 378/45
31.12.1982
82/890/EEG
// — Door de Commissie goedgekeurde richtlijnen Referentie
Naam
Datum van goedkeuring
Nr. en blz. PB
Datum PB
82/147/EEG
Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van bijlage II van de Richtlijn van de Raad 76/768/F.EG van 27.7.1976 inzake kosmetische produkten
11.2.1982
L 63/26
6.3.1982
82/232/EEG
Vierde aanpassing aan de technische vooruitgang van de Richtlijn van de Raad 67/548/EEG van 27.6.1967 inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen
25.3.1982
L 106/18
21.4.1982
82/244/EEG
Aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan
17.3.1982
L 109/31
22.4.1982
82/318/EEG
Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/115/EEG van de Raad betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen
2.4.1982
L 139/9
19.5.1982
82/319/EEG
Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 77/541/EEG van de Raad inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen
2.4.1982
L 139/17
19.5.1982
82/434/EEG
Tweede richtlijn van de Commissie inzake analysemethoden die moeten worden toegepast om de samenstelling van kosmetische produkten te controleren
14.5.1982
L 185/1
30.6.1982
82/473/EEG
Aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 73/173/EEG van de Raad van 4.6.1973 inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten (oplosmiddelen)
>
o m 00 C
10.6.1982
L 213/17
21.7.1982
ë o H C
ra r >
O m
II — Door de Commissie goedgekeurde richtlijnen (vervolg)
ζ
Naam
Datum van goedkeuring
Nr. en blz. PB
82/499/EEG
Aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/889/EEG van de Raad inzake radiostoringen, veroorzaakt door huishou delijke elektrische apparaten, draagbaar gereedschap en soortge lijke apparatuur
7.6.1982
L 222/1
30.7.1982
82/500/EEG
Aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 76/890/EEG van de Raad inzake radiostoringsonderdrukking bij armaturen met starter voor fluorescentieverlichting
7.6.1982
L 222/42
30.7.1982
82/621/EEG
Aanpassing van de Richtlijn van de Raad 76/891/EEG van 4.11.1976 inzake kilowattuurmeters
1.7.1982
L 252/1
27.8.1982
82/622/EEG
Tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 73/360/EEG van de Raad van 19.11.1973 inzake nietautomatische weegwerktuigen
1.7.1982
L 252/2
27.8.1982
82/623/EEG
Derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richt lijn 71/318/EEG van de Raad van 26.7.1971 inzake gasmeters
1.7.1982
L 252/5
27.8.1982
82/624/EEG
Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/765/EEG van de Raad van 27.7.1976 inzake alcoholmeters voor alcohol
1.7.1982
L 252/8
27.8.1982
82/625/EEG
Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 77/313/EEG van de Raad van 5.4.1977 inzake meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water
1.7.1982
L 252/10
27.8.1982
Referentie
Datum PB
Ω
Hi — Bij de Raad ingediende voorstellen in 1982 die nog niet zijn goedgekeurd Naam
Datum van toezending
Nr. en blz. PB
COM (81) 774
Vijfde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG inzake kosmetische produkten
19.1.1982
C 36/10
COM (81) 808
Wijziging van het voorstel van de Richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 71/316/EEG betreffende de voor meet middelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen
19.1.1982
C 44/6
18.2.1982
COM (81) 811
Het door huishoudelijke apparaten voortgebrachte luchtgeluid
12.1.1982
C 181/1
19.7.1982
COM (82) 170
Wijziging van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen
14.4.1982
C 181/30
19.7.1982
COM (82) 621
Wijziging van Richtlijn 76/756/EEG betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan
Referentie
12.10.1982
C 279/5
Datum PB
12.2.1982
22.10.1982
oo e r
> Q m co e
χ
o o Η C
Bijlage bij hoofdstuk IV Cijfers betreffende de activiteiten van het Hof van Justitie TABEL 1
>
o m
Beroepen ingedeeld naar onderwerp (') Stand per 31 december 1982 EEG
EGKS
Aard van de zaak
Aanhangig gemaakte zaken
Schrootverevening
Vervoer
Con- Divercursen rentie <2>
Vrij verkeer van goederen en douaneunie
Vrijheid van vestiging en diensten
RS; cale vraagstukken
Concurrentie en sieun
Sociale zaken en vrij verkeer van werknemers
Landbouw
Vervoer
Verdragen art. 220
DiverEGA sen 4
()
<>>
Voorrechten en immuniteiten
Beroepen van personeelsleden van de instellingen
Totaal
169
36
63
99 356 (25) (56)
41 (4)
88 (9)
243 (42)
228 (17)
689 (83)
19 (4)
35 (3)
77 (18)
4
8
1 983 (85)
4 148(s) (348)
22
6
22
7 (2)
8 (1)
23 (7)
14 (2)
44 (4)
3 (1)
1
8 (4)
1
1
Zaken waarin arrest is gewezen
31 58 (12) (18)
570 (454)
829(5) (507)
147
30
41
—
—
61 (9) 19
182 (7) 38
193 (26) 21
570 (82) 75
31 (4) 3
7
—
29 (5) 5
16 (3)
Hangende zaken
43 239 (11) (39) 25 59
522 (29) 891
2 169 (233) 1 150
Zaken die niet tot een arrest hebben geleid
—
55 3 (18) 14 —
—
De cijfers tussen de haakjes betreffen de door het Hof in 1982 behandelde zaken. (') Wanneer een zaak op meer dan één onderwerp betrekking heeft, wordt deze onder het hoofdonderwerp vermeld. (2) Heffingen, investeringsverklaringen, fiscale lasten, mijnwerkerspremie, produktiequota. (3) Vrij verkeer van werknemers. (4) Contentieuze procedures, Statuut van de ambtenaren, communautaire terminologie, Verdrag van Lomé, conjunctuurbeleid, handelsbeleid, verhouding nationaalcommunautair recht, milieu. fs) Waarvan zeven niet werden betekend maar onmiddellijk in het register werden doorgehaald alsmede drie gratis admissies; deze komen verder in de tabel niet voor.
TABEL 2
¡s
Beroepen ingedeeld naar de aard van de zaak (EEGVerdrag) (')
Stand per 31 december 1982 o Op grond van artikel 173 169 93 en 171
170
Aanhangig gemaakte zaken
211
2
42
Zaken die niet tot een arrest hebben geleid
62
1
Zaken waarin een arrest is gewezen
102
• verzoeker in het gelijk gesteld (3) 4
• verwerping ten principale ( )
Rege ringen
Parti culie ren
177 175
Instel 'lingen
Totaal
272
8
322
9
29
2
40
1
28
191(5)
4
223
94
1
5
35
2
42
8
—
22
109
2
133
Totaal generaal
Geldig heid
Uitleg ging
Totaal
18
172
924
1 030
169
35
1 772(6)
2
5
46
49
17
1
171(6)
148
785
886
138
31
13(5) —
—
—
1
47
—
48
11
Hangende zaken
47
—
5
52
2
59
3
1 377
19
1
• als nietontvankelijk verworpen
(') (2) (3) (") (s) (6)
215
Proto collen ver dragen ex. art. 220
»
107
e r
> α
12 19
93
101
14
m w
3
224
Met uitzondering van de beroepen van de personeelsleden en van zaken betreffende de interpretatie van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten (zie tabel 1 ) Het aantal arresten kan lager zijn dan het aantal zaken waarin de uitspraak is gedaan omdat tijdens de procedure een aantal zaken zijn gevoegd. Ten minste wat een van de belangrijkste vorderingen van een verzoek betreft. In deze rubriek zijn de beroepen opgenomen die ten dele als nietontvankelijk, ten dele als ongegrond zijn verworpen. Waarvan één geseponeerd. Waarvan vijf niet werden betekend, maar onmiddellijk in het register werden doorgehaald.
3 3
TABEL 3 Beroepen ingedeeld naar de aard van de zaak (EGKS- en Euratom-Verdrag) (') Stand per 31 december 1982
> α
m
2 Aantal aanhangig gemaakte zaken Aard van de zaak Particulieren
Instellingen
Regeringen
(ondernemingen) EGKS
ιΟ
ω
o
EGKS
Euratom
EGKS
Euratom
EGKS
Euratom
Aanhangig gemaakte zaken
23
1
2
344
2
369(5)
4
Zaken die niet tot een arrest hebben geleid
9
—
1
72
—
82(s)
1
13
1
1
248(6)
2(2)
• verzoeker in gelijk gesteld (3)
5
—
1
50
• verwerping ten principale (4)
7
—
—
145
1
• als niet-ontvankelijk verworpen
1
1
—
52
—
Hangende zaken
1
—
—
24
—
Zaken waarin een arrest is gewezen
>
Euratom
f) (2) (3) (4) (5) (6)
262
3
K2)
25
Met uitsluiting van de beroepen van personeelsleden en zaken betreffende de interpretatie van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten (zie tabel 1). Bij beschikking afgevoerd van de rol. Ten minste wat één van de belangrijkste vorderingen van verzoekster betreft. Onder deze rubiek zijn de beroepen opgenomen die ten dele als ontvankelijk, ten dele als ongegrond zijn verworpen. Waarvan één niet werd betekend, maar onmiddellijk in het register werd doorgehaald. Waarvan één geseponeerd.
Organisatieschema van de instellingen en organen Secretariaat-generaal van het Europese Parlement Secretarisgeneraal Directeur van het kabinet Kabinet van de voorzitter
H.J. OPITZ L.MORMINO G. VAN DE N BE RGE D. TOORNSTRA
Directoraatgeneraal I Griffie en algemene diensten Directeurgeneraal Adj unctdirecteurgeneraal Directoraat Parlementaire vragen en algemene aangelegenheden van de leden
E. VINCI M. PALME R G. BOKANOWSKI
Directoraatgeneraal II Commissies en interparlementaire delegaties Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal Directeuren
F. PASE TTIBOMBARDE LLA R. BRUCH A.DUCCI S. GUCCIONE M. MICHE L A. VAN NUFFE L
Directoraatgeneraal III Voorlichting en public relations Directeurgeneraal
R. LE GRANDLANE
Directoraten — Functionele sectoren — Geografische sectoren
A. FE RRAGNI G. NAE TS
Directoraatgeneraal IV Administratie, personeel en financiën Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal 16β ALG. VERSLAG EG.
K.H. NE UNRE ITHE R J. McGOWAN SMYTH
380
SECRETARIAAT-GENERAAL VAN HET EUROPESE PARLEMENT
Directoraten A. Algemene administratie B. Personeel en sociale zaken C. Financiën en informatica D. Vertolking
J. FEIDT M. SCHMIDT B. PALUDAN-MÜLLER R. PITTOMVILS
Directoraat-generaal V Onderzoek en documentatie Directeur-generaal
J. TAYLOR
Directoraten A. Institutionele zaken en Juridische dienst B. Economische zaken en externe betrekkingen
K. PÖHLE F. ROY
16e ALG. VERSLAG EG.
SECRETARIAATGENERAAL VAN DE RAAD
381
Secretariaat-generaal van de Raad Secretarisgeneraal Directoraat Kabinet
N. E RSBØLL P. SKYTTE CHRISTOFFE RSE N
Juridische dienst Directeurgeneraal Raadsadvocaat Adjunctdirecteurgeneraal Directeuren
H.J. GLAE SNE R J.L. DE WOST D. GORDONSMITH R. FORNASIE R H.J. LAMBE RS D. VIGNE S
Directoraatgeneraal A Administratie — Algemene werkzaamheden en vertaling — Voorlichting, publikaties, documentatie Directeurgeneraal
U. WE INSTOCK
Directoraten I. Administratie en Personeel II. Algemene werkzaamheden en vertaling III. Voorlichting, Publikaties, Documentatie
P. GUE BE N H.I. DUCK R. POURVOYE UR
Directoraatgeneraal Β Landbouwmarktvraagstukken Directeurgeneraal Directoraten I. Gemeenschappelijke ordeningen van de land bouwmarkt. Landbouwprodukten waarvoor geen gemeenschappelijke marktordening bestaat. Har monisatie van de wetgevingen II. Monetaire vraagstukken op landbouwgebied, financiële en budgettaire vraagstukken. Structu reel beleid. Visserij. Bosbouw
16e ALG. VERSLAG EG.
L. FRICCHIONE
J. BOCQUILLON M.A. TRACY
382
SECRETARIAAT-GENERAAL VAN DE RAAD
Directoraat-generaal C Interne markt — Industriebeleid — Intellectuele eigendom — Recht van vestiging en diensten — Vennootschapsrecht — Overheidsopdrachten — IJzer en Staal Directeur-generaal
E.H. a CAMPO
Directoraten I. Vrij verkeer van goederen. Douane-unie. Concurrentie. Industriebeleid en aanpassing der wetgevingen. IJzer en Staal F. DUHOUX II. Recht van vestiging en diensten. Vennootschapsrecht. Overheidsopdrachten. Banken - Verzekeringen P.H. WETTON Directoraat-generaal D Onderzoek- en energiebeleid — Vervoer, milieu, bescherming van de verbruikers Directeur-generaal
D. NELIGAN
Directoraten I. Onderzoekbeleid II. Energiebeleid III. Vervoer. Milieu. Bescherming van de verbruikers
M. YEATS H. SCHMIDT-OHLENDORF
Directoraat-generaal E Buitenlandse betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking Directeur-generaal Adjunct-directeur-generaal (speciaal belast met Directoraat III) Directoraten I. Handelspolitiek. Niet-Europese industrielanden. Landen met Staatshandel. Noord-Zuiddialoog. Internationale economische organisaties II. Ontwikkelingssamenwerking: ACS/LGO/Overzeese Departementen. Autonoom beleid ten aanzien van de niet-geassocieerde ontwikkelingslanden. Raad „Ontwikkelingssamenwerking" III. Toetredingsonderhandelingen. West-Europa. Middellandse-Zeegebied. Zuid-Amerika. Azië. Buitenlandse betrekkingen op visserijgebied
A. DUBOIS G.L. GIOLA
F. BJ0RNEKAER
G.L. GIOLA
16e ALG. VERSLAG EG.
SECRETARIAATGENERAAL VAN DE RAAD
383
Directoraatgeneraal F Parlementaire en institutionele vraagstukken — Begroting en Statuut—Economisch en Sociaal Comité Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal (speciaal belast met Directoraat I)
W. NICOLL G. de THOMASIS
Directoraten I. Parlementaire en institutionele vraagstukken — Economisch en Sociaal Comité G. de THOMASIS Π. Begroting en Statuut J.J. KASE L Directoraatgeneraal G Sociale en regionale politiek — Onderwijs, cultuur, jeugd — Economische en financiële vraagstukken Directeurgeneraal
G. LE SORT
Directoraten I. Sociale en regionale politiek — Onderwijs, cul tuur, jeugd E . CHIOCCIOLI Π. Economische en financiële vraagstukken W. PINI
16e ALG. VERSLAG EG.
384
COMMISSIE
De Commissie Kabinetschefs van de leden van de Commissie Kabinet van de voorzitter Kabinet van de vice-voorzitter Kabinet van de vice-voorzitter Kabinet van de vice-voorzitter Kabinet van de vice-voorzitter Kabinet van de vice-voorzitter Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de Kabinet van de
heer G. THORN heer F. X. ORTOLI heer W. HAFERKAMP heer L. NATALI heer E. D AVIGNON heer C. TUGENDHAT heer heer heer heer heer heer heer heer
A. GIOLITTI R. BURKE G. CONTOGEORGIS K.H. NARJES F. ANDRIESSEN I. RICHARD P. DALSAGER E. PISANI
J.DURIEUX P. de BOISSIEU E. RHEIN P. PENSA H. PAEMEN P. DEFRAIGNE P. LEVER R. PERISSICH L. HOURICAN I. YENNIMATAS H. VON MOLTKE C. TROJAN A.R. HUGHES O. JUUL JØRGENSEN C. BLANC
Secretariaat-generaal Secretaris-generaal Adjunct-secretaris-generaal Directeuren — belast met de leiding van griffie — belast met de coördinatie van de eenheden „Betrekkingen met de Raad (I)" en „Interne coördinatie" — belast met de coördinatie van de eenheden „Betrekkingen met de Raad (II)" en „Betrekkingen met de Intergouvernementele samenwerking tussen de Lid-Staten" — belast met de betrekkingen met het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité
E. NOEL M. JENKINS R. GACHOT H. ETIENNE
U. STEFANI J. PETERS 16e ALG. VERSLAG EG.
COMMISSIE
Inspecteur van de buitenlandse delegaties; belast met de coördinatie van de eenheden „Algemeen Verslag en andere periodieke verslagen", „Inspectie, programmering en organisatie" en „Interne voorlichting — Stages"
H. BE CK
Juridische dienst Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal
C D . E HLE RMANN G. OLMI
Bijzondere juridische adviseurs
D. ALLE N R. BAE YE NS R.C. BE RAUD G. CLOSE J.P. DE LAHOUSSE C. MAE STRIPBE RI B. PAULIN A. TOLE DANOLARE DO Β. VAN DE R E SCH E. ZIMME RMAN
Gemeenschappelijke tolkenconferentiedienst Directeurgeneraal
R. VAN HOOF
Bureau voor de statistiek Directeurgeneraal Directoraten A. Algemene economische statistiek B. Sociale en bevolkingsstatistiek C. Industrie, vervoers, en dienstverleningsstatistiek D. Landbouw, bosbouw, en visserij statistiek — Energiestatistiek E. Statistiek van de buitenlandse handel, ACSlanden, derde landen
P.B.R. de GE US P. E RBA D. HARRIS J. NOLS J. DARRAGON a.i. S. RONCHE TTI
Dienst douaneunie Directeurgeneraal
F. KLE IN
Directoraten A. Tariefaangelegenheden B. Douanewetgeving
Η. CHUMAS A. HAZE LOOP
16e ALG. VERSLAG EG.
385
386
COMMISSIE
Directoraatgeneraal I Buitenlandse betrekkingen Directeurengeneraal Adjunctdirecteurgeneraal — belast met de Directoraten C en D — belast met de Directoraten A en E — belast met de Directoraten Β, F, G en het protocol — hoofd van de delegatie voor de uitbreiding
L. FIE LDING J. LOE FF P. LUYTE N U. TOFFANO I. NIE LSE N
Directoraten A. GATT, OESO (handelszaken), handelsvraagstuk ken op het gebied van landbouw en visserij, betrekkingen met ZuidAfrika R.ABBOTT B. Betrekkingen met NoordAmerika, Australië, NieuwZeeland en Japan; buitenlandse betrek kingen op het gebied van onderzoek, wetenschap pen en atoomenergie R. PH AN VAN PHI C. Betrekkingen met de ontwikkelingslanden in LatijnsAmerika en Azië (behalve het Verre Oos ten), coördinatie met het Directoraatgeneraal Ontwikkeling ten aanzien van deze vraagstukken, algemene tariefpreferenties; buitenlandse betrek kingen op energiegebied (behalve kernenergie) E. VOLPI D. Algemene vraagstukken en instrumenten van de buitenlandse economische politiek, handelspoli tiek op het gebied van grondstoffen voor de indus trie, coördinatie met het Directoraatgeneraal Ontwikkeling ten aanzien van algemene vraag stukken in verband met de ontwikkelingslanden, betrekkingen met andere internationale organisa ties dan de UNCTAD H.F. BE SE LE R E. Onderhandelingen over het beheer van de tex tielovereenkomsten; handelsvraagstukken in de industriële sector H.G. KRE NZLE R F. Betrekkingen met de landen van Noord, Midden P.DUCHATEAU en Zu idEuro pa G. Betrekkingen met de landen met Staatshandel (Bijzonder raadadviseur, speciale vertegenwoor diger voor de conferentie inzake veiligheid en samenwerking in E uropa) L. KAWAN H. Delegatie voor de uitbreiding; toetredingsonder handelingen en bilaterale betrekkingen Hoofd van de delegatie I. NIE LSE N
16e ALG. VERSLAG EG.
COMMISSIE
Directoraatgeneraal II Economische en financiële zaken Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal Secretaris van het Monetair Comité en van het Comi té voor Economische Politiek Economisch raadadviseur
M. WE GNE R Α. KE E S E. HOLM
Directoraten A. Economie van de LidStaten P. VAN DE N BE MPT Economische structuren en communautaire struc tuurmaatregelen G. RAVASIO M. E ME RSON C. Macroeconomisch onderzoek en beleid J.P. MINGASSON D. Monetaire zaken Directoraatgeneraal 111 Interne markt en industrie Directeurgeneraal Adjunctdirecteurengeneraal — in het bijzonder belast met de Directoraten A en D — in het bijzonder belast met de Directoraten B, C en E
F. BRAUN P. CE CCHINI A.A. VAN RHÖN
Directoraten D.J. DE VINE A. Handel Industrie I J.M. CADIOU B. Industrie II D. VE RDIANI C. Industrie III D. Aanpassing van de wetgevingen ; vrijheid van ves I. SCHWARTZ tiging ; vrij verkeer van diensten W. HAUSCHILD Bijzonder raadadviseur J. FAURE E. Staal Beleidsvraagstukken en betrekkingen met de industrie Bijzonder raadadviseur H. KUTSCHE R F. Herstructurering van de industrie, derde landen en grondstoffen R. MÖHLE R Directoraatgeneraal IV Concurrentie Directeurgeneraal
M. CASPARI
Directoraten A. Inspectie en documentatie
A. PAPPALARDO
16e ALG. VERSLAG EG.
387
388
COMMISSIE.
Β. Mededingingsregelingen, misbruik van machts posities J.E. FE RRY C. Concentraties van ondernemingen, concurrentie regelingen E GKSVerdrag, recht van industriële eigendom, energie, vervoer J.L. CADIE UX D. Steunmaatregelen en discriminaties van over heidswege, openbare bedrijven, staatsmonopolies R. SUNNE N Directoraatgeneraal V Werkgelegenheid, sociale zaken en onderwijs Directeurgeneraal Directeur (belast met de ontwikkeling van het sociale beleid op middellange termijn) Directoraten A. Werkgelegenheid B. Levensomstandigheden, arbeidsomstandigheden, sociale bescherming C. Onderwijs, beroepsopleiding en jeugdbeleid D. Europees Sociaal Fonds Bijzondere raadadviseurs E. Gezondheid en veiligheid
J. DE GIMBE R. TAVITIAN P. GOMME RS N. SC AND AMIS H.C. JONE S W. STABE NOW E. TOFFANIN E. FTTZGIBBON A.E. BE NNE TT
Directoraatgeneraal VI Landbouw Directeurgeneraal Adjunctdirecteurengeneraal — belast met de Directoraten C, D en E — belast met de Directoraten F, G — belast met het Directoraat H
C. VILLAIN D.F. WILLIAMSON A. PIZZUTI Η. VON VE RSCHUE R
Directoraten Α. Algemene zaken A. RIE S B. Landbouwwetgeving M. BARTHE LE MY C. Ordening der markten van plantaardige produkten T.L.W. WINDLE D. Ordening der markten van dierlijke produkten T. O'DWYE R E. Ordening der markten van produkten van bijzon dere teelten C. DRIE SPRONG F. Landbouwstructuur en bosbouw R. CRAPS Bijzonder raadadviseur J. SCULLY G. Europees Oriëntatie en Garantiefonds voor de Landbouw H.H. WÄCHTE R 16e ALG. VERSLAG EG.
COMMISSIE
H. Internationale landbouwzaken Bijzonder raadadviseur
A. E MMA M. MARCUSSE N
Directoraatgeneraal VII Vervoer Directeurgeneraal
J.R. STE E LE
Directoraten A. Algemene programmering, internationale en in stitutionele betrekkingen, zee en luchtvervoer J. E RDME NGE R B. Marktordeningen voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren; vervoer en energie F.VENTRELLA C. Infrastructuur, technologie van het vervoer, over heidsmaatregelen J. DOUSSE T Directoraatgeneraal VIII Ontwikkeling Directeurgeneraal D. FRISCH Adjunctdirecteurengeneraal — belast met de coördinatie van de Directoraten A, E, en de Afdeling „Nietgouvernementele or ganisaties" M.FOLEY — belast met de coördinatie van de Directoraten B, C, D en de Afdelingen en Gespecialiseerde Dien sten „Algemene zaken betreffende programme ring; financieringscomité"; technische groepen „voor infrastructuurprojecten I" „voor infra structuurprojecten II" M. H AUS WIRTH Directoraten Α. Acties F.J. VAN HOE K Β. West en Centraal Afrika E. WIRSING G. LIVI C. Oost en zuidelijk Afrika; Indische Oceaan D. Zuidelijk en oostelijk MiddellandseZeegebied; Caraïbisch gebied en Stille Oceaan; hulp aan niet geassocieerde ontwikkelingslanden C. CORNE LLI A. AUCLE RT E. Financiën Directoraatgeneraal IX Personeelszaken en algemeen beheer Directeurgeneraal Adjunctdirecteurgeneraal 16e ALG. VERSLAG EG.
J.C. MORE L R. HAY
389
390
COMMISSI E
Directoraten Α. Personeelszaken Β. Algemeen beheer C. Vertaling, documentatie, reprografische diensten bibliotheek D. Personeelszaken en algemeen beheer Luxemburg E. Informatieverwerking
G. VALSE SIA A. PRATLE Y A. CIANCIO I. DUBOIS W. DE BACKE R
Directoraatgeneraal X Voorlichting Directeurgeneraal
F. FROSCHMAIE R
Directoraten A. Voorlichting in de LidStaten, kandidaatlid staten, ACSlanden, derde landen en van doel groepen P. SOUBE STRE B. Voorlichtingsmedia M. PICCARÓLO Bureau van de woordvoerder Woordvoerder
M. SANTARE LLI
Directoraatgeneraal XI Milieuzaken, consumentenbelangen en nucleaire veiligheid Directeurgeneraal Directoraten A. Bescherming en verbetering van het milieu B. Bescherming en bevordering consumenten belangen
A. ANRE OPOULOS A.J. FAIRCLOUGH J.P. SHE E HAN
Directoraatgeneraal XII Wetenschappen, onderzoek en ontwikkeling Directeurgeneraal Adjunctdirecteurengeneraal — verantwoordelijk voor de Directoraten C tot en met G — directeurgeneraal van het GCO
D. DAVIE S J.A. DINKE SPILE R
Directoraten A. Wetenschap en techniek: beleid, coördinatie, samenwerking met derde landen, COST B. Actiemiddelen C. Technologisch onderzoek
J.P. CONTZE N R. GE ROLD H. TE NT
P. FASE LLA
16e ALG. VERSLAG EG.
COMMISSIE
391
D. Onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de kernenergie S. FINZI E. Alternatieve energievormen, energiebesparing, A. STRUB strategie inzake O & O op energiegebied F. Biologie, stralingsbescherming en onderzoek op F. VAN HOE CK medisch gebied P. BOURDE AU G. Milieu, grondstoffen en materialentechnologie D. PALUMBO Programma kernversmelting H.O. WÜSTE R JETproject Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek Directeurgeneraal Vestiging Ispra Vestiging Geel Vestiging Karlsruhe Vestiging Petten
J.A. DINKE SPILE R G.R. BISHOP R. BATCHE LOR R. LINDNE R P. VAN WE STE N
Directoraatgeneraal XIII Informatiemarkt en innovatie Directeurgeneraal Directoraten A. Nieuwe technologieën . B. Informatiebeheer
R. APPLE YARD H. BURGARD C. JANSE N VAN ROOSENDAAL
Directoraatgeneraal XIV Visserij Directeurgeneraal Directoraten Α. Visbestanden Β. Markten en structuur
E. GALLAGHE R R. SIMONNE T J. PE ARSON
Directoraatgeneraal XV Financiële instellingen en fiscale zaken Directeurgeneraal Directoraten A. Financiële instellingen B. Fiscale zaken
O.B. HE NRIKSE N G. IMBE RT R. GOE RGE N
Directoraatgeneraal XVI Regionaal beleid Directeurgeneraal 16e ALG. VERSLAG EG.
P. MATHLTSE N
392
COMMISSIE
Directoraten Α. Regionaal ontwikkelingsbeleid B. Ontwikkelings en omschakelingsmaatregelen
G. RENCKI R. SOLIMA
Groep voor coördinatie van de financiële instrumen ten voor structurele doeleinden Bijzonder raadadviseur
J. JAEGER
Directoraatgeneraal XVII Energie Directeurgeneraal Adj unctdirec te urgeneraal Directoraten A. Energiebeleid, analyses en prognoses, contracten B. Kolen C. Koolwaterstoffen D. Kernenergie E. E nergiebesparing en alternatieve energiebronnen, elektriciteit en warmte F. Veiligheidscontrole van E uratom
C. AUDLAND M. CARPE NTIE R (Directeurgeneraal) C. JONE S K. RE ICHE RT G. BRONDE L F. CACCIA DOMINIONI M. DAVIS W. GME LIN
Directoraatgeneraal XVIII Krediet en investeringen Directeurgeneraal Directoraten A. Opgenomen leningen en fondsen beheer B. Investeringen en verstrekte leningen
E. CIOFFI
A. VAN GOETHEM O. HAHN
Directoraatgeneraal XIX Begrotingen Directeurgeneraal Directoraten A. Beleidskredieten en administratieve uitgaven B. Financiering van de begrotingen C. Algemene zaken, betrekkingen met het Parlement en de Rekenkamer
D.STRASSER H. ANDRE SE N L. DUCK F. DE KOSTE R
Directoraatgeneraal XX Financiële controle Directeurgeneraal (Financieel controleur)
C. FACINI 16e ALG. VERSLAG EG.
COMMISSIE
393
Directoraten Α. Principekwesties. Controle huishoudelijke uitgaven en uitgaven voor onderzoek en voor ontwikkelingssamenwerking (adjunctfinancieel controleur) J. LE MME NS Controle ontvangsten en uitgaven van het E OGFL en van het Sociaal en Regionaal Fonds Rechtstreeks ressorterend onder de directeurgeneraal Voorzieningsagentschap van EURATOM Directeurgeneraal Beveiligingsbureau Directeur
Τ. NOYON
Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen Directeur
16e ALG. VERSLAG EG.
W. VE RHE YDE N
394
HOF VAN JUSTITIE
Hof van Justitie Griffier Adjunct-griffier Directeur Administratie Directeur Documentatie en Bibliotheek Directeur Vertalingen
P. HEIM J. VAN HOEY SCHILTHOUWER POMPE F.X. ZWICKERT S. NERI M. KOEGLER
16e ALG. VERSLAG EG.
REKENKAMER
Rekenkamer Secretariaat, Juridische dienst en Voorlichtingsdienst J.A. STOLL Controlesector: financiële zaken, werkprogramma, betrekkingen met de nationale controle-instanties
T. JAMES
Controlesector: EOGFL-Oriëntatie, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling G. CARNEROLI Controlesector: EGKS, Sociaal Fonds, Bankaspecten van leningen o/g en u/g
R. BONDURRI H. IBSEN
Controlesector: Eigen middelen Controlesector: Personeelsuitgaven van de Instellingen, met inbegrip van het Bureau voor Officiële Publikaties en de Voorlichtingsbureaus
A. WOODWARD
A. WIENRICH Controlesector: Samenwerking met de geassocieerde ontwikkelingslanden, samenwerking met niet-geassocieerde ontwikkelingslanden, samenwerking met P. EVERARD derde landen, voedselhulp Werkmethoden en beroepsopleiding; studies, uitgave van jaarverslagen en andere verslagen, comptabiliteitsprocedures van de Gemeenschappen, algemene comptabiliteit, leningen o/g en u/g (met uitzondering van de bankaspecten)
P. KEEMER
Controlesector : EOGFL-Garantie
J. BELLE
Personeelszaken en algemeen beheer van de Rekenkamer, Begroting en comptabiliteit van de Kamer, Talendienst, kantoor te Brussel, Documentatie en archieven J. FRANK Onderzoek en investeringen, energie, industrie, externe organen (inclusief subsidies) K. FUELSTER
16e ALG. VERSLAG EG.
395
396
ECONOM I SCH EN SOCI AAL COMITÉ
Economisch en Sociaal Comité Secretarisgeneraal
R. LOUE T
Directeurgeneraal van het Directoraatgeneraal Administratie en Vertaling en Algemene Zaken
P. PIXIUS
Directoraten A. Secretariaat van de Afdelingen — voor economische en financiële vraagstukken — voor sociale vraagstukken — voor milieu, volksgezondheid en consumptie Β. Secretariaat van de Afdelingen — voor regionale ontwikkeling — voor industrie, handel en ambacht — voor vervoer en communicatiewezen C. Secretariaat van de Afdelingen — voor energie en nucleaire vraagstukken — voor de landbouw — voor externe betrekkingen
O. KUB Y
D. Mc LAUGHLIN
A. GRAZIOSI
16e ALG. VERSLAG EG.
Lijst van de afkortingen
ACS
De landen in Afrika, de Caribische Zee en de Stille Zuidzee, die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend
ASEAN CADDIA
Associatie van landen van Zuidoost-Azië Cooperation in automation of data and documentation for imports/ exports and agriculture (Samenwerking in het automatiseren van gegevens en documentatie voor invoer, uitvoer en landbouw) Europees Centrum voor Ontwikkeling van de Beroepsopleiding Centrum voor Industriële Ontwikkeling Centrum voor Informatie en Documentatie van de Europese Gemeenschappen Comité voor Industriële Samenwerking Comité voor Onderzoek en Samenwerking op Industrieel Gebied Europese Samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek Comité voor Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek Conferentie inzake veiligheid en samenwerking in Europa Commissie voor Ontwikkelingsbijstand Economische Commissie van ministers voor Europa (VN) Europese Conferentie van ministers van Verkeer Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties Europese valutaeenheid Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Europese Investeringsbank Europees Monetair Stelsel Europees Ontwikkelingsfonds Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw
CEDEFOP CIO CIRCE CIS CORDI COST CREST CVSE DAC ECE ECMV ECOSOC Ecu EFRO EIB EMS EOF EOGFL
16e ALG. VERSLAG EG.
398
LIJST VAN AFKORTINGEN
Esprit
Strategisch Actieprogramma op het gebied van de Informatietechnieken EURONET Europees telecommunicatienet EUROSTAT Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen EVA Europese Vrijhandelsassociatie EVVV Europees Verbond van Vrije Vakverenigingen in de Gemeenschap FAO Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties FAST Prognose en evaluatie op het gebied van wetenschap en technologie GATT General Agreement on Tariffs and Trade (Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel) GCO Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek GDT Gemeenschappelijk douanetarief IAEA Internationale Organisatie voor Atoomenergie (VN) IAO Internationale Arbeidsorganisatie IBHO Wereldbank - Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (VN) IEA Internationaal Energieagentschap (OESO) ILB Informatienet van de EEG inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen IMF Internationaal Monetair Fonds (VN) INFCE Internationale beoordeling van de splijtstofkringloop Insis Systeem van geïntegreerde informatiediensten JET Joint European Torus KMO Kleine en middelgrote ondernemingen LGO Landen en gebieden overzee MCB Monetaire compenserende bedragen MVO Multivezelovereenkomst (Internationale Regeling betreffende de Handel in Textiel) NAFO Noordatlantische Visserijorganisatie NCI Nieuw communautair instrument NET Next European Torus NGO Niet-gouvernementele organisatie OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling RCIOO Raadgevend Comité voor Industrieel Onderzoek en Ontwikkelingswerk RWEB Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand (Comecon) SAP Stelsel van algemene preferenties 16e ALG. VERSLAG EG.
LUST VAN AFKORTINGEN
SEDOC STABEX UNCTAD UNEP UNESCO UNICE UNIDO UNO UNRWA WGO WIPO
399
Europees systeem voor de mededeling van de voor internationale arbeidsbemiddeling geregistreerde aanbiedingen van en aanvragen om werk Stabilisatie van de export opbrengsten voor de landen die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend en voor de LGO. United Nations Conference on Trade and Development (Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (VN)) United Nations Environment Program (Milieuprogramma van de VN) United Nations Educational Scientific and Cultural Organization (Organisatie der VN voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur) Unie van Industriefederaties der Europese Gemeenschappen Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling Organisatie van de Verenigde Naties United Nations Relief and Works Agency Wereldgezondheidsorganisatie World Intellectual Property Organization (Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom van de VN)
16e ALG. VERSLAG EG.
Geciteerde publikaties Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen (afgekort: Algemeen Verslag), jaarlijks, gepubliceerd door de Commissie — De toestand van de landbouw in de Gemeenschap (in samenhang met het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen) (afgekort: Landbouwverslag), jaarlijks — Verslag over de sociale ontwikkeling (in samenhang met het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen) (afgekort: Sociaal verslag), jaarlijks — Verslag over het mededingingsbeleid (in samenhang met het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen) (afgekort: Verslag mededingingsbeleid), jaarlijks Bulletin van de Europese Gemeenschappen (afgekort: Bull. EG), maandelijks, gepubliceerd door de Commissie Supplement bij het Bulletin van de Europese Gemeenschappen (afgekort: Supplement - Bull. EG), verschijnt onregelmatig, gepubliceerd door de Commissie 10/72 Voorstel voor een vijfde richtlijn met betrekking tot de structuur van de naamloze vennootschap 4/75 Statuut voor Europese naamloze vennootschappen (gewijzigd voorstel voor een verordening) 3/80 Voorlichting en raadpleging van werknemers in ondernemingen 5/80 Nieuw gemeenschapsmerkenstelsel 1/81 Verslag van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Raad ingevolge het Mandaat van 30 mei 1980 2/81 De Europese auto-industrie ; standpuntbepaling van de Commissie 4/81 Opleving van het communautaire beleid in verschillende sectoren 2/82 Faillissement, akkoord en andere soortgelijke procedures en ontwerp van verdrag en rapport 3/82 De institutionele opzet van de Gemeenschap — Herstel van het evenwicht 4/82 Een communautair beleid voor het toerisme 5/82 Memorandum over het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Reeks Wetgeving (afgekort: PB L) Reeks Mededelingen en Bekendmakingen (afgekort : PB C) Jurisprudentie van het Hof van Justitie (afgekort : Jurispr.), gepubliceerd door het Hof van Justitie, onregelmatig verschijnende jaarreeksen. De investeringen in de kolenmijn- en staalindustrieën der Gemeenschap (Stand...) jaarlijks, gepubliceerd door de Commissie Europese Economie Drie nummers per jaar Deze publikaties worden gedrukt en verspreid door het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg Jaarverslag van de Europese Investeringsbank Gepubliceerd en verspreid door de EIB — 100, Boulevard Konrad Adenauer — Luxemburg
Europese Gemeenschappen Commissie Zestiende Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Gemeenschappen 1982
Luxemburg: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen 1983 401 blz., 10 grafieken 16,2 χ 22,9 cm
DA, DE, GR, EN, FR, IT, NL ISBN 9282534286 Catalogusnummer: CB3682411 NLC
Vastgestelde prijzen in Luxemburg (exclusief BTW) Ecu 4,95
BFR 225
HFL 13
Het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Gemeenschappen wordt elk jaar door de Commissie van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd op grond van artikel 18 van het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben. Dit verslag dat wordt uitgebracht aan het Europese Parlement, geeft een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de Gemeenschappen in het afgelopen jaar.
Salgs- og abonnementskontorer · Vertriebsbüros · Γραφεία πωλήσεως Sales Offices Bureaux de vente Uffici di vendita · Verkoopkantoren
Belgique —
België
Moniteur belge — Belgisch
Staatsblad
Rue de Louvam 4042 — Leuvensestraat 4042 1000 Bruxelles — 1000 Brussel Tel 512 00 26 Sousdépôls — Agentschappen : Líbrame européenne — Europese
España Mundi-Prensa Libros, S.A.
Journal officiel 26. rue Desaix 75732 Pans Cedex 15 Tel (1) 578 61 39
Rue de la Montagne 34 Bte 11 Bergstraat 34 Bus 11 1000 Bruxelles — 1000 Brussel
Schultz Forlag Montergade 21 1116 K obenhavn Κ Tit (01) 12 11 95
Livraria Bertrand, s a.rl.
Ireland
Rua Joào de Deus Venda Nova Amadora Tel 97 45 71 Télex 12709litranp.
Government Publications Sales Office G.P.O. Arcade Dublin 1 or by post Stationery Office Dublin 4 Tel 78 96 44
Schweiz Suisse Svizzera POMA 5. avenue de Longemalle Case postale 367 CH 1020 Renens Lausanne Tél. (021) 35 13 61 Télex 25416
Italia Libreria dello Stato Piazza G Verdi. 10 00198 Roma Tel (6) Θ508 Telex 611008 ipzsro i
Underagentur: Europa Boger Gammel Torv 6 — Poslbox 137 1004 K obenhavn Κ TH (01) 15 62 73
BR D e u t s c h l a n d Bundesanzeiger
Breite Strale — Postfach 10 Θ0 06 5000 K öln 1 Tel. (0221) 20 290 (Fernschreiber ; Anzeiger Bonn 8 Θ82 595)
Greece
Sousdépôt: Librairie Payot 6. rue Grenus 1211 Genève Tel 31 89 50
Licosa S.p.A. Via Lamarmora. 45 Casella postale 552 50121 Firenze Tel. 57 97 51 Telex 570466 licosa i CCP 343509
Sverige Librairie CE. Friües Regeringsgatan 12 Box 16356 103 27 Stockholm Tél. 0823 89 00
Nederland U n i t e d States of A m e r i c a
Staatsdrukkerij- en uitgeversbedrijf Christoffel Plantijnstraat Postbus 20014 2500EA 'sGravenhage Tel. (070) 78 99 11
European Community Information 2100 M Street. N.W. Suite 707 Washington. D.C. 20 037 Tel. (202) 862 95 00
United K i n g d o m
G.C Elettheroudakis
S.A.
Castellò 37 Madrid 1 Tel. (91) 275 46 55 Telex 49370MPLIE Portugal
Boekhandel
Rue de la Loi 244 — Wetstraat 244 1040 Bruxelles — 1040 Brussel
Verlag
France Service de vente en France des publications des Communautés européennes
Canada
HM. Stationery Office
International bookstore 4 Nikis street Athens (126) Telex 219410 elef gr
P.O. Box 569 London SE1 9NH Tel. (01) 928 69 77 ext 365
Subagent (or Northern Greece :
Alan Armstrong & Associates Ltd.
Molhos
European Bookshop London Business School Sussex Place London NW1 4SA Tel. (01)723 3902
Renouf Publishing Co., Ltd. 2182 St. Catherine Street West Montreal, Quebec H3H 1M7 Tel. (514)937 3519
Subagent : Bookstore
10 Tsimisk) Street Thessaloniki Tel 275 271 Telex 412885 limo
Japan Kinokuniya Company Ltd. 177 Shinjuku 3Chome Shinjukuku Tokyo 16091 Tel. (03)354 0131
Grand-Duché de Luxembourg
A n d r e lande - A n d e r e L ä n d e r
"Αλλες χ ώ ρ ε ς - Other c o u n t r i e s - A u t r e s p a y s - Altri p a e s i - A n d e r e
landen
Kontoret lor De europæiske Fællesskabers officielle Publikationer Amt lur amtliche Veröffentlichungen der Europäischen Gemeinschaften 'Υπηρεσία Επισήμων 'Εκδόσεων των Ευρωπαϊκών Κοινοτήτων ■ Office for Official Publications ol the European Communities ■ Office des publications officielles des Communautés européennes Ufficio delle pubblicazioni ufficiali delle Comunità europee Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen L2985 Luxembourg 5. rue du Commerce
Tél. 49 00 81
Service
Vastgestelde prijzen in Luxemburg (exclusief BTW) : Ecu 4,95 BFR 225 HFL 13
ØU
ISBN
ia-fl55-3MEfl-b
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
L - 2985 Luxembourg
9 '789282"534281