COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 15.5.2001 SEC(2001) 771
:(5.'2&80(179$1'(',(167(19$1'(&200,66,( 9URXZHQHQZHWHQVFKDSGHJHQGHUGLPHQVLHDOVGULMINUDFKWYRRUGHKHUYRUPLQJ YDQGHZHWHQVFKDS
9URXZHQHQZHWHQVFKDSGHJHQGHUGLPHQVLHDOVGULMINUDFKWYRRUGHKHUYRUPLQJ YDQGHZHWHQVFKDS
,1/(,',1* 217:,..(/,1*9$1((1%(/(,'6)2580 1.1 HET ETAN-VERSLAG: BELANGRIJKSTE LESSEN ......................................................................... 4 1.2 DE HELSINKI-GROEP: EEN VEELBELOVENDE START ................................................................... 6 %HOHLGVKHU]LHQLQJHQRQWZLNNHOLQJYDQHHQFROOHFWLHYHVWUDWHJLVFKHFDSDFLWHLW 9DVWVWHOOLQJYDQJHQGHULQGLFDWRUHQRYHUYURXZHQLQGHZHWHQVFKDS 'HµWRSGRZQ¶EHQDGHULQJ 'HµERWWRPXS¶EHQDGHULQJ $DQGDFKWYRRUKHWJHQGHUSHUVSHFWLHIELMGHEHQFKPDUNLQJ 1.3 NETWERKEN VAN VROUWELIJKE WETENSCHAPSBEOEFENAARS: EEN ONBENUT POTENTIEEL ... 10 217:,..(/,1*9$1+(7*(1'(5:$7&+6<67(0,1+(79,-)'( .$'(5352*5$00$)3 2.1 DEELNAME VAN VROUWEN AAN HET VIJFDE KADERPROGRAMMA............................................ 12 (HQVWUHHISHUFHQWDJHYDQ±HHQDPELWLHXVVWUHYHQZDDUVRPVRQYROGRHQGHYDQ WHUHFKWNRPW 'HGHHOQDPHYDQYURXZHQDDQYRRUVWHOOHQHQSURMHFWHQ 2.2. EERSTE RESULTATEN VAN GENDER-EFFECTSTUDIES ................................................................ 14 :(*(1(192258,7=,&+7(1 3.1 3.2 3.3
EEN VERSTERKT BELEIDSFORUM .............................................................................................. 16 EEN VERRIJKT GENDER WATCH SYSTEM ................................................................................. 17 EEN VERBETERD BEGRIP VAN HET VRAAGSTUK ‘VROUWEN EN WETENSCHAP’ ......................... 17
&21&/86,('(*(1'(5',0(16,($/6'5,-).5$&+79225+(59250,1* %,-/$*(1
1. 2. 3. 4. 5.
ETAN-LEDEN LEDEN VAN DE HELSINKI-GROEP DE HELSINKI-GROEP – LEDEN MET EEN TAAK OP STATISTISCH GEBIED VERKLARING VAN NETWERKEN DIE IN EUROPA ACTIEF ZIJN STATISTISCHE INFORMATIE
2
,QOHLGLQJ De Commissie heeft op 17 februari 1999 haar goedkeuring gehecht aan de mededeling ‘Vrouwen en wetenschap: vrouwen mobiliseren om het wetenschappelijk onderzoek in Europa te verrijken’ (COM(1999) 76). In deze mededeling erkent de Commissie de ernstige ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap en presenteert zij een actieplan voor de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap. De gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden bezien aan de hand van drie dimensies die het verband tussen de genderproblematiek en de wetenschap kenmerken. Deze drie dimensies worden in de mededeling van 1999 aangeduid als ‘door, voor en over vrouwen’, d.w.z. er wordt erkend dat onderzoek door, voor en over vrouwen moet worden bevorderd. Het vraagstuk vrouwen en wetenschap speelt een belangrijke rol in de Europese onderzoekruimte. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap verhindert dat deze ten volle wordt gerealiseerd. Ten eerste, omdat zij een onaanvaardbaar en niet te veroorloven verlies aan menselijke hulpbronnen inhoudt. Ten tweede, omdat zij in vergelijking met de vertegenwoordiging van vrouwen in de samenleving leidt tot een verstoring tussen de wetenschap en de samenleving op een moment dat het van wezenlijk belang is het vertrouwen in de wetenschap te vergroten. De strategische doelstelling van de Europese onderzoekruimte vraagt om een intensivering van de nodige maatregelen ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap. Alleen door te zorgen voor een grotere gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap, in de ruimste zin van het woord, kan de wetenschap de waarde die zij de Europese samenleving verleent, optimaliseren. De Raad en het Parlement namen resoluties1 over ‘vrouwen en wetenschap’ aan. Deze resoluties ondersteunen de door de Commissie voorgestelde aanpak. Het doel van dit werkdocument is verslag uit te brengen over de resultaten die zijn geboekt sinds de goedkeuring van de mededeling van de Commissie in 1999, zoals verzocht in de resolutie van de Raad. Het actieplan van 1999 is gebaseerd op twee doelstellingen: • •
het beleidsforum, om de discussie en de uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten aan te moedigen; het Gender Watch System, om een samenhangende aanpak van de bevordering van de deelname van vrouwen aan door de Europese Unie gefinancierde onderzoekactiviteiten te ontwikkelen.
Zoals in de hierna volgende delen 1 en 2 in detail zal worden uiteengezet, verloopt de uitvoering van het actieplan volgens schema.
1
Resolutie van de Raad van 20 mei 1999, PB C 201/1 van 16.7.1999 Resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2000 (PE 284.656)
3
Deze resultaten mogen de moeilijkheden bij de aanpak van de genderproblematiek in onderzoek niet overschaduwen. De genderproblematiek roept vaak emotionele reacties op in plaats van objectief te worden behandeld. Ook mag niet worden vergeten dat de situatie van vrouwen in de wetenschap verband houdt met meer algemene belemmeringen waarmee vrouwen in het algemeen worden geconfronteerd. In deel 3 worden op basis van de opgedane ervaringen stappen voorwaarts voorgesteld en mogelijke vooruitzichten geschetst.
2QWZLNNHOLQJYDQHHQEHOHLGVIRUXP
+HW(7$1YHUVODJEHODQJULMNVWHOHVVHQ
Om het beleidsproces te stimuleren en de beleidsdialoog een algemene en solide basis te geven, gaven de diensten van de Commissie een groep van deskundigen de opdracht de situatie en de daarmee samenhangende problematiek te analyseren en beleidsaanbevelingen te formuleren. Deze groep, voorgezeten door prof. Mary Osborn3 van het Max Planck Institute, presenteerde in november 1999 een verslag, getiteld: ‘6FLHQFH SROLFLHV LQ WKH (XURSHDQ 8QLRQ 3URPRWLQJ H[FHOOHQFH WKURXJK PDLQVWUHDPLQJ JHQGHU HTXDOLW\’ (ETAN-verslag). In het ETAN-verslag wordt de huidige situatie van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars aan universiteiten, onderzoekinstellingen en academies beschreven, waarbij melding wordt gemaakt van de schaarse informatie over vrouwen in de wetenschap. Er is een continue daling van het aantal vrouwen op elk niveau van de academische ladder: vele hooggeschoolde vrouwen blijven niet in de wetenschap. Dit verschijnsel wordt weergegeven door het beeld van een ‘OHNNHQGH OHLGLQJ’. Vrouwen bekleden minder dan 10% van de topposities in het wetenschappelijke stelsel, ofschoon de helft van de afgestudeerden vrouw is. Het is geen natuurlijke situatie dat er weinig vrouwen aan de top zijn. Er zijn vele uiteenlopende factoren die tot deze situatie van een ‘OHNNHQGHOHLGLQJ’ leiden. In het verslag wordt gewezen op – meestal onbewuste – vormen van discriminatie jegens vrouwen op het niveau van werving en tewerkstelling, die het wetenschappelijk stelsel ondermijnen. Voorts worden in het verslag de belangrijkste problemen van vrouwen met een carrière in de wetenschap vastgesteld, zoals ongelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars, beurzen die gericht zijn op ongetrouwde personen zonder kinderen, of moeilijkheden bij de terugkeer tot de wetenschap na een loopbaanonderbreking. Ook wordt ingegaan op de werking van het systeem van intercollegiale toetsing (peer review) – een essentieel element in het academische leven en een belangrijk 2
3
Dit verslag wordt in het kort aangeduid als het ETAN-verslag, omdat de deskundigengroep die het heeft opgesteld, bijeenkwam onder auspiciën van het ETAN (European Technology Assessment Network). Het verslag was als instrument beschikbaar in het vierde kaderprogramma (FP4). Oorspronkelijke versie in het EN, ISBN 92-828-8682-4. Ook verkrijgbaar in het FR, ISBN 92-828-8878-9 en in het IT, ISBN 92-828-8879-7; spoedig verkrijgbaar in het EL/ES/DE. Ledenlijst in bijlage 1.
4
mechanisme voor het waarborgen van kwaliteit – bij de toekenning van postdoctorale beurzen en de financiering van onderzoektoelagen. Beschreven wordt hoe het systeem, hoewel ogenschijnlijk sekseneutraal, gebreken kan vertonen, die nadelig zijn voor vrouwen en voor de kwaliteit van de wetenschap. De gevolgen van de door mannen gedomineerde wetenschap reiken ver, houden zichzelf in stand en vinden hun weerslag in mediabeelden, onderwijs en pedagogie. In het ETAN-verslag wordt er tevens op gewezen dat nog te weinig vrouwen betrokken zijn bij de totstandkoming van het wetenschappelijk beleid en bij de vaststelling van de agenda voor belangrijke comités van de EU en van de lidstaten. De deskundigengroep pleit voor een blijvende en duurzame verbetering van de positie van vrouwen in wetenschap en onderzoek. Deze verbetering kan alleen tot stand worden gebracht door de wetenschap en de wetenschappelijke instellingen te transformeren. Het tot stand brengen van veranderingen vereist een combinatie van gelijke behandeling, positieve actie en integratie van gelijke kansen in het beleid. Het verslag kreeg veel aandacht in de pers en van het publiek, ook buiten Europa. Het wordt unaniem erkend als een belangrijk document in het debat. De Commissie organiseerde op 3 en 4 april 2000 de conferentie ‘:RPHQ DQG VFLHQFH 0DNLQJ FKDQJH KDSSHQ’ in Brussel, om een brede discussie te voeren met wetenschapsbeoefenaars, statistici en besluitvormers en de conclusies van het ETAN-verslag te bespreken en te verrijken. De discussie onder de 450 deelnemers4 gaf blijk van een positieve mobilisatie van alle betrokken partijen. Naast de ondersteuning van de ETAN-aanbevelingen, was een belangrijke conclusie van de conferentie dat er moet worden overgegaan tot een wetenschappelijke aanpak van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap. Er is behoefte aan deskundigheid op het gebied van gelijkheid om: •
•
de subtiele ongelijke behandeling van vrouwen en mannen bloot te leggen, sekseneutrale begrippen van kwaliteit en verdienste te ontwikkelen, op feiten gebaseerde analyses te verrichten, nieuwe perspectieven in de onderzoekagenda op te nemen, enz.; indicatoren over de situatie van vrouwen in onderzoek te ontwikkelen en ontwikkelingen, en hopelijk vorderingen, nauwlettend te volgen en onderling te vergelijken.
Tevens werd erkend dat het vraagstuk van vrouwen in onderzoek in de privé-sector moest worden aangepakt. Het ETAN-verslag en de conferentie van april droegen bij tot de bevordering van het beleidsdebat over ‘vrouwen en wetenschap’ in de lidstaten.
4
Vrouwen vertegenwoordigden 88% van de deelnemers; 31% van de deelnemers was wetenschappelijk onderzoeker, 20% onderzoekmanager, 19% beleidsvormer, 6% lobbyist en 24% had overige activiteiten.
5
'H+HOVLQNLJURHSHHQYHHOEHORYHQGHVWDUW
%HOHLGVKHU]LHQLQJHQRQWZLNNHOLQJYDQHHQFROOHFWLHYH VWUDWHJLVFKHFDSDFLWHLW De diensten van de Commissie stelden een groep5 in van nationale functionarissen die betrokken zijn bij de bevordering van vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek op nationaal niveau. De Commissiediensten besloten deze groep uit te breiden tot alle met het vijfde kaderprogramma geassocieerd landen. Het mandaat van deze groep is: -
-
ondersteuning van de Commissie bij het opstellen van vergelijkbare Europese statistieken en het vaststellen van indicatoren, zodat de deelname van vrouwen aan het wetenschappelijk onderzoek in Europa nauwlettend kan worden gevolgd; bevordering van de discussie over en de uitwisseling van ervaringen met de maatregelen en beleidsvormen die op plaatselijk, nationaal en Europees niveau zijn ontwikkeld en uitgevoerd om de participatie van vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen.
De groep kwam driemaal bijeen. De eerste bijeenkomst vond plaats op 29 en 30 november 1999 in Helsinki. De groep kreeg daarom de naam ‘Helsinki-groep’. De volgende bijeenkomsten hadden plaats te Brussel respectievelijk op 22 en 23 juni 2000 en op 12 en 13 december 2000. De volgende bijeenkomst zal op 17 en 18 mei 2001 worden gehouden. Er moet worden gemeld dat de leden van de Helsinki-groep allemaal een zeer positieve en constructieve bijdrage hebben geleverd ondanks zeer uiteenlopende situaties – sommige vertegenwoordigers zijn ambtenaren werkzaam bij administratieve eenheden van hun nationale Ministerie van Onderzoek en/of Onderwijs, i.e. met secretariële ondersteuning en een administratieve logistiek; andere vertegenwoordigers zijn gerenommeerde vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars die met eigen middelen werken. Dit getuigt van een sterke mobilisatie van alle deelnemers. Bij iedere bijeenkomst meldden diverse deelnemers positieve ontwikkelingen in het beleid ter bevordering van vrouwen in de wetenschap. De Helsinki-groep heeft tot dusver het volgende verwezenlijkt: • • •
5 6 7
de oprichting van stuurcomités in elk land en, in sommige gevallen, de ontwikkeling van nieuwe administratieve structuren om de bevordering van vrouwen in de wetenschap te ondersteunen; de verzameling van baseline statistieken over de aanwezigheid van vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek (zie hiernavolgend deel); de opstelling van nationale verslagen6: op grond van deze nationale verslagen stelt prof. Teresa Rees7, Cardiff University, momenteel een verslag op, getiteld (XURSHDQUHSRUWRQSROLFLHVLPSOHPHQWHGLQ(XURSHWRSURPRWHZRPHQLQVFLHQFH Ledenlijst in bijlage 2. De verslagen van Bulgarije en Roemenië ontbreken nog. Rapporteur van het ETAN-verslag.
6
•
(Europees verslag over in Europa uitgevoerde beleidsmaatregelen ter bevordering van vrouwen in de wetenschap); tenslotte, maar daarom niet minder belangrijk, de ontwikkeling van een strategische collectieve capaciteit ter bevordering van onderzoek naar ‘vrouwen en wetenschap’ op nationaal en EU-niveau. De leden van de Helsinki-groep hebben een algemeen overzicht van de in de diverse landen getroffen maatregelen ter bevordering van vrouwen in de wetenschap.
De Helsinki-groep benadrukte dat het van wezenlijk belang is de genderdimensie in het onderzoekbeleidsproces te integreren. Dit is met name belangrijk in het kader van de ontwikkeling van een open coördinatiemethode voor het onderzoekbeleid in de lidstaten, een wezenlijk onderdeel van de strategie voor de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte. Een eerste stap in dit proces is de benchmarking van het nationale onderzoekbeleid, waarin de genderdimensie moet worden geïntegreerd, met name in de desbetreffende indicatoren die gedurende dit proces worden ontwikkeld. 9DVWVWHOOLQJYDQJHQGHULQGLFDWRUHQRYHUYURXZHQLQGH ZHWHQVFKDS Zoals herhaaldelijk vermeld (conferentie van april 1998, ETAN-verslag, conferentie van april 2000, enz.), is er geen verzameling van systematisch vergaarde informatie over vrouwen in de wetenschap met centrale coördinatie op Europees niveau. De bestaande gegevens zijn zeer fragmentarisch en niet onderling in overeenstemming gebracht. De Helsinki-groep meent dat de integratie van de genderdimensie in indicatoren over personele middelen in de wetenschap op drie manieren moet worden aangepakt: de ‘top-down’-benadering, de ‘bottom-up’-benadering en aandacht voor het genderperspectief bij de benchmarking.
'HµWRSGRZQ¶EHQDGHULQJ
Onder ‘top-down’-benadering verstaat men de systematische invoering, waar mogelijk, van het gendervraagstuk in de regelmatige statistische meting van O&O- en W&T-activiteiten. Bij diverse gelegenheden8 heeft de Commissie erop aangedrongen dat bij de ontwikkeling van communautaire statistieken9 inzake wetenschap en technologie in de toekomst sekse als verplichte variabele wordt genomen, wanneer het gaat om personele middelen. De herziening van het Frascati Manual (Frascati-handboek)10 werd op de agenda geplaatst voor een bijeenkomst van een ad-hocdeskundigengroep van de OESO die in maart 2000 te Parijs plaatsvond. Op deze bijeenkomst pleitte de Commissie ervoor 8
9
10
8ste en 9de werkgroep inzake statistieken betreffende O&O en innovatie respectievelijk in november 1999 en oktober 2000 en de bijeenkomst van GUS-REDIS in april 2000, georganiseerd door Eurostat. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van communautaire statistieken inzake W&T (Eurostat) (in voorbereiding). Het Frascati Manual is gewijd aan de meting van technische/wetenschappelijke activiteiten; in het handboek worden drie categorieën van O&O-personeel vastgesteld: onderzoekers, technici en ondersteunend personeel.
7
met het gendervraagstuk rekening te houden wanneer personele middelen in detail worden onderzocht11, en bovendien gegevens over de personeelsbezetting te verzamelen naast VTE-gegevens (voltijds personeelequivalent)12. Bij deze twee besluitvormingsprocessen is de steun van de lidstaten nodig om veranderingen tot stand te brengen. Terwijl wordt aangedrongen op de integratie van de genderdimensie in de statistische informatie die wordt verzameld door Eurostat en de OESO, wordt erkend dat er op korte termijn nog geen resultaten kunnen worden verwacht. Bovendien zouden deze het toezicht op belangrijke terreinen, zoals de beperking van de verticale segregatie13, niet mogelijk maken. De Helsinki-groep meende dat deze ‘top-down’-benadering moest worden aangevuld met een ‘bottom-up’-benadering, die hierna wordt uiteengezet.
'HµERWWRPXS¶EHQDGHULQJ
De ‘bottom-up’-benadering bestaat erin bestaande relevante gegevens over de participatie van vrouwen in de wetenschap te zoeken en te verzamelen. Alvorens over te gaan tot het verzamelen van nationale gegevens, moesten de diensten de Commissie nagaan of deze ‘bottom-up’-benadering niet afbreuk zou doen aan reeds beschikbare gegevensreeksen die reeds een antwoord zouden kunnen verschaffen op deze belangrijke vraag naar de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap. De eerste stap van de diensten van de Commissie was derhalve te beoordelen of het mogelijk was een secundaire analyse te verrichten op basis van bestaande gegevensreeksen14. De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek waren dat zowel gegevensreeksen ‘voor algemene doeleinden’ (bv. studies over de beroepsbevolking) als meer specifieke studies een beperkt inzicht kunnen verschaffen in de situatie van vrouwen in de wetenschap. De meeste gegevensreeksen ‘voor algemene doeleinden’ hebben een gemeenschappelijk probleem: het aantal vrouwelijke 11
12
13
14
Er moet worden opgemerkt dat de uitgave van 1993 van het Frascati Manual reeds vermeldt (hoofdstuk 5, § 332, blz.90): “LQRUGHUWRXQGHUVWDQGPRUHDERXWWKH5 'ODERXUIRUFH«JHQGHU ZRXOGEHRQHRIWKHSUHUHTXLVLWHV”. De uitgave van 1993 van het Frascati Manual ondersteunde reeds de meting van O&O-personeel door telling (§289): “GDWDRQWKHWRWDOQXPEHURISHUVRQVZKRDUHPDLQO\RUSDUWLDOO\HPSOR\HGRQ 5 'DOORZOLQNVWREHPDGHZLWKRWKHUVHULHVRIGDWDIRUH[DPSOHHGXFDWLRQRUHPSOR\PHQWGDWD RUWKHUHVXOWVRISRSXODWLRQFHQVXVHV«´; en (§ 290): “KHDGFRXQWGDWDDUHDOVRWKHPRVWDSSURSULDWH PHDVXUHIRUFROOHFWLQJDGGLWLRQDOLQIRUPDWLRQDERXW5 'SHUVRQQHOVXFKDVWKHLUDJHJHQGHURU QDWLRQDORULJLQ”. Verticale segregatie heeft betrekking op de positie van mannen en vrouwen in de hiërarchie van de wetenschap. Er werd een enquête verricht door dr. Judith Glover, geassisteerd door dr. Diane Bebbington, University of Surrey, Roehampton, Londen. De contractanten onderzochten 61 nationale en Europese gegevensreeksen om na te gaan of deze een antwoord konden verschaffen op een reeks belangrijke vragen voor het onderzoek naar de wetenschappelijke loopbaan van vrouwen in elke lidstaat. Voor de resultaten wordt verwezen naar ‘Women and scientific employment: mapping the European data’ – een 320 pagina’s tellend werk waarin de beschikbaarheid van gegevens in de EUlanden wordt bestudeerd. Het document is verkrijgbaar op de website Vrouwen en wetenschap, op het volgende adres: http://www.cordis.lu/rtd2002/science-society/women.htm
8
wetenschapsbeoefenaars is te klein voor iets anders dan basisanalyses; anderzijds zijn sommige van de specifieke studies vaak sterk gericht op een welbepaald gebied van de werkgelegenheid in de wetenschap of op slechts één tak van wetenschap. Ook bestrijken ze vaak een beperkt gebied – vanuit het oogpunt van nationale vertegenwoordiging of omdat zij zich concentreren op academische beroepen in de openbare sector. Een ander bij nagenoeg alle gegevensreeksen voorkomend probleem is dat er een duidelijk gebrek is aan longitudinale gegevens. Op grond van deze eerste bevindingen startten de diensten van de Commissie een tweede project ‘Design and collection of statistical indicators on women in science’ (ontwikkeling en verzameling van statistische indicatoren over vrouwen in de wetenschap)15. Het doel van dit project is bestaande, op nationaal niveau vergaarde gegevens te organiseren en op basis van deze gegevens indicatoren vast te stellen. De diensten van de Commissie ontwikkelen momenteel een algemene databank met naar geslacht uitgesplitste basisgegevens, waarbij ze voortbouwen op de bijdragen van de Helsinki-groep. De gegevens bestrijken vijf gebieden (studenten, afgestudeerden, onderzoekpersoneel van universiteiten en onderzoekcentra, onderzoektoelagen, bestuur van onderzoekinstellingen). Nationale profielen van de aanwezigheid van vrouwen in de wetenschap in de 15 lidstaten moeten tegen september 2001 worden gepresenteerd in de derde uitgave van het verslag over Europese W&T-indicatoren en in een aan genderstatistieken gewijde publicatie van Eurostat. Soortgelijke overzichten zullen ook voor geassocieerde landen beschikbaar zijn. Tegelijkertijd zijn de diensten van de Commissie bezig met de ontwikkeling van een eerste reeks genderindicatoren over vrouwen in de wetenschap, die eerst zijn besproken in de Helsinki-groep. De indicatoren zullen ingaan op vijf aandachtspunten binnen het beleid: 1. Aantal. 2. Verticale segregatie. 3. Horizontale segregatie16 4. Ongelijke beloning 5. Billijkheids- en slagingspercentages. Elk van deze gebieden verwijst naar een vastgestelde beleidsdoelstelling. Het beleid moet erop gericht zijn het aantal vrouwen in de wetenschap te doen stijgen, iedere vorm van segregatie te beperken, een eind te maken aan de ongelijke beloning van vrouwen en mannen en billijkheid en een gelijkwaardige behandeling van vrouwen en mannen te waarborgen. Het is duidelijk dat al deze indicatoren niet kunnen worden gevoed door bestaande gegevens. De diensten van de Commissie zullen, op basis van de aanbevelingen van de Helsinki-groep, voorstellen formuleren om de leemten te vullen.
15
16
Dit project wordt uitgevoerd door Eurogramme, een in Luxemburg gevestigd consultancybureau, na een openbare aanbesteding. Horizontale segregatie is de concentratie in beroepscategorieën of disciplines.
9
De coördinatie tussen de ‘top-down’- en de ‘bottom-up’-benadering wordt enerzijds verzekerd door de samenwerking tussen DG Onderzoek en Eurostat binnen de Commissie en anderzijds door de samenwerking met de lidstaten via de leden van de Helsinki-groep met een taak op statistisch gebied17. Naast deze twee benaderingen, de ‘top-down’-benadering en de ‘bottom-up’benadering, moet volgens de Helsinki-groep bij de benchmarking naar behoren rekening wordt gehouden met het genderperspectief.
$DQGDFKWYRRUKHWJHQGHUSHUVSHFWLHIELMGHEHQFKPDUNLQJ
De resolutie van de Raad (Onderzoek) van 15 juni 2000, waarin wordt voortgebouwd op de conclusies van de Europese Raad van Lissabon, vermeldt dat de Raad de Commissie verzoekt, in samenwerking met de lidstaten, met een volledig pakket indicatoren en een benchmarking-methodologie te komen voor de volgende vier thema’s: • • • •
menselijk kapitaal in OTO, met inbegrip van de aantrekkelijkheid van wetenschappelijke en technologische beroepen; publieke en private investeringen in OTO; wetenschappelijke en technologische productiviteit; de invloed van OTO op economisch concurrentievermogen en werkgelegenheid.
Hetzelfde wordt gevraagd met betrekking tot andere kwesties die essentieel zijn voor het begrip van de functionering van het OTO-beleid, zoals de bevordering van een OTO-cultuur en het kweken van begrip van wetenschap bij het publiek.18 Bij de benchmarking moet rekening worden gehouden met genderkwesties. Dit spreekt voor zich bij de analyse van het menselijk kapitaal in O&O, maar mag ook bij andere thema’s niet uit het oog worden verloren, in het bijzonder bij de analyse van productiviteit en de analyse van mededinging en werkgelegenheid. Op het punt van wetenschappelijke en technologische productiviteit worden momenteel twee haalbaarheidsstudies verricht: ‘3DWHQW ,QGLFDWRUV E\ *HQGHU’ en ‘%LEOLRPHWULF ,QGLFDWRUVE\*HQGHU’ De steun van de lidstaten is nodig om dit perspectief kracht bij te zetten. 1HWZHUNHQYDQYURXZHOLMNHZHWHQVFKDSVEHRHIHQDDUVHHQ RQEHQXWSRWHQWLHHO De netwerken van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars werden in de mededeling van 1999 aangeduid als belangrijke actoren in het beleidsproces. Enkele van de factoren die uit de ondervertegenwoordiging van vrouwen in wetenschap en onderzoek voortvloeien en deze op hun beurt in de hand werken, zijn de isolatie en het gebrek aan steun die individuele vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars binnen hun sector ervaren. 17 18
Lijst van de leden in bijlage 3. SEC(2000)1842. Werkdocument van de diensten van de Commissie: «Development of an open method of co-ordination for benchmarking national research policies - Objectives, methodology and indicators».
10
Een zeer praktische manier om bij te dragen tot het herstel van het evenwicht tussen vrouwen en mannen in onderzoek, is derhalve netwerkvorming te ondersteunen als middel om: -
vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars in hun carrière en hun empowerment te steunen; de participatie van vrouwen in onderzoek aan te moedigen met behulp van maatregelen die betrekking hebben op onderwijs, besluitvormingsstructuren, werkgelegenheidsbeleid en het onderzoekbeleid.
Hiertoe bracht de Commissie ongeveer 150 vertegenwoordigers van netwerken, publicaties en websites van vrouwelijke beroepsbeoefenaars samen ter gelegenheid van de conferentie 1HWZRUNLQJ WKH 1HWZRUNV, die op 8 en 9 juli 1999 plaatsvond te Brussel. Het doel van de conferentie was tweeledig. Beoogd werd bestaande netwerken te mobiliseren, met het oog op de vergroting van de deelname van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars aan het vijfde kaderprogramma, alsmede na te gaan of een Europees netwerk van netwerken een toegevoegde waarde zou kunnen bieden, en zo ja, welke structuur deze zou kunnen aannemen. De conferentie resulteerde in de aanneming van een verklaring19, waarin het belang van netwerkvorming als instrument voor empowerment én als beleidsinstrument werd benadrukt en waarin de basis werd gelegd voor toekomstige samenwerking en actie. De conferentie leidde tot de publicatie van de Network Guide20. Deze bevat een korte beschrijving en het contactadres van ongeveer 69 bestaande netwerken en wordt regelmatig bijgewerkt. In het verlengde van de verklaring zullen de diensten van de Commissie trachten voort te bouwen op het voorbereidende werk dat in 1999 is verricht en zich in te zetten voor de totstandbrenging van een Europees netwerk van netwerken. Een dergelijke structuur zou bijdragen tot de zeggenschap van de netwerken en deze netwerken in staat stellen de doeltreffendheid van hun acties te vergroten, zowel de acties ter ondersteuning van de vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars als de acties om gestalte te geven aan het beleidsproces.
19 20
De verklaring is opgenomen in bijlage 4. De publicatie ‘Network Guide’ is te raadplegen op de website: http://www.cordis.lu/rtd2002/science-society/women.htm
11
2QWZLNNHOLQJYDQKHW*HQGHU:DWFK6\VWHPLQKHWYLMIGH NDGHUSURJUDPPD)3
'HHOQDPHYDQYURXZHQDDQKHWYLMIGHNDGHUSURJUDPPD
(HQVWUHHISHUFHQWDJHYDQ±HHQDPELWLHXVVWUHYHQZDDUVRPV RQYROGRHQGHYDQWHUHFKWNRPW De Commissie vermeldt in haar mededeling dat zij streeft naar een minimumdeelname van vrouwen van 40% op alle niveaus van uitvoering en beheer van onderzoekprogramma’s. Het gaat hierbij vooral om de deelname aan adviesorganen, beoordelings- en follow-up-panels. Hoewel vrouwen niet 40% van de leden van met FP5 geassocieerde commissies en panels uitmaken, is het aantal vrouwen hoger dan in ieder stadium van FP4, voor zover gegevens over FP4 beschikbaar zijn. De vaststelling van een streefpercentage heeft zeker bijgedragen tot de verhoging van het aantal vrouwen dat deelneemt aan de activiteiten in het kader van FP5. De deelname van vrouwen aan deskundigengroepen bedroeg gemiddeld 29% in 1999 en 27% in 2000. Bij diverse programma’s is men erin geslaagd het streefpercentage van 40% te verwezenlijken; bij andere programma’s, zoals Euratom, zijn er enkele groepen met weinig of geen vrouwen. Ter vergelijking: de deelname van vrouwen aan de adviesorganen van FP4, zoals IRDAC22 of ESTA23, bedroeg respectievelijk 0% en 8%. 3DQHOV YRRUGHIROORZXSYDQSURJUDPPD¶V Dit zijn duidelijk de panels waarbij de Commissie het streefpercentage van 40% nagenoeg heeft behaald. In 1999 bestond 22% van de leden van follow-up-panels in het kader van FP5 uit vrouwen. Dit percentage steeg naar 30% in 2000. Er moet worden opgemerkt dat de deelname van vrouwen aan panels bij diverse programma’s meer dan 50% bedroeg. Gedurende de gehele looptijd van FP4 vertegenwoordigden vrouwen slechts 6% van alle leden van de follow-up-panels. 3DQHOVYRRUGHEHRRUGHOLQJYDQYRRUVWHOOHQ In 1999 bedroeg het percentage vrouwen dat aan beoordelingen deelnam gemiddeld 23%. In 2000 daalde dit percentage licht tot 22%. Aangezien vrouwen slechts 16% uitmaken van de databank waaruit beoordelaars kunnen worden gekozen, getuigen deze percentages van de vastberadenheid van de Commissie om vrouwen hierbij te betrekken. In vergelijking met de situatie gedurende FP4, en op grond van onvolledige gegevens, zou de participatie van vrouwen kunnen worden geraamd op 10%. Het kleine aantal vrouwen in de databank is zorgwekkend. Er worden inspanningen gedaan om het aantal vrouwen in de databank te doen stijgen, maar er zijn meer acties 21
22 23
De beschikbare statistieken over de deelname van vrouwen aan het vijfde kaderprogramma zijn te vinden in bijlage 5. IRDAC, Raadgevend Comité voor onderzoek en ontwikkeling in de industrie. ESTA, Europese Adviesraad voor wetenschap en technologie.
12
nodig, met name ten aanzien van de omstandigheden van de evaluatieronden, zoals het gebruik van elektronische verzendingsmiddelen om de evaluatieperioden ter plaatse te verkorten, kinderopvang, enz. Bij enkele programma’s wordt evaluatie op afstand ontwikkeld. De deelname van vrouwen aan programmacomités bedroeg in 1999 21% en in 2000 gemiddeld 7% tot 37%. 'HGHHOQDPHYDQYURXZHQDDQYRRUVWHOOHQHQSURMHFWHQ Het streefpercentage van 40% geldt niet voor overeenkomsten, met uitzondering van Marie Curie-beurzen24. In dit laatste geval was 38,9% van de geselecteerde voorstellen in 1999 afkomstig van vrouwen en in 2000 37,3%. Deze percentages werden verkregen door de indiening van voorstellen door vrouwen aan te moedigen, maar zonder de door vrouwen ingediende voorstellen een voorkeursbehandeling te geven bij de beoordeling. Om de inbreng van vrouwen in voorstellen en overeenkomsten aan te moedigen, heeft de Commissie een standaardzin25 opgenomen in alle uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van FP5, zelfs indien door vrouwen ingediende voorstellen geen voorkeursbehandeling krijgen. De diensten van de Commissie zijn overgegaan tot de ontwikkeling van een systeem voor de vaststelling en verzameling van statistieken over de sekse van indieners van projecten, contractanten en personen onder contract. Het systeem is nog in een ontwikkelingsfase. De eerste resultaten wijzen erop dat in 1999 vrouwen 16% van de coördinatoren vertegenwoordigden bij de ingediende voorstellen en 18% bij de ondertekende contracten. De overeenstemmende percentages gedurende de looptijd van FP4 bedroegen naar schatting minder dan 10%. De ontwikkeling van dit systeem ging gepaard met onvoorziene moeilijkheden. Aanvankelijk werd bij aanvraagformulieren voor financiering niet aangedrongen op het invullen van het vakje voor het opgeven van de sekse en dit werd bijgevolg vaak nagelaten. Ook de codering van de sekse in het computersysteem leverde problemen op. Deze problemen zijn inmiddels verholpen. Ondernemingen die voorstellen indienen of een contract sluiten, zijn evenwel niet verplicht bijzonderheden te verstrekken over de sekse van de mensen die het werk verrichten. Deze waardevolle informatie wordt vaak weggelaten. De gegevens over de sekse van projectpartners zijn onvolledig. Dit probleem wordt erkend en men buigt zich momenteel over mogelijke oplossingen.
24 25
Marie Curie-beurzen zijn bedoeld om de opleiding en de mobiliteit van onderzoekers in heel Europa te ondersteunen. Deze luidt als volgt: «7KH(XURSHDQ&RPPXQLW\SXUVXHVDQHTXDORSSRUWXQLWLHVSROLF\DQGLQWKLV FRQWH[WZRPHQDUHSDUWLFXODUO\HQFRXUDJHGWRHLWKHUVXEPLWSURSRVDOV RU WR EH LQYROYHG LQ WKHLU VXEPLVVLRQ» (De Europese Gemeenschap volgt een gelijkekansenbeleid. In deze context worden vrouwen met name aangemoedigd om voorstellen in te dienen of bij de indiening daarvan te worden betrokken).
13
(HUVWHUHVXOWDWHQYDQJHQGHUHIIHFWVWXGLHV
Zoals aangekondigd in de mededeling ‘Vrouwen en wetenschap’, is de Commissie gestart met een reeks gender-effectstudies om te beoordelen hoe gendervraagstukken binnen het Vijfde kaderprogramma wordt aangepakt. De voorlopige bevindingen suggereren dat deze effectstudies een goed inzicht zullen verschaffen in de werking en inhoud van het vijfde kaderprogramma vanuit een genderperspectief en dat zij kwesties naar voren zullen brengen die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe kaderprogramma. Deze ervaring bleek innovatief te zijn in Europa. De Helsinki-groep zal onderzoeken in welke mate soortgelijke initiatieven op nationaal niveau kunnen worden genomen. De eerste bevindingen zijn als volgt. Sommige bevindingen gelden voor het gehele kaderprogramma. Andere bevindingen hebben speciaal betrekking op enkele thematische gebieden. •
Technologie en wetenschap genderblind
Uit de studies blijkt dat de perceptie van technologie en wetenschap genderblind is. De wetenschap als zodanig houdt in haar zoektocht naar objectiviteit vaak geen rekening met de genderdimensie. Dit gebeurt het meest op onderzoekterreinen waar de menselijke dimensie duidelijk is, zoals menselijke gezondheid of sociaaleconomisch onderzoek. Onderzoekinspanningen op deze terreinen steunen vaak op algemene begrippen, die erop gericht zijn gestalte te geven aan een niet in seksen onderscheiden werkelijkheid. De integratie van de genderdimensie in onderzoek vereist een grondige transformatie van de opzet van het wetenschappelijk onderzoek, alsmede van paradigma’s en begrippen die hieraan ten grondslag liggen. Zij raakt de aard van de wetenschap zelf. •
Gender in taal en begrippen
Het gebruik van taal en begrippen kan bepalen in welke richting inspanningen op wetenschappelijk vlak gaan, welke vragen worden gesteld, welke resultaten worden verkregen en hoe deze resultaten worden geïnterpreteerd. Diverse studies wijzen op het taalgebruik in het materiaal dat programma’s voortbrengen en zij geven aan hoe dit taalgebruik een ongelijke behandeling van vrouwen en mannen kan inhouden en tot stand kan brengen, of soms eenvoudigweg geen rekening houdt met de verschillen tussen vrouwen en mannen (bv. consumenten, werknemers, patiënten, ouderen, gebruikers, burgers). Evenzo moet aandacht worden besteed aan de betekenis die aan begrippen wordt gegeven, alsmede aan de erkenning en het begrip van gendergeretaleerde begrippen26.
26
De taalkwestie is zeer complex. Zie «One hundred words for equality. A glossary of terms on the equality between women and men», redactie: DG EMPL. ISBN 92-828-2627-9.
14
•
Gender ‘vervluchtigt’ tijdens het uitvoeringsproces
Zelfs wanneer werkprogramma’s27 ten volle verwijzen naar gelijke kansen voor vrouwen en mannen en de bevordering van vrouwen in de wetenschap waar mogelijk (een goed voorbeeld hiervan is het INCO-programma28), treedt een ‘vervluchtigingsproces’ op tijdens de uitvoering. Dit ‘vervluchtigen’ werd ook opgemerkt bij het traject tussen de indiening van projectvoorstellen en de uitvoering van projecten. Hieruit blijkt dat de integratie van de genderdimensie een langetermijnproces is dat alleen kan slagen indien een samenhangende, doordringende strategie wordt gevoerd waarbij alle partijen op onderzoekgebied betrokken zijn. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. •
Het genderperspectief als brug tussen maatschappijwetenschappelijk en natuurwetenschappelijk onderzoek
In onderzoek op milieugebied blijkt duidelijk dat het genderperspectief de mogelijkheid biedt maatschappijwetenschappelijk en natuurwetenschappelijk onderzoek met elkaar in verband te brengen. Andersom werkt dit niet: interdisciplinair onderzoek naar milieu en duurzaamheid biedt geen garantie voor een genderanalyse. •
Integratie van de genderdimensie in energiekwesties in Europa
In de ontwikkelingslanden wordt aandacht geschonken aan het verband tussen gender onderzoek op energiegebied, maar in Europa in het geheel niet. De studie zal een bijdrage leveren aan het debat over de integratie van de genderdimensie in energie in Europa, inclusief seksegebonden voorkeuren en attitudes ten aanzien van energiekwesties, de genderdimensie in energiearmoede en genderindicatoren voor onderzoek op energiegebied. •
Aandacht voor het verschil tussen vrouwen en mannen bij mobiliteitskwesties
De studie stelt twee belangrijke categorieën belemmeringen voor gelijkheid van vrouwen en mannen bij mobiliteit vast: belemmeringen die voortvloeien uit structuren, procedures, criteria en regels – formeel en informeel – bij wetenschap en onderzoek in het algemeen en mobiliteitsregelingen in het bijzonder die vrouwen en mannen verschillend raken, en belemmeringen die verband houden met de ongelijke verdeling van gezinstaken en -verantwoordelijkheden. Verwacht wordt dat het eindverslag over de studie aanbevelingen zal bevatten waarin meer aandacht wordt gevraagd voor gendervraagstukken in het nieuwe beleid inzake mobiliteit. De eindconclusies zullen bij de opstelling en uitvoering van het volgende kaderprogramma in aanmerking worden genomen. Ze zullen worden gepubliceerd en worden gepresenteerd bij de conferentie *HQGHU DQG 5HVHDUFK, die op 8 en 9 november 2001 door de Commissie wordt georganiseerd. 27
28
In werkprogramma’s wordt de inhoud van de uitnodigingen tot de indiening van voorstellen beschreven. Het INCO-programma is het programma «Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek".
15
:HJHQHQYRRUXLW]LFKWHQ
De tot dusver geboekte resultaten, uiteengezet in de delen 1 en 2, geven duidelijk aan dat de inspanningen moeten worden voortgezet. Om vorderingen te kunnen maken op het gebied van gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap, is een samenhangende, maar complexe multidimensionale en duurzame strategie nodig. Zoals vermeld in het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarig kaderprogramma 2002-200629, meent de Commissie dat de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in onderzoek zal bijdragen tot de ontwikkeling van harmonieuze relaties tussen wetenschap en samenleving. De strategie zal worden gevolgd via de volgende drie wegen: 1. Een versterkt beleidsforum. 2. Een verrijkt Gender Watch System. 3. Een verbeterd begrip van het vraagstuk ‘vrouwen en wetenschap’.
(HQYHUVWHUNWEHOHLGVIRUXP
De Helsinki-groep zal worden behouden, aangezien deze groep heeft bewezen dat zij een belangrijke rol speelt bij de benchmarking en coördinatie onder de lidstaten en geassocieerde landen. De synergie tussen nationale en EU-activiteiten zal binnen de Europese onderzoekruimte worden versterkt door de verbreding van de beleidsdialoog via de ontwikkeling van een follow-up-systeem en door de uitwisseling van ervaringen, inclusief een gender-effectstudie naar de onderzoekagenda. Er zullen links worden ontwikkeld met SOCRATES II, het actieprogramma voor onderwijs. Voorts zal worden gestreefd naar een gecoördineerde actie van de lidstaten en de EU. Drie andere typen actoren moeten bij de beleidsdialoog worden betrokken: de privésector, de regio’s en de netwerken van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars. De diensten van de Commissie zullen vóór het einde van 2001 een deskundigengroep instellen. Het mandaat van deze groep zal erin bestaan de situatie van vrouwen in onderzoek in de privé-sector te analyseren. Wat de regio’s betreft, moet een link met het regionaal beleid worden ontwikkeld. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, zullen de diensten van de Commissie een netwerk van netwerken van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars opzetten. De beleidsdialoog zal vooruitlopen op de toekomstige uitbreiding van de Unie en de kandidaat-lidstaten bij alle nieuwe dimensies - netwerken, regio’s en privé-sector betrekken volgens dezelfde aanpak als die welke in de Helsinki-groep werd gehanteerd. In 2002 zal een deskundigengroep worden ingesteld die zich zal bezighouden met de situatie van vrouwen in de wetenschap in Midden- en OostEuropa. De internationale samenwerking op het gebied van de bevordering van vrouwen in de wetenschap zal eveneens worden gestimuleerd. Hierbij zal worden voortgebouwd op 29
COM (2001) 94 def. - 21.02.2001
16
de eerste contacten die met Zuid-Afrika en de Verenigde Staten zijn gelegd in het kader van de respectieve overeenkomsten voor samenwerking op het gebied van W&T.
(HQYHUULMNW*HQGHU:DWFK6\VWHP
Het ‘Gender Watch System’ vormt de essentie van de aanpak van de integratie van de genderdimensie. De Commissie wil middels dit systeem verzekeren dat in het gehele kaderprogramma rekening wordt gehouden met de genderdimensie. Het Gender Watch System van het volgende kaderprogramma zal op de ervaringen van het vijfde kaderprogramma voortbouwen en aanbevelingen uit het ETAN-verslag en de gender-effectrapportages overnemen. Voorts zal worden nagegaan of de diverse belanghebbende partijen op onderzoekgebied doordrongen zijn van de genderproblematiek. Vanuit het oogpunt van de uitvoering: (1) (2)
(3) (4)
het streefpercentage van 40% voor de deelname van vrouwen aan vergaderingen en panels blijft gehandhaafd; de ontwikkeling van statistieken over de deelname van vrouwen aan activiteiten uit hoofde van het kaderprogramma moet worden verbeterd, zodat de vorderingen nauwgezetter kunnen worden gevolgd; participatieregels moeten ervoor zorgen dat de contractanten de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap bevorderen; evaluatiecriteria zullen ertoe bijdragen dat de genderdimensie in de onderzoekagenda wordt aangepakt.
De gelijkheid van vrouwen en mannen zal met name aandacht krijgen op de volgende gebieden: (1) (2)
(3)
wetenschappelijke loopbaan en mobiliteit, waarbij acties zullen worden ondernomen om de participatie van vrouwen aan te moedigen; bevordering van een hoge wetenschappelijke kwaliteit en van bewustmakingsactiviteiten, waarbij stereotypen van vrouwen en mannen moeten worden blootgelegd en de bijdrage van vrouwen aan hoge wetenschappelijke kwaliteit moet worden benadrukt; vergroting van de interesse bij jongeren voor wetenschap en onderwijs in de wetenschappen op middelbare scholen, waarbij aandacht moet worden besteed aan de factoren die met name meisjes afschrikken om voor de wetenschap te kiezen. Er zullen samenwerkingsverbanden met het onderwijsprogramma SOCRATES worden ontwikkeld. (HQYHUEHWHUGEHJULSYDQKHWYUDDJVWXNµYURXZHQHQZHWHQVFKDS¶
Er zal onderzoek worden verricht om het begrip van het gendervraagstuk in de wetenschap te verbeteren en kennis- en beleidsinstrumenten te ontwikkelen ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap.
17
Er moet onderzoek worden verricht om het beleidsforum en het Gender Watch System te ondersteunen. Het gendervraagstuk in het wetenschappelijk onderzoek is een dynamisch vraagstuk. Het moet worden beproefd en verbeterd. De uitdaging bestaat erin geleidelijk, en zonder aan kwaliteit in te boeten, de voor onderzoek en wetenschap kenmerkende genderblindheid weg te nemen. Om productief te zijn, vereist het beleidsforum statistieken, indicatoren, methodologieën voor benchmarking, een beter inzicht in de wijze waarop de genderdimensie in wetenschappelijke instellingen, enzovoort, kan worden geïntegreerd. Het Gender Watch System vormt de baseline voor de inachtneming van de genderdimensie in het kaderprogramma. Het weerspiegelt het tot dusver bereikte niveau van overeenstemming en aanvaarding. Het moet worden aangevuld met specifieke onderzoekinspanningen om een beter inzicht te krijgen in het vraagstuk ‘vrouwen en wetenschap’ en de integratie van de genderdimensie in het kaderprogramma te verdiepen. Onderzoekinspanningen moeten derhalve het volgende omvatten: • • • • • • •
ontwikkeling en vaststelling van statistieken en indicatoren betreffende de situatie van vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek, inclusief in de privé-sector; analyse van segregatiemechanismen; methodologieën voor de integratie van de genderdimensie; casestudies aan wetenschappelijke instellingen; beoordeling van beleidsvormen en methodologieën inzake benchmarking; evaluatie van het Gender Watch System in het volgende kaderprogramma; onderzoek naar de geschiedenis, sociologie en filosofie van de wetenschap, vanuit een genderperspectief.
&RQFOXVLHGHJHQGHUGLPHQVLHDOVGULMINUDFKWYRRUKHUYRUPLQJ De genderdimensie staat centraal in het vraagstuk wetenschap/samenleving, dat zelf een belangrijke plaats inneemt in de Europese onderzoekruimte. Vorderingen ten aanzien van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap zijn van wezenlijk belang om het potentieel van vrouwelijke wetenschapsbeoefenaars te benutten, de kwaliteit en innovatie te vergroten en de wetenschap dichter bij de samenleving te brengen. De gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap zal de noodzakelijke hervorming van de wetenschap stimuleren. De Commissie heeft reeds besloten dat zij deze onderneming zal steunen door als katalysator op te treden en de nodige platforms en instrumenten voor de door te voeren transformatie te leveren. Er moet duidelijk worden erkend dat gelijkheid van vrouwen en mannen in de wetenschap, alsook in de gehele Europese onderzoekruimte, alleen kan worden verwezenlijkt door gezamenlijke inspanningen en activiteiten van de kant van alle partijen die bij het wetenschappelijk onderzoek betrokken zijn.
18
$11(;
(8523($17(&+12/2*<$66(660(171(7:25.(7$1 21:20(1$1'6&,(1&( 0HPEHUV Mary Osborn (Chair)
Cell biologist, Max Planck Institute for Biophysical Chemistry, Göttingen & honorary Professor University of Göttingen, Germany
Teresa Rees (Rapporteur)
Professor of Social Sciences, University of Cardiff, UK and Equal Opportunities Commissioner for Wales
Mineke Bosch
Associate Professor, Centre for Gender and Diversity, University of Maastricht, The Netherlands
Helga Ebeling
Head of Division for Women in Education and Research, Federal Ministry of Education and Research, Bonn, Germany
Claudine Hermann
Professor of Physics, Ecole Polytechnique, Palaiseau, France
Jytte Hilden
former Minister for Research and Information Technology, Denmark
Anne McLaren
Principal Research Associate, Institute of Cancer and Developmental Biology, University of Cambridge, UK
Rossella Palomba
Department Head, National Institute for Population Research, Rome, Italy
Leena Peltonen
Chair of Human Genetics, UCLA School of Medicine and Professor of Medical Genetics, University of Helsinki, Finland
Carmen Vela
Managing Director of Ingenasa, Spain
Dominique Weis
FNRS Research Director, Earth scientist, University of Brussels, Belgium
Agnes Wold
Associate Professor; Clinical Immunology, Göteborg University, Sweden
$OWHUQDWHV Joan Mason
Chair of Association for Women in Science and Engineering, UK
Christine Wennerås
Assistant Professor, Medical Microbiology, Göteborg University, Sweden
+(/6,1.,*5283 1DWLRQDOFLYLOVHUYDQWVRQ ZRPHQDQGVFLHQFH
0HPEHU6WDWHV
&WU\ 1$0(
7,7/(
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
$''5(66
)UDX0DJ$QQL
'HSXW\'LUHFWRU
,QWHUQDWLRQDO
6FLHQFHDQG&XOWXUDO$IIDLUV
+$,'$5
*HQHUDO
$IIDLUV
%0%:. $EW9,,,%
5RVHQJDVVH
%0%:. $EW9,,%
%DQNJDVVH
&2'(
3+21(
)$;
(0$,/
DQQLKDLGDU#EPEZNJYDW
VDQGUDPXNKHUMHHFRVPLGLV#EPEZNJYDW
HYDNQROOPD\HU#EPEZNJYDW
PDULHFKULVWLQHOHQDLQ#FIZEEH
NRHQYHUODHFNW#ZLPYODDQGHUHQEH
+HOJD(EHOLQJ#%0%)%XQGGH
EDUEDUDKDUWXQJ#PZNQLHGHUVDFKVHQGH
PUH#IVNGN
NGDI#JVUWJU
ODOLSUDQWL#HNNHJU
HQJ#PF\WHV
FODXGLQHKHUPDQQ#SRO\WHFKQLTXHIU
GRPLQLTXHWRUVDW#VDQWHJRXYIU
)HGHUDO0LQLVWU\RI(GXFDWLRQ $ :LHQ
6WDWLVWLFV 2IILFLDOLQFKDUJHRI
$7
,QIRUPDWLRQ
)UDX0DJ6DQGUD
(TXDO2SSRUWXQLWLHV 5HSRUWV
08.+(5-((
WKH$GYDQFHPHQWRI
$GYDQFHPHQW
&260,',6
:RPHQ
RI:RPHQ
$
)UDX'U(YD .12//0$<(5
:LHQ $
0LQLVWHULDOUlWLQ
%0%:. $EW,%
%DQNJDVVH
:LHQ
'*(1256 'LUHFWLRQGH 0PH0DULH
%(
&KULVWLQH/(1$,1
&KDUJpHGHPLVVLRQ
&$(%ORF'
OD5HFKHUFKH
0LQLVWqUHGHOD&RPPXQDXWp
$UFDGHV%
%
VFLHQWLILTXH
IUDQoDLVH
5XH5R\DOH
%UX[HOOHV
%RXGHZLMQJHERXZ
%
%RXGHZLMQODDQ
%UXVVHO
$IGHOLQJ 0U.RHQ 9(5/$(&.7
7HFKQRORJLH 6HQLRU5HVHDUFKHU
,QQRYDWLH
0LQLVWU\RI)OHPLVK&RPPXQLW\
)UDXHQLQ%LOGXQJ
%XQGHVPLQLVWHULXPIU%LOGXQJ
+HDGRI'LYLVLRQ
)RUVFKXQJ
XQG)RUVFKXQJ%0%)
+HDGRI'LYLVLRQ
*HQGHU(TXDOLW\
)UDX+HOJD
'(
(%(/,1*
0LQ5 LQ'U%DUEDUD +$5781*
' +HLQHPDQQVWU
1LHGHUVlFKVLVFKHV0LQLVWHULXP IU:LVVHQVFKDIWXQG.XOWXU
' /HLEQL]XIHU
0V0HUHWH5(866
+HDGRI'LYLVLRQ
,QIRUPDWLRQ7HFKQRORJ\ ,QIRUPDWLFVDQG
*5
%UHGJDGH
.REHQKDYQ.
0HVVRJKLRQ$YH
0UV.DOOLURL
2UJDQL]DWLRQ
*HQHUDO6HFUHWDULDWRI5HVHDUFK
*5
'$)1$
'LUHFWRUDWH
DQG7HFKQRORJ\
32%R[
$WKHQV
'U0V /DXUD
(6
+DQQRYHU '.
0LQLVWU\RI5HVHDUFKDQG
'.
%RQQ
0HVVRJKLRQ$YH
0$5$728
6HQLRUUHVHDUFKHURI
1DWLRQDO&HQWUHIRU6RFLDO
*5
$/,35$17,
6RFLRORJ\
5HVHDUFK(..(
32%R[
$WKHQV
+HDGRIWKH
0LQLVWHULRGH&LHQFLD\
'HSDUWPHQWRI6WXGLHV
7HFQRORJtD0&<7
0V(OLVD1$9$6
( &DVWHOODQD
0DGULG
/DEGH3K\VLTXHGH OD0DWLHUH
0PH&ODXGLQH
)5
+(50$11
3URIHVVHXUHQSK\VLTXH &RQGHQVpH
0PH'RPLQLTXH 7256$7
&KDUJpHGHPLVVLRQ
) (FROH3RO\WHFKQLTXH
3DODLVHDX
6HUYLFHGHVGURLWV
0LQLVWqUHGHO (PSORLHWGHOD
)
GHVIHPPHV
6ROLGDULWp
UXH%UDQFLRQ
3DULV
CompleteExceldoc.xls14.05.2001
+(/6,1.,*5283 1DWLRQDOFLYLOVHUYDQWVRQ ZRPHQDQGVFLHQFH
0HPEHU6WDWHV
&WU\ 1$0(
7,7/(
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
$''5(66
&2'(
:LOWRQ3DUN+RXVH
,5/
:LOWRQ3ODFH
'XEOLQ
3+21(
)$;
(0$,/
DOODQM#IRUIDVLH
IUDQFDGHOOLFROOL#PXUVWLW
6FLHQFH 'U0V -DFTXHOLQH
,(
$//$1
7HFKQRORJ\ 6 73ROLF\$GYLVRU
,QQRYDWLRQ'LYLVLRQ
)25)$6
'RWWVVD)UDQFD
,7
3LD]]DOH-.HQQHG\ ,
'(//,&2//,
'63$5XIILFLR
08567
5RPD ,
'RWWVVD6LOYDQD 9$//(5*$
,0&,QWHUQDWLRQDOPDULQH 'LUHWWRUHVFLHQWLILFR
0PH-RVLDQH
/8;
(175,1*(5
&KDUJpHGHPLVVLRQ
FHQWUH
ORF6D0DUGLQL
7RUUHJUDQGH
RU
25
YDOOHUJD#JHFQULW
MRVLDQHHQWULQJHU#PFHVUOX
,3$00RWWLHU#PLQRFZQO
OLJLDVLOYD#LFFWLPFWSW
PULEHLUR#RFWPFWSW
KHLGLNXXVL#PLQHGXIL
KDQQHOHNXUNL#DNDIL
5HFKHUFKHV
0LQLVWqUHGHOD&XOWXUHGH
VFLHQWLILTXHHW
O (QVHLJQHPHQW6XSpULHXUHWGHOD 0RQWpHGHOD
/
DSSOLTXpH
5HFKHUFKH
/X[HPERXUJ
3pWUXVVH
5HVHDUFK 6FLHQFH 0Z'U,OMD
1/
0277,(5
3ROLF\$GYLVHU
3ROLF\'HSDUWPHQW
0LQLVWHULHYDQ2QGHUZLMV
2:%
&XOWXXUHQ:HWHQVFKDSSHQ
1//= 3RVWEXV
=RHWHUPHHU
,QVWLWXWRGH&RRSHUDomR 37
&LHQWtILFDH7HFQROyJLFD
37
0V/tJLD6,/9$
,QWHUQDFLRQDO,&&7,
5&DVWLOKR
/LVERD
0$548(6
2EVHUYDWyULRGDV&LrQFLDVHGDV
5GDV3UDoDV%
37
5,%(,52
7HFQRORJLDV
UF
/LVERD
0V(PLOLD0DLVD
),1
),
6(
0V+HLGL.886,
6HQLRU$GYLVHU
0V+DQQHOH.85.,
6FLHQFH$GYLVHU
$FDGHP\RI)LQODQG
0V6XVDQQH
6HQLRU$GPLQLVWUDWLYH
0LQLVWU\RI(GXFDWLRQDQG
02%(5*
2IILFHU
6FLHQFH
'U0V -DQ
8.
0LQLVWU\RI(GXFDWLRQ
3(7(56
+HDGRI8QLW
32%R[
+HOVLQNL
9LOKRQYXRUHQN
),1
32%R[
+HOVLQNL
6 'URWWQLQJDWDQ
6WRFNKROP
3URPRWLQJ6(7IRU 'HSDUWPHQWRI7UDGHDQG
8./RQGRQ
RU
:RPHQ
9LFWRULD6WUHHW
6:+(7
,QGXVWU\
VXVDQQHPREHUJ#HGXFDWLRQPLQLVWU\VH -DQ3HWHUV#GWLJVLJRYXN
FRSLHOL]SLWW#GWLJVLJRYXN
CompleteExceldoc.xls14.05.2001
+(/6,1.,*5283 1DWLRQDOFLYLOVHUYDQWVRQ ZRPHQDQGVFLHQFH
$VVRFLDWHG6WDWHV
&WU\ 1$0(
7,7/(
3URI'U6F0V .RVWDGLQND,YDQRYD
%*
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
6WXGLHV +LVWRU\RI
%XOJDULDQ$FDGHP\
'LUHFWRU
6FLHQFH
RI6FLHQFHV
.(5$9128
0DWHUQLW\
'HSDUWPHQWRI
3$3$,/,28
OHDYH
&RPSXWHU6FLHQFH
6,0(2129$
$''5(66
&2'(
6HUGLNDVWU
%*6RILD
&HQWUHIRU6FLHQFH
3+21(
)$;
(0$,/
RQO\LQWKHPRUQLQJ
NVLPHRQRYD#VRILDQHWQHW
HOSLGD#FVXF\DFF\
)U\GRYD#PVPWF]
/HNHVRYD#PVPWF]
WLLDU#KPHH
LOGLNRKUXERV#VRFENHKX
KHOOHQJXQQDUVGRWWLU#PUQVWMULV
PHVVHU#HQJWDXDFLO KDJLW#PRVWJRYLO
GDFHJ#ODQHWOY
PF#OWXOW
LUHQH#PDWKVXPHGXPW HJX#IRUVNQLQJVUDGHWQR
0V(OSLGD
&<
8QLYHUVLW\RI&\SUXV 32%R[
&<1LFRVLD
0LQLVWU\RI
&=
'U0V 6HQLRU
'HSWRI5HVHDUFK
(GXFDWLRQ
+DQD)5<'29$
GHYHORSPHQWSROLF\
DQG6SRUW
2IILFHU
.DUPHOLWVNj
&=3UDJXH
.DUPHOLWVNj
&=3UDJXH
7}QLVPlJL
((7DOOLQQ
)|YiPWpU
+%XGDSHVW
6|OYKROVJDWD
,65H\NMDYLN
0LQLVWU\RI
((
'U0V
'HSWRI5HVHDUFK
(GXFDWLRQ
,YD/(.(629$
GHYHORSPHQWSROLF\
DQG6SRUW
0V7LLD5$8'0$
$GYLVHUWR
0LQLVWU\RI
WKH0LQLVWHU
(GXFDWLRQ
'U0V ,OGLNR
+8
+58%26
%XGDSHVW8QLYHUVLW\ 3URIHVVRU
'HSWRI6RFLRORJ\
RI(FRQRPLFV 0LQLVWU\RI
,6
0V+HOOHQ0
+HDGRI
8QLWRI+(DQG
(GXFDWLRQ6FLHQFH
*811$56'277,5
'LYLVLRQ
6FLHQFH
DQG&XOWXUH
&KLHI
,/
3URI0V +DJLW
VFLHQWLVW
'LUHFWRUDWHRI
0LQLVWU\RI6FLHQFH *RYHUQPHQW
,/
0(66(5<$521
+HDG
6FLHQFH
&XOWXUH 6SRUW
-HUXVDOHP
8QLYHUVLW\RI/DWYLD
2IILFHV
$VVRFLDWH 'U0V 'DFH
3URIHVVRU
/9
*(571(5(
'LUHFWRU
5HVHDUFK'HSDUWPHQW
)/
QRDSSRLQWPHQW
'LUHFWRU
&HQWUHIRU5HVHDUFK
/LWKXDQLD
'HSDUWPHQWRI
)DFXOW\RI6FLHQFH
0DWKHPDWLFV
8QLYHUVLW\RI0DOWD
5DLQD
'U0V 0HLOXWH
/7
07
7$/-81$,7(
'U,UHQH6&,5,+$
*8/%5$1'6(1
/95LJD
$WHLWLHV6WU
/79LOQLXV
/DZ8QLYHUVLW\RI
0V(OLVDEHWK
12
EXOYDULV
070VLGD
5HVHDUFK&RXQFLORI $GYLVRU
6FLHQFH3ROLF\8QLW
1RUZD\
6WHQVEHUJJW
12VOR
,QVWLWXWHRI
3/
0V-RDQQD
+\GURJHRORJ\ 8QLYHUVLW\RI
8/=ZLUNL,
3/
3,1,16.$
(QJLQHHULQJ*HRORJ\
:LJXU\
:DUV]DZD
:DUVDZ
MRDQQDS#JHRXZHGXSO
CompleteExceldoc.xls14.05.2001
+(/6,1.,*5283 1DWLRQDOFLYLOVHUYDQWVRQ ZRPHQDQGVFLHQFH
$VVRFLDWHG6WDWHV
&WU\ 1$0(
7,7/(
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
$''5(66
&2'(
$7KHRGRU
52
3DOODG\6WUHHW
%XFKDUHVW
3+21(
)$;
(0$,/
UDGLWDBJDUGX#NUR
VXSLVFRY#NOHPHQVVDYEDVN
WDPDUDODK#LMVVL
$QWLFRUURVLYH 3URWHFWLRQ3DLQWVDQG
52
3URI0V 6FLHQWLILF
9DQLVKHV5HVHDUFK
5DGLWD*$5'8
,QVWLWXWH
&RXQVHORU
,&(3$/9
3UHVLGHQWRI
6.
6O
0V0DJGDOpQD
WKH&RXQFLO
6ORYDN$FDGHP\RI
3,6&29$
RI6FLHQWLVWV ,QVWLWXWHRI6RFLRORJ\
6FLHQFH6$9
3URI'U0V
1DWLRQDO,QVWLWXWHRI
7DPDUD/$+
%LRORJ\
6. .OHPHQVRYD
%UDWLVODYD
9HFQDSRW
6O/MXEOMDQD
CompleteExceldoc.xls14.05.2001
+(/6,1.,*5283
0HPEHU6WDWHV
$11(;
6WDWLVWLFDO&RUUHVSRQGHQWV &WU\
1$0(
7,7/(
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
$''5(66
&2'(
3+21(
)$;
(0$,/
:LVVHQVFKDIWV 7HFKQRORJLHVWDWLVWLN
$7
'U.DUO0(660$11
$EWHLOXQJ 6HFUpWDLUH
%(IU
0PH0DULH-RVpH6,02(1
JpQpUDOH
6WDWLVWLNgVWHUUHLFK
+LQWHUH=ROODPWVWUDHE
$:LHQ
.DUO0HVVPDQQ#VWDWLVWLNJYDW
)156
UXHG (JPRQW
%%UX[HOOHV
PMVLPRHQ#IQUVEH
%%UX[HOOHV
NRNNHONRUHQ#IQUVEH
5HVSRQVDEOHSRXUOHV VWDWLVWLTXHV 5HVSRQVDEOHSRXUOHV
0PH(.2..(/.25(1 &RQVHLOOHU
%(IO
0V/XW%2//(1
VWDWLVWLTXHV
)156
UXHG (JPRQW
$IGHOLQJ7HFKQRORJLH
0LQLVWU\RI)OHPLVK
%RXGHZLMQJHERXZ
,QQRYDWLH
&RPPXQLW\
%RXGHZLMQODDQ
%%UXVVHO
OXWEROOHQ#ZLPYODDQGHUHQEH
3RSSHOVGRUIHU$OOHH
'%RQQ
ORHWKHU#FHZVXQLERQQGH
)LQODQGVJDGH
'.$DUKXV1
NV#DIVNDXGN
&HQWHURI ([FHOOHQFH:RPHQ
'(
0V$QGUHD/g7+(5
LQ6FLHQFH ,QVWLWXWHIRU6WXGLHVLQ 5HVHDUFKDQG
'.
0V.DUHQ6,81(
'LUHFWRU
5HVHDUFK3ROLF\ 0LQLVWU\RI ,QIRUPDWLRQ
0V.DULQ.MDHU0$'6(1
+HDGRI
7HFKQRORJ\DQG
6HFWLRQ
5HVHDUFK
'. %UHGJDGH
.¡EHQKDYQ.
NNP#IVNGN
0HVVRJKLRQ$YH
*5$WKHQV
DWHSHURJORX#HNNHJU
1DWLRQDO&HQWUHIRU 6RFLDO5HVHDUFK
*5
0V=RJUDILD.<0%(5,
(6
(..(
0V$QWRLQHWWH&$3(//$ 5 '
3URJUDPPLQJ
*HQHUDO6HFUHWDULDWRI
6WDWLVWLFV
3ODQQLQJ
5HVHDUFKDQG
0HVVRJKLRQ$Y
'HSW
'LUHFWRUDWH
7HFKQRORJ\
32%R[
*5$WKHQV
RU
FN\E#JVUWJU
6FLHQFH 7HFKQRORJ\
,QVWLWXWR1DFLRQDOGH
6WDWLVWLFV,QGLFDWRUV
(VWDGtVWLFD
3DVHRGHOD&DVWHOODQD
(0DGULG
FDQJXOR#LQHHV
UXHGH9DXJLUDUG
)3DULV
HVWHUOH#REVRVWIU
%G3DVWHXU
)3DULV
GRPLQLTXHIUDQFR]#HGXFDWLRQJRXYIU
,5/'XEOLQ
UKRQDGHPSVH\#IRUIDVLH
JLXOLDQDPDWWHRFFL#PXUVWLW
0U&DUORV$1*8/2
2EVHUYDWRLUHGHV 'LUHFWULFH
)5
0PH/DXUHQFH(67(5/(
0PH'RPLQLTXH)5$1&2=
VFLHQFHVHWGHV
DGMRLQWH
&KHI
WHFKQLTXHV %XUHDXGHVpWXGHV
0LQLVWqUHGH
VWDWLVWLTXHVVXUOD
O (GXFDWLRQQDWLRQDOH
UHFKHUFKH
'3'
:LOWRQ3DUN+RXVH
,(
'U5KRQD'(036(<
67,'LYLVLRQ
)RUIDV
:LOWRQ3ODFH
6HUYL]LR
,7
&HQWUDOH$IIDUL
0LQLVWHUR8QLYHUVLWjH
*HQHUDOLVLVWHPD
5LFHUFD6FLHQWLILFD
'RWWVVD*LXOLDQD
LQIRUPDWLYRHVWDWLVWLFR H7HFQRORJLFD
0$77(2&&,
XIILFLR9
08567
, 3LD]]DOH.HQQHG\
5RPD
CompleteExceldoc.xls 14.05.2001
+(/6,1.,*5283
0HPEHU6WDWHV
$11(;
6WDWLVWLFDO&RUUHVSRQGHQWV
0LQLVWqUHGHOD &XOWXUHGHO (QV
/8;
0PH-RVLDQH(175,1*(5
&KDUJpHGH
5HFKHUFKHVFLHQWLILTXH
6XSpULHXU GHOD
PLVVLRQ
HWUHFKHUFKHDSSOLTXpH
5HFKHUFKH
0RQWpHGHOD3pWUXVVH
0LQLVWU\RI(GXFDWLRQ
1/
-DQ9$167((1
&XOWXUHDQG6FLHQFH
//X[HPERXUJ
MRVLDQHHQWULQJHU#PFHVUOX
MFJYDQVWHHQ#PLQRFZQO
1//= 3RVWER[
=RHWHPHUPHHU
5GDV3UDoDV%UF
37/LVERD
RURU
LJRQFDOYHV#RFWPFWSW
7HFQRORJLDV
5GDV3UDoDV%UF
37/LVERD
PULEHLUR#RFWPFWSW
$FDGHP\RI)LQODQG
32%R[
),1+HOVLQNL
KHOHQDYDQVND#DNDIL
6gUHEUR
NDULQDUYHPR#VFEVH
IUDQNURWW#GWLJRYXN
2EVHUYDWyULRGDV 0V,VDEHO+257$
37
*21&$/9(6
+HDG
5 '6WDWLVWLFV
&LrQFLDVHGDV
'HSDUWPHQW
7HFQRORJLDV
2EVHUYDWyULRGDV &LrQFLDVHGDV
0V(PtOLD0DtVD 05,%(,52 6FLHQWLILF
),
0V+HOHQD9b16.b
6HFUHWDU\
0V.DULQ$UYHPR
6( 8.
127675$1'
0U)UDQN5277
6WDWLVWLFV6ZHGHQ 2IILFHRI6FLHQFH
$OEDQ\+RXVH
7HFKQRORJ\'7,
3HWW\)UDQFH
8./RQGRQ6:+67
CompleteExceldoc.xls 14.05.2001
+(/6,1.,*5283
$VVRFLDWHG6WDWHV
$11(;
6WDWLVWLFDO&RUUHVSRQGHQWV
&WU\
1$0(
7,7/(
'(3$570(17
25*$1,6$7,21
$''5(66
&2'(
3+21(
)$;
(0$,/
1DWLRQDO,QVWLWXWHRI
%*
0V5HQ\3(7.29$
6WDWLVWLFV
39RORY6WUHHW
%*6RILD
5SHWNRYD#QVLEJ
&<
0U3DQWHOLV352723$3$6
6WDWLVWLFDO6HUYLFH
$QGUHD$UDRX]RX
&<1LFRVLD
F\GVU#F\WDQHWFRPF\
&=
RX &]HFK6WDWLVWLFDO2IILFH
0V+HOHQD*/$7=29È
6RNRORYVNi
&=3UDKD
JODW]RYD#JZF]VRF]
(QGOD
((7DOOLQQ
DDYRKHLQOR#VWDWHH
(GXFDWLRQ
(( +8 ,6 ,/ /9 /7
0U$DYR+(,1/2
0V(U]VpEHW9$5*$
+HDG
5HVHDUFK
6WDWLVWLFDO2IILFHRI
6WDWLVWLFV6HFWRU
(VWRQLD
'HSXW\
+XQJDULDQ&HQWUDO
'LUHFWRU
6WDWLVWLFDO2IILFH
.HOHWL.iURO\X
+%XGDSHVW
DODMRVQHYDUJD#NVKJRYKX
6RFLRORJLVW
6WDWLVWLFV,FHODQG
6NXJJDVXQGL
,65H\NMDYtN
VLJULGXUYLOKMDOPVGRWWLU#KDJVWRIDLV
+RYHYH\=LRQ6W
,/7HO$YLY
VKLU#SRVWWDXDFLO
0V6LJULGXU 9,/+-$/06'277,5
0LQLVWU\RI6FLHQFH
0V6KLUOH\ .$+$129,&+
&XOWXUH 6SRUW
&RQVXOWDQW 'HSXW\
6RFLDO6WDWLVWLFDO
&HQWUDO6WDWLVWLFDO
0DUDQGD%(+0$1(
'LUHFWRU
'HSDUWPHQW
%XUHDX
/DFSOHVD6WU
/95LJD
PEHKPDQH#FVEOY
0V'DQJXROH$5(6.,(1(
+HDG
6WDWLVWLFV8QLW
6WDWLVWLFV/LWKXDQLD
*HGLPLQR3U
/79LOQLXV
GDQJXROHD#PDLO VWGOW
+HJGHKDXJVYHLHQ
12VOR
6XVDQQH6XQGQHV#QLIXQR
3/:DUV]DZD
RSL#RSLRUJSO
SURG]LN#RSLRUJSO
1RUZHJLDQ,QVWLWXWHIRU
12
0V6XVDQQH/(+0$11
6WXGLHVLQ5HVHDUFK
681'1(6
+LJKHU(GXFDWLRQ 'HSDUWPHQWIRU
3/
0U7DGHXV]3,(75=<.
+HDGRI
'DWDEDVH'HVLJQ
,QIRUPDWLRQ3URFHVVLQJ
$O1LHSRGOHJORVFL
'HSDUWPHQW
DQG2SHUDWLRQ
&HQWUH
%
'HSDUWPHQWIRU
52 6.
6O
0U3LRWU52'=,.
'DWDEDVH'HVLJQ
,QIRUPDWLRQ3URFHVVLQJ
$O1LHSRGOHJORVFL
DQG2SHUDWLRQ
&HQWUH
%
3/:DUV]DZD
0LQLVWU\RI(GXFDWLRQ
6WURPRYi
6.%UDWLVODYD
9R]DUVNLSRW
6,/MXEOMDQD
WREHFRPSOHWHG
'LYLVLRQRI6FLHQFH 0V0DUWD0261$
,QJ
7HFKQRORJ\
PRVQD#HGXFDWLRQJRYVN
6WDWLVWLFDO2IILFHRIWKH 0V6LPRQD)5$1.
5HSXEOLFRI6ORYHQLD
VLPRQDIUDQN#JRYVL
CompleteExceldoc.xls 14.05.2001
Bijlage 4 9URXZHQHQZHWHQVFKDSFR|UGLQDWLHYDQQHWZHUNHQ Brussel - 8 en 9 juli 1999
9HUNODULQJYDQQHWZHUNHQGLHLQ(XURSDDFWLHI]LMQ
:LM • •
De vertegenwoordigers van netwerken van vrouwelijke wetenschappers en organisaties die streven naar de verbetering van de genderbalans in het onderzoeksbeleid; Aanwezig op een bijeenkomst te Brussel op 8 en 9 juli 1999;
=LMQverheugd over de initiatieven van DGXII met betrekking tot vrouwen en wetenschap. 9HUNODUHQGDW •
De genderbalans in het onderzoeksbeleid vanuit drie verschillende perspectieven moet worden benaderd: onderzoek GRRU, YRRU en RYHU vrouwen. Op deze drie punten moet worden gestreefd naar verbetering, wat concreet inhoudt dat (i) de deelname van vrouwen aan onderzoeksactiviteiten moet worden bevorderd, (ii) bij het opstellen van de onderzoeksagenda rekening moet worden gehouden met de behoeften en de belangen van vrouwen, (iii) er meer inzicht moet ontstaan in, en meer rekening moet worden gehouden met de genderproblematiek.
•
De ondervertegenwoordiging van vrouwen in wetenschappelijke en besluitvormingsorganen een verspilling is van menselijk potentieel en een ernstige belemmering vormt voor de ontwikkeling van de wetenschap en de Europese samenleving als geheel.
•
Als gevolg van wetenschappelijke ontwikkelingen de grenzen van de menselijke verantwoordelijkheid worden verlegd en er in toenemende mate fundamentele ethische keuzes moeten worden gemaakt. Dit vereist eveneens een betere genderbalans in het onderzoek.
•
Netwerken van vrouwelijke wetenschappers van fundamenteel belang zijn voor het bevorderen van de mogelijkheden van vrouwelijke wetenschappers binnen hun respectievelijke gebieden.
(UNHQQHQGDW Netwerken van vrouwelijke wetenschappers tot GRHO hebben: • • • • •
•
De OHGHQ in hun loopbanen te ondersteunen, te bevorderen en te versterken; 0HLVMHVHQMRQJHYURXZHQ voor te lichten, aan te moedigen en te motiveren om wetenschappelijke richtingen te kiezen; campagnes te voeren om een wetenschappelijke loopbaan aantrekkelijker te maken; Een databank van UROPRGHOOHQ HQ PHQWRUHQ op te zetten voor personen en organisaties die daar behoefte aan hebben; Deel te nemen aan EHVOXLWYRUPLQJVSURFHVVHQ om bij te dragen tot het vorm geven aan wetenschappelijke instellingen en hun cultuur; :HUNJHYHUV van wetenschappers aan te moedigen ervoor te zorgen dat vrouwen toegang hebben tot wetenschappelijke loopbanen, daarin terug kunnen keren en vooruitgang kunnen boeken; ervoor te ijveren dat gezinsvriendelijke maatregelen worden geïntegreerd in beurzen en mobiliteitsbeurzen en dat er in alle lidstaten projecten worden opgezet om de terugkeer van vrouwen naar een wetenschappelijke loopbaan te bevorderen; Te lobbyen en deel te nemen aan beleidsprocessen, teneinde de genderbalans in onderzoek en onderzoeksbeleid alsmede de positie van vrouwen in de wetenschap en het wetenschapsbeleid te verbeteren.
Netwerken en organisaties die streven naar een betere genderbalans in het onderzoeksbeleid gebruiken XLWHHQORSHQGHLQVWUXPHQWHQ om te communiceren, voor te lichten en te lobbyen. Daarbij erkennen zij evenwel het belang van op het Internet gebaseerd instrumenten en nieuwe technologieën, waardoor het coördineren van netwerken gemakkelijker en goedkoper wordt en de verwezenlijking van de netwerkdoelstellingen wordt bevorderd. Databanken, nieuwsbrieven en andere conventionele middelen zijn met name nuttige instrumenten op plaatselijk en nationaal niveau. Instrumenten om in de publieke belangstelling te treden en een regelmatig en continu contact met de media te onderhouden spelen eveneens een belangrijke rol. Netwerken moeten zich bewust zijn van hun rol als informatiebron voor de media. Ten aanzien van de genderbalans in de diverse instellingen moeten benchmark- en auditsystemen worden ontwikkeld.
Om te komen tot een verbetering van de genderbalans moeten de oorzaken van de huidige onevenwichtige situatie worden onderzocht en geanalyseerd. *HQGHURQGHU]RHN met betrekking tot alle aspecten van de wetenschap (inhoud, methoden en processen) is voor verandering van essentieel belang. Er moet kennis worden uitgewisseld tussen de verschillende netwerken van specialisten in het genderonderzoek, vrouwelijke wetenschappers en beleidsmakers op het gebied van emancipatie, om doelmatige oplossingen te vinden voor de belangrijkste problemen in verband met vrouwen, gender en wetenschap. Verder moeten netwerken van vrouwelijke wetenschappers contacten leggen en samenwerken met de belangrijkste netwerken van wetenschappers in hetzelfde gebied. De (XURSHVH PHHUZDDUGH is gerelateerd aan alle aspecten van de doelstellingen van netwerken. Voor de leden bestaat de meerwaarde erin dat er meer vrouwelijke wetenschappers binnen het vijfde kaderprogramma actief zijn, waarmee niet alleen een
verrijking van het onderzoek wordt bereikt, maar tevens een grotere zichtbaarheid wordt gegeven aan het onderzoek dat door vrouwelijke wetenschappers is verricht. Bovendien profiteren vrouwelijke wetenschappers bij hun onderzoekswerkzaamheden van de Europese dimensie. Het Europese beleid brengt drie voordelen met zich mee: (i) het versterkt ieder netwerk afzonderlijk, doordat ervaringen en goede praktijken kunnen worden uitgewisseld; (ii) het vergemakkelijkt interdisciplinaire samenwerking en overleg tussen vrouwelijke wetenschappers en netwerken, waardoor een grotere betrokkenheid bij het beleidsproces en de openbare discussie mogelijk wordt; (iii) het bevordert de ontwikkeling van Europese evaluatie-instrumenten waarmee de effecten van het huidige beleid inzake vrouwen en wetenschap zowel op nationaal als op Europees niveau kunnen worden getoetst.
%HYHOHQDDQ 'HRQWZLNNHOLQJYDQLQVWUXPHQWHQGRRUGHQHWZHUNHQ •
%HZXVWPDNLQJV HQ HGXFDWLHYH LQVWUXPHQWHQ: De EU en de lidstaten moeten de ontwikkeling van databanken op het gebied van vrouwelijke wetenschappelijke deskundigen ondersteunen en onderzoek laten verrichten met betrekking tot de databanken van netwerken over vrouwen in de wetenschap.
•
&RPPXQLFDWLHLQVWUXPHQWHQ: De EU en de lidstaten moeten opleidingen ondersteunen, financieren en opzetten – voor zover nodig - voor de ontwikkeling en het gebruik van het Internet en nieuwe technologieën voor verspreiding van informatie en communicatie door middel van en tussen netwerken, en voor een beter gebruik van de traditionele middelen voor informatieverspreiding en communicatie.
•
/REE\HQ HQ EHYRUGHULQJ: De Commissie moet informatiepakketten verzorgen over het vijfde kaderprogramma en het belang van vrouwen in de wetenschap, waaraan netwerken eigen materiaal kunnen toevoegen. Deze pakketten kunnen worden verspreid onder politici op plaatselijk en nationaal niveau. Voorts moet een mechanisme worden ontwikkeld dat bezoeken van vrouwelijke wetenschappers aan hun politieke vertegenwoordigers bevordert. Dit kan zowel op nationaal als op Europees niveau gebeuren.
•
0HHWLQVWUXPHQWHQ: De EU en de lidstaten moeten netwerkorganisaties benchmarken en verdere benchmarking bevorderen.
•
,QVWUXPHQWHQYRRUHHQEHWHUHFR|UGLQDWLHYDQGHQHWZHUNHQ: de EU en de lidstaten, die voor advisering, deskundigheid en informatieverspreiding op professionele basis een beroep doen op netwerken, moeten de netwerken erkennen en officieel ondersteunen, evenals de totstandbrenging van nationale knooppunten van bestaande netwerken.
%HYRUGHULQJYDQGHNRSSHOLQJWXVVHQJHQGHURQGHU]RHNHQGHSUREOHPDWLHN YDQYURXZHQHQZHWHQVFKDS • • •
•
De netwerken moeten de discussie over de definitie van wetenschap en wetenschappelijke kwaliteit bevorderen; De behoefte aan deskundigheid en kennis op het gebied van vrouwen, gender en wetenschap moet worden geïnventariseerd; Aan de thema’s die in de inventarisatie naar voren komen moet in het volgende kaderprogramma en voor zover mogelijk in het resterende deel van het vijfde kaderprogramma worden gewerkt; dit betekent dat ten aanzien van het genderonderzoek een tweeledige benadering wordt gevolgd: integratie van de genderproblematiek in het algemeen en specifieke aandacht voor genderonderzoekprogramma’s; Er moet een inventarisatie worden verricht van tijdschriften van vrouwelijke wetenschappers en tijdschriften voor genderonderzoek, zodat een gemeenschappelijk platform kan worden gecreëerd; de betrokken wetenschappelijke tijdschriften moeten als zodanig worden erkend.
(HQ (XURSHHV QHWZHUN YDQ QHWZHUNHQ RS KHW JHELHG YDQ YURXZHQ HQ ZHWHQVFKDS: •
•
•
Het Europese netwerk van netwerken van vrouwen en wetenschap moet zijn opgebouwd uit de bestaande netwerken van vrouwelijke wetenschappers en organisaties die streven naar de verbetering van de genderbalans in het onderzoeksbeleid van de Europese Unie en Midden- en Oost-Europa. Een dergelijk netwerk kan informatie uitwisselen over met name de Europese en de nationale wetgevingen en programma`s, en zou tevens de meningen van vrouwelijke wetenschappers over alles wat te maken heeft met vrouwen in de wetenschap voor het voetlicht kunnen brengen. Het netwerk maakt een regelmatige uitwisseling van ervaringen en strategieën mogelijk. De totstandbrenging van dit netwerk kan door de bestaande netwerken worden bevorderd, door het opnemen van de Europese dimensie in hun werkzaamheden en overlegstructuren. Het opzetten en onderhouden van een dergelijk netwerk kan op lange termijn worden ondersteund door de Europese Unie, met name door vrouwelijke wetenschappers mogelijkheden te geven elkaar regelmatig te ontmoeten en door middelen voor het onderhouden van het netwerk beschikbaar te maken.
7HQVORWWH •
Moet de Europese Unie de opdracht geven voor een project waarin de beste praktijken voor de ondersteuning van vrouwen en wetenschap in de lidstaten worden gedocumenteerd (op basis van de netwerken).
•
Moeten instellingen die wetenschappers in dienst hebben jaarlijkse statistieken publiceren over JHQGHUPRQLWRULQJ.
'H YROJHQGH (XURSHVH &RPPLVVLH HQ KHW QLHXZH (XURSHHV 3DUOHPHQW PRHWHQ GH LQ KHW YLMIGHNDGHUSURJUDPPDQHHUJHOHJGHYHUELQWHQLVVHQEHWUHIIHQGHGHJHQGHUSUREOHPDWLHNLQ GH ZHWHQVFKDS EOLMYHQ RQGHUVWHXQHQ HQ GH RSULFKWLQJ KHW RQGHUKRXG HQ GH YHUVWHUNLQJ YDQHHQ(XURSHHVQHWZHUNYDQYURXZHOLMNHZHWHQVFKDSSHUVEHYRUGHUHQ
%,-/$*( '((/1$0(9$19528:(1$$1+(79,-)'(.$'(5352*5$00$ Alle tabellen en grafieken hebben betrekking op de genderdistributie in het vijfde kaderprogramma: •
Externe adviesgroepen in 1999……..………………………………… p.1.1
•
Externe adviesgroepen in 2000…….………………………………… p.1.2
•
Jaarlijkse follow-up-panels in 1999…….……………………………. p.2.1
•
Jaarlijkse follow-up-panels in 2000……..…………………………… p.2.2
•
Vijfjaarlijkse beoordelingspanels in 1999…………………………… p.3
•
Evaluatiepanels in 1999…..………………………………………….. p.4.1
•
Evaluatiepanels in 2000….…………………………………………... p.4.2
•
Percentuele vergelijking tussen vrouwen in evaluatiepanels in 1999 en in 2000…….…………………………….
p.4.3
•
Commissies van programma’s in 1999 .….………………………….
p.5.1
•
Commissies van programma’s in 2000 ……………………………… p.5.2
•
Voorstellen in 1999…………………………………………………... p.6.1
•
Contracten in 1999 (niet volledig) ……………………………..……. p.6.2
•
Percentuele vergelijking tussen bij voorstellen en bij overeenkomsten betrokken vrouwen (coördinatrices) in 1999……….………………… p.6.3
•
Vergelijking tussen genderdistributie bij voorstellen en bij overeenkomsten in 1999…………………………... p.6.4
([WHUQDO$GYLVRU\*URXSV ($*V LQ
Ann.5/1.1
3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 7RWDO :RPHQ 4R/.$ 4R/.$ 4R/.$ 4R/.$ 4R/.$ ,67.$ *URZWK.$ *URZWK.$ *URZWK.$ *URZWK.$ (QHUJ\.$ (QY.$ (QY.$ (QY.$ (QY.$ (XUDWRP.$ ,+3.$ 7RWDO
*HQGHUDFURVV($* V 100% 80% 60% 40% 20% 0%
oL
KA 1 KA Q 3 o G LK ro w A6 G th K ro w A1 En th K er A3 gy K En A5 v K En A2 v K IH A4 P KA 1
Women
Q
oL Q
Men
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQRQ ($* V Euratom KA2 0% Env KA3 9%
Env KA4 9%
Env KA2 9% Env KA1 8%
IHP KA1 10%
QoL KA1 10%
QoL KA2 7% QoL KA3 10% QoL KA5 2% QoL KA6 8%
IST KA1 5% Energy KA5 Growth KA3 Growth KA2 Growth KA4 Growth KA1 2% 3% 1% 3% 1%
14.05.2001
([WHUQDO$GYLVRU\*URXSV ($*V LQ
Ann.5/1.2
3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 7RWDO :RPHQ 4R/.$.$ 4R/.$ 4R/.$ 4R/.$ 4R/.$ ,67.$ *URZWK.$ *URZWK.$ *URZWK.$ *URZWK.$ (QHUJ\.$.$ (QY.$.$ (QY.$ (QY.$ (XUDWRP.$ (XUDWRP.$ ,+3.$ 7RWDO
*HQGHUDFURVV($* V 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Men
KA ro 6 w th K G A1 ro w th KA En 3 er gy ... En v KA Eu 2 ra to ... IH P KA 1
Q
oL
oL Q
G
Q
oL
KA
...
KA
3
Women
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQ RQ($* V Euratom KA2 0% Euratom KA1 1%
IHP KA1 10%
Env KA4 12%
Env KA2 9%
QoL KA1+KA4 QoL KA2 11% 8% QoL KA3 10%
QoL KA6 10%
Env KA1+KA3 8% Energy KA5+KA6 3%
Growth KA4 Growth KA3Growth KA2 1% 1% 2%
QoL KA5 4%
Growth KA1 3%
IST KA1 4%
14.05.2001
$QQXDO0RQLWRULQJ3DQHOV LQ 3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 4R/ ,67 *URZWK (QHUJ\ (QYLURQPHQW (XUDWRP ,1&2 ,QQRYDWLRQ60( ,+3 )UDPHZRUN3URJUDPPH 7RWDO
7RWDO
Ann.5/2.1
:RPHQ
*HQGHUDFURVVSDQHOV 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Men
Fr I am HP ew ...
I In NC no O va ti. ..
ro w t En h En erg y vi ro ... Eu ra to m
IS T
G
Q
oL
Women
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQ RQ0RQLWRULQJ3DQHOV IST
Framework QoL
8%
Programme
17%
26%
Growth IHP 8% Innovation/SME 8%
Energy INCO
Euratom
17%
0%
8%
0% Environment 8%
14.05.2001
$QQXDO0RQLWRULQJ3DQHOV LQ 3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 4R/ ,67 *URZWK (QHUJ\ (QYLURQPHQW (XUDWRP ,1&2 ,QQRYDWLRQ60( ,+3 )UDPHZRUN3URJUDPPH 7RWDO
7RWDO
Ann.5/2.2
:RPHQ
*HQGHUDFURVVSDQHOV 100% 80% 60% 40% 20% 0%
Men
Fr I am HP ew ...
I In NC no O va ti. ..
ro w t En h En erg y vi ro ... Eu ra to m
IS T
G
Q
oL
Women
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQ RQ3DQHOV Framework Programme 16%
QoL IST 11% 5%
IHP 16% Innovation/SME 5% INCO 5%
Environment Euratom 16% 0%
Growth 15% Energy 11%
14.05.2001
7RWDO
Ann.5/3
:RPHQ
*HQGHUSHUFHQWDJHDFURVV
Men
IN C In O no va ... IH Fr P a. ..
ro w t En h er g En y vi . Eu .. ra to m
IS T
G
Q
oL
Women
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQLQ
QoL 10%
IHP 18%
Innovation/SME 0%
IST 10%
Growth 14%
INCO 10%
Euratom 10%
Energy 10% Environment 0%
14.05.2001
(YDOXDWLRQ3DQHOV LQ 3URJUDPPH
$FWLRQ
QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL
Training Fellowships SME Acc. meas. KA1 Food Nutrition KA2 Infectious diseases KA3 ’Cell Factory’ KA4 Env and Health KA5 Development KA6 Ageing population Gen. Act. Res. Infrastructures
4R/
IST IST IST IST IST IST ,67
Growth Growth Growth Growth Growth Growth Growth *URZWK
Energy Energy Energy Energy (QHUJ\
Env Env Env Env Env Env Env (QY
Euratom Euratom (XUDWRP
INCO INCO INCO INCO INCO ,1&2
Innovation/SME ,QQRYDWLRQ60(
IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP ,+3
7RWDO
KA1 Citizen KA2 e-commerce KA3 Multimedia KA4 Technologies FET Others 7RWDO
KA1 Innovation KA2 Mobility KA3 Transport KA4 Aeronautics Materials Technologies Measurements/Testing SME 7RWDO
KA5 Cleaner energy KA6 Economic energy Generic Activities SME 7RWDO
KA1 Water KA2 Global Changes KA3 Marine ecosystems KA4 City of tomorrow SME Generic Activities Infra. Measures 7RWDO
KA2 Fission Training Fellowships 7RWDO
A1 Pre accession states A2 NIS/CEEC not in A1 A3 Med partner A4 Development B2 Training 7RWDO
SME - ETI Econ/Tech 7RWDO
KA1 Socio Econ base Strata 99-1 MC Indiv MC Host Tr.Site/Dvt Host RTN Research Training Conferences IHP-INF-99-1 RPA Public Awareness 7RWDO
)37RWDO
Ann.5/4.1
:RPHQ
0HQ
7RWDO
:RPHQ
29 14 12 65 49 77 22 73 46 113 9
44 39 25 150 198 163 59 367 105 457 29
73 53 37 215 247 240 81 440 151 570 38
40% 26% 32% 30% 20% 32% 27% 17% 30% 20% 24%
48 43 40 38 10 4
155 127 116 325 61 30
203 170 156 363 71 34
24% 25% 26% 10% 14% 12%
19 13 5 3 20 7 13
76 110 52 85 78 48 72
95 123 57 88 98 55 85
20% 11% 9% 3% 20% 13% 15%
26 25 3 1
112 69 11 5
138 94 14 6
19% 27% 21% 17%
27 66 52 55 2 5 4
191 200 179 106 10 44 22
218 266 231 161 12 49 26
12% 25% 23% 34% 17% 10% 15%
12 1
131 3
143 4
8% 25% 31% 15% 13% 14% 36%
8 12 8 12 5
18 67 53 71 9
26 79 61 83 14
16
23
39
41%
26 4 87 14 120 72 13 15 4
61 4 164 36 195 148 30 32 8
87 8 251 50 315 220 43 47 12
30% 50% 35% 28% 38% 33% 30% 32% 33%
14.05.2001
(YDOXDWLRQ3DQHOV LQ 3URJUDPPH QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL 4R/ IST ,67 Growth Growth Growth Growth Growth Growth Growth Growth Growth *URZWK Energy Energy (QHUJ\ Env Env Env Env (QY Euratom (XUDWRP INCO INCO INCO ,1&2 Innovation/SME ,QQRYDWLRQ60( IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP ,+3
$FWLRQ KA1 Food Nutrition KA2 Infectious Diseases KA3 ’Cell Factory’ KA4 Env and Health KA5 Development KA6 Ageing population Generic Activities Res. Infrastructures Ethic. Rev. Training SME Acc. meas. Monitoring Observer 7RWDO Total (no breakdown/KA) 7RWDO KA1 Innovation KA2 Mobility KA3 Transport KA4 Aeronautics Materials Technologies Measurements/Testing SME Training Fellowships Acc. meas. 7RWDO KA5+KA6 Cleaner/Economic Generic Activities 7RWDO KA1 Water KA2 Global Changes KA3 Marine ecosystems KA4 City of tomorrow 7RWDO KA2 Fission 7RWDO A1 Pre accession states A2 NIS/CEEC not in A1 A4 Development 7RWDO SME - ETI Econ/Tech 7RWDO KA1 Socio Econ base Strata 99-1 MC Indiv MC Host Conferences IHP-INF-99-1 RPA Public Awareness 7RWDO
)37RWDO ([SHUW'DWDEDVH
Ann.5/4.2
:RPHQ 52 32 56 24 66 32 110 10 17 38 39 44 1 0
0HQ 121 123 172 69 311 77 456 33 18 67 108 75 7 2
7RWDO :RPHQ 173 30% 155 21% 228 25% 93 26% 377 18% 109 29% 566 19% 43 23% 35 49% 105 36% 147 27% 119 37% 8 13% 2 0%
381
1917
2298
17%
33 31 8 9 23 7 44 3 5
105 137 85 95 139 37 145 4 17
138 168 93 104 162 44 189 7 22
24% 18% 9% 9% 14% 16% 23% 43% 23%
16 6
97 19
113 25
14% 24%
29 50 25 48
131 166 108 82
160 216 133 130
18% 23% 19% 37%
0
7
7
0%
2 2 45
7 6 110
9 8 155
22% 25% 29%
13
14
27
48%
66 5 130 22 18 4 11
105 4 222 55 33 6 9
171 9 352 77 51 10 20
39% 56% 37% 29% 35% 40% 55%
14.05.2001
Ann.5/4.3
3HUFHQWDJHFRPSDULVRQRI:RPHQRQ(YDOXDWLRQ3DQHOVEHWZHHQDQG 60%
48%
50% 41% 40%
37% 34% 1999 2000
28%
30% 24% 24% 22% 18%
20%
18%
17%
22%
24% 17%
16%
13% 9%
10%
0%
IH P
E n/ SM In no va tio
O IN C
Eu ra to m
En v
En er gy
w th G ro
IS T
Q oL
0%
(YDOXDWLRQ3DQHOV
14.05.2001
3URJUDPPH&RPPLWWHHV LQ 3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 4R/ ,67 *URZWK (QHUJ\ (QYLURQPHQW (XUDWRP ,1&2 ,QQRYDWLRQ60( ,+3 5XOHV 7RWDO
7RWDO
Ann.5/5.1
:RPHQ
*HQGHUSHUFHQWDJHDFURVV3URJUDPPH &RPPLWWHHV 100% Men
50%
Women IS T ro w t En h er En gy vi r.. . Eu ra to m IN C In O no va ... IH P R ul es G
Q
oL
0%
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQ LQ3URJUDPPH&RPPLWWHHV IHP 25%
Rules 2%
Innovation/SM E INCOEuratom 8% 10% 5%
QoL 13% IST 8% Growth 8% Energy Environment 7% 14%
14.05.2001
3URJUDPPH&RPPLWWHHV LQ 3URJUDPPH :RPHQ 0HQ 4R/ ,67 *URZWK (QHUJ\ (QYLURQPHQW (XUDWRP ,1&2 ,QQRYDWLRQ60( ,+3 58/(6 7RWDO
7RWDO
Ann.5/5.2
:RPHQ
*HQGHUSHUFHQWDJHDFURVV3URJUDPPH &RPPLWWHHV 100% Men
50%
Women IS T ro w t En h er En gy vi r.. . Eu ra to m IN In CO no va ... IH R P U LE S G
Q
oL
0%
3URSRUWLRQDO5HSUHVHQWDWLRQRI:RPHQ LQ3URJUDPPH&RPPLWWHHV RULES 8%
QoL 13%
IHP 16% Innovation/SM E 9%
IST 8% Growth 8%
INCO 12% Euratom 4%
Energy 7% Environment 15%
14.05.2001
3URSRVDOV LQ 3URJUDPPH
$FWLRQ
QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL
SME Acc. meas. KA1 Food Nutrition KA2 Infectious diseases KA3 ’Cell Factory’ KA4 Env and Health KA5 Development KA6 Ageing population Gen. Act. Res. Infrastructures
Growth Growth Growth Growth Growth Growth Growth
KA1 Innovation KA2 Mobility KA3 Transport KA4 Aeronautics Materials Technologies Measurements/Testing SME
7RWDO
*URZWK
Energy Energy Energy
KA5 Cleaner energy KA6 Economic energy Generic Activities
7RWDO
(QHUJ\
Env Env Env Env Env Env
KA1 Water KA2 Global Changes KA3 Marine ecosystems KA4 City of tomorrow Generic Activities Infra. Measures
7RWDO
(QY
Euratom
KA2 Fission
7RWDO
(XUDWRP
INCO INCO INCO INCO INCO INCO
A1 Pre accession states A2 NIS/CEEC not in A1 A3 Med partner A4 Development A5 Emerging economies B2 Training
7RWDO
,1&2
Innovation/SME
SME - ETI Econ/Tech
7RWDO
,QQRYDWLRQ60(
IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP
:&RRUG
7RWDO
4R/
KA1 Socio Econ base Strata 99-1 MC Indiv MC Host RTN Research Training Conferences IHP-INF-99-1 RPA Public Awareness
7RWDO
,+3
)37RWDO
Ann.5/6.1
0&RRUG 8QVSHFLILHG
7 24 32 15 51 26 40 28 67 3
92 51 144 84 326 127 207 179 294 12
30 14 4 12 17 11 4
7RWDO&
:RPHQ
3
102 75 176 99 377 153 247 207 361 15
7% 32% 18% 15% 14% 17% 16% 14% 19% 20%
319 160 148 100 176 80 148
14 11 3 3 7 3
363 185 155 115 200 94 152
8% 8% 3% 10% 9% 12% 3%
14 20 10
345 314 67
359 334 77
4% 6% 13%
6 7 1 4 1
37 49 12 16 13 12
43 57 19 17 17 13
14% 14% 37% 6% 24% 8%
41
293
334
12%
10 9 22 52 1 34
28 32 104 234 6 7
2
22
42 8 380 31 50 38 15 7
153 8 651 221 404 207 213 21
1
42 41 126 311 7 42
24% 22% 17% 17% 14% 81%
24 195 16 1031 252 454 245 228 28
8% 8% 22% 50% 37% 12% 11% 16% 7% 25%
4
25
14.05.2001
&RQWUDFWVQRWFRPSOHWH LQ 3URJUDPPH
$FWLRQ
QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL QoL
KA1 Food Nutrition KA2 Infectious diseases KA3 ’Cell Factory’ KA4 Env and Health KA5 Development KA6 Ageing population Gen. Act. Res. Infrastructures
7RWDO
4R/
Growth Growth Growth Growth Growth
KA1 Innovation KA3 Transport KA4 Aeronautics Measurements/Testing Gen. Act.
7RWDO
*URZWK
Energy Energy Energy
KA5 Cleaner energy KA6 Economic energy Generic Activities
7RWDO
(QHUJ\
Env Env Env Env Env Env
KA1 Water KA2 Global Changes KA3 Marine ecosystems KA4 City of tomorrow Generic Activities Infra. Measures
7RWDO
(QY
Euratom Euratom Euratom
KA2 Fission Gen. Act. Res. Infrastructures
7RWDO
(XUDWRP
INCO INCO INCO
A1 Pre accession states A3 Med partner A4 Development
7RWDO
,1&2
SME
ETI Econ/Tech
7RWDO
60(
IHP IHP IHP IHP IHP IHP IHP
:&RRUG
KA1 Socio Econ base Strata 99-1 MCF RTN Research Training Conferences IHP-INF-99-1 RPA Public Awareness
7RWDO
,+3
)37RWDO
0&RRUG
7RWDO&
Ann.5/6.2
:RPHQ
:3DUW
03DUW
7RWDO3
:RPHQ
1 2 9 5 6 2 12 0
42 33 39 19 59 27 37 0
43 35 48 24 65 29 49 0
2% 6% 19% 21% 9% 7% 24%
39 27 36 22 25 38 49 2
292 202 250 146 319 133 304 9
331 229 286 168 344 171 353 11
12% 12% 13% 13% 7% 22% 14% 18%
5 0 4 0 1
64 24 19 8 66
69 24 23 8 67
7% 0% 17% 0% 1%
24 8 14 0 35
285 188 225 8 277
309 196 239 8 312
8% 4% 6% 0% 11%
4 5 6
79 80 44
83 85 50
5% 6% 12%
19 45 9
361 509 139
380 554 148
5% 8% 6%
4 6 7 0 2 2
43 52 13 18 22 4
47 58 20 18 24 6
9% 10% 35% 0% 8% 33%
35 67 15 14 17 7
276 381 106 152 115 59
311 448 121 166 132 66
11% 15% 12% 8% 13% 11%
0 3 0
47 12 2
47 15 2
0% 20% 0%
4 22 2
161 74 8
165 96 10
2% 23% 20%
7 8 10
11 20 43
18 28 53
39% 29% 19%
0 17 12
0 145 78
0 162 90
10% 13%
0
11
11
0%
13
66
79
16%
9 0 240 15 29 8 2
34 9 377 152 184 135 13
43 9 617 167 213 143 15
21% 0%
0% 13%
12%
9
63
9% 14% 6% 13%
115
1237
11
83
0 72 0 1352 0 0 94
7KHVHVWDWLVWLFVDUHLQGUDIWIRUPDVWKHGDWDFROOHFWLRQLVQRWFRPSOHWH$V\VWHPLVEHLQJGHYHORSHGWRLPSURYHWKHFROOHFWLRQRIFRQWUDFWVVWDWLVWLFVWR HQVXUHWKDWWKHJHQGHUER[RQFRQWUDFWIRUPVLVFRPSOHWHGDQGHQFRGHG
14.05.2001
9%
Ann.5/6.3
3HUFHQWDJHFRPSDULVRQRI:RPHQ&RRUGLQDWRUV EHWZHHQ3URSRVDOVDQG&RQWUDFWV 30%
25%
25%
25% 23%
:RPHQ&RRUGLQDWRUV
22% 20%
16%
16%
Proposals Contracts
15% 13% 12%
12%
10% 8% 7%
7% 6% 5%
5%
5%
0% 0% QoL
Growth
Energy
Env
Euratom
INCO
Innovation/SME
IHP
3URJUDPPHV
* It should be noted that, due to technical problems, Contract data for 1999 is not yet complete.
14.05.2001
Ann.5/6.4
&RPSDULVRQRI*HQGHU5HSUHVHQWDWLRQEHWZHHQ3URSRVDOVDQG&RQWUDFWV 2000 1878 1800 1600
1516
&RRUGLQDWRUV
1400 1200
1131
1000
904
800
726 571
600 411 400
293
203
181
200 37
303
293
256 92 10
152
139 44
15
27
21
128 41
61 3
25
74
2 22 0 11
0 QoL
Growth
Energy
Env
Euratom
INCO
Innovation/SME
IHP
3URJUDPPHV Women Coordinators in Proposals
Men Coordinators in Proposals
Women Coordinators in Contracts
*It should be noted that, due to technical problems, Contract data for 1999 is not yet complete
Men Coordinators in Contracts
14.05.2001