COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 3.4.2001 COM(2001)190 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE CENTRALE BANK
Verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE CENTRALE BANK Verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken Met het bijgevoegde “Verslag over de voorbereidingen voor de definitieve invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken” wordt een drievoudig doel nagestreefd: - een uitvoerige stand van zaken opmaken van de voorbereidingen op enkele maanden vóór de overgang naar de euro: de lengte van het document wordt verklaard door de complexiteit van de operatie en de reikwijdte van de gevolgen ervan die van direct belang zijn voor alle verbruikers, overheidsinstanties en economische actoren in Europa; - de Eurogroep een volledig document voorleggen waarin de voortgang van de werkzaamheden is samengevat; - de door de Commissie gegeven impulsen voortzetten, door goede praktijken, waarvan de toepassing bijzonder nuttig zou zijn voor het welslagen van de chartale omschakeling, aan te wijzen en te verspreiden. In het verslag wordt ernaar gestreefd een zo objectief mogelijk beeld te geven van de stand van de voorbereidingen. Het document is opgesteld na raadpleging van de nationale verantwoordelijken die belast zijn met de coördinatie van de overgang naar de euro. 1.1.
Welke vaststellingen zijn er gemaakt?
Voor de ondernemingen In het algemeen is de voorbereiding van de grote ondernemingen voldoende gevorderd. Maar het midden- en kleinbedrijf en inzonderheid de zeer kleine ondernemingen neigen ernaar de omvang van de werkzaamheden en de risico’s van een laattijdige voorbereiding te onderschatten. Volgens de Eurobarometer FLASH-enquête van januari 2001 verklaart slechts 26% van de kleine en middelgrote ondernemingen klaar te zijn voor de euro. Bijna de helft van de ondernemingen heeft nog steeds geen actieplan voor de overgang naar de euro. De enquête toont evenwel aan dat de voorbereidingsgraad lijkt te stijgen met de omvang van de ondernemingen. De toestand is bijvoorbeeld de laatste maanden verbeterd voor de middelgrote ondernemingen. Tot dusver beseft één bedrijf of drie nog niet dat 1 januari 2002 de uiterste datum is om geheel en al in euro’s te functioneren.
è Er moet een voorlichtingsinspanning worden geleverd die voornamelijk gericht moet zijn
op kleine en middelgrote ondernemingen Voor de verbruikers
Uit de in januari 2001 verrichte eurobarometerenquête naar de houding van de burgers ten aanzien van de euro is gebleken dat zij vaak een vrij verward beeld van de nieuwe munt hebben. Deze vaststelling is van toepassing op de gewenning aan de nieuwe waardenschaal (de meeste verbruikers besteden weinig aandacht aan de dubbele prijsaanduidingen en 80% onder hen hebben geen enkele prijs in euro onthouden) alsook op het begrip zelf van de ene
2
munt (een derde van de burgers denken dat de omrekeningskoers van de euro ten opzichte van de nationale munteenheden niet definitief is vastgelegd). Bijna een vierde van de burgers denken dat de in hun land uitgegeven munten en bankbiljetten uitsluitend in hun land wettig betaalmiddel zullen zijn. Deze burgers hebben derhalve niet echt begrepen dat er nog slechts één munt zal zijn. Een vijfde van de burgers weten evenmin dat de invoering van de euro gepaard gaat met de intrekking van de oude nationale munten. Er is evenwel wezenlijke vooruitgang geboekt inzake de bekendheid met het tijdschema: 60% van de burgers kennen de juiste datum van invoering van de munten en biljetten (tegenover 40% in november 2000) hoewel de bijzonderheden nog niet goed begrepen zijn (bijvoorbeeld: de duur van de periode waarin zowel de euro als de oude nationale munteenheden in omloop zullen zijn, wordt gemiddeld op zes maanden geraamd).
è
De talrijke informatiecampagnes hebben tot dusver een beperkt effect gesorteerd. Het blijft moeilijk om bij de verbruiker interesse voor de euro te wekken. Er komt waarschijnlijk een evolutie op gang aan het begin van de tweede helft van het jaar met de vervroegde omschakeling van de grote nutsbedrijven, de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen die zou bijdragen aan een geleidelijke onderdompeling van de burger in een euro-omgeving. Niettemin moeten er inspanningen worden geleverd om de verbruiker in de praktijk voor te lichten en op te leiden. Voor de overheden Alle deelnemende lidstaten hebben een omschakelingsplan voor de overheden gepubliceerd alsook een plan waarin de chartale omschakeling uitvoerig wordt beschreven. De meeste lidstaten hebben het facultatieve gebruik van de euro toegestaan vanaf januari 1999 (januari 2001 voor Griekenland) voor bijna alle financiële stromen en voor de presentatie van financiële informatie aan de overheid. De meeste landen hebben ervoor gekozen om hun rekeningen pas aan het einde van de overgangsperiode om te schakelen naar de euro. De overheid moet een groot aantal besluiten vaststellen onder meer in verband met de aanpassing van de middelen die door de burgers worden gebruikt in hun dagelijkse betrekkingen met de overheidsdiensten en de aanpassing van de omgerekende bedragen die over het algemeen afgerond zijn in de nationale munteenheid. In de meeste gevallen behoeven die besluiten aanvullende reglementeringen die thans worden vastgesteld. De overheidsdiensten van de lidstaten doen steeds meer een beroep op de euro in het kader van hun activiteiten en hun betrekkingen met de ondernemingen en de burgers.
è De nationale overheden zijn over het algemeen klaar en bieden de burgers en de
gebruikers de mogelijkheid de euro te gebruiken in een behoorlijk groot aantal gevallen. Slechts een gering aantal overheidsdiensten hebben een voluntaristische1 aanpak gevolgd die erop gericht is de gehele economie op sleeptouw te nemen. Voor de banken en de financiële instellingen Het bankwezen voert een zeer actief beleid ter voorbereiding van de euro dat in het algemeen een vervroegde omschakeling naar de euro behelst in de betrekkingen met de cliënteel. De aanpassing van de geldautomaten in 2002 zou in de meeste deelnemende staten zeer snel of zelfs onmiddellijk kunnen gebeuren. De geldautomaten zullen in het algemeen kleine
1
Door bijvoorbeeld vanaf dit jaar naar de euro over te schakelen voor overheidsopdrachten en de salarissen van de ambtenaren.
3
coupures verstrekken en aldus de problemen bij het teruggeven van geld voor de winkels helpen verminderen. De inwisseling van nationale bankbiljetten is in de meeste deelnemende staten gratis en onbeperkt gedurende de periode van dubbele omloop. De materiële invoering van de euro vergt vanzelfsprekend de totstandbrenging van één ruimte voor betalingen in euro. De aan de gang zijnde werkzaamheden vorderen te traag en het risico bestaat dat zij niet voltooid zullen zijn in januari eerstkomend. Dientengevolge zouden de niet-liquide grensoverschrijdende betalingen veel duurder blijven dan de nationale betalingen hetgeen de burgers waarschijnlijk niet zullen begrijpen. De Commissie herinnert eraan dat een dergelijke situatie haaks staat op het beoogde doel de consumenten en ondernemingen ten volle te laten profiteren van de potentiële voordelen van de Economische en Monetaire Unie. In nauwe samenwerking met de ECB doet de Commissie een dringende oproep aan de operatoren om de noodzakelijke instrumenten in te voeren.
è Bijna alle nationale bankstelsels hebben ertoe besloten een voortrekkersrol te spelen bij de
overgang naar de euro. Daartoe hebben zij het initiatief genomen om bij het begin van de tweede helft van het jaar op de nieuwe munt over te schakelen voor de girale transacties hetgeen een zeer belangrijke bijdrage zal leveren aan de bewustmaking van de economische actoren. Er moet evenwel dringend werk worden gemaakt van de totstandbrenging van één ruimte voor betalingen in euro. De Commissie is voornemens gebruik te maken van alle middelen waarover zij beschikt en alle noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de kosten van grensoverschrijdende overmakingen per 1 januari 2002 aansluiten bij de kosten van nationale overmakingen. 1.2.
De balans van de toepassing van de aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000
De Commissie heeft onder meer tot het volgende opgeroepen: - omschakeling in het derde trimester van 2001 (behoudens uitdrukkelijk andersluidend verzoek van de klant) van de bankrekeningen en girale betaalmiddelen. Een dergelijke maatregel werd toen alleen door de Belgische en Franse banken in overweging genomen. De maatregel is momenteel bijna veralgemeend: er komt een vervroegde omschakeling in (bijna) alle banken in juli 2001 in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Portugal, Luxemburg en België, in september in Spanje, in oktober in Finland en in december in Griekenland. Enkele Nederlandse banken hebben eveneens in een dergelijke maatregel voorzien. Alleen in Ierland zou er niet vervroegd worden omgeschakeld. - prijsaanduidingen in euro met de tegenwaarde in de nationale munt voor alle producten die op afstand worden verkocht en in alle verkooppunten waar voornamelijk giraal wordt betaald. De gemeenschappelijke verklaring van de Europese vertegenwoordigers van de verbruikers, de kleinhandel en de kleine en middelgrote ondernemingen welke op 2 april 2001 te Brussel is vastgesteld, voorziet in de geleidelijke ontwikkeling van de prijsaanduiding in euro in die zin dat prijsaanduidingen in euro zichtbaarder worden dan die in de nationale munteenheid, en de vaststelling van psychologische prijzen in euro tussen september en begin december 2001. Deze Europese overeenkomst moet op nationaal niveau tot uitvoering worden gebracht. - de kosteloze uitwisseling tegen eurobiljetten en muntstukken voor de klanten van de banken met een eenvoudige verplichting tot voorafgaande kennisgeving voor de grote bedragen gedurende de periode van dubbele omloop. Dit geldt voor alle deelnemende staten behalve
4
Oostenrijk (waar een hoog maximum van toepassing is: 50.000 ATS of 3.633, 64 EUR) en Ierland. - de kosteloze uitwisseling van biljetten en muntstukken voor personen die geen klant zijn bij de bank, gedurende de periode van dubbele omloop, tot een door de bank vrijelijk vastgesteld maximum. Dit geldt voor alle deelnemende staten met uitzondering van Duitsland (waar de meeste banken geen uitwisselingsactiviteiten wensen te verrichten ten behoeve van personen die geen klant zijn), Nederland en Oostenrijk waar de uitwisseling in het algemeen niet kosteloos zal zijn. - de invoering van regelingen die de burgers de gelegenheid bieden gedurende enige tijd na de periode van dubbele omloop hun nationale biljetten en munten tegen euro in te ruilen bij de handelsbanken. Alle lidstaten hebben in die zin regelingen getroffen die in de meeste gevallen de uitwisseling tot eind juni of eind september mogelijk maken (soms tegen betaling). - de vaststelling van maatregelen om in het buitenland verblijvende houders van munten die geen wettig betaalmiddel meer zijn, voldoende tijd te geven om ze bij de officiële instellingen in te ruilen. Met uitzondering van Portugal waar de bedoelde periode nog wat kort is (eind december 2002) hebben alle deelnemende staten maatregelen in die zin getroffen. In Griekenland kunnen die munten gedurende twee jaar bij de centrale bank worden uitgewisseld. In België en Luxemburg kan dit tot eind 2004, in Frankrijk gedurende drie jaar, in Italië en Finland gedurende tien jaar, in Nederland gedurende dertig jaar en in de andere staten geldt een onbeperkte uitwisselingsmogelijkheid. - het beschikbaar stellen van voldoende hoeveelheden kleine coupures via geldautomaten of andere middelen vanaf de eerste dagen van 2002. Kleines coupures (5 of 10 EUR) zullen beschikbaar zijn in (bijna) alle geldautomaten van alle deelnemende staten met uitzondering van Finland. De overeenkomst die op 19 februari 2001 werd gesloten tussen de Commissie en de drie Europese verenigingen van banken, voorziet eveneens in de mogelijkheid om aan de loketten gebruikelijke bedragen in kleine coupures op te nemen gedurende de eerste weken van 2002. - exclusieve teruggave van wisselgeld in euro door de handelaars in 2002. Aanbevelingen in die zin zijn door de autoriteiten en/of de beroepsorganisaties aan de handelaars gegeven in alle deelnemende staten. 1.3.
De in de mededeling vermelde goede praktijken
De oefening verschilt van die van de aanbeveling: de mededeling is er niet op gericht een algemene beleidskoers uit te zetten maar wil de aandacht vestigen op concrete ideeën die in de ene of andere deelnemende staat tot uitvoering zijn gebracht en een algemene toepassing verdienen. Deze mededeling kan daaraan bijdragen. Bepaalde acties kunnen vanaf 1 januari 2002 worden toegepast, andere gedurende de periode van dubbele omloop. 1.3.1. Tien voorbeelden van nuttige maatregelen voor 1 januari 2002
è
Grootschalige distributie van hulpmiddelen voor het berekenen van wisselgeld aan kleine winkels De grote distributieketens beschikken over kassa’s waarmee wisselgeld kan worden berekend, ook bij gecombineerde betalingen. Dit zal zelden het geval zijn bij kleine winkels, waar de afwezigheid van speciale hulpmiddelen het beheer van de kassa’s ernstig kan bemoeilijken. Er 5
zijn op de markt niet al te kostbare apparaten ter grootte van een zakrekenmachientje verkrijgbaar, maar de bestellingen komen traag op gang. Deze instrumenten zijn niettemin noodzakelijk om te voorkomen dat in de buurtwinkels wachtrijen ontstaan en om het gevaar van vergissingen bij het teruggeven van wisselgeld zo klein mogelijk te houden. De mogelijke distributiekanalen zijn talrijk: kamers van koophandel, banken, winkeliersverenigingen, overheidsinstanties, enz. )
è Vervaardiging en verspreiding van eenvoudige hulpmiddelen om de behoefte aan contant
geld te schatten
Het is betrekkelijk moeilijk voor een winkelier om in te schatten hoeveel euro hij van tevoren nodig zal hebben ("frontloading") en over hoeveel kasgeld hij begin 2002 moet beschikken. Dit is echter wel van het grootste belang omdat de noodzakelijke munststukken en bankbiljetten moeten worden besteld. Oostenrijk, Ierland en Nederland zijn tot op heden de enige landen die eenvoudige software hebben ontworpen en onder de winkeliers hebben verspreid voor het berekenen van de behoefte aan vooraf te leveren euro's en kasmiddelen.
è
Het gebruik van kits met euromuntstukken als wisselgeld in de laatste dagen van december, mits de consument hiermee instemt Dit idee van Nederlandse winkeliers is betrekkelijk gemakkelijk uitvoerbaar; de kits hebben alle een waarde die overeenkomt met een rond bedrag in nationale munt (100 FF, 500 BEF, enz.). Op deze wijze kunnen de gebruikelijke distributiekanalen worden verruimd en kan meer geld vooraf aan de consumenten ter beschikking worden gesteld, waardoor in de eerste dagen van 2002 minder problemen zullen ontstaan op het gebied van pasmunt en wisselgeld.
è De werkgevers toestaan kits met euromuntstukken aan hun personeel te verstrekken
De Belgische autoriteiten hebben bijvoorbeeld de werkgevers toestemming verleend als sociaal voordeel een kit met muntstukken aan al hun personeelsleden te verstrekken (aftrekbaar als bedrijfskosten voor de onderneming). Dank zij deze maatregel kan ook de hoeveelheid vooraf verstrekte muntstukken worden uitgebreid.
è Verlaging van de waarde van de nationale coupures die in geldautomaten aanwezig zijn
gedurende de laatste dagen van december
Deze maatregel is met name in Duitsland en Nederland gepland. Hierdoor zou de waarde van de coupures voor betalingen in de eerste dagen van januari 2002 worden verlaagd en zou aldus de hoeveelheid wisselgeld in euro kunnen worden verminderd, waardoor de winkels minder logistieke problemen zouden hebben.
è Het vooraf laden van geldautomaten met eurobiljetten
Deze maatregel wordt door een aantal grote banken voorgenomen, met name in België en in landen waar de geldautomaten voorzien zijn van vier vakken. Het eurovak zal op 1 januari (of eerder indien de ECB dit toestaat) elektronisch worden geactiveerd, zodat het publiek onmiddellijk van eurobiljetten kan worden voorzien.
è Het zenden van deskundigen ter plaatse om de overgang naar de euro aan de winkeliers
uit te leggen
Deze maatregel is bijvoorbeeld ten uitvoer gelegd door de Kamer van Koophandel van Lille, die deskundigen heeft opgedragen om op rustige uren de winkels langs te gaan om de 6
voorwaarden voor de overgang naar de euro aan de winkeliers uit te leggen. Dergelijke maatregelen zouden ook heel goed elders kunnen worden toegepast op initiatief van de Kamers van Koophandel, kamers van ambacht of lagere overheden.
è Alle ondernemingen aanschrijven om hen aan hun verplichtingen te herinneren
Een aantal lidstaten, zoals Frankrijk, België of Luxemburg, hebben alle in het BTW-register ingeschreven ondernemingen aangeschreven om hen te herinneren aan de datum van invoering van de euro en hen te wijzen op de boekhoudkundige en fiscale verplichtingen die zij in 2002 moeten nakomen in verband met de overgang naar de euro. Een dergelijke maatregel kan de voorlichting van het bedrijfsleven, en met name het kleinbedrijf verbeteren en verwarring beperken.
è Het organiseren van gesimuleerde betalingstransacties in euro
Er zijn reeds een groot aantal simuleringsacties geweest, dikwijls op initiatief van de lokale autoriteiten, waarbij gedurende een zeer korte tijd namaakmuntstukken of bankbiljetten met een zelfde "waarde" als de euro in omloop zijn gebracht. Hierdoor kunnen de consumenten op praktische wijze vertrouwd raken met betalingen in euro.
è Alle plaatselijke actoren betrekken bij de voorlichting over de euro
Dit is bijvoorbeeld het geval in de regio van Barcelona, waar de autoriteiten van elk dorp de plaatselijke economische actoren hebben gevraagd plaatselijke groepen te vormen om toezicht te houden op de overgang naar de euro en om de maatregelen op het gebied van de voorlichting van de bevolking en het MKB te coördineren. 1.3.2. Tien voorbeelden van nuttige maatregelen na 1 januari 2002
è
Uitstel van de datum waarop de opruiming begint indien deze voor de eerste week van januari is gepland. Deze maatregel is bijvoorbeeld in België genomen, waar het begin van de opruiming met twee tot drie weken wordt verschoven na 3 januari. Het zou wenselijk zijn de opruiming hetzij eind december, hetzij na het eind van de tweede week van januari te laten beginnen. Gewoonlijk zijn de drie eerste dagen van de opruiming het drukst. Door de opruiming niet gelijktijdig met de invoering van de euro te houden kan worden voorkomen dat een periode van grote drukte samenvalt met een periode waarin zich omschakelingsproblemen kunnen voordoen.
è Toestemming verlenen voor het ongeldig maken van nationale bankbiljetten
In België is reeds besloten in 2002 bankagentschappen toe te staan bankbiljetten ongeldig te maken door middel van perforatie; in Frankrijk wordt deze mogelijkheid nog onderzocht. Hoewel er enkele technische problemen zijn (er moet bijvoorbeeld voor worden gewaakt dat de geperforeerde biljetten door de telmachines worden geweigerd), kan deze maatregel de problemen op het gebied van veiligheid en verzekering aanzienlijk verminderen, vooral indien zij gepaard gaat met regelgeving waarbij uitsluitend aan banken de bevoegdheid wordt verleend deze biljetten bij de centrale bank om te wisselen.
è Het aanbieden van hulpmiddelen voor de teruggave van nationale muntstukken 7
Hiervan zal bijvoorbeeld in Frankrijk gebruik worden gemaakt. Er kunnen twee verschillende formules worden overwogen naargelang van de werkwijze van de bankagentschappen. Indien zij de kasmiddelen van de winkelier periodiek via een kaskrediet innen en hem in ruil daarvoor elke ochtend een standaardbedrag aan euro's verstrekken, is het zinvol om de winkelier een standaardkit ter beschikking te stellen die hij met een rond bedrag aan nationale munten kan vullen. Indien de winkelier kasmiddelen in euro ontvangt met dezelfde waarde als de kasmiddelen die hij de vorige avond heeft gestart, kan hem een kit worden overhandigd voor de teruggave van nationale muntstukken voor een bedrag dat overeenkomt met een rond bedrag in euro. Dergelijke maatregelen bevorderen een snelle teruggave van muntstukken.
è Het apart houden van nationale muntstukken en bankbiljetten in de kassa
De meeste grote supermarktketens zijn van plan de binnenkomende nationale munten en bankbiljetten in een doos te doen die zich onder de kassa bevindt. Indien de caissière over nationaal geld beschikt dat gemakkelijk toegankelijk is en zichtbaar is voor de consument, zou een gedeelte van de klanten die met nationale munt betaalt wisselgeld in nationale munt kunnen vragen, hetgeen over het algemeen zeer contraproductief zou zijn. Het is in ons aller belang om de dubbele omloop zo beperkt mogelijk te houden.
è
Een of meerdere personen aanwijzen die in supermarkten en grootwinkelbedrijven vragen over de euro beantwoorden Alle simulaties tonen aan dat tijdens de periode van dubbele omloop de betalingen aan de kassa’s veel langer gaan duren, en dat dit een negatieve invloed op de omzet zal hebben. Om de problemen met betrekking tot de wachtrijen zoveel mogelijk tegen te gaan moet er op zijn minst voor worden gezorgd - zoals sommige grote ketens ook van plan zijn - dat alle vragen van klanten over de euro niet aan de kassa’s worden gesteld. Indien de caissière naast teruggeven van wisselgeld, dat toch al ingewikkeld is, ook nog vragen van klanten moet beantwoorden die slecht op de hoogte zijn, dan is het hek van de dam en zullen de wachtrijen nog langer worden.
è Omrekeningsinstrumenten aan de klanten ter beschikking stellen
De periode van dubbele omloop is moeilijk te beheren en geeft dus gemakkelijk aanleiding tot vergissingen. Om alle eventuele protesten van klanten snel te behandelen is het wenselijk aan de kassa’s een eenvoudige convertor ter beschikking te stellen. De Europese vertegenwoordigers van de handelaars hebben zich hier overigens reeds toe verbonden in hun gemeenschappelijke verklaring van 2 april 20012.
è Opening van een aantal of alle loketten op 1 januari 2002
Een dergelijke maatregel wordt met name gepland door de Nederlandse banken en de Duitse spaarkassen en volksbanken. De chartale omschakeling zou immers worden vergemakkelijkt indien het proces van omwisseling reeds op de eerste dag kan beginnen. Bovendien zou deze maatregel op de marktdeelnemers een geruststellend effect kunnen hebben. Indien zich problemen met de beschikbaarheid van personeel voordoen, zou de toegang tot de banken in voorkomend geval beperkt kunnen blijven tot winkeliers3.
2
3
België heeft convertoren verspreid onder weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen boven de 66 jaar, waarbij gebruik is gemaakt van het netwerk van apotheken. Dit is het geval in Nederland, waar alleen winkeliers de bestelde bankbiljetten kunnen komen ophalen.
8
è De geldautomaten zo snel mogelijk aanpassen aan de euro In alle deelnemende lidstaten zijn de geldautomaten de voornaamste voorzieningsbron voor bankbiljetten van de consument. In vijf landen (België, Duitlsland, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk) zullen alle geldautomaten vanaf de eerste dag euro verstrekken, waardoor een snelle invoering van de nieuwe munt mogelijk wordt. De snelheid van de aanpassing is van groot belang voor het welslagen van de omschakelingsoperatie.
è Verlenging van de openingsuren van banken
De verlenging van de openingsuren gedurende de eerste twee weken van januari 2002, die reeds door een groot aantal banken is gepland, zal een goed verloop van de omwisseling van chartaal geld vergemakkelijken en de hoeveelheid coupures van nationale bankbiljetten die in winkels worden aangeboden, beperken (waardoor ook het teruggeven van wisselgeld wordt vergemakkelijkt).
è Uitbetalingen aan de loketten in kleine coupures
Deze maatregel, die met name in België, Spanje en Duitsland is vastgesteld, maakt eveneens deel uit van de op 19 februari 2001 gesloten overeenkomst tussen de Europese Commissie en de drie Europese bankverenigingen.4 Zij vormt een nuttige aanvulling op de invoering van bankbiljetten in kleine coupures in de geldautomaten en helpt derhalve de problemen met wisselgeld te verminderen. Tenslotte dient gewezen te worden op de noodzaak zoveel mogelijk persoonlijk informatie te verstrekken ten behoeve van personen die niet via de gebruikelijke informatiekanalen te bereiken zijn. Daartoe kunnen "vertrouwenspersonen" worden ingezet die hun omgeving en de personen die op hun diensten een beroep doen over de euro kunnen informeren: sociaal assistenten, huisartsen, animatoren in bejaardentehuizen, enz. kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Geen van die concrete ideeën is revolutionair, maar de gecumuleerde toepassing ervan kan de zware en ingewikkelde geldwisselingsoperatie vlotter laten verlopen.
4
Dit zijn de Europese bankfederatie, de Europese vereniging van coöperatieve banken en de Europese spaarbankenvereniging.
9
Verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken
10
INHOUD 1.
Inleiding ................................................................................................................ 15
2.
Stand van de voorbereidingen.............................................................................. 16
2.1.
Voorbereidingen van de ondernemingen................................................................. 16
2.1.1.
Stand van zaken...................................................................................................... 16
2.1.1.1. De grote ondernemingen......................................................................................... 16 2.1.1.2. Het midden- en kleinbedrijf .................................................................................... 17 2.1.2.
Mate van gebruik van de euro................................................................................. 19
2.1.2.1. Boekhouding in euro's ............................................................................................ 19 2.1.2.2. Bankrekeningen in euro's........................................................................................ 20 2.1.2.3. Betalingen in euro’s................................................................................................ 20 2.2.
Voorbereidingen van de financiële instellingen....................................................... 21
2.2.1.
Voorbereidingen voor 2001 .................................................................................... 21
2.2.1.1. Vervroegde omschakeling van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen ...... 22 2.2.1.2. Bevoorrading vooraf van de banken en van derden via de banken........................... 22 2.2.2.
Voorbereidingen voor 2002 .................................................................................... 23
2.2.2.1. Verstrekking van euro’s aan de consumenten.......................................................... 23 2.2.2.2. Inwisseling van de nationale munten en bankbiljetten in euro’s .............................. 24 2.3.
Voorbereidingen van de overheden......................................................................... 24
2.3.1.
Nationale overheden............................................................................................... 24
2.3.1.1. Aanpassing van de wettelijke regelingen ................................................................ 24 2.3.1.2. Interne voorbereiding ............................................................................................. 27 2.3.1.3. Gebruik van de euro door de overheid .................................................................... 27 2.3.2.
Lagere overheden ................................................................................................... 28
2.3.2.1. Aanpassing van het administratieve en rechtskader................................................. 28 2.3.2.2. Interne voorbereidingen.......................................................................................... 29 2.3.2.3. Plaatselijke voorlichtingsacties over de euro........................................................... 31 2.4.
Voorbereiding van de burgers ................................................................................ 32
2.4.1.
Kennis van de burgers over de euro ........................................................................ 32
11
2.4.1.1. Tijdschema voor de omschakeling op de euro......................................................... 32 2.4.1.2. Praktische aspecten van de euro.............................................................................. 33 2.4.2.
Wennen aan de nieuwe waardeschaal ..................................................................... 33
2.4.2.1. De consument is nog onvoldoende aan de euro gewend .......................................... 34 2.4.2.2. Trage start van een meer actieve aanpak ................................................................. 34 2.4.3.
Mate van gebruik van de euro................................................................................. 35
2.4.3.1. Bankrekeningen in euro’s ....................................................................................... 35 2.4.3.2. Betalingen in euro’s................................................................................................ 36 2.5.
Voorlichtingscampagnes......................................................................................... 37
2.5.1.
De rol van de Commissie bij het opzetten en ten uitvoer leggen van de voorlichting over de euro ........................................................................................................... 37
2.5.1.1. Uitwisseling van informatie.................................................................................... 37 2.5.1.2. Ontwikkeling van partnerschappen en directe acties ............................................... 38 2.5.1.3. Tenuitvoerlegging van specifieke acties.................................................................. 38 2.5.2.
De rol van de lidstaten bij het opzetten en ten uitvoer leggen van de voorlichting over de euro 39
2.5.3.
De campagne van het Eurosysteem betreffende de euromuntstukken en -bankbiljetten40
3.
Huidige werkterreinen en n ieuwe actiegebieden................................................ 41
3.1.
De voornaamste werkterreinen ............................................................................... 41
3.1.1.
De bestrijding van valsemunterij............................................................................. 41
3.1.1.1. Technische aspecten ............................................................................................... 41 3.1.1.2. Het beschermingsmechanisme ................................................................................ 42 3.1.1.3. Coördinatie van de instellingen en organen van de EU ........................................... 42 3.1.1.4. Rechtsbescherming van de euro.............................................................................. 43 3.1.1.5. Onderwijs en voorlichting ...................................................................................... 44 3.1.2.
De praktische voorbereiding van de burgers en de steun voor bevolkingsgroepen die moeilijk toegang tot informatie hebben................................................................... 44
3.1.3.
Het gevaar van prijsstijgingen................................................................................. 46
3.1.3.1. De dubbele prijsaanduiding bevorderen .................................................................. 46 3.1.3.2. De prijsopgaven en controles eind 2001 en begin 2002 uitbreiden .......................... 46 3.1.3.3. Vrijwillige verbintenissen tot stand brengen inzake globale prijsstabiliteit .............. 46 3.1.3.4. Gebruik maken van de voorbeeldfunctie van de overheid ....................................... 47
12
3.1.3.5. De oprichting van een ad hoc-organisatie voor de statistiek .................................... 47 3.1.4.
Het beheer van kassa’s en wachtrijen...................................................................... 47
3.1.4.1. Het beheer van de kassa’s....................................................................................... 47 3.1.4.2. Het voorkomen van lange wachtrijen...................................................................... 48 3.1.5.
De totstandbrenging van één ruimte voor betalingen in euro ................................... 49
3.2.
Twintig voorbeelden van goede praktijken om de definitieve overschakeling op de euro te vergemakkelijken ........................................................................................ 50
3.2.1.
Tien voorbeelden van nuttige maatregelen voor 1 januari 2002............................... 51
3.2.1.1. Grootschalige distributie van hulpmiddelen voor het berekenen van wisselgeld aan kleine winkels......................................................................................................... 51 3.2.1.2. Vervaardiging en verspreiding van eenvoudige hulpmiddelen om de behoefte aan contant geld te schatten........................................................................................... 51 3.2.1.3. Het gebruik van kits met euromuntstukken als wisselgeld in de laatste dagen van december, mits de consument hiermee instemt ....................................................... 51 3.2.1.4. De werkgevers toestaan kits met euromuntstukken aan hun personeel te verstrekken52 3.2.1.5. Verlaging van de waarde van de nationale coupures die in geldautomaten aanwezig zijn gedurende de laatste dagen van december ........................................................ 52 3.2.1.6. Het vooraf laden van geldautomaten met eurobiljetten............................................ 52 3.2.1.7. Het zenden van deskundigen ter plaatse om de overgang naar de euro aan de winkeliers uit te leggen........................................................................................... 52 3.2.1.8. Alle ondernemingen aanschrijven om hen aan hun verplichtingen te herinneren ..... 52 3.2.1.9. Het organiseren van gesimuleerde betalingstransacties in euro ............................... 52 3.2.1.10.Alle plaatselijke actoren betrekken bij de voorlichting over de euro........................ 53 3.2.2.
Tien voorbeelden van nuttige maatregelen na 1 januari 2002 .................................. 53
3.2.2.1. Uitstel van de datum waarop de opruiming begint indien deze voor de eerste week van januari is gepland ............................................................................................. 53 3.2.2.2. Toestemming verlenen voor het ongeldig maken van nationale bankbiljetten.......... 53 3.2.2.3. Het aanbieden van hulpmiddelen voor de teruggave van nationale muntstukken..... 53 3.2.2.4. Het apart houden van nationale muntstukken en bankbiljetten in de kassa............... 53 3.2.2.5. Een of meerdere personen aanwijzen die in supermarkten en grootwinkelbedrijven vragen over de euro beantwoorden ......................................................................... 54 3.2.2.6. Omrekeningsinstrumenten aan de klanten ter beschikking stellen ........................... 54 3.2.2.7. Opening van een aantal of alle loketten op 1 januari 2002....................................... 54 3.2.2.8. De geldautomaten zo snel mogelijk aanpassen aan de euro ..................................... 54
13
3.2.2.9. Verlenging van de openingsuren van banken .......................................................... 54 3.2.2.10.Uitbetaling aan de loketten in kleine coupures ........................................................ 55 4.
Bijlagen ................................................................................................................. 56
4.1.
Stand van de toepassing van de aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 200056
4.1.1.
Artikel 1 - De toekomstige gebruikers voorlichten.................................................. 56
4.1.2.
Artikel 2 – De burger helpen aan de euro te wennen ............................................... 56
4.1.3.
Artikel 3 - De economische actoren aanmoedigen ervaring op te doen met de euro. 57
4.1.4.
Artikel 4 –De stroom van in euro om te zetten transacties verminderen .................. 58
4.1.5.
Artikel 5 – De overschakeling naar de chartale euro vergemakkelijken................... 58
4.2.
Geconsolideerd tijdschema van de maatregelen voor de overgang naar de euro..... 60
4.3.
Gemeenschappelijke verklaring van 2 april 2001 van de consumentenvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de handelaars en het MKB....................................................................................................................... 62
4.4.
Informatie over technische kwesties met betrekking tot het einde van de overgangsperiode ................................................................................................... 67
4.4.1.
Redenominatie van het kapitaal .............................................................................. 67
4.4.2.
Aangiften in 2002 voor het boekjaar 2001 .............................................................. 69
4.4.3.
Interne boekhouding en historische gegevens ......................................................... 70
4.5.
Tabel betreffende de nationale omschakelingsplannen............................................ 72
14
1.
INLEIDING
Over precies 272 dagen staat Europa de grootste geldwisseloperatie in zijn geschiedenis te wachten: zo'n vijftien miljard eurobankbiljetten en vijftig miljard euromuntstukken moeten in enkele weken tijd in de plaats komen van een ongeveer even grote hoeveelheid nationale munten en bankbiljetten in twaalf verschillende landen voor gebruik door zo'n driehonderd miljoen mensen. De materiële invoering van de euro is niet alleen een historische gebeurtenis, maar ook een strategische, logistieke en praktische uitdaging zonder weerga. De ondernemingen moeten hun uitrusting aanpassen en voorbereidingen treffen om een nieuwe munt te gaan gebruiken en zoveel mogelijk te profiteren van de grotere concurrentie in de interne markt ten gevolge van een verhoogde transparantie van de prijzen. De consumenten moeten aan de euro wennen en een nieuwe waardeschaal ontwikkelen. Miljoenen automaten en honderdduizenden geldautomaten moeten opnieuw worden gekalibreerd. Duizenden vrachtwagens moeten rondrijden om het nieuwe geld op zijn bestemming te brengen en het oude geld op te halen. De omvang van de operatie is spectaculair: alleen al de euromuntstukken wegen meer dan 239.000 ton, dat is vierentwintig maal het gewicht van de Eiffeltoren. Opgestapeld zouden zij een hoogte van 78.870 kilometer bereiken, dat is 1,4 miljoen keer zo hoog als de toren van Pisa. Als alleen de munten in één keer zouden worden vervoerd, zouden er ongeveer 478.000 geldtransportwagens nodig zijn. Als alle bankbiljetten in de lengterichting achter elkaar zouden worden gelegd, zouden zij een afstand van 1,9 miljoen kilometer bestrijken, dat is vijfmaal de afstand van de aarde naar de maan. En deze getallen moeten worden verdubbeld wanneer de intrekking van het nationale geld in de berekening wordt meegenomen. De logistieke fase begint in de meeste deelnemende landen over vijf maanden met de start van de bevoorrading vooraf. Het gaat erom de geldwisseloperatie vloeiend te laten verlopen door vooraf zoveel mogelijk munten en bankbiljetten te distribueren zodat de betalingen in euro's op 1 januari 2002 snel van start kunnen gaan. In de meeste deelnemende landen zullen de banken vanaf september van munten en/of bankbiljetten worden voorzien. Voor de winkels zal dit in de verschillende landen tussen september en december gebeuren. Particulieren zullen half december kits muntstukken kunnen kopen in alle deelnemende landen behalve Griekenland. Op 1 januari 2002 om 0 uur houden de nationale munteenheden op te bestaan, ook als onderverdeling van de euro. In de meeste lidstaten zal gedurende ten hoogste acht weken nog wel tolerantie worden betracht ten aanzien van de nationale munten en bankbiljetten5, maar er zullen geen betalingen per kaart, cheque of overschrijving meer kunnen worden verricht in de oude nationale munteenheden. De ondernemingen zullen uitsluitend met euro's moeten werken. Bij de geldautomaten zullen alleen nog euro's te krijgen zijn en de winkeliers zullen hun best doen in euro's terug te geven, zelfs als de betaling in de oude nationale munteenheid wordt gedaan6. Vanaf het einde van de eerste week van januari zullen de meeste transacties in contanten normaal gesproken in euro's plaatsvinden. Aan het einde van de tweede week zal het grootste deel van de invoeringsoperatie gerealiseerd zijn. In de periode van dubbele 5
6
Tot 28 januari in Nederland, tot 9 februari in Ierland, tot 17 februari in Frankrijk en tot 28 februari overal elders, behalve in Duitsland, waar de Duitse mark direct op 1 januari 2002 ophoudt te bestaan als wettig betaalmiddel (de winkeliers zullen echter tot 28 februari Duitse marken accepteren). Sommige banken zullen kosten aanrekenen voor inwisseling na de periode van dubbele omloop. Aangezien de eurobankbiljetten en -munten wettig betaalmiddel zijn, zal de consument niet kunnen eisen dat de winkelier geld teruggeeft in de oude nationale munteenheid.
15
omloop kunnen de consumenten de nationale munten en bankbiljetten die nog in hun bezit zijn, in de winkels gebruiken. Desgewenst zullen zij ze ook gratis bij hun bank kunnen omwisselen in euro's; voor grote bedragen is meestal een voorafgaande kennisgeving nodig. Na afloop van deze periode zullen de bankbiljetten meestal nog kunnen worden ingewisseld bij de handelsbanken (gedurende enkele maanden)7 en vervolgens alleen nog bij de centrale banken gedurende tenminste tien jaar8. Met dit "verslag over de voorbereidingen voor de invoering van de eurobankbiljetten en muntstukken wordt beoogd een overzicht te geven van de stand van de voorbereiding van de verschillende economische actoren alsmede van de stand van de werkzaamheden op enkele grote werkterreinen, en voorbeelden van een goede aanpak te geven waarmee een harmonische overgang op de nieuwe munt kan worden vergemakkelijkt. 2.
STAND VAN DE VOORBEREIDINGEN
Achtereenvolgens zullen de voorbereidingen van de ondernemingen, de financiële instellingen, de overheden en de burgers worden besproken. Tevens zal bijzondere aandacht worden besteed aan de voorlichtingscampagnes. 2.1.
Voorbereidingen van de ondernemingen
De voorbereidingen van de ondernemingen en het gebruik van de euro vorderen nog maar langzaam. 2.1.1.
Stand van zaken
De grote ondernemingen zijn over het geheel genomen veel verder dan het midden- en kleinbedrijf bij hun voorbereiding op de euro. 2.1.1.1. De grote ondernemingen De meeste grote ondernemingen hebben reeds in 1996 of 1997 personeel ingezet voor de voorbereiding op de euro. De definitieve omschakeling op de euro vormt de bekroning van jarenlange voorbereidingen en intensieve inspanningen, soms met hele teams van medewerkers. Door middel van een studie die in december 2000 werd uitgevoerd voor rekening van de Association for de Monetary Union of Europe (AMUE) en Cap Gemini Ernst and Young, kon de stand van hun voorbereidingen worden gemeten9. Gemiddeld gebruiken bijna een kwart van de grote ondernemingen de euro reeds voor hun bedrijfsvoering en hun interne boekhouding. Bijna de helft is van plan dit jaar om te schakelen, slechts een kwart wacht tot 1 januari 2002 of later. De resultaten variëren sterk naargelang van het land en de bedrijfssector. Meer dan een derde van de grote ondernemingen in Oostenrijk (45%), Luxemburg (36%) en Finland voeren hun interne boekhouding reeds in euro's, maar een dergelijke keuze is nog zeldzaam bij de ondernemingen in Ierland (16%), Italië (15%) en vooral Portugal (9%). De drie sectoren waar de euro het meest gebruikt wordt voor de interne boekhouding van het bedrijf, zijn de verwerkende industrie (31%), de banken 7
8
9
Tot 30 juni 2002 in Frankrijk, Spanje, Luxemburg en Portugal; tot 31 december in Nederland en België; naar keuze van de bank in de overige landen. Ierland heeft nog geen besluit genomen. Gedurende tien jaar in Finland, Italië, Frankrijk en Griekenland; 20 jaar in Portugal; 30 jaar in Nederland en zonder beperking in de tijd elders. Te vinden op de site: www.amue.org
16
(30%) en de telecommunicatie (23%). De automobielsector vervult een voortrekkersrol. Reeds in 1998 hebben de Europese autoproducenten een gemeenschappelijk handvest voor de omschakeling op de euro opgesteld en besloten een snelle overgang te organiseren waarbij tevens sprake was van aansporings- en begeleidingsmaatregelen voor de omschakeling op de euro door hun leveranciers. Dit heeft vruchten afgeworpen: behalve de ondernemingen zelf zijn ongeveer 80% van hun leveranciers op de Europese munt overgeschakeld. De voorbereiding van de definitieve omschakeling op de euro staat in het algemeen boven aan de prioriteitenlijst van de onderneming (43%), ver boven de elektronische handel. Hiervoor is meestal (81%) een aanpassing van alle gegevensverwerkingssystemen vereist, vooral in de landen waar weinig met decimalen wordt gewerkt (bijvoorbeeld Italië en Spanje). De werknemers van de grote ondernemingen worden gemiddeld genomen zelden in euro's betaald (22%). De situatie verschilt echter sterk van land tot land: in Italië, Griekenland, Finland, Ierland en Spanje wordt minder dan één werknemer op tien in euro's betaald, maar in Luxemburg en Portugal is dit één werknemer op vier en in België en Nederland zelfs meer dan één werknemer op twee. Naast haar eigen voorbereiding heeft bijna één grote onderneming op drie (29%) haar leveranciers geholpen bij de omschakeling op de euro en één op vijf is van plan dat dit jaar te doen. De grote ondernemingen achten zich in het algemeen relatief goed geïnformeerd over de wijze waarop de overgang op de euro in zijn werk zal gaan en over de fiscale en boekhoudkundige consequenties daarvan (73%). 2.1.1.2. Het midden- en kleinbedrijf De mate van voorbereiding van het midden- en kleinbedrijf (MKB) op de euro is duidelijk minder dan die van de grote ondernemingen. De meeste van deze bedrijven zijn van plan op het laatste moment van de nationale munteenheid op de euro om te schakelen. Deze ondernemingen hebben in het algemeen de neiging de omvang van de operatie en de aan een laattijdige voorbereiding verbonden risico's te onderschatten. Doordat zij maar weinig personeel hebben, moet een en ander dikwijls worden gedaan door het hoofd van de onderneming zelf, die vaak in beslag wordt genomen door andere taken in verband met het dagelijkse reilen en zeilen van de onderneming. De voorbereiding is minder naarmate de onderneming kleiner is. Zeer kleine ondernemingen, kleine winkeliers en kleine ambachtslieden zijn in het algemeen zeer slecht voorbereid. Volgens de Eurobarometer Flash-enquête van januari 200110 beschikken slechts 19% van de zeer kleine ondernemingen over een gedetailleerd actieplan. Het is een constante dat in deze categorie minder ondernemingen concrete maatregelen met het oog op hun omschakeling hebben genomen dan in de overige categorieën. Daarentegen hebben de middelgrote ondernemingen over het geheel genomen hun voorbereidingsniveau sterk opgevoerd: 86% heeft gepland wat er moet gebeuren - tegen 69% in mei jongstleden - en 51% beschikt over een gedetailleerd plan. Over het geheel genomen verklaart slechts 26% van de kleine en middelgrote ondernemingen klaar te zijn voor de euro (tegen 17% in september). Nog 23% vindt dat het nog geen tijd is om voorbereidingen te treffen (tegen 32% in september). 10
Een enquête bij 2828 kleine en middelgrote ondernemingen in de eurozone, uitgevoerd door EOS Gallup Europe voor rekening van de Europese Commissie, januari 2001. Perscommuniqué van 23 februari 2001. Te vinden op: www.europa.eu.int/rapid
17
Ondernemingen die menen hun voorbereiding nog te kunnen uitstellen, vindt men vooral bij de zeer kleine ondernemingen (minder dan 10 werknemers) en in de dienstensector. De middelgrote ondernemingen zijn beter gesensibiliseerd. Er zijn weinig nationale verschillen, met uitzondering van Duitsland, waar het MKB veel minder overtuigd lijkt van de noodzaak zich voor te bereiden (33% van deze bedrijven denken te kunnen wachten). De afwachtende houding die uit deze cijfers blijkt, is zorgwekkend nu de invoering van de euro al zo dichtbij komt. Volgens deze zelfde Eurobarometer Flash-enquête acht slechts 11% van het MKB zich in staat alle transacties in euro's te verrichten. Het percentage is hoger in Finland, België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg (wel 30%) en lager in Italië, Portugal en Frankrijk. Weinig kleine en middelgrote ondernemingen gebruiken de euro daadwerkelijk voor hun handelstransacties: gemiddeld verklaart 12% van de ondervraagde bedrijven systematisch in euro's te factureren. Het percentage ligt rond 5-6% in Portugal en Frankrijk en rond 19-20% in Oostenrijk, Griekenland en België. Het percentage bedrijven van deze categorie dat verklaart op de euro te zijn voorbereid, is veel hoger dan het percentage dat effectief in euro's werkt. Verscheidene redenen kunnen dit verschil verklaren: sommige ondernemingen overschatten hun mate van voorbereiding, andere zijn intern in staat in euro's te werken, maar doen dit nog niet met hun partners (tegenzin bij klanten of leveranciers). Bijna de helft van het MKB heeft nog steeds geen actieplan om op de euro over te schakelen. Dit is zelfs het geval voor de meerderheid van deze bedrijven in Finland, Duitsland, Frankrijk, Portugal en Griekenland. Zeer weinig kleine en middelgrote ondernemingen plannen hun omschakeling op de euro echt: minder dan een plan op twee is gedetailleerd. Het aantal van deze ondernemingen dat een actieplan heeft opgesteld, is iets gestegen (51% tegen 42% september jongstleden), maar de concrete tenuitvoerlegging ervan is nauwelijks gevorderd. Ongeveer tweederde van de bedrijven hebben echter wel de in de gegevensverwerkingssystemen aan te brengen aanpassingen vastgesteld (65%) en bepaald wie verantwoordelijk is voor de acties (67%). 57% van de ondervraagde bedrijven hebben hun personeel reeds voorgelicht. Daarentegen heeft minder dan 40% van deze bedrijven de impact van de euro per functie vastgesteld (39%), ingeschat hoeveel geld hiervoor moet worden uitgetrokken (35%) en wat de opleidingsbehoeften van het personeel zijn (31%) of hun partners ingelicht over hun plannen (36%). Deze resultaten leveren het beeld van een tot een minimum beperkte voorbereiding op, waarbij slechts een ondergeschikte rol is weggelegd voor de strategische en commerciële aspecten (betrekkingen met leveranciers en afnemers, vaststelling van de prijzen in euro's, inachtneming van de verhoogde transparantie van de prijzen, opleiding en betrokkenheid van het personeel, enz.). In het MKB wordt al te vaak gedacht dat de omschakeling op de euro niet veel om het lijf heeft en niet meer dan een omrekeningsoperatie is. De euro wordt gezien als een zaak van weinig belang11 waar men in het algemeen onverschillig tegenover staat. Bijna tweederde van het MKB (63%) is bijvoorbeeld van mening dat de euro geen enkel effect op hun concurrentiepositie zal hebben, vooral in Frankrijk en Duitsland. Deze instelling van vele bedrijfsleiders draagt ertoe bij dat zij weinig openstaan voor de voorlichting over de euro. De traditionele voorlichtingscampagnes reiken daardoor niet ver. Zo zijn weinig kleine en middelgrote ondernemingen op de hoogte van de exacte modaliteiten van de invoering van
11
Zie met name het kwalitatieve onderzoek "Attitude des PME européennes vis-à-vis de l'euro et de leur degré de préparation", OPTEM, januari 2001.
18
de chartale euro, hetgeen bijzonder zorgwekkend is voor de winkeliers, die een actieve rol zullen moeten vervullen bij de invoering van de eurobankbiljetten en -munten12. Er bestaat ook nog steeds verwarring over het tijdschema en over het absolute karakter van de termijn van 1 januari. 7% van de kleine en middelgrote ondernemingen denken tot na 1 januari 2002 te wachten alvorens systematisch in euro's te factureren en 12% verwacht pas na die datum "eurocompatibel" (d.w.z. in staat al hun transacties in euro's te verrichten) te zijn. Als men de ondernemingen meerekent die niet verklaren dat zij uiterlijk op 1 januari 2002 spontaan in euro's zullen functioneren, komt men tot de conclusie dat bijna een bedrijf op drie nog niet beseft dat 1 januari 2002 de uiterste datum is om geheel en al in euro's te functioneren. Zo slecht geïnformeerd is het MKB vooral in Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland, Finland en Portugal. 2.1.2.
Mate van gebruik van de euro
Het gebruik van de euro neemt toe, maar blijft over het geheel genomen gering. Het gebruik van de Europese munt door de ondernemingen kan worden beoordeeld aan de hand van drie indicatoren: het aandeel van de euro in de externe boekhouding, in de bankrekeningen en in de betalingen. De gegevens zijn afkomstig uit de driemaandelijkse enquête van de Commissie13 bij de banken en de nationale ministeries van Financiën. De cijfers hebben betrekking op het laatste kwartaal van 2000. 2.1.2.1. Boekhouding in euro's Het is moeilijk vast te stellen hoeveel ondernemingen hun boekhouding op de euro hebben omgeschakeld. Een onderneming kan prijzen hebben en facturen uitgeven in euro's, maar tegelijkertijd haar boekhouding in de nationale munteenheid blijven voeren. De overheden gaan ervan uit dat ondernemingen die hun BTW-aangiften in euro's doen, hun boekhouding op de Europese munt hebben overgeschakeld en komen aldus tot een vrij betrouwbare benadering. De conclusie is duidelijk: afgezien van Luxemburg en België, hebben minder dan 1,5% van de ondernemingen hun boekhouding op de euro omgeschakeld14. Luxemburg (21%) staat bovenaan de lijst van landen voor het aantal ondernemingen die hun boekhouding in euro's voeren, gevolgd door België (5,5%) en Portugal (1,2%). Slechts zeer weinig ondernemingen hebben deze keuze gemaakt in Oostenrijk (0,01%) en Italië (0,29%). Verscheidene redenen kunnen helpen deze magere resultaten te verklaren: - zeer veel ondernemingen weten niet dat zij hun boekhouding in de loop van het jaar (legaal) kunnen omschakelen en hebben er derhalve voor gekozen hun omschakeling te laten samenvallen met een eerste januari, in het algemeen in 200215. In een aantal deelnemende
12
13
14
15
De winkeliers zullen een belangrijke rol vervullen bij de invoering van de nieuwe bankbiljetten en munten en bij de voorlichting van hun klanten. Zij worden met specifieke logistieke problemen geconfronteerd voor de aanpassing van de kassa's en van de etikettering, de opslag van de kasgelden, enz., waarvoor dikwijls een investering ad hoc nodig is. Quarterly note on the development of the use of the euro. Te vinden op het volgende adres: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/document/misc/eurouse_en.htm In een studie van de Duitse werkgevers (DIHT) die betrekking heeft op 25 000 ondernemingen, wordt geschat dat 14% van de Duitse ondernemingen hun interne boekhouding in euro's voeren. De Franse resultaten wijzen niet op een grote omschakelingsbeweging van de boekhoudingen op 1 januari 2001 (het aantal ondernemingen die hun boekhouding in euro's voeren, is verdubbeld, maar bedraagt slechts 1,5% van het totale aantal ondernemignen).
19
landen zal het echter verplicht zijn de resultaten van het boekjaar 2001 in 2002 in euro's aan te geven16: de schijnbaar evidente keuze voor 1 januari 2002 leidt in feite tot extra ingewikkelde aangifteverplichtingen in 2002; - sommige softwarepakketten van een onderneming met een zeer groot marktaandeel17 bieden niet de mogelijkheid de boekhouding in de loop van het jaar om te schakelen, bij gebrek aan de mogelijkheid tot retropolatie van de gegevens; - de herhaalde oproepen van de fédération européenne des experts comptables voor een vervroegde omschakeling hebben in het algemeen vrij weinig weerklank gevonden bij de nationale verenigingen van accountants. 2.1.2.2. Bankrekeningen in euro's Het is waar dat het niet noodzakelijk is een bankrekening in euro's te openen om betalingen in euro's te kunnen verrichten: dat kan ook vanaf een bankrekening in de nationale munteenheid. Het aandeel van de bankrekeningen in euro's is niettemin een interessante indicator om de "eurogevoeligheid" van de onderneming te meten: de opening van een eurobankrekening getuigt van de wil echt actief te zijn in de Europese valuta, of gaat zelfs samen met een volledige overschakeling van de onderneming op de euro. Volgens de enquêtes van de Commissie bedraagt het aandeel van de eurorekeningen in het totale aantal bankrekeningen van ondernemingen eind 2000 gemiddeld 3,9%. De ontwikkeling verloopt nog vrij langzaam, ook wanneer het gaat om het aanknopen van nieuwe handelsbetrekkingen: in meer dan 90% van de gevallen waarin een bankrekening wordt geopend, gebeurt dit nog steeds in de nationale munteenheid. Drie landen scoren veel beter dan het gemiddelde: Luxemburg (10,9%), België (10,8%) en Frankrijk (7,1%). Het aandeel van de eurobankrekeningen is daarentegen bijzonder laag in Nederland (0,44%), Spanje (0,70%), Finland en Ierland (1%). De ranglijst is vrijwel gelijk waar het gaat om de opening van een bankrekening, met bovenaan Luxemburg (36,4%), België (27,6%) en Frankrijk (16,6%) en onderaan Ierland (0,02%), Oostenrijk (1,27%) en Spanje (1,80%). Deze grote verschillen tussen de landen kunnen worden veroorzaakt door een verschil in de euroactiviteit van de ondernemingen, maar ook door de aanwezigheid of de afwezigheid van een commerciële strategie van de bank om de euro ingang te doen vinden. De situatie zal waarschijnlijk nauwelijks evolueren tot de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen met het oog op vervroegde omschakeling door de banken in het begin van het tweede halfjaar (zie 2.2 voorbereidingen van de financiële instellingen), ook al zijn sommige banken met succes begonnen met een actief systematisch beleid om de euro ingang te doen vinden bij hun cliëntèle in het bedrijfsleven. 2.1.2.3. Betalingen in euro’s Volgens het driemaandelijkse onderzoek van de Commissie bij de banken bedraagt het gemiddelde aandeel van de euro in de nationale betalingen van ondernemingen (uit alle sectoren) eind 2000 30% in waarde en 5,8% in volume, dat is iets meer dan in het begin van het jaar (respectievelijk 25% en 2,4%). Het zeer grote verschil tussen de resultaten in volume en in waarde komt hoofdzakelijk doordat veel meer grote dan kleine en middelgrote 16 17
Dit is het geval in Griekenland, Portugal en Frankrijk. SAP-software.
20
ondernemingen op de euro zijn overgeschakeld. Over het geheel genomen geven de resultaten in volume een betrouwbaarder beeld van de werkelijke euroactiviteit dan de resultaten in waarde, doordat zij minder worden beïnvloed door eventuele incidentele grote transacties (bijvoorbeeld een fusie-overname tussen twee grote ondernemingen). De resultaten per land vertonen vrij grote tegenstellingen. Zoals altijd prijkt Luxemburg bovenaan de lijst met een betalingsvolume in euro’s van 20%. Daarna komen België (8,8%), Griekenland (7,3%), Ierland (6%) en Portugal (5,4%). Het gebruik van de euro is bijzonder gering in Oostenrijk (1,1%), Nederland (1,2%) en Frankrijk (1,7%)18. In drie landen neemt de Europese munt reeds een overheersende plaats in bij de betalingen in waarde: Spanje (75%), België (56%) en Luxemburg (55%). Het gebruik van de euro is natuurlijk veel hoger voor de internationale transacties, zowel in waarde (39,7%) als in volume (32,5%). Het belang van de euro in de grensoverschrijdende transacties is de logische resultante van twee factoren: - de nationale valuta’s zijn volledig van de financiële markten verdwenen ten gunste van de euro, waardoor er een gunstig klimaat ontstaat voor het verrichten van internationale transacties in de Europese munt; - grote ondernemingen zijn actiever in de export dan kleine en middelgrote ondernemingen, hetgeen wordt bevestigd door het kleine verschil tussen het aandeel van de euro in volume en in waarde. De euro wordt veel gebruikt voor de internationale betalingen van de ondernemingen in Spanje (72% in volume), Portugal (43% in volume), Griekenland (40% in volume) en Luxemburg (38,5%). Het gebruik ervan blijft vrij beperkt in Frankrijk (15,6%) en zeer gering in Oostenrijk (2,2%). 2.2.
Voorbereidingen van de financiële instellingen
De Europese banken hebben zich zeer grote technische en financiële inspanningen getroost om bij te dragen tot het welslagen van de omschakeling op de euro. De voorbereidingen van de financiële instellingen voor 2001 getuigen algemeen van een energieke aanpak die positieve effecten kan hebben voor alle economische actoren. De voorbereidingen voor 2002 zijn er over het geheel genomen op gericht de voorwaarden voor een snelle en consumentvriendelijke omschakeling te scheppen. 2.2.1.
Voorbereidingen voor 2001
Afgezien van de grote inspanning die de banken zich hebben getroost om hun cliënten te informeren, vervullen zij tweemaal een sleutelrol: bij de omschakeling van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen op de euro en bij de bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en munten. De financiële instellingen hebben zich in zeer sterke mate gericht naar de bepalingen in de aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000 (zie bijlage 1), of het nu gaat om de vervroegde omschakeling van de bankrekeningen, de inwisseling van bankbiljetten en munten of de beschikbare coupures in de geldautomaten.
18
Uit de statistieken van februari 2001 blijkt niettemin een aanzienlijke stijging van de betalingen in euro's in Frankrijk.
21
2.2.1.1. Vervroegde omschakeling van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen In haar aanbeveling van 11 oktober 2000 had de Commissie zich uitgesproken voor een vervroegde omschakeling op de euro van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen in het derde kwartaal van 2001, tenzij de cliënt uitdrukkelijk om het tegendeel verzoekt. Een dergelijke maatregel werd toen uitsluitend door de Belgische en de Franse banken overwogen. Thans is deze aanpak vrijwel algemeen: een vervroegde omschakeling van alle of een deel van de banken zal vanaf juli 2001 plaatsvinden in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Portugal, Luxemburg en België, vanaf september in Spanje, vanaf oktober in Finland en vanaf december in Griekenland. Het officiële scenario van Nederland voorziet niet in een dergelijke maatregel, maar toch zullen verscheidene grote banken aldus te werk gaan. De Ierse banken zijn niet van plan tot een vervroegde omschakeling van de bankrekeningen over te gaan, maar zetten op verzoek van de cliënt bankrekeningen in eurorekeningen om. In een document van 26 februari 200119 hebben de drie Europese verenigingen van banken20 het principe van vervroegde omschakeling van de bankrekeningen met uitdrukkelijke instemming van de cliënt tot eind september en daarna met stilzwijgende instemming (met voorafgaande kennisgeving een maand tevoren) onderschreven. Tevens hebben zij hun leden verzocht chèqueboeken in euro’s ter beschikking van hun clientèle te stellen met ingang van 1 juli 2001 voor ondernemingen en 1 september 2001 voor particulieren21. Voor de banken maakt de vervroegde omschakeling een betere spreiding van de werkzaamheden mogelijk. Het idee dat de technische middelen om van munt te veranderen probleemloos in een weekend zouden kunnen worden aangepast, wordt algemeen gelogenstraft door de ervaringen van de economische actoren die reeds op de euro zijn overgeschakeld. Door de bankrekeningen eerder om te schakelen, kan ook worden vermeden dat dit tegelijkertijd met de invoering van de nieuwe bankbiljetten en muntstukken moet gebeuren, hetgeen moeilijk beheersbaar zou zijn. Voor de economische actoren vormt de omschakeling van de bankrekeningen en de girale betaalmiddelen een belangrijke stimulans om de euro meer te gaan gebruiken en aldus aan de nieuwe munt te wennen. In Frankrijk bijvoorbeeld wordt 46% van de betalingen die niet in contanten worden verricht, per chèque gedaan. De omschakeling van de chèqueboeken op de euro zal derhalve het gebruik van de Europese munt aanzienlijk doen toenemen. 2.2.1.2. Bevoorrading vooraf van de banken en van derden via de banken De banken vervullen per definitie een centrale rol bij de injectie van geld in de economie. Vóór 1 januari 2002 zullen zij een van de hoofdrolspelers bij de bevoorrading vooraf zijn. Tussen september en december zullen zij van munten en bankbiljetten worden voorzien (zie bijlage 5. Vergelijkende tabel van de nationale omschakelingsplannen). Volgens het door de Europese Centrale Bank (voor de bankbiljetten) en door de Ministers van Financiën (voor de munten) vastgestelde debiteringsmodel zullen zij achteraf in drie keer in januari 2002 (telkens
19
20
21
« European guidelines for best practice concerning customer and nostro legacy currency account conversion » (26 februari 2001). Dit document is een aanbeveling die niet bedoeld is om eventuele andere nationale scenario's de pas af te snijden. Te vinden op het volgende adres: www.fbe.be Fédération bancaire européenne, Groupement européen des banques coopératives, Groupement européen des caisses d’épargne « European guidelines for best practice concerning legacy currency cross border cheques », 2 maart 2001. Te vinden op www.fbe.be
22
een derde op 2, 23 en 30 januari) worden gedebiteerd voor de waarde van de ontvangen bankbiljetten en munten. De banken zullen een deel van de ontvangen bankbiljetten en munten voor hun eigen behoeften houden en de overige doorgeven aan hun clientèle van winkeliers en ondernemingen, de zogenoemde bevoorrading vooraf van derden via de banken. De banken zijn verplicht de centrale bank onmiddellijk garanties ter waarde van de door hen aan derden doorgegeven bankbiljetten en munten te verstrekken en blijven juridisch aansprakelijk voor de eventuele gevolgen van een verkeerd gebruik. In de op 19 februari 2001 tussen de Commissie en de drie Europese bankfederaties gesloten overeenkomst22 wordt bepaald dat handelszaken die in staat zijn de bank garanties te verstrekken voor de ontvangen bankbiljetten en munten, niet met een eerdere valutadatum dan 1 januari 2002 zullen worden gedebiteerd. 2.2.2.
Voorbereidingen voor 2002
De banken zullen een centrale rol vervullen bij de vervangingsoperaties: zij zullen de ondernemingen van bankbiljetten en munten voorzien en de consumenten van bankbiljetten en ook de inwisseling van de nationale bankbiljetten en munten in euro’s zal grotendeels bij de banken plaatsvinden. 2.2.2.1. Verstrekking van euro’s aan de consumenten Dit zal gebeuren via de geldautomaten en door opneming of inwisseling aan de loketten23. Met betrekking tot de geldautomaten is op 19 februari 2001 tussen de Commissie en de drie Europese verenigingen van banken afgesproken dat banken die aan hun loketten over euro’s beschikken, al het mogelijke zullen doen om de geldautomaten onmiddellijk met eurobankbiljetten te vullen teneinde te voorkomen dat deze nog nationale coupures in omloop brengen. De geldautomaten zullen volledig en onmiddellijk worden aangepast in Duitsland, België, Luxemburg en Oostenrijk. De aanpassing zal vrijwel onmiddellijk plaatsvinden in Griekenland, Nederland, Spanje en Italië (+/- 90% op 1 januari) en vrij snel in Ierland (+/80% de eerste dag, 100% in een week). In drie landen zal de aanpassing langzamer verlopen: Portugal (+/- 8% op 1 januari, maar 85% in een week), Finland (+/- 38% op 1 januari, +/65% in een week) en Frankrijk (+/- 55% op 1 januari, 24 +/- 85% in een week). In alle gevallen zullen alle geldautomaten normaal gesproken na veertien dagen aan de euro zijn aangepast. Daarnaast zullen de consumenten in belangrijke mate van contanten worden voorzien door opneming en inwisseling aan de loketten. Om de problemen bij het teruggeven van geld voor de winkels te verminderen, zullen de Belgische, de Spaanse en de Duitse banken opgenomen gebruikelijke bedragen in kleine coupures uitbetalen. Dit punt is ook opgenomen in de overeenkomst van 19 februari 2001 tussen de Commissie en de drie Europese verenigingen van banken.
22 23
24
Te vinden op www.europa.eu.int/rapid In alle deelnemende landen behalve Griekenland zullen de consumenten half december van munten worden voorzien. Een groot deel van de munten en bankbiljetten zal voorts in de economie worden geïnjecteerd via de winkels, die naar gelang van het land tussen september en december vooraf zullen worden bevoorraad. Bevoorrading vooraf van het grote publiek met bankbiljetten is verworpen door de ECB en de Raad tijdens de informele Ecofinraad in Versailles. De Europese federaties hebben hun werkzaamheden niettemin voortgezet en komen algemeen tot de conclusie dat dit nuttig zou zijn. Volgens ramingen van de “Groupement des cartes bancaires” zullen echter de eerste dag 85% van de geldautomaten aangepast zijn.
23
Tenslotte zullen kleine coupures (5 of 10 euro) voorhanden zijn in alle of een deel van de geldautomaten in alle deelnemende landen behalve Finland. In Ierland wordt het grootste deel van de sociale uitkeringen elke week in contanten uitgekeerd door de postkantoren. In de eerste week van januari zullen bij de uitbetaling van hogere bedragen dan twintig euro telkens ten minste vier biljetten van vijf euro worden verstrekt. 2.2.2.2. Inwisseling van de nationale munten en bankbiljetten in euro’s Cliënten zullen hun bankbiljetten en munten gedurende de periode van dubbele omloop in het algemeen gratis bij hun bank kunnen inwisselen, maar voor grote bedragen is wel een voorafgaande kennisgeving vereist. Dit zal het geval zijn in alle deelnemende landen behalve Oostenrijk (waar echter wel een hoog maximum geldt: 50.000 ATS of 3.633, 64 euro) en Ierland. De inwisseling van bankbiljetten en munten voor niet-cliënten zal gedurende de periode van dubbele omloop eveneens gratis zijn, dikwijls tot een door elke bank vast te stellen maximum. Dit zal het geval zijn in alle deelnemende landen met uitzondering van Duitsland - waar de meeste banken niet bereid zijn tot inwisseling voor niet-cliënten - en Nederland en Oostenrijk, waar de inwisseling in het algemeen tegen betaling zal plaatsvinden. Tenslotte hebben alle landen voorzieningen getroffen om de inwisseling van munten en bankbiljetten bij de handelsbanken nog gedurende enige tijd na het einde van de periode van dubbele omloop mogelijk te maken, in de meeste gevallen tot eind juni of eind december. 2.3.
Voorbereidingen van de overheden
De Europese instellingen zijn voor al hun werkzaamheden (begrotingen, salarissen, enz.) reeds op 1 januari 1999 op de euro omgeschakeld. Voor de deelnemende landen moet onderscheid worden gemaakt tussen de nationale en de lagere overheden. 2.3.1.
Nationale overheden
De laatste paar jaar zijn verscheidene nationale wetgevingsmaatregelen en de meeste besluiten betreffende de overschakeling genomen. Nu ook Italië zijn omschakelingsplan heeft gepubliceerd, hebben thans alle lidstaten van de eurozone een dergelijk plan bekendgemaakt (zie bijlage 4 voor nadere bijzonderheden over de verschillende fasen van de diverse elementen van de omschakeling voor elke lidstaat van de eurozone). Vraagstukken van algemeen belang zijn onder meer de belangrijkste wetgevingsmaatregelen betreffende de omschakeling op de euro, de aanpassing van uitrusting die het publiek gebruikt bij de dagelijkse contacten met de overheid, de afronding van omgerekende bedragen en het niveau van het gebruik van de euro in de overheidsadministratie. 2.3.1.1. Aanpassing van de wettelijke regelingen In België keurde de regering de definitieve versie van het Belgisch scenario voor de omschakeling op de chartale euro op 2 februari 2001 goed. Daarnaast werden eind juli 2000 drie wetten betreffende de euro bekendgemaakt. Deze handelen over de afronding van in euro’s omgerekende openbare tarieven, de decimalisering die noodzakelijk is voor de invoering van de euro in de door de overheidssector gebruikte software en de prijsaanduidingen op meetapparatuur. Eind augustus waren 24 koninklijke besluiten ter uitvoering van deze wetten bekendgemaakt. In november 2000 werd ook een algemeen scenario voor de pro-actieve en definitieve girale omschakeling goedgekeurd. Daarmee was de omschakeling van de wetgeving op de euro grotendeels voltooid. De aanpassing van de 24
wetgeving wordt voor alle betrokken ministeries voortgezet in samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten. In Duitsland vordert de wetgeving over de “aanpassing van referentiebedragen” snel. Meer dan een dozijn omvangrijke wetten (Artikelgesetze) zijn door de Bondsregering goedgekeurd en een aantal daarvan zijn reeds door het Parlement aangenomen en in het Staatsblad gepubliceerd. De belangrijkste is de wet betreffende de omrekening en afronding van bedagen in euro’s in de belastingwetgeving (Steuer-Euroglättungsgesetz) van 19 december 2000. De 16 deelstaten leggen ook de laatste hand aan hun wetgeving. Het betreft hier enerzijds omvangrijke wetten in sommige deelstaten en anderzijds specifieke wetgeving op speciale gebieden (Einzelgesetze) in andere deelstaten. De Conferentie van de Ministers van Binnenlandse Zaken van de 16 deelstaten bereikte ook overeenstemming over een algemeen concept voor veiligheidsvraagstukken in verband met de invoering van eurobankbiljetten en munten. Dit concept zal thans ten uitvoer worden gelegd op het niveau van de deelstaten en op plaatselijk niveau, in het kader van een nauwe samenwerking tussen de plaatselijke politie, de bijkantoren van de centrale bank (Landeszentralbanken), de kredietinstellingen, de detailhandelaars en de geldtransportbedrijven. In Griekenland werd in september 2000 een “basiswet voor de invoering van de euro” vastgesteld. De wet regelt o.a. omrekening en afronding, maatschappelijk kapitaal, dubbele prijsaanduidingen, bepalingen voor de kapitaalmarkt en de omrekening van boetes. Meer in het bijzonder werden drie wetgevingsteksten bekendgemaakt: een gezamenlijk decreet van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Ontwikkeling betreffende dubbele prijsaanduidingen; een circulaire van het Ministerie van Ontwikkeling betreffende de oprichting van een eurowaarnemingspost; en een circulaire van het Ministerie van Financiën tot regeling van belastingvraagstukken gedurende de overgangsperiode. De redenominatie van Grieks overheidspapier in euro’s werd voltooid binnen het kader van het omrekeningsweekendtijdschema in samenwerking tussen het Ministerie van Financiën, de Griekse centrale bank, de banken en andere financiële instellingen. Het Ministerie van Financiën gaf een circulaire uit over douanevraagstukken in verband met de euro en het Ministerie van Ontwikkeling gaf er één uit over de omrekening van het maatschappelijk kapitaal van ondernemingen in euro’s. Een plan voor de omschakeling op de chartale euro werd in december 2000 door de nationale coördinatiecommissie goedgekeurd. In Spanje wordt gewerkt aan wetgeving tot wijziging van wet 46/1998. Hierbij zal de periode van dubbele omloop worden vastgesteld op twee maanden en worden bepaald dat pesetabankbiljetten en -munten gratis tot eind juni 2002 bij de handelsbanken en zonder beperking in de tijd bij de Spaanse centrale bank kunnen worden ingewisseld. In Frankrijk werd wetgeving betreffende de afronding vastgesteld in juni 2000 (wet 2000-517) en in september 2000 (ordonnance 2000-916). Ongeveer 600 drempels en bedragen, meestal in verband met belastingen, werden in euro’s omgerekend. In februari werden vier decreten bekendgemaakt over de omrekening in euro’s en de afronding van ongeveer 200 bedragen in regelingen op het gebied van belastingen, financiën, verzekeringen, douane, consumentenzaken en spaargelden. De laatste weken werden verscheidene decreten betreffende de vaststelling van drempelbedragen van administratieve aard bekendgemaakt. In Ierland werd op 5 februari 2001 de wet op de omschakeling op de euro bekendgemaakt. Deze wet handelt over de wijziging, waar nodig, van bij de wet vastgestelde geldbedragen in ronde eurobedragen per 1 januari 2002. De Social Welfare Act 2001, die o.a. handelt over de wijziging van geldbedragen in de sociale zekerheidswetgeving in ronde eurobedragen, en de Finance Act 2001, die handelt over hetzelfde in de belastingwetgeving, zijn beide onlangs vastgesteld. Aan het Ierse Parlement is een ontwerp voorgelegd voor een maatregel om op
25
9 februari 2002 een einde te maken aan de status van wettig betaalmiddel van bankbiljetten en muntstukken in Ierse ponden. In Italië werd een wet met de belangrijkste maatregelen voor de invoering van de euro vastgesteld (legge finanz. n. 388 del 23 dicembre 2000, art. 155). In deze wet wordt o.a. de einddatum van de lire als wettig betaalmiddel vastgesteld en worden de technische aspecten van de terugname van de liremuntstukken geregeld. Een aantal aanwijzingen voor de afronding van bedragen in de overheidsadministratie zijn opgenomen in het omschakelingsplan. Zij hebben betrekking op tarieven, boetes en belastingaangiften. In Luxemburg keurde de regering begin oktober 2000 een wetsontwerp goed met het oog op de aanpassing van 250 omgerekende geldbedragen in wetteksten en 600 bedragen in administratieve teksten. De wet omvat maatregelen betreffende de afronding en de aanpassing van boetes, andere administratieve rechten, socialezekerheids- en belastingbedragen, historische bedragen in andere teksten, zegels, drempels, douanerechten enz. In Nederland heeft de regering het omschakelingsplan op 8 december 1998 goedgekeurd. Het wetsontwerp voor de omrekening van bij de wet vastgestelde bedragen van guldens in euro's is bij het Parlement ingediend. Een neutrale omrekening van de bij de wet vastgestelde bedragen is het basisbeginsel. Voorts is het voorstel van wet voor de Muntwet, waarbij de gulden op 28 januari 2002 (0 uur) zijn status van wettig betaalmiddel zal verliezen, ook bij het Parlement ingediend. Tenslotte zal binnenkort wetgeving worden vastgesteld om de nietcontante inning van parkeergeld door de gemeenten mogelijk te maken. In Oostenrijk bevat het bijgewerkte omschakelingsplan, getiteld “De omschakeling op de euro in de overheidssector”, wettelijke en administratiefrechtelijke aspecten van de euro, een kort overzicht van de voorbereidingen in de lidstaten, gedetailleerde informatie over de omschakeling op de chartale euro en informatie over de omschakeling van de boekhouding, de belastingen, en elektronische toepassingen in de overheidssector. Diverse wetten werden gewijzigd om aan de EU-wetgeving te voldoen. Als specifieke wetgeving is er de “Eurogesetz” (Bundesgesetzblatt I nr. 72/2000) met regels voor de periode van dubbele omloop. De maatregelen betreffende dubbele prijsaanduidingen zijn geregeld bij de “Euro-Währungsangabengesetz” (Bundesgesetzblatt I nr. 110/1999), terwijl die betreffende de omschakeling van verbintenissen en overeenkomsten op lange termijn zijn geregeld bij de “Euro-Justiz-Begleitgesetz” (Bundesgesetzblatt I nr. 125/1998). Op 16 november 2000 keurde de Ministerraad het omschakelingsplan van Portugal goed. Hierin wordt de bevoorrading vooraf van financiële instellingen, detailhandelaars en het grote publiek met euromuntstukken en -bankbiljetten geregeld. Tevens wordt bepaald dat door de overheid gesloten contracten van onbepaalde duur of contracten van beperkte duur die na 1.1.2002 aflopen, in euro’s moeten luiden. De ministeriële departementen zijn bezig met de laatste voorbereidingen betreffende de afronding en omrekening van historische gegevens. Het Portugese Ministerie van Financiën keurde op 7 februari 2001 de definitieve versie van het "omschakelingsplan voor de administratie van de financiën" goed. Op 15 maart 2001 keurde de Raad van Ministers twee wetten goed: in de ene wet wordt de periode van dubbele omloop vastgesteld op twee maanden, wordt bepaald dat escudobankbiljetten en muntstukken bij de handelsbanken tot eind juni 2002 en bij de Banco de Portugal nog gedurende twintig jaar gratis kunnen worden ingewisseld, en wordt verondersteld dat de cliënten van banken, indien zij geen bezwaar maken, stilzwijgend instemmen met de initiatieven van de handelsbanken om na oktober 2001 de bankrekeningen vervroegd in euro's om te zetten. De tweede wet regelt de dubbele aanduiding van de prijzen, die verplicht is gedurende de periode van 1 oktober 2001 tot 28 februari 2002.
26
In Finland werd het plan voor de omschakeling op de chartale euro in oktober 2000 bekendgemaakt; het bevat de centrale elementen van de omschakelingsplannen van de overheidssector. 2.3.1.2. Interne voorbereiding Wat betreft de technische voorbereiding van de overheid, is in Frankrijk en Oostenrijk 20 tot 30% van de werkzaamheden voltooid die nodig zijn voor de aanpassing van de elektronische toepassingen in de overheidssector. In Frankrijk heeft de omschakeling van de computersystemen van de overheidsadministraties op de euro tussen medio 2001 en maart 2002 absolute voorrang boven alle andere projecten op het gebied van computersystemen van de overheidsadministratie. Ongeveer 40% van de voor de omschakeling van de IT-systemen benodigde arbeidskrachten is in dienst genomen. Sinds het begin van het jaar wordt 10% van de aan het gebruik van de euro aangepaste software effectief gebruikt. Uit Ierland wordt gemeld dat de IT-voorbereidingen bij de verschillende departementen volgens plan verlopen. De lidstaten hebben ook verscheidene maatregelen genomen om voor een adequate opleiding van de ambtenaren te zorgen, zoals aanbevolen door de Commissie. In Griekenland werd een workshop voor ambtenaren georganiseerd in het kader van het werkprogramma Kleisthenis. In Frankrijk wordt een interministerieel plan ten uitvoer gelegd voor de opleiding van alle ambtenaren tot eind 2001. In Portugal lopen verscheidene opleidingsacties bij overheidsdiensten en werd een handboek “de euro in de overheidsadministratie” verspreid onder 1000 ambtenaren. Dit 60 bladzijden tellende document behandelt de wettelijke en bestuursrechtelijke aspecten van de euro, de gevolgen van de euro voor de gegevensverwerkingssystemen, de boekhouding, de belastingen en de statistieken. In november werd in Lissabon een internationale conferentie gewijd aan “De Euro bij de centrale en de plaatselijke overheid: voorbeelden van een goede aanpak” Voorlichtingsbijeenkomsten voor alle 308 districten in het land zijn momenteel in voorbereiding. In Finland organiseerde het Ministerie van Financiën op 13 december een themabijeenkomst over de voorbereidingen voor de invoering van de euro. Hieraan werd deelgenomen door bijna 300 ambtenaren, waaronder leden van alle boekhouddiensten van de centrale overheid. In Ierland wordt in cursussen van de overheidsdiensten gebruik gemaakt van een opleidingspakket voor opleiders over de euro om het personeel te informeren over de euro. 2.3.1.3. Gebruik van de euro door de overheid Andere nationale initiatieven hebben betrekking op het gebruik van de euro in het kader van de betrekkingen tussen de overheid, haar ambtenaren en bedrijven, en het publiek. Voorstellen op dit gebied zijn gedaan in de aanbeveling van de Commissie van oktober 2000. In Griekenland vermelden de openbare nutsbedrijven het eindbedrag van hun facturen zowel in euro’s als in de nationale valuta. Het Ministerie van Financiën onderneemt proefacties voor de dubbele aanduiding van salarissen en pensioenen. Vanaf 1 januari 2001 wordt giraal Grieks overheidspapier uitgedrukt, uitgegeven en verhandeld in euro’s. De begroting voor 2001 is zowel in drachmes als in euro's uitgedrukt. In Frankrijk worden alle nieuwe contracten van de centrale overheid sinds 1 juli 2000 in euro’s gesloten. De lagere overheden zijn verzocht vanaf januari 2001 hetzelfde te doen. Alle ambtenaren zullen vanaf juli 2000 in euro’s worden betaald; te zamen met hun gebruikelijke loonstrook met een dubbele aanduiding van het uit te betalen totaal zullen zij ter informatie een gedetailleerde loonstrook in euro’s ontvangen. Het Euroteam voor de omschakeling op de euro op 1 januari 2002 heeft twee nieuwe praktische handleidingen gepubliceerd, één voor ziekenhuizen en één voor de sector sociale huisvesting, en zal nog een handleiding voor burgemeesters opstellen. In 27
Luxemburg is alle ministeries en overheidsdiensten het gebruik van de euro voor overheidsopdrachten aanbevolen. Daarnaast wordt op de loonstroken het totale bedrag zowel in de nationale valuta als in euro’s vermeld. In Nederland zullen contracten van de overheid tot 31 december 2001 in principe in guldens worden gesloten, maar het gebruik van de euro wordt wel aangeraden voor overheidsopdrachten die tot na 1 januari 2002 lopen. In Portugal zijn de diensten van de centrale overheid en de lagere overheden van plan de ambtenaren zo spoedig mogelijk in 2001 in euro’s te gaan betalen. Alle in nieuwe wetgeving van de centrale overheid vermelde bedragen luiden reeds vanaf december 2000 in euro’s. In Ierland zijn in 2001 loonbelastingkaarten in beide munteenheden aan alle belastingbetalers afgegeven. De overheidsdiensten zullen hun salarisadministratie per dienst op de euro omschakelen vanaf ongeveer het midden van het tweede kwartaal tot het einde van het jaar. Na deze omschakeling zullen de ambtenaren hun salarisafrekening in euro's ontvangen en zal alleen het nettobedrag zowel in Ierse ponden als in euro's worden vermeld; in het algemeen zal de werkelijke uitbetaling waarschijnlijk tot januari 2002 in Ierse ponden blijven gebeuren. In Italië zullen de lonen en pensioenen van de overheidssector tot eind 2001 algemeen in lires worden berekend, maar indien de betrokkene dit wenst, kunnen zij in euro's worden uitbetaald. Om de nationale ambtenaren aan de nieuwe munt te laten wennen, zullen de salaris- en de pensioenafrekeningen in het tweede halfjaar in euro's worden opgesteld met uitsluitend voor het eindbedrag een tegenwaarde in lires. 2.3.2.
Lagere overheden
2.3.2.1. Aanpassing van het administratieve en rechtskader In Duitsland hebben de 16 deelstaten de op plaatselijk niveau vereiste wetgeving voor de omrekening en afronding in euro’s vastgesteld. De europrojectleiders van de deelstaten komen frequent bijeen voor de bespreking van vraagstukken van algemeen belang die aan de orde zijn gesteld bij het periodieke overleg met het Euroteam van het Bondsministerie van Financiën. Onder de Duitse gemeenten zijn gedetailleerde handleidingen verspreid. In Oostenrijk leggen de deelstaten de laatste hand aan de vóór de zomer van 2001 vast te stellen wetteksten. Het Oostenrijkse Euroteam maakt van de voorbereiding van de lagere overheden een prioriteit van het eerste halfjaar van 2001. De ambtenaren die bij het Ministerie van Financiën verantwoordelijk zijn voor de follow-up van de euro, hebben voor 2001 een reeks technische vergaderingen op het terrein met plaatselijke verkozenen en ambtenaren van de lagere overheden gepland. In Frankrijk hebben de 36.559 gemeenten van de Ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken alle instructies ontvangen voor de omrekening van contracten en overheidsopdrachten en voor de werking van de overheidsbedrijven in euro’s. Een op initiatief van werkgroepen van een grote stad opgesteld modelbesluit over de omrekening van de openbare tarieven is als voorbeeld voor een goede aanpak ter informatie onder alle gemeenten verspreid. Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2001 ontvangen alle nieuwe of herkozen burgemeesters een welkomstbrochure waarin de termijnen en de praktische voorbereidingen voor de overgang op de euro in herinnering worden gebracht. In elk departement moeten de prefecten in hun kwartaalverslag melding maken van de stand van de plaatselijke voorbereidingen op de euro. In Nederland wordt de voorbereiding van de 502 gemeenten op de voet gevolgd door het Ministerie van Financiën. Een na een aanbesteding gekozen privé-onderneming evalueert de vordering van de voorbereiding van elke gemeente. Het Ministerie van Financiën zendt op gezette tijden een officiële vragenlijst toe. Het antwoord moet worden ondertekend door de 28
burgemeester of de wethouder van financiën om er zeker van te zijn dat deze goed geïnformeerd is over de werkzaamheden van de eurocoördinator van de stad. In het Landelijk Euro Gemeente Overleg (Lego) komen geregeld 25 europrojectleiders van de meest dynamische steden bijeen met het Ministerie van Financiën. Een officieel verslag aan het Parlement bevat elk halfjaar een klassement van de steden naar voorbereidingsniveau. De Federatie van Spaanse gemeenten en provincies begeleidt op het terrein de technische voorbereiding van de gemeenten in verbinding met de provincies en de autonome gemeenschappen. In België ontvangen de gewesten hun respectieve circulaires betreffende de krachtlijnen voor de overgang van de gemeenteadministraties op de euro en de daaruit voortvloeiende technische instructies, na coördinatie op federaal niveau. In Ierland is elke lagere overheid verantwoordelijk voor haar eigen omschakeling en is de "Finance Officer" in elk graafschapsbestuur belast met de verantwoordelijkheid voor de voorbereidingen voor de omschakeling. De aanpassing aan de euro van het administratieve en rechtskader van de lagere overheden is over het geheel genomen op de goede weg. 2.3.2.2. Interne voorbereidingen De problemen in verband met de omschakeling op de euro kunnen de lagere overheden stimuleren tot een verbetering van de governance doordat moderniseringen noodzakelijk blijken bij het beheer van financiën, de opleiding, de gegevensverwerking en de werking van automaten. De omschakelingsplannen vorderen voor het merendeel goed voor de grotere lagere overheden. Voor de kleine verschilt de situatie nogal, zodat dikwijls ondersteuningsacties op lokaal niveau moeten worden ondernomen. De technische voorbereiding van de omschakeling op de euro is een gunstige omstandigheid om alle diensten te onderzoeken en de administratie te moderniseren. De gegevensverwerkingssystemen zijn deels aan de euro aangepast bij de operaties voor de overgang op het jaar 2000 bij de lagere overheden. Gezien de complexiteit en het aantal gebruikte programma’s is echter gedurende het gehele jaar 2001 ondersteuning door vele ondernemingen vereist. In Bonn is de aanpassing aan de euro van 80% van de toepassingen gaande. In Frankrijk zijn door de centrale overheid herhaaldelijk bijeenkomsten van in lokale toepassingen gespecialiseerde bedrijven belegd om inzicht te krijgen in de stand van de voortgang van de aanpassingen aan de euro. De meeste Nederlandse steden hebben hun printers aangepast om dubbele aanduidingen in administratieve documenten mogelijk te maken. In België bepalen de krachtlijnen voor de definitieve fase van de omschakeling van de lagere overheden op de euro dat de informaticatoepassingen (lonen, belastingen, facturering) vóór 31 oktober 2001 geïnstalleerd moeten zijn om operationeel te kunnen zijn voor de uitwisseling van de gegevens op 1 januari 2002. De testperiode is dikwijls korter dan voorzien, met alle risico’s van dien. Eind 2000 zijn specifieke brochures voor informatici en accountants gepubliceerd. Naar aanleiding van de werkzaamheden van europrojectgroepen zijn dikwijls nutteloze formulieren afgeschaft. De begrijpelijkheid van administratieve documenten is soms verbeterd bij het onderzoek ervan op eurocompatibiliteit. In de eurozone zijn de bestellingen voor wijziging van de uitrusting van de lagere overheden goed op gang gekomen. De aanpassing van automaten kan ook vooruitgang bij het lokale beheer opleveren. Zo hebben de vroegtijdige onderhandelingen van de stad Bonn met de Posterijen over de omschakeling van de frankeermachines op de euro belangrijke besparingen 29
opgeleverd en zal dankzij de aanpassing van de parkeerautomaten aan de euro het gebruik van chipkaarten toenemen en de veiligheid worden verhoogd doordat er minder parkeermeters zullen zijn die op munten functioneren. De opleiding van de plaatselijke ambtenaren voor het gebruik van de euro is niet alleen voor het interne management zeer belangrijk, maar vooral ook voor de kwaliteit van de contacten met het publiek aan het loket vanaf 1 januari 2002. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gediversifieerde methodes. Vele lagere overheden hebben de opleiding van hun ambtenaren voor de euro in hun jaarlijkse opleidingsplannen geïntegreerd. Frankrijk en Portugal organiseren in de eerste helft van 2001 opleidingen van gespecialiseerde opleiders die hun kennis op plaatselijk niveau kunnen doorgeven. Het Nederlandse Ministerie van Financiën organiseert in het eerste halfjaar van 2001 rechtstreeks zes opleidingsdagen voor gemeentelijke eurocoördinatoren. Uit de door de nationale overheden verrichte evaluaties van de voorbereiding van de lagere overheden op de euro blijkt een reële, maar ongelijke operationele inzet. Zo worden in Nederland in een officieel verslag aan het Parlement 14 kleine en middelgrote gemeenten en 26 gemeenten met meer dan 50.000 inwoners met de vinger gewezen omdat zij onvoldoende voorbereidingen hebben getroffen. In Frankrijk blijkt uit een recent onderzoek onder plaatselijke financiële administrateurs dat de voorbereiding omgekeerd evenredig is aan de grootte van de stad: in 66% van de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners verlopen de voorbereidingen volgens plan of liggen zij voor op het schema, maar voor de gemeenten met 10.000 tot 50.000 inwoners is dit slechts 37%, voor die met 3.500 tot 10.000 inwoners 31%, voor die met 500 tot 3.500 inwoners 27%, en voor de zeer vele gemeenten met minder dan 500 inwoners 23%. In Spanje treft 30 à 40% van de lagere overheden thans significante voorbereidingen volgens een in maart 2001 verrichte evaluatie van de Federatie van gemeenten en provincies. In Oostenrijk laat 85% van de gemeenten de organisatie van hun praktische omschakeling op de euro over aan consultantsbureaus die door contracten op lange termijn aan de lagere overheden zijn gebonden. Het scenario voor de omschakeling van de overheden op de euro behelst geen enkel verplicht administratief model. Een uniforme voorbereiding voor de bijna 73.000 lagere overheden van de eurozone is wenselijk noch realistisch. Op grond van de op het terrein vastgestelde “good practices” kunnen niettemin enkele vaststellingen van algemeen belang worden gedaan: - gidsen en brochures zijn in de operationele fase van 2001 minder nuttig dan een normplanning voor lokaal gebruik. Dergelijke documenten bestaan bijvoorbeeld in Nederland en Frankrijk. - intergemeentelijke samenwerking tussen gemeenten van verschillende grootte vergemakkelijkt het maken van voortgang bij de voorbereiding op de omschakeling op de euro, zoals wordt geïllustreerd door de ervaringen in Villeurbanne, Breda of Sintra.. - de aanpassing van de elektronische toepassingen voor de plaatselijke betaling van sociale uitkeringen in euro’s verdient bijzondere aandacht. - bestuurders en plaatselijke ambtenaren die direct in contact met het publiek staan, moeten door hun opleiding voor de euro ook in staat worden gesteld de talrijke vragen te beantwoorden die hen worden of zullen worden gesteld. Hiertoe kunnen standaardantwoorden worden opgesteld en verspreid.
30
2.3.2.3. Plaatselijke voorlichtingsacties over de euro Of het nu gaat om plaatselijke initiatieven of om inbreng in nationale campagnes, de eurovoorlichtingsacties van de lagere overheden schakelen in 2001 in een hogere versnelling over. In Duitsland wordt de Eurovoorlichtingstent in 2001 in 100 steden opgezet. In Italië vervolgt de “Eurokaravaan” tot in juni 2001 zijn pedagogische actie op het terrein in het centrum van middelgrote steden. In Portugal zal in verscheidene steden een Euroweek worden gehouden, met educatieve acties voor het praktische gebruik van de euro met als doelgroepen ambtenaren, scholieren en het midden- en kleinbedrijf. In Spanje doen twee rondtrekkende tentoonstellingen over de euro 400 gemeenten op het platteland aan. In Frankrijk verzorgt een consumentenvereniging met afdelingen in diverse gemeenten op het terrein praktische uitleg over de euro, in samenwerking met met name de Posterijen en gepensioneerd kaderpersoneel. Er worden ook meer gerichte eurovoorlichtingsacties op het terrein ontwikkeld. In samenwerking tussen plaatselijke overheden, hun VVV-kantoren en consulaten wordt in toeristische gebieden voorlichting over de euro verstrekt aan in de toeristische sector werkzame personen en hun klanten. Verenigingen ontvangen bijvoorbeeld van Nederlandse steden praktische informatie om de samenstelling van hun financiële dossiers te vergemakkelijken. Een eurosensibiliseringsprogramma voor sociaal zwakkeren “tous prêts pour l’euro” (allemaal klaar voor de euro) wordt in elk Frans departement ten uitvoer gelegd, met behulp van een methodologische gids die gezamenlijk door het Ministerie van Economie, Financiën en Industrie, de Caisse des Dépôts et Consignations, het Institut Européen Interrégional de la consommation en l’Assemblée des Départements de France (Vereniging van Franse departementen) is opgesteld met gebruikmaking van de in het kader van het project “euro: spelend leren” van de Commissie ontwikkelde instrumenten. Verscheidene andere landen, zoals België, Spanje en Italië, volgen een soortgelijke aanpak. In Italië worden door de plaatselijke autoriteiten, burgerverenigingen en regionale economische actoren in elk van de regio’s eurofeesten georganiseerd in het kader van het door de vereniging “Cittadinanza Attiva” gecoördineerde project. Een op groepen van sociaal zwakkeren gerichte actie wordt in 2001 georganiseerd door 12 bij Eurocities aangesloten steden in het kader van de door het programma Prince gesteunde actie Exchange II. De ultraperifere regio’s werken eveneens binnen ditzelfde kader samen om te voorzien in de behoeften van bevolkingsgroepen die moeilijk toegang tot informatie verkrijgen. De lagere overheden kunnen ook helpen bij de overschakeling van het midden- en kleinbedrijf op de euro, als aanvulling op de acties van de kamers van koophandel en de middenstandsorganisaties. In Jyväskylä in het centrum van Finland is een door lagere overheden opgerichte regionale ontwikkelingsmaatschappij actief die ter ondersteuning van het plaatselijke midden- en kleinbedrijf o.a. advies verstrekt en deze bedrijven helpt om toegang te verkrijgen tot de internationale markten ter gelegenheid van de omschakeling op de euro. Lagere overheden organiseren specifieke voorlichtingsacties over de omrekening ten behoeve van kleine ondernemingen die overheidsopdrachten in de wacht hebben gesleept. De omschakeling op de euro van gemengde bedrijven of plaatselijke overheidsondernemingen, die dikwijls een privaatrechtelijk statuut hebben, kan een goede aansporing zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen in de buurt. In Ierland is het Loughrea Euro Town Project, waarbij geselecteerde bedrijven in deze provinciestad reeds vroeg overschakelden op de euro, voltooid en worden de ervaringen van deze bedrijven doorgegeven aan ondernemingen in het gehele land die nu met de overschakeling bezig zijn. De overheidsadministraties beginnen meer gebruik te maken van de euro bij hun openbare activiteiten en hun betrekkingen met de gebruikers. Het is waar dat de nationale overheidsadministraties meer openstaan voor financiële transacties in euro’s dan de sociale 31
diensten en de meeste lagere overheden. Er moet echter onderscheid worden gemaakt volgens de sectoren: grote lagere overheden profiteren reeds verscheidene jaren van de door euroleningen geboden financiële mogelijkheden; tot na 2001 lopende overheidsopdrachten en contracten luiden dikwijls in euro’s, hetzij uitsluitend, hetzij met dubbele aanduiding van de bedragen ter voorkoming van geschillen over de omrekening. De lagere overheden maken minder gebruik van de euro waar het gaat om het beheer van de betalingen en de belastingaangiften of de uitbetaling van de ambtenaren. Deze voorzichtigheid van de lagere overheden weerspiegelt echter de perceptie van de overschakeling op de euro bij de bevolkingsgroepen en de publieke opinie waar zij dichtbij staan. Hun groeiende inzet bij plaatselijke voorlichtingsacties is in 2001 des te belangrijker om de overgang naar het gebruik van de euro in het dagelijks leven te vergemakkelijken. 2.4.
Voorbereiding van de burgers
De burgers zijn over het algemeen nog vrij middelmatig op de hoogte van de hoofdlijnen van de omschakeling op de euro, zijn weinig vertrouwd met de nieuwe waardeschaal en gebruiken de nieuwe munt nog relatief beperkt. Er resten nog enkele maanden om hen het tijdschema voor de omschakeling op de euro bij te brengen, hen ertoe te brengen in de praktijk aan de nieuwe munt te wennen en hen ertoe aan te zetten enkele referentieprijzen in hun geheugen te prenten. 2.4.1.
Kennis van de burgers over de euro
Volgens de Eurobarometerstudie van de Commissie (vragen gesteld in januari 2001)25 neemt de kennis van het publiek over het algemene tijdschema voor de omschakeling op de euro toe, maar kunnen nog zeer vele lacunes worden vastgesteld met betrekking tot de details van de operatie. 2.4.1.1. Tijdschema voor de omschakeling op de euro De datum waarop de eurobankbiljetten en -munten in omloop zullen worden gebracht, is thans vrij goed bekend: gemiddeld noemen 60% van de burgers van de eurozone spontaan de datum van 1 januari 2002, dat is een stijging van 20 punten in vergelijking met november 2000. Ongeveer 10% van de mensen noemen een eerdere datum en 24% een latere datum. Naarmate eurodag dichterbij komt, zal het aantal personen die een eerdere datum noemen, per definitie dalen (tenzij er verwarring met de datum van de bevoorrading vooraf ontstaat). Vooral veel Luxemburgers (81%), Nederlanders (77%), Finnen (74%), Ieren (73%), Belgen (67%), Fransen (65%) en Duitsers (63%) geven een juist antwoord. Er bestaat nog steeds een duidelijk informatieprobleem in drie landen, waar de meeste antwoorden fout zijn: Spanje (48% juiste antwoorden), Portugal (45%) en Griekenland (34%). Over het geheel genomen kennen mannen en personen met een hoger opleidingsniveau de exacte datum beter dan de rest van de bevolking. De duur van de periode van dubbele omloop is nog zeer slecht bekend bij de Europese burgers: deze wordt gemiddeld op zes maanden geschat, dat is driemaal zo lang als in werkelijkheid. Het kennisniveau ontwikkelt zich positief (het gemiddelde bedroeg in november 2000 nog acht maanden), maar vrij langzaam. De schatting van de Nederlandse
25
Eurobarometer Flash nr. 82/5. « Attitudes sur l’introduction de l’euro », (Attitudes betreffende de invoering van de euro), uitgevoerd door Gallup Europe voor rekening van de Europese Commissie.
32
burgers ligt het dichtst bij de werkelijkheid (gemiddeld: 4,1 maanden), die van de Portugezen en de Oostenrijkers het verst ervan af (respectievelijk 8,3 maanden en 7,9 maanden). 2.4.1.2. Praktische aspecten van de euro Nog niet iedereen begrijpt dat de euromunten en -bankbiljetten in de gehele eurozone zullen kunnen worden gebruikt: gemiddeld denkt 24% van de burgers van de eurozone dat in hun land uitgegeven muntstukken en bankbiljetten uitsluitend in hun land wettig betaalmiddel zullen zijn en deze burgers hebben derhalve niet echt begrepen dat er nog slechts één munt zal zijn. De resultaten zijn vrijwel gelijk in alle deelnemende landen (zij liggen tussen 70% en 80% juiste antwoorden). In november 2000 dacht nog één persoon op vijf dat de invoering van de euro niet gepaard zou gaan met de intrekking van de nationale munteenheden. Het definitieve en onherroepelijke karakter van de omrekeningskoers van de euro ten opzichte van de nationale munteenheden is thans bekend bij twee derde van de burgers (68%). Het enige land waar het resultaat beduidend onder het gemiddelde ligt, is Duitsland (57%). Over het geheel genomen zijn vrouwen, bejaarden en de laagst opgeleiden minder goed geïnformeerd op deze beide punten dan de rest van de bevolking. De exacte omrekeningskoers is slechts bekend bij 15% van de inwoners van de eurozone. Op dit gebied is er slechts weinig vooruitgang: slechts drie punten tussen begin 2000 en begin 2001. De foute antwoorden gaan voor het overgrote deel in de richting van een overwaardering van de euro. De koers van zes cijfers is nauwelijks bekend, maar de meeste burgers hebben wel bij benadering een juiste waarde van de euro in hun hoofd. Als men een foutmarge van +/- 1% tolereert, geeft 52,5% een juist antwoord en dit wordt 73% bij een marge van +/- 5%. Er bestaan echter wel significante verschillen tussen de landen als men onderzoekt of de mensen bij benadering de omrekeningskoers kennen. Met een foutmarge van 5% zijn 83% van de Nederlanders, 87% van de Luxemburgers en 90% van de Belgen in staat het goede antwoord te geven, maar slechts 54% van de Ieren. Vreemd genoeg liggen de resultaten van Italië (65%), Portugal (68%) en Duitsland (71%) onder het gemiddelde, hoewel de omrekeningskoers in deze drie landen zeer dicht bij een gemakkelijk te onthouden rond cijfer ligt26. 2.4.2.
Wennen aan de nieuwe waardeschaal
Om de prijzen in euro’s te “begrijpen” en prijsverschillen te kunnen beoordelen, moet de consument zich een waardeschaal in de nieuwe munt vormen door enkele referentiebedragen te onthouden. Dat vergt tijd. Om de consument op de euro voor te bereiden, is het derhalve wenselijk een actieve aanpak te volgen om hem aan te moedigen geleidelijk naar een euroomgeving te gaan. De voorlichtingsacties zouden hem ook moeten helpen enkele prijzen in euro’s als referentiepunten te onthouden. De Commissie heeft in oktober 2000 met name een vervroegde omschakeling van bankrekeningen en girale betaalmiddelen (zie 2.2) en van de openbare nutsbedrijven aanbevolen, alsmede zo spoedig mogelijk uitbetaling van de lonen in euro’s, loononderhandelingen in euro’s en vaststelling van de prijzen in euro’s27 vanaf het derde kwartaal van 2001.
26
27
1 euro = 1936,27 ITL (2.000 ITL ligt dus binnen de marge van 5%); 1,95583 DEM (2 DEM ligt dus binnen de marge van 5%); 200,482 PTE (200 PTE ligt dus binnen de marge van 5%). Voor afstandsverkoop en de sectoren waar de girale betalingen in de meerderheid zijn.
33
Thans kunnen twee zaken worden geconstateerd: de consument is nog maar weinig gewend aan de euro en de voortgang bij de tenuitvoerlegging van een meer actieve aanpak is nog bescheiden. 2.4.2.1. De consument is nog onvoldoende aan de euro gewend Bijna 80% van de consumenten hebben geen prijzen in euro’s uit het hoofd geleerd, en dit percentage is gedurende het gehele jaar 2000 min of meer stabiel gebleven. Dit aanleren van referentiepunten is vrij dikwijls gedaan door de consumenten in Frankrijk (28,2%), Luxemburg (24,6%) en Spanje (23,4%). Het wordt zelden gedaan door de consumenten in Nederland (11,3%), Portugal (13,8%) en Ierland (14,2%). Over het geheel genomen onthouden meer mannen prijzen in euro’s dan vrouwen (25,7% tegen 19,1%). Gemiddeld zegt echter 56% van de burgers van de eurozone aandacht te besteden aan de dubbele prijsaanduidingen, een percentage dat sinds de start van de Economische en Monetaire Unie vrijwel constant is gebleven. De antwoorden vertonen geen significante verschillen naar geslacht, opleidingsniveau of sociale klasse, maar de aandacht die aan de dubbele prijsaanduidingen wordt besteed, varieert wel sterk van land tot land: 69% van de Spanjaarden, 73% van de Italianen en 76% van de Finnen verklaren erop te letten, maar slechts 39% van de Fransen, 41% van de Belgen en 42% van de Luxemburgers. Misschien gaat in deze drie landen achter dit resultaat een zekere moeheid schuil, want er komen in het algemeen meer dubbele aanduidingen voor dan elders en evenals elders vinden de consumenten er de overgangsfase van drie jaar wel lang. Over het geheel genomen worden in de grote Europese detailhandelszaken thans vrijwel alle prijzen dubbel aangeduid. In kleinere winkels ligt het percentage naar gelang van het land rond 30 tot 50%. Drie deelnemende landen (Griekenland, Portugal en Oostenrijk) hebben dubbele prijsaanduidingen bij de wet verplicht gesteld. Sommige landen, zoals België, behouden zich de mogelijkheid voor dit alsnog te doen indien dubbele prijsaanduidingen in de tweede helft van 2001 niet vanzelf algemeen worden. Evenwel blijkt duidelijk dat dubbele prijsaanduidingen in de huidige vorm (de prijs in de nationale munteenheid beter zichtbaar dan de prijs in euro’s) een vrij beperkt effect op de consument hebben. Volgens een speciale Eurobarometer-enquête28 kijkt minder dan één consument op tien (8%) systematisch naar de prijzen in euro’s. Ook hier is overduidelijk sprake van een zekere moeheid: het percentage mensen dat niet op de prijzen in euro’s let, is ten opzichte van 1999 met 8 punten gestegen. De aandacht voor de prijzen in euro’s zal vermoedelijk in de laatste maanden van het jaar toenemen naarmate eurodag dichterbij komt. 2.4.2.2. Trage start van een meer actieve aanpak De vaststelling van prijzen in euro’s (inclusief psychologische prijzen) is buiten de financiële sector nog uiterst zeldzaam. Verscheidene grote detailhandelszaken willen dit voor al hun producten gaan doen in het laatste kwartaal, in de meeste gevallen tegen november. De aanpak van de detailhandel varieert dikwijls naargelang van de aard van het verkochte product: hoe sneller de roulatie van het product in kwestie (bijvoorbeeld voedingswaren), hoe minder vervroegde vaststelling van de prijzen in euro’s wordt overwogen. Een dergelijke keuze komt vaker voor voor producten die in de laatste weken van 2001 binnenkomen en ook
28
Eurobarometer 54. « Les européens et l’euro » (De Europeanen en de euro). Uitgevoerd door « European opinion research group » voor rekening van de Europese Commissie. Gepubliceerd in maart 2001 (vragen gesteld in november).
34
nog in het gehele eerste kwartaal van 2002 zullen worden verkocht (bijvoorbeeld kleding, elektrische huishoudelijke apparaten, enz.). De op 2 april 2001 in Brussel overeengekomen gemeenschappelijke verklaring van de Europese vertegenwoordigers van de consumenten, de handel en het midden- en kleinbedrijf (zie bijlage 3) verwijst naar de overeenkomst van 1998 betreffende het eurologo, volgens welke dubbele prijsaanduidingen in 2001 zullen worden veralgemeend, en voorziet in omgekeerde dubbele prijsaanduidingen (de prijs in euro’s duidelijker dan de prijs in de nationale munteenheid)29 en vaststelling van de prijzen in euro’s tussen september en begin december 2001. Deze Europese overeenkomst moet nu op nationaal niveau ten uitvoer worden gelegd. Frankrijk is tot nog toe het enige land dat officiële aanbevelingen voor omgekeerde dubbele prijsaanduidingen heeft opgesteld30. Momenteel worden uitsluitend de lonen van het personeel van grote ondernemingen en de Europese Instellingen in euro’s uitbetaald. In het midden- en kleinbedrijf gebeurt dit maar zelden. Steeds meer bedrijven vermelden echter een tegenwaarde in euro’s op de loonstrook of geven twee loonstroken af (één in euro’s, één in de nationale munteenheid); enkele kleine afrondingsverschillen worden op de koop toe genomen. De omschakeling van de openbare nutsbedrijven kan veel bijdragen tot de zichtbaarheid van de euro. In Frankrijk zijn de gas- en de elektriciteitsrekeningen vanaf januari 2001 in euro’s toegezonden31 en zullen tegen juli alle openbare nutsbedrijven op de euro zijn overgeschakeld. Italië treft voorbereidingen voor soortgelijke maatregelen voor juli, Luxemburg en Spanje voor september, België en Portugal voor oktober. Wellicht zullen nog andere landen binnenkort aan deze lijst kunnen worden toegevoegd. De vervroegde omschakeling van bankrekeningen en girale betaalmiddelen wordt steeds algemener (zie.2.2). 2.4.3.
Mate van gebruik van de euro
Particulieren hebben maar zelden een bankrekening in euro’s en gebruiken de Europese munteenheid hoogst zelden voor hun girale betalingen; een actief gebruik van de nieuwe munt is echter van essentieel belang om geleidelijk prijsreferenties in euro’s aan te leren. 2.4.3.1. Bankrekeningen in euro’s Eind 2000 vormen de bankrekeningen van particulieren in euro’s 1,4% van alle bankrekeningen32. Ook bij de opening van bankrekeningen verloopt het proces nog steeds vrij langzaam: slechts één op 33 nieuwe bankrekeningen is in euro’s (3,02%). De opening of de omzetting van een bankrekening in euro’s is niet absoluut noodzakelijk om verrichtingen in euro’s te kunnen doen (dit kan ook gebeuren vanaf een bankrekening in de nationale munteenheid), maar getuigt wel van de wil van de consument om actief aan de nieuwe munt te wennen. Met uitzondering van Luxemburg (9,7% bankrekeningen in euro’s) is het aandeel van de Europese munt over het geheel genomen zeer beperkt: het varieert van 2,5% in Spanje tot 29
30
31 32
Zoals volgens de Eurobarometer Flash nr. 82/5 wordt gewenst door de meerderheid (56%) van de consumenten in de eurozone. Advies nr. 9 van de Conseil national de la consommation. Te vinden op het volgende adres : www.euro.gouv.fr Met als gevolg een toename van de betalingen in euro’s met 253% in één maand. 5e kwartaalbericht over het gebruik van de euro. Europese Commissie. Te vinden op het volgende adres: www.europa.eu.int/comm/economy_finance/document/misc/eurouse_en.htm
35
0,03% in Ierland. Bij de Eurobarometer-enquête33 gevraagd naar de datum waarop zij hun bankrekening in euro’s willen hebben of omzetten, antwoordt 41% van de consumenten 1 januari 2002 (de bij de wet voorgeschreven uiterste datum) en 34% de datum waarop de nationale munteenheid verdwijnt. Slechts 6% antwoordt dat zij dit in de loop van het jaar 2001 wensen. De vervroegde omschakeling van de bankrekeningen in het begin van de tweede helft van 2001 zal dus gepaard moeten gaan met de verstrekking van veel informatie en uitleg door de banken om de consument niet in de war te maken. 2.4.3.2. Betalingen in euro’s Particulieren maken zeer weinig gebruik van de euro. Het aandeel van de euro in de totale nationale betalingen bedraagt 1,38% in volume en 6,1% in waarde. Na een klein modeverschijnsel in 1999 vertoonden de eurobetalingen van de consumenten in 2000 een dalende tendens; hierdoor ontstond een soort vicieuze cirkel: het geringe aantal eurobetalingen heeft een groot aantal ondernemingen ertoe gebracht ze niet meer voor te stellen. Het kassapersoneel van de grote detailhandelszaken vroeg begin 1999 bij betaling zeer dikwijls te kiezen tussen de euro en de nationale munteenheid. Eind 2000 moeten consumenten die in euro’s willen betalen, soms vaststellen dat de caissière er niet aan gewend is en er iemand bij moet roepen om te vragen hoe de operatie moet worden behandeld, terwijl de andere klanten in de rij ongeduldig toekijken. Door de vervroegde omschakeling van de girale betaalmiddelen in het begin van het tweede halfjaar 2001 zal het massale gebruik van de euro door de consumenten weer op gang kunnen komen. De resultaten per land zijn overal laag, met enkele nuances. Luxemburg staat hoog bovenaan (10,5%), gevolgd door België (4%). Onderaan staan landen zoals Ierland34, Oostenrijk en Finland, waar de consumenten de Europese munt vrijwel onmogelijk kunnen gebruiken (tenzij dan voor overschrijvingen) doordat de betaalterminals niet aan de euro zijn aangepast (terwijl soms ook zeer weinig gebruik wordt gemaakt van cheques): het aandeel van de eurobetalingen is er logischerwijs minder dan 1%. Volgens Eurobarometer heeft 98% van de inwoners van de eurozone nog nooit per kaart of per cheque betalingen in euro’s verricht; 96% nog nooit via directe debitering of overschrijving. In deze enquête staan alleen de Luxemburgers ruim boven het gemiddelde (11% via directe debitering of overschrijving, 5% per cheque en 4% per kaart). Verscheidene mogelijke verklaringen voor dit gebrek aan belangstelling voor de mogelijkheid om in euro’s te betalen, zijn getest: - de vrees om de nationale munt en de euro te verwarren: een kwart van de consumenten spreekt hiervan, vooral in Italië (31%), België (31%) en Portugal (34%); - geen eurobankrekening: hoewel verrichtingen in euro’s mogelijk zijn vanaf een bankrekening in de nationale munteenheid, wordt dit argument gemiddeld door één consument op twee aangevoerd, vooral in Frankrijk (60%), Ierland (59%) en Duitsland (53%);
33
34
Eurobarometer 54. « Les européens et l’euro » (de Europeanen en de euro). Uitgevoerd door « European opinion research group » voor rekening van de Europese Commissie. Gepubliceerd in maart 2001 (vragen gesteld in november). De Ierse terminals kunnen om technische redenen slechts met één valuta werken en zullen allemaal op 1 januari 2002 op de euro omschakelen.
36
- geen eurochequeboek: dit argument wordt door één op twee consumenten aangevoerd, vooral in Duitsland (58%), Frankrijk (58%) en Ierland (54%). Deze kwestie speelt nauwelijks in landen die het eurochequestelsel gebruiken (bijvoorbeeld België, Luxemburg, enz.), waar de valuta niet op de cheque is voorgedrukt; - de vrees dat aan het gebruik van de euro kosten zijn verbonden: de boodschappen over de gelijke behandeling van de euro en de nationale munteenheid zijn goed doorgekomen, want dit argument wordt slechts door 15% van de consumenten aangevoerd; - onbekendheid met de mogelijkheid eurobetalingen te verrichten, wordt aangevoerd door één consument op drie, vooral in Ierland (49%), Nederland (42%), Spanje en Portugal (39%); - gebrek aan belangstelling voor betalingen in euro’s, vermeld door 75% van de consumenten, is duidelijk de belangrijkste reden voor het geringe gebruik. Dit gebrek aan belangstelling is bijzonder ernstig in Duitsland (86%), Frankrijk (77%) en Italië (76%). Paradoxaal genoeg is meer dan een derde van de consumenten (36%) van mening dat het verrichten van betalingen in euro’s een goede manier is om aan de nieuwe munt te wennen; vooral kaderpersoneel (47%) en studenten (46%) zijn deze mening toegedaan. 2.5.
Voorlichtingscampagnes
2.5.1.
De rol van de Commissie bij het opzetten en ten uitvoer leggen van de voorlichting over de euro
Sinds de invoering van het programma PRINCE35 in 1996 vervult de Commissie met de steun van het Europees Parlement een belangrijke rol bij de voorlichting over de euro. De actie van de Commissie wordt gekenmerkt door drie krachtlijnen: 2.5.1.1. Uitwisseling van informatie Een netwerk verbindt de Commissie met de nationale directeuren Communicatie van de Ministeries van Financiën en vertegenwoordigers van de ECB. Dankzij dit in 1998 opgerichte forum kunnen de lidstaten de hoofdlijnen van het eurovoorlichtingsbeleid gezamenlijk bespreken en daarover informatie uitwisselen. De frequentie van de bijeenkomsten is geleidelijk opgevoerd en thans wordt om de twee maanden vergaderd. Een stuurgroep Eurocommunicatie, waaraan wordt deelgenomen voor vertegenwoordigers van de Commissie, het Parlement en de ECB, komt periodiek bijeen voor besprekingen en informatieuitwisseling tussen de Europese instellingen. De Commissie neemt ook deel aan de werkzaamheden van het NAT (network advisory team), waarin elke maand degenen die bij de nationale centrale banken voor de communicatie verantwoordelijk zijn, bij de ECB vergaderen. Op basis van deze besprekingen en de resultaten van haar eigen onderzoek (bijvoorbeeld de Eurobarometer Flash over de attitudes van het publiek ten aanzien van de euro, Eurobarometers en kwalitatieve studies) werkt de Commissie op gezette tijden richtsnoeren voor de voorlichtingsstrategie uit (bijvoorbeeld de mededeling van februari 2000 voor de
35
Acroniem voor Programme d’Information du Citoyen Européen (Informatieprogramma voor de Europese burger).
37
begrotingsjaren 2000 en 2001). Aan een maandoverzicht over de eurovoorlichting wordt gewerkt om de voortgang op de voet te volgen. 2.5.1.2. Ontwikkeling van partnerschappen en directe acties De Commissie heeft er van het begin af aan voor gekozen prioriteit te verlenen aan de medefinanciering van nationale campagnes en lokaal gerichte acties om het pertinente karakter van de boodschap te garanderen en het communautaire geld een hefboomwerking te geven. In 2001 zijn aldus 13 overeenkomsten met de lidstaten gesloten (met de twaalf van de eurogroep plus Zweden). De middelen die in het programma PRINCE voor communicatie over de euro zijn uitgetrokken, worden voor 2/3 besteed aan het financiële partnerschap met de lidstaten. Voorts zullen dit jaar 34 transnationale projecten rechtstreeks worden gefinancierd in partnerschap met verenigingen, beroepsfederaties, NGO’s, organisaties van het MKB enz. voor een totaalbedrag van 5,8 miljoen euro. De leiders van deze projecten zijn in Brussel bijeengekomen om de acties te coördineren en waar mogelijk synergieën tot stand te brengen. Een reeks acties waarin de euro centraal staat, zullen worden georganiseerd overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Nice. In mei, september en december zullen speciale manifestaties worden georganiseerd die op 31 december hun hoogtepunt zullen bereiken met evenementen in elk land. In deze context is het belangrijk dat de Commissie de nadruk legt op de historische betekenis van de euro. De voorlichtingsproducten (affiches, aanplakborden, video’s, brochures, enz.) en de internetsite van de Commissie worden geregeld bijgewerkt. De Commissie zal dit jaar verscheidene tentoonstellingen, colloquia en studiebijeenkomsten organiseren (voor ondernemingen, communicatoren, enz.). Het netwerk van Info-Points ten slotte vervult een belangrijke rol voor de verspreiding van de informatie over de euro bij de consumenten. 2.5.1.3. Tenuitvoerlegging van specifieke acties a) voor ondernemingen De Commissie heeft bijna een miljoen gidsen met CD-ROM verspreid aan de hand waarvan ondernemingen hun eigen omschakelingsplan kunnen opstellen. Zij heeft steun verleend voor verscheidene projecten ter ondersteuning van de opleiding van bedrijfshoofden voor de euro, met name in de coöperatieve en de toeristische sector. De euro was ook een van de hoofdthema’s van de Europese dagen van de handel die gedurende het gehele jaar 2000 in 33 grote steden in Europa werden georganiseerd. Ter gelegenheid hiervan werd een groot aantal studiebijeenkomsten aan de euro gewijd, waarmee meer dan 3.000 multiplicatoren uit de wereld van handels- en distributieondernemingen konden worden bereikt. Ten slotte vervult het netwerk van Euro Info Centres eveneens een belangrijke rol bij de verspreiding van informatie over de euro in het midden- en kleinbedrijf, met name door de organisatie van zeer vele studiebijeenkomsten, het ontwerpen en verspreiden van aan de behoeften van de kleine ondernemingen aangepaste voorlichtingsproducten alsmede door het begeleiden en adviseren van ondernemingen. b) voor derde landen
38
Dit jaar zullen conferenties worden georganiseerd, waaronder één grote voor de LMOE36. Een folder voor toeristen die Europa bezoeken, is in voorbereiding. In een oplage van 1,6 miljoen exemplaren zal deze folder worden verspreid door delegaties, luchthavens, luchtvaartmaatschappijen, enz. Tevens wordt gewerkt aan de productie en verspreiding van audiovisuele middelen, tentoonstellingen met stands en verder nog de organisatie van zes reeksen studiebijeenkomsten voor buitenlandse journalisten. c) voor de consumenten Sinds 1998 heeft de Commissie eurovorming verstrekt aan ongeveer 650 vertegenwoordigers van consumentenverenigingen en NGO’s die hun kennis over de euro dan weer kunnen doorgeven aan de burgers. Hiertoe produceert en verspreidt zij allerlei hulpmiddelen (brochures, spelletjes, kits uitneembare bankbiljetten en munten, enz.) in honderdduizenden exemplaren. 2.5.2.
De rol van de lidstaten bij het opzetten en ten uitvoer leggen van de voorlichting over de euro
Bij het voeren van de voorlichtingscampagnes over de euro is de rol van de lidstaten van het grootste belang en essentieel. Ongeacht de rol van de Commissie kan de eurovoorlichting van de Europese burgers, de ondernemingen en andere doelgroepen slechts geschieden via de nationale structuren van elk land. Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing: de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van voorlichtingscampagnes over de euro berust in de eerste plaats bij de lidstaten. Alle deelnemende landen hebben een evolutieve voorlichtingsstrategie ontwikkeld volgens de specifieke kenmerken van elk land. Sommige landen zijn reeds in 1996 met de voorlichting over de euro begonnen, andere pas na de invoering van de girale euro. In alle landen wordt sinds het begin van dit jaar een grotere inspanning gedaan: de hierin geïnvesteerde overheidsmiddelen zijn in sommige landen exponentieel gestegen, waaruit de ambitie blijkt geen enkele doelgroep uit te sluiten en de omschakeling op de chartale euro op 1 januari 2002 voor zoveel mogelijk mensen zo gemakkelijk mogelijk te maken. De voorlichtingscampagnes zullen in vele lidstaten ook na de periode van dubbele omloop worden voortgezet om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te begeleiden. De eurovoorlichtingsstrategieën van elke lidstaat verlopen langs de krachtlijnen en zijn gericht op de prioritaire doelstellingen die door de Commissie uiteengezet zijn in haar mededeling van februari 2000 over de voorlichtingsstrategie in de laatste fasen van de voltooiing van de EMU. De mededeling van augustus 2000 over de praktische aspecten van de euro en de aanbeveling van oktober 2000 over de middelen ter vergemakkelijking van de voorbereiding van de economische actoren op de overgang naar de euro vormden eveneens een belangrijke bron van inspiratie voor een aantal van de thema’s en boodschappen in de nationale campagnes. De talrijke coördinatievergaderingen op diverse niveaus zorgen voor een werkelijke informatie-uitwisseling over de successen en mislukkingen bij de verschillende voorlichtingsmiddelen en -instrumenten. Elke lidstaat heeft de andere lidstaten en de Europese instellingen uitleg verstrekt over zijn campagne 2000 (balans) en zijn campagne 36
Acroniem voor landen van Midden- en Oost-Europa.
39
2001-2002. Doordat regelmatig dergelijke vergaderingen worden gehouden en de conclusies daaruit worden getrokken, kan worden gezorgd voor coherentie en een zekere coördinatie, maar het blijft de zaak van elke lidstaat zijn eigen specifieke behoeften vast te stellen. 2.5.3.
De campagne van het Eurosysteem betreffende de euromuntstukken en -bankbiljetten
Het Eurosysteem (bestaande uit de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de eurozone) is begin 2001 in samenwerking met het bureau Publicis begonnen met een uitgebreide campagne op Europese schaal over de eurobankbiljetten en -muntstukken. De tenuitvoerlegging van deze campagne wordt aan elk van de nationale centrale banken van de eurozone overgelaten. Het doel is de gebruikers bekend te maken met hun toekomstige chartale geld. De zichtbare tekenen om de veiligheid van het nieuwe geld te garanderen, zullen vooral in het najaar 2001 worden belicht om de economische actoren en de consumenten in staat te stellen zich tegen de risico’s van valsemunterij te beschermen.
40
3.
HUIDIGE WERKTERREINEN EN N IEUWE ACTIEGEBIEDEN
Het per eind 2001 te bereiken streefcijfer voor de productie van munten en bankbiljetten in euro beloopt respectievelijk circa 50 miljard en 14,5 miljard. Het percentage munten dat eind februari 2001 was geslagen bedroeg 68% van de streefproductie; het percentage bankbiljetten dat tot dusverre is gedrukt beloopt ruim 40% van het streefcijfer. De productie van munten en, volgens de ECB, van bankbiljetten is op schema. De volledige overschakeling op de euro is een grootschalige logistieke operatie die gevolgen heeft voor alle economische sectoren en burgers van de eurozone. De werkzaamheden die thans ter voorbereiding van een dergelijke operatie worden verricht zijn uiteraard zeer uitgebreid en betreffen uiteenlopende aspecten als de opslag en het transport van geld en de vaststelling van het prijsbeleid in euro. Vijf terreinen die op Europees niveau van bijzonder belang zijn zullen uitvoerig onder de aandacht worden gebracht. Verder zullen zeer uiteenlopende voorbeelden van goede praktijken, die ook in andere landen of sectoren zouden kunnen worden toegepast, worden besproken. 3.1.
De voornaamste werkterreinen
Aan de volgende onderwerpen dient momenteel in het bijzonder aandacht te worden besteed: de bestrijding van valsemunterij, de praktische voorbereiding van de burgers en met name de ondersteuning van bevolkingsgroepen die moeilijk toegang hebben tot informatie, het gevaar van prijsstijgingen en de aanpak daarvan, het beheer van kassa’s en wachtrijen en de totstandbrenging van een ruimte voor betalingen met euro. 3.1.1.
De bestrijding van valsemunterij
Het beschermingsniveau van de bankbiljetten en munten in euro moet hoger zijn dan dat van nationale bankbiljetten en munten. Dit omdat bankbiljetten en munten in euro voor valsemunters aantrekkelijker zullen zijn dan de nationale munten van de EU-lidstaten, voornamelijk gezien het grote economische gebied waar zij gebruikt zullen worden, en waartoe vermoedelijk ook landen buiten de eurozone zullen behoren. Om deze redenen is de strijd tegen valsemunterij gereorganiseerd en versterkt, evenals de samenwerking tussen de lidstaten en op internationaal niveau, en werden speciale Europese structuren opgezet. 3.1.1.1. Technische aspecten In technisch opzicht zijn eurobankbiljetten en -munten beter tegen fraude en namaak beschermd dan de nationale bankbiljetten van de EU-lidstaten. Door hun visuele kenmerken zijn zij gemakkelijk te herkennen door het publiek; er is bijzondere aandacht besteed aan de problemen van slechtzienden. De eurobankbiljetten bevatten veiligheidskenmerken die met eenvoudige hulpmiddelen kunnen worden gecontroleerd door bank- en winkelpersoneel, sorteermachines voor bankbiljetten of machines die bankbiljetten aanvaarden (zoals geldautomaten) en de centrale banken van het Eurosysteem. De euromuntstukken zijn voorzien van bepaalde visuele kenmerken en zijn uit een bijzondere legering vervaardigd waardoor de bevoegde autoriteiten namaak doeltreffend kunnen opsporen. Ook zullen de munten worden voorzien van bepaalde kenmerken zodat zij door muntautomaten in de gehele eurozone kunnen worden herkend, ongeacht de herkomst ervan.
41
Het is, om gemakkelijk onderscheid te kunnen maken tussen echt en vals, van het grootste belang dat alle bankbiljetten en munten met dezelfde waarde er hetzelfde uitzien en dat ook alle andere belangrijke eigenschappen overeenkomen. Daarom zijn de specificaties en toleranties van de eurobankbiljetten en -munten op zodanige wijze vastgesteld dat nog minder variaties mogelijk zijn dan bij de productie van nationale bankbiljetten en munten. Bovendien zijn strenge procedures op het gebied van kwaliteitscontrole ingevoerd om ervoor te zorgen dat alleen bankbiljetten en munten mogen worden uitgegeven die aan de strenge productienormen voldoen. 3.1.1.2. Het beschermingsmechanisme De lidstaten en de Europese instellingen en organen hebben regels vastgesteld en geïmplementeerd met het oog op nauwe samenwerking ter bescherming van de euro tegen valsemunterij. Wat de wetshandhaving betreft is de samenwerking tussen de lidstaten versterkt, waarbij Europol is opgedragen zich op valsemunterij toe te leggen. De samenwerking tussen de lidstaten, de Europese Commissie, Europol, de ECB en Interpol is reeds in 1998 begonnen. Tijdens talrijke bijeenkomsten die door de Commissie, de ECB en Europol werden en worden georganiseerd zijn alle belangrijke vraagstukken in verband met het gevaar van valsemunterij en de bestrijding daarvan op een rij gezet en zijn de activiteiten van alle partijen gecoördineerd. Vanuit technisch oogpunt zal vals geld op nationaal niveau worden gecentraliseerd bij de nationale centra voor analyse van bankbiljetten (NAC) of de nationale centra voor analyse van muntstukken (CNAC) voor een eerste onderzoek en classificatie. Nieuwe soorten valse biljetten of munten zullen naar het centrale analysecentrum voor nagemaakte bankbiljetten (CAC) of het Europees technisch en wetenschappelijke centrum voor muntstukken (ETSC) worden gezonden voor een uitvoerige analyse en classificatie. De technische en statistische gegevens op vervalste bankbiljetten en munten zullen worden opgeslagen in het controlesysteem voor namaakgeld (CMS) dat bij de ECB in Frankfurt zal worden opgericht. Op de bovengenoemde terreinen vinden intensieve voorbereidingen plaats opdat de beschermingsmechanismen ruim vóór de uitgifte van bankbiljetten en -munten in euro operationeel zullen zijn. 3.1.1.3. Coördinatie van de instellingen en organen van de EU Op het niveau van de EU hebben alle instellingen en organen speciale verantwoordelijkheden met betrekking tot de bescherming van de euro: - de Europese Commissie neemt wetgevingsinitiatieven, levert bijdragen op het gebied van opleiding en financiële steun, beantwoordt vragen en andere verzoeken om informatie van het Europees Parlement, helpt de lidstaten, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de wetgeving, en coördineert de technische maatregelen van de lidstaten met het oog op de bescherming van euromunten tegen valsemunterij; - de Europese Centrale Bank (ECB) voert een technische analyse uit van nieuwe soorten nagemaakte eurobankbiljetten in het Analysecentrum voor nagemaakte bankbiljetten (CAC) dat in haar bedrijfsruimten van de ECB is gevestigd, inventariseert de technische en statistische gegevens inzake namaakbiljetten en -munten in een centrale databank ter plaatse, en verspreidt de relevante technische en statistische informatie onder al degenen die
42
betrokken zijn bij de bestrijding van valsemunterij. Verder voert de ECB in samenwerking met de twaalf nationale centrale banken van de eurozone een voorlichtingscampagne om ervoor te zorgen dat het grote publiek vertrouwd raakt met de nieuwe eurobankbiljetten en muntstukken. Europol biedt de wetshandhavingsdiensten van de lidstaten steun bij het voorkomen en bestrijden van ernstige vormen van georganiseerde misdaad door de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken en door operationele en strategische analyses uit te voeren. Bovendien verschaft dit orgaan expertise en technische ondersteuning bij door de wetshandhavingsdiensten in de EU uitgevoerde onderzoeken en operaties. Europol zal een centrale databank bijhouden met politiegegevens op het gebied van valsemunterij en zal tevens gebruik maken van de technische databank van de ECB. Om een overzicht te verschaffen en tevens om een gemeenschappelijke strategie ter bescherming van de euro op het niveau van de EU te ontwikkelen, werd in februari 2001 een interinstitutionele stuurgroep opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de ECB en Europol. Deze stuurgroep bereidt besluiten voor, komt regelmatig bijeen en kan vergaderingen op hoog niveau bijeenroepen. 3.1.1.4. Rechtsbescherming van de euro In juli 2000 diende de Commissie een voorstel voor een verordening van de Raad in betreffende de bescherming van de euro tegen valsmunterij. De Raad bereikte in februari 2001 politieke overeenstemming en de verordening zal wellicht in de komende maanden worden goedgekeurd. Dit zeer belangrijke wetsinstrument beschrijft de procedures voor de verzameling, de opslag en de uitwisseling van informatie over vals geld en vermeldt de bevoegde autoriteiten en passende organen op nationaal niveau; het bevat verplichtingen voor de kredietinstellingen om vals geld aan de omloop te onttrekken en over te dragen, en het organiseert samenwerking op nationaal en EU-niveau, evenals met derde landen en internationale organisaties. Verder bestaat het voornemen om op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie een voorstel voor wetgeving in te dienen ter aanvulling van de verordening. Bij besluit van de Raad van 29 april 1999 werd het mandaat van Europol uitgebreid tot de bestrijding van valsmunterij en van de vervalsing van betaalmiddelen. Verder werd op 29 mei 2000 een kaderbesluit vastgesteld tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsmunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, dat de lidstaten verplicht de euro op passende wijze tegen valsmunterij te beschermen door middel van doeltreffende strafrechtelijke maatregelen, en wel voordat de munt op 1 januari 2002 in omloop wordt gebracht. Andere maatregelen die zowel op nationaal niveau als op het niveau van de EU zijn getroffen om het namaken van de euro effectief te voorkomen en te bestrijden omvatten: de aanbeveling van de ECB van 7 juli 1998 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen ter vergroting van de rechtsbescherming van eurobankbiljetten en -munten en de aanbeveling van de Europese Commissie van 22 juli 1998 inzake opleiding, een informatiesysteem, samenwerking en strafrechtelijke bescherming; de richtlijn van de ECB van 7 juli 1998 inzake sommige bepalingen betreffende eurobankbiljetten, zoals gewijzigd op 26 augustus 1999, waarin onder meer de handhaving van het auteursrecht op de eurobankbiljetten aan de orde komt evenals de oprichting van een analysecentrum voor namaak en van een databank terzake bij de ECB; de aanbeveling van de ECB van 7 juli 1998 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen ter vergroting van de rechtsbescherming van eurobankbiljetten en 43
munten, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de controle op en het verbod van de uitgifte van valse bankbiljetten; de mededeling van de Commissie van 13 januari 1999 betreffende de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euromuntstukken; en de aanbeveling van de Commissie van 13 januari 1999 betreffende munten voor verzamelaars, medailles en penningen, waarin aanbevelingen worden gedaan inzake de gedurende de overgangsperiode in acht te nemen praktijken. 3.1.1.5. Onderwijs en voorlichting De bewustmaking en opleiding van speciale doelgroepen, alsmede de voorlichting van het grote publiek over de uiterlijke en veiligheidskenmerken van eurobankbiljetten en -munten zijn van het grootste belang om valsemunterij te voorkomen. Speciale doelgroepen zoals de politie, loketbedienden van banken en caissières in winkels moeten ruim vóór de uitgifte van de euro een specifieke opleiding krijgen. Naast de maatregelen die door de lidstaten op dit gebied worden genomen werken de Commissie, Europol, de ECB en Interpol samen bij het organiseren van deze opleiding op internationaal en Europees niveau, waarbij rekening wordt gehouden met de nationale maatregelen op dit gebied. Het grote publiek zal in september 2001 worden voorgelicht over de kenmerken van de eurobankbiljetten en -munten via een grote campagne die door de ECB wordt georganiseerd in samenwerking met de nationale centrale banken, de Europese Commissie en de lidstaten van de eurozone. 3.1.2.
De praktische voorbereiding van de burgers en de steun voor bevolkingsgroepen die moeilijk toegang tot informatie hebben
Om vanaf de eerste dagen van 2002 in staat te zijn om zonder vergissingen en krampachtigheid de euro te gebruiken bij het beheren van hun budget en het doen van aankopen, moeten de burgers van de eurozone vóór eind 2001 op deze gebeurtenis zijn voorbereid. In de praktijk zullen 300 miljoen burgers in een tijdsbestek van enkele dagen volledig in een “eurobad” worden ondergedompeld: het gaat er niet om een souvenir te kopen met een vreemde munt, maar om het volledige inkomen in een nieuwe monetaire taal te beheren. Om in de eerste weken van 2002 strubbelingen en moeilijkheden te voorkomen is het wenselijk dat de consumenten niet alleen de omrekeningskoers en de belangrijkste data onthouden, maar ook dat zij reeds vanaf 2001 vertrouwd raken met de uitdrukking van waarden in euro en dat zij de toekomstige bankbiljetten en muntstukken leren herkennen, bijvoorbeeld door middel van praktische oefeningen (simulatiespellen enz.). De nationale en lokale overheden van de deelnemende lidstaten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van voorlichtingsacties ten behoeve van de burgers. Maar het welslagen van de overgang naar de euro is een zaak van iedereen: voor zowel financiële instellingen, winkels en zelfs de pers is een belangrijke rol weggelegd. Het is wenselijk dat de acties zich sterk uitbreiden naarmate de invoeringsdatum dichterbij komt. Een groot deel van de bevolking zal wellicht in staat zijn zich voor te bereiden door de noodzakelijke elementen uit de algemene informatie te halen: het onderscheiden van de belangrijkste gebeurtenissen in verband met de overschakeling, het herkennen van de nieuwe muntstukken en bankbiljetten, het creëren van nieuwe referenties in euro en inzicht in het “waarom” van de eenheidsmunt. Het gaat er hierbij niet om dat het “grootste deel” van de burgers overschakelt op de euro, maar alle consumenten van de eurozone. Elke consument moet in 2002 zijn dagelijkse uitgaven kunnen verrichten onder dezelfde omstandigheden, wat voorlichting en keuzemogelijkheden betreft, als in 2001. Er is met name een speciale inspanning nodig ten behoeve van personen die moeilijk toegang tot informatie hebben als 44
gevolg van een moeilijke sociaal-economische situatie (geïsoleerd levende bejaarden, personen met financiële moeilijkheden, ongeletterden, sociaal uitgesloten immigranten, enz.) of een handicap (blinden of slechtzienden, doven of slechthorenden, geestelijk gehandicapten). De Commissie coördineert sinds 1997, in samenwerking met het Europese Parlement, verschillende projecten welke worden uitgevoerd door NGO’s die de belangen van deze bevolkingsgroepen behartigen (projecten “Euro: spelend leren”). Het oorspronkelijke doel was om de behoeften van deze groepen te inventariseren (scholingsinstrumenten en -methoden), producten te vervaardigen om hieraan tegemoet te komen en een groep deskundige opleiders (“vertrouwenspersonen”) in te zetten om hen te helpen. Er zijn behoorlijke resultaten geboekt: dank zij de “Euro: spelend leren”-projecten konden aangepaste scholingsmethoden worden ontwikkeld alsmede een twintigtal nuttige voorlichtingsproducten voor dit soort lokale acties (handleidingen, brochures, eenvoudige omrekeningskaarten, simulatiespellen, kartonnen euromuntstukken en bankbiljetten, enz.). Bepaalde aanpassingen of inspanningen ten behoeve van personen die moeilijk toegang tot informatie hebben kunnen ook voor de overige consumenten zinvol zijn. De duidelijke "euroconvertors" met goed leesbare, grote, contrasterende cijfers worden bijvoorbeeld door slechtzienden gewaardeerd, maar zijn waarschijnlijk ook bruikbaar voor een groter deel van de bevolking dat zonder leesproblemen van dergelijke instrumenten gebruik wil maken. De Commissie coördineert en ontwikkelt, in samenwerking met de lidstaten en de verenigingen in het veld, een netwerk van meer dan 30.000 opleiders die gespecialiseerd zijn in de acties ten behoeve van deze bevolkingsgroepen. Zij produceert het noodzakelijke voorlichtingsmateriaal in tien talen en in een oplage van enkele honderdduizenden exemplaren. Dankzij een ad hoc-communautaire financiering37 kon de Europese blindenunie bijvoorbeeld een groot aantal acties tot stand brengen (voorlichtingsbrochures in braille en met grote letters, auditieve en geautomatiseerde voorlichtingsinstrumenten, ludieke voorlichtingshulpmiddelen die aangepast zijn aan het zintuiglijke verschil enz.). Evenzo heeft de Commissie 650 “superopleiders” getraind die de vorming van opleiders in elke lidstaat moeten organiseren; dit is gedeeltelijk gefinancierd door het Prince-programma. Nadat zij in verschillende lidstaten in proefregio’s waren getest staan maquettes van de hulpmiddelen “euro: spelend leren” thans ter beschikking van de landen van de eurozone. Een aantal van deze landen (Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland, Italië en België) hebben, in samenwerking met de Commissie, reeds grootschalige voorlichtingsprogramma’s op touw gezet ten behoeve van de betrokken bevolkingsgroepen. De ECB maakt eveneens gebruik van de “euro: spelend leren”-netwerken om deze groepen voor te lichten over de nieuwe munten en bankbiljetten. Ook heeft de ECB 47.000 kits met eenzijdig bedrukte oefenbiljetten laten maken die thans door de Commissie worden verspreid onder de opleiders van de verenigingen van zintuiglijk gehandicapten. De Commissie heeft tevens instemming van de Raad gekregen voor opleidingsmaatregelen, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, met echte euromuntstukken (op beveiligde plaatsen), de vervaardiging (op kosten van de Commissie) van oefenmunten en de distributie ervan door de deelnemende landen onder blinden. De voorbereiding van de burgers en vooral van bevolkingsgroepen die moeilijk toegang tot informatie hebben, vereist coördinatie en een dringend noodzakelijke investering door alle partijen om tijdig meer te kunnen bieden dan louter voorlichting, namelijk een echte opleiding die alle consumenten van de eurozone in staat stelt zonder problemen mee te doen aan dit grote Europese project en volledig te profiteren van de gevolgen van de eenheidsmunt.
37
Soms samen met de ECB.
45
3.1.3.
Het gevaar van prijsstijgingen
Uit de Eurobarometers blijkt dat de consumenten zich onveranderlijk zorgen maken over het gevaar van prijsstijgingen bij de omschakeling op de euro. Circa 46% van de consumenten van de eurozone verklaart dat zij bezorgd of zeer bezorgd zijn over eventuele prijsmanipulatie. In Italië, Frankrijk, Ierland, Portugal en het oostelijk deel van Duitsland is zelfs de meerderheid van de bevolking ongerust. Naarmate de datum van invoering nadert zullen de media waarschijnlijk steeds meer aandacht besteden aan deze ongerustheid; begin 2002 zullen zij incorrecte gedragingen op dit gebied waarschijnlijk opsporen en voor het voetlicht brengen. Het risico van prijsstijgingen is over het geheel genomen zeer klein. Het lijkt vrijwel onbestaand in de grote distributieketens (door de concurrentiedruk zullen zij waarschijnlijk veelal de prijzen bevriezen of naar beneden afronden), maar is in bepaalde kleine winkels die nauwelijks aan concurrentie blootstaan, wel aanwezig; hier zal soms de neiging bestaan om bij de vaststelling van nieuwe psychologische prijzen naar boven af te ronden. Dit gevaar is groter in de weinige winkels die geen dubbele prijzen aanduiden: met uitzondering van Ierland zal de overschakeling op de euro optisch overal een aanzienlijke verlaging van de aangeduide prijs met zich brengen, zonder dat de consument gemakkelijk kan nagaan of deze prijs met het oude tarief overeenkomt. Zonder het beginsel van de prijsvrijheid in het geding te brengen, welke één van de belangrijkste grondslagen van de interne markt is, moeten nu reeds manieren worden gevonden om eventuele prijsstijgingen te voorkomen en de vrees van de consument begin 2002 weg te nemen. De Commissie heeft hiertoe verschillende beleidsideeën onderzocht die elkaar eerder aanvullen dan uitsluiten en deze met de deelnemende lidstaten en Europese verenigingen besproken: 3.1.3.1. De dubbele prijsaanduiding bevorderen De dubbele prijsaanduiding is het instrument bij uitstek dat de consument in staat stelt de prijscontinuïteit te verifiëren doordat hij de prijzen in euro kan vergelijken met hun tegenwaarde in de oude nationale munt. Een algemene toepassing van de dubbele prijsaanduiding, hetzij via wetgeving of op vrijwillige basis, is in ieders belang. 3.1.3.2. De prijsopgaven en controles eind 2001 en begin 2002 uitbreiden Deze maatregelen moeten door de overheid en de consumentenverenigingen worden genomen en kunnen, onder andere, gebaseerd zijn op de Waarnemingsposten van de euro. Veel lidstaten zijn voornemens de controles in 2001 en in de eerste weken van 2002 te versterken. In Nederland bijvoorbeeld verricht de consumentenvereniging prijscontroles ten behoeve van het Nationaal Forum. De autoriteiten verwachten hier een preventief effect van, omdat handelaars bang zijn voor de negatieve reclame wanneer zij door de consumenten op een "zwarte lijst" worden gezet. Hoewel deze maatregelen noodzakelijk zijn om de waakzaamheid van de overheid en van de consumentenorganisaties te demonstreren, hebben zij toch een tamelijk geringe invloed: over het algemeen kunnen alleen gerechtelijke stappen worden genomen tegen een handelaar die een dubbele prijsaanduiding hanteert, wanneer hij de omrekenings- en afrondingsregels die in de euroverordening zijn vastgesteld onvoldoende in acht neemt. 3.1.3.3. Vrijwillige verbintenissen tot stand brengen inzake globale prijsstabiliteit De winkelier verbindt zich vrijwillig tot een over het algemeen neutrale overgang naar de euro en geeft uiting aan deze verbintenis (door een slogan, logo, sticker enz.). Hierdoor kan
46
door de markt druk worden uitgeoefend in de richting van prijsstabiliteit: indien de slogan (of het spandoek, logo enz.) dankzij voorlichtingscampagnes voldoende bekend is zal een bezorgde consument op zoek gaan naar de winkels die van deze middelen gebruik maken. Het niet-aangaan van deze verbintenis houdt dan voor de handelaar een commercieel risico in. Dit idee, dat eenvoudig en weinig kostbaar is, kan gemakkelijk door de grote distributieketens worden overgenomen en is tevens van belang voor kleine winkeliers, die hiermee over een instrument beschikken waarmee zij hun klanten gerust kunnen stellen. Dit initiatief van een vrijwillige verbintenis, dat door de Commissie aan de Europese verenigingen is voorgesteld, maakt deel uit van de gemeenschappelijke verklaring die op 2 april 2001 door de vertegenwoordigers van de middenstand, het MKB en de consumenten is goedgekeurd (zie bijlage 3). 3.1.3.4. Gebruik maken van de voorbeeldfunctie van de overheid Door het gewicht van de overheidssector in de economie krijgen zijn keuzes een voorbeeldwaarde. De meeste overheidsdiensten zijn van plan het goede voorbeeld te geven door bij de overschakeling op de euro hun tarieven over het algemeen niet te wijzigen of in gunstige zin te wijzigen en gedurende de overgangsperiode geen prijsstijgingen toe te passen. 3.1.3.5. De oprichting van een ad hoc-organisatie voor de statistiek De ervaring38 heeft geleerd dat het zinvol is op nationaal en Europees niveau een statistische organisatie in het leven te roepen die per week gegevens produceert over de prijsontwikkeling begin 2002. Er behoeven immers door de media slechts enkele kwalijke praktijken aan het licht te worden gebracht om de bevolking het gevoel te geven dat de prijzen sterk zijn gestegen. Dankzij een snelle bekendmaking van officiële gegevens kunnen deze beweringen worden ontkracht en kan de consument worden gerustgesteld over de werkelijke ontwikkeling van de prijzen. Dankzij al deze maatregelen te zamen kan de consument worden gerustgesteld en kan het gevaar van prijsstijgingen bij de overschakeling op de euro zoveel mogelijk worden ingedamd. 3.1.4.
Het beheer van kassa’s en wachtrijen
Het beheer van kassa’s en wachtrijen brengt ingewikkelde logistieke problemen met zich tijdens de periode van dubbele omloop. De Commissie heeft onder de grootste Europese winkelketens een enquête gehouden om hun voornemens te evalueren. 3.1.4.1. Het beheer van de kassa’s Vrijwel alle ondervraagden zullen in 2001 uitsluitend wisselgeld in euro teruggeven, ook wanneer met nationale bankbiljetten en muntstukken wordt betaald. Over het algemeen kunnen hun kasregisters dergelijke gecombineerde betalingen verwerken en het in euro terug te betalen bedrag berekenen. Meestal zal het binnenkomende nationale geld apart worden gehouden, dikwijls in een doos onder de kassa. De caissière heeft geen toegang tot deze doos en zal dus geen nationale eenheden kunnen gebruiken om wisselgeld terug te geven, zelfs
38
Toen het pond sterling tiendelig werd gemaakt had de bevolking het gevoel dat deze operatie gepaard ging met een sterke inflatie. De bekendmaking, enkele maanden later, van de officiële gegevens waaruit bleek dat de prijzen over het algemeen stabiel waren gebleven, kwam te laat om deze indruk weg te nemen, welke in het collectieve geheugen sterk verankerd is gebleven.
47
indien de klant dit zou wensen. Slechts enkele ketens zijn voornemens in de eerste week van januari gebruik te maken van afzonderlijke kassa’s voor euro en nationale munt. In tegenstelling tot de grote winkelketens beschikken buurtwinkels zelden over de mogelijkheid om gelijktijdig met twee munteenheden te werken en om het aan de klant terug te geven bedrag vast te stellen wanneer twee verschillende munten voor eenzelfde betaling worden gebruikt. Er zijn tijdelijke instrumenten nodig die wellicht door beroepsorganisaties of de overheid zouden kunnen worden verspreid. De gemeenschappelijke verklaring die op 2 april 2009 door de consumentenvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de handelaars en het MKB is ondertekend (zie bijlage 3), bevat eveneens een verzoek aan de consumenten om zich snel van euro's te voorzien en het naast elkaar gebruiken van euro en nationale munt voor eenzelfde betaling te vermijden. 3.1.4.2. Het voorkomen van lange wachtrijen Doordat het teruggeven van wisselgeld ingewikkeld is bestaat het gevaar dat betaling aan de kassa veel langer zal gaan duren en dat derhalve ook de wachttijden zullen oplopen. Het logistieke probleem dat de invoering van de euro met zich brengt wordt vanzelfsprekend groter naarmate er meer gebruik wordt gemaakt van contant geld. Volgens een studie die in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen is uitgevoerd wordt de tijd die nodig is om een betaling in euro te verwerken geraamd op 50 seconden, op 60 seconden bij een betaling in guldens (waarbij wisselgeld wordt teruggegeven in euro) en op 120 seconden wanneer van beide munteenheden gebruik wordt gemaakt. Zonder corrigerende maatregelen zouden er om 9 uur voor elk loket van het Centraal Station van Amsterdam 100 personen staan te wachten en zou de rij om 22 uur tot 1.200 personen zijn gegroeid; hieruit blijkt tot in het absurde de noodzaak om maatregelen vast te stellen waardoor de tijd die met betalen gemoeid is, kan worden beperkt. Volgens de enquête van de Commissie onder de grote distributieondernemingen zullen de wachttijden aan de kassa’s in deze winkels zonder ad hocmaatregelen met 25 tot 100% toenemen. Een dergelijke ontwikkeling zou een groot aantal negatieve consequenties kunnen hebben. Met bepaalde simpele eenmalige maatregelen kan echter een positief effect worden bereikt en kunnen dergelijke lange wachttijden worden voorkomen, zoals: - het openstellen van zoveel mogelijk kassa’s; - een ruimere acceptatie van betaalkaarten. Het nut en de uitvoerbaarheid van deze maatregel hangen echter af van de snelheid van het elektronische betaalsysteem, zijn vermogen om een groter volume te verwerken en de gebruikskosten ervan; - de benoeming van personen die vragen van klanten over de euro kunnen beantwoorden om te voorkomen dat dergelijke vragen aan de caissières worden gesteld. Deze personen kunnen achter een informatiebalie plaatsnemen, in de winkel rondlopen of achter elke kassa worden opgesteld; - het inpakken van de boodschappen bij elke kassa door het personeel. Deze maatregel is door bepaalde ketens gepland, en is bijzonder efficiënt. De tijd die verloren gaat met betalen zou hiermee volledig kunnen worden ingehaald. Er zijn aangepaste oplossingen voor elk winkeltype. Om deze oplossingen te kiezen en ten uitvoer te leggen is het nodig de ernst van het probleem van tevoren in te schatten en over
48
enige verbeeldingskracht te beschikken. Het is aan elke onderneming om, voor zover mogelijk, simulaties uit te voeren en op haar situatie afgestemde maatregelen ten uitvoer te leggen zodat de kwaliteit van de dienstverlening aan de klanten in de eerste dagen van 2002 kan worden gehandhaafd. 3.1.5.
De totstandbrenging van één ruimte voor betalingen in euro
Op 1 januari 2002 zullen de euromunten en –bankbiljetten in de 12 landen wettig betaalmiddel worden. Er blijven evenwel nog twaalf ruimten voor retailbetalingen bestaan. De burgers zullen deze situatie niet kunnen begrijpen. Indien vanaf januari 2002 geen belangrijke verbeteringen worden aangebracht zal de consument menen dat de eenheidsmunt er slechts is voor munten en bankbiljetten. Elk land heeft zijn eigen retailbetalingssysteem opgebouwd. Deze verschillende systemen functioneren vrij goed. Maar zodra een klein bedrag over de grenzen heen wordt overgemaakt worden de kosten voor de cliënt buitensporig hoog. De laatste studie die voor de Commissie in november 1999 is verricht heeft aangetoond dat de kosten nog altijd gemiddeld 17 € bedroegen voor een grensoverschrijdende overmaking van 100 € in de eurozone. Deze situatie vloeit met name voort uit het feit dat deze betalingen niet geautomatiseerd zijn en/of ingewikkelde trajecten moeten volgen. De consument zal in 2002 eveneens ontdekken dat het gebruik van een geldautomaat in zijn land vrijwel niets kost, maar zeer duur is zodra hij een grens passeert. In beide gevallen gaat het echter om dezelfde biljetten in euro. Dezelfde redenering geldt voor de verschillende betaalmiddelen. In alle twaalf lidstaten die tot de eurozone behoren zijn de transactiekosten hetzelfde, ongeacht of de transactie in de hoofdstad of in een afgelegen gehucht wordt verricht. Dit beginsel van een eengemaakte ruimte voor betalingen moet op de eurozone worden toegepast: wij moeten van twaalf nationale ruimten overgaan naar één interne euroruimte. De invoering van de euro heeft de aandacht gevestigd op het gebrek aan integratie van de grote markt voor financiële diensten, die nog altijd sterk gefragmenteerd is. Daarom heeft de Commissie begin 1999 een actieprogramma39 voorgesteld om de werking van deze markt te verbeteren. Hierin wordt met name opgemerkt: «Zonder impuls van het hoogste politieke niveau is het gevaar niet denkbeeldig dat de particuliere afnemer van financiële diensten van sommige van de tastbare voordelen van een eenheidsmunt verstoken blijft40». In haar mededeling van januari 2000 over retailbetalingen heeft de Commissie opnieuw de noodzaak om deze eengemaakte ruimte voor betalingen tot stand te brengen, benadrukt41. Het Parlement en de Europese Centrale Bank sluiten zich hierbij aan42. Er worden momenteel grote inspanningen verricht om de werking van overmakingssystemen te verbeteren en tot volledige automatisering te komen. Hiervoor moeten de bestaande normen ten uitvoer worden gelegd, nieuwe netwerken worden opgebouwd en bepaalde administratieve belemmeringen worden opgeheven. Met name moet het algemeen gebruik van drie instrumenten worden nagestreefd: - IBAN (International Banking Account Number) . De bestaande nummersystemen van bankrekeningen zijn louter nationaal en bevatten geen element aan de hand waarvan kan
39
« Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële diensten : een actieplan » COM(1999) 232van 11/05/1999. Blz. 11 van de Mededeling. 41 Retailbetalingen in de interne markt. COM(2000) 36 van 31.01.2000. 42 Resolutie A5-0283/2000 van 26.10.2000 en « Improving cross-border retail payment services ». The eurosystem’s view. Progress report (sept 2000) 40
49
worden vastgesteld in welk land de rekening zich bevindt. De IBAN-norm behelst eenvoudigweg de toevoeging van een groep van vier karakters voor elk rekeningnummer: twee letters op grond waarvan het land kan worden geïdentificeerd, zoals bij een internationaal telefoonnummer, en twee cijfers om de IBAN te kunnen controleren (ten einde transcriptiefouten te voorkomen). - BIC (Bank Identifier Code) : met deze code, die reeds is ingevoerd, kan bij een internationale transactie de bank worden geïdentificeerd. Deze code wordt aan de IBAN-code toegevoegd en bevat elf karakters. -IPI (International Payment Instruction). Dit document, dat bijna is voltooid, bevat alle informatie die nodig is om een transactie volledig automatisch te laten verlopen. IBAN en BIC worden erin vermeld. Voor de consumenten is in deze procedure een belangrijke rol weggelegd: om de transactie correct te doen verlopen, moeten alle vakjes van het formulier worden ingevuld, zoals thans gebruikelijk is bij binnenlandse overmakingen. De consument kan zelf zijn gegevens invoeren (thuisbankieren, automatische loketten) of doet dit via het bijkantoor. De transactie is vervolgens automatisch. In de praktijk kan men ervan uitgaan dat alle informatie door de begunstigde wordt verstrekt op voorgedrukte formulieren. Er is ook een elektronische versie van dit document. Binnen enkele jaren zullen alle consumenten die internationale betalingen verrichten IBAN en IPI kennen. Maar hiervoor moeten wel omvangrijke opleidingscampagnes voor bankpersoneel en voorlichtingscampagnes voor consumenten worden gehouden. De meeste banken maken tegenwoordig nog gebruik van “correspondent banking” voor grensoverschrijdende betalingen. Dit systeem is niet afgestemd op een eengemaakte ruimte voor betalingen, en kan hieraan ook niet worden aangepast. De bestaande transport- en clearing-systemen (SWIFT, TARGET) zijn voor grote bedragen bedoeld en zijn niet geschikt voor kleine bedragen. In november 2000 is door de EBA (Euro Banking Association) een omvangrijk project gelanceerd, STEP 1 genaamd (Straight Through Euro Processing). Hoewel het zich nog in de beginfase bevindt is dit misschien de eerste stap in de richting van aan de eurozone aangepaste clearingsystemen. Om dergelijke systemen volkomen automatisch te laten functioneren moeten ook aangepaste mededingingsregels worden vastgesteld, met name met het oog op de verdeling van de kosten. De MIF (Multilateral Interchange Fee) is de provisie die door de bank van de begunstigde van de betaling wordt gestort aan de bank van de uitgever. Deze provisie is tot stand gekomen op grond van een overeenkomst tussen de banken, en moet derhalve door de mededingingsautoriteiten worden aanvaard. De Commissie heeft zich in 1995 in principe akkoord verklaard met een MIF voor grensoverschrijdende overmakingen. De concrete kenmerken ervan moeten nog worden besproken. 3.2.
Twintig voorbeelden van goede praktijken om de definitieve overschakeling op de euro te vergemakkelijken
Er zijn veel eenvoudige ideeën in omloop die op zich niet revolutionair zijn maar die, wanneer zij worden toegepast, een beetje olie in het raderwerk kunnen brengen, dat wil zeggen de definitieve overgang naar de euro kunnen vergemakkelijken. Deze goede praktijken kunnen niet altijd van de ene lidstaat of sector naar een andere worden overgeheveld, maar zijn over het algemeen van belang voor de meeste deelnemende lidstaten. Sommige kunnen voor 1 januari 2002 worden toegepast, andere gedurende de periode van de dubbele omloop.
50
3.2.1.
Tien voorbeelden van nuttige maatregelen voor 1 januari 2002
3.2.1.1. Grootschalige distributie van hulpmiddelen voor het berekenen van wisselgeld aan kleine winkels De grote distributieketens beschikken over kassa’s waarmee wisselgeld kan worden berekend, ook bij gecombineerde betalingen. Dit zal zelden het geval zijn bij kleine winkels, waar de afwezigheid van speciale hulpmiddelen het beheer van de kassa’s ernstig kan bemoeilijken. Er zijn op de markt niet al te kostbare apparaten ter grootte van een zakrekenmachientje verkrijgbaar, maar de bestellingen komen traag op gang. Deze instrumenten zijn niettemin noodzakelijk om te voorkomen dat in de buurtwinkels wachtrijen ontstaan en om het gevaar van vergissingen bij het teruggeven van wisselgeld zo klein mogelijk te houden. De mogelijke distributiekanalen zijn talrijk: kamers van koophandel, banken, winkeliersverenigingen, overheidsinstanties, enz. ) 3.2.1.2. Vervaardiging en verspreiding van eenvoudige hulpmiddelen om de behoefte aan contant geld te schatten Het is betrekkelijk moeilijk voor een winkelier om in te schatten hoeveel euro hij van tevoren nodig zal hebben ("frontloading") en over hoeveel kasgeld hij begin 2002 moet beschikken. Dit is echter wel van het grootste belang omdat de noodzakelijke munststukken en bankbiljetten moeten worden besteld. Oostenrijk, Ierland en Nederland zijn tot op heden de enige landen die eenvoudige software hebben ontworpen en onder de winkeliers hebben verspreid voor het berekenen van de behoefte aan vooraf te leveren euro's en kasmiddelen. Met een Oostenrijks product (“eurocalculus”), dat door de universiteit van Wenen is ontwikkeld en door de banken is gefinancierd, kan per type winkel het noodzakelijke aantal eurobankbiljetten en -muntstukken worden berekend, alsmede de verdeling per coupure43. Om dit product te vervaardigen is een enquête gehouden bij 10.000 verkooppunten. Het wordt in Oostenrijk kosteloos ter beschikking gesteld, is gebruikersvriendelijk en eenvoudig te hanteren. Zonder uitvoerige aanpassingen kan het niet elders worden gebruikt (de ontwikkeling van de software heeft ongeveer 100.000 euro gekost). Een vergelijkbaar softwareproduct is in Ierland ontwikkeld (“eurofloat”) en wordt door de "Euro Changeover Board of Ireland" gratis verspreid44. In Nederland heeft de centrale bank, in samenwerking met de winkeliersverenigingen, kwantitatieve aanbevelingen vastgesteld inzake het aantal standaardpakketten munten en bankbiljetten die voor de eerste week van januari moeten worden besteld, overeenkomstig de wekelijkse hoeveelheid en de gemiddelde waarde van de transacties. 3.2.1.3. Het gebruik van kits met euromuntstukken als wisselgeld in de laatste dagen van december, mits de consument hiermee instemt Dit idee van Nederlandse winkeliers is betrekkelijk gemakkelijk uitvoerbaar; de kits hebben alle een waarde die overeenkomt met een rond bedrag in nationale munt (100 FF, 500 BEF, enz.). Op deze wijze kunnen de gebruikelijke distributiekanalen worden verruimd en kan meer geld vooraf aan de consumenten ter beschikking worden gesteld, waardoor in de eerste dagen van 2002 minder problemen zullen ontstaan op het gebied van pasmunt en wisselgeld.
43 44
Beschikbaar op www.stuzza.at Beschikbaar op www.euro.ie.
51
3.2.1.4. De werkgevers toestaan kits met euromuntstukken aan hun personeel te verstrekken De Belgische autoriteiten hebben bijvoorbeeld de werkgevers toestemming verleend als sociaal voordeel een kit met muntstukken aan al hun personeelsleden te verstrekken (aftrekbaar als bedrijfskosten voor de onderneming)45. Dank zij deze maatregel kan ook de hoeveelheid vooraf verstrekte muntstukken worden uitgebreid46. 3.2.1.5. Verlaging van de waarde van de nationale coupures die in geldautomaten aanwezig zijn gedurende de laatste dagen van december Deze maatregel is met name in Duitsland en Nederland gepland. Hierdoor zou de waarde van de coupures voor betalingen in de eerste dagen van januari 2002 worden verlaagd en zou aldus de hoeveelheid wisselgeld in euro kunnen worden verminderd, waardoor de winkels minder logistieke problemen zouden hebben. 3.2.1.6. Het vooraf laden van geldautomaten met eurobiljetten Deze maatregel wordt door een aantal grote banken voorgenomen, met name in België en in landen waar de geldautomaten voorzien zijn van vier vakken. Het eurovak zal op 1 januari elektronisch worden geactiveerd, zodat het publiek onmiddellijk van eurobiljetten kan worden voorzien. 3.2.1.7. Het zenden van deskundigen ter plaatse om de overgang naar de euro aan de winkeliers uit te leggen Deze maatregel is bijvoorbeeld ten uitvoer gelegd door de Kamer van Koophandel van Lille, die deskundigen heeft opgedragen om op rustige uren de winkels langs te gaan om de voorwaarden voor de overgang naar de euro aan de winkeliers uit te leggen. Dergelijke maatregelen zouden ook heel goed elders kunnen worden toegepast op initiatief van de Kamers van Koophandel, kamers van ambacht of lagere overheden. 3.2.1.8. Alle ondernemingen aanschrijven om hen aan hun verplichtingen te herinneren Een aantal lidstaten, zoals Frankrijk, België of Luxemburg, hebben alle in het BTW-register ingeschreven ondernemingen aangeschreven om hen te herinneren aan de datum van invoering van de euro en hen te wijzen op de boekhoudkundige en fiscale verplichtingen die zij in 2002 moeten nakomen in verband met de overgang naar de euro. Een dergelijke maatregel kan de voorlichting van het bedrijfsleven, en met name het kleinbedrijf verbeteren en verwarring beperken. 3.2.1.9. Het organiseren van gesimuleerde betalingstransacties in euro Er zijn reeds een groot aantal simuleringsacties geweest, dikwijls op initiatief van de lokale autoriteiten, waarbij gedurende een zeer korte tijd namaakmuntstukken of bankbiljetten met een zelfde "waarde" als de euro in omloop zijn gebracht. Hierdoor kunnen de consumenten op praktische wijze vertrouwd raken met betalingen in euro. 45
De verstrekking van de kit moet in België een extra sociaal voordeel inhouden dat niet in de plaats kan komen van andere vergoedingen waarop de werknemers recht hebben uit hoofde van individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten. 46 Ter herinnering, Nederland heeft tevens besloten alle inwoners die ouder zijn dan zes jaar een exemplaar van alle euromuntstukken te geven, afgezien van de verkoop van kits met een groter bedrag voor het grote publiek.
52
3.2.1.10.Alle plaatselijke actoren betrekken bij de voorlichting over de euro Dit is bijvoorbeeld het geval in de regio van Barcelona, waar de autoriteiten van elk dorp de plaatselijke economische actoren hebben gevraagd plaatselijke groepen te vormen om toezicht te houden op de overgang naar de euro en om de maatregelen op het gebied van de voorlichting van de bevolking en het MKB te coördineren. 3.2.2.
Tien voorbeelden van nuttige maatregelen na 1 januari 2002
3.2.2.1. Uitstel van de datum waarop de opruiming begint indien deze voor de eerste week van januari is gepland Deze maatregel is bijvoorbeeld in België genomen, waar het begin van de opruiming met twee tot drie weken wordt verschoven na 3 januari. Het zou wenselijk zijn de opruiming hetzij eind december, hetzij na het eind van de tweede week van januari te laten beginnen. Gewoonlijk zijn de drie eerste dagen van de opruiming het drukst. Door de opruiming niet gelijktijdig met de invoering van de euro te houden kan worden voorkomen dat een periode van grote drukte samenvalt met een periode waarin zich omschakelingsproblemen kunnen voordoen. 3.2.2.2. Toestemming verlenen voor het ongeldig maken van nationale bankbiljetten In België is reeds besloten in 2002 bankagentschappen toe te staan bankbiljetten ongeldig te maken door middel van perforatie; in Frankrijk wordt deze mogelijkheid nog onderzocht. Hoewel er enkele technische problemen zijn (er moet bijvoorbeeld voor worden gewaakt dat de geperforeerde biljetten door de telmachines worden geweigerd), kan deze maatregel de problemen op het gebied van veiligheid en verzekering aanzienlijk verminderen, vooral indien zij gepaard gaat met regelgeving waarbij uitsluitend aan banken de bevoegdheid wordt verleend deze biljetten bij de centrale bank om te wisselen. Daarnaast zouden waarschijnlijk derde landen moeten worden ingelicht. 3.2.2.3. Het aanbieden van hulpmiddelen voor de teruggave van nationale muntstukken Hiervan zal bijvoorbeeld in Frankrijk gebruik worden gemaakt. Er kunnen twee verschillende formules worden overwogen naargelang van de werkwijze van de bankagentschappen. Indien zij de kasmiddelen van de winkelier periodiek via een kaskrediet innen en hem in ruil daarvoor elke ochtend een standaardbedrag aan euro's verstrekken, is het zinvol om de winkelier een standaardkit ter beschikking te stellen die hij met een rond bedrag aan nationale munten kan vullen. Indien de winkelier kasmiddelen in euro ontvangt met dezelfde waarde als de kasmiddelen die hij de vorige avond heeft gestart, kan hem een kit worden overhandigd voor de teruggave van nationale muntstukken voor een bedrag dat overeenkomt met een rond bedrag in euro. Dergelijke maatregelen bevorderen een snelle teruggave van muntstukken. 3.2.2.4. Het apart houden van nationale muntstukken en bankbiljetten in de kassa De meeste grote supermarktketens zijn van plan de binnenkomende nationale munten en bankbiljetten in een doos te doen die zich onder de kassa bevindt. Indien de caissière over nationaal geld beschikt dat gemakkelijk toegankelijk is en zichtbaar is voor de consument, zou een gedeelte van de klanten die met nationale munt betaalt wisselgeld in nationale munt kunnen vragen, hetgeen over het algemeen zeer contraproductief zou zijn. Het is in ons aller belang om de dubbele omloop zo beperkt mogelijk te houden.
53
3.2.2.5. Een of meerdere personen aanwijzen die in supermarkten en grootwinkelbedrijven vragen over de euro beantwoorden Alle simulaties tonen aan dat tijdens de periode van dubbele omloop de betalingen aan de kassa’s veel langer gaan duren, en dat dit een negatieve invloed op de omzet zal hebben. Om de problemen met betrekking tot de wachtrijen zoveel mogelijk tegen te gaan moet er op zijn minst voor worden gezorgd - zoals sommige grote ketens ook van plan zijn - dat alle vragen van klanten over de euro niet aan de kassa’s worden gesteld. Indien de caissière naast teruggeven van wisselgeld, dat toch al ingewikkeld is, ook nog vragen van klanten moet beantwoorden die slecht op de hoogte zijn, dan is het hek van de dam en zullen de wachtrijen nog langer worden. 3.2.2.6. Omrekeningsinstrumenten aan de klanten ter beschikking stellen De periode van dubbele omloop is moeilijk te beheren en geeft dus gemakkelijk aanleiding tot vergissingen. Om alle eventuele protesten van klanten snel te behandelen is het wenselijk aan de kassa’s een eenvoudige convertor ter beschikking te stellen. De Europese vertegenwoordigers van de handelaars hebben zich hier overigens reeds toe verbonden in hun gemeenschappelijke verklaring van 2 april 200147. 3.2.2.7. Opening van een aantal of alle loketten op 1 januari 2002 Een dergelijke maatregel wordt met name gepland door de Nederlandse banken en de Duitse spaarkassen en volksbanken. De chartale omschakeling zou immers worden vergemakkelijkt indien het proces van omwisseling reeds op de eerste dag kan beginnen. Bovendien zou deze maatregel op de marktdeelnemers een geruststellend effect kunnen hebben. Indien zich problemen met de beschikbaarheid van personeel voordoen, zou de toegang tot de banken in voorkomend geval beperkt kunnen blijven tot winkeliers48. 3.2.2.8. De geldautomaten zo snel mogelijk aanpassen aan de euro In alle deelnemende lidstaten zijn de geldautomaten de voornaamste voorzieningsbron voor bankbiljetten van de consument. In vijf landen (België, Duitlsland, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk) zullen alle geldautomaten vanaf de eerste dag euro verstrekken, waardoor een snelle invoering van de nieuwe munt mogelijk wordt. De snelheid van de aanpassing is van groot belang voor het welslagen van de omschakelingsoperatie. 3.2.2.9. Verlenging van de openingsuren van banken De verlenging van de openingsuren gedurende de eerste twee weken van januari 2002, die reeds door een groot aantal banken is gepland, zal een goed verloop van de omwisseling van chartaal geld vergemakkelijken en de hoeveelheid coupures van nationale bankbiljetten die in winkels worden aangeboden, beperken (waardoor ook het teruggeven van wisselgeld wordt vergemakkelijkt).
47
48
België heeft convertoren verspreid onder weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen boven de 66 jaar, waarbij gebruik is gemaakt van het netwerk van apotheken. Dit is het geval in Nederland, waar alleen winkeliers de bestelde bankbiljetten kunnen komen ophalen.
54
3.2.2.10.Uitbetaling aan de loketten in kleine coupures Deze maatregel, die met name in België, Spanje en Duitsland is vastgesteld, maakt eveneens deel uit van de op 19 februari 2001 gesloten overeenkomst49 tussen de Europese Commissie en de drie Europese bankverenigingen.50 Zij vormt een nuttige aanvulling op de invoering van bankbiljetten in kleine coupures in de geldautomaten en helpt derhalve de problemen met wisselgeld te verminderen.
49 50
Beschikbaar op www.europa.eu.int/rapid Dit zijn de Europese bankfederatie, de Europese vereniging van coöperatieve banken en de Europese spaarbankenvereniging.
55
4.
BIJLAGEN
4.1.
Stand van de toepassing van de aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000
Hoewel de “aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000 over de middelen ter vergemakkelijking van de voorbereiding van de economische actoren op de overgang naar de euro”51 geen dwingend karakter heeft, heeft zij over het algemeen een aanzienlijk effect gehad. De voornaamste bepalingen van deze aanbeveling worden momenteel ten uitvoer gelegd. 4.1.1.
Artikel 1 - De toekomstige gebruikers voorlichten
De Commissie heeft er met name op aangedrongen: - de voorlichtingsacties ten behoeve van de burgers te intensiveren, en met name ten behoeve van personen die moeilijk toegang hebben tot informatie. De voorlichtingscampagnes voor de burgers worden allemaal voortgezet en zullen naarmate de datum van invoering dichterbij komt, worden geïntensiveerd. Op initiatief van de Commissie is, in samenwerking met de Europese Centrale Bank, de lidstaten en de desbetreffende verenigingen, besloten bijzondere voorlichtings- en opleidingsacties ten uitvoer te leggen voor personen die zich in een situatie van economische of sociale uitsluiting bevinden evenals voor zintuiglijk of geestelijk gehandicapten (zie 3.1.2). - de juridische, fiscale en boekhoudkundige regelgeving voor de overschakeling te voltooien en de ondernemingen ter zake voor te lichten. Alle lidstaten hebben thans een plan voor chartale overschakeling bekendgemaakt en het juridisch, boekhoudkundig en fiscaal wetgevingskader nader aangegeven. Sommige landen (bijvoorbeeld Frankrijk, België, Luxemburg) hebben alle in het BTW-register ingeschreven ondernemingen aangeschreven om hen te herinneren aan de termijnen en verplichtingen waaraan zij zich moeten houden. Er moeten echter nog inspanningen worden verricht om de informatie aan de ondernemingen te verstrekken, met name aan het MKB. - dat de banken hun cliënten de praktische gevolgen van het einde van de overgangsperiode meedelen. De drie Europese bankverenigingen hebben deze gevolgen van het einde van de overgangsperiode uitvoerig verduidelijkt52 en hun leden uitdrukkelijk verzocht deze uiterlijk op 31 maart 2001 aan hun cliënten mee te delen. 4.1.2.
Artikel 2 – De burger helpen aan de euro te wennen
De Commissie heeft met name aanbevolen dat: - de prijzen in euro worden vastgesteld met hun tegenwaarde in nationale valuta voor alle producten die per postorder of op afstand worden verkocht en in verkooppunten waar vooral giraal wordt betaald. Volgens de gemeenschappelijke verklaring van Europese
51
Beschikbaar op: www.europa.eu.int/comm/economy_finance/document/euro/recommendation1000/recommendation1000_en.htm 52 In twee documenten : « European guidelines for best practice concerning customer and nostro legacy currency account conversion » (26 février 2001) en « European guidelines for best practice concerning legacy currency cross border cheques » (2 mars 2001). Documenten beschikbaar op: www.fbe.be
56
vertegenwoordigers van consumenten, handel en MKB die op 2 april 2001 in Brussel is goedgekeurd, zal er tussen september en begin december 2001 een geleidelijke uitbreiding plaatsvinden van het gebruik van de euro als hoofdaanduiding (door de prijs in euro’s opvallender aan te duiden dan de nationale munteenheid) en van de psychologische prijsstelling in euro. Deze Europese afspraak zal thans op nationaal niveau ten uitvoer moeten worden gelegd. Frankrijk is tot dusverre het enige land dat officiële aanbevelingen heeft vastgesteld waarbij de euro als hoofdaanduiding wordt bepleit 53. - zo spoedig mogelijk in 2001, de lonen in euro worden uitbetaald of de loonstroken tenminste een dubbele prijsvermelding bevatten. Er is weinig bekend over de toepassing van deze maatregel door de bedrijven. Volgens de enquête van AUME - Cap Gemini54, wordt 22% van de werknemers van grote ondernemingen reeds in euro betaald. Waarschijnlijk is dit percentage bij het MKB veel lager. Wat de overheden betreft wordt 60% van de Portugese ambtenaren reeds in euro uitbetaald, een maatregel die geleidelijk tot alle functionarissen wordt uitgebreid. In Frankrijk zullen de salarissen van alle ambtenaren vanaf juli 2001 in euro worden uitbetaald. In Italië wordt de vaststelling van een soortgelijke maatregel voorbereid; deze zal in de loop van het tweede semester van 2001 worden ingevoerd. In Luxemburg worden de lonen vooralsnog in twee munteenheden op het loonstrookje vermeld. In Spanje zal dit eveneens worden gedaan vanaf juli en zal vanaf september uitsluitend de euro worden gebruikt. Het is waarschijnlijk dat in de komende maanden nog andere besluiten voor een vervroegde overgang van de ambtenarensalarissen zullen worden genomen. - kennisgevingen van de storting van pensioenen zo spoedig mogelijk in 2001 een dubbele prijsvermelding bevatten. De Commissie beschikt helaas niet over informatie over de toepassing van deze bepaling. - de overheidsdiensten en de openbare nutsbedrijven in het derde kwartaal van 2001 hun tarieven en rekeningen in euro vaststellen. Terwijl de overheidsdiensten nog geen besluit van deze strekking hebben genomen, ontwikkelt de situatie zich daarentegen zeer snel voor de openbare nutsbedrijven. In Frankrijk worden tussen januari en juli van dit jaar de facturen van deze ondernemingen in euro gesteld, in Italië in juli, in Luxemburg en Spanje in september en in Portugal in oktober. Deze lijst zal waarschijnlijk in de komende maanden aanzienlijk langer worden. 4.1.3.
Artikel 3 - De economische actoren aanmoedigen ervaring op te doen met de euro
De Commissie heeft er met name op aangedrongen dat: - de bankrekeningen en ermee verbonden girale betaalmiddelen, tenzij de klant uitdrukkelijk een tegengesteld verzoek doet, aan het begin van het derde kwartaal van 2001 overschakelen. Een dergelijke maatregel werd destijds alleen voorgenomen door Belgische en Franse banken. Nu heeft deze maatregel zich tot vrijwel alle landen uitgebreid: er zal in juli 2001 een vervroegde overgang zijn van een aantal of van alle banken in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Portugal, Luxemburg en België, in september in Spanje, in oktober in Finland en in december in Griekenland. Een dergelijke maatregel is tevens gepland door enkele banken in Nederland. Alleen Ierland zal niet vervroegd overschakelen. - alle elektronische betaalterminals aan het begin van het derde kwartaal van 2001 in staat zijn transacties in euro te verrichten. Dit geldt reeds voor circa 60% van de terminals die door 53 54
Advies nr. 9 van de « Conseil national de la consommation ». Beschikbaar op: www.euro.gouv.fr Beschikbaar op: www.aume.org
57
de banken worden beheerd55, met uitzondering van Oostenrijk, Finland, Ierland en Italië, waar de aanpassing nog niet begonnen is56. Daarentegen kunnen alle Belgische terminals en drie kwart van de Portugese terminals transacties in euro uitvoeren. - de tenuitvoerlegging van specifieke acties om het gebruik van de euro te stimuleren. Hoewel de Commissie er bij herhaling op heeft gewezen dat dergelijke acties rijmen met het "nochnoch"-beginsel (noch verbod, noch verplichting om de euro te gebruiken) zijn zij nog altijd zeldzaam. Om een voorbeeld te noemen, een Belgische operator van mobiele telefoons57 heeft zijn klanten extra getrouwheidspunten aangeboden indien zij bereid zijn hun facturen in euro te ontvangen. 4.1.4.
Artikel 4 –De stroom van in euro om te zetten transacties verminderen
De Commissie heeft met name aanbevolen dat: - contracten voor onbepaalde duur die in 2001 worden gesloten en contracten met een bepaalde duur waarvan de vervaldag na 1 januari 2002 valt, in euro worden opgesteld. De Commissie heeft weinig gegevens over de toepassing van deze bepaling. In Frankrijk gaan notariële akten tussen januari en juni 2001 over op de euro. - opdrachten en contracten van de centrale overheid en de lagere overheden in 2001 in euro worden gesloten en betaald. Overheidsopdrachten worden in Frankrijk sinds juli 2000 en in Portugal sinds december 2000 in euro gesloten. De Luxemburgse autoriteiten hebben alle ministeries aanbevolen hun opdrachten en contracten in euro te sluiten. De Nederlandse autoriteiten hebben een soortgelijke aanbeveling gedaan voor alle contracten of opdrachten waarvan de vervaldatum na 1 januari 2002 valt. Deze lijst kan in de komende maanden langer worden. De Commissie beschikt niet over informatie over de maatregelen van de lagere overheden. - ondernemingen die in 2001 worden opgericht hun kapitaal in euro uitdrukken. De Commissie bezit geen algemene recente informatie over de toepassing van deze aanbeveling. Volgens de Franse kamers van ambachten zou slechts 20% van de pas opgerichte ambachtelijke bedrijven hun kapitaal rechtstreeks in euro uitdrukken. - de consument wordt aangemoedigd zijn niet-actieve kastegoeden op een rekening te storten en zijn voorraad muntstukken op tijd te gebruiken. Maatregelen op het gebied van de recuperatie van niet-actieve tegoeden van muntstukken zijn in Duitsland in mei en oktober gepland, in Oostenrijk in juni en oktober, in Finland in september en oktober, in Griekenland in oktober, in Nederland en België in oktober en november, en in Ierland in de zomer en het najaar van 2001. Soortgelijke maatregelen worden in Portugal, Italië en Luxemburg voorbereid. 4.1.5.
Artikel 5 – De overschakeling naar de chartale euro vergemakkelijken
De Commissie heeft met name aangedrongen op: 55
Bron : Vijfde driemaandelijks overzicht van de ontwikkeling van het gebruik van de euro. Europese Commissie. Beschikbaar op: www.europa.eu.int/comm/economy_finance/document/misc/eurouse_en.htm
56
De Ierse terminals kennen slechts één munteenheid. Zij worden op 1 januari 2002 automatisch op de euro overgeschakeld. 57 Proximus.
58
- kosteloze uitwisseling van biljetten en muntstukken voor de klanten van banken, met de eenvoudige verplichting tot voorafgaande kennisgeving voor grote bedragen in de periode van dubbele omloop. Dit zou in alle deelnemende lidstaten het geval zijn, met uitzondering van Oostenrijk (dat echter een hoog maximumbedrag heeft: 50.000 ATS of 3.633,64 EUR) en Ierland. - kosteloze uitwisseling van nationale bankbiljetten tegen eurobiljetten door personen die geen klant zijn bij de bank gedurende de periode van dubbele omloop, tot een door de bank vastgesteld maximum. Dit is het geval in alle deelnemende lidstaten met uitzondering van Duitsland – waar de meeste banken geen uitwisselingsactiviteiten wensen te verrichten ten behoeve van personen die geen klant zijn –, Nederland en Oostenrijk, waar de uitwisseling over het algemeen niet gratis zal zijn. - het treffen van regelingen om de burgers de gelegenheid te bieden om nog gedurende enige tijd na de periode van dubbele omloop hun nationale biljetten en munten tegen euro in te ruilen bij de handelsbanken. Alle lidstaten hebben hiertoe bepalingen vastgesteld, waardoor meestal uitwisseling (soms tegen betaling) tot eind juni of eind december mogelijk is. - de vaststelling van maatregelen om in het buitenland verblijvende houders van munten die geen wettig betaalmiddel meer zijn voldoende tijd te geven om deze bij de officiële instellingen in te ruilen. Met uitzondering van Portugal, waar de bedoelde periode nog wat kort is (eind december 2002), hebben alle deelnemende landen bepalingen van deze strekking vastgesteld. De uitwisseling in Griekenland kan gedurende twee jaar bij de centrale bank worden uitgewisseld, in België en Luxemburg tot eind 2004, gedurende drie jaar in Frankrijk, tien jaar in Italië en Finland, dertig jaar in Nederland en onbeperkt elders. - de beschikbaarstelling vanaf de eerste dagen van 2002, van voldoende hoeveelheden kleine coupures via geldautomaten of andere middelen. In (vrijwel) alle geldautomaten van alle deelnemende lidstaten, met uitzondering van Finland, zullen kleine coupures (5 of 10 euro) beschikbaar zijn. In de op 19 februari 2001 tussen de Commissie en de drie Europese bankverenigingen gesloten overeenkomst is eveneens bepaald dat de gebruikelijke bedragen die via de geldautomaten worden opgenomen gedurende de eerste weken van 2002 in kleine coupures beschikbaar zullen zijn. - exclusieve teruggave in euro door de handelaars in 2002. De autoriteiten en/of de beroepsorganisaties van alle deelnemende landen hebben de handelaars aanbevelingen van deze strekking doen toekomen.
59
4.2.
Geconsolideerd tijdschema van de maatregelen voor de overgang naar de euro
Juli 2001: begin van de vroegtijdige omschakeling van rekeningen en girale betaalmiddelen in alle banken of een gedeelte daarvan in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België en Italië, alsook in Portugal en Luxemburg. September 2001: bevoorrading vooraf met muntstukken en bankbiljetten van banken in Duitsland, Ierland, Oostenrijk en Luxemburg. Bevoorrading vooraf met alleen muntstukken van banken in België, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. Bevoorrading vooraf van winkels met muntstukken en bankbiljetten in Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg. Begin van de vervroegde omschakeling van de rekeningen in Spanje. Begin van de voorlichtingscampagne over de euromunten en -bankbiljetten en bekendmaking aan het publiek van de beveiligingskenmerken van de biljetten. Oktober 2001: bevoorrading vooraf met muntstukken en bankbiljetten van banken in Griekenland. Bevoorrading vooraf met bankbiljetten van banken in Portugal. Begin van de vervroegde omschakeling van de rekeningen bij alle banken of een gedeelte daarvan in Finland. November 2001: bevoorrading vooraf met bankbiljetten van banken in Spanje, België en Italië. Voorafgaande levering aan winkels in Ierland. 1 december 2001: voorafgaande bevoorrading met bankbiljetten van banken in Frankrijk. Voorafgaande bevoorrading met muntstukken en bankbiljetten van banken in Nederland. Bevoorrading vooraf met muntstukken en bankbiljetten van winkels in België, Spanje, Frankrijk, Griekenland en Portugal. Begin van de vroegtijdige omschakeling van rekeningen bij alle banken in Griekenland of een deel daarvan. Medio december 2001: voorafgaande levering van bankbiljetten aan de banken in Finland. Voorafgaande levering van muntstukken en bankbiljetten aan winkels in Nederland. Verkoop van kits met muntstukken aan het publiek, overal behalve in Griekenland. 1 januari 2002: muntstukken en bankbiljetten in euro worden een wettig betaalmiddel. De nationale valuta’s houden op te bestaan, ook als onderverdeling van de euro. De muntstukken en bankbiljetten in Duitse mark worden uit de omloop genomen. Begin van de startperiode. Alle geldautomaten in Duitsland, België, Oostenrijk en Luxemburg leveren euro's. 4-5 januari 2002: de meeste transacties in de deelnemende staten vinden normaal gesproken in euro plaats. 7-8 janvier 2002: alle geldautomaten in Nederland leveren euro's. 15 januari 2002: de meeste muntstukken en bankbiljetten zijn op dit tijdstip normaal gesproken omgewisseld. Alle geldautomaten in Frankijk, Italië, Spanje, Portugal, Griekenland, Ierland en Finland verstrekken euro's. 28 januari 2002: de muntstukken en bankbiljetten in gulden zijn niet langer een wettig betaalmiddel.
60
9 februari 2002: de muntstukken en bankbiljetten in Ierse pond zijn niet langer een wettig betaalmiddel. 17 februari 2002: de muntstukken en bankbiljetten in Franse frank verliezen hun status als wettig betaalmiddel. 28 februari 2002: de muntstukken en bankbiljetten in Belgische en Luxemburgse frank, in drachme, peseta, lire, schilling, escudo en Finse mark zijn niet langer wettig betaalmiddel. Winkeliers in Duitsland verbinden zich er niet langer toe de Duitse mark te aanvaarden. 31 maart 2002: faciliteiten uit hoofde van artikel 5258 voor het gratis inwisselen van bankbiljetten van de eurozone in de centrale banken worden beëindigd. 30 juni 2002: de mogelijkheden om bij handelsbanken in Spanje, Frankrijk, Portugal en Luxemburg geld te wisselen worden beëindigd. 31 december 2002: einddatum van de mogelijkheid om bij handelsbanken in België en Nederland muntstukken en bankbiljetten om te wisselen. Einddatum van de mogelijkheid om bij de Portugese centrale bank muntstukken in escudo om te wisselen tegen euro. 28 februari 2004: datum waarna het inwisselen van muntstukken in drachme bij de Griekse centrale bank niet langer mogelijk is. 31 december 2004: datum waarna het inwisselen van muntstukken in Belgische en Luxemburgse frank bij de centrale banken van deze twee landen niet langer mogelijk is. 17 februari 2005: datum waarna het inwisselen van muntstukken in Franse frank bij de Banque de France en de schatkist niet langer mogelijk is. 1 januari 2007: datum waarna het inwisselen van Nederlandse muntstukken bij de Nederlandse centrale bank niet langer mogelijk is. 17 februari 2012: datum waarna het inwisselen van bankbiljetten in Franse frank bij de Banque de France niet langer mogelijk is. 28 februari 2012: datum waarna het inwisselen van bankbiljetten in drachme, in lire en in Finse mark bij de centrale banken in Griekenland, Italië en Finland niet langer mogelijk is. 1 januari 2032: vanaf deze datum is het inwisselen van bankbiljetten in gulden bij de Nederlandse centrale bank niet langer mogelijk. Zonder tijdsbeperking: het inwisselen van muntstukken en bankbiljetten blijft bij de centrale bank zonder tijdsbeperking mogelijk voor de Duitse mark, de peseta, het Ierse pond en de Oostenrijkse schilling. Het inwisselen van bankbiljetten bij de centrale bank blijft zonder beperking in de tijd mogelijk voor de Belgische en Luxemburgse frank.
58
Protocol betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken.
61
4.3.
Gemeenschappelijke verklaring van 2 april 2001 van de consumentenvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de handelaars en het MKB
Goede praktijken om de consumenten de euro beter te leren kennen en de invoering van de euromunten en -biljetten in 2002 gemakkelijker te maken De invoering van de euromunten en –biljetten op 1 januari 2002 zal zowel van de handelaars als van de consumenten een hele aanpassing vragen. Tijdens de eerste dagen van 2002 zullen beide groepen met de praktische kanten van de operatie worden geconfronteerd. Die moet dan ook in de best mogelijke omstandigheden verlopen. Daarom moet een vertrouwensrelatie tussen de handelaars en de consumenten worden bevorderd, zodat de consumenten zowel door voorlichting als praktijkervaring met de euro kunnen leren omgaan. Dat is de doelstelling van de Europese overeenkomst die op 30 juni 1998 is ondertekend door de consumentenvertegenwoordigers enerzijds en de vertegenwoordigers van de distributiesector, de toeristische sector, het ambacht en het MKB anderzijds (eurologo-overeenkomst). In deze overeenkomst, die in de meeste landen van de eurozone op nationaal niveau is overgenomen, wordt een reeks vrijwillige verbintenissen vastgesteld met betrekking tot het gebruik van de euro door de handelaars (omrekeningsregels, dubbele prijsaanduiding, klantenvoorlichting, aanvaarding van betalingen in euro’s, enz.). Deze verbintenissen zijn nog steeds geldig. Zoals oorspronkelijk gepland, zijn de ondertekenaars van deze overeenkomst op 22 februari en 22 maart 2001 bijeengekomen om na te gaan59: - of de handelaars de aangegane verbintenissen nakomen; - in welke mate en op welke wijze de prijzen dubbel worden aangeduid en in euro’s kan worden betaald; - in welke mate de consument voorbereid of bezorgd is; - en ten slotte, wat het effect is van de initiatieven om het aanleren van de euro via de handel te bevorderen. De besprekingen gingen ook over de voorbereiding van de praktische aspecten van de eerste weken van 2002. De situatie wordt in juli 2001 opnieuw bekeken om na te gaan hoeveel vooruitgang is geboekt. Na deze beoordeling zijn de ondertekenaars tot de volgende conclusies en verbintenissen gekomen:
De vertegenwoordigers van de consumenten en de handelaars stellen vast dat:
59
Met name aan de hand van verscheidene in opdracht van de Commissie uitgevoerde studies: “Survey on the State of implementation of the European Agreement signed between Consumers and Professional Associations in respect to the transition to the euro”, Deloitte & Touche, maart 2001, kwalitatieve enquêtes en de Eurobarometer over de euro.
62
- De overeenkomsten over goede praktijken tussen consumenten en handelaars, zoals het “eurologo”, zijn nuttig gebleken als katalysator voor een positieve houding bij de handelaars, maar hebben over het geheel genomen zeer weinig effect gehad. Zo zijn de Europese overeenkomst en de daaruit voortvloeiende nationale overeenkomsten nauwelijks bekend bij het publiek en wordt het eurologo over het geheel genomen zeer weinig gebruikt;
- De dubbele prijsaanduiding, een belangrijk instrument om de consument bewust te maken van de eenheidsmunt, gerust te stellen over de prijsontwikkeling en een nieuwe waardenschaal te helpen ontwikkelen, wordt in de distributiesector gemiddeld in de helft van de bedrijven toegepast. Soms komen fouten voor;
- De dubbele prijsaanduiding wordt vooral toegepast in grootwinkelbedrijven, en dus op een groot aantal producten. Buurtwinkels passen de dubbele prijsaanduiding minder vaak toe en lijken nog niet systematisch aan de informatiebehoeften van de consument te kunnen voldoen. Deze groeiende kloof tussen kleine en grote winkels moet worden gedicht. De consument moet immers in alle soorten winkels, groot of klein, evenveel vertrouwen kunnen hebben, des te meer omdat sommige bevolkingscategorieën, die minder gemakkelijk toegang hebben tot informatie, meestal veel naar kleine winkels gaan;
- Bedrijven die diensten verlenen aan personen, duiden hun prijzen nog te weinig zowel in euro’s als in de nationale munteenheid aan;
- De meeste communicatiecampagnes van de overheid om de consument voor te lichten over de euro zijn pas voor dit jaar gepland;
- De consumenten krijgen niet genoeg informatie over de mogelijkheden om scripturaal in euro’s te betalen; die zijn beperkt doordat in sommige landen nog maar weinig betaalterminals zijn aangepast. Bovendien zien de consumenten er het nut niet van in omdat hun referentieprijzen over het algemeen nog in nationale munt worden aangeduid en omdat ze nog niet geïnteresseerd zijn in een euro die ze pas in 2002 op zak zullen hebben. Dit alles draagt ertoe bij dat particulieren nog steeds slechts een heel klein deel van hun betalingen in euro’s uitvoeren. Doordat rekeningen in euro’s ontbreken en contant betalen voorlopig nog niet in euro’s kan, moeten de consumenten die scripturaal in euro’s willen betalen, naar gelang van het soort betaling nu eens in euro’s, dan weer in de nationale munt denken, en dus twee waardenschalen tegelijk onthouden;
- De consumenten weten over het algemeen niet hoe de chartale euro zal worden ingevoerd;
63
- De consumenten blijken steeds meer bezorgd dat ze bij de overgang naar de euro met prijsstijgingen zullen worden geconfronteerd;
- Door een slechte voorbereiding van verscheidene economische actoren op de euro en de bezorgdheid en verwarring die daar begin 2002 het gevolg van kunnen zijn, zouden sommige consumenten hun consumptie kunnen beperken of uitstellen, wat voor sommige sectoren of activiteiten negatieve gevolgen zou kunnen hebben;
De consumenten en de handelaars vinden het bovendien belangrijk dat de aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000 wordt toegepast.
De vertegenwoordigers van de consumenten en de handelaars zijn daarom van mening dat deze situatie zoveel mogelijk moet worden verholpen, en dat ervoor moet worden gezorgd dat de invoering van de euromunten en –biljetten onder optimale omstandigheden gebeurt.
Daarom zijn zij van mening dat een groter beroep moet worden gedaan op alle mogelijke actoren die in contact staan met het publiek, namelijk de overheid, de media, de banken, de post, de nutsbedrijven, de consumentenverenigingen, de dienstensector, de handelaars en het MKB. Daartoe moeten de initiatieven die deze actoren in staat stellen om de invoering van contante euro’s in 2002 te vergemakkelijken, de consument voor te lichten en zijn vertrouwen te wekken, worden voortgezet. Daarom zijn de vertegenwoordigers van de consumenten en de handelaars overeengekomen om de volgende maatregelen ten uitvoer te leggen en te promoten: Verbintenissen van de handelaars: – De handelaars herhalen hun verbintenis van 30 juni 1998 om de dubbele prijsaanduiding in euro’s en in de nationale munt toe te passen op het grootste deel van de producten en diensten die zij verkopen; – De handelaars die in de loop van 2001 de dubbele prijsaanduiding beginnen toe te passen, verbinden zich ertoe de euro als hoofdaanduiding te gebruiken (door de prijs in euro’s groter, opvallender of eerst aan te duiden); – Tussen september en december 2001 moet het beleid van prijsstelling in euro’s de regel worden, in elke sector in een eigen tempo en rekening houdend met de eigen kenmerken. De euro wordt vanaf dan de hoofdaanduiding; – Bij dubbele prijsaanduiding moeten de omrekenings- en afrondingsregels worden nageleefd. Om de consumenten te helpen wennen, stellen de handelaars hun klanten ten minste tot juni 2002 eenvoudige hulpmiddelen ter beschikking om de prijzen te vergelijken en de naleving van de omrekeningsregels te controleren;
64
– De handelaars blijven de dubbele prijsaanduiding ten minste tot het einde van de periode waarin beide munten in omloop zijn, toepassen, teneinde de consumenten de prijzen te helpen begrijpen. Catalogi met prijzen in euro’s die noodzakelijkerwijs vóór 1 januari 2002 moeten worden gedrukt, hoeven niet met dubbele prijsaanduiding beschikbaar te zijn, mits voor vervangende informatie is gezorgd (bijvoorbeeld omrekeningstabellen achteraan in de catalogus of andere maatregelen die de prijzen begrijpelijk en transparant maken). – De handelaars verbinden zich ertoe om niet van de overschakeling op de euro te profiteren om hun prijzen heimelijk te verhogen. Zij beloven alles in het werk te stellen om hun prijzen bij de omzetting in euro’s globaal stabiel te houden en deze verbintenissen via de gepaste communicatiemiddelen publiek te maken. Om deze verbintenis uit te drukken en bij de consumenten een duidelijke boodschap over te brengen, zullen ze waar mogelijk de gemeenschappelijke, Europese slogan gebruiken: “Een nieuwe munt, stabiele prijzen”. – De handelaars moeten vanaf nu duidelijk aangeven hoe in euro’s kan worden betaald en welke munt bij de prijsberekening wordt gebruikt. Kleine winkels moeten van de overheid, de beroepsorganisaties en de kamers van koophandel de nodige steun krijgen om in staat te zijn zich even vlug aan te passen als grote bedrijven, de consumenten evenveel informatie te bieden en bovengenoemde verbintenissen na te leven. De ondertekenende organisaties zullen zich inspannen om de consumenten aan te moedigen om: – nu al volop gebruik te maken van de mogelijkheden om in euro’s te betalen en op de prijzen in euro’s te letten om een waardenschaal in de nieuwe munt te vormen; – kennis te nemen van de wijze waarop de chartale euro wordt ingevoerd; – bij hun handelaars na te vragen hoe zij de omschakeling op de euro zullen organiseren, zodat deze in een klimaat van vertrouwen kan gebeuren; – vanaf begin 2002 zoveel mogelijk in euro’s te betalen om de invoering van de chartale euro te vergemakkelijken voor de handelaars en de problemen met het gelijktijdige gebruik van de twee munten door de consumenten te beperken, en in zo mogelijk: – de laatste dagen van december 2001 geen geldreserves (in nationale munt) aan te leggen; – in de loop van december 2001 de kits euromunten te halen en die al tijdens de eerste dagen van januari te gebruiken; – aan geldautomaten en aan het bankloket voldoende (zo mogelijk kleine coupures) eurobiljetten en -munten te halen; – contant geld in de eerste plaats bij hun bank of een andere financiële instelling te wisselen; – de euro en de oude munteenheid niet door elkaar te gebruiken voor een zelfde betaling; De consumentenverenigingen verbinden zich ertoe om: – alle beschikbare middelen te gebruiken om het publiek bewust te maken van de kwesties in verband met de euro, en met name bovengenoemde aanbevelingen;
65
– bij te dragen aan de inspanningen van de andere betrokkenen om de eurologoovereenkomst (in de landen van de eurozone waar het logo wordt gebruikt), alsook het bestaan en de rol van de euro-waarnemingsposten, beter bekend te maken bij het publiek; – de scholingsmaatregelen voor consumenten, in het bijzonder consumenten die moeilijk toegang hebben tot informatie, voort te zetten en uit te breiden; – met de handelaars en de beroepsverenigingen en –organisaties samen te werken om bovengenoemde verbintenissen ten uitvoer te leggen. Om een vlotte overgang naar de euro mogelijk te maken, moeten niet alleen de ondertekenaars een inspanning leveren, maar moeten ook de overheidsmaatregelen worden versterkt: – De communicatiecampagnes over het eurologo (of soortgelijke overeenkomsten) en de toezichtsorganen moeten onmiddellijk worden hervat, zowel onder de consumenten als onder de handelaars; – De waarnemingsposten of andere toezichtsorganen moeten een belangrijkere rol en meer middelen krijgen; – Er moeten meer inspanningen worden geleverd om het publiek zo vroeg mogelijk en herhaaldelijk in kennis stellen van de voornaamste regels voor de invoering van de chartale euro, de omrekenings- en afrondingsregels, de mogelijkheden om in euro’s te betalen en de bovengenoemde verbintenissen van de handelaars en de consumenten; – Er moeten initiatieven worden genomen om de handelaars met succes te helpen overschakelen en om hen omrekenings- en kasgeldsimulatie-hulpmiddelen ter beschikking te stellen die aangepast zijn aan hun sector en hun manier van werken; – Vanaf begin 2002 moet wekelijks een officieel statistisch overzicht van de prijsontwikkeling worden gemaakt en aan de consumenten worden medegedeeld; – Ook de overheid moet de door de ondertekenaars vastgestelde gedragscode toepassen. Zo moeten bijvoorbeeld ook rekeningen van overheidsbedrijven, openbare aanbestedingen, ambtenarenlonen, belastingsdocumenten, enz. zo vlug mogelijk in euro’s worden opgesteld. De betrokkenen (particulieren, verenigingen, bedrijven) moeten binnen een redelijke termijn over voldoende scholingsmiddelen kunnen beschikken.
66
4.4.
Informatie over technische kwesties met betrekking tot het einde van de overgangsperiode
4.4.1.
Redenominatie van het kapitaal
Zullen ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal nog steeds in de nationale valuta luidt formeel worden verplicht dit kapitaal voor het einde van de overgangsperiode in euro om te zetten, vindt de redenominatie van het aandelenkapitaal automatisch aan het einde van de overgangsperiode plaats of zal aandelenkapitaal in een nationale valuta worden "gelezen als euro"? Algemene situatie. Wat de verordeningen inzake de euro betreft zal aandelenkapitaal dat nog steeds in de nationale valuta’s luidt, als aandelenkapitaal in euro worden gelezen; om dit mogelijk te maken (zonder dat het hierbij tot grote verschillen bij de afronding komt) zal in de nationale wetgeving moeten worden bepaald welke redenominatiemethode wordt toegepast. Indien echter aandelenkapitaal ook na 2001 nog steeds in een nationale valuta wordt uitgedrukt, is hierop waarschijnlijk artikel 14 60 slechts van toepassing zolang het nominale kapitaal dat in de statuten van een vennootschap is vastgelegd ongewijzigd blijft; een kapitaalverhoging en het nieuwe kapitaalbedrag zouden in euro moeten worden uitgedrukt. In België is het voor vennootschapen niet verplicht hun aandelenkapitaal vóór 1 januari 2002 om te zetten. Wel is echter sedert 1 januari 1999 een vereenvoudigde en minder kostbare procedure beschikbaar.
In de Italiaanse wet wordt bepaald dat op het aandelenkapitaal een formele redenominatie moet worden toegepast om de rechten van de aandeelhouders te vrijwaren. Vanaf 1 januari 2002 is het gebruik van de euro verplicht.
In Duitsland behoeft het maatschappelijk aandelenkapitaal niet in euro te worden geredenomineerd. Naamloze vennootschappen en vennootschappen op aandelen zijn alleen bij een wijziging van het kapitaal verplicht hun aandelenkapitaal in euro om te zetten.
Luxemburg: indien een onderneming niet besluit haar aandelenkapitaal in euro om te zetten, vindt een redenominatie automatisch op 1 januari 2002 plaats.
In Nederland is er geen verplichting om effecten aan het einde van de overgangsperiode formeel te In Spanje kon de formele redenominatie redenomineren. van het aandelenkapitaal al vanaf 1 januari 1999 worden uitgevoerd. Deze In Oostenrijk zal redenominatie na redenominatie is vanaf 1 januari 2002 31 december 2001 verplicht zijn zodra verplicht. Op deze datum zal de zich een wijziging in het aandelenkapitaal redenominatie van het aandelenkapitaal voordoet. automatisch plaatsvinden. Een daadwerkelijke overgang vindt alleen In Portugal zal formele redenominatie plaats wanneer de vennootschap een van het aandelenkapitaal van een verhoging of een verlaging van het vennootschap aan het einde van de overgangsperiode niet verplicht zijn. bestaande aandelenkapitaal uitvoert. In Ierland is formele redenominatie niet In Finland worden vennootschappen niet
60
Verordening nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro.
67
noodzakelijk: de redenominatie van het formeel verplicht hun aandelenkapitaal in aandelenkapitaal vindt aan het einde van euro te redenomineren zolang de statuten ongewijzigd blijven. Aandelenkapitaal in de overgangsperiode plaats. de nationale valuta zal als In Frankrijk is redenominatie van het aandelenkapitaal in euro worden gelezen. maatschappelijk aandelenkapitaal niet verplicht. Het aandelenkapitaal zal, indien gewijzigd, vanaf 1 januari 2002 in euro moeten worden geredenomineerd. Er kan ook een vereenvoudigde procedure worden toegepast.
68
4.4.2.
Aangiften in 2002 voor het boekjaar 2001
Zullen ondernemingen die na het einde van de overgangsperiode hun jaarrekening indienen ten aanzien van een boekjaar dat voor het einde van de overgangsperiode afloopt, deze in euro moeten denomineren en kunnen jaarrekeningen nog in de nationale valuta luiden?
Algemene situatie. Beide opties – het indienen van de jaarrekening in 2002 of daarna ten aanzien van een boekjaar dat vóór 1 januari 2002 afloopt in hetzij de nationale munt, hetzij de euro - mogen worden toegepast wat de euroverordeningen betreft. De lidstaten kunnen in de nationale wetgeving bepalingen opnemen waardoor deze mogelijkheden worden beperkt.
Belgische ondernemingen met een jaarrekeningstelsel zullen vanaf 1 januari 2002 op de euro moeten overschakelen. Ondernemingen met een niet-jaarlijks rekeningsstelsel zullen ertoe worden aangespoord hun stelsel aan het begin van hun boekjaar aan te passen.
In Italië is de omzetting van de jaarrekening van de vennootschappen in euro vanaf 1 januari 2002 verplicht. De euro zal worden gebruikt voor alle zaken in verband met burgerrechtelijke kwesties, fiscale aangelegenheden, enz. Daarnaast is het verplicht om documenten die betrekking hebben op een datum na In Duitsland kunnen de jaarrekeningen 1 januari 2002 in euro op te stellen en te naar keuze worden ingediend, hetzij in de publiceren. nationale munt, hetzij in de euro. In Luxemburg kunnen ondernemingen In Griekenland zal de jaarrekening van hun jaarrekening in 2002 hetzij in de de ondernemingen in euro moeten luiden. nationale munt hetzij in euro indienen. De interne boekhouding moet met ingang van 1 januari 2002 in euro worden In Nederland kunnen de ondernemingen bijgehouden. Archieven behoeven niet in hun jaarrekening in de nationale valuta euro te worden omgezet, met uitzondering indienen. van de vergelijkende cijfers die in de gepubliceerde rekening voor 2002 zullen In Oostenrijk kunnen de ondernemingen gedurende de overgangsperiode vrijelijk worden opgenomen. de datum kiezen waarop zij naar de euro In Spanje wordt vennootschappen overgaan en is er geen verplichting om waarvan het boekjaar vóór het einde van alle rekeningen tegelijkertijd om te zetten. de overgangsperiode afloopt geadviseerd Na 31 december 2001 zal het verplicht de jaarrekening in euro in te dienen, zijn de boekhouding in euro bij te houden. alhoewel dit niet wettelijk verplicht is. In Portugal worden de mogelijkheden In Ierland kunnen jaarrekeningen in de van de ondernemingen door de fiscale nationale munt of in euro worden verplichtingen bepaald. Op dit gebied ingediend. moet zelfs de aangifte van de inkomsten voor 2001, die in 2002 wordt ingediend, In Frankrijk moeten, bij besluit van de in euro luiden. “Conseil national de la Comptabilité”, jaarrekeningen voor 2001 in euro worden In Finland mag de jaarrekening van ingediend in 2002. Vanaf 1 januari 2002 ondernemingen voor 2001 worden
69
moeten alle aangiften inzake belastingen opgesteld in nationale munteenheid in en sociale bijdragen, met inbegrip van die 2002. van 2001, in euro luiden.
4.4.3.
Interne boekhouding en historische gegevens
Kunnen de interne boekhouding en systemen en historische gegevens en stukken van de ondernemingen ook na het einde van de overgangsperiode in nationale valuta worden bijgehouden? En kan over gegevens nog steeds extern in nationale valuta worden gerapporteerd of moeten deze eerst in euro worden omgezet?
Algemene situatie. met ingang van 1 januari 2002 houden de nationale valuta’s op te bestaan als eenheden die bij wet zijn erkend. Daarom geeft gebruikmaking van de euro in de bedrijfsboekhouding de beste juridische zekerheid indien er nog onzekerheid zou zijn over de munteenheid die moet worden gebruikt. Wat de interne boekhouding van de ondernemingen betreft, zal de euro de eenheden van de nationale valuta moeten vervangen in de lidstaten waar de wet het gebruik van de nationale valuta vereist. In België is er geen verplichting om de interne databases om te zetten. Ten aanzien van de eerste jaarrekening die in euro bij de autoriteiten wordt ingediend, is het verplicht de dienovereenkomstige gegevens voor het voorgaande boekjaar in euro te vermelden. Waar het jaarrekeningen in euro betreft, moeten alle gegevens in euro luiden.
In Italië moeten historische gegevens na 1 januari 2002 in euro luiden.
In Griekenland moeten na het einde van de overgangsperiode de interne boekhouding en systemen alsook historische gegevens en stukken in euro worden bijgehouden.
In Portugal worden de mogelijkheden van de ondernemingen door de fiscale verplichtingen bepaald. Op dit gebied moet zelfs de aangifte van de inkomsten over 2001, die in 2002 wordt ingediend, in euro luiden.
In Spanje hoeven historische gegevens niet in euro te worden omgezet. Nietteming moeten ondernemingen die hun rekening in euro indienen om een vergelijking mogelijk te maken hierin de cijfers voor de voorafgaande boekjaren in euro opnemen, ook al waren deze cijfers in de nationale valuta uitgedrukt.
In Finland dient alle officiële en andere verslaglegging die door de ondernemingen wordt gedaan voor het boekjaar dat op 1 januari 2002 begint in euro te luiden en moet de wijze waarop deze zich tot de boekhouding verhoudt duidelijk kunnen worden vastgesteld.
In Ierland behoeven historische gegevens en stukken niet in euro te worden omgezet, met uitzondering van vergelijkende cijfers die in de formele jaarrekening voor perioden die op of na 1 januari 2002 aflopen moeten worden
In Nederland wordt ondernemingen sterk aangeraden voor hun interne boekhouding uiterlijk op 31 december 2001 op de euro over te gaan, maar het is ondernemingen niet bij wet verboden om hun interne boekhouding in de nationale valuta te
In Oostenrijk is er geen verplichting om interne boekhouding en stukken van vóór 1 januari 2002 in euro om te zetten. Wat de belastingaangifte betreft, is het gebruik van de nationale munt voor perioden vóór 1 januari 2002 toegestaan.
70
opgenomen. Het extern rapporteren van bedrijfsgegevens ten aanzien van zaken die zich na 1 januari 2002 afspelen, mag niet in nationale valuta gebeuren.
blijven bijhouden. Wel zijn de ondernemingen verplicht al hun externe communicatie vanaf 1 januari 2002 in euro te verrichten.
In Frankrijk is er geen verplichting om historische gegevens die betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2002 in euro om te zetten.
71
4.5.
Tabel betreffende de nationale omschakelingsplannen
Voorbereiding van de omschakeling - situatie op 23 maart 2001 -
Web site
België
Duitsland
Griekenland
Spanje
www.euro.fgov.be
www.bundesfinanzministerium.de
www.euro-hellas.gr
www.mineco.es/
www.bnb.be
Ierland
www.euro.gouv.fr/
www.euro.ie
www.banque-france.fr
1.
Begin van bevoorrading vooraf aan financiële instellingen
Munten: 1 september 2001. Bankbiljetten 1 november 2001
Bankbiljetten en 1 september 2001
2.
Begin van bevoorrading vooraf aan detailhandelaren en geldtransportbedrijven
Geldtransportbedrijven: 1 september 2001
Bankbiljetten en munten: 1 september 2001
3.
Kits om aan detailhandelaren te verstrekken (verpakking en inhoud)
525 munten ter waarde van 240 EUR (9.682 BEF)
4.
Begin van voorafgaande verstrekking van munten aan het publiek
5.
Kits om aan het publiek te verstrekken (verpakking en inhoud)
∗
Frankrijk
muntstukken
:
Muntstukken en bankbiljetten: 1 september 2001
Muntstukken: 1 september 2001 Bankbiljetten: 1 december 2001
Bankbiljetten en muntstukken: vanaf 1 september 2001
Bankbiljetten en munten: 1 december 2001 (alleen detailhandelaren)
Geldtransportbedrijven grote detailhandelaren:
Detailhandelaren: begin december 2001 (bankbiljetten en munten). Geldtransportbedrijven: 1 september 2001 (munten) eventueel in december 2001 ∗ (bankbiljetten)
Bankbiljetten: 15 november 2001 Muntstukken: op een eerdere datum
Verzoeken van verenigingen zijn momenteel in behandeling
Starter kits gepland
41 miljoen kits met 50 munten voor 5.060 ESP (30,41 €)
Twee rollen van elke munt (640 munten - 222 €).
De bestaande verpakkingsnormen zullen worden gebruikt, dat wil zeggen: munten in zakjes en zakken, standaardinhoud per muntwaarde; biljetten in pakjes van 100, bundels van tien pakjes; halve bundels mogelijk.
15 december 2001
17 december 2001
Er zal geen voorafgaande verstrekking aan het publiek plaatsvinden
15 december 2001
15 december 2001
17 december 2001
Vijf miljoen kits van elk 29 munten ter waarde van 12,40 € (500 BEF)
53 miljoen kits in plasticfolie bevattende: 20 munten, ter waarde van 10,23 € voor 20 DEM
Starter kits niet gepland.
Ten minste 23 miljoen kits in plasticfolie met 43 munten voor 2.000 ESP (12,02 €)
45 miljoen kits bevattende: 40 munten (15,25 €) voor 100 FRF. Zij worden in kleine
Kits met 19 munten voor 5 IEP (6,35 €)
Detailhandelaren: 1 december 2001
Bankbiljetten muntstukken: 1 oktober 2001
Bron : ECB voor gegevens over geldtransportbedrijven
72
en
zijn
niet
en
1 september 2001 Kleine detailhandelaren: 1 december 2001
doorzichtige plastic zakjes verpakt (de inhoud van de “europortemonnee”; prijs en waarde worden op de zak vermeld)
73
Voorbereiding van de omschakeling
Web site
België
Duitsland
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Ierland
www.euro.fgov.be
www.bundesfinanzministerium.de
www.euro-hellas.gr
www.mineco.es/
www.euro.gouv.fr/ www.banque.france.fr
www.euro.ie
Handelsbanken en de Bank van Spanje. Distributie via grootwinkelbedrijven wordt onderzocht.
In dit stadium: banken, postkantoren; de schatkist.
Voornamelijk postkantoren
Wordt onderzocht
Wordt onderzocht
De campagne van de centrale bank om opgepotte munten te gebruiken is begin december 2000 begonnen. De volgende fasen zullen in het voorjaar en het najaar van 2001 plaatsvinden.
15 september 2001
Juli 2001
Nee, behalve op verzoek
15 september 2001
januari-juli 2001
Nee
www.bnb.be 6.
Distributiekanaal voor de voorafgaande verstrekking van munten aan het publiek
Handelsbanken, postkantoren, openbaar vervoerbedrijven, grote werkgevers
Handelsbanken en de Bundesbank (in beperkte hoeveelheden)
Niet van toepassing
7.
Tijdig opgebruiken van opgepotte munten
Operatie “spaarpot” van 15 oktober tot 15 november 2001 voor de inzameling van opgepotte munten
mei 2001
–
Spaarpotten goede doelen
–
Campagne voor “spaargelddag” 29/10/2001
juli 2001
8.
Begin van vroegtijdige omschakeling van bankrekeningen
juli 2001
9.
Vroegtijdige overschakeling voor de facturen van nutsbedrijven
oktober 2001
december 2001
voor
10. Vroegtijdige overschakeling voor openbare aanbestedingen
juli 2001
11. Vroegtijdige overschakeling van de ambtenarensalarissen
Dubbele aanduiding op het salarisstrookje in juli 2001. Vanaf 15 september zal het salaris uitsluitend in euro worden uitgedrukt.
74
juli 2001
Voorbereiding van de omschakeling (vervolg)
web site 1.
Begin van bevoorrading vooraf van financiële instellingen
Italië
Luxemburg
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Finland
www.tesoro.it/Euro
www.etat.lu.fi
www.euro.nl
www.euro.gv.at
www.min-economia.pt
www.euro.fi Munten : 1 december 2001. Bankbiljetten: 17 december 2001
Banken en postkantoren Muntstukken: 1 september 2001
Bankbiljetten en munten (banken en postkantoren) 1 september 2001
Bankbiljetten en munten:
Bankbiljetten en munten:
1 december 2001
1 september 2001
Munten: 1 september 2001. Bankbiljetten: 1 oktober 2001
Week 51 (17 december). In oktober kunnen detailhandelaren voor opleidingsdoeleinden kleine hoeveelheden bankbiljetten en munten krijgen
Bankbiljetten en munten
Bankbiljetten en munten:
1 september 2001
1 december 2001
Geldtransportbedrijven: munten: november-december 2001. Bankbiljetten: december 2001 (detailhandelaren: 2 januari 2002)
Bankbiljetten: 15 november 2001 2.
Begin van bevoorrading vooraf van detailhandelaren en geldtransportbedrijven
Bankbiljetten en munten aan grote detailhandelaren: in de laatste dagen van 2001.
Bankbiljetten en munten:
3.
Kits om aan detailhandelaren te verstrekken (verpakking en inhoud)
Kits van 960 munten ter waarde van 315 €
Op verzoek van detailhandelaars. De kits voor detailhandelaren zal 111 € bevatten
Twee kits: een met munten van 0,05, 0,10, 0,20, 0,50, 1 en 2 € (2 rollen van elke munt); een andere met 0,01 en 0,02 € (10 rollen van elke munt)
Bedrag van 2.000 ATS (145,34 €) in munten; 300.000 - 400.000 kits gepland
Starter kits zijn niet gepland, distributie in de normale rollen
Starter kits zijn niet gepland, distributie in de normale rollen
4.
Begin van voorafgaande verstrekking van munten aan het publiek
15 december 2001
15 december 2001
17 december 2001
17 december 2001
17 december 2001
17 december 2001
5.
Kits om aan het publiek te verstrekken (verpakking en inhoud)
Kits van 33 munten ter waarde van 12,91 €
400.000 kits van 29 munten ter waarde van 12,40 € (500 frank)
15 miljoen kits: een kit met een munt van elke denominatie (3,88 €) wordt gratis aan elke burger van 6 jaar en ouder verstrekt. Banken en detailhandelaren krijgen de mogelijkheid om grotere kits met een waarde van 25 NLG (11,34 €) te verkopen.
5,5 miljoen kits die een bedrag van 200 ATS (14,53 €) in munten bevatten
Starter kits zijn niet gepland. Inwisselen van munten tot maximaal 10 €.
Het publiek kan pakketten kopen met een munt van elke denominatie, voor een prijs die gelijk is aan de nominale waarde.
1 september 2001
75
Voorbereiding van de omschakeling (vervolg)
web site
Italië
Luxemburg
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Finland
www.tesoro.it/Euro
www.etat.lu.fi
www.euro.nl
www.euro.gv.at
www.min-economia.pt
www.euro.fi
6.
Distributiekanaal voor de voorafgaande verstrekking van munten aan het publiek
Banken en postkantoren
Detailhandelaren, banken, postkantoren en speciale eurocentra die worden opgezet door handelsbanken of andere operatoren (supermarkten, spoorwegstations, enz.)
Banken en detailhandelaren
Handelsbanken
NCB en handelsbanken
Pakketten: postkantoren
7.
Tijdig opgebruiken van opgepotte munten
Tweede halfjaar 2001*
Maakt deel uit van voorlichtingscampagne
Banken organiseren in oktober-november 2001 een speciale campagne voor de inzameling van opgepotte munten
juni en oktober*
Wordt bestudeerd
September-oktober 2001*
8.
Begin van vroegtijdige omschakeling van bankrekeningen
juli 2001
juli 2001
Nee
juli 2001
Juli 2001
oktober 2001
9.
Vroegtijdige overschakeling voor de facturen van nutsbedrijven
juli 2001
september 2001
Nee
Nee
oktober 2001
10. Vroegtijdige overschakeling voor openbare aanbestedingen
Wordt door iedere overheidsdienst beslist
Aanbeveling aan alle ministeries en overheidsdiensten om de euro voor openbare aanbestedingen te gebruiken
Voor contracten die een periode bestrijken welke na 1 januari 2001 doorloopt: advies de overeenkomst in euro op te stellen
11. Vroegtijdige overschakeling van de ambtenarensalarissen
Tweede halfjaar 2001
Op loonstrookjes wordt totaalbedrag in nationale munteenheid en in euro
Nee
*
de
december 2001
Nee
Bron ECB
76
Zo spoedig mogelijk. In februari 2001 werd 60% van alle lonen al in euro
aangegeven
uitgedrukt.
77
Periode van dubbele omloop: startperiode België
Duitsland
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Ierland
1.
Einddatum voor de uitgifte van nationale bankbiljetten en munten door banken
31 december 2001
Bankbiljetten: 31 december 2001 Munten: 28 februari 2002, zolang de beschikbare voorraad strekt
31 december 2001
31 december 2001
31 december 2001
Naar behoefte, tot eind 2001
2.
Gratis omwisseling door banken voor hun klanten
BEF die op een rekening worden gedeponeerd: gratis voor onbeperkt bedrag tot 31 december 2002. Omwisseling van BEF: gratis en onbeperkt voor bankbiljetten tot 28 februari 2002, waarbij hoge bedragen van te voren moeten worden aangemeld
Standaardbedrag moet worden vastgesteld
Onbeperkt
Onbeperkt
Onbeperkt
Voor huishoudens tot in totaal (tenminste) 500 IEP per persoon
3.
Aanbeveling aan detailhandelaren om wisselgeld uitsluitend in euro terug te geven
Ja
Naar verwachting zal voornamelijk wisselgeld in euro worden teruggegeven, maar tot 28 februari 2002 is het ook in DEM mogelijk
Officiële aanbeveling wordt verwacht
1 januari 2002
Aanbeveling aan de detailhandelaren om vanaf begin januari 2002 voor zover mogelijk alleen wisselgeld in € terug te geven
Ja
4.
Percentage geldautomaten dat op de eerste dag wordt omgeschakeld
100%
100%
Bijna 90%
Bijna 90%
+/- 55% (85% volgens de bankkaartmaatschappij)
+/- 80%
5.
Percentage geldautomaten dat tegen het einde van de eerste week wordt omgeschakeld
100%
100%
Bijna 100%
100%.
85%
100%
6.
Welke bankbiljetten worden tijdens de eerste twee weken via geldautomaten in omloop gebracht?
20 € en 50 €. 5 € in sommige banken verkrijgbaar.
In de meeste gevallen (4 vakken) 5, 10, 20, 50 €. In andere gevallen (2 vakken) voorstel om 10 en 50 € te verstrekken.
Voornamelijk 20 en 50 €
Bij 4 vakken: 10; 20; 50 €. Bij 2 vakken: 20; 50 €..
Voornamelijk 10 en 20 €.
Voornamelijk bankbiljetten van 10 € en 20 €
nog
78
7.
Andere methoden voor de aanvankelijke distributie van bankbiljetten van 5 en 10 €
Banksector zal ook via de loketten biljetten van 5 en 10 € in omloop brengen.
Banksector zal ook via de loketten biljetten van 5 en 10 € in omloop brengen.
Worden onderzocht
79
Banksector zal ook via de loketten biljetten van 5 en 10 € in omloop brengen.
Kredietinstellingen zullen voornamelijk biljetten van 5 en 10 € in omloop brengen.
Het overgrote deel van de sociale-zekerheidsuitkeringen wordt wekelijks contant door postkantoren uitbetaald; deze betalingen zullen vanaf 1 januari 2002 in euro plaatsvinden; in de eerste week van 2002 zullen bij betalingen van meer dan 20 € doorgaans tenminste vier biljetten van 5 € worden gegeven. Detailhandelaren zullen eveneens van tevoren met bankbiljetten van 5 € worden bevoorraad.
Periode van dubbele omloop: startperiode (vervolg) Italië
Luxemburg
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Finland
1.
Einddatum voor de uitgifte van nationale bankbiljetten en munten door banken
31 december 2001
31december 2001
31 december 2001
31 december 2001
31 december 2001, indien mogelijk
31 december 2001
2.
Gratis omwisseling door banken voor hun klanten
Aanbeveling van de Italiaanse vereniging van banken: omwisseling van tweemaal de dagelijkse limiet voor geldopnames bij geldautomaten (ongeveer 500 €). Onbeperkte omwisseling wanneer dit 1 werkdag van tevoren wordt gemeld.
Banken en postkantoren zullen tot 1.000 € wisselen. Eurocentra wisselen bedragen van meer dan 1.000 €.
Particuliere klanten van banken kunnen tot 1 april 2002 gratis nationale valuta op hun rekening deponeren en euro’s opnemen.
Aanbevolen bedrag: 50.000 ATS
Banken bevelen aan om via storting om te wisselen. Klanten kunnen bij hun bank echter ook eenmaal gratis tot 500 € wisselen. Bij verdere omwisselingen gelden de regels van de desbetreffende bank.
Geen beperking ten aanzien van bedrag of frequentie wanneer de omwisseling via storting geschiedt.
3.
Aanbeveling aan detailhandelaren om wisselgeld uitsluitend in euro terug te geven
Er wordt gestreefd naar een afspraak met detailhandelaren om wisselgeld zoveel mogelijk alleen in euro terug te geven.
Afspraak met detailhandelaren om wisselgeld zoveel mogelijk alleen in euro terug te geven.
In beginsel zullen detailhandelaren pas vanaf 1 januari 2002 wisselgeld in euro teruggeven.
Aanbeveling aan detailhandelaren om wisselgeld alleen in euro en cent terug te geven
Na 1 januari 2002 zullen de detailhandelaren zoveel mogelijk alleen in euro wisselgeld geven.
Geen officiële aanbeveling. De detailhandelaren zullen wisselgeld zoveel mogelijk alleen in euro geven.
4.
Percentage geldautomaten dat op de eerste dag wordt omgeschakeld
Ongeveer 90%
100%
Ongeveer 90%.
100%.
Ongeveer 8%
Ongeveer 38%
5.
Percentage geldautomaten dat tegen het einde van de eerste week wordt omgeschakeld
Meer dan 90%
100%
100%
100%.
Ongeveer 85%
Ongeveer 65%
6.
Welke bankbiljetten worden tijdens de eerste twee weken via geldautomaten in omloop gebracht?
50 en 10 € of 20 en 10 €. Elke bank zal zelf beslissen, afhankelijk van de plaats van de geldautomaat.
20 € en 50 € of 100 €. Bij sommige geldautomaten 10 €.
5, 10, 20 en 50 €
100 en 10 €; ongeveer 70% van deze bankbiljetten zal via geldautomaten in omloop worden gebracht. Geldautomaten die zich in een gebouw bevinden zullen ook eurobiljetten van andere waarden verstrekken.
5, 10, 20, en 50 €
20 en 50 €
7.
Andere methoden voor de aanvankelijke distributie van bankbiljetten van 5 en
Via de 26.000 bankfilialen en 14.000 postkantoren. Grote detailhandelaren zullen ook een rol spelen.
Om wisselgeld alleen in euro terug te kunnen geven, zullen de detailhandelaren begin januari 2002 over een
Er zullen specifieke regelingen worden getroffen voor de voorafgaande levering van kleinere coupures.
Nog niet beslist
Geen specifieke methoden gepland. Distributie via normale kanalen.
80
10 €
aanzienlijke voorraad biljetten van 5 en 10 € beschikken. Hierdoor, en door de distributie via geldautomaten, moet het publiek na enkele dagen in principe over voldoende biljetten van 5 en 10 € beschikken.
81
Periode van dubbele omloop : Rest van de periode België 2002
Duitsland
1.
Datum waarop de nationale biljetten en munten hun status van wettig betaalmiddel verliezen
28 februari middernacht
om
2.
Geplande maatregelen voor het uit omloop nemen va n nationale muntstukken
Worden uit omloop genomen door de banken; controle door de Nationale Bank en de Koninklijke Munt van België
Griekenland
Spanje
Frankrijk 2002,
Ierland
31 december 2001
28 februari 2002
28 februari 2002
17 februari middernacht
om
Zaterdag 9 februari 2002 om middernacht; het Ierse Parlement heeft het laatste woord.
Munten en bankbiljetten in een nationale valuta zullen langs dezelfde weg worden ingezameld en in dezelfde depots worden opgeslagen als die welke voor de distributie van euromunten en bankbiljetten worden gebruikt.
Uit omloop nemen via het geldvoorraadstelsel en alleen voor muntstukken, via kantoren van het Ministerie van Financiën.
Bankbiljetten en munten zullen uit de omloop worden genomen volgens dezelfde algemene procedure als die welke voor het in omloop brengen van de euro wordt toegepast.
Detailhandelaren kunnen munten in standaardverpakking inleveren om transacties en controle te versnellen. Opslag: BdF
Ontvangen munten zullen worden vastgehouden.
Periode van dubbele omloop: Rest van de periode (vervolg) Italië
Luxemburg
Nederland
1.
Datum waarop de nationale biljetten en munten hun status van wettig betaalmiddel verliezen.
28 februari 2002
28 februari 2002
28 januari middernacht
2.
Geplande maatregelen voor het uit de omloop nemen van nationale munten.
Nationale munten zullen worden ingezameld in dezelfde depots die voor de opslag van euromunten worden gebruikt. In oktober 2000 hebben munten van 50 en 100 lire hun status van wettig betaalmiddel verloren. Andere maatregelen via non-profitorganisaties worden besproken.
Via non-profitorganisaties
Banken bieden hun klanten de mogelijkheid om dit gratis te doen (om administratieve redenen zal de nationale valuta waarschijnlijk op de lopende rekening moeten worden gestort, waarna onmiddellijk euro’s kunnen worden opgenomen). Aldus kan worden voorkomen dat de detailhandel te zeer wordt belast met de omwisseling van guldens in euro’s. Detailhandelaren zullen de mogelijkheid hebben om door de centrale bank opgezette
82
2002
Oostenrijk om
Portugal
Finland
28 februari 2002
28 februari 2002
28 februari 2002
Biljetten en muntstukken in Oostenrijkse shilling worden geleidelijk uit de omloop genomen door de banken en geldvervoerbedrijven onder toezicht van de Oostenrijkse nationale bank en de nationale munt.
Opslag en legerdepots
Opslag in speciale depots.
speciale “call center” op te bellen om de levering van euro’s (binnen 48 uur) of het terugnemen van guldens (binnen 72 uur) te vragen waarbij hun bankrekening rechtstreeks wordt gecrediteerd of gedebiteerd.
83
Regelingen na de periode van dubbele omloop België 1.
2.
Periode waarin de nationale valuta door handelsbanken kan worden omgewisseld wanneer deze valuta geen wettig betaalmiddel meer is.
Tot 31/12/2002
Periode waarin bankbiljetten en munten nog kunnen worden ingeleverd nadat de nationale valuta zijn status van wettig betaalmiddel heeft verloren
Bij de Nationale Bank
Duitsland
Griekenland
Tenminste tot
Spanje
Frankrijk
Ierland
Duur en precieze regels worden onderzocht
30 juni 2002
30 juni 2002
Periode is nog niet vastgesteld
10 jaar voor bankbiljetten
Bankbiljetten en munten: voor onbepaalde tijd bij de Centrale Bank
Bankbiljetten: 10 jaar
Voor onbepaalde tijd bij de Centrale Bank (bankbiljetten en munten)
28 februari 2002.
Bankbiljetten: onbeperkte tijd
Bankbiljetten en munten in DEM bij de Bundesbank, geen beperking van tijdsduur of hoeveelheid
2 jaar voor muntstukken
Munten: 3 jaar
Munten: tot eind 2004
Regelingen na de periode van dubbele omloop (vervolg) Italië
Luxemburg
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Finland
1.
Periode waarin de nationale valuta door handelsbanken kan worden omgewisseld wanneer deze valuta geen wettig betaalmiddel meer is
Moet met de banken worden overeengekomen.
Moet met de banken worden overeengekomen (gestreefd wordt naar 31 december 2002)
Handelsbanken zullen de nationale valuta tot 31 december 2002 omwisselen; voor particuliere klanten is dit tot 1 april 2002 gratis
Nog niet beslist
30 juni 2002
Moet elke bank zelf beslissen.
2.
Periode waarin bankbiljetten en munten nog kunnen worden ingeleverd nadat de nationale valuta zijn status van wettig betaalmiddel heeft verloren
10 jaar na intrekking van de status van wettig betaalmiddel
Munten: eind Bankbiljetten: onbepaalde tijd
De Nederlandsche Bank zal tot 1 januari 2007 munten en tot 1 januari 2032 biljetten in gulden accepteren
Onbeperkt bij de Centrale Bank(Oesterreichische Nationalbank)
20 jaar voor bankbiljetten. Munten: eind 2002 bij de Nationale Bank van Portugal
Tien jaar
2004. voor
Samengesteld door de Diensten van de Commissie
84