1
IVA beleidsonderzoek en advies
Zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen van 75 jaar
De Twern
Onderzoeksmodel rondom zelfredzaamheid en aanbevelingen voor het optimaliseren van preventieve huisbezoeken
IVA beleidsonderzoek en advies Tilburg, december 2012 Mariëlle Tuinder Mary van den Wijngaart
2
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Uitgever: IVA Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466 Telefax: 013-4668477 IVA is gelieerd aan de UvT
© 2012 IVA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
IVA beleidsonderzoek en advies
3
1 Onderzoeksmodel
1.1
Ouderen en zelfredzaamheid Op dit moment kent Nederland 2,5 miljoen 65-plussers; dat is een zesde van de bevolking. Het aandeel 65-plussers zal toenemen in 2030 tot een kwart van de Nederlandse bevolking. Daarmee zal ook het aantal ouderen met lichamelijke, psychische en sociale problemen en ongemakken stijgen (van Campen, 2011). Problemen en ongemakken, die hun mate van zelfredzaamheid kunnen aantasten. De Twern, een Tilburgse organisatie voor maatschappelijke diensten heeft het IVA gevraagd een onderzoeksopzet te maken om de zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen te onderzoeken. Om de zelfredzaamheid van ouderen te kunnen verbeteren is het van belang eerst hun eventuele kwetsbaarheid bloot te leggen. ‘Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van opeenstapelen van lichamelijk, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren, dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, vroegtijdig overlijden)’ (van Campen, 2011 p.13). Gebaseerd op deze definitie is ongeveer een kwart van de 65-plussers ook daadwerkelijk kwetsbaar. Kwetsbaarheid verschilt met betrekking tot achtergrondkenmerken van mensen. Zo zijn vrouwen vaker kwetsbaar, evenals verweduwden en mensen met een lage opleiding (van Campen, 2011). Een op de drie ouderen met hoogstens lager onderwijs is kwetsbaar, tegenover een op de zeven ouderen met een hoge opleiding. Dat mensen met een lagere opleiding en dus lagere SociaalEconomische Status (SES) kwetsbaarder zijn heeft te maken met het gegeven dat mensen met een lage SES vaker ongezonder zijn dan mensen met een hoge SES. Leefstijlfactoren als overgewicht, acute en chronische stress en roken correleren namelijk sterk met lage SES. Doordat ze een negatief effect hebben op de gezondheid, versterken ze de kwetsbaarheid van deze mensen (van Campen, 2011). Daarnaast zijn alleenstaande of alleenwonende ouderen vaker kwetsbaar dan ouderen die samenwonen. Zij zijn gevoeliger voor een proces van het opeen stapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren. Hierdoor wordt de kans op gezondheidsproblemen groter (van Campen, 2011). Dat vrouwen vaker kwetsbaar zijn heeft vooral te maken met kwetsbaarheid in sociale zin. Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen en daarom hebben zij vaker te maken met het verliezen van hun partner. Daarnaast overlijden mannen vaker aan een acute aandoening, terwijl vrouwen vaker chronische ziekten ontwikkelen. Chronische ziekten gaan vaker gepaard met (langere perioden van) kwetsbaarheid, waardoor vrouwen vaker kwetsbaar zijn dan mannen. Overheidsbeleid gaat impliciet uit van een tekort aan aanbod van informele zorg, maar uit onderzoek van Linders (2010) blijkt dat er wel degelijk voldoende aanbod is van informele zorg. Het blijkt dat mensen vaak geen hulp durven vragen aan het so-
4
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
ciale netwerk omdat zij (naar eigen zeggen) ‘zo niet zijn opgevoed’, of ‘het zelf willen kunnen’ (Linders 2010). Dit wordt ook wel vraagverlegenheid genoemd en heeft dus te maken met het niet durven vragen van hulp. Ook handelingsverlegenheid (het niet durven aanbieden van hulp) komt voor en juist de combinatie met vraagverlegenheid is funest voor de ontwikkeling van informele zorg (Linders, 2010). Door vraagverlegenheid worden mensen extra kwetsbaar. Zelfredzaamheid is het vermogen van ouderen om hun leven vorm te geven zodat zij zoveel mogelijk zelf kunnen doen, maar ook ondersteuning kunnen vragen en krijgen van anderen en hulpmiddelen kunnen vragen (van Leeuwen en van Kesteren, 2011). Daarbij vormt vraagverlegenheid dus een belangrijk concept. De mate van zelfredzaamheid is geen objectief gegeven, maar afhankelijk van de manier waarop een oudere met zijn fysieke, psychische en sociale omstandigheden omgaat (van Leeuwen en van Kesteren, 2011). Zelfredzaamheid hangt samen met kwetsbaarheid. Wanneer iemand in grote mate kwetsbaar is, zal de zelfredzaamheid lager zijn. Vraagverlegenheid versterkt hierbij een lagere zelfredzaamheid. Wanneer kwetsbare ouderen niet om hulp vragen zijn ze minder zelfredzaam dan wanneer ze wel hulp vragen. In de literatuur komt een aantal factoren steeds terug dat invloed zou kunnen hebben op de zelfredzaamheid van ouderen: burgerlijke staat, wonen, gezondheid, sociale contacten en inkomen (gerelateerd aan opleiding). Zelfredzaamheid kan deels worden afgeleid van de woonsituatie van ouderen. Wanneer ouderen minder zelfredzaam worden moet de woning worden aangepast of zullen ze zelfs moeten verhuizen naar een woning die beter aansluit op de behoeften van ouderen. Hierbij zou zelfredzaamheid invloed hebben op de woning. Wanneer de woning niet goed aansluit op de behoeften van ouderen, daalt de zelfredzaamheid. Hier beïnvloedt de woning juist de zelfredzaamheid. Er lijkt sprake te zijn van een correlatie. Wonen kan invloed hebben op zelfredzaamheid, maar zelfredzaamheid ook op wonen. Ook de woonomgeving kan invloed hebben op de zelfredzaamheid. Mensen in de stad zullen meer aanbod van voorzieningen hebben in de buurt, terwijl dit voor mensen op het platteland minder aanwezig is. Ook gezondheid is een voorspellende factor voor zelfredzaamheid. ‘Een belangrijke hulpbron in het leven en om zelfstandig te kunnen wonen is een goede gezondheid’ (Kullberg, 2005 p.1). Wanneer de gezondheid slecht is, zal de oudere een lagere zelfredzaamheid hebben. Sociale contacten zijn ook voorspellend voor de zelfredzaamheid. Zoals van Campen schreef in het artikel ‘kwetsbare ouderen in de Praktijk’ (2011) is het voor mensen die alleen staan en weinig contacten hebben of steun krijgen veel moeilijker om met ingrijpende gebeurtenissen in hun leven om te gaan. Hierdoor zijn mensen met weinig (of geen) sociale contacten in grotere mate kwetsbaar en daardoor is hun zelfredzaamheid lager. Wanneer mensen een laag inkomen hebben is hun zelfredzaamheid lager. Dit komt omdat mensen minder hulpmiddelen kunnen kopen om hun zelfredzaamheid zo hoog mogelijk te houden. Inkomen kan dus ook gezien worden als voorspellende factor van zelfredzaamheid. Vooral opleiding (dat sterk correleert met inkomen) komt in de literatuur sterk naar voren als voorspellende factor voor zelfredzaamheid. Zo blijken hoger opgeleiden gemakkelijker instanties zoals zorgverleners en verstrekkers van hulpmiddelen te vinden en te benaderen. Bovendien hangt een betere gezondheid vrij sterk samen met oplei-
IVA beleidsonderzoek en advies
5
dingsniveau (Kullberg, 2005) wat indirect ook de zelfredzaamheid verbetert. Daarnaast kwam al eerder naar voren dat alleenstaande of alleenwonende ouderen in grotere mate kwetsbaar zijn waardoor hun zelfredzaamheid daalt (van Campen, 2011). Ook is er sprake van onderlinge relaties. Men blijkt eerder te willen verhuizen naarmate de sociale omgang in de buurt slechter wordt beoordeeld (Kullberg, 2005). Dit suggereert dus een onderlinge relatie tussen sociale contacten en wonen. Bovendien is gebleken dat gezondheid vrij sterk samenhangt met opleidingsniveau (Kullberg, 2005). Hoe hoger de opleiding, hoe groter de kans op een goede gezondheid. Dit heeft te maken met het feit dat beter onderwijs heeft bijgedragen aan een korter en minder belastend arbeidsverleden en aan een gezondere levenswijze (De Klerk et al. 2004). Ook een onderlinge relatie tussen wonen en gezondheid met sociale contacten als mediërende factor lijkt te bestaan. Wanneer ouderen met een lage zelfredzaamheid naar een tehuis gaan kan de gezondheid verbeteren door toegenomen regelmaat en toezicht maar ook dankzij verbeterde sociale participatie (Kullberg, 2005). Een oudere met een slechte gezondheid zal echter in mindere mate in staat zijn sociale contacten te onderhouden. Wat niet duidelijk in de literatuur naar voren komt, maar vrij aannemelijk is, is dat inkomen invloed heeft op de woning. Mensen met een hoog inkomen zullen zich een luxer onderkomen kunnen permitteren dan mensen met een lager inkomen.
Figuur 1: Zelfredzaamheid van ouderen: schematisch
6
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de zojuist besproken verbanden. Hierin geven de dikke pijlen de verbanden weer die duidelijk terug komen in de literatuur. De kleine stippellijnen geven onderlinge verbanden weer en de dikke stippellijnen geven aanvullingen weer van de Twern ten opzichte van de literatuur en de literatuur ten opzichte van de Twern (zie pararaaf 1.2).
1.2
Tilburgse ouderen en zelfredzaamheid Om de situatie van Tilburgse ouderen in beeld te houden worden er huisbezoeken gedaan door vrijwilligers bij elke Tilburgse inwoner die 75 jaar wordt. Bij deze huisbezoeken worden vragen gesteld aan de ouderen met betrekking tot een aantal onderwerpen, namelijk: wonen, sociale contacten en tijdsbesteding, gezondheid, inkomen en het gebruik van subsidies/regelingen, voorzieningen en veiligheid in en om de woning. De vrijwilligers worden ingewerkt door de Twern en kunnen hierdoor de Tilburgse ouderen voorlichting geven over de manieren waarop ouderen zelfstandig kunnen blijven wonen en verschillende voorzieningen die de gemeente Tilburg aanbiedt. Met deze huisbezoeken wil de Twern er achter komen hoe het staat met de zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen. De probleemstelling is als volgt: ‘Hoe is het gesteld met de zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen?’ Om deze vraag in kaart te brengen lijkt het gezien de literatuur belangrijk om in ieder geval te focussen op 5 factoren, namelijk: burgerlijke staat, inkomen (en opleiding), wonen, gezondheid en sociale contacten. Daarnaast zijn een tweetal extra factoren opgenomen, gebaseerd op de vragenlijst van de Twern, namelijk: voorzieningen en veiligheid.
1.3
Onderzoeksvragen Achtergrondkenmerken 1. Wat is de burgerlijke staat van Tilburgse ouderen? 2. Wat is het opleidingsniveau en inkomen van Tilburgse ouderen? Wonen 3. In welke mate wonen Tilburgse ouderen zelfstandig? 4. In hoeverre hebben Tilburgse ouderen andere woonwensen voor de toekomst, wat zijn deze wensen en wat is hier de reden voor? Sociale contacten en tijdsbesteding 5. In welke mate zijn Tilburgse ouderen betrokken in sociale contacten (kinderen, buren, wijkcentrum)? 6. In hoeverre zijn Tilburgse ouderen lid van ouderenorganisaties? 7. In hoeverre geven Tilburgse ouderen informele hulp?
IVA beleidsonderzoek en advies
7
Gezondheid 8. Hoe is de gezondheid van Tilburgse ouderen? 9. In hoeverre hebben Tilburgse ouderen professionele hulp (huishoudelijke hulp / hulp bij persoonlijke verzorging)? 10. In hoeverre hebben Tilburgse ouderen informele hulp (huishoudelijke hulp / hulp bij persoonlijke verzorging)? 11. In welke mate zijn er Tilburgse ouderen die recht hebben op professionele hulp, maar hier geen gebruik van maken? Regelingen en subsidies 12. Van welke regelingen maken Tilburgse ouderen het meeste gebruik? 13. In hoeverre weten Tilburgse ouderen van het bestaan van regelingen/subsidies Voorzieningen 14. In hoeverre maken Tilburgse ouderen gebruik van voorzieningen (zoals maaltijdvoorzieningen of andere voorzieningen zoals de Zonnebloem)? 15. In hoeverre weten Tilburgse ouderen van het bestaan van de voorzieningen? Veiligheid in en om de woning 16. In hoeverre voelen Tilburgse ouderen zich veilig in en om de woning en in de woonomgeving en wat is hiervoor de reden?
1.4
Relevante partijen Er kunnen verschillende partijen geïnteresseerd zijn in de mate van zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen en de bevinding van preventieve huisbezoeken. Hieronder wordt per onderwerp beschreven voor welke partij deze informatie relevant kan zijn. Informatie met betrekking tot de woonsituatie van Tilburgse ouderen is vooral van belang en interessant voor woningcorporaties. Vooral informatie met betrekking tot de eventuele woonwensen voor de toekomst en de reden hiervoor. Wat willen Tilburgse ouderen met betrekking tot hun woning? Op deze manier kan het aanbod van woningen meer worden afgestemd op de vraag van ouderen. Het onderzoeken van de sociale participatie van ouderen is vervolgens van belang voor wijkcentra en verschillende vrijwilligersorganisaties evenals voor de gemeente. Er zal worden gekeken in welke mate de Tilburgse ouderen betrokken zijn in sociale contacten (zoals contact met hun kinderen en/of buren, en contacten in het wijkcentrum). Ook de mate waarin zij lid zijn van ouderenorganisaties wordt onderzocht. Op deze manier kan de mate van sociale participatie in kaart gebracht worden. Wanneer deze participatie achterblijft, kunnen door vrijwilligersorganisaties en de gemeente acties worden opgezet om deze sociale deelname te vergroten zodat buurtgenoten eerder een beroep op elkaar kunnen en willen doen. Allereerst is het belangrijk om in kaart te brengen hoe het gesteld is met de algemene gezondheid van Tilburgse ouderen. Vervolgens kan gekeken worden in welke ma-
8
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
te de Tilburgse ouderen professionele en/of informele hulp ontvangen bij het huishouden of persoonlijke verzorging. Een belangrijke vervolg vraag is dan in hoeverre Tilburgse ouderen recht hebben op professionele hulp, maar hier geen gebruik van maken. Vooral de ‘waarom’-vraag is hier belangrijk. Is er sprake van schaamte of weten Tilburgse ouderen gewoonweg niet dat zij recht hebben op deze hulp. Deze informatie is belangrijk voor zorginstellingen, zorgverzekeraars en de gemeente. Door deze informatie kunnen zij namelijk meer passende zorg aanbieden en meer informatie verstrekken indien nodig. Op het gebied van inkomen is het interessant te vragen naar het huidige inkomen van de ouderen (met eventueel de vraag naar hun opleidingsniveau). Dit is van belang voor gemeenten en zorginstellingen. Wanneer het inkomen van bepaalde groepen ouderen te laag is voor de zorg die zij nodig hebben kan dat leiden tot problemen. Transparantie met betrekking tot regelingen en subsidies kan dan van groot belang zijn. Informatie over het inkomen van Tilburgse ouderen is ook van belang voor woningcorporaties zodat zij de bouw van woningen niet alleen aanpassen aan de behoeften van Tilburgse ouderen, maar ook aan hun budget. Met betrekking tot het gebruik van regelingen en subsidies zal bepaald worden van welke regelingen Tilburgse ouderen voornamelijk gebruik maken en of zij überhaupt wel weten van het bestaan van de regelingen en subsidies. Vooral informatie over subsidies en regelingen is van belang voor subsidieverstrekkers in Tilburg, zoals de gemeente. Door deze informatie krijgen zij meer inzicht in het huidig gebruik ervan. Ook de mate waarin Tilburgse ouderen gebruik maken van Maaltijdvoorzieningen en andere voorzieningen (zoals Zonnebloem en Rode Kruis) is dan relevant. Vooral de vraag in hoeverre zij weten van het bestaan van deze voorzieningen is belangrijk voor gemeenten en zorginstellingen. Mochten te weinig ouderen van het bestaan afweten, dan kan onder andere de gemeente ervoor zorgen dat deze informatie bij ouderen terecht komt. Met betrekking tot veiligheid in en om de woning zal bekeken worden in hoeverre Tilburgse ouderen zich onveilig voelen in en om de woning en in de woonomgeving. Ook de reden hiervoor dient naar voren te komen. Deze informatie is uiterst interessant en belangrijk voor politie en buurtwacht.
9
IVA beleidsonderzoek en advies
2 Resultaten Data bestaat uit 559 ingevulde vragenlijsten die zijn afgenomen in 2011 bij Tilburgse ouderen die 75 jaar zijn geworden. Op basis van deze vragenlijsten worden de onderzoeksvragen getoetst. Bij de meeste vragen zijn ook antwoordmogelijkheden als ‘geen antwoord’ of ‘weet ik niet’ opgenomen. Omdat deze antwoorden niets toevoegen aan de analyses zijn deze weggelaten. Het totaal aantal antwoorden zal daarom per vraag verschillen. Percentages zijn berekend op basis van het totaal aantal antwoorden bij de desbetreffende vraag.
2.1
Achtergrondkenmerken Tilburgse ouderen Onderzoeksvraag 1 heeft betrekking op de burgerlijke staat van Tilburgse ouderen van 75 jaar. Wanneer we de burgerlijke staat bekijken in tabel 1 valt op dat iets meer dan de helft (52%) gehuwd is en 31,5 procent weduwe of weduwnaar is. De overige Tilburgse ouderen wonen samen (1,7%), zijn gescheiden (7,4%) of alleenstaand (6,3%). Deze percentages wijken iets af wanneer ze vergeleken worden met Nederlandse ouderen van 75 jaar. 62,2 Procent van de Nederlandse ouderen met een leeftijd van 75 jaar is gehuwd en 24,7 procent is weduwe / weduwnaar (CBS Statline, 2011).
Tabel 1: Burgerlijke staat Tilburgse ouderen Frequentie Gehuwd Samenwonend Gescheiden Weduwe / weduwnaar Alleenstaand
Totaal
Percentage
281
52,0%
9
1,7%
40
7,4%
170
31,5%
34
6,3%
534
100%
Bron: De Twern, 2011
Wanneer de antwoordcategorieën herverveeld worden in samenleven met een partner en samenleven zonder partner leeft het merendeel van de Tilburgse ouderen nog steeds samen met een partner (290 ouderen leven met een partner, terwijl 244 zonder partner door het leven gaan). Figuur 1 geeft deze verdeling weer in een frequentie histogram. Om antwoord te geven op de eerste onderzoeksvraag: het merendeel van de Tilburgse ouderen leeft samen met een partner. In 52 procent van de gevallen zijn ze gehuwd. Als Tilburgse ouderen aangeven niet samen te leven met een partner komt dat het vaakst doordat ze weduwe of weduwnaar zijn.
10
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Figuur 1: Burgerlijke staat (samenlevend- versus niet samenlevend met een partner)
Bron: De Twern, 2011
Onderzoeksvraag 2 richt zich op opleidingsniveau en inkomen van de Tilburgse ouderen van 75 jaar. Over opleidingsniveau is geen vraag opgenomen in de huidige vragenlijst. Dit zou in het vervolg wel gevraagd kunnen worden om een completer beeld te kunnen verkrijgen van de achtergrond van ouderen in Tilburg. Inkomen is wel opgenomen in de vragenlijst. Er wordt gevraagd of de ouderen kunnen aangeven in welke categorie hun maandelijks inkomen valt. In tabel 2 zijn deze antwoorden weergegeven.
Tabel 2: Netto maandelijks inkomen Frequentie
Percentage
Minder dan AOW
80
20,5%
Alleen AOW
38
9,7%
AOW met aanvullend pensioen tot 100
39
10,0%
AOW met aanvullend pensioen tussen 100 - 200
59
15,1%
AOW met aanvullend pensioen meer dan 200
175
44,8%
Totaal
391
100%
Bron: De Twern, 2011
Het grootste deel (44,8%) van de ouderen geeft aan dat zij een maandelijks inkomen hebben van AOW met een aanvullend pensioen van 200 euro. Echter, 20,5 procent van de respondenten geeft aan dat hun maandelijks inkomen minder dan AOW is. Zo blijkt de verdeling in maandelijks inkomen scheef verdeeld te zijn, waarbij de meeste mensen vallen in de laagste en hoogste categorie. Figuur 2 geeft daar een duidelijker beeld van.
11
IVA beleidsonderzoek en advies
Figuur 2: Netto maandelijks inkomen Tilburgse ouderen
2.2
Wonen Tabel 3 geeft de soort woning van Tilburgse ouderen van 75 jaar weer. Het grootste deel van deze 75 jarige Tilburgers woont in een eengezinswoning (53%), gevolgd door een bovenwoning / flat met lift (28,5%). Minder dan 1 procent woont in een serviceflat en 2,2 procent woont in een aanleunwoning. Dit betekent dat ruim 97 procent van de ondervraagde 75 jarige Tilburgers nog geheel zelfstandig woont (onderzoeksvraag 3). 3 Procent geeft aan te wonen in een woning waarbij voorzien kan worden van hulp indien nodig (zoals een aanleunwoning).
Tabel 3: Soort woning Tilburgse ouderen Frequentie
Eengezinswoning Seniorenwoning Bovenwoning / flat zonder lift
Percentage
262
53,0%
53
10,7%
16
3,2%
141
28,5%
Benedenwoning
7
1,4%
Serviceflat
4
0,8%
11
2,2%
494
100%
Bovenwoning / flat met lift
Aanleunwoning
Totaal
Bron: De Twern, 2011
12
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Onderzoeksvraag 4 heeft betrekking op de woonwensen van Tilburgse ouderen. Tabel 4 geeft 3 subvragen weer. Wanneer we de woonwensen voor de toekomst bekijken zien we dat 64,7 procent geen andere woonwensen heeft voor de toekomst. Zij zijn tevreden met hun huidige woning en hopen daar nooit meer weg te hoeven. 35,3 Procent geeft aan wel andere woonwensen te hebben in de toekomst. Van deze mensen zegt 63,9 procent te willen verhuizen, terwijl 36,1 procent liever ziet dat de huidige woning wordt aangepast. Gezondheid (44,3%) en voorzorg (43,8%) blijken de voornaamste redenen te zijn voor andere woonwensen. Samen verklaren zij 88,1 procent van de redenen voor andere woonwensen.
Tabel 4: Woonwensen Tilburgse ouderen Frequentie
Percentage
Woonwensen in de toekomst Andere woonwensen in de toekomst
184
35,3%
Geen andere woonwensen in de toekomst
337
64,7%
Totaal
521
100,0%
73
36,1%
Verhuizen
129
63,9%
Totaal
202
100%
Gezondheid
89
44,3%
Voorzorg
88
43,8%
5
2,5%
19
9,5%
201
100%
Woonwensen naar soort Aanpassing van de woning
Reden voor andere woonwensen
Omgeving loopt terug / veiligheid Anders Totaal
Bron: De Twern, 2011
2.3
Sociale contacten en tijdsbesteding Vervolgens richt onderzoeksvraag 5 zich op het feit in welke mate Tilburgse ouderen van 75 jaar betrokken zijn in verschillende sociale contacten (kinderen, buren en het wijkcentrum). 87,7 Procent van de ouderen geeft aan kinderen te hebben en 94,7 procent van de ouderen met kinderen zegt ook regelmatig contact te hebben met hun kinderen. Bijna alle Tilburgse ouderen in deze analyse hebben dus regelmatig contact met hun kinderen. Ook het contact met de buren ligt erg hoog (92,8%). 491 Tilburgse ouderen geven aan contact te hebben met hun buren.
13
IVA beleidsonderzoek en advies
Tabel 5a: Sociale contacten: kinderen Frequentie
Percentage
Heeft respondent kinderen? Ja Nee Totaal
463
87,7%
65
12,3%
528
100%
432
94,7%
24
5,3%
456
100%
491
92,8%
38
7,2%
529
100%
Als kinderen: regelmatig contact? Ja Nee Totaal
Contact met buren? Ja Nee Totaal
Bron: de Twern, 2011
Iets meer dan tweederde (67,1%) van de Tilburgse ouderen is bekend met het wijkcentrum. Dat betekent indirect ook dat een derde van de Tilburgse ouderen niet bekend is met het wijkcentrum. Wanneer zij bekend zijn met het wijkcentrum weten zij in bijna 80 procent van de gevallen ook van de activiteiten die het wijkcentrum voor ouderen organiseert.
Tabel 5c: Sociale contacten: wijkcentrum Frequentie
Percentage
Bekend met het wijkcentrum? Ja
347
67,1%
Nee
170
32,9%
Totaal
517
100%
Zo ja: bekend met activiteiten voor ouderen in het wijkcentrum? Ja Nee
Totaal
220
79,1%
58
20,9%
278
100%
Bron: De Twern, 2011
14
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Onderzoeksvraag 6 richt zich op de mate waarin Tilburgse ouderen lid zijn van ouderenorganisaties. 44,3 procent van de ouderen geeft aan lid te zijn van ouderenorganisaties terwijl 55,7 procent geen lid is.
Tabel 6: Lidmaatschap ouderenorganisatie Frequentie
Percentage
Lid van ouderenorganisatie
181
44,3%
Geen lid van ouderenorganisatie
226
55,7%
Totaal
407
100%
Bron: De Twern, 2011
In het kader van sociale contacten en tijdsbesteding is het ook interessant om te bekijken in hoeverre de ouderen in Tilburg informele hulp geven (onderzoeksvraag 7). Bijna tweederde van de ouderen (63,9%) geeft geen informele hulp, terwijl iets meer dan eendere (34,5%) wel informele hulp geeft. De meeste 75 jarigen ervaren het geven van deze informele hulp als prettig (64,9%). 34,5 procent geeft aan het gewoon te vinden dat zij deze hulp geven en slechts 1,7 procent van de ouderen in Tilburg ervaart het geven van informele hulp als belastend.
Tabel 7: Informele hulp Frequentie
Percentage
Geeft u informele hulp? Ja
130
36,9%
Nee
222
63,1%
Totaal
352
100,0%
Prettig
76
63,9%
Gewoon
41
34,5%
2
1,7%
119
100%
Zo ja, hoe ervaart u dat?
Belastend Totaal
Bron: De Twern, 2011
15
IVA beleidsonderzoek en advies
2.4
Gezondheid De gezondheid van 75 jarigen is ook een belangrijk element. In onderzoeksvraag 8 wordt allereerst bevraagd hoe de gezondheid van Tilburgse ouderen is. 35,8 procent van de ouderen geeft aan dat hun gezondheid ‘goed’ is. Dit percentage wordt op de voet gevolgd door ‘heel goed’ (33,7%). 22,5 Procent ervaart de gezondheid als middelmatig en slechts 8,1 procent vindt dat hij/zij een slechte gezondheid heeft. Echter, 77,8 procent geeft aan dat zij een ziekte of handicap hebben.
Tabel 8: Gezondheid Tilburgse ouderen Frequentie
Percentage
Hoe omschrijft u uw gezondheid momenteel? Heel goed
175
33,6%
Goed
186
35,8%
Middelmatig
117
22,5%
slecht
42
8,1%
Totaal
520
100%
Ja
372
77,8%
Nee
106
22,2%
Totaal
478
100%
Heeft u een ziekte / handicap?
Bron: De Twern, 2011
Ondanks dit hoge percentage ervaren de Tilburgse ouderen hun gezondheid dus gemiddeld goed. Deze percentages komen niet geheel overeen met de ervaren gezondheid van Nederlandse ouderen van 75 jaar in 2011. 48,9 Procent geeft aan hun gezondheid als goed te ervaren, terwijl het merendeel (51,1%) aangeeft dat hun gezondheid minder goed is (CBS Statine, 2011). Onderzoeksvraag 9 richt zich op de mate waarin Tilburgse ouderen van 75 jaar professionele huishoudelijke hulp / hulp bij persoonlijke verzorging hebben terwijl onderzoeksvraag 10 deze zelfde vraag stelt maar dan gericht op informele huishoudelijke hulp / hulp bij de persoonlijke verzorging. Deze onderzoeksvragen kunnen echter niet beantwoord worden in deze formulering omdat de vraag met betrekking tot professionele en informele hulp niet gesplitst voor huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging in de vragenlijst voorkomt. We zullen deze onderzoeksvragen daarom tezamen beantwoorden.
16
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Tabel 9: Hulp bij huishouden / persoonlijke verzorging Frequentie
Percentage
Heeft u hulp bij het huishouden? Ja
191
45,7%
Nee
227
54,3%
Totaal
418
100%
63
17,4%
Nee
300
82,6%
Totaal
363
100%
Ja, professioneel
159
54,3%
Nee, informeel
134
45,7%
Totaal
293
100%
Heeft u hulp bij persoonlijke verzorging? Ja
Is deze hulp professionele hulp?
Bron: De Twern, 2011
45,7 Procent van de Tilburgse ouderen geeft aan hulp te hebben bij het huishouden en 17,4 procent zegt hulp te hebben bij de persoonlijke verzorging. Vervolgens geeft 54,3 procent aan dat deze hulp (dus zowel huishoudelijke hulp als hulp bij de persoonlijke verzorging tezamen) professionele hulp betreft. 45,7 Procent betreft informele hulp. Onderzoeksvraag 11 richt zich op de mate waarin Tilburgse 75 jarigen recht hebben op professionele hulp, maar hier geen gebruik van maken. Omdat deze vraag niet is opgenomen in de vragenlijst kan deze onderzoeksvraag niet beantwoord worden.
2.5
Regelingen en subsidies Onderzoeksvraag 12 richt zich op de vraag van welke regelingen Tilburgse ouderen van 75 jaar het meeste gebruik maken. Tabel 11 geeft 8 verschillende regelingen weer waarbij het percentage is weergegeven van ouderen die aangeven van deze regeling gebruik te maken. Van zorgtoeslag blijken de Tilburgse 75 jarigen het meest gebruik te maken. De helft (50,1%) van de Tilburgse ouderen geeft aan deze regeling te gebruiken. Ook van huurtoeslag wordt veel gebruik gemaakt. 47,5 Procent gebruikt deze regeling. Van thuisadministratie (4,4%) en verminderen/kwijtschelding van gemeentelijke belastingen (6,5%) wordt minder gebruik gemaakt.
17
IVA beleidsonderzoek en advies
Tabel 10: Regelingen en mate van gebruik ervan Frequentie
Percentage
Maakt gebruik van… Huurtoeslag
254
47,5%
Zorgtoeslag
270
50,1%
56
10,4%
Wet maatschappelijke ondersteuning Vermindering/kwijtschelding gemeentelijke belasting
35
6,5%
Bijzondere bijstand
79
14,6%
Teruggave belastingen
156
28,9%
Regiotaxi
111
20,6%
24
4,4%
Thuisadministratie
Bron: De Twern, 2011
Onderzoeksvraag13 richt zich op de mate waarin Tilburgse ouderen weten van het bestaan van regelingen/subsidies. Deze onderzoeksvraag kan niet beantwoord worden omdat deze vraag niet is opgenomen in de vragenlijst waarop deze analyses zijn gebaseerd.
2.6
Voorzieningen Tabel 11 geeft weer in welke mate ouderen in Tilburg gebruik maken van een aantal verschillende voorzieningen (onderzoeksvraag 14). 93,5 Procent van de ouderen geeft aan geen gebruik te maken van maaltijdvoorzieningen. Vervolgens maakt 86 procent geen gebruik van de Zonnebloem en 90,9 procent maakt geen gebruik van de parochie. 95,4 Procent maakt geen gebruik van het Rode Kruis. Het aantal ouderen dat geen gebruik maakt van een dergelijke voorziening varieert dus tussen 86 en 95,4 procent. Ondanks dat 77,8 procent van de Tilburgse 75 jarigen een ziekte of handicap heeft en 45,7% huishoudelijke hulp krijgt, maken Tilburgse ouderen van 75 jaar dus bijna geen gebruik van aanvullende voorzieningen. Onderzoeksvraag 15 (in welke mate weten Tilburgse 75 jarigen van het bestaan van de voorzieningen) kan niet beantwoord worden omdat ook deze vraag niet is opgenomen in de vragenlijst.
18
Zelfredzaamheid Tilburgse ouderen van 75 jaar
Tabel 11: Maken Tilburgse ouderen gebruik van …? Frequentie
Percentage
maaltijd voorzieningen? Ja
34
6,5%
Nee
491
93,5%
Totaal
525
100%
74
13,7%
de Zonnebloem? Ja Nee
465
86%
Totaal
539
100%
de Parochie? Ja
49
9,1%
Nee
490
90,9%
Totaal
539
100%
het Rode Kruis Ja
25
4,6%
Nee
515
95,4%
Totaal
540
100%
Bron: De Twern, 2011
2.7
Veiligheid in en om de woning Het laatste onderzochte onderdeel is veiligheid in en om de woning. Onderzoeksvraag 16 bevraagd in hoeverre Tilburgse ouderen van 75 jaar zich veilig voelen in en om de woning en in de woonomgeving en wat hiervoor de reden is. Het grootste deel (72,5%) van de Tilburgse ouderen voelt zich ‘veilig’ in en om de woning. 21,5 Procent zegt zich ‘zeer veilig’ te voelen. Slechts 5,5 procent voelt zich ‘niet zo veilig’ en maar 0,4 procent voelt zich ‘helemaal niet veilig’. Ook in de woonomgeving voelt het merendeel zich veilig (72,3%). Echter, 16 procent voelt zich niet zo veilig. 17,6 Procent van de Tilburgse ouderen zegt dat een inbraak de grootste oorzaak van een onveilig gevoel zou zijn. Ook hangjongeren zorgt bij 16,1 procent van de ouderen voor een onveilig gevoel. Pesterijen (4,5%) en zwervers (4,2%) zijn een minder grote oorzaak voor gevoel van onveiligheid bij ouderen.
19
IVA beleidsonderzoek en advies
Tabel 12: Maken Tilburgse ouderen gebruik van …? Frequentie
Percentage
Voelt u zich veilig in en om de woning? Zeer veilig
109
21,5%
veilig
367
72,5%
28
5,5%
2
0,4%
506
100%
51
10,7%
344
72,3%
76
16,0%
5
1%
476
100%
Inbraak
58
17,6%
Berovingen
38
11,5%
Pesterij
15
4,5%
Zwervers
14
4,2%
Hangjongeren
53
16,1%
Drugs/dealen
32
9,7%
Vernielingen
20
6,1%
Zwerfvuil
49
14,9%
Overlast hondenpoep
51
15,5%
330
100%
niet zo veilig helemaal niet veilig Totaal
Voelt u zich veilig in de woonomgeving? Zeer veilig veilig niet zo veilig helemaal niet veilig Totaal
Zo nee, wat is hiervoor de reden?
Totaal
Bron: De Twern, 2011
IVA beleidsonderzoek en advies
21
3 Concluderende samenvatting Dit hoofdstuk bevat een concluderende samenvatting en berust op een drietal elementen. Allereerst zullen we conclusies beschrijven en risicofactoren blootleggen die de Tilburgse ouderen van 75 jaar kwetsbaar maken en hun zelfredzaamheid verkleinen. Daarna zullen suggesties gedaan worden voor het optimaliseren van de huidige vragenlijst en zal aangegeven worden in welke mate relevante partijen belang hebben bij deze dataverzameling.
3.1
Conclusies en risicofactoren De ervaren gezondheid van Tilburgse ouderen van 75 jaar is erg hoog. 69,4 Procent ervaart hun gezondheid als goed tot heel goed en 30,6 procent ervaart het als slecht tot middelmatig. Vergeleken met landelijke cijfers ligt dit percentage hoger en stelt het dat Tilburgse ouderen van 75 jaar zichzelf zien als ‘gezond’. Verder blijken Tilburgers van 75 veel sociale contacten te hebben. 94,7 Procent ziet de kinderen regelmatig en 92,8 procent heeft regelmatig contact met buren. Daarnaast is 67,1 procent van de Tilburgers bekend met het wijkcentrum en 79,1 procent weet van ouderenactiviteiten in het wijkcentrum. Met de sociale contacten en tijdsbesteding lijkt het daarom goed te zitten. Ongeveer de helft van de ouderen heeft huishoudelijke hulp (45,7%) en 17,4 procent heeft hulp bij de persoonlijke verzorging. Daarnaast blijkt dat 54,3 procent professionele hulp omvat en 45,7 procent informele hulp. In verhouding wordt er dus ook veel gebruik gemaakt van informele hulp. Tilburgse ouderen van 75 jaar maken in verschillende mate gebruik van regelingen zoals zorgtoeslag, wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of regio taxi. Zo maakt 50,1 procent gebruik van zorgtoeslag, terwijl slechts 10 procent gebruik maakt van de Wmo. Het percentage Tilburgers van 75 jaar wat gebruik maakt van voorzieningen zoals de Zonnebloem, de Parochie en het Rode Kruis ligt erg laag. Slechts 6,5 procent maakt gebruikt van maaltijdvoorzieningen en 13,7 procent maakt gebruik van een voorziening zoals de Zonnebloem. Waarom dit percentage laag ligt kan verschillende redenen hebben. Het is mogelijk dat Tilburgse ouderen vinden dat ze deze voorzieningen niet nodig hebben. Echter, het is ook mogelijk dat weinig Tilburgers er gebruik van maken omdat weinigen weten van het bestaan ervan. Daarnaast voelt ruim 70 procent zich veilig in en om de woning en in de woonomgeving. 97 Procent van de Tilburgers van 75 jaar woont zelfstandig. Dit zou betekenen dat bijna alle Tilburgse ouderen van 75 jaar zichzelf nog prima zelfstandig kunnen redden. Echter, het kan ook zijn dat zij wel zelfstandig wonen, maar in de toekomst
22
graag zouden willen verhuizen omdat zij zich niet goed genoeg meer kunnen redden in hun huidige woning. Dit blijkt maar deels het geval te zijn. 64,7 Procent zegt in de toekomst niet te willen verhuizen. Daarnaast zegt 44,3% te willen verhuizen uit voorzorg en niet omdat het per se nodig is. Zoals beschreven in het onderzoeksmodel is de zelfredzaamheid van Tilburgse ouderen sterk afhankelijk van hun kwetsbaarheid. Over de zelfredzaamheid van Tilburgers van 75 jaar is geen vraag opgenomen in de vragenlijst, maar door hun kwetsbaarheid bloot te leggen (aan de hand van een aantal risico factoren) kan de zelfredzaamheid indirect getest worden. Met betrekking tot de kwetsbaarheid van Tilburgse ouderen van 75 jaar komen een aantal zaken naar voren. Allereerst blijkt uit de literatuur dat alleenstaanden in grotere mate kwetsbaar zijn dan mensen met een partner (van Campen, 2011). Uit de resultaten bleek vervolgens dat 54,3 procent van de Tilburgers van 75 jaar samenleeft met een partner, terwijl 45,7 alleenstaand is. Bijna de helft van de Tilburgse 75 jarigen is dus alleenstaand en zij zijn daardoor in grotere mate kwetsbaar. 31,5 Procent van de Tilburgse ouderen is weduwe/weduwnaar en dit percentage ligt hoger dan het landelijke percentage van 24,1 procent (CBS, 2012). Het hoge percentage alleenstaande Tilburgers van 75 jaar en het hoge percentage verweduwden vormt daarom dus een risicofactor voor de zelfredzaamheid in de toekomst. Inkomen (gerelateerd aan opleiding) is ook een voorspellende factor van zelfredzaamheid. Naarmate mensen een lager inkomen hebben zal ook hun zelfredzaamheid lager zijn. Uit de resultaten blijkt dat bijna de helft van de Tilburgse 75 jarigen (44,8%) in een hoge inkomensklasse valt en een maandelijks inkomen heeft van AOW met een aanvullend pensioen van 200 euro. Echter valt ook 20,5 procent in een lage inkomensklasse van minder dan AOW. Een vijfde van de Tilburgse ouderen van 75 jaar heeft dus een erg laag inkomen en zij zullen daarom kwetsbaar zijn. Deze kwetsbaarheid vormt een risico vormen voor hun zelfredzaamheid.
3.2
Suggestie optimaliseren huidige vragenlijst Kijkend naar de huidige huisbezoeken van de Twern en de vragenlijst die gebruikt wordt, hebben wij een aantal suggesties om de vragenlijst te optimaliseren. De vragenlijst sluit voldoende aan op de literatuur aangezien de belangrijkste factoren in de literatuur ook zijn opgenomen in de vragenlijst van de Twern. Daarnaast bevat de vragenlijst twee extra factoren die minder sterk naar voren komen in eerder onderzoek, maar die eveneens van belang kunnen zijn: veiligheid (in en om de woning) en voorzieningen (zoals maaltijdvoorzieningen). Echter, een aantal onderzoeksvragen kon niet beantwoord worden en wij adviseren daarom ook een aantal elementen in de toekomst op te nemen in de vragenlijst. Onderzoeksvraag 9 en 10 zijn in deze analyse tezamen besproken omdat in de vragenlijst een vraag is opgenomen die vraagt ‘door wie de meeste hulp gegeven wordt’.
IVA beleidsonderzoek en advies
23
Hulp heeft in deze vraag betrekking op zowel huishoudelijke hulp als hulp bij de persoonlijke verzorging terwijl er bij de onderzoeksvragen wel een onderscheid gemaakt wordt. Onderzoeksvragen 9 en 10 kunnen daarom niet los van elkaar beantwoord worden. Ons advies is daarom om deze vraag in de vragenlijst te splitsen en de Tilburgers van 75 jaar te vragen door wie de huishoudelijke hulp gegeven wordt en door wie de persoonlijke verzorging gegeven wordt. Onderzoeksvraag 11 kan niet beantwoord worden omdat er geen vraag is opgenomen in de vragenlijst die vraagt in hoeverre Tilburgse 75 jarigen recht hebben op professionele hulp. Echter, het lijkt vrij ingewikkeld om de Tilburgers te vragen of zij recht hebben op professionele hulp, omdat zij dit wellicht niet weten. Echter, wij adviseren dit wel als vraag op te nemen en daar in ieder geval ook de antwoord categorie ‘weet ik niet’ aan toe te voegen zodat blootgelegd kan worden in welke mate de ouderen weten of ze er recht op hebben. Daarnaast zou het ook interessant zijn om een vraag op te nemen in hoeverre Tilburgse ouderen van 75 jaar weten waar zij terecht kunnen als zij professionele hulp nodig hebben. Onderzoeksvraag13 richt zich op de mate waarin Tilburgse ouderen weten van het bestaan van regelingen/subsidies. Deze onderzoeksvraag kan niet beantwoord worden omdat deze vraag niet is opgenomen in de vragenlijst. Wij adviseren daarom deze vraag op te nemen en Tilburgers te vragen of zij weten van het bestaan van bepaalde regelingen en subsidies. Het is namelijk mogelijk dat zij geen gebruik maken van een regeling, niet omdat ze het niet nodig hebben, maar omdat zij niet weten dat het bestaat. Dit zelfde geldt voor onderzoeksvraag 15. Wij adviseren een vraag op te nemen die vraagt of Tilburgse ouderen van 75 jaar weten van het bestaan van bepaalde voorzieningen om dezelfde reden. Het is mogelijk dat zij geen gebruik maken van bepaalde voorzieningen omdat zij niet van het bestaan afweten. Het aantal Tilburgers van 75 jaar dat gebruik maakt van voorzieningen (zoals de Zonnebloem, de Parochie en het Rode Kruis) ligt erg laag. De vraag is of deze organisaties aansluiten bij de doelgroep. Wellicht zijn het vooral regionaal georiënteerde organisaties waar de Tilburgers gebruik van maken. Ons voorstel is daarom om in de huidige vragenlijst ook regionaal georiënteerde organisaties op te nemen, zoals de KBO. De meest belangrijke suggestie is het opnemen van een vraag met betrekking tot de ervaren zelfredzaamheid van de Tilburgse ouderen van 75 jaar. Momenteel komt dit niet voor in de vragenlijst en daarom kan alleen de kwetsbaarheid en risico factoren voor een lagere zelfredzaamheid worden blootgelegd. Door een vraag over de ervaren zelfredzaamheid van Tilburgers van 75 op te nemen kan direct het effect van bijvoorbeeld inkomen op de zelfredzaamheid getest worden. Wij adviseren daarom een vraag op te nemen naar de mening van de 75 jarige over zijn zelfredzaamheid. Het hanteren van een antwoordschaal van 7 antwoordmogelijkheden van erg slecht naar erg goed met een neutrale midden categorie zou daarbij uitstekend zijn.
24
Ook een vraag naar het feit of kwetsbare ouderen durven vragen om hulp zou interessant zijn. Hiermee zou de vraagverlegenheid in Tilburg enigszins getest kunnen worden. Ook adviseren wij meer vragen toe te voegen die betrekking hebben op het feit of Tilburgse ouderen zich bewust zijn van regelingen die voor hen gelden. Zo missen wij op het gebied van professionele hulp bij huishoudelijke taken en persoonlijke verzorging, mogelijke regelingen/subsidies en voorzieningen een vraag of ouderen weten van het bestaan ervan. Door deze vraag op te nemen kan ook onderzocht worden of een laag gebruik van bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen duidt op een hoge zelfredzaamheid of dat ouderen het wel nodig hebben maar gewoonweg niet weten dat het bestaat. Voorzieningen, zoals maaltijdvoorzieningen, kunnen ervoor zorgen dat ouderen langer zelfredzaam zijn en zelfstandig kunnen blijven wonen.
3.3
Relevante partijen Met betrekking tot de relevante partijen kunnen wij een korte conclusie trekken. De vragen in de vragenlijst zijn te algemeen geformuleerd voor relevante partijen en voor hen komt er daarom te weinig informatie naar voren uit de huidige vragenlijst. Om het nut voor relevante partijen te vergroten adviseren wij wat dieper op de onderwerpen in te gaan en extra vragen op te nemen (waaronder de suggesties die in paragraaf 3.2 genoemd zijn).
IVA beleidsonderzoek en advies
25
Literatuur Campen, van C. (2011). Kwetsbare ouderen in de praktijk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Klerk, de M.M.Y. (2004). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kullberg, J. (2005). Ouderen van nu en van de toekomst. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Mia van Leeuwen & Jolanda van Kesteren (2011) http://www.awo-nzh.nl/downloads/factsheet-zelfredzaamheid-ouderen.pdf Linders, M. (2010). De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Proefschrift Universiteit van Tilburg CBS statline (2011).