Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven (Z-KWAPOI) Observatieschalen
Maart 2010 RVS-Verzekeringen. Officiële sponsor van het K&G-project over de kwaliteitsstandaard voor de kinderopvang in zelfstandige kinderdagverblijven
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
2
INHOUDSTAFEL
Rustsituatie
p. 3 – 5
Eetsituatie
p. 6 – 12
Verzorgingssituatie en zindelijkheidstraining
p. 13 – 18
Activiteitenbegeleiding en speelgoed
p. 19 – 30
Onthaalsituatie
p. 31 – 32
Scoreblad
p. 33 – 36
Scoreblad 7 factoren
p. 37 – 41
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
3
RUSTSITUATIE 1. Rustmoment afstemmen op de behoeften van de kinderen 1 - Het rustmoment is verplicht op hetzelfde moment voor alle kinderen. Kinderen worden wakker gehouden buiten dit moment. 3 - De verplichte rustmomenten zijn aangepast aan de leeftijd van de kinderen in de groep: baby’s worden gevolgd in hun individueel rustpatroon. Voor alle andere kinderen begint het rustmoment verplicht collectief op hetzelfde, doch aan de leeftijd aangepast moment, daarbuiten zijn geen rustmomenten voorzien. 5 - Een gemeenschappelijk en vast rustmoment is voorzien. Kinderen kunnen ook buiten dit moment gaan slapen wanneer er behoefte aan is (een behoefte die het kind zelf aangeeft of die door volwassenen tijdig gedetecteerd wordt). 7 - Ieder kind kan op om het even welk moment individueel gaan slapen als het daartoe behoefte heeft, de rustmomenten variëren naargelang de behoeften van elk kind. Opm. :
2. Duur van het rustmoment 1 - Het rustmoment duurt voor alle kinderen even lang, kinderen worden niet opgehaald wanneer ze wakker zijn. 3 - Er wordt een duidelijk eindmoment van de rust gehanteerd, waarbij elk kind moet opstaan. Kinderen worden slechts vroeger uit bed gehaald, wanneer ze duidelijk hoor- of zichtbare signalen geven. 5 - Er is regelmatig toezicht op de rustruimte, zodat kinderen die vroeger wakker zijn, kunnen opstaan ook wanneer ze nog geen duidelijke signalen geven. Kinderen die willen blijven slapen, kunnen dit. 7 - Er is voortdurend toezicht op de rustruimte, zodat kinderen die wakker zijn steeds kunnen opstaan. Een kind dat wil blijven slapen, kan dit volgens zijn behoefte. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
4
3. Herkenbaarheid voor de kinderen (enkel te scoren voor een aparte rustruimte) 1 - Kinderen wisselen van rustruimte, ze hebben geen vast bedje. Het beddengoed is duidelijk niet individueel. 3 - Kinderen hebben een vaste rustruimte en een vast bedje, dat echter nog gedeeld kan worden met een ander kind. 5 - Kinderen hebben een vast, eigen bedje, kinderen hebben de mogelijkheid voor een eigen knuffel in bed. 7 - Kinderen hebben een vast en eigen, herkenbaar (bv. door middel van een symbool) bedje, kinderen hebben de mogelijkheid voor een eigen knuffel in bed. Opm. :
4. Voorbereiding voor het slapengaan 1 - Er is geen herkenbare aankondiging van het rustmoment voor de kinderen. Er is geen voorbereiding of ritueel, het rustmoment volgt op een zeer actieve activiteit. De kinderen hebben duidelijk geen besef van een herkenbaar dagschema. 3 - Het rustmoment wordt groepsgewijs aangekondigd, er is een vaste handeling vooraf (bv. verzorging), de voorafgaande activiteit is duidelijk niet onrustig. 5 - Het rustmoment wordt duidelijk herkenbaar gemaakt voor elk kind afzonderlijk, er is een vaste handeling vooraf (bv. verzorging), de voorafgaande activiteit is duidelijk niet onrustig. 7 - Voor elk kind wordt het rustmoment individueel aangekondigd, voor elk kind is het slaapritueel aangepast aan de leeftijd en de aard van het kind, de voorafgaande activiteit is duidelijk niet onrustig. Kinderen kunnen het rustmoment goed herkennen. Opm. :
5. Infrastructuur 1 - De bedjes zijn niet aangepast aan de leeftijd van de kinderen (bv. kinderen onder 18 maanden worden in ligbedjes te slapen gelegd), bedjes zijn te klein, kinderen kunnen zich moeilijk in hun bedje bewegen. Er zijn onveilige elementen te constateren: bedjes zijn in slechte staat, netten boven de bedjes, gordels, dekenklemmen, kinderen hebben een slabbetje om of een fopspeen aan een lint of andere onveilige elementen. Een kind wordt vastgebonden in bed. De bedbedekking is niet aangepast aan de kamertemperatuur.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
5
3 - De bedjes zijn veilig voor de kinderen en aangepast aan de leeftijd. Voor minstens één kind is het bedje te klein of kan het zich moeilijk in het bedje bewegen. Sommige matrassen passen niet goed in het bed. De bedbedekking is aangepast aan de kamertemperatuur. 5 - De bedjes zijn veilig voor de kinderen en aangepast aan de leeftijd. Kinderen kunnen gemakkelijk bewegen in het bed zonder bloot te komen liggen, alle matrassen passen goed. 7 - De bedjes zijn veilig voor de kinderen, aangepast en in perfecte staat. Het bed en de bedbedekking is individueel aangepast aan de leeftijd, grootte en behoefte van de kinderen, kinderen kunnen gemakkelijk bewegen in het bed zonder bloot te komen liggen Opm. :
6. Communicatie met de kinderen 1 - Er is geen enkele voorbereiding van het rustmoment, kinderen worden zonder meer in bed gestopt. De begeleider raakt snel geïrriteerd bij problemen tijdens het rustmoment en het instopmoment wordt niet als contactmoment gebruikt. 3 - Het eigenlijke rustmoment wordt voorafgegaan door een snelle voorbereiding, het contact tussen kind en begeleider verloopt op een gestandaardiseerde manier voor alle kinderen. 5 - De begeleider heeft oog voor een rustige voorbereiding van het rustmoment. Begeleider blijft geduldig tijdens de voorbereiding, ook bij moeilijke situaties. Er is voor alle kinderen een geïndividualiseerd verbaal en/of fysisch contactmoment bij het instoppen. 7 - De begeleider creëert een rustige sfeer die het rustmoment aangepast inleidt, tijdens deze voorbereiding heeft zij oog voor de individuele noden of verwachtingen van elk kind. Begeleider hanteert het instoppen uitgebreid als individueel contactmoment, waarbij ze ingaat op individuele verlangens en gevoelens van de kinderen. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
6
EETSITUATIE 1. Begin- en eindmoment, tijdsspanne 1 - Alle kinderen beginnen en eindigen op hetzelfde moment met eten, het eetmoment begint op een onaangepast uur (voor elf uur ‘s middags). Tussendoortjes worden op gelijk welk moment gegeven. Baby’s krijgen op hetzelfde moment de fles. 3 - Alle kinderen, maar niet de baby’s, beginnen en eindigen op hetzelfde moment te eten, het eetmoment begint op een aangepast uur. Tussendoortjes worden aangeboden op vaste tijdstippen. Baby’s krijgen de fles per twee of per drie samen op een vast moment. 5 - Alle kinderen, maar niet de baby’s, eten samen op een aangepast moment, maar stoppen daarom niet samen. Elk kind krijgt rustig de tijd naargelang zijn eigen aard (vlugge of trage eter). Baby’s krijgen de fles volgens een individueel schema en krijgen voldoende tijd. 7 - Alle kinderen, maar niet de baby’s, eten meestal samen op hetzelfde, aangepaste moment maar er is soepelheid om het begin en/of het einde van het eetmoment aan te passen volgens de behoeften van een kind (te moe, geen honger, ziek, genoeg gegeten, kind eet nooit veel). Baby’s krijgen de fles volgens een individueel schema, wanneer het kind de fles niet wil, wordt op een ander moment opnieuw geprobeerd. Opm. :
2. Hoeveelheid voeding 1 - Alle kinderen krijgen dezelfde hoeveelheid voedsel en worden ook verplicht alles op te eten (ook bij baby’s wordt dit geprobeerd). Kinderen krijgen een onaangepast kleine startportie en hebben niet de mogelijkheid om voedsel bij te krijgen. 3 - Alle kinderen krijgen dezelfde hoeveelheid voedsel en worden ook verplicht alles op te eten. Dit is niet het geval voor baby’s. Begeleider biedt zelf geen mogelijkheid aan om voedsel bij te krijgen; wanneer kinderen dit willen, dienen ze dit zelf te vragen. Alle kinderen krijgen systematisch een onaangepast grote startportie zodat er steeds voedsel op het bord blijft liggen. 5 - Alle kinderen krijgen dezelfde, aan hun leeftijd aangepaste startportie, maar worden niet verplicht om alles op te eten. Begeleider biedt de mogelijkheid om voedsel bij te krijgen. Voor de baby’s wordt de hoeveelheid voeding aangepast aan elk individueel kind.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
7
7 - Kinderen krijgen soms een keuzemogelijkheid aangeboden. Elk kind krijgt zijn individuele startportie en kan bijvragen/bijkrijgen wanneer het kind wil, het kind is niet verplicht alles op te eten. De hoeveelheid voeding bij de baby’s is volledig aangepast aan elk kind. Opm. :
3. Wijze van opdienen van de voeding (alleen voor warme maaltijden, aangeboden door de instelling) 1 - Het eten wordt gemixt aangeboden aan alle kinderen, ook aan de kinderen van 18 maanden en ouder. 3 - Het eten wordt geplet en/of gemengd aangeboden, ook voor kinderen van 18 maanden en ouder. 5 - Er wordt gestart met stukjesvoeding vanaf een bepaalde leeftijd (tussen 15 en 20 maanden) voor alle kinderen: het eten wordt in stukjes aangeboden en, indien nodig, achteraf geplet. 7 - Het eten wordt niet geplet en/of gemengd aangeboden. Er wordt gestart met stukjesvoeding wanneer elk individueel kind hieraan toe is. Opm. :
4. Aanbiedingswijze van de voeding (ook voor boterhammen) 1 - Het eten ziet er niet lekker uit (men ziet niet wat het is), kinderen zien het eten voor het op tafel komt, nergens staan. Ze krijgen individueel niets voor hen opgediend, alles wordt in de mond gestopt vanuit één of een aantal centrale kom(men) of door de begeleider die boterhammen bedeelt (bv. alle kinderen krijgen één voor één een hapje uit één pot of van één boterham). Het eetmoment wordt niet voorbereid of aangekondigd. 3 - Het eten ziet er smakelijk uit, kinderen krijgen het eten voor hen opgediend in individuele porties. Kinderen zien het uitscheppen of klaarmaken niet. Het eetmoment wordt als dusdanig aangekondigd. 5 - Het eten ziet er smakelijk uit, kinderen krijgen een individuele portie voorgeschoteld die ze ook zien uitscheppen of klaarmaken (bij boterhammen). Kinderen worden aangemoedigd van alles te proeven. Het eten en mogelijke handelingen hieromtrent worden soms benoemd voor de kinderen. Het eetmoment wordt aangekondigd. 7 - Het eten ziet er smakelijk uit, de individuele porties worden uitgeschept of klaargemaakt (bij boterhammen) aan tafel. Kinderen worden aangemoedigd van alles te proeven door
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
8
een begeleider die een duidelijke modelfunctie heeft aan tafel. Het eten en mogelijke handelingen hieromtrent worden duidelijk benoemd. Het eetmoment wordt voorbereid, aangekondigd en afgesloten. Opm. :
5. Inrichting van de ruimte 1 - Het eetmateriaal is niet aangepast aan de leeftijd of het ontwikkelingsniveau van de kinderen, onveilig of onvoldoende materiaal, onvoldoende of onveilig meubilair voor de kinderen, geen ruimte of gedeelte van de ruimte met eetfunctie te onderscheiden, onrustige sfeer (teveel personen, schoonmaken tijdens eten, harde of storende muziek...). Ook voor baby’s is er geen rustig en vast plekje om te eten (fles wordt overal gegeven doorheen de drukte van de ruimte). 3 - Aangepast eetmateriaal en voldoende, veilig meubilair voor de kinderen. Meubilair en/of materiaal vertonen enige beschadiging, rustige sfeer. Het eetmateriaal wordt aangepast gebruikt, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau en de leeftijd van de kinderen. Geen ruimte of gedeelte van de ruimte met eetfunctie te onderscheiden. Baby’s worden gevoed op een rustige plaats. 5 - Aangepast eetmateriaal en voldoende meubilair voor de kinderen. Alles is degelijk, onbeschadigd en in voldoende aantal aanwezig. Het eetmateriaal is aangepast aan leeftijd en ontwikkelingsniveau van de kinderen. Rustige sfeer. Er is een eethoek te onderscheiden, die steeds voor het eetmoment wordt gebruikt maar ook voor andere activiteiten ter beschikking kan staan. Deze is onderscheidbaar in de ruimte. Baby’s worden gevoed op een rustige plaats. 7 - Aangepast eetmateriaal en voldoende meubilair voor de kinderen. Alles is degelijk, onbeschadigd en in voldoende aantal aanwezig. Het eetmateriaal is aangepast aan leeftijd en ontwikkelingsniveau van de kinderen. Rustige sfeer. Er is een eethoek te onderscheiden, die steeds voor het eetmoment wordt gebruikt maar ook voor andere activiteiten ter beschikking kan staan. Deze is onderscheidbaar in de ruimte. Baby’s worden altijd individueel gevoed en op een rustige plaats. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
9
6. Zelfstandig eten stimuleren 1 - Kinderen worden langer dan hun leeftijd het vereist, volledig door de begeleider gevoed. Kinderen worden aan hun lot overgelaten en krijgen zo de kans om met de handen te eten of met bestek, niet aangepast aan de leeftijd. 3 - Kinderen krijgen de kans om zelfstandig te leren eten. Wanneer dit echter te lang duurt, grijpt de begeleider in en neemt over. 5 - Kinderen eten zoveel mogelijk zelf, kinderen leren eten met bestek (aangepast aan hun leeftijd), ze worden aangemoedigd en positief bekrachtigd wanneer ze goed zelfstandig eten of wanneer ze dit proberen. 7 - Kinderen eten zoveel mogelijk zelf, kinderen leren eten met bestek (aangepast aan hun leeftijd), ze worden aangemoedigd en positief bekrachtigd wanneer ze goed zelfstandig eten of wanneer ze dit proberen. De kinderen worden mee betrokken bij de voorbereiding van de maaltijd of bij het afdienen (tafel helpen dekken, zelfstandig kunnen uitscheppen of afruimen). Opm. :
7. Bewegingsruimte tijdens het eetmoment 1 - Kinderen zitten te vast in babysit of kinderstoel om te eten. Kinderen zitten in te kleine stoeltjes, dicht op elkaar, met teveel kinderen aan één tafel of gekneld op de arm. 3 - Kinderen hebben voldoende ruimte aan tafel of in babysit, kind zit voldoende vrij op de arm. 5 - Kinderen hebben voldoende ruimte aan tafel of in babysit, kind zit voldoende vrij op de arm. Kinderen zitten in verschillende kleine groepjes aan tafel. Opm. :
8. Structureren tijdens het eetmoment 1 - Kinderen staan op en lopen weg van tafel wanneer ze maar willen, kinderen krijgen de kans met het eten te spelen. Kinderen moeten onaangepast lang aan tafel blijven zitten of baby’s moeten onaangepast lang in het zitje blijven zitten, omdat dit de begeleiders goed uitkomt. 3 - Kinderen moeten tijdens het eten aan tafel blijven zitten, spelen met eten wordt gecorrigeerd op een voor het kind aangepaste wijze.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
10
5 - Kinderen moeten tijdens het eten aan tafel blijven zitten maar kunnen opstaan van tafel wanneer dit nodig is of worden wanneer dit nodig is uit de stoel gehaald. Spelen met eten wordt gecorrigeerd op een voor het kind aangepaste wijze. 7 - Kinderen kunnen of mogen in veilige omstandigheden in de keuken komen. Kinderen moeten tijdens het eten aan tafel blijven zitten maar kunnen opstaan van tafel wanneer dit nodig is of worden wanneer dit nodig is uit de stoel gehaald. Spelen met eten wordt gecorrigeerd op een voor het kind aangepaste wijze. Opm. :
9. Aanspreekwijze van de kinderen 1 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren altijd naar de totale groep, er wordt frequent en vanop afstand geroepen of bevolen. De kinderen worden niet bij naam aangesproken. Er wordt niet op het niveau van het kind gepraat. 3 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren naar de totale groep, er wordt bijna niet bevolen of geroepen. De kinderen worden enkel persoonlijk aangesproken wanneer een kind iets zegt of vraagt. Er wordt op die momenten op het niveau van het kind gepraat. 5 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt bijna niet geroepen of bevolen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. Het eten wordt benoemd. 7 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt niet geroepen of bevolen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. Eten en handelingen worden duidelijk benoemd door een begeleider die participeert aan het eetgebeuren op een voor de kinderen aangename wijze. Opm. :
10. Oogcontact 1 - Er is geen oogcontact met de kinderen, geen fysisch contact, ook niet wanneer een kind signaleert dat het dit wil. Baby’s worden niet op schoot genomen voor de voeding. 3 - Er is weinig oogcontact en weinig nabij contact maar wanneer een kind iets vraagt, wordt er op ingegaan met oogcontact. Er is geen fysisch contact, ook niet wanneer een kind signaleert dat het dit wil. Baby’s worden soms op schoot genomen voor de voeding. 5 - Er is oogcontact op initiatief van de begeleider, er is soms fysisch contact op initiatief van de begeleider, wanneer een kind hiertoe signalen geeft. Baby’s worden altijd op schoot
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
11
genomen voor de voeding, wanneer het kind zich hiertegen niet verzet. Het contact gebeurt meestal op kindhoogte. 7 - Er is veel oogcontact met elk kind op initiatief van de begeleider, er is met elk kind fysisch contact op initiatief van de begeleider, wanneer het kind hiertoe signalen geeft. Baby’s worden altijd op schoot genomen voor de voeding, wanneer het kind zich hiertegen niet verzet. Het contact gebeurt meestal op kindhoogte. Opm. :
11. Reactiewijze begeleider 1 - Begeleider heeft geen geduld, benadert het eetmoment zenuwachtig en onrustig (begeleider wordt snel kwaad, is geïrriteerd). Een kind wordt geforceerd om te eten. 3 - Begeleider stelt zich over het algemeen geduldig op, maar verliest het geduld in bepaalde situaties (raakt geïrriteerd bij een moeilijke eter, wanneer gemorst wordt). Kinderen worden dwingend aangezet tot spoed wanneer de meeste kinderen al gedaan hebben met eten. 5 - Begeleider blijft steeds geduldig, ook in moeilijke situaties. Het eetmoment verloopt rustig, geen enkel kind wordt dwingend aangezet tot spoed. Er wordt aangemoedigd, maar op een uniforme manier. 7 - Begeleider blijft geduldig, de maaltijd verloopt rustig en in moeilijke situaties gaat de begeleider steeds op passende wijze in op de gebeurtenis. Geen enkel kind wordt geforceerd, de aanmoediging is aangepast aan ieder individueel kind. Opm. :
12. Algemene interactie eetmoment 1 - Het eetmoment is een technische gebeurtenis: het wordt snel afgehandeld, kinderen hebben weinig inbreng. 3 - Het eetmoment is een eerder technische gebeurtenis: er is aandacht voor de kinderen wanneer zij zelf signalen geven. 5 - Het eetmoment is een eerder interactieve gebeurtenis: kinderen worden door de begeleiders zelf regelmatig aangesproken. Begeleider stimuleert en speelt hierbij als voorbeeldfiguur een rol. 7 - Het eetmoment is een interactieve gebeurtenis met wederzijdse impulsen: kinderen worden door de begeleiders zelf regelmatig aangehaald en aangesproken. Begeleider is
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
12
alert voor de eigen inbreng en gevoelens van het kind. Voor, tijdens en na het eetmoment is er oog voor signalen van de kinderen die kunnen aangegrepen worden als leermoment (benoemen van eten en handelingen, leren hanteren van nieuwe situaties). Begeleider neemt actief deel aan het eetmoment, zit bij de kinderen aan tafel en speelt als voorbeeldfiguur een rol. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
13
VERZORGINGSSITUATIE EN ZINDELIJKHEIDSTRAINING 1. Moment afstemmen op de behoeften van de kinderen 1 - Er is te weinig oog voor verzorging of klein toilet: kinderen lopen vuil of bevuild rond of hebben duidelijke verzorgingsbehoeften waar niet op ingegaan wordt. 3 - Verzorging gebeurt op vaste tijdstippen, buiten deze tijdstippen is er te weinig oog voor bijkomende verzorgingsnoden. 5 - Verzorging gebeurt op vaste tijdstippen. Buiten deze momenten worden kinderen verzorgd wanneer de begeleider vindt dat het nodig is. Duidelijke verzorgingsnoden van de kinderen worden gezien. 7 - Kinderen worden verzorgd wanneer het kind aangeeft dat er behoefte aan is en volledig volgens de noden van het kind. Opm. :
2. Aan- en uitkleden op gepaste momenten 1 - Het aan- en uitkleden gebeurt voor iedereen op hetzelfde, duidelijk onaangepaste moment tijdens het dagverloop. 3 - Het aan- en uitkleden gebeurt voor iedereen op hetzelfde moment. Dit moment is passend in het dagverloop. 5 - Kinderen worden op vaste en gepaste momenten collectief aan- en uitgekleed met ook oog voor de individuele noden van de kinderen: de mogelijkheid om naargelang de situatie en de behoefte van het kind, kledij aan en uit te doen. 7 - Kinderen worden niet allemaal op hetzelfde moment aan- en uitgekleed, het aan- en uitkleden is voor elk kind aangepast aan het dagverloop, de temperatuur en het individueel aangeven van elk kind. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
14
3. Individueel toiletgerief 1 - Voor de kinderen wordt gemeenschappelijk toiletgerief gebruikt in alle situaties. 3 - Voor alle kinderen wordt individueel toiletgerief gebruikt, gemeenschappelijk toiletgerief komt éénmalig voor in occasionele situaties. Alle toiletgerief voor baby’s wordt individueel en éénmalig gebruikt. 5 - Voor alle kinderen wordt in alle situaties individueel toiletgerief gebruikt, babygerief wordt individueel en éénmalig gebruikt. 7 - Voor alle kinderen wordt individueel toiletgerief gebruikt, er is mogelijkheid dat kinderen hun eigen materiaal kunnen herkennen (merkteken, symbool). Opm. :
4. Ritueel volgen bij verzorging 1 - Het verzorgingsmoment gebeurt abrupt, op wisselende tijdstippen zonder aankondiging naar de kinderen toe. 3 - Het verzorgingsmoment wordt enkel groepsgewijs aangekondigd aan de kinderen. Wanneer een kind wordt verzorgd naar eigen behoefte, wordt enkel meegedeeld dat het zal verzorgd worden zonder bijkomende uitleg. 5 - Aan een kind wordt individueel meegedeeld dat het zal verzorgd worden, het moment wordt duidelijk afgesloten en tijdens de verzorging wordt het kind aangesproken. 7 - Het verzorgingsmoment volgt een vast ritueel, met een duidelijk begin en einde, individueel meegedeeld. Tijdens de verzorging wordt op alle handelingen ingegaan, er is een duidelijke interactie tussen verzorger en kind. Opm. :
5. Bevorderen van de zelfredzaamheid (niet voor kinderen beneden 18 maanden) 1 - Alle handelingen met alle kinderen worden door begeleider gedaan. Aan het kind wordt geen mogelijkheid gegeven om een aantal handelingen mee te doen. 3 - Kinderen mogen sommige handelingen zelf proberen, maar alleen wanneer het kind het zelf vraagt. Wanneer het te lang duurt, neemt de begeleider het onmiddellijk over. 5 - Begeleider geeft aan de kinderen de mogelijkheid om zelf een aantal dingen te doen, maar enkel in situaties waarin ze haar aandacht ten volle bij het individuele kind kan
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
15
houden en niet tijdens collectieve momenten of wanneer meerdere kinderen na elkaar verzorgd moeten worden. 7 - Begeleider geeft bij alle handelingen de mogelijkheid aan de kinderen om te deel te nemen aan de handeling of om zelf initiatief te nemen en dit zowel op drukke momenten als in individuele momenten. De handelingen worden voorgedaan met veel geduld. Opm. :
6. Aan- en uitkleden 1 - Kinderen van 18 maanden en ouder worden volledig door begeleider aan- en uitgekleed. Fopspenen worden voortdurend gebruikt, zodat dit niet langer aangepast is gezien de leeftijd en/of de omstandigheden. 3 - Kinderen van 18 maanden en ouder mogen zelf een aantal dingen doen (schoenen of sokken uit, knopen losmaken). Wanneer het te lang duurt, neemt de begeleider het onmiddellijk over. Fopspeen wordt aangepast en functioneel gebruikt. 5 - Kinderen van 18 maanden en ouder worden geleerd een aantal kledingstukken uit te trekken (schoenen, sokken, knopen losmaken, ...), begeleider heeft geduld bij kinderen van wie het te lang duurt en laat hen het echt zelf doen. Fopspeen wordt aangepast en functioneel gebruikt. 7 - Kinderen worden aangepast aan hun leeftijd enorm gestimuleerd zich zelfstandig aan- en uit te kleden, zich zelfstandig aan- en uitkleden wordt positief bekrachtigd. Begeleider treft voorbereidingen om het aan- en uitkleden in gang te zetten, geeft hierbij aan het kind voldoende ruimte en tijd om deze handelingen zelfstandig te voltooien en staat klaar om te helpen als het echt niet lukt. Fopspeen wordt aangepast en functioneel gebruikt. Opm. :
7. Aanspreekwijze van de kinderen 1 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren altijd naar de totale groep, er wordt frequent geroepen of bevolen. De kinderen worden niet bij naam aangesproken. Er wordt niet op het niveau van het kind gepraat. 3 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren naar de totale groep, er wordt bijna niet bevolen of geroepen. De kinderen worden enkel persoonlijk aangesproken wanneer een kind iets zegt of vraagt. Er wordt op die momenten op het niveau van het kind gepraat.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
16
5 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt bijna niet bevolen en niet geroepen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. De verzorgingshandelingen worden benoemd. 7 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt niet geroepen of bevolen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. De verzorgingshandelingen worden duidelijk benoemd door een begeleider. Kinderen krijgen de kans deel te nemen aan het verzorgingsgebeuren. Opm. :
8. Reactiewijze begeleider 1 - Begeleider heeft geen geduld, benadert het verzorgingsmoment zenuwachtig en onrustig (begeleider wordt snel kwaad, is geïrriteerd). Het contact is louter technisch-verzorgend. 3 - Begeleider stelt zich over het algemeen geduldig op, maar verliest het geduld in bepaalde situaties (raakt geïrriteerd wanneer de verzorging lang dreigt te duren). Het contact is overwegend technisch-verzorgend maar er wordt kort ingegaan op de vragen van het kind zelf. 5 - Begeleider blijft steeds geduldig, ook in moeilijke situaties. Het verzorgingsmoment verloopt rustig. Er is op initiatief van de begeleider contactname met het kind. 7 - Begeleider blijft geduldig, de verzorging verloopt rustig en in moeilijke situaties gaat de begeleider steeds op passende wijze in op de gebeurtenis. Er is een uitgebreide contactname met het kind op initiatief van de begeleider, waarbij de begeleider ook anticipeert op de gevoelens van het kind en ingaat op wat het kind zelf inbrengt. Opm. :
9. Dynamische veiligheid 1 - Gevaarlijke voorwerpen of producten bevinden zich binnen bereik van de kinderen. Kinderen worden, al is het maar eens, alleen gelaten op de verzorgingstafel, begeleider moet tijdens de toiletsituatie op meer dan één kind tegelijk letten, kind wordt, al is het maar eens, alleen in badje gelaten. 3 - Kinderen worden nooit alleen gelaten op de verzorgingstafel. Begeleider verliest soms heel even het kind uit het oog (door naar materiaal te grijpen, een ander kind dat roept). 5 - Kinderen worden altijd vastgehouden tijdens verzorging, ook al is de aandacht van de verzorger even bij een ander kind.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
17
7 - Kinderen worden altijd vastgehouden tijdens de verzorging, de aandacht van de begeleider is altijd bij het kind dat verzorgd wordt. Opm. :
ZINDELIJKHEIDSTRAINING (ten vroegste vanaf 20 maanden) 10. Potmoment 1 - Er is geen of te vluchtige aandacht voor zindelijkheidstraining, kinderen worden aan hun lot overgelaten. Op de eigen behoeften die het kind aangeeft, wordt niet ingegaan. 3 - Het kind wordt op regelmatige momenten op het potje gezet, de vaste momenten waarop het potje gebruikt wordt, zijn niet aangepast aan de dagstructuur (het kind moet kiezen tussen potmoment en een andere, plezierige activiteit). Op de eigen aangegeven behoeften van het kind wordt af en toe maar niet steeds ingegaan. 5 - Het kind wordt duidelijk en regelmatig herinnerd aan het feit dat het op het potje moet, het kind wordt met regelmaat op het potje gezet na de start van de zindelijkheidstraining. De momenten zijn aangepast aan de dagstructuur. Op de eigen aangegeven behoeften van het kind wordt steeds ingegaan. 7 - Het potmoment gebeurt op vaste tijdstippen en volgens de aangegeven behoeften van het kind. Er wordt stilgestaan bij wat er gaat gebeuren, het gebeuren wordt bekrachtigd. Er is regelmatige herinnering aan het feit dat het kind op het potje moet. Opm. :
11. Bevorderen van de zelfredzaamheid 1 - Kinderen worden door begeleider op het potje gezet en aan hun lot overgelaten. Kinderen moeten zelf het initiatief nemen om van het potje af te gaan. Er is geen opvolging door de begeleider, noch bekrachtiging. 3 - Kinderen worden door begeleider op het potje gezet, eigen inbreng van de kinderen wordt niet gestimuleerd. Kinderen worden niet positief bekrachtigd wanneer ze zelf op het potje gaan. Er is aandacht voor de signalen van de kinderen die van het potje af willen. 5 - Kinderen worden regelmatig op het potje gezet en aangemoedigd om zelfstandig op het potje te gaan. Kinderen leren zelf hun broekje aan- en uitdoen.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
18
7 - Kinderen worden herinnerd aan en aangemoedigd om zelfstandig op het potje te gaan, er wordt goed uitgelegd waarvoor het potje dient. Begeleider bekrachtigt de initiatieven van de kinderen duidelijk positief wanneer ze zelf op het potje willen gaan. Kinderen leren zelf hun broekje aan- en uitdoen. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
19
ACTIVITEITENBEGELEIDING EN SPEELGOED INRICHTING VAN DE RUIMTE 1. Benutting van de ruimte 1 - Het gebruik van de binnenruimte verloopt chaotisch: allerlei activiteiten lopen door elkaar en storen elkaar. In de benutting van de ruimte krijgen kinderen geen tot weinig kans om zich in de ruimte te verplaatsen: baby’s verblijven altijd in de wieg of het zitje; peuters moeten steeds op dezelfde plaats blijven zitten om jongere kinderen niet te hinderen. Kinderen krijgen niet de gelegenheid om buiten te spelen. 3 - Alle kinderen krijgen de kans om zich te bewegen, maar de gelegenheden om te kruipen, te lopen of te spelen doen zich te weinig voor door de wijze waarop de ruimte is ingedeeld of waarop de ruimte wordt benut (bv. als baby’s op de mat gelegd worden, kunnen peuters geen motorisch spel aanvatten). Kinderen krijgen de gelegenheid om buiten te spelen. 5 - Kinderen krijgen voldoende ruimte om te spelen. De binnenruimte is overzichtelijk georganiseerd, er is ruimtelijke grensafbakening voor bepaalde activiteiten, zodat het mogelijk is om motorisch spel te doen zonder andere kinderen te hinderen. Kinderen krijgen de gelegenheid om buiten te spelen. 7 - Begeleider slaagt er in om de binnenruimte zo te organiseren dat kinderen zich steeds in individueel spel kunnen terugtrekken zonder onnodig gestoord te worden; de ruimte is overzichtelijk en lokt uit tot spel. Er is mogelijkheid om motorisch spel te doen zonder andere kinderen te hinderen. Kinderen krijgen veel ruimte om te spelen en zodra het kan, mogen zij naar buiten. Opm. :
2. Bemeubeling, aankleding en versiering van de ruimte. 1 - De ruimte staat vol met meubels die niet gebruikt worden voor de opvangactiviteiten en die de kinderen hinderen in hun bewegingsvrijheid (bv. een slecht geplaatste grote tafel met stoelen). De meubels zijn onveilig of niet afgeschermd. De beschildering of versiering van de wanden is te druk, er zijn geen duidelijk zichtbare versieringen.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
20
3 - De meubels in de ruimte zijn veilig en hinderen de kinderen niet of slechts beperkt in hun bewegingsvrijheid. De beschildering van de wanden is in zachte, niet-felle kleuren. Versieringen zijn voor de kinderen duidelijk zichtbaar opgehangen. 5 - De meubels in de ruimtes zijn veilig, hinderen de kinderen niet of slechts beperkt in hun bewegingsvrijheid. De meubels hebben duidelijk een functie in de opvangactiviteiten. De beschildering van de wanden is in zachte, niet-felle kleuren. Versieringen zijn voor de kinderen duidelijk zichtbaar opgehangen. 7 - De meubels in de ruimtes speciaal afgestemd voor de kinderopvang, hinderen de kinderen niet of slechts beperkt in hun bewegingsvrijheid. De meubels hebben duidelijk een functie in de opvangactiviteiten. De verschillende ruimtes en functies in de ruimte zijn van elkaar te onderscheiden (bv. door kleurpatronen of tekens). Versieringen zijn voor de kinderen duidelijk zichtbaar opgehangen. Opm. : STRUCTUREREN VAN HET ACTIVITEITENPATROON 3. Begrenzing van het activiteitenpatroon 1 - Alle activiteiten en de overgangen ertussen verlopen heel chaotisch: activiteiten lopen door elkaar, zijn niet begrensd (er wordt bv. nog gespeeld tijdens het eten, afzonderlijke activiteiten worden ingeleid noch afgerond), activiteiten worden op een ongepast moment afgebroken (vb. opruimen op ongepaste momenten zodat de spelontwikkeling gestoord wordt). 3 - Niet alle activiteiten zijn duidelijk begrensd of worden duidelijk aangegeven (bv. het begin of het einde van een activiteit wordt niet altijd aangekondigd). Activiteiten worden soms onaangekondigd begonnen of gestopt, maar niet op ongepaste momenten (bv. de spelontwikkeling wordt niet onnodig gestoord door op een ongepast moment op te ruimen). 5 - De activiteiten zijn voor de kinderen duidelijk begrensd: zowel het begin als het einde van een activiteit wordt aangekondigd, ingeleid en afgesloten (bv. door samen op te ruimen). 7 - Alle activiteiten worden duidelijk begrensd voor de kinderen: zowel het begin als het einde van een activiteit wordt tijdig aangekondigd (zodat kinderen de gelegenheid krijgen om zelfstandig hun voorgaande spel af te ronden). Geleide spelmomenten worden flexibel gehanteerd naargelang de omstandigheden (bv. het geplande knutselen wordt vervangen door buitenactiviteiten bij mooi weer). Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
21
4. Geleide activiteiten 1 - Aangeboden geleide activiteiten gaan door op ongeschikte momenten. 5 - Geleide activiteiten gaan door op geschikte momenten. Opm. :
5. Activiteitentype : te scoren bij uitsluitend geleid spel of bij gecombineerde spelmomenten (geleid en individueel) (enkel voor lopers) 1 - Men kent enkel groepsspel en geleid spel (elk spel waarbij het initiatief van de begeleider zelf uitgaat). Geleide activiteiten worden aan alle kinderen op dezelfde wijze aangeboden, kinderen moeten van begin tot einde de activiteit volgen. De geleide activiteiten duren te lang voor de kinderen (langer dan 30’ dezelfde activiteit) of zijn niet aangepast aan de kinderen in aard van de activiteit (vb. knutselactiviteit van een type dat kinderen niet aankunnen). 3 - Spelen gebeurt overwegend in geleid groepsverband, kinderen mogen individueel spelen maar dit is vaak binnen een door begeleider uitgetekend patroon. De geleide activiteiten zijn aangepast aan de kinderen (bv. naar leeftijd) in duur en aard van de activiteit. 5 - Er is afwisseling tussen vrije en geleide activiteiten. De geleide activiteiten zijn aangepast in duur en aard van de activiteit. Kinderen kunnen tijdens de geleide activiteit beginnen participeren of het spel verlaten. Elk kind krijgt de kans om individueel te spelen, ook wanneer ondertussen een groeps- of geleid spel doorgaat. Elk kind wordt vrij gelaten wat betreft de invulling van zijn spel. 7 - Kinderen krijgen voortdurend de mogelijkheid om individueel te spelen. Er is weinig groepsspel. Elk kind wordt vrij gelaten wat betreft de invulling van zijn spel. Kinderen kunnen zichzelf blijven bij geleid spel (zich wat afzijdig houden, een nieuw idee aanbrengen). Bij geleide activiteiten worden de kinderen aangemoedigd aan de activiteit te participeren, maar ze zijn vrij hier al dan niet op in te gaan. Geleide activiteiten zijn aangepast in duur en aard van de activiteit. Kinderen kunnen tijdens de geleide activiteit beginnen participeren of het spel verlaten. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
22
6. Activiteitentype : te scoren bij uitsluitend individueel spel (enkel voor lopers) 1 - Kinderen vervelen zich zichtbaar, lopen doelloos rond. Begeleider is op geen enkele wijze betrokken bij de individuele spelmomenten. 3 - Er zijn individuele spelmomenten die zich voltrekken binnen een door de begeleider uitgetekend patroon. Kinderen vervelen zich niet zichtbaar. 5 - Elk kind wordt vrij gelaten met betrekking tot de invulling van het individueel spel. Kinderen vervelen zich niet zichtbaar. 7 - Begeleider stelt zich op als actieve spelpartner die uit eigen initiatief deelneemt zonder de kindeigen spelopbouw of -ontwikkeling af te remmen en die steeds ingaat op spelmomenten als een kind dit vraagt. Opm. :
7. Vrije spelkeuze (enkel voor lopers) 1 - Kinderen kunnen enkel beroep doen op het spel of het speelgoed dat door begeleider aangeboden wordt. Motorisch spel voor sommige kinderen kan niet doorgaan zonder andere kinderen te hinderen. De combinatie van rustig en meer actief spel kan niet in dezelfde ruimte. 3 - Kinderen kunnen een gedeelte van het ter beschikking gestelde speelgoed vrij kiezen, het speelgoed is echter ongestructureerd opgesteld. Er is mogelijkheid om motorisch spel te doen zonder andere kinderen te hinderen. De ruimte biedt de mogelijkheid rustig en meer actief spel te combineren maar er is geen ruimtelijke grensafbakening om dit duidelijk te maken. 5 - Kinderen kunnen het meeste van het ter beschikking gestelde speelgoed vrij kiezen, speelgoed van dezelfde soort is bij elkaar opgesteld. Om bepaalde ongevaarlijke speelgoedstukken te verkrijgen, moeten de kinderen beroep doen op de begeleiders. Er is mogelijkheid om motorisch spel te doen zonder andere kinderen te hinderen. De ruimte biedt de mogelijkheid rustig en meer actief spel te combineren, er is ruimtelijke grensafbakening waarbij het voor de kinderen duidelijk is waar een bepaald spel kan doorgaan (bv. hoekje met fantasiemateriaal). 7 - Kinderen kunnen alle ongevaarlijke en ter beschikking gestelde speelgoedstukken vrij kiezen, speelgoed van dezelfde soort is bij elkaar opgesteld. Kinderen moeten enkel beroep doen op begeleiders om speelgoed te krijgen dat gevaarlijk kan zijn (bijvoorbeeld klein speelgoed). Er is mogelijkheid om motorisch spel te doen zonder andere kinderen te hinderen. Rustig en actief spel is combineerbaar. De ruimte is voor de kinderen duidelijk
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
23
ingedeeld in speelzones met een verschillende functie, het speelgoed dat bij de zone hoort is erbij opgesteld. Rustig en actief spel is combineerbaar. Opm. :
WIJZE VAN BEGELEIDING TIJDENS DE ACTIVITEITEN 8. Ontwikkelingsgericht stimuleren (enkel voor lopers) 1 - Kinderen worden volledig aan hun lot overgelaten, er wordt bijna niet gespeeld met de kinderen. Kinderen worden constant of te weinig geprikkeld. De spelimpulsen, aan de kinderen gegeven, zijn niet aangepast aan hun leeftijd of hun ontwikkeling. 3 - Er wordt zelden met de kinderen gespeeld. Het spel is voornamelijk gericht op één aspect van de ontwikkeling (bijvoorbeeld enkel de grove motoriek wordt gestimuleerd). Het spel sluit niet aan bij de leefwereld van het kind (bijvoorbeeld stimuleren tot exploratie wanneer het kind te angstig is). 5 - Er wordt veel met de kinderen gespeeld. Kinderen worden regelmatig geprikkeld en aangezet tot spel, waarbij rekening gehouden wordt met het ritme en de globale ontwikkeling van elk kind (cognitief, sociaal-emotioneel, motorisch). 7 - Alle kinderen worden tot gepast spel gestimuleerd, waarbij zelfstandig spel wordt aangemoedigd en positief bekrachtigd. Het spel, waartoe aangezet wordt, komt overeen met de leeftijd en de ontwikkeling van elk kind. Het spel wordt volledig uitgewerkt volgens de leefwereld van het individuele kind en wordt soms uitgebreid en verrijkt door begeleiders die met hetzelfde spelmateriaal een andere spelvorm introduceren. Opm. :
9. Algemene interactie spelmoment 1 - Het spelmoment is een technisch gebeuren: begeleider treedt enkel naar voor bij praktische problemen tijdens activiteiten en is er louter op gericht fysisch ongemak te verzachten. 3 - Het spelmoment is een eerder technisch gebeuren: begeleider speelt met de kinderen, maar doet dit enkel wanneer een kind dit nadrukkelijk vraagt. Wanneer begeleider spontaan initiatief neemt om deel te nemen aan het spel van de kinderen, werkt dit remmend voor de spelontwikkeling of wordt het spel in de richting geduwd die de begeleider wenst.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
24
5 - Het spelmoment is een eerder interactief gebeuren: begeleider neemt regelmatig zelf initiatief om deel te nemen aan het spel van de kinderen zonder het spel te remmen of in een andere richting te duwen indien het kind dit niet wenst. 7 - Het spelmoment is een uitgesproken interactief gebeuren: door beide partners wordt elke activiteit op een gepast moment gehanteerd als plezierig samenspel en ontwikkelingsbevorderend moment. Begeleider neemt actief deel aan het spelgebeuren, speelt als voorbeeldfiguur een belangrijke rol, bekrachtigt het spel duidelijk positief, begeleider doet tijdens het spel dingen voor zonder het spel van het kind te onderbreken of start een spel indien een kind dit wenst. Opm. :
10. Sociale omgang (enkel voor lopers) 1 - Er wordt, wat betreft de omgang van de kinderen met elkaar tijdens het spel, nauwelijks opgetreden (slaan, vechten, over mekaars voeten fietsen). Kinderen worden voortdurend tot samenspelen of tot delen gedwongen. 3 - Er worden enkel grenzen gesteld wat betreft de omgang van de kinderen tijdens het spel, wanneer fysiek gevaar bestaat. Kinderen worden soms tot samenspelen of delen gedwongen. 5 - Er worden duidelijk grenzen gesteld aan de kinderen wat betreft omgang met elkaar, ook wanneer zich geen onmiddellijke gevaarssituaties voordoen. Kinderen worden niet tot samenspelen of delen van speelgoed gedwongen. Opm. :
11. Aanspreekwijze van de kinderen 1 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren altijd naar de totale groep, er wordt frequent en van op afstand geroepen of bevolen. De kinderen worden niet bij naam aangesproken. Er wordt niet op het niveau van het kind gepraat. Er wordt op geen enkele manier gecommuniceerd met de kinderen over de activiteiten. 3 - Uitspraken naar de kinderen toe gebeuren naar de totale groep, er wordt frequent bevolen. De kinderen worden enkel persoonlijk aangesproken wanneer een kind iets zegt of vraagt. Er wordt op die momenten op het niveau van het kind gepraat. Verbale begeleiding van de activiteiten beperken zich tot een minimum. Communicatie over de
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
25
activiteiten beperkt zich tot een minimum en gebeurt bijna uitsluitend op initiatief van de begeleider. 5 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt bijna niet geroepen of bevolen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. Begeleider benoemt de activiteiten die hij samen met de kinderen uitvoert. De begeleider benoemt de activiteiten die de kinderen uitvoeren en laat hierbij ook ruimte voor initiatief tot communicatie die van de kinderen uit komt. 7 - Kinderen worden vaak en spontaan individueel aangesproken, er wordt niet geroepen of bevolen. Kinderen worden bij hun naam genoemd. Begeleider benoemt de activiteiten die hij samen met de kinderen uitvoert. Activiteiten worden zoveel mogelijk benoemd samen met en voor de kinderen, en dit zowel naar de groep toe als individueel. Het initiatief tot communicatie over de activiteiten gebeurt evenwaardig tussen kinderen en begeleider. Opm. :
12. Stimuleren en ondersteunen (enkel voor lopers) 1 - Het kind wordt volledig aan zijn lot overgelaten en op geen enkele wijze gestimuleerd of het kind wordt overstelpt met prikkels (constant aanbieden van leermomenten). Er wordt geen enkele aandacht gegeven aan ondersteuning of aanmoediging bij het ontplooien van activiteiten, bij succes of frustratie. 3 - Kinderen worden aangemoedigd om hun activiteiten te ontplooien maar de begeleider neemt al gauw over van het kind, introduceert zijn eigen spelritme of geeft niet voldoende tijd aan het kind om te reageren op prikkels of om te experimenteren. Begeleider stelt eisen waar de kinderen niet aan kunnen voldoen. Succes en frustratie krijgen even aandacht. 5 - Er worden aan de kinderen geen eisen gesteld waaraan ze niet kunnen voldoen, kinderen krijgen voldoende tijd om te reageren op prikkels of om te experimenteren. Kinderen worden steeds aangemoedigd en gestimuleerd om hun activiteiten te ontplooien volgens eigen ritme en invulling. Er wordt een handje toegestoken wanneer het kind signalen geeft dat het iets niet kan of dat het vastzit, er is aanmoediging bij succesvolle momenten. 7 - Er worden aan de kinderen geen eisen gesteld waaraan ze niet kunnen voldoen, kinderen krijgen voldoende tijd om te reageren op prikkels of om te experimenteren. Kinderen worden steeds aangemoedigd en gestimuleerd om hun activiteiten te ontplooien volgens eigen ritme en invulling. Activiteiten worden zoveel mogelijk uitgebouwd naar alle aspecten van de ontwikkeling: begeleider creëert situaties met veel
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
26
ervaringsmogelijkheden en kan zo kindsignalen uitlokken (motorisch, zintuiglijk, sociaalemotioneel, taalstimulerend). Opm. :
13. Aandacht voor kindsignalen 1 - Begeleider heeft geen enkele aandacht voor reacties of signalen van het kind, die wijzen op nieuwsgierigheid of interesse rond ontwikkelingsstimulerende activiteiten en materiaal. 3 - Verbale en non-verbale reacties of signalen van een kind die wijzen op interesse rond ontwikkelingsstimulerende activiteiten en materiaal, worden opgevangen maar er wordt slechts kort op ingegaan. 5 - Begeleider gaat frequent in op reacties van de kinderen die wijzen op interesse of nieuwsgierigheid rond ontwikkelingsstimulerende activiteiten en materiaal. 7 - Begeleider gaat frequent in op reacties van de kinderen die wijzen op interesse of nieuwsgierigheid rond ontwikkelingsstimulerende activiteiten en materiaal. Begeleider creëert doelbewust ook situaties die nieuwe ervaringsmogelijkheden kunnen uitlokken. Opm. :
RANDELEMENTEN VAN DE ACTIVITEITENBEGELEIDING 14. Veiligheid 1 - De speelruimte is onvoldoende veilig. De begeleider bewaakt de veiligheid onvoldoende. Speelgoed is onveilig en onaangepast aan de leeftijd van de kinderen: kapot en gevaarlijk speelgoed blijft liggen, kleine kinderen en/of baby’s hebben soms heel klein speelgoed binnen handbereik. Gevaarlijk knutselmateriaal of risicospeelgoed wordt niet onder toezicht gebruikt. 3 - Kleine kinderen of baby’s hebben toevallig heel klein speelgoed binnen handbereik, er is geen gevaarlijk knutselmateriaal. Er is niet steeds toezicht wanneer kinderen met risicospeelgoed bezig zijn. 5 - Er is geen klein speelgoed binnen het handbereik van de kleine kinderen of baby’s. Er is geen onveilig speelgoed, geen gevaarlijk knutselmateriaal. Er is goed toezicht wanneer kinderen met risicospeelgoed bezig zijn of wanneer baby’s met hun speelgoed bezig zijn. 7 - Een alerte begeleider voorkomt gevaarlijke situaties door tijdig te anticiperen. Het speelgoed dat wordt aangeboden is veilig voor de kinderen, er zijn veilige
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
27
speelgoedbakken. Indien risicospeelgoed aanwezig is, is er nauwkeurig toezicht. Kapot of scherp speelgoed dat tijdens het spel zelf kapot gaat, wordt onmiddellijk verwijderd. Opm. :
15. Omgaan met muziek 1 - Er is totale afwezigheid van muziek of liedjes, muziek werkt storend voor de kinderen. 3 - Muziek of samen zingen krijgen enkel een plaats binnen de geleide activiteiten. 5 - Muziek of samen zingen krijgen voornamelijk hun plaats binnen geplande activiteiten. Soms kan muziek als moment op zichzelf staan of een spel begeleiden. Muziek wordt gebruikt als niet-storende achtergrond. 7 - Activiteiten worden regelmatig doelbewust en spontaan vergezeld van liedjes en/of muziek. Opm. :
BEGELEIDING VAN DE NIET-LOPERS 16. Inrichting van de ruimte 1 – Niet-lopers verblijven steeds in de wieg of de box. Oudere niet-lopers moeten op een kleine mat blijven, kinderen zitten heel lang in het park. 3 - Voor de niet-lopers is er mogelijkheid om buiten wieg of box te verblijven maar deze ruimte is beperkt of kan, bij gebruik, gevaarlijke toestanden opleveren wanneer nog andere kinderen in dezelfde ruimte verblijven (bv. niet ver genoeg van de motorische plek). In de plek voor niet-lopers zijn weinig stimulerende elementen, speciaal voor deze jongste kinderen, aanwezig. 5 - Voor de niet-lopers is er mogelijkheid om buiten wieg, box of park te verblijven en deze ruimte is steeds voor de niet-lopers te gebruiken. In de plek voor niet-lopers zijn voldoende stimulerende elementen, speciaal voor deze jongste kinderen, aanwezig (speelmat, mobiles, speelgoed, spiegel aan de muur, zicht op de rest van de ruimte). Elke niet-loper krijgt doelbewust de kans een zekere tijd vrij te bewegen in deze ruimte. 7 - Voor de niet-lopers is er mogelijkheid om buiten wieg, box of park te verblijven en deze ruimte is steeds voor de niet-lopers te gebruiken. In de plek voor niet-lopers zijn voldoende stimulerende elementen, speciaal voor deze jongste kinderen, aanwezig (speelmat, mobiles, speelgoed, spiegel aan de muur, zicht op de rest van de ruimte).
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
28
Niet-lopers worden heel vaak en doelbewust op een mat gelegd en op verschillende manieren gestimuleerd (motorisch, zintuiglijk, ...). Opm. :
17. Begeleiding van de niet-lopers 1 – Niet-lopers krijgen geen of slechts beperkte individuele aandacht, er wordt geen speelgoed aangeboden aan de niet-lopers of het speelgoed is wel aanwezig maar het ligt er maar. 3 – Niet-lopers krijgen aandacht maar allemaal op dezelfde manier (routinematig oppakken, iets vertellen, ...). Speelgoed wordt soms aangereikt maar op de momenten waarop de begeleider er tijd voor heeft of er aan denkt. Het stimuleren van de niet-lopers gebeurt vluchtig. 5 - Met elke niet-loper wordt op bepaalde momenten individueel gespeeld. Er wordt frequent speelgoed aangereikt, het stimuleren gebeurt duidelijk doelbewust. 7 - Niet-lopers worden volledig volgens eigen behoeften en verlangens aangehaald. Begeleider maakt duidelijk en doelbewust tijd om met elke baby te spelen en speelgoed aan te reiken, elke niet-loper krijgt de aandacht zoals die het graag heeft (veel fysisch contact, veel vertellen). Opm. :
SPEELGOED 18. Aanbiedingswijze van het speelgoed 1 - Alle kinderen krijgen meestal hetzelfde speelgoed op hetzelfde moment. 3 – Er worden nooit meer dan twee soorten speelgoed tegelijk aangeboden, kinderen kunnen niet kiezen waarmee ze willen spelen. 5 - Verschillende soorten speelgoed zijn aanwezig zodat het kind iets kan kiezen, niet alle kinderen hoeven met hetzelfde te spelen. 7 - Er zijn veel soorten speelgoed aanwezig zodat elk kind iets kan kiezen, het kind mag iets uithalen of er wordt iets uitgehaald wanneer het ermee wil spelen. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
29
19. Aard van het speelgoed 1 - Er is bijna geen speelgoed aanwezig, er is onvoldoende speelgoed voor elk kind, het speelgoed is vuil of kapot, het speelgoed is onaangepast. 3 - Er is een beperkte speelgoedkeuze aanwezig (niet elk kind kan kiezen waarmee hij/zij wil spelen), het speelgoed is éénzijdig (bv. enkel blokken, poppen, ...), het speelgoed is te ingewikkeld of te vernuftig waardoor de fantasie niet geprikkeld wordt (bv. ingewikkeld vliegtuig, te fel gekleurde blokken). 5 - Er is een ruime speelgoedkeuze aanwezig, waaruit het kind kan kiezen. Het speelgoed is gericht op alle aspecten van de ontwikkeling van het kind: bewegingsspeelgoed (bv. bal, fiets, ...), constructiespeelgoed (bv. blokken, ...), affectiegericht speelgoed (bv. pop, knuffeldier), sociaal gericht speelgoed (bv. poppen, winkeltje), materiaal voor taalstimulering (bv. kijk- en voorleesboekjes), knutsel- en tekenmateriaal. 7 - Er is een ruime speelgoedkeuze aanwezig, waaruit het kind kan kiezen waarmee het zal spelen. Het speelgoed is gericht op alle aspecten van de ontwikkeling van het kind: bewegingsspeelgoed (bv. bal, fiets, ...), constructiespeelgoed (bv. blokken, ...), affectiegericht speelgoed (bv. pop, knuffeldier, ...), sociaal gericht speelgoed (bv. poppen, winkeltje, ...). Er is materiaal waarmee creatief en fantasierijk kan omgesprongen worden (niet bij baby’s). Opm. :
20. Structuur in het speelgoedaanbod (wanneer er geen verschillende speelgoedsoorten aanwezig zijn: niet scoren en dit gegeven vermelden in de opmerkingen) 1 - Onoverzichtelijk veel speelgoed, alle soorten speelgoed door elkaar, speelgoed slingert overal wanordelijk rond, speelgoed is niet aangepast aan de leeftijd van de kinderen. 3 - Heel veel speelgoed, verschillende soorten speelgoed worden samen aangeboden (blokken, puzzels, knutselmateriaal), waarvan echter onvoldoende afgegrensd is waar met wat kan gespeeld worden, kinderen krijgen speelgoed aangepast aan hun leeftijd. 5 - Het speelgoedaanbod is overzichtelijk, er worden verschillende soorten speelgoed samen aangeboden maar het is duidelijk waar met wat kan gespeeld worden. Het speelgoed ligt mooi per soort geordend, speelgoed is aangepast aan de leeftijd van de kinderen. 7 - Het speelgoed wordt duidelijk per soort aangeboden, de speelruimte is ingedeeld in aparte zones en het speelgoed ligt per soort geordend op een plaats waar een kind erbij kan. Het speelgoed is aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
30
ONTHAALSITUATIE 1. Onthaalverloop 1 - Kinderen worden gewoon afgezet in de leefgroep en worden door de begeleider niet onthaald. Kinderen blijven een tijdje doelloos met hun jasje aan rondlopen. Kinderen die later worden binnengebracht, een moeilijk afscheidsmoment doormaken of ongenoegen uiten worden niet met extra aandacht opgevangen. 3 - Ouders zetten kinderen af in de leefgroep en gaan onmiddellijk weg. Kinderen worden door de begeleiders vluchtig onthaald en begroet maar krijgen weinig individuele aandacht. Begeleider gaat kort in op de signalen van een kind dat een moeilijk afscheidsmoment doormaakt of ongenoegen uit. Kinderen die later worden binnengebracht, worden onmiddellijk in de leefgroep geplaatst met een kort persoonlijk onthaal. 5 - Ouders en kinderen die net binnenkomen, worden door begeleider duidelijk begroet en krijgen individuele aandacht. Ouders kunnen hierbij eventjes in de leefgroep blijven. Er is een duidelijk herkenbaar onthaalmoment waarbij een kind de kans krijgt om te wennen aan het leefgroepgebeuren. Kinderen die een moeilijk afscheidsmoment doormaken of ongenoegen uiten, worden individueel opgevangen en getroost. Kinderen die later worden binnengebracht, worden individueel onthaald en krijgen rustig de tijd om te wennen aan de leefgroep. 7 - Elk kind wordt bij het onthaal individueel aangesproken en begroet (knuffel, ingaan op gebeurtenissen van het moment, vragen stellen, ...). Ouders worden duidelijk begroet, zij kunnen even in de leefgroep blijven en krijgen zo de gelegenheid om info uit te wisselen. Kinderen die een moeilijk afscheidsmoment doormaken, ongenoegen uiten of later binnengebracht worden, krijgen speciale aandacht van de begeleider (bv. bij het kind blijven tot het aan het leefgroepgebeuren deelneemt). Opm. :
2. Mondelinge uitwisseling van informatie 1 - Tussen ouders en begeleiders vindt geen enkele uitwisseling plaats van informatie bij brengen of halen. 3 - Begeleider geeft een kort routinematig verslag van de dag aan ophalende ouders of vraagt routinematig informatie over de vorige dag en nacht.
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
31
5 - Ouders en kinderen krijgen bij het onthaal of het afhalen aandacht: er is een degelijke communicatie bij het brengen of bij het afhalen. 7 - Er wordt gezorgd voor continuïteit in de opvang voor elk kind: ouders krijgen bij het ophalen of het brengen ruim de tijd hun verhaal te doen, er wordt informatie uitgewisseld over elk kind. Opm. :
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
32
SCOREBLAD
Naam onderzoeker: Datum onderzoek:
Beginuur onderzoek:
Einduur onderzoek:
Aantal leefgroepen:
Gescoorde leefgroep (leeftijd):
Aantal begeleiders:
Rustsituatie
Omschrijving
Score
Item 1
Rustmoment afstemmen op de behoeften van de kinderen
2
Duur van het rustmoment
3
Herkenbaarheid voor de kinderen
4
Voorbereiding voor het slapengaan
5
Infrastructuur
6
Communicatie met de kinderen Gemiddelde
Eetsituatie
Omschrijving Item 1
Begin- en eindmoment, tijdspanne
2
Hoeveelheid voeding
3
Wijze van opdienen van de voeding
4
Aanbiedingswijze van de voeding
5
Inrichting van de ruimte
6
Zelfstandig eten stimuleren
7
Bewegingsruimte tijdens het eetmoment
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
8
Structureren tijdens het eetmoment
9
Aanspreekwijze van de kinderen
10
Oogcontact
11
Communicatie met de kinderen
12
Algemene interactie eetmoment
33
Gemiddelde
Verzorgingssituatie en zindelijkheidstraining Omschrijving
Score
Item 1
Moment afstemmen op de behoeften van de kinderen
2
Aan- en uitkleden op gepaste momenten
3
Individueel toiletgerief
4
Ritueel volgen bij verzorging
5
Bevorderen van de zelfredzaamheid
6
Aan- en uitkleden
7
Aanspreekwijze van de kinderen
8
Communicatie met de kinderen
9
Dynamische veiligheid
10
Potmoment
11
Bevorderen van de zelfredzaamheid Gemiddelde
Activiteitenbegeleiding en speelgoed Omschrijving Item 1
Benutting van de ruimte
2
Bemeubeling, aankleding, versiering van de ruimte
3
Begrenzing van het activiteitenpatroon
4
Geleide activiteiten
5
Activiteitentype: geleid spel
6
Activiteitentype: individueel spel
7
Vrije spelkeuze
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
8
Ontwikkelingsgericht stimuleren
9
Begeleiding en stimulering van de niet-lopers
10
34
Inrichting van de ruimte, wijze waarop de ruimte en accommodatie worden gebruikt bij de niet-lopers
11
Algemene interactie spelmoment
12
Sociale omgang
13
Aanspreekwijze van de kinderen
14
Stimuleren en ondersteunen
15
Aandacht voor kindsignalen
16
Veiligheid
17
Omgaan met muziek
18
Aanbiedingswijze van het speelgoed
19
Aard van het speelgoed
20
Structuur in het speelgoedaanbod Gemiddelde
Onthaalsituatie Item
Omschrijving
Score
1
Verloop onthaal
2
Mondelinge uitwisseling van informatie Gemiddelde
Samenvatting Situatie Rustsituatie Eetsituatie Verzorgingssituatie en zindelijkheid Activiteitenbegeleiding speelgoed
Gemiddelde
Items met score
Items met score
score
1
3
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
Onthaalsituatie Algemeen gemiddelde
35
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
36
SCOREBLAD 7 FACTOREN
Naam onderzoeker: Datum onderzoek:
Beginuur onderzoek:
Einduur onderzoek:
Aantal leefgroepen:
Gescoorde leefgroep (leeftijd):
Aantal begeleiders:
Legende: A = activiteitenbegeleiding en speelgoed E = eetsituatie O = onthaal R = rustsituatie V = verzorgingssituatie en zindelijkheidstraining
Factor 1: De mate van inbreng in een opvangsituatie door een begeleider Omschrijving Item A 11
Algemene interactie spelmoment
A 14
Stimuleren en ondersteunen
A 15
Aandacht voor kindsignalen
A8
Ontwikkelingsgericht stimuleren
A 13
Aanspreekwijze van de kinderen
V5
Bevorderen van de zelfredzaamheid
V 10
Potmoment
V6
Aan- en uitkleden
A 12
Sociale omgang Gemiddelde
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
37
Factor 2: Het introduceren van rust bij de kinderen Omschrijving
Score
Item V8
Communicatie met de kinderen
E 12
Algemene interactie eetmoment
V7
Aanspreekwijze van de kinderen
E 11
Communicatie met de kinderen
V4
Ritueel volgen bij verzorging
E 10
Oogcontact
V9
Dynamische veiligheid verzorging
V1
Verzorgingsmoment afstemmen op de kindbehoeften
R5
Omgevingsomstandigheden in de rustsituatie Gemiddelde
Factor 3: De keuzevrijheid van de kinderen om zelf iets te doen Omschrijving Item A7
Vrije spelkeuze
A1
Benutting van de ruimte
A 20
Structuur in het speelgoedaanbod
A 19
Aard van het speelgoed
A2
Bemeubeling van de ruimte
A3
Begrenzing van het activiteitenpatroon
A 10
Inrichting van de ruimte bij de niet-lopers Gemiddelde
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
38
Factor 4: De wijze waarop een beroep gedaan wordt op de kinderen bij activiteiten van het dagelijks leven Omschrijving
Score
Item E3
Wijze van opdienen van de voeding
E4
Aanbiedingswijze van de voeding
E6
Zelfstandig eten stimuleren
V5
Bevorderen van de zelfredzaamheid
R6
Communicatie met de kinderen
V3
Individueel toiletgerief
E9
Aanspreekwijze van de kinderen Gemiddelde
Factor 5: De wijze van contact met de kinderen opdat het kind zich goed zou voelen bij routineactiviteiten Omschrijving Item V2
Aan- en uitkleden op gepaste momenten
R5
Infrastructuur rustsituatie
O2
Mondelinge uitwisseling van informatie
E1
Begin- en eindmoment, tijdspanne eetsituatie
R3
Herkenbaarheid voor de kinderen
O1
Onthaalverloop
A5
Activiteitentype: individueel (vrij) spel
A6
Activiteitentype: uitsluitend geleid spel Gemiddelde
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
39
Factor 6: Passieve veiligheid Omschrijving
Score
Item A 16
Veiligheid
V9
Veiligheid in de verzorgingssituatie
E2
Hoeveelheid voeding
E5
Inrichting van de eetruimte
V1
Verzorgingsmoment afstemmen op de behoeften van de kinderen.
A 13
Aanspreekwijze van de kinderen tijdens activiteiten
A 18
Aanbiedingswijze van het speelgoed Gemiddelde
Factor 7: Actieve (dynamische) veiligheid Omschrijving Item R2
Duur van het rustmoment
E9
Aanspreekwijze van de kinderen tijdens het eetmoment
E 10
Oogcontact met de kinderen tijdens het eetmoment
E 12
Algemene interactie eetmoment
E 11
Communicatie met de kinderen
A 12
Sociale omgang
E7
Bewegingsruimte tijdens het eetmoment Gemiddelde
Score
Zelfevaluatie-instrument zelfstandige kinderdagverblijven - Observatieschalen
40
Samenvatting Factor Omschrijving
F1
De mate van inbreng in een opvangsituatie door een begeleider
F2
Het introduceren van rust bij de kinderen
F3
De keuzevrijheid van de kinderen om zelf iets te doen
F4
De wijze waarop een beroep gedaan wordt op de kinderen bij de activiteiten van het dagelijks leven
F5
De wijze van contactname met de kinderen opdat het kind zich goed zou voelen bij de routineactiviteiten
F6
Passieve veiligheid
F7
Actieve veiligheid
Algemeen gemiddelde
Gemiddelde
Items met
Items met
score
score 1
score 3