Thema 15A
Leestraining
ze protesteert
het protest
een bonte verzameling
ze vertrokken
het vertrek
de luidsprekers
Bietebauw
de zeepkisten
ze schetteren
de deelnemers
het berkenbosje
een warm applaus
halsoverkop
de vunzige valsspeler
ze scanderen
de toeschouwers
een honingslinger
de omheining
de crosskalebas
een elastiek
ze frutselt
behendig
de zeepkistenwedstrijd
de vliegeniersmuts
hij grijnslacht
de burgemeester
het startpistool
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 47
© Plantyn
Kopieerblad 24
4/08/11 03:03
Leestraining
Thema 15A protesteert
protest
een bonte verzameling
vertrokken
vertrek
luidsprekers
Bietebauw
zeepkisten
schetteren
deelnemers
berkenbosje
een warm applaus
halsoverkop
vunzige valsspeler
scanderen
toeschouwers
honingslinger
omheining
crosskalebas
elastiek
frutselt
behendig
zeepkistenwedstrijd
vliegeniersmuts
grijnslacht
burgemeester
startpistool
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 49
© Plantyn
Kopieerblad 25
4/08/11 15:51
Thema 15A
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 51
Stellen
© Plantyn
Kopieerblad 26
4/08/11 03:03
Thema 15A woordenschat
Je kunt de renners bijna niet herkennen. Ze rijden ontzettend snel en flitsen gewoon voorbij.
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 53
© Plantyn
Kopieerblad 27
4/08/11 03:03
Thema 15A
Forumlezen
Deel 1 Er zijn twee soorten bussen: stadsbussen en streekbussen. Stadsbussen rijden binnen de grenzen van de stad. Ze hebben veel staanplaatsen. Streekbussen rijden ook buiten de stad. Daarin zijn veel meer plaatsen om te zitten. De bus rijdt altijd dezelfde weg. Dat heet buslijn. Op de plaatsen waar de bus stopt, staat een halte. Iedere buslijn heeft een nummer. Dat nummer staat ook op de bus. Op het bord bij de halte staan de vertrektijden van de bus. De bus rijdt op vaste tijden. Als je met de bus mee wilt, moet je een strippenkaart hebben. Je kunt die kopen in postkantoren en in stations. Voor kinderen is een strippenkaart goedkoper. Hoe verder je met de bus reist, hoe meer strippen het je kost.
Deel 2 Een tram is een soort lichtgewicht trein die op rails rijdt. De eerste trams werden door paarden getrokken. Door de rails reed de tram heel soepel en licht en konden de paarden heel veel mensen vervoeren. Een van de belangrijkste taken van de trambestuurder was het verzorgen van de paarden. Later reden de trams op elektriciteit. Trams rijden lang niet in alle steden. Heb jij weleens in een tram gezeten?
Air betekent lucht in het Engels. Een airbus is een bus door de lucht. Een vliegtuig dus! Een vliegtuig dat mensen vervoert over korte afstanden noem je een airbus.
Dat is de bibliotheekbus. Die komt op vaste tijden in kleine dorpen waar geen bibliotheek is. Zo kun je toch fijn boeken lenen.
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 55
© Plantyn
Kopieerblad 28
4/08/11 03:03
Thema 15A
Forumlezen
Moet je naar een speciale school of woon je erg afgelegen, dan ga je met de schoolbus naar school. In Amerika is dat heel gewoon.
Nee! Dit is geen bus op ski’s. Met zo’n bus kun je naar het buitenland op wintersport gaan. Met de bus is het niet zo duur en je ski’s kunnen gewoon in de bagageruimte mee.
Een vakantiebus is lekker luxe. Vaak is er zelfs een wc in. Je maakt met zo’n bus een lange reis, bijvoorbeeld naar Spanje of Oostenrijk.
Zeg tegen je opa en oma dat je al heel goed kunt rekenen. Vraag of zij dat ook kunnen. Vertel ze dan dit verhaaltje: De bus vertrekt bij het station. Er zitten 16 mensen in. Bij het ziekenhuis stappen er 8 mensen uit en komen er 5 bij. Nu rekenen je opa en oma uit hoeveel mensen er in de bus zitten. Je laat de bus ook stoppen bij de markt, de kerk en het winkelcentrum. Telkens laat je mensen uitstappen en instappen. Hoeveel precies, dat kies je zelf. Je opa en oma rekenen zich suf. Als je helemaal klaar bent, vraag je: ‘Hoeveel keer is de bus gestopt?’ Tja, die vraag hadden je opa en oma niet verwacht, maar jij hebt wel stiekem geteld hoeveel keer de bus gestopt is.
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 57
© Plantyn
Kopieerblad 29
4/08/11 03:03
Stellen
Thema 15B
Lees de zin en luister.
Zeg er wat meer over.
– Klinkt de zin goed, leest hij vlot?
– Gebruik woorden die zeggen hoe iets is
– Maak van een lange zin meerdere korte
– Vertel wat meer:
zinnen.
waar? wanneer? hoe? waarom? waarmee?
Zorg voor afwisseling.
Zeg het anders.
– Begin niet meer dan twee zinnen met
– Je kunt zinnen ook omkeren.
hetzelfde woord.
– Je kunt woorden bijvoegen.
– Gebruik hetzelfde woord niet in twee
– Je kunt de nadruk leggen op wat belangrijk is door het vooraan in de zin te
opeenvolgende zinnen.
plaatsen. – Je kunt tekenende woorden kiezen (fluisteren, blij, voorzichtig, brullen …).
Kies het juiste woord.
Denk aan de schrijfstappen.
– Let op de woordkeuze. (Kun je een
– Denk aan de schrijfstappen voor
beter woord kiezen?)
spelling.
– Geef de dingen (personen, dieren) een
– Zoek in de leesteksten naar de moeilijke
naam.
woorden die je gebruikt.
– Gebruik verschillende namen.
Taalsignaal Anders! 3B
TASA3BK Inner.indd 59
© Plantyn
Kopieerblad 30
4/08/11 03:03