“
Wat doen ze ? Ze spelen de hele dag buiten
“
De perceptie van Somalische vrouwen in Nijmegen van opvoeding en onderwijs
Anne van der Meer Lisanne Rintjema In opdracht van Het Inter-Lokaal
Dankwoord In maart 2009 kwamen we als vrijwilligers terecht bij de Somalische vrouwengroep Iftin. Wederzijdse interesse leidde al snel tot een stageplek bij Het Inter-Lokaal, waar Iftin aan verbonden is. Binnen april 2009 en juli 2010 hebben we ons enkele maanden beziggehouden met een onderzoek naar de Somalische gemeenschap in Nijmegen. Via deze weg willen wij de betrokken moeders, vaders, jongeren en kinderen graag bedanken voor hun gastvrijheid en medewerking aan ons onderzoek. We hebben het contact als zeer interessant en leuk ervaren. Met name Keen Mahamed en de leden van Iftin zouden we graag willen bedanken voor het inzicht in de Somalische cultuur wat zij ons op zeer enthousiaste en gastvrije wijze hebben overgebracht. Ook willen wij graag Het Inter-Lokaal in Nijmegen bedanken voor hun gastvrijheid. In het bijzonder willen we graag onze stagebegeleider Miesjel Spruit bedanken voor alle inzichten, flexibiliteit en medewerking waar we tijdens het onderzoek veel aan gehad hebben. Naar aanleiding van de groepsinterviews hebben wij ook een taalondersteuningsproject opgezet voor de kinderen van de geïnterviewde vrouwen. Voor Het InterLokaal hebben we een beleidsvoorstel geschreven voor het opzetten van dergelijke projecten. Wij hopen dat zowel dit onderzoek als het beleidsvoorstel en het taalondersteuningsproject wat hieruit voort zijn gekomen, in dienst zullen staan van de Somalische gemeenschap in Nijmegen.
Inhoudsopgave Dankwoord
2
Inhoudsopgave
3
Titel
5
Gids voor de lezer
6
Achtergrond - Demografische kenmerken Somalische gemeenschap - Clans - Religie
7 10 10
Constructie topiclijst - Verkennend interview - Inhoud van het gesprek - Literatuuronderzoek - Bruikbaarheid literatuur - Theorieën - Hulpbronnentheorie - F En G Culturen - Hofstedes cultuurdimensies - Eerder onderzoek - ITS - Opvoeding in allochtone gezinnen in Nederland - Additioneel - Verhouding tussen ouders en kinderen - Opvoedingsdoelen - Rolpatronen van Somalische mannen en vrouwen - Generatieverschillen, toekomstbeeld
19 19 20 20
Totale topiclijst
21
Groepsinterviews - Methode groepsinterviews - Interviewstrategie - verwerking - Representativiteit - Sampling - Complicaties interviews
22 23 23 23 23
Analyse interviews - Onderwijs - Verschillen Somalisch en Nederlands onderwijs - Betrokkenheid moeders bij onderwijs - Participatie onderzoek - Betrokkenheid school - Betrokkenheid thuis - Betrokkenheid buiten school en thuis om - Betrokkenheid in Somalie
24 24 25 25 26 26 27 27
11 11 14 14 15 16 17 18
2
- Vaders - Communicatie met school - Communicatieproblemen - Onduidelijkheid - Behandeling door school - Bemoeienis school met priveleven - Onderkwalificering en doorverwijzing -Overige problemen - Hulpvraag - De Somalische gemeenschap -Verschillen Somalie en Nederland - Perceptie van Nederland - Opvoeding - Communicatie binnen de Somalische gemeenschap - Sociale controle - Onveiligheid - Hechtheid - Gender - Generatieverschillen - Toekomstbeeld - Verklaringskracht cultuurverschillen
28 28 29 30 30 32 32 35 36 37 40 40 41 41 42 43 44 46 48 51
Conclusie
52
Discussie
55
Nota Bene
56
Literatuurlijst
57
3
“Wat doen ze? Ze spelen de hele dag buiten” Anno 2010 is de integratie van allochtone groepen binnen het Nederlandse onderwijs vaak onderwerp van publiek debat. Hierbij wordt veelal voorbijgegaan aan de onderlinge verscheidenheid van de allochtone populatie in Nederland. Een voorbeeld van een allochtone groep die vaak onderbelicht blijft is de Somalische gemeenschap. Desalniettemin is dit een groep die problemen ervaart met verschillende Nederlandse instellingen, niet in de laatste plaats doordat over hun specifieke situatie vaak weinig kennis voorhanden is. Dit onderzoek tracht bij te dragen aan de kennisvermeerdering over hoe de Somalische gemeenschap zelf opvoeding en onderwijs in Nederland ervaart, en richt zich hierin op de Somalische gemeenschap in Nijmegen. De specifieke probleemstelling van dit onderzoek is tot stand gekomen door in gesprek te treden met de Somalische gemeenschap zelf, om hiermee een vanuit hun perspectief belangrijke kwestie toe te kunnen lichten. Voor deze aanpak is gekozen omdat hiermee hopelijk de Somalische gemeenschap zoveel mogelijk is geholpen. Helaas is het door allerhande problemen niet mogelijk geweest om de volledige Somalische gemeenschap in al haar facetten en diversiteit te betrekken bij het onderzoek. Uiteindelijk beperkt dit onderzoek zich tot voornamelijk vrouwen in drie wijken in Nijmegen, te weten Neerbosch-Oost, Hatert en Dukenburg. Uit oriënterende gesprekken met de vrouwen kwam naar voren dat zij in het dagelijks leven vooral veel hinder ondervinden van miscommunicatie, onduidelijkheid en verschillende verwachtingen in het onderwijs. Omdat opvoedingsstijlen en –opvattingen hier nauw mee verbonden zijn, hebben we besloten ons in dit onderzoek te richten op de probleemsignalering en zelf aangedragen oorzaken van deze problemen, door dit gedeelte van de Somalische gemeenschap in Nijmegen. Getracht wordt in kaart te brengen welke problemen de vrouwen als meest prominent ervaren, hoe zij deze problemen zelf verklaren en hoe zij oplossingen voor deze problemen zien. Deze problemen worden steeds in de bredere context van de Somalische opvoedings- en onderwijsopvattingen geplaatst zodat ook hun verklaringen meer inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Op geen enkele manier wordt er getracht een oordeel, over welke kant van het verhaal dan ook, te vellen. Dit onderzoek is exploratief en beschrijvend van aard en dient slechts als aanzet tot hopelijk meer vervolgonderzoek over de besproken kwesties. Onze onderzoeksvraag is; Hoe ervaren Somalische vrouwen in Nijmegen de opvoeding en het onderwijs van hun kinderen? Welke oorzaken dragen zij aan voor eventueel ervaren problemen binnen deze thema’s?
4
Gids voor de lezer De opbouw van het verslag wat voor u ligt volgt in grote lijnen de opbouw van het onderzoek. Als eerste wordt een korte achtergrondschets gegeven van de doelgroep; de Somalische gemeenschap. Hierna wordt aandacht besteed aan het vooronderzoek. Dit vooronderzoek bestaat uit een verkennend interview en een literatuurstudie. Aan de hand hiervan hebben we een topiclijst samengesteld die nog is aangevuld met topics waarvan wij zelf dachten dat ze relevant zouden zijn. In dit verslag vind u deze drie bronnen, vooronderzoek, literatuur en additionele topics in deze volgorde besproken. Hierna vindt de analyse van de groepsinterviews plaats, waarna we een conclusie zullen formuleren. Tot slot is er dan nog ruimte voor de discussie.
5
Achtergrond Voordat de Somalische mannen en vrouwen zelf aan het woord komen, is het belangrijk om eerst de context te schetsen waarin hun woorden geplaatst kunnen worden. In dit hoofdstuk komen eerst demografische kenmerken van de Somalische gemeenschap in Nederland aan bod, daarna wordt er aandacht besteedt aan de clanstructuur en religie in Somalie. Demografische kenmerken Somalische gemeenschap In grafiek 1a is het aantal Somalische immigranten in Nederland tussen 1995 en 2007 te zien. Eind jaren ’80 kwamen de eerste Somalische vluchtelingen naar Nederland. Dit was toen echter nog een zeer gering aantal. Het aantal asielaanvragen is sterk gestegen als gevolg van het geweld en de anarchie nadat Siyad Barre, de toenmalige president, in 1991 verdreven was. De daling na 1995 houdt verband met het restrictief wordende Nederlandse asielbeleid. De vluchtachtergronden zijn divers. Velen zijn gevlucht vanwege (vrees voor) vervolging of overheidsrepresailles, maar er zijn ook personen die de dienst weigerden, in het buitenland studeerden toen de oorlog uitbrak en niet terug konden, of vanwege de oorlog in Somalië geen middelen van bestaan meer hadden. Ook het zoeken naar economische verbetering of betere onderwijsmogelijkheden voor de kinderen kunnen redenen vormen om het land te verlaten 1. Grafiek 1a: Aantal Somalische immigranten naar Nederland 1995-2007
Grafiek 1b: Aantal Somalische emigranten uit Nederland 1995-2007
In grafiek 1a en 1b is een daling van het aantal immigranten te zien, en een stijging van het aantal emigranten. Het grootste deel van de emigranten gaat naar Groot-Brittannië. Redenen hiervoor zijn Hessels, T. (2000). Somaliërs in Nederland, een profiel; Een beeld van de Somalische bevolking in Nederland voor mensen die met Somaliërs werken. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1
6
het beter Engels dan Nederlands beheersen en de overeenkomsten tussen het Britse en Somalische onderwijsstelsel. Ook de koloniale achtergrond van Somalië speelt in deze stroom een rol. Precieze informatie over de huidige demografie van de Somalische gemeenschap is voor 2010 nog niet voorhanden. Op 31-12-2007 waren er 13 501 eerste generatie Somaliërs in Nederland, en 6 048 tweede generatie Somaliërs. In tabel 1 en 2 zullen we gegevens uit 2004 laten zien, we gaan er vanuit dat er geen drastische veranderingen hebben plaatsgevonden sindsdien. Uit tabel 1 valt af te lezen dat bijna de helft van de Somalische gemeenschap in Nederland bestaat uit thuiswonende kinderen. Ook blijkt dat er relatief veel één ouder huishoudensamenstellingen voorkomen in de gemeenschap. Uit tabel 2 valt af te lezen dat in 2004 minder dan de helft van de Somalische asielzoekers bij aankomkomst in Nederland 16 jaar of ouder waren hooguit vijf jaar basisonderwijs had gevolgd. Een derde heeft voortgezet lager onderwijs gevolgd en een kwart middelbaar onderwijs of HBO/WO. Tabel 1: Huishoudsamenstelling Somaliërs in Nederland, 1 januari 2004
Thuiswonend kind Alleenstaand Samenwonend Niet gehuwd zonder kinderen Gehuwd zonder kinderen Niet gehuwd met kinderen Gehuwd met kinderen Eenouderhuishouden Institutioneel Overig
Totaal
45% 22% 3% 2% 3% 9% 10% 1% 6% 25.001 personen Bron:CBS
Tabel 2: Opleidingsniveau Somalische asielzoekers die bij hun aankomst 16 jaar of ouder waren in 2004
Hooguit 5 jaar basisonderwijs Basis/voortgezet lager onderwijs Middelbaar onderwijs HBO / WO
Totaal
42% 33% 20% 5% 6.331 Bron:CBS
In tabel 3 zijn immigratiemotieven van Somalische immigranten per jaar aangeven. Uit het overzicht blijkt dat het grootste deel van de Somalische immigranten asiel als motief heeft, gevolgd door gezinsmigratie. Hieruit blijkt dat de meeste Somalische vluchtelingen de intentie hebben om voor een langere tijd te blijven in Nederland.
7
Tabel 3: Immigratiemotieven van Somaliërs naar Nederland
Jaartal 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Totaal aantal nieuwe immigranten 2 922 3 462 1 625 1 344 1 579 2 020 1 554 829 344 292 357 602 1 237
Motief arbeid
Motief asiel
Motief gezinsmigratie
Motief overig
2 1 1 5 2 7 12 16 7 5 2 5 -
2 444 3 032 1 239 995 1 296 1 702 1 245 589 198 148 190 366 653
461 406 369 334 267 300 274 206 134 132 153 227 565
14 24 12 12 13 12 23 15 2 9 11 4 18 Bron: CBS
Grafiek 2: In
8
Culturele kenmerken Clans In Somalie is geen officiële autoriteit geformaliseerd. Een belangrijk onderdeel in de Somalische cultuur is de clan waartoe men behoort. Een Somalische clan (stam) is een groep met zijn eigen specifieke naam en kenmerk, tradities en gedachtegoed. De banden tussen leden van een clan zijn over het algemeen sterk en kunnen vergeleken worden met familiebanden. Het behoren tot een bepaalde clan is gerelateerd aan het hebben van een bepaalde status. Sociale relaties worden in clanverband geregeld. Leden van eenzelfde clan of groep worden geacht elkaar hulp te bieden of met elkaar samen te werken als er moeilijkheden zijn. Religie Vrijwel alle Somaliërs zijn soennitisch moslim. Soennitische moslims geloven dat zij directe afstammelingen zijn van Samaal en Saab, afstammelingen van de profeet Mohammed. De Islam is van belang voor de nationale identiteit van Somaliërs en heeft een grote invloed op het dagelijkse leven in Somalie. Verschillende sociale normen en waarden in Somalie hebben een religieuze achtergrond. Zo onthouden de meeste Somaliërs zich van varkensvlees, alcoholische drank en gokken.
9
Constructie topiclijst De eerste fase in het onderzoek was het vooronderzoek, hierin verkenden we het onderwerp van ons onderzoek op verschillende wijzen; een verkennend interview, een literatuuronderzoek, en het inlezen in eerder onderzoek. De triangulatie leidde tot een betere visie op het onderwerp; Opvoeding en Onderwijs binnen de Somalische gemeenschap. In dit hoofdstuk zullen we beschrijven hoe de topiclijst door ons vooronderzoek tot stand is gekomen, en per topic uitleg geven over waarom dit topic op de lijst staat. Eerst zullen we het verkennend interview behandelen, daarna de gevonden theorieën en eerder onderzoek, daarna een onderbouwing van de topics die we zelf van belang achten en tot slot zullen we de topiclijst in zijn geheel presenteren. Verkennend interview Het verkennend interview vond plaats met enkele sleutelfiguren uit de Somalische gemeenschap, die via snowball sampling (“ via via”) bij ons onderzoek zijn gekomen. De sleutelfiguren zijn mensen van wie wij verwachten dat ze veel kennis over de Somalische gemeenschap in Nijmegen te hebben. In dit geval zijn dit de leden van het bestuur van Iftin, de Somalische vrouwen groep in Nijmegen. Het gesprek was georganiseerd om een eerste indruk te krijgen van de ervaringen van Somalische moeders met basisscholen in Nijmegen en vooral in de ervaringen van de moeders betreft de communicatie tussen de basisscholen en henzelf, en over opvoeding en onderwijs in het algemeen. We hebben ervoor gekozen te beginnen met een verkennend interview, omdat we op deze manier de problemen samen met de probleemdragers konden definiëren en achterhalen, en hierdoor dichter bij de zelf aangedragen problemen van de doelgroep bleven dan wanneer we vanuit de literatuur begonnen waren. Inhoud van het gesprek In het verkennend interview gaven de Somalische moeders verschillende voorbeelden van problemen waar zij tegen aanlopen in de communicatie. Opvallend was dat de vrouwen aan het begin van het gesprek aangaven dat zij weinig problemen ervaren met de basisscholen en pas na een ruime tijd in het gesprek één voor één toch aangaven dat er wel problemen waren en hier ook concrete voorbeelden van gaven. De meeste moeders zijn erg betrokken bij het onderwijs van hun kinderen en proberen goed op de hoogte te blijven van wat er gebeurt. De moeders geven wel aan dat de taalbarrière het soms moeilijk maakt, vooral voor de moeders die de Nederlandse taal nog niet goed beheersen. Het zijn echter wel alleen de moeders die betrokken zijn, de meeste vaders zijn volgens de moeders niet betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. Uit het gesprek blijkt dat de moeders over het algemeen de basisscholen in Nijmegen toegankelijk vinden. Ze geven aan dat de ze met vragen meestal terecht kunnen bij de betreffende leerkrachten maar dat er naar hun inzien niet altijd een duidelijke antwoord wordt gegeven op hun vragen. Een van de moeders geeft tijdens het gesprek aan dat haar zoontje sinds kort in het speciaal onderwijs zit. Met de school waar hij nu naar toe gaat heeft ze goed contact. Met de reguliere basisschool waar haar zoontje voorheen naar toe ging had ze echter slecht contact. Ze voelde zich daar niet serieus genomen. De leerkracht gaf geen goed antwoord op de vragen die ze had over haar zoontje. Ze geeft hierbij als voorbeeld dat de leerkracht elke keer wanneer ze haar bezorgdheid over de schoolprestaties van haar zoontje uitte, aangaf dat het goed ging met haar zoontje op school en dat hij wat meer tijd nodig had om te wennen aan het onderwijs. De betreffende Somalische moeder begrijpt niet waarom de leerkracht bleef volhouden dat er geen problemen waren met haar zoontje terwijl de school na verloop van tijd wel haar het advies gaf hem speciaal onderwijs te laten volgen.
10
Het probleempunt wat hier naar voren komt is dat sommige moeders het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen door de leerkrachten en dat deze hen niet volledige informatie verstrekken over de situatie van hun kinderen in de klas. Een ander punt dat in het gesprek duidelijk naar voren komt is het verschil tussen de schoolprestaties van Somalische jongens en meisjes op de basisscholen. De moeders geven aan dat het hun opvalt dat leerkrachten van basisscholen in Nederland voornamelijk letten op het gedrag van kinderen in de klas. Somalische jongens zijn volgens de moeders erg druk en zullen het daarom moeilijk vinden om rustig te blijven zitten en zich te concentreren tijdens de lessen. De moeders denken dat door dit probleem Somalische jongens een grote kans hebben om naar het speciaal onderwijs doorverwezen te worden. Wanneer we doorvragen over dit gedragsprobleem wordt het duidelijk dat de moeders de verwachtingen vanuit de basisscholen over het gedrag van de kinderen onduidelijk vinden. Voor de kinderen is het volgens de moeders ook verwarrend: thuis wordt er alleen echt geluisterd als er met stemverheffing gepraat wordt of er geschreeuwd wordt. Op school doen leerkrachten dit niet en dus zullen de Somalische kinderen niet goed luisteren. Er is hier sprake van andere omgangsvormen en onduidelijkheid over verwachtingen van het onderwijssysteem in Nederland. Omdat we meer willen weten over het aangegeven probleem van onduidelijkheid over verwachtingen van Nederlandse basisscholen vragen we de moeders wat voor informatie ze krijgen van scholen hierover en wat hier onduidelijk aan is. De moeders geven aan dat ze veel informatie krijgen thuisgestuurd wanneer hun kind voor het eerst naar school gaat. Deze informatie wordt thuisgestuurd in geschreven vorm op papier in het Nederlands. De moeders vinden dat de informatie alleen geschikt is voor Nederlandse ouders die bekend zijn met de Nederlandse cultuur en het basisonderwijs. De informatie is namelijk meer gericht op Nederlandse ouders die vanuit de Nederlandse cultuur al een kennis hebben gemaakt met het Nederlandse basisonderwijs. Er is niet veel informatie over de verwachtingen van de scholen van de leerlingen en ouders of over omgangsvormen en normen. Hier komen twee probleempunten naar voren: Het eerste probleempunt is dat de informatie wordt verstrekt via de post op papier in het Nederlands. Het grootste deel van de Somalische moeders beheerst de Nederlandse taal niet goed en is niet in staat om de verstrekte informatie van de basisscholen in het Nederlands te lezen en te begrijpen. Daarbij komt het probleem dat de Somalische cultuur oorspronkelijk oraal van aard is en dus zijn de meeste Somalische moeders niet gewend schriftelijk te communiceren. Het tweede probleempunt is dat in de informatie die verstrekt wordt door de basisscholen niet de punten naar voren komen waarover de Somalische moeders graag informatie willen. De informatie is gericht op personen die bekend zijn met het Nederlandse onderwijs, vaak door eigen ervaring. Tijdens het gesprek willen we graag meer informatie over de cultuurverschillen waarmee de vrouwen kampen en de problemen die deze opleveren. We vragen de moeders of ze wat kunnen vertellen over cultuurverschillen in opvoeding het onderwijssysteem. Ze vertellen hier openhartig over. Zo geven ze aan dat in Somalië iedereen zich kan bemoeien met de opvoeding van kinderen. Dit kunnen zowel familie, buren en kennissen zijn als wildvreemden op straat. Vrouwen corrigeren iedereen op hun gedrag in Somalië. Bij Somalische kinderen in Nederland gebeurd dit niet meer vanwege de individualistische cultuur in Nederland en zijn het voornamelijk de Somalische ouders die alleen hun kinderen opvoeden. De ouders hebben nu meer zorgen omdat alles op henzelf aankomt, ze staan er alleen voor en hebben meer verantwoordelijkheid. Dit brengt vooral veel problemen wanneer de kinderen naar school gaan. De moeders vertellen dat het in de Somalische cultuur een norm is dat men niet problemen naar buiten brengt maar binnen de privé kring houdt. De vrouwen vertellen dat wanneer iemand vraagt hoe het gaat, Somaliërs altijd zeggen dat het goed gaat, ook als er problemen zijn. Speciaal onderwijs is een taboe in de Somalische gemeenschap die volgens de moeders langzamerhand steeds meer doorbroken wordt. De reden voor het taboe is dat veel Somalische mensen speciaal onderwijs associëren met onderwijs voor mensen met een handicap.
11
Over cultuurverschillen in het onderwijs vertellen de moeders dat docenten meer macht en status hebben in Somalië dan in Nederland. Hier wordt het onderwijs als veel meer vrij ervaren dan in Somalië. Volgens de moeders zijn de Nederlandse leerkrachten niet streng genoeg in de klas en krijgen de kinderen te weinig structuur. Een van de moeders vraagt zich af: “wat leren ze? ze spelen elke dag buiten”. Ook geven de moeders aan dat ze in Nederland voor zichzelf moeten opkomen en meer assertief moeten zijn dan in Somalië. In Somalië is er meer vertrouwen in de scholen, daar wordt assertiviteit als brutaal gezien. Ook dit brengt problemen. In Nederland wordt er van ouders verwacht dat ze met de leerkracht in gesprek gaan en hem of haar kunnen tegenspreken wanneer zij het niet eens zijn met voorstellen van de leerkracht. Omdat in de Somalische cultuur assertiviteit met brutaliteit wordt geassocieerd is het moeilijk voor de Somalische moeders om met de leerkracht in gesprek te gaan over de schoolprestaties van hun kind en toekomst visies. Ze zijn snel geneigd om met de leerkracht in te stemmen, ook als ze het niet met de leerkracht eens zijn. Een ander probleempunt waar alle moeders het met elkaar over eens zijn betreft de manieren van communiceren die mogelijk zijn op de basisscholen. Informatie over de onderwijsprestaties van het kind wordt voornamelijk verkregen via 10 minuten gesprekken. Dit is volgens de moeders veel te kort om iets te kunnen bespreken en daarbij is er vaak sprake van een taalprobleem. Er wordt door veel Somalische moeders tijdens een 10 minuten gesprek alleen maar ‘ ja’ geknikt wanneer ze niet begrijpen wat de leerkracht vertelt, en ze geven niet aan dat ze het niet begrijpen. Wanneer er een taalprobleem is bij een 10 minuten gesprek kan er gebruik worden gemaakt van een tolk. Vaak is het zo dat deze tolk dan een ander dialect heeft waardoor het alsnog moeilijk is voor de ouders om het te begrijpen. De moeders geven aan dat er niet zo vaak via de school van een tolk gebruik wordt gemaakt en dat de meeste ouders iemand meenemen die ze zelf kennen die kan vertalen. De meeste ouders zijn waarschijnlijk ook niet op de hoogte van de mogelijkheid om de aanwezigheid van een tolk aan te vragen bij een 10 minuten gesprek. Wanneer we vragen of de moeders vooroordelen ervaren op de basisscholen vertellen ze dat de meeste leerkrachten er automatisch vanuit gaan dat de moeder de Nederlandse taal niet beheerst en dat Somalische kinderen geen speelgoed hebben. Dit stoort de moeders omdat de kinderen wel speelgoed hebben maar dat dit ander speelgoed is dan het speelgoed waarmee Nederlandse kinderen spelen. Volgens sommige moeders levert dit doorgaans problemen op wanneer een Somalisch kind een IQ test moet afleggen. Dit wordt meestal gedaan met behulp van bepaald speelgoed in Nederland. Volgens de moeders zijn Somalische kinderen hierbij benadeeld omdat ze het speelgoed niet kennen. Ook geeft een van de moeders aan dat het in Somalië normaal is om iets niet af te maken als het te moeilijk is. Wanneer Somalische kinderen dit gedrag vertonen op school worden ze vaak gediagnosticeerd met een concentratieprobleem en doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Een ander vooroordeel waar de Somaliërs last van hebben dat Somalische vluchtelingen vaak worden vergeleken met de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Vluchtelingen zijn echter een aparte groep en verschillen sterk van de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. De moeders geven aan dat de kinderen thuis vaak afleiding hebben, Somalische gezinnen zijn vaak groot en er zijn weinig mogelijkheden voor kinderen om alleen in stilte huiswerk te kunnen maken. Ook dit levert problemen op omdat er vanuit de basisscholen verwacht wordt dat kinderen thuis een plek hebben waarin ze in stilte huiswerk kunnen maken. Tot slot geven de moeders aan dat ze de afgelopen jaren steeds meer actief zijn geworden. Dit komt volgens hen omdat ze na het vluchten uit Somalië eerst hun plek en hun identiteit in Nederland moesten vinden. Het grootste obstakel dat moet worden overwonnen voor de Somaliërs is de Nederlandse taal, wanneer dit eenmaal een beetje beheerst wordt is het voor de vrouwen gemakkelijker om actiever te worden en hun plek te vinden in de Nederlandse maatschappij.
12
Tot slot geven de vrouwen aan dat ze het gevoel hebben dat ze overal achteraan moeten rennen en dat ze vanaf het begin van hun verblijf in Nederland achter de feiten aanlopen. Het eerste gesprek met de Somalische moeders is zeer leerzaam en informatief geweest. Op basis hiervan kunnen we de volgende ervaren problemen in de communicatie met basisscholen verder gaat bestuderen en dus toevoegen aan de topicslijst: Taalbarrière Betrokkenheid vaders Vooroordelen Informatieverstrekking Verwachtingen niet duidelijk (verwachtingspatronen) Cultuurverschillen Thuissituatie Verschillen in onderwijs Verschillen in opvoeding Communicatie Literatuuronderzoek Ons literatuuronderzoek bestaat uit twee delen; het zoeken van relevante (sociologische) theorie”en die van toepassing zouden kunnen zijn op onze onderzoeksvraag, en het zoeken van relevant eerder onderzoek. In dit hoofdstuk zullen we eerst de belangrijkste relevante theorieën presenteren, daarna zullen we de conclusies uit eerder onderzoek naar voren brengen. Bij ieder onderwerp zullen we aangeven hoe we deze zullen gebruiken in de vormgeving van de topiclijst. Bruikbaarheid literatuur Een zoektocht naar bestaande literatuur over opvoeding en onderwijs in Somalische gezinnen in Nederland, of zelfs over de Somalische gemeenschap in het algemeen, levert weinig wetenschappelijk bruikbaar, betrouwbaar materiaal op. Naast dat alle gevonden onderzoeken redelijk gedateerd zijn, kan vooral de betrouwbaarheid van het gevonden materiaal ter discussie worden gesteld. Veel literatuur gaat over allochtone groepen in het algemeen, en doordat deze groepen onderling sterk verschillen, is deze niet bruikbaar om specifiek de situatie van Somalische gezinnen te schetsen. Er is wel wat informatie over de situatie van specifiek Somalische gezinnen, maar het lijkt erop dat hierin toch vooral de verschillen tussen de Somalische cultuur en de Nederlandse cultuur worden benadrukt, waarin vooral veel aandacht is voor onderwerpen die minder relevant zijn voor ons onderzoek zoals vrouwenbesnijdenis en polygamie. Deze informatie lijkt vanuit een bevooroordeeld standpunt geschreven. De betrouwbare en voor ons onderzoek relevante bronnen die we wel hebben gevonden, zullen we in het onderdeel ‘ eerder onderzoek’ beschrijven. Theorieën Hulpbronnentheorie Vanuit sociologisch-theoretisch oogpunt verwachten wij dat de door de Somalische vrouwen in het verkennend interview beschreven problemen mogelijk te herleiden zijn op de hulpbronnentheorie
13
van Bourdieu 2. Deze theorie houdt in dat hulpbronnen (zowel sociaal, economisch als cultureel) ongelijk verdeeld zijn tussen verschillende bevolkingsgroepen. Omdat met het bezit van hulpbronnen de toegang tot allerlei faciliteiten en posities makkelijker wordt, zorgt de ongelijke verdeling van hulpbronnen tot ongelijke kansen in het bereiken van posities. Nu is dit een abstract en theoretisch verhaal, maar wanneer we dit trachten toe te passen op de situatie die hier aan de orde is, lijkt de hulpbronnentheorie plausibel. Volgens de vrouwen komen veel problemen neer op communicatieproblemen. Er zou verondersteld kunnen worden dat goede communicatie voor zowel de Somalische moeders als voor de leerkrachten een bepaalde positie is die niet zomaar te bereiken is. Bij het bereiken van deze positie zijn enkele hulpbronnen nuttig. Het zelf gevolgd hebben van onderwijs in Nederland, en dus weten hoe het systeem werkt, is een culturele hulpbron waaraan het de Somalische moeders ontbreekt. Kennis van Somalische gebruiken en omgangsvormen is echter weer een hulpbron die de docenten ontbreekt. Dezelfde normen en waarden hebben qua communicatie is een culturele hulpbron. Het door henzelf als brutaal ervaren van tegenspreken zou in het nadeel van Somalische moeders kunnen werken omdat ze hierdoor de docent niet tegen zullen spreken. Iemand die dezelfde communicatiewaarden als de docent heeft, zal eerder voor zichzelf opkomen. Dat de docent echter niet weet wat de gebruikelijke communicatievormen van de moeders zijn, werkt ook weer in het nadeel van de communicatie. Op deze manier ontbreekt het zowel de moeders als de docenten aan een culturele hulpbron (kennis van de andere cultuur) om de kloof tussen hen te versmallen. De belangrijkste culturele hulpbron is echter de beheersing van de Nederlandse taal. Deze is essentieel voor heldere communicatie, maar blijkt vaak toch een struikelblok. Wanneer we autochtone ouders met allochtone ouders vergelijken, zien we ook verschillen in sociale hulpbronnen die van invloed zouden kunnen zijn op de communicatie. Zo hebben Somalische moeders vrijwel alleen Somalische vriendinnen, dus zij hebben weinig contacten die wél veel van het Nederlandse schoolsysteem afweten en die ze om advies zouden kunnen vragen. Autochtone moeders hebben vaak veel autochtone contacten, die zij kunnen raadplegen voor hun kennis of om advies kunnen vragen over hoe ergens mee om te gaan. Somalische moeders ervaren echter allemaal dezelfde problemen, waardoor het voor hen moeilijk wordt binnen hun sociale netwerk een oplossing te vinden. Dat het verschil in het bezitten van deze hulpbronnen tot een verschil tussen autochtone en allochtone ouders kan leiden, heeft een verschil in communicatieproblemen met docenten ten gevolge. De hulpbronnentheorie lijkt dus toepasbaar in deze situatie. Economische hulpbronnen die invloed zouden hebben op de communicatie lijken ons niet aan de orde, maar wanneer we deze in de gesprekken wel tegenkomen, zullen we deze alsnog opnemen in ons onderzoek. In ieder geval nemen we ‘ hulpbronnen’ op in de topiclijst, en zullen we hier in de conclusie op terug komen. De F- en G-culturen van Pinto David Pinto beschrijft in zijn boek Interculturele Communicatie (Houten, 1994) de mogelijkheid om culturen op te delen in grofmazige (G-culturen) en fijnmazige (F-culturen) culturen. Dit onderscheid wordt gemaakt aan de hand van de dichtheid van (sociale regels) in een cultuur, aan de hand van individualistische en collectieve kenmerken van een land. In Nederland hebben we een aantal (zowel sociale als wettelijke) kernregels die iedereen in zijn eigen situatie op zijn eigen manier kan naleven. Dit maakt Nederland grofmazig, en een ‘ ik’ cultuur. Fijnmazige culturen hebben een uitgebreid net van vele regels die het gedrag van mensen zoveel mogelijk voorschrijft. Somalië”e is hiermee een land met een fijnmazige, en hierdoor een ‘ wij’ cultuur. Aan de hand van Pinto’s theorie kan dus gesteld worden dat Somaliërs meer waarde hechten aan het naleven van alle sociale gedragsregels, 2
Ultee, W.C., Arts, W.A., Flap, H.D. (2003) Sociologie: Vragen, Uitspraken, Bevindingen Groningen:Wolters-Noordhoff
14
sterker sociaal gecontroleerd worden en meer collectief denken dan Nederlanders. Omdat deze kenmerken van de Somalische cultuur invloed zou kunnen hebben op de opvoeding en de houding naar het onderwijs, nemen we dit onderscheid mee in onze lijst met topics. Het is echter belangrijk om hierin aan te merken dat we op geen moment de Somalische cultuur als verklaring voor problemen aan willen dragen, daar cultuurverschillen weinig verklaringskracht hebben. Dit standpunt wordt verder uiteengezet voorafgaand aan de conclusie van dit onderzoek. Hofstedes cultuurdimensies: Hofstede (1991) heeft op basis van onderzoek naar cultuur verschillen een cultuurmodel geformuleerd dat gebruik maakt van een aantal door hem geïdentificeerde dimensies als graadmeter voor cultuurverschillen. De cultuurdimensies die kunnen worden onderscheiden zijn: 1. maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht of machtsafstand; 2. individualisme en collectiviteit: een ik of wij- cultuur 3. masculiniteit: rollen van mannen en vrouwen 4. onzekerheidsvermijding: omgaan met onzekerheid 5. korte termijn of lange termijn denken Nieuwhof en Mohamoud 3 hebben deze dimensies gebruikt om de Somalische en Nederlandse cultuur met elkaar te vergelijken. Wij zullen hier een kort overzicht geven van deze vergelijking aan de hand van Hofstedes cultuurdimensies. 1. Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht of machtsafstand. De afstand tussen het volk en gezag is in Somalie groot. Vertegenwoordigers van een soort macht hebben een hoge status in de maatschappij en men zal hen niet snel tegenspreken. In de Somalische cultuur gaat macht vaak samen met rijkdom en opleiding. In culturen met een grote machtsafstand gaat macht vaak boven recht en de toegang tot voorzieningen verloopt vaak via relaties. In de Somalische cultuur speelt de clan structuur een grote rol in dit systeem. Vertegenwoordigers van een soort macht zijn veelal leden van een clan met een bepaalde status. In Nederland is de afstand tot gezag minder groot, het gevoel dat iedereen gelijkwaardig is overheerst. De meeste Nederlanders zullen er geen problemen mee hebben een persoon met gezag tegen te spreken. 2. Individualisme en collectiviteit: een ik of wij- cultuur Collectivisme is de mate waarin individuen zijn geïntegreerd in groepen. In een collectivistische samenleving spreekt men van een wij-cultuur. In deze cultuur worden personen vanaf hun geboorte geïntegreerd in groepen met sterke onderlinge cohesie die veelal bestaan uit uitgebreide families. De mening van het individu valt samen met de mening van de groep. De ouderen in de groep zijn meestal bepalend voor de meningsvorming van een groep. De Somalische samenleving heeft een collectivistisch karakter. Individuen worden vanaf hun geboorte opgenomen in een clan, een sterke, hechte groep die bescherming biedt in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. In een individualistische samenleving spreekt men van een ik-cultuur. Binnen een individualistische samenleving zijn de banden tussen individuen zwak, iedereen wordt verwacht voor zichzelf te zorgen en voor naaste familie. Het belang van een individu gaat boven het belang van de groep in deze cultuur. De Nederlandse samenleving is op individualisme gebaseerd. Het hebben van een eigen mening wordt gewaardeerd en het individu is alleen verantwoordelijk voor zichzelf en naaste familie.
Nieuwhof, A., Mohamoud, A.A. (2000) Communicatie, sleutel tot participatie, de Somalische gemeenschap in Nederland. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 3
15
3. masculiniteit: rollen van mannen en vrouwen Deze cultuur dimensie verwijst naar de rolverdeling tussen mannen en vrouwen binnen samenlevingen. Gedragingen binnen een samenleving kunnen als mannelijk (masculien) of vrouwelijk (feminien) beschouwd worden. In een masculiene cultuur zijn de sekserollen duidelijk gescheiden. De mannen worden geacht assertief te zijn en gericht op materieel succes. Vrouwen horen bescheiden en teder te zijn waarbij ze zich vooral richten op de kwaliteit van het bestaan. In een masculiene cultuur hecht men voor werk vooral waarde aan veel verdienen en erkenning voor prestaties krijgen. In een feminiene cultuur overlappen de sekserollen elkaar. Zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan. In een feminiene cultuur wordt waarde gehecht aan goede werkrelaties, samenwerken en zekerheid. De Somalische cultuur is voornamelijk masculien van aard. De Nederlandse cultuur heeft in vergelijking met de Somalische cultuur een meer feminien karakter. 4. onzekerheidsvermijding: omgaan met onzekerheid Deze cultuur dimensie beschrijft een maatschappij haar tolerantie voor onzekerheid en dubbelzinnigheid. De dimensie richt zich op de zoektocht van de mens naar de waarheid en geeft een indicatie in hoeverre een cultuur haar leden programmeert zich comfortabel of oncomfortabel te voelen in ongestructureerde situaties. Onzekerheidsvermijdende culturen proberen ongestructureerde situaties te minimaliseren door strenge wetten, regels en veiligheidsmaatregelen in te voeren. Op een filosofisch en religieus niveau wordt er een geloof in de absolute waarheid nagestreefd. Mensen in onzekerheidsvermijdende culturen zijn vaak meer emotioneel en gemotiveerd door innerlijk nerveuze energie. Tegenovergestelde culturen die onzekerheden accepteren staan meer tolerant tegenover meningen die verschillen van de algemene gedachtes en proberen zo min mogelijk regels, wetten en veiligheidsmaatregelen in te voeren. Binnen deze cultuur zijn mensen meer flegmatisch en beschouwend. Er wordt verwacht dat men niet zijn of haar emoties aan de buitenwereld toont. De Nederlandse cultuur is meer onzekerheidvermijdend dan de Somalische cultuur. In Somalië heeft met weinig ervaring met een georganiseerde bureaucratie. De meeste Somaliërs zoeken houvast binnen hun eigen clan. De wijze waarop men in Nederland via regels zekerheid probeert te verkrijgen sluit niet aan bij de achtergrond van de meeste Somaliërs. 5. Korte termijn of lange termijn denken Deze dimensie geeft de mate aan waarin de maatschappij gericht is op de toekomst of juist meer op het heden. In een cultuur waarin het lange termijn denken centraal staat zal de bevolking over het algemeen veel plannen, sparen en zich snel zorgen maken. Daarnaast zal de bevolking van een maatschappij de meer gericht is op de toekomst een hoog doorzettingsvermogen en gedrevenheid hebben. In een cultuur waarin het korte termijn denken centraal staat is de bevolking meer gericht op het heden en zal deze zich niet richten op de toekomst. Mensen uit deze cultuur hebben een groot respect voor tradities en doen er alles aan om gezichtsverlies te voorkomen. In de Somalische cultuur is men voornamelijk gericht op korte termijn denken, terwijl in de Nederlandse cultuur men voornamelijk is gericht op lange termijn denken. Deze termijndimensie is heel bepalend bij het maken van keuzes. Vluchtelingen uit een korte termijn cultuur zullen moeilijkheden ondervinden wanneer zij binnen de Nederlandse lange termijn cultuur proberen te integreren. Eerder onderzoek ITS De grootste en meest recent verrichtte onderzoeken met betrekking tot de communicatie tussen allochtone ouders en basisscholen, zijn gedaan door het ITS in Nijmegen, in opdracht van de Dienst Stedelijk Onderwijs Rotterdam.
16
In 2002 bracht het ITS ‘ Allochtone ouders en de pedagogische functie van de basisschool’ uit. Hierin trachtten zij aan de hand van literatuurstudies en internationale experts de oorzaken van de ervaren verschillen in opvoedingsverantwoordelijkheden tussen groepen allochtonen en de basisschool te achterhalen, alsmede wat succesvolle sturingsmechanismen zijn ten aanzien van de afstemming tussen allochtone ouders en school met betrekking tot normen- en waardenontwikkeling en sociale competenties van leerlingen. In 2004 bracht het ITS ‘ Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit’ uit. 4 Aan de hand van interviews met allochtone en autochtone ouders trachtten zij hierin te achterhalen wat de verwachtingen van desbetreffende groepen zijn van de basisschool, en waarin deze verschillen. De belangrijkste conclusie van deze onderzoeken is dat ouders en leraren slecht geïnformeerd zijn over elkaars opvoedingsideeën en praktijken. De belangrijkste aanbeveling om dit gebrek aan informatie te verhelpen, is het duidelijk vastleggen van communicatiepatronen waarbij gebruik gemaakt wordt van de zes typen van ouderbetrokkenheid van Epstein. Zes typen ouderparticipatie Epstein Om zo goed mogelijk de cognitieve, sociale en emotionele behoeften van leerlingen tegemoet te komen, is het van belang dat er een goede samenwerking is tussen scholen, de lokale gemeenschap en ouders. 5 Deze samenwerking kan op verschillende manieren en gebieden tot stand komen. Uit eerder onderzoek 6 is gebleken dat ouderparticipatie de sleutel is tot een goede samenwerking tussen docent en ouder. Epstein 7 beschrijft een onderscheid in zes typen van ouderparticipatie; 1. ‘Parenting’ . Basisverplichtingen van ouders bij het opvoeden van hun kinderen. 2. ‘Communicating’ . Basisverplichtingen van scholen. 3. ‘Volunteering’ . Ouderparticipatie op school. 4. ‘Learning at home’ . Participatie bij het leren van kinderen thuis. 5. ‘Decision making’ . Formele ouderparticipatie. 6. ‘Collaborating’ . Samenwerking en uitwisseling tussen de school en de gemeenschap. We zullen deze typen participatie als onderwerpen meenemen in onze topiclijst. Opvoeding in allochtone gezinnen in Nederland In de boekenreeks ‘ Opvoeding in allochtone gezinnen in Nederland’ hebben Marijke Bouwmeester, Maja Dekovi’c en Han Groenendaal een bijdrage geleverd door over opvoeding in Somalische vluchtelinggezinnen in Nederland te schrijven 8. Hieruit blijkt dat ouders vast houden aan de islamitische opvoedingswaarden en normen, terwijl de opgroeiende kinderen zich snel aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Hierdoor ontstaan er conflicten binnen het gezin. De auteurs 4
Smit, F. & Driessen, G, Doesborgh, J. (2004). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Resultaten van een onderzoek in dienst van de DSO (Dienst Stedelijk Onderwijs) Rotterdam naar verwachtingen en wensen van allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de basisschool in Rotterdam.. Nijmegen: ITS. 5 Smit, F. & Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de functie van de basisschool. Nijmegen: ITS. 6 Goldring, E.B. & A.V. Sullivan (1996). Beyond the bounderies: Principals, parents and communities shaping the school environment. In: K. Leithwood, J.Chapman, D.Corson, P.Hallinger & A.Hart (Eds.), International Handbook of Educational Leadership and Administration (pp. 195-222). Dordrecht/New York: Kluwer Academic Publishers. 7 Epstein, J. (1995) Perspectives and previews on research and policy for school, family, and community partnerships. In: A. Booth & J.Dunn (Eds.), Family-school links: How do they affect educational outcomes? Hillsdal: N.J., Lawrence Erlbaum Associates. 8 Bouwmeester, M., Dekovic, M., Groenendaal, H.(1998) Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum.
17
concluderen ook dat onzekerheid over de toekomst en traumatische ervaringen de gezinnen sterk beïnvloeden. Ook beschrijven zij een tekort aan informatie over publieke voorzieningen. Toegespitst over het onderwijs stellen zij dat de geïnterviewden aangaven dat het systeem te ingewikkeld is. De ervaringen met het systeem zullen we daarom ook toevoegen aan onze topiclijst. Additioneel Verhouding tussen ouders en kinderen In de bestaande literatuur over de Somalische gemeenschap in Nederland wordt weinig aandacht besteed aan de verhoudingen tussen Somalische ouders en hun kinderen. Wel komt naar voren dat gehoorzaamheid van kinderen ten opzichte van ouderen en ouders belangrijk is in de Somalische samenleving. Daarnaast wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes, voornamelijk wat betreft de taakverdeling in het huishouden. Deze taakverdeling komt overeen met de taakverdeling tussen mannen en vrouwen. Meisjes worden geacht mee te helpen met het huishouden en de zorg voor hun broers en zussen. (Bouwmeester, Dekovic, Groenendaal, 1998) Omdat er in de bestaande literatuur weinig naar voren komt over de verhouding tussen ouders en kinderen is het van belang dat hier meer aandacht aan besteed wordt in dit onderzoek. Opvoedingsdoelen Uit dit onderzoek naar de opvoedingsdoelen van Somalische ouders blijkt religie het voornaamste doel. Dit is zo vanzelfsprekend, dat het niet genoemd wordt als opvoedingsdoel. Alle andere doelen die genoemd worden zijn tot dit doel terug te voeren. In tabel 4 zijn de andere opvoedingsdoelen gerangschikt, met het percentage van ouders wat deze doelen expliciet noemt. Tabel 4: opvoedingsdoelen in rangschikking
Opvoedingsdoelen Goede cijfers, hoge opleiding, tot Universiteit Gehoorzamen Beschaafd zijn, beleefd zijn, goed gedrag hebben Respect hebben Voor zichzelf zorgen Slim, intelligent zijn Trouwen Aardig zijn Cultuur en taal behouden Behulpzaam zijn, zorgen voor ouders Rekening houden met anderen Goede omgang met anderen Zelfstandig kiezen
Percentage 33% 20% 12% 9% 7% 4% 4% 4% 2% 2% 1% 1% 1% Bron: Bouwmeester, Dekovic, Groenendaal, 1998
Wanneer ouders specifieke doelen in hun opvoeding hebben, kan verondersteld worden dat zij ook verwachten dat zij deze doelen uiteindelijk bereiken met hun kinderen. Uit het onderzoek van Bouwmeester, Dekovic en Groenendaal kunnen dus de concrete verwachtingen van ouders af worden geleid dat hun kinderen religieus, gehoorzaam en hoogopgeleid zullen worden. Helaas wordt in het onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, hierdoor blijven sekseverschillen in verwachtingspatronen onduidelijk.
18
Rolpatronen van Somalische mannen en vrouwen De nomadentraditie in Somalië heeft invloed op de rolpatronen van mannen in vrouwen in de Somalische gemeenschap. Door deze traditie hebben mannen en vrouwen strikt gescheiden taken en rollen. Traditioneel gezien zijn de vrouwen verantwoordelijk voor de zorg van de kinderen, het koken en het dragen van de tent. In de landbouwgebieden in Somalië hebben vrouwen naast de opvoeding en het huishouden ook de verantwoordelijkheid voor het verbouwen, planten en oogsten van gewassen. De burgeroorlog die sinds 1991 in het land woedt heeft ervoor gezorgd dat vrouwen meer verantwoordelijkheid op zich hebben moeten nemen. Vrouwen zijn hierdoor onder andere actiever aanwezig in publieke sferen die traditioneel gezien alleen voor mannen waren. Ook zijn er steeds meer eenoudergezinnen in Somalië die voornamelijk uit alleenstaande moeders met hun kinderen bestaan. Een van de oorzaken voor de groei in eenoudergezinnen is het percentage echtscheidingen dat in de laatste jaren is toegenomen in Somalië. Ook het aantal echtscheidingen in de Somalische gemeenschap in Nederland is relatief hoog. Naar schatting wordt 40 procent van de huwelijken in Nederland ontbonden (Hessels, 2000) Een van de oorzaken van dit hoge aantal echtscheidingen onder Somaliërs in Nederland is de verschuiving in de sociale rollen van de man en vrouw na het vertrek uit Somalië. Zoals hierboven beschreven is in de traditionele Somalische cultuur de man het hoofd van het gezin en verantwoordelijk voor het inkomen. De vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden. In de Nederlandse samenleving zijn deze traditionele rolverdelingen tussen mannen en vrouwen minder sterk aanwezig en minder vanzelfsprekend. Somalische mannen kunnen deze relatieve seksegelijkheid in de Nederlandse samenleving als een statusdegradatie ervaren. Als vluchteling is het voor Somalische mannen moeilijk om werk te vinden in Nederland. Somalische diploma’s en werkervaring worden in Nederland niet erkend waardoor de Somalische mannen hun positie als kostwinner verliezen. Veel mannen ontvluchten het thuis zitten door qat sessies. Het qat gebruik van mannen heeft nadelige economische gevolgen voor Somalische gezinnen. Daarnaast draagt het bij aan een toename in vrouwen als primaire kostwinners in de Somalische gemeenschap. Ondanks deze toename in werk buitenhuis voor de vrouwen is hun werk binnenhuis niet afgenomen. Vrouwen worden nog steeds geacht om voor de kinderen en het huishouden te zorgen. Dit veroorzaakt veel spanningen binnen het gezin. In de meeste gevallen is het de vrouw die deze spanningen doorbreekt door een echtscheiding aan te vragen. Hierin verschilt de situatie in Somalië van die in Nederland, in Somalië is het namelijk meestal de man die een echtscheiding aanvraagt, binnen de Somalische gemeenschap in Nederland neemt de vrouw vaker het initiatief. Generatieverschillen – toekomstbeeld Twee onderwerpen die niet in het interview of in de literatuur naar voren zijn gekomen, maar waarvan we wel verwachten dat ze belangrijk zijn, zijn generatieverschillen en toekomstbeelden. De eerste generatie Somaliërs in Nederland is in Somalië”e geboren, heeft de oorlog daar meegemaakt, is gevlucht, en is vaak pas op volwassen leeftijd in Nederland is gekomen. Zij hebben zelf geen enkele ervaring met het Nederlandse onderwijs, en zijn in Somalie opgegroeid en opgevoed. De tweede generatie is vaak in Nederland geboren of hier op jonge leeftijd gekomen, en hier naar school geweest. De tweede generatie is opgegroeid in Nederland, heeft het onderwijs zelf doorlopen en heeft zelf een opvoeding gehad in een andere cultuur dan die van het land waarin geleefd wordt. Omdat de levens van deze twee generaties zo anders zijn in hun ervaringen met het Nederlandse onderwijssysteem en de Nederlandse opvoeding, verwachten we verschillen tussen deze twee generaties in de meningen en ervaringen die ze zullen hebben qua opvoeding en onderwijs. Doordat de levens van deze twee generaties zo anders zijn geweest, vragen we ons ook af in hoeverre de toekomstbeelden van deze generaties verschillen. Zien de ouderen of juist de jongeren de toekomst positiever in? Wil de gehele gemeenschap uiteindelijk terug naar Somalie? Om op deze vragen een antwoord te krijgen, en generatieverschillen in ervaringen te achterhalen, nemen we ook generatieverschillen en toekomstbeeld op in onze topiclijst.
19
Totale topiclijst Uit Literatuur • • • •
Epsteins typen ouderparticipatie Fijnmazig/Grofmazig Hofstede’s cultuurdimensies Hupbronnen
Gesprek • Taalbarrière • Vooroordelen • Informatieverstrekking vanuit school • Onduidelijke verwachtingen van school • Cultuurverschillen • Thuissituatie • Verschillen in onderwijs • Verschillen in opvoeding • Communicatie met school • Verwachtingspatronen Additioneel • Opvoedingsdoelen • Rolpatronen • Verhouding tussen ouders en kinderen • Generatieverschillen • Toekomstbeeld
20
Groepsinterviews Methode groepsinterviews Interviewstrategie Wij hebben groepsinterviews gehouden met zowel Somalische moeders 9 als jongeren 10. Deze gesprekken zijn opgenomen met geluidsapparatuur. De gesprekken waren vrij van karakter waardoor niet alle vrouwen dezelfde vragen zijn voorgelegd. We hebben geprobeerd de vrouwen voornamelijk zelf hun verhaal te laten vertellen met enige aansturing op basis van de gesprekpuntenlijst. Wij hebben bewust gekozen voor groepsinterviews in plaats van individuele interviews met de Somalische moeders en jongeren omdat er in de Somalische cultuur een taboe rust op het naar buiten brengen van persoonlijke problemen. Ervaring uit het eerste groepsgesprek met de Somalische sleutelfiguren heeft ons geleerd dat de vrouwen openhartiger zijn in groepsverband, zij horen dat de andere vrouwen met gelijksoortige problemen kampen als zijzelf en voelen zich hierdoor vrijer om over hun problemen te praten. Opmerkingen van andere respondenten kunnen inspirerend werken. Doordat er meerdere respondenten tegelijkertijd werden geïnterviewd was de totale interview tijd korter waardoor we de groepsinterviews langer door konden laten gaan. Dit is ten voordele van de data verzameling aangezien de vrouwen naarmate het gesprek vorderde zich meer op hun gemak voelden en openhartiger werden. Tijdens een groepsinterview worden de respondenten sterk door elkaar beïnvloedt. Een risico hiervan is dat respondenten meegaan in wat andere respondenten aangeven, zelfs als dat gene niet voor hen geldt of juist dat respondenten dingen achterwege laten, omdat zij het niet durven te vertellen in de aanwezigheid van de andere respondenten 11. Door open vragen te stellen hebben we meningen, opvattingen en emoties van de respondenten goed in kaart kunnen brengen. Doordat we dicht bij de antwoorden van de respondenten zijn gebleven en onze vragen hieraan hebben aangepast hebben we een gelimiteerd aantal onderwerpen kunnen bespreken en zijn we aangestuurd door de gesprekken tot bepaalde onderwerpen. Tijdens een groepsinterview komen vaak minder onderwerpen aan bod dan tijdens een individueel interview (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005) Dit kan voorkomen worden door voorafgaande aan de groepsinterviews een aantal topics samen te stellen die besproken moeten worden. Wij hebben topics samengesteld die wij graag hadden willen bespreken met de respondenten en deze tijdens de groepsinterviews voorgelegd. Echter bleek dat de Somalische vrouwen erg duidelijk een voorkeur hadden voor het bespreken van bepaalde topics en minder interesse hadden in andere topics. Hierdoor zijn sommige topics van de topiclijst meer belicht in dit onderzoek in verhouding tot de overige topics.
9
Wij hebben meerdere malen getracht in contact te komen met vaders binnen de Somalische gemeenschap in Nijmegen. Helaas hebben deze pogingen geen vruchtbare groepsinterviews ten gevolge gehad. Hierdoor kunnen wij helaas alleen het perspectief van de moeders toelichten. 10 Om een breder kader te kunnen schetsen van de situatie van de Somalische gemeenschap in Nijmegen hebben we ook een groepsinterview gehad met twee jongens van 20 jaar oud. Aangezien de geringe, sterk subjectieve, en waarschijnlijk niet representatieve informatie die wij van hen hebben gekregen hebben wij slechts enkele van hun citaten meegenomen in dit onderzoek. Deze dienen meer ter verdere inkleuring van de woorden van de moeders en worden niet als perspectief op zich meegenomen vanwege de eerder genoemde nadelen. 11 Baarda, B., de Goede, M., Teunissen, J. (2005) Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen:WoltersNoordhoff
21
Verwerking Het analyseren van een groepsinterview is over het algemeen lastiger dan een individueel interview omdat de respondenten meer door elkaar heen praten en een discussie kan ontstaan. Dit geeft echter ook meerwaarde aan de data. Wij hebben alle gesprekken letterlijk uitgetypt en op basis van deze teksten quotes gecategoriseerd naar topic en verwerkt in een beschrijvend verslag over de topics die besproken zijn tijdens de groepsinterviews. We hebben ervoor gekozen om de quotes niet te tellen en aan de hand van de telling de belangrijkheid te bepalen, zoals veelal gedaan wordt in kwalitatief onderzoek. Dit komt doordat we zowel in het vooronderzoek als in de groepsinterviews gemerkt hebben dat het voor de vrouwen lastig was meteen hun problemen te bespreken, waardoor ze deze in de eerste fasen van het gesprek vaak ontkenden. Door letterlijk onderwerpen te tellen, zou er dus een onderschatting van het probleem kunnen ontstaan. Vanwege dit hebben we besloten de interviews inhoudelijk te benaderen. Representativiteit In onze onderzoeksvraag vragen we ons af welke ervaringen en eventuele problemen en oorzaken voor deze problemen door de Somalische gemeenschap in Nijmegen zelf worden aangedragen binnen het thema opvoeding en onderwijs. Omdat we niet de hele Somalische gemeenschap in Nijmegen hebben kunnen bereiken, is het belangrijk om de representativiteit van geïnterviewden in ogenschouw te nemen. Doordat we alle respondenten via andere respondenten benaderd hebben, begeeft onze onderzoekspopulatie zich in dezelfde sociale kringen. De representativiteit van de vrouwen is hierdoor mogelijk gering. Het zou zo kunnen zijn dat de vrouwen elkaar beïnvloedden in hun gedrag, bijvoorbeeld door meer assertief te worden, wat de representativiteit negatief beïnvloed zou kunnen hebben. We hebben dit geprobeerd dit probleem zoveel mogelijk te ondervangen door aan de Somalische moeders zelf te vragen of zij denken dat hun situatie voor alle moeders opgaat, of dat hierin grote verschillen zijn. Het moge duidelijk zijn dat dit onderzoek slechts de problemen en oorzaken voor deze problemen die door de Somalische gemeenschap in Nijmegen zelf worden aangedragen binnen het thema opvoeding en onderwijs bespreekt, en dat de bevindingen hierdoor niet veralgemeniseerd kan worden naar andere etnische groepen, andere (publieke) instellingen of andere steden of gebieden. Sampling Zoals gezegd hebben we via snowball sampling onze respondenten voor de groepsinterviews geworven. Vanuit de wijken Neerbosch oost, Hatert en Dukenburg hebben wij sleutelfiguren die in de wijken wonen gevraagd respondenten voor de groepsinterviews te werven. De snowball sampling techniek was het meest geschikt voor ons onderzoek aangezien wij weinig contact hebben met de Somalische gemeenschap in Nijmegen. Daarnaast is het lastig om de gemeenschap te bereiken doormiddel van het sturen van een uitnodiging voor de interviews per post, zoals dit vaak bij grootschalig onderzoek wordt gedaan. De sleutelfiguren hadden aangegeven dat Somaliërs een orale traditie hebben en vaak niet op brieven reageren. Complicaties interviews Gedurende het proces van data verzameling zijn er enige complicaties opgetreden die van invloed zijn op ons onderzoek. Om het thema ‘opvoeding en onderwijs binnen de Somalische gemeenschap’, wat centraal staat in ons onderzoek, volledig in kaart te brengen hadden wij de intentie om zowel Somalische ouders als basisschool leerkrachten van de kinderen van de Somalische ouders gesprekstopics voor te leggen rondom dit thema. Om praktische redenen zouden open groepsinterviews met de leerkrachten niet haalbaar zijn. Een korte vragen lijst over het onderwijs van het Somalische kind zou meer geschikt
22
zijn. De betreffende basisscholen van de Somalische kinderen waarvan de ouders in de groepsinterviews deelnemen zijn via een brief geïnformeerd over het onderzoek. Vervolgens hebben we telefonisch de basisscholen benaderd met een verzoek tot deelname aan ons onderzoek. Helaas was slechts één basisschool bereid mee te werken aan het onderzoek. Omdat de deelname van slechts één basisschool ons niet volledige informatie vanuit het perspectief van leerkrachten zou leveren hebben wij besloten dit perspectief niet meer in ons onderzoek te belichten. Tijdens de groepsinterviews met Somalische mannen en jongeren zijn ook enige complicaties opgetreden. Er zijn slechts twee Somalische jongeren geïnterviewd en de groepsinterviews met Somalische mannen heeft door omstandigheden niet plaats kunnen vinden. Hierdoor hebben wij alleen volledige informatie vanuit het perspectief van Somalische vrouwen kunnen verzamelen. Analyse inhoud Onderwijs Wanneer we de vrouwen spraken over het onderwijs, kwamen er verschillende onderwerpen steeds weer aan de orde. Zo noemde de vrouwen verschillen tussen het onderwijs in Somalie en in Nederland, kwam hun betrokkenheid bij het onderwijs duidelijk naar voren en waren ze duidelijk over de hulp die ze graag zouden willen krijgen. Maar er is vooral gesproken over de communicatieproblemen tussen sommige Somalische moeders en de basisschool(leerkrachten), en wat volgens de vrouwen de gevolgen zijn van deze communicatieproblemen. Verschillen Somalisch en Nederlands onderwijs Alle vrouwen benadrukken keer op keer in de gesprekken dat er een groot verschil is tussen het onderwijs in Somalie en het onderwijs in Nederland. In sommige aspecten (aanwezigheid speciaal onderwijs, seksuele voorlichting) vinden ze het Nederlandse onderwijs beter, in sommige aspecten (ordehandhaving, structuur) het Somalische onderwijs, en over sommige aspecten geven ze geen mening maar duiden ze alleen het verschil aan (ouderbetrokkenheid, focus op individu in plaats van op status, focus op eigen mening van kind, straffen). I: “Ik heb hier niet op een basisschool gezeten. Ik heb alleen de Nederlandse taal hier geleerd. Ik heb geen problemen met de school. Maar als ik naar het onderwijs van mijn kinderen hier kijk en het vergelijk met het onderwijs wat ik zelf heb gehad in Somalie, dan zijn er grote verschillen. Bijvoorbeeld de regels van de school, de juffrouwen, de materialen zelf, echt grote verschillen. Bijvoorbeeld toen ik in Somalië op school zat, als ik ’s morgens te laat op school kwam dan kreeg ik straf. Dan gingen ze je met een stok slaan en zeiden ze “ ga maar naar huis en kom morgen maar samen met je ouders”. Maar hier is het niet zo, als jouw kindje op school te laat komt krijgt het niet meteen straf. Ja hier is er echt een groot verschil. Soms als jouw kindje een paar keer te laat op school komt en ze gewaarschuwd hebben, maar jouw kindje niet goed luistert. Dan gaat de school misschien een andere instantie inschakelen. In Somalië gingen mijn jongere broer en ik gewoon ’s morgens alleen naar school. Toen moesten we zelf daar op tijd zijn. (…) Maar hier moet je gewoon je kinderen naar school brengen en weer ophalen op tijd. Het leven is compleet anders dan in Somalië. (…) Mensen zijn niet het zelfde, ik heb soms wel eens juffrouwen die streng zijn of die andere ideeën hebben. Maar gelukkig hebben wij een goede communicatie. Maar het is echt anders dan in Somalie. Ik moet hier meer op dingen letten. Daar zijn soms de kinderen gewoon buiten, niet binnen. Maar hier is het soms om 4 uur al donker. Het weer is ook een groot verschil. Dus ja, ik weet het niet, ik kan het hier niet allemaal vertellen maar er is echt een groot verschil in het leven en het onderwijs.” L: “Ik vind dat het hier in Nederland beter is voor jongeren. Hier in Nederland beginnen ze al jong met vertellen dat je een vrouw bent en dat je een baarmoeder hebt en zwanger kan worden. Ook
23
bijvoorbeeld dat je de pil kan gebruiken en dat je aids kan krijgen als je niet veilig seks hebt. Mijn zus heeft dat nooit meegekregen.” M: “Ja dat klopt, er zijn bepaalde dingen die taboe zijn in Somalie, bepaalde onderwerpen. Ik ben veel in contact met scholen en de verschillen in het onderwijs die mij opvallen zijn dat er in Somalië meer structuur is en in Nederland mag je alles zelf doen, dat heeft weer te maken met die zelfstandigheid. Maar sommige kinderen hebben wel structuur nodig. Soms moet je achter hun gaan staan en kijken wat ze doen, niet altijd zeggen “ga maar daar zitten en doe dat maar”. Dan mist een kind structuur. Somalische kinderen hebben meer structuur nodig. Wij zijn niet gewend om los te laten, het is belangrijk dat ouders van te voren leren hun kinderen los te laten zodat het kind niet schrikt op school als het zelfstandig dingen moet doen.” K: “Het nadeel van Somalische scholen is dat kinderen die arm zijn of die niet goed kunnen leren benadeeld worden. Kinderen waarvan de ouders geld hebben kunnen goed op school leren, daar wordt alles voor betaald, om bijvoorbeeld toch niet te blijven zitten, zodat ze gewoon steeds over gaan. En dat vind ik wel jammer eigenlijk. Maar hier kennen ze dat niet. Als je hier niet kan leren dan blijf je gewoon zitten.” L: “Hier moet je meer luisteren, moet je meer bij de les zijn. Maar in Somalië moet je ook gewoon je huiswerk af hebben anders krijg je een ‘koekje van eigen deeg’.” M: “In het onderwijs in Somalië is de docent de baas, er is ook weinig samenwerking in groepen. Je doet niet aan zelfreflectie zoals hier, je gaat niet bekijken wat jouw goede kant is en wat je slechte kant is. Toen ik in Nederland kwam moest ik ook leren wat hier als assertief ervaren wordt. In Somalie is dat brutaal, dan ben je brutaal, en hier is het heel anders, hier moet je gewoon opkomen voor je zelf, zeggen wat je wil. Maar hoe kan ik oude mensen of docenten vertellen wat ik wil of wat ik vind? Het heeft voor mij lang geduurd om dit te leren.” Betrokkenheid moeders Uit de literatuur blijkt de ouderbetrokkenheid relevant te zijn voor de schoolprestaties van het kind. De Somalische moeders die wij gesproken hebben komen erg betrokken over bij de schoolloopbaan van hun kind. Dit komt door een aantal factoren die we hieronder nader toe zullen lichten aan de hand van citaten van de moeders. Participatie aan het onderzoek Wij denken dat iedere groep vrouwen die wij gesproken hebben, duidelijk wist wat zij wilden bereiken met het gesprek. Voor hen stond niet het onderzoek voorop, of het geven van de informatie die wij nodig hadden, maar de impressie die zij hadden dat als zij mee zouden werken de taalondersteuning voor hun kinderen een stapje dichterbij zou komen. Uit verschillende situaties en momenten bleek dat de moeders niet zozeer er op uit waren ons zo goed en breed mogelijk antwoord te geven, maar meer ons informatie te geven over de voor hen relevante onderwerpen. Vragen over opvoeding, sekseverschillen en verwachtingen werden vaak beantwoord met verhalen over de schoolsituatie van de kinderen en welke problemen daarin naar voren kwamen. Hierin zijn wel verschillen tussen de wijken, bovenstaand fenomeen kwam sterker naar voren in Hatert en Dukenburg dan in Neerbosch-Oost. In Hatert werd er vooral gesproken over de communicatieproblemen die de moeders vervaren met de scholen, in Dukenburg richtten de moeders zich vooral op de kinderen zelf en de problemen van de kinderen. In Neerbosch-Oost werd
24
meer gepraat over de sociale situatie van Somaliërs in Nederland, misschien omdat van de zes aanwezige vrouwen er slechts één vrouw aanwezig was die kinderen op de basisschool heeft. Dat de vrouwen meededen aan ons onderzoek met het doel hulp te krijgen voor hun kinderen, laat zien dat zij zich betrokken voelen bij de schoolloopbaan van de kinderen, en hiervoor mee willen werken aan een onderzoek waaraan ze waarschijnlijk niet mee zouden werken als ze niet dachten dat de situatie van hun kinderen hierdoor erop vooruit zou gaan. Tijdens alle gesprekken die we met de vrouwen en jongeren hebben gevoerd kwam naar voren dat de Somalische gemeenschap aandacht voor de jongste generatie Somaliërs wil, zodat deze betere kansen krijgt dan de oudere generaties hebben gehad. Betrokkenheid op school De betrokkenheid van de moeders bij de schoolloopbaan van het kind komt in de omgeving van de school op een paar manieren tot uiting. Zo geven veel moeders aan dat ze vaak langsgaan bij de basisschool van hun kind om te vragen hoe het gaat, of concreet om huiswerk vragen. O: “Elke drie maanden ga ik naar school om te vragen hoe het met haar is, en ook om voor mijn andere kinderen die daar op school zitten te vragen hoe het met hen is.” R: “Want sommige moeders gaan naar het 10-minuten gesprek. Maar wij wachten niet op dat 10 minuten gesprek, wij gaan langs. Ik ga elke vrijdag, omdat ik dan de hele week kan bespreken. Ik vraag: “hoe is het met hem? Hoe is het met haar?”” P: “Ja, ze krijgen huiswerk, dat heb ik zelf gevraagd. Maar dat is niet zoveel.” Ook zijn er individuele verhalen van moeders waaruit hun betrokkenheid blijkt. Zo geeft een moeder aan er alles aan te hebben gedaan om haar zoon te helpen. Ze heeft haar kind iedere dag een schriftje mee naar school gegeven, zodat leraren daar woorden in konden schrijven die ze thuis dan zou kunnen oefenen met haar zoon. Dit schriftje kwam iedere dag leeg terug. Daardoor kreeg ze het gevoel dat de school haar niet wilde helpen. Een paar moeders vertellen dat ze meedoen aan activiteiten die op de scholen georganiseerd worden. Zo vertelt een moeder over een schoolfeest waar ze samen met haar kinderen heen is gegaan, en vertelt een andere moeder dat ze hulpmoeder is op school bij het overblijven en bij schoolreisjes. Ook is één van de moeders schoolcontactpersoon voor Somalische ouders en kinderen. Één moeder heeft haar kinderen van school gehaald en naar een nieuwe school gebracht omdat het met haar oudste zoon niet goed ging op school. Haar zoon toonde gedragsproblemen en was erg ongelukkig. Ze kon met de school niet een goede oplossing vinden voor het probleem en heeft daarom besloten om haar kinderen naar een andere school over te plaatsen. Ze brengt haar kinderen nu iedere dag met de bus naar school, maar is wel blij dat ze dit gedaan heeft, omdat haar zoon zijn karakter weer terug heeft. R: “Maar nu is het gelukkig beter, mijn zoon heeft zijn karakter weer helemaal terug.” Betrokkenheid thuis In de thuissituatie wordt ook aandacht besteedt aan de schoolloopbaan van het kind. De moeders geven aan dat ze het soms moeilijk vinden om hun kinderen te helpen, omdat ze zelf ook moeite hebben met de taal. Ze noemen een aantal voorbeelden van manieren waarop ze hun kinderen proberen te helpen.
25
Q: “Dus wij proberen ook thuis zoveel mogelijk in het Nederlands te doen. Maar dat helpt niet altijd. En we hebben ook cassettes, we gaan naar de bibliotheek , en gebruiken cd-roms of boekjes om ‘s avonds te lezen. Maar het is nog steeds moeilijk voor ons. Want soms begrijpen we niet alles. Dat is een probleem.” O: “Ik heb zelf geprobeerd om mijn dochter thuis te helpen, met bijvoorbeeld rekenen.” R: “We ontmoeten elkaar, en gaan naar de bibliotheek, we gaan kinderen voorlezen. En als mijn taal slecht is, zeg ik tegen mijn kind die 14 jaar oud is, “ga jouw broertje of zusje maar voorlezen, of naar hen luisteren”. Dan bespreek je het verhaal en zeg je “vertel maar, vraag maar”. Alle moeders doen dit, ook al hebben zij geen ervaring. Wij staan altijd achter onze kinderen, geven hulp. Wij doen dat altijd. Maar ik snap het niet, als wij naar de scholen van onze kinderen gaan, dan zijn wij de laagste, altijd zijn wij de laagste.” Gespreksfragment: L: “Ja aan de ene kant moeten de ouders ook gewoon de kinderen naar de bibliotheek brengen. Want soms heb je ook uren waar mensen vrijwillig gaan voorlezen. Het hangt ervan af of de ouder zelf ook doorzet. Als je iets wil betekenen voor je kind dan moet je ook zelf doorzetten.” K: “Ja gewoon twee uurtjes tijd geven, een paar lessen.” L: “Ja maar het moet ook van de ouders komen, je moet het niet van één kant bekijken.” K: “Ja ouders bedoel ik ook.” L: “Ik wil graag dat mijn dochtertje iets leert dus lees ik boekjes met haar. Ik denk niet dat veel moeders dat doen met een kindje van anderhalf.” M: “Als ik jullie zo hoor denk ik “hé, dat moet ik ook doen met mijn dochter”. Zij gaat nu vier dagen naar een kinderdagverblijf, daar leren ze heel veel en nu zegt ze “mama lezen, lezen”. Ze krijgt het daar maar ik moet ook proberen om met haar te lezen.” K: “ ’s avonds voordat ze gaat slapen gewoon elke keer een half uurtje ofzo .” L: “Ik lees met haar in de bus,in de trein, ik heb dan een boekje bij me.” Betrokkenheid buiten school en thuis Wat ons opvalt is dat veel moeders in contact zijn gekomen met instanties naast de basisschool. Zo is logopedie ingeschakeld, zitten er kinderen bij de huiswerkbegeleiding, maar is ook de GGD en Maatschappelijk Werk gevraagd om naar de situatie van het kind te kijken. Één moeder geeft 100 euro per maand uit zodat haar twee dochters naar de huiswerkbegeleiding kunnen, terwijl ze dit geld als alleenstaande bijstandsmoeder eigenlijk niet heeft. Wanneer we vragen hoe de moeders bij deze instanties terecht komen, blijkt dat dit contact soms via de school gelegd wordt en soms via Iftin. Vrouwen bellen dan zelf Iftin om hulp te vragen. De drempel is voor de meeste vrouwen te hoog om zelf instanties in te schakelen. Q: “Taalondersteuning is belangrijk voor mijn kind want hij was laat met praten. Hij was laat, dus daarom krijgt hij al drie jaar logopedie. We zijn vanaf zijn derde jaar begonnen met de logopedie dus daarin hebben we heel veel hulp gehad.” O: “Toen heb ik de school gevraagd om hulp en een onderzoek om te kijken hoe haar ontwikkeling is. Toen is er een mevrouw bij mij thuis gekomen die werkt bij de GGZ, zij kwam van school.” Betrokkenheid Somalie Wat veel moeders aangeven is dat ze de betrokkenheid bij de schoolloopbanen van hun kinderen hebben moeten leren. In Somalie houden ouders zich niet bezig met de school, en komt alle
26
verantwoordelijkheid van de schoolloopbaan bij de leerkracht terecht. De vrouwen hebben toen ze in Nederland kwamen veel stress ervaren door de nieuwe taak die ze kregen. I: “In Somalië gingen mijn jongere broer en ik gewoon ’s morgens alleen naar school. Toen moesten we zelf daar op tijd zijn. En mijn moeder maakte zich helemaal geen zorgen omdat het daar helemaal anders is op straat. Ook als je naar de veiligheid kijkt. Maar hier moet je gewoon je kinderen naar school brengen en weer terug ophalen op tijd. Het leven is compleet helemaal anders dan in Somalië. Ik moet hier meer op dingen letten. Daar (in Somalie) zijn de kinderen soms gewoon buiten, buiten en niet binnen. Hier moet je echt betrokken zijn. Je moet gewoon denken: “hoe leven mensen hier? Wat moet ik nog meer doen? Wat kan ik betekenen voor mijn kindje?” Dus ja, je moet ook gewoon meer weten en meer contact hebben met de school en de juffrouw. Je moet ook vragen “wat moet ik nog meer doen? Wat is zijn zwakke punt? Wat kan ik doen?” (…)Wij zijn hier in een vreemd land gekomen met vreemde mensen in een vreemde omgeving en je denkt: “ik moet alles voor mijn kindje doen”. Je hebt ook stress in het begin. Je denkt: “als ik het niet zo en zo doe en niet daar heen ga ik mijn kindje kwijtraken. Gaan ze mijn kindje afpakken.” Je hoort verhalen over kinderen die uit huis geplaatst worden maar je weet niet precies hoe het gegaan is, je weet niet waarom en om welke reden. Je denkt: “misschien heeft ze niet goed voor haar kindje gezorgd” en dan denk je:” dat mag bij mij niet gebeuren. Ik moet alles voor mijn kindje gaan regelen.”” M: “In de Somalische cultuur geven ouders de verantwoordelijkheid aan de school. (…)de ouders zijn niet betrokken met de school, ze gaan niet één keer per week of per maand naar de scholen. (..) Maar hier in Nederland is hebben beide de verantwoordelijkheid, ouders hebben een gedeelde verantwoordelijkheid met school, en ouders zeggen “dit is niet mijn verantwoordelijkheid, dit is niet mijn taak.”” Vaders Veel moeders geven aan dat vaders zich niet bemoeien met het onderwijs en de schoolloopbaan van hun kind. In veel gevallen is er geen vader in het gezin, maar ook in gezinnen waarin wel een vader aanwezig is houdt deze zich niet bezig met de school. De vaders bemoeien zich in Somalie wel met de schoolloopbanen van hun kinderen. Een reden voor de afgenomen bemoeienis met de schoolloopbanen van kinderen door vaders die door de vrouwen wordt gegeven, is dat de vrouwen eerder naar Nederland zijn gekomen dan de mannen en hierdoor het eerste contact met de scholen hebben gelegd. Ook spreken ze vaker beter Nederlands dan de mannen omdat ze langer in Nederland verblijven, waardoor het contact met de scholen makkelijker via de moeders verloopt. Communicatie met school Alle groepen vrouwen beschrijven onduidelijkheden met betrekking tot de school, die ze soms aan de school wijten en soms aan zichzelf. De meeste vrouwen geven aan dat de docenten heel aardig zijn en dat ze met de docenten persoonlijk nooit problemen hebben gehad. Er zijn echter ook vrouwen die spreken van duidelijke communicatieproblemen. Ook de vrouwen die zelf geen problemen gehad hebben, zijn gefrustreerd over hoe het anderen is vergaan die wel problemen hadden. Onderwerpen die naar boven komen zijn onduidelijkheid, gevoel van discriminatie, bemoeienis van school met het privéleven en de problemen betreffende (onder)kwalificering en doorverwijzing naar het speciaal onderwijs. De moeders vinden dat scholen niet op tijd aangeven dat er problemen zijn, waardoor de meeste moeders er te laat achterkomen dat hun kind naar het speciaal onderwijs moet. Q: “Bij ons zijn er niet alleen problemen, we hebben ook hele aardige juffrouwen en meesters.”
27
Communicatieproblemen De vrouwen geven aan communicatieproblemen te ervaren met de scholen, vooral met de leerkrachten. Problemen met de kinderen worden volgens hen niet op tijd doorgegeven aan de moeders, de moeders zeggen dat ‘goed’ in Nederland iets anders betekent dan in Somalië, omdat leraren tegen de moeders steeds zeggen dat het goed gaat maar dat het kind dan uiteindelijk toch naar het speciaal onderwijs moet. Dit probleem wordt uitgebreider besproken bij ‘Onderkwalificering en speciaal onderwijs’ , in deze paragraaf zullen we ons vooral richten op andere communicatieproblemen die de moeders hebben beschreven. Wat de vrouwen ook aangeven is dat er verschillen zijn in met hoeveel respect kinderen en ouders leraren hier en in Somalië benaderen. Zo zeggen ze dat het in Somalië heel erg brutaal is om tegen een docent in te gaan, en ze willen niet brutaal zijn. In Nederland geven ze wel hun mening, maar niet duidelijk genoeg, wanneer ze echt duidelijk hun mening geven is dat wanneer ze heel boos zijn, en dan is het vaak al te laat. In Somalië noemt niemand een docent bij de voornaam. Ook is in Somalië volgens de vrouwen de school veel strenger. Wat ook als problematisch wordt ervaren, is dat als er al problemen aangegeven worden, deze in 10 minuten besproken moeten worden. Ook geven de vrouwen aan dat er taalproblemen zijn, omdat sommige vrouwen de Nederlandse taal niet goed beheersen. F: “Ik kom elke dag naar school en vraag elke dag hoe het gaat, ik hoor niets maar dan zijn er ineens problemen en dan moet ik 10 minuten langskomen.” R: “Als de school een goede meester of goede juf heeft dan kunnen jullie samen praten en vertelt hij wat de sterke en zwakke punten van je kindje zijn. Maar weet je wat erg is? Als je weet dat je kindje goed kan leren, maar je hoort anders van de school. Dat doet echt pijn.” M: “Tegen de juf zei ik altijd “teacher, teacher”, toen ik NT2 Nederlands volgde. Zij zegt “ Teacher? nee, zeg maar Marietje, noem mij maar gewoon bij mijn naam”. En ik durf het niet door het respect wat ik voor haar had.” I: “Ja ik denk dat ouders niet tegen een leerkracht ingaan want ze denken dat omdat een leraar een diploma heeft het wel goed zal weten, maar ik geef wel mijn mening ook met mijn dochtertje. Maar de meeste Somaliërs denken “de leraar heeft een diploma, die weet het goed dus ik ga er niet tegen in.“” Q: “Voor de leraar heb je gewoon een bepaald respect. Het is een leraar. En je gaat hem niet bij zijn voornaam noemen, je noemt hem geen Piet of Jan maar meneer. Je hebt ook respect niet alleen in benaming maar ook in je houding tegenover een leraar.” M: “En met onze kinderen, daar botst het met elkaar. Thuis leren ze om tante, ome, zus en broer te zeggen. Maar als ze naar school gaan zeggen ze ”Piet, Jan”. En het kind is hierdoor verward. Als hij thuiskomt dan moet hij respect hebben en mag hij niet een persoon bij de voornaam noemen. Dan ben je respectloos.” Q: “Dat is maar één van de vele dingen. In de klas in Somalie, als een leraar iets zegt wat niet klopt zal je nooit zeggen dat het niet goed is en geef je hem altijd gelijk.” Q: “Dus dat is ook heel moeilijk. Die closeness is heel moeilijk. Je hebt het respect, je krijgt les van hen, zij vertellen jou wat je moet doen. En hier is het: “wat denk jij, wat is de topic van vandaag, wat is de..” en dan gaan jullie samen discussiëren wat het is en wat het niet is. Dat hadden wij niet. Daar krijg je echt les, en daar is het “wat ik zeg is wat jij schrijft en wat jij gelooft.””
28
I: “Ja het is niet makkelijk in het begin. Mijn eerste zoon die nu 11 jaar is, toen hij naar de basisschool ging, als ik hem woensdagmiddag ophaalde kwam de juffrouw mij iets vertellen over mijn zoon. Zo van “oh, (naam zoon) heeft dit gedaan, (naam zoon) heeft dat gedaan”. Ik zeg: “hè? (naam zoon) is pas vanmorgen begonnen hoezo hebben jullie zo goed opgelet?” Ze letten dus de hele dag op je kind maar dat was nieuw voor mij. Sommige dingen waar ze hier op letten doen ze niet in Somalie. In het begin vond ik het raar en dacht ik: “zijn ze me aan het discrimineren? Gaat zij mijn kindje ook discrimineren?” Dat was niet zo. Ik had toen een raar gevoel maar daarna ben ik eraan gewend. Ik was niet de enige, iedereen heeft het zo en leeft zo. De Nederlandse mensen ook. Dus moest ik het gewoon loslaten. Maar in het begin had ik er een raar gevoel over. Ik dacht “ze willen niet dat mijn kindje op deze school komt”. Maar dat was alleen mijn gevoel . Dat kwam omdat ik aan sommige situaties niet gewend ben. Maar daarna bij mijn tweede zoon, toen wist ik het al, zulke situaties kon ik gewoon verwachten. En ja, nu ben ik gewend. “ Onduidelijkheid Veel moeders vertellen dat zij vaak tegen onduidelijkheid oplopen op de school van hun kind. Onduidelijkheid over waarom en vooral wanneer bepaalde beslissingen genomen zijn, waarom leraren bepaalde dingen zeggen en wat er nu precies verwacht wordt van de ouders. Ze spreken ook over een onduidelijke verwachting vanuit school van hun kinderen. De vrouwen geven daarnaast aan dat het Nederlandse onderwijssysteem als ingewikkeld wordt ervaren en dat hierdoor veel gezinnen naar Engeland verhuizen, omdat het Engelse onderwijssysteem hetzelfde is als in Somalië. De vrouwen zijn het erover eens dat het met het eerste kind altijd fout gaat,maar dat de moeders na de ervaringen met het eerste kind leren hoe het onderwijs in elkaar zit en dat het dan met volgende kinderen beter gaat. L: “Ze (de ouders) moeten meer uitleg krijgen. Scholen moeten vragen of de ouders goed over dingen willen nadenken en vragen wat ze er zelf van vinden, een eigen mening geven.” M: “Maar ouders moeten ook weten hoe het Nederlandse onderwijs systeem in elkaar zit. Ze hebben hun eigen onderwijssysteem mee genomen en daar botst het. Ze verwachten het kind naar de universiteit gaat. Je hebt basisschool, middelbare school, vmbo, havo, vwo en dan universiteit maar ouders horen alleen maar universiteit. Ze denken dat je altijd naar de universiteit moet gaan.” O: “Mijn tweede dochter, zij wil graag iets leren, zij komt thuis en gaat dingen ook thuis zelf leren en zelf doen. Maar de mentor op school zegt; “wat gaat jouw dochter thuis doen? Ze hoeft niet te leren, ze moet buitenspelen”. En dat zijn voor mij twee dingen die botsen met elkaar. Bij mijn eerste dochter heb ik zelf om hulp gevraagd, en de school gaf aan dat ze thuis ook moest gaan leren. Maar mijn tweede dochter heeft zelf initiatief genomen en wil graag zelf verder leren en dingen thuis doen. En dan zegt de leraar: “jouw dochter mag niet thuis dingen doen ze mag niet leren, ze is nog een kind en ze kan beter buiten spelen.”” Gespreksfragment: P : “Bij mij zijn er geen problemen. Ik heb altijd vragen. Dan helpen ze mij. Het zijn aardige mensen. Nooit problemen gehad.” G2: “Dus je hebt nooit problemen gehad?” P: “Nee. Maar ze schrijven altijd in het rapport ‘achterstand’.“ Behandeling door school Een onderwerp wat alle vrouwen aansnijden is dat ze zich niet serieus genomen voelen door de school. Ze hebben het idee dat de docenten er vanuit gaan dat de moeders dom zijn omdat deze een hoofddoek dragen. De vrouwen zeggen dat ze hetzelfde behandeld worden als Antilliaanse,
29
Marokkaanse of Turkse vrouwen, iets wat ze niet eerlijk vinden omdat deze groepen, in tegenstelling tot de Somaliërs, wel vrijwillig naar Nederland zijn gekomen. Ze krijgen het stempel ‘ allochtone moeder’ en worden dan niet meer serieus genomen. Ook geven een paar vrouwen aan dat ze het oneerlijk vinden dat er naar de opleiding van de ouders gekeken wordt bij de inschrijving bij een school. D “Ik zie het gezicht, en dan weet ik al dat ik niet serieus genomen wordt” O: “Zij denken dat mensen die de taal niet beheersen, dat die niks weten of dom zijn. Maar dat is niet zo. Wij beheersen de Nederlandse taal niet goed, maar wij weten veel dingen. Wij willen ook dingen bespreken maar omdat wij de taal niet goed beheersen wordt dat lastig. En dan hebben mensen meteen vooroordelen. Zij zien het zelf ook, omdat ik mijn dochter help met rekenen. Dan zien ze dat en ze zeggen; “wie doet dat, wie helpt jou?” Dan zegt ze; “mijn moeder”. Maar als ik met hen wil praten over de situatie, dat ik zelf zie dat het niet goed loopt, op dat moment behandelen ze je niet als een persoon. Ze hebben geen enkel respect en ze kijken alleen naar hun eigen belang, maar ze kijken niet naar het belang voor de moeder en haar kind. Ze kijken naar wat ze op dat moment zelf willen. (…) Aan de ene kant verwacht de school dat ik zelf met het rekenen van mijn dochter kan helpen. Aan de andere kant accepteren ze niet dat ik ( O ) ben, dat ik ook meer kan naast de Nederlandse taal. Aan de andere kant, Ik heb 10 jaar in het AZC gezeten, in het asielzoekerscentrum. Daar mag je niet studeren, mag je niks doen, ik leefde gewoon onzeker omdat ik geen verblijfsvergunning had. Zoveel dilemma en verdriet had ik in het AZC. Je krijgt gewoon geen enkele kans. Je hebt een verblijfsvergunning gekregen en komt naar buiten, en je wil gewoon in de maatschappij meedoen en meegaan. Maar er zijn heel veel blokkades en dan heb je mensen die zeggen dat je dom bent, dat je niks kan doen. Maar ik wil alles graag zeggen, ik wil het wel gaan proberen maar soms kun je ook niet alles noemen. Dat heeft te maken met de taal, die boosheid die emoties die frustraties die kun je niet gewoon noemen omdat dat met de taal te maken heeft.” Q: “Ja, dat zijn de moeilijke dingen. Je voelt soms alsof je niet wordt begrepen. Je moet schreeuwen soms voor die aandacht. En voor sommige mensen is het makkelijk om te schreeuwen: ‘je moet naar mij luisteren’. Voor anderen is het moeilijk, dan blijf je stil. Maar je krijgt het vooroordeel. Iedereen heeft een mening over jou, niet alleen maar op school, en niet alleen maar bij instanties, maar je ziet het ook als je naar buiten gaat. Als je een vluchteling bent betekent dat niet dat je automatisch zielig bent.” M: “Laatste 4 jaar hebben we van die formulierfolders op school gekregen. Daarin stond dat als je als ouders in je land van herkomst gestudeerd hebt dat je kinderen het meestal dan ook goed doen op school. Als je in mijn land niet gestudeerd hebt, dan zijn je kinderen hier dus voor niets, ze zijn dom omdat je als ouder ook dom bent. (…) als ouders gestudeerd hebben in Somalie, hoog opgeleid zijn, dan behandelen ze je anders dan wanneer ouders zeggen “ ik ben een analfabeet” of” ik ben laag opgeleid”. Mijn dochter zit op het kinderdagverblijf, ik moest hiervoor formulieren invullen. En op de formulieren vragen ze je aan te geven welke opleiding je hebt gevolgd. Er staat ook nog bij dat ze het bij de gemeente gaan navragen. Dit doen ze omdat wanneer ouders laag opgeleid zijn, kunnen ze meer subsidie aanvragen bij de gemeente voor het kinderdagverblijf. Zij zeggen dan “wij willen meer begeleiden aan ouders”. Terwijl ze dit eerlijk gezegd heel weinig doen. En als je hoogopgeleid bent dan kijken zij door een andere bril. Maar het kan ook zijn dat hoger opgeleide ouders een kind met een lager IQ hebben. En kinderen die analfabete ouders hebben kunnen een hoog IQ hebben. In Somalie komen onze ouders van een nomadenachtergrond. Ze kunnen niet lezen, bijvoorbeeld mijn opa en oma kunnen niet lezen en schrijven. Ik ben wel hoog opgeleid.(…) Maar wij hebben veel invloed van de gastarbeiders. Marokkaanse en Turkse gastarbeiders die hier zijn gekomen zijn vaak laag opgeleid. Maar vluchtelingen zijn ook hoog opgeleid. Maar de school.. voor hen ben je net als Marokkaanse en Turkse gastarbeiders. Zij willen jou zo behandelen. Dat begrijp ik wel, maar dat zijn dingen die Somalische ouders frustreren. En zij willen dit ook niet accepteren.”
30
Bemoeienis school met privéleven In Dukenburg vertellen de vrouwen dat ze het vervelend vinden dat leerkrachten op school aan de kinderen vragen hoe hun thuissituatie is. In de andere wijken is hier niet over gesproken. O: “Op school vroegen ze aan mijn dochter; wat doe je thuis? Heb je andere activiteiten? Er kwamen twee mensen bij zo’n klein kind, en ze stellen alleen maar vragen en vragen. Maar mijn kind, om alleen maar antwoord te geven heeft ze gezegd; mijn moeder is druk. En het enige wat de school toen wilde weten was waarom ik druk ben, dat ik misschien niet goed voor de kinderen zou zorgen omdat ik te druk ben. En dat nemen ze ook mee als leerkracht en dat komt ook straks op het rapport van het kind. Wat ze ook willen weten is wat de kinderen thuis doen. Dan vragen ze bijvoorbeeld aan de kinderen; jouw moeder, spreekt zij de taal? Geeft zij jou dit en dat? Maar ze vragen het aan zo’n klein kind, en straks komt het kind thuis en vraagt het de moeder en dan komt er conflict tussen kind en moeder. En dat zijn eigenlijk de problemen die ik op dit moment heb. (…) Zij gaan met ze praten, vragen wat de thuissituatie is. Wie heeft daarom gevraagd? Hoezo wil je weten hoe de thuissituatie is? Eigenlijk moet de school gewoon lesgeven, niet met wat thuis gebeurt bemoeien, dat is gewoon privé. Teveel leerkrachten vragen over thuissituatie; heb je lekker gegeten? Heb je elke dag ontbeten? Kijk je elke dag tv? Hoe laat ga je naar bed? (….) De school van mijn kind had een keer feest. Ik ging daar samen met mijn kinderen heen, (naam oudste dochter) was er niet. Toen vroegen de leerkrachten aan mij, waar is (naam oudste dochter)? Ik wou gewoon antwoorden en zeggen (naam oudste dochter) wou niet mee komen, zij is bij haar vriendin. Maar voordat ik het kan zeggen vullen ze het al voor me in en zeggen ze: ‘(naam oudste dochter) is thuis zij is de oppas van de kinderen’. Ze moet op mij wachten antwoord te krijgen op de vraag, maar zij heeft zelf dingen ingevuld en zegt (naam oudste dochter) is thuis, (naam oudste dochter) doet oppas van de kinderen. Dat is helemaal niet zo, wacht op mijn antwoord. Ik heb gezegd; (naam oudste dochter) is met haar vriendinnen meegegaan en mijn kinderen hebben een andere oppas. En daarna zegt ze ‘ja ja ja’. Maar ik vind dat ze op mijn antwoord wachten. Zij heeft mij vragen gesteld dan moet ze geduld hebben opdat ik haar antwoord geef. waarom bemoeid ze zich met mijn thuissituatie? Het is mijn oudste dochter en ze zit niet eens op die school. Als (naam oudste dochter) op die school zat dan is het misschien anders, maar (naam oudste dochter) zit in de brugklas.” R: “Eigenlijk is het wel goed dat ze interesse toont, maar de manier waarop het gaat is niet goed. Ze moet wachten op het antwoord van de moeder als zij vraagt waar haar dochter is. (naam oudste dochter O) zit niet eens op die school. Dat is erg, als (naam oudste dochter O) zit op die school, dat kunnen zij vragen waar (naam oudste dochter O) is. Maar (naam oudste dochter O) zit in brugklas, zij hoort daar niet bij. Ik weet niet waarom ze dat vragen.” Onderkwalificering en doorverwijzing naar speciaal onderwijs Een van de meest opvallende van de besproken onderwerpen is de door de moeders ervaren oververtegenwoordiging van de kinderen op het speciaal onderwijs. De moeders geven aan dat ze het idee hebben dat hun kinderen meer kans hebben om naar het speciaal onderwijs doorverwezen te worden dan het gemiddelde kind in Nederland. De motieven voor deze doorverwijzingen zijn voor de vrouwen soms onduidelijk, en de doorverwijzingen zelf onverwacht. Ook worden er vraagtekens gezet bij hoe snel kinderen worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Verder is het opvallend dat er in bepaalde wijken in Nijmegen een groot aantal kinderen van de moeders naar het speciaal onderwijs is doorverwezen, en in een andere wijk vrijwel niet. Dit duidt misschien op verschillen tussen basisscholen in doorverwijzingen naar speciaal onderwijs. Maar niet alleen doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs hebben op onbegrip gestuit bij de moeders. Ook onverwacht lage adviezen voor het voortgezet onderwijs hebben voor ontevredenheid en onduidelijkheid gezorgd bij de moeders. Sommigen vertellen dat in Somalie alle kinderen bij
31
elkaar in de klas zitten, en dat alleen kinderen die verstandelijk gehandicapt zijn niet bij de andere kinderen in de klas zitten. Dit vinden ze beter dan het systeem in Nederland. I: (over het Somalische systeem) “ alle kinderen kunnen van elkaar leren en kunnen elkaar helpen, terwijl in Nederland alle kinderen apart zitten”. Een van de vrouwen geeft aan dat het voor haar onduidelijk is waarom haar kinderen naar het speciaal onderwijs zijn doorverwezen, voor een andere vrouw is het onduidelijk waarom zij als kind zelf is doorverwezen. A: “ Mijn ene kind is naar het speciaal onderwijs gestuurd omdat hij te druk was, mijn andere kind omdat hij te rustig was. Wat willen ze nou? Het is nooit goed.” L: “Op de speciale basisschool hadden ze in groep acht me aangeraden om naar een andere speciale school te gaan, een speciale middelbare school. Mijn zus vond het al raar maar toen ben ik toch gegaan. Ik ben daar weer weg gestuurd wegens omstandigheden. Daarna ben ik naar een school in jonkerbos gegaan. Daar heb ik een paar maanden gezeten, toen zeiden ze: je mag naar het Montessori college. En toen dacht ik: moet je nagaan. Ik heb in groep acht wel ooit een CITO toets gedaan, waarom hebben ze me dan aangeraden om naar een speciale school te gaan in plaats van het Montessori college? Het is een groot verschil.”” Wat door meerdere vrouwen aangegeven wordt, is dat ze altijd te horen kregen dat het goed ging op school, totdat het kind ‘ineens’ naar het speciaal onderwijs moest of een laag advies kreeg. Het is hen onduidelijk waarom niet eerder aan werd gegeven dat het niet goed ging op school met het kind. F: “ Vanaf het begin dat mijn oudste zoon naar school ging, vroeg ik heel vaak op school hoe het met hem ging, omdat ik steeds zag dat het niet goed met hem ging. Maar de juffrouw antwoordde steeds; “ het gaat goed, het gaat goed, geef hem tijd”. En toen mijn zoon in groep drie zat, moest ik naar school komen en zeiden de leraren dat hij naar het speciaal onderwijs moest. Terwijl ze nooit eerder tegen mij hadden gezegd dat het niet goed ging.” O: “Elke drie maanden ga ik naar de school om te vragen hoe het met haar is, en ook om voor mijn andere kinderen te vragen die daar op school zitten hoe het met hen is. Dan vertellen de leraren dat alle vakken niet zo goed gaan, maar dat het niet zo erg is. Als mijn dochter thuiskwam, keek ik altijd hoe het ging. Ik heb zelf geprobeerd om mijn dochter thuis te helpen, met bijvoorbeeld rekenen. Zij probeert dingen zelf te onthouden, maar ze vergeet het snel. Toen heb ik om hulp gevraagd en een onderzoek om te kijken hoe haar geheugen en ontwikkeling is. Er kwam een mevrouw die bij de GGZ werkt, zij kwam van school. Zij heeft drie dagen naar haar gekeken. De vrouw zei: als jouw dochter dingen niet zelf wil, dan ziet ze het niet. Maar als je heel goed kijkt, dan probeert zij wel dingen te doen. Toen ze in groep 7 zat ben ik ook na drie maanden weer naar school geweest. Toen heeft de juf gezegd, ik kan je op dit moment geen advies geven. Dat verbaasde mij heel erg. De juf zegt; zo’n laag advies als wij jouw dochter geven, zo laag zit ze niet. Dus ik zeg; als je dit al eerder hebt gezien, waarom ben je niet eerder gekomen en heb je me dit verteld? Want ik ben elke drie maanden bij jullie geweest om te vragen hoe het met mijn dochter is.” Ook vertrouwt een moeder de school niet meer omdat zij snel van advies gewisseld zijn. O: “Mijn dochter had eerst VMBOT advies in groep 7, daarna kwam er na 2 weken een andere meester en hij gaf HAVO VWO advies. Dat komt omdat ze bij mijn dochter alleen maar naar de thuissituatie kijken. Zij heeft nooit de kans gehad dat mensen naar haar proces kijken, ze zijn alleen maar mee bezig wat daar thuis gebeurt. Alleen maar thuissituatie, nooit gekeken naar haar talent. Hoe komt het dat mijn dochter in twee weken HAVO/VWO advies heeft in plaats van VMBO-T?”
32
Enkele vrouwen vragen zich ook af hoe het kan dat Somalische kinderen zo vaak worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs, of een laag schooladvies krijgen. R: “Maar ik snap het niet, als wij naar de scholen gaan, krijgen onze kinderen altijd het laagste advies, ik begrijp niet waarom dat zo is. Toen mijn tweede kind ook een laag advies kreeg heb ik gevraagd: hoe kan dat? Ik verwachtte een hoog advies. Dus heb ik een afspraak gemaakt. Ik heb gevraagd wat er achter zat. Hij had concentratie problemen.” M: “sinds 2003 ben ik schoolcontactpersoon voor Somalische leerlingen en ouders. Ik denk dat ik wel 10 verschillende instanties heb meegemaakt. Elke onderzoek die ik zie staat hetzelfde ; het kind heeft een lage IQ, het kind kan zich niet goed concerteren. (..) Allemaal hetzelfde, allemaal hetzelfde.(..) Maar eerlijk gezegd, dat verbaast me heel erg.” De vrouwen vinden bijna allemaal dat kinderen te snel door worden verwezen naar het speciaal onderwijs. L “ Hier brengen ze je gelijk naar een speciale school. Ik vind dat je een kind een kans moet geven of meer testen of toetsen laten maken. Kijken of het kind nog wel goed kan leren of niet. Maar niet meteen naar een speciale school sturen, wat zijn leven helemaal verpest” . Enkele moeders ervaren het speciaal onderwijs als iets negatiefs en hadden liever gehad dat het kind toch op het reguliere onderwijs bleef, terwijl anderen het goed vinden dat hun kind op het speciaal onderwijs terecht kon. I: “Somalische mensen zien het doorverwijzen worden naar het speciaal onderwijs ook anders. Zij horen speciaal onderwijs en denken: dat kan niet. Terwijl soms het kindje de speciale school nodig heeft. Soms wel. (..) Ik ben het niet eens met die Somalische mensen. Ik vind het wel jammer. Ik ken ook een paar Somalische kinderen die vroeger op Octaaf gezeten hebben, ze zijn druk en leren langzaam, ze hebben moeite met leren dus ze kunnen niet met de andere kinderen mee leren. Als een kindje hulp nodig heeft moet hij gewoon die hulp krijgen. Ik vind het jammer, sommige moeders maken daar problemen om en ruzie. Dan zijn ze het er niet mee eens, gaan ze schreeuwen.” Er zijn ook vrouwen die aangeven dat ze weten waarom kinderen worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Dit komt volgens hen vooral door taalproblemen, concentratieproblemen en druk gedrag. Q: “Het is niet het IQ, maar het is het taalprobleem. En daar kunnen wij wel iets aan doen.” L : “Meestal sturen Nederlandse leraren drukke kinderen naar een speciale school, dan denken ze dat dat beter is, maar daar heb je niks aan, dan wordt het alleen maar erger, daar heb je andere leerlingen die nog erger zijn. Dat is ook weer een nadeel aan het speciale onderwijs.” L:” Maar het is ook zo met mij gegaan toen we hier kwamen wonen. Ik moest ook meteen naar een speciale school want ik kon de taal niet.” M: “ De school kijkt naar het IQ, zij willen dat het boven tachtig is. Maar elk kind komt altijd onder de tachtig. Zij willen dat hij dingen afmaakt, hij maakt het nooit af. Dat ligt aan zijn concentratie . Bij verschillende huiswerk opdrachten, gaat een Somalisch kind alleen maar halve opdrachten maken, wordt het te moeilijk dan stopt hij en gaat hij verder naar een andere opdracht. Omdat hij niet goed concerteert. En soms zijn het drie dingen tegelijkertijd; het kind kan niet goed dingen doen, het kan niet concentreren en het heeft een taalprobleem. Als een kind de taal niet goed beheerst, de woordenschat is slecht dan weet een kind ook niet goed wat hij moet doen. (..)
33
Zij zeggen ook op school, Somalische kinderen hebben ze geen ADHD maar zij hebben wel gedragproblemen. Somalische kinderen zijn slim maar hebben een taalprobleem.“ Overige problemen Sommige vrouwen hebben problemen beschreven die vanuit de verhalen van de moeders niet specifiek aan 1 element toegeschreven kunnen worden. Gesprekselement: R: “Ik woon in zwanenveld, en daar zit 1 basisschool. Na drie jaar heb ik er mijn kinderen van af gehaald want er waren problemen met leerkracht van de klas en het hoofd van de school. Ik had drie kinderen op die school maar er waren maar met 1 kind problemen. Ik heb ze er toch alle drie van af gehaald want ik had er genoeg van.” G2: “En wat voor soort problemen zijn dat, die hij heeft gehad? ” R: “Altijd ruzies bij hem in de klas, haat en pijn. Als er iets was dan vroeg de juf aan de andere kinderen; wie heeft dit gedaan? Dan zeiden zij; ja (naam zoon) heeft dat gedaan, en dan kreeg hij straf. Dat ging zo door tot hij zijn verhaal aan mij vertelde. Toen zei ik; nou is het genoeg, nu moeten we hier weg. Ik ben ook naar de directeur gegaan en naar de onderdirecteur maar die konden mij niet helpen. Toen heb ik besloten mijn kinderen naar een andere school te brengen.” G1: “En waarom denk je dat het nu op de nieuwe school wel goed gaat? Wat is het verschil dan? ” R: “Het gedrag gaat beter. Wanneer hij zich goed kan gedragen en goed in zijn vel zit dan leert hij goed. Als kinderen problemen krijgen met leerkrachten, en pesten en pijn, dan zijn ze alles kwijt wat ze leren. Toen kon mijn zoon niet leren. Door de problemen ging hij zich buitenhuis slecht gedragen. Ik kan niet thuis goede opvoeding geven terwijl dat buiten en op school niet tot uiting komt. Deze school vind ik fijn want ze mijn kinderen zijn blij. Het is alleen een beetje ver, meestal is het beter om dicht bij de school te hebben. Maar als je daar niks krijgt dan is het beter om verder te gaan. (NB: R brengt haar kinderen elke dag met de bus naar school).“ R: “Ja die school was dichterbij..Maar nu is het gelukkig beter, mijn zoon heeft helemaal zijn karakter terug. De problemen waren in groep 7, ik was naar de juf gegaan en ik had alle verhalen aan haar verteld. En toen bij de andere school zei ik: jullie kennen mij niet, ik heb hulp nodig, ik heb problemen. En toen zeiden ze: wij nemen niet 1 kind maar alle vier. Ik ben blij want het is nu weer rustig. Mijn zoon zit nu in de brugklas in Wijchen, ook een goede school. Gedrag gaat helemaal goed. Dat is belangrijk voor mij.” O: “Ik ben verhuisd van Groesbeek naar Nijmegen, Ik woon nu hier vijf jaar. Mijn dochter zat in groep vier toen we gingen verhuizen. In haar dossier stond dat ze meer hulp nodig had, op dat moment heeft ze geen hulp gekregen. In groep vijf hebben ze tegen me gezegd dat mijn dochter niet goed kan leren. Ik heb zelf gevraagd wat haar problemen waren. Op dat moment is haar vader overleden. Mijn dochter was toen in shock. En toen heeft ze ook geen enkele hulp gehad op haar basisschool. Tot nu toe heb ik ook geen dingen die mij tevreden maken van school gekregen. Elke drie maanden ga ik naar de school om te vragen hoe het met haar is, en ook om voor mijn andere kinderen te vragen die daar op school zitten hoe het met hen is. Dan vertellen de leraren dat alle vakken niet zo goed gaan, maar dat het niet zo erg is. Als mijn dochter thuiskwam, keek ik altijd hoe het ging. Ik heb zelf geprobeerd om mijn dochter thuis te helpen, met bijvoorbeeld rekenen. Zij probeert dingen zelf te onthouden, maar ze vergeet het snel. Toen heb ik om hulp gevraagd en een onderzoek om te kijken hoe haar geheugen en ontwikkeling is. Er kwam een mevrouw die bij de GGZ werkt, zij kwam van school. Zij heeft drie dagen naar haar gekeken. De vrouw zei: als jouw dochter dingen niet zelf wil,
34
dan ziet ze het niet. Maar als je heel goed kijkt, dan probeert zij wel dingen te doen. Toen ze in groep 7 zat ben ik ook na drie maanden weer naar school geweest. Toen heeft de juf gezegd, ik kan je op dit moment geen advies geven. Dat verbaasde mij heel erg. De juf zegt; zo’n laag advies als wij jouw dochter geven, zo laag zit ze niet. Dus ik zeg; als je dit al eerder hebt gezien, waarom ben je niet eerder gekomen en heb je me dit verteld? Want ik ben elke drie maanden bij jullie geweest om te vragen hoe het met mijn dochter is. In het begin heb jij gezegd ; jouw dochter zit in het gemiddelde. Maar nu uiteindelijk hoor ik dit, ze zit op het laagste niveau. Waarom hoor ik dit nu pas en hebben jullie dit signaal niet eerder afgegeven? ( C ) heeft mij toen geholpen, en op dat moment heb ik gezegd; dat ga ik niet zo accepteren ik heb een tolk nodig. En op dat moment gingen we haar rapport bespreken en toen was er ook een school maatschappelijk werkster. En de school maatschappelijk werker heeft gezegd; jouw dochter, voor alle vakken behalve rekenen scoort ze goed. We hebben meer dan twee uur gepraat, en de leerkracht zei;voor jouw dochter kan ik niet een advies geven, zelfs het laagste advies kan ze niet krijgen. En de school maatschappelijk werkster wil niet tegen het advies van haar collega ingaan. Tot nu toe ben ik over deze school niet tevreden, omdat ik er ook geen vertrouwen meer in heb. En dat is het probleem wat ik met school heb.” Hulpvraag Alle vrouwen geven aan dat hun kinderen het moeilijk hebben op school. De voornaamste reden die hiervoor wordt genoemd is dat de kinderen de Nederlandse taal niet goed genoeg beheersen, hier willen de vrouwen graag hulp bij voor hun kinderen. Ook geven sommige vrouwen aan dat rekenen voor hun kinderen een probleem vormt. Verder willen vrouwen graag meer voorlichting over het Nederlandse schoolsysteem, en hulp bij concrete problemen waarin ze zelf het idee hebben niet gehoord te worden. L: “Maar de meeste buitenlandse kinderen hebben hard steun nodig voor begrijpend lezen.(…) Lezen en begrijpend lezen is iets anders. Bij begrijpend lezen moeten ze meer steun krijgen van de ouders. Als de ouders het niet kunnen moeten ze weer iets anders gaan zoeken. (…) Ik zou het liefst gewoon willen dat de leraren meer steun geven. Als een leraar iets opmerkt dan zou hij je aan kunnen raden om een vrijwilligster langs te laten komen. Dat is fijn, dat deden ze vroeger niet, toen ik op een basisschool zat. Dat deden ze niet, kwam niemand je helpen. Of je het wel of niet kon dat moest je zelf maar oplossen. Nu zie ik het meer, ook nou ik weer op school zit. (…) Steun geven, niet de schuld naar het kind, de juffrouw of de school afschuiven, de schuld ligt daar niet, alleen bij jezelf. Je moet niet jezelf goed praten en de andere mensen slecht praten. Ik heb de steun gemist omdat ik geen moeder heb gehad. Maar ook andere Somalische jongeren die wel ouders hebben, hebben te weinig steun gehad. Ze zijn ook bang voor hun ouders, dat is slecht. Steun voor de Nederlandse taal en vooral begrijpend lezen, dat is belangrijk.” I: “Woordenschat ook en rekenen. (…) Ze kunnen wel lezen de tekst ook echt te begrijpen is vaak moeilijk.” K: “Ja meer steun thuis voor huiswerk.”
35
De Somalische gemeenschap Verschillen Somalie en Nederland Eén van de grootste verschillen tussen de Somalische en Nederlandse gemeenschap is dat in de Nederlandse gemeenschap vooral naar het individu gekeken wordt en in de Somalische gemeenschap meer naar een stam of een clan. M: “Maar zij kijken nooit naar het individu. Hier in Nederland kijken ze naar het individu. Maar stel ik was minister geworden in Somalië dan hadden ze gezegd: oh (naam) dochter van (naam) heeft dit gedaan en dan hebben we een succesvolle clan. We hebben een succesvolle vrouw in onze clan. Maar in Nederland is dat niet zo belangrijk. Individu eerst en dan pas status. “ Een ander punt dat veel genoemd wordt is dat de Nederlandse gemeenschap veel meer met afspraken werkt dan de Somalische, en dat in Nederland assertiviteit als een positieve eigenschap wordt gezien. Ook geven de vrouwen aan dat er in de Nederlandse gemeenschap veel naar gevoelens, meningen en emoties wordt gevraagd. Dit is niet een gewoonte in de Somalische gemeenschap. M: “Toen ik in Nederland kwam moest ik ook leren wat hier als assertief ervaren wordt. In Somalië is dat brutaal, dan ben je brutaal. Hier is het heel anders, hier moet je gewoon opkomen voor je zelf, zeggen wat je wilt. Maar hoe kan ik tegen oude mensen of een docent zeggen wat ik wil of ik vind? Het heeft voor mij lang geduurd om dit te leren, dat heb ik ervaren. M: Wij vinden het moeilijk om ”nee” tegen iemand anders te zeggen. Ik heb het hier moeten leren want anders hou ik het niet vol met mijn werk en mijn kind.” Q: “In Nederland praten ze meer over emoties; “wat vind je van.? Wat denk je? Waar loop je tegenaan? Hoe zie je zelf?” Eerlijk gezegd, ik dacht: “ik ga niet mijzelf verkopen”. Toen ik hier kwam, ze zeiden “wat vind je van?” Ik zei niks. Ik zit in de klas, en zij verwachten ‘ik vind, ik denk’. Maar ik zeg niks, eerlijk gezegd omdat ik niet wist wat ik vond. Ik heb in Somalië aan de universiteit gestudeerd, maar nooit heeft iemand mijn mening gevraagd. “wat vind jij van..?”. Daar moest ik dit en dat leren, klaar. Maar hier is het heel anders, hier moet je je bewust zijn, heb je een ander leven.” I: “Dus mensen die net hier zijn gekomen, ik heb zelf 5 kinderen, vragen me “hoe leef jij hier? Moet jij altijd zo op je kinderen letten? Moet jij dat doen? Moet jij dit doen? Afspraken? Je bent de hele dag bezig hier”. Dus dan kijken zij, “oh leven jullie hier zo?” “Ja zo, wij leven gewoon zo hier, en wij moeten hier gewoon wennen”. Zij denken ook dat je in een andere wereld leeft. Niet de wereld die wij al kennen. Dus het is niet makkelijk. Het is echt moeilijk. Je moet hier eerst wennen.” (uitwerking gesprek) I: “Wij zijn gewend aan een huis vol met een grote familie, familie is voor ons belangrijk. In sommige huizen wonen meer dan 20 personen. Niet alleen familie, sommigen kunnen ook kennissen zijn. Wij leven daar samen en dat mis je. Maar het is niet de bedoeling te zeggen dat wij hier niet willen wonen.” I: En je mist ook de cultuur hè, sommige mensen komen in Somalië bij je langs gewoon zonder afspraak. Je hebt soms geen telefoon daar. M: “Hier moet je altijd bellen, afspraken maken. Ik moet hier werken met een agenda en dan zeggen mensen “oh, je bent een Nederlander geworden”. Je moet hier altijd een agenda gebruiken. Soms komen ze hier bij de dokter en dan vragen ze ”heeft u een afspraak?” Dan zeggen ze ”nee”, en dan zeggen ze “u moet een afspraak maken”.”
36
I: “Bij de sociale dienst is het ook zo. Als ik mijn contactpersoon iets wil vragen moet ik een afspraak maken. Veel Somalische vrouwen die hier niet lang wonen zeggen dat ze haar willen spreken en dan vraag ik “heb je een afspraak?” Ze zeggen “nee ik wil haar gewoon spreken” en dan zeg ik “je moet een afspraak maken”. Dan zeggen ze “ben je gek?” Ik zeg dan “nee je moet hier zo gewoon leven”. Veel dingen moet je ook leren.” K: “Somalische mensen hebben ook problemen met te laat komen. Ik weet niet waarom maar iedereen die ik ken heeft dat probleem. “ L: “Maar in Somalië maken we geen afspraken en kun je niet te laat komen” M: “Mijn deur is altijd open van ’s ochtends tot ’s avonds. En hier zijn mensen heel direct en in Somalië zijn mensen indirect. Ze vragen bijvoorbeeld aan me: “Keen, ga je naar het station?” Als ik nee zeg dan zeggen ze “oh laat maar”. Maar als ik “ja”zeg, vragen ze: “mag ik met je meerijden?” Of ze vragen “Keen ben jij morgen thuis? Ik kom bij je langs morgen.” Maar ze zeggen niet hoe laat. Dus ik vraag altijd “mag ik weten hoe laat?” Ik heb ook andere afspraken. Het kan zijn dat ik weg ben, en wie doet dan de deur open? In Somalië is altijd de deur open, hier niet. Hier moet iedereen een sleutel hebben. Iedereen vergeet hier de sleutel want we zijn geen sleutels gewend in Somalië. In Somalië is er altijd iemand thuis aanwezig. “ Er wordt aangegeven dat in de Somalische gemeenschap mensen niet zelf klussen in huis of tuinieren. Ze blijven dicht bij hun beroep en leren geen andere vaardigheden. Gespreksfragment: M: “Toen ik hier kwam heb ik een huis gekregen maar ik moest het zelf verven, en andere dingen doen. Ik kon dat niet. In Somalië roep je iemand en geef je geld. Hier leren mensen veel meer, kinderen ook. Mijn man en ik, wij kunnen allebei niks.” I:” Tuinen ook, jullie doen hier jullie eigen tuinen maar wij kunnen dat niet. Wij roepen iemand en geven geld. Maar wij moeten leren, en hebben net als (M) net gezegd heeft 1 been hier en 1 been daar.” M: “Maar ik wil het graag leren. Ik kan eerlijk gezegd ook geen schaar gebruiken. Iedereen heeft een apart beroep in Somalië. Ik kende iemand in Somalië die heel goed kon koken, dat was haar talent. Ze was altijd met eten en koken bezig. Iemand had moeten zeggen “hé dit is een talent je moet hier iets mee doen”, maar niemand in Somalië denkt zo.” De vrouwen geven aan dat de verschillen tussen de Nederlandse en Somalische cultuur soms verwarrend zijn voor de kinderen die hier opgroeien. Het is bijvoorbeeld respectloos in de Somalische cultuur om iemand bij de voornaam te noemen als kind. Q: “En wat ook botst met elkaar is dat onze kinderen leren om thuis altijd “oom, tante” te zeggen. Maar als ze naar school gaan dan zeggen ze “Piet, Jan”. Een kind is daardoor ook verward. Als hij thuiskomt dan moet hij respect hebben, mag hij niet de naam van de persoon noemen, maar tante, oom, oom, zus, broer zeggen. Niet alleen de voornaam, dan ben je respectloos. Dat heeft kind thuis geleerd en als hij op school komt, moet hij Jan en piet noemen… En dat is het eigenlijk soms.” Tot slot geven de vrouwen aan dat er een groot verschil is tussen de Somalische cultuur en de Nederlandse cultuur in hoe er met geld om gegaan wordt.
37
Gespreksfragment: M: “En wij Somaliërs gaan nooit naar de tweedehands winkel. Nooit.” Q: “Dat is weer cultuur” M: “En zij (vluchtelingenwerk) brengen jou naar de tweedehands winkel. Maar wij gaan nooit naar ene tweedehands winkel, ook als ik doodga, ga ik niet naar de tweedehands winkel. “ M: “Al slaap ik met een matrasje op de grond, ik wacht dan tot ik nieuw bed kan krijgen. Maar dat is ook cultuur, maar in de Nederlandse cultuur, met goede bedoelingen, is het anders, en dan botsen mensen met elkaar.” D: “En zij(vluchtelingen) komen uit een andere cultuur en dat moeten zij ook accepteren. Maar Nederlanders denken; “jij bent zielig. Ik wil jou graag helpen.” Maar ze moeten mensen ook ruimte geven om zelf dingen te bedenken, en er zelf achter te komen wat goed en wat niet goed is. In de Nederlandse cultuur is het ook goed om te bezuinigen. Van elke cent weten ze waar deze heen is gegaan. Maar wij weten dat eerlijk gezegd niet. Ik ga niet op mijn centen letten, misschien leef ik vandaag, maar ik weet niet of ik morgen nog leef.” Q: “We hebben niet geleerd om te sparen.” Eén van de jongere Somalische vrouwen legt uit dat Somalische dochters respect tonen voor hun ouders en niet tegen ze in zullen gaan. Ze vindt dit een groot verschil met hoe Nederlandse meisjes met hun ouders omgaan. L: “Daar is het anders, ook vanwege het geloof. Dat is het grootste punt. Het is niet zo dat een dochter van jou tegen je in kan gaan in Somalië. Hier kan een dochter wel zeggen:” ja maar ik heb dit en dit verkeerd gedaan” maar daar zullen die dochters dat niet durven.” Op de vraag of er verschillen zijn tussen de Nederlandse opvoeding en Somalische opvoeding wordt beantwoord dat er weinig verschillen zijn. Eén verschil dat wel genoemd wordt is dat het uiterlijk van de kinderen erg belangrijk is voor Somalische ouders. De kinderen moeten er gezond en netjes uitzien. De moeders geven aan dat in Nederland het emotionele welzijn van een kind belangrijker is dan in Somalië, en dat hierdoor een Somalische opvoeding in Nederland verschilt van een Somalische opvoeding in Somalië. M: “Ik weet niet of het klopt, wat ik van ouders merk, ik weet niet of het de Somalische cultuur is, ik ken heel weinig Somalische cultuur, ouders kijken heel erg naar het uiterlijk, dus hoe het kind eruit ziet, mooie kleren aan (……) gezond eten, maar emotionele kant is ook heel belangrijk en wij verbergen altijd de emotionele kant. Niet huilen niet zeuren, als het kind weinig presteert op school omdat de emotioneel kant (voor problemen zorgt), accepteren mensen dit niet. Ze willen dat ze er goed uit zien met mooie kleren. Uiterlijk, uiterlijk, maar binnen, emotioneel is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind.” Gespreksfragment: Q:. “Wij zijn ook anders dan jullie opgevoed.” G2: “En wat is jullie manier van opvoeden dan? Waarin denk je dat het verschilt?” Q: “Ja ik zal een voorbeeld geven. Soms zeg ik tegen mijn kinderen van sommige dingen dat het niet kan, dan zeg ik nee. Maar ik heb heel vaak begrepen dat de Nederlandse kinderen altijd een reden, uitleg krijgen waarom het nee is. Maar soms heb ik geen tijd om die reden ook te noemen, dan zeg ik ‘ik heb gewoon nee gezegd, en misschien doen we dat een andere keer of misschien doe ik dat gewoon niet’.” M: “Ja en het kan ook zijn, als ik zelf kijk naar Somalië hoe ik ben opgevoed en hier nu in Nederland. Ik moet hier nu met mijn dochter onderhandelen Zij is nu twee jaar, maar in Somalië is het: mag niet mag niet klaar. Mag niet zeuren, dan moet je luisteren naar je ouders ook als je het niet met hen eens bent. Daar ga je niet over in discussie. Maar de Nederlandse manier, wij praten met elkaar de hele dag.”
38
L: “Het vertrouwen opbouwen met je kind is ook belangrijk, dat zie je veel binnen Nederlandse gezinnen.” I: “Alles moet je hier waarderen ook van je kinderen. Stel dat ik de hele dag aan het koken ben of afwassen of kleren wassen voor mijn moeder, niemand die je ooit waardeert. Zij weten wel dat je het goed gedaan hebt maar je moet het ook soms laten horen. Als mijn kind een brood voor mij in de supermarkt koopt moet ik ook dankjewel zeggen. Hier is het echt anders.” Perceptie van Nederland Opvoeding De moeders geven aan dat de opvoeding binnen de Somalische gemeenschap anders is in elk gezin. De meeste vrouwen zien geen grote verschillen in hoe Somalische ouders hun kinderen opvoeden vergeleken met hoe Nederlandse ouders dit doen. Religie is erg belangrijk in de Somalische opvoeding. De moeders geven aan dat ze het erg belangrijk vinden dat hun kinderen de Koran leren begrijpen, en een eigen interpretatie hiervan ontwikkelen. Daarbij leggen ze uit dat uit de Koran al hun normen voortkomen, zoals het respect hebben voor ouderen. De jongeren en vrouwen geven aan dat er in de Somalische gemeenschap veel alleenstaande moeders zijn met meerdere kinderen. In Somalië kunnen deze moeders bij vrienden en familie terecht voor oppas en vragen. Hier is dit minder omdat de meeste Somalische families ver van elkaar af wonen. De vrouwen proberen elkaar onderling zoveel mogelijk te helpen. De kinderen spreken thuis voornamelijk Somalisch. Het merendeel van de moeders geeft aan zelf niet in staat te zijn om Nederlands met hun kinderen te oefenen. De ouders hebben hoge verwachtingen van de schoolloopbaan van hun kinderen, en het latere beroep van hun kinderen. Het beroep van het kind wordt gezien als een belangrijk statussymbool. De Somalische jongeren geven aan dat deze hoge verwachting als een druk wordt ervaren door de kinderen. Verder geven ze aan dat veel kinderen een vaderfiguur missen, en dat dit in de Somalische gemeenschap een groot probleem vormt. De vaders worden gezien als gezagspersonen. T: “Niemand kijkt naar je verplichtingen maar ze (ouders) hebben hoge verwachtingen. Een hoge opleiding is belangrijk, wat ouders zelf niet hebben kunnen bereiken hopen ze via hun kinderen te bereiken. Ook zorgt een hoge opleiding voor zekerheid, een goede toekomst en zorg voor de ouders. Het is een statussymbool. Het zorgt voor een niet actieve druk. Het gaat om het geld.” S: “Allemaal worden ze opgevoed door moeder, ze heeft zoveel kinderen dat ze niet genoeg aandacht aan elk kind kan geven. Geen vader, moeder of tante in de buurt hier. De moeders moeten geholpen worden met de andere kinderen door het oudste kind. Ouders verwachten dat kinderen hoog scoren, advocaat of chirurg worden.” M: “Maar ouders moeten ook weten hoe het Nederlandse onderwijs systeem in elkaar zit. Ze hebben hun systeem mee genomen en daar botst het. Ze verwachten dat het kind in ieder geval naar de universiteit gaat. Je hebt basisschool, middelbare school, vmbo, havo, vwo en dan universiteit maar ouders horen alleen maar “ universiteit”. Altijd moet je universiteit doen denken ze. Ik heb zelf politicologie gestudeerd, maar mijn familie wilde dat ik dokter werd. Maar ik kon niet tegen bloed, ik hou van de politiek. Daar ligt mijn ambitie. Voor dokter kan ik mij niet motiveren. Mijn oom heeft mij wel geholpen maar de rest wilde niet. “Wat ga je in de politiek doen? Ben je een man?” Mijn oom zei “laat maar het is haar keuze”. Maar ouders proberen om hun kind econoom, dokter, advocaat, piloot, ingenieur, dat soort dingen met status te laten worden. Het heeft allemaal te maken met status.” Oh ja dit gezin heeft 5 kinderen, 1 is dokter, 1 is piloot”. Het is belangrijk voor je clan.”
39
S: “Er zijn problemen met studiekeuzes en er is een missende vaders probleem. De vader is strenger en kinderen kijken meer tegen hem op. Als er geen vader is dan is er een probleem. De omgeving zegt veel maar elk probleem heeft een oplossing. Communicatie, communiceren met kinderen. Voorlichtingen met juiste begeleiding, zo kan een goede basis gelegd worden. De mentaliteit van een vader en een moeder is niet hetzelfde. Moeders durven niet aan te geven dat ze een probleem hebben. Ze zijn in ontkenning, en zeggen dat ze geen hulp nodig hebben.” Tot slot geven de moeders aan dat het voor hen belangrijk is dat hun kinderen zich netjes gedragen, zowel op school als thuis. Dit is een belangrijk punt in de opvoeding. R: “Als iemand thuis is moet hij respect hebben, wij geven een goede opvoeding. Als wij naar school gaan, dan horen we iets anders. Soms. Ik zeg;” ja, hoe komt dat?”” Q: “Je weet dat het verschil tussen gedrag thuis en op school niet heel erg groot is. Als jouw kind heel erg druk is thuis en niet goed naar de ouders luistert, dan gebeurt dat waarschijnlijk ook op school. Maar als je je kind thuis goed opvoedt en je weet dat het kind goed naar jou luistert, dan weet je zeker dat het kind ook op school naar de leerkrachten goed luistert. Dat vinden wij heel belangrijk, net als (naam R) zegt. Wij vinden het belangrijk dat het kind zich heel goed, niet alleen maar binnen maar ook buiten, gedraagt.” Communicatie binnen de Somalische gemeenschap Sociale controle Tijdens de gesprekken komt naar voren dat er binnen de Somalische gemeenschap een sterke sociale controle is. De vrouwen leggen uit dat dit veel nadelen heeft, maar ook voordelen. De vrouwen vertellen dat vooral dochters in de gaten worden gehouden, door zowel hun ouders als de rest van de gemeenschap. Dit komt doordat meisjes als kwetsbaarder dan jongens worden gezien, en dus meer beschermd moeten worden. M: (over sociale controle binnen Somalische gemeenschap) “Soms is het goed, dan helpen we elkaar, we steunen elkaar. Soms is het vervelend maar als ik er naar kijk hoe we met elkaar samen leven en elkaar helpen dan is het goed. Sociale controle heeft ook goede kanten. In Somalië was het geen probleem maar hier heb je je eigen agenda en je eigen afspraken. (……) Maar in Somalië voor de oorlog, iedereen, ja, het was gewoon vrij.(….) maar hier, ja beperkt . Nu wordt het nog erger. Ouders gaan op je dochter letten, omdat ze op een vreemde plek komt. (…..)Maar hier in Nederland, je komt op een vreemde plek, je weet niet waar je dochter heen gaat. Er is niks mis mee maar je hebt wel de angst.” I: (over sociale controle binnen de Somalische gemeenschap) “Ja erg streng, stel ik zie een meisje en zij loopt met een vreemde man die ik niet ken, ik weet niet dat het haar klasgenoot is. Ik zie haar moeder daar toevallig. Hé mevrouw (achternaam) weet je wat ik vandaag gezien heb? Ik heb vandaag jouw dochter gezien met een vreemde man. (…..)En als het meisje thuis komt, wat verwacht zij dan? Maar ik weet niet eens wie dat was. Ik heb hem toevallig ver weg gezien. (…..) Sommige Somalische meisjes en jongens die hier wonen, soms durven ze ook niet met andere mensen samen te gaan. (…..) Ze hebben al jouw verhalen gehoord maar ze kennen jou niet, niet persoonlijk.” M: (over haar dochter)”Maar in Somalië was zij vrij, ze ging naar school ze deed alles. Maar hier in Nederland, ik zei jij moet nu goed opletten. Het kan zijn, misschien loopt er iemand op straat, die kan ook je vader bellen. Ze kunnen zeggen, ik heb je dochter gezien op het station. Misschien is het voor haar normaal om iets te gaan doen met klasgenoten maar ze weet niet wat mensen over haar zeggen.”
40
De vrouwen vertellen dat de Somalische vrouwen veel over elkaar praten, zowel tijdens bijeenkomsten als via de telefoon. Volgens de vrouwen was er ook een sterke sociale controle in Somalië, maar dit werd minder als een last ervaren en vooral als iets positiefs gezien. Buren en familie hielden elkaars kinderen in de gaten. M: “Ja wij hebben ook een orale traditie. Het kan zijn dat een verhaal wat hier gebeurt, iemand in een klein dorpje in Somalië eerder hoort dan jij.” M: (over verschil in sociale controle in Somalië en binnen de Somalische gemeenschap in Nederland) “Omdat in Somalië iedereen was bezig met zijn eigen dingen, het land was groot en iedereen was bezig met andere dingen. (…) Ja maar nu loop ik op straat, oh ik zie een Somalische vrouw… Het valt meteen op. Somalische vrouw, Somalisch meisje, wat doet zij hier? Ik ben heel benieuwd, ik wil het graag weten. (….) in Somalië hebben wij familie, buren, zijn we nooit alleen. Zij (buren, familie) gaan ook jouw kinderen opvoeden en controleren. (…) De mensen hier in Nederland zeggen soms dat de sociale controle zo groot is, maar sociale controle is soms goed. Mensen gaan je in de gaten houden, degene die niet goed is ga je in de gaten houden, meteen signaleren.“ Onveiligheid Sociale controle creëert volgens de vrouwen meer veiligheid. Dit is erg belangrijk voor hen omdat de meeste vrouwen zich veel zorgen maken over de veiligheid van hun kinderen. De vrouwen geven aan dat ze Nederland onveiliger vinden dan Somalië, vooral voor hun kinderen. Hun meeste zorgen komen voort uit verhalen die ze hebben gehoord op school of via de media. Eén van de vrouwen vertelt hoe ze zich zorgen maakte nadat ze gehoord had dat een kind ergens uit huis was geplaatst. I: “Wij zijn hier in een vreemd land gekomen met vreemde mensen in een vreemde omgeving en je denkt: “ik moet alles voor mijn kindje doen”. Je hebt ook stress in het begin. Je denkt: “als ik het niet zo en zo doe en niet daar heen ga ik mijn kindje kwijtraken. Gaan ze mijn kindje afpakken.” Je hoort verhalen over kinderen die uit huis geplaatst worden maar je weet niet precies hoe het gegaan is, je weet niet waarom en om welke reden. Je denkt: “misschien heeft ze niet goed voor haar kindje gezorgd” en dan denk je:” dat mag bij mij niet gebeuren. Ik moet alles voor mijn kindje gaan regelen.”” I: “In Somalië gingen mijn jongere broer en ik gewoon ’s morgens alleen naar school. Toen moesten we zelf daar op tijd zijn. En mijn moeder maakte zich helemaal geen zorgen omdat het daar helemaal anders is op straat. Ook als je naar de veiligheid kijkt. Maar hier moet je gewoon je kinderen naar school brengen en weer terug ophalen op tijd. Het leven is compleet helemaal anders dan in Somalië. Ik moet hier meer op dingen letten. Daar (in Somalie) zijn de kinderen soms gewoon buiten, buiten en niet binnen.” Q: “Als je al die verhalen hoort, als je al die verhalen leest in de krant. Al die ontvoeringen, dat is ook niet positief, dan ben je bang. Het is ook bij iemand anders gebeurt, het kan ook bij jou (gebeuren). Dus daar ben je altijd bang voor. Wordt het (de opvoeding) misschien te beschermend, dat hangt van de persoon af, maar dit is het gevoel wat ik heb.” De vrouwen leggen uit dat ze hun kinderen altijd in de gaten houden omdat ze het niet veilig genoeg vinden voor hun kinderen om alleen naar buiten te gaan. Ze vinden dit jammer omdat ze hun kinderen wel meer vrijheid zouden willen geven. Ze leggen uit dat ze in hun buurt niet genoeg mensen kennen waardoor ze de buurt niet veilig genoeg vinden voor hun kinderen. In Somalië kennen buren elkaar beter en houden ze elkaars kinderen buiten in de gaten. Het onveiligheids gevoel wordt versterkt door nieuwsberichten over kinderlokkers in de buurt.
41
Q: “Ja, zij komen van een land waar als jouw kind naar buiten gaat je niet bang bent dat je kind wordt ontvoerd of meegenomen door iemand met een slechte bedoeling. (….) Maar ik vind het heel jammer dat ik hier als mijn kind buiten wil gaan spelen, dat ik echt bij het raam moet staan om te kijken waar hij is. Als ik hem 10 minuten niet zie dan echt, moet ik mijn jas aan om te gaan kijken. Soms ga ik mezelf ook verstoppen want ik wil dat hij ook vrijheid krijgt, dat ik niet steeds achter hem loop. Ik wil hem die vrijheid geven. Maar ik wil hem ook niet uit het oog verliezen. Dus ben ik altijd achter hem, kijken, hij is nu 8 jaar oud, het is echt een grote jongen. Maar toch als hij ook naar de speeltuin gaat, want dat is hier achter huis, net een paar blokken verder, dan ben ik altijd ongerust. “ M: “Somalië is een warm land, wij gaan altijd naar buiten, ook Somalische mannen gaan de hele dag buiten zitten. Maar als we dat hier doen is dat heel opvallend. Twee, drie Somalische mannen willen dat gewoon nog, zij zijn gewend om buiten te kletsen. Maar hier in Nederland ben je opvallend. Iedereen mag binnen blijven.” M: “En als je zoveel verhalen als hier hoort, dan vertrouw je nergens, dan zeg je tegen je kind dat je kind gewoon binnen mag blijven.” Q: “En het is hier meer individualistisch, ik ken mijn buurman van drie huizen verder niet zo goed. Maar in Somalië, wij kennen elkaar heel erg goed. Je kent tot het tiende, twaalfde huis wie ze allemaal zijn, welke stam ze vandaan komen, alles. Je weet alles van hen, dus als er ook een ondeugende man of jongen is, dan weten wij dat allemaal en is iedereen alert. Niet alleen maar ik omdat mijn kinderen buiten spelen, maar zij ook. Ook als zij geen kinderen hebben.” Hechtheid Wat ons opviel tijdens de gesprekken met de Somalische vrouwen was dat deze samen een hechte groep vormen. De vrouwen gaven aan regelmatig bijeen te komen, zowel voor sociaal contact als voor het bespreken van gezamenlijke problemen. Verder helpen ze elkaar regelmatig door op elkaars kinderen te passen. Tijdens gesprekken waar vrouwen aanwezig waren die elkaar niet goed kenden viel op hoe snel deze vrouwen onderling hecht met elkaar werden. I: “Ja als iemand problemen heeft of steun nodig heeft dan steunen wij elkaar echt, bijvoorbeeld als iemand is overleden of ziek is. Maar ook bij leuke dingen, zoals wanneer iemand gaat trouwen, helpen we.” M: “Maar dit is wel goed, wij zitten nu bij elkaar als vreemden van elkaar en wij vertellen hier eerlijk over onze problemen aan elkaar, dat gebeurt niet in iedere cultuur maar wel in die van ons. Wij hebben vertrouwen (in elkaar). Je weet dat wat hier gezegd wordt hier tussen ons blijft. Dat is ook onze kracht, we kunnen ons gemakkelijk vertrouwd voelen en kunnen gemakkelijk dingen zeggen. En wij zullen niet achter elkaars rug om gaan roddelen. Als ik mijn Turkse en Marokkaanse collega’s hoor, mijn god, die hebben altijd problemen met vrouwen bij elkaar brengen (….). Ze vertrouwen elkaar niet.” De Somalische vrouwen benadrukken meerdere keren dat ze zichzelf als een aparte groep van andere allochtone moeders zien. Ze geven aan dat ze als Somalische vluchtelingen niet hetzelfde zijn als moeders uit andere etnische groepen. Ze beargumenteren dit door aan te geven dat ze niet vrijwillig naar Nederland zijn gekomen zoals Turkse en Marokkaanse moeders. Ook geven ze aan het vervelend te vinden dat veel mensen er van uit gaan dat alle allochtone moeders laag opgeleid zijn. De vrouwen zeggen dat veel vluchtelingen hoog opgeleid zijn in het land van herkomst, maar hier dom behandeld worden omdat ze allochtone moeders zijn. De vrouwen zijn samen actief in het organiseren van activiteiten en bijeenkomsten. Een voorbeeld hiervan is de Somalische vrouwengroep Iftin die regelmatig bijeenkomt om problemen binnen de Somalische gemeenschap te bespreken. Opvallend is dat er meerdere groepen zijn die bijeenkomsten organiseren voor de Somalische gemeenschap in Nijmegen. Deze groepen zijn voornamelijk opgedeeld naar mannen, vrouwen en jongeren. Zo is er bijvoorbeeld een Somalische
42
mannen groep, Somalische vrouwen groep Iftin en een Somalische jongeren groep. De groepen geven aan dat ze proberen samen te werken. De hechtheid binnen de Somalische jongerengroep in Nijmegen lijkt minder sterk te zijn dan de hechtheid tussen de vrouwen. De jongeren gaven meerdere malen tijdens het gesprek aan niet voor Somalische jongeren als één groep te kunnen spreken. S:” Ik kan niet over andere Somalische jongeren spreken. Ze zijn allemaal autonoom geworden.” Gender De bezorgdheid om de kinderen door de ervaren onveiligheid is groter bij meisjes dan bij jongens. Meisjes worden als meer kwetsbaar gezien waardoor ouders het gevoel hebben ze meer te moeten beschermen. L: “Maar een meisje? Misschien dat een loverboy haar pakt. Of je denkt: “misschien dat iemand haar daar naar toe stuurt of dat ze misschien dat gaat doen”. Of misschien dat die meisjes in de buurt gaan hangen bij de coffeeshop ofzo. Je moet erbij bedenken dat tieners andere doelen hebben en niet denken dat ze hun leven moeten gaan opbouwen. Ze willen genieten (…….)je weet het nooit tegenwoordig. En dat heb je niet in Somalië, daar bestaan geen loverboys.“ M: “Ouders hebben een bepaalde angst om hun dochters.(….) Het heeft niet met vertrouwen te maken, ze zijn meer kwetsbaar.” I: “Je moet niet alleen letten op dingen zoals loverboys maar ook naar de vriendinnen kijken, of het wel goede meisjes zijn waarmee ze omgaat. Wie is dat meisje? Waar werkt ze, waar woont ze, wie zijn haar ouders? Hoe kan ik een Nederlands meisje vertrouwen die ze alleen hier heeft leren kennen. Hoe kan ik Somalische meisjes vertrouwen die pas in Nijmegen zijn komen wonen? Ik weet niks van haar achtergrond, ik kan alleen zien dat ze Somalische is.” Moeders geven aan strenger voor hun zonen te moeten zijn dan voor hun dochters. Jongens hebben volgens de moeders vaak verkeerde vrienden en gebruiken sneller drank of drugs. Dochters worden meer in de gaten gehouden omdat ze als meer kwetsbaar gezien worden. In Somalië zijn meisjes mede verantwoordelijk voor het huishouden. Er wordt van dochters verwacht dat ze meehelpen met huishoudelijke taken en de zorg voor jongere kinderen. Jongens hebben deze verantwoordelijkheid niet. De moeders geven aan dat in gezinnen die een langere tijd in Nederland wonen deze rolpatronen veranderd zijn. In deze gezinnen helpen zowel jongens als meisjes in het huishouden. De moeders benadrukken hierbij dat dit in Nederlandse gezinnen ook het geval is. M: “Vooral bij jongens, ze (moeders) doen alles voor hen, jas aan doen, veters strikken, en dan gaat het kind naar school maar wie gaat het kind dan helpen? De juffrouw? Vooral jongens, meisjes zijn zelfstandiger. Meisjes moeten met veel dingen thuis helpen en meedoen.” I: (over gedeelde huishoudelijke taken voor jongens en meisjes) “Dat zijn alleen ouders die hier lang wonen, niet iedereen doet het zo. Mijn moeder deed dat niet bijvoorbeeld. Maar ouders die hier gewend zijn, ik heb nu 5 kinderen, 3 jongens en 2 meisjes en ze zijn voor mij gelijk. (naam jongen) moet het ook doen. Ik zeg niet “ (naam meisje) je bent een meisje je moet elke dag afwassen, je mag niet naar buiten gaan”. Dat is niet de bedoeling. Ze moeten gelijk zijn. Ik weet dat ze nooit gelijk zijn want zij is een meisje en hij is een jongen, er is een groot verschil maar ik moet gelijk met ze omgaan en ze gelijk behandelen. (….) Volgens mij zou het in Somalië helemaal anders zijn, nee ik denk niet (dat het hetzelfde zou zijn als hier in Nederland). Ze zou het ook net zoals Somalische vrouwen moeten doen. Maar hier, het leven hier is anders, kijk hier ziet mijn dochter ook andere familie die hier wonen en daar zijn jongens en meisjes gelijk. Als ik mijn dochter hier al het huishoudelijke werk
43
laat doen en mijn zoon zijn gang laat gaan en ik ga koken dan… want zij wonen hier en zij zien hier ook andere mensen leven en dat jongens en meisjes hier gelijk zijn. Elk kindje heeft zijn eigen taak hier. Dus mijn zoon ook. Maar mijn moeder behandelt niet gelijk.” In de Somalische gemeenschap doen meisjes het beter op school dan jongens. Veel jongens hebben gedragsproblemen op school. Ze zijn druk en kunnen zich niet goed concentreren. Dit leidt tot veel problemen voor de ouders M: “Sinds 2003 ben ik schoolcontactpersoon voor Somalische leerlingen en ouders. Elk probleem waarbij ik aanwezig ben gaat over jongens. Ik heb bijna nooit, heel weinig meisjes gezien. Het gaat meestal over jongens. Het gaat over gedrag, concentratie. Heel veel Somalische kinderen hebben weinig concentratie. Zij zijn soms te druk, zij zijn heel opvallend in de school. Zij gaan rennen. Zij rennen.” Niet alleen tussen jongens en meisjes, maar ook tussen mannen en vrouwen komt een traditionele rolverdeling naar voren. Vrouwen zorgen voor het huishouden en de kinderen terwijl de mannen zorgen voor een inkomen. Opvallend is dat de vrouwen volledig verantwoordelijk zijn voor de uitgaven van het huishouden. De mannen geven hun salaris af aan hun vrouw en vragen hier verder niet naar. De vrouwen geven aan dat deze rolverdeling van jongs af aan uit huis wordt meegeven. De traditionele rolpatronen worden nu in Nederland gedeeltelijk doorbroken, steeds meer mannen doen hun best om hun vrouw te helpen met het huishouden. Veel vrouwen geven aan dat ze hier aan moeten wennen. De veranderende rolpatronen spelen voor sommige jonge vrouwen een belangrijke rol in de partnerkeuze. Er zijn ook rolpatronen aanwezig in de opvoeding. In Somalië is de vader meer betrokken bij het onderwijs van het kind en de moeder meer met de opvoeding. In de Somalische gemeenschap in Nederland liggen deze rollen anders. Er zijn veel alleenstaande moeders die hun kinderen alleen opvoeden. Verder wordt aangegeven dat de ouder die de taal het beste beheerst vaak het contact met de school heeft. In de meeste gevallen zijn dit de moeders omdat deze eerder naar Nederland zijn gekomen. Door dit verschijnsel zijn de traditionele rolpatronen voor de man en de vrouw in veel Somalische gezinnen veranderd. De vrouw heeft, doordat zij de taal beter beheerst en het eerste contact met school heeft gelegd, meer verantwoordelijkheid. In de Somalische gemeenschap in Nederland is er duidelijk een mannengroep en een vrouwengroep. Eén van de vrouwen geeft aan dat haar man het niet prettig vind om hun kind op te halen van de kinderopvang omdat hier alleen maar vrouwen werken. Hij voelt zich er niet op zijn gemak. M: “In Somalië is dat (het huishouden) gewoon de taak van de vrouw, mannen hebben een andere taak. En nu zie je ook dat Somalische mannen het moeilijk vinden, ze willen graag wat doen, ze willen graag de vrouwen helpen maar ze hebben het niet van huis meegekregen, ze kennen het niet. Ze willen het graag. Mevrouw F: Jouw man is misschien jonger maar mijn man probeert het ook, hij doet zijn best en wat hij doet waardeer ik ook. De eerste keer dat hij ging deed hij teveel zout, het is lastig maar je moet gewoon zeggen” het is heerlijk” want dan durft hij de volgende dag te koken. Maar als ik zeg” de rijst is niet lekker”, dan durft hij niet meer te koken.” I: “Wat je ook hier ziet, als ik mijn man bij de kinderen laat en hij gaat een luier verschonen of huishoudelijke dingen doen of op de kinderen passen omdat ik ergens heen moet, en een Somalische mevrouw komt kijken, dan zal zij zeggen: “oh weet je wat ik vandaag gezien heb? De man van (I)heeft de hele dag op de kinderen gelet. Hij heeft een luier verschoond en het huis schoongemaakt. Waarom moet hij dit doen?” Wij zijn hier ook niet aan gewend. Zij vinden jou dan raar, omdat ik weg ben naar bijvoorbeeld een feest of om alleen met mensen te kletsen. Wij zijn niet gewend aan zulke rare dingen. In het begin toen ik hier kwam dacht ik: “mijn man gaat voor mij koken? Hoe kan dat nou?””
44
Gespreksuitwerking: G2: “In hoeverre zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen in de mate waarin zij betrokken zijn bij de opvoeding van hun kind en het onderwijs van hun kind? “ L: “Ja er zijn verschillen. Bijvoorbeeld in Somalië is het weer de vader die zich meer bemoeit met de school van het kind. En hier in Nederland weer de moeder, of wie de taal spreekt min of meer. Ja, ik denk vooral de moeder, maar vooral wie de taal spreekt. Bijvoorbeeld in mijn situatie, mijn man spreekt de taal niet dus ik ben het meest betrokken bij het onderwijs van mijn kind. Ik heb meer macht omdat ik de taal spreek. En in Somalië heeft de man meer de macht denk ik.” (……) “Met de opvoeding bemoeit de moeder zich meestal meer, veel mannen gaan de hele dag weg van 10 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds.“ M: “Ze (mannen) zijn ook vanuit Somalië gewend dat de taak van de opvoeding de taak van de moeder is, mannen zijn er alleen maar om geld binnen te brengen en ze bemoeien zich verder nergens mee. Maar hier moet je alles samen doen. Heel veel dingen komen doordat de Somalische vrouwen, moeders, hier eerder kwamen dan de mannen. Door de oorlog stuurde mannen eerst de kinderen en hun vrouw. Die stuurden ze naar een veilige plek. De vrouw heeft hier de taal geleerd, een inburgeringcursus gevolgd. Kinderen gaan hier naar school, het contact met de school komt vanuit de moeder, ook nadat de man hier is gekomen omdat de moeder het eerste contact heeft gelegd. Maar ook is het zo dat op de scholen en kinderdagverblijf alleen maar vrouwen werken. Als mijn man mijn dochtertje ophaalt wil hij daar zo snel mogelijk weg.” (….) “Maar alles wordt hier anders, nu zie je dat ook een man hier mee gaat naar het ziekenhuis als zijn vrouw gaat bevallen omdat je hier verder geen familie hebt. In Somalië mocht dat niet vroeger. Mannen wisten niks af van de bevalling van vrouwen. Nu ze hier zijn is het een Eye opener voor de mannen. De mannen hier kijken heel anders tegen dingen aan dan de mannen in Somalië. Mannen willen nu helpen. Maar sommige dingen heb je van huis uit meegekregen en wil je ook niet los laten, soms is het voor ons vrouwen ook moeilijk los te laten.” (….) “In Somalië geeft de man zijn salaris aan de vrouw, en die is verantwoordelijk voor hoe het besteed wordt. De man weet niet waar zijn geld heen gaat en het maakt hem ook niets uit. Hij zal er nooit naar vragen. Als een man mensen wil uitnodigen bij hem thuis gaat hij eerst onderhandelen met zijn vrouw. Als zij nee zegt dan mag het niet. Maar als een vrouw mensen wil uitnodigen dan doet ze dat gewoon.” (…….) L: “Maar hier hebben sommige Somalische vrouwen wel meer problemen met hun mannen want ze zien bij vriendinnen dat de mannen daar hun vrouw helpen terwijl hun eigen man op bed ligt en qat kauwt. Dan gaat ze denken waarom zou ik bij hem blijven. Dus gaat ze scheiden. M: Ja sommige Somalische vrouwen zeggen ik heb nog een kind thuis. Je hebt de kinderen, maar mijn man is ook een kind.” Generatieverschillen De jongeren geven aan dat er grote generatieverschillen zijn binnen de Somalische gemeenschap. Volgens de jongens ligt het grootste probleem thuis. De ouders spreken niet de Nederlandse taal en hebben bepaalde verwachtingen voor de toekomst van hun kinderen. Deze verwachtingen komen niet overeen met de toekomst plannen van de kinderen zelf. Ook liggen er veel problemen in de communicatie tussen de generaties.
45
S: “Ouders hebben andere verwachtingen, geen goed beeld van school en ouders en kinderen begrijpen elkaar niet. Ouders verwachten dat kinderen hoog scoren, advocaat of chirurg worden. Maar op een gegeven moment doe je alles voor jezelf. Wat ik leuk vond is sport. Ouders en kinderen begrijpen elkaar niet. Somalische kinderen luisteren niet. Er is een groot verschil tussen generaties en weinig communicatie omdat ouders veel kinderen hebben.” S: “De volgende generatie heeft steun nodig zodat de generatie die volgt betere kansen kan krijgen. Criminele praktijken, ‘gekke’ dingen. Ouders weten van niets. Je moet eerst jezelf kunnen helpen voordat iemands anders iets voor je kan betekenen.” T: “Er is geen goede communicatie tussen de ouders en het kind. Er is geen respect meer. Ouders schuilen achter hun kinderen” Jongeren geven aan meer steun voor huiswerk en de Nederlandse taal vanuit huis te willen terwijl de oudere generatie aangeeft meer steun vanuit de scholen te willen. K: “Ja ook gewoon hetzelfde meer steun thuis voor huiswerk.” G1: “Vanuit de ouders of vanuit school?” K: “Nee gewoon thuis” L: “Ja aan de ene kant moeten ook gewoon de ouders de kinderen naar de bibliotheek brengen. Want soms heb je ook uren waar mensen vrijwillig gaan voorlezen. Het hangt ervan af of de ouder zelf ook doorzet. Als je iets wil betekenen voor je kind dan moet je ook zelf doorzetten. Je moet het niet van een kant bekijken.” L: “Ik wil graag dat mijn dochtertje iets leert dus lees ik boekjes met haar. Ik denk niet dat veel moeders dat doen met een kindje van anderhalf.” M: “Aan de andere kant heeft het ook te maken met de traditie, in de Somalische cultuur is het verhalen vertellen. Een boek lezen?” L: “Dat komt niet voor!” M: “Jullie hebben dit (betrokkenheid ouders) gemist maar ouders die nog hier zitten die de taal niet goed beheersen..” L: “Dat is het probleem, zij moeten ook doorzetten” De vrouwen geven aan dat hun eigen ervaringen een grote rol spelen voor wat ze de volgende generatie willen mee geven. Ze leggen uit dat het voor hen moeilijker was om aan Nederland te wennen dan voor de jongere generaties. L: “Ja je moet kunnen doorzetten, je weet je eigen verleden en je wilt het zelf beter voor je kinderen, iedereen wil dat het liefst. Ik weet wat ik verkeerd heb gedaan en dat zou ik het liefste willen doorgeven aan mijn dochtertje.” M: “Ja net als een baby, maar je hebt een bepaalde bagage. Als je hier begint, jij kunt makkelijk door groeien, maar voor mij waren er heel veel dingen die moeilijk waren.” M: “Je wilt ook je cultuur en je waarden en normen aan je kind geven, maar het land waarin hij woont daarvan wil je ook een stuk geven. Ik kan niet alles geven, omdat ik ook zelf in Nederland een hoop van de cultuur mis. Ik weet dat ook gewoon niet. Ik weet ook gewoon niet alles van Nederland, ik woon hier twaalf jaar, ik kwam op mijn 26e jaar hier. Nu voel ik me alsof ik een twaalfjarig kind ben, ik ben nog niet volwassen in mijn ogen. Omdat als kind ben ik zesentwintig jaar in Somalië opgevoed. Je woont hier twaalf jaar, je mist heel veel geschiedenis in Nederland. De Nederlandse vrouwen die mijn leeftijd, zeg maar 37/38 zijn, hebben hun hele leven geschiedenis hier. Maar ik loop 26 jaar achter.” Q: (antwoord op de vraag of de vrouwen denken dat de problemen van nu hetzelfde zullen zijn voor de volgende generatie) “Nee ik denk het niet, die problemen zullen niet zo blijven denk ik. Het komt
46
wel in verandering, maar niet in onze generatie. Maar bij onze kinderen wel, want ze zijn hier geboren, hier getogen, ze gaan hier naar school. Misschien blijven ze hier, dat weet ik niet, misschien krijgen ze hier kinderen. En ik ga zelf terug naar nu ook, en ik denk niet dat onze kinderen omdat zij in twee culturen, Nederlands en somalisch, dat dat slecht is voor hen. Ik vind altijd dat ze rijker zijn eigenlijk, want ze zijn in twee culturen opgevoed. We proberen de culturen te combineren, elke cultuur heeft zijn min en pluspunten dus wij proberen wat ik pluspunten vindt – misschien vinden zij dat geen pluspunten- maar wij proberen om al die pluspunten samen te binden en maken hem of haar een betere mens dan wij. Dus wij hopen straks dat als onze kinderen groot zijn en zelf kinderen krijgen, dat dat wat makkelijker gaat, want dan hebben ze die taalproblemen al achter zich, wat wij nu niet hebben. “ De oudere generatie vrouwen geeft aan dat er een groot verschil is tussen jongere vrouwen en oudere vrouwen. I: “Als je als meisje niet goed op school was gingen ze een man voor je zoeken, dan kon je trouwen, kinderen krijgen en was het probleem opgelost. Maar dat was vroeger, nu zijn ze wel wat meer wakker geworden. Vroeger was het anders.“ M: “Meisjes die hier achtien zijn en meisjes die in Somalië achtien zijn, daar zit een groot verschil tussen. In Somalië kun je op je vijftiende al zwanger zijn van je tweede kind. In Somalië ben je op je twaalfde al volwassen. Je gaat je voorbereiden op de verantwoordelijkheid van een gezin. Hier zie ik meisjes, en het is anders. Toen ik jouw leeftijd (20,21) was, was ik al een echte vrouw. Maar Somalië is nu ook een ander Somalië geworden, wat wij niet kennen. Mijn dochter uit van twintig zit de hele dag te chatten, tv te kijken en te telefoneren. Ze mist een bepaalde houding en verantwoordelijkheid.” L: “Mijn kindje is pas anderhalf, maar het is wel knap dat ze nu al kinderopvang volgt, ze leert sneller Nederlands dan Somalisch. Ze doet haar best. Somalisch begrijpt ze wel heel goed maar ze vindt het iets moeilijker valt mij op.” M: “Iedereen wil terug. Maar mijn dochter is hier geboren, wat ik haar kan geven is alleen maar de goede kant van mijn cultuur, wat leuk is, respect. Dat kan ik alleen maar geven. Maar hier, zij heeft zelf op basisschool gezeten, zij weet meer regels dan ik. Zij heeft heel veel meegemaakt, haar geschiedenis kent ze zelf later gewoon beter dan ik. Ik denk dat sommige dingen waar ik nu zelf een blokkade heb of een dilemma heb, dingen waar ik nu zelf voor sta, voor haar worden deze minder moeilijk. Hoop ik.” Toekomstbeeld Wat het sterkst naar voren kwam in de gesprekken over de toekomst van de Somalische gemeenschap is dat alle personen aangaven terug te willen naar Somalië, ook de jongeren die het grootste gedeelte van hun leven in Nederland hebben gewoond. Gespreksuitwerking: G 2: “Denk je dat de meeste Somaliërs die hier wonen allemaal terug willen naar Somalië wanneer dat mogelijk is?” L: “Ik zelf? Ja, ik ben er zelf niet opgegroeid maar ik ben er wel een tijdje geweest. Ik zou het liefste wel terug willen gaan. Ja, ik zou terug willen gaan als het veilig is, en ik kan een leven opbouwen daar, zou ik vandaag nog gaan.” I: “Ja bijna iedereen zou terug gaan”
47
M:”Bijna iedereen zou teruggaan. Kijk, of je vlucht of immigreert zijn twee verschillende dingen. Bij immigreren maak je zelf je eigen keuzes, naar welk land je wilt en wat je meeneemt. Met vakantie kan je terug gaan naar je eigen land en mensen opzoeken. Mensen blijven hetzelfde, huizen zijn hetzelfde, elke keer kan je op vakantie terug gaan. Maar als je vlucht heb je geen keuzes gemaakt. Ik sta met 1 been waar ik vandaan kom en met 1 been hier in Nederland. Ik zeg altijd, mijn koffer is altijd dicht. Op elk moment wil ik weg kunnen gaan. (….) Ja, ik wacht tot Somalië veilig wordt. Maar ik weet het niet, misschien ga ik hier wel dood. Maar elke Somaliër die je het vraagt zal zeggen “ja zeker ik ga terug als het kan” “ L: “Als ik hoor dat het veilig is ga ik terug, ik zou willen mee helpen het land opnieuw op te bouwen. Ik weet niks maar als ze tegen me zeggen “deze machine werkt zo” dan doe ik het.” G 1: “Hoe komt dat nou? Want het grootste gedeelte van je leven heb je hier in Nederland gewoond.” (geen duidelijk antwoord) I: “Het is niet de bedoeling te zeggen dat we Nederland haten of dat we ons hier niet thuis voelen. Ik vind het hier wel leuk, het is een gastvrij land. Iedereen respecteert elkaar hier, we hebben geluk dat we hier wonen. We hebben dingen gekregen en mijn kinderen zijn hier geboren. Maar toch, je mist je land elke dag, elk moment.” M: “Je wilt een keuze kunnen maken.” L: “Je mist een stuk van jezelf” I: “Ja, wij zijn gewend aan een huis vol met een grote familie, familie is voor ons belangrijk. In sommige huizen wonen meer dan 20 personen. Niet alleen familie, sommigen kunnen ook kennissen zijn. Wij leven daar samen en dat mis je. Maar het is niet de bedoeling te zeggen dat wij hier niet willen wonen.“ (einde gespreksfragment) T: “Ik wil wel terug naar Somalië, iedereen wil terug. Het gaat om de familie en de cultuur. De mentaliteit daar is heel anders. Er zijn geen afspraken nodig, er is meer vrijheid in wat je wilt doen, het weer is anders, iedereen heeft hier moeite met het klimaat. Werken, thuis komen, elke dag is hetzelfde, het maakt je gek. Je kunt meer geluk in Somalië vinden. Rijke mensen hebben hier stress, het leven is te druk hier. De druk is te groot. In Somalië kun je elke dag tevreden zijn met niks. Ik ben pas vrij als ik daar ben, hier ben ik niet vrij. Het (Nederlandse) systeem is het probleem.” M: “Maar mijn dochter heeft geen enkele geschiedenis van Somalië. Zij hoort misschien over Somalie maar zij heeft geen enkele band, geen enkele binding met Somalië. En het kan zijn dat ze hier een heel andere binding heeft dan ik. Ze ziet haar moeder, zij ziet haar de hele dag bellen met haar tantes en ooms. Maar voor haar, heeft ze niet echt neefjes en nichtjes. Zij (de neefjes en nichtjes) moeten alleen met elkaar bellen, maar zien elkaar niet zoals ik nu dichterbij zit. En wij, iedereen, wij hebben contacten, wij willen graag terug. Wij willen allemaal graag terug.” De jongeren (jongens) gaven aan geen kinderen in Nederland te willen krijgen. Ze hebben een somber toekomstbeeld voor de jongere generaties in de Somalische gemeenschap. Ze geven aan dat er te weinig communicatie is tussen generaties en grote problemen met jongeren. De toekomst van Somalië wordt ook somber gezien. De jongeren geven aan dat ze weinig vertrouwen hebben in de wederopbouw van het land omdat er door de clanstructuur geen goede
48
onderlinge samenwerking is. Ze proberen ouders uit verschillende clans in Nijmegen bij elkaar te brengen door voetbaltraining te geven aan hun kinderen. S: (antwoord op vraag over toekomstige kinderen): “Ik wil liever geen kinderen hier maar als dat gebeurt dan zien we wel. Ik wil liever hier geen kinderen, ik zie de problemen, ik kom zelf van de problemen. Somalische kinderen luisteren niet. Er is een groot verschil tussen generaties en weinig communicatie omdat ouders veel kinderen hebben. Daarom ben ik SPH gaan doen, ik wil graag hulp verlenen. Eenheid, ontmoeting en verbinding. Met een diploma kan ik moeders en kinderen ondersteunen.” “Ik wil ook geen kinderen hier. Ik wil niet dat ze mijn pad hoeven te belopen, ik wil ze geen stress aan doen. Maar het lot bepaalt het. Het systeem, als dat verandert dan wil ik misschien wel kinderen. “ S: “De stammen in Somalië vormen een groot probleem, de toekomst in Somalië komt niet goed. Mensen moeten samen kunnen werken voor het belang van het land en niet voor het belang van hun eigen stam. De problemen zijn groter dan mensen kunnen bevatten.” S: “Voetbal training hier is belangrijk, het brengt kinderen uit allerlei verschillende stammen bij elkaar. Kinderen en ouders gaan samen in dialoog met kinderen en ouders uit andere stammen. Daarvoor zouden ouders van verschillende stammen nooit bij elkaar komen.” T: (Over Somalië) “Ik hoop dat het goed komt maar ik denk het niet. Het is net als bij Joegoslavië. Ze gaan allemaal uit elkaar. We leven van dag tot dag. Ik ben tevreden maar weet niet wat ik wil voor de toekomst.” De vrouwen geven aan in de nabije toekomst graag taalondersteuning voor hun kinderen te willen hebben zodat deze hun taalachterstand kunnen inhalen. Ze zijn erg betrokken bij de toekomst van hun kinderen en willen allemaal dat ze betere kansen krijgen dan zijzelf hebben gehad. M: “Daarom heb ik gezegd dat Somalische kinderen huiswerkbegeleiding moeten, ik heb al lang gezegd dat ze gewoon huiswerkbegeleiding moeten. Ze moeten gewoon de taal goed beheersen omdat de taal de sleutel is.” Q: “Het zijn de basisjaren, die moeten we aanpakken. Die basisjaren, die 8 jaar op de basisschool, daar moeten we tijd aan besteden. En dat krijgen we via die aandacht. Want wij wachten al lang op de huiswerkbegeleiding.”
49
Verklaringskracht cultuurverschillen Waar in dit onderzoek voor gewaakt moet worden is de verklaring van problemen met cultuurverschillen. Nan Dirk de Graaf heeft hier in zijn oratie 12 aandacht aan besteed. Hij besprak hierin grote gewelddadige conflicten en het vaak herleiden van deze tot etnische verschillen. Enkele van zijn argumenten gaan echter ook op in deze situatie. Een uitspraak over het belang van etnische cultuurverschillen is pas relevant als we ook in ogenschouw nemen dat er niet in alle gevallen een conflict plaatsvindt tussen etnische groeperingen. Dus niet ‘alle Somalische moeders hebben (dezelfde) conflicten met leerkrachten, en er zijn ook niet-somaliers die conflicten hebben met leerkrachten. Het is dus erg gevaarlijk maar ook nietszeggend om conflicten terug te leiden naar cultuurkenmerken. Meer verklaringskracht heeft een oorzaak die zowel bij de Somalische moeders als bij de autochtone ouders leidt tot problemen. Zo weet men zeker dat geen sprake is van een schijnverband. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat er een achterliggende oorzaak is die lijkt te wortelen in een culturele norm, die echter ook zonder die culturele norm van invloed is. Dit fenomeen zullen we trachten verder uit te leggen aan de hand van een fictief voorbeeld. Stel dat er uit ons onderzoek komt dat Somalische moeders zich niet aan afspraken houden, en hierdoor de leraar geïrriteerd raakt waardoor hun verstandhouding verslechterd. Dan zou een conclusie kunnen zijn; “ in Somalie is het naleving van afspraken minder de norm dan in Nederland, waardoor Somalische moeders hun afspraken niet nakomen.” Hiermee herleidt je het probleem naar een cultuurverschil. Het zou echter zo kunnen zijn, dat Somalische moeders het naar verhouding veel drukker hebben dan autochtone moeders doordat ze er vaak alleen voor staan en veel kinderen hebben, waardoor ze door de chaos veel afspraken vergeten. Stel nu dat blijkt dat alleenstaande autochtone moeders met veel kinderen ook vaak hun afspraken niet nakomen en hierdoor conflicten hebben met leerkrachten. Een verklaring zou dan zijn; “ Drukke ouders komen vaker hun afspraken niet na, waardoor zij meer conflicten hebben met leerkrachten dan ouders die het in verhouding rustiger hebben”. Deze laatste verklaring biedt veel meer toekomst omdat deze veel gevoeliger is voor veranderingen. Wanneer namelijk geaccepteerd wordt dat verschillen door cultuur komen, wordt eigenlijk de onveranderlijkheid van deze verschillen geïnsinueerd. Dat iemand bepaald gedrag vertoond “ omdat diegene nu eenmaal Somalisch is” , houdt in dat dat gedrag nooit zal veranderen omdat diegene nooit niet Somalisch zal zijn. Wanneer echter verschillen verklaard worden door bijvoorbeeld in ons hypothetisch voorbeeld verschillen in de beschikbare tijd, kunnen er aanbevelingen gedaan worden. Zo zouden drukke ouders ontlast kunnen worden door een vaste oppas te regelen voor ouderavonden, of zou contact met de leraar via de telefoon kunnen gaan wanneer er niet veel besproken hoeft te worden. Met de niet-culturele verklaring is er een toekomstperspectief, en wordt de situatie als veranderbaar beschouwd. De voorkeur gaat dus uit naar niet-culturele verschillen, die meer verklaringskracht en toekomst bieden.
12
De Graaf, N.D. (2002). De beperkte verklaringskracht van cultuur; een empirisch-theoretische benadering. Rede uitgesproken bji de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de empirische sociologie in het bijzonder cultuur en godsdienstsociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op 8 februari 2002.
50
Conclusie Uit de gesprekken zijn enkele conclusies ten aanzien van de topics in onze lijst te trekken, enkele additionele belangrijke onderwerpen aan het licht gekomen en enkele topics die we graag behandeld hadden onbesproken gebleven. In dit hoofdstuk zullen we eerst de belangrijkste conclusies ten aanzien van de gesprekken presenteren, daarna koppelen we deze terug naar de eerder besproken relevante theorieën. Het grootste deel van de vrouwen geeft aan geen communicatieproblemen met de school te ervaren. De vrouwen die dit wel ervaren, noemen als probleempunten; onduidelijkheden aan beide kanten, gevoel van discriminatie, bemoeienis van school met privéleven, onderkwalificering, niet tijdige signalering van problemen door school en een verschil in omgangsvormen tussen school en ouders. Deze onderwerpen zullen we nu afzonderlijk toelichten. De Somalische vrouwen geven aan dat een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal tot problemen leidt in de communicatie met school. Ook geven ze aan dat er thuis meestal Somalisch gesproken wordt, en dat het voor de kinderen lastig kan zijn om in twee talen opgevoed te worden. De vormen van informatieverstrekking van de school sluiten niet aan op de communicatievormen die de vrouwen gewend zijn. De orale, uitgebreide traditie van de vrouwen sluit niet aan op communicatie per post of 10-minuten gesprekken. Hierdoor lopen ze veel informatie mis. Ook geven de vrouwen aan dat de informatie die ze ontvangen verder bouwt op verwachte basiskennis en ervaringen over het onderwijs, terwijl het de vrouwen vaak juist aan deze basiskennis ontbreekt. In de gesprekken werd meermalen aangegeven dat de vrouwen veel onduidelijkheid ervaren. Zo weten ze niet hoe hun kinderen zich horen te gedragen op school, weten ze niet hoe en hoe vaak ze een leraar horen te benaderen en vinden ze het moeilijk conflicten op een gepaste wijze op te lossen. Veel vrouwen geven aan dat ze deze verwachtingen leren tijdens de schooltijd van het eerste kind, waardoor de communicatie bij latere kinderen beter en duidelijker verloopt. Soms voelen de vrouwen zich de dupe van vooroordelen. Ze hebben het gevoel dat ze niet serieus genomen worden, dat er vanuit gegaan wordt dat ze laag opgeleid zijn en dat er wordt gedacht dat ze hetzelfde zijn als Turkse en Marokkaanse vrouwen. Dit laatste ervaren ze als hinderlijk vanwege de verschillende motieven en achtergronden van deze etnische groepen. Een onderwerp wat niet op onze topiclijst stond maar wat wel meerdere malen door de vrouwen zelf is aangedragen, is de bemoeienis van school met het privéleven. Sommige vrouwen ervaren dat de school buitenproportionele aandacht schenkt aan hun thuissituatie. Dat de leerkrachten hierover vragen stellen aan hun kinderen en niet aan henzelf zien ze als ongepast. De vrouwen geven aan dat zij denken dat door de beschreven communicatieproblemen tussen ouders en leerkrachten, de Somalische kinderen vaak ondergekwalificeerd worden en hierdoor onnodig naar het speciaal onderwijs door worden verwezen of een te laag middelbare school advies krijgen. De moeders zelf hebben het idee dat ze hier pas over geïnformeerd worden wanneer het te laat is om de situatie nog te veranderen. Helaas zijn er geen statistieken beschikbaar over het aandeel Somalische kinderen wat op het speciaal onderwijs zit. Wij vonden het echter wel opvallend dat van bijna alle moeders die we gesproken hebben ten minste 1 kind op het speciaal onderwijs zit. We kunnen hier geen sterke conclusies over trekken omdat onze onderzoekpopulatie te klein en specifiek is, maar we willen graag benadrukken dat dit een essentieel probleem vormt binnen het deel van de Somalische gemeenschap wat wij gesproken hebben. Ons lijkt het dan ook raadzaam om hier vervolgonderzoek naar te doen. Wat ons in dit verband ook opviel, is dat de doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs sterk verschillen per wijk. Ook hier kunnen we vanwege de beperktheid
51
van onze onderzoekspopulatie geen conclusies uit trekken, maar wederom vraagt dit verschijnsel om verder onderzoek. De vrouwen praten uitgebreid over hun cultuur en noemen veel cultuur en onderwijsverschillen die in de analyse uitgebreid beschreven zijn. Het belangrijkste en meest relevante punt wat in de cultuurverschillen naar voren komt is dat de vrouwen gewend zijn collectief te denken en zich te gedragen, terwijl hier een meer individualistische instelling wordt verwacht. Dit verschil wordt later uitgebreider besproken wanneer we conclusies ten aanzien van de literatuur bespreken. In het onderwijs het belangrijkste verschil dat de leerkrachten in Somalië autoritairder zijn. Duidelijke opvoedingsverschillen noemen de vrouwen niet. De Somalische cultuur kent van oudsher een traditionele rolverdeling. Doordat de Somalische vrouwen eerder naar Nederland zijn gekomen dan de Somalische mannen, beheersen zij de taal vaak beter dan de mannen. Hierdoor zijn zij onafhankelijker van hun man, en hebben ze meer taken dan de traditionele. Dit zorgt voor een afbrokkeling van de traditionele rolpatronen, iets wat door de vrouwen genoemd wordt als een van de factoren die meespelen bij het grote aantal echtscheidingen binnen de Somalische gemeenschap. De jongere generatie geeft aan dat het loslaten van de traditionele rolverdeling een belangrijke eigenschap is van mannen, waarop de vrouwen steeds meer hun partnerkeuze baseren. De moeders die we hebben gesproken zijn allen bezorgd om de veiligheid van hun kinderen. Ze missen de collectieve sociale controle uit Somalië. Het gevoel van onveiligheid wordt versterkt door verhalen die de moeders horen over kinderlokkers e.d. De vrouwen geven aan dat ze, vooral toen ze net in Nederland waren, grote druk ervaren en het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan. Ze ervaren dat ze in Nederland veel meer op hun kinderen moeten letten, en zijn bang dat als ze dit niet goed genoeg doen hun kinderen uit huis geplaatst zullen worden. Ook hebben ze moeite met het organiseren van de andere activiteiten van het gezin, doordat ze er vaak alleen voor staan, de taal niet goed beheersen en onzeker zijn over wat er van hen verwacht en gedacht wordt. Hierdoor ervaren de vrouwen allemaal veel stress. De verhouding tussen ouders en kinderen is niet uitgebreid aan bod gekomen. Wel gaven de moeders aan dat zij vaak op een meer beslissende en autoritaire manier met hun kinderen omgaan dan de docenten. Hierdoor luisteren kinderen vaak slechter naar de docenten. Wat vaak naar voren is gekomen is dat de Somalische gemeenschap in zijn geheel zeer statusgevoelig is. Het doel van onderwijs is het bereiken van een hoge maatschappelijke positie, en het idee dat een kind op het speciaal onderwijs gefaald heeft is ook mede oorzaak voor het belang wat de vrouwen hechten aan dat hun kinderen op het reguliere onderwijs kunnen blijven. De jongere generatie geeft aan dat er veel generatieverschillen zijn, die een negatieve invloed hebben op de communicatie tussen generaties en op de thuissituatie. Als belangrijkste verschil noemen zij de taalbeheersing. De jongere generatie geeft aan dat de oudere generatie verwachtingen van hen heeft die door hen niet waargemaakt kunnen worden. De oudere generatie spreekt niet over generatieverschillen. De toekomstbeelden verschillen sterk tussen beide generaties. De oudere generatie ziet de toekomst positiever in, en verwachten dat de problemen die zij ervaren steeds minder zullen worden naarmate generaties langer in Nederland wonen. Een deel van de jongere generatie, daarentegen, geeft aan dat ze dezelfde problemen voor latere generaties binnen de Somalische gemeenschap verwacht. Alle respondenten geven aan dat ze zodra dit mogelijk is terug willen keren naar Somalië.
52
Alle mensen die we hebben gesproken waren heel duidelijk in wat er in hun ogen verbeterd kan worden aan de problemen van de Somalische gemeenschap. Extra ondersteuning op school, meer informatie over het Nederlandse onderwijs en vooral extra taalondersteuning wordt door alle groepen genoemd als zeer gewenst. De belangrijkste conclusie van de onderzoeken van het ITS is dat ouders en leraren slecht geïnformeerd zijn over elkaars opvoedingsideeën en praktijken. De belangrijkste aanbeveling om dit gebrek aan informatie te verhelpen, is het duidelijk vastleggen van communicatiepatronen waarbij gebruik gemaakt wordt van de zes typen van ouderbetrokkenheid van Epstein. Wij weten niet in hoeverre de docenten slecht geïnformeerd zijn over de Somalische kant. Wat we wel weten, is dat het de moeders waarschijnlijk zou helpen om duidelijke communicatiepatronen te hebben voor het contact met school, en dat hiermee veel onduidelijkheden en misverstanden ondervangen kunnen worden. Onze aanbeveling is dus hetzelfde als die van het ITS, waarin we stellen dat het vooral belangrijk is dat er aandacht wordt geschonken aan het tweede type participatie van Epstein betreffende de directe informele communicatie tussen ouder en leerkracht; ‘Communicating’. De grofmazige en fijnmazige culturen die Pinto beschrijft, komen duidelijk naar voren in de verhalen van de moeders. De grotere sociale controle in Somalië die ze missen, een sterker vastgelegde rolverdeling en het collectieve denken van de Somalische gemeenschap zijn facetten van de Somalische cultuur die Pinto al noemde, en allemaal in de gesprekken naar voren zijn gekomen. Ook beschrijven de moeders in hun knelpunten vaak de fijnmazige cultuur van Nederland, waarin ze moeite hebben het individualistische denken, de vrije omgangsvormen en de mindere mate van sociale controle zich eigen te maken. Wij achtten het onderscheid wat Pinto maakt tussen de Somalische en Nederlandse cultuur hierdoor als een zeer relevante en waardevolle, die in een verdere evaluatie van de communicatiepatronen een heldere achtergrond kan geven waartegen de structuur van problemen eerder doorzien kan worden. De cultuurdimensies van Hofstede komen terug in de verhalen van de moeders. De masculiniteit van de Somalische cultuur blijkt uit de traditionele rolverdeling en statusgevoeligheid. Problemen met de bureaucratie duiden op een lastige overgang van een niet-onzekerheidsvermijdende cultuur naar een onzekerheidsvermijdende cultuur. Het korte termijn denken en de omgang met maatschappelijke ongelijkheid komen echter niet terug in de gesprekken. De enige dimensie die ook van invloed is op de problemen in het onderwijs, is het onderscheid tussen de collectieve en individualistische samenleving. Dit wordt echter met meer structuur, diepgang en verklaringskracht besproken aan de hand van de cultuurtweedeling van Pinto, vandaar dat wij menen dat die theorie voor de specifieke problemen van deze specifieke groep meer inzicht geeft in de achterliggende structuur van de problemen. De hulpbronnentheorie speelt een belangrijke rol in de eventuele verschillen tussen autochtone en allochtone ouders in hun ervaringen met het onderwijs. Door de vrouwen is zelf vaak aangegeven dat zij op allerlei velden een achterstand hebben doordat zij bepaalde kennis, vaardigheden of contacten ontberen. Dit verschijnsel komt in vrijwel alle concluderende opmerkingen over de topics voor, hier zullen wij verder dan ook geen uitgebreide aandacht meer aan besteden. Belangrijk is echter in gedachten te houden dat veel van de ervaren problemen veroorzaakt worden door een verschil in bezit van bepaalde hulpbronnen en hierdoor toegang tot specifieke kennis, deze verstorende factor zou in principe door voorlichting redelijk gemakkelijk de wind uit de zeilen genomen kunnen worden. Meer dan iets anders blijkt uit ons onderzoek het belang van wederzijds dialoog, waarin aandacht is voor elkaars standpunten. Wellicht een van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek is dat het grootste deel van onze onderzoekspopulatie zegt geen problemen te ervaren met de scholen van haar kinderen. De problemen die wel aangedragen worden, worden veroorzaakt door miscommunicatie, wederzijdse misvattingen en wederzijdse onduidelijkheden. Dit stemt hoopvol.
53
Miscommunicatie, misvattingen en onduidelijkheden zijn namelijk wellicht door een goede samenwerking tussen moeders en scholen op te lossen. Wanneer op een voor beide groepen geschikte manier gecommuniceerd wordt, kan een groot deel van de nu ervaren knelpunten voorkomen worden. De vrouwen die we gesproken hebben, zijn over het algemeen zeer te spreken over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, de docenten en de Nederlandse samenleving in het algemeen. Vooral over Nijmegen zijn zij zeer positief. De vrouwen staan open voor dialoog, en hebben gedurende het hele onderzoek hun medewerking verleend en zijn gastvrij en open geweest. Het belang van hun kinderen staat bij hen voorop, en de wil tot samenwerking is er. Aangenomen dat voor de leerkrachten ook het belang van de kinderen voorop staat en de wil tot samenwerking er is, lijkt het dus alsof communicatieproblemen in deze specifieke situatie het hoofd geboden kunnen worden door goede voorlichting en wederzijds begrip. Taal- en/of rekenachterstand bij kinderen, doorverwijzingen naar het special onderwijs of middelbare schooladviezen worden bij een betere communicatie beter bespreekbaar, wat uiteindelijk alleen maar ten goede kan komen van de schoolprestaties van het kind, het uiteindelijke doel van zowel ouder als leerkracht. Discussie Voor het onderzoek wat voor u ligt tot stand kwam, is hier een lang proces aan methodologische overwegingen en keuzes aan vooraf gegaan. Helaas hebben we hierin niet altijd de beste optie kunnen kiezen, omdat we voor veel facetten van ons onderzoek afhankelijk waren van derden, die niet altijd bereid waren hun medewerking te verlenen. De methodologische tekortkomingen van ons onderzoek (met als belangrijkste tekortkoming de al eerder besproken representativiteit van de kleine steekproef) hebben echter niet in de weg gestaan van de productie van een in onze ogen waardevolle beschrijving van dit deel van de Somalische gemeenschap. Juist doordat we een dergelijke kleine steekproef hadden, konden we de betrokken individuen meer tijd en aandacht geven, vaker om verduidelijking vragen en hebben we goed zicht gekregen op de onderlinge dynamiek van het netwerk in kwestie. We vinden het erg jammer dat we niet de kant van de scholen hebben kunnen belichten, waardoor het gepresenteerde verhaal dermate eenzijdig is dat hier geen betrouwbare conclusies uit getrokken kunnen worden ten aanzien van de communicatieproblemen tussen ouders en scholen. We hebben echter wel de kant van de ouders goed in kaart kunnen brengen, een waardevolle beschrijving voor eenieder die zich afvraagt hoe deze doelgroep sommige verschijnselen binnen het Nederlandse onderwijs ervaart. Ook al kan de ware toedracht van enkele verhalen niet als objectief beschouwd worden, het staat buiten discussie dat de betrokken vrouwen de situaties zo ervaren hebben zoals beschreven is in dit onderzoek. Dit op zich, is waardevolle informatie voor bijvoorbeeld leerkrachten, maatschappelijk werkers en andere deskundigen in het betrokken veld. We willen dan ook graag nogmaals benadrukken dat we hopen dat dit onderzoek terecht zal komen bij leerkrachten en andere betrokkenen en via deze weg in dienst zal staan van de onderwijscarrière van Somalische kinderen. Ook hopen we dat het naar voren brengen van enkele in dit onderzoek besproken onderwerpen en problemen aanleiding zal zijn voor vervolgonderzoek.
54
Nota Bene Gedurende de afronding van dit onderzoek heeft Regioplan het onderzoek ‘Somaliërs in Nederland, een verkenning van hun maatschappelijke positie en aanknopingspunten voor het beleid’ uitgebracht. Uit de resultaten van dit grootschalige onderzoek van Regioplan zijn voornamelijk over het onderwijs van Somaliërs belangrijke overeenkomsten te vinden met de resultaten van dit onderzoek. Deze zullen hier kort benoemd worden. Uit het onderzoek van regioplan komt over het onderwijs van Somaliërs in Nederland naar voren dat de Cito-toets scores van Somalische basisschoolkinderen achterblijven bij die van autochtone kinderen. Tevens is er een relatief hoge schooluitval onder Somalische jongeren. De hoge schooluitval wordt verklaard door de beperkte ondersteuning die jongeren krijgen van het thuisfront bij hun schoolcarrière. Ook wordt benadrukt dat ouders weinig kennis van het Nederlandse schoolsysteem hebben en dat de communicatie met school of leerkrachten relatief slecht is. Daarnaast wordt de hoge toekomstverwachting van ouders voor hun kinderen genoemd. Dit leidt tot teleurstelling en demotivatie, wat schooluitval in de hand kan werken. De bovenstaande bevindingen van het onderzoek van Regioplan zijn terug te vinden in dit onderzoek naar de perceptie van Somalische vrouwen in Nijmegen van opvoeding en onderwijs. Tevens komen de aanbevelingen uit het onderzoek van Regioplan en dit onderzoek overeen: meer voorlichting voor ouders over Nederlandse schoolsystemen. Regioplan beveelt voorlichting vanuit zelforganisaties aan.
55
Literatuurlijst Baarda, B., de Goede, M., Teunissen, J. (2005) Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen:WoltersNoordhoff. Bouwmeester, M., Dekovic, M., Groenendaal, H.(1998) Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum. Epstein, J. (1995) Perspectives and previews on research and policy for school, family, and community partnerships. In: A. Booth & J.Dunn (Eds.), Family-school links: How do they affect educational outcomes? Hillsdal: N.J., Lawrence Erlbaum Associates. Goldring, E.B. & A.V. Sullivan (1996). Beyond the bounderies: Principals, parents and communities shaping the school environment. In: K. Leithwood, J.Chapman, D.Corson. De Graaf, N.D. (2002). De beperkte verklaringskracht van cultuur; een empirisch-theoretische benadering. Rede uitgesproken bji de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de empirische sociologie in het bijzonder cultuur en godsdienstsociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op 8 februari 2002. Hessels, T. (2000). Somaliërs in Nederland, een profiel; Een beeld van de Somalische bevolking in Nederland voor mensen die met Somaliërs werken. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Somaliërs in Nederland: een profiel. (2000) Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Nieuwhof, A., Mohamoud, A.A. (2000) Communicatie, sleutel tot participatie, de Somalische gemeenschap in Nederland. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties P.Hallinger & A.Hart (Eds.), International Handbook of Educational Leadership and Administration (pp. 195-222). Dordrecht/New York: Kluwer Academic Publishers. Smit, F. & Driessen, G, Doesborgh, J. (2004). Opvattingen van allochtone ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Resultaten van een onderzoek in dienst van de DSO (Dienst Stedelijk Onderwijs) Rotterdam naar verwachtingen en wensen van allochtone en autochtone ouders ten aanzien van de basisschool in Rotterdam..Nijmegen: ITS. Smit, F. & Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de functie van de basisschool. Nijmegen: ITS. Ultee, W.C., Arts, W.A., Flap, H.D. (2003) Sociologie: Vragen, Uitspraken, Bevindingen Groningen:Wolters-Noordhoff.
56