Zandhonger
Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002
Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder?
De Deltawerken veranderden de Oosterschelde van een estuarium in een getemde zeearm. Een gevolg van de Deltawerken is het verdwijnen van grote oppervlakten schorren, platen en slikken. De laatste platen, schorren en slikken die nog resteren na uitvoering van de Deltawerken worden nu bedreigd door de “zandhonger”. Een estuarium is altijd dynamisch: het verdrinkt óf verlandt. Zo ook de Oosterschelde. Welk stadium wordt bereikt hangt onder meer af van de rivierafvoer, de zeespiegelstijging en het sedimentaanbod. Menselijke ingrepen kunnen dit proces van verdrinken of verlanden vertragen of juist versnellen. Dit geldt ook voor de zandhonger. Na de aanleg van de Stormvloedkering is de opbouwende werking van het tij verminderd, terwijl de eroderende werking van de golven is gebleven. Even in grote stappen door de geschiedenis. De Oosterschelde groeide van een meanderende rivier in de Romeinse tijd tot een breed estuarium met getijdegeulen, zandplaten, slikken en schorren in de 16e eeuw. Na de 16 e eeuw werden de effecten van inpolderingen en dijkbouw zichtbaarder. De dijken zorgden ervoor dat de geulen niet breder konden worden. De geulen moesten meer water transporteren en werden daardoor dieper. Menselijke ingrepen versnelden dit proces. In de 19e eeuw werd de Oosterschelde definitief van de Westerschelde (en daarmee van sediment van de rivier de Schelde) gescheiden en werd er steeds meer gebaggerd. De watersnoodramp van 1953 toonde hoe sterk de invloed van de zee was. Dijken braken door en grote delen van Zeeland kwamen onder water te staan. Om Zeeland veilig te maken begon in 1959 de uitvoering van de Deltawerken. Dijken werden verhoogd en het Veerse meer, het Haringvliet, het Markiezaat, de Eendracht en Volkerak werden aan getij-invloed ontrokken. De toevoer van rivierwater en sediment vanuit de Maas en de Rijn naar de Oosterschelde is hierdoor vrijwel stopgezet. Het getijvolume in de Oosterschelde bleef groeien tot het moment waarop de kroon op de deltawerken werd aangelegd: de Stormvloedkering in de Oosterschelde.. De Oosterschelde werd hierdoor veilig met behoud van natuur. Maar er is wel fors ingegrepen in de natuur. Het eeuwenlange proces van toename van het getijdevolume werd omgekeerd. De stormvloedkering reduceert het getijdevolume met 30% en het verticaal getij met 13%. De geulen in de Oosterschelde zijn veel te diep voor de kleinere hoeveelheid water die er nu nog doorheen stroomt. Deze geulen proberen zich daarom op te vullen met zand, maar er komt nauwelijks zand door de stormvloedkering de Oosterschelde binnen. Platen, slikken en schorren eroderen en het materiaal verdwijnt in de geulen en blijft daar omdat de opbouwende werking van het getij is verminderd. De zandhonger van de geulen is berekend op zo’n 400 á 600 miljoen kubieke meter, terwijl de platen niet meer kunnen leveren
2
Zandhonger
dan zo’n 160 miljoen kubieke meter. Zonder grote ingrepen verandert de Oosterschelde binnen een eeuw dus in een vlakke waterplas. Dat betekent geen zeehonden meer, minder bodemleven en veel minder voedselgebied voor vogels. Rijkswaterstaat volgt dit proces op de voet, voert maatregelen uit zoals het verdedigen van schorren en de aanleg van binnendijkse natuurgebieden om de negatieve effecten van de zandhonger te verzachten. Ook wordt nagedacht over grotere ingrepen zoals zandsuppleties in deelgebieden en verbeteringen van de zand en waterdoorvoer van de stormvloedkering. De komende jaren zal duidelijk worden welke kant het opgaat: moeten we accepteren dat de Oosterschelde een zeearm is geworden en verzachten we de negatieve effecten hiervan? Of kunnen we de natuurlijke processen zo beïnvloeden dat het estuariene karakter wordt versterkt?
Het tij (k)eren Het idee dat RWS directie Zeeland in de kerend Tij Innovatie Competitie indient betreft een structurele verbetering (herstel) van de natuurlijke morfologische en hydrologische omstandigheden in de Oosterschelde én de Voordelta. Deze structurele verbetering kan (mogelijk) worden bereikt door een hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering. Dit is een trendbreuk met de huidige effectgerichte maatregelen tegen de zandhonger (zoals schorrandverdedigingen, zandsuppleties en binnendijkse compensaties) De stormvloedkering is in 1986 gebouwd met als randvoorwaarde 2,75 meter getijverschil bij Yerseke. De doorstroomopening van de stormvloedkering is gebaseerd op dit getijdenverschil. (zie figuur 1). Figuur 1. Relatie tussen doorstroomopening van de stormvloedkering en het getijvolume / getijverschil
Als het mogelijk is de stormvloedkering zodanig te vernieuwen dat het getijvolume en -verschil weer op een acceptabel niveau komt dan zijn waarschijnlijk een deel van de reeds opgetreden negatieve effecten van de zandhonger opgelost. Figuur 2 toont de Galgenplaat. De grootste
3
Zandhonger
effecten op de overspoelingsduur zijn opgetreden door het instellen van het nieuwe getij direct na aanleg van de kering in 1986. (De overspoelingsduur is een maat voor de foerageertijd van de vogels). Figuur 2. Overspoelingsduur van de Galgenplaat in 1983, 1990 en 2001.
De ideeën gaan over de innovatie betreffende de totale kering. Zie figuur 3 en 4. Figuur 3. Voorgestelde aanpassingen aan de Oosterscheldekering
Figuur 4. Stroomlijnen van de pijlers.
4
Zandhonger
Hieronder staat een aantal ideeën met geschatte winst: Landhoofden De landhoofden “lekmaken”. Hierdoor ontstaat naar schatting een extra opening van 1200m2 “bruto” en 600 m2 “netto” (rekening houdend met een mu = 0,5). Een aandachtspunt hierbij is de beheersbaarheid van hoge waterstanden. Roompotsluis De Roompot sluis openzetten levert 100 m2 extra opening. Een dergelijke maatregel kan enige hinder opleveren voor de scheepvaart. Zand en water doorlaatmiddel In de oude mattenblokkenhaven kan een extra doorlaat worden gecreëerd (bijv. 4000 m2), mogelijk gecombineerd met energiewinning.
Pijlers en drempels, bovenbalken De pijlers stroomlijnen (ca. 2% meer getijvolume), onderdorpels aanstorten (8% meer getijvolume), bovenbalken 0,5 meter hoger hangen ……
Herstel / verbetering ecologische functie Groter getij en zanduitwisseling Voordelta - Oosterschelde De innovatie van de stormvloedkering beoogt een groter intergetijdengebied te realiseren en streeft naar een meer natuurlijk evenwicht in de Voordelta en in de Oosterschelde. De Voordelta en de Oosterschelde worden weer “een morfologische eenheid”. De Oosterschelde speelt in de toekomstplannen die op dit moment worden gemaakt een sleutelrol. De stormvloedkering kan gezien worden als de kraan van de stroomgebieden Schelde en Rijn /Maas. Zowel de Integrale Visie Deltawateren als de plannen rondom de verdieping van de Westerschelde komen met lange termijn plannen waarbij, gelet op de veiligheid tegen overstromen, de beneden rivieren en de rivier de Schelde haar water zullen bergen / afvoeren via de Oosterschelde. Innovatie van de stormvloedkering lijkt voor de toekomst een logische stap. Zo veroorzaakt bijv. het maken van doorlaatmiddelen in de Phillipsdam en Oesterdam een geringe reductie van het getij in Oosterschelde. Innovatie van de kering is de sleutel om dit te voorkomen. Er zijn dus mogelijkheden van win-win situaties. Hierbij is ook te denken aan aanpassingen van de kering gecombineerd met energieopwekking, het herstel van oude natuurlijke geulen en een andere toestroom zodat er een grotere mogelijkheid ontstaat voor dynamische kustbeheer in de Voordelta. Als opdringende geulen
5
Zandhonger
kunnen worden beperkt zullen de suppletie-inspanningen mogelijk kleiner worden. Grotere stroomsnelheden hebben mogelijk ook een positief effect op de visserij.
Tot slot Eind 2003 verschijnt er een rapportage over de Oosterschelde waarin de wenselijkheid (ecologisch, morfologisch en juridisch) van maatregelen wordt beschreven. Het zou mooi zijn dan tegelijkertijd vernieuwende ideeën te presenteren. De innovatie van de stormvloedkering is er mogelijk één van.
6
Zandhonger