Orgelmakers
Wortman vertelt De orgelmakerij is een bedrijf waar veel mensen aan te pas komen. Reden voor Willem van Twillert om ook eens iemand te interviewen die zijn sporen als werknemer in de orgelbouw heeft verdiend. Niet op de voorgrond, maar op de achtergrond. Zo'n man is Gerard Wortman uit Kamerik. Wortman begon als eenvoudige hulp, maar werkte zich alras op als stemmer en reparateur. Vervolgens deed hij ook gecompliceerder werk aan klavieren, reparaties aan balgen en (soms) vervaardigde hij houten registers en verrichtte intonatiewerkzaamheden. Tot aan zijn pensionering in 1996 werkte hij achtereenvolgens bij vier vooraanstaande orgelmakers. Zijn eerste sollicitatie dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Sfeervol beschrijft Wortman zijn gang in januari 1950 naar zijn eerste werkgever in de orgelbouw: Willem van Leeuwen
Gerard Wortman aan het Zwier van Dijk-orgel in de Gereformeerde Burgwalkerk in Kampen, waar in 1960 de leegstaande rugwerkkas werd gecompleteerd door de firma W. van Leeuwen.
te Leiderdorp. Wortman maakte de grote bloei van het bedrijf mee, maar stapte later over naar orgelmakerijen als De Koff en Flentrop.
WILLEM VAN TWILLERT
24
Uw leertijd was bij Willem van Leeuwen. Het bedrijf was in opbouw. In uw tijd groeide het uit van ca. 10 personeelsleden tot circa 40. Mijn leertijd bij Van Leeuwen, van januari 1950 tot 1954, en later van 1957 tot 1966 heb ik als boeiend ervaren. Ik heb daar de periode van enorme groei meegemaakt. Vóór 1950 was ik anderhalf jaar werkzaam bij de piano- en orgelwinkel van de firma Mart Vermeulen te Woerden, waar ik geleerd heb te politoeren, te fineren en klavieren van piano's en harmoniums Ie beleggen. Zodoende heb ik later bij De Koff de klavieren met omlijs-
de Orqelvrimd
ting en politoerwerk van de Hervormde Barbarakerk te Culemborg nieuw gemaakt. Ook op de toetsen van de drie klavieren van de Stevenskerk te Nijmegen heb ik het oude dikke ivoorbeleg opnieuw aangebracht, vanwege de verbrijzeling door een granaatinslag van het derde klavier tijdens de oorlog. Mijn \vens over te stappen naar het kerkorgelbedrijf werd steeds sterker. Zodoende solliciteerde ik bij Willem van Leeuwen en \verd daar in december 1949 verwacht voor een gesprek. Dat gesprek viel positief uit, en ik kon in januari begin-
DECEMBER 2OO5
l c > l - v I:
i )U'-
Het personeel van fa. W. van Leeuwen geschaard rond de jubilerende heer Jac. van der Linden met zijn familie, 1951. Namen van links naar rechts. Links achteraan, hoger staand: Cor Heijkoop en Wim Willemstijn. Rechts, idem: Arie Maat (pijpenmaker), dhr. Berk (huishoudelijke dienst) en dhr. Van Bremen (chefkantoor). Alle overige staande personen: Koos van Heijningen, Han Wessel, dhr. Overbeeke, Gerard Wortman, Ton Lansel (tegen raam, met bril), rechts voor hem, lager, Flip van der Meer (meubelmaker), Izak van 't Woudt (meubelmaker). Staand, direct achter W. van Leeuwen: L. Goedhart, Joop Schellingerhoudt, Jan Henzen (tekenaar), Arie de Ru, C. van der Weijde, (met vest) Arie Roetman (stemmer/intonateur), dhr. Viertelhausen (alg. bedrijfsleider), Wim van Leeuwen Jr., dhr. Van Kooy, Leen Ravens (chef pijpenmakerij), Jaap van der Zwan, Jan Brouwer, Joop Slinger, Rijk Hus, Jas Winkel (pijpenmaker), (gedeeltelijk zichtbaar) onbekend, Rinus Scheffer, (ongeveer midden voor rechter raam) onbekend, kantoormeisje (naam onbekend), werkster (naam onbekend), Teun Gijzen (met bril, iets opzij kijkend), Ton Droog, dhr. Van Tongeren, kantoormeisje (naam onbekend), dhr. Spanbroek (bestuurslid van een organisatie voor piano- en orgelbouwers), zoon van Gerrit van Leeuwen Jr. Zittend, van links naar rechts: Gerrit van Leeuwen (zoon van Willem van Leeuwen), mevr. Sara van Leeuwen-van Groeningen (eerste vrouw van Willem van Leeuwen), Willem van Leeuwen Gzn., zoon Van de Linde, mevr. Van de Linde, Jac. (Koos) van de Linde, dochter Van de Linde, Gerrit van Leeuwen Jr. (halfbroer van Willem van Leeuwen), echtgenote van Gerrit van Leeuwen, mevr. G.M. (Truus) van Leeuwen-van Leeuwen, echtgenoot van idem.
EERSTE WERKDAG Met de stoomtrein van kwart over zes uit Woerden vertrok ik op 2 januari 1950 naar Leiden. Aldaar met de blauwe tram tot eindpunt Wilhelminabrug en dan nog een stukje lopen naar de Hoge Rijndijk 52. Ik maakte mijn op-wachting bij Gerrit van Leeuwen jr. Hij wees mij een kast -waarin ik mijn jas kon ophangen en hij vroeg naar mijn rente- en arbeidskaart. Ik werd beneden geplaatst bij Gerrit van Leeuwen op (naar -wat ik later begreep) de aldeling pneumatiek. Ik kreeg een tafel waarop mahoniehouten plankjes lagen (mallen) met daarin gaten van verschillende diameter, schapenleer, de welbekende -warme lijmpot (beenderlijm) en vele dozen kegels. Ik moest de kegels van leer voorzien. Dat gebeurde door op die mahoniehouten mal met gaten een strook leer te leggen en vervolgens de kegels samen met het leer in de gaten van de mal te drukken
DECEMBER 2 005
zodat het leer gelijkmatig kon worden afgesneden. Daarna de kegels er weer uit halen en samen met het op maat gesneden leer in dozen verpakken voor latere montage. Bij de montage in het orgel werd het leer van de kegels nog ingebrand (om oxidatie te voorkomen) voor het kegelstangetje en in het hout van de windlade werden de gaatjes van de kegelstang gebrand, met de vier ontluchtingsgaatjes. Verder pneumatiekbuis ombuigen met een buigklos, scheertjes lijmen op de kegels, afsluitschijven en pistonnen aanbrengen en kegelstangeh op de juiste hoogte afstellen. In 1951 verhuisde ik naar de mechanische afdeling onder leiding van afdelingschef K. Viertelhausen, toen de rechterhand van Willem van Leeuwen. Ik moest bijvoorbeeld sleepgaten uit pertinax ponsen en polijsten, en kantsleepbakjes lijmen. Vervolgens
de Orgdi
de bakjes monteren met messing schroeven met spiraalveertjes op de veka-dammen, en dan de stuit- en trekklosjes tussen de twee pertinax slepen aanbrengen. [Pertinax is laminaat dat toen vaak als isolatiemateriaal gebruikt werd in radio's. In de orgelbouw in gebruik bij o.m. sleepcontacten omdat het niet-geleidend materiaal is.] Hoe zou u de persoon Willem van Leeuwen omschrijven? Willem van Leeuwen had de nodige tact om met mensen om te gaan. Hij was een gedreven persoonlijkheid met stellige opvattingen. Zo was hij een groot voorstander van het mechanische orgel, in tegenstelling tot zijn oudere broer Gerrit jr., die deze affiniteit niet had. De omgang met Willem van Leeuwen, bijvoorbeeld tijdens de intonatiewerkzaamheden in de Grote kerk in Brielle
25
E
Willem van Leeuwen.
in 1962, heb ik als prettig ervaren. In hotel 'De Zalm', waar wij logeerden, was hij royaal in het aanbieden van drankjes en gezellig in gesprekken. Noemt U eens enkele stellige opvattingen van Willem van Leeuwen. Dat ging bijvoorbeeld over zaken als pertinax ventielen. Deze bleken op den duur niet te voldoen. Ook de koperen -wellen, geklemd tussen twee houdertjes op het wellenraam, voldeden niet. Het gebeurde wel eens dat er verschillende wellen uit de houdertjes vielen. Voor dit systeem zou je dan een hechthouten wellenbord moeten maken. Ook het VeKa-systeem* met de bakjesdammen en later de diagonaaldammen voldeed niet. Bovendien was dit systeem erg arbeidsintensief. In die tijd -waren de dubbele verende sleep van Flentrop en de verende telescoopringen van Van Vulpen beter. De disposities van alle orgelmakers in die tijd, althans zij die voor de (Hervormde) Orgelcommissie werkten, ademden dezelfde geest. Ze bevatten helder klinkende registers zoals l voet, l 1/3 voet en grote mixturen, Scherpen, Cymbels en de Sexquialter, die de plaats innam van de "vette * In een volgend artikel wordt nader op het VeKa-systeem ingegaan.
26
Cornet", zoals Erné dat noemde. Een compromis paste daar niet in. De tijden veranderen en ook de muzikale smaak en het historisch besef. De scherpe kantjes werden later met name door D.A. Flentrop, maar ook mede door \Villem van Leeuwen, aanmerkelijk afgezwakt. Het rechtlijnige denken van Erné heeft veel kritiek opgeworpen in de Nederlandse orgelwereld. Maar ik moet tegelijkertijd zeggen dat Lambert Erné door zijn gedrevenheid het mechanische orgel weer volop onder de aandacht wist te brengen. Zijn invloed heeft er uiteindelijk mede toe geleid dat de orgeladviescommissie van de Gereformeerde Organisten-Vereniging uiteindelijk haar opvattingen wijzigde. [Deze commissie en ook de Katholieke Klokken- en Orgelraad hebben bijvoorbeeld tot in de vroege jaren zeventig nog elektro-pneumatische orgels geadviseerd, WvT] Hebt u veel geleerd bij Van Leeuwen? Ja, ik mag stellen dat ik in de loop der jaren veelzijdig werk heb gedaan. Toen ik het stemmen voor mijn rekening zou gaan nemen, heb ik eerst nog negen maanden in de pijpenmakerij bij Leen Ravens gewerkt en daar het proces meegemaakt van smeltkroes tot eindproduct. Later heb ik ook pijpen opgesneden en voetopeningen gecorrigeerd. Ik leerde balgen maken, o.a. voor de Hervormde kerk in Willemstad (1953), de Austin Friars kerk (Dutch Church) in Londen (1954) en de magazijnbalg van de Nieuwe kerk in Middelburg (1954). Ook leerde ik walsramen maken van oregonhout, en koperen •wellen monteren. Ik vervaardigde de houten Holpijp 8 vt van het borstwerk in de Grote kerk te Almelo (1963). Ook van oudere collega's zoals K. Viertelrfausen heb ik veel geleerd. Viertelhausen was bedrijfsleider en een gedegen vakman. Hij was ongenietbaar als er fouten werden gemaakt. Viertelhausen, A. Roetman, L. Ravens, C. v.d. Weijde en de oude Heijkoop waren allen afkomstig uit het orgelbedrijf van A. Standaart in Rotterdam. Ook Gerrit van Leeuwen jr. heeft daar nog gewerkt.
de Orcjt'lvriend
Wat waren veel voorkomende storingen en hoe verhielp u deze? De storingen waren van allerlei aard, omdat je niet alleen met mechanische orgels te maken kreeg, maar ook instrumenten onder handen had met pneumatische en elektrische tractuur. Bij mechanische orgels kon dat bijvoorbeeld een hanger zijn, maar ook hiervan kan de oorzaak verschillend zijn: vuil op het ventiel of een ventiel dat niet vlak meer was. In het laatste geval werd ter plaatse gevlakt en werd het ventiel voorzien van nieuw schapenleer. Een gescheurde sponsel werd ter plaatse afgeplakt met schapenleer. Membramen of kleine koppelingsmembranen die kapot waren, •werden vernieuwd. Waren er veel kapotte membramen of een defecte wipmagneet, dan werd dit op de zaak gemeld. Bij elektrische orgels werden bijvoorbeeld ingebrande klaviercontacten ter plaatse gepolijst. De gereedschapstas was zwaar en alles werd per trein, tram of bus gedaan en soms moest je ook nog ver lopen. U kwam in de buitendienst te werken als stemmer, dus u ervoer bij het onderhouden van de instrumenten aan den lijve hoe zaken in de praktijk werkten? Aan onderhoud en stemmen werd veel aandacht besteed. Elk orgel werd toen nog getempereerd (= het klein octaaf van de Octaaf 4 vt wordt eerst via de kwintencirkel gelijkzwevend gestemd, daarna wordt al het pijpwerk vanaf dat optimaal gestemde octaaf afgestemd) en op egalisatie en aanspraak nagelopen. Als er trage tongwerktonen waren, of sterk afwijkende tonen, moest dit -worden hersteld. Via de gele briefkaart, die vooraf door Van Leeuwen werd verstuurd naar de kerk en de organist, kon men klachten kenbaar maken en die kaart achterlaten bij de klaviatuur. Voor het stemmen van het orgel in de Pieterskerk te Leiden (bij Leo Mens) •werd bijvoorbeeld voor normaal onderhoud zeven dagen uitgetrokken. Bij George Robert in de Bavokerk te Haarlem twee weken, en de Lutherse kerk te Leiden drie dagen.
DECEMBER 2OO5
l
Lambert Erné in 1962. Rechts Gerard Wortman en Klaas Bolt (als adviseur van de Orgelcommissie der Ned. Herv. Kerk) tijdens de schoonmaak in 1979 van het Müller-orgel in de StBavokerk te Haarlem na de kerkrestauratie.
Dat zijn meestal de orgels waar ik het langst aan gewerkt heb, onder meer in de Hervormde kerk van Rilland Bath (montage 1959) en de Burgwalkerk te Kampen (uitbreiding lege bestaande rugwerkkas, montage binnenwerk 1960). In die laatste kerk stond het rugwerk boven de preekstoel; Piet Zwart, die daar organist was, noemde het voordien "de leugen boven de waarheid". Herv. Goede Vrijdagkerk te Den Haag (intonatie), Geref. kerk te Arnemuiden (intonatie 1962), Geref. Gemeente te Westkapelle (montage en intonatie 1963), Grote Kerk in Tiel (egalisatie 1964), Lutherse kerk te Middelburg (montage 1964).
Kunt u eens een drukke stemdag beschrijven, bijvoorbeeld vlak voor kerst. Daags voor kerst in Leiden tong-werken stemmen. Zo'n dag verliep als volgt: eerst de Lutherse kerk, waaraan ik een blijvende herinnering heb overgehouden. De koster daar was begrafenisondernemer. Onder het rugwerk stond iemand opgebaard, maar de koster had mij dit niet verteld. In het pikdonker wist ik wel de weg, maar ik had niet gerekend op deze situatie en liep tegen die lijkkist aan. Bij de klavieren aangekomen moest ik toen wel even bijkomen! Enfin, de drie tongwerken gestemd, en vervolgens naar de Remonstrantse kerk. Dan de Hooglandse kerk, met een stemhulp van de zaak die bij mij bleef, en vervolgens de Pieterskerk. Daarna de Doopsgezinde kerk, en ten slotte de Marekerk. Zoiets is in deze tijd niet meer denkbaar.
onderlabium gericht zijn, met een ruime voetopening. We streefden naar een perfecte egale uitvoering. Dit alles kwam door Lambert Erné, die ontevreden -was over het werk van Jac. van der Linden. Erné sprak over "scheve smoelen van pijpen" en "uitgehakte opsneden"; dat laatste -was wel overdreven, maar ja, zo zat Erné in elkaar. Voor mij waren de opvattingen van Klaas Bolt later een grote vooruitgang. Wijdere mensuren met een ruimere kernspleet en aangepaste voetopeningen. Tevens een betere legering van het pijpwerk dan het hoge tingehalte uit de kille neobarokperiode. Bolt was ook voorstander van het bijstemmen i.p.v. het altijd getempereerd stemmen, omdat bij die manier van stemmen de bovenkanten van de labiaalpijpen nogal te lijden hadden onder de vele stemcorrecties.
U bent ook intonatiewerkzaamheden gaan verrichten. W. van Leeuwen zag erop toe dat de pijpen precies werden opgesneden, en er geen metaalrafeitjes achterbleven. Het bovenlabium moest precies op het onderlabium gericht zijn. Van Leeuwen zei dan wel eens: "iemand met een scheve mond praat ook niet goed". De kernspleet moest evenwijdig zijn en eng. Ook de kern moest evenredig met de bovenkant van het
Was er collegialiteit tussen de diverse orgelmakers of juist harde concurrentie? Ik denk dat de collegialiteit bij de grote orgelbedrijven wel goed was. In de naoorlogse tijd was er veel werk, en vanaf 1953 de Rampenfondsopdrachten, waarvan vooral de grote orgelmakers profiteerden.
Kunt u zich nog zaken herinneren rondom de restauratie van het Garrels-orgel te Maassluis? Ik heb zelf niet aan dat orgel gewerkt, collega Kramer heeft daar voornamelijk aan gewerkt. Wel heb ik in Maassluis een aantal registerknoppen in de registerstokken gelijmd. Willem van Leeuwen was er toen juist bezig om stukken af te knippen van de bekers van de Trompet 8 in het rugwerk, want het moest boventoonrijker worden. De Deense invloeden vierden hoogtij.
Aan welke orgels hebt u een specifieke herinnering?
HET VEKA-SYSTEEM Voor mij was het VeKa-systeem
DECEMBER 2OO5
de Orqelvriend
27
Orgetinaker, ((=verende kantsleep) een bron van ergernis Ik kon maar niet begrijpen dat Willem van Leeuwen ondanks alle klachten bleef geloven in het functioneren ervan. Het heeft mij ook verbaasd dat de Orgelcommissie van de Hervormde kerk niet heeft ingegrepen en Willem van Leeuwen, toen de klachten steeds duidelijk werden, voor het blok heeft gezet. De afdichting met ringen van kurk was in wezen eigenaardig, omdat bekend is dat kurk niet meer omhoog komt wanneer het onder druk heeft gestaan. Ook liet de lijm nogal eens los. Ik heb in de jaren zestig in Maassluis een blinde proef gedaan op het rugwerk. Ik kreeg een -windhoos van lekkages te horen. Van kurkringen zijn ze later afgestapt en overgegaan op het gebruik van fyladon ringen (fyladon = kunstleer met een geelachtige kleur). Er waren inderdaad ook problemen met verlijming van pertinax plaatjes aan de bakelieten bakjes. Wanneer de lijm het niet hield, moest al het pijpwerk van de lade om er bij te kunnen. Was Van Leeuwen bij restauraties niet bezorgd om de windladen te beschadigen vanwege de in- en opbouw van zijn Veka-systeem? Nee, dat zeker niet, hij vond het klassieke opgesloten slepen-systeem tussen de dammen kwetsbaar voor bijspraak, door cle werking van de sponsels en het scheuren daarvan. Hij zei eens tegen mij: "-wind zoekt altijd de makkelijkste weg maar nooit de moeilijkste weg." Hij zag de opkomende verwarmingssystemen in de kerken als een groot gevaar voor de orgels. En het Veka-systeem -was dé oplossing voor dat probleem. Het was beter geweest wanneer hij dit systeem had beperkt tot nieuwbouw-instrumenten, maar niet had toegepast bij oude windladen. Alle bestaande gaten •waren niet meer te handhaven door een totaal andere deling. Hierdoor veel extra -werk. Op oude windladen •werd polyester vezeldoek aangebracht, wat hij ook voor zijn zeilboten gebruikte.
28
ORGELADVISEURS Hoe gingen adviseurs als Willem Hulsman, Lambert Erné en Cor Edskes met dit VeKa-systeem om? Ze keurden het blijkbaar niet af. Och, er was niet de kennis en het inzicht dat adviseurs nu hebben. Adviseurs waren in mijn beleving altijd druk bezig met geluidszaken en proeven maken. Het stokpaardje van de adviseurs -was een uitermate stabiele windvoorziening. Een toon in discant vasthouden en dan een vol akkoord in de bas aanhouden met een hoge toon die dan zo strak als een snaar moest blijven klinken, dat soort •werk. Wanneer de orgel-wind niet stabiel genoeg -was, zei Erné: "Kom maar bij mij luisteren in de Klaas". Wat herinnert u zich van bovengenoemde orgeldeskundigen? Ik vond Lambert Erné een dominante persoonlijkheid die soms -wel grof kon zijn in zijn optreden en uitlatingen. Zo is mij een uitspraak uit 1964 van hem bijgebleven omtrent het voormalige Van Dam-orgel in de Jacobskerk te Vlissingen: "Dat orgel is een groot harmonium". Het Van Dam-orgel in de Hervormde kerk van Kruiningen is nog ternauwernood gered. De kerkenraad van Wemeldinge was zo alert om dit Van Dam-orgel over te nemen. Het was het eerste orgel in deze kerk. Dirk Flentrop stelde zich voor en na de restauratie van Zwolle te weer tegen de uitgesproken eisen van met name Erné. Alle pijpen moesten scherp en boventoonrijk klinken met nog lagere opsneden en engere mensuren. Door zijn weigering kreeg Flentrop daarna van Erné weinig medewerking voor het verwerven van opdrachten. Cor Edskes heb ik maar enkele keren ontmoet. Hij kwam over als een rustige persoonlijkheid en had volgens mij de meeste kennis van zaken. Was Willem van Leeuwen overtuigd van zijn orgelbouwkwaliteiten of vond hij uiteindelijk dat andere orgelbouwers het even goed of misschien wel beter konden? Ik had de indruk, in de beginjaren toen ik er werkte, dat hij zich een
de OrqeLvriend
vooruitstrevend orgelmaker voelde. Er werden veel opdrachten binnengehaald, daardoor -was er een snelle groei en kon er veel worden geïnvesteerd. Hoe Van Leeuwen later over de ontwikkelingen in zijn bedrijf dacht, •weet ik niet. Hij stond wel open voor werk van anderen, dat bleek ook uit zijn bezoek aan de Nicolaïkerk in Utrecht. Na de oplevering van het Marcussenorgel in de Nicolaïkerk mocht Van Leeuwen er ook een kijkje nemen. Hij nam personeel mee, u was daar ook bij, en hij moest toen betalen om het binnenwerk van dit orgel aan zijn personeel te tonen. Ja, er is toen — in alle openheid hoor — een flink bedrag betaald. Het geld zal voor het onderhoud van het orgel zijn aangewend. Het orgel werd eerst rondom bekeken. Daarna volgde een demonstratie door Erné. Registers werden uitgetrokken en vervolgens werd een fors akkoord aangehouden op het hoofdwerk. Een van ons kreeg toen het verzoek om de windmotor aan te zetten en in een zucht was vervolgens de klank van de opengetrokken registers aanwezig. Ook werd gedemonstreerd met staccato-akkoorden in het groot en klein octaaf met één aanhoudende toon in het tweegestreept octaaf. De hoge toon klonk, ondanks de volle akkoorden in de bas, zo strak als een snaar. Veel orgelmakers die niet voldeden aan de eis om een uiterst stabiele •windvoorziening aan te leggen, kregen hiermee te maken. Toen de deuren van de hoofdwerkkas werden geopend, vloog iedereen nieuwsgierig naar de geopende deuren, kijkend en zoekend naar de vermaarde technische perfectie van dit Marcussenorgel. Daarna gingen de deuren van de pedaalkassen open, en daarna van het rugwerk. Na alle indrukken die wij opgedaan hadden bij dit orgel, liet Lambert Erné de verschillende klankkleuren horen. Er -was ook nog gelegenheid het orgel te bespelen. Wat ons in het algemeen opviel was de uitmuntende speelaard, ook bij gekoppeld spel, en het gehele technisch functioneren.
DECEMBER 2OO5
Wat voor sfeer heerste er in het bedrijf van Willem van Leeuwen? Ik vond dat er een prettige sfeer was; er waren tijdens de lunch veel overblijvers, wat tot leuke gesprekken kon leiden. Alleen als het over politiek ging, kon het hevig toegaan. Maar je moest er ook wel om lachen.
Koff heeft het einde van het bedrijf voelen aankomen naar mijn mening. Hij was het in ieder geval uiteindelijk niet eens met de gang van zaken. Een trieste en abrupt einde van het bedrijf volgde. Een mooie onderhoudsportefeuille met waardevolle instrumenten werd achtergelaten.
Waren er ook wel uitstapjes voor al het personeel? Ik heb bij Van Leeuwen één uitstapje in 1954 meegemaakt, en dat was met al het personeel met de bus naar Middelburg, waar het orgel in de Nieuwe Kerk klaar was. De toenmalige organist, Jan Rijn, was gastheer.
VAN DE KOFF NAAR FLENTROP De Koff werd overgenomen door Flentrop. Hoe hebt u deze overstap ervaren? In Odijk bleef een atelier bestaan dus u hoefde niet te verhuizen. De overstap naar Flentrop heb ik als positief ervaren. De beleidsvoering was daar beter en het technisch niveau beduidend hoger. In Odijk heb ik voornamelijk in de winterperiode gewerkt. Maar het meest ben ik in de buitendienst werkzaam geweest.
Waarom is het bedrijf begin jaren zeventig gefuseerd met Pels? Het waren financiële problemen die Van Leeuwen daartoe dwongen. En niet te vergeten de garanüeplicht •waarmee hij steeds meer te maken kreeg, die was uiteindelijk niet meer te dragen. NAAR J. DE KOFF & ZN. Nadat Van Leeuwen met Pels fuseerde, bent u bij de firma J. de Koff & Zn. gaan werken. Ik heb nog twee jaar in fusieverband gewerkt. Omdat Pels Orgelbouw veel werk had in Brabant, -was ik veel van huis en dat beviel mij als gezelligheidsmens niet. Zodoende ben ik toen in dienst getreden bij de firma J. de Koff te Utrecht. Meer werk in de regio; in de winter aan de zaak op de Springweg en enige jaren later op de Kapelstraat. Door deze verandering kreeg ik ook meer tijd voor mijn hobby's zoals genealogie. Was er een verschil in bedrijfsvoering tussen De Koff en Van Leeuwen? Ik vond de bedrijfsvoering bij De Koff minder dan bij Van Leeuwen. Dit had alles te maken met de bedrijfsleider bij De Koff, die een opleiding had als bouwkundig tekenaar, maar een gedegen orgelmakersopleiding miste. Hierdoor werden er ook wel blunders gemaakt van technische aard. Er moest ook een pijpenmakerij komen, maar voor zo'n grote investering was dit bedrijf te klein. De oude heer De
DECEMBER 2OO5
Aan welke orgels heeft u toen gewerkt? Onder meer de demontage van het Flentrop-orgel in de Hervormde kerk van Yerseke dat later op een lager orgelbalkon werd teruggeplaatst, incl. egalisatie en stemmen, met medewerking van de koster. Demontage en overplaatsing van het Flentrop-orgel in de Gereformeerde Gemeente in de wijk Nieuwe Rijn te Leiden naar de Gereformeerde Gemeente te Elspeet en aldaar afgewerkt. Restauratie orgel Gereformeerde kerk te Breukelen met egalisatie en stemmen. Restauratie Hervormde kerk Puttershoek met een uitbreiding van drie stemmen op het pedaal. Restauratie Hervormde kerk, Gouderak; restauratie Hervormde kerk, Nieuwland. Stemwerk (nog uit de portefeuille van De Koff): Lutherse kerk Den Haag, Stevenskerk, Nijmegen en Oude en Nieuwe kerk Delft. De Bavokerk in Haarlem (uit de portefeuille van W. van Leeuwen). Bent u, terugkijkend op uw loopbaan in de orgelbouw, tevreden of zou u dingen nu anders doen? Ik zou zeker -weer in de aanloopfase bij verschillende orgelmakers gaan werken, maar dan wel in dezelfde naoorlogse tijd. Niet in deze tijd. Ik zie de toekomst in de orgelbouw toch wel somber in met de huidige leegloop uit de kerken.
de Orgelvriend
Het in 1953 door De Koff gerestaureerde orgel in de Gereformeerde kerk van Breukelen.
Uw orgelhart blijft kloppen, want u bent vanaf 2002 bezig het orgelceuvre van uw oud-werkgever Martinus Vermeulen uit Woerden te onderzoeken. Ja, dat is gekomen door Vermeulens orgel in de Gereformeerde kerk van Kamerik, waar ik na de renovatie van de kerk voor dit orgel drie ontbrekende ornamenten maakte. Het orgel is in onderhoud bij de firma Reil in Heerde en maakte mij nieuwsgierig naar het verdere oauvre van Martinus Vermeulen. Die nieuwsgierigheid heb ik overgehouden aan mijn genealogische onderzoeken. Ik heb toen contact opgenomen met Pieter Vermeulen jr., kleinzoon en enige nazaat van Martinus Vermeulen te Woerden, en gevraagd in zijn archief onderzoek te mogen doen naar de administratie uit het orgelverleden van zijn grootvader. Hij gaf mij het vertrouwen, op voorwaarde dat ik hem een kopie zal geven van de verzamelde gegevens.
29