Workshop Verhalen Schrijven
Zaterdag 18 juni 2011 – AbvaKabo‐FNV Dierenpark Amersfoort
1. INLEIDING Ik geef eerst wat algemene tips over verhalen schrijven en dan gaan we over naar de opdracht van vanmiddag. Wat gaan we straks doen? Een kort verhaal over verbinding schrijven. Jullie gaan straks op pad met mensen die de workshop ‘Verhalen vertellen’ hebben gevolgd. Dus wat je doet is het volgende: je luistert goed, schrijft het verhaal op en je bent klaar... Als je een goede verhalenverteller treft, kan het zo werken. Maar jullie kunnen vast helpen om het vertelde verhaal nog fraaier te maken, nog beeldender te vertellen. Daar geef ik jullie een aantal tips voor mee. Maar goed luisteren is het allerbelangrijkst. 2. HART ONDER DE RIEM Vraagt iemand zich af of hij wel kan schrijven? Het is niet erg dat je je afvraagt of je wel kan schrijven. We leren de letters en de woorden wel, maar een goed verhaal maken, dat leer je niet op school. Ja, je moet een opstel krijgen en daar krijg je een punt voor, maar wat ik me herinner van mijn schooltijd is dat je vooraf eigenlijk geen handvatten meekrijgt: hoe zit een goed verhaal in elkaar, waar moet je op letten?, en dat dat cijfer eigenlijk ook nog niks zei over wat je wel of niet goed had gedaan. Dus schrijven veel mensen schools, braaf, zoals ze denken dat het moet. Goede schrijvers, daarentegen, hebben een eigen stijl ontwikkeld. Wat helpt om je eigen stijl te ontwikkelen, is zoveel mogelijk lezen en zoveel mogelijk schrijven. Door het lezen krijg je een gevoel voor wat je aanspreekt en het schrijven: oefening baart kunst. Het is echt zo. Door veel te schrijven, word je steeds losser en creatiever, en het gaat ook steeds makkelijker. Schrijven doet iedereen op zijn eigen manier, en dat is eigenlijk altijd goed. Wat je mooi vindt in een tekst, is een kwestie van smaak. Ikzelf houd van lichtvoetig, en vooral van de combinatie van drama en lichtvoetigheid. Sommige mensen hebben liever alleen maar drama, zodat ze er lekker in de ellende weg kunnen zakken. Zo heb je ook mensen die van lange zinnen houden, en mensen die van korte zinnen houden. Dat mag allemaal. Maar er zijn wel een aantal vuistregels die een tekst leesbaarder maken. Daar kom ik straks op terug. 3. EEN GOED VERHAAL Het klassieke verhaal heeft een begin, midden en einde, een spanningsboog (climax), een ontknoping, een conclusie.. Het heeft een zekere vaart. De climax zit meestal op 2/3 of ¾ van het verhaal. Het heeft een gesloten(mooi afgerond: ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’) of een open einde (het verhaal loopt door als de tekst ophoudt: ‘Eindelijk viel hij in slaap.’). In een klassieke roman is dat nog verder uitgewerkt: op ¼ heb je de eerste wending in het verhaal, halverwege gebeurt er ook iets belangrijks, op ¾ heb je een climax en daarna bouw je het verhaal netjes af. In een roman lopen meestal ook meerdere verhaallijnen door elkaar. Ingrid van Gaalen‐ tekst en uitleg maakt deel uit van VOF Stroomkoning
1
Een anecdote is een vertelling met helemaal aan het eind een grappige ontknoping., IN een anecdote word je vaak in het begin op het verkeerde been gezet. Denk aan hoe Simon Carmiggelt dat kon doen. Let op: als iemand zegt: ‘dit is op zich wel een leuk verhaal’, volgt zelden een leuk verhaal! ‐ Je kunt ook een fragment uit een verhaal eruitlichten en de rest globaler beschrijven. Denk bijv. Aan een sfeerbeschrijving (met veel zintuiglijke details: horen, voelen, ruiken, proeven, zien), of een emo‐reportage (waarin je bijvoorbeeld inzoomt op een ontmoeting. Ook hier zijn de details heel belangrijk). ‐ Een verhaal zonder echte spanningsboog kan eventueel ook, maar alleen als je met poetisch proza een mooi schilderij kunt maken, waar je opgewonden raakt van hoe mooi de tekst is. Als je een goede verhalenverteller treft, of als je zelf kunt toveren 4. GOED LUISTEREN En dan dat goede luisteren…Een verhaal is interessant om te lezen als het BEELDEND en SPANNEND is. Beeldend: je ziet het voor je, je ruikt het hout en het zweet, je voelt haast de splinters in je vingers. Spannend: wat helpt om spanning op te bouwen is, bijvoorbeeld o Het ritme in je verhaal, bijvoorbeeld starten met lange zinnen, kortere zinnen naarmate de spanning oploopt: Ze komt hem achterna met haar nagelschaartje. Hij rent de trap af. Hij valt. o Geloofwaardigheid: iemand achternazitten met een nagelschaartje is niet geloofwaardig. o Emotie o Verwachtingen kweken (begin met een krakende deur in een oud landhuis, of een spin die in een hoekje loert) Ik ga er vanuit dat de verhalenvertellers zelf voor de spanning zorgen. Jullie kunnen misschien wel helpen om het verhaal beeldender te maken. 1. Hoor het verhaal aan. Laat je gesprekspartner het verhaal eventueel twee keer vertellen, en stel de tweede keer vragen. Of stel je vragen achteraf, dat kan ook. 2. Wees niet te ongeduldig: antwoorden op vragen die jij wilt stellen, komen misschien vanzelf aan de orde. Kondig aan dat je vragen gaat stellen, en stel je vragen tijdens natuurlijke pauzes. Stel niet te veel vragen na elkaar. Je wilt niet dat je gesprekspartner de lijn van het verhaal verliest door jouw vragen. 3. Schrijf meteen mee, eventueel in steekwoorden. Blijf dicht bij het taalgebruik van de ander, schrijf dat zo letterlijk mogelijk op. Als je nu al gaat nadenken tijdens het schrijven over de formuleringen, luister je minder goed. Niet nadenken, dus! Luisteren! 4. Wees alert op ‘ lampwoordjes’: woorden die een gevoel of emotie, of enige vorm van spanning weergeven. Spits dan je oren! En als jouw gesprekspartner zegt: ‘ je begrijpt wel dat ik heel blij was’, dan vraag jij: hoe zag dat eruit? BEELDEND! De ene mens glimlacht op zo’n moment, de ander pakt zijn partner beet en walst door de kamer, een derde juicht en springt, enzovoort. Vraag door en laat je gesprekspartner
Ingrid van Gaalen‐ tekst en uitleg maakt deel uit van VOF Stroomkoning
2
het gevoel zo beeldend mogelijk beschrijven in zijn eigen woorden. Een verhaal met emotie is altijd beter dan een verhaal zonder. 5. Probeer ook motieven van de hoofdpersonen te achterhalen: waarom waren ze blij ? Waarom waren ze waar ze waren? Wat vonden ze belangrijk in het leven? Met dit soort vragen geef je het verhaal meer diepgang. 6. Zoek naar beeldende details en denk daarbij aan alle zintuigen(zien, horen, voelen, ruiken en proeven): de kleren die mensen droegen, opvallende kenmerken van de plaats waar ze zich bevonden, Vraag daarop door. Dit soort details zijn heel sfeerbepalend. 7. Herhaal in het gesprek enkele keren wat jij onthouden hebt als belangrijke opmerkingen, of doe het aan het eind als je dat prettiger vindt. Dat helpt je om de hoofdlijn te pakken te krijgen. En je gesprekspartner kan je corrigeren als je het niet zo begrepen hebt als hij of zij bedoelde te zeggen. En dan heb je eindelijk het verhaal in ruwe vorm. Dan komen we nu aan het schrijven toe. Het herschrijven, polijsten, opleuken, verfraaien, inkorten! 5. GOED SCHRIJVEN De gouden standaard: een goed verhaal heeft een aansprekende snoet, een boeiend middenstuk en een krul in de staart. Besteed dus aandacht aan begin en einde, en weet de lezer tussentijds ook vast te houden. Belangrijke tips voor het schrijven van een goed verhaal: 1. Grijp je lezer liefdevol bij de kladden en sleur hem het verhaal in. Een mooie eerste zin is dus essentieel. Die heb je zelden meteen te pakken, dus die eerste zin verzin je zo’n beetje als laatste. 2. Schrijf zo beeldend mogelijk! Gebruik verse, eigen woorden. Woorden die je zelf echt mooi vindt. Vergelijkingen maken een verhaal ook altijd levendig: ‘ ze zingt als een kraai met keelpijn’ of ‘ Vermijd clichetaal, zoals ‘ hij voelde zich zo fris als een hoentje’ en ‘ we werkten dat het een lieve lust was’. Verzin iets mooiers. Maar bewaar natuurlijk de pareltjes van de verhalenverteller in je verhaal: het is een coproductie! 3. Vermijd de lijdende vorm. Teksten lijden eronder. ‘ontwikkelingen zullen worden gevolgd’ , ‘ dit zal worden uitgevoerd’. Het creëert afstand en komt ouderwets over. Benoem altijd wie de doener, of dader, is. 4. Kijk uit voor ouderwets, hoogdravend taalgebruik. Woorden als ‘ nochtans’ en ‘ echter’, ‘ ‘weliswaar’ en ‘ geenszins’ . Beter: schrijf in spreektaal. 5. Let op eenheid van tijd (schrijf alles in de tegenwoordige tijd, of in de verleden tijd, maar ga in je verhaal niet heen en weer tussen de tijden). Onvoltooid verleden tijd: ‐ veel gebruikt, is vertrouwd ‐ tijd voor mijmeringen tussendoor Ingrid van Gaalen‐ tekst en uitleg maakt deel uit van VOF Stroomkoning
3
Onvoltooid tegenwoordige tijd: ‐ actief, trekt de lezer erbij: ‘Ik zit rustig in het cafe mijn koffie te drinken als er opeens een man woedend op me af komt.’ ‐ minder geschikt voor mijmeringen tussendoor, dat haalt de vaart uit het verhaal. 6. Let op het perspectief: schrijf vanuit de eerste persoon enkelvoud (als je het verhaal van je gesprekspartner zo letterlijk mogelijk wilt weergeven) of vanuit de derde persoon enkelvoud (als je je eigen commentaar of observaties wilt toevoegen). Als je je gesprekspartner dan wilt citeren, gebruik je aanhalingstekens. Als hij/zij iets denkt, gebruik je geen aanhalingstekens. 7. Rond mooi af, met een krul in de staart. 8. Herschrijven: probeer het verhaal eens op te schrijven in de helft van het aantal woorden. Meestal wordt het daar een stuk beter van. Schrijven is schrappen. ‘ Kill your darlings’ is een gevleugelde uitdrukking onder schrijvers. Het verwijst naar de noodzaak om je eigen tekst heel kritisch te bekijken en ook alle geweldige vondsten te verwijderen die niet echt bijdragen aan de loop van het verhaal. Een mooie, maar overbodige zin moet je dus rigoureus schrappen. En dat doet pijn. ‘Kill your darlings’ verwijst ook naar jouw eigen standaard uitdrukkingen en zegswijzen die de tekst in sluipen. 6. AFHAKERS Wat maakt een tekst minder aantrekkelijk? Langdradigheid, te weinig vaart door saai taalgebruik of het ontbreken van een plot, of juist te veel vaart door het ontbreken van details. Beter: ga op zoek naar frisse woorden, aansprekende beelden en benoem het omslagpunt op het juiste moment: verhaal: op ¾,, anecdote op het eind. ouderwets, hoogdravend taalgebruik. Woorden als ‘ nochtans’ en ‘ echter’, ‘ ‘weliswaar’ en ‘ geenszins’ . Beter: schrijf in spreektaal. Gebruik van de lijdende vorm. ‘ ontwikkelingen zullen worden gevolgd’ , ‘ dit zal worden uitgevoerd’. Beter: benoem altijd wie de doener, of dader, is. Geen duidelijke plot, geen spanningsboog, wat meestal synoniem is voor een woordenbrei Plotselinge wijzigingen in personage of in tijd. 7. INSPIRATIE Alles kan je inspireren: geuren, kleuren, warmte, de natuur, mensen, politiek, een verpakking die niet open wil, emoties als liefde, woede, stille wanhoop. Je moet er gewoon voor openstaan. Goede momenten om inspiratie te krijgen, zijn zogenaamde mijmermomenten: als je onder de douche staat, of in je eentje in de trein of auto zit, tijdens het schoonmaken van het huis (strijken is een heel goede!), wanneer je je gedachten kunt laten lopen zonder heel gericht ergens over na te denken. Maar je kunt het zelf ook oproepen met allerlei oefeningen: pak een mooie foto, ruik aan het parfum van je oma, lees een pagina uit je lievelingsboek en begin dan gewoon te Ingrid van Gaalen‐ tekst en uitleg maakt deel uit van VOF Stroomkoning
4
schrijven. De tijd is te kort om daar verder op in te gaan, maar er zijn schrijfoefeningen in allerlei vormen. OEFENING ‐
vertel elkaar over de liefde van je leven (mens, dier of ding). De ander schrijft het beeldend op.
‐
welk dier wil je zijn, en hoe zou je je dan voelen? De ander schrijft het beeldend op.
Ingrid van Gaalen‐ tekst en uitleg maakt deel uit van VOF Stroomkoning
5