ideePoAt©josBrabants
WORKSHOP CREATIEF SCHRIJVEN: POËZIE
TIMING DOELEN
5’
STRATEGIE
LEERSTOF - LEERINHOUD
MEDIA
I. SFEERSCHEPPING: een vel en een vel. Per leerling drie bladen. Poster met gedicht. CD met rustige muziek.
Opdracht: neem een vel papier. De leerkracht legt uit dat het de volgende twee lessen de bedoeling zal zijn om wat in de kinderen hun ‘vel’ zit op het ‘vel’ te schrijven dat voor hen ligt. 1 -
-
-
De leerkracht schetst de contouren van een lichaam op het bord. ‘Wat zit er zoal in ons, in de figuurlijke betekenis, dus niet bloed, …’ De leerkracht stuurt de leerlingen in de richting van deze antwoorden. Wanneer je jezelf iets herinnert ( her – inneren, het opnieuw eigen maken), waarover denk je dan na? Hoe kun je iets wat je hebt meegemaakt, HERMAKEN?
De leerlingen geven suggesties. - fantasie - gevoelens - inspiratie - herinneringen - … - Over iets wat je hebt beleefd, ervaren: WAT JE HEBT MEEGEMAAKT. Door het op te schrijven.
In welke vorm kun je dat doen?
In een verhaal of gedicht.
1
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
II. KERNFASE: Eigen ervaringen stap voor stap herleiden tot een gedicht. De leerlingen geven suggesties 1. Het verschil tussen een gedicht en een verhaal.
5’ 2,3 -
40’
‘ Wat is het verschil tussen een verhaal en een gedicht?’ De leerkracht noteert ‘gedicht’en ‘verhaal’ op het bord. Schematisch wordt aangeduid hoelang een verhaal is (min 36 pagina’s van een kortverhaal of 500 pagina’s van een roman). Onder gedicht schrijft de leerkracht ‘kort’ en dekt dan het 1ste deel van het woord ‘gedicht’ af. Een gedicht is een dichte versie van een verhaal. Dichten is heel dicht bij de gebeurtenis zitten.
2. Eigen ervaringen neerpennen. 4
-
-
-
-
Een gedicht is korter dan een verhaal. Het essentiële wordt neergeschreven. Het taalgebruik is anders dan in een gewoon verhaal ( woordspelingen, poëtisch taalgebruik) …
Familie, vrienden, dieren , afscheid nemen, oorlog.
Wie of wat speelt er zich af in jullie wereld? De leerkracht tekent een sterretje op het bord: ‘Stel dat jij het sterretje bent, zet een puntje waar jij je familie, vrienden, … zou zetten, wat plaats je dichter, verder ? Waar denk je dat een jongetje uit Irak het bolletje van de oorlog zal zetten? Dichter 2
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
-
-
-
5
of verder van zich af? De leerkracht trekt twee cirkels door de puntjes. We spreken over micro(microscoop→ dichtbij) en macroniveau. Wanneer we een verhaal of een gedicht schrijven, dan schrijven we die dingen neer die zich dicht bij ons afspelen, gebeurtenissen die zich in onze microwereld afspe(e)l(d)en. Is er iets dat zich in jouw microwereld heeft afgespeeld en dat is blijven hangen? Iets wat je hebt meegemaakt? Wanneer je je niets herinnert, dan mag je De leerlingen noteren in hun kladschrift hun ervaringen neer. je fantasie gebruiken. Je hoeft het niet te zeggen, je schrijft het De leerlingen noteren kort de antwoorden. kort op je eerste blad.
De leerkracht stelt volgende W-vragen en geeft bij elk een voorbeeld. - Als je terug gaat naar dit moment waarin je geraakt bent: - Aan wie denk je dan, wie was voor jou op dat moment belangrijk? - Wat is er toen gebeurd? - Waar? Probeer het op een originele manier te zeggen vb: op kamp ( is saai) beter = onder de caravan waar we niet mochten zijn. - Was er een voorwerp bij dat belangrijk was? - Wanneer? Als je het niet meer exact 3
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
weet, dan kan je je misschien wel nog herinneren of het donker was, in de winter, als je negen jaar was (mijn zomer 9 is mooier dan ‘toen ik negen jaar oud was, …’ - Herinner je je een kleur? - Een geur? - Beeld? - Een geluid? - Een smaak? - Een gevoel > m.n. een tastgevoel (dit zij zintuiglijke waarnemingen)
de lkr. wijst hier op het verschil tussen uiterlijk voelen (tastgevoel) en wat je vanbinnen voelt (wat voel je, waar lokaliseert dit gevoel zich, hoe voelt dat ?
!)
De leerkracht wijst er nog eens op dat het belangrijk is om de dingen zo boeiend mogelijk te schrijven, vele dingen kun je op een andere, mooiere manier zeggen. (TUSSEN FASE II EN III WORDT ER GEPAUZEERD.) III. Bewerken + Ordenen v d gegevens. 5’ 3. Herhaling.
-
De leerlingen halen zich hun ervaring voor ogen.
Vorige les noteerden jullie je ervaringen in het klad. Herlees nog eens. De leerkracht laat ondertussen rustige muziek horen. Sluit nu je ogen en denk alleen nog aan dit moment, probeer alles terug voor 4
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
ogen te halen. 4. bewerken van de gegevens. 20’ -
Dichten gaat om het essentiële (neer te pennen). Wij hebben nu alles in het lang en het breed opgeschreven. - Om tot het essentiële te komen doe je het volgende: - Onderstreep nu in je zinnen die woorden die het belangrijkste zijn. - Welke woorden gaan samen? Duid ze aan met een kleur. - Maak met die woorden zinnen op blad 2. Opgelet: - begin niet steeds met het onderwerp. - je mag woorden toevoegen. - woorden die meer voorkomen, schrap je en vervang je door andere woorden. - maak je zinnen niet te lang! - bekijk je zinnen opnieuw en nummer ze nu.
De leerlingen herwerken hetgeen ze in het lang neergeschreven tot het essentiële.
5. ordenen van de gegevens.
10’
De leerkracht hangt een poster aan het bord. Enkel de eerste strofe is zichtbaar. - Hoe noemen we de grote delen? - Hoe noemen we de kleinere stukjes? - Hoe noemen we één lijntje? - Uit hoeveel zinnen bestaat de eerste/tweede/derde strofe?
Strofen Regels / zinnen Vers De eerste strofe bestaat uit1 lange zin.
5
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
6 De zinnen worden afgebroken zodanig dat het stukje op zich ook iets kan betekenen. Zet nu schuine strepen tussen de woorden van jou tekst, dààr waar jij denkt waar de zin kan worden afgebroken. Duid met accolades (of met dubbel schuine streep) aan wat jij als één strofe neemt.
Een titel is kort. Hij verklapt wel iets van het gedicht , maar niet alles. Een titel moet de lezer nieuwsgierig maken (= de vlag die de lading dekt).
Wat is de titel van het gedicht op het bord? Hoe moet een titel zijn? Zoek nu zelf een titel voor je werk. IV. Uitschrijven van het gedicht. 7 15’
De leerlingen schrijven hun gedicht over in het net.
Schrijf nu je gedicht met titel volledig uit op het derde blad. Wanneer er nog tijd over is, mogen de leerlingen die dat willen, hun gedicht (hun ver-dichte ervaring) voorlezen.
6
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix
ideePoAt©josBrabants
V. Een voorbeeld
Het witverlies had een mooie Bijna zure geur – En een vredeskleur. Mams zei teder dat De rest nu ook vlug zou …, maar Er kwamen andere dingen En de herfst was er – en Melancholie en verdriet. Thuis huilde ik het uit. Anoniem (STI, KodB)
7
Jullie hoorden voor dit PoAt (poëzie-atelier): - nr. 19 uit “BLEU” van Preisner - nr. 4 uit “AHAANDO” van Les Tambours de Brazza - nr. 16 uit CD3 “MATTHEUSP” van J.S. Bach
info:
[email protected] vormgegeven lesvoorbereiding: Lynn Frix