WORKSHOP STADSRANDEN PROVINCIE UTRECHT April 2011, WORKSHOP: 3 maart 2001
OKRA
A. Ieder schaalniveau kent een eigen stadsrand Er zijn meerdere schaalniveaus aan de orde geweest tijdens het werkatelier. Daarbij is gebleken dat er op meerdere schaalniveaus gesproken kan worden over stadsranden met een eigen verschijningsvorm en karakteristiek:
1. mental map van de stadsranden in de provincie utrecht 1.1
De groepen beginnen op verschillende manieren te werken. En komen tot verschillende conclusies. De eerste groep start vanuit Utrecht en denkt dan vanuit de typen die vanuit de stad te definiëren zijn. Daarna volgt dezelfde exercitie voor andere steden en kernen. De groep benoemt het gebied als: veel verschillende landschappen rond Utrecht hebben grote kwaliteit, maar het is ook een centrum van infrastructuur in Nederland. Dat zorgt voor veel doorsnijdingen en levert daarmee heel veel gefragmenteerde gebieden op.
1.2
De tweede groep stelt dat de wijze van bewegen veel bepaalt van hoe je de stadsrand ervaart. Per auto of per openbaar vervoer. Terwijl heel veel van de recreatieve beleving per fiets of te voet plaatsvindt. De vervoersassen zijn heel bepalend als vestigingsvoorwaarde en daarmee worden de stadsrand activiteiten bepaald. Afhankelijk van de snelheid waarmee je je beweegt, beleef je de stadsrand anders. Er is een contrast: de evenwijdige beleving van stadsrand versus de haakse beleving van de stadsrand.
1.3
Een derde groep start met de hoofdinfrastructuren en tekent de stadsrand panorama’s als iconen. De groep constateert grote verschillen, èn grote schaalverschillen. Er zijn iconen van relatieve openheid en iconen van een gebiedseigen stadsrand. Op sommige plekken ontstaat een omkering. Langs de dijk aan de rivier wonen, wat ooit de oorsprong was, wordt stadsrandzone.
1. De stadsrand op nationaal niveau, de oostflank van de Provincie kan worden gezien als de stadsrand van de Randstad (Veenendaal-Amersfoort). 2. De stadsranden op provinciaal niveau, de westzijde van de provincie wordt toch vooral gezien als de “voorkant” van de provincie), de binnenrand op de heuvelrug is relatief onzichtbaar en de oostzijde van de provincie is eigenlijk de mentale “achterkant” van de provincie. 3. De stadsranden op stadsregionaal niveau worden bepaald door de grote stedelijke agglomeraties met het bijbehorende verzorgingsgebied. De stad Utrecht heeft een ruime stadsrandzone met Woerden, Breukelen, Zeist en Nieuwegein als stadsregionale randgemeenten. Mijdrecht en omgeving kan echter worden gezien als onderdeel van de stadsregio Amsterdam. Amersfoort kan niet los worden gezien van Soest, Leusden en Nijkerk. Veenendaal vormt een stadsregionale eenheid met Ede. 4. De stadsrand op lokaal niveau, wordt bepaald door de micro overgangen tussen bebouwd en onbebouwd gebied in de gehele provincie. Conclusie: de stadsrand doorsnijdt alle schaalniveaus en overstijgt de provinciale grenzen. Op de grote schaal gaat het om het krachtenveld van stedelijke regio’s, op de kleine schaal gaat het over de fysieke inrichting en bruikbaarheid van de stadsrandzone.
1.1 INFRASTRUCTUURCENTRUM DOORSNIJDINGEN GEFRAGMENTEERDE GEBIEDEN
1.2 VERVOERSASSEN STADSRANDBELEVING EVENWIJDIGE BELEVING HAAKSE BELEVING
1.3 VERSCHEIDENHEID SCHAALVERSCHILLEN STADSRANPANORAMA’S
B. De stadsrand kent drie gezichtspunten
1.4
Tijdens het werkatelier is duidelijk gebleken dat de stadsrand vanuit drie gezichtspunten bekeken kan worden: 1. De stadsrand gezien vanuit de stad, bepaald door het karakter van de stad en functioneel gericht op de stad.
Behalve het optekenen van de mental map worden er ook vragen gesteld over deze zones. Er wordt nagedacht over hoe de stadsrand zich verder ontwikkelt. De opmerking ‘per definitie schuift de stadsrand op’ roept vragen op. Een vraag is hoe het gaat met uitbreiding, wordt de zone dikker of past deze zich aan bij wat het landschap is. En wat is de opvangcapaciteit van inbreiding. In sommige gebieden, zoals de Utrechtse heuvelrug is het een kwaliteit dat het landschap zich ook binnen het bebouwd gebied bevindt. Een andere vraag is of we noodzakelijkerwijs gaan uitbreiden. Wat te doen in gebieden van krimp.
2. De stadsrand gezien vanuit het landschap, bepaald door de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. 3. De stadsrand als zelfstandige eenheid met een eigen functie, ruimtelijke organisatie en logica. Conclusie: alle drie de gezichtspunten zijn legitiem en bepalen het karakter en de kwaliteit van de stadsrand. Het is de kunst om de stadsrand tegelijkertijd vanuit deze drie invalshoeken te beschouwen.
De vierde groep begint de landschappen te tekenen. Er zijn landschappelijke stadsranden, maar ook binnenstedelijke stadsranden. Infrastructurele lijnen trekken de stadsrand naar binnen, zoals routes langs de kanalen. Zo kijkend zijn er verschillende casco’s voor verschillende stadsranden te definiëren. Een ander schaalniveau wordt geïntroduceerd, begrippen voor een hele zone. Aan de oostkant van utrecht is het casco anders dan de westkant van provincie Utrecht.
1.5
De vijfde groep heeft vanuit Utrecht gedacht. Het verschil in ondergrond, in zand en veen is de basis voor het onderscheid in ontwikkelingen. Langs veen zijn de stadsranden vaak heel artificieel, hard, ontworpen. De gebouwde stadsrand is smal. En in kort tijdsbestek gemaakt, heel vaak stammend uit dezelfde jaren, vaak de jaren ‘80. Aan de andere kant is het net andersom, meer organisch gegroeid. Op die ondergrond kon het net makkelijker groeien. Soms een geprivatiseerde stadsrand, zoals Soest. Veel minder één functie, (woningbouw of bedrijven of iets anders), zoals aan de westkant. Aan de oostkant is het juist een mengelmoes, een stadsrand die over een veel langere periode is gegroeid.
1.4 BINNENGETROKKEN STADSRAND SCHUIVENDE STADSRAND INBREIDING
1.5 STADSRAND CONTRAST HARD- ORGANISCH LANDSCHAPPELIJKE ONDERLEGGER
C. De stadsrand heeft een interne en externe logica In de discussie lag vaak de nadruk op de verschijningsvorm van de stadsrand voor de passant die door het landschap beweegt, over de snelweg rijdt of in de trein zit. De kwaliteit van de stadsrand wordt dan beoordeeld op basis van de uiterlijke verschijningsvorm in relatie tot de karakteristieken van de stad en het landschap. Deze externe waarneming van de stadsrand is gerelateerd aan de schaal van de regionale planning, het perspectief van de Provincie. Het werkatelier begon echter met een eerste inventarisatie van de persoonlijke fascinaties en de ideale stadsrand. Vanuit een persoonlijk perspectief blijken veel van de deelnemers de nadruk te leggen op de functionele en ruimtelijke kwaliteit van de stadsrand zelf. Goede routing van stad naar landschap, vooral voor fietsers en voetgangers, en een goede organisatie van specifieke functies in de stadsrand wordt belangrijker geacht dan de verschijningsvorm van buitenaf. Conclusie: de stadsrand is bij uitstek de zone waar de grote regionale schaal en de kleine lokale schaal met elkaar worden verbonden. De grote regionale agenda’s kunnen alleen maar gerealiseerd worden door goede kleinschalige interventies in de stadsrand. D. Herijking van het begrip stadsrand noodzakelijk De stadsrand wordt vaak gezien als een telkens verschuivende grens tussen stad en land. De stad groeit, het landschap wordt steeds verder teruggedrongen. Als de stadsrand goed ontworpen is houdt deze stand, als de stadsrand niet goed ontworpen is wordt deze tzt opgeschoven. Deze visie hangt nauw samen met de klassieke opvattingen over stedelijke groei
2. preciezere kijk groepjes van kenners bij elkaar per regio 2.1 Zuid Utrecht, Houten, Nieuwegein en Vianen. In gebied ten zuiden van Utrecht is een onderscheid naar harde grenzen en zachtere grenzen te maken. Bij hard is er nog een onderscheid te maken langs infrastructuur en als landschapsrand. De zachte randen beslaan hele gebieden. Er liggen behoorlijk brede gebieden tussen Nieuwegein en Houten en tussen Utecht en Nieuwegein. IJsselstein , Vianen en Houten hebben voornamelijk harde randen. In Utrecht is er een verschil tussen oost en west, met als uitzondering De Uithof aan de oostkant. De Uithof is één van de weinige plekken aan de oostkant met een harde stadsrand. Er is ook een onderscheid in waardering te maken. De vraag is: Is hard per definitie goed of slecht. Het antwoord is niet eenduidig. Sommige diffuse stukken worden algemeen als mooi ervaren, maar andere niet. Het is ook niet per definitie dat een harde stadsrand naar het landschap toe mooi is, tegenover een harde stadsrand langs de infrastructuur als niet mooi. Criteria worden nog niet gegeven. Maat en schaal zijn wel belangrijk. Op de vraag wat de allermooiste stadsrandzone is, wordt vrij resoluut geantwoord. Voor de diffuse stadsrand is dat Amelisweerd, voor de harde stadsrand Vreeswijk bij de Lek.
2.2 De Bilt, Driebergen-Zeist, Utrechtse heuvelrug, Soest, Veenendaal Voor de Zone ten oosten van de stad Utrecht wordt vooral gekeken naar De Bilt, Utrechtse heuvelrug, Soest en Veenendaal. Zeist en Woudenberg ontbreken vandaag. Maar het zou interessant zijn deze in de kaart in te voegen. Rond Soest is het vooral een geprivatiseerde stadsrand, maar de waardering ervan is positief. De stadsrand bestaat vooral uit woningen met tuinen naar het landschap. Dat is positief, maar toegankelijkheid van het buitengebied van de kern is maar via een beperkt aantal routes mogelijk. De stadsrand van Veenendaal is een heel andere. Veenendaal zit aan de rand van zijn gemeentegrens. Dat bepaalt voor een belangrijk deel hoe de stadsranden er uit zien. De zuidkant naar Rhenen toe ligt aan de rand van een bosgebied. Aan de westkant is er een scherpe grens; een slaperdijk zorgt dat het gebied ten westen van Veenendaal droog kan blijven. De noordrand is noordelijk van de snelweg gelegen, tegen de spoorlijn aan. De snelweg, die grens lijkt, is het niet. Aan beide kanten van de snelweg ligt een bedrijventerrein. Aan de oostzijde komt een uitbreidingswijk. Daar is een oud landbouwweggetje, de gemeentegrens, maar het is geen natuurlijke grens. Op de Utrechtse heuvelrug liggen de kernen op de rand van bos en open landschap. Aan de zuidkant zijn het kernen met een harde grens naar het opener landschap. Wat noordelijker, bij Doorn is het een slagenlandschap dat een meer gegaffelde grens vormt. Ook al is ze minder expressief, ze wordt wel hoog gewaardeerd omdat het landschap zo bepalend is. De Bilt is lastiger in haar begrenzing. De kern ligt in de oksel van de snelwegen. De stadsrand bij die snelwegen is negatief. Dat ligt anders bij de kleine kernen in gemeente De Bilt, daar is de stadsrand over
2.1 ONDERSCHEID HARD ZACHT
2.2 BEGRENZING WAARDERING TOEGANKELIJKHEID
en de afnemende betekenis van economische dragers in het buitengebied. Bovendien verondersteld dit beeld ook dat de stad een helder begrensde eenheid is omringd door landschap. Dit beeld kwam ook terug in het werkatelier. Iemand merkte op dat de stadsrand van Utrecht helder gedefinieerd is aan de oostzijde van de stad. Amelisweerd is het buitengebied en er kan geen sprake zijn van nieuwbouw rond en voorbij Amelisweerd. De werkelijkheid is echter dat achter Amelisweerd geen leegte ligt. Hier liggen de gemeenten Bunnink en Zeist met hun eigen bouwplannen! Tijdens het werkatelier werden de klassieke opvattingen over de stadsranden nadrukkelijk ter discussie gesteld: D 1. De stad is in de provincie Utrecht niet meer een zelfstandige eenheid omringd door een leeg landschap. Er zijn diffuse stadslandschappen ontstaan waar stad en landschap innig met elkaar verstrengeld zijn geraakt. Op de Heuvelrug is dit van oudsher al het geval door de karakteristieke gespreide occupatie op de stuwwal. Maar ook in de lager gelegen delen van de provincie is dit inmiddels gebeurd, vooral door de dynamiek die ontstaat rondom de bundels van infrastructuur. D 2. Door de strategische ligging in Nederland, de aantrekkelijke leefomgeving en het hoge voorzieningenniveau zal de bevolking en economie van de provincie Utrecht vermoedelijk blijven groeien. Sinds enkele jaren is echter een verschuiving ontstaan in de wijze waarop deze groei geaccommodeerd moet worden. Uitbreidingswijken en perifere bedrijventerreinen blijken steeds minder aantrekkelijk te worden als vestigingslocatie. Binnenstedelijke locaties worden steeds aantrekkelijker. Verschillende studies (bijv. Stad en Land van het CPB) laten zien dat de grootste kansen voor succesvolle ruimte-
het algemeen positief te waarderen. Maar het probleem daar is dat de interne kwaliteit gefragmenteerd is door de doorsnijding van snelweg en spoorlijn. De stadrand als lijn is op zich goed, maar intern is er een probleem.
2.3 Amersfoort en Zeist Zeist is nu onderdeel van Stichtse lustwarande en de heuvelrug. Het gebied dreigt dicht te slibben. De noordkant van Zeist heeft een harde grens met de snelweg, maar wel een problematische. In Amersfoort is er sprake van een omgekeerde situatie. Een grote rode kern met daarbuiten een groot groen gebied erom. Dat is gunstiger, vanwege de verschillende landschappen en de ruimte rond de stad. Rondom de stad zijn er verschillende typen overgangen. Deze kennen niet zoveel bedreigingen, maar wel tekortkomingen. Dat heeft te maken met de overgang stad-land en de manier waarop je vanuit de stad in het omringende landschap kunt komen. De oostkant heeft een heldere begrenzing. Maar de verbindingen tussen stad en landschap zijn moeizaam. De zuidkant heeft geen harde begrenzing; er is een geleidelijke overgang. Aan de noordkant is de wijk Vathorst al over de snelweginfrastructuur heengesprongen. Maar ook daar is het lastig van de stad naar buiten te gaan. Dorpen langs de Amersfoortse weg gaan samen met landgoederen zone uit de 17e eeuw. De structuur is aanwezig, maar er zijn niet veel landgoederen. Ze heeft het karakter als een bebouwd lint met behoorlijk wat kwaliteiten, maar ook bedreigingen vanwege toegevoegde kantoorbebouwing.
3.4 Ronde Venen, Woerden De Ronde Venen bestaat uit een verzameling kernen en kleine dorpsrandjes. Het gebied is niet zo actief, er is niet zo veel aan de hand. Maar er is wel een positie ten opzichte van Amsterdam. In fysieke zin is er geen neiging om het gebied rond de Ronde Venen te annexeren als stadsrand, maar wel in andere zin: als uitloopgebied van Amsterdam. In Woerden speelt iets heel anders. Vanuit het Utrechtse is er de invloedssfeer, die effect heeft op Woerden. Kennelijk is de zone rond de Oude Rijn kwetsbaarder dan de zone rond Mijdrecht. Op sommige plekken bepalen rationele structuren tot hier en niet verder. In de Oude Rijn Zone is dat anders en lijkt te leiden tot steeds een stukje erbij. Het is vooral de zorg hoe dat in goede banen wordt geleid. Er wordt een ander dilemma aangesneden, dan alleen de ruimtelijke en/of programmatische verschijning van de stadsrand. Behalve de ruimtelijke grens is er nog grens die niet op de kaart staat. Het natuurlijke krachtenveld van de ontwikkeling van Utrecht en Woerden naar elkaar toe, omdat landschappelijke grenzen in de andere richting hard zijn. Woerden heeft een harde grens naar het westen en naar het noorden. Aan de zuidzijde is nog ruimte, maar doemt de snelweg op. De oostkant blijft over als speelveld, los van de vraag of dat wenselijk is. Dan zijn er ook nog grenzen, harde grenzen, die niet op de kaart staan. De sociale grenzen, daar waar de bevolking van Harmelen andere mensen zijn dan de inwoners van de grotere omringende kernen. En daarmee een ander wensbeeld hebben dan de stedeling. De openheid als verlangen.
2.3 ROOD/GROEN STAD/LAND VERBINDING
2.4 UITLOOPGEBIED KTRACHTENVELD SOCIALE GRENZEN
3. begrippenparen lijke ontwikkeling in de binnenstedelijke verdichting ligt. Het is dus nog maar de vraag of de groei blijvend zal leiden tot opschuivende stadsranden. D 3. Kwalitatief is het ook maar de vraag of opschuivende stadsranden wenselijk zijn. Het aantrekkelijke buitengebied komt steeds verder weg te liggen en er komt een moment dat alles aan elkaar is gegroeid tot een stedelijke agglomeratie met alleen nog maar binnenstedelijke stadsrandzones. D 4. Tenslotte lijkt het erop dat het economisch belang van het buitengebied weer toeneemt. De stad claimt het buitengebied als ruimte voor recreatief gebruik waardoor de gebruiksintensiteit weer toeneemt. En ook de landbouwsector in de nabijheid van de stad vind steeds vaker een nieuw marksegment, direct verbonden met de aangrenzende stedelijke economie. Conclusie: herijking van het begrip stadsrand is noodzakelijk om de kwalitatieve en functionele relatie tussen stad en landschap te kunnen sturen. Daarbij gaat het niet alleen om de herijking van de fysieke verschijningsvorm van de stadsrand, maar vooral om het opnieuw leren begrijpen van de processen die achter stadsrandontwikkeling zitten.
De stadsrand ligt op het grensvlak van twee werelden. Het is dus logisch dat tijdens het werkatelier meerdere begrippenparen genoemd werden die een rol spelen bij het denken over stadsranden:
1.
Introvert – Extravert
2. Lijn – Zone 3.
Uitbreiden – Verdichten
4. Dynamisch – Statisch 5.
Functioneel – Visueel
6. Gepland – Vrij 7. Langzaam verkeer – Snel verkeer 8.
Haaks – Evenwijdig
9.
Vanuit de stad – Vanuit het landschap
10. Plek – Doorgangsgebied 11. Eenduidig – Meerduidig 12. Wat je ziet – Wat er is 13. Langzaam gegroeid – Snel gerealiseerd
E. Stadsranden is over grenzen heenkijken Tijdens het werkatelier is gebleken dat de stadsrand meer is dan de bebouwingsgrens van een stad of dorp. Pratend over stadsrand ontstond steeds duidelijker het beeld dat de kwaliteit van stad en landschap in belangrijke mate afhankelijk is van de stadsrand. De aanwezige dynamiek in de stadsranden vereist echter dat alle betrokken partijen over de eigen grenzen heenkijken en de agenda’s synchroniseren. In de eerste plaats gaat het om de afstemming tussen partijen die in de stad opereren en partijen die in het buitengebied actief zijn. Maar het gaat ook over de afstemming tussen schaalniveaus. Zowel de provincie als de gemeenten zijn gebaat bij een goede samenwerking. De belangrijkste ontdekking van het werkatelier was echter dat alle deelnemers vanuit de gemeenten het bijzonder vruchtbaar vonden om met collega’s uit andere gemeenten te praten over het territorium tussen beide gemeenten en bestuurslagen. Dit wordt in de dagelijkse praktijk veel te weinig gedaan. Conclusie: de provincie kan een belangrijke rol spelen als partij die verschillende gemeenten bij elkaar brengt om de lokale en regionale ruimtelijke agenda’s samen met de gemeenten te synchroniseren.
4. zeven gebieden & OPGAVEN bij welke stadsrandzones spelen de kwesties? 1. A12-zone - Rondom Utrecht worden de stadsrandopgaven bepaald door de grote infrastructuur. De grootste opgave is gelegen langs de A12-Zone, omdat daar heel veel dynamiek zit en ze nu ongedefinieerd is. Het zijn twee achterkanten van gemeenten die aan de A12 samenkomen, in een gebied wat binnen de stedelijke agglomeratie erg centraal ligt. Haaks erop staat het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en ook de kanalenstructuur, die Nieuwegein en Utrecht in het groen met elkaar verbindt, tot aan de lek.
De opgave is eigenlijk een opgave om een voormalige stadsrand in de toekomst op te heffen. Deze vormt nu een barrière tussen Utrecht en Nieuwegein zonder een eigen identiteit. Door de grote dynamiek en de strategische ligging kan de A12-zone getransformeerd worden tot een cruciale schakel tussen beide steden. 2. Oostflank Utrecht - Het gebied aan de oostflank van de stad Utrecht is ook een opgave. Aan beide zijden van de A27 ligt een belangrijke opgave om
stad en landschap beter met elkaar te verbinden. De druk uit het stedelijk gebied op het landschap is hier groot en het landschap heeft hier een sterke structuur met voldoende opnamecapaciteit voor toekomstige functies. De stukken landschap vragen om betere verbindingen met elkaar. Het is bijna het tegenovergestelde van de A12 zone. Bij de oostflank wordt het gebied als ‘goed’ gezien, met als gevaar dat het overlopen wordt. 3. Utrechtse Heuvelrug - Aan de oostkant van de provincie Utrecht is de opgave er een van een grotere schaal. De stads- en dorpsranden op gehele Heuvelrug hebben een diffuus karakter. Ook de transformatieopgave voor de stadsranden is net zo diffuus. In een groot gebied, de Utrechtse Heuvelrug is er de bijna onherkenbare grote opgave om de doordringbaarheid te verbeteren van een in potentie zijnde ‘Veluwe’. Als klassieke stadsrand is het misschien geen opgave, maar het bos kent veel doorsnijdingen en grote geprivatiseerde of moeilijk doordringbare gebieden: oude instellingen, campings, private landgoederen en militaire terreinen. De kwaliteit van de Heuvelrug staat onder druk door deze private grond, slechte routes en de blijvende groei van de kleine kernen. Toch liggen er legio kansen. Grote instellingen en militaire terreinen komen en vrij en bieden de kans om het landschap beter toegankelijk te maken. Het gaat o.a. om het weghalen van hekken, passeren van wegen, omvormen van instellingen, en om goede verbindingen tussen dorp en landschap. Ook de kleine uitbreidingen van dorpen is ook een opgave. De opgave is net zo verspreid als dat de stadsrand zone verspreid is. 4. Amersfoort Valleizijde - Amersfoort is prachtig gelegen op het grensvlak van Heuvelrug, Eemvallei en Gelderse Vallei/Stoutenburg. De relatie tussen stad en landschap laat echter te wensen over. Infrastructuur sluit de stad aan bijna alle zijden af van het landschap. De belangrijkste opgave ligt aan de valleizijde als een hoefijzer om Amersfoort heen: de toegankelijkheid met het buitengebied vergroten. Dit betekent het verbeteren van de verbindingen over of onder de infrastructuur en het opheffen van de fysieke barrières.
5. Zeist-Noord - In Zeist ligt een gelijksoortige opgave vooral aan de noordrand, bij de snelweg. De relatie tussen stad en landschap laat te wensen over, hier snijdt de A28 de stad af van de aantrekkelijke Heuvelrug. Het verbeteren van de verbindingen over of onder de infrastructuur en het opheffen van de fysieke barrières is de ook hier belangrijkste opgave. De zone tussen de oude rijksweg en de A28, van Zeist tot Amersfoort heeft veel transformatieopgaven en kansen, het is vooral een opgave in geleding van de corridor. 6. Woerden/Harmelen (A12-Oude Rijnzone) - De infrastructuurbundels richting Den Haag en Amsterdam hebben een grote stedelijke dynamiek opgeleverd in de laatste decennia. Het in goede banen leiden van verstedelijkingsgebied naar de westkant van Utrecht is hier de opgave. Hoe worden de landschappen met verschillende snelheden met elkaar verbonden? Hoe ontstaat daar harmonie? Hoe anticipeer je op de tijd, hoe voorkom je aan de andere kant dat het een museum wordt? Niets doen is geen optie. Als deze dynamiek doorzet zullen Woerden en Bodegraven volledig vast groeien aan de stad Utrecht. Tegelijkertijd zijn de landschappelijke en ecologische dwarsverbindingen van het Groene Hart essentieel voor de leefkwaliteit in de regio. Het is de opgave de zone van dynamiek te sturen, zodanig dat de landschapszones tussen de kernen open blijven, het noordelijke deel van het groene hart en het zuidelijke deel in de toekomst ook een verbintenis aangaan, al wordt het nu steeds meer een venster tussen noordelijk en zuidelijk deel van het Groene Hart. 7. A2-Vechtzone - De opgave is vergelijkbaar met de A12-Oude Rijnzone: de corridors en de doorsteken. Wanneer de dynamiek in de infrastructuurbundel richting Amsterdam doorzet zullen ook Breukelen en Abcoude volledig vergroeien met de stad Utrecht. Hier zijn het de landschappelijke en ecologische dwarsverbindingen van het Vechtplassengebied die essentieel zijn voor de leefkwaliteit in de regio. Daarom moet er beter geanticipeerd worden op de blijvende stedelijke druk en worden gezocht worden naar een ruimtelijk concept dat de oorspronkelijke landschapsstructuren versterkt en ruimte biedt voor functies die een toegevoegde waarde zijn voor de aangrenzende stedelijke gebieden.