WORKSHOP ‘INTERCULTUREEL LESMATERIAAL ONTWIKKELEN’ 4 september 1999 Praag
Alice van Kalsbeek
Steunpunt Nederlands als vreemde taal Spuistraat 210 1012 VT Amsterdam Tel +31 20 525 3152 Fax +31 20 525 3052 e-mail
[email protected] www.snvt.nl
1
PROGRAMMA
1
De uitgangspunten 1.1 Wat is cultuur? 1.2 Wat is multicultureel? 1.3 Wat is intercultureel lesmateriaal?
2
De randvoorwaarden 2.1 Perspectief 2.2 Context 2.3 Kennis
3
Het materiaal 3.1 Impliciet-expliciet 3.2 Werkvormen/oefeningen
2
1 De uitgangspunten 1.1 Wat is cultuur? ‘Spin’ Opdracht Vergelijk de kenmerken van cultuur uit de spin met de volgende vijf. 1 Wat is zijn de verschillen tussen al deze ‘definities’ van cultuur? Wat zijn de overeenkomsten? 2 Van welk concept van ‘cultuur’ zijn jullie uitgegaan bij het maken van deze cursus? •
Cultuur zit al in de moedermelk (Van den Boom).
•
Dat is nou echt simpel, dat hebben we net bij social studies gehad: cultuur is het tegenovergestelde van natuur (Jorrit, brugklasser).
•
Een evoluerend systeem van generatie op generatie doorgegeven regels waaraan een groep mensen (die zich lid voelen van deze groep) – vaak onbewust – gehoorzaamt, dat bovendien referentiekader is van en voor het gedrag en dat de kijk op de wereld bepaalt (Pinto).
•
De collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere (Hofstede).
•
Kop ‘Cultuur’ (Uit: Opzij)
3
1.2 Wat is multicultureel? Opdracht Lees onderstaande fragmenten en bekijk de illustraties. 1 Analyseer welke invullingen van het begrip ‘multicultureel’ eraan ten grondslag liggen. 2 Welke invulling past het meest bij jullie idee over ‘lesmateriaal voor multiculturele groepen’? •
De laatste jaren is de term ‘multiculturele samenleving’ in zwang gekomen. […] Doorgaans echter wordt deze term niet zozeer gebruikt om verschillen toe te lichten als wel om te betogen dat deze ‘vreemdelingen’ een andere godsdienst belijden (de islam) en, belangrijker nog voor hun positie, meestal geen of gebrekkig Nederlands kennen (Brugman).
•
Multiculturalisme versterkt het idee dat je lot vooral afhangt van je groepsidentiteit. Dat staat op gespannen voet met elementaire liberale waarden (Bernstein).
•
Een multiculturele samenleving bestaat uit mensen van uiteenlopende oorsprong met verschillende normen, waarden en leefregels, die zich lid voelen van een bepaalde groep (avk).
•
‘Zwarte Sint en Bijlmer Piet’ (Frits Müller).
4
•
‘Kleren maken de man’ (Uit: Code Nederlands 2, p. 132/133).
5
1.3 Wat is intercultureel lesmateriaal? Intercultureel taalonderwijs = onderwijs dat qua inhoud, organisatie en beleid rekening houdt met verschillende culturen, dat dingen niet als op zichzelf staand onderwijst, maar altijd in relatie tot cultuur. Bij intercultureel of crosscultureel onderwijs gaat het om een leersituatie waarin componenten uit verschillende culturen aanwezig zijn. Als we kijken naar de situatie van vt-studenten die Zakelijk Nederlands gaan volgen, dan zijn er drie componenten die cultureel divers kunnen zijn: a) de docent b) de studenten c) het materiaal Interculturele communicatie vindt plaats tussen schrijver en lezer, tussen spreker en spreker.
Er zijn drie typen intercultureel lesmateriaal: A Het materiaal is alleen aan de oppervlakte intercultureel: plaatjes en namen. B Het materiaal schenkt aandacht aan culturele verschillen, maar blijft daar vaak hangen, waardoor de overeenkomsten tussen mensen onderbelicht blijven. C In het materiaal zijn verschillende culturen gelijkwaardig aanwezig. In alle thema’s is impliciet of expliciet aandacht voor diversiteit. Opdracht 1 Van welk type is het materiaal tot nu toe? 2 Van welk type moet het worden (of moet het zo blijven)?
6
Opdracht 1 Vul individueel de ‘spin’ in. 2 Vergelijk je blad daarna met de anderen. Maak een lijst van uitgangspunten die iedereen onderschrijft. 3 Vergelijk die met de lijst hieronder. Intercultureel lesmateriaal - moet identiteitsvormend zijn - moet leerders de gelegenheid geven zich bewust te worden van hun eigen culturele invloed, van hun eigen cultuur - moet crosscultureel begrip bevorderen en anti-racisme - moet nuttig zijn voor leerders - moet cultuuronderwijs en taalonderwijs integreren - is : gebaren, video, muziek, teksten, literatuur etc - bevat geen stereotypen - waardeert culturele diversiteit positief - legt de nadruk op overeenkomsten, zonder de verschillen te negeren - is interactief - gaat uit van de beleving van de student - is niet normatief - is niet prescriptief - biedt veel mogelijkheden voor dialogen/groepswerk - geeft aanleiding tot reflectie - bevat authentiek materiaal Stelling In principe is Intercultureel Lesmateriaal gewoon goed lesmateriaal dat rekening houdt met verschillen.
Haren, haren, Altijd weer die haren Kammen, borstels, lak of gel, ‘Zit het goed, staat het wel? Piekjes, kroeshaar, paardenstaart, Krullen, kraaltjes, vlechten, Blonde, bruine, rode, zwarte, Golvende en rechte. (Uit: Waar een wil is …)
7
2 De randvoorwaarden 2.1 Perspectief ‘Grote Spin’ Een mono-cultureel perspectief kan gemakkelijk leiden tot stereotypen en vooroordelen, en die weer tot etnocentrisme. Wanneer een en dezelfde persoon een situatie vanuit twee verschillende standpunten kan bekijken, zeggen we dat hij een dubbelperspectief heeft (Pinto). Een dubbelperspectief kan in interculturele situaties geweldige voordelen hebben. Een ontwikkelaar van intercultureel lesmateriaal moet zich trainen in het innemen van dat dubbelperspectief. Of zelfs driedubbel: haar eigen, dat van de docent, dat van de student. Opdracht Bestudeer onderstaande fragmenten en illustraties. Van welk perspectief gaat de schrijver uit? •
Onder de vreemde talen hoort men hier het meest engelsch en spaansch spreken, doch beide niet zuiver. Het Hollandsch dat men hier hoort en leest, is erbarmelijk, soms onverstaanbaar; dat komt, dat er hier door al de negers, de bedienden en zèlfs in het huis van vele deftige familiën een patois wordt gesproken, dat het pappiëmentsch heet en een zamenraapsel van is van het indisch, spaansch, engelsch en hollandsch zonder eenige grammaticale regelen 1.
•
Bijeenkomsten van allerlei aard zijn ook sterk gereguleerd: vergaderingen bijvoorbeeld, waarbij aan de hand van een agenda vergaderd wordt, met een voorzitter en een notulist, niet alleen in professionele organisaties, maar ook binnen verenigingen. […] In de privésfeer zijn zelfs traditionele Nederlandse bruiloften sterk gereguleerd: na stadhuis en kerk een receptie, dan een maaltijd met naaste familie en goede vrienden, dan een groot feest voor familie, vrienden, kennissen en collega’s, dat om 12 uur ’s nachts is afgelopen en dat eindigt met een kopje koffie en een broodje. (Zakelijk Nederlands, module 1, hst 6).
•
Nederlanders die met u praten, staan verder bij u vandaan dan u gewend bent. Ze vinden het opdringerig als u gaat staan op de gewone Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afstand (Kaldenbach).
•
Op anderstaligen komt deze manier van discussiëren vaak kritisch en bot over. In een Nederlandse vergadering kun je tegen elkaar zeggen: ‘Dat ben ik helemaal niet met je eens. Ik zie het heel anders. Volgens mij is het zo dat …’ Ook kritische vragen mogen gesteld worden: ‘Wat bedoel je nou eigenlijk met …’. Nederlanders ervaren deze manier van discussiëren over het algemeen niet als bot (Zakelijk Nederlands, module 6, p. 8).
•
Vergeleken met de kleurrijke, warmbloedige, verrassende en temperamentvolle levensstijl van de allochtoon ‘zijn Nederlanders toch eigenlijk maar een stel betweterige, krenterige bleekscheten in hun rijtjeshuizen, met hun sofi-nummers,
1
Fragment van een brief van P. Maronnier – van 1866 tot 1871 directeur van het Collegium Neerlandicum – handelend over de taalsituatie op Curacao. (Van de Putte)
8
hun identiteitskaart en hun privé-GFT-emmers. Die klokke zes in de avond plaatsnemen achter hun gehaktbal met piepers en peulen’ (Kuitenbrouwer citeert Arjan Peters uit VK). •
Er bestaan woorden die je voornamelijk in geschreven teksten tegenkomt: echte schrijftaalwoorden.[…] Deze woorden spreken niet meer zo aan en komen formeel en gedateerd over. Ga deze woorden dan ook uit de weg, of je moet een formele, stijve indruk willen maken: desalniettemin, dienaangaande, etc. + naamvalsvormen (Zakelijk Nederlands, module 2, hst 1.5).
•
Het weglaten van titulatuur zien we tegenwoordig niet meer als onbeleefd (Zakelijk Nederlands, module 2, hst 3.3).
•
Cartoon uit: Hallo Nachbar! …Dag Buurvrouw! (p. 99)
9
2.2 Context Opdracht Lees het fragment. Wat zou de titel van het fragment geweest zijn? Hij: Zij: Hij: Zij: Hij: Zij: Hij: Zij: Hij: Zij:
Ach, weet u … Wij houden nogal van gezelligheid … Tja, en heb je er één, dan wil je de ander ook …driehonderdenveertig mannen hebben we nu al … en ze kunnen zo langzamerhand alles … Heb je voor onze manneke pis trouwens al nieuwe batterijen gekocht? Ja, die zitten in m’n jasje. Vindt u het niet allemaal reuze gezellig staan? En ze hebben hun vaste plekje … Anders krijgen ze ruzie … Dat zeg je altijd … Maar het is toch zo …
2.3 Kennis Het allerbelangrijkste bij het schrijven van lesmateriaal is het perspectief van waaruit je werkt. Om het perspectief van je doelgroep te kunnen innemen, is het nodig dat je enige kennis van de groep hebt en van de cultuur waaruit de leden ervan komen. Maar je kunt nooit alles weten. Vraag je voortdurend af bij het schrijven: wat moeten ze hiermee? Wat betekent dat in hun situatie? Probeer werkvormen te vinden die zo veel mogelijk uitwisseling van informatie garanderen (groepswerk, taken). ‘We strongly advocate a task-oriented approach towards teaching culture. The approach is characterized by co-operative learning tasks in which students - work together in pairs or small groups to gather precise information; - share and discuss what they have discovered, in order to form a more complete picture; - interprete the information within the context of the target culture and in comparison with their own culture(s)’ (Tomalin & Stempleski).
10
3 Het materiaal 3.1 Algemene kenmerken a) Kennis, vaardigheden, attitude De studenten moeten enige kennis hebben van de materie en van de setting waarin zakelijk Nederlands wordt gebezigd. Die kennis kan expliciet of impliciet worden aangeboden in het lesmateriaal. Daarnaast moeten ze moet ze vaardigheden aanleren: hoe ga je om met intercultureel ingewikkelde situaties? Hoe communiceer je in die-en-die situatie? Oefenen wat ze na deze leergang moeten kunnen. De doelsituatie moet je steeds voor ogen staan. Tenslotte moet er aandacht zijn voor bewustwording en attitudevorming in het lesmateriaal. Opdracht 1 Wat is de beste vorm, de beste mix voor jullie? 2 Hoe moet de verhouding zijn tussen beschrijving en oefening? b) Expliciet- … • Buitenlanders die langere tijd in ons land verblijven, valt op dat veel Nederlanders een bijzondere verhouding met hun agenda hebben. De agenda is onmisbaar. Men gebruikt het boekwerkje dagelijks en veel mensen hebben het altijd bij zich. Vrijwel iedereen gebruikt een agenda. Per jaar worden er in Nederland rond de vijftien miljoen exemplaren verkocht (Reitz). •
•
In het algemeen kunnen we stellen dat het in het zakelijke verkeer het beste is om iemand formeel aan te spreken met ‘meneer/mevrouw + achternaam’ en ‘u’, jezelf voor te stellen met voor- en achternaam en even af te wachten hoe de ander jou aanspreekt. Ook als je op een nieuwe afdeling komt te werken, is het het beste om eerst maar eens goed te luisteren naar hoe men elkaar aanspreekt en je daaraan aan te passen (Zakelijk Nederlands, module 1, hst 2.1). …impliciet Voorbeelden laten analyseren: tekst (zie 1.2), audio, video (Zakelijk Nederlands, opdracht in module 6).
•
Taken geven (samen laten uitzoeken): zoek met een medestudent informatie over ‘mondeling presenteren’. Stel samen een lijst op van relevante tips en instructies.
•
Buitenschoolse opdracht. Maak een afspraak met iemand van een Nederlands bedrijf in je stad (of verzamel schriftelijke informatie). Probeer er achter te komen wat de huisstijl is: Hoe gaan de mensen gekleed? Wat is het logo? Lay-out van brochures? Kleuren? Inrichting? Hoe gaat men met elkaar om? Eventueel kan hier het kader van Hofstede voor worden gebruikt: waarden (een collectieve neiging om bepaalde zaak te verkiezen boven een andere (goed x slecht, vuil x schoon, lelijk x mooi, vriendelijk x onvriendelijk) en normen (geven de grens tussen die waarden aan) rituelen (dood, begroeting, vergaderen) helden (Pooh, Asterix, Abraham Kuiper)
-
-
11
-
symbolen (ze lezen allemaal de NRC, ze rijden in een BMW, ze dragen een stropdas van het werk, etc)
Opdracht Vind je de verhouding tussen ‘impliciet’ en ‘expliciet’ goed?
12
Opdracht Vind je dat de hieronder volgende kenmerken voldoende gerealiseerd zijn? c) Groepswerk Om de ‘dialogische pedagogiek’ te realiseren is groepswerk van groot belang. Juist in de gesprekken met medestudenten kan het onderdeel ‘bewustwording’ tot zijn recht komen (bijvoorbeeld module 1, hst 1.3 gaat over stereotypen. Laat iedere student een lijstje opstellen en vergelijken met anderen. Dan zullen ze ontdekken dat er verschillen zijn onderling!) d) Taal en cultuur integreren Bij alle informatie over de cultuur van zakelijk Nederlands horen de bijbehorende taalmiddelen: welke formules gebruik je? In alle taaluitingen en teksten is een stukje cultuur aanwezig. (Het stukje over de vergadercultuur van Nederland bijvoorbeeld, zou je kunnen zetten bij module 3). e) Authentiek materiaal Het gebruik van authentiek of semi-authentiek materiaal is een manier om impliciet kennis van de Nederlandse cultuur over te dragen (bijvoorbeeld NRC-illustratie, module 5, p.10; stukje tekst uit Mattheüs) f) Aansluiten bij de eigen wereld van de studenten. Neem hun ‘bedrijf’ (de universiteit) als voorbeeld. Welke vergaderingen hebben ze daar, hoe is de bedrijfscultuur, wat is de bedrijfsorganisatie, laat ze verslagen maken. Wat doen ze in hun vrije tijd? Werken ze ergens of zijn ze lid van een bestuur/vereniging? Gebruik de eigen lessituatie als oefenplek. (Zakelijk Nederlands: stages) g) prosodie? h) gebaren, mimiek, etc? (65% van de communicatie is non-verbaal)
3.2 Oefeningen • • • • • • • • •
voorkennis mobiliseren: a) voorvragen, b) spin, c) associaties voorbeelden laten analyseren (tekst, audio, video): a) Zakelijk Nederlands, Kuitenbrouwer, b) model Willems rollenspelen: Zakelijk Nederlands, module 6 schrijfopdrachten: door medestudent laten nakijken (voorbeeld Zestien +) reflectie: a) vergelijk ….(Zakelijk Nederlands, telefoonconventies), b) voorbeelden uit Tomalin & Stempleski luisteren: a) helft van een gesprek geven, andere helft laten aanvullen, b) hoe is de toon? (voorbeeld uit Manieren van Praten) interactieve oefeningen: a) als je dit zegt, wat kan dan de reactie zijn? (zie ook Van Kalsbeek en Van Dijk 1996), b) voorbeeld uit Manieren van Praten woorden herschikken: welke lading hebben ze? (Bijvoorbeeld: rapport, verslag, notulen, notitie, etc.) functies herschikken en analyseren: wat zeg je in die en die situatie? Wat voor reactie kun je verwachten? Welke past jou? (Zakelijk Nederlands: telefoonconventies)
13
Bibliografie Aarup Jensen, Kirsten Jaeger & Annette Lorentsen (eds) (1995), Intercultural Competence. A new challenge for language Teachers and Trainers in Europe. Vol. II, The Adult Learner. Aalborg: Aalborg University Press. Bernstein, Richard, (1998?) Dictatorship of Virtue. Multiculturalism and the battle for America’s future. Alfred Knopf. Brugman, Jan (1998), Het raadsel van de multicultuur. Amsterdam: Meulenhoff. Hoeij, Jan Van, Dries van der Vlerk & Peter Ursum (red) (1996), Waar een wil is en een weg … Sprekende voorbeelden van intercultureel onderwijs. Amsterdam: Anne frank Stichting/’sHertogenbosch: Projectgroep ICO. Hofstede, Geert (1992), Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Contact. Kaldenbach, Hans (1995), Doe maar gewoon. 99 tips voor het omgaan met Nederlanders. Amsterdam: Prometheus. Kalsbeek, Alice van en Tieme van Dijk (1994), Selectie en didactiek van beleefdheidsstrategieën in het onderwijs Nederlands als vreemde taal’. In: Handelingen van het 12e colloquium van de IVN. Woubrugge: Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Kohls, L.Robert & John M.Knight (1994), Developing intercultural awareness. A CrossCultural Training Handbook. Yarmooth (USA): Intercultural Press, Inc. Kuitenbrouwer, Jan (1998), Heb ik iets verkeerds gezegd? Enige wenken voor (in)correct doen en denken. Amsterdam: Prometheus. Pinto, D. (1990), Interculturele communicatie. Drie-stappenmethode voor het doeltreffend overbruggen en managen van cultuurverschillen. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum. Van de Putte, Florimon (1999), ‘Dede pikiña ku su bisiña’. Papiamentu – Nederlands en de onverwerkt verleden tijd. Zutphen: Walberg Pers. Reitz, Suzanne (1997), ‘Heb je nog een gaatje?’ De betekenis van de agenda. In: Huub de Jonge (1997), Ons soort mensen. Levensstijlen in Nederland. Nijmegen: SUN. Steele, Ross & Andrew Suozzo (1994), Teaching French Culture. Theory and Practice. Lincolnwood: National Textbook Company. Tomalin, Barry & Susan Stempleski (1993), Cultural Awareness. Oxford: Oxford University Press.
14
Bijlagen
15