Overzicht Woord vooraf ................................................................................................. 21 Roger Blanpain, Voorzitter Robbie Tas, Secretaris Arbeidsrecht................................................................................................... 23 Het Generatiepact Belangrijkste nieuwigheden rond herstructurering van ondernemingen Arnout De Koster, Directeur Sociaal departement VBO Arbeidsrecht................................................................................................... 41 Arbeidsrecht ge(de-)blokkeerd: over rechterlijke tussenkomst bij staking Frank Hendrickx, Docent KULeuven, Hoofddocent UvTilburg Communicatierecht (2004-2006)................................................................... 53 Nieuw federaal en Vlaams kader voor telecommunicatie en omroep Peggy Valcke, docent K.U.Brussel, plaatsvervangend docent KULeuven en postdoctoraal onderzoeker FWO-Vlaanderen (ICRI-IBBT) David Stevens, wetenschappelijk medewerker K.U.Leuven (ICRI-IBBT) Crisiscommunicatie ....................................................................................... 93 Crisiscommunicatie: reputatiebescherming van uw merk én bedrijfsimago Peter Frans Anthonissen, Gedelegeerd Bestuurder Anthonissen & Associates en Executive Professor Universiteit Antwerpen Management School Energierecht ................................................................................................. 111 Recente evoluties in het federale energierecht Bram Delvaux , Voltijds wetenschappelijk medewerker IMER, KULeuven, Raadgever Energie Kabinet van de Viceminister-president, Fientje Moerman Europees Recht ............................................................................................ 133 De gedecentraliseerde afdwinging van het communautaire mededingingsrecht: een voorlopige balans vanuit de praktijk Karel Bourgeois, Advocaat aan de balie te Brussel en deeltijds assistent aan de K.U.Leuven Familierecht en Jeugdrecht......................................................................... 157 Recente ontwikkelingen inzake het vermogensbeheer door ouder(s), voogd en voorlopig bewindvoerder. Capita selecta Tim Wuyts, aspirant FWO-Vlaanderen
5
ICT-Recht ..................................................................................................... 181 Juridische vragen over elektronische post Jos Dumortier, K.U.Leuven – ICRI-IBBT, Advocaat Lawfort – Brussel Geert Somers, K.U.Leuven – ICRI-IBBT, Advocaat Lawfort – Brussel Insolventierecht............................................................................................ 199 Inzake Borgtocht & Faillissement Annick De Wilde, Vrijwillig wetenschappelijk medewerker, Instituut voor Insolventierecht, K.U. Leuven Internationaal Recht.................................................................................... 217 De rechter als hoeder van het internationaal recht: recente toepassingen van internationaal recht voor Belgische hoven en rechtbanken Jan Wouters, Gewoon hoogleraar, K.U.Leuven; Directeur, Instituut voor Internationaal Recht, K.U.Leuven; Of Counsel, Linklaters De Bandt, Brussel Maarten Vidal, Wetenschappelijk medewerker, Instituut voor Internationaal Recht, K.U.Leuven Medisch Recht.............................................................................................. 237 Gezondheidsrechtelijke bedenkingen bij ziekenhuisinfecties Stefaan Callens, Centrum voor Medische Ethiek en Recht, K.U.Leuven; advocaat, Brussel De ontwikkelingen in het Medisch Recht in 2005......................................... 251 Herman Nys, Gewoon hoogleraar K.U.Leuven Mensenrechten ............................................................................................. 267 Toepassing van het EVRM door de Belgische Rechtbanken op het vlak van Burgerlijk Recht en Strafrecht Paul Bekaert, advocaat Strafrecht...................................................................................................... 299 Naar een hervorming van de assisenprocedure? Raf Verstraeten, buitengewoon hoogleraar; advocaat Lore Gyselaers, wetenschappelijk medewerker Vennootschapsrecht ..................................................................................... 321 Het Europees vennootschapsrecht bijna vijftig jaar later Koen Geens, Buitengewoon Hoogleraar KULeuven Verbintenissenrecht ..................................................................................... 331 Recente ontwikkelingen van de leer der wilsgebreken, met aandacht voor toepassingen in koopcontracten Elke Swaenepoel, Instituut voor Verbintenissenrecht, K.U. Leuven
6
Verzekeringsrecht ........................................................................................ 357 29bisWAM-wet: een onuitputtelijke bron van betwistingen: stand van zaken (2001- 2005) An De Graeve, assistent K.U.Leuven
7
Inhoud Overzicht .......................................................................................................... 5 Woord vooraf ................................................................................................. 21 Roger Blanpain - Robbie Tas Het Generatiepact.......................................................................................... 23 Belangrijkste nieuwigheden rond herstructurering van ondernemingen............................................................................................... 23 Arnout DE KOSTER I.
II.
Een nieuw wettelijk kader voor herstructureringen ............................... 26 §1. De politieke ratio achter het hoofdstuk herstructurering................. 26 §2. De belangrijkste nieuwigheden inzake de herstructurering ............. 27 A. Het toepassingsgebied van de nieuwe regeling herstructurering en de noties herstructurerende onderneming en betrokken personeel .......................................... 27 1. Het toepassingsgebied algemeen ............................................ 27 2. De notie herstructurerend bedrijf ............................................ 28 3. Het personeel dat in aanmerking komt voor de telling van het aantal ontslagenen ...................................................... 28 B. De eerste fase bij herstructureringen: verkorte termijnen voor afwikkeling van de informatie- en consultatieprocedure ? ................................................................. 28 C. De tweede fase: afsluiten van een herstructureringsplan............. 29 1. Verplichte inhoud voorzien in het herstructureringsplan en noodzaak een goedkeuring te bekomen.............................. 29 2. Minimaal te voorziene tewerkstellingsondersteuning: outplacement en tewerkstellingscel ........................................ 30 a. Outplacement...................................................................... 30 b. De tewerkstellingscel ......................................................... 30 1) Algemene rol.................................................................. 30 2) Samenstelling tewerkstellingscel (art. 5 KB)................. 31 3) Deelname aan een overkoepelende tewerkstellingscel (art. 35 Wet en art. 8 KB) ................. 31 4) Gelijkstelling met de oprichting van een tewerkstellingcel (art. 33 in fine Wet en art. 8 KB)........ 31 5) Minimale bestaansduur (art. 7 KB)................................ 32 6) De inschrijvingsprocedure ............................................. 32 7) Instap en deelname aan de tewerkstellingscel: quasi verplichtend .......................................................... 32 D. Inwerkingtreding ......................................................................... 34 De inhoudelijke wijzigingen in afscheidsregelingen voor oudere werknemers – welke mechanismen zijn veranderd ?............................. 34 §1. Beperking in het gebruik van brugpensioen..................................... 34 A. De lage leeftijden: niet verhoogd maar wel beperkt gewijzigd ..................................................................................... 35
9
INHOUD
B. Het systeem van korte opzegtermijn ingeval van herstructurering blijft behouden .................................................. 35 C. Procentuele heffingen in de plaats van een capitatieve bijdrage........................................................................................ 35 D. Zwaardere goedkeuringsprocedure.............................................. 36 §2. Canada Dry systemen ...................................................................... 36 A. Definitie van Canada dry systemen ............................................. 36 B. Aanzienlijke kostenverzwaring ................................................... 36 1. Principe ................................................................................... 36 2. Uitzonderingen........................................................................ 36 a. Eerste uitzondering: Vrijstelling van betaling van de heffing ................................................................................ 37 b. Tweede uitzondering: verlaagde heffing............................. 37 c. Derde uitzondering: tijdelijke vrijstelling van heffing bij werkhervatting............................................................... 38 d. Vierde uitzondering: verdubbelde heffing .......................... 38 III. Besluit.................................................................................................... 39 Arbeidsrecht ge(de-)blokkeerd: over rechterlijke tussenkomst bij staking............................................................................................................. 41 Frank HENDRICKX I. Inleiding................................................................................................. 43 II. De problematiek van de rechterlijke bevoegdheid ................................ 44 III. Stakingspiketten, stakingsrecht of feitelijkheden?................................. 46 §1. De normale uitoefening van het stakingsrecht ................................. 47 §2. Internationale normen terzake ......................................................... 48 §3. Een indeling van soorten stakingspiketten? Het overtuigingspiket en het belemmeringspiket .................................... 50 IV. Afrondende opmerkingen ...................................................................... 51 Nieuw federaal en Vlaams kader voor telecommunicatie en omroep........ 53 Peggy VALCKE - David STEVENS I.
10
Federaal kader voor de elektronische communicatie............................. 56 §1. Overzicht.......................................................................................... 56 §2. Wet elektronische communicatie (WEC) .......................................... 57 A. Krachtlijnen en toepassingsgebied .............................................. 57 B. Begrippenkader ........................................................................... 58 1. Elektronische-communicatienetwerk...................................... 58 2. Elektronische-communicatiedienst ......................................... 59 3. Operator .................................................................................. 60 4. Gebruikers............................................................................... 60 C. Voorwaarden voor het betreden van de markt ............................. 61 1. Uitgangspunt: voorafgaande kennisgeving voor netwerken en diensten............................................................. 61 2. Uitzondering: individuele gebruiksrechten voor nummers en frequenties .......................................................... 62 3. Overige bepalingen in verband met het betreden van de markt ....................................................................................... 63
INHOUD
D. Bepalingen inzake de eerlijke mededinging tussen operatoren.................................................................................... 64 1. Uitgangspunt: commerciële onderhandelingen....................... 64 2. Operatoren met sterke marktpositie ........................................ 64 3. Marktdefinitie ......................................................................... 65 4. Marktanalyse........................................................................... 66 5. Opleggen van verplichtingen .................................................. 67 E. Universele dienst en aanvullende diensten .................................. 69 F. Bescherming van de eindgebruikers ............................................ 70 G. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer ............................. 71 1. Uitgangspunt........................................................................... 71 2. Verkeersgegevens.................................................................... 72 3. Locatiegegevens...................................................................... 73 4. Medewerkingsplicht, identificatie, afluisteren en zakelijke communicatie .......................................................... 73 5. Bescherming van informatie in netwerken of eindapparatuur ........................................................................ 73 6. Overige faciliteiten of diensten ............................................... 74 H. Procedurele bepalingen ............................................................... 75 §3. Institutionele aspecten van elektronische communicatie ................. 75 A. Regulator: Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie........................................................................ 75 B. Beroep: Hof van Beroep te Brussel ............................................. 76 C. Geschillenbeslechting: Raad voor de Mededinging .................... 78 D. Samenwerking ............................................................................. 79 V. Vlaams kader voor radio- en televisieomroep ....................................... 80 §1. Decreet tot omzetting elektronische communicatierichtlijnen van 7 mei 2004................................................................................. 80 A. Omzetting van de elektronische communicatierichtlijnen........... 81 1. Regime voor markttoezicht..................................................... 81 2. Schrapping vergunningsvereiste voor kabelnetwerken ........... 81 3. Aanpassing must carry-verplichtingen.................................... 82 4. Digitale ethernetwerken .......................................................... 83 5. Toegang tot digitale decoders ................................................. 84 B. Overige wijzigingen .................................................................... 85 1. Aanpassing omroepdefinitie ................................................... 85 2. Televisiediensten..................................................................... 86 3. Radiodiensten.......................................................................... 86 4. Vernietiging Arbitragehof en "Hersteldecreet" ....................... 87 §2. Nieuwe coördinatie omroepdecreten 2005 (en enkele kleinere wijzigingen)...................................................................................... 88 §3. Vlaamse Regulator voor de Media................................................... 89 Literatuurlijst ................................................................................................. 90 Websites......................................................................................................... 91 Crisiscommunicatie: reputatiebescherming van uw merk én bedrijfsimago ................................................................................................. 93 Peter Frans ANTHONISSEN I.
Paniek .................................................................................................... 95
11
INHOUD
II. III. IV. V.
Onkunde ................................................................................................ 96 Curatieve crisiscommunicatie................................................................ 96 Preventieve crisiscommunicatie ............................................................ 97 Tien vuistregels voor wanneer het onvoorziene u grijpt........................ 98 §1. Ga uit van het scenario waarbij alles fout loopt.............................. 98 §2. Centraliseer de in- en uitgaande informatiestromen ....................... 99 §3. Werk met afzonderlijke crisis- en crisiscommunicatiecomités ......... 99 §4. Voorzie gescheiden ruimtes voor beide comités op een interne en externe locatie ............................................................................. 99 §5. Stel een bedrijfsmedewerker als woordvoerder aan......................... 99 §6. Kom afspraken met de buitenwereld (bv. journalisten) altijd na ................................................................................................... 100 §7. Probeer de rol van journalisten te begrijpen en bereid hun vragen voor.................................................................................... 100 §8. Informeer in eerste instantie de eigen medewerkers en hun achterban ....................................................................................... 100 §9. Tracht geallieerden te vinden onder organisaties die met gelijkaardige crisissituaties worden geconfronteerd...................... 101 §10. Hou permanent modulaire en actuele persinformatie (omzet, tewerkstelling, productiegegevens,…) bij de hand......................... 101 VI. Checklist voor crisissituaties ............................................................... 101 §1. Hoe bereid ik mij voor op een crisis? ............................................ 101 §2. Wie is betrokken partij in een crisis? ............................................. 102 §3. Het crisisboek ................................................................................ 103 §4. Crisisstrategie................................................................................ 104 §5. Hoe de crisis aanpakken? .............................................................. 105 §6. Berichtgeving ................................................................................. 106 §7. Achtergrondinformatie................................................................... 106 §8. Opleidingen voor uw personeel: 'Hoe omgaan met de media?'..... 107 §9. De Crisiszaal.................................................................................. 107 §10. De crisisoverlevingskoffer ........................................................... 108 Bibliografie.................................................................................................. 109 Recente evoluties in het federale energierecht........................................... 111 Bram DELVAUX , I. II. III. IV.
Inleiding............................................................................................... 113 Bevoegdheidsverdeling energiebeleid ................................................. 113 Federale elektriciteits- en gaswet......................................................... 114 Federale bijdrage en het degressief maximumtarief ............................ 116 §1. De nadere regels betreffende de federale bijdrage in de elektriciteitsmarkt .......................................................................... 116 §2. De nadere regels betreffende de federale bijdrage in de gasmarkt ........................................................................................ 118 V. Windmolens op zee ............................................................................. 119 §1. Inleiding......................................................................................... 119 §2. Domeinconcessies voor offshore windparken ................................ 119 §3. Bevordering van de elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen .............................................................................. 123 VI. Rechtsmiddelen tegen de beslissingen genomen door de CREG ........ 125
12
INHOUD
§1. Inleiding......................................................................................... 125 §2. Beroepsprocedure bij het hof van beroep te brussel ...................... 127 §3. Beroepsprocedure bij de raad voor de mededinging ..................... 128 §4. Schorsing door de ministerraad..................................................... 129 VII. Overzicht wetswijzigingen .................................................................. 130 §1. Elektriciteitswet ............................................................................. 130 §2. Gaswet ........................................................................................... 131 De gedecentraliseerde afdwinging van het communautaire mededingingsrecht: een voorlopige balans vanuit de praktijk ................ 133 Karel BOURGEOIS I.
Het ex post rechtstreeks toepasselijk vrijstellingsregime en de rechtszekerheid .................................................................................... 137 II. Gedecentraliseerde afdwinging door de nationale mededingingsautoriteiten..................................................................... 141 §1. Samenwerking tussen de NMA's en de Commissie in het kader van het "European Competition Network"..................................... 141 A. Een netwerk van parallel bevoegde mededingingsautoriteiten .......................................................... 141 B. Effectiviteit en efficiëntie van de afdwinging verhoogd............ 142 C. Coherentie van het materiële mededingingsrecht verzekerd ..... 143 D. Geen afdoende coherentie van de procedures en de sancties .... 145 §2. Bilaterale samenwerking tussen mededingingsautoriteiten: lacunes in de rechtsbescherming ................................................... 148 III. Gebrek aan private afdwinging voor de nationale rechtscolleges........ 150 IV. Conclusie ............................................................................................. 153 Beknopte bibliografie .................................................................................. 154 Boeken ................................................................................................. 154 Tijdschriftartikels................................................................................. 154 Beleidsdocumenten .............................................................................. 155 Recente ontwikkelingen inzake het vermogensbeheer door ouder(s), voogd en voorlopig bewindvoerder. Capita selecta ................................... 157 Tim WUYTS Inleiding ...................................................................................................... 159 I. Wetgevende ontwikkelingen in het Familierecht en Jeugdrecht.......... 159 §1. Wetgevende ontwikkelingen van 2001 tot op heden ....................... 159 §2. En de nabije toekomst? .................................................................. 161 II. Kenmerken en knelpunten van de lijst machtigingbehoevende handelingen ......................................................................................... 161 §1. Voorafgaand................................................................................... 162 A. Beginsel..................................................................................... 162 B. Gevolgen ................................................................................... 162 C. Praktische moeilijkheden en oplossingen.................................. 163 Vraagstuk 1: Kan een verkoop uit de hand plaatsvinden onder de opschortende voorwaarde van het bekomen van de machtiging? .......................... 164
13
INHOUD
Vraagstuk 2: Wat indien de overledene wiens nalatenschap toekomt aan een beschermde persoon reeds het verkoopscompromis heeft ondertekend? ...... 166 Vraagstuk 3: Kan een aankoop van een onroerend goed op een openbare verkoop in naam en voor rekening van een beschermde persoon geschieden? .... 166 §2. Limitatief........................................................................................ 167 §3. Bijzonder........................................................................................ 168 III. Beschermingsmechanismen tegen wanbeheer door ouder(s) .............. 168 §1. Het opstellen van een boedelbeschrijving...................................... 169 §2. Verzoeken om machtiging voor het stellen van bepaalde rechtshandelingen .......................................................................... 169 §3. Belangentegenstelling .................................................................... 169 §4. Blokkering van bepaalde geldsommen........................................... 170 §5. Algemeen en bijzonder toezicht: art. 387bis B.W. en art. 376, 4de lid B.W. ..................................................................................... 171 §6. Voorwaardelijke machtiging .......................................................... 171 §7. Uitsluiting van het vruchtgenot...................................................... 171 §8. Rekening en verantwoordingsverplichting..................................... 172 IV. De aanvaarding van een nalatenschap anno 2006 ............................... 172 V. Schenkingen en testamenten bij voorlopig bewind ............................. 173 §1. Giften door de beschermde persoon zonder voorafgaande machtiging ..................................................................................... 173 §2. Plaatsvervangende giften............................................................... 174 §3. Giften door de beschermde persoon met voorafgaande machtiging ..................................................................................... 176 A. Materieel recht........................................................................... 176 B. Procedureel recht....................................................................... 177 C. Draagwijdte van de machtiging................................................. 177 D. Sanctie ....................................................................................... 178 Beknopte bibliografie .................................................................................. 179 I. Ontwikkelingen in het familie- en jeugdrecht in het algemeen ...... 179 II. Ontwikkelingen in het vermogensbeheer in het bijzonder.............. 179 Juridische vragen over elektronische post................................................. 181 Jos DUMORTIER - Geert SOMERS I. Inleiding............................................................................................... 183 II. Juridische definitie van elektronische post .......................................... 183 III. Contracteren via elektronische post..................................................... 184 IV. Bewijzen met elektronische post ......................................................... 185 V. Kennisgeving via elektronische post ................................................... 188 VI. Handtekening en elektronische post .................................................... 189 VII. Factureren via elektronische post ........................................................ 190 VIII.Reclame via elektronische post ........................................................... 191 X. Wettelijk verplichte vermeldingen op elektronische post .................... 193 XI. Werkgevercontrole op elektronische post............................................ 194 XII. Archiveren van elektronische post....................................................... 196
14
INHOUD
Inzake Borgtocht & Faillissement .............................................................. 199 Annick DE WILDE I. Inleiding............................................................................................... 201 II. Wat voorafging: het Arbitragehof wikt ................................................ 201 III. De wetgever beschikt .......................................................................... 203 §1. Enkele krachtlijnen ........................................................................ 203 §2. Een nieuw begrip: de persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld .......................................................................... 203 §3. Procedurele wijzigingen................................................................. 205 §4. Bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller ........... 209 §5. Ondertussen: de verschoonbaarheid van de gefailleerde ? ........... 211 §6. Het lot van de echtgenoot van de gefailleerde ............................... 213 §7. Overgangsregeling......................................................................... 214 IV. Besluit.................................................................................................. 215 Bibliografie.................................................................................................. 216 De rechter als hoeder van het internationaal recht: recente toepassingen van internationaal recht voor Belgische hoven en rechtbanken*................................................................................................ 217 Jan WOUTERS - Maarten VIDAL I.
De naleving van het internationaal recht: een volkenrechtelijke verplichting.......................................................................................... 219 II. Instrumenten om de naleving van het internationaal recht te garanderen ........................................................................................... 221 §1. Volkenrechtconforme interpretatie ................................................. 222 §2. Inroepbaarheid van bepalingen van internationaal recht "met directe werking" ............................................................................. 223 §3. "Standstill"-werking ....................................................................... 224 §4. Exceptie van internationale illegaliteit .......................................... 224 §5. Gebruik van internationale normen in een vernietigingsberoep of in het kader van prejudiciële vraagstelling aan het Arbitragehof ................................................ 224 §6. Overheidsaansprakelijkheid voor schending van internationale normen.................................................................... 225 III. Interpretatie van het internationaal recht ............................................. 226 IV. Enkele toepassingsgevallen uit de recente rechtspraak ....................... 228 §1. Directe werking voor het consulaire recht ..................................... 228 §2. Een bijzonder geval: het recht van de Wereldhandelsorganisatie .............................................................. 229 §3. De nationale rechter geeft mee vorm aan het internationaal recht: internationale voorrechten en immuniteiten ........................ 232 Gezondheidsrechtelijke bedenkingen bij ziekenhuisinfecties .................. 237 Stefaan CALLENS I. II. III. IV. V.
Samenvatting ....................................................................................... 239 Inleiding............................................................................................... 239 De burgerlijke vordering en de bewijslast van de patiënt .................... 240 Wet patiëntenrechten ........................................................................... 242 Ziekenhuiswet en uitvoeringsbesluiten................................................ 242
15
INHOUD
VI. Wetgeving inzake producten................................................................ 243 VII. Jurisprudentiële ontwikkelingen.......................................................... 245 VIII.Naar een foutloze aansprakelijkheid in België? .................................. 247 IX. Besluit.................................................................................................. 248 X. Abstract ............................................................................................... 249 §1. Hospital infections and health law items ....................................... 249 De ontwikkelingen in het Medisch Recht in 2005 ..................................... 251 Herman NYS Inleiding ...................................................................................................... 253 I. Euthanasie ........................................................................................... 253 II. De rechten van de patiënt .................................................................... 254 §1. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt ............................................................................................ 254 §2. De basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden ................................................ 255 III. Wetenschappelijk onderzoek ............................................................... 256 §1. Medische experimenten op de menselijke persoon ........................ 256 A. Richtlijn 2005/28/EG inzake goede klinische praktijken .......... 256 B. Aanvullend Protocol inzake biomedisch onderzoek van de Raad van Europa ....................................................................... 257 C. De wet betreffende medische experimenten op de menselijke persoon .................................................................... 258 1. Het toepassingsgebied........................................................... 258 2. De commissies voor medische ethiek ................................... 259 §2. Wetenschappelijk onderzoek met menselijke embryo's in vitro ...... 261 §3. Biotechnologisch onderzoek .......................................................... 261 IV. De uitoefening van de gezondheidszorgberoepen ............................... 262 §1. De continuiteitsplicht ..................................................................... 262 §2. De uitoefening van de tandheelkunde ............................................ 262 §3. Het visum vereist voor de uitoefening van een gezondheidszorgberoep.................................................................. 262 §4. Het voorschrijven van geneesmiddelen.......................................... 263 §5. Bestrijding van de uitwassen van de promotie van geneesmiddelen.............................................................................. 263 §6. Medisch-farmaceutische cumulatie................................................ 265 §7. Niet-conventionele praktijken ........................................................ 265 Geselecteerde bibliografie ........................................................................... 265 Toepassing van het EVRM door de Belgische Rechtbanken op het vlak van Burgerlijk Recht en Strafrecht.................................................... 267 Paul BEKAERT I. II.
16
Interne werking EVRM ....................................................................... 269 De toepassing van het EVRM door de belgische rechtbanken op vlak van strafrecht en burgerlijk recht ................................................. 270 §1. Verbod van foltering....................................................................... 270 §2. Recht op vrijheid en veiligheid....................................................... 270 §3. Recht op een eerlijk proces ............................................................ 272 3.1.1 Toepassingsgebied van art. 6 EVRM................................ 272
INHOUD
3.1.2 Onafhankelijkheid en onpartijdigheid .............................. 272 3.1.3 Uitlokking......................................................................... 273 3.1.4 Afwezigheid van de beklaagde ......................................... 273 3.1.5 Voorrang EVRM op algemene rechtsbeginselen .............. 274 3.1.6 De redelijke termijn.......................................................... 275 3.1.7 Deskundigenonderzoek .................................................... 277 3.3.1 Zitting in de gevangenis: .................................................. 279 3.3.2 Mediacampagne tegen de verdachte:................................ 280 §4. Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven .............. 280 4.1 privéleven en sexualiteitsbeleving ........................................... 281 4.2 Eerbiediging van de communicatie.......................................... 282 4.3 Huiszoeking ............................................................................. 282 4.4 DNA analyse ............................................................................ 282 4.5 Vaststelling overspel ................................................................ 283 4.6 Communicatiemiddelen ........................................................... 284 4.7 Afstamming.............................................................................. 285 4.8 Bezoekrecht ............................................................................. 287 4.9 Het recht op bescherming van het privéleven als beperking van de vrjiheid van meningsuiting............................ 288 §5. Legaliteitsbeginsel: geen straf zonder wet..................................... 288 §6. Vrijheid van meningsuiting ............................................................ 289 §7. Recht om te huwen ......................................................................... 295 Bibliografie.................................................................................................. 297 Naar een hervorming van de assisenprocedure?....................................... 299 Raf VERSTRAETEN - Lore GYSELAERS I.
Verbetering van de samenstelling en de representativiteit van de jury ...................................................................................................... 302 §1. Aantal juryleden en leeftijdsgrenzen .............................................. 302 A. Aantal juryleden ........................................................................ 302 B. Leeftijd ...................................................................................... 303 C. Sociale samenstelling en seksuele pariteit................................. 304 §2. Samenstelling van de jury .............................................................. 304 A. Wijziging van het lijstensysteem ............................................... 304 B. Afschaffing van de discretionaire wrakingsmogelijkheid ......... 305 II. Verbetering van de efficiëntie en doelmatigheid van de assisenprocedure.................................................................................. 307 §1. Specifiek kader............................................................................... 307 A. Een vast kader van magistraten ................................................. 307 B. De afschaffing van de assessoren .............................................. 308 §2. Verlichting van de procedure ......................................................... 309 A. Afsluiting van het onderzoek..................................................... 310 B. Na de aanhangigmaking bij het hof van assisen ........................ 311 1. De preliminaire zitting .......................................................... 311 2. Zitting ten gronde.................................................................. 314 §3. Objectivering van de bevoegdheid ................................................. 314 III. Verbetering van de kwaliteit van de uitspraken van het hof van assisen.................................................................................................. 316 IV. Verbetering van de rechten van de verdediging................................... 317
17
INHOUD
V.
§1. Motivering...................................................................................... 317 §2. Rechtsmiddel.................................................................................. 319 §3. Tijdens de assisenprocedure........................................................... 320 Verbetering van de rechtspositie van de burgerlijke partij en het slachtoffer ............................................................................................ 320
Het Europees vennootschapsrecht bijna vijftig jaar later........................ 321 Koen GEENS I. II. III. IV. V. VI. VII.
Vrije vestiging ..................................................................................... 323 Onderdanen natuurlijke personen vs. vennootschappen ...................... 323 Recente Europese rechtspraak ............................................................. 325 Grondslag en beweegredenen harmonisatie ........................................ 326 De 'voorbije' harmonisatie: grote thema's ............................................ 327 De harmonisatie in de toekomst .......................................................... 328 Besluit.................................................................................................. 329
Recente ontwikkelingen van de leer der wilsgebreken, met aandacht voor toepassingen in koopcontracten ......................................................... 331 Elke SWAENEPOEL Inleiding ...................................................................................................... 333 I. Wilsgebreken – Algemeen ................................................................... 334 II. Dwaling ............................................................................................... 336 §1. Begrip, voorwaarden en gevolgen ................................................. 336 A. Begrip ........................................................................................ 336 B. Voorwaarden.............................................................................. 337 1. Substantieel karakter van de dwaling.................................... 337 2. Verschoonbaar karakter van de dwaling ............................... 338 C. Gevolgen ................................................................................... 340 §2. Recente ontwikkelingen inzake dwaling geïllustreerd aan de hand van rechtspraak over koop van onroerende goederen........... 341 A. Recente ontwikkelingen inzake dwaling ................................... 341 B. Illustraties aan de hand van rechtspraak inzake koop van onroerende goederen ................................................................. 343 III. Bedrog ................................................................................................. 345 §1. Begrip, voorwaarden en gevolgen ................................................. 345 A. Begrip ........................................................................................ 345 B. Voorwaarden.............................................................................. 345 C. Gevolgen ................................................................................... 348 §2. Recente ontwikkelingen inzake bedrog geïllustreerd aan de hand van rechtspraak over koop van onroerende goederen........... 348 A. Recente ontwikkelingen inzake bedrog..................................... 348 B. Illustraties aan de hand van rechtspraak inzake koop van onroerende goederen ................................................................. 350 IV. Gekwalificeerde benadeling ................................................................ 352 §1. Begrip, voorwaarden en gevolgen ................................................. 352 A. Begrip ........................................................................................ 352 B. Voorwaarden.............................................................................. 352 C. Gevolgen ................................................................................... 353 §2. Recente ontwikkelingen inzake gekwalificeerde benadeling .......... 354
18
INHOUD
V.
Besluit.................................................................................................. 356
29bisWAM-wet: een onuitputtelijke bron van betwistingen: stand van zaken (2001- 2005) ................................................................................ 357 An DE GRAEVE I. Wetgeving............................................................................................ 359 II. Openbare orde ..................................................................................... 360 III. Vergoedingsgerechtigden..................................................................... 361 §1. Slachtoffer en rechthebbenden ....................................................... 361 A. Definitie..................................................................................... 361 B. Werkgever ................................................................................. 361 C. Andere rechthebbenden ............................................................. 362 §2. Bestuurder als rechthebbende........................................................ 362 §3. Bestuurder zelf uitgesloten............................................................. 364 A. Bestuurder uitgesloten ............................................................... 364 B. Bestuurder ................................................................................. 364 1. Eigen en enge definitie.......................................................... 364 2. Bestuurder en verkeersongeval in opeenvolgende fasen....... 365 §4. Bewijslast ....................................................................................... 366 IV. Voorwaarden voor de toekenning van de vergoeding .......................... 367 §1. Motorrijtuig ................................................................................... 367 §2. Betrokken motorrijtuig ................................................................... 369 A. Ruime interpretatie – geen causaliteit ....................................... 369 B. Concrete toepassing................................................................... 370 §3. Verkeersongeval ............................................................................. 372 A. Begrip: zeer ruim....................................................................... 372 B. Privé-terrein uitgesloten ............................................................ 373 C. Rally-wedstrijden ...................................................................... 374 V. De onverschoonbare fout..................................................................... 376 §1. Algemeen........................................................................................ 376 §2. Onverschoonbare fout.................................................................... 376 §3. Geen onverschoonbare fout ........................................................... 377 VI. Rechten van de verzekeraar ................................................................. 378 §1. Subrogatoir verhaalsrecht op een derde aansprakelijke of zijn verzekeraar .................................................................................... 378 A. Personen tegen wie het verhaal kan worden uitgeoefend .......... 378 1. Een slachtoffer is aansprakelijk ............................................ 379 2. Derde aansprakelijke is een verwant van het slachtoffer ...... 379 3. Bestuurder is aansprakelijk ................................................... 379 B. Omvang van het subrogatoir verhaalsrecht ............................... 379 1. Een derde is alleen aansprakelijk voor het ongeval .............. 379 2. Fout van het slachtoffer is mede oorzaak van de schade....... 379 §2. Verhaal op de verzekeraar van de andere betrokken voertuigen ...................................................................................... 381 A. Voorwaarden voor de toepassing van 1251,3 BW..................... 381 B. Wanneer kan verhaal onder de betrokken W.A.M.verzekeraars op grond van artikel 1251,3 BW?......................... 381 §3. Regres op de eigen verzekerde ....................................................... 382 VII. Verjaring .............................................................................................. 382
19
INHOUD
VIII.Bevoegdheid van de Politierechtbank ................................................. 383 Bibliografie (niet exhaustief)....................................................................... 384
20