THEMATISCH RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN
WOONONTWIKKELINGSGEBIEDEN – FASE 1 KESSEL-LO Deel 1: de toelichtingsnota Laatste aanpassing op 04/04/2012
Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad van de stad Leuven in zitting van 26 september 2011 Voor definitieve vaststelling door gemeenteraad van de stad Leuven in zitting van 23 april 2012
Ontwerpers: Kristine Verachtert, Ilse Premereur en Sara Claeys
Leeswijzer Het ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat uit zes delen: -
Deel 1: de toelichtingsnota Deel 2: de grafisch plannen Deel 3: de stedenbouwkundige voorschriften Deel 4: de plannen ‘recht van voorkoop’ Deel 5: het register planbaten, planschade, kapitaal- en gebruikersschade Deel 6: de MER-screeningsnota
Deel 1: de toelichtingsnota De toelichtingsnota is opgebouwd uit een tekstgedeelte en figurenbundel. Het tekstgedeelte bundelt alle inhoudelijke elementen en argumenten om de opties van het ruimtelijk uitvoeringsplan en de context waarbinnen het ingezet wordt, te kunnen begrijpen. De figurenbundel levert hierbij de nodige illustratie. Na de inleiding van hoofdstuk 1 geeft hoofdstuk 2 een toelichting bij de algemene uitgangspunten in verband met woonontwikkelingsgebieden. Dit hoofdstuk beschrijft enerzijds de ruimtelijk kwalitatieve en duurzame woonomgeving, anderzijds geeft het ook een beschrijving van de toolbox die wordt toegepast zowel voor woontypes als voor de publieke ruimte. Hoofdstuk 3 bespreekt de relatie met het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant en het ruimtelijk structuurplan Leuven. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt per deelgemeente voor elk woonontwikkelingsgebied de bestaande toestand, het juridisch kader, de doelstelling van het RUP, de watertoets en de op te heffen bepalingen behandeld. Hoofdstuk 6 bespreekt de conclusie van de milieueffectenscreening. Deze toelichtingsnota dient samen gelezen te worden met de figurenbundel waarnaar in de tekst steeds verwezen wordt.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 2 van 30
Deel 2: de grafische plannen Het ruimtelijk uitvoeringsplan omvat volgende grafisch plannen: -
een overzichtsplan: geeft weer waar de deelgebieden binnen de deelgemeente Kessel-Lo gelegen zijn een plan bestaande toestand per deelgebied: geeft een weergave van de bestaande feitelijke en juridische toestand; een grafisch plan per deelgebied: geeft aan voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is en vormt een grafische ondersteuning van de stedenbouwkundige voorschriften; dit plan heeft een verordenend karakter;
Deel 3: de stedenbouwkundige voorschriften De stedenbouwkundige voorschriften hebben een verordend karakter en zijn opgedeeld in: - voorafgaandelijke bepalingen; - algemene bepalingen: bepalingen die gelden voor het volledige plangebied; - bijzondere bepalingen per zone: bepalingen die uitsluitend gelden voor de desbetreffende zone. Ze hebben voorrang op de algemene bepalingen. De stedenbouwkundige voorschriften moeten gelezen worden in samenhang met het grafisch plan.
Deel 4: de plannen ‘recht van voorkoop’ Deze plannen geven een overzicht van de percelen waarop een recht van voorkoop wordt gevestigd, volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Ordening van 1 september 2009 en latere wijzigingen.
Deel 5: het register planbaten, planschade, kapitaal- en gebruikersschade Het register planbaten, planschade, kapitaal- en gebruikersschade bestaat uit een grafisch plan en bijhorende toelichting. Deze documenten geven een overzicht van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. De indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 3 van 30
Deel 6: de MER-screeningsnota In het begin van het planningsproces werd een ‘onderzoek tot MER’ gevoerd waarbij een inschatting werd gemaakt van de eventuele milieueffecten die het gevolg kunnen zijn van het plan. Op basis van dit onderzoek heeft de MER-cel op 17 juni 2010 beslist dat het RUP Woonontwikkelingsgebieden fase 1 – Kessel-Lo geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieueffecten en dat de opmaak van een plan-MER bijgevolg niet nodig is. De MER-screening maakt integraal deel uit van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 4 van 30
Inhoud 1
INLEIDING.......................................................................................................................................................................................8 1.1 1.2
2
AFBAKENING RUP: SELECTIE VAN DE DEELGEBIEDEN .............................................................................................................................................................8 DOELSTELLING .........................................................................................................................................................................................................................8
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN ..................................................................................................................................................9 2.1 RUIMTELIJK KWALITATIEVE EN DUURZAME WOONOMGEVINGEN ........................................................................................................................................9 2.2 TOOLBOX WOONTYPES .........................................................................................................................................................................................................11 2.2.1 Bouwkavels en woontypes ...........................................................................................................................................................................................11 2.2.2 Publiek domein .............................................................................................................................................................................................................12
3
RELATIE MET DE STRUCTUURPLANNEN (RSV, RSVB EN RSL) ............................................................................................. 13 3.1 WONEN..................................................................................................................................................................................................................................13 3.1.1 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) EN HET STEDELIJK AFBAKENINGSPROCES ...................................................................................13 3.1.2 PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT (RSVB) ....................................................................................................................15 3.1.3 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEUVEN (RSL) ...............................................................................................................................................................15 3.2 Verkeersstructuur ..................................................................................................................................................................................................................16 3.2.1 RSV en RSVB ..................................................................................................................................................................................................................16 3.2.2 RSL ................................................................................................................................................................................................................................17 3.3 Groenstructuur en landschapsstructuur ...............................................................................................................................................................................17 3.3.1 RSV en RSVB ..................................................................................................................................................................................................................17 3.3.2 RSL ................................................................................................................................................................................................................................17 3.4 Economische en centrumstructuur .......................................................................................................................................................................................18 3.4.1 RSV en RSVB ..................................................................................................................................................................................................................18 3.5 Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL .................................................................................................................................................................................18
4
GENADEWEG ............................................................................................................................................................................... 19 4.1
SITUERING .............................................................................................................................................................................................................................19
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 5 van 30
4.2 FEITELIJKE TOESTAND ............................................................................................................................................................................................................20 4.3 JURIDISCHE TOESTAND ..........................................................................................................................................................................................................21 4.3.1 Gewestplan & BPA ........................................................................................................................................................................................................21 4.3.2 Beschermde monumenten en landschappen. ...............................................................................................................................................................21 4.3.3 Habitat- en vogelrichtlijn ..............................................................................................................................................................................................21 4.3.4 Verkavelingen ...............................................................................................................................................................................................................21 4.4 DOELSTELLING RUP ...............................................................................................................................................................................................................22 4.4.1 Ruimtelijke concepten ..................................................................................................................................................................................................22 4.4.2 Woonprogramma .........................................................................................................................................................................................................22 4.4.3 Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden .......................................................................................................................................................................22 4.4.4 Elementen die in het RUP worden vastgelegd. ............................................................................................................................................................23 4.4.5 Sociaal en bescheiden objectief, wonen in eigen streek ...............................................................................................................................................23 4.5 WATERTOETS .........................................................................................................................................................................................................................23 4.6 OP TE HEFFEN BEPALINGEN ..................................................................................................................................................................................................24
5
BAREELWEG ............................................................................................................................................................................... 24 5.1 SITUERING .............................................................................................................................................................................................................................24 5.2 FEITELIJKE TOESTAND ............................................................................................................................................................................................................24 5.3 JURIDISCHE TOESTAND ..........................................................................................................................................................................................................25 5.3.1 Gewestplan & BPA ........................................................................................................................................................................................................25 5.3.2 Beschermde monumenten en landschappen ................................................................................................................................................................26 5.3.3 Habitat- en vogelrichtlijn ..............................................................................................................................................................................................26 5.3.4 Verkaveling ...................................................................................................................................................................................................................26 5.4 DOELSTELLING RUP ...............................................................................................................................................................................................................27 5.4.1 Ruimtelijke concepten ..................................................................................................................................................................................................27 5.4.2 Woonprogramma .........................................................................................................................................................................................................28 5.4.3 Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden .......................................................................................................................................................................28 5.4.4 Elementen die in het RUP worden vastgelegd ..............................................................................................................................................................28 5.4.5 Sociaal en bescheiden objectief, wonen in eigen streek ...............................................................................................................................................29 5.5 WATERTOETS .........................................................................................................................................................................................................................29 5.6 OP TE HEFFEN BEPALINGEN ..................................................................................................................................................................................................29
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 6 van 30
6
MER-SCREENING ........................................................................................................................................................................ 30
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 7 van 30
1
INLEIDING
1.1
AFBAKENING RUP: SELECTIE VAN DE DEELGEBIEDEN Figuur 1: Situering van de plangebieden in Kessel-Lo
Het gemeentelijk thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan “Woonontwikkelingsgebieden fase 1 Kessel-Lo” wordt opgemaakt in uitvoering van de paragrafen 5.7.2.C en 5.8.2.A van het richtinggevend gedeelte en artikel 2.16 van het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Leuven. Het vormt een van de fasen van de uitvoering van artikel 2.3.1 van de bindende bepalingen uit het ruimtelijk structuurplan Leuven, dat de opmaak oplegt van een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan voor de nederzettingsstructuur. Dit thematisch RUP werd uiteengehaald in fasen die de verschillende gebiedscategorieën behandelen. Eerder werden de woonfragmenten al geregeld. In deze fase komen een deel van de woonontwikkelingsgebieden aan bod. In latere fasen kunnen overige woonontwikkelingsgebieden worden opgenomen (voor zover niet reeds geregeld in een gebiedsgericht ruimtelijk uitvoeringsplan) en de rest van de woonkernen. Dit RUP behandelt 2 zogenaamde “woonontwikkelingsgebieden” in Kessel-Lo: - WO9: Genadeweg (3.5ha); - WO11: Bareelweg (2.5 ha). De gebieden bestrijken samen ongeveer 6ha. Het deelgebied Genadeweg ligt in de wijk Beneden-Kessel en wordt begrensd door de Wilselsesteenweg, Bergstraat, Genadeweg en Holsbeeksesteenweg. Het deelgebied Bareelweg ligt in de woonkern Kessel-Lo en wordt begrensd door de Platte-Lostraat, Bareelweg, D. Mellaertstraat en de Heidebergstraat.
1.2
DOELSTELLING
Het RUP “Woonontwikkelingsgebieden – fase 1” wordt opgemaakt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Leuven (RSL, 2004), waarin een aantal gebieden binnen de woonkernen van Kessel-Lo, Wilsele en Wijgmaal werden geselecteerd als woonontwikkelingsgebied. De verschillende woonontwikkelingsgebieden die in het RUP behandeld zullen worden hebben gemeen dat hun ontwikkeling vandaag onmogelijk is, ondermaats is / niet overeenstemt met de doelstellingen van het structuurplan of bedreigd wordt door een onaangepaste bestemming op BPA of het mogelijk dichtslibben van de toegangen tot het gebied. Het RUP “Woonontwikkelingsgebieden – fase 1” wil een (juridische) oplossing bieden voor deze sites en een specifieke en kwalitatieve inrichting vastleggen. Stad Leuven RUP WO1a Wilsele_toelichtingsnota_voorontwerp
afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 8 van 30
De inrichting van de sites is (hoofdzakelijk) gericht op de woonwensen van gezinnen met kinderen (“een voldoende ruime woning met tuin in een groene omgeving”). Het RUP laat voor de verschillende ontwikkelingsgebieden een gefaseerde ontwikkeling toe, en definieert hierbij veelal de zones die verplicht in één fase moeten worden geregeld met het oog op een goede aanleg van wegenis en ander publiek domein; In Kessel-Lo werden volgens het structuurplan van de stad zeven woonontwikkelingsgebieden geselecteerd. Vier hiervan worden niet opgenomen in het RUP: - WO 10 Vlierbeekveld: er is een verkavelingsvergunning afgeleverd binnen het huidige BPA op 24 december 2008. Na de gunstige uitspraak van de Raad van State, kan fase 1 van de uitvoering (infrastructuur + eerste deel van de woningen) worden opgestart. - WO 12 Coosemansstraat – P. Nollekensstraat: de inrichting van dit gebied wordt geregeld in het RUP “Martelarenlaan”. - WO 13 Lievenslaan: dit gebied kan ontwikkeld worden volgens de voorschriften van het bestaande BPA. - WO 26 Centrale Werkplaatsen en WO 27 Kop van Kessel-Lo: de inrichting van deze gebieden wordt geregeld binnen het RUP “Kop van Kessel-Lo”.
2
AL GE MENE UITG AN GSPUNTEN
2.1
RUIMTELIJK KWALITATIEVE EN DUURZAME WOONOMGEVINGEN
De stad wil in de woonontwikkelingsgebieden de randvoorwaarden creëren om ruimtelijk kwalitatieve en duurzame woonomgevingen te realiseren. Dit impliceert dat er, behalve aan de kwaliteit van de woningen zelf (ruimtelijke en functionele kwaliteit, privacy, buitenruimte, akoestisch comfort, parkeergelegenheid, oriëntatie, …), veel aandacht geschonken moet worden aan de kenmerken van de nieuwe ruimtelijke context waarin gewoond zal worden: samenhang, diversiteit, herkenbaarheid, dosering van bebouwde en onbebouwde ruimte, de verhouding tussen het private en het collectieve/publieke, … De duurzaamheid van een woonomgeving heeft te maken met o.m. het optimaal benutten van de specifieke condities van het terrein, met spaarzaam ruimtegebruik, met landschappelijke identiteit, met toekomstwaarde, met de capaciteit van een omgeving en van gebouwen om op lange termijn flexibel en meervoudig gebruik toe te laten , met integrale toegankelijkheid, met bouwtechnische duurzaamheid, … Specifiek voor de woonontwikkelingsgebieden werden volgende duurzame maatregelen genomen: - Water: o Door te kiezen voor compacte bouwtypes wordt de verharding van het oppervlak tot een minimum beperkt; o In de stedenbouwkundige voorschriften worden er met betrekking tot de tuinzone en zones voor publiek groen specifieke bepalingen opgenomen omtrent verhardingen; Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 9 van 30
o -
-
-
Om effecten op de infiltratie te beperken worden inzake hergebruik, infiltratie en buffering van hemelwater, de provinciale en gewestelijke verordeningen toegepast.
Natuur: o De publieke groengebieden worden zoveel mogelijk gekoppeld aan zowel fiets- en voetgangersverbindingen als openbare wegenis zodat deze ruimtes bijdragen aan een ecologische netwerkfunctie; o Een duurzaam beheer van de publieke groenruimtes wordt gegarandeerd door de principes van harmonisch en ecologisch park- en groenbeheer in de voorschriften op te nemen; o De tuinzones dienen maximaal groen ingericht te worden. Mobiliteit: o Een fijnmazig netwerk van fiets- en voetgangerspaden verbindt de nieuwe ontwikkelingen met de bestaande woonomgeving; o Het toevoegen van kruiwagenpaden verhoogt het comfort voor zowel de bestaande woningen als de nieuwe ontwikkeling opdat ze vlot kunnen aansluiten op de fiets- en voetgangersroutes; o De nieuwe weginfrastructuur wordt ingericht als woonerf waardoor in hoofdzaak de verblijfsfunctie van dit publiek domein wordt benadrukt. Dit wordt verder versterkt door het doorgaand verkeer uit de nieuwe woonontwikkeling te weren. Energie: o De keuze voor compacte bouwtypes heeft, door het weinige verliesoppervlak, effect op het energieverbruik; o In de mate van het mogelijke worden in de plannen zongerichte kavels ingeplant.
De wijk Genadedal bevindt zich aan de rand van de woonkern, grenzend aan de open ruimte. Ook het gebied Bareelweg bevindt zich in een minder verstedelijkt deel van Kessel- Lo. De stad wil op deze sites dan ook een groene woonomgeving creëren die aantrekkelijk is voor gezinnen die in de meer verstedelijkte delen van Leuven hun gading niet vinden (groen, kindvriendelijk, veilig, kleinschalig, autoluw, dichtbij dagelijkse voorzieningen én Leuven, …) en tegelijkertijd een alternatief vormt voor de typische “buitengemeente” verkavelingen (die over het algemeen een lage stedenbouwkundige kwaliteit hebben en zeer ruimteverslindend zijn). De stad voorziet daarom, complementair aan het eerder stedelijke aanbod dat in de binnenstad en meer centraal in Kessel-Lo gerealiseerd wordt, vooral grondgebonden gezinswoningen. Kessel-Lo wordt in het structuurplan van de stad aangeduid als een “woonkern met gemiddelde stedelijke dichtheid” van 10 à 30 wo/ha (gemiddelde bruto dichtheid). Als richtdichtheid voor de woonontwikkelingsgebieden wordt 33 wo/ha gehanteerd (zie §5.7.7). De gemiddelde dichtheid in de nieuwe ontwikkelingen ligt lager. In het gebied Bareelweg wordt een zeer groot aandeel publieke ruimte voorzien (aansluitend bij het Jan Vranckxtracé), in het gebied Genadeweg zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt tot het ontdubbelen van de diepe percelen langsheen de Wilselsesteenweg. Het gewenste groene karakter van de wijk zal in hoge mate afhangen van de aanleg van de publieke ruimte, van de wijze van schakelen van woningen-tuinenpublieke ruimte en van de wijze waarop in het ontwerp wordt ingespeeld op de nabijheid van een aantal belangrijk openruimtegebieden (Kesselberg, Provinciaal Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 10 van 30
domein,…. ). In het globale stedenbouwkundige concept wordt gestreefd naar compacte bouwvolumes en het maximaliseren van het groene karakter van de nieuwe wijken. Rekening houdend met de onmiddellijke nabijheid van het Provinciaal domein en de Kesselberg is er binnen het projectgebied Genadedal geen nood aan een echte sport- of speelruimte, maar kan worden volstaan met kleinere publieke speel- en/of verblijfplekken. Voor het gebied Bareelweg wordt er gekozen om een ‘groen plein’ te voorzien dat zich inpast in het netwerk van groene ruimtes langsheen het Jan Vranckxtracé.
De stad wil voor beide sites een verkeersluwe aanleg, die het verblijfskarakter onderstreept, met een logische ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer en zinvolle doorsteken voor zacht verkeer. Bewonersparkeren wordt zo veel mogelijk opgelost op eigen perceel (voortuin, carport of garage ). Voor bezoekers wordt een beperkt aantal parkings op het openbaar domein voorzien. Uitzonderlijk wordt het bewonersparkeren opgevangen in collectieve parkeerpockets, omwille van specifieke redenen.
2.2
TOOLBOX WOONTYPES
Figuur 2: Toolbox woontypes Bovenstaande globale stedenbouwkundige uitgangspunten zijn vertaald in een zogenaamde “toolbox”. Hierin worden een aantal woontypes en een aantal typeprofielen voor de openbare wegenis gedefinieerd. In functie van de specifieke context kunnen deze nog aangepast worden.
2.2.1
Bouwkavels en woontypes
In de “Algemene Bouwverordening” van de stad Leuven wordt een eengezinswoning met tuin gedefinieerd als “een niet- gestapelde woning op een eigen perceel; de woning heeft een eigen voordeur die toegankelijk is vanuit het publiek domein; de woning heeft op het eigen perceel een gelijkvloerse private buitenruimte van minimaal 50 m²; deze buitenruimte heeft een rechtstreekse toegang tot de woning. Een eengezinswoning met tuin heeft een minimale netto vloeroppervlakte van 110 m² .” Volgens de “Stedenbouwkundige verordening op het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen buiten de openbare weg” dient er per woning met een oppervlakte tot 150 m² één parkeerplaats aangelegd te worden, plus één parkeerplaats per schijf van drie woningen; Voor elke schijf van 150m² bijkomende woningoppervlakte, is een bijkomende parkeerplaats vereist. Bij realisatie van rijwoningen in een groter geheel, kan de vrijstelling voor woningen in de rij niet worden toegepast. . In de woonontwikkelingsgebieden wordt ervan uitgegaan dat er per woning minstens één parkeerplaats op eigen terrein moet voorzien worden. Daar waar er onvoldoende ruimte op de percelen zelfs is voor het stallen van de 0.3 bijkomende wagens, kunnen deze worden aangelegd op het toekomstige publieke domein of het collectieve private domein. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 11 van 30
In de Algemene Bouwverordening wordt een inpandige garages toegelaten vanaf een voorgevelbreedte van 7 m. Dit is ook in het RUP het geval. Met het oog op het gewenste groene karakter van de nieuwe woonontwikkelingsgebieden worden overal voortuinen voorzien. Voortuinen (en zijtuinen bij halfopen bebouwing) worden maximaal groen en onverhard uitgevoerd en blijven vrij van constructies (geen carports, fietsbergingen, …). Als afsluiting worden minimaal levende hagen, eventueel gecombineerd met paal en draad, voorzien. In elke voortuin kan maximum 1 staanplaats in open lucht gerealiseerd worden. De hiertoe noodzakelijke verharde oppervlakte zal geregeld worden in de voorschriften van het RUP. Doorgaans wordt een voortuin van 6m diep voorzien. Voor het basistype wordt een minimale woningbreedte van 7m gehanteerd. Bij een gevelbreedte van 7m is er in principe voldoende ruimte om in het hoofdvolume een fietsenberging of inpandige garage te voorzien. De bouwzone is meestal 12m diep. Om een voldoende kwalitatieve tuin te kunnen realiseren, wordt er een minimale tuindiepte van 12m vastgelegd. Deze types kunnen worden toegepast in gesloten en halfopen verband. In functie van de context (omgevingskenmerken, oriëntatie, beschikbare ruimte, …) en het type bebouwing (gesloten, halfopen, …) kan de gevelbreedte nog lichtjes variëren.
2.2.2
Publiek domein Figuur 3: inrichtingsprincipe wegeninfrastructuur
Voor de dimensionering en de inrichting van het publiek domein zijn richtinggevend: - het gewenste “groene karakter” van de wijk; - het gewenste “woonerfkarakter” van de straat. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee types wegenis. De eigenlijke binnengebieden worden ingericht als woonerf waardoor het fijnmazig karakter van deze gebieden wordt geaccentueerd. De verharde oppervlakte wordt beperkt en, waar mogelijk, wordt er aan de straat ook een groenstructuur gekoppeld door het inbrengen van een boomstructuur. In de aanleg van de straat wordt zoveel mogelijk de relatie gelegd met de publieke groenruimtes. Rijweg, fiets- en voetpad vallen samen en worden in één vlak aangelegd. De straten die de hoofdontsluiting vormen van de binnengebieden worden iets ruimer gedimensioneerd. De rijweg wordt beperkt tot het minimum (5m breed), maar er is aan beide zijden ruimte voor een voetpad van 1.5m breed (inclusief boordsteen). In functie van de aanwezige ruimte en parkeerbehoefte wordt één of tweezijdig een berm met bomen en ev. parkeerplaatsen voorzien. De ontsluitingsweg van het gebied Genadeweg vormt hierop een variant: er is uitgegaan van het behoud van het vrijliggend fietspad.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 12 van 30
De groene ruimtes in de binnengebieden worden zoveel mogelijk gegroepeerd. Als afsluitingen tussen privaat en publiek domein worden minimaal levende hagen (eventueel gecombineerd met paal en draad) voorzien. In de voorschriften van het RUP worden enkel de algemene inrichtingsprincipes voor de publieke ruimte (wegenis, publiek groen,….) vastgelegd. Aspecten zoals verkeerscirculatie, de gedetailleerde inrichting van de wegenis,…. zullen verder uitgewerkt en geëvalueerd worden bij de verkavelingsvergunning. Hierbij zal bijzondere aandacht besteed worden aan de aspecten verkeersveiligheid en leefbaarheid. Door de woonerfachtige aanleg kan de verblijfskwaliteit van het openbaar domein benadrukt worden. Als leidraad voor de verdere uitwerking, zal de stad een ‘beeldkwaliteitsplan’ opstellen, waarbij het ambitieniveau en de kwaliteitseisen van de stad m.b.t. de inrichting van de openbare ruimte worden verduidelijkt. Dit document zal inspiratie bieden en een houvast bieden bij het ontwerpen van het publiek domein, zodat ook de ruimtelijke samenhang van de nieuwe ingrepen verzekerd is.
3
REL ATIE MET DE STRUCTUURPL ANNE N (RSV, RSVB EN RSL)
3.1
WONEN
3.1.1
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) EN HET STEDELIJK AFBAKENINGSPROCES
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) zijn “delen van de gemeente Leuven” geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. Naast regionaalstedelijke gebieden bestaan er in Vlaanderen ook grootstedelijke en kleinstedelijke gebieden. In het RSV worden verschillende doelstellingen naar voor geschoven voor het stedelijk gebied enerzijds en het buitengebied anderzijds. Zowel de term “stedelijk gebied” als de term “buitengebied” zijn beleidsmatige begrippen. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 13 van 30
Voor het buitengebied gaan de doelstellingen ondermeer uit van het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies, het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied, het inbedden van natuur en bos in goed gestructureerde gehelen en het bereiken van een gebiedgerichte kwaliteit. Binnen de stedelijke gebieden is er aandacht voor een bijkomend woonaanbod, minimale woondichtheden, de differentiatie van de woningvoorraad, het optimaliseren van recreatieve voorzieningen en medegebruik, de zorg voor collectieve openbare ruimten en het behoud en de ontwikkeling van randstedelijke groengebieden en een aanbod aan bedrijventerreinen. Het onderscheid tussen het stedelijk gebied en het buitengebied wordt als essentiële beleidsmaatregel vooropgesteld om de stedelijke leegloop en lintontwikkeling te stoppen, een “aanbodbeleid” inzake bijkomende woningen en ruimte voor economische activiteiten te kunnen voeren en het buitengebied te vrijwaren van verstedelijking. Om te weten op welke gebieden welke doelstellingen van toepassing zijn is de afbakening van het stedelijk gebied noodzakelijk. Wat binnen de afbakening ligt is het stedelijk gebied, erbuiten buitengebied. Voor het regionaalstedelijk gebied Leuven is de afbakeningslijn nog niet definitief vastgelegd. Op het moment van goedkeuring van het voorontwerp bestaat er van dit planningsproces een ‘nota voor publieke consultatie’ in kader van de plan-mer-rapportage. Volgens deze versie van afbakening (gedateerd april 2009) maken alle woonontwikkelingsgebieden deel uit van het stedelijk gebied. Het betreft bovendien allemaal bouwblokken gelegen in woongebied op het gewestplan en omsloten door bestaande bebouwing. Door het vervangen van de bestaande plannen van aanleg wijzigen enkel de keuzes m.b.t. de gedetailleerde inrichting van het bestaande woongebied. Deze keuzes staan los van de exacte ligging binnen of buiten de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied. Algemene doelstellingen ten aanzien van het stedelijk gebied zijn : - Het stimuleren en concentreren van activiteiten; - Het vernieuwen van de stedelijk woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten; - Het ontwikkelen van nieuwe woontypologieën en kwalitatieve woonomgevingen; - Het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en door locatiebeleid; - Het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies. Een belangrijke doelstelling voor het stedelijk gebied is het realiseren van de taakstelling inzake bijkomend woonaanbod. In het stedelijk gebied Leuven zal de taakstelling gehaald worden door het versterken van de woonkernen met de verdichting van het bestaande woonweefsel en de ontwikkeling van woonontwikkelingsgebieden. In het werkdocument gedateerd april 2009 “Afbakening van het regionaalstedelijk gebied Leuven, Afbakeningsvoorstel – ruimtelijk onderzoeksrapport ter voorbereiding van de milieueffectenrapportage” wordt de programmatorische invulling (taakstellingen) geconfronteerd met het voorstel van afbakening en de ontwikkelingsmogelijkheden daarbinnen. Het RSV stelt dat Vlaams-Brabant 65.919 bijkomende woningen nodig heeft. Minstens 50% hiervan moet gebouwd worden binnen de stedelijke gebieden. Voor Leuven komt dit neer op 7.481 tot 8.071 bijkomende woningen van 1992 tot 2007. Volgens het RSV zijn bovendien de randstedelijke open ruimtegebieden belangrijk voor de leefbaarheid van het stedelijk gebied. Enkele woonontwikkelingsgebieden liggen tegen deze open ruimtegebieden. Met een specifiek beleid voor de woonontwikkelingsgebieden worden deze gebieden gevrijwaard van verdere versnippering door toenemende bebouwing en verlinting, en wordt de blijvende waarneembaarheid van deze randstedelijke openruimtegebieden gegarandeerd door het verdichten van de woonkernen. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 14 van 30
Het thematisch RUP woonontwikkelingsgebieden is bijgevolg verenigbaar met de principes van het RSV gelet op: - Tegengaan van verdere versnippering van de open ruimtegebieden rond het Leuvense stedelijke gebied door verdichting van het bestaande woonweefsel; - Het ontwikkelen van kwalitatieve woonomgevingen; - Meewerken aan van de taakstelling inzake bijkomend woonaanbod.
3.1.2
PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT (RSVB)
De doelstellingen van het RSV om de bijkomende woningen prioritair te bundelen in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied, worden door het RSVB ondersteund. De provincie is niet bevoegd voor de selectie en afbakening van de groot- en regionaalstedelijke gebieden, waardoor de uitspraken over het regionaalstedelijke gebied Leuven beperkt zijn en onder voorbehoud worden gedaan. In het algemeen pleit het RSVB voor een verhoging van de dichtheid in de bestaande stedelijke woonkernen en de goed ontsloten geselecteerde buitengebiedkernen. Dit door inbreidingsprojecten, opdelingen van grote woningen, verhoging van het aantal bouwlagen en hergebruik van leegstaande gebouwen. Hierbij zal echter steeds aandacht besteed worden aan het verhogen van de kwaliteit van de woonomgeving; via kwalitatieve publieke ruimte, vermijden van verkrotting, aandacht voor het erfgoed, herwaarderen van stedelijke groenelementen, verhogen van de verkeersveiligheid. Het RSVB benadrukt de kansen van vernieuwende woontypologieën. Daarnaast wenst de provincie het sociaal woonbeleid (sociale huur- en koopwoningen) prioritair onder de aandacht te brengen. De provincie pleit voor gemengde projecten waar sociale huur- en koopwoningen gezamenlijk met andere woningen worden ontwikkeld.
3.1.3
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEUVEN (RSL) Figuur 4: Woonontwikkelingsgebieden RSL
In het kader van haar structuurplanningsproces heeft de stad Leuven een woonbehoeftestudie laten uitvoeren (Iris Consulting, 2002). De theoretische behoefte berekend in deze studie bedroeg 8.000 tot 10.000 extra woningen in een periode van 15 jaar tussen 2002 en 2018 (cijfer afhankelijk van evolutie van gezinsverdunning). Het uitgangspunt van dit onderzoek was de wens van de stad om een trendbreuk te realiseren inzake de stadsvlucht van gezinnen met kinderen naar de periferie, zodat de woonbehoefte hoger werd ingeschat dan in een klassieke woonbehoeftestudie. Deze hoge behoefte moet volgens het RSL voor de helft op eigen grondgebied worden gerealiseerd, door een bijkomend aanbod te creëren in de zogenaamde woonontwikkelingsgebieden. De stad legde zich met de vaststelling van het RSL op om tussen 2002 en 2018, periode waarin de herontwikkeling van het plangebied zich normaal voltrekt, minstens tussen 4.124 en 5.227 woningen te realiseren, ofwel een 400-tal wooneenheden per jaar tot 2007, daarna afnemend tot een 280-tal per jaar in de periode tot 2012. De andere helft, dus nog eens 4.000 à 5.000, zou zich in het regionaalstedelijk gebied buiten Leuvens grondgebied moeten voorzien worden In het RSL wordt de keuze gemaakt om op het eigen grondgebied het bijkomend woningaanbod te concentreren in de 10 woonkernen van de stad, hoofdzakelijk door inbreidingsprojecten die afgestemd zijn op de eigenheid van elke kern (zie richtinggevend deel 1, §3.2.2. en 5.3.1.) Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 15 van 30
Hiertoe worden binnen elke woonkern zgn. “woonontwikkelingsgebieden” (§5.4.1.) geselecteerd. Dit zijn gebieden die, in functie van de gewenste ruimtelijke structuur en de behoefte aan bijkomende woningen, prioritair in aanmerking komen voor de bouw van bijkomende woningen. Beide hier behandelde gebieden zijn geselecteerd als woonontwikkelingsgebied. Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan geeft uitvoering aan de doelstellingen van het afbakeningsproces en het ruimtelijk structuurplan Leuven om de beoogde groei te realiseren via ontwikkeling van de onbebouwde terreinen binnen de woonkernen in de geselecteerde woonontwikkelingsgebieden. Kessel-Lo werd geselecteerd als woonkern met gemiddelde stedelijke dichtheid. De prognose voor de gemiddelde dichtheid in de woonontwikkelingsgebieden bedraagt 33 wo/ha. Dit planningsinitiatief volgt op afgeronde projecten of planningsinitiatieven voor een aantal andere woonontwikkelingsgebieden in Kessel-Lo. Hier worden dichtheden gerealiseerd tussen circa 40wo/ha (kop van Kessel-Lo) en circa 75 wo/ha ( Coosemansstraat). Deze woonontwikkelingsgebieden zijn allen gelegen in de onmiddellijke omgeving van het station en de binnenstad. De hoge dichtheden zijn dan ook te verantwoorden gezien de multimodale ontsluiting van het gebied en de nabijheid van het stadscentrum. Het is logisch dat de dichtheid in de verschillende woonontwikkelingsgebieden varieert in functie van de ligging en de directe omgeving. De gebieden Bareelweg en Genadeweg zijn eerder excentrisch in Kessel-Lo gelegen en liggen op de overgang naar een meer open gebied en een meer verspreide bebouwing. Voor deze gebieden liggen de dichtheden logischerwijze lager ( Genadeweg: 22 wo/ha, Bareelweg 14,5 wo/ha). Gezien deze differentiatie en gezien de hoge dichtheden gerealiseerd in de andere delen van Kessel-Lo , is een dichtheid onder de vooropgestelde 25 woningen/hectare van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen te verantwoorden. Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan situeert zich dus binnen de doelstellingen van afbakeningsproces en RSL om de beoogde groei te realiseren via ontwikkeling van de onbebouwde terreinen binnen de woonkernen.
Een woonontwikkelingsgebied moet met een gecoördineerde operatie worden gerealiseerd en minstens vertrekken vanuit een coherent stedenbouwkundig ontwerp. Het RSL vermeldt m.b.t. de woonontwikkelingsgebieden verder (§5.4.1.C): “Voor een woonontwikkelingsgebied kan in een uitvoeringsplan een programma worden opgelegd (aantal en type woningen, niet-woonfuncties, publieke ruimte, ontsluiting, groen, …). Eventueel kan aan de ontwikkeling van het gebied een fasering worden opgelegd, in functie van de lokale omstandigheden en van het globale stedelijke woonbeleid.
3.2
Verkeersstructuur
3.2.1
RSV en RSVB
Het gewest en de provincie pleiten voor het selectief autoluw maken van de stedelijke gebieden via een geschikt locatiebeleid, een gericht vergunningenbeleid in verband met parkeervoorzieningen, het stimuleren van zachte vervoersvormen,… Er wordt gestreefd naar een duurzame mobiliteit vanuit een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de economische, sociale en ecologische componenten ten volle onderkend worden. Door het versterken van alternatieven voor Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 16 van 30
het wegverkeer (multimodaliteit) en de verbeterde verbinding van de modi (intermodaliteit) blijft de mobiliteit beheersbaar. In het bijzonder wenst de provincie de intermodaliteit tussen fiets en openbaar vervoer te versterken.
3.2.2
RSL
Kessel-Lo heeft te kampen met een grote hoeveelheid autoverkeer. Dit heeft voor een deel te maken met sluipverkeer voor de steenwegen, maar vooral met de aanwezigheid van een uitgestrekt en ongestructureerd patroon aan woonstraten, waarvan de bewoners sterk op de wagen gericht zijn. Deze verkeersdrukte ondermijnt de functie van het openbaar domein als kwaliteitsvolle verblijfsruimte waar ook voetgangers en fietsers een plaats vinden. Bovendien wordt een goede bediening met het openbaar vervoer door de verkeersdrukte fel gehinderd. Fietsers en openbaar vervoer moeten een alternatief kunnen bieden voor de auto. Daarom wordt een volwaardig fietsnetwerk ontwikkeld dat de ganse woonkern doorkruist en dat heel Kessel-Lo verbindt met de binnenstad en het station. Waar mogelijk gebeurt dit door (de opwaardering van) vrijliggende fietstracés, op andere plaatsen moeten autoluwe straten het traject vervolledigen. De stadsbuslijnen en de regionale snelbuslijnen vormen zoveel mogelijk routes die autoluw zijn gemaakt. De Platte-Lostraat wordt als alternatieve regionale snelbusverbinding uitgewerkt. De verkeerscirculatie wordt zodanig georganiseerd dat het fietsnetwerk en de busroutes maximaal ontzien worden en dat doorgaand sluipverkeer onmogelijk wordt gemaakt. Er worden harde maatregelen genomen om het verkeer uit de woonwijken te weren.
3.3
Groenstructuur en landschapsstructuur
3.3.1
RSV en RSVB
Het RSV pleit voor het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen omwille van hun belang voor de stedelijke leefbaarheid. De provincie wenst het openruimtenetwerk bestaande uit een aaneenschakeling van pleinen, groene lijnelementen en waterlopen doorheen de stedelijke gebieden ruimtelijk te ondersteunen en te versterken. Hiertoe wenst zij enerzijds aandacht te hebben voor de open ruimtes binnen de stedelijke gebieden door middel van een versterking van de ecologische infrastructuur en een ruimtelijke ondersteuning van de verbindingsfunctie van waterlopen.
3.3.2
RSL
In het RSL is het Jan Vranckxtracé aangeduid als groencorridor doorheen de woonkern. Het tracé wordt beschouwd als een belangrijk structurerend element op niveau van Kessel-Lo. Bij de aanleg en het beheer moet de ecologische waarde versterkt worden. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 17 van 30
Het westelijk deel van de Lemingbeek (O30) is aangeduid als binnengebied waar geen bijkomende bebouwing of verharding mogelijk is. Ook de vertuining moet er worden tegengegaan. Langs de Lemingbeek moet tussen de Bergstraat en Genadedal een fiets- en voetpad worden gerealiseerd. Langs de oevers van de beek moet de groencorridorfunctie versterkt worden.
3.4
Economische en centrumstructuur
3.4.1 RSV en RSVB Binnen het RSV is Leuven geselecteerd als regionaal stedelijk gebied. Leuven maakt ook deel uit van het centraal stedelijk netwerk Antwerpen-Gent-BrusselLeuven, ook wel de “Vlaamse Ruit” genoemd en komt prioritair in aanmerking om een deel van de toekomstige noden inzake economische ontwikkeling op te vangen. De ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden bevatten o.m. het versterken van de multifunctionaliteit (door verweving kan de sociale, economische en culturele slagkracht en dynamiek van het stedelijk gebied ten goede komen) en strategische stedelijke projecten als impuls voor stedelijke vernieuwing. 3.4.2 RSL De Wilselsesteenweg (MC3) wordt in het structuurplan geselecteerd als multifunctioneel centrum. Dit is een gebied dat, door zijn positie binnen de woonkern en door de reeds aanwezige functies, in aanmerking komt voor een multifunctionele ontwikkeling volgens de draagkracht van de woonkern.
3.5
Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL Figuur 5: Gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Beneden-Kessel figuur 6: Gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Kessel-Lo
Het deelgebied Genadeweg ligt volgens het ruimtelijk structuurplan van de stad in de deelruimte Beneden-Kessel. De nabijheid van het provinciaal domein en het groene landschap van de Kesselberg, en de relatieve nabijheid van station en binnenstad, bieden een aantal kwaliteiten voor het wonen. Beneden-Kessel is in het structuurplan dan ook geselecteerd als woonkern. Er wordt een voorzieningenapparaat ontwikkeld dat de woonkern ondersteunt. De publieke ruimte wordt opgewaardeerd. Er wordt een ontsluitingssysteem uitgewerkt dat de publieke ruimte en de woonkwaliteit maximaal ten goede komt. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 18 van 30
De Wilselsesteenweg wordt uitgebouwd als multifunctioneel centrum: lokale commerciële en gemeenschapsvoorzieningen worden er geconcentreerd. Hierdoor kunnen er bijkomende woningen worden voorzien in het woonontwikkelingsgebied Genadeweg. De oorspronkelijke straten (Holsbeeksesteenweg, Wilselsesteenweg,…) functioneren als ruggengraat waarop de ontsluiting voor het autoverkeer van de binnengebieden moet gericht zijn. De binnengebieden zelf blijven gevrijwaard van doorgaand verkeer, maar worden wel op verschillende plaatsen door bijkomende fiets- en voetgangersverbindingen aangesloten op de hoofdstraten. Er wordt geprobeerd om met de nieuwe ontwikkelingen in de binnengebieden de visuele en functionele relatie met het omliggende landschap te versterken. Ook de toegankelijkheid vanuit Beneden-Kessel naar het provinciedomein, de Kesselse Bergen en Schoolbergen moet worden verbeterd. Voor de woonkern Kessel-Lo, waartoe het gebied Bareelweg behoort, worden in het structuurplan een aantal ruimtelijke concepten voorgesteld om de stedenbouwkundige structuren te versterken. Zo kan de ontwikkeling van het gebied Bareelweg bijdragen tot het afwerken van de bestaande woonstructuur. Het groene jan Vranckxtracé, dat reeds gedeeltelijk is aangelegd, vormt een herkenbaar groenelement dat de woonkern verlucht. Het Vranckxtracé wordt vervolledigd en doorgetrokken tot de Diestsesteenweg. Het Vranckxtracé is overigens ook aangeduid als groencorridor. Bij nieuwe ontwikkelingen in de woonkern moet er extra aandacht gaan naar de beeldwaarde, bij de (her)aanleg van de publieke ruimte moet er bijzondere aandacht gaan naar een omgevingsspecifieke aanleg, die referentiepunten versterkt of creëert. De verkeerscirculatie wordt zodanig georganiseerd dat het fietsnetwerk en de busroutes maximaal ontzien worden en dat doorgaand sluipverkeer onmogelijk wordt gemaakt.
4
GEN ADEW EG
4.1
SITUERING
De Genadeweg situeert zich in het Genadedal en vormt een zachte verkeersverbinding parallel met de Wilselsesteenweg tussen de Holsbeeksesteenweg (Schoolbergen) en de Bergstraat (Kesselberg). Het provinciaal recreatiedomein bevindt zich in de directe omgeving. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 19 van 30
4.2
FEITELIJKE TOESTAND Figuur 7: Bestaande toestand Genadeweg, luchtfoto Figuur 8: Eigendomsstructuur WO Genadeweg
De Genadeweg vormt de oost-west scheiding tussen: Enerzijds de historisch gegroeide bebouwing langs de Wilselsesteenweg. Dit is voornamelijk aaneengesloten bebouwing waartussen open percelen en doorgangen naar het achtergelegen gebied voorkomen. De Wilselsesteenweg is een belangrijke drager voor lokale voorzieningen ( winkels, de basisschool ‘De Boomgaard’) Anderzijds de inbreiding in het binnengebied: een sociale woonwijk daterend van 1970. Deze woonwijk wordt ontsloten via de Liemingenstraat door doodlopende vertakte insteken. Hiervan vormt “Op de Vliet” de overwelving van de oorspronkelijke Lemingbeek. Daarnaast komen in de achtergelegen tuinen langs de Wilselsesteenweg enkele solitaire woningen voor, die ontsloten worden via insteken vanuit de Wilselsesteenweg (een parkvilla met bijhorende formele tuin). Er is ook een wijkschooltje aanwezig, dat een ontsluiting heeft zowel via de Wilselsesteenweg als via de Genadeweg. De Genadeweg heeft nog grotendeels het kleinschalig en informele karakter van veldpad behouden. Bepalend hierbij zijn de kleine schaal en het gedifferentieerde beeld van de aanliggende smalle percelen (tuinen, velden, houtkanten, levende hagen en volledig beboomde percelen). Behalve aan de parking aan de Holsbeeksesteenweg is de Genadeweg hoofdzakelijk vlak. Vanaf de oorspronkelijke Lemingbeek (Op de Vliet) tot aan de Bergstraat stijgt het pad merkbaar, waarbij een sterk visueel panorama ontstaat met zicht op de Kesselberg. Daarnaast bevinden zich restzones/ grasperken langs de zijde van de sociale woonwijk. Ten zuidwesten van de Genadeweg, aan de zijde van de Wilselsesteenweg, is de eigendomsstructuur zeer versnipperd. Bijna alle percelen behoren toe aan de bijhorende woningen, en worden als tuinzone gebruikt. Uitzonderingen hierop zijn enkele overgebleven akkervelden en percelen met alleenstaande bebouwing. De perceelsbreedte varieert van 4 tot 30 m. Ten noordoosten van de Genadeweg, langs de zijde van de sociale woonwijk, zijn er nog een aantal kavels (eigendom SHM Dijledal) onbebouwd gebleven en ingericht als gemeenschappelijke tuin, plantsoen. Daarnaast ligt er nog een strook restruimte, gelieerd aan de ondergrondse rioleringen.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 20 van 30
4.3
JURIDISCHE TOESTAND
4.3.1
Gewestplan & BPA
Figuur 9: Gewestplan WO Genadeweg Het plangebied valt volgens het gewestplan Leuven, vastgesteld bij het KB van 7 april 1977, binnen de zone voor woongebied. Er is in het plangebied geen BPA van toepassing.
4.3.2
Beschermde monumenten en landschappen.
Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten, stadsgezichten of landschappen terug te vinden. Voor de deelgemeente is nog geen inventaris van het bouwkundig erfgoed beschikbaar; Het gebied is niet opgenomen in de landschapsatlas.
4.3.3
Habitat- en vogelrichtlijn
Het plangebied bevindt zich niet in een vogelrichtlijngebied, noch in een habitatrichtlijngebied.
4.3.4
Verkavelingen
In het plangebied zijn negen verkavelingen geldig: KES 330, KES 547, KES 170, KES 575, KES 088, KES 566, KES 537, KES 568, KES 425. Deze verkavelingen zijn gescreend op hun realisatiegraad en op hun inhoud. Voor de verkavelingen KES 330/ KES 170/ KES 537/ KES 568 is er geconcludeerd dat de meeste verkavelingsvoorschriften overbodig zijn geworden door de voorschriften van de algemene bouwverordening van de stad Leuven en omdat de meeste verkavelingen reeds zijn gerealiseerd. Bij aanvragen die afwijken van de vaak zeer gedetailleerde verkavelingsvoorschriften en die toch stroken met goede ruimtelijke ordening, zorgen de verkavelingen voor heel wat procedurelast, zowel voor aanvrager als voor vergunningverlener. Ofwel moet de afwijkingsprocedure gevolgd worden, ofwel moet voor de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag, de verkaveling worden gewijzigd. Dit is een tijdrovende procedure. Bovendien moet zowel gewestplan, verkavelingsvoorschriften als algemene bouwverordening worden afgetoetst in de vergunningverlening. Daarom zal het RUP deze verkavelingen opheffen (KES 330/ KES 170/ KES 537/ KES 568) .
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 21 van 30
4.4
DOELSTELLING RUP
4.4.1
Ruimtelijke concepten
Figuur 10: Inrichtingsplan WO Genadeweg De inrichting van het plangebied vertrekt vanuit de aanwezige structurerende elementen: - De kleinschalige Genadeweg is een beeldbepalend element, maar functioneert ook als zachte verbinding die aansluit op het netwerk van de omgeving. De Genadeweg behoudt maximaal het kleinschalige karakter van veldweg. Het continue lineaire karakter en de dimensionering van het bestaande pad zijn hierbij bepalend. Daarom is er ook, ondanks het kleinschalige karakter van de nieuwe woonomgeving, toch geopteerd om de Genadeweg te behouden als vrijliggend fietspad. Bij de concrete inrichting zal voldoende aandacht besteed moeten worden aan de veilige inrichting van het pad, vooral op die punten waar het fietspad kruist met de nieuwe ontsluitingsstraten. - De smalle percelen met gedifferentieerd groen op de erfscheiding bepalen het beeld van de Genadeweg. De beperkte breedte van de bestaande percelen laat niet toe om deze als basis voor individuele bebouwing te nemen. Daarom wordt een herverkaveling voorgesteld waarbij bestaande percelen worden samengenomen, waarop telkens een groepje woningen kan worden voorzien. - De bebouwing wordt hoofdzakelijk georiënteerd op de Genadeweg. Op de kruising van de Genadeweg met “Op de Vliet” (Lemingbeek) wordt de fietsverbinding groen ingekleed. - De ontsluiting van de woningen voor het autoverkeer gebeurt vanuit de bestaande woonwijk. De nieuwe straten worden uitgewerkt als gescheiden ventwegen langs het pad van de Genadeweg. Bewonersparkeren gebeurt op de eigen kavel. Voor bezoekers worden op een aantal plaatsen langsparkeerplaatsen voorzien.
4.4.2
Woonprogramma
In het projectgebied worden uitsluitend eengezinswoningen voorzien: 38 halfopen bebouwingen en 35 aaneengesloten bebouwingen.
4.4.3
Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden
Figuur 11: Projectzones WO Genadeweg De ontwikkeling kan in verschillende fases gerealiseerd worden (zie aanduiding op plan). Bij de afbakening van de projectzones is er gezocht naar ruimtelijk samenhangende gehelen, rekening houdend met de eigendomsstructuur.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 22 van 30
4.4.4 -
4.4.5
Elementen die in het RUP worden vastgelegd. De essentiële parameters van de woningen: de typologie, de verplichte bouwlijn, de bouwhoogte, een uniforme kroonlijsthoogte, , de maximale bouwdiepte, de minimale woningbreedte en de dakvorm. Minimale aanwijzingen over de inrichting van voortuinen en tuinen: maximale verharding, inplanting & grootte tuinbergingen. Het exacte tracé en het profiel van de ontsluitingsstraten met een aanduiding van de parkeerhaven voor de bezoekers.
Sociaal en bescheiden objectief, wonen in eigen streek
In het kader van het nieuwe decreet Grond- en Pandenbeleid worden aan gemeenten concrete objectieven aangereikt voor sociale woningbouw en bescheiden wonen. Dit is een instrument voor gemeenten om de ontwikkeling van sociale of ‘bescheiden woningen’ (een ander woord voor betaalbare woningen) mogelijk te maken. Meer informatie hierover is te vinden op www.rwo.be.
4.5
WATERTOETS
Het overgrote deel van het plangebied is infiltratiegevoelig. Door de ontwikkeling van het woonproject zal de infiltratiecapaciteit van het gebied afnemen. Om effecten op de infiltratie te beperken worden inzake hergebruik, infiltratie en buffering van hemelwater, net zoals in andere projecten, de provinciale en gewestelijke verordeningen toegepast. Bovendien zullen er in het RUP waar mogelijk verhardingen in waterdoorlatende materialen worden opgelegd, en zal er in de publieke ruimte zoveel mogelijk groen aangelegd worden: slechts een beperkt percentage kan worden verhard. Er worden in het projectgebied geen grote ondergrondse constructies voorzien. Het effect op de grondwaterstroming zal, vanwege de ligging in matig en (gedeeltelijk) sterk grondwaterstromingsgevoelig gebied beperkt zijn. Het lozen van afval- en hemelwater zal voor de nieuwe ontwikkeling via een gescheiden rioleringsstelsel gebeuren aantakkend op het bestaande rioleringsstelsel. Naast het feit dat het plangebied niet overstromingsgevoelig/risicovol is, zorgen het geheel van maatregelen ervoor dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn vanuit de discipline water. Het plangebied Genadeweg wordt doorkruist door de overwelfde waterloop Lemingbeek nr. 2134/II. De wet op de onbevaarbare waterlopen van 28 december 1967 is hier van toepassing. Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 23 van 30
4.6
OP TE HEFFEN BEPALINGEN
Dit RUP heft binnen het afgebakende plangebied Genadeweg alle bepalingen van het gewestplan Leuven van 1977 (KB 07-04-1977)op: woongebied en recreatiegebied. Dit RUP heft de voorschriften van volgende verkavelingen op. Verkaveling KES330 KES 170 KES 537 KES 568
Goedkeuringsdatum college burgemeester en schepenen 05/06/1981 24/09/1970 27/06/2002 10/08/2007
Alle zones in het RUP hebben als categorie van gebiedsaanduiding: wonen.
5
B AREELW EG
5.1
SITUERING
De Bareelweg is een kleinschalige zachte verkeersverbinding die de Platte Lostraat verbindt met de Guldensporenlaan. Het woonontwikkelingsgebied situeert zich rond deze verbinding, en wordt begrensd door de tuinen van de woningen aan de Guldensporenlaan, de diepe percelen aan de Platte Lostraat en het wijkje ‘Ploegstaart’.
5.2
FEITELIJKE TOESTAND Figuur 12: Bestaande toestand Bareelweg, luchtfoto Figuur 13: Eigendomsstructuur WO Bareelweg
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 24 van 30
Het Jan Vranckxtracé, een vrijliggend voetgangers- en fietspad, loopt centraal in het plangebied. Dit markant ruimtelijk element op niveau van Kessel-Lo vindt zijn oorsprong in het Algemeen Plan van Aanleg dat werd opgemaakt door Victor Bourgeois. Het is ontstaan vanuit de bedoeling om een veilige fietsverbinding te realiseren tussen Lubbeek en Leuven. Het tracé heeft een recreatieve functie, en is in de eerste plaats bestemd om een zo breed mogelijk publiek gedurende een relatief korte periode van de open ruimte te laten genieten. Het Jan Vranckxtracé is bovendien ook een aaneenschakeling van groene publieke ruimtes, al dan niet ingericht als speelpleintje. Grote delen van dit tracé zijn al gerealiseerd. Sinds enkele jaren is ook het stuk tussen de Desiré Mellaertstraat en de Heidebergstraat in gebruik. Aan de randen van het plangebied vinden we een mix terug van de voor Kessel-Lo typische soorten bebouwing: de – in oorsprong- sociale woningen uit de jaren ’50 (omgeving Guldensporenlaan) en de meer recente (private) verkavelingen met halfopen en open bebouwingen (Ploegstaart, Platte Lostraat). De Platte Lostraat, vroeger een zeer belangrijke sluipweg, is nog steeds een drukke verbindingsweg, ondanks alle maatregelen die al genomen zijn om het sluipverkeer zo goed als onmogelijk te maken. Daarnaast wordt de Platte Lostraat uitgewerkt als alternatieve regionale snelbusverbinding als bypass voor de Diestsesteenweg. De voorzieningen zijn voornamelijk geconcentreerd langsheen de Diestsesteenweg. In de onmiddellijke omgeving bevindt zich het kinderdagverblijf ’t Eekhoorntje, gelegen aan de Guldensporenlaan. De crèche beschikt over twee grote speelruimtes, die van elkaar worden gescheiden door het Jan Vranckxtracé. In de Rerum Novarumlaan bevindt zich een middenschool van het gemeenschapsonderwijs. Ten opzichte van de Platte Lostraat is er een hoogteverschil van 2m. De grotere percelen centraal in het binnengebied zijn in handen van enkele particuliere eigenaars. De percelen aan de oostzijde van het plangebied zijn particuliere eigendom en behoren toe aan de woningen langs de Platte Lostraat.
5.3
JURIDISCHE TOESTAND
5.3.1
Gewestplan & BPA Figuur 14: Gewestplan en BPA WO Bareelweg
Het plangebied valt volgens het gewestplan Leuven, vastgesteld bij het KB van 7 april 1977, grotendeels binnen de zone voor woongebied. In oost-westelijke richting wordt het plangebied doorkruist door de langgerekte strook parkgebied op het gewestplan die wordt gerealiseerd voor het Jan Vranckxtracé.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 25 van 30
Grote delen van het plangebied vallen binnen het BPA K9 – Sportplein, goedgekeurd bij KB van 28 augustus 1970. Centraal in het gebied is er een non-aedificandistrook aangeduid, als reservatiezone voor het Jan Vranckxtracé (1). De percelen grenzend aan de Platte-Lostraat zijn ofwel “zone voor aaneengesloten bebouwing” en “zone voor binnenplaatsen en tuinen” (2), ofwel zijn de percelen volledig gelegen binnen een “strook voor alleenstaande of per twee gegroepeerde bebouwing”(3). De zone achter de woningen in de Guldensporenlaan is ingekleurd als “strook voor binnenplaatsen en tuinen” (4). Langsheen de Bareelweg is er volgens het BPA een zone voor “alleenstaande of per twee gegroepeerde bebouwing”.
5.3.2
Beschermde monumenten en landschappen
Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten, stadsgezichten of landschappen terug te vinden. Voor de deelgemeente is nog geen inventaris van het bouwkundig erfgoed beschikbaar. Het gebied is niet opgenomen in de landschapsatatlas.
5.3.3
Habitat- en vogelrichtlijn
Het plangebied bevindt zich niet in een vogelrichtlijngebied, noch in een habitatrichtlijngebied. Het dichtst bijzijnde vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebied bevindt zich in vogelvlucht op ongeveer 2 km van het plangebied, ter hoogte van Pellenberg (habitatrichtlijngebied Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen).
5.3.4
Verkaveling
In het plangebied zijn vijf verkavelingen geldig: KES 162 / KES 549 / KES 582 / KES 462 / KES 134. Deze verkavelingen zijn gescreend op hun realisatiegraad en op hun inhoud. Voor deze KES 168/ KES 549/ KES 462/ KES 134 verkavelingen is er geconcludeerd dat de verkavelingsvoorschriften overbodig zijn geworden door de voorschriften van de algemene bouwverordening van de stad Leuven en omdat de meeste verkavelingen reeds zijn gerealiseerd. Bij aanvragen die afwijken van de vaak zeer gedetailleerde verkavelingsvoorschriften en die toch stroken met goede ruimtelijke ordening, zorgen de verkavelingen voor heel wat procedurelast, zowel voor aanvrager als voor vergunningverlener. Ofwel moet de afwijkingsprocedure gevolgd worden, ofwel moet voor de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag, de verkaveling worden gewijzigd. Dit is een tijdrovende procedure. Bovendien moet zowel gewestplan, verkavelingsvoorschriften als algemene bouwverordening worden afgetoetst in de vergunningverlening. Daarom zal het RUP deze 4 verkavelingen opheffen (KES 168/ KES 549/ KES 462/ KES 134).
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 26 van 30
5.4
DOELSTELLING RUP
5.4.1
Ruimtelijke concepten Figuur 15: Inrichtingsplan Bareelweg
Het gebied Bareelweg is gelegen binnen de woonkern Kessel-Lo. Hier wordt een actief beleid gevoerd om het wonen te ondersteunen: de straten worden aangelegd in functie van de verblijfsfunctie, er worden groene ruimtes en speelruimtes ontwikkeld, er worden maatregelen getroffen tegen sluipverkeer, er worden voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd, … De ontwikkeling van het gebied Bareelweg kan bijdragen aan de versterking van deze woonstructuur. De randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied zijn: - Eventuele onbebouwde kavels langs uitgeruste wegen aan de rand van het plangebied kunnen niet worden bebouwd vooraleer er een totaal project voor het binnengebied is, waarin duidelijk wordt of de betreffende kavels nodig zijn voor de ontsluiting van het binnengebied. - Samen met de verdichting van het binnengebied, moet aandacht besteed worden aan de publieke buitenruimte. Er is vooral behoefte aan bijkomende kleinschalige publieke ruimte. - Het gebied is gelegen langs een traject voor zachte weggebruikers. Bij het aansnijden van dit gebied moet dan ook rekening gehouden worden met dit traject. In de onmiddellijke omgeving vormt de middenschool aan de Rerum Novarumlaan een referentiepunt. Deze plek heeft een bijzondere morfologie, waardoor ze fungeert als herkennings- en oriëntatiepunt van op de Diestsesteenweg. De Platte Lostraat heeft een wijkontsluitingsfunctie, en wordt tegelijk verder uitgebouwd als openbaar vervoerstracé. Het plangebied Bareelweg ligt aan twee belangrijke langzaam vervoersroutes: - Jan Vranckx-tracé / nieuw kerkhof / Diestsesteenweg - Leopold III-laan / Rerum Novarumlaan / Borstelstraat / Holsbeeksesteenweg Daarnaast is het Jan Vranckxtracé een belangrijke open ruimte, die vooral belangrijk is omwille van de ecologische waarde, de belevingswaarde en de landschappelijke waarde. Via een ontwikkeling op dit terrein kan worden aangesloten bij de recreatieve ruimte die het Jan Vranckxtracé is. Er is gezocht naar een optimale ontsluiting en naar een manier om het Jan Vranckxtracé te integreren in het woonproject. Door een goede inpassing verhoogt immers de ruimtelijke kwaliteit en de sociale veiligheid van beide projecten.
De nieuwe woningen takken via één centrale insteek loodrecht aan op de Platte Lostraat. Langsheen deze insteek worden kavels voorzien voor woningen in gesloten of halfopen bebouwing. In het noorden buigt deze insteekweg af naar rechts en bedient daar de kavels die ontstaan door het afsplitsen van Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota Pagina 27 van 30
een deel van de achtertuinen van de woningen aan de Platte Lostraat. Deze woningen worden gerealiseerd in groepjes van maximaal vijf woningen, en worden met hun voorgevel gericht naar het Jan Vranckxtracé. Op die manier krijgt het Jan Vranckxtracé op die plaats een echte façade.
Het Jan Vranckxtracé loopt in een vrije bedding evenwijdig met de bedieningsweg. Op enkele plaatsen komt de weg zeer dicht bij het Jan Vranckxtracé te liggen. Er moet bijzondere aandacht worden besteed zodat er geen kruisbeweging kunnen gebeuren. Wel wordt er een verbinding voor langzaam verkeer gemaakt tussen de nieuwe insteekweg en het Jan Vranckxtracé. Bij de verdere uitwerking moet er aandacht besteed worden aan een verkeersveilige inrichting en de toegankelijkheid voor alle vormen van langzaam verkeer (fietskarren, ….)
Ten noorden van het Jan Vranckxtracé kan geen bebouwing meer voorzien worden, de bruikbare diepte van het perceel is te beperkt. Deze zone wordt dan ook bestemd als tuinzone (onafhankelijke tuinzone of als uitbreiding van de tuinen van de woningen in de Guldensporenlaan.
5.4.2
Woonprogramma
In dit voorstel kunnen ongeveer 32 grondgebonden eengezinswoningen gerealiseerd worden: 2 open, 22 halfopen en 8 gesloten.
5.4.3
Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden
figuur 16: Projectzones WO Bareelweg De ontwikkeling kan in verschillende fases gerealiseerd worden (zie aanduiding op plan). Bij de afbakening van de projectzones is er gezocht naar ruimtelijk samenhangende gehelen, rekening houdend met de eigendomsstructuur.
5.4.4 -
Elementen die in het RUP worden vastgelegd De essentiële parameters van de woningen: de typologie, de verplichte bouwlijn, de bouwhoogte, een uniforme kroonlijsthoogte, de maximale bouwdiepte, de minimale woningbreedte en de dakvorm. Minimale aanwijzingen over de inrichting van voortuinen en tuinen: maximale verharding, inplanting & grootte tuinbergingen. Het exacte tracé en het profiel van de ontsluitingsstraten met een aanduiding van de parkeerhaven voor de bezoekers. Het tracé van de fiets- en voetgangerspaden De inrichting van de publieke ruimte: de zone voor publiek groen.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 28 van 30
5.4.5
Sociaal en bescheiden objectief, wonen in eigen streek
In het kader van het nieuwe decreet Grond- en Pandenbeleid worden aan gemeenten concrete objectieven aangereikt voor sociale woningbouw en bescheiden wonen. Dit is een instrument voor gemeenten om de ontwikkeling van sociale of ‘bescheiden woningen’ (een ander woord voor betaalbare woningen) mogelijk te maken. Meer informatie hierover is te vinden op www.rwo.be.
5.5
WATERTOETS
Het plangebied behoort volgens de gegevens van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur (2003) niet tot de risicozone voor overstromingen. De watertoetskaart van het AGIV geeft aan dat het plangebied noch in effectief overstromingsgevoelige, noch in mogelijk overstromingsgevoelige zone ligt. Wel is de bodem in het volledige plangebied infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). Het plangebied is volgens het zoneringsplan gelegen binnen ‘centraal gebied’. Een aansluiting op de riolering is mogelijk op het bestaand rioolstelsel Platte Lostraat, Guldensporenlaan en Boerenkrijglaan. Voor dit gedeelte van Kessel-Lo is de waterbuffering een belangrijk aandachtspunt bij het uitwerken van de verkavelingsvergunning.
5.6
OP TE HEFFEN BEPALINGEN
Dit RUP heft binnen het plangebied Bareelweg alle bepalingen op van het gewestplan Leuven van 1977 (KB 07-04-1977): woongebied. Dit RUP heft binnen het afgebakende plangebied alle bepalingen op van het Bijzonder Plan van Aanleg BPA K09 Sportplein, goedgekeurd bij KB van 28/08/1970: zone voor aaneengesloten bebouwing, zone voor bijgebouwen/autobergplaatsen, strook voor binnenplaatsen en tuinen, groepswoninggbouw, strook voor alleenstaande of per twee gegroepeerde bebouwing, non-aedificandi-strook, achteruitbouwzone en strook voor openbare bestemming op. Dit RUP heft de voorschriften van volgende verkavelingen op. Verkaveling KES 168 KES 549 Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Goedkeuringsdatum college burgemeester en schepenen 28/05/1970 27/11/2003 Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 29 van 30
KES 462 KES 134
10/05/1991 19/03/1969
Alle zones in het RUP hebben als categorie van gebiedsaanduiding: wonen.
6
MER-SCREENING
De MER-screening maakt integraal deel uit van het ruimtelijk uitvoeringsplan en is toegevoegd als bijlage. Op basis van de MER-screening heeft de MER-cel op 17 juni 2010 beslist dat het RUP geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieueffecten en dat de opmaak van een plan-MER bijgevolg niet nodig is.
Stad Leuven RUP WO1 Kessel-Lo_Toelichtingsnota
Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid Pagina 30 van 30