EINDHOVEN UNIVERSITY OF TECHNOLOGY
Woningbrand experimenten Zutphen Model ering en validatie in CFAST Modellering CFAST Januari 2015 - D.V. van Onna BSc. Master:
Building Physics and Servi Services
Chair:
Fire safety engineering
Date:
29 January, January, 2015 201
Project:
M3
Supervisor: pervisor: Ir. R.A.P. van Herpen Student:
Id-number: number:
E-mail:
Dolf van Onna
0665076
[email protected]
VOORWOORD Dit rapport is geschreven in het kader van project 3 van de master Architecture, Buildin Building and Planning aan de Technische Universiteit Eindhoven. Deze master heeft verschillende disciplines, dit rapport is onderdeel van de discipline Building Physics and Services.
Het project is tot stand gekomen in samenwerking met de brandweeracademie, ond onderdeel erdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Ik wil alle medewerkers van het IFV en van de brandweer bedanken voor deze opdracht en voor de prettige samenwerking. Een extra woord van dank is op zijn plaats aan de contactpersoon van het IFV, IFV de heer Hans ans Hazenbroek Hazenbroek, voor de goede communicatie en het warme welkom op het IFV en aan dee heer Folkert van der Ploeg voor de meting op Troned. Verder wil ik mevrouw Petra P Olthoff, Adviseur Brandweerzorg Veiligheidsregio NoordNoord- en Oost-Gelderland, Gelderland, bedanken voor ddee intensieve samenwerking in de opstart van dit project project.
Tot slot, wil ik Ruud van Herpen erpen bedanken als mijn project projectbegeleider begeleider vanuit de TU/e voor deze ze mooie opdracht, verscheidene uitjes naar congressen en voor de prettige samenwerking.
Ik wens u veel pl plezier ezier met het lezen van deze rapportage, rapportage
Dolf van Onna
Eindhoven, 29 29-01--2015
1
INHOUD SAMENVATTING .................................................................................................................... 4 1 INLEIDING ............................................................................................................................ 5 1.1 Brandgedrag ..................................................................................................................... 5 1.2 Rookmelders .................................................................................................................... 5 1.3 Waterleidingsprinklers ..................................................................................................... 5 1.4 Doel .................................................................................................................................. 6 2. PRAKTIJK EXPERIMENTEN ............................................................................................. 7 2.1 Opzet ................................................................................................................................ 7 2.2 Varianten .......................................................................................................................... 8 2.5 Scenario’s en waarnemingen ......................................................................................... 11 3. MODELLERING ................................................................................................................. 13 3.1 Software ......................................................................................................................... 13 3.2 Omgevingscondities....................................................................................................... 14 3.3 Compartimenten ............................................................................................................. 16 3.4 Openingen ...................................................................................................................... 17 3.5 Materialen ...................................................................................................................... 17 3.6 Branden .......................................................................................................................... 18 3.6.1 Algemeen ................................................................................................................ 18 3.6.2 Meting Troned ........................................................................................................ 18 3.6.3 Resultaten meting bank ........................................................................................... 19 3.6.4 Resultaten meting matras ........................................................................................ 21 4. RESULTATEN .................................................................................................................... 23 4.1 Woonkamer branden ...................................................................................................... 25 4.1.1 Waarnemingen en Resultaten IFV .......................................................................... 25 4.1.2 Resultaten simulatie ................................................................................................ 27 4.1.3 Gebouwafhankelijke varianten ............................................................................... 29 4.1.4 Brandstofafhankelijke varianten ............................................................................. 32 4.1.5 Discussie simulaties ................................................................................................ 34
2
4.2 Slaapkamer branden ....................................................................................................... 35 4.2.1 Waarnemingen en Resultaten IFV .......................................................................... 35 4.2.2 Resultaten simulatie ................................................................................................ 37 4.2.3 Gebouwafhankelijke varianten ............................................................................... 40 4.2.4 Brandstofafhankelijke varianten ............................................................................. 43 4.2.5 Discussie simulaties ................................................................................................ 45 5. CONCLUSIE ....................................................................................................................... 46 6. REFERENTIES ................................................................................................................... 47 6.1 Verwijzingen .................................................................................................................. 47 6.2 Figuren ........................................................................................................................... 47
APPENDIX A - Plattegronden ................................................................................................... i APPENDIX B - Doorsnede ..................................................................................................... iii APPENDIX C - Inventarislijst .................................................................................................. iv APPENDIX D - Foto's metingen afbrandsnelheid matras en sofa ..........................................vii APPENDIX E - Invoer CFAST ................................................................................................ ix APPENDIX F - Uitvoer CFAST..............................................................................................xii APPENDIX G - Foto’s woning .............................................................................................. xiv
3
SAMENVATTING In het najaar van 2014 heeft de brandweeracademie in samenwerking met de gezamenlijke Nederlandse brandweerkorpsen een aantal praktijk experimenten georganiseerd. Met de experimenten worden drie onderwerpen onderzocht: het brandgedrag in een standaard Nederlandse woning met modern meubilair, de effectiviteit van rookmelders en de effectiviteit van de waterleidingsprinklers. De experimenten vonden plaats in voor de sloop bestemde jaren ‘30 tussenwoningen aan Marsweg te Zutphen. De gebruikte woningen zijn zoveel mogelijk identiek gehouden en identiek ingericht om enige vergelijkingen tussen de experimenten mogelijk te maken. Alle resultaten van deze metingen zijn verzameld, geanalyseerd en gerapporteerd door het IFV. Met de resultaten uit het rapport van het IFV zijn een aantal scenario’s gesimuleerd in een meerzone model in de applicatie CFAST. Het doel hiervan is om varianten te kunnen creëren en zo een gevoeligheid analyse te verwezenlijken. Dit ook om een indicatie te geven van wat er had kunnen gebeuren bij een wijziging van de scenario’s bij de uitgevoerde experimenten. Vanwege het feit dat een brand erg complex is, er veel variabelen zijn en er veel aannames gemaakt moeten worden bij een simulatie hiervan kunnen geen harde conclusies uit de modellen volgen. Wel kunnen deze simulaties een indicatie geven wat er te verwachten is. Tevens wordt duidelijk dat een kleine wijziging van ventilatie of vuurlast zeer grote veranderingen van het brandverloop teweeg kan brengen. De simulaties bevestigen conclusies uit het rapport van de IFV dat de woonkamerbranden ondergeventileerd waren. Afgaande op de resultaten van de simulaties met meer ventilatie ontstaat het vermoeden dat er een te lage vuurlast was in het geval van de woon- en slaapkamerbranden voor het ontstaan van een flashover.
4
1 INLEIDING In dit hoofdstuk zullen de uitgevoerde experimenten kort toegelicht worden. Het gaat om zeven praktijk experimenten welke een drietal onderzoeken omvatten, namelijk: het brandgedrag in een standaard Nederlandse woning met modern meubilair, de effectiviteit van rookmelders en de effectiviteit van de waterleidingsprinklers. Tot slot zal het doel van de samenwerking met de Techniche Universiteit Eindhoven (TU/e) toegelicht worden. 1.1 Brandgedrag In dit experiment wordt het brandverloop in een standaard gemeubileerde Nederlandse woonkamer, keuken en slaapkamer gemonitord. De overlevingskansen in de andere kamers van hetzelfde huis worden bepaald door verschillende gemeten parameters. Deze opstelling is vooral bedoeld als een beschrijvende studie van het brandgedrag waarvan de realistische waarde zeer hoog moet zijn. Het doel van dit experiment is om de ontwikkeling van brand zonder enige brandbestrijding te onderzoeken. Deze situaties worden gehandhaafd totdat er een uitbreiding van de brand naar de aangrenzende gebouwen ontstaat, of wanneer er brand in het dak ontstaat [1]. 1.2 Rookmelders Het doel van de rookmelders experimenten is om de omstandigheden te bepalen waarin rookmelders niet effectief zijn en welke aanpassingen of alternatieven geschikt zijn om de effectiviteit te verbeteren. Het ontwerp van de experimenten bevat apparatuur die meet wanneer rookmelders worden geactiveerd na een brand in verschillende kamers, het geluidsniveau in de verschillende ruimten en hoe lang na het activeren van de rookmelder er nog sprake is van een overleefbare situatie. Omdat de locaties van rookmelders direct worden geassocieerd met effectiviteit, moeten de basisvoorwaarden voor alle testopstellingen gelijk zijn [1]. 1.3 Waterleidingsprinklers Voor dit experiment is een sprinklerinstallatie geïnstalleerd in één woning. Het brandverloop van een woonkamerbrand in deze opstelling kan vergeleken worden met het brandverloop van de woonkamerbranden zonder sprinklers. Door deze vergelijking kan een indicatie voor de effectiviteit van dit systeem gegeven worden.
5
1.4 Doel Bij aanvang van de experimenten is een samenwerking met de TU/e gestart. Het project vanuit de TU/e loopt parallel aan de praktijk experimenten, dat wil zeggen dat er geen noemenswaardige invloed vanuit de TU/e is geweest in de opzet of uitvoer van de experimenten. De experimenten zijn nagebootst in een simulatieprogramma. Het doel van de simulaties is om deze te fitten aan de experimenten en vervolgens te variëren in de randcondities om de invloed ervan op het brandscenario te kunnen vaststellen.
6
2. PRAKTIJK EXPERIMENTEN In dit hoofdstuk worden de door het IFV uitgevoerde experimenten toegelicht. 2.1 Opzet Om een zo goed mogelijke vergelijking tussen de uitgevoerde experimenten te realiseren is steeds gekozen voor exact hetzelfde meubilair in de ruimte waar de brand begint en in de aangrenzende ruimtes. Ook is voor ieder experiment eenzelfde soort woning gebruikt. Het betreft een voor de sloop bestemde jaren ‘30 tussenwoning aan Marsweg te Zutphen. Indien vanwege capaciteit een tussenwoning niet beschikbaar is, dan is er voor een hoekwoning gekozen. In dit geval worden de daglicht openingen aan de desbetreffende langsgevel aan de binnenkant afgeschermd met een brandwerend materiaal zodat een vergelijkbare lay-out met een tussenwoning ontstaat. Alle gebruikte woningen hebben zeer vergelijkbare plattegronden, er zijn een viertal variabelen, namelijk: Ten eerste, het vloerplan van een woning kan gespiegeld zijn ten opzichte van een andere woning. Ten tweede, de deur van de gang naar de woonkamer kan parallel aan de voordeur aan de kopse kant van de gang geplaatst zijn, dan wel haaks op de voordeur in de langswand van de gang. Ten derde, er zijn verschillen in glasgebruik en samenstelling van de raampartijen in woonkamers geconstateerd. Tenslotte, de slaapkamer aan de tuinzijde is de ene keer uitgerust met een dakkapel en de ander keer met tweetal eenvoudige dakramen. Deze variabelen daargelaten zijn de woningen generiek, een voorbeeld plattegrond is te zien in figuur 2.1 en2.2 en in bijlage A. Figuur 2.1 en 2.2: Plattegrond begane grond resp. verdieping
7
2.2 Varianten In tabel 2.1 en 2.2 zijn alle varianten van de experimenten weergegeven. Er is gevarieerd met de plaats van ontstaan, object van ontstaan en de hoeveelheid ventilatie. De inrichting in de relevante ruimtes is constant gehouden. Tabel 2.1: Scenario’s praktijkexperimenten No
Onderzoek
Ontstaansruimte
Object
Inrichting
Pre test
RB + RM
Woonkamer
Bank
Compleet
1
RB + RM
Slaapkamer
Bed
Boven
2
RB + RM
Keuken
Friteuse
Beneden
3
RB + RM
Woonkamer
Bank
Compleet
4
RB + RM
Woonkamer
Bank
Compleet
5
RB + RM
Woonkamer
TV
Compleet
W
WL
Woonkamer
Bank
Compleet
6
RB + RM
Slaapkamer
Bed
Boven
Tabel 2.2: Scenario’s praktijkexperimenten (vervolg) No
Pre test
Voordeur*
Dicht
Deur slk
Deur slk
Deur
Deur
Ventilatie
Ventilatie
straat
achter
woonk/hal
keuken
Beneden*
Boven*
Open
Dicht
Open
Open
Geen
Geen
Dicht
Dicht
Dicht
Open
Geen
Raam slk straat
/Open 1
Dicht
open 2
Dicht
Open
Dicht
Dicht
Open
Achterdeur
Geen
3
Dicht
Open
Dicht
Open
Open
Geen
Raam slk straat open
4
Dicht
Open
Dicht
Dicht
Open
Geen
Raam slk straat open
5
Dicht
Open
Dicht
Open
Open
Achterdeur
Raam slk straat open
W
Dicht
Open
Dicht
Open
Open
Geen
6
Dicht
Open
Open
Dicht
Open
Geen
2 x Raam slk straat open
*In deze tabel staan de gegevens van de initiële scenario’s, in enkele gevallen is tijdens het verloop van de brand het scenario aangepast.
8
2.4 Inrichting In bijlage C is een complete inventarislijst gegeven met de gewichten en de verbrandingswaarden van alle afzonderlijke items. In figuur 2.3 en 2.4 zijn de plattegronden van een woning inclusief inventaris weergegeven. De totale vuurlast van de woning is per ruimte gesommeerd in tabel 2.3. Tabel 2.3: Totale variabele vuurbelasting Ruimte Woonkamer Keuken Hal Overloop Slaapkamer voor Slaapkamer acht. TOTAAL
Vuurlast [MJ] 6294 2667 401 264 2892 1880 14399
Oppervlak Vuurbelasting 2 [m ] [MJ/m2] 24.8 254 6.0 444 3.0 134 4.3 61 10.8 268 9.3 202 58.2 247
De gemiddelde vuurbelasting aanwezig door de inrichting (variabele vuurbelasting) in de woningen bedraagt 247 MJ/m2. Bij een normale woning wordt vaak uitgegaan van een variabele vuurbelasting van 870 MJ/m2[2]. Dit gegeven, kan de vuurlast in deze scenario’s als zeer laag beschouwd worden.
9
Figuur 2.3 en 2.4: Indeling begane grond resp. verdieping
10
2.5 Scenario’s en waarnemingen In deze paragraaf worden kort de scenario’s en eigen waarnemingen omschreven. Een uitgebreidere omschrijving van de scenario’s dan wel waarnemingen zijn te vinden in de rapportage van het IFV. No. 1 Maandagmiddag: Slaapkamerbrand, in dit scenario ontstaat er brand in een tweepersoonsbed in de slaapkamer aan de straatzijde. Eén raam van deze kamer staat op een kier open. De aangrenzende kamer is ingericht als een kinderkamer. De deuren naar de gangen van deze kamers zijn gesloten, evenals de deur van de hal op de begane grond naar de woonkamer. De matras brandt op, de rest van het meubilair gaat niet mee branden. Er is slechts een rookpluim door het raam te zien, meer is er niet van buiten te zien. No. 2 Dinsdagochtend: Het ontstaansobject is een friteuse zonder werkende thermostaat waardoor deze ontvlamt. De keukenbrand slaat niet over naar de woonkamer, de keuken brandt wel volledig uit. No. 3 Dinsdagmiddag: Woonkamerbrand waarbij de bank wordt aangestoken, alleen de tegen de muur geplaatste bank brandt op, de andere bank blijft intact. No. 4 Woensdagochtend: Woonkamerbrand waarbij de bank wordt aangestoken, alle deuren en ramen zijn gesloten m.u.v. de keukendeur. Geen uitslaande brand, lijkt zuurstof beheerst. No. 5 Woensdagmiddag: Woonkamerbrand met de TV als ontstaansobject. De brand ontwikkelt zich vrij waardoor al snel het kleine raampje van enkel glas achter de TV bezwijkt. De voordeur wordt geopend zodra de rookmelder in de kamer afgaat. De brand slaat over op de twee fauteuils, daarna zakt de temperatuur, in de keuken brand niets mee. Dan wordt de voordeur gesloten en laait het vuur weer op.
11
No. W Donderdagochtend: Woonkamerbrand waarbij de bank wordt aangestoken. De sprinklers zorgen ervoor dat de brand niet uitbreidt, de brand blijft in de bank, deze brand van binnenuit verder. De brandweer was nog wel nodig voor het nablussen. De sprinklers doven in dit geval het vuur dus niet, echter zorgt het wel voor een verlenging van de vluchttijd. No. 6 Donderdagmiddag: Slaapkamerbrand met meer ventilatie ten opzichte van scenario 1. Er ontstaat in zeer korte tijd een temperatuurstijging tot 700 °C, de temperatuur neemt dan weer snel af. De kast gaat niet meebranden in eerste instantie. De brand blijft beperkt tot het bed en ontwikkelt niet verder. Later (t > 30 min) wordt de kast op het smeulende bed gegooid en worden er deuren opengezet waardoor er alsnog een woningbrand met uitslaande vlammen ontstaat.
12
3. MODELLERING Om meer scenario’s te evalueren worden eerst een aantal experimenten nagebootst in een meerzone model in de applicatie CFAST versie 6. Vervolgens kan gekeken worden wat het brandverloop naar verwachting zal zijn als de initiële scenario’s aangepast worden. In dit hoofdstuk wordt het model met de bijbehorende invoer in CFAST besproken. 3.1 Software Voor de simulaties is het programma CFAST versie 6 gebruikt. CFAST is een meerzone model dat de verandering in de verdeling van de rook, gassen en temperatuur in compartimenten van een gebouw kan modelleren tijdens een brand. De simulatie wordt uitgevoerd door middel van gewone differentiaalvergelijkingen. Deze vergelijkingen zijn afgeleid van de wet van het behoud van massa, het behoud van energie, de ideale gaswet en relaties tussen de dichtheid en de interne energie van materialen. In CFAST wordt elk compartiment verdeeld in twee gaslagen. Van ieder ingevoerd compartiment worden als functie van de tijd parameters zoals luchtdruk, rooklaag, hoogte en temperaturen in de twee lagen berekend[3].
13
3.2 Omgevingscondities In tabel 3.1, figuur 3.1 en 3.2 zijn de gemeten buitentemperatuur en relatieve luchtvochtigheid weergegeven van het dichtstbijzijnde weerstation van het KNMI te Deelen. Tijdens de experimenten in oktober is er gemiddeld sprake van een temperatuur van 12,5 °C en een relatieve luchtvochtigheid (RV) van 83%. Dit geeft een absolute luchtvochtigheid van 8,8 g/m3. Aangezien de woningen geruime tijd leeg staan en onverwarmd zijn wordt in de simulatie voor de binnen condities dezelfde absolute luchtvochtigheid als voor de buiten condities aangehouden. De gemeten binnentemperatuur bij de experimenten is gemiddeld 14,4 °C, dit geeft een RV van 73% bij een absolute luchtvochtigheid van 8,8 g/m3. In tabel 3.2 zijn de ingevoerde omgevingscondities weergegeven.
Table 3.1: Meteorologische data KNMI weerstation Deelen Datum 20-10-2014 21-10-2014 22-10-2014 23-10-2014 Gemiddeld
Tijd 10:00 14:00 10:00 14:00 10:00 14:00 10:00 14:00 10:00 14:00 10:00/14:00
Windsnelheid [m/s] 5 6 8 6 7 6 5 5 6 6 6
Temperatuur [°C] 14.5 15.5 11.8 11.9 11.5 11.7 11.6 11.5 12.4 12.7 12.5
RV [%] 90 79 95 89 73 71 80 90 85 82 83
Tabel 3.2 ingevoerde omgevingscondities Ambient Conditions
Interior
Exterior
Temperature Pressure Relative humidity Elevation Temperature Pressure Power law Wind speed Elevation Scale height
14.4 101300 73 0 12.5 101300 0.16 6 0 10
°C Pa % m °C Pa % m/s m m 14
Temperature [°C]
18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 20-10-2014
Time [24h] 21-10-2014 22-10-2014
23-10-2014
Figuur 3.1 Buiten temperatuur Deelen
100
Relative Humidity [%]
95 90 85 80 75 70 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 20-10-2014
Time [24h] 21-10-2014 22-10-2014
23-10-2014
Figuur 3.2 Relatieve luchtvochtigheid Deelen
15
3.3 Compartimenten De werkelijke geometrie is zoveel mogelijk overgenomen in het programma. De maten zijn afgerond op decimeters, dit om er voor te zorgen dat met het model snel varianten en resultaten gegenereerd kunnen worden. Een grotere nauwkeurigheid in de afmetingen lijkt naar verwachting tot nagenoeg dezelfde resultaten. Alle ruimtes worden in het model ingevoerd als een balk-vorm waarvan de lengte, breedte en hoogte naar gelang varieert. De woonkamer is opgedeeld in twee ruimtes met een volledige opening hier tussen. De precieze dimensies van de compartimenten en de coördinaten zijn weergegeven in figuur 3.3 en 3.4.
Figuur 3.3 en 3.4: vereenvoudigde plattegrond en coördinaten begane grond resp. verdieping
16
3.4 Openingen Alle deuren en ramen zijn ook ingevoerd en kunnen afhankelijk van het scenario als open of dicht gesimuleerd worden. Om de lekverliezen van deze woningen te compenseren is er gekozen om een speelt van 3 mm over de gehele gevel aan de voor- en achterkant van het model te plaatsen. Ter compensatie van de lekverliezen in het dak worden in de plafonds van ruimtes op de verdieping een opening van 65 cm2 per ruimte aangehouden. Het oppervlak aan lekverliezen is dus: verticaal 0.003*(2.8+2.4)*2 = 0.0312 m2 = 312 cm2, horizontaal 4*65 = 260 cm2, totaal 312+260=572 cm2. 3.5 Materialen Van de muren, vloeren en plafond dienen de materialen ingevoerd te worden. Er kan gekozen worden uit een aantal standaard materialen of er kan handmatig een materiaal toegevoegd worden. De gekozen materialen zijn weergegeven in tabel 3.2. Tabel 3.2: Materiaal invoer Onderdeel
Materiaal
Plafond
Gypsum Board (5/8 in)
Muren
Brick, Common (3 in)
Vloer
Plywood (1/2 in)
17
3.6 Branden 3.6.1 Algemeen Van twee onstaansobjecten, de gebruikte bank en matras, is het brandverloop gemeten op Troned. De invoer van de overige meubels is gerealiseerd door gebruik te maken van standaard templates voor meubels gegeven in de applicatie. Deze templates zijn naar verhouding van het gewicht van de geplaatste meubels aangepast om een zo realistisch mogelijk beeld te krijgen. Bijvoorbeeld een meubel van de template is ongeveer 3 keer zo zwaar dan een gebruikt meubel. Dan kan het brandverloop geschat worden door zowel de tijd als de Heat Release Rate (HRR) door √3 te delen, hierdoor is het oppervlak en dus het totale brandvermogen onder de grafiek ongeveer 3 maal zo klein. De ignigtion value, oftewel de ontstekingswaarde, is ingesteld op een straling van 20 tot 30 kW/m2. Dit betekent dat bij een straling vanaf 20-30 kW/m2 de meubels mee gaan branden. Er is gekozen voor deze waarde omdat uit onderzoek blijkt dat een dergelijke straling pas in een korte tijd (t<60s) cellulose en synthetische materialen ontvlammen: 10 kW / m2: Schroeien van sommige materialen; smelten van sommige thermoplasten. 20 kW / m2: Sommige cellulose en synthetische ontsteken in t<60s. 30 kW / m2: Zelfontbranding van vele brandstoffen in 0-30s (hout in> 30s). [4] 3.6.2 Meting Troned Er is gekozen om van de ontstaansobjecten het brandverloop te bepalen en niet te schatten omdat deze zeer bepalend zijn voor het brandverloop in de situaties. Door deze metingen worden de simulaties nauwkeuriger en betrouwbaarder omdat minder randvoorwaarden geschat zijn. Het te meten object is geplaatst op een weegschaal en vervolgens aangestoken. Het gewicht en de tijd worden continu geregistreerd. Met deze data kan naderhand de gewichtsafname en verbrandingssnelheid bepaald worden. Door de verbrandingssnelheid te vermedigvuldigen met de verbrandingswaarde wordt de HRR bepaald. Een versimpelde grafiek voor de HRR kan vervolgens gebruikt worden als invoer in C-fast. Elke experiment is tweemaal uitgevoerd, het gemiddelde hiervan is gebruikt voor de bepaling van de HRR. Foto’s van de experimenten te Torned zijn te vinden in bijlage D.
18
3.6.3 Resultaten meting bank Als bank is het type Klippan, twee-zits van de Ikea gebruikt. De aangehouden verbrandingswaarde is 20 MJ/kg, deze waarde is gekozen op basis van geraadpleegde literatuur [5]. In figuur 3.5 zijn de metingen weergegeven, de verwerkte data is te zien in figuur 3.6 en 3.7. Gewicht bank 55 50 45
Gewicht [kg]
40 35 30
Sofa 1
25
Sofa 2
20
Gem
15 10 5 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Tijd [min]
Figuur 3.5: Meting gewicht bank na onsteken op t=0 HRR - gemiddelde sofa 1 en 2
1800 1600 1400 HRR [kW]
1200 1000 800 600 400 200 0 0
5
10
15 Tijd [min]
20
25
30
Figuur 3.6: Gemiddelde HRR bank
19
HRR - invoer sofa C-Fast
1800 1600 1400 HRR [kW]
1200 1000 800 600 400 200 0 0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
Tijd [s]
Figuur 3.7: Vereenvoudige weergave HRR bank t.b.v. invoer in CFAST
20
3.6.4 Resultaten meting matras Als matras is type Jomna van de Ikea gebruikt met de afmetingen van 140x200 cm. Op basis van geraadpleegde literatuur is gekozen voor een verbrandingswaarde is 30 MJ/kg [5]. In figuur 3.8 zijn de metingen weergegeven, de verwerkte data is te zien in figuur 3.9 en 3.10.
Gewicht matras 18 17 16 Gewicht [kg]
15 14 13
Matras 1
12
Matras 2
11
Gem
10 9 8 0
1
2
3
4
5
6
7
Tijd [min]
Figuur 3.8: Meting gewicht matras na onsteken op t=0
21
HRR - gemiddelde matras 1 en 2
2500
HRR [kW]
2000 1500 1000 500 0 0
1
2
3
4
5
6
7
Tijd [min]
Figuur 3.9: Gemiddelde HRR matras
HRR - invoer matras C-Fast
2500
HRR [kW]
2000 1500 1000 500 0 0
50
100
150
200
250
300
350
400
Tijd [s]
Figuur 3.10: Vereenvoudige weergave HRR matras t.b.v. invoer in CFAST
22
4. RESULTATEN De resultaten van experimenten zijn goed met elkaar te vergelijken indien er in de betreffende scenario’s gevarieerd is met slechts één variabele. Dit is het geval bij de slaapkamer branden bij experiment 1 en 6 en bij de woonkamer branden bij experiment 3 en 4, zie tabel 5.1. Bij de slaapkamer branden is gevarieerd met de ventilatie door een extra raam en de deur open te zetten. Bij de desbetreffende woonkamer branden is ook gevarieerd met de ventilatie, er is geen ventilatie toegepast of ventilatie door middel van de gangdeur. Deze woonkamer branden zijn niet te vergelijken met de woonkamer brand van experiment 5 aangezien hier twee variabelen veranderd zijn, namelijk de ventilatie en het ontstaansobject. Experiment 2 en W staan ook los van andere scenario’s, evenals experiment 5 worden deze buiten beschouwing gehouden met de simulaties. Tabel 4.1: Beknopte weergave scenario’s praktijk experimenten No
Ontstaansruimte
Object
1
Slaapkamer
Bed
Ventilatie beneden Geen
2
Keuken
Friteuse
Achterdeur
3
Woonkamer
Bank
Geen
4
Woonkamer
Bank
Hal deur
5
Woonkamer
TV
Achterdeur
W
Woonkamer met sprinklers Slaapkamer
Bank
Geen
Bed
Geen
6
Ventilatie boven Raam slk straat open Geen Raam slk straat open Raam slk straat open Raam slk straat open Raam slk straat open 2 x Raam slk straat open + deur
23
Van
de
gefitte
modellen
is
een
gevoeligheidanalyse
uitgevoerd,
zowel
een
brandstofafhankelijke als een gebouwafhankelijk gevoeligheidsanalyse, zie tabel 4.2. In het eerste geval zal de hoeveelheid brandstof gevarieerd worden. Er is gekozen in het geval van de slaapkamerbranden om de vuurlast van de matras te verdubbelen, te verdrievoudigen en te verviervoudigen. Bij de woonkamerbranden is een zelfde variatie gemaakt met de banken. Bij de gebouwafhankelijk gevoeligheidsanalyse zal de hoeveelheid ventilatie gevarieerd worden door de daglicht opening te openen voor 0, 25, 50 of 100%. Tabel 4.2: Varianten simulaties Brandstofafhankelijk Gebouwafhankelijk Vuurlast ontstaansobject [factor] Ramen open [%] 1 2 3 4
0 25 50 100
24
4.1 Woonkamer branden 4.1.1 Waarnemingen en Resultaten IFV Er zijn twee vergelijkbare woonkamerbranden uitgevoerd waarbij het ontstaansobject en het meubilair hetzelfde waren. Er is hier gevarieerd met de hoeveelheid ventilatie, alle overige randcondities zijn zoveel mogelijk gelijk gehouden. In experiment 3 is gekozen om alles gesloten te houden. Bij experiment 4 vind er ventilatie plaats door de deur naar de gang open te houden en op de verdieping een slaapkamerdeur open te houden met een raam van die kamer geopend. Hierdoor is er ventilatie mogelijk via het trappenhuis en dat raam.
Experiment 3 Na het ontsteken van de brand in de bank loopt de temperatuur in de woonkamer snel op tot 450 °C binnen vijf minuten. Na deze piek neemt de temperatuur snel af tot 70°C op T=26. Vanaf T=27 stijgt de temperatuur weer tot een piek van 244 °C op T=29. Deze stijging is het gevolg van het inbranden van de vloer ter plaatse van de bank waardoor er weer meer brandstof ontstoken is en meer zuurstof beschikbaar komt [6]. Zie figuur 4.1.
Experiment 4 Na het ontsteken van de bank volgt een snelle temperatuur stijging tot ongeveer 300 °C na 5 minuten. Vervolgens daalt de temperatuur tot 145 °C op T=10, daarna stijgt de temperatuur geleidelijk naar 206 °C. Na 58 minuten wordt de keukendeur geopend waardoor de brand oplaait en de temperatuur weer snel stijgt tot 700°C, hierna wordt tot blussen overgegaan [6]. Zie figuur 4.2.
25
Figuur 4.1: Experiment 3 - Woonkamerbrand met haldeur open [6]
Figuur 4.2: Experiment 4 - Woonkamerbrand met binnendeuren dicht [6]
26
4.1.2 Resultaten simulatie De weergegeven modellen in figuur 4.3 en 4.4 bestaan uit een gefitte situatie van de experimenten 3, respectievelijk 4. Deze komen redelijk overeen met de gemeten waarde. De volgende aannames zijn gemaakt: - Het overige meubilair ontvlamt bij een straling van 20 kW/m2. - Het huis brandt zelf niet meer (vloer e.d.) model experiment 3 - gas temperature living 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
upper layer back
15
20
25
30 35 40 45 t [min] lower layer back upper layer front
50
55
60
lower layer front
Figuur 4.3: Temperatuurverloop van het model van praktijkexperiment 3 model experiment 4 - gas temperature living 800 700 600 T [°C]
500 400 300 200 100 0 0
5
10
upper layer back
15
20
25
30 35 40 45 t [min] lower layer back upper layer front
50
55
60
lower layer front
Figuur 4.4: Temperatuurverloop van het model van praktijkexperiment 4
In beide simulaties blijven de branden beperkt tot de plaats van ontstaan, de bank. Er vindt geen flashover plaats. 27
model experiment 3 - O2 concentration living 0.25
O2 [%]
0.2
0.15
0.1
0.05
0 0
5
10
upper layer back upper layer front
15 t [min]
20
25
30
lower layer back lower layer front
Figuur 4.5: O2-concentratie verloop van het model van praktijkexperiment 3
model experiment 4 - O2 concentration living 0.25
O2 [%]
0.2
0.15
0.1
0.05
0 0
5 upper layer back upper layer front
10
15 t [min]
20
25
30
lower layer back lower layer front
Figuur 4.6: O2-concentratie verloop van het model van praktijkexperiment 4
28
4.1.3 Gebouwafhankelijke varianten Als basismodel is het model van experiment 4 gebruikt, de gangdeur naar de woonkamer is dicht. Ten alle tijde aanwezig zijn de lekverliezen en het ventilatie rooster aan de voorkant van de woning en in de keuken. Het raam van de voorkant is ten alle tijde dicht gesimuleerd, de variabelen zijn gemaakt door de ramen aan de achterzijde van de woonkamer te openen voor het desbetreffende percentage. In tabel 4.2 is een overzicht weergegeven van de gemaakte gebouwafhankelijke woonkamerbrand simulaties. Tabel 4.2: gebouwafhankelijke woonkamerbrand simulaties Ramen open [%] 0 25 50 100
Model No Figuur 1.1 4.7 1.2 4.8 1.3 4.9 1.4 4.10
model 1.1 - ventilation 0% 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.7: Temperatuurverloop model 1.1
29
model 1.2 - ventilation 25% 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.8: Temperatuurverloop model 1.2
model 1.3 - ventilation 50% 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.9: Temperatuurverloop model 1.3
30
model 1.4 - ventilation 100% 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.10: Temperatuurverloop model 1.4 In geen van de simulaties was de straling hoger dan 20 kW/m2 waardoor de brand beperkt is gebleven tot de bank. Er is dus in geen van de gevallen sprake van een flashover.
31
4.1.4 Brandstofafhankelijke varianten Als basis situatie is gekozen voor het model met de gangdeur open, boven het raam op een kier, en beneden het kleine achterraam voor de helft open. In tabel 4.3 is een overzicht te vinden van de gemaakte brandstofafhankelijke woonkamerbrand simulaties. Tabel 4.3: brandstofafhankelijke woonkamerbrand simulaties Vuurlast ontstaansobject [factor] Model No 1 2 3 4
Figuur 2.1 2.2 2.3 2.4
4.11 4.12 4.13 4.14
model 2.1 - fire load by default 800 700 600 T [°C]
500 400 300 200 100 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.11: Temperatuurverloop model 2.1 Geen flashover
32
model 2.2 - fire load factor 2 800 700 600 T [°C]
500 400 300 200 100 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.12: Temperatuurverloop model 2.2 Flashover naar salontafel, TV, stoelen en boekenkast model 2.3 - fire load factor 3 800 700 600 T [°C]
500 400 300 200 100 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.13: Temperatuurverloop model 2.3 Totale flashover
33
model 2.4 - fire load factor 4 800 700 600 T [°C]
500 400 300 200 100 0 0
5 10 15 upper layer back t [min] upper layer front
20 25 30 lower layer back lower layer front
Figuur 4.14: Temperatuurverloop model 2.4 Totale flashover
4.1.5 Discussie simulaties Uit de simulaties blijkt dat de branden van de uitgevoerde experimeten ondergeventileerd waren. Dit blijkt uit de gesimuleerde zuurstof concentraties van de experimeten alswel de gesimuleerde varianten omdat een vergroting van de ventilatie zorgt voor een significant verschillend temperatuurverloop. Echter blijkt ook uit de simulaties ook dat wanneer de ventilatie verhoogt word dat de vuurlast aanvankelijk in de basis situaties te laag is om een flashover te creëren. Pas wanneer de vuurlast verhoogt wordt kan er wel een flashover ontstaan. In de praktijk experimenten ontstond ook geen flashover binnen T=30 min, dit is dus te verklaren doordat er naast te weinig ventilatie ook een te lage vuurlast was.
34
4.2 Slaapkamer branden 4.2.1 Waarnemingen en Resultaten IFV Er zijn twee slaapkamerbrand experimenten uitgevoerd, experiment no. 1 en 6. Hierbij is gevarieerd in de hoeveelheid ventilatie, de overige randvoordwaarden zoals het meubilair en de plaats van het ontstaan van de brand zijn gelijk gehouden. In experiment 1 is de deur van de ruimte gesloten en één raam op een kier van ongeveer 10-15 cm gehouden. In experiment 6 is gekozen voor meer ventilatie door de slaapkamerdeur open te houden en twee ramen op een kier te zetten.
Experiment 1 Na 4:18 minuut is een piektemperatuur van 287 °C bereikt in de bovenste luchtlaag. Daarna neemt de temperatuur af en er ontstaat vervolgens een patroon van stijgen en dalen met een steeds lagere piekwaarde [6]. Zie figuur 4.15.
Experiment 6 Na 3:29 wordt een piek bereikt van 802 °C, daarna daalt de temperatuur snel tot 223 °C en stijgt daarna tot de tweede piek van 395 °C op 6:29 minuten. Vervolgens neemt de temperatuur geleidelijk af [6]. Zie figuur 4.16.
In beide experimenten is de brand tenminste de eerste 30 minuten beperkt gebleven tot het bed. De andere meubels en het gebouw zelf zijn niet meegebrand. Bij experiment 6 is de brand na het vergaren van voldoende data aangejaagd door meubels te verplaatsen en de voordeur van het pand te openen.
35
Figuur 4.1 4.15:: Experiment 1 – Slaapkamer Slaapkamerbrand brand met één raam op een kier [6]
Figuur 4.1 4.16:: Experiment 6 - Slaapkamerbrand met twee ramen op een kier en gangdeur open [6]
36
4.2.2 Resultaten simulatie
T [°C]
Met de modellen van de experimenten is getracht zoveel mogelijk de gemeten situatie te simuleren. Hierbij zijn de volgende aannames gemaakt bij experiment 1, is het op een kier staande raam gemodelleerd doormiddel van een open vlak van 150 x 900 mm. Onder de dichte deur naar de gang is een spleet van 2 cm gemodelleerd. Bij het model van experiment 6 is het tweemaal op een kier staande raam gemodelleerd door middel van tweemaal een open vlak van 150 x 900 mm. De deur naar de gang is open gemodelleerd. In beide simulaties is aangenomen dat het nachtkastje en de klerenkast ontvlammen bij een straling van > 25 kW/m2. Een iets hogere waarde dan bij de woonkamerbranden vanwege een zeer korte piek van de matras waardoor anders alles te snel zal meebranden. Verder is geen rekening gehouden met het mee branden van het gebouw zelf (vloer e.d.). model experiment 1 - gas temperature bedroom streetside
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 t [min]
upper layer
20
25
30
lower layer
T [°C]
Figuur 4.17: Temperatuur verloop van het model van praktijkexperiment 1 model experiment 6 - gas temperature bedroom streetside
600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10 upper layer
15 t [min]
20
25
30
lower layer
Figuur 4.18: Temperatuurverloop van het model van praktijkexperiment 6 37
38
model experiment 1 - O2 concentration 0.25
O2 [%]
0.20
0.15
0.10
0.05
0.00 0
5
10
upper layer
15 t [min]
20
25
30
lower layer
Figuur 4.19: O2-concentratie verloop van het model van praktijkexperiment 1
model experiment 6 - O2 concentration 0.25
O2 [%]
0.20
0.15
0.10
0.05
0.00 0
5
10
upper layer
15 t [min]
20
25
30
lower layer
Figuur 4.20: O2-concentratie verloop van het model van praktijkexperiment 63
39
4.2.3 Gebouwafhankelijke varianten Als basis is het model gesimuleerd met de gang deur dicht en alle ramen dicht. Vervolgens is een raam van 600x900mm stapsgewijs geopend. Als het raam 25% open is dan is de situatie vergelijkbaar met één raam op een kier open, en bij 50% twee ramen op een kier open. In tabel 4.4 is een overzicht te vinden van de gemaakte gebouwafhankelijke slaapkamerbrand simulaties. Tabel 4.4: gebouwafhankelijke slaapkamerbrand simulaties Raam open [%] 0 25 50 100
Model No Figuur 3.1 4.21 3.2 4.22 3.3 4.23 3.4 4.24
model 3.1 - 0% ventilation 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.21: Temperatuurverloop model 3.1
40
model 3.2 - 25% ventilation 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.22: Temperatuurverloop model 3.2
model 3.3 - 50% ventilation 500 450 400 350 T [°C]
300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.23: Temperatuurverloop model 3.3
41
model 3.4 - 100% ventilation 550 500 450 400 T [°C]
350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.24: Temperatuurverloop model 3.4
42
4.2.4 Brandstofafhankelijke varianten Als basis situatie is gekozen voor het model met de gangdeur open en boven twee ramen op een kier (experiment 6). In tabel 4.5 is een overzicht te vinden van de gemaakte brandstofafhankelijke slaapkamerbrand simulaties. Tabel 4.5: brandstofafhankelijke slaapkamerbrand simulaties Vuurlast ontstaansobject [factor] Model No 1 2 3 4
Figuur 4.1 4.2 4.3 4.4
4.25 4.26 4.27 4.28
model 4.1 - fire load by default 550 500 450 400 T [°C]
350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.25: Temperatuurverloop model 4.1 Geen flashover
43
T [°C]
model 4.2 - fire load factor 2 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.26: Temperatuurverloop model 4.2 Flashover
T [°C]
model 4.3 - fire load factor 3 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.27: Temperatuurverloop model 4.3 Flashover
44
T [°C]
model 4.4 - fire load factor 4 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0
5
10
15 20 25 t [min] upper layer lower layer
30
Figuur 4.28: Temperatuurverloop model 4.4 Flashover 4.2.5 Discussie simulaties Uit de simulaties blijkt dat bij één raam open de brand onder geventileerd is (model 3.2 - 25% ventilatie), dit blijkt uit een getemperd brandverloop ten opzichten van de andere modellen. Bij twee ramen op een kier open is er bijna genoeg ventilatie voor een volledige verbranding van de matras (model 3.3 - 50%ventilatie). Echter een goede volledige verbranding vind pas plaats bij de simulatie van één raam volledig geopend (model 3.4 – 100% ventilatie).
Als de brandlast in de situatie met twee ramen op een kier geopend verhoogd zou worden zal sneller een flashover optreden. De modellen zijn echter niet goed genoeg gefit om hier scherpe conclusies uit te trekken. Tevens tonen de modellen 4.2 en 4.3 een error na T= ±11 min, de oorzaak hiervan is onbekend maar waarschijnlijk is het een bug in het programma aangezien de vergelijkbare modellen 4.1 en 4.4 met minder respektievelijk meer brandlast wel naar behoren werken.
45
5. CONCLUSIE Hoe de branden daadwerkelijk hadden verlopen bij een wijziging van het scenario kan niet gezegd worden op basis de resultaten van de simulaties. Daarvoor is een brand te complex, zijn er teveel variabelen en moeten er teveel aannames gemaakt worden. Deze resultaten geven wel een indicatie van wat er te verwachten is. Hierbij wordt vooral duidelijk dat een kleine wijziging van ventilatie of vuurlast zeer grote veranderingen op het brandverloop te weeg kan brengen. Uit het praktijkexperiment bleek dat de woon- en slaapkamerbranden onder geventileerd waren. De simulaties van de woonkamerbranden geven het zelfde beeld en blijken onder geventileerd, van de slaapkamerbranden kan dit niet bevestigd worden omdat deze modellen niet goed genoeg gefit zijn. Tijdens de praktijk experimenten is geen flashover ontstaan binnen T=30 zonder het veranderen van het scenario. Echter, dit betekent niet dat wanneer er meer ventilatie was geweest er wel een flashover was geweest binnen de genoemde tijd. De simulaties trekken dit zeer in twijfel. Bij de woonkamerbranden blijkt dat de vuurlast te laag is voor het ontstaan van een flashover ook al is er voldoende ventilatie. Ook bij de simulaties van de slaapkamerbrand ontstaat dit vermoeden.
46
6 REFERENTIES 6.1 Verwijzingen [1] Hans Hazebroek, Voorstel onderzoek OBI/Rembrand/Rookmelders, Instituut Fysieke Veiligheid, Brandweeracademie, Arnhem, 2014 [2] http://www.nieman.nl/wp-content/uploads/2012/04/Fysisch-brandmodel_Normalisatiefysische-brandmodel_Statistische-en-probabilistische.pdf 11-12-2014 [3] Richard D. Peacock, Glenn P. Forney, Paul A. Reneke, CFAST – Consolidated Model of Fire Growth and Smoke Transport (Version 6) Technical Reference Guide, NIST Special Publication, 2011 [4] John D. de Haan en David J. Icove, Kirk’s fire investigation, Pearson Education (US), 7th Revised edition, 2011 [5] Rudolf Haufe Verlag, Brandlastberechnung BBS, Berlijn, 1990 [6] H. Hazenbroek et. all., Rembrand, Instituut Fysieke Veiligheid, Brandweeracademie, Arnhem, 2014 6.2 Figuren 2.1, 2.2
TDC tekenkamer, i.o.v. woonbedrijf Ieder1, 2007
4.1, 4.2, 4.15, 4.16
H. Hazenbroek et. all., Rembrand, Instituut Fysieke Veiligheid, Brandweeracademie, Arnhem, 2014
Alle ander figuren, ook in de bijlages, zijn door de auteur geproduceerd.
47
APPENDIX C - Inventarislijst VUURLAST WOONKAMER
Aantal
Gewicht [kg]
Verbrandingswarmte [MJ/kg]
Vuurlast [MJ]
spaanplaat/hout/polyester
2
53.5
20
2140
Pello Poang Lack Hampen
staal/berkenfineer /polyester watten houtfineer spaanplaat en papier polypropeen
2 1 1 2
16.8 6.4 10.0 11.4
20 19 19 19
672 121.6 190 433
Boekenkast laag Boeken (batch) Staande lamp Schilderij AV Set
Kallax Holmo Kloxhuit Philips
spaanplaat en hardboard papier (rijstepapier) hardboard kunststof
1 1 2 1 1
19.0 10.0 1.0 2.1 5.0
19 17 17 19 42
361 170 34 40 210
Kussens Plaid
Krakis Krakis
(0,2 kg / stuk Polyester) Polyester
8 2
1.0 0.4
42 42
336 34
Item
Merk/type
Materiaal
Bank
Klippan
Stoel Poef Salontafel Vloerkleed
ZITHOEK
SUBTOTAAL ACHTERKAMER Dummy TV store Lack (90 x TV meubel 55) Boekenkast hoog Gersby Boeken (batch)
136.6
4741
kunststof
1
3.7
40
148
spaanplaat
1
6.0
19
114
spaanplaat papier
1 1
18.0 20.0
19 17
342 340
SUBTOTAAL VOORKAMER Tafel Ingo
grenen
1
15.0
19
285
Tafelstoelen Gordijnen
staal rugleuning polypropeen) 70% polyester
4 2
3.0 1.0
20 42
240 84
Adde Vivan
47.7
SUBTOTAAL TOTALE VUURLAST WOONKAMER
944
19
609
203.3
6294
VUURLAST KEUKEN
Item
Merk/type
Materiaal
Kastjes Handoeken
-
spaanplaat en hardboard katoen
TOTAAL
Aantal
Gewicht [kg]
Verbrandingswarmte [MJ/kg]
Vuurlast [MJ]
1 2
140.0 0.2
19 17.4
2660 7
140.2
2667
iv
VUURLAST HAL BG
Item Kapstok Kastje Kleding
Merk/type Tjusig -
Materiaal spaanplaat en staal vuren katoen
Aantal 1 1 1
Gewicht [kg] 2.9 15.0 5.0
TOTAAL
Verbrandingswarmte [MJ/kg] 10 19 17.4
22.9
Vuurlast [MJ] 29 285 87 401
VUURLAST OVERLOOP
Item Schilderij Wasmand Wasgoed
Merk -
Materiaal hardboard kunstof katoen
Aantal 1 2 2
TOTAAL
Gewicht [kg] 2.1 0.6 5.0
Verbrandingswarmte [MJ/kg] 19 42 17.4
7.7
Vuurlast [MJ] 40 50 174 264
VUURLAST SLAAPKAMER STAATZIJDE
Aantal 1 1 1 2 1 1
Gewicht [kg] 13.7 4.5 17.9 0.5 0.6 1.0
Verbrandingswarmte [MJ/kg] 19 20 20 42 42 17.4
Vuurlast [MJ] 260 90 358 43 27 17
spaanplaat en hardboard kunstof polyster polyster
1 1 1 2
5.0 0.3 5.8 1.0
19 42 42 42
95 13 244 84
spaanplaat en hardboard katoen kunstof
1 1 2
82.0 5.0 0.2
19 17.4 42
1558 87 17
Item Bed lattenbodem Matras Dekbed Kussen Beddengoed
Merk/type Fjelise Fjelise Jomna Mysa gras Gosa Vadd Krakris
Materiaal vuren beuken fineer polyester en staal polyster polyster Katoen
Nachtkasje Nachtlamp Vloerkleed Gordijnen
Lack Lampan Hampen Vinvan
Kledingkast kleding kleerhangers
3 deurs Bagis set 4
TOTAAL
137.6
2892
v
VUURLAST SLAAPKAMER TUINZIJDE
Item Bedje
Materiaal vuren
Dekbed Klamboe
Merk/type Sniglar Vyssa Slappna Len Bryne
Nachtkastje
Lack
spaanplaat en hardboard
1
Kledingkast
Hensvik
1
Kleerhangers Commode Kussen Vloerkleed
Bagis Sniglar Skotsam Hampen
spaanplaat en hardboard kunstof vuren polyster polyster
Matras
TOTAAL
polyster polyster polyster
Aantal 1 1 1 1
1 1 1 1
Gewicht [kg] 13.2
Verbrandingswarmte [MJ/kg] 19
Vuurlast [MJ] 251
1.0 0.6 0.8
42 42 42
42 24 34
5.0
19
95
51.2 0.2 10.4 0.4 5.8
19 19 19 42 42
973 4 198 17 244
88.6
1880
vi
APPENDIX D - Foto’s metingen Troned Filmbeelden bank 2 T= 4
T=6
T=8
T=9
T= 10
T=12
vii
Filmbeelden matras 1 T=1
T=2
T=3
T=3.5
T= 4
T=4.5
viii