Wondzorg leren aan Patiënten, Families en Gezondheidsverstrekkers. Vertaling: Veerle Van Aken. Paula Erwin-Toth, MSN, RN, CWOCN, CNS, ET Brenda Stenger, MEd, RN, CWOCN, ET
Casus. Dhr.Craig, een 59-jarige Kaukasiër, heeft een veneuze ulcer t.h.v. het benig gedeelte van zijn rechter been gedurende zes maanden. Zijn enkel/brachiale indexen bilateraal waren 0,8 mmHg. De ulcer exsudeerde matig en mat 2,5 cm bij 3,5 cm. De voorgeschreven topicale behandeling was een calciumalginaatverband en een drukverband, dagelijks te vernieuwen. Hij meldde een 40-jarige geschiedenis van het roken van 1 pakje sigaretten per dag. Bij voorstelling mat hij 1m72 en woog hij 112,5 kg. Hij was gekend met hypertensie en werd daarvoor behandeld met orale anti-hypertensiva en diuretica, elke morgen gegeven. Een AVVZ-ZA voeding werd aangeraden. Dhr.Craig was een voltijdse lange-afstands vrachtwagenchauffeur. Hij was niet therapietrouw sinds de ulcer verscheen. De cliënt drukte de wil uit om te stoppen met roken, maar t.g.v. zijn werkschema kon hij de aangeboden sessies om te stoppen met roken tijdens de week niet bijwonen.
Inleiding. Doeltreffende patiënt/zorgverlener opleiding is een essentiële component voor succesvol wondmanagement. Opdat succesvol leren zou plaatsvinden, zouden gezondheidsverstrekkers, die patiënten/ zorgverleners opleiding geven, kennis moeten hebben en bedreven moeten zijn in de wondzorg en het opleiden van volwassenen. Het verminderen van het aantal ligdagen in de acute zorginstituten waren een drijfveer voor de gezondheidsverstrekkers om zinvolle patiënt/zorgverlener opleiding te geven in verschillende omgevingen. Interventies, afgeleid van op onderzoek gebaseerde en geteste resultaten, zullen verder de zorg standaardiseren. De “Joint Commission on the Accreditation of Healthcare Organizations” (JCAHO) en de “Agency for Healthcare Policy and Research” (AHCPR) hebben patiënt/zorgverlener onderwijs als een kritische component van de zorg erkend. Opnieuw geleverde werkinspanningen hebben toegelicht dat verminderde kosten in de gezondheidszorg mogen resulteren in zowel gediplomeerd als niet-gediplomeerd gezondheidspersoneel dat deelneemt aan het chronisch wondmanagement. Het is noodzakelijk dat alle gezondheidsverstrekkers die handelen in deze hoedanigheid goed op de hoogte zijn van het chronisch wondmanagement. Deskundigheid in patiënt /zorgverlener onderwijs zou ook moeten gekoesterd worden door deze individuen. De mogelijkheid van gezondheidsverstrekkers om de competentie bij chronische wondzorg te vergemakkelijken is essentieel voor het succes van het managementplan.
Principes voor volwassenenonderwijs. Volwassenenonderwijstheorie. Knowles vermeldde in 1984 dat “ leren is een moeilijk te definiëren verschijnsel”. Opvoedende activiteiten worden ontworpen om een verandering in gedrag, kennis en deskundigheid te bewerkstelligen. Of het leerproces daadwerkelijk plaatsvond is moeilijk in te schatten.
Doeltreffende patiënt/zorgverlener opleiding is een essentiële component voor succesvol wondmanagement. —————————————————————————————————————
Getuigt de student werkelijk van een verandering in gedrag, kennis en deskundigheid? Zal de verandering tijd en plaats trotseren? Hoe stel je deze bevindingen nauwgezet vast en documenteer je ze? Hoe wijzig je je opvoedend plan als doeltreffend leren niet plaatsvond? Androgogie, gedefinieerd door Knowles, is de kunst en de wetenschap om volwassenen te helpen leren. Knowles’ androgogisch model is gebaseerd op zes grote stellingen: 1) De behoefte het te weten. Volwassenen moeten weten waarom ze moeten leren vooraleer ze ondernemen om dit te leren. 2) De student zijn zelfbegrip. Volwassenen hebben een zelfbegrip om verantwoordelijk te zijn voor hun eigen beslissingen en hun eigen leven. Ze voelen zich beledigd en verzetten zich tegen situaties waarbij ze voelen dat anderen hun wil aan hen opleggen. 3) De rol van de student zijn ervaring. In gelijk welke groep volwassenen, zal er een grotere waaier van individuele verschillen zijn dan in een groep jongeren. Gelijk welke groep volwassenen zal heterogener zijn qua achtergrond, leerstijl, motivatie, noden, interesses en doelen dan bij een groep jongeren. Daarom, ligt de nadruk bij volwassenenonderwijs op individualisatie van onderwijs - en leertechnieken. 4) Mogelijkheid om te leren. Volwassenen zijn klaar om dingen te leren die ze moeten weten en doen om doeltreffend het hoofd te bieden aan echte levenssituaties. 5) Oriëntatie om te leren. Volwassenen plaatsen het leven centraal (of de taken of de problemen) in hun oriëntatie om te leren. Zij leren nieuwe kennis, begrip, bekwaamheid, waarden, houdingen, het meest efficiënt als ze voorgesteld worden in de context van gebruik bij echte levenssituaties.
6) Motivatie. Terwijl volwassenen reageren op sommige externe motivaties ( bv. betere baan, promotie, hoger salaris), zijn de meest invloedrijke motivaties innerlijke druk ( de wil om meer werkbevrediging, zelfbevestiging, levenskwaliteit). Terwijl androgogie aangewezen is bij de meeste types van volwassenenonderwijs, geeft Knowles toe dat occasionele pedagogische strategieën, gebruikt bij kinderonderwijs, selectief of tijdelijk aangewend mogen worden bij volwassenen. Bij het pedagogisch model neemt de leraar de volledige verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen aangaande wat er geleerd is, hoe men het zal leren, wanneer men het zal leren en of men het geleerd heeft. Studenten, die moeten onderwezen worden volgens het pedagogisch model zijn karakteristiek afhankelijk, hebben geen ervaring met het inhoudsgebied, nemen de toepasbaarheid van de inhoud niet waar, zij moeten een verplichte prestatie tot stand brengen of zij voelen geen innerlijke noodzaak om de inhoud te leren. Hoe dan ook, voor de ontwikkeling en instandhouding van het leren, is het belangrijk om gebruik te maken van andrologische strategieën, bij aanvang van het leren. Volwassenenonderwijs. In een prospectieve studie over drukulcera bij patiënten met beschadigde ruggengraat, bespraken onderzoekers het belang van scherpzinnig gezondheidsgeloof en lopende opvoedende programma’s om het leren over preventie van drukulcera te versterken. Ze ontdekten dat er weinig of geen onderwijs voorzien was over de eerst acute zorg en de rehabilitatiefase voor patiënten met beschadigde ruggengraat. Ondanks het vaak voorkomen van drukulcera bij de 60 studiedeelnemers ( 25% controlegroep en 28% experimentele groep), vroeg geen één van hen “ bijkomende informatie over huidverzorging of om herevalueerd te worden aangaande drukgerelateerde problemen”. Alhoewel de subjecten het belang van huidverzorging en preventie van drukulcera herkenden, vroegen ze nooit informatie en werd er nooit informatie verstrekt. Wanneer men een volwassen onderwijsprogramma plant, zou men volgende componenten moeten opnemen. 1) Beoordeling nodig. ( bv. Wat neemt de student waar als belangrijk? ). 2) Contextanalyse. ( bv. Wat betekent de inhoud globaal of op lange termijn? ). 3) Objectieven.( bv. Wat wordt er van de student verwacht na voltooiing van het programma). 4) Het leren/ de inhoud. ( bv. Wat is de inhoud? Hoe zal deze gebracht worden? ). 5) Evaluatie. ( bv. Hoe zal de kennis van de student beoordeeld worden? Hoe zal hij of zij dit programma evalueren? ). 6) Aanverwante afspraken. ( bv. Waar zal de les doorgaan? Welke audiovisuele middelen en materialen zullen gebruikt worden?). Brookfield heeft zes principes voor volwassenenonderwijs geïdentificeerd: 1. Vrijwillige deelname 2. Respect voor eigenwaarde wordt aangemoedigd 3. Volwassenenonderwijs is samenwerkend 4. Lopende evaluatie is kritisch voor het succes van de inspanning 5. Volwassenenonderwijs moedigt een geest van kritische reflectie aan 6. Het doel van volwassenenonderwijs is een voedingsbodem voor zelfbewuste, machtige volwassenen
Andere invloeden Overweging van familiale en culturele invloeden zijn ook van belang bij volwassenen onderwijs. Hedendaagse en vroegere interacties van families en significante andere dingen bij patiënten zullen de effectiviteit van de opvoeding beïnvloeden. Kennis van de student zijn etnische en culturele achtergrond kan een waardevol inzicht geven over de te identificeren leernoden en de te ontwikkelen effectieve leerstrategieën. ———————————————————————————————————
Overweging van familiale en culturele invloeden zijn ook van belang bij volwassenenonderwijs. ——————————————————————————————————— Men moet opletten om stereotype studenten gebaseerd op familiale relaties en etnische achtergronden te vermijden. Overweging van de chronologische leeftijden en ontwikkelingsgraad van de patiënt en zorgverlener kan de opvoeder helpen om speciale overwegingen in het leerplan op te nemen. Oudere volwassenen kunnen nieuwe taken leren, maar de opvoeder moet de effecten van samengaande medische en sociale condities, die de patiënt/zorgverlener zijn mogelijkheid om te leren kan beïnvloeden, overwegen. Aandacht voor pijnmanagement zou moeten gericht zijn op zelfzorg activiteiten. Patiënten die pijn lijden mogen geen nieuwe gedragingen leren, zorgverleners mogen zich verzetten om mee te doen aan activiteiten die zij ontvangen als kwetsend voor hun patiënten. Lichaamsbeeld bij patiënten met chronische wonden is slecht onderzocht. Sinds positieve zelfbevestiging geïdentificeerd wordt als een belangrijk component van volwassenen onderwijs, is het logisch aan te nemen dat een negatief lichaamsbeeld kan leiden tot een lage zelfbevestiging en dit kan een negatieve impact hebben op het leren. Willis, in 1994, observeerde dat: “Sinds het voorkomen en de zelfbevestiging hand in hand gaan, wat gebeurt er met onze zelfbevesting als negatieve veranderingen plaatsvinden in ons voorkomen?” Patiënten met chronische wonden zouden moeten aangemoedigd worden om een goede fysische hygiëne en optimale fysische verschijning te onderhouden. Mensen die zich goed in hun vel voelen, zijn meer gemotiveerd om voor zichzelf te zorgen. Kunnen lezen en schrijven van de patiënt/zorgverlener moet overwogen worden als een leerplan ontwikkeld is. Sensitiviteit door de gezondheidsverstrekker moet gebruikt worden gedurende dit deel van de schatting. Vragen voor een individueel hoog niveau van opvoeding is zelden voldoende. Er zijn verschillende gestandaardiseerde testen verkrijgbaar om een leesniveau te bepalen; alhoewel het gebruik van deze instrumenten zelden praktisch zijn in klinische settings. Yasenchak en Bridel bevelen aan om aan patiënten/zorgverleners te vragen “Lees je graag?” in plaats van het meer bedreigende “Hoe goed lees je?” Vooraleer te beginnen met lesgeven, laat men de patiënt/zorgverlener een stuk luidop lezen van de geschreven instructies. De mogelijkheid om te lezen en te begrijpen kan dan beoordeeld worden. Boyd meldde dat in een overzicht van de literatuur, de meerderheid van de bevolking van de V.S. een leesniveau heeft onder het achtste graadsniveau. Alhoewel 60 à 92 % van de materies van de patiëntenopvoeding een leesniveau van acht of hoger vereisen.
Verpleegtheorieën. Verschillende verpleegmodellen en theorieën kunnen aangewend worden om patiënt/familie opvoeding te verhogen. —————————————————————————————————————
“Zelfzorg is een bewust bevrijde reeks van acties in antwoord op een objectieve aantoonbare nood”. ————————————————————————————————————— Dorthea Orem’s “Zelfzorg Deficittheorie”en Calista Roy’s “Aanpassingsmodel” kunnen voorzien in een theoretische omlijsting om de clinicus te helpen bij de ontwikkeling van een effectief leerplan. Orem staafde “Zelfzorg is een bewust bevrijde reeks van acties in antwoord op een objectieve aantoonbare nood”. De benodigdheden voor afhankelijke zorg verzinken als een individueel, ofwel tijdelijk ofwel permanente basis, niet alle geselecteerde zelfzorgactiviteiten kan overmeesteren of uitvoeren. Gebaseerd op de zelfzorgtekorten gemanifesteerd bij patiënten, zullen de verpleegkundige interventies, totaal vergoed, gedeeltelijk vergoed of ondersteund worden. Leerstrategieën kunnen dan gericht worden op de aanmoediging van de patiënt/zorgverlener hun progressie van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid. Roy’s adaptatiemodel van 1971 is een andere benadering die nuttig kan zijn voor de klinische leer van wondzorg. Roy’s model ziet een persoon als een adaptief systeem. Een antwoord wordt als adaptief beschouwd als het bijdraagt tot de algemene doelen en ontwikkelingen van de persoon. Dit model is vooral geschikt als interactie met patiënt/zorgverlener, die de moeilijkheid van het verbeteren van de chronische wondzorgervaring ondervinden. Roy beschrijft een reeks van vier adaptieve modes: psychologisch, zelfbesef, rollenpatroon en onderlinge afhankelijkheid. Verpleegactiviteiten zijn erop gericht de patiënt/zorgverlener te helpen om te identificeren en te werken naar het elimineren van ineffectieve gedragingen en het bevorderen van positieve adaptieve gedragingen, die de patiënt zijn gezondheid en welzijn maximaliseren.
Teruggavekwesties. In deze jaartelling van kostenbeperking en verminderen van dollars voor de gezondheidszorg, is er druk om opvoedende activiteiten te reduceren. In de jaren’60-‘70 nam het loon-voor-service systeem toe, om opvoeding en andere diensten te includeren opdat kosten direct en indirect zouden opgenomen worden in een instituut of agentschap zijn werkbudget. De komst van DRG’s (Diagnostisch Gerelateerde Groepen) in 1980, stelt dat de volledige looninstituten zouden ontvangen voor particuliere patiëntendiagnosen en chirurgische procedures. Dit resulteerde in gezondheidsverstrekkers en vergoedende specialisten, door grondig onderzoek, opgedeeld te worden in wat hoort beschouwd te worden als essentiële versus niet-essentiële diensten. Een verdere aanmoediging om te veranderen werd gestimuleerd door het te voorschijn komen van een gereguleerd zorgmodel. Met dit systeem deden primaire zorgverleners zich voor als gevangenisbewakers voor een groep patiënten, ingeschreven in een particulier geregeld zorgplan. In de meeste gevallen werkt de primaire zorgverlener in een privé-praktijk. In dit systeem is er in het algemeen een tegendeel van aansporing voor de primaire zorgfysicus om ofwel patiënten toe te laten in een ziekenhuis ofwel door te sturen naar
specialisten. Een nadruk moet gelegd worden op de preventieve zorg en een verplichte verwijzing voor specialiteiten of ziekenhuisdiensten. In een HMO (Gezondheidsonderhoudsorganisatie) kunnen primaire gezondheidsverstrekkers bedienden zijn van de HMO. Er is meestal een nadruk op preventieve zorg alsook dienen strikte regels voorzien voor diensten in acht genomen te worden. Alle diensten moeten voorgekeurd worden door de primaire zorgverlener en die individus zijn voorzichtig nagegaan, volgens hun verwijzingspatroon. In sommige geleide zorg- en HMO-plannen, verlagen kostenverwijzingen onmiddellijk het inkomen of de bonus ontvangen door de primaire zorgverlener. Het volgende systeem om te voorschijn te komen is hoofdelijke belasting. Een premie systeem dekt een individu voor leven en niet per episode. Er is een definitieve prikkeling om te voorzien in preventieve zorg, opvoeding, gezondheidsbevordering, zoals deze activiteiten lange termijnkosten in het plan zullen reduceren. Verstrekkers van zorg kunnen ook fungeren als verzekeraars; daarom ten einde oplossend te blijven, moeten ze zorg voorzien voor het maximum aantal klanten voor de laagst mogelijke prijs in dollars in de laagste dure setting. Geïntegreerd Leveringssysteem (IDS) is te voorschijn gekomen als terugbetaling en zorgpatronen zijn geleidelijk aan ontstaan. Lokaal, regionaal en nationaal non-profit en profit IDS vormen allianties voor gestroomlijnde diensten en kostenreductie. Toegevoegd verdere korting van gezondheidskosten worden bereikt door controle van gebruik en verminderen van operatiekosten. Wondzorgverstrekkers mogen verplicht worden protocols, producten en opvoeding te standaardiseren met IDS-netwerk. Factoren die de gezondheid beïnvloeden omvatten krimpen van de bronnen, competitie voor marktaandelen, regulerende en betalende beperkingen. Deze vrij snelle veranderingen hebben vele patiënten, families, voorzieners, verzekeraars zich laten reppen om een nieuw voorbeeld te vormen voor de gezondheidszorg. Het is vitaal voor wondzorgverleners om op de hoogte te zijn van de financiële kwestie die op het spel staat en het bevordert de rol van opvoeding als sleutel om de gezondheidskosten te reduceren. Opvoeding van patiënten, families, zorggevers en gezondheidsverstrekkers zijn de sleutel tot een pro-actief programma van preventie en tijdloze, nuttige interventies. Niet alleen zal deze aanpak de levenskwaliteit voor klanten verbeteren alsook het bedrag van gezondheidsdollars verminderen uitgegeven voor wondzorg. —————————————————————————————————
Opvoeding van patiënten, families, zorggevers en gezondheidsverstrekkers zijn de sleutel tot een pro-actief programma van preventie en tijdloze, nuttige interventies. —————————————————————————————————— Deze aanpak is best gediend door een multidisciplinair team. Het zorgdoel zou moeten voorzien in dezelfde zorg van de cliënt ongeacht de setting. Vaak kan een zorgmanager of sociale werker de sleutel zijn bij coördinatie van deze continue zorg. Ideaal in dit systeem, is dat de zorg afgestemd is op de patiënt. Alle disciplines concentreren zich op het verbeteren van de outcome van de patiënt. Soms kunnen zorgindeling of kritische paden dit proces vereenvoudigen. Variantie-analyse kan verraden waar klanten niet het verwachte patroon volgen en dan kan het team het zorgplan aanpassen om deze varianties te richten. De sleutel tot succes ligt in deze
aanpak en alle opvoedende activiteiten spelen een actieve rol bij de cliënt/familie interdisciplinaire, interdepartementele en interagenscoöperatie bewezen door het gezondheidteam.
Leren aan gezondheidsverstrekkers. Opvoeding van gezondheidsverstrekkers met en zonder diploma zou een lopend proces moeten zijn. Alhoewel opvoedende voorbereidingen en verantwoordelijkheden tussen gezondheidsverstrekkers kunnen variëren, is optimaal wondmanagement afhankelijk van kennis en compliantie met het wondzorgplan. Een noodzakelijke belasting zou moeten geleid worden, voorafgaand aan een planning van wondzorgeducatieprogramma’s. De meerderheid van gezondheidsverstrekkers, zowel gediplomeerd als niet gediplomeerd, zijn gemotiveerd door de wens om kwaliteitszorg te leveren. Zware patiëntenaanwijzingen kunnen resulteren in een verpletterend en ondergewaardeerd gevoel bij de gezondheidsverstrekker. Focussen op methodes van wondpreventie en managementtechnieken die effectief en efficiënt zijn, zullen de opvoeding van gezondheidsverstrekkers versterken. De inhoud van een opvoedend programma zal afhangen van het type gezondheidsverstrekker waaraan gedacht wordt. Een verpleegkundig assistent moet zowel rationele technieken als technieken voor deftige positie, draaiing en huidzorg weten. Hij of zij moet weten hoe veranderingen in de patiënt zijn huid en totale conditie te identificeren. Kennis van basisvoeding en hydratatie is eveneens van belang. Het is niet voldoende om juist niet gekwalificeerd personeel te zeggen wat te doen; het zijn volwassen studenten en zij moeten weten waarom iets belangrijk is. Opvoedende programma’s zouden moeten gericht worden op opbouw en ontwikkeling van wondzorgkennis. Deze benadering zal de verpleeg assistent helpen de interne motivatie om te leren en de geleerde activiteiten gemakkelijker uit te voeren. Gediplomeerd gezondheidspersoneel zou moeten voorzien in wetenschappelijke rationele wondpreventie en managementtechnieken gebaseerd op hun praktijkomvang. Opvoedende programma’s gerelateerd aan anatomie en fysiologie, voeding, topicale therapieën, positioneringstechnieken en ondersteunende oppervlakken, psychosociale kwesties en patiënt/zorgverlener opvoeding zijn slechts enkele onderdelen van het geheel dat gediplomeerd personeel mag verplichten om te voorzien in optimale zorg. Zoals ongediplomeerde gezondheidsverleners hebben gediplomeerden nood aan opvoedende programma’s gebaseerd op technieken die direct effect hebben op hun praktijk. Noodzakelijke belastingsinspecties zouden regelmatig geleid moeten worden met alle niveaus van gezondheidszorgverstrekkers. De locatie, duur en tijd van opvoedende programma’s zal variëren. Clinici praktiserend aan de bedzijde mogen voordeel hebben van opvoedende ervaringen met simulatie, workshops en/of praktijkonderdelen. Vooraleer effectieve patiënt/zorgverlener opvoeding kan plaatsvinden moeten alle niveaus van gezondheidszorgverleners goed ervaren zijn in chronisch wondmanagement.
Leren aan patiënt/zorgverlener. Een patiënt/zorgverlener noodzakelijke belasting zou moeten worden uitgevoerd en gedocumenteerd. Basisinformatie gerelateerd aan kennis, geloof, gezondheidspraktijk, zowel als de student zijn waargenomen noden, zouden moeten verkregen worden. Informatie, behorend tot psychosociale culturele variabelen zou moeten verkregen worden, omdat deze zaken de leerstrategieën kunnen beïnvloeden. En, zijn de patiënt en zorgverlener uiteindelijk klaar om te leren? De gezondheidsverstrekker moet barrières om te leren identificeren. Deze barrières kunnen omgevingsgebonden, psychologisch of fysiologisch zijn. Te weinig privacy, beperkte ruimte, slechte verlichting, frequente onderbreking kunnen allemaal een
negatieve impact hebben op het leersproces. Vb. een private kamer vinden of als laatste het gordijn opentrekken, de televisie uitzetten, voorzien in adequate verlichting, afzetten van biepers kunnen het leermilieu verbeteren. —————————————————————————————————————
Identificatie van psychologische, sociale en culturele barrières, is een belangrijk deel van een begrijpende schatting. Er zouden inspanningen moeten worden gedaan om de patiënt zijn fysische conditie te verbeteren. Pijn is een barrière voor het leren. Efficiënt pijnmanagement door middel van farmacologie, elektrische stimulatie, positionering en/of biofeedback technieken kunnen goed zijn voor zowel patiënt als zorgverlener. Het timen van deze interventies zou moeten worden gedaan om een maximale opluchting te bekomen met een minimaal effect op de cognitieve mogelijkheden. Identificatie van psychologische, sociale en culturele barrières, is een belangrijk deel van een begrijpende schatting. Technieken om effectieve bekwaamheid en open communicatie te vergemakkelijken, en inspanningen om te kennen en werk met culturele en religieuze waarden zouden moeten ondernomen worden door gezondheidsverstrekkers. Economische barrières voor efficiënt wondzorgmanagement zouden eveneens moeten worden overwogen. De onmogelijkheid om deftig voedsel en voedingssupplementen tot zich te nemen, medicatie, topische therapieën en/of hulpmiddelen zullen een negatieve impact hebben op de gezondheid. Als één van deze barrières aanwezig is, kan consultatie met een sociaal werker goed zijn. In het acute zorgmilieu kan het noodzakelijk zijn voor gezondheidsverstrekkers om te focussen op overlevingskwesties bv. de noodzaak om te weten versus het aangename om te weten. Versterking van het leren in expansie van ruimte en diepte van patiënt/zorgverlener opleiding kan begeleid worden in verlengde zorgfaciliteit, thuis of een ambulante zorgsetting. Gezondheidsverstrekkers zouden moeten samenwerken met de patiënt/zorgverlener om de algemene leerdoelen en specifieke leerobjectieven te identificeren. De methode, timing en komst van het leren zou duidelijk moeten worden omschreven. Evaluatie van de efficiëntie van patiënt/zorgverlener opvoeding zou moeten begeleid worden. Specifieke, op outcome gebaseerde, criteria zouden genoteerd moeten worden en notities over of de patiënt/zorgverlener succesvol begrip en competentie bewijst. Als inefficiënt leren plaatsvond, zou hernieuwde taxatie, versterking van vorige instructies en toevoeging van nieuw materiaal moeten voortduren tijdens de wondheling en tot nadat heling plaatsvond. Uiteindelijk zou patiënt/zorgverlener de mogelijkheid moeten hebben de hoeveelheid en kwaliteit van de gekregen educatie, te evalueren.
Conclusie. Opleiding is een essentieel component voor succesvol chronisch wondmanagement. Goed ingelicht, zullen zorgverstrekkers beter voorbereid zijn om het aanleren aan patiënten en zorgverleners te vergemakkelijken. Principes van volwassenenonderwijs, volwassenenopleiding en verpleegtheorie kunnen aangewend worden om de efficiëntie van opvoedende pogingen te verhogen. Identificatie van specifieke leerdoelen, objectieven, methodes, evaluaties zullen een efficiënt wondmanagement opvoedingsplan helpen creëren.
Casus. Na het uitzoeken van de situatie en de tijd, geassocieerd met de heer Craig zijn rookpatroon werden alternatieve activiteiten genoteerd samen met richtlijnen voor een stoppen met rokenprogramma. Onder supervisie van zijn dokter werd een kuur van topische nicotinetherapie ingesteld. Een gewichtsverliesprogramma met vetarme, zoutarme voeding werd uitgezocht met de patiënt. Zijn gangbare inname en eetpatroon werden geïdentificeerd en specifieke suggesties “op de baan” maaltijdselecties werden verstrekt. Een programma van matig wandelen in de vroege morgen en avond werd beoordeeld als aanvaardbaar door de cliënt. Lange tijd implicaties en planning voor de toekomst zoals de doelen van de patiënt werden geïntegreerd in het zorgplan. Het zorgplan kan herzien worden gebaseerd op de noden van de cliënt. Als langeafstandsvrachtwagenchauffeur was een dagelijkse verbandwissel niet praktisch voor hem. Na consultatie van de wondkliniek werd de therapie gewijzigd naar een calciumalginaat en hydrocolloid met een tweelagige drukkous. Hij kon een interval van vijf à zeven dagen tussen wisselingen overbruggen. Een ondersteunende compressiekous werd gebruikt bij zijn ander been. De cliënt had de mogelijkheid om zijn bekwaamheden in reinigen en appliceren van primaire en secundaire verbanden te tonen. Na discussie, kwam de cliënt op een realistisch rooster dat hem toeliet om rond te trekken en dan zijn been op te heffen op regelmatige intervallen doorheen de dag. De antihypertensiva en diuretica in de morgen innemen interfereerden met de heer Craig zijn werk. Het wisselen ervan naar de late namiddag of vroege avond was aanvaardbaar voor de cliënt. Dit uur zou niet interfereren met zijn werk of slaappatroon. Een plan werd ontwikkeld voor continue opvoeding om preventie en managementstrategieën te promoten.
—————————————————————————————————————
Uit: Chronic Wound Care, Third Edition, 2001