3-001
WOENSDAG 27 SEPTEMBER 2006 ___________________________ 3-002
VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES Voorzitter 3-003
Opening van de vergadering 3-004
(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend) 3-005
Samenstelling Parlement: zie notulen 3-006
Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid Gemeenschappelijke immigratiepolitiek (debat) 3-007
De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: (i) vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en (ii) immigratie. Dit zijn hoogst actuele thema's, met name in het licht van de besprekingen die dit weekeinde in Tampere hebben plaatsgevonden. We behandelen: de mondelinge vraag (O-0086/2006) van JeanMarie Cavada, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, aan de Raad in verband met het jaarlijks debat over de vooruitgang op het terrein van de Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (artikelen 2 en 39 VEU) (B60428/2006), en de verklaringen van de Raad en de Commissie over het gemeenschappelijk immigratiebeleid. 3-008
Jean-Marie Cavada (ALDE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Rajamäki, mijnheer Frattini, collega-afgevaardigden, voordat ik antwoord geef op de mondelinge vraag wil ik u, mijnheer Rajamäki, nog even in het openbaar bedanken voor de organisatie van de ministeriële bijeenkomst in Tampere, die onder werkelijk uitstekende omstandigheden heeft plaatsgevonden. Als voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken wil ik zeer graag duidelijk stellen dat het Europees Parlement vierkant achter het voorstel van het voorzitterschap en van de Commissie staat om de in artikel 42 van het Verdrag voorziene overbruggingsclausule te activeren. Ik wil erop wijzen dat deze overbruggingsclausule in het leven is geroepen toen de Europese Unie de opdracht kreeg om de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de veiligheid te bevorderen, dat wil zeggen toen het Verdrag van Maastricht werd opgesteld in 1992. In deze clausule is geen termijn vastgelegd voor de activering ervan. Om deze beslissing te kunnen nemen, is het grof
gezegd voldoende dat wederzijds vertrouwen en de juiste politieke voorwaarden voorhanden zijn. Vreemd genoeg hebben wij deze overbruggingsclausule tot nu toe niet geactiveerd omdat de verplaatsing naar de normale wetgevingsprocedure rechtstreeks is vastgelegd in het Verdrag van Amsterdam ten aanzien van het asielen het immigratiebeleid en de justitiële samenwerking in civielrechtelijke zaken en later in het Verdrag van Nice, dat de verplaatsing naar de medebeslissingsprocedure heeft vergemakkelijkt ten aanzien van die beleidsterreinen die gecommunautariseerd waren. De politiële en justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied bleef echter uitgesloten van deze communautarisering. Op basis hiervan rijst de vraag of de politieke voorwaarden - in de vorm van wederzijds vertrouwen veertien jaar na het Verdrag van Maastricht eindelijk voorhanden zijn zodat de lidstaten ermee kunnen instemmen dat de sinds Maastricht voorziene normale beslissingsprocedure wordt toegepast op dit zeer gevoelige gebied van samenwerking. Wat het Europees Parlement betreft, is het antwoord duidelijk bevestigend, en wel om drie redenen. Wanneer we de overbruggingsclausule activeren, kunnen we het democratisch tekort verminderen, ten tweede de rechtsstaat versterken en ten slotte de besluitvorming efficiënter maken. Laten we deze drie punten snel de revue passeren. Wat het democratisch tekort betreft, is het volgens mij absoluut noodzakelijk om het democratische beginsel te versterken dat alle EU-wetgeving, met name wanneer deze gevolgen heeft voor de rechten en de vrijheden van de mensen, goedgekeurd moet worden in overleg met de volksvertegenwoordigers. Er is sprake van een ernstig tekort wanneer dit niet gebeurt. Tegen de voorstanders van de status-quo, die stellen dat dit democratische beginsel niet ontbreekt in de derde pijler omdat regeringen nu eenmaal handelen onder controle van hun nationale parlementen, zou ik klip en klaar het volgende willen zeggen: kan iemand serieus volhouden dat controle van het nationale parlement voldoende is om het democratische evenwicht te waarborgen wanneer besluiten worden goedgekeurd op EU-niveau, en niet op nationaal niveau? Hoe gaat het trouwens in die gevallen waarin geen sprake is van deze parlementaire controle, zoals bij de heronderhandelingen over de overeenkomsten met de Verenigde Staten, met name die inzake het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (Passenger Name Records – PNR), een zeer ernstige zaak waarover beraadslaagd zal worden zonder enige democratische controle. De tweede reden heeft te maken met de versterking van de rechtsstaat. Op grond van dit beginsel moet een rechter kunnen controleren of regelgeving wettig is. Wat
6
27/09/2006
de EU-regelgeving betreft, zou die rechter logischerwijze deel moeten uitmaken van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Maar artikel 67 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 35 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie beperken de bevoegdheid van deze rechtbank dermate dat de rechters zelf twijfels hebben geuit of bepaalde regelgeving ten aanzien van de tweede en de derde pijler in overeenstemming is met het beginsel van de rechtsstaat. Wij moeten deze kwestie derhalve oplossen.
Cavada in zijn uitstekende toespraak tot de zijne heeft gemaakt.
Tot slot het derde punt, dat betrekking heeft op een efficiënte besluitvorming. Zoals wij allen weten, wordt een snelle en efficiënte besluitvorming belemmerd doordat we de unanimiteit in stand moeten houden, terwijl de ernstige dreigingen waarmee de EU sinds de aanslagen van 11 september en die van Madrid en Londen wordt geconfronteerd, zouden moeten nopen tot een veel sneller besluitvormingsproces.
De beleidslijn die in 1999 op de Europese Raad van Tampere uiteen werd gezet houdt in dat er voortdurend goed moet worden samengewerkt tussen de Commissie, het Europees Parlement en de Raad. Het Finse voorzitterschap wil de nieuwe geest van Tampere promoten.
Hoe kunnen wij, nu we deze drie zwakke punten eenmaal hebben vastgesteld – die we overigens objectief gezien moeilijk kunnen ontkennen – nog rechtvaardigen dat een beslissing die we reeds tien jaren geleden hadden kunnen nemen, wordt uitgesteld? Sommigen, mijnheer de Voorzitter, stellen dat deze kwestie geregeld zou moeten worden in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe Grondwet. Dat is te hopen, maar kunnen wij het ons veroorloven om te wachten op het resultaat van dit proces, dat minstens twee tot drie jaar in beslag zal nemen, terwijl onze veiligheid voortdurend wordt bedreigd en onze vrijheden permanent op de tocht staan? De nationale parlementen moeten de overbruggingsclausule natuurlijk ratificeren, en hierdoor zouden de grootste weifelaars een beetje tijd kunnen winnen. Wij kunnen dit probleem echter overwinnen door middel van een intensievere dialoog met de nationale parlementen, die wij als Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken op 3 en 4 oktober 2006, dat wil zeggen volgende week, zullen ontvangen in het kader van een grote interparlementaire bijeenkomst waarop wij hen hopen te overtuigen. (Applaus) 3-009
Kari Rajamäki, fungerend voorzitter van de Raad. (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst breng ik de groeten over uit Tampere en van mijn collega Leena Luhtanen. Ik wil ook de heer Cavada en de heer Gargani bedanken voor hun grote bijdrage in Tampere. Wij voerden daar zeer open en concrete debatten over de ontwikkeling van vrijheid, veiligheid en recht. In verband hiermee leerden wij er ook meer over fietsen en commissaris Frattini zei dat we moeten blijven trappen om niet om te vallen. Voor de Europese Unie geldt ongeveer hetzelfde. Sommige kritische collega's zeiden dat je een fiets veilig kunt stoppen en dat je zelfs je voeten stevig op de grond kunt zetten. Ik moest op het eind echter constateren dat als de ketting er af is, het zeer moeilijk is om weer verder te gaan. We moeten misschien de filosofie overnemen die de heer
Samenwerking in de Europese Unie is belangrijk voor het vergroten van de veiligheid van onze burgers en tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat de fundamentele rechten en vrijheden worden gerespecteerd. In dit verband is het vermogen van de Europese Unie om goed te functioneren, snel besluiten te nemen en te reageren op veranderingen in de werkomgeving van doorslaggevend belang.
De bescherming van de fundamentele rechten is een prioriteit. Alle lidstaten zijn partijen bij het Europees Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en in het werk van de Raad is voordurend het belang terug te zien van het waarborgen van de beginselen ervan. Dit geldt natuurlijk ook voor gevoelige zaken als terrorismebestrijding. Ik wil benadrukken dat deze waarden in alle beleidssectoren zijn opgenomen, zowel bij interne acties als bij de betrekkingen met derde landen. Er wordt specifieke aandacht besteed aan de oprichting van het Europees Agentschap voor fundamentele rechten. Er is begonnen met de behandeling van het voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor fundamentele rechten en het werk bevindt zich momenteel in een belangrijke fase. Het Finse voorzitterschap zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit agentschap begin volgend jaar wordt opgericht. Een belangrijke vraag die werd gesteld is of het Europees Agentschap voor fundamentele rechten ook op moet treden op terreinen die nu onder titel VI van het EU-Verdrag vallen. Het Finse voorzitterschap wil zich vooral richten op het bepalen van de bevoegdheden van het agentschap die onder de derde pijler vallen. Hiervoor verwachten wij flexibiliteit van de lidstaten, zodat wij een oplossing kunnen vinden waar iedereen tevreden mee is. Vorig najaar voerden wij constructieve gesprekken over de richtlijn betreffende de bewaring van gegevens en bekeken wij in een moeilijke situatie de technische, juridische en financiële aspecten ervan. Wij hielden al snel rekening met de belangrijkste zorgen van de lidstaten en het Europees Parlement. Volgens mij is dit een uitstekend voorbeeld van hoe besluiten met een gekwalificeerde meerderheid kunnen worden genomen, terwijl men tegelijkertijd consensus wil bereiken. Hierdoor bemoedigd, willen wij zo snel mogelijk het kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de derde pijler aannemen. Wij streven ernaar de eerste lezing van het voorstel dit halfjaar af te
27/09/2006 ronden. De Raad bekijkt momenteel zorgvuldig de verklaring van het Europees Parlement over dit voorstel. Het afschaffen van de controles aan de binnengrenzen, ofwel de uitbreiding van het Schengen-gebied, is een belangrijk politiek doel bij het creëren van een op vrijheid gebaseerde zone in de Europese Unie. Dankzij de evaluatieprocedure van Schengen, die begin dit jaar is begonnen, is het al mogelijk geworden alomvattende evaluaties uit te voeren naar de samenwerking op het gebied van politie en visa in de nieuwe lidstaten alsmede gegevensbescherming aan land- en zeegrenzen en op luchthavens. De nieuwe lidstaten moeten voldoen aan alle criteria voor de toepassing van het Schengen-acquis. Dit vereist ook een goed functionerend Schengeninformatiesysteem. De voor dit jaar vastgestelde inspecties zijn nu in volle gang. In december bekijken we de resultaten van de inspecties en nemen we een besluit over verdere maatregelen. Enige tijd geleden hebben wij van de Commissie een verslag gekregen over de vertraagde technische voorbereiding van het SIS II-systeem. Maatregelen en tijdschema's die hierop betrekking hebben moeten in alle openheid en eerlijkheid worden bestudeerd in het licht van de nieuwste gegevens. Het is het beleid van de Europese Raad dat wij de plicht en de wil hebben te onderzoeken wat wij kunnen doen om het afschaffen van controles aan de binnengrenzen te versnellen. Het Finse voorzitterschap heeft samen met het Europees Parlement het opstellen van wetgeving in het kader van SIS II bevorderd en hopelijk bereiken wij hier in oktober overeenstemming over. Ik wil de parlementair rapporteur, de heer Coelho, bedanken voor zijn resolute aanpak voor het vinden van een gezamenlijke oplossing. In een werkgroep op hoog niveau in de Raad zijn wij het bovendien eens geworden over praktische maatregelen om verbetering aan te brengen in de coördinatie van het SIS II-project en de samenwerking tussen nationale projecten en de voorbereiding op het centrale systeem, dat onder verantwoordelijkheid van de Commissie valt. Het Finse voorzitterschap bracht dit heikele onderwerp meteen in juli ter sprake en het werd vorige week ook in Tampere behandeld. In de Raad van volgende week behandelen wij het nieuwe technische tijdschema voor de voorbereiding van het SIS II-project en de realistische, alternatieve technische oplossingen die mogelijk tot onze beschikking staan. Op basis hiervan wordt in de Raad van december en in de Europese Raad een streefdatum vastgesteld voor het afschaffen van controles aan de binnengrenzen. In de Raad van december kan ook de gehele situatie van de Schengeninspecties worden bekeken. Wij doen ons best om het Schengen-gebied zo snel mogelijk uit te breiden, zonder de veiligheid in gevaar te brengen.
7 Het Verdrag bevat al bepalingen over procedures om interpretaties van zaken die onder titel IV van het Verdrag vallen of de wettigheid of interpretatie van regels die door de communautaire instellingen zijn aangenomen, te kunnen beoordelen. Overeenkomstig artikel 67 van het Verdrag kan de Raad, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement, de bepalingen betreffende de bevoegdheden van het Hof van Justitie aanpassen. Aanstaande vrijdag zal deze kwestie voor de eerste keer worden behandeld in de werkgroep ‘Hof van Justitie’ van de Raad en de verdere behandeling hangt af van de standpunten die de lidstaten daar uiten. Het voorzitterschap vindt dit een belangrijke zaak. Zoals wij weten, verwachten de burgers van de Europese Unie terecht dat de Europese Unie doeltreffender gaat samenwerken in de strijd tegen terrorisme en de georganiseerde criminaliteit. Tegelijkertijd moeten wij waarborgen dat de fundamentele rechten en vrijheden worden geëerbiedigd. Op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan de Raad, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement, gebruik maken van de in artikel 42 van het EU-Verdrag vastgelegde brugclausule en de politiële en justitiële samenwerking geheel of gedeeltelijk communautariseren. Vorige week vond in Tampere een belangrijk debat hierover plaats tussen vertegenwoordigers van de lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement en ik wil vooral wijzen op het standpunt dat de heer Cavada in de Raad van Ministers nadrukkelijk naar voren bracht en dat niet alleen mijn standpunt maar ook dat van het Europees Parlement weerspiegelt. Het was een zeer belangrijke aanvulling op ons debat. Er was ook grote steun voor het doeltreffender maken van de besluitvorming. In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad gaan wij vastberaden door met dit werk. Ik wil benadrukken dat dit debat niet in strijd is met het Grondwettelijk Verdrag en dat wij juist het belang van het Verdrag willen onderstrepen bij de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Om ervoor te zorgen dat de vooruitgang in justitiële en interne zaken ook merkbaar is in de openbare veiligheid, moeten wij waarborgen dat deze regels volledig in de rechtsstelsels van de lidstaten worden opgenomen. Tijdens ons voorzitterschap proberen wij op basis van de mededeling van de Commissie systemen voor de evaluatie van justitiële en interne zaken te ontwikkelen. Voor zaken met betrekking tot georganiseerde criminaliteit en terrorisme zijn er ook verscheidene vergelijkbare evaluatiemethodes in het leven geroepen. Niet alle lidstaten hebben de protocollen bij het EuropolVerdrag al geratificeerd. De Raad heeft de lidstaten regelmatig op het belang ervan gewezen. Finland vertrouwt erop dat de protocollen eind dit jaar van kracht worden.
8
27/09/2006
Nauwere samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten is een manier om meerwaarde te bereiken in de interne veiligheid in de uitgebreide Europese Unie. Het voorzitterschap kondigt aan dat Finland in de nabije toekomst nationale maatregelen neemt om toetreding tot het Verdrag van Prüm mogelijk te maken. Binnenkort hebben ten minste acht lidstaten dit Verdrag ondertekend. Hiermee wordt voldaan aan de minimumeis voor nauwere onderlinge samenwerking overeenkomstig artikel 43 van het EUVerdrag. Het Finse voorzitterschap streeft ernaar dat het Verdrag van Prüm onderdeel wordt van de rechtsorde van de Europese Unie.
De Europese Unie moet meer doen om praktische steun te geven aan lidstaten die de grootste last dragen als het gaat om het aantal illegale immigranten. In verband hiermee presenteerde het voorzitterschap op de bijeenkomst in Tampere een initiatief voor meer Europese solidariteit. In het initiatief worden, tegen een financiële vergoeding van de Europese Unie, procedures gecreëerd om te waarborgen dat de lidstaten zich houden aan gezamenlijk overeengekomen regels en hun verantwoordelijkheid nemen voor illegale immigranten en asielzoekers op hun grondgebied. De behandeling van het initiatief van het voorzitterschap wordt voortgezet op basis van de zeer positieve debatten in Tampere.
De Raad gaat door met het debat over het kaderbesluit over procedurele rechten op basis van het initiatief van de Commissie. Afgelopen juni besloot de Raad zijn werk voort te zetten op basis van het compromisvoorstel van het voorzitterschap. In vergelijking met het gemeenschappelijke voorstel worden hierin het aantal rechten en de omvang ervan beperkt en is er meer aandacht voor algemene criteria. Wij streven ernaar de eerste lezing van het voorstel wat de belangrijkste onderdelen ervan betreft ook in het huidige halfjaar af te ronden.
Ontwikkelingshulp van de Europese Unie en haar lidstaten is van cruciaal belang voor het wegnemen van de oorzaken van illegale migratie. De crisis in het Middellandse Zeegebied laat ons nu eindelijk zien wat het belang van buitenlandse betrekkingen is in de strijd tegen illegale migratie. Een algemene benadering van migratie en de prioritaire maatregelen met betrekking tot Afrika en het Middellandse Zeegebied, die de Europese Raad afgelopen december aannam, bieden een algemeen kader voor het optreden van de Europese Unie. Dit vergroot de samenwerking tussen de lidstaten en de dialoog met de Afrikaanse landen en de samenwerking in het hele Middellandse Zeegebied. De Europese Raad heeft de Commissie gevraagd verslag uit te brengen over de vorderingen die eind dit jaar zijn gemaakt.
Wat racisme en vreemdelingenhaat betreft heeft de Raad zich laten vertellen dat de lidstaten die algemene bedenkingen tegen het ontwerpinstrument hadden die nu niet meer hebben. De onderhandelingen kunnen derhalve zo snel mogelijk worden hervat. De Europese Unie heeft op basis van de Europese Raad van Tampere en het Haags Programma een gemeenschappelijk immigratie-, grenscontrole- en asielbeleid ontwikkeld. Dit is gebaseerd op solidariteit van de lidstaten, het onderling vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid. Hierin wordt volledig rekening gehouden met de mensenrechten en de fundamentele rechten, met inbegrip van het Vluchtelingenverdrag van Genève en het recht om asiel aan te vragen in de Europese Unie. De lidstaten en hun autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het controleren van hun buitengrenzen en immigratie alsmede het uitvoeren van asielprocedures. Tijdens het Finse voorzitterschap heeft de Raad geprobeerd een alomvattend debat over immigratievraagstukken te voeren. Dit was het geval in de Raad van juli en op de afgelopen week gehouden informele bijeenkomst van ministers in Tampere. De recente gebeurtenissen op de Canarische eilanden en in het Middellandse Zeegebied onderstrepen het gezamenlijke lot van de Europese landen en de noodzaak van verbondenheid van alle lidstaten. Het is van wezenlijk belang dat de lidstaten en de communautaire instellingen - het Europees Parlement, de Commissie, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) en andere bevoegde instellingen - in goede samenwerking en op gecoördineerde wijze optreden.
In het kader van de alomvattende benadering zijn al enkele belangrijke initiatieven genomen, zoals de ministerbijeenkomst in Rabat in juli, de initiatieven van Frontex om een kustwacht in het Middellandse Zeegebied te ontwikkelen en de specifieke operationele initiatieven ter ondersteuning van Spanje en Malta. Het voorzitterschap bevordert deze initiatieven en ook het zeer belangrijke voorstel van de Commissie voor een verordening tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, de zogeheten Rabit-verordening. Een van de prioriteiten van het Finse voorzitterschap is het ontwikkelen van een systeem voor geïntegreerde controle van de buitengrenzen en het aannemen van een strategie hiervoor. Ook de Commissie behandelt op coherente en grondige wijze de relevante vraagstukken in haar mededeling van afgelopen juli over illegale immigratie. Om de in Tampere gestelde doelen inzake legale immigratie te kunnen bereiken is al een aantal bepalingen goedgekeurd die betrekking hebben op de positie van personen die lang in een land verblijven, gezinshereniging, het verlenen van een verblijfsvergunning aan slachtoffers van mensenhandel alsmede de toegang tot een land voor studie, beroepopleiding, vrijwilligerswerk en wetenschappelijk onderzoek. In overeenstemming met het mandaat van het Haags Programma nam de Commissie afgelopen januari een beleidsplan met betrekking tot legale immigratie aan. Daarin wordt ook rekening gehouden
27/09/2006 met het Lissabon-Programma dat vorig jaar juli werd aangenomen. Een andere belangrijke vooruitgang is het kaderprogramma Solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013 en de vier fondsen die in het kader daarvan worden opgericht: het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Buitengrenzenfonds, het Europees Terugkeerfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen. De Raad streeft naar een overeenkomst in eerste lezing met het Europees Parlement over deze belangrijke bepalingen. Het voorzitterschap is zich ervan bewust dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor het terugsturen van onderdanen van derde landen die illegaal in het land verblijven van groot belang is voor een gemeenschappelijk terugkeerbeleid, maar wij zijn ons ook bewust van de kwesties die moeten worden opgelost om binnen redelijke tijd een compromis over het voorstel te bereiken. De Raad heeft in samenwerking met het Europees Parlement en de Commissie al besloten het debat te intensiveren om de behandeling van het voorstel af te kunnen ronden. Wat het asielvraagstuk betreft wordt naar verwachting begonnen met een debat over hoe de huidige asielregels van de Europese Unie kunnen worden verbeterd. De Commissie moet een Groenboek opstellen over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem. Hierover werd ook in Tampere gesproken. Het is het doel van het voorzitterschap te waarborgen dat de huidige minimumnormen worden omgezet in echte gemeenschappelijke regels voor asiel en secundaire bescherming. De praktische samenwerking tussen lidstaten in asielzaken moet ook beter worden. De Raad verwacht dat de Commissie een voorstel hierover indient. De Raad verwacht ook dat de Commissie binnenkort met een wetgevingsvoorstel komt dat betrekking heeft op het uitbreiden van de status van personen die lang in een land verblijven naar vluchtelingen en personen die een subsidiaire beschermingsstatus hebben gekregen.
9 ministers om terrorisme te bestrijden met alle beschikbare legale middelen en instrumenten. Terrorisme is een gevaar voor een waardensysteem gebaseerd op het rechtstaatbeginsel. In de strijd tegen het terrorisme moeten de mensenrechten en de humanitaire normen worden geëerbiedigd. Zoals ik in augustus op een bijeenkomst in Londen zei, mag het terrorisme geen enkele overwinning worden gegund, ook niet bij pogingen om onze fundamentele rechten en waarden te verzwakken. Op de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zei ik dat ik het noodzakelijk vond dat de lidstaten ook moeten bevorderen dat er een verslag over CIA-vluchten met gevangenen wordt opgesteld om het fundament te versterken voor een betrouwbaardere en beter functionerende samenwerking op het gebied van veiligheid. Dames en heren, het spijt mij dat mijn toespraak zo lang is geworden, maar ik ben nu al 24 jaar betrokken bij parlementair werk. Als je dan de kans krijgt om voor zo'n aangenaam publiek te spreken, dan wil je al snel iets te veel zeggen, maar ik wil u tot slot zeggen dat de burgers verwachten dat de Europese Unie zal zorgen voor veiligheid, doeltreffender besluitvorming en het vermogen om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Zij eisen ook dat wij in staat zijn georganiseerde criminaliteit en terrorisme te bestrijden, migratiestromen te beheersen en onze gemeenschappelijke buitengrenzen effectief te beschermen. Het is onze verantwoordelijkheid en een uitdaging voor de parlementaire slagvaardigheid, zowel in het Europees Parlement als in de nationale parlementen, om samen een antwoord te vinden op de gerechtvaardigde eis die de burgers stellen dat Europa een rechtvaardige en voor iedereen veilige plaats moet zijn om in te leven. (Applaus) 3-010
De Voorzitter. − Hartelijk dank, mijnheer Rajamäki. De Raad en de Commissie zijn niet gebonden aan een maximale spreektijd. Zij kunnen zo lang spreken als ze nodig achten, met dien verstande dat een dag maar vierentwintig uur telt. 3-011
Meer transparantie in het werk van de Europese Unie is een belangrijk doel. De Europese Raad maakte afgelopen juni afspraken over maatregelen voor meer transparantie. Het Finse voorzitterschap benadrukt het belang van transparantie en is van plan het debat over transparantie actief te bevorderen op basis van het komende Groenboek van de Commissie. Ook in Tampere werd de transparantie nadrukkelijk gepropageerd. Wat betreft de geheime detentiekampen die de Amerikaanse president begin september in een toespraak noemde, wil ik het Parlement verzekeren dat de Raad zich bewust is van de mogelijke effecten ervan. Op een bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen in september beloofden de
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik kenbaar maken dat ik bijzonder tevreden ben over de uitstekende samenwerking met het Finse voorzitterschap, met name met de heer Rajamäki en mevrouw Luhtanen, en met het Europees Parlement, in het bijzonder met de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de heer Cavada. Het is onze gezamenlijke doelstelling om het Haags programma ten uitvoer te leggen en verder te ontwikkelen. Om op dit vlak echt iets te bereiken zijn duidelijke politieke prioriteiten en een effectieve besluitvorming echter onontbeerlijk. Onze strategische politieke doelstelling blijft erop gericht om het juiste evenwicht tussen het verbeteren van de veiligheid van de
10 burgers en het bevorderen en beschermen van de individuele rechten van mensen te creëren. Zoals u weet, hebben wij vorige week in Tampere de belangrijkste uitdagingen besproken op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarbij wij ook aandacht hebben besteed aan de wijze waarop wij die uitdagingen het beste het hoofd kunnen bieden. Het is duidelijk dat het bestrijden van het terrorisme en het in de hand houden van de immigratiestromen op dit moment de belangrijkste prioriteiten voor de Europese Unie zijn. Zoals ik ook al in Tampere heb benadrukt, ben ik van mening dat onze inspanningen in de strijd tegen het terrorisme op Europees niveau op een aantal essentiële punten gericht moeten worden, zoals het tegengaan van radicalisering en werving van potentiële plegers van aanslagen, het misbruik van internet door terroristen, de preventie en het opsporen van het misbruik van explosieven, de beveiliging van cruciale infrastructuur, het treffen van maatregelen in verband met eventueel bioterrorisme en het waarborgen van de vervoerszekerheid. Ik ben er ook van overtuigd dat alle nieuwe veiligheidsmaatregelen, met name met betrekking tot het luchtvervoer, niet tot buitenproportionele reacties mogen leiden omdat dit volgens mij een overwinning voor het terrorisme zou betekenen. Veiligheid staat in mijn doen en laten centraal en wij zullen de effecten en proportionaliteit van alle maatregelen op dat gebied zorgvuldig evalueren. De strijd tegen het terrorisme en de bescherming van de individuele rechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat de migratie betreft, heeft de Commissie besloten om onder verantwoordelijkheid van een commissaris een groep voor migratiekwesties op te richten. Ik heb het voorrecht om die groep te mogen coördineren, een groep waarin alle beleidsterreinen zijn samengebracht die voor migratiebeheer relevant zijn: van justitie en binnenlandse zaken tot ontwikkeling, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, regionaal beleid, economische kwesties, externe betrekkingen en het Europese nabuurschapsbeleid. Deze uitgebreide aanpak omvat zowel legale en illegale immigratie als integratie. Solidariteit is ook een essentieel onderdeel van deze aanpak en wel in de vorm van financiële steun en de inzet van deskundigen en materieel aan onze gedeelde grenzen. Hoewel de nadruk duidelijk op migratie vanuit Afrika ligt, dient ook rekening te worden gehouden met migratiestromen vanuit andere regio’s in de wereld, met name vanuit onze oostelijke buurlanden aangezien deze ook verantwoordelijk zijn voor veel illegaal migratieverkeer. Zoals u weet, hebben wij op het gebied van de illegale immigratie onlangs veel praktische maatregelen genomen, met name met betrekking tot migratiestromen naar de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie. Vooral Frontex is bijzonder actief geweest in het coördineren van de steun voor de betrokken lidstaten, zoals op de Canarische eilanden, en op korte termijn zijn
27/09/2006 er vervolgacties gepland in het centrale Middellandse Zeegebied. Solidariteit betekent praktische hulp voor lidstaten die onder druk staan. Zij hebben behoefte aan financiële middelen, materieel, boten, helikopters en vliegtuigen. In de periode 2007-2013 heeft het Frontex-agentschap de beschikking over 272 miljoen euro en dat acht ik ontoereikend om dit groeiende migratieverschijnsel adequaat aan te kunnen pakken. Volgend jaar zal de begroting van het agentschap ongeveer 21 miljoen euro bedragen. Ik hoop dat het Parlement zijn goedkeuring zal geven aan een aanvullende verhoging van de toegekende financiële middelen. Via het Argo-programma is er al extra financiële steun gegeven aan de lidstaten die de meeste problemen van die migratie ondervinden, met name Spanje, Malta en Italië. Wat dat betreft, wil ik er graag op wijzen dat de Commissie vorige week heeft besloten om zes noodhulpprojecten in die landen te financieren. De Commissie heeft ook uit hoofde van het snellereactiemechanisme een pakket maatregelen goedgekeurd om Mauritanië te helpen bij zijn pogingen om de illegale migrantenstroom naar de Canarische eilanden in te dammen. Met betrekking tot andere belangrijke partners in het gedeelte van Afrika ten zuiden van de Sahara, zoals Senegal, zullen wij eenzelfde actie ondernemen. Wat het beheer van de zuidelijke maritieme buitengrenzen betreft, heb ik de informele Raad van Tampere een aantal aanbevelingen voorgelegd voor operationele maatregelen op korte termijn, dat wil zeggen vóór de zomer van 2007. Tot deze aanbevelingen behoren: in de eerste plaats het opzetten van een operationeel commandocentrum in de betrokken regio’s met het oog op de coördinatie van een mediterraan netwerk voor kustpatrouilles; ten tweede het bestuderen van de mogelijkheden voor het oprichten van een Europees surveillancesysteem om een koppeling tot stand te brengen met de bestaande nationale surveillancesystemen; ten derde het in praktijk brengen van de “pooling of assets” zodat het materiaal dat door lidstaten wordt ingebracht ook op korte termijn ter beschikking gesteld kan worden aan de lidstaten die onze hulp inroepen; ten vierde het onderzoeken van de mogelijkheden voor het oprichten van een team van deskundigen op asielgebied dat in nauwe samenwerking met internationale organisaties dient te opereren, met name met de Verenigde Naties; ten vijfde een optimaal en maximaal gebruik van de huidige en toekomstige financiële instrumenten. Bovengenoemde maatregelen zijn bedoeld om de capaciteit van de Commissie te vergroten om het soort situaties waarmee wij dit jaar zijn geconfronteerd te beheersen en te voorkomen. Die maatregelen dienen parallel te lopen met de tenuitvoerlegging van de wereldwijde aanpak van migratie zoals die afgelopen december door de Europese Raad is aangenomen. Het gaat erom dat wij een directe politieke reactie kunnen
27/09/2006
11
waarborgen op basis van een concrete Europese solidariteit - en ik benadruk het woord “concrete” - en van gedeelde verantwoordelijkheden en lasten. Zoals onlangs ook nog eens door voorzitter Barroso en mijzelf in Tampere is onderstreept, is het hierbij van het allergrootste belang dat alle lidstaten in een sfeer van solidariteit blijven samenwerken, niet in de laatste plaats om die lidstaten te ondersteunen die tegenwoordig het meest door illegale immigratie vanuit Afrika worden getroffen. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat het de taak van de lidstaten is om de middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn om de gezamenlijke acties tot een succes te maken. Het begin is er, maar het is nog maar pas een begin. Het probleem is namelijk zodanig van omvang dat er nog veel werk verzet dient te worden.
waardigheid van de betrokken mensen te allen tijde gerespecteerd dient te worden.
In dat opzicht hoop ik dat de Europese Unie vanaf volgend voorjaar gebruik kan maken van snelle grensinterventieteams; dat zijn teams van nationale deskundigen, gecoördineerd door Frontex, die snelle technische en operationele steun kunnen verlenen aan lidstaten in nood.
Met betrekking tot de legale economische migratie, moet ik benadrukken dat de tenuitvoerlegging van het beleidsplan inzake legale migratie zowel prioriteit voor de Commissie als voor mijzelf heeft. Door het uitbannen van illegale arbeid en het opstellen van toelatingsprocedures voor legale migranten wordt een effectieve cyclus gecreëerd, of beter gezegd, een positieve structuur van prikkels.
Het op uitgebreide schaal aanpakken van het migratieprobleem brengt ook met zich mee dat er een gestructureerde methode van aanpak ontwikkeld dient te worden en dat de integratie van migratie binnen het externe Europese beleid verbeterd moet worden. Dat houdt ook in dat er aandacht besteed zal moeten worden aan de achterliggende oorzaken van die migratie en aan ontwikkelingskwesties. De Commissies stelt alles in het werk om migratie in haar ontwikkelingsbeleid te integreren en voert met name met Afrikaanse landen overleg over deze kwestie. Wij moeten in dit verband vooral prioriteit geven aan de tenuitvoerlegging van het actieplan zoals dat in juli in Rabat is overeengekomen en aan de voorbereidingen voor een succesvolle Euro-Afrikaanse conferentie met de Afrikaanse Unie over migratie. Ik hoop dat die conferentie in november in Tripoli, Libië, kan plaatsvinden. Wat de migratiekwesties betreft - inclusief de internationale bescherming die een regionale respons vereist - moeten wij ook de samenwerking met NoordAfrikaanse landen versterken, met name met Algerije, Marokko en Libië. In dat opzicht moeten zowel de lidstaten van de EU als de Noord-Afrikaanse landen de verantwoordelijkheid nemen voor de mensen die die internationale bescherming nodig hebben, inclusief asielzoekers. De bescherming van vluchtelingen is een ander belangrijk aspect in mijn portefeuille. Ik ben dan ook blij dat ik kan aankondigen dat er in de komende weken met twee specifieke regionale programma’s begonnen zal worden. Daarnaast dienen wij ervoor te zorgen dat illegale migranten naar hun landen van oorsprong terugkeren. Wat dat betreft, is de Commissie bereid om maatregelen van de lidstaten op politiek, diplomatiek en financieel niveau te ondersteunen waarbij de individuele
Wij mogen ook een ander belangrijk element in de strijd tegen de illegale immigratie niet uit het oog verliezen, te weten de noodzaak om de strijd tegen illegale arbeid te intensiveren. Die illegale arbeidsmogelijkheden zijn namelijk een van de drijvende factoren achter de immigratie. Zoals ook in de mededeling van de Commissie van juli over illegale immigratie wordt gememoreerd, zijn wij op dit moment bezig met het opstellen van een wetgevingsinstrument om de sancties tegen werkgevers van immigranten die illegaal in een land verblijven, te harmoniseren. Uiteraard dienen de lidstaten dan ook onverwijld maatregelen te nemen om het probleem van die illegale arbeid aan te pakken.
De Commissie is ervan overtuigd dat er een gemeenschappelijke aanpak nodig is om de economische migratie te controleren zodat wij niet alleen over een aanvullend instrument beschikken om de doelstellingen van Lissabon te verwezenlijken, maar ook de negatieve effecten van de vergrijzing tegen kunnen gaan; dit alles met het oog op het bevorderen van de Europese economie en ons concurrentievermogen. Om die economische groei te stimuleren, is het van fundamenteel belang dat Europa een grotere aantrekkingskracht uitoefent op hoogopgeleide migranten. Het voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor het toelaten van hoogopgeleide arbeidskrachten tot de Europese Unie, inclusief de mogelijkheid van een Europese werkvergunning (“green card”), kan gezien worden als een reactie op die economische noodzaak. Naar Europa komen alleen maar laaggeschoolde of ongeschoolde arbeidskrachten, terwijl de Verenigde Staten, Canada en Australië bijvoorbeeld in staat zijn om getalenteerde migranten aan te trekken. Tegelijkertijd denk ik echter dat wij adequate maatregelen moeten nemen om het almaar groter wordende risico op een braindrain van de armere landen te vermijden. Een andere pijler van het beleid van de Commissie in het komende jaar op dit gebied is het voorstel voor een richtlijn betreffende de rechten van legale, werkende migranten. Beide voorstellen zullen in de tweede helft van 2007 onder het Portugese voorzitterschap worden gepresenteerd. Tot slot, en zeker niet in de laatste plaats, wil ik een andere belangrijk onderdeel van het Europese immigratiebeleid onder de aandacht brengen. Ik doel daarmee op het feit dat grotere inspanningen op integratiegebied essentieel zijn voor een succesvol
12 gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid. Dat is ook al benadrukt in de gemeenschappelijke agenda voor integratie die ik in september 2005 heb gepresenteerd. Ik hoop van ganser harte dat, na goedkeuring van deze overkoepelende Europese aanpak van de migratie door de Raad in Luxemburg, eenzelfde gemeenschappelijke Europese benadering ook zal worden onderschreven op het hoogste politieke niveau tijdens de Europese Raad in Lahti. Sta mij toe om dan nu aandacht te besteden aan de “passerelle-clausule”. Zoals minister Rajamäki en de heer Cavada zojuist ook al hebben gezegd, hebben wij eveneens besproken hoe wij de besluitvorming op het gebied van veiligheid en justitie kunnen verbeteren, met name via de “passerelle-” of “overbruggingsclausule”. Zoals u weet, hebben de standpunten van de Commissie en van het Parlement op dit punt altijd zeer dicht bij elkaar gelegen. Beide instellingen zijn namelijk van mening dat die overbruggingsclausule een adequaat en belangrijk instrument voor de Unie en de lidstaten is om een betere efficiëntie, transparantie en verantwoordingsplicht in het besluitvormingsproces tot stand te brengen. Daarnaast wordt de democratische legitimiteit vergroot doordat de rol van het Parlement uitgebreid wordt. Het debat in Tampere had een zeer open en constructief karakter. Alle lidstaten waren het erover eens dat het noodzakelijk was om op de ingeslagen weg voort te gaan, óók de lidstaten die nog steeds twijfels hadden. Sommige lidstaten waren bijvoorbeeld bang dat een besluit over de “passerelle-clausule” op dit moment het opnieuw in gang zetten van het constitutionele proces zou bemoeilijken. Ik ben echter van mening dat dit niet het geval is. Wij zullen een van de eersten zijn die een positief resultaat verwelkomen van het onderzoek dat het Duitse voorzitterschap in 2007 wil uitvoeren. Dat voorzitterschap kan daarbij op onze volledige steun rekenen. Desalniettemin moeten wij erop voorbereid zijn dat de “passerelle-clausule” wel eens de enige oplossing zou kunnen zijn voor de nijpende problemen waarmee wij worden geconfronteerd. Ook ik vind dat wij een grondwet nodig hebben, maar als wij blijven afwachten, zitten wij straks misschien in een situatie waarin wij volledig verlamd zijn. Zoals u overigens weet, wordt die “passerelle-clausule” sowieso in de grondwet geïntegreerd wanneer deze van kracht wordt. Ik sluit mij bij de opmerking aan die minister Rajamäki in Tampere maakte dat Europa te vergelijken is met een fiets: het is een kwestie van doorrijden of omvallen. Dat mijn landgenoot Bettini een paar dagen geleden wereldkampioen wielrennen is geworden, komt overigens enkel doordat hij gewoon sneller was dan alle anderen. Wij moeten dan ook doorgaan met deze zeer belangrijke discussie. Daarbij moeten wij voortbouwen op de goede wil die alle lidstaten in Tampere hebben laten blijken. Wij hebben over een paar dagen al de kans om tijdens de
27/09/2006 volgende Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in Luxemburg een beslissing te nemen over de vraag hoe wij met dit belangrijke dossier verder gaan. Ik eindig met de opmerking dat de burgers daadwerkelijk meer Europa willen, maar dan wel een Europa met een effectievere besluitvorming. Ook de mensen in het veld, rechters, officieren van justitie en politieautoriteiten willen meer effectieve instrumenten om de georganiseerde misdaad en het terrorisme te bestrijden. Eerlijk gezegd, mogen wij niet toestaan dat de publieke opinie meer verlangt dan onze politieke strategieën en beleidsmaatregelen kunnen bieden. Als wij geloofwaardig willen zijn, moeten wij nú maatregelen nemen en niet pas na tragische gebeurtenissen zoals in het verleden vaker het geval is geweest. (Applaus) 3-012
De Voorzitter. − Wij danken de vicevoorzitter van de Commissie voor zijn toelichting op de besprekingen in Tampere en voor zijn optimistische kijk op wat zich daar heeft afgespeeld. Wij gaan nu luisteren naar de standpunten van de fracties. Houdt u er alstublieft rekening mee dat de spreektijd van afgevaardigden aan een limiet gebonden is. 3-013
Ewa Klamt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het beheersen van migratiestromen, en daarmee de regulering van de immigratie naar de Europese Unie, is een van de belangrijkste problemen die wij moeten oplossen, en uiteraard moeten we voor een oplossing van dit probleem verder kijken dan onze landsgrenzen. Daarbij kunnen wij ons echter niet slechts beperken tot een Europese analyse en tot een Europese aanpak. Samenwerking met de transitlanden en de landen van herkomst, alsmede steun aan die landen is een deel van de oplossing, maar er is ook een geïntegreerde aanpak nodig. Want de immigratie dient te worden gereguleerd, en dat kan niet alleen via het binnenlands beleid. Oplossingen kunnen alleen worden gevonden via gemeenschappelijke inspanningen op verschillende beleidsterreinen. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten eist al heel lang dat lidstaten in hun immigratiebeleid rekening houden met de rechten en behoeften van andere lidstaten. Een voorbeeld: je kunt niet zonder andere lidstaten op de hoogte te stellen of te raadplegen tot massale legalisering overgaan, om vervolgens bij de EU aan te kloppen voor hulp zodra een dergelijke maatregel andere migranten begint aan te trekken. Het is van fundamenteel belang dat er in het nationaal immigratiebeleid rekening wordt gehouden met de uitwerking op andere lidstaten.
27/09/2006 Een beleidsterrein – in dit geval dat van de economische migratie – overbrengen naar het communautair beleid is echter geen panacee. Zeker, er zijn veel gemeenschappelijke problemen, maar minstens net zoveel zijn van specifiek nationale, regionale of zelfs plaatselijke aard. Velen zijn ook zo voor een communautair beleid op het terrein van economische migratie omdat daarmee niet alleen de eigen bevoegdheden worden uitgebreid, maar ook omdat zo de invoering van een immigratiebeleid zou kunnen worden vergemakkelijkt waarvoor op nationaal niveau geen meerderheid is. Een dergelijke motivatie helpt echter niet om adequate oplossingen in de lidstaten tot stand te brengen. Een beleid kan alleen slagen als de burgers van onze lidstaten het mede vorm kunnen geven. (Applaus) 3-014
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, onze fractie heeft er lang over gedaan om haar positie te bepalen in het debat van vandaag. Ik heb in dit Parlement voor het laatst het woord gevraagd in een debat over het binnenlands beleid en veiligheidsbeleid toen het ging over het Europees arrestatiebevel en de Europees openbaar aanklager, waarop ik een enorme aanvaring kreeg met de fungerend voorzitter van de Raad. Daar zit ik vandaag niet op te wachten, maar toch zal ik geen blad voor de mond nemen, geachte fungerend voorzitter van de Raad en geachte commissaris. Als ik om me heen kijk in de zaal, zie ik de heer Kirkhope, de heer Pirker, mevrouw Klamt, de heer Watson, mevrouw Lambert en mevrouw Roure. Zes jaar geleden zaten wij hier ook al en zeiden we precies hetzelfde. De heer Watson was destijds commissievoorzitter. De commissaris was een zekere heer Vitorino, die na de top van Tampere met het zogeheten ‘scorebord’ kwam, dat alle maatregelen bevatte die u, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, en u, mijnheer de commissaris, beschreven. Dit scorebord dankte zijn naam aan het feit dat het expliciet gespecificeerde termijnen aangaf: maatregel A dient ten uitvoer gelegd te worden in de lidstaten binnen periode B, het verslag van de Commissie dient te worden voorgelegd aan de Raad binnen periode C, et cetera. Waarom zitten we hier nu eigenlijk zes jaar later weer bij elkaar om over dezelfde vraagstukken te discussiëren, bijvoorbeeld over de passerelleclausule? Zes jaar geleden hadden wij er alle vertrouwen in dat er recht zou worden gedaan aan het Verdrag van Nice, waarin staat dat vijf jaar nadat het in 1999 van kracht is geworden, in 2004 dus, op de beleidsterreinen die hier ter sprake zijn, de medebeslissingsprocedure van toepassing dient te zijn, mits de Raad unaniem voorstemt. Maar twee jaar later is er nog niets gebeurd. Mevrouw Klamt maakte een belangrijke opmerking, namelijk dat we niet de bevoegdheid van de nationale, plaatselijke of regionale autoriteiten moeten overnemen
13 op het terrein van immigratie of de tenuitvoerlegging van het asielbeleid. Maar we mogen ook niet tolereren dat er geen gemeenschappelijke regelingen zijn als deze wel degelijk noodzakelijk zijn. De migratiestromen naar de zuidkusten van Europa die wij vandaag bespreken, zijn niet alleen te beheersen met beperkende maatregelen. Daarvoor is een aanpak nodig waarin de bestrijding van de georganiseerde misdaad, de legalisering van immigratie en een gecoördineerd integratiebeleid met elkaar worden gecombineerd. Dat is voor ons allemaal oud nieuws. Waarom weigeren de lidstaten dan de voorstellen ten uitvoer te leggen die commissaris Frattini zojuist beschreef? Daarop denk ik het antwoord te hebben. Ze weigeren omdat ze met deze beleidsterreinen – beveiliging van de buitengrenzen, asielbeleid, staatsburgerschapsrecht, vrijheid van vestiging en van verkeer, politie- en justitiebeleid – aan de burgers laten zien dat zij de macht in het land hebben en niemand anders. Als ze dergelijke rechten zouden overdragen aan de Europese Unie, zouden ze afstand doen van een deel van hun soevereiniteit, iets waar de lidstaten al vijftien jaar huiverig voor zijn. Ik begrijp dat wel, want daarmee wordt de nationale macht tot op zekere hoogte opgegeven. Men dient echter te kiezen tussen het opgeven van dit stukje macht en het voortduren van de migratie, de mensenhandel, de ongeordende immigratie en de daaruit voortvloeiende problemen. Wat dit betreft falen de ministers van Binnenlandse Zaken van de Europese Unie sinds tien jaar. En daar moet een eind aan komen. Daarom zijn de aanpak waarnaar onze vraag verwijst en de antwoorden die wij vandaag – vooral van commissaris Frattini – hebben gekregen ook goed. Maar het is zaak dat er eindelijk actie wordt ondernomen. (Applaus) 3-015
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de heer Cavada bedanken, niet alleen voor zijn mondelinge vraag die aanleiding is geweest voor dit debat, maar ook voor het uitstekende werk dat hij en zijn collega’s verrichten in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Ik had de eer om voorzitter van die commissie te mogen zijn ten tijde van de bijeenkomst van de Raad in 1999 in Tampere. Ik heb het proces van Tampere tot Tampere nauwlettend gevolgd, maar het waren zeven magere jaren. Het doet denken aan de opmerking die een criticus ooit maakte over Waiting for Godot van Samuel Beckett: Het is een toneelstuk in twee akten waarin niets gebeurt; twee keer. Ik juich de inspanningen van commissaris Frattini en van het Finse voorzitterschap toe om de lidstaten met gevlei en zachte hand aan te zetten om de draad weer op te pakken. De heer Rajamäki had het erover dat de geest van Tampere nieuw leven wordt ingeblazen. Dat is ook zeer hard nodig. Feit is echter dat het land dat ik het beste ken een spaak in het wiel heeft gestoken door aan
14 drie pijlers vast te blijven houden. Andere landen houden op hun beurt nu weer de benodigde herstelwerkzaamheden tegen. Als wij er niet in slagen om de overbruggingsclausule - de “passerelle-clausule” - door te voeren, zullen wij op het gebied van justitie en binnenlandse zaken nooit een geloofwaardig beleid kunnen voeren. We geven dan voortzetting aan een beleid met de dynamiek van een trapfiets, maar wat we nodig hebben is een Ducati. De lidstaten zitten nog steeds in hun middeleeuwse bastions en hebben de ophaalbrug nog niet eens op een kiertje gezet. Onder het mom van nationale soevereiniteit bevorderen zij de algemene anarchie. Onze burgers verlangen echter meer. In de eerste fasen van de opbouw van de Europese Unie liepen de politieke leiders voor op de publieke opinie. Zij zagen leiderschap als het uitdragen van de visie van het Europa dat hen voor ogen stond en waren van mening dat zij de burgers daarheen moesten leiden. Dat kan een gevaarlijke strategie zijn, maar in ieder geval veel minder gevaarlijk dan de huidige situatie waarin wij achterlopen op die publieke opinie, u gaf dat zojuist ook al aan, commissaris. Onze burgers vragen: waarom hebben wij geen immigratiebeleid om de menselijke tragedies te voorkomen die zich aan onze zuidelijke kusten voltrekken? Waarom delen wij geen informatie en inlichtingen in de strijd tegen terrorisme of drugs? Waarom kunnen slachtoffers van grensoverschrijdende criminaliteit of grensoverschrijdende echtelijke scheidingen hun recht niet halen? Of, zoals Abba Eban ooit in een andere context zei: als ministers bij elkaar komen, missen zij nooit een kans om een kans te missen. Wij willen dat er meer nadruk op de Europese waarden wordt gelegd. Wij hebben dan weliswaar nog geen grondwet, maar wél een Handvest van de grondrechten. U zei dat de mensenrechten bovenaan de agenda van de Raad staan, mijnheer Rajamäki, en dat daarmee op alle fronten rekening wordt gehouden. Weet u dat wel zeker? Hoe zit het dan met het verhaal van de geheime gevangenissen van de CIA? In dat verband heeft dit Parlement terecht een Comité voor uitleveringen ingesteld om te bezien of wij artikel 7 moeten gebruiken. En hoe zit het met de persoonsgegevens in de bestanden van vliegtuigpassagiers (PNR)? Moet de overeenkomst van 2007 ter vervanging van uw provisorische oplossing van vorige maand niet in overeenstemming zijn met het kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens? En hoe zit het met minimale procedurele garanties voor verdachten in strafzaken: Waarom staat dat nog steeds onderaan de lijst van te behandelen onderwerpen? Uiteraard is er enige vooruitgang geboekt. Te vaak vertoont de Unie echter nog steeds overeenkomsten met de mimespeler Marcel Marceau: het lijkt weliswaar alsof hij tegen een muur opklimt, maar in feite gaat hij nergens naartoe. Ik verzoek de heer Frattini en het voorzitterschap dan ook om de Raad op 6 oktober de boodschap over te brengen dat Europa méér verlangt.
27/09/2006 (Applaus) 3-016
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie is er altijd voor geweest dat deze vraagstukken onder de communautaire procedure werden gebracht, en wel sinds met het Verdrag van Maastricht het pijlersysteem werd uitgevonden, dat in theorie tijdelijk had moeten zijn maar in de praktijk vrij definitief is gebleken. Procedures zijn echter niet alles, en ik vraag mij af welk beleid het Parlement, de Raad en de Commissie nu gaan voeren voor deze zaken. Verminderen, afwijzen, beperken en wegwerken: dat is volgens mij de prioriteit, en vreemd genoeg is dit debat op gang gebracht door een commissaris die over terrorisme sprak en veiligheid de absolute prioriteit noemde. Mijns inziens zegt dit ook heel veel over de opvattingen van veel van onze leiders over prioriteiten. Ondanks de grenzen, ondanks de verschrikkelijke risico’s en ondanks het feit dat volkenrechtschendingen steeds vaker door de vingers worden gezien, slagen wij er niet in om de immigratie een halt toe te roepen, en dat is iets dat wij allen goed voor ogen moeten houden! Eerlijk gezegd bevalt het mij absoluut niet, mijnheer de commissaris, dat u zo vaak - te vaak - het woord ‘solidariteit’ in de mond neemt, vooral als u daarmee wilt zeggen dat men ‘de lidstaten moet helpen om aan de grens wanhopige en rechtenloze mensen tegen te houden’. Bovendien wil ik erop wijzen dat wij op die manier absoluut geen einde hebben gemaakt aan het risico dat als we de mensen in de boten aan de grens tegenhouden en ze meteen terugsturen naar hun plaats van herkomst wij het recht van velen van hen op asiel schenden. De door mevrouw Klamt maar ook commissaris Frattini veroordeelde massale legalisering is het rechtstreekse gevolg van het beleid dat weliswaar zegt: ‘nulimmigratie is mogelijk’, maar eigenlijk iets verbergt, namelijk het feit dat wij immigranten nodig hebben. Mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik weet niet of het waar is dat de meeste illegale immigranten die bij ons aankomen, ongeschoold zijn. Ik ken zelf geschiedenisleraren, elektriciens, mensen die hier geschoold aankomen maar geen geschoold werk vinden, omdat zij klaarblijkelijk terechtkomen in allesbehalve geschoolde kringen. Als men zegt dat het erom gaat uit de ontwikkelingslanden geschoolde mensen te halen - mensen die echter hun eigen land zouden kunnen helpen bij het wegwerken van hun ontwikkelingsachterstand - geeft men mijns inziens een verkeerde boodschap, een boodschap die de Europese Unie niet mag geven! Tot slot wil ik, mijnheer Rajamäki, commissaris Frattini, graag iets horen over het vraagstuk van de overeenkomsten met derde landen. Mijn fractie en ik
27/09/2006 zijn zeer bezorgd over deze zaak. Wij weten dat enkele lidstaten, zoals Frankrijk, Spanje en Italië, stiekem en enkel op politieniveau aan het onderhandelen zijn over overeenkomsten met derde landen die geen enkele garantie bieden dat de rechten van mensen worden geëerbiedigd. Wij weten heel goed dat die derde landen vaak, en doelbewust, de rechten schenden, niet alleen van hun eigen burgers maar ook van migranten. Dat geldt met name voor Libië, waaraan de commissaris, zoals hij zojuist zei, grote sommen geld wil geven. Persoonlijk zou ik graag willen dat met enkele woorden werd uitgelegd hoe het met de democratie en de openbaarheid is gesteld bij dergelijke overeenkomsten.
15 ramp plaatsvond met migranten op zee: de ondergang van een schip op open zee, met bijna 400 emigranten aan boort, in de buurt van Porto Palo, tussen Malta en Sicilië. Laten wij een gebaar van menselijkheid maken! Laten wij zorgen voor een monument, voor een symbolisch collectief graf van de naamloze mannen en vrouwen die op zee de dood vonden omdat zij een betere toekomst zochten.
(Applaus)
Een groot Latijns dichter zou gezegd hebben: “Laten wij een collectieve herinnering opbouwen die duurzamer is dan brons”. Waarschijnlijk zal dat de krachtigste en meest concrete daad zijn die Europa vandaag kan verrichten om een serieuze discussie op gang te brengen over immigratie.
3-017
3-018
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb de indruk dat men na de mislukking van de informele top van Tampere, die vorige week plaatsvond, besloten heeft om niet alleen op te houden met fietsen maar zelfs de fiets aan de haak te hangen. Ook het debat van vandaag toont een dergelijk trekje: men gooit terrorismebestrijding, CIA-vluchten, PNR’s en politiesamenwerking op één hoop met immigratie.
Romano Maria La Russa, namens de UEN-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb hier al eerder het woord gevoerd en benadrukt hoe noodzakelijk en urgent een gemeenschappelijk immigratiebeleid is. Tot mijn voldoening kan ik nu nota nemen van de recente initiatieven op communautair niveau en van de recente doorbraak bij het vraagstuk van de financiële middelen voor de landen die geconfronteerd zijn met noodsituaties.
Pas als men inziet dat het immigratievraagstuk losgekoppeld moet worden van de repressieve beleidsvormen, van de acties om migranten te criminaliseren en van bepaalde praktijken in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde criminaliteit, zal het mogelijk worden serieus te discussiëren over een gemeenschappelijk immigratiebeleid van de Europese Unie.
Er heeft zich een niet te verwaarlozen bewustwordingproces voltrokken onder de lidstaten. Door de talrijke tragedies op de Middellandse Zee is het - misschien te elfder ure - tot hen doorgedrongen dat de migratieverschijnselen niet uitsluitend de perifere landen van de EU aangaan, maar dat de algemene doelstellingen van economische groei alleen verwezenlijkt kunnen worden in een klimaat van algemene veiligheid. Deze bewustwording zal hen er eindelijk toe kunnen aanzetten om de verantwoordelijkheden en de financiële lasten voor het grensbeheer billijk te verdelen. Dit daadwerkelijke engagement komt ook tot uiting in de verhoogde financiële middelen die de EU voor de komende zeven jaar, in het kader van de consolidering van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, beschikbaar stelt.
Wij moeten ook het woord ‘invasie’ uit ons debat bannen: spreken over invasie is verkeerd en ongegrond, aangezien wij allen weten dat slechts vijftien procent van de illegale immigranten via zee, uit Afrika, komt en dat alle anderen over land of met het vliegtuig komen. Dat gaat ook op voor Spanje en Italië, zelfs als wij het aantal migranten dat op de Canarische eilanden of op Lampedusa aankomt meerekenen. Wij moeten opnieuw beginnen, uitgaande van de legale kanalen. In het Groenboek van de Commissie staat dat wij tot 2030 20 miljoen migrerende werknemers nodig hebben. Daarom moeten wij in actie komen om ze binnen te laten, in plaats van dat wij de mensen op zee laten omkomen. Wat heeft Frontex deze zomer gedaan om te voorkomen dat zoveel mensen omkwamen? Dat hebben wij niet begrepen. Wij mogen geen Europa zijn dat mensen massaal tegenhoudt. Evenmin mogen wij dulden dat de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee openluchtkerkhoven worden. Ik wil commissaris Frattini een voorstel doen: laten we een monument oprichten, als blijvende herinnering aan de op zee omgekomen immigranten. Over enkele maanden is het tien jaar geleden dat de eerste erkende
Een andere zaak die als positief moet worden beschouwd, is de invoering van een specifiek programma voor het regelen van de migratiestromen, waarmee op ad-hocbasis middelen beschikbaar worden gesteld voor terugkeer, vluchtelingen en integratie. Net zo belangrijk is de instelling van het Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen. Ofschoon dit Agentschap helaas nog niet beschikt over adequaat personeel, hoop ik toch dat het geleidelijk aan meer aandacht en middelen zal krijgen. Ik hoop eveneens dat wij langs deze weg kunnen komen tot de invoering van gemeenschappelijke minimumnormen voor de strijd tegen illegale immigratie en voor het reglementeren van legale immigratie, en dat een geloofwaardig beleid, een beleid dat de individuele rechten eerbiedigt, op poten wordt gezet. Alleen een strikt beleid kan echter geloofwaardig zijn. Een Europees beleid voor grootscheepse legalisering, een
16
27/09/2006
beleid dat zonder enig onderscheid burgerschapsrechten uitdeelt, is uit den boze.
het werelddeel dat het dichtst bij West-Europa ligt en als het ware een voorstad is van Parijs.
Het is tegenwoordig algemeen bekend dat legalisering geen oplossing is als de situatie van de immigranten niet wordt verbeterd; sterker nog, legalisering brengt immigranten bijna altijd in een nog lastiger parket, dat marginalisatie en wijdverspreide - en vaak in terrorisme uitmondende - misdaadverschijnselen bevordert.
Spanje, dat terecht beschuldigd wordt van onverantwoord gedrag door illegale immigranten massaal te legaliseren, stelt in reactie hierop dat de meeste Afrikanen die op de Canarische eilanden aankomen – 25 000 sinds het begin van dit jaar – Franstaligen zijn die naar andere landen willen gaan. Gezien deze omstandigheden is het begrijpelijk dat we het werkelijk rampzalige Akkoord van Schengen, dat sinds 1985 wordt toegepast, moeten afschaffen omdat op grond hiervan iedere illegale immigrant die in Spanje, Italië of ergens anders aankomt en gelegaliseerd wordt, naar Frankrijk kan gaan en daar van alle sociale voorzieningen kan profiteren.
Geloofwaardig zijn betekent tot slot dat men de idealen van solidariteit en bescherming van de vrijheden, die de EU eigen zijn, herbevestigt en dat men zich verplicht tot naleving van het recht. De EU zal nooit hulp weigeren aan degenen die hulp nodig hebben en aan degenen die echt willen integreren. Indien iemand echter geweld, cultuur, waarden en religies wil uitvoeren, moet hij of zij erop rekenen dat het beginsel van nultolerantie wordt toegepast; dit is niet wenselijk maar soms wel noodzakelijk. 3-019
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, de informele top afgelopen weken in Tampere heeft één ding duidelijk gemaakt: de lidstaten zijn het fundamenteel oneens over de aanpak van illegale immigratie. Dat er een oplossing moet komen, is duidelijk maar over de middelen verschilt men van mening. Het immigratieprobleem wordt door de lidstaten dan ook graag doorgeschoven naar de Europese vergadertafels. Daarmee herhaalt de geschiedenis zich. Eind jaren negentig hadden Nederland en Duitsland grote problemen met het toestromen van asielzoekers. Zij drongen aan op solidariteit en lastenverdeling. Frankrijk, Spanje, Italië en Portugal blokkeerden echter elke oplossing op Europees niveau. Nu geven noordelijke lidstaten niet thuis bij het verzoek om hulp. De oplossing moet echter wel op Europees niveau gevonden worden. Een gemeenschappelijke markt met een gedeelde ruimte waarin burgers zich vrij mogen bewegen, vraagt om een consequente beveiliging van de buitengrenzen en een gereguleerde toegang tot die ruimte. Het Europees beleid voor illegale immigratie is noodzakelijk maar dan wel zo dat landen niet zelfstandig blijven handelen. Het legaliseren van 700.000 illegalen door de Spaanse autoriteiten zonder daarin andere lidstaten te kennen, kan niet samengaan met de wens om hulp van andere lidstaten. Tenslotte, president Bush heeft toegegeven dat er geheime gevangenissen van de CIA waren. In welke landen deze gevangenissen waren en of er in de Europese Unie gevangenissen waren, is tot op vandaag onduidelijk. Ik hoor graag wat de Raad en Commissie doen om een einde te maken aan deze onduidelijkheid. 3-020
Jean-Marie Le Pen (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, door in 2005 anderhalf miljoen illegale immigranten te legaliseren, hebben Spanje en Italië een gigantische stroom mensen uit Afrika op gang gebracht,
Aangezien hij acht van de tien laatste bijeenkomsten van de Raad van ministers van Binnenlandse Zaken heeft gemist, is de heer Sarkozy niet de aangewezen persoon om kritiek te uiten op Spanje, temeer daar Frankrijk positief staat tegenover de opheffing van de voorwaarde van unanimiteit ten aanzien van de justitiële en politiële samenwerking, dat wil zeggen positief staat tegenover het opgeven van een van zijn soevereine rechten. Het is van cruciaal belang dat wij onze eigen grenzen kunnen bewaken nu immigratie een wereldwijd verschijnsel vormt. We kunnen de bewaking van duizenden kilometers kust en landsgrenzen die gemakkelijk overschreden kunnen worden, niet toevertrouwen aan anderen, en de tekortkomingen van de lidstaten op dit gebied kunnen niet worden goedgemaakt door Frontex, de Europese organisatie die geacht wordt de grenzen van Europa te bewaken. Tenzij we het immigratieprobleem bij de bron aanpakken en een grootschalig ontwikkelingsbeleid uitstippelen, blijven we miljoenen immigranten opvangen die het Europa zoals wij het kennen stap voor stap zullen destabiliseren en uiteindelijk zullen overstromen. De Europese instellingen versnellen deze neerwaartse spiraal slechts door een immigratiebeleid voor te staan dat de heer Sarkozy hypocriet bestempelt als "selectieve immigratie". De Europese landen moeten de zaak weer in eigen hand nemen, zoals Zwitserland onlangs heeft gedaan, en zich beschermen tegen de invasie van migranten, die nog maar net is begonnen. 3-021
Jaime Mayor Oreja (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de heer Frattini feliciteren met het feit dat hij heel terecht opnieuw een woord heeft gebruikt dat van essentieel belang is in deze fase van de constructie van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: het woord prioriteiten. In dit verband wil ik zeggen dat het nog ontbreekt aan een groot debat en aan grote resultaten, want daar hebben we in dit stadium van de opbouw van de Europese Unie dringend behoefte aan, omdat we het heel vaak over concrete maatregelen hebben, terwijl de belangrijkste vraag ondertussen niet wordt beantwoord. Hoe ziet over tien jaar de definitieve horizon van de
27/09/2006 bevoegdheden van de Europese Unie en de lidstaten eruit als het gaat om twee vraagstukken, zoals de heer Frattini heeft gezegd: de immigratie en het radicale islamistische terrorisme? Dat debat is dringend noodzakelijk en zolang het niet plaatsvindt, zolang er nog geen resultaat is, valt er op deze terreinen onmogelijk op een correcte en adequate wijze vooruitgang te boeken. Het gaat om een preconstitutioneel debat. Het betreft hier zonder enige twijfel datgene wat op dit moment de Europeanen de meeste angst voor de toekomst inboezemt. Daarom is het een preconstitutioneel debat en daarom, mijnheer Frattini en geachte leden van de Commissie, moet dit debat nu dringend gevoerd worden. Het is ondenkbaar dat er over tien jaar een Europese Unie bestaat zonder dat we een immigratiebeleid hebben. Het is ondenkbaar dat in de Verenigde Staten van Amerika alle staten hun eigen immigratiebeleid hebben. Het is toch eigenlijk ondenkbaar dat in het licht van een opkomend fenomeen als het islamistische terrorisme - dat eerst bommen in een autobus en daarna in een vliegtuig durfde te plaatsen, dat eerst de aanval opende op cartoons en daarna op de paus, kortom, een opkomend fenomeen - wij, de Europese Unie en haar instellingen, nog steeds geen politieke rol hebben die herkenbaar is voor de burgers. Misschien is het weinig, misschien is het genoeg of misschien is het wel te veel; het grote probleem is echter dat de Europese burgers op dit moment niet weten wat de Europese Unie precies doet, noch op het gebied van immigratie, noch op het gebied van terrorisme. Daarom moet dit debat nu gevoerd worden. Dit is het preconstitutioneel debat dat nog gevoerd moet worden en dit is het grote debat dat in de komende maanden gevoerd zal worden door de Europeanen. 3-022
Martine Roure (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit debat vindt plaats vlak na de ministeriële bijeenkomst Tampere II, waarop de lidstaten fundamentele kwesties hebben besproken om een echte Europese Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in te voeren. Het verheugt mij dan ook dat de overbruggingsclausule eindelijk op het bordje van de Raad ligt. Het spreekt vanzelf dat wij voor communautarisering van de gehele derde pijler zijn, met name wat betreft de legale immigratie; hierdoor komt eindelijk een einde aan de blokkade door sommige lidstaten. Ik roep de Raad derhalve op de discussies voort te zetten, zodat we deze overbruggingsclausule hopelijk ten langen leste kunnen activeren. Ik wil tevens de overeenkomst inzake de overdracht van persoonsgegevens van passagiers, ook bekend als de Passenger Names Records-overeenkomst (PNR), ter sprake brengen. Er zijn gesprekken gaande met de Amerikaanse autoriteiten, maar ik heb vernomen dat die autoriteiten het onderste uit de kan willen halen. Zou vicevoorzitter Frattini ons kunnen zeggen of deze
17 onderhandelingen zullen leiden tot een gemeenschappelijk akkoord vóór het einde van de maand, dat niet meer ver weg is? Wij zijn het eens geworden over een tweefaseprocedure, waarbij we in 2007 weer over de inhoud zouden spreken. Zullen de Amerikanen werkelijk ook handelen op deze basis? Ik wil me in dit verband wenden tot de Raad en erop wijzen dat het Europees Parlement thans een duidelijke toezegging van de Raad verwacht ten aanzien van het kaderbesluit over de bescherming van gegevens. De Raad schijnt tijdens de ministeriële bijeenkomst in Tampere teruggekomen te zijn van de concrete verplichtingen betreffende de immigratie die de Europese Unie zeven jaar geleden is aangegaan, met name ten aanzien van de tenuitvoerlegging in 2010 van een gemeenschappelijk immigratiebeleid en van een gemeenschappelijke asielregeling. Ook hier begint de tijd te dringen. Mijn fractie wil er de nadruk op leggen dat een beter beheer van de buitengrenzen slechts één aspect kan zijn van ons gemeenschappelijke immigratiebeleid. De problemen en de humanitaire noodsituatie bij onze grenzen, met name in het zuiden van Europa, en de massale toestroom van migranten en asielzoekers kunnen niemand koud laten. Wij pleiten derhalve voor een versterking van de Europese solidariteit. Wij eisen dat Europa de lasten en de verantwoordelijkheden van zijn immigratiebeleid verdeelt. Wij willen tevens dat er partnerschappen worden gesloten met de herkomst- en doorgangslanden, die vóór alles gebaseerd moeten zijn op eerbiediging van zowel de grondrechten als het recht op asiel. Wij mogen echter in geen geval toestaan dat onze grenzen extern worden beheerd. Wij pleiten voor een alomvattende en brede benadering van de immigratieproblemen. De bestrijding van de illegale immigratie moet gepaard gaan met concrete voorstellen, bijvoorbeeld ten aanzien van het openen van kanalen voor legale immigratie of van een echte en efficiënte gezamenlijke ontwikkeling. Wij moeten de onderliggende oorzaken van de migratie, armoede en conflicten, bestrijden. Wij dienen derde landen die te kampen hebben met problemen, in staat te stellen zich te ontwikkelen, en we moeten migratie ook zien als een positieve factor voor ontwikkeling, die een bijdrage levert aan de vermindering van de armoede. Wij stellen bijvoorbeeld voor immigranten financieel te steunen in hun landen van herkomst. Tot slot pleiten wij voor een actieve uitwisseling tussen landen uit het noorden en die uit het zuiden, en wij willen weten hoe de voorstellen die op dit gebied zijn gedaan in Rabat, geconcretiseerd zullen worden. (Applaus) 3-023
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). – Voorzitter, de immigratieproblematiek is anno 2006 een van de grootste uitdagingen en je zou denken dat de urgentie
18
27/09/2006
van dit probleem inmiddels wel tot alle lidstaten is doorgedrongen, maar niets lijkt minder waar! De berichtgeving over de bijeenkomst in Tampere van vorige week was tenenkrommend. Het gebrek aan daadkracht vierde hoog tij. Aan de buitengrenzen van de Unie vindt een ware humanitaire tragedie plaats, mede dankzij het falend beleid van de Europese lidstaten en ik moet u zeggen, ik schaam me oprecht kapot. Als er al sprake is van enige focus, dan ligt die voor de Raad met name op het versterken van de buitengrenzen. Frontex is het sleutelwoord. Maar Frontex is afhankelijk van de middelen en mankracht die door de lidstaten worden aangeleverd en die middelen blijven tot op de dag van vandaag buitengewoon beperkt. Overigens is het een illusie om te denken dat de migrantenstromen zijn in te dammen met het versterken van de buitengrenzen alleen. Dat moeten we ook vooral niet willen. Gekeken moet worden naar de redenen waarom de migranten massaal hun land verlaten. De link tussen migratie en ontwikkeling is van het grootste belang. Grootse en strategische investeringen in de landen van herkomst zijn noodzakelijk. Noem het zo je wil een modern Marshallplan. Geachte Raadsvoorzitter, neem een voorbeeld aan Commissaris Frattini, die al ettelijke malen uw aandacht heeft gevraagd voor een totaalpakket van maatregelen. Alleen dan zal de Unie enig effect kunnen sorteren. Maak uw ambities waar, zoals vastgelegd in het programma van Tampere en herbevestigd in het Haags programma. Maak onverkort werk van die zo belangrijke link tussen migratie en ontwikkeling. Zorg voor die samenwerkingsovereenkomsten met de landen van herkomst en transit. Zorg voor een spoedige totstandkoming van een Europees terugkeerbeleid waarbij eenieder recht heeft op een respectvolle behandeling. Maak werk van die informatiecampagnes. Zorg voor die Europese green card. Pak uw eigen zwarte arbeidsmarkt aan. Raad, om in uw beeldspraak te blijven, zou ik u willen vragen, fiets zo hard als u kan. 3-024
VOORZITTER: INGO FRIEDRICH Ondervoorzitter 3-025
Hélène Flautre (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, precies een jaar geleden zijn meer dan elf, misschien wel zestien migranten doodgeschoten in Ceuta en Melilla. Waren het Spaanse of Marokkaanse kogels? Wij weten het niet, er is geen onderzoek ingesteld. Het enige wat we nu weten, is dat één van de doden uit Kameroen kwam. Wat de anderen betreft, heeft niemand enig idee wie ze waren. Hebben wij lering getrokken uit deze tragedie? Helemaal niet. In juli zijn namelijk nog eens drie migranten overleden - ik geloof in Melilla - en wij blijven druk uitoefenen op Marokko om een overeenkomst inzake terugname te ondertekenen, hoewel wij sindsdien dagelijks bewijzen ontvangen dat in dit land razzia’s door de politie en deportaties naar de woestijn blijven plaatsvinden, evenals schendingen van de grondrechten
van migranten, met inbegrip van degenen die papieren hebben van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Welke lering hebben wij getrokken uit deze tragedie? Door de druk wie wij blijven uitoefenen op Marokko, zijn migranten gedwongen nog gevaarlijkere routes verder naar het zuiden te nemen. Enkele jaren geleden zou het volkomen ondenkbaar zijn geweest dat mensen de Canarische eilanden zouden kunnen bereiken met motorbootjes. Tegenwoordig wordt deze werkelijkheid door velen aan den lijve ondervonden. Wij weten hoeveel van deze mensen op de Canarische eilanden aankomen. Wij weten niet hoeveel er Afrika hebben verlaten. Misschien wel duizenden. Wie zijn ze, en hoe heten ze? Hoeveel mensen zijn op deze wijze omgekomen in de territoriale wateren van Mauritanië of Senegal? Welk beleid wordt er op dit gebied gevoerd en wat hoor ik u, mijnheer Frattini, zeggen tijdens de interviews die u geeft? Ik hoor u zeggen dat u een Europese armada wilt, met patrouilles, vliegtuigen, schepen en militaire helikopters; dat u inderdaad onze grenzen wilt beschermen. Dat lees en hoor ik van u, mijnheer Frattini. Vanwaar deze oorlogszuchtige taal? Zijn we een oorlog begonnen tegen migranten? Het beleid van de Europese Unie is in een werkelijk vicieuze cirkel terechtgekomen. Wij kopen de samenwerking van derde landen zodat we toezicht kunnen houden op hun eigen grenzen, dat wil zeggen wij sluiten migranten op in hun eigen land. 3-026
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, Mijnheer Frattini, mijnheer Rajamäki, de duizenden personen die zijn omgekomen op de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee hebben een vergissing gemaakt en die vergissing is dat ze geboren zijn als mensen. Als ze waren geboren als goederen of als geld, het liefst als ponden, dollars of euro’s, zou de Europese Unie heel anders gereageerd hebben, veel gastvrijer. Maar, vrienden, ze zijn geboren als mensen. En ze hebben een verschrikkelijke misdaad begaan door hun land te verlaten, op de vlucht voor honger of oorlog en op zoek naar een plaats om in vrede te leven. Dat is de misdaad die ze hebben begaan. Ik verzoek, ik smeek de Commissie en de Raad om het terrorisme en de immigratie niet meer als één agendapunt te behandelen. Dat is een belediging voor de beschaving. Ik verzoek u en smeek u om dat niet meer te doen. Want dan geeft u aanleiding tot interventies zoals die van de heer Le Pen - fascistisch, racistisch, xenofoob - of tot een handelwijze van landen die Europees zijn, maar geen lid van de Europese Unie, zoals Zwitserland, die heel gastvrij zijn voor geldstromen, voor geld dat bij hun banken binnenkomt maar die als het om mensen gaat zelfs het recht op het aanvragen van asiel in twijfel trekken. Dat is niet de boodschap die de Europese Unie moet uitzenden. Daarom denk ik dat we een geheel andere benadering moeten kiezen. Het zijn mensen en we moeten ze een beschaafd antwoord geven.
27/09/2006 3-027
Janusz Wojciechowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de kwestie van de zogeheten dwangarbeidkampen ter sprake brengen. Een paar maanden geleden kwam een van die kampen in de openbaarheid. Dit kamp in het zuiden van Italië werd bestierd door een internationale criminele bende, die buitenlandse werknemers, merendeels Polen, tot werken dwong en zelfs zover ging enkelen van hen die probeerden te ontsnappen, te vermoorden. Ik wil deze gelegenheid ook aangrijpen om hulde te brengen aan een Italiaanse vrouw, die uit eigener beweging de zorg voor het graf van een onbekende arbeider die daar werd vermoord, op zich heeft genomen. Dit is een oude vrouw met een laag inkomen. Dit gebaar heeft de Italiaanse en Poolse pers gehaald, en ik wil haar bij dezen mijn diepe dankbaarheid betuigen. Dit is echt een zeer ernstig probleem. Waarschijnlijk is het ontdekte kamp niet het enige. Tal van berichten in de pers wijzen erop dat er in andere landen waarschijnlijk ook van dit soort kampen bestaan. We moeten dit onderwerp dan ook bovenaan de agenda plaatsen. 3-028
Nigel Farage (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de mogelijkheid om de eigen grenzen te controleren en om te besluiten wie er tot burger van jouw land genaturaliseerd mag worden, is een van de meest fundamentele kenmerken van een nationale staat. Wat dat betreft, mag het Verenigd Koninkrijk zich zeer gelukkig prijzen dat wij geen deel uitmaken van het Europese vasteland. Wij zijn een eiland en wij beschikken over eigen, natuurlijke grenzen. Dat is ook de reden dat ikzelf, samen met een overgrote meerderheid van de Britse bevolking, niet wil dat immigratie op Europees niveau wordt geregeld. Wij zijn van mening dat wij daar veel beter zelf voor kunnen zorgen. Als ik vandaag naar dit debat luister, valt het mij op dat er heel vaak gesproken wordt over immigratie vanuit derde landen, van mensen van buiten de Europese Unie. Er wordt echter niet gesproken over de dingen die zich tussen de lidstaten onderling afspelen. Gisteren nog werd aangekondigd dat twee zeer arme Oost-Europese landen - Roemenië en Bulgarije - tot de EU zullen toetreden. Het is toch zonneklaar dat, als er sprake is van een vrij verkeer van personen tussen landen met zeer uiteenlopende welvaartsniveaus er een enorme migratiestroom op gang komt. Dat gezegd hebbende, vraag ik mij af hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat Commissievoorzitter Barroso besloten heeft om een Roemeen tot nieuwe commissaris voor de immigratie te benoemen! Dit debat raakt precies de kern van wat de EU nu in wezen is. Het is in ieder geval kristalhelder geworden dat een land dat zijn eigen grenzen wil controleren en een eigen immigratiebeleid wenst te voeren, niet tegelijkertijd ook deel van de Europese Unie kan blijven uitmaken. Als de burgers in Europa daar lucht van krijgen, kunnen wij met een zeer explosieve situatie geconfronteerd worden. Wij zitten dan immers wederom
19 in de situatie dat de politieke besluitvormers in de instellingen van Brussel en Straatsburg een bepaalde richting in willen slaan terwijl de publieke opinie verlangt dat wij precies de tegenovergestelde kant opgaan. Op andere beleidsterreinen is u dat wellicht gelukt, maar met betrekking tot de immigratie kunt u dat vergeten. U bent gewaarschuwd! 3-029
Mario Borghezio (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, als in Italië de nieuwe regering-Prodi met het eerste besluit dat zij neemt 500 000 illegale immigranten legaliseert - en dat aantal zal met het beleid voor gezinshereniging gemakkelijk kunnen oplopen tot een miljoen - en als in het Spanje van Zapatero met eenzelfde besluit 700 000 illegale immigranten worden gelegaliseerd, wel, dan hebben de andere landen van de Europese Unie het volste recht om zich af te vragen waar die maatregelen toe dienen, als het geen pure politieke demagogie is. Men moet zich afvragen waarom de Europese instellingen niet de moed hebben om deze regeringen op hun verantwoordelijkheid te wijzen. In Italië is de regering-Prodi zelfs nog verder gegaan en heeft zij de communautaire wet gewijzigd door de mogelijkheid om politiek asiel aan te vragen ook te geven in omstandigheden die niets te maken hebben met de door ons allen aanvaarde, serieuze redenen die de juridische voorwaarden vormen voor toekenning van politiek asiel - een fundamentele instelling van de met de mensenrechten verbonden vrijheden. Ook aan immigranten die niet afkomstig zijn uit een risicoland, uit een land waar de mensenrechten niet worden geëerbiedigd of uit een land dat zich in een oorlogsgebied bevindt, worden de met politiek asiel verbonden voorrechten toegekend! Men hoeft enkel een aanvraag te doen en te wachten op de behandeling, en als de aanvraag dan na behandeling wordt afgewezen, kan men wachten op de ellenlange beroepsprocedure. Dit beleid druist in tegen hetgeen de Europese instellingen omschrijven als een serieus immigratiebeleid, temeer daar we juist praten over een aanscherping van het asielbeginsel. Men mag echter nooit aanvaarden dat dit een achterdeurtje wordt om zich aan de voorschriften te onttrekken, die juist tot doel hebben dit verschijnsel te regelen. Daarom zeg ik: dankjewel, Zwitserland! Dankjewel Blocker! Leve Zwitserland! Laat het afgelopen zijn met de demagogie in Europa ten aanzien van de immigratie! 3-030
Carlos Coelho (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris Frattini, dames en heren, opnieuw maken wij hier in dit Parlement een balans op van hetgeen verwezenlijkt is bij de opbouw van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Hoewel er al veel verwezenlijkt is, moeten wij erkennen dat er nog heel wat werk voor de boeg is. Ik verwijs daarbij naar de positieve opmerkingen van de heer Rajamäki over de afsluiting van het dossier inzake het Schengen Informatiesysteem (SIS). Ik hoop dat wij snel kunnen
20 gaan stemmen over een compromis in eerste lezing, want dan krijgen wij het juridische instrument dat wij nodig hebben om het SIS van de tweede generatie toe te passen. Ik wil ook het Fins voorzitterschap gelukwensen met het feit dat het immigratievraagstuk een van de prioriteiten is geworden van de aanstaande Europese Raad. Hopelijk zal de Raad akkoord gaan met ons verzoek om het medebeslissingsproces uit te breiden en daarin ook legale immigratie en integratie op te nemen. Wij willen dat de democratische legitimiteit hiervan wordt vergroot en er een gemeenschappelijke Europese aanpak komt voor migratie, een aanpak die is gegrondvest op de beginselen van samenhang en solidariteit en ook integratie van legaal in Europa verblijvende immigranten omvat. Mijnheer Rajamäki, ik was blij u te horen spreken over de recente gebeurtenissen op de Canarische eilanden en de Middellandse Zee. Er is een urgente behoefte aan praktische maatregelen op het gebied van de operationele samenwerking op zee om een adequate surveillancecapaciteit te kunnen opbouwen aan onze zeegrenzen en snelle-interventieteams voor de grenzen in het leven te kunnen roepen. Ik ben vooral blij met de opmerkingen van de heer Frattini over de noodzaak om passende middelen beschikbaar te stellen voor de communautaire instrumenten. Men mag bijvoorbeeld bij Frontex geen middelen wegnemen die het echt nodig heeft om te kunnen werken. Tot slot moet het immigratiebeleid ook de niet-aflatende strijd tegen illegale immigratie en mensenhandel, de terugkeer van illegale immigranten naar hun oorsprongslanden, de openstelling van kanalen voor legale immigratie, evenals samenwerking met en ontwikkelingssteun voor de oorsprongslanden omvatten. Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wij moeten de buitengewone, grootscheepse legalisering van immigranten, waartoe men afgelopen mei in Spanje is overgegaan, veroordelen. 3-031
Enrique Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik voorzitter Cavada bedanken voor het initiëren van een debat over een onderwerp dat van essentieel belang is: de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Ik wil me hier beperken tot het onderwerp immigratie. Mijnheer de minister, er zijn zeven jaar verstreken sinds Tampere. Ikzelf had toen andere verantwoordelijkheden. Daar is het werk met betrekking tot immigratie en een gemeenschappelijk immigratiebeleid in gang gezet, en vandaag heeft de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Frattini, een gepassioneerde, goed onderbouwde redevoering gehouden waarin hij voor zo’n beleid heeft gepleit. Ik denk dat de Commissie dit jaar begonnen is om serieus te reageren en dat de hulp van een aantal landen
27/09/2006 daaraan heeft bijgedragen, met name die van de meest getroffen landen: de zuidelijke landen. U heeft allerlei beloften voor de toekomst gedaan. Maar vicevoorzitter Frattini vindt het vast niet erg – hoewel ik het met hem eens ben dat er behoefte is aan een gemeenschappelijk beleid, evenals aan een verenigd leiderschap en een eendrachtige coördinatie, waarvoor hij een lans heeft gebroken in de Commissie – dat ik hem herinner aan de uitdrukking: “praatjes vullen geen gaatjes”. In de begroting van vorig jaar, waarvan de afsluiting eraan zit te komen, is 80 procent van de kredieten voor het begrotingsonderdeel immigratie niet uitgegeven. Ik herinner me dat toen de gebeurtenissen op de Canarische eilanden plaatsvonden, de woordvoerder van de commissaris zei dat er geen geld was. Er is nog iets anders en dat is dat de benodigde middelen niet mogen worden weggehaald bij ontwikkelingssamenwerking, want dat zou een geval van vestzak-broekzak zijn. Ik denk dat dit ook een belangrijk punt is. U heeft ons een actief investeringsbeleid beloofd; ik denk dat met betrekking tot Afrika de stimulerende werking die daarvan uitgaat - en dat is wat echt belangrijk is, want het is absurd om te denken dat de Afrikanen de hele dag het Publicatieblad van de Europese Unie of alle Staatsbladen van de lidstaten aan het lezen zijn - ons dichterbij een gemeenschappelijk beleid moet brengen, dichterbij gemeenschappelijke immigratiecriteria en dichterbij een actief beleid dat rekening houdt met onze behoeften. Dat is wat we moeten doen, mijnheer de Voorzitter, vanuit een constructieve houding. Ik verwelkom de stap die is gezet, maar ik hoop dat deze serieuze gevolgen zal hebben voor de toekomst. (Applaus) 3-032
Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zeg het niet graag, maar de heer Schulz heeft absoluut gelijk in alles wat hij heeft gezegd. Volgens mij heb ik dat in dit Parlement nog nooit gezegd, en het zal vermoedelijk ook nooit meer voorkomen. Maar hij heeft duidelijk gemaakt waar de schoen wringt, namelijk in de afweging tussen de soevereiniteit van de lidstaten en de handelingsbevoegdheid van de Europese Unie. Hoeveel van hun soevereiniteit zijn de lidstaten bereid op te geven en hoeveel handelingsbevoegdheid willen zij de Unie toebedelen? De uitdrukking "De geest is gewillig, maar het vlees is zwak" geeft dit dilemma treffend weer. Het Duitse Raadsvoorzitterschap kan wat dit betreft wellicht een signaal afgeven om de Europese Unie verder te helpen. Wel moet ik zeggen dat ik graag zou zien dat Finland en Portugal daarbij als deeltjesversnellers optreden, want Duitsland mag dan een groot land zijn, het is ook traag.
27/09/2006 Duitsland is, net als Frankrijk, weliswaar een land met grote tradities, maar snelheid behoort daar niet toe. Net als een olietanker is het land langzaam en log, en het is minder innovatief dan een land als Finland. Daarom vraag ik u om het het Duitse Raadsvoorzitterschap gemakkelijker te maken af te wegen wat de fundamentele, cruciale punten zijn. Op het vlak van de immigratie heeft de Beierse minister van Binnenlandse Zaken Beckstein een kapitale blunder gemaakt door te zeggen dat Spanje het best aankon om 25 000 mensen op te nemen. Het gaat er niet om of een land het aankan, het gaat om het lot van mensen – mensen in grote nood – die voor de kust wachten. Wat betreft de arbeidsmigratie heeft de Duitse federale minister van Binnenlandse Zaken Schäuble klip en klaar gezegd dat de legale migratie niet los kan worden gezien van de arbeidsmarkt, dus we weten dat er op dat front ook niets gebeurt. Over het Bureau voor de grondrechten, waar u zoveel belang aan hecht, heeft bondskanselier Merkel in feite gezegd: "Nou vooruit, als het dan per se moet. Maar waarom hebben we eigenlijk een bureau nodig voor de bewaking van onze eigen grondrechten?" U weet dus waar het probleem ligt, dus maak gebruik van uw capaciteiten als deeltjesversneller. U kunt ervoor zorgen dat Duitsland er een goed voorzitterschap van gaat maken. Op dit moment zie ik het nog somber in. 3-033
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik constateer met veel genoegen dat er een hoge mate van consensus bestaat over het uitgangspunt: dat het verschijnsel immigratie een verschijnsel is dat actueel is en groeiende is en dat niet meer weggaat, ondanks de bereidheid van sommigen om hekken of muren in zee te plaatsen. Vanaf nu gaat het erom, zoals al is gezegd, dat we die migratiestromen reguleren, maar dan wel op basis van beleid, en meer specifiek op basis van Europees beleid. Want laten we er geen doekjes om winden, de mensen die naar de Canarische eilanden komen, komen niet voor de Canarische eilanden; de Canarische eilanden zijn een tussenstation, een toegangspoort tot Europa; het lijkt erop dat sommige collega’s uit andere landen dat nog steeds niet hebben begrepen. Ze komen geen vakantie vieren op de Canarische eilanden, maar het is een manier om de Europese Unie binnen te komen. En daar moeten we onze aandacht op richten. We mogen de verantwoordelijkheid voor het vinden van een oplossing van dit probleem niet uitsluitend bij de Canarische of Spaanse autoriteiten leggen. Ik kan dan ook geen begrip, en nog minder steun, opbrengen voor alle onwil om de overbruggingsprocedure toe te passen, om deze kwestie tot een gemeenschappelijke kwestie te maken en vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid te bezien. Ik begrijp die angst en die terughoudendheid niet om een Europese lezing te geven aan een kwestie die geen andere lezing toelaat.
21 Ik wil daar ook nog een ander punt van zorg aan toevoegen, namelijk de struisvogelpolitiek waarin de verantwoordelijkheid voor het in goede banen leiden van die stromen wordt afgewenteld op landen die bekend staan om hun gebrek aan respect voor de mensenrechten, zoals bijvoorbeeld Marokko of Libië. 3-034
Ole Krarup (GUE/NGL). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, velen van ons hebben jarenlang gevochten voor de fundamentele beginselen van de rechtsstaat. We hebben vooral gevochten voor de rechtszekerheid, dat wil zeggen de bescherming tegen de politie en andere vormen van staatsmacht, speciaal voor de minder bevoorrechten in de maatschappij. Die strijd is in grote lijnen vergeefs geweest. Nooit is de rechtszekerheid aan zulke ernstige bedreigingen blootgesteld geweest als op dit moment. De “ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid” uit het EU-Verdrag is in het gunstigste geval een mythe of misschien liever een rechtspolitiek bedrog, bedoeld om de systematische vernietiging van de rechtsstaat te verdoezelen. Bovendien is geen enkele instelling van de EU in staat gebleken om de zeer noodzakelijke koerswijziging tot stand te brengen. Er is slechts plaats voor twee boodschappen. De eerste is dat de EU en de lidstaten, zonder misdaden te hebben begaan van de omvang van die van de Verenigde Staten – zoals Guantánamo en andere martelcentra over de hele wereld – elke dag gewelddaden plegen jegens rechteloze vluchtelingen en jegens verdachten van terreurdaden. De politiestaat “Fort Europa” is gevaarlijk dichtbij. Verder wensen de instellingen van de Unie geen verklaring te vinden voor de twee fundamentele problemen, die ten grondslag liggen aan alle kwaad. De meest essentiële oorzaak is in beide gevallen eenvoudigweg de financiële en sociale ongelijkheid in de wereld. Een ongelijkheid die met de dag groter wordt ten gevolge van het onderdrukkende EU-beleid jegens de armste landen van de wereld. Dat is de wortel van het kwaad. Slechts als we dat beseffen, krijgt het noodzakelijke mensenrechtenbeleid enige zin. 3-035
Guntar Krasts (UEN). – (LV) Als zeven jaar na het aannemen van een programma voor de versterking van de buitengrenzen van de Europese Unie teneinde de ongecontroleerde immigratie een halt toe te roepen deze taak nog altijd niet is uitgevoerd, is het duidelijk dat een gemeenschappelijk immigratiebeleid van de Europese Unie nog steeds toekomstmuziek is. De argumenten die worden gebruikt ter verdediging van de ongecontroleerde immigratie zijn niet bestand tegen kritiek. Immigranten dragen weinig bij aan het stabiliseren van ongunstige demografische trends in Europa, omdat het werkloosheidscijfer onder immigranten aanzienlijk hoger ligt dan het gemiddelde. Het feit dat de werkloosheidscijfers onder immigranten uit tweedewereldlanden dezelfde trend laten zien, toont aan dat integratie van immigranten geen onderdeel is van het immigratiebeleid in de lidstaten. In werkelijkheid is de arbeidsmarkt vaak gesloten voor immigranten, met als gevolg dat de lidstaten de socialezekerheidsstelsels openstellen. En dit wordt door
22 immigranten in ‘donorlanden’ weer gezien als een uitnodiging. Ik wil iets zeggen over het gemeenschappelijk immigratiebeleid van Europa. Op de korte termijn moeten we niet alleen het toezicht op de buitengrenzen van de Europese Unie aanzienlijk verbeteren, maar ook overeenstemming bereiken over een alomvattend en gestructureerd immigratiebeleid. Dat beleid zou gebaseerd moeten zijn op een beoordeling van de arbeidsmarkten van de lidstaten en het vermogen van de lidstaten om immigranten te laten integreren. Op de middellange termijn moeten de lidstaten niet alleen de kwaliteit van hun programma’s in het kader van de hulp aan ontwikkelingslanden aanzienlijk verbeteren, maar ook overeenstemming kunnen bereiken over een belangrijke herziening van het bestaande invoer- en uitvoerbeleid van de Europese Unie, met name in de sfeer van landbouwproducten. Dank u. 3-036
Patrick Louis (IND/DEM). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, collega-afgevaardigden, wij hebben de heer Frattini horen klagen dat wij niet in staat zijn om de grenzen in het zuiden van Europa te beschermen, waarbij hij er terecht op wees dat een illegaal die erin slaagt Spanje of Italië te bereiken, binnen een dag in Rijssel of Hamburg kan zijn. In navolging van de heer Sarkozy hoorde ik hem voorstellen het vetorecht helemaal af te schaffen. Uit dit voorbeeld blijkt eens te meer hoe de Europese integratie wordt gebruikt als oplossing voor de problemen die zij oplevert. Hebben de meeste partijen die in dit Parlement vertegenwoordigd zijn, niet de sluizen van de ongebreidelde immigratie geopend met de Akkoorden van Schengen en het Verdrag van Amsterdam, waarmee ze de lidstaten beroofden van hun bevoegdheid op dit gebied? De Commissie bevriest nu de overeenkomsten inzake terugname tussen lidstaten, bemoeit zich met het beleid ten aanzien van familiehereniging en wil zelfs 25 miljoen extra immigranten toelaten om de afname van de bevolking een halt toe te roepen. Nee, dames en heren, het geeft geen pas om dertig jaar lang de macht van elkaar over te nemen en aan de vooravond van de verkiezingen te verkondigen dat je niet verantwoordelijk bent voor de huidige situatie. We worden zelfs geacht verder te gaan in de vlucht naar voren, richting federalisme. Eerlijk gezegd, als u de Europese beschaving wilt vernietigen, moet u vooral zo doorgaan. 3-037
Jana Bobošíková (NI). - (CS) We hebben het vandaag over de vooruitgang die geboekt is op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Wat voor een vooruitgang eigenlijk, als de Europese Commissie hetgeen zij heeft toegezegd - de uitbreiding van de Schengenruimte in 2007 - niet kan of wil nakomen. Het is voor mij absoluut onaanvaardbaar dat de burgers van de tien nieuwe lidstaten niet op het beloofde moment, volgend jaar, vrij binnen de EU kunnen reizen. En ik beschouw het als onverkoopbaar dat zij de komende twee a drie jaar aan de grenzen nog hun pas zullen moeten laten zien. De Commissie dient zich te realiseren
27/09/2006 dat zij niet zomaar kan doen wat haar goeddunkt, dat zij een door dit Parlement gekozen orgaan is, duur betaald met het belastinggeld van de burger. Indien zij technisch niet in staat is om de voorwaarden voor de Schengenruimte te scheppen, dan is zij incompetent. Maar als zij onder het mom van technische problemen het vrije verkeer nog even wil uitstellen, dan is zij ongeloofwaardig. Op dit moment vormen de heer Barroso en zijn commissarissen een obstakel voor het vrije verkeer van personen, een van de pijlers van de Europese Unie. Zij dienen zich te realiseren dat ze spelen met het vertrouwen van de burger in het Europese project an sich. 3-038
Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn weer terug bij af. De heer Schulz heeft helemaal gelijk. Ik heb mijn oude speech uit 1999 afgestoft, de heer Schulz heeft de zaal na zijn betoog verlaten en verschillende andere dingen zijn nog precies hetzelfde als zeven jaar geleden. Er zijn veel grijze haren bijgekomen in dit Parlement - uiteraard niet bij mij. Het klopt dat het weer over dezelfde onderwerpen gaat. Ik ben zelf van mening dat wij ons niet altijd zorgen hoeven te maken over die pragmatische inactiviteit. Op dit specifieke gebied en in een periode met een grote terroristische dreiging - en ook in 1999 was er overigens al sprake van terroristische dreiging - wordt de zeer onzekere boodschap gestuurd dat het voorzitterschap, de Commissie en helaas ook te veel afgevaardigden in het huidige en toenmalige Parlement van mening lijken te zijn dat de meest urgente zaak die er op dit moment speelt, het in werking stellen van de “passerelleclausule” van artikel 42 is. Ik heb altijd mijn twijfels gehad over het opleggen van één enkel justitieel model aan landen met verschillende rechtsstelsels die zich ook op verschillende manieren ontwikkelen. Het geschreven recht in het Verenigd Koninkrijk is de belangrijkste erfenis die de grote Angevijnse koning Henry II ons heeft nagelaten. Dat recht heeft zich vervolgens gedurende 800 jaar op succesvolle wijze verder ontwikkeld. Wij hebben geen ervaring met de Napoleontische code, die 200 jaar geleden aan veel landen in Europa werd opgelegd. Hoewel wij dat systeem zelf dus niet toepassen, hebben wij ook nooit de wens gehad om anderen te weerhouden om die code toe te passen in situaties waarin dat gepast was. Zelfs op de eigen merites bekeken, is de drang naar meer harmonisatie niet te rechtvaardigen. Het vonnis in de Cassis de Dijon-zaak was een van de belangrijkste momenten in de ontwikkeling van de interne markt, omdat hierin voorrang werd gegeven aan het beginsel van de wederzijdse erkenning boven een allesomvattende harmonisatie. De Raad dient eind van dit jaar zijn tussentijdse evaluatie van het Haags programma te overleggen. Het belangrijkste uitgangspunt volgens Piet Hein Donner, de man die aan de wieg van het programma stond, is dat de
27/09/2006 tenuitvoerlegging van de wederzijdse erkenning als het fundament voor justitiële samenwerking wordt beschouwd. Dat programma is gebaseerd op een samenwerkingsmodel. De dynamiek en ontwikkeling van de gemeenschappelijke Europese activiteiten dient op die samenwerking gebaseerd te zijn. Naar mijn idee is dat een praktische en verstandige methode die ook al op de eerste successen kan bogen. Ik dring er daarom ook bij het voorzitterschap en de Commissie op aan om die lijn te blijven volgen. 3-039
Nicola Zingaretti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het is belangrijk te vermijden dat wij over een dergelijk delicaat thema een dovemansgesprek voeren, maar het kan geen kwaad om een aantal uitgangspunten vast te stellen. Het eerste uitgangspunt is het immigratievraagstuk, dat voor ons allen een uitdaging is. Denkt u maar eens aan de gebeurtenissen van de afgelopen zomer, toen nog eens tienduizenden mensen op Lampedusa en de Canarische eilanden aan land gingen, of liever gezegd Europa binnenkwamen. Spanje, Italië, soms Cyprus en Griekenland waren meestal enkel de voordeur, want deze mensen komen binnen maar blijven niet bij de voordeur staan. Daarom gaat het - zoals voorzitter Borrell, commissaris Frattini en nu ook de fungerend voorzitter van de Raad al zeiden - niet alleen om een humanitaire noodsituatie of om een uitzonderlijke gebeurtenis. Veeleer is dit een structureel verschijnsel, een verschijnsel dat heel de Europese Unie aangaat en haar vermogen om eindelijk een immigratiebeleid uit te vaardigen in het geding brengt. Dat beleid is nodig, niet omdat een bepaalde lidstaat een dienst moet worden bewezen, maar omdat heel de Unie hierbij betrokken is. Ten tweede mogen wij evenmin - want wij hebben verantwoordelijkheden - de fout maken immigratie te verwarren met terrorisme. Juist daardoor ontstaan er immers angst en terughoudendheid onder de Europese bevolking. Eventueel moeten wij een ander paradigma invoeren, het paradigma immigratie - slavernij, omdat in bepaalde lidstaten een ontwikkeling is begonnen waarbij talrijke immigranten daarmee geassocieerd worden. Dan is er nog een derde en dit keer een positief uitgangspunt: wij moeten erkennen dat onze beschaving zich gesteld ziet voor een nieuwe uitdaging die wij moeten aangaan. Dit besef is de kern van de culturele en politieke sprong die de Unie moet maken ten aanzien van het immigratievraagstuk. Dit is geen probleem voor een beperkt aantal mensen of een marginaal probleem. Dit is een probleem dat een nieuwe inspanning van de Unie vraagt, en die inspanning moet worden beschouwd als een van de nieuwe opgaven in het millennium. Wat dat betekent hebben wij reeds aangegeven. Wij weten echter, mijnheer de commissaris, mijnheer de voorzitter, op hoeveel verzet dit alles stuit bij een groot aantal regeringen, maar als er voor dit Parlement een rol
23 is weggelegd dan is het wel dat het druk kan uitoefenen, engagement kan tonen, en een boodschap kan sturen, de boodschap: “laten wij wat doen”. Wij moeten tegen regeringen die bang zijn vertellen dat het ook een manier is om het vertrouwen tussen de Unie en de burgers te herstellen, door te tonen dat de Unie bestaat, een entiteit die haar aanwezigheid doet voelen. 3-040
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de bewering dat effectieve maatregelen van de EU op het gebied van criminaliteit, terrorisme en burgerlijke vrijheden onmogelijk zijn zonder een nieuwe grondwet, is een afleidingsmanoeuvre. Uw verontwaardiging was net zo onderhoudend als altijd, mijnheer Schulz, maar het is wel úw regering en die van mevrouw Klamt die dit excuus vanuit Berlijn aanvoert. Wij horen tijdens oeverloze speeches en conferenties dat terrorisme, racisme en immigratie de grootste uitdagingen van deze tijd zijn en dat klopt ook. De Commissie kan ons echter nog steeds niet vertellen of landen de vijf jaar oude wet op het antiterrorisme inmiddels al ten uitvoer hebben gelegd. De lidstaten beginnen ook nu pas langzaam vorderingen te maken met betrekking tot een voorstel van vier jaar oud over de aanpak van door haat geïnspireerde racistische misdrijven. Er bestaat geen gemeenschappelijk beleid met betrekking tot integratie. Wij hebben vandaag van de Raad mogen vernemen dat het waarborgen van de mensenrechten prioriteit heeft voor de regeringen van de EU. Als dat zo is, hoe is het dan mogelijk dat de ministers van Buitenlandse Zaken onlangs niet in staat waren een officiële reactie te geven op de bekentenis van president Bush dat de CIA gebruik maakt van geheime gevangenissen - net zoals zij vier jaar lang niet bij machte waren om iets tegen Guantánamo te ondernemen? Dit systeem is disfunctioneel en ineffectief voor het bestrijden van terrorisme en het waarborgen van de mensenrechten. Het is verraad ten opzichte van de veiligheidsbehoeften in de 21e eeuw van een Europese bevolking die zeer binnenkort uit een half miljard mensen zal bestaan. 3-041
Sepp Kusstatscher (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er blijft immigratie plaatsvinden, of we dat nu willen of niet. Het gaat er alleen om hoe we ermee omgaan. Een Vesting Europa met rijkdom binnen zijn grenzen en armoede daarbuiten is onhoudbaar, en bovendien heeft Europa immigranten nodig. Het gepresenteerde voorstel is goed bedoeld, maar helaas ís het niet goed. Het is een partijpolitiek compromis dat te weinig visie bevat. De huidige praktijk van het terugsturen van buitenlanders in het zuiden van Europa en in het noorden van Afrika is wreed, onmenselijk en ethisch onverantwoord. We zijn vergeten te handelen in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. We gaan erg tweeslachtig om met de rechten van de mens en houden geen rekening met de Geneefse Conventie voor de vluchtelingen. 3-042
24 Pedro Guerreiro (GUE/NGL). - (PT) Ik wil van deze twee minuten spreektijd gebruik maken om iets te zeggen over het belangrijke immigratievraagstuk, ofschoon dit zo veelzijdig is dat er eigenlijk veel meer tijd voor nodig was. Ik wil aandringen op: - de beëindiging van het repressieve, enkel op beveiliging gerichte beleid, dat de immigranten criminaliseert, alhoewel zij gewone mensen zijn die een baan en een fatsoenlijk leven willen; - de sluiting van de detentiecentra voor immigranten en de stopzetting van het onmenselijk deportatiebeleid; - de versterking van de strijd tegen de mensenhandelaars en hun medeplichtigen; - de versterking van de strijd tegen vreemdelingenhaat en racisme, maar ook tegen alle beleidsvormen en verwrongen meningen waardoor dergelijke gedragingen worden gevoed; - de regularisatie van geïmmigreerde werknemers, om ervoor te zorgen dat hun arbeids- en sociale rechten worden gegarandeerd, hetgeen een cruciale voorwaarde is voor het beëindigen van het verschrikkelijke uitbuitingsverschijnsel; - een effectief immigratiebeleid waarin gezinshereniging specifiek is opgenomen; - een beleid dat een ommekeer bewerkstelligt in de huidige tendens van rijkdomconcentratie in de handen van een klein aantal mensen en uitbuiting en armoede van miljoenen en miljoenen mensen. Ik wil eveneens enkele van de Verenigde Naties afkomstige statistieken noemen: de 691 rijkste mensen ter wereld hebben een netto vermogen van 2,2 miljard dollar, hetgeen net zoveel is als de rijkdom van de 145 armste landen ter wereld bij elkaar. Daar komt nog bij dat de 500 rijkste mensen samen een hoger inkomen hebben dan de 416 miljoen armste mensen bij elkaar. De 8 miljoen rijkste mensen in de wereld hebben een netto vermogen dat gelijk is aan 80 procent van het BBP van alle landen in de wereld bij elkaar. - Met andere woorden, er is een beleid nodig dat de overvloedige hulpbronnen en middelen en de wetenschappelijke en technologische vooruitgang van het menselijke ras gebruikt om de problemen van de wereldvolken effectief op te lossen. Dit beleid moet de tegenovergestelde richting uitgaan van het neoliberalisme, het militarisme en de niet-naleving van de soevereiniteit van de volken en de landen. 3-043
Mirosław Mariusz Piotrowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, een van de problemen op het gebied van het immigratieproces dat in de vraag van vandaag aan de orde is gesteld, is het gebrek aan onderling vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Dit wantrouwen en deze achterdocht zijn vrijwel automatisch van invloed op de betrekkingen met derde landen, zoals de Verenigde Staten, die de facto Europa’s natuurlijke bondgenoot zijn in de oorlog tegen het terrorisme. Deze houding belemmert de vaststelling van heldere wetgeving op deze gebieden. Zij beperkt de mogelijkheden tot nuttige samenwerking of verhindert die zelfs.
27/09/2006 Het kost moeite om in te stemmen met het standpunt dat commissaris Frattini vandaag naar voren heeft gebracht, namelijk dat de bescherming van grondrechten en de bestrijding van terrorisme hand in hand zouden moeten gaan. Ik denk dat het de meeste Europese burgers ten goede zou komen als er serieus wordt nagedacht over de herdefiniëring van de grondrechten met als doel het aantal rechten dat onder die definitie valt, te beperken. Op die manier zouden we terroristische acties snel en efficiënt kunnen tegengaan. Het is duidelijk dat we in het belang van de veiligheid die kant op moeten. 3-044
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter 3-045
Jan Tadeusz Masiel (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen zondag stemde het kleine land Zwitserland vóór een vorm van immigratiebeleid die het best aansluit bij de behoeften van dit land en zijn burgers. Zoals commissaris Frattini zei, zou het ook de moeite waard kunnen zijn om het immigratiebeleid van Australië en de Verenigde Staten als voorbeeld te nemen. De Europese Unie voert echter al jaren een al te ambitieus immigratiebeleid, dat ten koste gaat van de belangen van haar eigen burgers. Ons veiligheids-, justitie- en immigratiebeleid zou de ontwikkelingshulp voor Afrika moeten versterken. Het zou een eind moeten maken aan de instroom van moslims en, als de demografische omstandigheden of de situatie op de arbeidsmarkt daarom vragen, de deur open moeten zetten voor christenen uit Oost-Europese landen als Wit-Rusland, Oekraïne, Georgië, Armenië en Rusland, die geen bedreiging zouden vormen voor de identiteit van onze christelijke beschaving. 3-046
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE). – (SV) Op den duur redden wij het niet zonder een gemeenschappelijk immigratiebeleid en gemeenschappelijke strategieën. Voor de integratie ligt de hoofdverantwoordelijkheid bij de lidstaten. De huidige uitsluiting en hulp in plaats van werk moeten radicaal veranderen en het integratiebeleid moet worden geactiveerd. Werk moet de regel worden en hulp de uitzondering. In Zweden zal de nieuwe regering de werklozen aantrekkelijker maken op de arbeidsmarkt. Het integratiebeleid moet ook worden gecombineerd met maatregelen tegen mensenhandel en met in partnerschap ontwikkelde overeenkomsten met de buurlanden. Ik wil de heer Frattini loven voor de pogingen die hij op dit gebied heeft ondernomen. Samen moeten we ook de menselijke waarden verdedigen waarop de EU gebaseerd is. Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid vereist een aangescherpte rechtszekerheid en versterkte individuele grondrechten, die kunnen en moeten worden toegepast door het Hof van Justitie. Hoewel deze grondrechten en gegevensbescherming ontbreken in de derde pijler, zijn er maatregelen gekomen die diep ingrijpen in ons privéleven. Hoeveel verder kan men volgens de Raad gaan zonder grondrechten en zonder een toetsingsgerecht op EU-niveau? Rechtszekerheid en
27/09/2006 grondrechten moeten nu alle aandacht krijgen. Dat zou op de lange termijn een effectievere misdaadbestrijding mogelijk maken. Rechtszekerheid en misdaadbestrijding gaan hand in hand. 3-047
Louis Grech (PSE). - (MT) Enkele maanden geleden zei commissaris Frattini in dit Parlement dat hij niet zo snel vooruit kan gaan als hij wel zou willen. Wij weten en begrijpen dat er bureaucratische problemen zijn, maar deze mogen niet als voorwendsel worden gebruikt om een alarmerende situatie te laten ontaarden in een explosieve en uit de hand gelopen situatie. Het vervelende is dat de Unie uitermate passief overkomt wanneer zij geconfronteerd wordt met een op menselijk vlak zo gevoelige, en voor veel mensen en landen waaronder ook lidstaten - zo tragische situatie. Malta is evenals Italië, Spanje en andere landen, geconfronteerd met een last die geen enkel land in zijn eentje kan dragen. Dit is een crisis die tot ver over de grenzen reikt, en daarom moet de oplossing daarvan een Europese, mediterrane en Afrikaanse oplossing zijn, en daarbij moeten indien noodzakelijk ook de Verenigde Naties worden betrokken. Lange tijd hebben wij woorden gehoord als mobilisatie, solidariteit en financiële hulp. Laten wij de belofte eens nemen die Malta werd gedaan, namelijk dat er tijdens de zomer in onze wateren een begin zou worden gemaakt met Europese patrouilles. De zomer kwam en ging, net zoals de immigranten kwamen, maar de patrouilles waren in geen velden of wegen te bekennen. Het tot nu toe gevoerde beleid ziet eruit als een lappendeken. De getroffen maatregelen hangen als los zand aan elkaar, en zo nu en dan wordt dan aangekondigd dat er nog eens een half miljoen euro bij elkaar is gesprokkeld. Deze situatie is zo kritisch dat daarvoor een Europees noodplan moet worden opgesteld, en in deze context geloof ik dat het Europees Parlement meer bevoegdheden en een sterkere rol moet krijgen. Er zijn veel initiatieven mogelijk. Een daarvan is de instelling van een waarnemingspost in een mediterraan land als Malta, zodat de activiteiten in verband met illegale immigratie in het gebied kunnen worden gecoördineerd. De Raad en de Commissie moeten een duidelijk en concreet signaal sturen en duidelijk maken dat zij dit probleem echt als een prioriteit zien, dat zij klaar zijn om in actie te komen en een allesomvattend beleid ten uitvoer te leggen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de onmiddellijke behoeften van niet alleen de betrokken lidstaten maar ook de immigranten. Vaak zijn deze immigranten het slachtoffer van politieke onderdrukking, van georganiseerde misdaad of zijn ze arm. Dit plan moet de landen van herkomst van immigranten erbij betrekken en moet de problemen en met name de economische problemen van de oorsprongslanden van immigranten aanpakken. Hoe ernstiger de situatie, hoe meer ook de burgers hun vertrouwen in de Europese instellingen verliezen. 3-048
Sophia in ’t Veld (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben dringend behoefte aan de
25 overbruggingsclausule met het oog op een efficiëntere en democratische besluitvorming. De EU moet met één stem spreken en mag niet toestaan dat de Verenigde Staten unilateraal de voorwaarden voor onze gezamenlijke bestrijding van het terrorisme bepalen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onderhandelingen van de PNR-overeenkomst voor de periode na 2007, maar ook voor de activiteiten van de CIA. Afgelopen week hebben de lidstaten de geheime gevangenissen van de CIA wel zeer zwak veroordeeld. Ik wil echter weten of de Europeanen doorgaan met het gebruik van de informatie die in deze geheime en illegale gevangenissen is verkregen. De grondrechten schitteren door afwezigheid in dit debat. In 2004 heeft de Commissie op dat punt de goedkeuring van het Europees Parlement gekregen op voorwaarde dat zij de grootste voorvechter van die grondrechten zou worden, maar tot nu toe is daar nog niet veel van te merken geweest. Zo veroordeelt u homofobie in woorden, commissaris Frattini, maar waar blijven de daden die bijvoorbeeld op basis van artikel 7 mogelijk zijn tegen homofobische acties en verklaringen van regeringen en ministers van de EU? En wanneer maakt u eindelijk eens een einde aan de onaanvaardbare discriminatie tegen gehuwde homostellen? Zult u, commissaris, samen met de Raad in de toekomst kortom niet alleen hard optreden tegen het terrorisme, maar ook tegen de intolerantie in Europa? 3-049
Patrick Gaubert (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, sinds het begin van dit jaar zijn meer dan 20 000 illegale immigranten met gevaar voor eigen leven met hun bootjes beland op de stranden van de Canarische eilanden, van Lampedusa en Malta. Wij weten niet hoeveel anderen verdronken zijn. Wat de heer Le Pen zojuist heeft gezegd over deze mannen en vrouwen, is weerzinwekkend. Wat deze immigranten betreft, hebben wij als enig doel tegemoet te kunnen komen aan de essentiële behoeften van hun gezinnen. Deze mannen – in veel gevallen kostwinner – zijn tot alles bereid om hun kinderen te eten te kunnen geven, en niets zal hen tegenhouden. Wij moeten hen niet stigmatiseren, maar een einde maken aan deze menselijke tragedies. Laten we dus woorden omzetten in daden en snel een echt immigratiebeleid ten uitvoer leggen. Toen mijn collega’s en ik de detentiecentra bezochten aan de zuidelijke grenzen van Europa, hebben wij de alarmklok geluid. Deze zomer hebben medewerkers van het Frontex-agentschap gepatrouilleerd langs de Spaanse en Afrikaanse kusten. Dat is een eerste positieve stap. Helaas is er nog steeds een nijpend tekort aan middelen. Ik wil enkele voorstellen noemen uit de resolutie van mijn fractie. Ten eerste moeten we de veiligheid aan de buitengrenzen verbeteren. Ik wil erop wijzen dat de verdeling van de verantwoordelijkheden en van de financiële lasten van fundamenteel belang is in ons Schengen-gebied. Laten we daarom nadenken over het
26 instellen van effectieve gemeenschappelijke patrouilles langs de zeegrenzen, van een Europese grenspolitie of van een netwerk van verbindingsofficieren voor de immigratie. Ten tweede moeten we mensenhandelaren en zwart werk effectiever aanpakken in alle lidstaten. Ten derde moeten wij echte partnerschappen en overeenkomsten inzake terugname aangaan met landen van herkomst. Om te beginnen willen wij dat de Europese richtlijn betreffende terugkeer zo snel mogelijk wordt aangenomen. Wat de gezamenlijke ontwikkeling betreft, moeten we effectievere systemen voor toezicht instellen. Het geld voor de gezamenlijke ontwikkeling moet rechtstreeks naar de mensen gaan, en er moet niets aan de strijkstok blijven hangen. De ontwikkelingshulp die we geven, moet in verhouding staan tot de inspanningen die landen van herkomst zich getroosten om te voorkomen dat hun inwoners illegaal immigreren. Tot slot, hebben de lidstaten die de afgelopen jaren grote groepen illegale immigranten hebben gelegaliseerd, de illegale immigratie in hun landen beteugeld? Het antwoord luidt helaas nee. In tegenstelling tot wat sommigen denken, is massale legalisatie niet de oplossing. Ten slotte wil ik u rechtuit vragen hoeveel tijd en hoeveel vergaderingen er nog nodig zijn voordat de 25 ... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-050
Stavros Lambrinidis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wij hadden geen commissie voor geheime diensten in de VS nodig om te ontdekken dat de oorlog in Irak het terroristisch gevaar in Europa en de wereld zou doen toenemen in plaats van afnemen. Laat ook niemand in de toekomst verbazing voorwenden, als onthuld wordt dat de geheime gevangenissen, de ruime interpretaties van het Verdrag van Genève, het afluisteren van duizenden telefoons, de achterdocht jegens elke Europese reiziger, en de behandeling van de miljoenen immigranten die onder ons verblijven - niet met integratiemaatregelen maar met repressieve maatregelen -, niet alleen koren op de molen zijn van degenen die terroristen rekruteren maar vooral ook het gevoel van veiligheid en democratie in het hart van Europa ondermijnen. Het Europees Parlement is naïef noch romantisch, als het om terrorismebestrijding gaat. Wij hebben herhaaldelijk geëist dat deze moordenaars met harde maatregelen worden aangepakt, maar wij hebben er ook altijd op aangedrongen dat het Europees recht wordt toegepast en de grondrechten worden beschermd. Met zijn evenwichtige en ferme houding lijkt het Parlement echter bepaalde ministers van de EU tegen de haren in te strijken. De vorige week in Tampere stonden bepaalde ministers van Justitie erop dat het Parlement bij deze vraagstukken niet meer dan een figurantenrol wordt
27/09/2006 toegekend. Onder hen bevindt zich helaas ook de Griekse minister van Justitie, die toch heel voorzichtig zou moeten zijn nu gisteren werd onthuld dat de Griekse regering in 2004 een geheim akkoord heeft gesloten met de VS om de doorgifte van duizenden gegevens - niet alleen van Griekse maar ook Europese burgers - tijdens de Olympische Spelen van Athene te vergemakkelijken. Geachte vrienden, in onze landen zou niemand zelfs op het idee komen om het nationale parlement een beslissende stem en controlebevoegdheden op het gebied van politie en justitie te ontzeggen. In Europa zijn er kennelijk mensen die een lijn willen trekken en zeggen dat vanaf die lijn de democratie er niet meer toe doet. 3-051
Lapo Pistelli (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, een minuut is wel heel kort en daarom zal ik mij beperken tot slechts één punt. Wij hebben te maken met beleidsmaatregelen die zonder meer aantonen wat Europa zou kunnen en moeten doen: de ontwikkeling van een gemeenschappelijk asielstelsel, gemeenschappelijke regels voor legale immigratie, een gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen. Het is wel duidelijk dat nationale maatregelen niet meer volstaan, omdat ze gewoon niet werken. Het is wel duidelijk dat de publieke opinie steun zou geven aan dit andere idee van een efficiënte soevereiniteit, ofschoon ik moet zeggen dat wij vanmorgen te veel Italiaanse of mediterrane afgevaardigden hebben gehoord, waardoor je de indruk kreeg dat dit bijna uitsluitend ons probleem was, dat wil zeggen het probleem van de landen in het Middellandse Zeegebied. Verder is de titel van het perscommuniqué ter afsluiting van de Top van Tampere: “De ministers vragen om meer solidariteit en samenwerking” nogal onduidelijk. Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer de voorzitter, maar aan wie vraagt u dat? Moet u dat niet aan uzelf vragen? Ik wil graag een Europese Grondwet - die er nog niet is - maar is er iemand in de Raad die een andere oplossing heeft dan een snelle toepassing van de passerelle-clausule? Wie heeft baat bij deze institutionele surplace? Het lijkt mij dat vandaag tenminste een grote meerderheid van het Parlement een duidelijke mening hieromtrent naar voren heeft gebracht. 3-052
Jas Gawronski (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, er zijn veel nieuwe ontwikkelingen die onze veiligheid en onze vrijheid bedreigen: de ongecontroleerde immigratie is er ongetwijfeld één van. Het grootste en meest recente gevaar is evenwel - en vicevoorzitter Frattini sprak daar zojuist al over - het terrorisme. Als coördinator van mijn fractie in de Tijdelijke Commissie CIA-vluchten heb ik mij met mijn collega’s over dit probleem gebogen, en allen tezamen hebben wij naar oplossingen gezocht. Persoonlijk ben ik tot de conclusie gekomen dat wij maar weinig kunnen doen, en helaas hebben wij ook heel weinig gedaan om
27/09/2006 nieuwe feiten inzake de situatie, de oorzaken en de schuldigen op te sporen. Daarom is het noodzakelijk dat wij ons concentreren op de toekomst, op de middelen en instrumenten, om te voorkomen dat zich opnieuw situaties van illegaliteit voordoen die onze vrijheid en onze veiligheid aan nog grotere risico’s blootstellen. Wat kunnen wij doen? Een element van het antwoord vind ik terug in de mondelinge vraag die ten grondslag ligt aan dit debat van vanmorgen. Daarin wordt namelijk gesproken over initiatieven om het gebrek aan vertrouwen tussen de lidstaten te verhelpen. Dit is een belangrijk punt, een essentieel punt. Er moeten meer inlichtingen worden uitgewisseld om het terrorisme in de Unie te bestrijden, maar er moeten ook meer inlichtingen worden uitgewisseld met onze belangrijkste bondgenoten, en eerst en vooral met de Verenigde Staten, waar wij recentelijk een aantal problemen mee hadden. Er moet uitwisseling zijn op voet van gelijkheid en in wederzijds vertrouwen. Er is ook meer controle nodig op de activiteiten van geheime diensten als zij op het grondgebied van een ander land opereren. Geheime diensten moeten geheim blijven om efficiënt te kunnen opereren, maar binnen bepaalde grenzen. Onze CIA-commissie heeft geen onderzoeksbevoegdheden en daarom moeten wij de nationale parlementen - die in bepaalde landen geëigende instrumenten hebben - vragen een onderzoek in te stellen naar eventuele schendingen van de mensenrechten en naar de bedreigingen van onze veiligheid en vrijheid. Dan zal het onze taak zijn om het onderzoek te coördineren en tot op Europees vlak compatibele oplossingen te komen. 3-053
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, Europa is een continent dat immigranten aantrekt, al willen sommigen dat niet inzien. Veel Europeanen zouden dat kunnen accepteren en daarmee kunnen leven als zij het gevoel hadden dat deze immigratie enigszins werd beheerst en binnen de perken werd gehouden. Wat zij niet kunnen accepteren, en vooral extreem rechts maakt daar uiteraard gebruik van, is het gevoel onder de voet te worden gelopen en daar machteloos tegenover te staan. Daarom is het heel goed dat de Raad en met name commissaris Frattini ertoe oproepen om maatregelen te nemen die de burgers het gevoel geven dat er sprake is van een gemeenschappelijk Europees migratiebeleid met bepaalde hoekstenen die waarborgen dat alles in goede banen wordt geleid. Daartoe behoort natuurlijk ook de solidariteit in Europa. Wellicht zijn sommige landen, zoals Duitsland en Oostenrijk, wat verbitterd dat zij weinig solidariteit kregen in de tijd dat zij werden getroffen door sterke migratiestromen, met name vanuit Zuidoost-Europa. Maar dat is geen reden om anderen nu de solidariteit te ontzeggen. Verre van. Wat dit betreft moeten wij elkaar steunen.
27 Immigratiebeleid dient echter ook hand in hand te gaan met een integratiebeleid. Ik ben erg blij dat commissaris Frattini ook het vraagstuk van de illegale arbeid heeft aangesneden, want vaak dulden politieke krachten die zich erg opwinden over de migratie tegelijk ook dat er in Europa massaal illegaal wordt gewerkt, dat er als het ware een reserveleger bestaat van illegale werknemers die bovendien het loonniveau drukken. Dat is onaanvaardbaar. U hebt groot gelijk met uw eis dat de individuele regeringen hier duidelijke maatregelen tegen moeten nemen. (Applaus) 3-054
Gérard Deprez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, collega-afgevaardigden, eind augustus was ik in Spanje, en ik moet zeggen dat ik diep geschokt was door de vreselijke beelden die ik heb gezien van die arme sloebers die op de kust van de Canarische eilanden belandden. Ik moet echter ook bekennen dat ik me schaamde, niet voor datgene wat de Spanjaarden deden – ze deden hun best –, maar voor het gebrek aan solidariteit van de Europese landen die beloofd hadden om Spanje te helpen, maar dat niet deden. Ook schaamde ik me – ik hoop, commissaris, dat u de Spaanse pers hebt gevolgd – voor de karige middelen waarover Frontex beschikte. Het was te weinig en te laat. Mijnheer Rajamäki, in Europese kringen is het gebruikelijk om in bloemrijke bewoordingen te zeggen dat wij samen een gemeenschappelijke ruimte van veiligheid creëren binnen gemeenschappelijke grenzen. U moet uw collega’s er echter op wijzen dat een gemeenschappelijke grens samen beheerd en beschermd dient te worden. Het is schandalig dat enkele lidstaten solidariteit veinzen en het is beschamend dat een lidstaat de andere om hulp moet smeken om een taak te vervullen die in ieders belang is. (Applaus) 3-055
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, door het verkeerde beleid van de Spaanse regering wordt de Europese Unie overspoeld door illegalen zonder papieren. Spanje is nu een bestemmingsland en een doorreisland. Nooit meer een generaal pardon. We moeten kunnen zeggen hoeveel en welke mensen op een fatsoenlijke manier bij ons kunnen komen wonen. Wat kunnen we doen? Er zijn nationale oplossingen en communautaire oplossingen. In de communautaire sfeer moeten we het doel van een gemeenschappelijk immigratiebeleid dichterbij brengen. In dit verband is het van cruciaal belang dat we gebruikmaken van de mogelijkheden die het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap biedt, meer bepaald artikel 67, lid 2, en dat we de medebeslissingsprocedure toepassen op de legale immigratie.
28 We zullen, mijnheer de Voorzitter, een beleid in de praktijk moeten brengen dat er als volgt uitziet: betere samenwerking tussen de lidstaten, gelijke rechten en plichten voor alle immigranten, een beleid van voorwaardelijke associatie en samenwerking, bilaterale akkoorden tussen de Unie en de landen van oorsprong, met inbegrip van clausules over verplichte terugname. Ik ben tegen, ik herhaal, tegen het generaal pardon in de lidstaten en voor de permanente verbetering van de instrumenten en de versterking van de capaciteit van Frontex, voor de coördinatie van de zeegrenscontroles, voor de vorming van patrouilles en gemengde teams bij het bewaken van de grenzen, voor het bewaken van de buitengrenzen van de Unie en voor de externe acties van de Unie. Solana en Ferrero-Waldner moeten naar Afrika en het Middellandse Zeegebied gaan. Dit alles met de humane behandeling die nodig is bij illegale immigratie en die wij onverkort steunen. Eerste hulp, humanitaire steun, en terugsturen. Er zou niemand buiten de wet op het grondgebied van de Europese Unie moeten verblijven. Mijnheer de Voorzitter, om niet te breken met mijn eigen traditie een protest. Dit is een goed debat, maar het is ook een samenraapsel van verschillende onderwerpen, waardoor op geen enkel onderwerp al te diep kan worden ingegaan. Daar protesteer ik tegen. Er wordt hier gesproken over immigratie, over terrorisme, over de overbruggingsclausule, over de georganiseerde misdaad. Mijnheer de Voorzitter, laten we hieruit lering trekken en laten wij ons bij onze debatten beperken tot één enkel onderwerp.
27/09/2006 namelijk het enige echte instrument waarmee wij maatregelen ten behoeve van nieuwkomers kunnen financieren. Wanneer wij ten slotte solidair moeten zijn met lidstaten die in dit opzicht bijzonder kwetsbaar zijn, moeten we niet vergeten dat het hier gaat om structuurfondsen, die niet bestemd zijn om als noodfondsen gebruikt te worden, temeer daar de verdeelsleutels van elk fonds het mogelijk maken rekening te houden met verschillende situaties. 3-058
Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie zet haar geloofwaardigheid op het spel bij miljoenen burgers. Als de Europese Unie haar eigen grenzen niet eens kan beschermen als Gemeenschap, wat kan zij dan wel? Er is maar één buitengrens in Europa en daar zijn we allemaal verantwoordelijk voor. De Afrikaanse immigranten komen niet via de Noordpool naar binnen, mijnheer de minister, en ook niet via de kusten van de Oostzee, maar ze komen Europa binnen, dat van ons allemaal is. Alleen heeft elk land de geografische kenmerken die het heeft, en die het van God heeft gekregen, zoals sommigen zouden zeggen.
De Voorzitter. − Dank u, uw opmerkingen zijn genoteerd. Aan de orde zijn echter de vorderingen die gemaakt zijn op het terrein van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Het is een jaarlijks debat, dus ligt het voor de hand dat het debat tamelijk breed van karakter is.
Het is geen liefdadigheid waar enkele lidstaten hier om vragen, het is samenhang met het Europese project waar iedereen zo de mond vol van heeft en dat zo gemakkelijk gepredikt wordt als het om de interne markt voor financiële diensten of de gemeenschappelijke markt voor goederen gaat. Maar wanneer het over de grenzen gaat, lijkt het wel alsof iedere lidstaat alleen zijn eigen grenzen heeft en geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen voor die van andere landen. Het gaat niet om liefdadigheid maar om samenhang en om het nemen van verantwoordelijkheid voor het Europese project. De geloofwaardigheid van de Europese Unie staat op het spel.
3-057
3-059
3-056
Marie-Line Reynaud (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement moet zich uiterlijk aan het eind van dit jaar uitspreken over het kaderprogramma Solidariteit en beheer van de migrantenstromen. Ik zou graag hebben gezien dat meer middelen ter beschikking werden gesteld voor dit belangrijke instrument, maar wij hebben te kampen met de nadelige gevolgen van draconische financiële vooruitzichten. Ik hoop in ieder geval dat de Commissie niet accepteert dat haar laatste voorstel wordt uitgekleed. Wij moeten als doel hebben te garanderen dat in de verdeling tussen de vier fondsen – het Vluchtelingenfonds, het Buitengrenzenfonds, het Integratiefonds en het Terugkeerfonds – eerder een evenwichtige dan een overwegend repressieve aanpak van de immigratie tot uitdrukking komt. Daarom moeten we ons sterk maken voor het Integratiefonds. Als de Raad stelt dat de integratie gefinancierd kan worden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF), is het Integratiefonds
Barbara Kudrycka (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de heer Rajamäki zei dat eind dit jaar een aangepast tijdschema voor de toetreding van de nieuwe lidstaten tot SIS II bekend zal worden gemaakt. Het logisch gevolg hiervan is dat ook een aangepast tijdschema voor de opheffing van de binnengrenzen zal worden vastgesteld. Het is nog niet bekend wanneer dit zijn beslag zal krijgen, maar het uitstel is niet te wijten aan vertragingen van de kant van de nieuwe lidstaten. Polen zal in maart 2007 zover zijn dat het een begin kan maken met de invoering van SIS II. Dit geldt ook voor de andere nieuwe lidstaten. Commissaris, mijnheer Rajamäki, wat is het effect van deze situatie op de geloofwaardigheid van de Commissie waar het gaat om het aan de burgers verlenen van een zo fundamenteel recht als volledig vrij verkeer op het gehele grondgebied van de Europese Unie? De Commissie doet niets anders dan hameren op het Europa van de burgers en hameren op het feit dat Europa
27/09/2006 resultaten aan de burgers opdringt. Hoe durft zij dan ook, om zogenaamd technische redenen, het proces van de volledige uitbreiding van het Schengengebied op te houden en die uitbreiding tot na volgend jaar uit te stellen, anders dan was afgesproken tijdens de Europese Raad ? Moeten we misschien deskundigen uit de nieuwe lidstaten verzoeken om er zorg voor te dragen dat de centrale unit op tijd klaar is? Hiervoor moeten de beste IT-mensen en -programmeurs worden geworven. Als het karwei niet op tijd af is, dan zullen de Commissie en uzelf, commissaris, ter verantwoording worden geroepen wegens een gebrek aan professionalisme. Ik heb het nog niet eens over de financiële, technische, politieke en sociale gevolgen van dit besluit. Het Europees Parlement ziet toe op de vooruitgang die de Commissie op dit terrein boekt, alsmede op de kosten die mogelijk uit de vertraging voortvloeien, en zal dit blijven doen. Ik doe dan ook een dringend beroep op alle betrokkenen om een kosten-batenanalyse te maken alvorens een definitief besluit over deze kwestie te nemen. Ik feliciteer de Raad met het compromis over het SIS IIwetgevingspakket. Dit neemt niet weg dat de Raad nog steeds krachtig leiderschap moet tonen en de ware gedaante van de zogenaamde technische problemen moet laten zien, die namelijk fungeren als rookgordijn ter camouflage van het gebrek aan politieke wil bij sommige lidstaten. Het is toch SIS II dat bepaalde technische mogelijkheden schept, waarmee het tevens een van de voorwaarden is die ervoor moeten zorgen dat het gemeenschappelijk immigratiebeleid een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten wordt, en niet alleen van de landen die het meest met illegale immigratie en terrorisme te maken hebben. Gebeurt dit niet, dan zullen we het terrorisme en de toevloed van migranten nooit effectief kunnen aanpakken. 3-060
Wolfgang Kreissl-Dörfler (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het beleid ten aanzien van migratie naar Europa, legaal of illegaal, is een gemeenschappelijke taak bij uitstek. In een tijd van open grenzen kunnen immigratieproblemen niet meer alleen op nationaal niveau worden opgelost. Aan deze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid zal geen enkele lidstaat zich kunnen onttrekken, zelfs Duitsland niet. In het licht van het naderende Duitse voorzitterschap wordt nog iets anders duidelijk, namelijk dat we niet kunnen doen alsof legale en illegale migratie niets met elkaar te maken hebben. Het tegendeel is het geval, het één is voorwaarde voor het ander. Migratie is een complex verschijnsel dat zo oud is als de mensheid zelf. Het valt niet op te lossen met uitwijzingen en grensposten. Daarom dient de Raad van de Europese Unie dit probleem eindelijk onder ogen te zien, niet alleen in het belang van Europa, maar met name in het belang van de mensen die in hun wanhoop een hun voorgespiegelde betere toekomst najagen, wat ze helaas vaak met hun leven moeten bekopen. De opmerkingen van de heer Beckstein van de Beierse CSU in Tampere over solidariteit met Spanje zijn uiterst beschamend. Hieruit
29 blijkt eens te meer wat de werkelijke opvattingen zijn van deze man en grote delen van zijn partij. 3-061
Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de vorderingen op het gebied van de ruimte van veiligheid en vrijheid zijn tot nu toe gering en volstaan niet voor een dermate fundamenteel probleem. Wat het vraagstuk van de vrijheid betreft heeft de Raad jaren geleden al besloten om op te treden op basis van wederzijdse erkenning, alsof wederzijdse erkenning voldoende is om de justitiële en politiële systemen en de geheime diensten van de Europese landen te laten samenwerken. De feiten tonen aan dat dit beginsel niet volstaat, en dat men de moed moet hebben om ook een aantal beleidsvormen te harmoniseren en daarvan Europese beleidsvormen te maken, vooral als het gaat om de vrijheid. Wij zitten nog vast bij een aantal vraagstukken: de antidiscriminatierichtlijn, de waarnemingspost voor het racisme, het kaderbesluit inzake procedurele rechten, de waarborgen met betrekking tot de eerbiediging van het privéleven bij de overdracht van persoonlijke gegevens van vliegtuigpassagiers. Juist op het gebied van de vrijheid is er een gebrek aan gemeenschappelijke waarborgen, aan waarborgen van de Europese Unie. Daar volstaat een samenwerking tussen de lidstaten niet. 3-062
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, geachte voorzitter van de Raad, de bestrijding van illegale immigratie is de grootste uitdaging van nu. Laat daarbij duidelijk zijn dat 99 procent van de migranten geen vluchtelingen zijn, maar economische migranten. De Europese Unie en elke lidstaat dienen te beslissen welke migranten en hoeveel van hen er uiteindelijk worden opgenomen; dit staat geheel los van asiel. Hier zijn oplossingen voor nodig die enkel op communautaire basis kunnen worden gevonden. Ik vind het positief dat er na veel debatten nu duidelijke initiatieven worden genomen voor concrete maatregelen. Complimenten voor commissaris Frattini voor Frontex en andere maatregelen. We moeten echter meer investeren in de preventie. Ook op dat vlak zien we eerste initiatieven. Ik stel echter voor dat wij nadenken over intensievere ontwikkelingshulp die gericht wordt verstrekt en goed wordt gecontroleerd, over informatiecampagnes in de massamedia die moeten worden ontwikkeld in samenwerking met de landen van herkomst en waarin informatie wordt gegeven over de gevaren en de gevolgen van illegale immigratie, en de realiteit wordt getoond van gestrande bootvluchtelingen en van illegale arbeidsmigratie. En er moet informatie worden gegeven over de mogelijkheid van legale immigratie. Dat zou echt helpen om veel nood en ellende te voorkomen.
30 Ten derde moeten we illegaal werken binnen de Europese Unie intensiever bestrijden en krachtige maatregelen nemen. Ik verwacht dat het Raadsvoorzitterschap ervoor zorgt dat de massale legaliseringen, die een grote aanzuigende werking hebben, niet meer zullen voorkomen. Tot slot wil ik een beroep doen op de lidstaten om eindelijk hun nationale animositeiten te laten varen op de deelterreinen asielbeleid, arbeidsmigratie en binnenlandse veiligheid, dan wel deze op de achtergrond te plaatsen ten bate van gemeenschappelijke oplossingen. Want nieuwe uitdagingen verdienen nieuwe Europese oplossingen. 3-063
Inger Segelström (PSE). – (SV) Het onderhavige debat heeft hoge prioriteit bij de burgers van de EU. De acute problemen hadden we allang moeten oplossen, precies zoals diverse sprekers hier hebben gezegd. Ik denk hierbij aan de vluchtelingenstromen naar de Canarische eilanden en Malta, aan uitsluitsel voor degenen die op een verblijfsvergunning voor de EU wachten, en aan betere steun voor degenen die vechten om als nieuwe burgers tot de EU te worden toegelaten. We hadden de publieke opinie in onze samenleving meer moeten beïnvloeden en we hadden segregatie op het werk, thuis en op school moeten tegengaan. In Zweden hadden we twee weken geleden verkiezingen en daarbij won een anti-vreemdelingenpartij zetels in één op de drie gemeenten. Ik ben verontrust over hun boodschap dat er te veel immigranten zijn toegelaten. Daar hebben ze het over, maar niet over de verantwoordelijkheid en de solidariteit van ons allen. De bevolking van de EU vergrijst snel en we zullen behoefte krijgen aan meer mensen. We moeten daar een vruchtbaar debat over voeren. Wij in dit Parlement moeten meer bevoegdheden en verantwoordelijkheid krijgen en we moeten toegang krijgen tot een snellere besluitvorming. Alleen met een gemeenschappelijk EUbeleid op dit gebied kunnen we resultaten voor de burgers van de EU bereiken. 3-064
Stefano Zappalà (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook deze zomer zijn wij elke dag weer getuige geweest van de aankomst van boten en van schipbreuken waardoor honderden mensen de dood vonden in de Europese wateren. De stroom boten die de kusten van de Unie probeert te bereiken lijkt niet af te nemen. Integendeel, hij wordt steeds groter. Er is een noodsituatie ontstaan, ook objectief gezien, en die moeten wij serieus aanpakken. Ook nu nog zijn er drie of vier lidstaten die er bij de aanpak van de bootladingen vluchtelingen in hun eentje voor staan. Wij hebben het zo vaak in deze zaal gezegd en horen zeggen: Malta, Italië en Spanje doen hun uiterste best, ten behoeve van heel de Europese Unie, maar worden aan hun lot overgelaten. De Europese Unie bestaat echter uit vijfentwintig - en binnenkort zevenentwintig - lidstaten en moet de zeer
27/09/2006 ernstige situatie eens en voor altijd het hoofd bieden. Men moet elk nationaal egoïsme overboord gooien, want het is hoog tijd dat het dringende immigratieprobleem wordt gezien als een probleem van de vijfentwintig lidstaten en niet alleen van de lidstaten die wegens hun ligging dagelijks gedwongen worden stoffelijke overschotten uit zee te bergen. De Commissie is momenteel - in de persoon van commissaris Frattini, die objectief gezien, en niet alleen omdat hij een vriend is, onze bijval verdient - bezig met de uitwerking van concrete voorstellen voor maatregelen en voor de uitvoering van de reeds bestaande programma’s. Het is evenwel de taak van de Raad om besluiten te nemen en datgene wat reeds geruime tijd geleden een menselijke tragedie is geworden het hoofd te bieden. De Raad, mijnheer de minister, blijft Europa echter voor de gek houden. Het is de Raad die de verantwoordelijkheid moet nemen. Hij moet een krachtig, efficiënt signaal geven en hiervan een communautair probleem maken. Daarom wil ik, mijnheer de minister, van deze gelegenheid gebruik maken om nogmaals aan te dringen op de bijeenroeping van een buitengewone Raad Binnenlandse Zaken op het eiland Malta, dat wil zeggen in het land dat gezien zijn omvang het sterkst te lijden heeft en met de meeste problemen te kampen heeft. Ik wil bovendien nogmaals dringend verzoeken om een debat over de Dublin 2-overeenkomst. Mijnheer de minister, maakt u een einde aan het geklets! De Europese Unie moet via de Raad aantonen dat zij concreet bestaat! 3-065
Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Lampedusa is niet alleen een Italiaans probleem. Op dit moment is immigratie in mijn land, Polen, een minder groot probleem dan in Spanje, Italië, Malta, Griekenland of Cyprus, maar wij allen kunnen te maken krijgen met een golf van illegale immigratie. Immigratie is dan ook geen plaatselijke of regionale kwestie. Omdat heel Europa ermee te maken heeft, moet de kwestie ook op dat niveau worden aangepakt. Een doeltreffend, gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid moet steunen op besluiten die bij meerderheid worden genomen. Het wordt tijd om de eenparigheid van stemmen in de Raad achter ons te laten en van immigratie een beleidsterrein van de eerste pijler te maken. Ik wil ook nog wat zeggen over Frontex. Frontex is in mijn land gevestigd, in Warschau. Polen heeft de langste buitengrens van de Europese Unie, maar zijn eigen burgers kunnen zich op dit moment ironisch genoeg niet vrijelijk over het gehele grondgebied van de Unie verplaatsen, omdat SIS II nog niet gereed is. Commissaris, ik vraag me af of u tegen de tijd dat we de vijftigste verjaardag van de Unie gaan vieren, in maart 2007, zover zult zijn dat u kunt aangeven wanneer de burgers van de nieuwe lidstaten het genoegen van het
27/09/2006 vrije verkeer over het gehele grondgebied van de Unie kunnen gaan smaken? 3-066
Panayiotis Demetriou (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om het belang van de samenwerking op politieel en juridisch gebied te benadrukken en op te merken dat een uitbreiding en intensivering van die samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie echt cruciaal is. Gezien het huidige niveau van de samenwerking in de politiële en juridische sector kan er geen sprake zijn van een effectieve pan-Europese strijd tegen criminaliteit en terrorisme. Het is tijd dat wij laten zien dat onze verklaringen en toezeggingen voor het verbeteren en ontwikkelen van die samenwerking geen loze woorden zijn. Dat is de grootste uitdaging voor de Europese Raad, die binnenkort weer bijeenkomt om het programma te evalueren. Indien de Raad echt de wil heeft om deze incompetentie in de Europese besluitvorming te verhelpen, kan er slechts één besluit worden genomen: deze onderwerpen moeten uit de derde pijler verdwijnen en in de eerste pijler ondergebracht worden. De Raad heeft uit hoofde van artikel 42 van het Europees Verdrag en de passerelle-clausule de wettelijke bevoegdheid om dit te doen. Daar moet nu eindelijk eens een keer gebruik van worden gemaakt. Vorige week heeft het Finse voorzitterschap onder andere toegegeven dat uit ervaringen in de praktijk is gebleken dat de problemen met de huidige besluitvorming op Europees niveau tot minder initiatieven leiden op het gebied van de politiële samenwerking. Dat was tenminste eens een eerlijke en openhartige opmerking. De gestage afname van de politiële samenwerking is een gevolg van een gebrek aan kaderbesluiten die bedoeld zijn om een dergelijke samenwerking tot stand te brengen en verder te ontwikkelen. Er moet iets aan deze tekortkomingen worden gedaan. De lage geloofwaardigheid van de Europese Unie ten aanzien van de veiligheid van de burgers is slecht voor ons prestige. Wij wachten al lange tijd op de goedkeuring van het kaderbesluit betreffende de minimale procedurele rechten in strafzaken en op de herziening van het Europese arrestatiebevel. Wat is de oorzaak van deze vertraging? Waarom is de Raad zo passief en is hij niet in staat om besluiten te nemen? Wij moeten af van die loze woorden en nu eindelijk eens een keer actie ondernemen.
31 de zaak vooruit te helpen op een driewielertje. De green card, een mooi idee, maar tot nu toe helaas luchtfietserij. Is de Raad bereid, Commissaris Frattini, ook op deze dossiers een snelle mountainbike te geven? Wat ook blijft hangen is de opmerking van het Voorzitterschap dat meerderheidsbesluitvorming werkt. Dat klopt maar het verbaast me daarom des te meer dat de Raad de medebeslissingsrechten van dit Parlement wil inperken als het om biometrie gaat. Fietsen we rond het Schengeninformatiesysteem soms nog niet snel genoeg? En wat vindt u eigenlijk ervan, Mijnheer Frattini? Ik verheug mij op de antwoorden. 3-068
Simon Busuttil (PPE-DE). - (MT) Kortgeleden verschenen tegenstrijdige verslagen over het soort samenwerking dat wij met Libië hebben op het gebied van illegale immigratie. Aanvankelijk zei u, mijnheer de commissaris, dat Libië geïnteresseerd was in deelneming aan de mediterrane patrouilles, maar uiteindelijk hoorden wij Libië dit ontkennen. Later kondigde de Corriere della Sera aan dat Italië en Libië tot een akkoord waren gekomen over gezamenlijke patrouilles maar ook dat bericht werd uiteindelijk tegengesproken. Daarna zei u, mijnheer de commissaris, dat de Europese Unie bereid was om Libië te helpen en financiële bijstand te geven om het aan te moedigen tot samenwerking. Kan de commissaris en de Raad verduidelijken in welk stadium de contacten met Libië zich bevinden en hoe de huidige stand van zaken is? Een ding is zeker: in de strijd tegen illegale immigratie hebben wij de medewerking van Libië nodig. Op soortgelijke wijze is het ook belangrijk dat wij Libië helpen bij het beschermen van zijn zuidgrens. Wij mogen niet van Libië verwachten dat het ons helpt de Middellandse Zee te beschermen als wij van onze kant Libië niet helpen bij het beschermen van zijn woestijngrenzen. 3-069
Javier Moreno Sánchez (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is overduidelijk dat er een groot pact over de immigratie tussen de Europeanen moet worden gesloten. Dat pact tussen de Europeanen loopt via een pact tussen de Spanjaarden. De regering heeft zo’n pact al meerdere malen voorgesteld, en de Partido Popular heeft het van de hand gewezen, want deze partij ging liever te laat naar Brussel om maatregelen voor te stellen die al worden uitgevoerd in ons land, met steun van de Europese Unie.
3-067
Dames en heren, ik wil graag in het kort herinneren aan de drie uitgangspunten van het immigratiebeleid van de Spaanse regering.
Edith Mastenbroek (PSE). – Voorzitter, Europa is een fiets. Deze quote daagt natuurlijk uit tot allerlei flauwe vergelijkingen want met het Schengeninformatiesysteem, een instrument waar we onder andere illegalen mee kunnen opsporen, zijn we bezig met een soort politieke Tour de France. We racen met zijn allen met een rotgang dezelfde kant op. Bij andere uitdagingen, het voorkomen van migratie is er slechts één, doet mijnheer Frattini een eenzame poging
In de eerste plaats, ordening en efficiënt beheer van de legale immigratie, rekening houdend met de werkelijkheid van de arbeidsmarkt. Dames en heren, de “aanzuigende werking” wordt veroorzaakt door de onzichtbare economie; wij willen werknemers met rechten en plichten, geen slaven. De buitengewone normalisatie was een noodzakelijke maatregel die op dat moment genomen moest worden om orde op zaken te
32 stellen in de puinhopen die we geërfd hadden van de regering Aznar op het gebied van migratie. In de tweede plaats, volledige sociale integratie van de legale immigranten in de Spaanse samenleving. Tot slot, streng optreden tegen clandestiene immigratie: iedere immigrant die illegaal Spanje binnenkomt, wordt op een fatsoenlijke manier geholpen, maar moet weer terug naar zijn of haar eigen land. Dit jaar zijn in Spanje 54 000 illegale immigranten gerepatrieerd. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-070
Jacek Protasiewicz (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Rajamäki, het is al sinds de Top van Tampere in 1999 duidelijk dat de Unie behoefte heeft aan een gemeenschappelijke aanpak van het probleem van de migratie in het algemeen en dat van de economische migratie in het bijzonder. Als gevolg van de alsmaar toenemende stroom immigranten en de alarmerende beelden van de Canarische eilanden zijn we ons er nu meer dan ooit bewust van dat er een gemeenschappelijk Europees migratiebeleid nodig is voor de effectieve aanpak van dit probleem. Immigratie moet echter niet alleen als een bedreiging worden gezien. Het is duidelijk dat Europa een demografische crisis doormaakt. Mits in goede banen geleid kan migratie de nadelige gevolgen van de vergrijzing ondervangen. Ik wil het Parlement erop wijzen dat er volgens de prognoses, bij de huidige omvang van de migratie, in de periode 2010-2030 ongeveer 20 miljoen mensen minder zullen deelnemen aan het arbeidsproces in de Unie. De toonaangevende regio’s in de wereld zijn al geruime tijd met elkaar in de slag om voldoende gekwalificeerde immigranten aan te trekken, en de Unie moet niet aan de zijlijn blijven staan. Het ontbreken van een gemeenschappelijk migratiebeleid vergroot de kans dat immigranten de nationale regels omzeilen. We hebben gezien hoe individuele landen hierop hebben gereageerd met grootscheepse maatregelen om illegale immigranten te legaliseren, zoals de socialistische regering in Spanje onlangs deed. Stappen als deze zijn niet de oplossing van het probleem. Eigenlijk verergeren ze het probleem alleen maar, omdat ze een stimulans zijn voor lieden die meer immigranten Europa willen binnensmokkelen. Ik grijp deze gelegenheid aan om kenbaar te maken dat ik het niet eens ben met het aan het begin van dit debat verwoorde standpunt van de heer Rajamäki over het positieve effect van ontwikkelingsbeleid op het terugdringen van de immigrantenstroom, met name vanuit Afrika. Ik denk niet dat het zinvol is om in die richting te denken, mijnheer Rajamäki. Ik ben het ermee eens dat het ontwikkelingsbeleid moet worden versterkt, maar neig meer naar de ondersteuning van de aanpak van commissaris Frattini, dat wil zeggen een krachtige aanpak van illegale immigranten en voorrang geven aan het gezamenlijke beheer van economische migratie. Ik
27/09/2006 zou ook graag zien dat er meer vaart wordt gezet achter de ontwerprichtlijn over de toelating en de richtlijn waarin de procedures voor de terugkeer van immigranten naar hun landen van herkomst worden vastgelegd. 3-071
Lilli Gruber (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de mogelijkheid bieden om legaal het land binnen te komen, rekening houdend met de markt van de verschillende lidstaten: dat is, samen met de strijd tegen zwartwerk, een van de prioriteiten die wij moeten nastreven als wij het ingewikkelde immigratieverschijnsel pragmatisch willen aanpakken, met gemeenschappelijk Europees optreden, met gezamenlijk engagement en collectieve inspanningen. Om echter te voorkomen dat dit loze woorden blijven, is het noodzakelijk de hypocrisie van de grote, maar theoretische principeverklaringen van de topbijeenkomsten van de Raad overboord te gooien. Dan moet men ophouden om, met het oog op de binnenlandse situatie, politieke munt te slaan uit het immigratieprobleem, wat bovendien een absoluut onaanvaardbare en onverantwoorde praktijk is. Daarom is het van cruciaal belang dat de passerelle-clausule eindelijk wordt toegepast. Pas dan zullen wij in staat zijn om efficiënt op te treden in een situatie waarin zich sowieso al teveel vertragingen hebben opgehoopt. Ik ben het eens met degene die zei dat wij "moeten doortrappen", waar ik aan toe wil voegen: "anders vallen we van de fiets". Alleen vallen we dan in dit geval allemaal tegelijk. Misschien is het nog niet tot iedereen doorgedrongen, maar wij zitten allemaal op dezelfde fiets. 3-072
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is tot ons allen doorgedrongen dat wij nu onmiddellijk, met vereende krachten, de strijd moeten aanbinden tegen het terrorisme, de georganiseerde misdaad en de illegale immigratie. Wat meer in het bijzonder de immigratie betreft, is het noodzakelijk de instanties te coördineren die betrokken zijn bij het beheer van de migratiestromen en de besluitvormingsprocedures te vereenvoudigen door gekwalificeerde meerderheid in te voeren. Ook moet nadrukkelijk worden onderstreept dat het noodzakelijk is solidariteit te betuigen en de lasten eerlijk te verdelen over alle lidstaten, ook over de landen die niet onder druk van immigratiestromen staan. Wij moeten er tevens op wijzen dat ons aller samenwerking nodig is als wij de buitengrenzen efficiënt willen bewaken. De nadruk moet vooral komen te liggen op een beter beheer van de zeegrenzen van Europa. Er moet een mediterrane kustwacht worden opgericht om nog meer menselijke tragedies te voorkomen en controle mogelijk te maken op de immigratiestromen. Tot slot moet men gaan inzien dat de eenzijdige, massale legalisering van illegale immigranten geen enkele oplossing biedt, maar integendeel zal leiden tot nog
27/09/2006 grotere immigrantenstromen en onvoorspelbare ontwikkelingen. Eenzijdig optreden in een gemeenschap met open interne grenzen - waar onderlinge afhankelijkheid en wederzijdse beïnvloeding onvermijdelijk zijn - is een zaak waar wij ons serieus mee bezig moeten houden. Dat zijn enkele maatregelen waarover wij gemeenschappelijk moeten beslissen, of liever gezegd, we moeten er niet alleen over beslissen, maar ze ook uitvoeren, met religieuze toewijding. 3-073
Adeline Hazan (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we op dit moment een beslissende fase doormaken voor wat betreft de toekomst van het Europees immigratiebeleid, een soort uur van de waarheid waarvan wij allen de uitdagingen helder onder ogen moeten zien. Hoe gaat Europa precies op deze uitdagingen reageren? Het moet gezegd dat de huidige reactie een mengeling is van medelijden en repressie, die op geen enkele manier werkelijk soelaas biedt voor de behoefte aan bescherming. Ik wil nog eens wijzen op de gevaren van een wegwerpimmigratie, waarbij migranten slechts worden getolereerd voor zover en zolang zij nuttig zijn. Hypocrisie voert nog steeds de boventoon sinds de eerste Europese Top van Tampere, die moest leiden tot een gezamenlijk Europees asiel- en immigratiebeleid. We zijn momenteel getuige van het afschuiven van onze verantwoordelijkheden naar onze buren aan de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee, die nauwelijks in staat zijn deze loodzware taak op zich te nemen. Hoe kunnen we trouwens ook maar één moment serieus denken dat we deze migratiestromen kunnen indammen, als we nu al zien aankomen dat er ook een stroom vluchtelingen in verband met de klimaatverandering op ons af gaat komen? We moeten eens ophouden met dat kortzichtig beleid. We moeten actieve beleidsmaatregelen ondersteunen…
33 zonder overleg met haar partners, kan overgaan tot het legaliseren van alle illegale immigranten op haar grondgebied. We kunnen niet meer zonder een gemeenschappelijk, in onderling overleg vastgesteld beleid, waar het ontwerp van de Europese Grondwet overigens in voorzag door de besluitvorming over de voornaamste onderdelen van deze materie voortaan te laten verlopen via de procedure van de gekwalificeerde meerderheid. Ik merk op dat sommige lidstaten, alle inspanningen van de Commissie ten spijt, niet eens stilstaan maar zelfs achteruit lijken te gaan door vandaag te weigeren waar ze gisteren nog mee akkoord gingen. Dat is jammer. Het behouden van de eenparigheid van stemmen op dit terrein werkt verlammend en is inefficiënt. Tijdens de informele top van de Europese Unie van 20 oktober aanstaande moeten krachtige en concrete maatregelen worden getroffen om de illegale immigratie aan banden te leggen. De top moet het niet laten bij hoogdravende intentieverklaringen, zoals maar al te vaak gebeurt. Illegale immigratie aan banden leggen oké, maar het probleem moet wel bij de wortel worden aangepakt. We moeten ons daar samen met de Afrikaanse landen over buigen, in het kader van een echte ontwikkelingssamenwerkingsstrategie en via een echte uitwisseling van competenties tussen immigratie- en emigratielanden. Bovenal moet de Europese Unie echter haar ontwikkelingshulpbeleid versterken en beter controleren, weten waar het geld naartoe gaat en hoe het wordt besteed. Tot slot wil ik niet voorbijgaan aan de zeer korte termijn en de acute problemen, en betreur ik net zoals Gérard Deprez de houding van de lidstaten die de mond vol hebben van onderlinge hulp en solidariteit, maar nooit de daad bij het woord voegen. Gezien de stroom van illegale immigranten naar de Canarische eilanden is het onze plicht Spanje te hulp te schieten, en is het aan de lidstaten om in actie te komen en blijk te geven van solidariteit. 3-075
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-074
Christine De Veyrac (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het wordt met de dag duidelijker, we kunnen niet meer zonder een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid. Tot degenen die daar nog aan mochten twijfelen, zeg ik dat inmiddels wel gebleken is dat het op grote schaal verlenen van verblijfsvergunningen aan illegale vreemdelingen in bepaalde Europese landen leidt tot de komst van grote groepen nieuwe illegale immigranten in ons werelddeel. Deze situatie heeft gevolgen voor alle EU-landen, want zoals we weten kan een migrant met een verblijfsvergunning zich vrijelijk over een groot deel van het grondgebied van de Unie bewegen. Zo hebben we aan de hand van het Spaanse voorbeeld kunnen zien dat een regering in de ruimte zonder grenzen waarin wij leven, niet meer op eigen houtje,
Kinga Gál (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, het is van fundamenteel belang dat de basisbeginselen en -waarden waarop de Europese Unie is gebouwd in alle omstandigheden worden toegepast, ook als onderdeel van het beleid van de lidstaten en de Gemeenschap. Als onze aspiraties op dit gebied worden vervuld, zal dat het waarborgen van de democratische legitimiteit van de Europese Unie en het behoud van onze geloofwaardigheid dichterbij brengen. Dat betekent ook dat de bescherming en bevordering van de fundamentele rechten voldoende steun van de instellingen moeten krijgen. Daarom is het naar mijn mening belangrijk dat geen enkele lidstaat de oprichting van een Europees Agentschap voor de fundamentele rechten verhindert, dat op een werkelijk verantwoordelijke, onafhankelijke en effectieve wijze moet gaan opereren.
34 Het mag geen enkele lidstaat worden toegestaan om de fundamentele beginselen en waarden van Europa te negeren. Maar dat geldt met name voor de nieuwe lidstaten en voor de landen die nu bij de Unie komen, waar de rechtsstaat in veel gevallen pas op de proef wordt gesteld nadat het lidmaatschap al is verworven. Daarom kan de openlijke of bedekte steun aan intolerantie en extremisme door de overheid en politici in Slowakije niet worden geaccepteerd en kunnen we ook het directe resultaat niet tolereren: dat er wordt weggekeken bij het geweld tegen minderheden en de Hongaarse bevolking. Dit kan niet worden beschouwd als een binnenlandse aangelegenheid. Het heeft directe gevolgen voor de vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid binnen de Europese Unie, wat het tot een Europese zaak maakt. Op dezelfde wijze hebben we gezien dat obsceniteiten, leugens en een gebrek aan principes openlijk en cynisch worden verdedigd, in strijd met de fundamentele beginselen van Europa en het idee van verantwoordelijkheid en het afleggen van verantwoording aan burgers, wat wordt gepresenteerd, zonder dat er sprake is van ook maar de minste verontschuldiging, als een moedige en heroïsche daad. Ik heb het natuurlijk over de gebeurtenissen rond de Hongaarse eerste minister, Ferenc Gyurcsány. Ook dit ondermijnt de fundamenten van de rechtsstaat en de geloofwaardigheid. En daarom vernietigt het alles wat we samen in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid hebben opgebouwd. De wijze waarop de Raad en de Commissie de uitbreiding van de Schengen-ruimte aanpakken, heeft de geloofwaardigheid van de instellingen van de Gemeenschap en het vertrouwen van de nieuwe lidstaten in de Unie bepaald geen goed gedaan, vooral nu onlangs is aangekondigd dat de uitbreiding misschien wordt uitgesteld tot de tweede helft van 2008. We begrijpen dit eenvoudigweg niet, en het is onaanvaardbaar voor de nieuwe lidstaten dat zij niet kunnen toe… (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-076
David Casa (PPE-DE). - (MT) Dames en heren, ik wil graag commentaar leveren op een probleem waar heel Europa maar vooral de mediterrane landen mee te kampen hebben. Iedereen heeft zijn zegje gedaan en iedereen heeft duidelijk gemaakt dat er een oplossing moet worden gevonden. Dames en heren, de oplossing ligt hier voor ons: wij moeten mechanismen invoeren om ervoor te zorgen dat iedereen in de verantwoordelijkheden deelt. Loze woorden hebben geen zin. Het heeft geen zin te zeggen dat wij elkaar in deze Unie moeten helpen als dan, wanneer het erop aankomt, bijna niemand een vinger uitsteekt. Het heeft geen zin welluidende woorden in de mond te nemen als solidariteit, als dan de daad niet bij het woord wordt gevoegd. Laten wij niet toestaan dat deze Unie, die juist is opgericht om iedereen gelijke rechten te waarborgen, gereduceerd wordt tot een Europa van documenten, een
27/09/2006 Europa van resoluties, een Europa van beloftes en een Europa van dromen. Ik weet dat pogingen worden gedaan maar ze volstaan niet. Dit is het moment van de waarheid; dit is het moment om wat wij preken ook in de praktijk te brengen, om hardop te zeggen waarin wij echt geloven. Ik ben ervan overtuigd dat met enige goede wil van alle kanten, er een compromis gevonden kan worden dat zal leiden tot een blijvende oplossing van dit probleem: die oplossing is het broodnodige, gemeenschappelijk, Europees beleid. 3-077
Robert Atkins (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het spijt mij dat ik dit nu weer aan de orde moet stellen, maar het lijkt erop alsof geen enkel lid van de Conferentie van voorzitters wil luisteren. Wij kregen te horen dat wij hier om 12.00 uur voor de stemming aanwezig moesten zijn. Die stemming is nu eerst uitgesteld tot 12.05 uur en vervolgens tot 12.10 uur. Ik weet dat u erg efficiënt bent in de afhandeling van zaken in dit Parlement, maar ik zou u dringend willen verzoeken om de Conferentie van voorzitters op de hoogte te stellen van de heersende onvrede van de afgevaardigden in dit Parlement over de arbitraire verschuivingen van het tijdstip van de stemmingen. Dat is bijzonder storend voor het functioneren van dit Parlement. (Applaus) 3-078
De Voorzitter. − Wij hebben over slechts één onderwerp een zeer uitgebreid debat gevoerd dat de hele ochtend heeft geduurd. 63 Personen hebben het woord gevoerd. Ik wil niet onbeleefd zijn tegen de Raad of de Commissie, maar de betogen van de minister en de commissaris duurden respectievelijk 23 minuten en 49 seconden en 21 minuten en 19 seconden. Ik ben genoopt beiden het woord te geven. Ik hoop dat zij het kort zullen houden. 3-079
Kari Rajamäki, fungerend voorzitter van de Raad. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement bedanken voor het uitstekende debat. Ik betreur het echter dat er onvoldoende tijd was. Helaas kan ik bijvoorbeeld in twee minuten geen toespraak van vijf minuten houden, terwijl er in het Finse parlement wel tijd voor zou zijn. Het voorzitterschap is zich bewust van de aard van het ontwerpkaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de derde pijler - ik refereer nu aan het voorstel van mevrouw Roure - en het belang ervan voor de Europese burgers en het feit dat het Europees Parlement zich verbonden heeft aan de voorstellen met betrekking tot de informatiesystemen VIS en SIS II van het kaderbesluit. In dit verband wil ik namens het voorzitterschap het Europees Parlement bedanken voor zijn werk en zeggen dat wij er alles aan doen om aan het eind van ons voorzitterschap overeenstemming over het ontwerpkaderbesluit te bereiken. Waar mogelijk houden wij rekening met de verklaring en standpunten van het Europees Parlement
27/09/2006 bij toekomstig werk in het kader van de bepalingen van het Verdrag, zodat wij een aanvaardbaar wetgevingsinstrument kunnen gebruiken om een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen door het creëren van gemeenschappelijke regels voor gegevensbescherming in het kader van de derde pijler. De kwesties van immigratie en migratie vereisen een gerichter debat en ik hoop dat wij de gelegenheid krijgen hier op terug te komen. Direct in de eerste Raad van Ministers van Binnenlandse Zaken heb ik de situatie in het Middellandse Zeegebied ter sprake gebracht. Het stond daarna op de agenda en werd bediscussieerd op elke bijeenkomst van deze Raad van Ministers en dat zal ook in de toekomst het geval zijn. Het is van wezenlijk belang dat wij een grotere invloed kunnen uitoefenen op de sociale en economische ontwikkeling en de algemene omstandigheden in derde landen waar de migranten vandaan komen. In het algemeen willen wij, de ministers van Binnenlandse Zaken, ons bezig houden met het verzorgen van de puur humane en negatieve effecten, met andere woorden: wij plakken de pleister op de wond. Het is daarom heel belangrijk om de buitenlandse betrekkingen en binnenlandse zaken van de Europese Unie beter te coördineren in de samenwerking met derde landen en de Commissie. Dit wordt in het werk van de Raad van Ministers ook voortdurend benadrukt. Het is ook van belang dat wij steun geven aan landen die een grote last dragen als het gaat om illegale immigratie. Het initiatief voor meer solidariteit, dat in Tampere werd voorgesteld, is daarom belangrijk. Daarmee kunnen wij vooruitgang boeken en niet alleen door het verdelen van geld. Als compensatie voor deze last hebben wij grote financiële investeringen nodig. Bovendien hebben wij garanties nodig van een procedure waarmee wordt gewaarborgd dat de lidstaten zich aan de gemeenschappelijk afgesproken regels houden en hun verantwoordelijkheid nemen voor de illegale immigranten en asielzoekers die op hun grondgebied komen, met andere woorden dat ze hen registreren en hun een verblijfsvergunning geven of regelingen treffen voor hun terugkeer. Het is zeer belangrijk om hiervoor nieuwe informatiesystemen te creëren en de huidige te verbeteren. De Raad steunt samen met de Commissie de beschikbare vormen van bijstand die noodzakelijk zijn voor de kustwacht in de Middellandse Zee en andere terreinen van samenwerking, maar ik wil benadrukken dat in de Europese Unie de verantwoordelijkheid voor operationele acties bij de lidstaten ligt, die moeten beschikken over toereikende competentie, planningsvaardigheden en leiderschap voor continue acties en gezamenlijke operaties. De landen aan de buitengrenzen van Schengen zijn ook verantwoordelijk voor het voorkomen van illegale migratie naar het Schengen-gebied. Wij willen onze steun hieraan geven en ook aan het nieuwe Europees Agentschap voor het
35 beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex). Het is zeer belangrijk dat, wanneer wij het belang benadrukken van het waarborgen van bescherming en de uitvoering van de Conventie van Genève, wij onderscheid maken tussen illegale en legale immigratie. In dit opzicht is het zeer belangrijk dat er een proactief Europees immigratiebeleid wordt ontwikkeld, dat het kwantitatieve en kwalitatieve beheer ervan wordt verbeterd en dat wij tegelijkertijd de stabiliteit van onze arbeidsmarkten in acht houden. Een proactief Europees immigratiebeleid is echter niet hetzelfde als illegale immigratie die door de georganiseerde criminaliteit wordt georganiseerd. Zoals commissaris Frattini zei, moeten wij ons ook ernstig rekenschap geven van het feit dat de illegale arbeidsmarkt en de grijze economie een humane en economische chaos veroorzaken. De verschillende lidstaten van de Europese Unie moeten nu open en eerlijk over dit feit kunnen praten. Hiervoor moeten de autoriteiten het fenomeen van mensensmokkel en mensenhandel beter onderkennen en hun activiteiten verbeteren om de slachtoffers van mensenhandel te beschermen. De vreselijkste vorm van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, is een Europees verschijnsel, hoewel wij hier nauwelijks over spreken. Finland wil dit debat zowel in eigen land als in de Europese Unie nieuw leven inblazen. Het is van groot belang te volgen hoe de uitgebreide Europese Unie reageert op enerzijds de eisen van onze burgers en wat zij aanvaardbaar vinden en anderzijds de eisen van de interne veiligheid. In dit verband vind ik het zeer belangrijk dat de besluitvorming wordt verbeterd. Het is onmogelijk te accepteren dat wij meer dan een jaar doen over de keuze van de directeur van Europol. Het is ook onaanvaardbaar dat, terwijl wij controles aan de buitengrenzen en een grensstrategie eisen, wij ons blijven bezighouden met de vraag waar het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen moet worden gevestigd. Wij moeten zorgen voor een geloofwaardiger besluitvorming die gericht is op meer veiligheid. Wat de mountainbike betreft die in eerdere toespraken werd genoemd, wil ik zeggen dat Finland, net als Duitsland en de andere voorzitterschappen en ook commissaris Franco Frattini, deze mountainbike in een hogere versnelling wil zetten en dat wij deze ook willen gebruiken voor de gemeenschappelijke veiligheid en een veiliger Europa. (Applaus) 3-080
De Voorzitter. − Dank u, minister. Ik meen dat het de Amerikaanse president Jackson was, die zei "I like the noise of democracy". Dat is wat u hoort. 3-081
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik besef maar al te goed hoe moeilijk het is om kort, in enkele minuten, te antwoorden op alle suggesties en
36 opmerkingen van de sprekers die in dit belangrijke debat van ongeveer tweeëneenhalf uur het woord hebben gevoerd. Mijnheer de Voorzitter, ik heb zo straks eraan herinnerd dat het debat van vandaag over een aantal prioriteiten van de Europese Unie gaat, en dat daaronder zeker ook de strijd tegen het terrorisme valt. Daar is vandaag niet veel over gezegd, maar u weet allen heel goed dat de veiligheidsautoriteiten van drie Europese landen - het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland afgelopen zomer erin geslaagd zijn om terroristische aanslagen te verijdelen die verschrikkelijk hadden kunnen aflopen. Het terrorisme is nog steeds de grootste bedreiging voor onze democratie. Mijns inziens is er geen band tussen terrorisme en immigratie, en ik ben het eens met degenen die daarop hebben gewezen. Immigratie is ongetwijfeld een andere prioriteit, en een uitdaging voor de Europese Unie, maar geen gevaar. Velen onder u hebben gesproken over beleidsvormen voor gezamenlijke ontwikkeling, vooral met betrekking tot de Afrikaanse landen. Ik kan u zeggen dat de Commissie, die altijd vrij ambitieus is als het om het formuleren van voorstellen gaat, heeft besloten om de niet onaanzienlijke som van 17 miljard euro uit te trekken voor het nieuwe Europese Ontwikkelingsfonds, waarvan bijvoorbeeld de Afrikaanse landen profijt trekken, en bijgevolg zullen de beleidsvormen voor gezamenlijke ontwikkeling, waar zovelen op hebben aangedrongen, aanzienlijk worden geïntensiveerd. Er zal beleid komen voor gezamenlijke ontwikkeling met het oog op de stabilisering van de instellingen, de strijd tegen corruptie en goed bestuur. Dat zijn allemaal initiatieven die ons kunnen helpen om dat te doen wat velen onder u willen dat wij doen, namelijk ons vermogen versterken om migratiestromen te voorkomen. Dan is er nog het probleem dat de heer Barón Crespo aan de orde stelde, namelijk het gebruik van de beschikbare Europese middelen. Ik ben het volledig met de heer Barón Crespo eens, en ik wil nogmaals de lidstaten vragen om met projecten te komen. De Europese middelen kunnen alleen worden uitgegeven als de lidstaten met projecten komen. Helaas is een gedeelte van de door de Commissie ter beschikking gestelde middelen niet uitgegeven omdat er geen projecten waren. Daarom wil ik de lidstaten vragen om meer projecten in te dienen, zodat meer initiatieven kunnen worden gefinancierd. Er is ook veel gesproken over preventie, bescherming, en over de zeegrens in het Middellandse Zeegebied. Wij zullen de ministers in Luxemburg een voorstel voor een geïntegreerd beheer van de Middellandse Zeegrens ter goedkeuring voorleggen. Ik wil nog iets zeggen tegen degenen die op uiterst harde toon - die ik niet deel hebben gesproken over een soort Europese armada, om oorlog te kunnen voeren tegen de immigranten. Staat u mij toe eraan te herinneren - en ik richt mij met name tot mevrouw Flautre, voor wie ik alle respect heb - dat als er
27/09/2006 deze zomer niet was gepatrouilleerd in de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan en er geen duizenden kustwachters, politieagenten en veiligheidsagenten, waren geweest, er misschien duizenden immigranten op zee zouden zijn omgekomen. Het eerste doel van het patrouilleren op zee is mensenlevens te redden en niet oorlog te voeren tegen de immigranten. Dit is dus precies het omgekeerde. Wij denken aan preventie als wij een voorstel doen voor het mechanisme waar alle regeringen ons om gevraagd hebben. Het vraagstuk van de landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee verdient zeer zeker een diepgaande discussie. Wat Libië betreft wil ik enkel zeggen dat dit land heeft ingestemd met onderhandelingen met de Europese Unie, en die onderhandelingen zullen wij concreet op gang brengen als wordt gewaarborgd dat de regels inzake de waardigheid en de individuele rechten van elke persoon volledig worden nageleefd. Daar hebben wij Libië om gevraagd, en daar vragen wij al onze niet-Europese gesprekspartners om. Libië heeft ons verzocht om bijstand bij het controleren van de zuidelijke grens: Libië heeft een 2000 kilometer lange grens door de woestijn die zich praktisch aan elke controle onttrekt, en een van de verzoeken van Libië aan ons is: “Helpt u ons bij het verbeteren van de controle op die grens, en dan kunnen wij u helpen bij het controleren van de mensen die het land verlaten en vooral bij het uitroeien van de mensenhandel”. De mensenhandel gaat immers helaas heel vaak via de Middellandse Zee. Wij hebben de plicht om onderhandelingen te beginnen met Libië. Dergelijke onderhandelingen moeten wij voeren op grond van wederzijds respect tussen de Europese Unie en de niet-Europese partners. De conferentie die de Afrikaanse Unie en de Europese Unie over immigratie zullen houden in Tripoli is eveneens een signaal waarmee wij Libië duidelijk maken dat wij niet alleen dit land maar alle Noord-Afrikaanse landen serieus willen betrekken bij onze inspanningen. Dan tot slot nog twee overwegingen. Ten eerste solidariteit. Velen hebben gesproken over solidariteit. Ik ben evenwel van mening dat men solidariteit, net als immigratie, allesomvattend moet aanpakken, omdat solidariteit in eerste instantie gericht moet zijn op de slachtoffers van de mensenhandel. Dat is de eerste vorm van solidariteit waar wij voor moeten zorgen. Dan is er een andere vorm van solidariteit, die gericht is op de oorsprongslanden in Afrika maar ook op de transitlanden, die zelf soms te kampen hebben met ongecontroleerde migratiestromen. Dan is er verder nog de solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie. Men mag niet ontkennen hoe belangrijk wederzijdse solidariteit is tussen de landen die deel uitmaken van de Europese Unie. Die solidariteit moet een van de verschijningsvormen zijn van het woord ‘solidariteit’. Wij mogen namelijk niet vergeten dat landen als Malta, of de kleine Canarische eilanden, of Lampedusa, niet in staat zijn de huidige illegale immigratiestroom in hun
27/09/2006 eentje het hoofd te bieden! Ook daar hebben wij te maken met een vorm van solidariteit. Tevens is er de menselijke solidariteit, de solidariteit met de mensen die op onze kusten aankomen, en de solidariteit die ver van de Middellandse Zee afgelegen landen moeten betuigen met de landen die zich in het Middellandse Zeegebied bevinden en aan de Middellandse Zee grenzen. Een ander vraagstuk betreft de eerbiediging van het recht. Geachte afgevaardigden, ik geloof niet dat men de Europese Unie mag vragen iets wat illegaal is te veranderen in legaal. Een overtreding van de wet is een overtreding van de wet! Als iemand in mensen handelt, moet die streng en meedogenloos worden gestraft. Als iemand een medemens illegaal aan het werk zet en illegale immigranten uitbuit, moet die worden gestraft. Als iemand de Europese Unie binnenkomt door alle wetten met voeten te treden en in de Unie verblijft en daar alle wetten overtreedt, moet er een geloofwaardig Europees beleid zijn dat met inachtneming van de waardigheid van de persoon, degenen die de wetten overtreden, terugstuurt naar het land van oorsprong. Anders wekken wij de indruk dat men de wet gerust kan overtreden en daar niets tegen wordt gedaan. Dan nog een laatste overweging in verband met het institutioneel en constitutioneel beleid. Wij hebben daar lang en breed over gesproken. Er is visie nodig - zoals de heer Schulz en vele anderen al zeiden - om de politieke processen te activeren en in goede banen te leiden. Het zou onvoorstelbaar zien indien wij ons op sleeptouw zouden laten nemen door het maatschappelijk middenveld. Het zou onvoorstelbaar zijn indien wij, als instellingen, zouden wachten totdat wij onder druk komen te staan van het maatschappelijk middenveld of indien het maatschappelijk middenveld zou beginnen te klagen over het gebrek aan politiek leiderschap. Velen hebben gezegd dat het nationale egoïsme overboord moet worden gegooid. Dat is mijns inziens een centraal punt: als wij inzien, en als de regeringen van de lidstaten inzien dat het zelfs voor hen niet goed is om zich te verschansen in nationaal egoïsme, dan zullen die regeringen ook begrijpen dat de nationale trots, waar velen zo gehecht aan zijn, veel beter verdedigd kan worden als men beleidsvormen die van nature gemeenschappelijk zijn ook daadwerkelijk gemeenschappelijk maakt. Als men denkt de nationale trots te verdedigen door te zeggen dat immigratie en terrorisme enkel het hoofd kan worden geboden met nationale beleidsmaatregelen, verdedigt men de nationale trots niet. Dan verdedigt men de grote beginselen die ten grondslag liggen aan de traditie in talrijke landen niet, maar dan weigert men enkel om te antwoorden op de vraag van de burgers. Daarom is er een moedige politieke visie nodig, een visie die een andere richting uitgaat. 3-082
37 De Voorzitter. − Ik wil alle 63 sprekers bedanken voor hun bijdragen aan het debat. Verder wil ik de minister bedanken voor zijn bondigheid en de commissaris voor zijn passie. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) 3-083
John Attard-Montalto (PSE). - (EN) “Voorkomen is beter dan genezen” is een populair spreekwoord. Het onderwerp dat nu aan de orde is, heeft echter zowel met voorkomen als met genezen te maken. Er bestaat inmiddels geen twijfel meer over dat de Europese Unie nu inziet dat de problemen waarmee Malta en andere mediterrane landen worden geconfronteerd als gevolg van de immigratie, uiteindelijk een probleem voor geheel Europa zal worden. Dat is het Europa waarbij Malta zich wilde aansluiten. Er is geen nobeler beginsel dan dat van de solidariteit. Sommige mensen uiten echter kritiek op de Unie omdat deze te laat en te weinig steun biedt. Misschien hebben ze wel gelijk, maar laat is in ieder geval altijd nog beter dan nooit. Uiteraard zijn twee boten niet afdoende om toezicht te houden op het traject tussen Gibraltar en Alexandra. Aan de andere kant is het met name voor Malta bijzonder goed nieuws dat Libië om steun verzocht heeft bij de controle van zijn 2000 kilometer lange perifere grenzen. Dat vormt onderdeel van het beleid om immigratieproblemen te voorkomen. Het proces om het verschijnsel te genezen, is echter veel ingewikkelder. Tenzij de endemische Afrikaanse problemen op het gebied van armoede, burgeroorlogen, ziekte, honger, werkloosheid, corruptie en internationale schulden worden aangepakt en ondersteund door een adequate wet- en regelgeving en rechtspleging, blijft het probleem van de illegale immigratie onoplosbaar. Ik kan alleen maar kritiek uiten op een aantal Europese landen dat kibbelt over hulp aan zijn partners - Malta, Italië, Spanje en Griekenland - die hun best doen om de situatie voor die illegale immigranten zo draaglijk mogelijk te maken. 3-084
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Het tot stand brengen van een gemeenschappelijk Europees beleid op het gebied van immigratie en asiel is zonder meer een prioriteit, al hebben de lidstaten tot nu toe laten zien dat zij dit vraagstuk verschillend benaderen. Nog dringender lijkt mij echter de noodzaak het probleem van de illegale immigratie aan te pakken. Dit is een probleem waarvan de landen die aan de geografische grenzen van de EU liggen tot nu toe de meeste last ondervinden, de herhaalde oproepen van de instellingen tot samenwerking ten spijt. Het is dan ook zaak met spoed praktische oplossingen te vinden om het verschijnsel in te dammen en te reguleren. Het is zinvol
38
27/09/2006
de grensbewaking van de diverse coördineren, maar het is niet genoeg.
lidstaten
te
De voorgestelde oprichting van een gemeenschappelijk interventieteam dat bij de bewaking van de grenzen kan worden ingezet, is zonder meer de meest aangewezen oplossing, en ik bedank het Finse voorzitterschap voor het noemen daarvan. Niet in de laatste plaats moet er een dialoog worden gevoerd met en ondersteuning worden geboden aan de landen waar de immigrantenstromen vandaan komen en de landen die een brug naar Europa vormen. Als we een oplossing willen die duurzaam en doeltreffend is, moet dat absoluut de basis zijn. Ik hoop dat de komende voorzitterschappen – in de eerste plaats Duitsland, dat een groot deel te verwerken krijgt van de immigratiestromen die doorsijpelen vanuit het zuiden van Italië – dit vraagstuk vastberaden bij de kop zullen vatten en een consensus bereiken over dit onderwerp, dat alle Europese burgers rechtstreeks aangaat en van invloed is op het delicate sociale evenwicht van de Unie.
geschrapt. Mag ik u dringend verzoeken om ervoor te zorgen dat dit geen derde keer zal gebeuren? (Applaus) 3-088
De Voorzitter. − Wij nemen kennis opmerkingen, mijnheer Bushill-Matthews.
van
uw
3-089
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA Ondervoorzitter 3-090
Stemmingen 3-091
De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming. (Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen) 3-092
Bescherming van persoonsgegevens (politiële en justitiële samenwerking) (stemming)
3-085
Welkomstwoord
3-093
De Voorzitter. − Ik wil dit moment aangrijpen om de door vice-minister Qiu Yuanping geleide Chinese delegatie, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen, welkom te heten.
3-094
3-086
(Applaus) Mevrouw Qiu is vice-minister van Buitenlandse Zaken van de Volksrepubliek China. De delegatie is hier voor overleg met een aantal fracties, de voorzitter van de Commissie internationale handel, de voorzitters van de Delegatie voor de betrekkingen met de Volksrepubliek China en de Delegatie in de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU. Ik wens hun een nuttig verblijf toe in het Europees Parlement.
Vóór de stemming Martine Roure (PSE), rapporteur. – (FR) Beste collega’s, ik verzoek u vóór de in mijn verslag vervatte wetgevingsresolutie te stemmen over de bescherming van gegevens in de derde pijler. Vanochtend heeft minister Rajamäki immers concreet invulling weten te geven aan de morele verplichtingen die zijn aangegaan door de voorgaande voorzitterschappen. Het Finse voorzitterschap heeft de bescherming van persoonsgegevens tot prioriteit verheven, waarvoor ik het vandaag bedank. Overigens juich ik de aanwezigheid van het voorzitterschap toe. De Raad moet ons begin 2007 een tekst voorleggen en zal rekening houden met ons standpunt. Daarom verzoek ik u vóór dit verslag te stemmen. 3-095
Bescherming van de euro tegen valsemunterij "PERICLES" (stemming)
relie huanying nimen – ik heet u allen warm welkom! ***
3-096
Bescherming van de euro tegen valsemunterij "PERICLES" (niet-deelnemende lidstaten) (stemming)
3-087
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben weliswaar zeer verheugd over het bezoek van de president van Libanon vanmiddag, maar ik betreur het ook ten zeerste dat het vragenuur met de Raad geschrapt is om hier tijd voor vrij te maken. Er is door de Conferentie van voorzitters ook geen poging ondernomen om dat vragenuur naar een ander tijdstip te verplaatsen. Het vragenuur is een van de belangrijke democratische tradities van dit Parlement. Het is de enige mogelijkheid die wij hebben om vragen te stellen aan de Raad over zaken die ons en onze kiezers bezighouden. Dat is een centraal onderdeel van onze werkzaamheden. Het is de tweede keer dit jaar dat het vragenuur zo maar is
3-097
Wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten (stemming) 3-098
Overeenkomst EG/Guinee-Bissau over visserij (stemming) 3-099
Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2006 (stemming) 3-100
27/09/2006 Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2006 (stemming) 3-101
39 Vorderingen van Turkije op weg naar toetreding (stemming) 3-114
PROGRESS-programma (werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit) (stemming) 3-102
Strategische richtsnoeren inzake cohesie (stemming) 3-103-500
Witboek van de Commissie over de diensten van algemeen belang (stemming) 3-104
Vóór de stemming over amendement 29 3-105
Roberto Musacchio (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, neemt u mij niet kwalijk, maar men heeft mij gewezen op een onjuistheid in de Franse vertaling van amendement 29. Als opstellers van de tekst zouden wij de woorden “taxes libérales” graag willen laten corrigeren en ze willen wijzigen in “tarif différencié”, in overeenstemming met de geest van de tekst in het Frans. Dit is wat de opstellers in politieke zin bedoelen. Wat ons betreft is dit een vertaalfout.
Over de paragrafen 28 en 29 De Voorzitter. − De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie stelt voor om de volgorde van de paragrafen 28 en 29 om te keren en hiervan één enkele paragraaf te maken. Zijn er bezwaren? (Het Parlement willigt het verzoek in) Dezelfde fractie stelt tevens voor om paragraaf 30 voor paragraaf 22 te plaatsen. Zijn er bezwaren? 3-115
Camiel Eurlings (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Het maakt niet echt veel uit, maar desalniettemin geven wij de voorkeur aan de oorspronkelijke volgorde. Wij zijn dus tegen het voorstel om paragraaf 30 naar voren te halen.
3-106
Over paragraaf 29
3-116
(Het Parlement verwerpt het verzoek)
3-107
Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de Nederlandse versie staat een fout in paragraaf 29. Ik ben geen deskundige in de Nederlandse taal - maar daar komt verbetering in! Zover ik weet, is “geschikt rechtskader” geen correcte vertaling van wat er in de Engelse versie staat, namelijk appropriate legal initiative. Ik vermoed dat mijn Nederlandse collega’s het hiermee eens zullen zijn en wellicht dat zij mij een tien voor Nederlands kunnen geven! Ik wil er graag op wijzen dat er in dit geval dus van de Engelse versie moet worden uitgegaan. 3-108
Vóór de stemming over amendement 8
De Voorzitter. − De Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie stelt tevens voor om de tekst van paragraaf 33 aan het begin van paragraaf 31 te plaatsen en hiervan één enkele paragraaf te maken. Zijn er bezwaren? 3-117
Camiel Eurlings (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de stemming niet langer ophouden, maar ook in dit geval geven wij de voorkeur aan de oorspronkelijke volgorde omdat wij die beter vinden. 3-118
3-109
Alain Lipietz (Verts/ALE). – (FR) Er staat een fout in ons amendement. Het gaat natuurlijk om de diensten van algemeen economisch belang, aangezien de zin betrekking heeft op de deregulering van die diensten en niet op de andere diensten van algemeen belang. Het gaat dus om DAEB, niet om DAB. 3-110
(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking) Vóór de stemming over amendement 9 3-111
Alain Lipietz (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zelfde verzoek, DAB vervangen door DAEB. 3-112
(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking) 3-113
(Het Parlement verwerpt het verzoek) Vóór de stemming over amendement 51 3-119
Jan Marinus Wiersma (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een eenvoudig mondeling amendement met het oog op een correctie in de tekst. In het amendement wordt voorgesteld dat de Turkse regering een commissie van deskundigen opricht om de kwestie van de genocide nader te bestuderen “onder auspiciën van de Verenigde Naties”. Dat is echter ons idee, niet het hunne. Om dat duidelijk te maken, stellen wij voor dat ook de werkzaamheden van deze commissie onder auspiciën van de Verenigde Naties worden uitgevoerd. Wij willen de tekst aanpassen door “onder auspiciën van de Verenigde Naties” te vervangen door “die onder auspiciën van de Verenigde Naties dient te functioneren”. Wij willen dus “die … dient te functioneren” toevoegen.
40
27/09/2006
3-120
(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking) Over paragraaf 72
(Luid applaus)
3-121
Camiel Eurlings (PPE-DE), rapporteur. – Voorzitter, ik wou voor de leden van mijn delegatie voor alle duidelijkheid een correctie in de stemlijst doorvoeren. Bij de stemming in onderdelen over de originele tekst van paragraaf 72 staat daar abusievelijk een min, zowel bij het eerste als het tweede gedeelte. Dat moeten allebei plussen zijn, dat daar geen enkel misverstand kan zijn. Wij stemmen voor het eerste en het tweede deel in hoofdelijke stemming.
3-127
De Voorzitter. − Hiermee is de stemming beëindigd. Wij gaan nu over op de stemverklaringen. 3-128
Stemverklaringen 3-129
- Verslag-Roure (A6-0192/2006) 3-130
3-122
Vóór de stemming over amendement 59 3-123
Camiel Eurlings (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zie dat de mondelinge amendementen uitgedeeld zijn. Die schaven alleen de tekst van dit amendement wat bij, dus naar mijn idee hoeven wij hier niet lang over te discussiëren. 3-124
(Het Parlement neemt het mondeling amendement in aanmerking) Vóór de stemming ontwerpresolutie
waarborgen. Ik verzoek alle afgevaardigden dan ook om voor een zo breed mogelijke steun voor dit verslag te zorgen. Ik hoop dat Turkije dit als een aanmoediging zal zien om het tempo van de hervormingen te versnellen.
over
de
aldus
gewijzigde
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Roure gestemd omdat de VS de strijd tegen het terrorisme dankbaar aangrijpt om andere landen te verleiden tot het doorgeven van persoonlijke gegevens. Volgens Europese bepalingen inzake gegevensbescherming geldt de VS echter als een onveilig derde land waar gegevens onvoldoende worden beschermd, en dat is niet verenigbaar met de overeenkomst inzake passagiersgegevens, die op zichzelf kritiek verdient. Ook de banken schijnen nu onder druk te worden gezet om geldstromingen openbaar te maken. Dit alles dient, hopelijk, een goed doel. De Europese Unie moet echter ophouden de idee van de "doorzichtige mens" te propageren, maar dient de gegevensbescherming weer serieus te nemen.
3-125
Camiel Eurlings (PPE-DE), rapporteur. – Voorzitter, met de stemming over dit verslag komt een einde aan een intensief proces van enkele maanden. Met de stemming, zoals dit Parlement over de amendementen heeft gestemd, komt de tekst van het verslag zeer dicht bij de originele tekst, zoals ik hem als rapporteur aan de Commissie buitenlandse zaken heb voorgesteld. Het verslag is streng maar rechtvaardig. Rechtvaardig omdat wij als Parlement onze ernst en ons engagement tot uitdrukking brengen, maar ook rechtvaardig omdat wij ook van Turkije vragen dat het zijn engagement toont, zowel wat betreft de implementatie van het Ankaraprotocol voor het eind van dit jaar als voor het doorvoeren van politieke hervormingen op het gebied van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie voor het eind van 2007. Laat er ook ten aanzien van de Armeense genocide geen misverstand zijn over de tekst die er staat. Alhoewel het officieel geen formele voorwaarde is, vinden wij het onontkomelijk voor een land op weg naar Europa dat het in het reine komt met zijn verleden. Ik hoop dan ook dat Turkije ook deze paragraaf 50 opvat als een extra aansporing om samen met zijn buurland Armenië de feiten onder ogen te zien. 3-126
(EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn slotconclusie is dat dit verslag streng, maar rechtvaardig is. Het Europees Parlement voldoet met dit verslag aan zijn plicht om de Europese waarden en de toetredingscriteria te
3-131
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Dit verslag is duidelijk een zoveelste stap op de weg naar een totale harmonisatie van het strafrechtelijk stelsel van de lidstaten. Zoals altijd houden dit soort voorstellen een langdurig en zeer ingewikkeld compromis tussen de lidstaten in. De Zweedse partij Junilistan is altijd een toegewijd aanhanger van het zelfbeschikkingsrecht op het punt van het strafrecht, en we hechten zeer veel waarde aan de rechtszekerheid. Het verslag geeft onder andere particuliere actoren het recht om onder bepaalde voorwaarden kennis te nemen van zeer persoonlijke gegevens, en die ontwikkeling biedt volgens Junilistan onvoldoende rechtszekerheid. Weliswaar bevatten de amendementen van het Parlement bepaalde garanties voor de rechtszekerheid van individuen, maar het voorstel in zijn geheel betekent een grote stap in de richting van supranationale controle op de kern van het zelfbeschikkingsrecht van een rechtsstaat, namelijk het strafrecht. 3-132-002
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd omdat er, niettegenstaande de verbeteringen die daarmee in de ontwerprichtlijn van de Europese Commissie worden aangebracht, in feite totale instemming wordt betuigd met de filosofie die daaraan ten grondslag ligt, en die filosofie is dat de politie en de repressieve mechanismen van niet alleen de EU-lidstaten maar ook derde landen (zie: Verenigde Staten) en zelfs
27/09/2006
41
particulieren (!) de onbeperkte en praktisch oncontroleerbare mogelijkheid moeten hebben om persoonlijke gegevens, met inbegrip van gegevens met betrekking tot politieke en vakbondsactiviteiten en tot ideologische, filosofische en godsdienstige opvattingen, van alle EU-burgers te vergaren, te verwerken en uit te wisselen. Elke EU-burger wordt het doelwit van dit gigantisch ‘registratie’-mechanisme dat door de EU op poten wordt gezet. Het is immers toegestaan de persoonlijke gegevens van iedere persoon te vergaren en door te geven, ook indien die persoon van niets verdacht wordt, en wel enkel en alleen om redenen van openbare orde en veiligheid. In feite maakt men korte metten met het recht op privéleven en met de bescherming van de persoonlijke gegevens. De voorgestelde richtlijn gaat zogenaamd over de bescherming van de persoonlijke gegevens, maar in feite wordt van de uitzondering op deze bescherming de regel gemaakt, aangezien het volstaat om een beroep te doen op de openbare orde, en wordt van de regel, oftewel de gegevensbescherming, een bijna onmogelijk op te leggen uitzondering gemaakt. 3-133
- Verslag-Díaz (A6-0276/2006)
de
Mera
García
Consuegra
3-133-500
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van mijn collega Agustín Díaz de Mera García Consuegra gestemd over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het programma “Pericles” voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij. Deze kwestie is van essentieel belang voor de goede werking van onze eenheidsmunt, en het verheugt me dat het besluit wordt uitgebreid tot de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone. Interessant is in dit verband dat het aantal valse eurobiljetten zich weliswaar lijkt te stabiliseren op 50 000 per maand, maar dat er tevens een verontrustende explosieve toename is van het aantal valse munten. Deze situatie is aanleiding genoeg om je af te vragen of het wellicht zinvol is een eeneurobiljet in omloop te brengen, naar analogie van het eendollarbiljet in de Verenigde Staten van Amerika, dat niet alleen namaak tegengaat, maar ook nuttig kan zijn in de dagelijkse praktijk van handel en burgers. 3-134
Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Aan de invoering van de euro en de daarmee samenhangende afschaffing van de nationale munteenheden van de EUlanden zit slechts één positieve kant: de terugdringing van de valsemunterij. Zo was in 2005 het totale aantal uit de omloop gehaalde valse euromunten beduidend lager dan het globale aantal in de oude nationale munteenheden luidende valse munten vóór de invoering van de euro.
Dat is vooral te danken aan de goede samenwerking tussen het Europees Bureau voor fraudebestrijding, de Europese Centrale Bank, Europol, Interpol en de bevoegde nationale instanties. Maar afgezien van namaak in de ware zin van het woord, hebben we ook te maken met de recente opkomst van nieuwe munten die als twee druppels water lijken op twee-euromunten. Sinds 1 januari 2005 heeft Turkije een nieuwe munt, "de nieuwe Turkse lira". De nieuwe munt van 1 lira ziet er precies hetzelfde uit en heeft precies hetzelfde formaat als de munt van 2 euro. Toeval of handig nagemaakt? Zie daar maar eens achter te komen ... Het probleem is dat deze Turkse munten al in Europa in omloop zijn, wat ongetwijfeld de voorbode is van de intrede van Turkije in Europa zoals aangekondigd door onze Europese leiders en eurocraten, tegen de wil van de volkeren zelf. Waakzaamheid is geboden, Turkije klopt meer dan ooit aan onze poort! 3-135
- Verslag-Díaz (A6-0277/2006)
de
Mera
García
Consuegra
3-136
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Ik onthoud mij van stemming over dit verslag omdat ik vind dat de EU even veel middelen moet inzetten voor de bescherming van de Zweedse kroon en andere EUvaluta’s als voor de bescherming van de euro. Bestrijding van vervalsing is natuurlijk positief, speciaal wanneer ze is gebaseerd op samenwerking en conferenties en niet op meer controle door de politie. 3-137
- Verslag-Demetriou (A6-0268/2006) 3-138
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben niet vóór het verslag van de heer Demetriou gestemd, hoewel het een aanzienlijke verbetering inhoudt ten opzichte van het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad. Waarom hebben wij niet vóór gestemd? Omdat dit besluit als geheel, ondanks alles, opmerkelijk dubbelzinnig blijft. Wat betekent precies het rekening houden met strafrechtelijke beslissingen in een lidstaat? Is het de bedoeling de toepassing van de regel non bis in idem te voorkomen die is bedoeld om onrechtvaardige dubbele veroordelingen te vermijden? Dat zou een logische zaak zijn. Maar wat als, omgekeerd, die beslissingen in aanmerking worden genomen om iemand als schuldige te betitelen vanwege feiten die niet als strafbaar zijn aangemerkt in zijn eigen land? Zal bijvoorbeeld de historicus David Irving, die op dit moment ten onrechte gevangen zit in Oostenrijk omdat hij zijn mening kenbaar heeft gemaakt, na terugkeer in zijn land, wat hopelijk spoedig zal gebeuren, worden beschouwd als een crimineel en een onverbeterlijke recidivist, terwijl we het hier toch hebben over iemand die gezien kan
42 worden als de grootste Britse historicus op het gebied van de Tweede Wereldoorlog? Dit zijn slechts enkele van de onduidelijkheden die in deze tekst voorkomen en naar onze mening voldoende aanleiding geven tot onze terughoudendheid, temeer daar er een verdrag bestaat, het verdrag van 1970. Zoals in het verslag terecht wordt gesteld, kan een kaderbesluit een internationaal verdrag niet eenzijdig wijzigen. Dit werpt bovendien het probleem op van de staten die geen lid zijn van de Europese Unie en het verdrag niettemin hebben geratificeerd. Dit voorbehoud van onze kant na de ratificatie werpt een nieuw probleem van internationaal recht op, dat wij liever oplossen op basis van het conventionele internationale recht. 3-138-500
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega Panayiotis Demetriou gestemd over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie. Gezien de werking van de interne markt en de mobiliteit van de Europeanen binnen de Unie moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaronder een in een lidstaat uitgesproken veroordeling in aanmerking genomen moet kunnen worden bij een nieuwe strafrechtelijke procedure die betrekking heeft op andere feiten in een andere lidstaat. Het wordt onontkoombaar om het beginsel van wederzijdse erkenning van veroordelingen in te voeren en als logisch uitvloeisel hiervan over te gaan tot de ordening en uitwisseling van de toepasselijke gegevens. Dit is een noodzakelijke, zij het op zich nog niet toereikende voorwaarde voor de totstandbrenging van een Europese juridische ruimte, nu wij er inmiddels van overtuigd zijn dat de Europese democratie vooral moet steunen op het recht en, omgekeerd, dat het recht moet voortkomen uit de democratie. 3-139
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan vindt rechtszekerheid van individuen een zeer belangrijk thema, waarover geen compromissen mogen worden gesloten. Het strafrecht behoort tot de kern van de soevereiniteit en het zelfbeschikkingsrecht van een land. Dat er vandaag de dag zeer verschillende rechtsculturen in de EU bestaan staat buiten kijf, en hetzelfde geldt voor de visie op de rechtszekerheid en de onpartijdigheid van rechtbanken. Het voorstel houdt het gevaar in dat het Verdrag van ’s-Gravenhage over de internationale geldigheid van strafvonnissen wordt uitgehold. Dat verdrag is al in 1972 ondertekend en is sindsdien met succes toegepast. Junilistan vindt de amendementen van het Parlement weliswaar doordachter, maar in zijn geheel is het verslag opnieuw een stap in de richting van een supranationale Unie. Daarom stemmen wij om principiële redenen tegen het voorstel. 3-140
27/09/2006 Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) Een onwrikbaar beginsel in alle moderne strafrechtstelsels is het beginsel van nulla poena sine lege. Dat wil zeggen dat slechts een straf mag worden opgelegd voor een feit dat strafbaar was op het moment dat het werd gepleegd. Met betrekking tot het gepresenteerde kaderbesluit betekent dit dat een eerdere veroordeling in land A bij een nieuw strafproces in land B buiten beschouwing dient te blijven als de strafbare handeling in land B volgens het eigen recht niet strafbaar was. Dit kan uiteindelijk alleen worden vastgesteld indien bijvoorbeeld een rechter in land B de gehele procedure in land A, inclusief het gerechtelijk vooronderzoek, dus bijvoorbeeld de getuigenverhoren, nogmaals uitvoert. Dit is echter wenselijk noch mogelijk, en daarom moet het voldoende zijn als de rechter gerede twijfels heeft over de strafbaarheid van het feit. Als een rechter dergelijke twijfels koestert, dan moet hij een dergelijke eerdere veroordeling buiten beschouwing laten. Helaas is dit in dit kaderbesluit niet expliciet geregeld. Hierover had ik een amendement willen indienen, ware het niet dat er in de commissie geen tijd was om hierover te discussiëren omdat de indieningstermijn voor de amendementen in het zomerreces viel en de stemming onmiddellijk daarna plaatsvond, zonder verdere discussie in de commissie. Ik betreur dit ten zeerste, want het geschetste probleem had kunnen worden vermeden als er iets meer tijd voor was genomen. 3-141
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Wij moeten erop wijzen dat er veeleer samenwerking dan harmonisatie aan alle maatregelen op dit gebied ten grondslag moet liggen. Het is zonder twijfel een waardevol verslag, maar wij moeten sterk blijven hameren op het feit dat het buitengewoon belangrijk is dat de verschillende nationale rechtstradities gerespecteerd worden. Wij moeten ervoor waken dat wij de wet niet te veel gaan voorschrijven. Daarom hebben mijn Britse conservatieve collega’s en ik ons van stemming over dit verslag onthouden. 3-142-500
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het verslag gaat de richting uit van homogenisering van de strafprocedures en ‘communautarisering’ van het strafrecht op EU-niveau. Dit valt binnen het kader van de uitvoering van het Haags programma dat tot doel heeft een gemeenschappelijke “ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid” te verwezenlijken. In het verslag wordt voorgesteld om het toch al reactionaire karakter van het Commissievoorstel voor een kaderbesluit nog verder aan te scherpen. Daarmee wordt immers de mogelijkheid geboden om in een bepaalde lidstaat rekening te houden met een veroordeling in een andere EU-lidstaat, zelfs indien de daad waarvoor de betrokkene is veroordeeld geen strafbaar feit is volgens het recht van het land dat rekening houdt met de elders uitgesproken veroordeling.
27/09/2006
43
Aldus wordt met EU-wetgeving een extra instrument geboden om aan het nationaal strafrecht supranationale EU-regelingen op te leggen waarin wordt vastgesteld welke gedragingen volgens de EU als strafbaar moeten worden aangemerkt.
Guinee-Bissau in staat worden gesteld goede visserijpraktijken te waarborgen voor de EU, op grond van duurzaamheid van de betrokken hulpbronnen.
Dit is de zoveelste maatregel die men neemt om de individuele vrijheden te beknotten. Het doelwit hiervan is de actie van de massale volksbeweging. Men wil namelijk de voorwaarden creëren voor het strafbaar stellen van de strijd en de actie van de volksbeweging.
3-146
De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd en roept de werknemers op om via de arbeidersbeweging, en meer in het algemeen de volksbeweging, hun actie op te voeren en de democratische rechten en volksvrijheden te beschermen. 3-143
- Verslag-Capoulas Santos (A6-0271/2006) 3-144
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb in afwijking van de instructies van mijn Fractie tegen het verslag-Santos over de visserijovereenkomst met Guinee-Bissau gestemd. In de afgelopen zeven jaar is mijn bezorgdheid over de aard van de diverse visserijovereenkomsten die de Europese Unie met veel en uiteenlopende landen heeft gesloten, alleen maar toegenomen. Dat is ook tot op heden in mijn stemgedrag tot uiting gekomen. Ik heb een aantal jaren geleden het verslag van de Rekenkamer over een aantal van deze visserijovereenkomsten gelezen. In dat verslag worden specifieke twijfels geuit en vraagtekens gezet bij de vraag of er voor de betrokken landen wel voordelen aan die overeenkomsten zijn verbonden. De lokale visserijgemeenschappen hebben daar in ieder geval weinig baat bij en voordelen voor de ecologie van de lokale visgronden zijn er al helemaal niet. Ik vind het met name een kwalijke zaak dat de EU voor een appel en een ei visrechten opslorpt om die te laten misbruiken door rijke en voornamelijk Spaanse vissersvloten. Dat is de reden dat ik tegen dit verslag heb gestemd. 3-145
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) De verlenging van deze visserijovereenkomst zal de mogelijkheid bieden om de nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de EU en GuineeBissau beter voor te bereiden
Ik stem voor dit verslag. Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag wordt van ons gevraagd om weer eens goedkeuring te verlenen aan een visserijovereenkomst waardoor ons desastreuze beleid naar een derde land wordt geëxporteerd. Deze overeenkomst heeft geen positief effect op de ontwikkeling van dat land, het milieubeheer en de geloofwaardigheid van de EU. Ik zal dan ook tegen dergelijke overeenkomsten blijven stemmen. 3-147
- Verslag-Pittella (A6-0284/2006) 3-148
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij van stemming onthouden met betrekking tot het verslag-Pittella over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2006. Dat wil niet zeggen dat ik geen waardering heb voor de rapporteur. Integendeel, ik heb juist bijzonder veel waardering voor de heer Pittella en ik ben ervan overtuigd dat er niets mis is met deze aanpassing van de begroting. Ik heb echter wel degelijk een probleem aangaande de procedure: een stemming bij gekwalificeerde meerderheid zonder stemindicaties, geen controle van de stemmen in de zaal en absoluut geen toezicht op het proces dat hieraan ten grondslag ligt. Sta mij toe de bezorgdheid die veel van mijn kiezers over de Europese begroting hebben aan u voor te leggen. Ik heb onlangs in mijn regio bijeenkomsten bezocht in Daventry en in Brixworth waar men eraan twijfelde of de financiële middelen überhaupt wel besteed werden en of de begroting adequaat ten uitvoer werd gelegd. Het heen en weer schuiven van grote bedragen tussen begrotingslijnen - hetgeen overigens ook niet in overeenstemming is met het weloverwogen politieke standpunt van het Parlement ten tijde van het begrotingsproces - is een zorgwekkende ontwikkeling die steeds vaker voorkomt. Dat is de reden dat ik mij van stemming over het verslag-Pittella heb onthouden. 3-149
- Verslag-Pittella (A6-0283/2006) 3-150
De grootste moeilijkheid waar de communautaire vloot momenteel mee te kampen heeft, is het overduidelijke gebrek aan middelen om inspectie en surveillance te verrichten in de exclusieve economische zone van het land, dat wil zeggen buiten de 12-mijlszone. Door dit gebrek aan middelen vinden illegale praktijken plaats die de duurzaamheid van de visvangstactiviteiten van de communautaire vloot in gevaar brengen. Door de verlenging zullen ook de visserijkansen van de Europese vloot worden behouden en zal de regering van
Lena Ek, Cecilia Malmström en Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Vandaag hebben we gestemd over een gewijzigde begroting inzake de inkomstenkant van de EU-begroting. De gewijzigde begroting omvat onder andere de herberekening van de bijdragen die noodzakelijk zijn om de Britse korting te financieren. Wij vinden het absurd en achterhaald dat een lidstaat een dergelijke voordelige uitzonderingspositie krijgt, en in dat verband willen wij het belang benadrukken van de herziening van de EUbegroting die is gepland voor 2008/2009. Het is van
44 cruciaal belang dat bij deze herziening zowel de Britse korting als het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt aangepakt. 3-151
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij hebben tegen dit verslag gestemd, omdat het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 van de Raad erin wordt afgewezen. In tegenstelling tot de meerderheid van de Begrotingscommissie vinden wij dat de Raad volstrekt gerechtigd is om de uitgaven voor de verschillende instellingen van de EU anders te verdelen, als hij dat gepast vindt. 3-152
- Verslag-Jöns (A6-0300/2006) 3-153
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Met de goedkeuring van het Progress-programma worden alle communautaire activiteiten die voordien waren verspreid over verschillende programma’s, bijeengebracht, bijvoorbeeld de strijd tegen discriminatie, de communautaire strategie voor gelijkheid van mannen en vrouwen, stimulansen op het gebied van de werkgelegenheid, activiteiten met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en activiteiten in de strijd tegen sociale uitsluiting. Tijdens het debat en de onderhandelingen zijn wij erin geslaagd verbeteringen aan te brengen in diverse aspecten van het oorspronkelijk Commissievoorstel voor Progress. Daarin is nu een aantal voorstellen opgenomen die ik namens mijn fractie had gedaan in het kader van het advies dat ik namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid mocht opstellen. Helaas werden enkele belangrijke aspecten in verband met het cofinancieringsbedrag niet geamendeerd. Dit is een stap achteruit voor de maatschappelijke organisaties die werken op het gebied van armoede en sociale uitsluiting, aangezien dat bedrag is verminderd van 90 procent, het onderhandelingsresultaat van 2001, naar de huidige 80 procent, een forfaitair bedrag voor alle maatschappelijke organisaties. Er kunnen uitzondering worden toegekend, maar het zal heel moeilijk zijn om die goedgekeurd te krijgen. Dit is de belangrijkste reden waarom wij ons hebben onthouden tijdens de stemming over het verslag waarmee het Progress-programma wordt goedgekeurd. 3-154
Roger Helmer (NI), schriftelijk. - (EN) Zoals zo veel dingen die in dit Parlement aan bod komen, is de bedoeling achter de doelstellingen van dit programma goed. Ik twijfel echter of het tot veel praktische resultaten zal leiden. Het voorgestelde budget van 650 miljoen EUR is zowel te hoog als te laag: te hoog omdat met een dergelijk bedrag, als het verstandig wordt gebruikt, in potentie iets goeds te verwezenlijken is; te laag omdat de voorziene brede veranderingen met ongeveer 1,50 EUR per Europese burger niet te realiseren zijn. Het meeste geld zal opgaan aan administratie, toewijzing en
27/09/2006 evaluatie, zodat er maar heel weinig geld overblijft om concrete resultaten tot stand te brengen. Zullen wij het dan nooit leren? Elke keer weer moeten wij constateren dat goedbedoelde programma’s zoals het onderhavige niet tot de gewenste resultaten leiden. Toch proberen wij het elke keer weer opnieuw. De hoop wint het op dat punt van de ervaring. Ook nu is er weer sprake van een volgende gecentraliseerde poging om de wereld te verbeteren. Sta mij toe om genadeloos eerlijk tegen u te zijn. Het belangrijkste effect van deze maatregel is dat wij in dit Parlement het gevoel krijgen dat wij “iets ondernomen hebben”. Het geeft ons een beetje de uitstraling van weldoener. Degenen voor wie het eigenlijk bedoeld is, zullen echter niets van dat programma merken. Rome staat in brand, maar wij hobbelen rustig door. Of moet ik eigenlijk zeggen, wij hobbelen rustig door terwijl het Verdrag van Rome in brand staat. 3-155
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Het programma Progress wil voor de periode 2007-2013 de communautaire programma’s inzake sociale bescherming, arbeidsvoorwaarden, enzovoort op laten gaan in één tekst. Dit allegaartje is instrument nummer zoveel dat net zo weinig nut heeft voor de samenleving als de inefficiënte "Strategie van Lissabon" voor de economische groei in Europa. Bovendien draagt dit programma een duidelijk ideologisch stempel. Hoewel de gelijkheid van mannen en vrouwen en de behartiging van de belangen van gehandicapten prijzenswaardige doelstellingen zijn, kan de bescherming van "personen die op Gemeenschapsniveau het slachtoffer kunnen worden van discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of religieuze overtuiging" zo uitpakken dat het zwijgen worden opgelegd aan de oppositie tegen het huidige, in de Europese landen gevoerde immigratiebeleid, dat onze stelsels van sociale bescherming al dertig jaar lang onder druk zet. Afgezien van de kosten versterkt dit voorstel de macht van de Europees-Brusselse bureaucratie, die in hoge mate verantwoordelijk is voor de puinhopen in meerdere van onze bedrijfstakken, de verwoesting van ons platteland en daarmee voor de sociale achteruitgang waarvan de Europese volkeren het slachtoffer zijn. Alleen een nieuw Europa der vaderlanden dat gebaseerd is op de solidariteit tussen de volkeren, kan echte maatschappelijke vooruitgang brengen in onze landen. 3-156
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het overkoepelende doel van het communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit, Progress, is financiële ondersteuning te geven bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, en te helpen bij het bereiken van de streefdoelen van de sociale agenda in de context van de Lissabon-agenda.
27/09/2006
45
Het gedeeltelijk politiek akkoord over het gemeenschappelijk standpunt bevat reeds het merendeel van de amendementen die het Parlement op de tekst van het voorstel had ingediend. In grote lijnen hebben het Parlement, de Raad en de Commissie ten aanzien van dit programma hetzelfde standpunt ingenomen. Daarom geef ik mijn volledige steun aan de tekst van het gemeenschappelijke standpunt, dat de voorwaarden creëert voor een snelle goedkeuring van het voorstel voor een besluit tot vaststelling van het programma. Deze tekst tornt niet aan de inhoud van het oorspronkelijke Commissievoorstel, maar brengt meer duidelijkheid en transparantie in de uitvoering van het programma en vooral in de begrotingszaken. 3-157
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Naarmate Europa ouder wordt en de economie een steeds sterker wereldomspannend karakter krijgt, moet er meer belang worden gehecht aan het sociale beleid en moet de regionale en sociale cohesie in Europa worden versterkt. Het Progress-programma is meer dan een belangrijk instrument voor het sociaal beleid. Daarmee geeft het Parlement aan te erkennen dat het overheidsbeleid een centrale rol moet blijven spelen bij de bevordering van werkgelegenheid, sociale bescherming, sociale insluiting, goede arbeidsomstandigheden, diversiteit en gendergelijkheid evenals bij de strijd tegen discriminatie. Natuurlijk moet Europa de economische indicatoren in de gaten houden en verbeteren.
groei-
Om dit mogelijk te maken moeten de lidstaten beseffen dat er vooruitgang nodig is bij een aantal sleutelaspecten. Zo moet er meer concrete vooruitgang zijn bij de opbouw van de interne markt. Het standpunt dat er behoefte is aan meer Europa en minder eigenbelang, is eveneens een belangrijke factor in het welslagen van het regionaal en sociaal cohesiebeleid. Ik juich de vereenvoudiging toe die dankzij Progress mogelijk wordt via de voortzetting van de activiteiten die werden opgestart met vier vorige programma’s. Dit strookt met de intentie van de Commissie om de financiële instrumenten van de EU te consolideren en te stroomlijnen. 3-158
- Verslag-Krehl (A6-0281/2006) 3-159
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór instemming met de strategische richtsnoeren inzake cohesie gestemd, maar wil benadrukken dat de hervorming van het regionaal beleid zich niet alleen heeft voltrokken binnen het lastige kader van de vernieuwing van de financiële vooruitzichten, maar ook
in het kader van het weer op gang brengen van de strategie van Lissabon, waardoor de doelstellingen van het regionaal beleid duidelijk een andere wending hebben gekregen. Een bijstelling van de koers die alleen in de richting gaat van innovatie, kenniseconomie en concurrentievermogen in de oude lidstaten, volstaat niet met het oog op de doelstellingen van territoriale cohesie en duurzaamheid, die in mijn ogen prioriteit genieten. Ik betreur met name dat geen instemming van het Parlement is gevraagd voor de ombuiging van de kredietstroom in de richting van de doelstellingen van Lissabon en voor de classificatie van de uitgaven. Ook betreur ik het dat de territoriale dimensie van de cohesie niet met zoveel woorden is bestempeld als volwaardig strategisch richtsnoer. Voor de ontwikkeling van de afgelegen landelijke gebieden is dit overigens niet genoeg. Ik maak me zorgen over het lot van die gebieden in de programmering, aangezien we nog steeds geen duidelijke scheidslijn hebben tussen het optreden van het EFRO en dat van het ELFPO, dat is ingebed in het GLB en over zeer beperkte middelen beschikt. 3-160
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) De communautaire strategische richtsnoeren voor 20072013 zijn uiteindelijk aangenomen door het Europees Parlement. Ik heb vóór de aanbevelingen van de rapporteur gestemd, die deze richtsnoeren goedkeurt. Wel heb ik tijdens het debat de aandacht van de Commissie gevestigd op de uitdaging van de grensoverschrijdende samenwerking die de verschillen tussen grensgebieden in de Unie moet verkleinen, wat alleen mogelijk is als uiteenlopende toewijzingen uit de structuurfondsen die voortvloeien uit de statistische nomenclatuur, geen belemmeringen opwerpen voor de cohesiedoelstelling en geen toename van de ongelijkheid inhouden. Het is van essentieel belang om aan weerszijden van de grenzen de voorwaarden te scheppen voor een evenwichtige economische, sociale en territoriale ontwikkeling en vooral aandacht te schenken aan de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking. 3-161
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. - (PT) Een snelle goedkeuring van de communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid is van groot belang om vorderingen te maken in het huidige proces van opstelling van de programma’s die met de Europese fondsen in de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd in het kader van de hervorming van het cohesiebeleid 2007-2013. Deze nieuwe financiële programma’s moeten immers per 1 januari 2007 operationeel zijn. Het Parlement heeft zich tijdens zijn vergadering van 18 mei uitgesproken over deze richtsnoeren door middel van de resolutie die werd aangenomen uitgaande van het
46 verslag-Krehl over de voorbereiding van de procedure voor het verlenen van instemming met de communautaire strategische richtsnoeren voor de periode 2007-2013 (Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en banen). Ik geef daar steun aan en heb dienovereenkomstig gestemd. De aanbeveling die mevrouw Krehl doet met betrekking tot het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de communautaire strategische richtsnoeren voor cohesie is gebaseerd op de Parlementsresolutie van 18 mei. Daarom heb ik voor gestemd. 3-162
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Nu de meerderheid van het Parlement de communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid 20072013 heeft goedgekeurd, is het aan de lidstaten om hun nationale referentiekaders in te dienen. Wij gaan niet akkoord met de verandering die deze strategische richtsnoeren met zich meebrengen, aangezien cohesie nu de tweede viool moet spelen en moet onderdoen voor mededinging. Met andere woorden, het doel van economische en sociale cohesie wordt van bijkomstig belang in vergelijking met de doelstellingen van de Strategie van Lissabon en de desbetreffende neoliberale agenda, waarmee de markten en overheidsdiensten worden geliberaliseerd, deregulering wordt aangemoedigd, banen steeds onzekerder worden, de sociale zekerheid wordt geprivatiseerd en onderwijs en onderzoek tegen de hoogste bieder worden uitverkocht. Dit is met andere woorden een agenda die de economische en sociale cohesie ondermijnt en territoriale verschillen en sociale ongelijkheden in de hand werkt. De vaststelling van een minimumbedrag voor deze doelstellingen - tenminste 60 procent voor de convergentieregio’s - is daarom onaanvaardbaar. Daarmee worden tegenstrijdige doelstellingen tegenover elkaar gezet, en dat in een context waarin de middelen zijn verminderd tot 0,37 procent van het communautair BBP, tegenover 0,41 procent in het vorig kader. Verder zijn wij er - vooral in deze context - tegen dat het gebruik van privaat-publieke partnerschappen wordt vergroot. Daarom hebben wij tegen gestemd. 3-163
Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer onze rapporteur, mevrouw Krehl, met haar zeer evenwichtige verslag over deze belangrijke kwestie. In Schotland hebben wij al jarenlang ervaring met een effectief en goed gebruik van structuurfondsen. Het is van essentieel belang dat die structuurfondsen zich blijven ontwikkelen om in te kunnen spelen op de Europese behoeften. In dit verslag
27/09/2006 wordt op adequate wijze rekening gehouden met de betrokken ontwikkelingen en wordt een aantal nuttige voorstellen gedaan om op dit vlak vooruitgang te boeken. Ik steun dit verslag dan ook van ganser harte. 3-164
- Verslag-Rapkay (A6-0275/2006) 3-165
Gilles Savary (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil toelichten waarom ik, na de interessante debatten van gisteren en de stemmingen van vandaag, tegen het verslag-Rapkay heb gestemd. Simpelweg omdat ik slechts kan constateren dat het een eclatante overwinning van de liberalen is. Wij hebben gestemd vóór de deregulering van de overheidsdiensten, tegen een kaderrichtlijn, tegen het onderscheid tussen diensten van algemeen economisch belang en diensten van algemeen belang, vóór de toepassing van de mededingingswetgeving op alle diensten van algemeen belang en de nauwkeurige afbakening van die diensten, tegen de definitie van inhouse, met andere woorden de overheidsbedrijven, tegen de verduidelijking van de criteria van het Altmark-arrest. Dit alles betekent een aanzienlijke verslechtering ten opzichte van de voorgaande resoluties, die van de heer Herzog en die van de heer Langen in 2001, en de Commissie stelt ons nou net een nieuwe mededeling aan het eind van het jaar in het vooruitzicht. Het komt erop neer dat wij de interpretatie van complete hoofdstukken van het Gemeenschapsrecht en van tal van lokale overheidsdiensten nu geheel en al overlaten aan het Hof. Wat wordt verstaan onder direct eigen beheer? Wat wordt verstaan onder een intergemeentelijke organisatievorm? Wat wordt verstaan onder een publiekprivate onderneming? Wat zijn concessieovereenkomsten in verband met het markt- en mededingingsrecht? We weten het nog steeds niet, en daarom zal ik me blijven inzetten voor flankerende teksten die de subsidiariteit veiligstellen. Ik denk dat we helaas nog steeds ver van ons doel verwijderd zijn en op dit moment de slag verloren hebben, maar ik hoop dat dit geen definitieve nederlaag is. 3-166
Jean-Louis Bourlanges (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben niet vóór het verslag-Rapkay gestemd om een heel duidelijke reden: het houdt een volstrekt ongerechtvaardigde verslechtering in ten opzichte van de tekst van de Grondwet zelf. Volgens de tekst van de ontwerp-Grondwet zouden de beginselen en de voorwaarden voor het verrichten, doen uitvoeren en financieren van de diensten van algemeen economisch belang worden vastgesteld bij Europese wet. Het ging dus om wat in de huidige terminologie een kaderrichtlijn heet. Het verslag is daar niet alleen inhoudelijk van afgeweken, het heeft door het verwerpen van amendement 10 de tekst van de Grondwet zelfs formeel verworpen en publiekelijk zijn verzet daartegen kenbaar gemaakt.
27/09/2006 Het baart mij dan ook zorgen dat dit Parlement van zijn spoor afwijkt, dit Parlement dat de tekst van de Grondwet massaal zegt te ondersteunen, maar dat iedere keer volstrekt ongegrond terugkrabbelt als er iets in het geding is dat belangrijk, zo niet van levensbelang is voor de publieke opinie in een aantal landen. 3-166-500
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van mijn collega Bernhard Rapkay gestemd over het Witboek van de Europese Commissie betreffende diensten van algemeen belang (DAB), omdat het een evenwichtig verslag is. Hij heeft met name de moed om aan te geven dat een uniforme definitie van DAB onmogelijk is in een zo heterogene economische en sociale omgeving als die van de Europese Unie, en dat het subsidiariteitsbeginsel op dit terrein moet worden versterkt door de lidstaten zelf te laten bepalen wat wel en niet onder algemeen belang valt, en hen rechtstreeks de verantwoordelijkheid voor hun beslissingen op zich te laten nemen. Na de problemen bij het bereiken van een politiek compromis in eerste lezing over de dienstenrichtlijn, is het nu het debat over de DAB dat nog lang niet gesloten is. Er bestaat immers dringend behoefte aan Europese wetgeving in bepaalde sectoren, met name maatschappelijke en gezondheidsdiensten van algemeen belang, om die juridisch gezien veilig te stellen. Tot slot zal dit dossier een belangrijke factor zijn waar het gaat om het concurrentievermogen van de Europese ruimte, dat wij moeten bewaken. 3-167
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag van de heer Rapkay gestemd over het Witboek betreffende diensten van algemeen belang, aangezien diverse amendementen die mij na aan het hart lagen, verworpen zijn, met name dat waarin een kaderrichtlijn over diensten van algemeen belang wordt bepleit, en de amendementen waarin wordt verzocht om een verduidelijking van de criteria voor het onderscheid tussen DAB en DAEB en de criteria voor het toekennen van een vergoeding voor verrichtingen van openbare diensten en van inhouse (diensten in eigen productie). We mogen niet toegeven op deze punten, die van kapitaal belang zijn voor de toekomst van onze openbare diensten in onze landen, laat staan met minder genoegen nemen dan waar het Parlement mee akkoord is gegaan via de resolutie-Herzog in 2004 en de resolutie-Langen in 2001, zeker niet nu de PSE-Fractie een voorstel voor een kaderrichtlijn over diensten van algemeen belang heeft opgesteld dat nog verder gaat. 3-168
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. - (PT) Als rapporteur voor het advies van de Commissie vervoer en toerisme over het Witboek van de Commissie inzake diensten van algemeen belang (DAB) heb ik gestreden voor: - de volledige uitsluiting van de DAB - van zowel de niet-economische (DANEB) als de economische (DAEB) - van de werkingssfeer van de richtlijn
47 betreffende diensten (dienstenrichtlijn)
in
de
interne
markt
- de aanneming daarentegen van een kaderrichtlijn, kaderwetgeving of algemeen juridisch kader - hoe men het ook mag noemen - voor DAB (met inbegrip van DAEB, ofschoon dit niet belet dat deze DAEB worden onderworpen aan een specifieke sectorale regelgeving) en - de vaststelling en beschrijving van DAB, gepaard met een verduidelijking van het onderscheid tussen DANEB en DAEB, teneinde rechtszekerheid te creëren. Algemeen gesproken heb ik het gevoel dat deze ideeën in dit verslag toereikend zijn behandeld. Daarom heb ik hier steun aan gegeven en voor het verslag gestemd. Ik ben evenwel teleurgesteld over het feit dat in het verslag niet een ander fundamenteel idee uit het door mij opgestelde advies is overgenomen, waarin stond dat in de context van de DAB de unieke situatie van de randgebieden moet worden erkend, gezien hun bijzondere structurele en permanente handicaps. 3-169
Anne Ferreira (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb om de volgende redenen tegen het verslag van de heer Rapkay gestemd. In de eerste plaats gaat er geen verzoek uit naar de Commissie om met een voorstel voor een kaderrichtlijn over DAB te komen. Van nu af aan hangt overheden, publiek-private partnerschappen en intergemeentelijke organisatievormen de dreiging van procedures uit naam van het mededingingsrecht boven het hoofd. De heer Barroso had het bij het rechte eind tijdens het plenaire debat, toen hij vaststelde dat er geen consensus bestond over een voorstel voor een kaderrichtlijn. Omdat zij weigert DAB en specifiek daarop van toepassing zijnde wetgeving vast te leggen, levert de Commissie de openbare diensten over aan de regels van de markt, en daarmee aan het mededingingsrecht. Er is geen tijd meer voor de zoveelste mededeling of nieuwe sectorgerichte voorstellen. Wij verwachten van de Commissie dat zij zich houdt aan de besluiten van het Europees Parlement en het gevoerde liberaliseringsbeleid zo snel mogelijk gaat evalueren. Wij weten dat de resultaten ver achterblijven bij de genoemde doelstellingen. Deze resolutie beschouwt de diensten van algemeen belang niet als een fundamentele pijler van het Europees sociaal model, of als een instrument voor de verwezenlijking van de EU-doelstellingen op sociaal, economisch en milieugebied en die op het gebied van de territoriale cohesie. 3-170
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij hebben tegen dit verslag gestemd omdat de opzet hiervan is de openbare diensten te onderwerpen aan concurrentie en aan een toekomstige interne
48
27/09/2006
dienstenmarkt, in het licht van het compromis van de Raad met betrekking tot de beruchte Bolkestein-richtlijn.
de instellingen waaraan ze worden toevertrouwd en de wijze van financiering.
Tegelijkertijd worden hiermee de gevolgen verdoezeld die de reeds plaatsgevonden sectorale liberalisaties hebben gehad op gebieden als vervoer, energie en communicatie. In tegenstelling tot hetgeen wordt beweerd - en zoals ook talrijke gebruikersgroeperingen en organisaties voor consumentenbescherming hebben bewezen - heeft de liberalisatie geleid tot een moeilijkere toegang tot diensten, tot lagere dienstverleningskwaliteit, hogere prijzen en het verlies van duizenden banen, onder het mom van sectorale herstructureringen.
3-172
Het idee om de diensten van algemeen belang op te splitsen in diensten van algemeen economisch en algemeen niet-economisch belang, vanuit een handelsperspectief bekeken, maakt deel uit van de pogingen om bijna alle overheidsdiensten over te leveren aan de genade van de markten. Ons standpunt is erop gericht de exclusieve bevoegdheid en soevereiniteit van de lidstaten te verdedigen als het gaat om de vaststelling van de manier waarop openbare diensten moeten worden gefinancierd en hoe die financiering moet worden georganiseerd. Openbaar eigenaarschap is per slot van rekening een fundamenteel element om openbare diensten van hoge kwaliteit te kunnen beschermen en om ervoor te kunnen zorgen dat iedereen er op heel het EU-gebied toegang toe heeft, dat de diensten worden verleend tegen sociaal gezien redelijke prijzen en de eindgebruikers op democratische wijze betrokken worden bij het bepalen, beheren en vaststellen van de kwaliteit van deze diensten. 3-171
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het verslag van de heer Rapkay over de diensten van algemeen belang, of dat nu economisch is of niet, stelt ons het zoveelste wetgevingsbroddelwerkje van Europese makelij en nieuwe bemoeizucht van de Commissie met de begrotings- en belastingssystemen van de lidstaten en hun lagere overheden in het vooruitzicht, dit alles onder totale schending van het subsidiariteitsbeginsel, dat toch bij herhaling wordt genoemd door de rapporteur. We moeten de Europese burgers ervan blijven doordringen dat de liberalisering van de openbare diensten, met de bekende gevolgen, een juridische overval van de Commissie van Brussel is op de verdragen. De markt op zich vormt geen enkele garantie voor de kwaliteit of de uitvoering van deze diensten, of het nu gaat om maatschappelijke diensten, diensten op het gebeid van ruimtelijke ordening of diensten van strategisch en nationaal belang. Of ze nu rendabel zijn of niet, openbare diensten mogen alleen maar onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, wat geldt voor de definitie en organisatie ervan, de regels voor de toewijzing, het aantal en de aard van
Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het verslag-Rapkay gestemd, omdat ik van mening ben dat er in de definitieve tekst geen adequate steun wordt gegeven aan diensten van algemeen belang (openbare diensten). Richtlijnen op een sectorale basis hebben slechts een soort “kaasschaafeffect” wat het algemeen belang betreft, en het bedrijfsleven maakt dankbaar gebruik van de vrijgekomen sectoren. Er zijn bepaalde onderdelen van de sociale diensten die de onderwijssector ondersteunen en bepaalde vormen van huisvesting dienen een algemeen belang zelfs als zij niet expliciet op een sociale achterstandssector en dergelijke gericht zijn - een sectorale aanpak is dus niet afdoende. Voordat wij ons met specifieke sectoren kunnen gaan bezighouden, hebben wij allereerst een overkoepelende kaderrichtlijn nodig waarin dat algemeen belang wordt omschreven. Zo hebben wij dat op milieugebied al vaker aangepakt. Wij kunnen hier ongetwijfeld een rechtsgrondslag voor vinden. Het is niet voldoende als mensen beweren dat dit tot de bevoegdheden van de lidstaten behoort als de regeringen van diezelfde lidstaten tegelijkertijd gebruik maken van marktregels, de Dienstenrichtlijn en andere middelen om de liberalisering weer via de achterdeur binnen te halen. Ik hoop dat degenen die het amendement over de liberalisering hebben gesteund, die tegen een horizontale richtlijn hebben gestemd en hun steun hebben gegeven aan het definitieve verslag, in staat zullen zijn om hun collega’s in de lokale en regionale regeringen uit te leggen waarom zij de openbare diensten die hun collega’s moeten leveren, niet feller verdedigd hebben. 3-173
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Het verslag van de heer Rapkay over de diensten van algemeen belang (DAB) lijkt op het eerste gezicht aanlokkelijk. Er wordt gewag gemaakt van een betere bescherming van de openbare diensten, een betere bescherming van het subsidiariteitsbeginsel, de democratische eerbiediging van nationale tradities en de verduidelijking van de omschrijvingen van DAB, onder meer door de invoering van het concept van de diensten van "niet-economisch" belang. Deze goede intenties zijn wellicht bedrieglijk, vooral omdat het erop lijkt dat het voorstel voor een kaderrichtlijn vandaag vaarwel is gezegd. Dit neemt niet weg dat tal van dwingende regels, zoals de controle op de financieringsinstrumenten, afbreuk dreigen te gaan doen aan de bevoegdheden van de lidstaten. Het risico van nieuwe Europese bemoeizucht in de toekomst blijft dus bestaan. Tot slot zie ik helemaal niets dat mij ertoe zou kunnen brengen vóór deze tekst te stemmen, die verwijst naar het grondwettelijk verdrag, de Grondwet die, volgens het verslag, de DAB beter zou beschermen tegen de wirwar van de huidige Europese wetgeving. Ik herinner er echter aan dat de Europese Grondwet langs
27/09/2006
49
democratische weg is verworpen door de Nederlandse en Franse bevolking.
openbare diensten, voor een hogere levensstandaard van het volk en tegen de monopolistische winsten.
Deze tekst, die uiteindelijk de kool en de geit spaart, verdient slechts een onthouding bij de stemming.
3-176
3-174
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag-Rapkay gestemd, omdat het niet onderkent dat er een kaderrichtlijn voor de DAB en de DAEB moet komen, zodat de deur open blijft staan voor verdere deregulering, die onze openbare diensten zelf, en ook de toegang daartoe voor iedereen en overal, onder druk zet. Een kaderrichtlijn zou waarborgen moeten bieden voor de gelijktrekking van de gebruikers, de gelijke behandeling van burgers en gebieden, de ruimtelijke ordening en het duurzame karakter van de dienstverlening, alsmede het niveau van de diensten. Deze liberaliseringstrend, die onbevredigend is voor de werknemers in deze sector én de burgers, moet zo snel mogelijk een halt worden toegeroepen. 3-175
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het grootkapitaal heeft nu zijn oog laten vallen op de overheidsdiensten, die worden onderscheiden naar diensten van economische en niet-economische aard. Het doel is de fundamentele volksbehoeften te commercialiseren en de winst van het grootkapitaal te vergroten. De EU maakt het verbod op staatssteun nog scherper, onder het mom van de bescherming van de mededinging. Zij streeft naar volledige liberalisatie en privatisering van de diensten, opdat het grootkapitaal de mogelijkheid krijgt deze markt te penetreren. De lidstaten hebben besloten om in het kader van de interne markt en het Stabiliteitspact het volksbezit uit te verkopen en de plutocratie een handje te helpen. Volgens de EU moeten de voor het kapitaal winstgevende diensten in de uitverkoop worden gedaan. De resultaten van dit beleid zullen bijzonder pijnlijk zijn voor de werknemers: verlies van duizenden arbeidsplaatsen, ongunstigere arbeidsrelaties, verlaging van de levensstandaard. Vooral de gebruikers van deze diensten en in het bijzonder de volksklasse zullen de negatieve gevolgen hiervan moeten ondergaan. Die gevolgen doen zich trouwens nu al gevoelen in de sectoren waar de diensten het ‘slachtoffer’ zijn geworden van de kapitalistische herstructureringen en het privatiseringsbeleid. De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen de resolutie van het EP gestemd waarin wordt ingestemd met het onderscheid tussen openbare diensten van economische en niet-economische aard en waarmee de uitverkoop van de diensten en hun commercialisering worden bevorderd. Zij schaart zich aan de zijde van de werknemers in hun strijd voor betere en goedkopere
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Of wij nu voor of tegen het kapitalistisch en markteconomiemodel zijn, er zal altijd behoefte zijn aan directe of indirecte openbare dienstverlening door openbare instanties. Daarom en gezien het feit dat dit vraagstuk herhaaldelijk opduikt in diverse communautaire wetgevingen - zij het dan alleen om het van hun werkingsfeer uit te sluiten - is het begrijpelijk dat de Commissie met een mening over dit vraagstuk komt. Dit gezegd zijnde, wil ik drie opmerkingen maken met het oog op de toekomstige ontwikkelingen. Ten eerste is het voor de EU niet mogelijk om diensten van algemeen economisch belang te verlenen. Dit geldt in nog sterkere mate voor de diensten van algemeen belang (waarbij eventuele uitzonderingen idealiter gebaseerd zouden moeten zijn op samenwerking tussen de lidstaten). Wetgeving met betrekking tot deze diensten moet steeds meer plaatsvinden op nationaal niveau, ofschoon ze ook moet stroken met de regels van de interne markt en de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening. Tot slot ben ik onthutst over het feit dat in de resolutie over dit vraagstuk de Commissie wordt gevraagd een allesomvattende analyse voor te leggen “van de weerslag van de tot op heden doorgevoerde liberalisering, met name over de situatie van de consumenten en de betrokken werknemers”. Met het woord “betrokken” wordt een ideologische invalshoek gekozen in een context die onpartijdig zou moeten zijn. 3-177
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De interne markt van de EU is succesvol gebleken bij de liberalisering van een groot aantal dienstensectoren, waarvan de Europese consumenten en werknemers uiteindelijk de vruchten hebben geplukt. Om de Europese economie echter een extra duwtje in de rug te kunnen geven is het noodzakelijk dat de EU opnieuw een kwalitatieve sprong vooruit maakt en haar interne markt voltooit. Dan zal zij er maximaal profijt van hebben. Deze sprong vooruit zou kunnen bestaan uit initiatieven op het gebied van de diensten van algemeen belang (DAB), openbare diensten die niet van commerciële aard zijn en die met vooral openbare middelen worden gefinancierd. Ik ben van mening dat de taak om de DAB nauwkeurig te definiëren, formuleren, organiseren en financieren uitsluitend bij de lidstaten moet liggen. Daarbij moet de werkelijkheid in de lidstaten worden weerspiegeld en de regionale en lokale autonomie worden gerespecteerd. De verlening van DAB op lokaal, regionaal en nationaal niveau was in strijd met de communautaire wetgeving. Deze diensten zitten juridisch gezien in een grijze zone
50 op Europees niveau, aangezien niet duidelijk is welke regels van toepassing zijn op DAB. Ik denk bijvoorbeeld aan de regels voor mededinging, openbare aanbesteding en interne markt. De jurisprudentie van het Hof van Justitie heeft weinig gedaan om de mist te doen optrekken. Ik geef steun aan het verslag omdat daarmee wordt gestreefd naar een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de uitvoering van communautaire wetgeving en anderzijds de verwezenlijking van de doelstellingen van openbaar belang bij de verlening van diensten van algemeen belang. 3-178
27/09/2006 komt, zoals het conflict omtrent Cyprus, het Koerdische vraagstuk of de erkenning van de Armeense volkenmoord. Al deze kwesties hadden al opgelost moeten zijn voor het begin van de onderhandelingen, te meer omdat Turkije de afgelopen jaren ruim 1,3 miljard euro aan pretoetredingssteun heeft ontvangen. Naar mijn mening is het hoog tijd om eerlijk "nee" te zeggen tegen de toetredingsonderhandelingen, een "nee" dat de burgers van Europa allang hebben uitgesproken. 3-182
Jacques Toubon (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, velen van ons hebben zich onthouden van stemming over het verslag-Eurlings, om de volgende redenen.
- Verslag-Eurlings (A6-0269/2006) 3-179
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de delegatie van de Oostenrijkse Volkspartij heeft vóór het eerste gedeelte van punt 69 gestemd omdat wij dit beschouwen als een proces met een open einde. Het tweede gedeelte keurden wij echter af omdat het strijdig is met het eerste gedeelte. Uiteindelijk hebben wij vóór gestemd omdat dit verslag geen oordeel velt over het uiteindelijke doel, maar over de voortgang van de onderhandelingen, en omdat het kritisch en objectief de rechtsgemeenschap en de besluiten van de Europese Unie bespreekt en geen finaal oordeel is waarover wordt gestemd. Ik wilde deze verklaring afleggen, daar er zich anders tegenstrijdigheden kunnen voordoen die vatbaar zijn voor verkeerde interpretaties. 3-180
Michl Ebner (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb bewust en met overtuiging voor het eerste gedeelte van punt 69 gestemd en tegen het tweede gedeelte. Ik ben namelijk van mening dat het goede werk van medeafgevaardigde Eurlings en vele andere medeafgevaardigden toch een opsomming is van onderwerpen en omstandigheden die niet pleiten voor toetreding van Turkije. Dat is een reden waarom toetreding niet het einddoel van de onderhandelingen dient te zijn. Derhalve heb ik tegen het verslag als geheel gestemd. We dienen ons te concentreren op punt 71, waarin wordt geprobeerd voor Turkije een manier te vinden om het land te verankeren in de Europese structuren. Dit geldt ook voor andere buurlanden, die we geen lidmaatschap in het vooruitzicht moeten stellen als we toch al van mening zijn dat dit nooit tot stand zal komen. 3-181
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, hoewel het verslag-Eurlings zonder twijfel hier en daar positieve en interessante aspecten heeft, heb ik ertegen gestemd, met name omdat het al met al duidelijk maakt dat Turkije niet klaar is om tot Europa toe te treden en ook dat het land daar nooit klaar voor zal zijn. Toch heb ik ertegen gestemd omdat de Turkse regering een puur pro-formabeleid voert, waarbij tot een paar hervormingen wordt besloten zonder dat deze ten uitvoer worden gelegd, laat staan dat de oplossing van explosieve onderwerpen ook maar een stap dichterbij
Wij zouden vóór dit verslag hebben gestemd, omdat, zoals ik gisteren zei, in dit Parlement nog nooit een verslag is aangenomen dat zich zó kritisch heeft uitgelaten over de houding van Turkije ten opzichte van de Europese Unie. Helaas is het Parlement er in de stemmingen niet mee akkoord gegaan dat de erkenning van de Armeense genocide als toetredingsvoorwaarde geldt, en bovendien heeft het, ondanks onze stem en die van tal van onze collega’s, een bepaling aangenomen die er impliciet van uitgaat dat de onderhandelingen alleen maar tot toetreding kunnen leiden. Wij zijn het niet met deze twee punten eens. Maar omdat wij helemaal niets tegen de inspanningen van de heer Eurlings en de Commissie buitenlandse zaken als zodanig hebben, inspanningen waarvan namens dit Parlement een krachtig signaal is uitgegaan, hebben wij ons van stemming onthouden. 3-183
Koenraad Dillen (NI). – Voorzitter, ik was eerst van plan vandaag om voor het verslag Eurlings te stemmen, maar gezien een aantal amendementen, met name de amendementen over Armenië, ben ik tijdens de stemming van mening veranderd en heb ik op het einde tegen dit verslag gestemd. Ook al meen ik, als principiële tegenstander van de toetreding van Turkije, dat dit verslag voorbijgaat aan de essentie van de zaak. Maar het verslag Eurlings bewees wel dat de geesten in dit Parlement en in Europa de laatste twee jaar in de goede richting zijn geëvolueerd en dat we ons meer bewust worden van de talloze punten waarop Ankara tekort schiet om überhaupt de toetredingscriteria van Kopenhagen te vervullen. Het was ook een goede zaak dat de rapporteur aan de Armeense genocide herinnerde, maar de stemming van vandaag bewijst hoe liberalen, groenen en socialisten in dit Parlement vandaag in hun hemd gezet worden. Zij hebben zo hun mond vol over mensenrechten en grote principes, maar als puntje bij paaltje komt, trekken zij omwille van de realpolitiek hun staart in. Een plattere houding kan men zich moeilijk voorstellen. Niet elke genocide heeft blijkbaar recht op onze herinnering. Hetzelfde geldt voor de kwestie Cyprus waarvan velen in dit Parlement blijken te vergeten dat Turkije de noordelijke helft al meer dan dertig jaar met een
27/09/2006 terreurregime onder de knoet houdt. Dit land kan nooit en mag nooit lid worden van de Europese Unie. 3-184
Philip Claeys (NI). – Voorzitter, ik heb ook tegen het verslag Eurlings gestemd omdat het verslag er nog altijd vanuit gaat dat de toetreding van Turkije wenselijk blijft. Als men de indrukwekkende waslijst van zware problemen bekijkt zou men nochtans beter moeten weten. De verwijdering van de essentiële passage over de Armeense genocide is een schandelijke zaak. Als Parlement nemen we in feite afstand van de twee resoluties die we daarover al in het verleden hebben aangenomen. Het is ook een hart onder de riem voor de Turkse regering, die haar politiek van staatsnegationisme rustig kan voortzetten. In dat verband moet ik ook het gebrek aan ruggengraat van de linkse fracties veroordelen. De Waalse Parti Socialiste bijvoorbeeld trok haar steun voor de erkenning van de Armeense genocide in uit schrik om binnen twee weken stemmen te verliezen bij de steeds talrijker wordende Turkse kiezers in Brussel. Tot daar de grote principes die men beweert te verdedigen. Van hypocrisie gesproken! 3-185
Albert Deß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil een stemverklaring afgeven over het verslagEurlings. Het verslag bevat weliswaar veel uitspraken waarmee ik het eens kan zijn, maar ik heb het uiteindelijk van de hand gewezen omdat ik principieel tegen een volledig EU-lidmaatschap van Turkije ben en het verslag weliswaar veel voorwaarden bevat, maar een volledig lidmaatschap niet uitsluit. Ik heb ook tegen het verslag gestemd omdat er niet in wordt geëist dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije onmiddellijk worden opgeschort. Het is onaanvaardbaar dat er nog steeds wordt onderhandeld met een Turkse regering waarin paus Benedictus pas geleden werd vergeleken met Hitler en Mussolini. Het waren juist politici van Turkse afkomst die zich het hatelijkst uitlieten over de rede van paus Benedictus in mijn land. Maar ik vertrouw in deze kwestie op de Franse bevolking. Ik ga ervan uit dat de toetreding niet tot stand komt omdat de meerderheid in Frankrijk ertegen zal stemmen. 3-186
Jean-Louis Bourlanges (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn bij de UDF zeer krachtig voorstander van het verslag van de heer Eurlings, omdat het uitgesproken waarheden bevat die ook gezegd moeten worden. Desondanks moesten wij ons van stemming onthouden. Waarom? In de eerste plaats omdat dit verslag het idee van een versterkt partnerschap als alternatief voor echte toetreding lijkt uit te sluiten. Dit is niet realistisch. En vooral ook omdat het Parlement door de verwerping van de paragraaf over Armenië een uiterst negatief signaal afgeeft. Ik wijs erop dat wij in 2004 een resolutie hebben aangenomen waarin de erkenning van de Armeense
51 genocide werd geëist, en in 2005 een waarin werd geëist dat de toetreding mede afhankelijk wordt gesteld van de erkenning van deze genocide. Vandaag zijn we dat allemaal vergeten. Welk signaal gaat hiervan uit? Het signaal dat dit Parlement niet bij zijn standpunten blijft en de ogen sluit voor zijn eigen resoluties. De Turken kunnen dit simpelweg opvatten als: u hoeft geen haast te maken met vooruitgang op dit punt, u kunt ermee doorgaan mensen die zelfs maar de herinnering aan de genocide in leven houden, in hun vrijheid van meningsuiting te beknotten, en uiteindelijk zullen wij niet van u eisen dat u deze genocide erkent. Dit is een uiterst negatief en ernstig signaal. Ik betreur het dat dit is afgegeven en dat het ons heeft belet vóór het overigens uitstekende verslag van de heer Eurlings te stemmen. 3-187
Mario Borghezio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we hebben een belangrijke resolutie aangenomen over de Armeense genocide en ik heb mij tijdens het debat en de beoordeling van de zogenaamde vorderingen van Turkije op weg naar de toetreding tot de Europese Unie voortdurend afgevraagd wat we anders van Turkije kunnen vragen dan een duidelijke toezegging op dit punt – nauwkeuriger gezegd: wat we anders van Turkije kunnen vragen dan dat het zich ertoe verplicht de mensenrechten te eerbiedigen en de waarden in acht te nemen waarop de Europese Unie gebaseerd is. De stemming van vandaag heeft echter wederom de hypocrisie van de politieke correctheid aangetoond. Men wil de eis dat er een helder standpunt wordt ingenomen, weglaten uit de eisen die Europa verplicht is te stellen aan de Turkse regering en aan de Turkse instellingen – aan degenen dus die de woorden en het geplande bezoek van de paus begroet hebben met grove uitspraken en gewelddadige bedreigingen waar de maffia nog een puntje aan had kunnen zuigen. Europa kijkt toe, terwijl Turkse kinderen uit hun schoolboeken leren dat de Armeense genocide een verzinsel is. Mensen die zeggen dat we zeer aandachtig moeten luisteren naar de kritiek op degenen die de geschiedenis willen herschrijven, hebben dus gelijk. Het is een schandaal! Turkije weigert en blijft weigeren de rechten van volkeren te erkennen – de rechten van Armeniërs, dat mag duidelijk zijn, maar ook die van de Koerden. En ondertussen hult Europa zich in een hypocriet en schandalig stilzwijgen. Europa is dus niet langer het Europa van de mensenrechten, maar het Europa dat de mensenrechten een zorg zal zijn! 3-188
Renate Sommer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag-Eurlings gestemd omdat ik het een goed verslag vind, een kritisch verslag en het beste dat we in deze categorie tot nog toe hebben gezien. Ik heb ervoor gestemd, hoewel niet alles me bevalt. Mij bevalt bijvoorbeeld niet hoe het Armeense vraagstuk in dit verslag wordt benaderd. Stel je eens voor dat in Duitsland de holocaust die onder Hitler heeft
52 plaatsgevonden altijd tussen aanhalingstekens werd gezet of slechts werd aangeduid als de "zogeheten holocaust". Iets soortgelijks doet Turkije met het Armeense vraagstuk. Ik heb voor het verslag-Eurlings gestemd, ook al heeft een meerderheid de zinsnede laten opnemen dat het volledig lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie het doel moet zijn. Daar ben ik natuurlijk niet voor omdat Turkije niet voldoet aan de toetredingsvereisten en ook niet aan onze eisen wenst te voldoen. En omdat ik weet, zoals iedereen hier, dat de Europese Unie zich Turkije niet kan permitteren. Daarom viel het me niet zwaar om voor het verslag te stemmen, want de formuleringen die tegen mijn zin in werden opgenomen en die ik zojuist heb opgenoemd, zijn dermate onzinnig dat het verslag desondanks het standpunt van het Parlement goed weergeeft.
27/09/2006 De paragraaf over eventuele geprivilegieerde samenwerking tussen de EU en Turkije in geval van mislukking van de onderhandelingen is voorbarig. Het betreffende proces is nog in volle gang en we kunnen op dit moment nog niet pessimistisch vooruitlopen op de afloop van die onderhandelingen. Met deze stem wil ik aangeven dat Turkije nog heel wat vooruitgang moet boeken voordat het lid kan worden van de Europese Unie, maar er moeten geen nieuwe barrières voor dat eventuele lidmaatschap worden opgeworpen. Volgens mij is de toetreding van Turkije tot de EU zowel een kans voor Turkije als Europa.
3-189
3-191
James Hugh Allister (NI), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het verslag-Eurlings gestemd, omdat ik er nog steeds radicaal op tegen ben dat het niet-Europese Turkije lid wordt van de EU. Degenen die beweren dat dat Turkije, naarmate de kans op dat lidmaatschap groter wordt, eerder geneigd zal zijn om de democratische beginselen en mensenrechten volledig te respecteren, zullen moeten constateren dat zij de plank helemaal mis hebben geslagen. Dat blijkt eigenlijk ook al uit het feit dat er in het verslag toegegeven wordt dat enige vooruitgang van betekenis ontbreekt. Wat de hervormingen, mensenrechten, godsdienstvrijheid, Cyprus en Armenië betreft, hebben wij niets bereikt, maar daar staan wel miljoenen euro’s aan verspilde toetredingssteun tegenover. Die verspilling zal ook in de toekomst blijven doorgaan. Het is niet de eerste keer dat de EU voor schut wordt gezet.
Marco Cappato (ALDE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, namens de Transnationale Radicale Partij heb ik tegen het verslag van collega Eurlings over Turkije gestemd. Met dit verslag bekrachtigt dit Parlement namelijk dat de Europese Unie zich voor de zoveelste keer afsluit voor het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten. In plaats van dat het Parlement laat zien het Europese integratieproces van Turkije te willen versnellen, schildert het alternatieve wegen om Ankara en Brussel nader tot elkaar te brengen die niets te maken hebben met serieuze toetredingsonderhandelingen.
De drang van de EU naar een eindeloze uitbreiding wordt voortgestuwd door een kolossaal verlangen naar een ego-strelende status als wereldmacht. Dat loopt parallel met het streven naar een status als supermacht via een Europese grondwet, een grondwet die inmiddels al verworpen is. Het lidmaatschap van Turkije, een nog verdergaande uitbreiding en de grondwet maken allemaal deel uit van hetzelfde Grote Plan. 3-190
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Een jaar na de opening van de toetredingsonderhandelingen met Turkije maakt het verslag-Eurlings de balans op van de vorderingen en problemen. Het verslag is evenwichtiger geworden door amendementen waarin rekening wordt gehouden met de inspanningen die Turkije zich heeft getroost, zonder voorbij te gaan aan de kwesties die nog steeds problematisch zijn, zoals het niet-ondertekenen van het protocol van Ankara door Turkije en de omgang met minderheden. De Armeense genocide moet zonder meer door Turkije worden erkend. Afgaande op de criteria van Kopenhagen kan van deze erkenning echter geen conditio sine qua non voor de toetreding worden gemaakt.
De EU kan zich niet in zichzelf terugtrekken en zich uitsluitend op haar eigen Grondwet concentreren, zoals voorzitter Barroso enkele dagen geleden heeft verklaard. En het kan evenmin hopen dat er met de hulp van de Heilige Vader een dialoog tot stand wordt gebracht met de moslimwereld en het Midden-Oosten, zoals in het verslag-Eurlings wordt bepleit. Josef Ratzinger is niet Javier Solana. We moeten daarentegen het federalistische en democratische streven weer nieuw leven inblazen, te beginnen met de oproep van Marco Pannella tot vrede in het Midden-Oosten, om te komen tot een Europa waarin zoveel mogelijk vrouwen en mannen mee kunnen doen aan een politiek project van vrijheid, democratische hervorming en vrede. 3-192
Richard Corbett (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb mijn steun aan dit verslag gegeven. Ik ben voorstander van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie nadat de toetredingsonderhandelingen zijn afgerond. Daarbij geldt natuurlijk wel de voorwaarde dat Turkije aan de noodzakelijke criteria heeft voldaan op het gebied van de mensenrechten, het functioneren van het democratische stelsel en het respect voor minderheden. Daarnaast zal het land zich ook met zijn verleden moeten verzoenen. 3-193
Lena Ek, Cecilia Malmström en Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) De ontwikkelingen in Turkije zijn op verscheidene gebieden zeer zorgelijk. Er
27/09/2006 is gewezen op diverse gevallen waarin journalisten en schrijvers zijn gearresteerd en aangeklaagd omdat ze misdaden tegen “de Turkse identiteit” hebben begaan. Hoewel deze ontwikkelingen natuurlijk zeer verontrustend zijn, mag men tegelijkertijd de democratische en hervormingsgezinde krachten in het land niet vergeten. Dat is nu onze taak als EU: deze krachten blijven helpen en steunen om Turkije weer in het juiste spoor te krijgen. De heer Eurlings stelt in zijn verslag gerechtvaardigde kritiek op Turkije aan de orde, maar hij neemt ook de kritiek op dat Turkije anders zou worden behandeld dan andere kandidaat-lidstaten. Dat is onaanvaardbaar. Het is belangrijk dat Turkije afrekent met zijn verleden, zoals met de kwestie-Armenië. Maar dat mag niet bepalend zijn voor het al dan niet voortzetten van de onderhandelingen met Turkije. Het is belangrijk dat de EU nu haar verantwoordelijkheid beseft en dat we de fundamentalisten en de reactionaire krachten niet in de kaart spelen, maar dat we een evenwichtig verslag bij de stemming erdoor krijgen. Daarom hebben wij besloten te stemmen voor paragraaf 50 en de amendementen waaruit een constructieve houding tegenover Turkije blijkt. 3-194
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen amendement 51 van mijn eigen Fractie gestemd op paragraaf 50 van het verslag van de heer Eurlings over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding. Ik heb dat met enige spijt in mijn hart gedaan, maar als amendement 51 aangenomen zou worden, zou de verwijzing naar onder andere de Assyrische gemeenschap verdwijnen. Ik heb er consequent over geklaagd dat de nijpende situatie en zelfs het bestaan van de Assyrische gemeenschap in Irak wordt genegeerd en het zou hypocriet zijn als ik ten opzichte van Turkije niet precies hetzelfde standpunt zou innemen. Ik heb dan ook tegen de andere amendementen op deze paragraaf gestemd. 3-195
Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het verslag-Eurlings gestemd, omdat het een afspiegeling is van de toenemende hypocrisie van Europa ten opzichte van Turkije. Volgens mij is het Turkijes bestemming om lid te worden van de Europese Unie. Turkije is altijd een onderdeel van de politieke, economische en culturele geschiedenis van Europa geweest. Het is duidelijk dat Turkije nog een krachtsinspanning moet leveren op tal van terreinen, maar bepaalde politieke krachten in de Raad en het Parlement blijven maar barrières voor Turkije opwerpen. Ik distantieer me van deze onwaardige manoeuvres, die eigenlijk alleen maar één doel dienen: Europa "christelijk" houden! 3-196
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Als u Turkije niet ten onrechte een Europees land had genoemd, wat
53 het niet is, zou u vandaag niet in de positie verkeren dat u een aantal waarheden onder ogen moet zien. U zegt ons vandaag dat de religieuze, en met name christelijke, minderheden in Turkije worden onderdrukt. Dat de eerbiediging van de mensenrechten in het algemeen, en die van vrouwen in het bijzonder, in Turkije niet gewaarborgd is. U komt tot de ontdekking dat Turkije nog steeds weigert Cyprus te erkennen, toch een lidstaat van deze Unie waar zij zo graag tot wil toetreden, en regelmatig voor grensincidenten zorgt met een andere lidstaat, Griekenland. U verklaart dat Turkije een van de grondrechten van de Europese Unie schendt, namelijk vrij verkeer. En deze opsomming is verre van uitputtend. En alles wat u daaruit concludeert, is: "we moeten doorgaan met onderhandelen, maar let wel, helemaal aan het eind kunnen we nog altijd nee zeggen". Wie gelooft er nou in zo’n fabeltje? Op 3 december jongstleden had u moeten luisteren naar de Europese volkeren, die in meerderheid tegen de intrede van Turkije in Europa zijn. U had Turkije een geprivilegieerd partnerschap moeten aanbieden dat recht doet aan onze verschillen, en niet deze politiekdiplomatieke schijnvertoning, die vernederend is voor alle partijen en met name voor het Turkse volk. 3-197
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – Het verslag behandelt de vorderingen die Turkije tot nu toe heeft gemaakt met het oog op een toekomstige aansluiting bij de EU. Slechts één hoofdstuk, “Wetenschap en onderzoek”, is geopend en voorlopig gesloten. Er is dus nog steeds een heel lange weg te gaan. De Zweedse partij Junilistan ziet de geografische ligging of de godsdienst van Turkije niet als een bezwaar voor een eventueel lidmaatschap van de EU. Wij vinden dat men dezelfde eisen voor aansluiting moet stellen als men bij eerdere uitbreidingen heeft gedaan – niet meer en niet minder. Turkije voldoet niet aan de criteria van Kopenhagen en in de huidige situatie is een lidmaatschap van de EU dan ook niet aan de orde. Het is echter niet alleen Turkije dat zich moet aanpassen. Het landbouwbeleid en de structuurfondsen van de EU moeten worden hervormd. Een toekomstig eventueel Verdrag is een andere kwestie die moet worden afgehandeld voordat verdere uitbreidingen van de EU kunnen plaatsvinden, vooral met het oog op het stemgewicht van de lidstaten en om te voorkomen dat een klein aantal grote lidstaten de kans krijgt om de hele Unie te domineren. Zowel Turkije als de EU moet nog een lange politieke en economische weg gaan voordat een Turks lidmaatschap aan de orde kan komen, maar indien en wanneer die dag komt, zal Junilistan Turkije verwelkomen.
54 Daarom hebben wij voor dit verslag gestemd. 3-198
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb me van stemming over dit verslag onthouden. Het aan de plenaire vergadering voorgelegde verslag heeft als verdienste dat eindelijk de realiteit onder ogen wordt gezien. Het Parlement heeft maar al te lang blijk gegeven van een gebrek aan realisme in dit dossier. Hoewel in dit verslag krachtiger standpunten worden ingenomen dan voorheen, betreur ik het gebrek aan moed bij het Parlement inzake de kwestie van de erkenning van de Armeense genocide. Daarom heb ik besloten me bij de eindstemming van stemming te onthouden. Ik ben al jaren tegenstandster van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, maar wil wel een geprivilegieerd partnerschap met dit land. Er zijn op dit moment meer Europese afgevaardigden voor dit standpunt te vinden, dat een paar jaar geleden nog maar een zeer kleine minderheid achter zich wist. Turkije erkent een van de lidstaten van de Europese Unie, de Republiek Cyprus, niet en houdt dit land al dertig jaar bezet! Turkije erkent de Armeense genocide niet. Turkije erkent de vrijheid van vereniging niet, en 97 procent van zijn grondgebied ligt buiten Europa. Europa moet dit land bijstaan op de weg naar democratie, maar gezien zijn ligging, geschiedenis en cultuur kan Turkije geen claims leggen op het politieke project van de Europese Unie. 3-199
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Een jaar is verstreken sinds de opening van de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije en de Turkse autoriteiten hebben geen enkele stap gezet in de richting van erkenning van Cyprus, een EU-lidstaat. Turkije zet eveneens de militaire bezetting van het noorden van dit eiland in de Middellandse Zee onverdroten voort, hetgeen in strijd is met de reeds tientallen jaren geldende VN-resoluties. Na een jaar van onderhandelingen zijn er rapporten verschenen waaruit blijkt dat de economische situatie van het Koerdische volk achteruit gaat en de legitieme, politieke en culturele rechten van de Koerden worden geschonden. Er zijn ook berichten over toegenomen onderdrukking door de Turkse politie en het Turkse leger in het gebied. Deze twee vraagstukken zijn kenmerkend voor de talloze twijfels die de toetredingsonderhandelingen met Turkije oproepen. De toetreding van Turkije wordt bevorderd door de grootmachten van de EU, aangezien de grote economische en financiële concerns in die landen de mogelijkheid willen krijgen om de Turkse economie en de Turkse hulpbronnen uit te buiten en zijn geostrategische positie te gebruiken voor hun plannen in het Midden-Oosten, de Kaukasus en Centraal-Azië, die zij willen beïnvloeden en domineren. Het
27/09/2006 toetredingsproces heeft ook tegenstrijdigheden aan het licht gebracht in de manier waarop de grootmachten hun controle op het EU-besluitvormingsproces delen. Ook heeft dit ertoe gediend de kloof tussen de ambities van de Europese grootmachten en de VS nog dieper te maken ten aanzien van hun onderwerping aan of participatie in het Noord-Amerikaans imperialisme. 3-200
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), schriftelijk. - (CS) Turkije is sinds de middeleeuwen altijd al een enorm fenomeen geweest en een vat vol problemen. Het meest ingewikkelde vraagstuk in verband met Turkije op dit moment zijn de criteria ter beoordeling van de bereikte vooruitgang. Eén hoofdstuk van de toetredingsonderhandelingen is nu afgesloten. Dat is ongetwijfeld een groot succes. Maar niet minder dan 28 hoofdstukken staan er nog open, en dan hebben we het nog niet eens over de criteria van Kopenhagen. De problemen zijn zeer uiteenlopend van aard, zoals een kieswet waarmee de vrijheden voor burgers, vrouwen en nationale en religieuze minderheden met voeten wordt getreden, een onderontwikkelde infrastructuur in het oosten van het land, gespannen verhoudingen met buurlanden, de werkgelegenheidsstructuur, het politieen legeroptreden bij de misdaadbestrijding en de bezetting van een deel van een lidstaat van de Europese Unie. Met name de toepassing van de nieuwe wetten zal ongetwijfeld nog lang een moeizaam proces zijn. Aan de andere kant ken ik persoonlijk heel wat hoogopgeleide Turken, en ik weet met welk enthousiasme zij de aanvang van de toetredingsonderhandelingen toejuichten. Nu er een reeks van amendementen is ingediend, waarmee de meest urgente problemen zijn weggepoetst, is het verslag over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding voor de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links helaas onacceptabel. Wij zagen ons dan ook gedwongen om tegen de goedgekeurde tekst te stemmen. 3-201
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Het verslag van de heer Eurlings bevat uitstekende passages, met name over de Armeense genocide die de Turkse autoriteiten weigeren te erkennen, de economische blokkade van Armenië en de weigering om Cyprus te erkennen, een van de lidstaten van de Europese Unie. Eén van deze punten zou al genoeg moeten zijn om te concluderen dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije stopgezet moeten worden. Alleen, de rapporteur trekt deze conclusie niet, en vergeet vooral de volgende waarheid als een koe te vermelden: Turkije is geen Europees land. Het land ligt voor 95 procent in Azië; de hoofdstad, Ankara, ligt in het hart van Anatolië; door de eliminatie van de christelijke gemeenschappen in de twintigste eeuw is 99 procent van de bevolking islamitisch. Turkije heeft dus geen enkele reden om tot de Europese Unie toe te treden. Dit is zonneklaar en als zodanig
27/09/2006 erkend door de volkeren van Europa, met name in Frankrijk en Oostenrijk, doch niet door degenen die ons besturen. De stemming van vanochtend illustreert deze scheidslijn: de meerderheid van ons Parlement heeft niet alleen voor de toetreding gestemd, maar ook punt 49 verworpen waarin de erkenning van de Armeense genocide wordt geëist, en zich daarmee naar de wil van Turkije gevoegd. 3-202
Jean-Marie Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Hoewel het verslag-Eurlings zich kritisch uitlaat over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, met name door te verzoeken om de erkenning van de Armeense genocide, gaat het niet zover dat het vraagtekens zet bij de toetreding zelf. Het klopt dat de Europese Commissie, Jacques Chirac en de Britten, de belangrijkste verdedigers van het Ottomaanse rijk, klaar staan om elke koersafwijking of maatregel die de toetreding zou kunnen vertragen of verhinderen, te voorkomen. Wij zijn niet met alle winden mee gewaaid, wij hebben ons niet laten meevoeren op de wisselende golven van de Turkse regering, die met twee monden spreekt tegenover de onderhandelaars van de Europese Commissie en tegenover de grootste lidstaten. Wij zijn uit principe tegen de toetreding van Turkije. Turkije is geen Europees land en voldoet aan geen van de criteria van Kopenhagen, waarin de voorwaarden rond de toetreding van een land tot de Europese Unie zijn neergelegd. De onderhandelingen zouden moeten leiden tot een geprivilegieerd partnerschap waarbij de huidige visumplicht voor Turkse onderdanen blijft bestaan. De toetreding van Turkije zal niet haar beslag krijgen tegen de wil van de Europese volkeren. Als beschermers van het Franse volk zullen wij waken over zijn belangen, onder meer door de toetreding van Turkije tot Europa te verwerpen. 3-203
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik ben altijd van mening geweest dat de toetreding van Turkije tot de EU niet haalbaar is binnen de huidige constellatie van de Europese eenwording. Ik ben voorstander van een Europa met drie cirkels. De eerste is de begrenzing van de federale kern, met de landen die niet alleen ambitieuze sociale doelstellingen delen, maar ook de wil om een "wereldmacht Europa" te zijn, een belangrijke speler op het wereldtoneel. Binnen de tweede vallen de huidige vijfentwintig EU-lidstaten plus Roemenië en Bulgarije. Gezien de problemen en de onontbeerlijke consolidatie van die groep moet elke verdere uitbreiding worden uitgesloten. De derde omsluit een gebied waarbinnen een nauw en alomvattend partnerschap wordt aangegaan met de buurlanden op de Balkan, in het Middellandse
55 Zeegebied en elders. Ik benadruk het belang van nauwe partnerschappen met de landen in het Middellandse Zeegebied, waarin Turkije en de Maghreb, waarmee ons Europa al van oudsher belangrijke banden onderhoudt, gelijk worden behandeld. Ik heb me dan ook bij alle stemmingen van stemming onthouden, met uitzondering van de immer door het Parlement bepleite erkenning van de Armeense genocide, opdat niet de indruk ontstaat dat ik ook maar enige principiële vooringenomenheid jegens Turkije koester. Het gaat gewoon om een andere visie op Europa. 3-204
Patrick Louis en Philippe de Villiers (IND/DEM), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen deze tekst gestemd, waarin Turkije al met al een behoorlijk oneerlijk verwijt wordt gemaakt, te weten het verwijt dat Turkije nietEuropees is. Wat heeft het voor zin om dit land met aanbevelingen en eisen onder druk te zetten: de volkeren van Europa willen geen toetreding van Turkije, want het is in hun ogen zonneklaar: Turkije, en dat is niet als belediging bedoeld, hoort niet bij de Europese familie. Turkije heeft zijn eigen cultuur, zijn eigen waarden, zijn eigen invloedssfeer. Dat is de strekking van het amendement dat wij namens de Fractie Onafhankelijkheid/Democratie hebben ingediend. We moeten vandaag nog ophouden met dit hypocriete en verwoestende spel van de toetredingsonderhandelingen, die alleen maar kunnen uitlopen op een grote crisis, omdat het eventuele toetredingsverdrag geen enkele kans maakt op ratificatie door de volkeren. En zeker niet in Frankrijk, waar deze kwestie per se in de vorm van een referendum aan het volk moet worden voorgelegd. We geven onze Franse collega’s die gegrepen zijn door schizofrenie, de volgende stof tot nadenken. Terwijl ze zeggen tegen de toetreding van Turkije te zijn, stemmen ze jaar in jaar uit, hier en in het Franse parlement, voor de pretoetredingskredieten voor Turkije, en hebben ze binnen hun eigen Europese fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, waarnemers van de AKP verwelkomd, de islamitische partij van de heer Erdogan. 3-205
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik sta positief tegenover dit verslag over de toetreding van Turkije. In het verslag wordt aanbevolen om niet alleen de actieve onderhandelingsfase op te starten en het eerste hoofdstuk over wetenschap en onderzoek af te ronden, maar om ook het proces van wetswijzigingen in Turkije weer te hervatten via het negende maatregelenpakket voor wetshervormingen. Hoewel ik verheugd ben over deze vorderingen, betreur ik dat Turkije niet afdoende vooruitgang bij de kwestie-Cyprus heeft geboekt. Die kwestie moet definitief geregeld zijn voordat Turkije kan toetreden; het is essentieel dat Turkije alle lidstaten van de Europese Unie erkent. 3-206
56 Bairbre de Brún en Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. - (EN) Sinn Féin ziet uit naar de toetreding van Turkije tot de EU mits dat gebeurt op dezelfde basis die ook voor andere landen is gehanteerd, inclusief het respect voor de mensenrechten, een burgerregering, de erkenning van de politieke rechten van de Koerdische bevolking en de erkenning van de Republiek Cyprus. Wij verwelkomen het besluit van het Europees Parlement van vandaag waarin vastgelegd is dat de oplossing van het probleem dat veroorzaakt wordt doordat Turkije een deel van Cyprus bezet houdt, een belangrijke kwestie is die afgehandeld dient te zijn voordat Turkije zich bij de EU kan aansluiten. Hoewel wij van mening zijn dat het standpunt van het Parlement in verband met de rechten van de Koerdische bevolking in Turkije tekortschiet, zijn wij verheugd dat de nijpende situatie van de Koerdische bevolking in Turkije een belangrijk onderwerp is in de toetredingsonderhandelingen tussen de Turkije en de EU. 3-207
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. − Onderhandelingen met Turkije zijn in het belang van de Koerden, Armeniërs, godsdienstige minderheden en politieke gevangenen. Ze zijn ook belangrijk voor de miljoenen Europeanen van Turkse afkomst, die zich daardoor bevestigd voelen als gelijkwaardige EUburgers. Ik hoop dat die onderhandelingen uiteindelijk leiden tot een democratisch, multi-etnisch en multireligieus Turkije, dat in vrede leeft met al zijn buren. Voorlopig ziet het daar niet naar uit. De kans is groot dat de onderhandelingen snel doodlopen als gevolg van de vertraging in de federalisering van Cyprus en de spanningen tussen Turkije en Cyprus die daardoor voortduren. Bovendien zijn binnen Turkije krachten actief die duurzaam geen gelijke rechten voor afwijkende culturen en meningen willen toestaan, en die elke tegemoetkoming aan Koerden en Armeniërs zien als een aanval op de Turkse eer. Voordat Turkije eventueel binnenkomt in de EU is daaraan waarschijnlijk dertig jaar onderhandelen met veel onderbrekingen vooraf gegaan. Wie dit proces wil versnellen om Europa te voorzien van een groter leger of meer goedkope arbeidskrachten laat de democratische krachten en de achtergestelden in Turkije in de steek. Toelating van een onveranderd Turkije zal het niveau van democratie en mensenrechten in Europa omlaag trekken en de EU in de publieke opinie nog meer omstreden maken. 3-208
Hartmut Nassauer (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik heb voor het verslag gestemd, ondanks de hierin verwoorde doelstelling van een volledig lidmaatschap. Samen met andere CDU/CSU-afgevaardigden in het Europees Parlement heb ik in de hoofdelijke stemming op dit punt onze afkeuring van een volledig EUlidmaatschap van Turkije tot uitdrukking gebracht.
27/09/2006 Het verslag verdient onze instemming wegens de realistische en kritische beschouwing van de situatie in Turkije. In het verslag wordt vastgesteld dat Turkije sinds het begin van de toetredingsonderhandelingen op hoofdpunten, zoals mensenrechten en godsdienstvrijheid, nog steeds bij lange na niet voldoet aan de criteria van Kopenhagen. Ook wordt duidelijk vermeld dat men er niet in slaagt om behoorlijk om te gaan met wat de Armeniërs in Turkije is overkomen. Zolang de historische feiten niet worden aanvaard, is een Turks lidmaatschap van de Europese Unie ondenkbaar. Ook wordt in het verslag geëist dat het Cyprus-vraagstuk volledig wordt opgelost. Indien Cyprus niet wordt erkend, moet de EU de toetredingsonderhandelingen opschorten. Door de toetreding van Turkije zou de EU te groot worden, en daarmee worden verzwakt. Het succesverhaal van de Europese eenwording kan alleen worden voortgezet met een sterke EU. De burgers wijzen een Europa zonder politieke en geografische contouren van de hand. Er is geen plaats voor een uitbreidingsautomatisme. We willen Turkije als belangrijke partner aan de zijde van de Europese Unie en zijn daarom voor een geprivilegieerd partnerschap als alternatief voor een volledig lidmaatschap. 3-209
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag-Eurlings over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding tot de Europese Unie gestemd. Ik sta namelijk achter het Europees perspectief van Turkije. De Turkse leiders moeten er echter voor zorgen dat de door hen aangegane verplichtingen op grond van onder meer de criteria van Kopenhagen, worden nageleefd en wel snel. Het Europees Parlement dringt er terecht op aan dat Turkije de Europese normen in de praktijk naleeft en wijst de druk van de hand die de as Washington-Londen uitoefent om gedaan te krijgen dat Turkije kortingen à la carte worden toegekend. Ik ben vooral voldaan over de verwerping van de amendementen die tot doel hadden de kwestie-Cyprus te bagatelliseren en over de aanneming van de door de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links ingediende amendementen waarin wordt gewezen op de noodzaak van een politieke oplossing voor het vraagstuk van de Koerden. De Turkse leiders moeten, via de toepassing van een concrete routekaart, de verplichtingen naleven die zij op zich hebben genomen. Het zou ondenkbaar zijn dat een land dat in de Unie opgenomen wil worden, de Europese beginselen niet in praktijk brengt. 3-210
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het debat over de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU zou transparant en duidelijk moeten zijn. Daarin mag van geen enkele kant chantage worden gepleegd. Daarom moet er nadrukkelijk op worden gewezen dat dit een open proces moet zijn waarin het eindresultaat niet bij
27/09/2006 voorbaat vaststaat. Bovendien moet van meet af aan worden erkend dat het er niet alleen om gaat dat Turkije aan een aantal criteria voldoet, zonder de welke toetreding onmogelijk zou zijn, maar dat de EU ook in staat moet zijn om Turkije te ontvangen en op te nemen. Anderzijds vind ik - zoals ik ook aan het begin van de onderhandelingsfase heb gesteld - dat onderhandelingen waarin de ene partij de andere niet geheel erkent, zoals het geval is met Turkije in relatie tot Cyprus en dus tot de hele EU, onderhandelingen zijn die op het verkeerde been vertrokken zijn en behept zijn met ernstige tekortkomingen. Tot slot levert dit proces ook grote kansen op voor de bevordering van de economische openstelling, de ontwikkeling, de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten in Turkije, en die kansen mogen niet verspild worden. Het slechtste resultaat van dit proces zou zijn indien er een diepe kloof zou ontstaan tussen Turkije en de EU. 3-211
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ja, ik heb uiteindelijk vóór dit verslag over de toetreding van Turkije gestemd. Wel met grote tegenzin, dat moet gezegd. We hebben de stemming binnen de Commissie buitenlandse zaken op tal van punten bevestigd: we betreuren het trage tempo van de hervormingen en maken gewag van de nog steeds bestaande tekortkomingen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid, de rechten van minderheden, de rechten van vrouwen en culturele rechten. We zijn zeer duidelijk over de kwestie-Cyprus. We benadrukken vooral dat de onderhandelingen weliswaar gericht zijn op toetreding, maar dat die geenszins bij voorbaat vaststaat. Tegen die achtergrond heb ik vóór de amendementen op de tekst van de rapporteur gestemd. Waarom dan dat grote ongenoegen? Vanwege de kwestie van de Armeense genocide, waarbij het Parlement volledig is teruggekomen op zijn eerdere stemmingen. Door toe te geven aan de druk van de socialisten en anderen heeft de plenaire vergadering zojuist een behoorlijke stap terug gedaan: wij eisen niet langer van Turkije dat het de Armeense genocide erkent, als voorwaarde voor de toetreding. Een onacceptabele draai, waar in mijn ogen een rampzalig signaal van uitgaat naar de onderhandelaars: het Parlement komt terug op zijn woorden, verliest zijn geheugen, en, erger nog, laat zijn eis tot herinnering varen. 3-212
Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta positief tegenover dit realistische verslag, hoewel ik wel vind dat het duidelijker had mogen zijn. In beginsel steun ik een mogelijke toetreding van Turkije mits het land serieuze hervormingen doorvoert en met zijn verleden in het reine komt. Naar mijn idee is dat tot nu toe nog niet gebeurd en wij moeten er dus voor zorgen dat de druk op
57 de ketel blijft. Wat de erkenning van de genocide in Armenië en met name de behandeling van de Koerden betreft, had het verslag compromislozer mogen zijn. In het algemeen steun ik de conclusies en feliciteer ik de rapporteur met een belangrijk stuk werk. 3-212-500 Marc Tarabella (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb besloten me te onthouden van de eindstemming over het initiatiefverslag van Camiel Eurlings over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding. Ik betwijfel namelijk of zo’n verslag wel opportuun en relevant is, zolang de Europese Commissie, die de voortgang van Turkije op de weg naar toetreding moet volgen, haar verslag nog niet heeft gepubliceerd. Alleen de Europese Commissie is bevoegd over deze voortgang te oordelen. Bovendien is het verslag-Eurlings in mijn ogen onevenwichtig. De inspanningen die dit verslag van Turkije verlangt op tal van onderwerpen, zoals de vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en de rechten van vrouwen, zijn uiteraard onontbeerlijk, maar de vorderingen van Turkije op het gebied van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten blijven in het verslag onderbelicht. Vanaf het moment dat Turkije kenbaar heeft gemaakt dat het wil toetreden, heeft het zijn best gedaan om aan de toetredingscriteria te voldoen; er moet zeker nog het nodige gebeuren, maar Turkije is op de goede weg. De tijdens de plenaire vergadering aangenomen amendementen, met name het PSE-amendement dat voorziet in het schrappen van de erkenning van de Armeense genocide als voorwaarde vooraf voor de toetreding, hebben het verslag-Eurlings iets evenwichtiger gemaakt. Toch heeft dit me niet volledig tevreden kunnen stellen 3-213
Geoffrey van Orden (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Ik onderken dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije vele jaren in beslag gaan nemen en dat er ingrijpende veranderingen nodig zullen zijn, maar desalniettemin zijn er veel elementen in het verslagEurlings waaraan ik mijn steun kan geven. Toch is het verslag overmatig negatief en zeer onevenwichtig, met name met betrekking tot de kwestie-Cyprus. Er wordt geen aandacht besteed aan de Turks-Cypriotische steun voor het plan-Annan of voor de nog niet ingeloste belofte van de EU om een einde te maken aan het isolement van Noord-Cyprus. Er wordt ook geen oproep gedaan aan de Republiek Cyprus voor een constructieve handreiking. Dat land bepaalt nu (volgens overweging B) het tempo waarin de toetredingsonderhandelingen met Turkije gaan verlopen. De belangen van Cyprus dringen zelfs tot in de NAVO door waar Turkije beschuldigd wordt van het veroorzaken van problemen (paragraaf 54). Daarnaast wordt de toekomstige uitbreiding van de EU specifiek gekoppeld aan een hernieuwde grondwetprocedure en daar ben ik faliekant op tegen. Dat zijn de redenen waarom ik mij van stemming heb onthouden. 3-214
58 Dominique Vlasto (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb besloten me van stemming over het verslag-Eurlings te onthouden, ook al is het een hard verslag. Zeker, het is een keerpunt in het bewustwordingsproces ten aanzien van de realiteit van de betrekkingen tussen de EU en Turkije, maar het blijft in die zin te eenzijdig dat het veronderstelt en, met het verwerpen van sommige amendementen, ook bevestigt dat de toetreding een doel op zich is. De onmiskenbare vertraging van de hervormingen in Turkije ondanks de opening van de toetredingsonderhandelingen door de Commissie zou juist de optie van een geprivilegieerd partnerschap dichterbij moeten brengen. Het feit dat de opening van die onderhandelingen de hervormingen niet heeft versneld, is verontrustend, en we zouden in onze reactie tot uiting moeten brengen dat we resultaten eisen in plaats van de indruk te wekken dat de toetreding toch wel zal doorgaan, wat er ook gebeurt. Daarom had erop gewezen moeten worden dat de normalisering van de betrekkingen met Cyprus een conditio sine qua non is voor een eventuele toetreding. Het is onacceptabel dat Turkije het protocol van Ankara, een juridische vorm van minimale erkenning die niet meer dan net aanvaardbaar is, nog altijd niet heeft geratificeerd en ten uitvoer heeft gelegd. Tot slot heb ik mijn steun gegeven aan het amendement over de erkenning van de Armeense genocide als conditio sine qua non voor de eventuele toetreding, aangezien het hier niet gaat om een symbolisch punt, maar om een morele plicht en een historische eis die door de Turkse autoriteiten vervuld moeten worden. 3-215
Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Turkije heeft nog een zeer lange weg te gaan voordat een lidmaatschap van de EU aan de orde is. Ik heb eerder tegen het starten van lidmaatschapsonderhandelingen met Turkije gestemd, omdat het nog heel lang op zich zal laten wachten voordat het EU-lidmaatschap zal zijn bereikt. Men kan een onderhandelingsproces niet twintig jaar lang laten voortduren. We dreigen dan te bezwijken voor de pressie om de eisen voor het lidmaatschap te verlichten. Het is belangrijk om duidelijke eisen aan Turkije te stellen. Er moet voldaan zijn aan de criteria van Kopenhagen voor mensenrechten. De soevereiniteit van Cyprus moet worden gerespecteerd. De genocide van 1915 op Armeniërs en Syriërs/Assyriërs moet worden erkend. Voordat het EU-lidmaatschap van Turkije aan de orde kan komen, moet er een wijziging in het stemgewicht van de lidstaten plaatsvinden, zodat niet een klein aantal lidstaten met veel inwoners de besluitvorming in de EU zal domineren. De financiële consequenties van een eventueel Turks lidmaatschap van de EU moeten nauwkeurig worden onderzocht. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het regionale beleid van de EU moeten worden
27/09/2006 hervormd voordat Turkije EU-lid kan worden. De begroting van de EU moet worden beperkt tot 1 procent van het gezamenlijke BNI van de lidstaten. Een eventueel Turks lidmaatschap mag niet inhouden dat dit plafond wordt overschreden. Het is belangrijk om vast te stellen dat het feit dat er onderhandelingen met Turkije zijn aangegaan, niet automatisch betekent dat Turkije lid wordt van de EU. 3-216
De Voorzitter. − Hiermee is dit onderdeel beëindigd. 3-217
Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen 3-218
(De vergadering wordt om 13.40 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) 3-219
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter 3-220
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 3-221
Situatie in Darfoer (debat) 3-222
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de situatie in Darfoer. 3-223
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie is bezorgd over de recente ontwikkelingen in Soedan, vooral over de zwakker wordende veiligheids- en humanitaire situatie in Darfoer. Het Finse voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, de heer Solana, werken nauw samen met de EU-partners en de internationale gemeenschap om gemeenschappelijke doelen te stellen voor samenwerking om duurzame vrede in Darfoer tot stand te brengen. Bovendien gaat de heer Pekka Haavisto, die in de zomer van 2005 werd benoemd tot speciale afgezant van de Europese Unie voor Soedan, door met het monitoren van de algemene situatie in Soedan en de coördinatie van acties van de Europese Unie en neemt als afgezant van de Europese Unie deel aan gesprekken met Soedan. Het Vredesakkoord van Darfoer, dat in mei werd ondertekend door de Soedanese regering en de rebellen van Minni Minnawi, de Soedanese Bevrijdingsbeweging (SLM), werd gezien als mogelijkheid voor vrede. Er werd verwacht dat het Vredesakkoord een eind zou maken aan het drie jaar durende conflict, dat bijna 300 000 dodelijke slachtoffers heeft geëist en meer dan twee miljoen mensen op de vlucht heeft gedreven. Vier maanden later verslechtert de veiligheids- en humanitaire situatie echter in hoog tempo. Vooral de
27/09/2006 laatste maanden is het aantal gewelddadige aanvallen op dorpen en vluchtelingenkampen, zowel in als buiten het land, toegenomen. De Soedanese regering heeft haar militaire aanwezigheid in Darfoer versterkt. Zowel de troepen van de Soedanese regering als de rebellen schenden de afspraken over een wapenstilstand. Door de verslechterde veiligheidssituatie is het aantal vluchtelingen en mensen die humanitaire hulp nodig hebben, gestegen. Tegelijkertijd wordt het steeds moeilijker humanitaire hulp op de plaats van bestemming te krijgen: de hulp bereikt slechts 50 procent van de mensen die hulp nodig hebben. De tenuitvoerlegging van het Vredesakkoord van Darfoer, waarin vrijwel geen vooruitgang is geboekt, heeft directe gevolgen voor het leven van ongeveer zes miljoen mensen uit Darfoer. De tenuitvoerlegging van het Vredesakkoord zou het voor vluchtelingen mogelijk maken terug te keren naar hun huizen en een normaal leven. Zij zou het mogelijk maken om landbouw te bedrijven, wat de voedselvoorziening zou verbeteren, om scholen en gezondheidszorg op te zetten en om de basisvoorwaarden voor het leven te waarborgen, om maar enkele voordelen te noemen. Dit is allemaal afhankelijk van een verbeterde veiligheidssituatie. Om te waarborgen dat het Vredesakkoord van Darfoer levensvatbaar is en wordt uitgevoerd, moeten de groeperingen die het akkoord niet hebben ondertekend bij het vredesproces worden betrokken. Om de veiligheidssituatie te kunnen verbeteren is het noodzakelijk dat de partijen in het conflict zich houden aan de afspraken over een wapenstilstand en dat die wapenstilstand wordt gecontroleerd. De Europese Unie heeft de partijen in het conflict herhaaldelijk opgeroepen zich te houden aan hun verplichtingen overeenkomstig het Vredesakkoord en het humanitaire wapenstilstandakkoord dat in 2004 in N'djamena is ondertekend. De Europese Unie en vooral haar speciale afgezant, de heer Haavisto, hebben zich ingezet om degenen die geen partij zijn bij het Vredesakkoord bij het vredesproces te betrekken en het Vredesakkoord van Darfoer te laten ondertekenen. De Europese Unie maakt zich zorgen om de effecten van het conflict van Darfoer op het vredesproces in Soedan als geheel. Het conflict in Darfoer heeft ernstige gevolgen voor de regionale stabiliteit in Oost-Afrika en de Hoorn van Afrika, vooral in Tsjaad en de CentraalAfrikaanse Republiek. Om het vredesproces in Darfoer te bevorderen, werd in 2004 de vredesondersteuningsmissie van de Afrikaanse Unie (AMIS) opgericht. De Europese Unie heeft AMIS van meet af aan gesteund via de Afrikaanse Vredesfaciliteit (APF). Al met al bedraagt de financiële steun van de Europese Unie aan de AMIS-operatie ongeveer 242 miljoen euro. Daarnaast geeft de Europese Unie steun in de vorm van materieel, logistiek, planning en personeel. De lidstaten hebben de operatie ook gesteund met grote bilaterale contributies.
59 AMIS, de eerste vredesmissie in de geschiedenis van de Afrikaanse Unie, heeft goed werk verricht in uiterst moeilijke omstandigheden. Haar capaciteit en middelen zijn echter ontoereikend voor de enorme uitdagingen in Darfoer. Ondanks de grote financiële steun van de Europese Unie heeft de operatie ook met ernstige financiële problemen te kampen. Wat dit betreft is het duidelijk dat de enige mogelijke en realistische oplossing voor vredeshandhaving in Darfoer een VNoperatie is. De Europese Unie staat volledig achter resolutie 1706 die de VN-Veiligheidsraad op 31 augustus aannam. Deze resolutie breidt het mandaat van de UNMISvredesoperatie in Zuid-Soedan uit naar Darfoer om daar het werk voort te zetten dat door AMIS is begonnen. De hoofdtaak van de VN-vredesoperatie is het ondersteunen van de uitvoering van het Vredesakkoord van Darfoer. De bescherming van burgers en het houden van toezicht op de wapenstilstand zullen wezenlijke elementen zijn in het mandaat van de operatie. Als grootste ondersteuner van AMIS is de Europese Unie zeer bezorgd over het feit dat de Soedanese regering de VN-operatie in Darfoer niet aanvaardt. De VN-operatie is noodzakelijk voor het verbeteren van de veiligheidssituatie in Darfoer en een duurzame tenuitvoerlegging van het Vredesakkoord. Darfoer kan echter niet in een veiligheidsvacuüm worden achtergelaten. Daarom staat de Europese Unie achter het besluit dat de Afrikaanse Unie op 20 september in New York heeft genomen om het mandaat van AMIS tot eind dit jaar te verlengen. De Europese Unie heeft zich verplicht AMIS ook na deze zogeheten overgangsfase te steunen. De Europese Unie eist nog steeds dat de Soedanese regering aanvaardt dat AMIS conform VNresolutie 1706 onder toezicht van de Verenigde Naties komt te staan. Meer dan eens heeft de Europese Unie haar zorg hierover geuit en de kwestie met de Soedanese regering besproken. Bovendien heeft de Europese Unie andere internationale actoren aangespoord actie te ondernemen om de Soedanese regering te overtuigen van het nut en de noodzaak van de VN-operatie voor het vredesproces in Darfoer en heel Soedan. Dit in ogenschouw genomen, brachten het Finse voorzitterschap, Hoge Vertegenwoordiger Solana, speciale afgezant Haavisto en de lidstaten deze zaak uitgebreid ter sprake op hun bijeenkomst tijdens de ministerweek op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. De Europese Unie maakt zich grote zorgen over de schendingen van de mensenrechten in Darfoer. Vooral vrouwen en kinderen zijn het slachtoffer van verkrachtingen en andere fysiek geweld. De Europese Unie steunt het werk van de Speciale Rapporteur voor de mensenrechten van de Verenigde Naties om verbetering te brengen in de mensenrechtensituatie. De Europese Unie heeft de Soedanese regering herhaaldelijk gewezen op haar verantwoordelijkheid voor de bescherming van haar burgers tegen alle vormen van geweld en voor de eerbiediging van de mensenrechten.
60 De Europese Unie is een van de belangrijkste hulpverleners bij de wederopbouw die na de burgeroorlog in Soedan moet plaatsvinden. Op de donorconferentie die in april 2005 in Oslo werd gehouden beloofden de Commissie en de lidstaten samen aanzienlijke steun voor het dekken van de directe behoeften en het beginnen met de wederopbouw. Wanneer het vredesproces in Darfoer serieus op gang is gekomen, is de Europese Unie ook bereid de wederopbouw van Darfoer te blijven steunen. De Europese Unie geeft ook aanzienlijke hoeveelheden humanitaire hulp aan Soedan en Darfoer. Het is belangrijk dat de Europese Unie een zichtbare en actieve rol speelt in Soedan en Darfoer. De situatie in Soedan en Darfoer is een van de meest cruciale kwesties met betrekking tot Afrika en het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid en zal tijdens het Finse voorzitterschap hoog op de agenda blijven staan. De situatie in Soedan en Darfoer zal op alle belangrijke conferenties en bijeenkomsten met derde partijen aan de orde worden gebracht, met inbegrip van ontmoetingen op hoog niveau. Als er geen actie wordt ondernomen, bestaat het gevaar dat Darfoer in een nieuwe spiraal van geweld terechtkomt en dat kunnen wij ons niet veroorloven. 3-224
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, zoals iedereen weet verkeren we wat Darfoer betreft op dit moment in een kritieke fase. De menselijke tragedie duurt onverminderd voort en verergert zelfs, met nog meer slachtoffers en lijden. Darfoer kan elk moment terugvallen in een totale oorlog, met onvoorzienbare en onberekenbare gevolgen voor de stabiliteit van het land en die van de regio. De vrede in het zuiden van Soedan kan in gevaar komen. Diverse buurlanden, zoals Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Oeganda, maar ook landen die wat verder weg liggen, zoals Somalië en de Republiek Congo, zouden hier de gevolgen van kunnen gaan ondervinden. Hoewel de crisis eigenlijk nu al niet meer erger kan, zien we toch nog kans om het ergste te voorkomen en vrede en stabiliteit terug te brengen. De Commissie vindt het besluit van de Afrikaanse Unie om haar mandaat tot en met 31 december te verlengen, positief. Hiermee kan een veiligheidsvacuüm in Darfoer worden voorkomen op een moment dat het geweld opnieuw losbarst en het door de vredesakkoorden van Abuja in gang gezette proces tot stilstand is gekomen. Wel betreuren wij dat de Soedanese regering nog niet akkoord is gegaan met resolutie 1706 van de Veiligheidsraad, waarin het kader voor de overdracht van militaire verantwoordelijkheden van de Afrikaanse Unie naar de Verenigde Naties is vastgelegd. Let wel, tot deze overdracht was al in maart van dit jaar besloten door de Afrikaanse Unie zelf. De overdracht wordt door
27/09/2006 de Commissie als essentieel beschouwd voor het herstellen van de vrede in Darfoer. Khartoem moet dan ook worden overtuigd van de noodzaak om hiermee akkoord te gaan. Vrede in Darfoer is alleen mogelijk met instemming van Khartoem, en zeker niet tegen de zin van Khartoem. Khartoem heeft deze overdracht van de hand gewezen als zijnde een westers complot. Ook de woorden zionistisch complot zijn gebezigd. Dit is nergens op gebaseerd. De internationale gemeenschap heeft geen agenda om inbreuk te maken op de soevereiniteit van Soedan of, erger nog, het regime in Soedan omver te werpen. Hieruit blijkt hoe urgent het is dat alle partijen weer snel met elkaar om de tafel gaan zitten en een zakelijke dialoog voeren over Darfoer en deze overdracht om de eventuele misverstanden op dit vlak uit de weg te ruimen. Dit alles is onderwerp van het lopende intensieve diplomatieke overleg waaraan de Commissie deelneemt. Ik wil er nogmaals op wijzen dat de doelstelling van de overdracht van verantwoordelijkheden van de Afrikaanse Unie naar de Verenigde Naties is om de veiligheid en stabiliteit in Darfoer te herstellen, de burgers te beschermen en humanitaire organisaties in staat te stellen hun werk te doen. We mogen niet vergeten dat er de afgelopen maanden dertien medewerkers van deze organisaties om het leven zijn gekomen. Deze overdracht is van essentieel belang om het vertrouwen tussen de strijdende partijen te herstellen en de weg vrij te maken voor een serieuze doorstart van het vredesakkoord van Abuja voor Darfoer, om partijen die dit akkoord nog niet hebben getekend hiertoe over te halen, om de concrete uitvoering van het akkoord te ondersteunen en om te voorkomen dat de structuur die is voortgekomen uit het Noord-Zuid-vredesakkoord, weer op de helling wordt gezet. Dit alles is ook in het belang van Khartoem. De gespierde taal die op dit moment wordt gebezigd en de verheviging van de strijd leiden nergens toe. De extremisten die denken dat ze iets te winnen hebben bij een logica van rampspoed en radicalisering, hebben het mis. Sterker nog, ze zitten er volledig naast. Die aanpak kan zich alleen maar tegen hen keren. De conclusies van de laatste Raad Algemene Zaken geven zowel aan de rebellen als Khartoem een even helder als krachtig signaal af dat ze hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Volgens de Commissie is de-escalatie nog steeds mogelijk en is er nog steeds ruimte om weer tot een echte dialoog te komen. Er moet dan wel snel actie worden ondernomen voordat die ruimte weer weg is. Met die instelling en met de bereidheid om te luisteren zullen voorzitter Barroso van de Europese Commissie en mijn collega commissaris Louis Michel binnenkort naar Khartoem afreizen voor een ontmoeting met president Bashir om het proces van overgang van de Afrikaanse Unie naar de Verenigde Naties vlot te trekken en het vredesproces van Abuja weer op gang te brengen. 3-225
27/09/2006 Michael Gahler, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de toestand van de mensen die erin zijn geslaagd om in Darfoer te overleven is wanhopig. Janjaweed-milities vallen nog steeds dorpen aan en verwoesten ze. Foltering, verkrachtingen en gedwongen rekrutering zijn aan de orde van de dag. Internationale hulporganisaties kunnen delen van Darfoer niet meer bereiken. De Soedanese regering zou verplicht moeten zijn om haar eigen bevolking te beschermen, maar haar bedoelingen zijn daaraan tegengesteld, en met haar jongste militair offensief schendt zij ook de vredesovereenkomst voor Darfoer. Ik vrees dan ook ten zeerste dat de regering haar vernietigings- en verdrijvingsstrategie vermoedelijk tot het bittere einde wil doorzetten In deze situatie is het absoluut noodzakelijk dat de internationale gemeenschap resolutie 1706 van de VNVeiligheidsraad ten uitvoer legt, waardoor een missie van 25 000 VN-soldaten kan worden gestuurd. De Afrikaanse Unie, die binnen haar mogelijkheden haar uiterste best heeft gedaan, is eveneens voorstander van de aflossing door de VN-troepen, maar het is natuurlijk van belang om de Afrikaanse Unie tot die tijd alle mogelijke steun te verlenen, zoals dat tot nu toe ook is gebeurd. Eerlijk gezegd is dit naar mijn mening niet meer dan de op één na beste oplossing, want de VNtroepen zouden er nu al moeten zijn. Een bijzondere verantwoordelijkheid rust niet alleen op de schouders van de leden van de Veiligheidsraad, maar ook, en vooral, op de schouders van de mogendheden met vetorecht. Zij dragen namelijk een wereldwijde verantwoordelijkheid en mogen zich niet alleen laten leiden door hun eigen nationale belangen. Wat dit betreft doe ik vooral een beroep op China, dat op 11 september samen met de EU heeft verklaard – en ik citeer nu in het Engels: 3-226
(EN) “Leaders emphasised that transition from EU to United Nation operations would be conducive to peace in Darfur.” (De leiders benadrukten dat het uitvoeren van de operaties onder VN-vlag in plaats van onder EUvlag bevorderlijk zou zijn voor de vrede in Darfoer.) 3-227
(DE) Wij roepen China daarom op om zijn invloed op Soedan te doen gelden, opdat onmiddellijk wordt toegestemd in stationering van VN-troepen in Darfoer. 3-228
Glenys Kinnock, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet helaas constateren dat zowel uit de verklaring van de Raad als uit die van de Commissie een zorgwekkende passiviteit spreekt. Er kan dan wel gezegd worden dat wij met generaal Bashir moeten samenwerken en hopen dat wij hem in de toekomst kunnen overtuigen, maar ik volg de situatie in Soedan nu al jaren en ik kan u zeggen dat dit zeker op dit moment geen reële optie is.
61 De toekomst van de mensen in Darfoer staat nu nog steeds net zo veel onder druk als vóór de overeenkomst om de AU-troepenmacht tot 30 september 2006 aldaar gestationeerd te houden. De regering in Khartoem legt tegenover niemand verantwoording af. De regering blijft hardnekkig weigeren om humanitaire hulp toe te staan voor ongeveer drie miljoen mensen in Darfoer. Wat gaat de internationale gemeenschap daaraan doen? U heeft niet gezegd wat u gaat doen om de regering in Khartoem ter verantwoording te roepen. Over drie maanden en wellicht zelfs nog eerder dient de troepenmacht van de VN inzetbaar te zijn omdat de AU zich dan zal terugtrekken. De verwarring over de toekomst van de Afrikaanse Unie is zeer ernstig: de Unie beschikt over te weinig geld, is overbelast en heeft grote moeite met het uitvoeren van haar taken. Daarom dient er zo snel mogelijk een VN-troepenmacht in dat land gestationeerd te worden. Die troepenmacht dient dan wel een uitgebreider mandaat te krijgen dan nu het geval is zodat de kwetsbare en getraumatiseerde mensen van Darfoer die op dit moment in een afschuwelijke situatie verkeren, ook daadwerkelijk beschermd kunnen worden. De Soedanezen hebben tot nu toe aan geen enkele deadline voldaan. Zij gaan gewoon door met hun genocidestrategie. Er is geen staakt-het-vuren meer zodat toezicht op de situatie onmogelijk is. Het is zinloos om over een vredesakkoord te praten: dat is verleden tijd. In 1994 na Rwanda hebben wij gezegd “dit mag nooit meer gebeuren”. Tenzij wij onze passiviteit laten varen en actie ondernemen, worden wij geconfronteerd met de eerste genocide van de 21e eeuw. U had het over de hoofdrolspelers. Er zijn inderdaad hoofdrolspelers, maar China, Rusland en de Arabische Liga dienen hierbij ook een rol te spelen. Dan mijn laatste belangrijke punt: u heeft niet gerefereerd aan de noodzaak van het opleggen van een no-fly zone. Wij hebben tot nu toe dertien VN-resoluties gehad en in elke resolutie werd om een no-fly zone gevraagd. Op geen enkel moment is er in uw verklaringen echter sprake geweest van een dergelijke zone. Wat gaat u doen, geachte Raad en geachte Commissie, om te zorgen dat de Antonov-vliegtuigen niet langer over de dorpen van Darfoer vliegen om hun bommen op de onschuldige burgers neer te laten dalen? Ik verzoek u dringend om serieus te overwegen om een dergelijk no-fly zone op te leggen. Is het geen optie om de Franse straaljagers die op dit moment in het naburige Tsjaad gestationeerd zijn, in te zetten voor de controle van het luchtruim om een einde te maken aan het terroriseren van de mensen in Darfoer door de Soedanezen? 3-229
Marielle De Sarnez, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Darfoer is nu al drie jaar slachtoffer van een vreselijke tragedie, die zich afspeelt onder de ogen van een onmachtige internationale gemeenschap.
62 Zoals u zei heeft het conflict aan 300 000 burgers het leven gekost. Binnen Darfoer zijn twee miljoen mensen op de vlucht geslagen, oftewel een derde van de bevolking; 200 000 zijn er naar Tsjaad gevlucht. Drie miljoen mensen zijn voor hun voeding volledig aangewezen op internationale hulp. Dagelijks worden er kinderen en gezinnen aangevallen, verjaagd en vermoord. De humanitaire crisis verergert. In het grootste deel van Darfoer wordt het humanitaire organisaties onmogelijk gemaakt om hulp te bieden aan circa 350 000 mensen die medicijnen en voedsel nodig hebben. Vanwege ondervoeding en het tekort aan water breidt de cholera- en hepatitis E-epidemie zich steeds verder uit in de kampen. Ook medewerkers van NGO’s worden het slachtoffer van dit conflict: de afgelopen twee maanden zijn twaalf van hen om het leven gekomen. Omdat het op 5 mei in Abuja ondertekende vredesakkoord tekortschiet, is er geen eind gekomen aan het geweld en zijn de gewelddadigheden juist weer opgelaaid. De gevechten en de slachtingen onder de bevolking zijn opnieuw begonnen. Sinds mei zijn er 100 000 mensen voor het geweld gevlucht. Er zijn weer duizenden soldaten van het Soedanese leger neergestreken in de regio, en de luchtbombardementen zijn hervat. Intussen proberen er meer dan twee miljoen mensen te overleven in kampen, omsingeld en regelmatig belaagd door hun vijanden. Elke maand worden er honderden vrouwen verkracht zodra ze maar een paar meter het kamp uitgaan om hout te zoeken voor een vuur waaraan ze zich kunnen warmen of waar ze wat te eten op kunnen bereiden. Het enige dat deze miljoenen mensen deden, was het land bewerken; dit elementaire recht wordt hun momenteel onthouden en ze moeten het doen met het bebouwen, voor zover mogelijk, van zo’n dertig, veertig vierkante meter rond de kampen, waarbij ze het risico lopen te worden aangevallen door dezelfde mensen die hun dorpen hebben verwoest. Allen zijn voor 100 procent aangewezen op internationale hulp, die niet echt overdadig is. Er zijn maanden waarin de voedselhulp de helft lager is, omdat er te weinig of geen subsidies zijn of omdat de donateurs verstek laten gaan. Beste collega’s, deze kampen zijn ware openluchtgevangenissen. Wij hebben niet het recht om nog langer onverschillig te blijven ten opzichte van wat er in Darfoer gebeurt. Europa heeft een humanitaire, politieke, morele verplichting: vrede brengen in dit deel van de wereld. De crisis in Darfoer kan niet met militaire middelen worden opgelost. Er moet zo spoedig mogelijk weer ruimte voor onderhandelingen komen en gewerkt worden aan een politiek akkoord dat kan rekenen op de volledige steun van alle betrokken partijen. Alleen als voldaan wordt aan deze conditio sine qua non, kan de bevolking van Darfoer het vredesproces steunen. Dit akkoord moet voorzien in de vertegenwoordiging van de inwoners van Darfoer op de verschillende overheidsniveaus, een echte
27/09/2006 garantie voor de ontwapening van de Janjaweed en een garantie voor de veilige terugkeer van twee miljoen ontheemden en 200 000 vluchtelingen naar hun land en dorpen. Wij eisen ook dat medewerkers van humanitaire organisaties een vrije en veilige toegang tot alle conflictgebieden wordt gegarandeerd, en roepen de Commissie en de Raad op de humanitaire hulp van de Europese Unie substantieel te verhogen. Verder eisen wij dat de Soedanese regering een eind maakt aan haar gewapend offensief en onmiddellijk akkoord gaat met het besluit van de Veiligheidsraad om een begin te maken met een VNvredeshandhavingsoperatie die een eind moet maken aan het geweld. Darfoer heeft Europa nu nodig. Wij hier in het Europees Parlement hebben niet het recht om hierbij verstek te laten gaan. 3-230
Marie-Hélène Aubert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, jammer genoeg zien we nu al een paar jaar een aaneenschakeling van resoluties en verklaringen over Darfoer, tevergeefs naar het zich laat aanzien. Zoals reeds gezegd duurt het machtsmisbruik voort, neemt het geweld weer hand over hand toe en zijn vrouwen en kinderen de voornaamste slachtoffers van deze misdaden en wreedheden. Deze situatie is volkomen onacceptabel. Een gevoel van onmacht of fatalisme lijkt post te vatten, maar het is onze plicht nu in actie te komen om daadwerkelijke vooruitgang ter plekke te boeken. Hoe langer het duurt, hoe meer de regering in Khartoem zich straffeloos waant en zichzelf kan voorhouden dat zij uiteindelijk haar doel zal bereiken door een hoge rug op te zetten en tijd te winnen. Als we tot actie willen overgaan, moeten we ons daarbij door drie prioriteiten laten leiden. Het allerurgentste is de toegang tot de vluchtelingen, omdat er op het moment dat ik dit zeg, inderdaad duizenden mensen honger lijden en gebukt gaan onder het geweld, en niemand deze mensen kan bereiken: aan deze situatie moet in de allereerste plaats een eind komen. Daarna is het de beurt aan de strijd tegen de straffeloosheid. Het is onverdraaglijk dat er uiteindelijk niets is gebeurd, alle verklaringen en het halfslachtig gedreig met sancties ten spijt. De criminelen en degenen die zich aanzienlijk verrijken, gaan verder alsof er niets aan de hand is en hier is nauwelijks iets aan gedaan. Verder moet uiteraard zo snel mogelijk een VNvredesmacht worden ingezet ter versterking van die van de Afrikaanse Unie, die ondanks alles een belangrijke rol speelt die behouden moet blijven.
27/09/2006 Ook is nu echt het moment daar om China en Rusland te vragen een positieve rol in dit geheel te spelen, hoewel algemeen bekend is dat China en Rusland misschien niet de ideale voorbeelden zijn waar het gaat om de eerbiediging van mensenrechten of van bevolkingsgroepen die in dergelijke conflicten verzeild raken. Bovendien moet tegelijkertijd worden opgeroepen tot een algemene dialoog, zoals de vorige spreekster al aangaf. Tot slot nog in het kort iets over de rol van olie in dit geheel. Laten we elkaar niet voor de gek houden. We weten heel goed dat olie conflicten aanwakkert, hebzucht losmaakt, wapenaankopen mogelijk maakt en ook blokkades meebrengt, met name van de kant van China, dat daar zeer grote belangen heeft, en van al diegenen, de grootmachten in het bijzonder, die op dit moment op steeds koortsachtiger wijze op zoek gaan naar oliebronnen die gemakkelijk toegankelijk zijn. We zullen deze problematiek van de toegang tot olie dan ook moeten inbedden in een veel breder kader, zowel Europees als internationaal. 3-231
Vittorio Agnoletto, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de humanitaire en politieke situatie in Darfoer verergert met de dag. Ook volgens de VN-coördinator voor humanitaire hulp, Jan Egeland, is de humanitaire situatie slechter dan in 2004: hele regio’s in Darfoer moeten het stellen zonder humanitair personeel, omdat de regering in Khartoem de internationale organisaties de toegang belet. De onderdrukking van de burgerbevolking door gewapende bendes die door de centrale regering van Soedan gefinancierd en gesteund worden, de beruchte Janjaweed, neemt zo langzamerhand de vormen aan van genocide. De internationale gemeenschap mag niet werkloos blijven toezien; de troepen die de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid gestuurd heeft om de burgerbevolking te beschermen, hebben feitelijk gefaald. Over het gebrek aan politieke en militaire geloofwaardigheid van deze missie is iedereen het inmiddels wel eens. Daarom zijn wij er voorstander van dat de Verenigde Naties ingrijpen conform resolutie 1706 van de VN-Veiligheidsraad, die de Soedanese regering halsstarrig blijft negeren. Het is noodzakelijk dat de vredestroepen die in resolutie 1706 worden voorgesteld, nu worden ingezet om honderdduizenden vrouwen, mannen en kinderen te beschermen die al te lang het slachtoffer zijn van de aanvallen van de Janjaweed – in eerdere VN-resoluties is al terecht opgeroepen tot ontmanteling van deze milities. Natuurlijk zou het nog beter zijn als de Soedanese regering de inzet van die VN-macht zou goedkeuren; ik vind ook dat de landen van de Arabische Liga Khartoem effectiever onder druk zouden moeten zetten – en ik hoop ook dat zij dat zullen doen – om gehoor te geven
63 aan de VN-resolutie. Tegelijkertijd is ieder Soedanees veto in de Verenigde Naties onaanvaardbaar: er staan honderdduizenden onschuldige levens op het spel en wij moeten iets voor hen doen. Zo niet, dan zal de hele geloofwaardigheid van de internationale gemeenschap ter discussie staan. Het is daarom noodzakelijk dat het humanitaire personeel van de VN in heel de regio Darfoer wordt toegelaten, anders kan niet op de vereiste manier humanitaire hulp worden geboden. Soedan moet weten dat zijn integratie in de internationale gemeenschap volledig afhangt van de mate waarin het samenwerkt met de Verenigde Naties. 3-232
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is in dit Parlement vanmiddag zeker sprake van overeenstemming over wat er met betrekking tot Darfoer zou moeten gebeuren. Er zijn al 300 000 mensen gedood en 2½ miljoen mensen hebben huis en haard moeten ontvluchten. Alleen al in de afgelopen maand zijn 50 000 mensen uit hun huizen verdreven. Dit is echt een humanitaire ramp van een kolossale omvang. De enige oplossing is het stationeren van een adequate VN-troepenmacht met een zeer duidelijk mandaat. Er is maar één manier waarop dat kan lukken en dat is middels een agressieve diplomatie. Hoe is het mogelijk dat wij er wel in slagen om in dertig dagen VN-troepen in Libanon in te zetten en zelfs toen was er nog kritiek dat die periode te lang was - maar dat er nu in het geval van Darfoer sprake is van een periode van drie jaar? De reden is dat we ons minder betrokken voelen bij dit probleem dan zou moeten. Mensen leggen de schuld bij de Soedanese regering, en terecht. De misdaden van die regering zijn door eerdere sprekers al beschreven dus ik zal daar niet verder op ingaan. Die regering verstopt zich - uit handelsmotieven - achter de regeringen van China, Rusland, India en Maleisië, die toegezegd hebben dat zij de Soedanese regering zullen beschermen en hun veto over eventuele sancties zullen uitspreken. Wij moeten druk op deze regeringen uitoefenen om te voorkomen dat dit gaat gebeuren. Zij en alle andere partijen moeten een bijdrage leveren om een eind te maken aan de afschuwelijke gebeurtenissen in Darfoer. Wij hebben in Darfoer een vredesmacht van minimaal 20 000 militairen nodig als wij hier een eind aan willen maken. De huidige troepenmacht van de Afrikaanse Unie bestaat maar uit 7 000 man en is slecht uitgerust. Als men bedenkt dat het gebied dat zij moeten bestrijken, ongeveer net zo groot is als Frankrijk, moge duidelijk zijn dat het voor hen onmogelijk is om dit effectief te controleren. Er is dan ook op zo kort mogelijke termijn een adequate VN-troepenmacht nodig met een duidelijk mandaat.
64 Soedan heeft heel snel een politieke oplossing nodig. De VN en de EU moeten handelend optreden. Wij moeten een einde maken aan die genocide en alles in het werk stellen om de vrede in deze regio te bevorderen. Wij hebben de situatie te lang op zijn beloop gelaten en dat is een absolute schande. Wij mogen niet toestaan dat de regering in Khartoem op deze manier straffeloos door kan blijven gaan. Die regering mag ook niet langer de mogelijkheid krijgen om zich te verbergen achter landen die toegezegd hebben dat zij een veto uit zullen spreken tegen acties tegen Soedan. Wij moeten nu handelend optreden en zorgen dat er een einde komt aan deze afschuwelijke situatie. 3-233
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat geen twijfel over dat de Darfoer-crisis het gevolg is van de arabisering die de regering doorvoert en van het feit dat zij bereid was de milities te bewapenen die deelnemen aan de burgeroorlog in Zuid-Soedan. Dit beleid had tot gevolg dat hele streken ontvolkt zijn en dat er, zoals in dit debat al is onderstreept, talloze doden zijn gevallen en miljoenen mensen zijn verdreven. Niettemin doet president Omar al-Bashir het af als een leugen dat Soedanese Arabieren aanvallen zouden hebben uitgevoerd op Soedanese zwarte Afrikanen. En mensenrechtenorganisaties die klagen over de toestand zouden er volgens Bashir alleen op uit zijn om meer donaties in de wacht te slepen. Soedan wil zijn burgeroorlog dus kennelijk liever ongestoord blijven voeren. Men is hooguit te porren voor een uitbreiding van het mandaat voor een vredesmissie van de Afrikaanse Unie. Ingewijden kenschetsen deze echter niet alleen als slecht uitgerust en weinig gemotiveerd, maar ook simpelweg als volledig overbelast. Een missie van VN-blauwhelmen, die veel succesvoller belooft te zijn, wordt van de hand gewezen als zijnde neokolonialistisch. Wellicht kan deze volkenmoord dus worden beëindigd als men het eens wordt over een islamitisch-Afrikaanse vredesmacht, een gemeenschappelijke interventie dus van de Afrikaanse Unie en de VN-troepen. 3-234
Simon Coveney (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in Darfoer is er nog steeds sprake van een humanitaire crisis. Sinds 2003 zijn hier meer dan een kwart miljoen onschuldige mensen vermoord en daarnaast zijn nog eens 2½ miljoen mensen ontheemd. Afgelopen maand heeft de Veiligheidsraad resolutie nr. 1706 aangenomen waarin opgeroepen wordt om een vredesmacht van 22 000 man in de regio te stationeren. De regering van Soedan blijft zich echter tegen een dergelijke troepenmacht verzetten en beschuldigt de VN van neo-kolonialistische maatregelen die genomen zijn onder invloed van Washington. Dat is natuurlijk onzin; de Soedanese regering bedrijft op deze manier alleen maar een politiek die ten koste gaat van mensenlevens.
27/09/2006 Het mandaat van de missie van de Afrikaanse Unie in Soedan is verlengd. Daardoor heeft de VN drie extra maanden om tot overeenstemming met de Soedanese regering te komen over de noodzaak van een multilaterale troepenmacht om de burgers te beschermen. In het voor de hand liggende scenario dat de Soedanese regering zich tegen VN-maatregelen blijft verzetten, dient de VN echter een harder standpunt in te nemen. Zo zou de VN bijvoorbeeld een militaire interventie kunnen overwegen op basis van hoofdstuk 7, dat de VN de bevoegdheid geeft om burgers te beschermen indien nationale autoriteiten zelf niet in staat zijn om hun bevolking te behoeden voor genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en/of misdaden tegen de menselijkheid. De Soedanese regering heeft geen enkele bereidheid getoond om mensen die in eigen land ontheemd zijn, te beschermen. Er zijn zelfs sterke aanwijzingen dat die regering aanvallen op vluchtelingenkampen ondersteunt en financiert. Op dit moment is de ondersteuning van de 7 000 man tellende troepenmacht van de AU van essentieel belang. De VN heeft inmiddels overeenstemming bereikt over steun qua logistiek en materiaal. Ook de Arabische Liga heeft nu eindelijk enige economische steun toegezegd en de EU dient op dit vlak eveneens een genereus gebaar te maken. De EU heeft de verantwoordelijkheid om te zorgen dat Darfoer een permanente prioriteit voor de VN wordt. Er dient meer druk op China en Rusland uitgeoefend te worden om een positievere rol in Soedan te spelen. Er zijn in Darfoer inmiddels meer burgers gedood dan in Irak en Afghanistan samen. Wij hebben allemaal bloed aan onze handen gezien de trage internationale reactie op de gebeurtenissen tot op heden. Dit is de hardste resolutie over Darfoer tot nu toe, maar wat wij echt nodig hebben, is actie. Ik hoop dat wij, als wij over één jaar terugkijken, niet nog eens 100 000 doden moeten betreuren. 3-235
Elena Valenciano Martínez-Orozco (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, op ditzelfde moment, terwijl we onze hoop nog steeds gevestigd willen houden, al weet ik niet of dat nog wel kan, op het vredesakkoord dat afgelopen mei is ondertekend, zijn we getuige van een verslechtering van de humanitaire situatie in de regio, die al door vele collega’s is beschreven. Het Europees Parlement spreekt zich opnieuw uit over de situatie in Darfoer, en wat mij persoonlijk betreft, ik voeg mijn stem bij die van de slachtoffers: de burgerbevolking, de vrouwen en kinderen van Darfoer. Sinds het gewapende conflict drie jaar geleden uitbrak, volgen de steeds wanhopiger klinkende oproepen van de internationale hulpverleningsorganisaties elkaar op. Het is volkomen tevergeefs geweest. De meer dan 50 000 doden, tweeënhalf miljoen binnenlandse ontheemden en 500 000 vluchtelingen vertellen beter dan wie ook het tragische verhaal van een regio in conflict.
27/09/2006 Mijn fractie heeft in haar ontwerpresolutie blijk gegeven van ernstige bezorgdheid over de schending van de rechten van kinderen en de algemeen voorkomende verkrachtingen van vrouwen als wapen in de oorlog. Helaas is dit niet overgenomen in de compromisresolutie, alsof het niet belangrijk is. De honderdduizenden gedode, verdwenen, seksueel misbruikte, ontvoerde, ontheemde, als soldaat gebruikte en vervolgens in de steek gelaten kinderen, die bovendien verstoken zijn van toegang tot humanitaire hulp, hebben allemaal een voor- en een achternaam. Wij hebben allemaal schuld, niet alleen de regering in Khartoem en de militairen en guerrillastrijders. De straffeloosheid is totaal, ondanks het feit dat Soedan het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Facultatief Protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten heeft geratificeerd. We beschikken ook over concrete gegevens waaruit blijkt dat in de afgelopen maand augustus meer dan tweehonderd vrouwen slachtoffer van seksueel geweld zijn geworden in één enkel kamp, iets waarvoor hulpverleningsorganisaties al hadden gewaarschuwd. Deze gegevens wijzen eens te meer op de helse neerwaartse spiraal waarin Darfoer is terechtgekomen en waarin de lichamen van vrouwen en kinderen weer eens het slagveld vormen dat door de soldaten en guerrillastrijders wordt uitgekozen om de strijd uit te vechten. In een ander vluchtelingenkamp, als we het toch hebben over zaken die op dit moment gebeuren, zijn vrouwen verkracht in plaats van beschermd en wordt het ze verboden om naar… (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-236
Fiona Hall (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de situatie in Darfoer is bijzonder ernstig. De regering van Soedan stuurt massaal troepen naar deze regio en de verlenging van het mandaat van de Afrikaanse Unie met drie maanden creëert slechts een adempauze. De mensen in Darfoer zijn voor hun zogeheten veiligheid op dit moment nog steeds uitsluitend afhankelijk van de Soedanese regering; er is geen enkele internationale bescherming. De afgevaardigden van dit Parlement die in 2004 Darfoer hebben bezocht, hebben met eigen ogen de volledig verwoeste huizen en de lege granaathulzen gezien. Dat was het enige wat er nog over was van een dorp dat in naam van de veiligheid door de Soedanese regering is gebombardeerd. Zelfs vorige week nog heeft een Antonov-vliegtuig van de Soedanese regering dorpen in het noorden van Darfoer gebombardeerd. Zonder een internationale troepenmacht in Darfoer loopt dit uit op een massaal bloedbad, ondanks alle beloften en toezeggingen van “dit nooit meer” na Rwanda.
65 Daarom is de aanwezigheid van VN-troepen, die nu op basis van resolutie nr. 1706 mogelijk is, van cruciaal belang. Daarnaast dient de internationale diplomatie de hoogste prioriteit te geven aan het overtuigen van Rusland en China dat Soedan geïsoleerd moet worden en dat de aanwezigheid van de VN in Darfoer onontbeerlijk is. De gezamenlijke verklaring van de EU en China van 11 september was bemoedigend, maar dient wel nog verder uitgewerkt te worden. Ik zou graag van de Raad willen weten hoe hij dat denkt te bewerkstelligen. De Afrikaanse Unie heeft al laten weten dat een overwegend Afrikaanse VN-troepenmacht in Darfoer een absolute noodzaak is. De humanitaire situatie verslechtert voortdurend en steeds meer locaties worden onbereikbaar voor ngo’s vanwege de huidige gevechten. Tegelijkertijd is het aantal mensen dat afhankelijk is van humanitaire hulp, opgelopen tot bijna drie miljoen. Deze maand zijn er meer dan dertig nieuwe gevallen van cholera gemeld. Zonder een echte vrede zijn de humanitaire inspanningen tot mislukken gedoemd en worden honderdduizenden mensen die hun huizen zijn ontvlucht, opnieuw met de dood geconfronteerd. 3-237
Angelika Beer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, ik hoef niet te herhalen wat zojuist is uiteengezet over de situatie in Darfoer met al haar huiveringwekkende wreedheid. Ik wil echter zeggen dat het voorzitterschap, de minister en ook commissaris Frattini mij met hun bijdragen allerminst hebben overtuigd. Als de dragers van de verantwoordelijkheid in de Europese Unie – en dat bent u namens de Raad en het voorzitterschap – niet eens vaststellen dat er op dit moment een volkenmoord plaatsvindt, en als u alleen praat over hoe wij aan de wederopbouw deelnemen als er eenmaal vrede is, enzovoorts, enzovoorts, dan vraag ik me af waarom u niet zegt waar het werkelijk om gaat. Allereerst gaat het erom dat de volkenmoord die op dit moment plaatsvindt, wordt beëindigd. Daarna kunnen we aan de gang met de wederopbouw. Wij dienen duidelijkheid te scheppen, ook binnen de Europese Unie. In de Veiligheidsraad zitten we met het dilemma dat China en Rusland dwarsliggen Daarom moet het vetorecht in de Veiligheidsraad ook worden afgeschaft. Geen land ter wereld mag het recht hebben om een veto uit te spreken zodat een volkenmoord kan voortduren. In de tweede plaats, en dat kunnen wij Europeanen doen, moeten wij duidelijk maken dat de zogenaamde soevereiniteit van de staat Soedan onder dergelijke tragische omstandigheden zonder meer onderhandelbaar is. De bescherming van het menselijk leven is het grootste goed, niet de vermeende soevereiniteit van een ondemocratische, wrede, falende staat.
66 Laten we eens terugdenken aan de debatten over het sturen van troepen naar Congo en daarna naar Libanon. Deze keer gaat het om 22 000 soldaten. Dan kan je niet gewoon zeggen: goed dat er een verlenging tot december is, en dan maar hopen dat er voor die tijd 22 000 soldaten zijn gevonden voor een VN-vredesmissie. Dat gaat niet werken. Dat zou betekenen dat wij tot december werkeloos toekijken bij de volkenmoord en er ons er dan pas weer mee bezighouden, zonder er al iets aan te hebben gedaan. Zo mag Europa zich niet opstellen. 3-238
Tobias Pflüger (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de situatie in de Soedanese provincie Darfoer is zonder meer verschrikkelijk. Mensen worden daar op wrede wijze verdreven. Jean Ziegler omschrijft het als een "gruwelijke tragedie", maar het is nogal makkelijk om te zeggen dat er dan gewoon, zoals in de VNresolutie staat, een vredesmacht moet worden gestuurd. U weet allemaal wat er in die VN-resolutie staat. Er staat namelijk dat de Soedanese regering er, zoals dat gebruikelijk is, toestemming voor moet geven. En dat doet de Soedanese regering niet. Dat wil zeggen dat er een politieke oplossing moet komen en niet moet worden geroepen om het sturen van troepen of om de voorbereiding daarvan, zoals dat binnen de NAVO gebeurt. De rol van de Europese Unie is werkelijk zoals Raad en Commissie deze beschreven. Het is erg goedkoop om te zeggen dat wij de troepen willen. Het probleem is dat er eenvoudigweg bepaalde basisregels zijn waaraan we ons hebben te houden. Deze basisregels houden in dat er toestemming van deze regering moet worden verkregen, en die toestemming is er niet. Ik wil nog eens naar voren halen wat de collega van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie zei, namelijk dat er met name in Zuid-Soedan heel concrete economische belangen op het spel staan die in dit conflict een wezenlijke rol spelen − het trefwoord olie is al gevallen. Niet alleen China heeft er economische belangen, maar ook Europese landen, zoals mijn eigen land, Duitsland, dat betrokken is bij de plannen om er een grote spoorlijn aan te leggen. De oproep om mensen te helpen klinkt prachtig. Daar sta ik ook achter, maar we moeten wel realistisch zijn en ook daadwerkelijk meer humanitaire hulp bieden. 3-239
Jana Hybášková (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, meneer de commissaris. Uit protest tegen uw en ons onvermogen zou ik het liefst helemaal niet het woord willen voeren. Maar goed, China heeft minerale grondstoffen nodig, olie, een afzetgebied, water en grond. Met lede ogen zijn we getuige van de Chinese kolonisering van Afrika. De Soedanese regering, partner of onderdeel van Al-Qaida, jarenlang beschermer van Osama, loyaal bondgenoot van Al-Tourabi, voert letterlijk een etnische zuivering door, en ze verkracht en bevrucht tienduizenden vrouwen, dit alles in het kader van het arabier-zijn en het lidmaatschap van de Liga van Arabische Staten. De Russen leveren de wapens. De missie van de Afrikaanse Unie is aan het eind van haar Latijn. Onze glorieuze Afrikaanse interventie kon twee
27/09/2006 miljoen vluchtelingen en een half miljoen doden niet voorkomen. Ik vraag de Raad en de Commissie welke maatregelen zij eigenlijk nemen voor onmiddellijke steunverlening aan een stevige VN-missie overeenkomstig hoofdstuk VII? Wat bent u van plan te doen om eindelijk eens een no-fly zone af te dwingen, iets waartoe al in dertien vruchteloze resoluties is opgeroepen? Wat gaat u doen om eindelijk een halt toe te roepen aan de straffeloosheid van al die verkrachters en moordenaars van een absoluut onschuldige burgerbevolking? Ik schaam me er diep voor dat ik als lid van de onderzoekscommissie van dit Parlement met een bezoek aan Darfoer en Abéché een deel van de verantwoordelijkheid op me heb genomen. Ik kan hier vandaag alleen maar wat uit m'n nek staan kletsen, sorry dat ik het zeg. Mijnheer de commissaris, kijkt u zelf eens in de ogen van een jonge vrouw met een baby'tje op haar arm, en vraag haar hoe dat kindje heet, en zij heeft daar dan geen antwoord op en zegt: "Ik weet het niet", omdat dat baby'tje de wrange vrucht is van een verkrachting. Hoe zou ú zich dan eigenlijk voelen? 3-240
Ana Gomes (PSE). - (PT) De regering van al-Bashir was de drijvende kracht achter de genocidestrategie tegen de bevolking van Darfoer. De EU mag wat dat betreft geen enkele illusie koesteren. De Commissie, de Raad en de Europese leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moeten zich stevig opstellen tegenover Soedan en VN-troepen naar het gebied van Darfoer sturen met een stevig mandaat op grond van Hoofdstuk VII van het Handvest. Dit is urgent en er is geen enkel excuus om nog langer te wachten. De Soedanese regering moet gestraft worden als zij de inspanningen van de internationale gemeenschap in Darfoer blijft dwarsbomen. Het is urgent dat bankrekeningen worden bevroren en een reisverbod wordt uitgevaardigd tegen leden van de Soedanese regering en tegen degenen die door het Internationaal Strafhof zijn geïdentificeerd als zijnde de aanstichters tot de wreedheden. Als China en Rusland tijd blijven rekken met betrekking tot het embargo tegen Khartoem, moet de EU samen met de Verenigde Staten een handelsembargo afkondigen, met name op wapens en aardolie, en alle financiële transacties van de Soedanese regering bevriezen. Militaire maatregelen zijn eveneens hoogst noodzakelijk. Een overvliegverbod boven het gebied van Darfoer kan gehandhaafd worden vanuit oostelijk Tsjaad en zal de Soedanese luchtmacht ervan moeten weerhouden de bevolking in Darfoer aan te vallen, wat, naar ik en andere leden van dit Parlement, met eigen ogen hebben kunnen zien, in de buurt van Al Fashir, in september 2004, is gebeurd. Er moet onmiddellijk een multinationale macht worden gestuurd naar oostelijk Tsjaad om de vluchtelingen te beschermen, de VN-macht in Darfoer voor te bereiden, de grens tussen Tsjaad en Soedan te controleren en de stabiliteit enigszins te herstellen in het gebied. De stabiliteit wordt ook bedreigd door de toegenomen
27/09/2006 spanning in Somalië wegens de Ethiopische interventie, die plaatsvond op instigatie van de regering-Bush en het rampzalige resultaat had dat de islamitische rechtbanken in Mogadishu werden versterkt. Tot slot mag de EU niet stilzwijgen over de rol van China, Rusland en de Arabische Liga, die steun geven aan de genocidestrategie van Khartoem. Sedert de VN het beginsel van de verantwoordelijkheid voor bescherming hebben verankerd, hebben Moskou, Beijing en de Arabische hoofdsteden schande over zichzelf uitgeroepen door te proberen de lessen van Rwanda, Bosnië en Congo onder het tapijt te vegen in het geval van Darfoer waar een moslimbevolking wordt afgeslacht door moslims. 3-241
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, toen in augustus de VN-coördinator voor humanitaire hulp, Jan Egeland, ons eraan herinnerde dat de situatie in Darfoer slechter was dan in 2004, herinnerde hij ons er ook aan, eens te meer, dat het allang tijd was om een oplossing te vinden voor deze situatie. De Verenigde Naties dringen er al tijden op aan dat er een VN-missie naar het gebied wordt gestuurd, dat is waar, maar het is ook waar, zoals is gezegd, dat het verzet van de Soedanese regering daartegen het sturen van zo’n missie een stuk moeilijker maakt. Het is echter onze plicht, zoals de International Crisis Group zo vaak gezegd heeft, om onze verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers te aanvaarden. We hebben een verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers en die mogen we niet verzaken. Er zijn drie zaken die gedaan kunnen worden met betrekking tot Darfoer: ten eerste het direct toepassen van sancties die rechtstreeks zijn gericht tegen iedere partij die op dat moment het staakt-het-vuren schendt of rechtstreeks humanitaire operaties aanvalt, en zoals ook specifiek gezegd is, en ik onderstreep dat, de burgerbevolking aanvalt, met name vrouwen. Ten tweede kan en moet de Afrikaanse Unie zich nog meer inzetten om te bereiken dat de verschillende partijen in ieder geval een deel van het vredesakkoord van Darfoer aanvaarden, maar daarvoor is ook de steun van de internationale partners nodig, waartoe ook de Europese Unie behoort. Als laatste, en dit is het allerbelangrijkste, moet de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voortmaken met de besprekingen over het sturen van een VN-macht naar het gebied overeenkomstig het duidelijke mandaat van hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties. Anders zal deze massaslachting moeilijk te stoppen zijn. 3-242
Filip Kaczmarek (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Darfoer is een humanitaire ramp. Omdat de crisis in deze tragische regio haar toppunt heeft bereikt, verdient die onze volledige aandacht en moeten we snel
67 actie ondernemen, zoals de heer Annan, secretaris-generaal van de VN, een paar dagen terug zei. Je kunt het hier moeilijk mee oneens zijn. De hele wereld weet dat er al sinds 2003 onophoudelijk een oorlog woedt in de regio, waarbij 300 000 mensen zijn omgekomen en meer dan 2,5 miljoen mensen zijn verjaagd. De afgelopen weken hebben hulpverleningsorganisaties in Soedan groot alarm geslagen. Drie miljoen mensen in Darfoer zijn aangewezen op internationale humanitaire hulp, die onder meer bestaat uit voedselhulp, medische hulp en onderdak. Door de escalatie van het conflict in de regio wordt het met de dag moeilijker om deze hulp te bieden. Sinds begin mei zijn er al twaalf medewerkers van internationale hulporganisaties om het leven gekomen in Darfoer, meer dan in de afgelopen twee jaar samen. Hoewel het de bedoeling is dat de Afrikaanse Unie tot eind dit jaar in het gebied blijft, is het duidelijk dat zij niet in haar eentje een eind aan de oorlog kan maken. We mogen niet vergeten dat de troepenmacht van de Afrikaanse Unie slechts 7 000 manschappen telt, slecht uitgerust is, te weinig geld heeft en een gebied moet bestrijken dat zo groot als Frankrijk is. Zelfs als er 4 000 soldaten zouden bijkomen, zou die troepenmacht nog niet in staat zijn de miljoenen burgers die in de regio worden aangevallen, bij te staan, de veiligheid van internationale organisaties te garanderen en vluchtelingen te beschermen. Er wordt momenteel nagedacht over meerdere oplossingen van het probleem, die uiteenlopen van het inzetten van VN-troepen in het gebied tot substantiële, logistieke en materiële VN-steun voor de Afrikaanse Unie en betrokkenheid van de NAVO om het conflict op te lossen. Eén ding staat voor mij als een paal boven water. De Afrikaanse landen en hun leiders moeten veel sterker bij het vinden van een oplossing voor dit nijpende probleem worden betrokken. Ze hebben ervaring met het gebied, zijn ermee vertrouwd en hebben daar intensieve contacten opgebouwd. We zouden onze Afrikaanse partners dan ook moeten aanmoedigen om nadrukkelijker mee te denken over een oplossing van dit conflict. 3-243
Marie-Arlette Carlotti (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, iedereen zegt: "Darfoer staat aan de rand van de afgrond". De partijen in het conflict gaan door met moorden en verkrachten. De burgerbevolking fungeert dag in dag uit als hun schietschijf. Hulpverleningsorganisaties worden tot vertrek gedwongen onder druk van intimidaties en zelfs moordpartijen, gezien de dertien doden van de afgelopen weken. Omdat het zich uitbreidt naar Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, vormt het conflict een bedreiging voor de hele subregio. Alles lijkt klaar voor de definitieve klap. Alles is klaar voor de slachting. De regering speelt een kat-en-muisspel met de internationale gemeenschap. Een tamelijk wreed spel,
68 dat dagelijks zijn tol eist in de vorm van honderden mensenlevens. De EU heeft sinds 2004 niet bepaald de hand op de knip gehouden, wat zeker heeft bijgedragen tot het voorkomen van een algeheel bloedbad. Op dit moment moet echter ook politiek gezien krachtiger stelling worden genomen. De prioriteit ligt bij het zo snel mogelijk sturen van een VN-vredesmacht op basis van resolutie 1706, die een mandaat krijgt om zo nodig geweld te gebruiken ter bescherming van de burgers. De bevolking moet echter snel, dat wil zeggen hier en nu, worden beschermd – door de Soedanese autoriteiten te dwingen hun huidige offensief te staken en het vredesakkoord uit te voeren in Darfoer; door het mandaat te versterken van en de materiële middelen te verschaffen aan de troepenmacht van de Afrikaanse Unie ter plaatse, die op dit moment inderdaad geen voldoende stevige buffer vormt ter bescherming van de burgerbevolking; door het onverwijld instellen, zoals al door mijn collega’s is opgemerkt, van het overvliegverbod op basis van VN-resolutie 1591. En, als het beroep op het gezond verstand geen soelaas biedt, door sancties: olie-embargo, internationaal arrestatiebevel, gerichte individuele sancties tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de wreedheden, met name de 51 personen die voorkomen op de lijst die is doorgegeven aan het Internationaal Strafhof. Beste collega’s, dit Parlement zal niet toestaan dat zich in stilte en vrijwel onder zijn ogen de eerste genocide van de 21e eeuw voltrekt. 3-244
Mario Mauro (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn interventie heeft tot doel de hypocrisie van de regering in Khartoem definitief te ontmaskeren. In 2000 heb ik samen met de leden van dit Parlement die zitting hebben in de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU een bezoek gebracht aan Soedan. Samen met mevrouw Kinnock was ik in de gelegenheid een gesprek te voeren met Ibn Al-Tourabi, die op dat moment in de gevangenis zat. Hij is een oude wapenbroeder van Omar al Bashir, een van de leidende figuren van het moslimfundamentalisme in Soedan en een van de mannen die ervoor zorgde dat Osama Bin Laden in Soedan een gastvrij onthaal kreeg.
27/09/2006 of we mogen bemiddelen tussen hypothetische partijen in deze kwestie: er zijn namelijk geen partijen, er wordt geen burgeroorlog gevoerd in Darfoer, er zijn alleen maar moordenaars en slachtoffers. Er zijn slechts moordenaars die onder één hoedje spelen met degenen in Khartoem die orders aan hen geven en hen gebruiken om een krankzinnige ideologie te verwezenlijken die niet meer zozeer dreigt te leiden tot genocide, als wel tot het bekrachtigen van een genocide die al sinds zeer lange tijd aan de gang is. Om die reden is het absoluut noodzakelijk dat de Europese instellingen zich, door urgente maatregelen te nemen zoals die welke mevrouw Carlotti zojuist beschreef, scharen aan de zijde van hen die begaan zijn met de levens van een hele generatie. 3-245
Karin Scheele (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de vredesovereenkomst voor Darfoer is in mei 2006 gesloten, en sindsdien is er geen enkele deadline in deze overeenkomst gehaald. Er wordt niet minder gevochten en de gewelddadigheden tegen de burgerbevolking gaan onverminderd voort of worden zelfs nog ernstiger. Systematisch verkrachten wordt nog steeds ingezet als oorlogswapen; de afgelopen drie maanden is het aantal verkrachtingen drastisch gestegen. De Soedanese regering blijft gekant tegen een VN-missie, die aanzienlijk meer middelen, troepen en bevoegdheden zou hebben dan de weinig effectieve vredesmissie van de Afrikaanse Unie. Dat de Afrikaanse vredesmissie is vergroot tot 11 000 politiekrachten en soldaten in WestSoedan valt toe te juichen, maar uit de aanhoudende collectieve steun van de Afrikaanse Unie voor een VNvredesmissie blijkt ook dat dit niet meer dan overgangsmaatregelen kunnen zijn. De Soedanese regering is blijkbaar al van plan om eigen troepen te sturen om de regio te beschermen. "Het vooruitzicht om binnenkort te worden 'beschermd' door dezelfde troepen die de mensen hebben mishandeld en uit hun huizen hebben verdreven, zorgt voor paniek onder de bevolking", zo waarschuwt Amnesty International. Hulporganisaties die actief zijn in deze regio vrezen dat zij hun activiteiten volledig moeten staken als het tot een confrontatie komt tussen de regeringstroepen en de afgescheiden rebellengroeperingen die het vredesverdrag van Abuja nog niet hebben ondertekend.
En hij is het die ons toen, in 2000, in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk heeft gemaakt wat de arabiseringsstrategie van de regering in Khartoem inhield: een strategie voor het arabiseren – en dit zeg ik met opzet zo, want het is geen strategie van islamisering, maar van arabisering – van een regio waarin volgens vele officiële documenten van de Soedanese regering de zogenaamde “apen van Darfoer” wonen, met andere woorden, de bevolking van Darfoer.
Daarom roepen wij de Soedanese regering op zich te houden aan hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties en de aanwezigheid te aanvaarden van een VN-vredesmissie in Darfoer, waartoe in resolutie 1706 van de Veiligheidsraad is besloten.
Welnu, als Europa zich daarvan rekenschap geeft, houdt dat vandaag opnieuw in dat we niet het spel van de regering in Khartoem moeten meespelen door te vragen
3-246
Soedan staat aan de rand van een catastrofe. Alles dient in het werk te worden gesteld om een nieuwe volkenmoord op het Afrikaanse continent te voorkomen. VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS Ondervoorzitter
27/09/2006 3-247
Patrick Gaubert (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, zoals twee Soedanese overlevenden mij zeiden moeten we het stilzwijgen zoals dat wordt beleefd door de slachtoffers van de genocide, doorbreken. Het is namens deze slachtoffers van de genocide in Darfoer, die zelf geen stem hebben, dat ik vandaag een smeekbede, een kreet van wanhoop tot u richt. Ik richt mij tot u als afgevaardigde, maar ook als voorzitter van een internationale NGO die zeer nauw betrokken is bij Darfoer. Ik behoor tot een generatie die heeft gezworen dat zich nooit meer een tweede Shoah zou voordoen. Ik herhaal "Nooit meer" en nu moeten we het er toch weer over hebben. Moeten bevolkingsgroepen eerst uitgeroeid zijn voordat we ze betreuren? Vanaf hoeveel doden gaan we ingrijpen? Is er een onderdrempel voor gedeporteerden die gehaald moet worden voordat er wordt ingegrepen? Eigenlijk geloof ik dat er slachtoffers zijn die het referentiegetal nooit zullen halen. Darfoer hoort daarbij. Kofi Annan heeft verklaard dat Darfoer de hel is. Maar het is de hel in een onvoorstelbaar kwadraat voor bevolkingsgroepen die worden gegeseld door moordzuchtige milities die betaald worden door een onwettige regering. Gaan wij wat een misdrijf op zich is, nog verergeren met het misdrijf van de onverschilligheid? Nee! De beulen moeten weten dat wij hen niet zullen loslaten, want we kunnen niet zeggen dat we het niet wisten. We weten het, maar doen niets. Europa heeft een grote rol te vervullen. Europa moet zijn ware gewicht in de schaal leggen, meer de aanval kiezen om de stopzetting van de gewelddadigheden en de slachtingen te eisen, om de inzet van blauwhelmen te eisen ter bescherming van de burgerbevolking in Darfoer. Dat is alleen haalbaar via een diplomatieke inspanning, een uiterst krachtige internationale mobilisatie. Het leger kan voor één keer op een positieve manier tussenbeide komen door tussen de moordenaars en de slachtoffers te gaan staan. We moeten de ontbinding van de milities eisen, we moeten eisen dat de humanitaire hulp zijn weg naar de mensen kan vinden. Laten we vaart maken, zoals een aantal collega’s vóór mij al heeft gezegd, want het gaat hier echt om de eerste genocide van de XXIe eeuw. 3-248
Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, collega’s, de oorlog in Libanon en het conflict in het Midden-Oosten hebben helaas alle aandacht van de wereld opgeëist en stonden in het middelpunt van het internationale nieuws, waardoor de tragische ontwikkelingen in Darfoer, met de humanitaire crisis, de genocide, de etnische zuivering en de oorlogsmisdaden in de schaduw kwamen te staan. Wij hebben weliswaar resolutie 1706 van de Veiligheidsraad van de VN, en wij vragen natuurlijk allen om de toepassing daarvan, maar, geachte collega’s,
69 voor de volledige toepassing van resolutie 1701 inzake Libanon kwam heel de internationale gemeenschap in het geweer. Vijf cijfers verderop, bij resolutie 1706, stuiten wij, als het om de toepassing gaat, helaas op internationale onverschilligheid en internationale schijnheiligheid. Bij deze grote humanitaire crisis wordt met twee maten gemeten, en dat ondermijnt uiteindelijk onze eigen gemeenschappelijke Europese waarden en beginselen. Ik geloof, mijnheer de commissaris, dat de Europese unie de morele, en niet alleen politieke en strategische verantwoordelijkheid heeft om initiatieven te ontplooien. Bureaucratische besluiten van de Raad volstaan niet. Op 20 oktober vindt er een topconferentie plaats: zorgt u ervoor dat de Europese Unie een initiatief neemt in de Veiligheidsraad en dat alle leden van de Veiligheidsraad een gemeenschappelijk standpunt innemen met betrekking tot de oplossing van het probleem en de toepassing van resolutie 1706. De oprechtheid gebiedt ons bovendien om te zeggen dat er ook initiatieven moeten worden ontplooid in de richting van China. China is een van de landen die verantwoordelijk zijn voor het voortduren van de impasse, van deze crisis. Eenzelfde verantwoordelijkheid komt de Arabische Liga toe. Neemt u daarom initiatieven in de richting van de Arabische Liga, de Islamitische Conferentie, China, Rusland en ook in de richting van de Verenigde Staten. De halfhartige verklaringen van de heer Bush of het Congres van de Verenigde Staten volstaan niet. En, mijnheer de Voorzitter, het acquis van het volkenrecht met betrekking tot het recht op interventie in de wereld als mensenrechten worden geschonden, moet eindelijk worden toegepast. 3-249
Józef Pinior (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wij allen zijn getuige geweest van de misdaden tegen de menselijkheid die de afgelopen drie jaar op Soedanese bodem zijn begaan, misdaden als genocide, oorlogsmisdaden en etnische zuivering. Terwijl we machteloos toekijken vanuit onze ivoren torens, verzuimt de Soedanese regering de basistaak van elke staat te vervullen, namelijk de veiligheid van de bevolking van een bepaald gebied garanderen. Al wat wij doen vanuit Brussel en Straatsburg is staren naar de gebeurtenissen in Soedan, en dat terwijl de Europese Unie is voortgekomen uit een politiek en moreel protest tegen dit soort misdaden. Bij elke nieuwe uitbreiding klonk hetzelfde klaroengeschal: nooit, nooit meer zullen we deze misdaden tegen de menselijkheid laten gebeuren, nooit meer zullen we etnische zuivering toestaan, nooit meer zullen we genocide tolereren! In de verklaringen die vertegenwoordigers van de Europese Unie vandaag hebben afgelegd, heb ik niet een zodanige mate van betrokkenheid bespeurd dat overduidelijk is dat de Europese Unie nu wèl alles doet wat in haar vermogen ligt om een eind te maken aan de wijdverbreide slachtpartijen in Soedan. Welke stappen zouden gezet moeten worden? In de komende weken zou de Unie met name effectief druk op de regering in Khartoem moeten uitoefenen om ervoor te zorgen dat zij
70 akkoord gaat met de inzet van een VN-vredesmacht op Soedanees grondgebied. Mocht dit niet lukken, en mocht de regering in Khartoem vasthouden aan haar weigering om de aanwezigheid van een VN-vredesmacht op haar grondgebied te dulden, dan is de versterking van de logistieke en materiële ondersteuning van de missie van de Afrikaanse Unie in Soedan de eerst aangewezen weg. Mocht ook dat geen enkel soelaas bieden, dan moet wellicht de hulp van NAVO-troepen worden ingeroepen om te bewerkstelligen dat de militaire missie van de Afrikaanse Unie de vrede en veiligheid in heel Soedan kan waarborgen. 3-250
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit is een zeer levendig en uitstekend debat. Ik kan u verzekeren dat de Raad absoluut niet onverschillig staat tegenover de situatie in Soedan en Darfoer. Wij zijn het er allemaal over eens dat de ontwikkeling van de situatie zeer zorgwekkend is en wij moeten nu en in de toekomst al het mogelijke doen om de veiligheids- en humanitaire situatie in Darfoer te verbeteren. Wij doen voortdurend al het mogelijke of in ieder geval zeer veel. Wij onderhouden actieve diplomatieke contacten met de verschillende partijen en derde landen om zo groot mogelijke steun te verkrijgen voor de VN-resolutie en de uitvoering ervan en om de druk op de Soedanese regering te kunnen vergroten. Speciale afgezant Haavisto speelt in Soedan een belangrijke rol bij het waarborgen dat alle partijen ter plaatse zich aan dit vredesproces verbinden, want anders kan er geen duurzame vrede worden bereikt. Het is heel belangrijk en een positief teken dat de Afrikaanse Unie met haar eigen AMIS-operatie heeft aangetoond zich nauw betrokken te voelen bij het oplossen van deze crisis. Die betrokkenheid heeft de steun van de Europese Unie en zal die behouden. De Europese Unie verleent concrete steun aan de AMISoperatie in de vorm van logistiek, materieel, planning en gelijksoortige activiteiten. De Afrikaanse Unie heeft besloten haar vredesondersteuningsmissie (AMIS) aan te vullen met 4 000 personen, wat betekent dat er in totaal 11 000 soldaten in de regio gelegerd zullen zijn. De makkelijkste manier om de VN-missie in de regio bij de Soedanese regering aanvaard te krijgen, is de missie samen te stellen uit Afrikaanse en Aziatische troepen. Wij moeten ook beseffen dat de buurlanden in de regio een belangrijke rol spelen bij grenskwesties en vluchtelingenproblemen. De mensenrechtensituatie in de regio is zeer zorgwekkend, zoals in dit debat is gezegd. De Europese Unie heeft de mensenrechtenkwesties naar voren gebracht door ze op de agenda te zetten van de VN-Raad voor de rechten van de mens die deze nu behandelt. Wat de genocide betreft, en vooral het gebruik van dit woord, moeten wij beseffen dat het Internationaal Strafhof dit momenteel onderzoekt en dat de Europese Unie zijn werk steunt.
27/09/2006 Er is niet slechts één oplossing voor Darfoer en Soedan. Het is echter zeer belangrijk dat wij alle mogelijkheden benutten om op doeltreffende, uitvoerige en gecoördineerde wijze en in goede samenwerking vooruitgang te boeken. 3-251
Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben het volkomen eens met de conclusies van minister Lehtomäki, die het voorzitterschap vertegenwoordigt. Ik denk dat niemand in deze vergaderzaal twijfelt aan de rampzalige omvang van de tragedie die zich in Darfoer afspeelt en dat het zelfs geen twijfel kan lijden dat het hier in essentie om een echte genocide gaat. Het debat van vandaag raakt echter aan een politiek probleem van veel meer algemene aard dat voor dit Parlement en de instellingen van de Europese Unie van buitengewoon belang is, namelijk de rol van de Europese Unie als partij die de grondrechten buiten haar eigen grenzen bevordert en verdedigt. Wij hebben ons al vele malen afgevraagd of de Europese Unie degene moet en kan zijn die in de wereld opkomt voor de grondrechten, allereerst op het gebied van de menselijke waardigheid, en de menselijke waardigheid wordt volledig met voeten getreden in de tragedie in Darfoer. Ik denk dat de EU die rol op zich kan en moet nemen. Willen we dat doen, dan moet echter het grote politieke debat gevoerd worden hoe Europa deze waarden buiten haar eigen grenzen kan bevorderen en verdedigen wanneer het te maken heeft met gesprekspartners als de Soedanese regering, die het fundamentalisme en de steeds hardere en steeds gruwelijkere excessen van de milities gedoogt en zelfs aanmoedigt. Welnu, velen van u hebben ronduit gezegd: “Laten we erheen gaan met soldaten en wapens, laten we artikel 7 toepassen, laten we een militaire macht sturen die met geweld een einde maakt aan deze rampzalige situatie.” Ik ben mij er zeer wel van bewust dat dit een van de mogelijkheden is waarin de internationale verdragen voorzien, maar ik vraag mij het volgende af. Wij Europeanen hebben het er vaak over dat juist bij het bevorderen van de mensenrechten in de wereld het beginsel van toe-eigening van de eigen ontwikkeling, gewaarborgd moet worden, het zogeheten ownershipbeginsel. Met andere woorden: wij mogen niet hier in Straatsburg of in Brussel voor een ander land of continent bepalen welke koers de juiste is en die koers vervolgens aan dat land of continent opleggen. We moeten samenwerken met de lokale instellingen en naar mijn mening is de eerst aangewezen partij waarmee we moeten samenwerken de Afrikaanse Unie; haar rol moet versterkt worden en we moeten ervoor zorgen dat zij concrete hulp ontvangt. Het moet niet zo zijn dat zij geconfronteerd wordt met een Europa dat zich het ene moment afzijdig houdt en het volgende moment plotseling met soldaten en wapens aan komt zetten en een rol op zich neemt waaraan juist de Afrikaanse Unie
27/09/2006 sterker invulling moet geven en die zij verder moet uitbouwen. Dat is de eerste stap, zoals de fungerend voorzitter van de Raad zojuist al gezegd heeft, en de volgende stap op die weg zal bestaan uit logistieke hulp ter plaatse: dat is iets wat wij, de Europese Unie en haar instellingen, kunnen doen, en de Europese Commissie kan ook in economisch opzicht hulp bieden. Hoe kan gegarandeerd worden dat de humanitaire hulpgoederen ook echt hun bestemming bereiken, namelijk de bevolking die ontbering lijdt en de medewerkers van ngo’s ter plaatse die met gevaar voor eigen leven hun werk doen? Logistieke hulp ter plaatse is dus een ander terrein waarop wij als Europese Unie het verschil kunnen maken. De derde stap, en deze wordt door sommigen echt te weinig in aanmerking genomen, is de vraag op welke manier we kunnen samenwerken met de Arabische Liga. Geachte afgevaardigden, in veel delen van de wereld worden we geconfronteerd met de gevoeligheden van islamitische of Arabische landen. In sommige gevallen zijn deze landen onze solide bondgenoten, bijvoorbeeld in de strijd tegen het terrorisme, en in andere gevallen leggen ze een zo nadrukkelijke gevoeligheid aan de dag dat het raadzaam is overeenstemming met hen te bereiken alvorens in te grijpen. Wat is het verschil tussen Darfoer en Libanon? Het verschil is dat in Libanon een overeenkomst gesloten is en dat de soldaten daarheen gegaan zijn als vredestroepen omdat de Libanese regering en de Israëlische regering daar allebei mee akkoord zijn gegaan. De regering van Soedan, daarentegen, blijft haar toestemming weigeren. Denkt u dat het mogelijk is unilateraal in te grijpen als er geen beslissende rol voor de Arabische Liga is weggelegd? Denkt u niet dat we met een dergelijk optreden, zonder een krachtige rol voor de Arabische Liga, een uiterst negatief signaal zouden afgeven aan die enorme bevolking, die helaas de meest fundamentalistische denkbeelden koesteren, en dat we daarmee de extremisten en fundamentalisten in de kaart zouden spelen? Die zouden we zo immers nóg een argument geven dat ze in hun propaganda kunnen gebruiken. De derde stap is dus samenwerking met de Arabische Liga. Wij moedigen de Arabische Liga momenteel aan zich te distantiëren van de regering van Soedan en zijn steun en instemming in te trekken. Dit gebeurt zoals u weet al ten dele, maar wij moeten nog meer inspanningen in die richting verrichten. Er is nog een ander onderwerp dat iemand heeft aangesneden: wat als de regering in Khartoem geen gehoor geeft aan de oproepen van de internationale gemeenschap? Ik ben altijd van mening geweest dat militair ingrijpen een laatste redmiddel is, zelfs als ingrijpen op humanitaire gronden gerechtvaardigd is volgens artikel 7 van het Verdrag.
71 Er zijn enkele middenwegen die we kunnen bewandelen en ik heb in dit verband iemand de no-fly zone horen noemen: dat is een maatregel die we zouden kunnen onderzoeken, aannemen en voorstellen. U weet dat als wij de VN-Veiligheidsraad een maatregel op grond van artikel 7 zouden voorstellen, China waarschijnlijk, of we het nu leuk vinden of niet, zijn veto zou uitspreken en er dus niets zou gebeuren. Ik vraag mij dan ook af of het niet beter is te werken aan een initiatief dat het probleem dan misschien wel niet oplost, maar wel nuttig is, zoals het verhinderen dat er vliegtuigen over het gebied kunnen vliegen. Het zijn immers die vliegtuigen die de dood met zich meebrengen, waarmee bombardementen worden uitgevoerd en slachtoffers worden gemaakt. Dat is een andere concrete mogelijkheid. Tot slot nog twee opmerkingen. Ten eerste: voorzitter Barroso en mijn collega Louis Michel gaan naar Khartoem. Zij zullen de hoogste autoriteiten van de Soedanese regering de krachtige boodschap overbrengen dat de Europese Unie van plan is stevige maatregelen te nemen in diplomatieke zin, maar ook ter plaatse hulp te bieden aan de mensen die in nood zijn. Er zal ook gewezen worden op het isolement waarin Soedan terecht zou komen als het de oren blijft sluiten voor de internationale gemeenschap, en dat isolement zou vooral desastreus zijn voor Soedan zelf. Het is niet in het belang van Khartoem geïsoleerd te zijn van de rest van de internationale gemeenschap en daarmee, dames en heren, valt het excuus weg dat president Bashir gebruikt voor zijn negatieve opstelling. Een ander zeer belangrijk punt dat de Commissie aan de orde zal stellen, is de rol van vrouwen en kinderen. Hier in Europa hebben we het daar vaak over. We maken ons zorgen over de slachtoffers van mensenhandel en gedwongen prostitutie. We hebben zelfs een Europese routekaart voor de rechten van kinderen opgesteld. Het behoeft geen betoog dat we niet de ogen mogen sluiten voor de rechten van vrouwen en kinderen buiten Europa in een zo dramatisch geval als Darfoer. Persoonlijk hoop ik daarom dat dit Parlement een vastberaden standpunt zal innemen met zijn maatregelen inzake Darfoer, juist om vrouwen en kinderen, die zoals altijd de meest kwetsbare slachtoffers zijn, speciale bescherming te bieden. 3-251-001
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat zijn zes ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement1. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag, om 12.00 uur plaats. 3-252
Economische en handelsbetrekkingen van de EU met India (debat) 1
Zie notulen.
72 3-252-001
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0256/2006) van Sajjad Karim, namens de Commissie internationale handel, over de economische en handelsbetrekkingen van de Europese Unie met India [2006/2034(INI)]. 3-253
Sajjad Karim (ALDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, aangezien het geopolitieke centrum van de zwaartekracht in de 21e eeuw naar Azië verschuift, kijk je naar de toekomst als je naar India kijkt. Gezien de omvang en complexiteit van het land, blijft de stabiele en levendige Indiase samenleving een monumentale prestatie. Dankzij het voortdurende streven naar democratie, pluralisme en het in acht nemen van de beginselen van de rechtstaat in India zijn de handelsbetrekkingen met dat land stabiel. Voor een land dat bijna 20 procent van de wereldbevolking telt, is India echter slechts verantwoordelijk voor 2 procent van de wereldhandel. De EU is de grootste handelspartner van India en de belangrijkste bron van buitenlandse investeringen. De EU is dan ook graag bereid om India te ondersteunen bij het plukken van de vruchten van de liberalisering. Vanwege onze gedeelde geschiedenis en het streven naar een seculiere regering en pluralisme op religieus gebied, zijn de EU en India natuurlijke partners. Wij zijn weliswaar in juni 2004 al strategische partners geworden, maar daarna heeft het nog een jaar geduurd voordat er overeenstemming over een gemeenschappelijk actieplan kon worden bereikt. Zelfs nu nog heeft de Commissie geen bevoegdheid om de activiteiten van de groepen op hoog niveau voor de handel om te zetten in een akkoord. In de tussentijd is president Bush er wel in geslaagd om een, eerlijk gezegd, zorgwekkend nucleair akkoord tussen de VS en India te sluiten. De commissaris beweert weliswaar dat India het land van zijn voorkeur is - en uiteraard doel ik dan op commissaris Mandelson - maar voedt tegelijkertijd de obsessie van de EU voor China. India brengt evenveel, zij het verschillende uitdagingen voor de EU met zich mee. De Commissie dient er bij het opstellen van haar nieuwe strategie, in overleg met de betrokken partijen, voor te zorgen dat die strategie parallel loopt met het overleg zoals dat met China is gevoerd. De Doha-ronde blijft het belangrijkste mechanisme voor het creëren van een rechtvaardige globalisering. Het multilaterale handelsstelsel is de meest eerlijke en effectieve manier voor het uitbreiden en controleren van de handel. Door dit stelsel kunnen de zwakke landen beschermd worden, zodat zij niet gebruikt en misbruikt worden in het unilaterale gedrang op weg naar dominante handelsposities. Een Doha-akkoord sluit bilaterale WTO-plus-regelingen echter niet uit. De enige manier waarop de EU een begin kan maken met het uitvoeren van de mondiale concurrentieagenda van de
27/09/2006 toekomst, is door meer open te staan voor partnerschappen die verder gaan dan hetgeen mogelijk is op basis van WTO-akkoorden met de kleinste gemeenschappelijke noemer. In de nieuwe mondiale Europese strategie dient een vrije handelsovereenkomst met India een centrale plaats in te nemen. Dit Parlement dient de commissaris voor de volle 100 procent te steunen als hij bij de Raad zijn zaak bepleit voor een onderhandelingsmandaat om bilaterale vrijhandelsovereenkomsten te sluiten, markten aan te boren en eerlijkere handelsvoorwaarden te waarborgen in nieuwe groeigebieden in Azië. India dient eenzelfde vastbeslotenheid te tonen en zijn beloften in verband met Helsinki na te komen. India heeft aangetoond dat het zeer goed in staat is om op slimme wijze met mondiale spelers te onderhandelen om het eigen concurrentievermogen een grote impuls te geven. Het is nu tijd voor een overeenkomst met de meest voor de hand liggende partner. Wij moeten deadlines stellen om de gemeenschappelijke ambities te kunnen verwezenlijken op die gebieden die bepalend zijn voor de ontwikkelingen in de 21e eeuw: bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, open markten voor diensten en investeringen en effectieve instrumenten voor de handelsbescherming. Geen enkele strategie voor economische groei is compleet zonder een aanpak van de almaar toenemende problemen als gevolg van de klimaatverandering. De gevolgen van de groei in Azië voor de energievoorziening zijn overweldigend. De groei van India in de toekomst is afhankelijk van het vermogen om aan een stijgende energievraag te voldoen. Door ernstige tekorten en een te grote afhankelijkheid van olie en kolen stijgen de kosten en de vervuiling. De inspanningen om nucleaire energie te ontwikkelen zijn symptomatisch voor deze crisis. Zelfs als India erin zou slagen om nucleaire energie te ontwikkelen, zou daarmee slechts in 2 procent van de totale energiebehoefte kunnen worden voorzien. Dit zou tegelijkertijd ook een stap terug vormen ten opzichte van de verbintenissen van Gleneagles om de klimaatverandering tot staan te brengen en energiebesparingen te bevorderen. Zowel India als de EU hebben een lange traditie in het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energie. India beschikt over de op drie na grootse windkrachtsector ter wereld, heeft digereerovens voor biogas en zonnecellen ontwikkeld en steun gegeven aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie in Azië. India en de EU moeten samen blijven werken aan het vormgeven van de mondiale energiearchitectuur via het ontwikkelen van innovatieve en duurzame energievormen, waarbij tegelijkertijd aan de maatstaven inzake klimaatverandering moet worden voldaan. De economische groei in India stijgt sterk met 8 procent per jaar en zal naar verwachting het komende decennium zelfs verdubbelen. De lijst met rijke mensen wordt aangevoerd door de “dotcom-geldschieters” die hun
27/09/2006 investeringen te gelde maken nu India uitgroeit tot het mondiale centrum voor ICT-ontwikkeling. De Indiase economie blijft echter een vat vol tegenstrijdigheden. Door de ongelijke verdeling van de voordelen van de mondialisering moeten bijna vier miljoen mensen rond zien te komen met minder dan één dollar per dag. De EU dient ervoor te zorgen dat de voordelen van onze handelsbetrekkingen gedeeld worden met de Indiërs met álle Indiërs. De internationale handel kan een krachtige motor van economische groei en armoedebestrijding zijn, maar het is geen wondermiddel. Om de armoede van mensen te beëindigen, dienen de handelshervormingen in India en het ontwikkelingsbeleid elkaar aan te vullen. De infrastructuur in India is niet bevorderlijk voor een onderlinge afstemming van het externe en interne beleid omdat deze enerzijds de kenmerken van een ontwikkelingsland vertoont terwijl anderzijds de kantoren van grote ondernemingen de skyline van Mumbai en Bangalore domineren. De investeringen moeten dan ook op de plattelandsgebieden geconcentreerd worden met het oog op een betere watervoorziening en hygiëne, een verbetering van de vervoersnetten en het verhogen van de kwaliteit van de output van het elektriciteitsnet. India heeft zich aangesloten bij de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en het eigen vijfjarenplan van India overtreft de verwachtingen van de VN. Er blijft echter sprake van een toenemende bezorgdheid nu India waarschijnlijk vier van de acht millenniumdoelstellingen niet zal halen. Bovendien blijft er grote bezorgdheid bestaan over de kinderarbeid en de negatieve invloed die de verspreiding van HIV/aids op de vooruitgang van India zou kunnen hebben. Handelsbetrekkingen kunnen niet los worden gezien van mensenrechten en ontwikkelingskwesties. Wij hebben een verplichting ten opzichte van India om die trend om te buigen. De steun van de EU dient dan ook besteed te worden aan regio’s met een achterstand en met ondervertegenwoordigde maatschappelijke groepen. De inspanningen voor het opbouwen van capaciteit moeten worden geconcentreerd op de armste deelstaten, zodat zij de middelen doeltreffend kunnen gebruiken. Buitenlandse investeringen dienen te voorzien in middelen voor het onderwijs en de gezondheid op het platteland. Naarmate India verandert van een zich ontwikkelend tot een ontwikkeld land, heeft het land ook een verantwoordelijkheid voor regionale ontwikkeling en duurzame groei. India moet zijn buurlanden op sleeptouw nemen. De Zuid-Aziatische vrijhandelsovereenkomst (SAFTA) zal op zeer uiteenlopende terreinen voor een expansie in de regio zorgen. Het klopt dat tot nu toe niet alles vlekkeloos is verlopen en dat het geschil tussen India en Pakistan een stagnerend effect op de vooruitgang heeft gehad. Dankzij het sterke leiderschap dat in de regio aan de dag is gelegd, wordt de handel thans echter gebruikt als een
73 instrument om het onderlinge vertrouwen verder op te bouwen, met name met betrekking tot Kasjmir. Europa dient zijn blik op Azië te richten en moet de spectaculaire groei als een kans en niet als een bedreiging zien. De EU heeft meer vertrouwen nodig in haar capaciteiten om op veranderingen in te kunnen spelen en het concurrentievermogen in stand te houden. Dat vergt onvermijdelijk enige herstructurering en een andere instelling. 3-254
Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Karim, en de Commissie internationale handel graag bedanken voor het uitstekende werk dat zij hebben verzet. Het is een veelomvattend verslag waarin vrijwel alle aspecten van de economische en handelsrelatie tussen de EU en India aan de orde komen. De timing van het verslag is ook uitstekend gezien de komende topontmoeting tussen de EU en India op 13 oktober 2006 in Helsinki. Wij zullen daar rekening houden met de aanbevelingen die in het verslag worden gedaan. De samenwerking met India heeft een zeer gevarieerd karakter en het is moeilijk om daar in dit betoog uitputtend op in te gaan. Ik zal daarom aan de hand van de belangrijkste aspecten nader ingaan op de bezorgdheid die u heeft geuit. Daarnaast zal ik het Parlement ook bijpraten over de handels- en investeringkwesties. In het algemeen is er sprake van een goede samenwerking waarin ook vooruitgang zit. Met betrekking tot het milieu bijvoorbeeld heeft India vorig jaar als gastheer gefungeerd voor het EU-India-forum over afvalbeheer. Daaraan is een vervolg gegeven door een aantal bezoeken en bijeenkomsten van de werkgroep over dit onderwerp. Op dit moment wordt er gesproken over het organiseren van een tweede Milieuforum. Met betrekking tot de werkgelegenheid en sociale kwesties hebben de Commissie en de Indiase minister van Werkgelegenheid in het kader van een bilaterale bijeenkomst overeenstemming bereikt over een werkprogramma voor 2006 en 2007 op basis van het gemeenschappelijke actieprogramma. Het is de bedoeling dat er tijdens de aanstaande Top in Helsinki een Memorandum of Understanding wordt ondertekend of geparafeerd. Op een meer overkoepelend niveau is er na een bilaterale bijeenkomst tussen commissaris Almunia en de Indiase minister van Financiën voorgesteld om op periodieke basis een macroeconomische dialoog in gang te zetten. Het bedrijfsleven is niet vergeten en tijdens de Bedrijfstop van 12 oktober zal het startschot gegeven worden voor de Ronde Tafel van CEO’s uit de EU en India, waardoor een actieve dialoog tussen bedrijven mogelijk is. Dat is te danken aan de inspanningen van commissaris Mandelson die zijn tegenhanger de minister van Handel, de heer Nath, van het nut van dit initiatief heeft overtuigd.
74 Onze ontwikkelingssamenwerking is gericht op een sectorale ondersteuning van het basisonderwijs, de gezondheidszorg en gezinszorg. De centrale doelstelling van alle projecten is de armoedebestrijding. In het landenstrategiedocument voor India voor 2007 tot 2013 wordt nogmaals bekrachtigd dat circa 65 tot 70 procent van onze steun bestemd moet zijn voor de gezondheidszorg en onderwijssector. Het is een bemoedigend teken dat onze Partnerschapsprogramma’s met de deelstaten Rajasthan en Chhattisgarh inmiddels ondertekend zijn en ten uitvoer gelegd kunnen worden. Onze totale bijdrage in het kader van die programma’s bedraagt 160 miljoen EUR voor watermanagement, onderwijs en gezondheidszorg. Dan de handels- en investeringsbetrekkingen met India. Ik ben verheugd dat in het verslag dat door de Commissie internationale handel is aangenomen, de aanpak van de Europese Commissie volledig wordt ondersteund. De Commissie internationale handel heeft de Europese Unie meer in het bijzonder opgeroepen om een vrijhandelsovereenkomst met India aan te gaan. Er is India veel aan gelegen om zo snel mogelijk een vrijhandelsakkoord met de Europese Unie te sluiten. Dat is al heel lang het Indiase standpunt en dat wordt ook gepropageerd door minister-president Singh zelf. Ik ben blij met de eerste opmerking van de Commissie internationale handel dat onderhandelingen over de Ontwikkelingsagenda van Doha niet onverenigbaar zijn met bilaterale WTO-plus-onderhandelingen. De Europese Unie streeft ernaar om haar verbondenheid met het multilaterale handelsstelsel uit te breiden en aan te vullen met een nieuwe generatie bilaterale vrijhandelsovereenkomsten, met name met belangrijke groeimarkten in Azië. De Europese Unie blijft de WTO echter beschouwen als het fundamentele platform voor het ontwikkelen van een wereldwijde liberalisering. Wij zullen het multilateralisme niet de rug toekeren. Een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India kan voortbouwen op de multilaterale liberalisering van de WTO door de nadruk te leggen op gebieden als de handel en diensten, de markten voor overheidsaanbestedingen, het mededingingsbeleid en de harmonisatie qua regelgeving. Het moet dan echter wel om onderwerpen gaan die direct op de sterke handelskwaliteiten van de EU betrekking hebben en die nog niet volledig worden bestreken door de regels of normen van de WTO. Wij hebben ervoor gezorgd dat de economische onderbouwing voor een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India waterdicht is. Daarnaast zijn de uitgangspunten en de ambities van de kant van India vergelijkbaar met die van ons en dat is een belangrijke voorwaarde om succesvolle onderhandelingen te kunnen voeren. Met het oog daarop ben ik verheugd over de steun van de Commissie internationale handel voor de werkzaamheden van de groep op hoog niveau voor de handel. Op 19 september 2006 heeft deze groep zijn rapport afgerond voor de Top tussen de EU en India van
27/09/2006 13 oktober 2006. In dat rapport wordt aanbevolen om het handelspartnerschap uit te breiden via onderhandelingen over een breed opgezet handels- en investeringsakkoord. Tijdens de Top zal de aanbeveling worden gedaan dat zowel de EU als India stappen zetten in de richting van onderhandelingen over een dergelijk akkoord. Hoewel er tijdens deze Top nog geen vrijhandelsovereenkomst ondertekend zal worden, zullen wij echter wel positieve signalen geven dat wij die kant opgaan. Het gaat dus vooralsnog niet om het sluiten van een overeenkomst, maar om de voorbereidingen voor succesvolle onderhandelingen. Dat betekent dat er na de Top nog het nodige werk verzet zal moeten worden in verband met de gevoeligere onderwerpen, zodat wij meer inzicht krijgen in elkaars verwachtingen en de mogelijke speelruimte die er nog bestaat. Ik sluit mij dan ook aan bij het standpunt van de Commissie internationale handel dat het noodzakelijk is om de besprekingen over de diensten, de intellectuele eigendomsrechten en overheidsaanbestedingen te intensiveren. Tot slot deel ik ook de bezorgdheid van de Commissie over de geringe omvang van de intraregionale handel in de Associatie voor Regionale Samenwerking in ZuidAzië (SAARC). Ik steun de aanbeveling aan de SAARC om opnieuw de mogelijkheden te evalueren voor het uitbreiden van de handel en investeringen in de regio. Wij volgen ook het probleem op de voet vanwege het feit dat Pakistan de bijlagen uit hoofde van de SAFTA niet ten uitvoer legt. Wij zullen dat probleem op informele wijze bij dit land onder de aandacht brengen. 3-255
Filip Kaczmarek (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Karim van harte gelukwensen met zijn uitstekende verslag over India. Het is een complex verslag, wat ook niet vreemd is omdat een overzicht presenteren van de economische en handelssamenwerking tussen de Europese Unie en India, en tegelijk aangeven waar de uitdagingen voor India liggen, een ingewikkeld karwei is. Ik denk dat de rapporteur hier al met al prima in geslaagd is. Ik waardeer het dat in het verslag veel belang wordt gehecht aan economische en handelskwesties, maar ik wil de rapporteur in het bijzonder bedanken voor het feit dat hij het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking steunt en India niet alleen maar ziet als een land dat een dynamische economische ontwikkeling doormaakt, een land met een groot potentieel en een belangrijke handels- en economische partner van Europa, maar ook als een land met een bijzonder ingewikkelde sociale structuur en grote verschillen qua ontwikkelingspeil en de verdeling van baten. India is echter ook een land dat worstelt met grote problemen die kenmerkend zijn voor ontwikkelingslanden, zoals armoede en analfabetisme. Zoals ik benadrukte in mijn verslag voor de Commissie
27/09/2006 ontwikkelingssamenwerking, moeten de op de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en armoedebestrijding gerichte activiteiten de kern blijven vormen van het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en India. Ik wil ook aandacht vragen voor twee belangrijke ontwikkelingsbeleidvraagstukken, die raken aan de samenwerking tussen de Europese Unie en India. In het afgelopen decennium groeide de Indiase economie met gemiddeld 6 procent per jaar. Toch leeft bijna 30 procent van de bevolking van India, zo’n 400 miljoen mensen, nog steeds onder de armoedegrens, mensen die het moeten doen met minder dan één dollar per dag. Bijna 40 procent van de bevolking is analfabeet. Het is van essentieel belang dat de economische en handelssamenwerking tussen de Europese Unie en India deze betreurenswaardige, onevenwichtige situatie poogt te verhelpen. Wij moeten ons inzetten voor de verbetering van het lot van de armste groepen in de samenleving en de bevordering van goede praktijken in de regio’s met de hoogste economische groei. Ook de samenwerking op gezondheids- en onderwijsterrein moet worden verdiept. 3-256
Zbigniew Zaleski, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, hoewel dit in principe een economisch document is, bevat het tevens een veel bredere boodschap voor beide partners. Die boodschap gaat over politieke, sociale, wetenschappelijke, onderwijs- en ontwikkelingsvraagstukken. We hebben de kleine verschillen tussen de politieke smaldelen weten weg te poetsen om tot gemeenschappelijke standpunten te komen die vaak voortvloeiden uit een compromis. India kan uit deze resolutie opmaken dat heel Europa één is in zijn verlangen om samen te werken met een land met zo’n immens historisch erfgoed en economisch potentieel. Uiteraard zullen wij van onze kant de problemen waar de mensen in India mee kampen, belichten. Deze problemen moeten echter wel, naar Europese maatstaven, openlijk worden besproken en geleidelijk worden opgelost. Om tot succesvolle samenwerking te komen waarbij ook een rol is weggelegd voor ondernemers en burgers, moeten gemeenschappelijke waarden en doelen worden vastgesteld. Zo niet, dan zal het weer bij verklaringen van regeringen en politici blijven, en er zijn al genoeg van dit soort documenten van de hand van het Parlement die geen enkel effect sorteerden. Onze hoop is gevestigd op echte samenwerking die voortborduurt op de ervaringen die zijn opgedaan met eerdere samenwerkingsverbanden, met name tussen het Verenigd Koninkrijk en India. We vertrouwen er echter ook op dat die samenwerking zich zal ontwikkelen tot een partnerschap par excellence, vrij van de ketenen uit het verleden, wat u gerust mag opvatten als een verwijzing naar het kolonialisme.
75 Dit document zal als uitgangspunt en springplank dienen voor een gezonde uitwisseling waar beide partners wel bij varen. Als schaduwrapporteur doe ik een beroep op u het ongewijzigd aan te nemen. 3-257
Erika Mann, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris graag bedanken. Mijn dank gaat ook uit naar de rapporteur voor zijn uitstekende verslag waarin alle onderwerpen aan de orde komen die relevant zijn wanneer wij het over India hebben. De commissaris noemde één specifiek aspect waaraan wij uitgebreid aandacht moeten besteden en dat is het feit dat India in de 21e eeuw eindelijk zal uitgroeien tot een geopolitiek centrum. Ik denk dat hij gelijk heeft en dat de Europese Unie en de Commissie op dit punt de knoop moeten doorhakken. Het is geen kwestie van of India of China; dat is niet de juiste aanpak. Wij zullen echter zeker onze prioriteiten moeten stellen. Het zou voor de Commissie namelijk wel eens een onmogelijke opgave kunnen zijn om niet alleen met deze twee landen over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen, maar ook nog eens met veel potentiële andere kandidaten, én tegelijkertijd te waarborgen dat dit niet ten koste van de multilaterale WTO-ronde gaat. Ik wil de rapporteur en dit Parlement er dan ook graag op wijzen dat mijn Fractie met betrekking tot vrijhandelsovereenkomsten een iets voorzichtiger standpunt inneemt. Wij zijn niet tegen een vrijhandelsovereenkomst; integendeel. Wij hebben ons al in 2002, toen ik mijn verslag aan dit Parlement heb voorgelegd, voorstander betoond van een vrijhandelsovereenkomst en een regionale overeenkomst. Ik ben echter van mening dat wij eerst uitgebreid over dit onderwerp moeten debatteren en discussiëren. Over een paar weken, op 4 oktober, zal de Commissie een nieuw beleidsverslag presenteren. Daarom zullen wij op dit moment ook nog geen steun geven aan een vrijhandelsovereenkomst. Wij willen namelijk eerst een discussie in onze Fractie voeren en absolute zekerheid krijgen dat het Parlement volledig bij het debat en het raadplegingsproces betrokken wordt. Het is belangrijk en relevant dat er een verschuiving plaatsvindt van multilaterale naar meer bilaterale overeenkomsten, waarbij een bepaalde mate van samenhang op het gebied van het handelsbeleid uiteraard gewaarborgd dient te worden. Dat is een van de redenen dat wij in dit stadium morgen geen steun kunnen geven aan het voorstel voor een vrijhandelsovereenkomst. Ik vind het overigens wel een goede zaak dat de heer Karim ook een aantal high-tech-kwesties aan de orde heeft gesteld. Naar mijn mening is het absoluut essentieel dat wij ons meer op India richten en een nauwere samenwerking met dat land aangaan. Overigens gelden mijn opmerkingen niet namens Glyn Ford, de schaduwrapporteur. Hij biedt de heer Karim zijn excuses aan dat hij hier niet aanwezig kon zijn. Hij moest terug naar Engeland, maar hij zal de
76 ontwikkelingen zeker volgen en deze uitgebreid bespreken. 3-258
Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Ik wil de rapporteur bedanken voor het duidelijk beklemtonen van het belang van de financiële sector voor de ontwikkeling van de Indiase economie. Dit is een cruciale factor voor de economische samenwerking tussen India en de Europese Unie. De hoogte van de investeringen hangt sterk af van het vertrouwen van de investeerders in de doellanden en het niveau van de regelgeving op het gebied van financiële markten en accountancy. Daarom zou het een goed idee zijn om het Indiase bedrijfsleven aan te moedigen zijn voordeel te doen met de verzamelde expertise van de Europese Unie inzake een goede bescherming van investeerders. Ik wil de Commissie vragen om de expertise die we hebben opgebouwd en het model dat de Europese Unie heeft ontwikkeld en ook toepast om de financiële markten te reguleren nog meer te propageren, zodat het Indiase bedrijfsleven kan profiteren van onze expertise op dat gebied. Daarvoor moet het werk van de Commissie meer gecoördineerd worden, zodat commissarissen die op verschillende terreinen actief zijn op een grotere schaal kunnen communiceren en samenwerking met derde landen niet alleen een taak voor de direct betrokken, maar ook voor alle andere commissarissen wordt. Een van de grootste uitdagingen is het feit dat de Indiase financiële sector niet voldoende is geliberaliseerd. Daarvoor zijn enorme investeringen nodig, met name om bedrijfsactiviteiten naar plattelandsgebieden uit te breiden. Zonder ontwikkeling van de plattelandsgebieden zal vooruitgang in India simpelweg onhaalbaar worden. Maar de ontwikkeling van de Indiase financiële sector zal niet mogelijk zijn zonder input van de grote banken van Europa en de wereld. Daarom moeten we de samenwerking bevorderen en de Indiase wetgevers uitnodigen om deel te nemen aan gezamenlijke deskundigengroepen van de Europese Unie en derde landen die de betreffende wetgeving moeten opstellen, om te waarborgen dat al in een vroeg stadium wordt gezorgd voor de juiste voorwaarden voor gemeenschappelijk werk. Ik wil ook mijn steun uitspreken voor een bilaterale dialoog, voor een volwassen economische samenwerking tussen de Europese Unie en India en voor het sluiten van bilaterale overeenkomsten, met name omdat in multilaterale onderhandelingen de eisen die specifiek gelden voor een bepaalde relatie niet altijd op een adequate manier in aanmerking worden genomen. 3-259
Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, tijdens onze vorige vergaderperiode hebben we een verslag behandeld over de handel van de EU met China. Daarbij hebben we heel scherpe kritiek geuit op de schending van de mensenrechten door China. Vandaag gaat het over de handel met India. Het verslag is uitstekend. Ik kon mij aansluiten bij het meeste wat erin wordt gezegd, en de Verts/ALE-Fractie zal natuurlijk voorstemmen. Toch wil
27/09/2006 ik me hier echter concentreren op één belangrijke vraag: waarom zijn de mensenrechtenproblemen hier niet van belang? Ze worden wel aangeroerd, maar in zeer algemene wendingen. En het ergste probleem, dat wel een van de meest omvangrijke mensenrechtenproblemen is, is zo goed als afwezig. Ik denk natuurlijk aan de kastelozen, de Dalits. Die worden wel genoemd, maar dan samen met de Adivasi’s, alsof er alleen maar sprake was van een algemeen minderhedenprobleem. De Dalits zijn een verachte onderklasse in diverse landen, maar het is vooral een probleem van India. Ze zijn niet alleen arm en uit de maatschappij verstoten. Het is erger. Ze worden niet als menselijke wezens behandeld, ze zijn onaanraakbaar en worden door de overige bevolkingsgroepen verafschuwd. Ze leven op de bodem van de samenleving. Ze hebben wel rechten, maar alleen op papier. In werkelijkheid zijn ze rechteloos, en ze voeren het smerigste en gevaarlijkste werk uit. En dat is natuurlijk interessant in dit verband. Zij zijn degenen die in de industrie en in de landbouw met chemicaliën werken die zo giftig zijn dat ze op de meeste plaatsen op de wereld verboden zijn. Zonder instructies en bescherming bespuiten ze de velden met dodelijke zenuwgiffen. Met blote voeten staan ze in zuurbaden en verven onze textielproducten in de fabrieken. Niemand anders zou dat accepteren, maar de Dalits zijn ertoe gedwongen. En de EU handelt in Indiase producten zonder nadere vragen te stellen over de fabricage ervan. Dat is een pijnlijk verhaal voor India, maar bijna nog pijnlijker voor Europa, dat goed beseft wat er gebeurt – vaak hebben we de gevaarlijke producten zelf aan ze verkocht. Duizenden mensen lopen letsel op, velen sterven, en het zijn Dalits. De Dalits hebben geen stem, geen vakvereniging, we zijn genoodzaakt om als hun stem te fungeren om de schendingen van hun rechten te doen ophouden. Dit probleem moet op de agenda van de EU worden gezet en het is beschamend dat het niet duidelijk in dit verslag is opgenomen. 3-260
Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben de heer Karim en de hele Commissie internationale handel oprecht dankbaar voor het uitstekende werk dat zij met dit verslag hebben geleverd. India is de dichtstbevolkte democratie ter wereld en zijn snelle economische ontwikkeling – alleen al in 2005 bedroeg het groeicijfer 9 procent – vormt de zoveelste uitdaging voor de Europese Unie op de internationale markten, ook door de geopolitieke kenmerken van het land. Het is in veel opzichten een fascinerende uitdaging die voordelen voor Europa kan opleveren, maar waaraan ook mogelijke risico’s kleven. In India leven 400 miljoen mensen van minder dan een dollar per dag. 65 Procent van de bevolking is werkzaam in de agrarische sector, met zijn verouderde structuren en methoden. Kernenergie wordt slechts gebruikt als afschrikmiddel in de slepende oorlog met het buurland Pakistan, maar wordt nauwelijks aangewend ten behoeve van een milieuvriendelijke ontwikkeling, waardoor het land afhankelijk is van energie uit het buitenland en
27/09/2006 gedwongen wordt in de rest van de wereld te zoeken naar de energiebronnen die het nodig heeft voor zijn ontwikkeling. India is een land van zowel grote rijkdom als grote armoede en het kost vrouwen vandaag de dag nog altijd moeite om aan werk te komen, afgezien van de minste baantjes, en geschoold werk is nog moeilijker te vinden, wat betekent dat vrouwen niet gemakkelijk worden geaccepteerd als ondernemers. Praten over India is niet eenvoudig, gezien de enorme omvang van het land en alle variabelen die dat met zich meebrengt. Maar India biedt ook veel hoop op een betere verdeling van internationale handel. India is ook een groot land met een buitengewoon snel groeiend bbp en een uiterst bekwame beroepsklasse die in staat is de nieuwe internationale uitdagingen op het gebied van geavanceerde technologie bij te houden. In veel regio’s gaat het de goede kant uit met de economie en de deuren zijn opengezet voor buitenlandse investeerders, al lijkt Europa vooralsnog te worden buitengesloten. India neemt slechts 1 procent van het totale handelsvolume van Europa voor zijn rekening. Vandaar dat het volgens ons noodzakelijk is een strategisch partnerschap tussen deze twee grote blokken te sluiten, om zo een vruchtbaarder klimaat voor samenwerking te scheppen waarin meer wederzijds begrip heerst en de hinderpalen tussen ons kunnen worden weggenomen, met inachtneming van onderling afgesproken regels. De recente meningsverschillen in de Doha-ronde in Genève hebben tot enkele problemen geleid, maar India en de Europese Unie moeten de verantwoordelijkheid op zich nemen een nieuwe impuls te geven aan het multilateraal kader. Als een land dat zich in een vergevorderd stadium van ontwikkeling bevindt, maar tegelijkertijd met diepgaande sociale wanverhoudingen kampt, heeft deze Aziatische reus een sterkere aanwezigheid van Europa nodig, die kan bijdragen aan een meer evenwichtige groei. Van de kant van Europa is er een eerlijke, open aanpak nodig die erop gericht is de aanwezigheid van Europa in India te versterken en onze initiatieven in dat deel van de wereld naar behoren te ondersteunen. Wat er gebeurt, en wat er ook zou moeten gebeuren waar het gaat om de toenemende economische expansie van China, is dat Europa een strategie zoekt voor hoe het zich tot de rest van de wereld verhoudt. We mogen echter niet de plaag van kinderarbeid negeren; in veel gevallen gaat het om zeer jonge kinderen. Kinderarbeid komt zeer vaak voor in de Indiase economie, die minimumnormen ontbeert voor de sociale bescherming van de zwaksten van de samenleving, en door het kastenstelsel is het voor delen van de bevolking ook moeilijk te leven en te groeien. We moeten dus, ook al hebben we het grootste respect voor de tradities van dit geweldige land, een beroep
77 doen op de politieke en economische klassen van India en op de ondernemingen die in India opereren, zich uiterst verantwoordelijk op te stellen en met alle middelen de strijd aan te binden met het fenomeen dat kinderen werken in plaats van naar school gaan. Wij moeten hen oproepen in plaats daarvan de alfabetisering te stimuleren, want dat biedt de mensen echte hoop voor de toekomst. 3-261
Bogusław Rogalski, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, volgens economische analisten zal India, dat te boek staat als ‘Aziatische tijger’, in 2015 de op drie na machtigste economie van de wereld zijn. In handelstermen gesproken zal India dan ook sterk tegenwicht gaan bieden aan China. In het eerste kwartaal van dit jaar groeide de Indiase economie met ruim 9 procent. Nu India steeds minder een ontwikkelingsland is en steeds meer wordt gezien als een ontwikkeld land, kan het China gaan inhalen en zelfs het voortouw nemen in Azië. We moeten dan ook bijzondere aandacht schenken aan de handelsbetrekkingen met India. De Europese Unie is nu al India’s belangrijkste handelspartner. De handel met de EU-lidstaten is goed voor ruim 22 procent van de Indiase export. De Indiase industrie heeft inmiddels mondiale proporties en hanteert ontwikkeling op basis van wetenschap graag als bedrijfsstrategie. Het grote aantal jonge, hoogopgeleide Indiërs, die goedkope arbeidskrachten zijn en goed Engels spreken, vormt een belangrijk potentieel voor het land. Wij moeten hier ons voordeel mee doen in het kader van onze bilaterale betrekkingen. Er zijn echter nog andere factoren waar de Unie India’s aandacht op moet vestigen. Meer dan 390 miljoen Indiase burgers moeten rondkomen met minder dan één dollar per dag, en de statistieken laten zien dat India op het gebied van kinderarbeid tot de “koplopers” in de wereld behoort. Dit moet veranderen. Armoedebestrijding moet een speerpunt worden van het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en India. We moeten ook streven naar een betere vertegenwoordiging van India binnen het IMF. Daarnaast lijkt een initiatief voor het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst met India een goed idee. Dit zou ons strategisch handelspartnerschap langdurig versterken. De heer Karim heeft een goed verslag opgesteld, dat onze steun verdient. 3-262
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik voer het woord namens de Nieuwe Socialistische Partij van Italië en ik wil de heer Karim feliciteren met de welkome aanpak die hij in zijn verslag hanteert. Als vertegenwoordiger van het Europees Parlement en als lid van de Commissie ontwikkelingssamenwerking kan ik niet anders dan verheugd zijn over het feit dat India zich verbonden heeft tot de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en dat de Indiase regering nu al enige tijd in de praktijk laat zien dat zij een betrouwbare partner kan zijn voor
78 eventuele interactie en samenwerking in de toekomst, ook op commercieel gebied. Mijns inziens heeft India tot nu toe echter slechts zwakke en ontoereikende maatregelen getroffen om kinderarbeid, dumping – vooral in de textielsector en de schoenenindustrie – en de namaak van producten tegen te gaan en de ontwikkeling van het land op een ecologisch verantwoorde wijze te doen verlopen. De Unie heeft de plicht India te steunen en aan te moedigen problemen van een dergelijke omvang op te lossen door middel van de grondige hervormingen waarop al zo lang gewacht wordt. De grootste democratie van Azië heeft de verantwoordelijkheid duidelijk afgebakende hervormingen door te voeren, zodat de op het kastenstelsel gebaseerde samenleving, die een zeer nadelige invloed heeft op zowel de toegang tot onderwijs en diensten als de omstandigheden waarin vrouwen meer in het algemeen leven, tot het verleden kan gaan behoren. Rechtvaardigheid en gelijke kansen moeten daarom worden beschouwd als doelstellingen voor de middellange termijn waaraan met serieuze inzet en concrete inspanningen gewerkt moet worden. Tegelijkertijd zijn er op economisch gebied passende financiële hervormingen nodig die leiden tot afschaffing van non-tarifaire belemmeringen en invoerrechten en tot een grotere openstelling van de markt. De verbetering van het systeem zou, ook door een versterking van de handelsrelaties met Pakistan, kunnen en moeten leiden tot de ontwikkeling van duurzame, vreedzame betrekkingen tussen India en zijn buurlanden. Het zou ook de handel op de interne markt stimuleren en synergieën bevorderen tussen de verschillende regio’s, die op dit moment gekenmerkt worden door enorme sociaaleconomische verschillen. Op basis van deze uitgangspunten en binnen dit kader moeten wij onze volledige, krachtige steun beloven aan dit land, dat, na lange tijd op zijn knieën te hebben gezeten, nu klaar is om zich op te richten en zijn rol te spelen op het wereldtoneel. 3-263
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wegens zijn sterk en dynamisch groeiende economie is India een belangrijke economische en commerciële partner van de Unie. Zoals bekend is India de enige grote, zich dynamisch ontwikkelende economie in Azië waar de Europese Unie een leidende positie blijft innemen op het gebied van de externe handel en de buitenlandse investeringen. De bilaterale handel is evenwel onevenwichtig, aangezien India slechts tiende is op de lijst van handelspartners van de Unie. Tegelijkertijd moet ik er echter op wijzen dat India het meeste profiteert van het systeem van algemene preferenties met preferentiële toegang tot de markt van de Unie.
27/09/2006 Ondanks de spectaculaire groei van de bilaterale samenwerking worden met de huidige omvang van de handel en de investeringen de bestaande mogelijkheden niet geheel uitgebuit. Mijns inziens zijn de resultaten van de fact finding-contacten met betrekking tot een bilaterale handels- en investeringsovereenkomst, een positieve ontwikkeling. Voorwaarde voor de sluiting van een dergelijke overeenkomst is evenwel dat men blijk geeft van een krachtige politieke wil. In geen geval mag de sluiting van een dergelijke bilaterale overeenkomst geïnterpreteerd worden als het einde van onze gehechtheid aan multilateralisme. In dit kader moeten onder meer ook de hoge invoerrechten en de uitgebreide technische barrières die India handhaaft, worden aangepakt. Zeer belangrijk zijn ook de vraagstukken van wederzijds belang, zoals een efficiënte bescherming van de intellectuele eigendom en de geografische benamingen. Tot slot is ook de ondersteuning van synergieën op wetenschappelijk en technologisch gebied een belangrijke parameter in het breder strategisch partnerschap. Eveneens moeten, zoals de commissaris al zei, de vooruitzichten voor de versterking van de interregionale betrekkingen van de Unie en de Associatie voor Regionale Samenwerking van Zuid-Azië worden onderzocht en uitgebreid. Kortom, il wil collega Karim van harte gelukwensen met zijn creatieve bijdrage aan het werk van de Commissie internationale handel en meer in het algemeen aan dat van het Europees Parlement. 3-264
David Martin (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de heer Karim graag feliciteren met zijn uitstekende verslag. Uit zijn verslag blijkt duidelijk dat, als wij het over India hebben, wij eerst moeten besluiten over wélk India wij het nou precies hebben. Hebben wij het over het India met bijna vier miljoen huishoudens die meer dan 150 000 EUR per jaar verdienen en met meer afgestudeerden dan welk ander land ook? Of gaat het om het India waar 390 miljoen mensen van minder dan één dollar per dag moeten rondkomen, waar twee van de vijf mensen analfabeet zijn en waar de vruchten van de zogeheten IT-revolutie slechts door één op de vijftig Indiërs geplukt worden? Ik hoop dat dit Parlement in beide India’s geïnteresseerd is. India kent grote infrastructurele problemen, met name de aanhoudende stroomuitvallen en het slechte vervoersnetwerk. Als India deze problemen kan oplossen, ben ik er echter van overtuigd dat dit land de mogelijkheden heeft om binnen één generatie uit te groeien tot de grootste handelspartner van Europa, groter nog dan China of de Verenigde Staten. Ik ben dan ook verheugd over wat de heer Borg zei over de aanbevelingen van de groep op hoog niveau over de handel. Ik vind dat wij onze handels- en investeringsbetrekkingen met India moeten uitbreiden.
27/09/2006 Ik ben het echter met mevrouw Mann en de heer Papastamkos eens dat wij in deze fase een vrijhandelsovereenkomst even in de koelkast moeten zetten. Wij willen namelijk niet dat India als voorbeeld gebruikt gaat worden om het vooruitzicht te torpederen op een succesvol resultaat van de Ontwikkelingsagenda van Doha. Wij moeten vooralsnog alles op die ene Doha-kaart zetten en alle andere wegen leiden daar op dit moment alleen maar vanaf. De heer Papastamkos wijst er terecht op dat 77 procent van de Indiase goederen belastingvrij op de EU-markt terechtkomen via het stelsel van algemene preferenties (SAP). Dat SAP legt India de verplichting op om zijn belangrijkste arbeidsomstandigheden te verbeteren. Zo moet India meer maatregelen nemen om de kinder- en slavenarbeid aan te pakken en dient het land VNVerdrag 98 inzake het recht van vereniging en collectieve onderhandeling te ratificeren. India heeft zich verbonden aan de millenniumdoelstellingen. In samenwerking met dit Parlement dient de EU op dit punt ondersteuning te geven bij het bevorderen van universitaire opleidingen, Eurohealth-programma’s en beleidsmaatregelen om jonge mensen uit arme gebieden aan het werk te krijgen. Naar mijn idee dienen handel en ontwikkeling onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn, maar daar moeten wij wel de nodige inspanningen voor doen. Dat gaat niet vanzelf. Wij moeten de politieke wil aan de dag leggen om beide aspecten te realiseren. Ik ben dan ook verheugd dat in dit verslag het belang van beide aspecten van onze betrekkingen met India wordt benadrukt. 3-265
Bastiaan Belder (IND/DEM). – Voorzitter, de economische en handelsrelaties tussen de Europese Unie en India zijn voor beide partners van het grootste belang. Daarom moeten zowel de EU als India zich maximaal inzetten om onnodige barrières weg te nemen. Allereerst dient dit te gebeuren binnen het kader van de Wereldhandelsorganisatie. India moet zich in de G-20 maximaal inzetten om de Doha ontwikkelingsagenda vlot te trekken. Het multilaterale handelssysteem biedt juist ook een land als India enorme kansen. Het land zal daarom een redelijk bod op tafel moeten leggen in de vorm van verlaging van zijn invoertarieven.
79 groeit snel, men voelt zich verplicht kinderarbeid te verminderen en India is een van de actiefste landen in de strijd tegen dumping. India wil ook zijn monetaire sector hervormen en is van plan de beperkingen voor de roepie af te schaffen. Ook is de huidige mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en India op bemoedigende wijze van start gegaan. De nationale mensenrechtencommissie van India werkt zorgvuldig. Tegelijkertijd vinden er ook zorgwekkende ontwikkelingen plaats. De welvaartskloof tussen stad en platteland wordt groter en de belasting voor het milieu neemt toe. Bijna 400 miljoen Indiërs, ongeveer een derde van de bevolking, leeft van een inkomen van minder dan een dollar per dag. De enorme economische groei is zeer ongelijk verdeeld en 40 procent van de bevolking is analfabeet. De voortdurende uitsluiting die gebaseerd is op het kastenstelsel in het land draagt bij aan de ongelijke verdeling van de welvaart en leidt zelfs tot verminderde mogelijkheden voor economische groei. Het slechtst af zijn de kastenloze Dalits, wier rechten niet doeltreffend genoeg door de autoriteiten worden gecontroleerd. Ik waardeer het dat de grootste democratie ter wereld door middel van wetgeving actief probeert de tekortkomingen in de maatschappij te verbeteren. De zogeheten positieve discriminatie is hier een voorbeeld van. Wetgeving is echter niet genoeg: er moet ook meer aandacht komen voor de uitvoering ervan. Goede politieke besluiten moeten door de plaatselijke autoriteiten systematisch in praktijk worden gebracht. Als de huidige situatie voortduurt, zal een groot deel van het potentieel en de kennis van de Indiase bevolking onbenut blijven. Ik wil tegelijkertijd de Raad het serieuze verzoek doen om de volgende zaken op de agenda te plaatsen van de Top EU-India in Helsinki: de status van de minder bedeelden in India, de milieuproblemen en de mate waarin India op natuurrampen is voorbereid. De dialoog over energie, die in het voorjaar is begonnen, moet ook worden voortgezet, want de belangrijkste bepalende factor voor de toekomstige economische groei in India is zijn vermogen aan de enorm toenemende vraag naar energie te voldoen. 3-267
Overigens moet de kwestie van de invoertarieven zeker ook op bilateraal niveau besproken worden. De Europese Commissie onderstreept keer op keer het belang van goede bilaterale akkoorden en ik doe dat ook. Zowel de tarifaire als de niet-tarifaire barrières vormen een wezenlijke belemmering voor Europese bedrijven. Ik roep de Indiaanse autoriteiten op een einde te maken aan deze protectionistische politiek. 3-266
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie is de grootste handelspartner van India en heeft als zodanig een natuurlijke belangstelling voor de economische ontwikkeling van het land. De berichten waren de afgelopen tijd zeer gunstig. De economie van India
Kader Arif (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, enkele weken vóór de Top EU-India moeten we Europa’s voornemen om meer te investeren in de samenwerking met India, toejuichen. Deze grote democratie is een van onze geprivilegieerde partners in Azië, maar bovenal een speler met zowel regionale als mondiale verantwoordelijkheden, die alsmaar groter worden. Daarom bedank ik mijn collega Karim dat hij nog eens onder de aandacht brengt dat onze betrekkingen met India niet louter handelstechnisch van aard zijn, maar een veel groter gebied bestrijken dankzij de diepgaande samenwerking op tal van terreinen. Met het oog op millenniumontwikkelingsdoelstellingen heeft
de India
80 belangrijke hervormingen in gang gezet, hoe ontoereikend die soms ook mogen lijken. Het heeft inspanningen geleverd op het gebied van milieubescherming, toepassing van de internationale normen op arbeidsrechtelijk vlak, armoedebestrijding en aidsbestrijding. Dergelijke initiatieven moeten worden aangemoedigd en vanuit een krachtige politieke wil worden ondersteund met financiële middelen die aansluiten bij de behoeften van dit land, dat bijna een continent op zich vormt. De universitaire samenwerking tussen India en de Europese Unie moet zeker worden versterkt, maar we moeten koste wat kost een eventuele braindrain tegengaan, die dit land zou beroven van zijn grootste rijkdom. We mogen niet vergeten dat het concept van partnerschap en uitwisseling de leidraad moet zijn voor onze betrekkingen. We mogen India dan ook niet louter beschouwen als een gigantisch reservoir van goedkope arbeidskrachten. Onze optimistische kijk op de toekomstige samenwerking met India mag niet verhullen dat de realiteit nog weerbarstig is. Zoals in dit verslag wordt benadrukt, zijn sommige sectoren van de Indiase economie nog uiterst kwetsbaar. Daarbij denk ik met name aan de landbouw, die nu de nadelen ondervindt van de ongebreidelde liberalisering van de handel. Daarom verbaast het me – en daarin ga ik mee met wat door verschillende collega’s is gezegd – dat het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst wordt voorgesteld. Afgezien van het feit dat zo’n besluit voorbarig zou zijn, moet ik erop wijzen dat de Europese Unie zich erop heeft vastgelegd in eerste instantie in het kader van de Doha-ronde te opereren. Nu al praten over de ondersteuning van bilaterale onderhandelingen zou indruisen tegen de beginselen die wij al maanden naar voren brengen, en een behoorlijk slecht signaal zijn voor het multilaterale bouwwerk dat wij zo graag tot stand zien komen. Ik ga afronden. Als handel in dienst van ontwikkeling inderdaad onze doelstelling is, moeten onze handelsbetrekkingen geleidelijk aan vorm krijgen binnen een rationeel en voorspelbaar overlegkader met onze partner. 3-268
Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, een strategisch partnerschap van de EU met een democratisch India is voor beide betrokkenen van essentieel belang. Ik sta positief tegenover het intensiveren van de politieke en economische dialoog en onderlinge betrokkenheid tijdens de Top van India en de EU op 13 oktober. Dat geldt ook voor de discussie over de mensenrechten. Gezien de recente spectaculaire groei van de Indiase economie en de toenemende status die dit land als wereldmacht verwerft, moet dit partnerschap nu verder uitgebreid worden. Ik ben dan ook een groot voorstander van een bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen India en de EU. Dat levert wederzijdse voordelen op aangezien onze economieën elkaar aanvullen. India heeft behoefte aan high-tech-eindproducten en wij
27/09/2006 hebben de diensten en basissystemen van dat land nodig. Met ongeveer 40 miljard EUR op jaarbasis zijn wij al de grootste handelspartner van India. Daarnaast werken wij nu ook samen in het kader van high-tech-projecten als Galileo en ITER. Hieruit blijkt dat de economische groei van 8 procent op jaarbasis in dit land ook op geavanceerde ontwikkelingen is gebaseerd. Ik ben ook voorstander van een intensievere regionale samenwerking en van de economische integratie van India en Pakistan in het kader van de SAARC en de SAFTA. Hierdoor wordt het onderlinge vertrouwen tussen die twee landen nog verder versterkt; twee landen die tot voor kort nog op voet van oorlog stonden. Indien het vrije verkeer van mensen, goederen en diensten daadwerkelijk een feit zou zijn, zou de bestandslijn tussen Jammu en Kasjmir uiteindelijk misschien alleen nog maar een lijntje op de kaart blijken te zijn. Pakistan dient zijn restrictieve lijst met goederen die wel vrij verhandeld mogen worden, op te geven en over te stappen op een meer liberale negatieve lijst, hetgeen ook in overeenstemming zou zijn met de MFN- en SAFTAvoorschriften. India groeit in snel tempo uit tot de belangrijkste Zuid-Aziatische geopolitieke speler. Het wordt dan ook hoog tijd dat de Veiligheidsraad van de VN de grootste democratie ter wereld tot permanent lid benoemt. China is onze op een na grootste handelspartner, maar de EU deelt met dat land niet dezelfde fundamentele waarden als met India. Daar zou in dit Parlement meer aandacht aan gegeven moeten worden. Als onderdaan van het Verenigd Koninkrijk, een land met traditionele banden met India, kan ik het verslagKarim bij u aanbeleven. Ik roep de Commissie tevens op om intensievere politieke en economische betrekkingen met India aan te gaan teneinde een bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India tot stand te brengen. 3-269
Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil collega Karim van harte gelukwensen met het inderdaad heel belangrijke verslag dat hij aan ons heeft voorgelegd. Ik wilde echter, mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, een ander vraagstuk aanstippen. Natuurlijk zijn wij allen voor de ontwikkeling van een strategisch partnerschap met India. India is een sterk opkomende economie en een nieuwe geostrategische pool in Azië. Als wij echter willen dat dit partnerschap ook profijtelijk is voor de Europese Unie, mogen wij niet enkel genoegen nemen met het statistische overwicht van de Europese Unie op India op het gebied van de handelsbalans, de rechtstreekse buitenlandse investeringen en de technologieoverdracht. Dan hebben wij, geachte collega’s, als Europese Unie ook een gemeenschappelijke strategie nodig, een strategie die de afzonderlijke nationale belangen van de lidstaten overstijgt. Het recente geval van Mittal-Arcelor toont
27/09/2006 aan dat wij op Europees vlak niet mogen meedoen aan het tegen elkaar uitspelen van nationale belangen. Zoals reeds gezegd is India een zeer belangrijke factor. Wij moeten echter ook de keerzijde zien. India heeft net een overeenkomst op het gebied van kernenergie ondertekend met de Verenigde Staten, waardoor een nieuw kader en een nieuwe machtsverhouding ontstaan in Azië. Wij moeten India vragen het nonproliferatieverdrag te ondertekenen. Dit is een heel serieuze zaak voor onze toekomstige betrekkingen met India. Anderzijds moeten wij ook inzien dat India een aanzienlijk deel van de verantwoordelijkheid draagt voor de mislukking van de Doha-ronde in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Het is India dat misbruik maakt van de antidumpingregels; het is India dat gebruik maakt van sociale en milieudumping. Al deze vraagstukken moeten wij aan de orde stellen in de besprekingen met India, als wij echt een operationeel, efficiënt en democratisch multilateraal handelsstelsel willen. 3-270
Geoffrey van Orden (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om allereerst de heer Karim te feliciteren met zijn uitstekende en uitgebreide verslag over de economische en handelsrelatie van de EU met India. Wij hebben de neiging om de vele mogelijkheden die de relatie met India biedt, te negeren en dat is ten nadele van beide partijen. Als de EU in de toekomst meer aandacht zou besteden aan haar economisch beleid in plaats van aan allerlei bijkomstigheden, zijn er naar mijn idee enorme mogelijkheden voor een intensieve samenwerking op vrijhandelsgebied. Het Verenigd Koninkrijk kan op dat punt, vanwege de historische banden met India, een belangrijke rol in deze ontwikkeling spelen. Ik ben dan ook zeer verheugd dat David Cameron, de leider van de Britse conservatieven, speciale aandacht besteedt aan de betrekkingen met India. Bij zijn contacten onlangs in Mumbai met het bedrijfsleven aldaar heeft hij ook zijn opvattingen over de globalisering uiteengezet. Daarbij heeft hij ook de uitdagingen die het terrorisme met zich meebrengt aan de orde gesteld. Terrorisme is de vloek van onze tijd, die vele Europese landen raakt. Helaas is het terrorisme ook in India aan de orde van de dag, niet alleen in Kasjmir, maar ook in Mumbai (waar in juli tweehonderd mensen zijn vermoord) en in Malegaon (waar op 8 september 2006 ongeveer veertig mensen de dood hebben gevonden). Er is nog steeds niet duidelijk wie de verantwoordelijkheid voor deze aanslagen heeft opgeëist, maar veel lijkt erop te duiden dat er ook externe partijen bij betrokken zijn. Na 11 september heeft Pakistan de democratieën ondersteund bij de bestrijding van het terrorisme aan zijn westelijke grenzen met Afghanistan. Het land heeft echter weinig ondernomen om de terroristische infrastructuur te ontmantelen aan zijn oostelijke grens
81 met India of om de extremistische madrassa's aan banden te leggen die een broeinest vormen voor terroristen. Als voorwaarde voor het huidige, positieve vredesproces tussen India en Pakistan, dient Pakistan zijn plechtige gelofte gestand te doen dat het alle grensoverschrijdende terroristische activiteiten waar mogelijk zal bestrijden. Daarnaast dienen de woorden die president Musharraf op 12 september in dit Parlement heeft gesproken, ook daadwerkelijk in daden om te worden gezet. India is een van de grote democratieën en is daarom ook doelwit van extremistische agressie. Deze dreiging kan alleen het hoofd geboden worden door een zeer nauwe samenwerking van onze landen en instellingen. Daarom ben ik blij met de mogelijkheden die zich nu aandienen voor intensievere betrekkingen met India, omdat die mede tot een grotere rol van dat land in de regio kunnen leiden. 3-271
Bogdan Golik (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eerst de rapporteur welgemeend bedanken voor zijn verslag. Twee jaar geleden openden het Parlement en de Commissie een nieuw hoofdstuk in de betrekkingen tussen de Unie en India, die ‘strategisch partnerschap’ werden genoemd. Ik was destijds de vertegenwoordiger van het Europees Parlement in een missie naar India ter voorbereiding van de top, en had er alle vertrouwen in dat India een strategische partner voor ons zou worden. De keuze leek voor de hand te liggen. De twee grootste democratieën van de wereld zijn samen goed voor ruim 1,5 miljard inwoners, en verkeren in de positie dat ze een nieuwe economische wereldorde kunnen scheppen. Destijds beloofden we elkaar groei in termen van wederzijdse investeringen, handel, uitwisselingen van jongeren en samenwerking tussen bedrijven en hogeronderwijsinstellingen. Dit alles leek een uiterst verstandige zaak. Werken we hier naartoe? De Europese Unie wil haar positie in de voorhoede van het wereldpeloton behouden, hoewel zij op dit moment wat achterop lijkt te raken. Daarom moest haar belangrijkste partner en markt uiteraard een land zijn met een bevolking van één miljard, waar de economische groei al jaren boven de 7 procent uitkomt en waar 50 procent van de bevolking jonger is dan 20 jaar. Is dit alles uitgekomen? Helaas niet. Wat is er geworden van onze strategie voor jongerenuitwisseling en investeringen? Die is niet goed uit de verf gekomen, omdat sommige landen het in hun hoofd zetten dat Rusland onze strategische partner moest worden. Rusland is een land met een bevolking van ruim 150 miljoen mensen, waar de gemiddelde leeftijd bijna 50 is; een land dat klaarstaat om Europa te chanteren door te dreigen met het stopzetten van de energieleveranties en het dichtdraaien van de gaskraan. Ik roep het Parlement en de Commissie op hun beleid te herzien en trouw te blijven aan de akkoorden die zijn
82 gesloten in het kader van een strategisch partnerschap tussen de Unie en India. 3-272
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ondanks het feit dat zijn economische groei jaarlijks tussen 5 en 7 procent ligt, blijft India een land van grote tegenstellingen. 65 Procent van de bevolking is landbouwer, en bijna 70 procent woont op het platteland. Hoewel India bijna bovenaan staat waar het gaat om talentvolle technici en ingenieurs, ITspecialisten en wetenschappers, is ongeveer een derde van de bevolking analfabeet en lijdt een groot deel daarvan armoede. Vanuit het gezichtspunt van samenwerking leveren deze tegenstellingen een unieke mix van voordelen op voor India, aangezien het land kan putten uit een voorraad goedkope ongeschoolde arbeidskrachten én goedkope hoogopgeleide arbeidskrachten. India heeft een bevolking van meer dan een miljard mensen en is de op drie na grootste economie van de wereld. Het land zou dan ook een aantrekkelijke partner voor de Unie moeten zijn op handels- en investeringsgebied. Dit potentieel wordt onvoldoende benut door bedrijven uit de Europese Unie, die een sterke voorkeur voor China lijken te hebben. De handel van de Unie met India beloopt nog geen 20 procent van die met China. Deze cijfers lijken te suggereren dat een groot deel van dit potentieel nog braak ligt, maar het is in dit verband wel essentieel dat de hoge invoerrechten die worden geheven op goederen die vanuit de Europese Unie in India worden geïmporteerd, worden verlaagd en dat non-tarifaire belemmeringen zoveel mogelijk worden weggenomen. De Unie heeft zich al voorstander verklaard van significante concessies in het kader van de WTOonderhandelingen. De Indiase autoriteiten moeten de bureaucratie trachten tegen te gaan, aangezien die buitenlandse investeringen in de weg staat. Met name het gebrek aan investeringen in de sectoren vervoer en energie is een hinderpaal voor de ontwikkeling, terwijl dit juist aantrekkelijke terreinen voor buitenlandse investeringen kunnen zijn. De Unie zou haar ervaring in dienst kunnen stellen van de oplossing van de problemen die samenhangen met de aanzienlijke regionale ontwikkelingsverschillen in India, die zich voordoen tussen het westen en zuiden enerzijds en het oosten en noorden anderzijds. Tegelijk met de ontwikkeling van de handelsrelaties moeten we ook de eerbiediging van de mensenrechten in India bevorderen. Dit is een belangrijk onderwerp, dat tijdens de top in oktober aan de orde moet komen. 3-273
Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, directe buitenlandse investeringen zijn voor elk land een belangrijke bron van ontwikkeling. Ik kom uit een van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en ik kan u bevestigen dat buitenlandse investeringen inderdaad voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de huidige dynamische economische groei in Midden- en Oost-Europa. In het geval van India is dat niet anders.
27/09/2006 India is het op twee na meest attractieve land voor het aantrekken van buitenlandse investeringen, en Europa is een van de grootste bronnen van dit soort investeringen aldaar. In 2004 ging het om meer dan één miljard euro. Maar ondanks deze positieve trend en de vele verbeteringen is het onmogelijk om niet te zien dat buitenlandse investeerders nog steeds met vele problemen te kampen hebben. Ze moeten in de clinch met de lokale, regionale en landelijke bureaucratie, hebben te maken met onduidelijke voorschriften waar voortdurend wijzigingen in worden aangebracht, en in vele sectoren, zoals de landbouw, mag überhaupt niet worden geïnvesteerd. Ik wil dan ook de Indiase overheidsinstellingen en de Indiase politici oproepen de huidige situatie te verlichten en de toegang van buitenlandse investeerders tot de Indiase markt verder te vereenvoudigen. Zoals duidelijk uit het succesvolle voorbeeld van Midden- en Oost-Europa blijkt, is dat niet alleen in het voordeel van de investeerders, maar ook in dat van het land waar de investeringen naartoe gaan, in dit geval India. 3-274
Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u allen voor uw opmerkingen. Daaruit blijkt wel dat wij allemaal grote waarde hechten aan intensieve betrekkingen tussen de Unie en India. Pas vorige week, op 19 september 2006, heeft de groep op hoog niveau voor de handel tussen de EU en India zijn rapport afgerond voor de Top EU-India op 13 oktober 2006. In dat rapport wordt geconcludeerd dat ons handelspartnerschap via onderhandelingen over een breed opgezet handels- en investeringsakkoord uitgebreid dient te worden. Die conclusie vormt dan ook de basis voor de aanbeveling die deze groep aan de Top EU-India voorlegt, namelijk dat er alle aanleiding toe is om onderhandelingen in gang te zetten voor bilaterale onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst en dat de betrokken partijen klaar zijn om de noodzakelijke stappen te nemen om met die onderhandelingen te beginnen. De gebieden die de basis moeten vormen van de bilaterale relatie tussen de EU en India, zijn door de drie betreffende bijeenkomsten van het EU/India-subcomité in kaart gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om onderwerpen als beleid, dialoog en samenwerking op economisch vlak, inclusief industrieel beleid, wetenschap en technologie, financiën en monetaire zaken, het milieu, milieuvriendelijke ontwikkeling en klimaatverandering, samenwerking op energiegebied, ICT, burgerluchtvaart, maritiem transport, ruimtetechnologie, landbouw en maritiem beleid, douane, werkgelegenheid en sociaal beleid, samenwerking tussen bedrijven en ontwikkelingssamenwerking, maar ook om handel en investeringen en het samenbrengen van mensen en culturen. Ongetwijfeld zullen veel van deze thema’s onderwerp van discussie zijn tijdens de Bedrijfstop tussen India en de EU van 12 oktober 2006 en de politieke Top van 13 oktober 2006. Doel daarbij is uiteraard om vooruitgang te boeken op alle gebieden die
27/09/2006 van belang zijn voor de betrekkingen tussen de EU en India. Het is in ons wederzijds belang om voort te bouwen op de rijke geschiedenis aan ervaringen en op de samenwerking met India. Een eventuele vrijhandelsovereenkomst met India biedt ons een breed scala aan mogelijkheden. Een van de voordelen is bijvoorbeeld een consolidatie van de bevoorrechte positie die de Europese Unie op die belangrijke groeimarkt inneemt. India is de enige belangrijke opkomende economie waarvan de Europese Unie zowel de belangrijkste handelspartner als de grootste investeerder is. Hoewel er inmiddels sprake is van aanzienlijke hervormingen, is de toegang tot de Indiase markt nog steeds zeer beperkt door de invoertarieven voor bepaalde sectoren van meer dan 30 procent en de vele plafonds voor buitenlandse investeringen in de dienstensector. Door een verlaging van de tarieven voor bedrijven uit de EU en de liberalisering van de handel in diensten wordt toegang verkregen tot een snel groeiende markt wat tegelijkertijd een positief effect op het concurrentievermogen heeft. Een bijkomend voordeel is dat er een stimulans wordt gegeven aan de economische hervormingen in India met alle bijbehorende voordelen voor de economische groei van de regio op lange termijn. De merkbare gevolgen en economische voordelen van een vrijhandelsovereenkomst met de Europese Unie zouden niet alleen een ondersteuning vormen voor het Indiase hervormingsprogramma, maar zouden ook tot een stabieler investeringsklimaat leiden. De Ontwikkelingsagenda van Doha sluit bilaterale vrijhandelsovereenkomsten niet uit en vormt ook geen belemmering voor het succesvol afronden van die agenda. Zowel de Europese Unie als India blijven voorstander van een gereguleerd multilateraal WTOhandelsstelsel. Wat het handelsbeleid betreft, geven beide partners de hoogste prioriteit aan een positief resultaat van de multilaterale Doha-onderhandelingen. India en de Unie zullen dan ook met het oog op hun wederzijdse belangen nauw blijven samenwerken en een toonaangevende rol blijven spelen met betrekking tot de Doha-ronde. In zijn speech van 18 september 2006 in Berlijn zei commissaris Mandelson dat het centrale thema van de herziening van het handelsbeleid in oktober erop gericht zou zijn naar manieren te zoeken om de verbondenheid van de EU met het multilaterale handelsstelsel uit te breiden en aan te vullen met een nieuwe generatie bilaterale vrijhandelsovereenkomsten voor de belangrijkste groeimarkten. Europa blijft weliswaar een vooraanstaande concurrentiepositie innemen wat de mondiale exportmarkten betreft, maar onze bedrijven verliezen terrein op het gebied van high-tech-producten en de snel groeiende markten. De Europese Unie presteert ondermaats in snel groeiende regio’s zoals Azië. Daarom is het nu tijd voor nieuwe bilaterale
83 vrijhandelsovereenkomsten om toegang te krijgen tot meer van die opkomende markten. Die vrijhandelsovereenkomsten kunnen voortbouwen op de multilaterale liberalisering van de WTO door de nadruk te leggen op gebieden als de handel en diensten, overheidsaanbestedingen en het mededingingsbeleid. Dat zijn zaken die nog niet volledig worden bestreken door de regels of normen van de WTO. Wat dat betreft, vormt de uitbreiding van de bilaterale handelsbetrekkingen tussen de EU en India een ondersteuning van het overkoepelende multilaterale handelsstelsel. Zoals velen van u al hebben benadrukt tijdens dit debat, wil ik afsluiten met de opmerking dat het versterken van de betrekkingen tussen de EU en India voor dat land vele mogelijkheden met zich meebrengt, zoals het verminderen van de kloof tussen rijk en arm, het verbeteren van de omstandigheden en bescherming van iedereen die daar werk verricht (met name voor vrouwen en kinderen) en het verbeteren van de kwaliteit van het bestaan van de mensen in India in het algemeen. Zoals terecht al eerder is opgemerkt, moeten 190 miljoen mensen in dat land zien rond te komen met minder dan één Amerikaanse dollar per dag. 3-275
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag, om 12.00 uur plaats. De vergadering wordt thans onderbroken. U kunt de zitting bijwonen van de Conferentie van voorzitters, die om 17.30 uur begint en open is voor alle afgevaardigden. Er zal een uitwisseling van standpunten plaatsvinden met de premier van Libanon, de heer Siniora, over de situatie in het Midden-Oosten. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) 3-276
Glyn Ford (PPE). - (EN) Sta mij toe om allereerst de heer Karim te feliciteren met zijn verslag over de economische en handelsrelatie met India. In tegenstelling tot het debat van de afgelopen maand over de handelsbetrekkingen tussen de EU en China vormen zijn werkzaamheden en het bijbehorende verslag een schoolvoorbeeld voor samenwerking en consensus. Mijn Fractie zal dit verslag dan ook ondersteunen. Ik moet mij wel verontschuldigen dat ik morgen niet bij de stemming aanwezig kan zijn omdat ik de conferentie van de Labour Party in Manchester zal bijwonen. Ik heb één algemeen punt en twee specifieke opmerkingen over het verslag. In de eerste plaats wil de PSE-Fractie niet de suggestie ondersteunen dat een bilaterale vrijhandelsovereenkomst de plaats zou kunnen innemen van een geslaagde afronding van de Ontwikkelingsronde van Doha. Wij weten dat India daar ook zo over denkt, maar dat een aantal afgevaardigden een andere mening is toegedaan.
84
27/09/2006
In de tweede plaats ben ik bereid, zij het met enige terughoudendheid, de liberalisering te steunen, maar ik deel ook enkele twijfels van de heer Markov met betrekking tot de maatschappelijke gevolgen voor kleine boeren en bedrijven als het stelsel van algemene preferenties wordt stopgezet. Indien het amendement van de heer Markov iets behoedzamer geformuleerd zou zijn, had het op mijn steun kunnen rekenen. Ten derde vind ik de deelname van India aan het ITERprogramma geen goede zaak. Volgens mij is dat hele programma één grote vergissing. Ik zou het toegejuicht hebben als dat programma bij Japan terechtgekomen was, zodat dat land meer en wij minder geld hieraan verspild zouden hebben. Ik kan wat dat betreft alleen maar medelijden hebben met de mensen in India. 3-277
James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Gezien de sterke banden die er tussen mijn eigen lidstaat en India bestaan, hecht ik er uiteraard bijzonder veel waarde aan dat de EU alles doet wat in haar vermogen ligt om te zorgen dat India al zijn enorme economische ontwikkelingsmogelijkheden ook daadwerkelijk kan benutten. Ik heb India een aantal keren mogen bezoeken en ik ben diep onder de indruk van het tempo van de economische ontwikkeling in dat land in de afgelopen jaren; met name met betrekking tot de industriële sectoren die van essentieel belang zijn in de 21e eeuw, zoals de informatietechnologie. Ik ben verheugd over de vooruitgang die geboekt is bij de dialoog in het kader van de zesde Top tussen de EU en India vorig jaar. Het verbeteren van de economische en handelsrelaties tussen de EU en India zal tot wederzijds voordeel strekken. Het is daarbij vanuit ons perspectief wel van essentieel belang dat de armoedebestrijding de belangrijkste doelstelling van onze bijdrage aan de economische ontwikkeling zal zijn. Dat moet een van de hoogste prioriteiten blijven van ons strategische partnerschap. Ik feliciteer de rapporteur met zijn verslag. 3-278
(De vergadering wordt om 17.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) 3-279 VOORZITTER: SYLVIA-YVONNE KAUFMANN Ondervoorzitter 3-280
Samenstelling fracties: zie notulen 3-281
Vooruitzichten van de vrouw in de internationale handel (debat)
Anna Záborská (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zo vrij om aan het begin van onze gedachtenwisseling over het verslag van mevrouw Breyer een voorstel van orde in te dienen. Mijn opmerking betreft de vertaling, in de verschillende officiële talen van de Europese Unie, van de ontwerpresolutie over de vooruitzichten van de vrouw in de internationale handel. Ik heb namelijk met de Slowaakse, de Engelse, de Duitse en de Franse versie gewerkt, en er zijn een aantal paragrafen die volkomen verschillend zijn vertaald. Ik zou het fijn vinden als de diensten de kwaliteit van de vertalingen zouden kunnen controleren. 3-284
De Voorzitter. − Hartelijk dank, dit is natuurlijk een heel belangrijke mededeling. De diensten zullen deze zaak gaan uitzoeken en rechtzetten. 3-285
Hiltrud Breyer (Verts/ALE), rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik sta volledig achter dit voorstel van orde want er zijn inderdaad grote verschillen tussen de vertalingen. Commissaris, dames en heren, ik had graag gewild dat uw collega voor het handelsbeleid aanwezig was geweest, omdat dit debat van vanavond precies over een onderwerp gaat dat op zijn terrein ligt. Ik hoop echter dat we niet voor het laatst over dit onderwerp debatteren in het Parlement. De globalisering en liberalisering van de wereldhandel zijn geen geslachtsneutrale verschijnselen. Ik ben dan ook verheugd dat ik namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid het initiatiefverslag over de vooruitzichten van de vrouw in de internationale handel mag presenteren. Het verband tussen gender en handel is een geheel nieuw onderwerp, niet alleen voor vrouwen, maar ook voor regeringen en handelsbeleidsmakers alsmede voor ons, het Europees Parlement. Het is daarom de hoogste tijd dat we dit thema oppakken en in deze discussie de vraag opwerpen welk effect de wereldhandel heeft op het genderbeleid en vice versa. Het verslag bevat een groot aantal concrete acties tegen genderblindheid in de internationale handel. Ik wijs er nadrukkelijk op dat het verslag in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid met eenparigheid van stemmen is aangenomen. In het verslag komt naar voren dat er behoefte is aan samenhang tussen het doel van het Europees genderbeleid en de doelstellingen van handel, ontwikkelingsbeleid en hulpprogramma's om gelijkheid tussen vrouwen en mannen te bevorderen.
3-282
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60254/2006) van Hiltrud Breyer, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over de vooruitzichten van de vrouw in de internationale handel (2006/2009(INI)). 3-283
Wereldwijd bestaat 70 procent van de mensen die onder de armoedegrens leven uit vrouwen. Omdat ze vrouw zijn hebben ze geen gelijke toegang tot eigendom, land en onderwijs en worden ze op allerlei manieren op de arbeidsmarkt gediscrimineerd. De marktliberalisering en de toename van de internationale handelsbetrekkingen zullen de situatie voor vrouwen verslechteren, omdat hierbij geen rekening wordt gehouden met de structurele
27/09/2006 discriminatie van vrouwen. De globalisering heeft nieuwe kansen geboden voor goed opgeleide vrouwen, maar voor arme vrouwen zijn de levensomstandigheden als gevolg van de marktliberalisering verslechterd. Microkredieten en ontwikkelingshulp zullen daarom een druppel op een gloeiende plaat blijven als we geen fundamentele wijziging brengen in de mondiale economische structuren. Op vele niveaus van het handelsbeleid vertegenwoordigt de EU de belangen van de lidstaten en sluit zij verdragen af, bijvoorbeeld in het kader van de WTO-onderhandelingen. De EU heeft in het verleden mijlpalen bereikt in de gelijke behandeling van vrouwen en mannen in Europa, maar waar het om de toepassing van dit beginsel in het mondiale handelsbeleid gaat, is er nog een gapende kloof. De Commissie rechten van de vrouw wil dit thema bespreekbaar maken. Als eerste stap dringen wij aan op gendermainstreaming in het internationale handelsbeleid, compleet met duidelijke controle- en evaluatiemechanismen. Een beoordeling kan bijvoorbeeld worden gemaakt aan de hand van een ranglijst waaruit blijkt wat in elke lidstaat de stand van zaken is op het gebied van hun streven naar gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Gelijke behandeling mag geen holle frase zijn. Er moet daarom binnen de Commissie een afdeling gendergelijkheid en handel worden opgericht die onder andere naar sekse uitgesplitste statistische gegevens moet leveren. Voorts wordt de Commissie uitgenodigd eens per jaar een voortgangsverslag inzake gendergelijkheid in de internationale handel voor te leggen. Bovendien moet er een speciaal fonds worden ingesteld dat vrouwen moet helpen toegang te verkrijgen tot leningen en onderwijs. Politici zonder geld zijn alleen maar mooipraters. Een verantwoord handelsbeleid kan dan ook enkel worden verwezenlijkt als de geldstromen transparant zijn. Daarom dringen wij aan op de invoering van gender budgetting, een gendergericht begrotingsbeleid. Wij achten het onontbeerlijk dat gendergerichte budgettering op alle niveaus van het handelsbeleid wordt opgenomen. De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid zal volgende week hierover een hoorzitting houden. Net zoals voor Europa is gebeurd op het gebied van gelijke kansen moet de EU nu ook dienen als lichtbaken voor het internationaal handelsbeleid. De Commissie moet de discriminatie van vrouwen in de handel actief helpen terug te dringen. In dat kader moet zij ervoor zorgen dat Europese bedrijven die in het buitenland produceren en van EU-markttoegangsprogramma's profiteren niet bijdragen aan de onmenselijke uitbuiting van vrouwen. Belangrijk is ook dat de EU alvorens zij handelsakkoorden sluit een gendergerichte analyse maakt van de situatie voor vrouwen. Wij mogen in de EU geen handel bevorderen waarbij op grote schaal vrouwenrechten worden geschonden. De internationale handelsorganisaties, ondernemingen en structuren worden door mannen gedomineerd, dat weten we. Instelling van een quotum is nog altijd
85 noodzakelijk om gendergelijkheid in machts- en beslissingsposities te bewerkstelligen. Een effectief quotum - een quotum dus waaraan niet alleen lippendienst wordt bewezen - zal ertoe bijdragen dat gendergelijkheid ook in de internationale handelsbetrekkingen wordt verankerd. Ik ben daarom blij dat de Commissie rechten van de vrouw een initiatief heeft ontplooid zoals in Noorwegen, waar is besloten om het aandeel vrouwen in de raden van toezicht tot 40 procent te verhogen. Als het Europees Parlement de resolutie over vrouwen in de internationale handel aanneemt, zou dat een groot succes zijn en een belangrijke stap op weg naar genderrechtvaardigheid. We zullen druk moeten uitoefenen om te bereiken dat de Commissie werk maakt van de eis van het Parlement. Ik dank alle collega's voor hun positieve ondersteuning van dit verslag en voor hun suggesties en ik hoop dat wij morgen bij de stemming voor een goede afronding van dit verslag kunnen zorgen. 3-286
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn collega, commissaris Mandelson, betreurt dat hij bij dit zeer belangrijke debat verstek moet laten gaan, maar hij is vanwege multilaterale besprekingen in de Verenigde Staten. De Europese Commissie is verheugd over het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Wat de Europese Unie betreft moet wereldbestuur een uit sociaal, economisch en ecologisch oogpunt duurzame ontwikkeling mogelijk maken. Daarom willen we beleid ontwikkelen dat een duurzaam antwoord biedt op gendergerelateerde kwesties. Dat kan nationaal beleid zijn, al dan niet geschraagd door internationale bijstand, gemeenschappelijk beleid, zoals de beleidsmaatregelen die de bouwstenen vormen van de Europese Unie, of beleid in de vorm van internationale afspraken. De liberalisering van de handel heeft veel vrouwen in ontwikkelingslanden nieuwe kansen geboden: er zijn nieuwe banen gecreëerd en in veel gevallen is de salariskloof tussen mannen en vrouwen verkleind, hetgeen geleid heeft tot een grotere zelfstandigheid en betere maatschappelijke positie van vrouwen. In het licht van de snelle veranderingen in de nationale economieën als gevolg van de mondialisering staan beleidsmakers echter ook voor de uitdaging te waarborgen dat de door de mondialisering geboden voordelen en kansen optimaal worden benut en dat de kosten op korte termijn voor bepaalde sectoren tot een minimum worden beperkt. De Europese Commissie is van mening dat duidelijke sociale voorwaarden de basis vormen voor een duurzame productiviteitsstijging en bevorderlijk zijn voor een efficiënte productie van kwalitatief hoogstaande goederen en diensten met een toegevoegde waarde. Van cruciaal belang zijn daarbij de volgende factoren: een beleid dat de negatieve effecten van een veranderende economie op bepaalde groepen mensen of
86 regio’s zoveel mogelijk opvangt, goede en voor iedereen toegankelijke sociale voorzieningen en sociale bescherming, een sociale dialoog, eerbiediging van de sociale grondrechten met inbegrip van de fundamentele arbeidsnormen, minimumnormen voor arbeidsomstandigheden en voor het beleidsmatig betrekken van werknemers bij het inspelen op veranderingen. De Europese Commissie bevordert naleving van de fundamentele arbeidsnormen via het communautaire handelsbeleid. Tot de fundamentele arbeidsnormen zoals vastgelegd door de Internationale Arbeidsorganisatie behoren ook Verdrag nr. 100 betreffende gelijk loon voor mannelijke en vrouwelijke werknemers voor werk van gelijke waarde, en Verdrag nr. 111 betreffende discriminatie op het werk. In de multilaterale context staat in de verklaring van de eerste ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Singapore in 1996 een verwijzing naar de fundamentele arbeidsnormen. Helaas hebben de leden van de WTO dit punt niet op de ontwikkelingsagenda van Doha gezet. Toch is de Commissie vastbesloten om zowel bij de toetsing van het eigen handelsbeleid van de EU als in het kader van toetsingen van het handelsbeleid van andere landen handel en sociale ontwikkeling, de fundamentele arbeidsnormen en gecommitteerdheid aan een zinvolle dialoog tussen de WTO en de Internationale Arbeidsorganisatie voor ogen te houden. In het kader van dit proces worden voorafgaand aan iedere toetsing van het handelsbeleid door het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen verslagen opgesteld. De Commissie is ook groot voorstandster van een waarnemerstatus voor de IAO binnen de WTO. De Europese Commissie tracht de doelstellingen op het gebied van de sociale ontwikkeling tevens via regionale, biregionale en bilaterale overeenkomsten te verwezenlijken. Erkenning en bevordering van de sociale rechten is in al haar recente overeenkomsten opgenomen als element van de universele doelstelling van fatsoenlijk werk voor iedereen. Zo is de Commissie een dialoog en samenwerking aangegaan met landen als Chili, Zuid-Afrika en, op biregionaal niveau, met de ACS-landen, de Samenwerkingsraad van de Golf, Mercosur en andere regio’s. De Europese Commissie is nog steeds van mening dat het bespreken en aankaarten van sociale kwesties niet uit protectionistische overwegingen dient te gebeuren en verwerpt iedere unilaterale, op sancties gebaseerde benadering. Het doel is sociale vooruitgang te boeken ten behoeve van alle burgers. Sinds 1998 kent de EG in het kader van het stelsel van algemene preferenties handelspreferenties toe; bijzondere stimuleringsregelingen voor ontwikkelingslanden die eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO waarborgen en internationaal erkende normen voor duurzaam bosbeheer
27/09/2006 in acht nemen. Op dit moment zijn voor ongeveer 180 ontwikkelingslanden en afhankelijke gebieden algemene preferenties van kracht. Het nieuwe stelsel van algemene preferenties, dat op 27 juni 2005 door de Raad werd aangenomen, voorziet in het SAP-plus-initiatief voor duurzame ontwikkeling, dat aanvullende tariefvoordelen mogelijk maakt voor landen die VN- en IAO-verdragen inzake mensenrechten en arbeidsrechten, met inbegrip van rechten betreffende gendergelijkheid, hebben ondertekend en effectief ten uitvoer hebben gelegd. In totaal vijftien landen hebben de fundamentele verdragen geratificeerd en de status SAP-plus gekregen. Binnen de Relex-diensten van de Commissie is een helpdesk voor genderkwesties opgezet. De genderhelpdesk is onderdeel van een bredere inspanning om capaciteit op te bouwen en kennis te vergaren ter bevordering van gendergelijkheid en de volledige tenuitvoerlegging van de gendermainstreamingstrategie. Daarnaast is voor de ambtenaren van de Commissie een pakket instrumenten ontwikkeld met praktische wenken in verband met gendermainstreaming. De EG werkt op het gebied van handelsaangelegenheden ook steeds nauwer samen met de Internationale Arbeidsorganisatie, om naleving van de fundamentele arbeidsnormen in ontwikkelingslanden te bevorderen door middel van evaluatie, capaciteitsopbouw en wetshandhaving. In 2005 en 2006 heeft de Commissie een proefproject van de IAO gefinancierd dat gericht was op het ontwikkelen van indicatoren voor fatsoenlijk werk in ontwikkelingslanden, om het verband tussen fatsoenlijk werk en handelsliberalisering te onderzoeken. Er zijn casestudy’s uitgevoerd op de Filippijnen en in Uganda. De vergaarde informatie omvat naar sekse uitgesplitste gegevens over werkgelegenheid, lonen en arbeidstijden. Deze statistieken geven een genuanceerder beeld van fatsoenlijk werk dan de gegevens die tot nu toe beschikbaar waren. De Commissie gaat nu bestuderen of het mogelijk is deze indicatoren toe te passen bij toekomstige bijstandsprogramma’s met ontwikkelingslanden om hen te helpen de sociale aanpassing aan de mondialisering in goede banen te leiden. Er zal een verslag worden opgesteld dat aan het Europees Parlement wordt voorgelegd. Daarnaast gaat de Europese Commissie bekijken of het mogelijk is de indicatoren voor fatsoenlijk werk toe te passen bij duurzaamheidseffectbeoordelingen van handel. 3-287
Anna Záborská, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wil onze collega, mevrouw Breyer, bedanken voor haar ontwerpresolutie, die de unanieme steun heeft gekregen van mijn commissie. De mondialisering en de liberalisering van de economie zijn niet voor iedereen reden tot blijdschap. Daarom stel ik de vraag aan de orde welke plaats er is weggelegd voor de zwaksten van de samenleving en met welke middelen een solidaire economie kan worden bevorderd.
27/09/2006 De politieke en economische verantwoordelijken moeten zich creatief inspannen om te zorgen dat mannen en vrouwen het beste uit zichzelf kunnen halen en om het algemeen publiek belang te bevorderen, zonder overmatige gouvernementele inmenging die de nationale economieën zou schaden. In de paragrafen 15 en 26 wordt de ranglijst van de lidstaten genoemd. Deze vormt een stimulans. Maar deze staat al sinds 1951 in de door de lidstaten van de Europese Unie ondertekende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie. In de paragrafen over de betrekkingen met derde landen wordt onderstreept dat vrouwen, als deelneemsters aan het economisch verkeer, moeten worden erkend in al hun activiteiten op het vlak van persoonlijke ontwikkeling, gezinsleven en onderwijs en in al hun maatschappelijke functies. De erkenning van het onbetaalde en informele werk dat door vrouwen wordt verricht verdient meer aandacht in de Europese politiek. De resolutie herinnert ons er ook aan dat wij tot elke prijs iedere vorm van westers neokolonialisme moeten vermijden, en de culturen van onze economische partners moeten respecteren, terwijl we tegelijkertijd moeten instaan voor het verdwijnen van iedere vorm van discriminatie tussen mannen en vrouwen. Daarom maan ik mijn fractie deze resolutie te steunen, in de hoop dat, spoedig, de politieke verklaringen over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen eindelijk in het economische leven gestalte zullen krijgen. 3-288
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, wegens de traditionele rollen en plichten van vrouwen en mannen in bepaalde samenlevingen worden vrouwen beroofd van toegang tot onderwijs en goede gezondheidszorg. Ook moeten zij de middelen ontberen die hun de mogelijkheid zouden bieden om hun financiële situatie te verbeteren. Dit wordt bevestigd door de statistieken, waaruit blijkt dat van al degenen in de wereld die armoede lijden, zeventig procent vrouwen zijn - een heel hoog percentage. Ondanks deze cijfers zijn er echter nog heel veel mensen die niet weten dat het gebrek aan gelijkheid van vrouwen en mannen duidelijk een negatieve impact heeft op de ontwikkeling op lange termijn. Een gebrek aan gelijkheid van mannen en vrouwen betekent namelijk dat vrouwen geen gelijke toegang hebben tot de productiemiddelen van de markt en dat, wat de sociale en politieke vraagstukken betreft, vrouwen geen deel hebben aan het besluitvormingsproces. Deze situatie heeft op lange termijn een negatieve invloed op de ontwikkeling. De internationale handel kan er tevens toe bijdragen dat het economische potentieel van heel de samenleving wordt gebruikt door de deelneming van vrouwen aan het economische, sociale en politieke leven te bevorderen. In dit opzicht is het bijzonder belangrijk dat de doelstellingen van het Europees beleid inzake gendergelijkheid en de doelstellingen van het Europees handels- en ontwikkelingsbeleid met elkaar stroken.
87 Vrouwen moeten hun rechtmatige rol kunnen spelen in de economie. Dat is van cruciaal belang als wij de positie van de vrouw willen versterken en structurele discriminatie willen overwinnen. Daarom moet de Europese Commissie inspanningen ondernemen om niet alleen het vraagstuk van de gendergelijkheid te integreren in de strategieën voor de internationale handel, maar ook transparante systemen in te voeren voor toezicht en controle daarop. Door het goede voorbeeld te geven - en ik weet zeker dat dit voorbeeld op den duur de norm gaat worden - kan de Europese Unie derde landen aantonen dat vrouwen niet behandeld mogen worden als tweederangsburgers maar in de gelegenheid moeten worden gesteld om te profiteren van volledige toegang tot de markt, tot kredietfaciliteiten en kapitaalgoederen. Bovendien is het belangrijk dat zowel de instellingen van de Europese Unie als de lidstaten de vraagstukken met betrekking tot gendergelijkheid en gelijke kansen opnemen onder de doelstellingen die zijn vastgesteld in het kader van alle Europese financieringsprogramma’s. De lidstaten moeten nationale beleidsmaatregelen ontwikkelen om de gendergelijkheid en de werkgelegenheid van vrouwen te verbeteren. Het besluit van de Noorse regering om een wet in te dienen op grond waarvan veertig procent van de bestuursleden van kapitaalvennootschappen vrouwen moeten zijn, is een schitterend voorbeeld, en de lidstaten moeten dat volgen. Daarvoor moet ook een communautaire wetgeving worden uitgevaardigd. Vrouwen moeten gelijke rechten hebben op deelneming aan het economische leven, met name in de armste landen. Onder de mogelijk nuttige maatregelen valt ook universele toegang tot zogenaamde microkredieten, die kunnen bijdragen aan de bestrijding van armoede onder vrouwen en die vrouwen kunnen helpen zichzelf te bedruipen en hun sociale status te verhogen. Tot slot wil ik erop wijzen dat het belangrijk is te zorgen voor een adequate vertegenwoordiging van vrouwen in de regeringsinstanties van de lidstaten van de Europese Unie en in internationale organisaties. Op die manier kan ervoor worden gezorgd dat met de gendervraagstukken en de problemen die met name vrouwen treffen, rekening wordt gehouden in het kader van de handelsbesprekingen op wereldniveau. Ik wil mevrouw Breyer van harte bedanken voor haar goed voorbereide document. 3-289
Maria Carlshamre, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ongelijkheid tussen de seksen is in onze maatschappij een gegeven. Deze ongelijke machtsstructuur is aanwezig in alle facetten van de samenleving en staat groei en iedere vorm van duurzaamheid in de weg. Driekwart van de mensen in de wereld die onder de armoedegrens leven, is vrouw. Gelijke kansen voor vrouwen en mannen is derhalve niet alleen een
88 mensenrechtenkwestie of een luxeprobleem. Onze gemeenschappelijke toekomst hangt ervan af. Het onderhavige verslag dat onze collega, mevrouw Breyer, namens de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid heeft opgesteld is een uitstekende basis voor de actie die dringend moet worden ondernomen op het gebied van de internationale handelsbetrekkingen. Zoals mevrouw Breyer aangeeft ondervinden vrouwen in het algemeen meer moeilijkheden om toegang te krijgen tot onderwijs, onroerend goed, krediet en andere faciliteiten en productiefactoren, alsmede besluitvormingsprocessen. Door die ongelijkheden kunnen vrouwen niet alle voordelen van handelsliberalisering benutten. Veel vrouwen krijgen bijvoorbeeld niet de kans hun economische en sociale positie te verbeteren, en dragen ook nog eens de bijkomende verantwoordelijkheid voor kinderen en huishouden. De meerderheid van de landbouwers in de wereld is vrouw! Een structurele wijziging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU zal de positie van deze vrouwen in derdewereldlanden in belangrijke mate verbeteren. Maar ongelijkheid tussen de seksen bestaat niet alleen in arme landen: ook in de lidstaten van de Unie zijn vrouwen in de politiek en het bedrijfsleven ondervertegenwoordigd. Om het debat over quota op een hoger plan te brengen moeten we inzien dat dit instrument op verschillende manieren kan worden gebruikt. Mijns inziens mag het alleen worden ingezet wanneer alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Net als de rapporteur ben ik verheugd over het besluit van de Noorse regering om een quotum van 40 procent vrouwen in het bestuur van naamloze vennootschappen wettelijk verplicht te stellen. Maar dit verslag kaart een heel aantal kwesties aan betreffende de systematische, volledig onrechtvaardige ongelijkheid tussen de seksen die invloed heeft op de internationale handelsbetrekkingen. Er staan enkele zeer concrete suggesties in, die mijns inziens echt het verschil kunnen maken in een politieke wereld die zo gekenmerkt wordt door loze woorden en valse beloften. De Commissie en de Raad zullen veel hebben aan dit verslag. En om af te sluiten: Praeterea censeo prostitutionem esse delendam. 3-290
Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijn oprechte dank aan mevrouw Breyer voor haar uitstekende verslag en voor het feit dat ze een ongelooflijk belangrijke kwestie aan de orde heeft gesteld, namelijk de handel en de manier waarop WTOovereenkomsten, GATS-overeenkomsten en besluiten van het IMF de levensomstandigheden en het levensonderhoud van mensen beïnvloeden. Net zoals de handelsovereenkomsten vaak gunstig zijn voor de geïndustrialiseerde landen en ongunstig voor de ontwikkelingslanden, zijn ze ook op een verschillende
27/09/2006 manier gunstig of ongunstig voor vrouwen en mannen. Traditioneel is de wereldhandel een arena voor mannen. Het bestuur van de IMF bestaat voor 100 procent uit mannen, en het bestuur van de Wereldbank voor 91,7 procent. Er is een aantal verbanden tussen handel en geslacht die nodig bestudeerd moeten worden om te begrijpen hoe mensen op verschillende plekken, mensen van verschillend geslacht en mensen uit verschillende klassen worden beïnvloed door de handelsovereenkomsten. Het geslacht is relevant omdat de relaties tussen de geslachten van invloed zijn op de distributie van, en de toegang tot, middelen, werk, inkomen en macht. Het geslacht beïnvloedt ons gedrag als economische actoren. Mannen en vrouwen reageren verschillend op economische veranderingen. Financiële instellingen worden niet alleen gedomineerd door mannen; nog belangrijker is het feit dat zij de genusstructuren in de economie uitbreiden en handhaven. Het werk van mannen en vrouwen wordt ongelijk gewaardeerd. Het werk van vrouwen in de reproductieve sfeer is onzichtbaar gemaakt en wordt niet betaald. Mannen en vrouwen worden verschillend door deze factoren beïnvloed en daarom is een genderanalyse ongelooflijk belangrijk opdat wij een handelsbeleid kunnen opstellen waarin de gelijke kansen worden bevorderd en waarin wordt gebroken met patriarchale structuren. De rol van de vrouwen in de economie moet zichtbaar worden gemaakt. Bij onderhandelingen over het handelsbeleid moet men rekening houden met alle verdragen, zoals het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen. 3-291
Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, evenals uit andere documenten van de Europese Unie blijkt ook uit dit verslag over de vooruitzichten van de vrouw in de internationale handel dat liberalisering, mondialisering en vrije markt een paradijs zijn dat alleen open is voor heel rijke, goed opgeleide en machtige mensen zonder enige scrupules. Dit komt ook naar voren in een van de conclusies in het verslag, waar staat dat alleen hooggeschoolde vrouwen profiteren van de handelsliberalisatie en dat de rest van de mannelijke en vrouwelijke bevolking, die meestal niet zo welgesteld is, uitgebuit wordt en ertoe neigt een propagandaslachtoffer te worden. Het ergste evenwel is dat dit schuil gaat achter een façade van verheven idealen zoals mensenrechten, gelijke rechten, gelijke kansen voor iedereen, gelijke behandeling op de werkplek en vele andere populaire leuzen, die bijna allemaal lichtjaren verwijderd zijn van de realiteit. 3-292
Irena Belohorská (NI). - (SK) Tegenwoordig wordt de sociale status van vrouwen op dezelfde wijze door de wereldhandel beïnvloed als waarop dat gebeurt voor alle anderen betrokkenen bij de een of andere vorm van economische activiteiten. De handelsliberalisering had zijn voor- en nadelen. Onder de voordelen van de handelsliberalisering en de mondialisering voor vrouwen valt met name de toegang tot nieuwe en vaak goed betaalde banen.
27/09/2006 De werkende vrouw is over het algemeen onafhankelijker en heeft meer zelfvertrouwen. Haar sociale status gaat vooruit en zij is zich meer bewust van haar rechten. Meestal krijgen vrouwen echter, in vergelijking met mannen, voor hetzelfde werk 20 à 50 procent minder loon. In de meeste gevallen is handelsliberalisatie alleen goed voor de big business. Aangezien vrouwelijke ondernemers vaak werken in het bestuur van kleine en middelgrote ondernemingen, profiteren zij slechts in beperkte mate van de marktopenstelling. Wat heeft de Wereldhandelsorganisatie gedaan om het beleid inzake gendergelijkheid vooruit te helpen en op de WTO-agenda te plaatsen? Het antwoord is: heel weinig. Volgens de WTO is handel een neutraal terrein, uitgaande van de veronderstelling dat handel en marktliberalisering geslachtsneutrale begrippen zijn. Dat betekent dat het beleid inzake gendergelijkheid niet rechtstreeks betrokken is bij dit terrein. Mijns inziens moet de WTO, gezien deze context, meer aandacht schenken aan gendergelijkheid in de toekomst. Het is interessant vast te stellen dat bijna alle WTOleden het Actieplatform van Peking hebben ondertekend. De uitvoering daarvan is echter meer dan een formaliteit. Men moet rekening houden met de bijdrage die vrouwen leveren aan de internationale handel. Vrouwen in het algemeen, en goed opgeleide vrouwen met talenkennis in het bijzonder, hebben uitstekende communicatie- en onderhandelingsvaardigheden en als managers passen zij andere methoden toe dan hun mannelijke tegenhangers. Vrouwen zijn weliswaar opmerkelijk goed vertegenwoordigd in de particuliere handelsector, maar het aantal vrouwen dat in internationale organisaties werkt, zoals de WTO, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en andere organisaties op handels- en zakengebied, moet worden verhoogd. Op die manier kan men ervoor zorgen dat vrouwen deel zijn van niet alleen het productie- maar ook het besluitvormingsproces, en niet alleen lagere posities bekleden maar ook op directie- en managementniveau werken. 3-293
Edite Estrela (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, iedere dag sterven er duizenden mensen van armoede, vooral vrouwen en kinderen. De cijfers zijn onthutsend. 2,5 miljard mensen leven van minder dan twee Amerikaanse dollar per dag, en zoals gezegd gaat het daarbij meestal om vrouwen. Armoede ligt aan de basis van de handel in vrouwen en kinderen, seksuele slavernij en gendergebaseerd geweld. Armoede leidt tot het niet afmaken van opleidingen, tot kinderarbeid, tot steeds grotere aantallen kinderen die in gevaar verkeren, tot illegale immigratie, tot fundamentalisme en tot terrorisme. Zonder financiële onafhankelijkheid kan er vrijheid noch gelijkheid bestaan. Vrouwen, met name jonge vrouwen,
89 worden gemakkelijk geronseld door internationale misdaadbendes, die hun in het vooruitzicht stellen dat ze in rijke landen goedbetaalde banen krijgen, maar hen vervolgens in de gedwongen prostitutie laten belanden. Vrouwen profiteren in het algemeen niet van de globalisering, die vaak van voordeel is voor arbeidskrachten met goede kwalificaties. Zij zijn juist vaak het slachtoffer van de schadelijke gevolgen van de liberalisering van de handel. Ik wil mevrouw Breyer complimenteren met dit verslag, dat precies op het juiste moment komt. Het bevat belangrijke voorstellen, waarvan ik het voorstel naar voren wil halen om microkredieten te gebruiken om armoede te lenigen. Microkredieten zijn doeltreffend gebleken als instrumenten om de armoede te bestrijden. Vrouwen hebben hiervan het meest en het best geprofiteerd en zijn erin geslaagd om de economische situatie van hun gezin te verbeteren. Vooral werkloze vrouwen en vrouwen met een laag inkomen – dat wil zeggen, vrouwen die geen toegang hebben tot de gebruikelijke financiële instellingen, zoals het geval is met de meeste vrouwen in de ontwikkelingslanden – hebben hier speciaal baat bij gehad. Studies hebben aangetoond dat vrouwen deel kunnen uitmaken van het economische besluitvormingsproces. Verdere studies tonen aan dat bedrijven met vrouwen in de top beter presteren. Laten wij, zoals eerder gezegd, ook het voorbeeld volgen van Noorwegen. 3-294
Helmuth Markov (GUE/NGL). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, tamelijk kort geleden is er in het Parlement een verslag over handel en armoede behandeld waarop de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid een aantal uitstekende amendementen heeft ingediend die allemaal zijn aangenomen. Ik bedank daarom mevrouw Breyer voor dit initiatiefverslag, want dit verslag is het logische voortvloeisel van ons werk aan het thema met betrekking tot de rol die handel en vrouwen in hun onderlinge verband spelen. Als er geen fundamentele verandering van opvattingen plaatsvindt in het economisch en handelsbeleid, zal er ook niets veranderen aan het probleem dat vrouwen ongelijk worden behandeld. Weet u nog hoe het zat met de handelsakkoorden? In het verslag-Agnoletto werd vastgesteld dat in alle internationale verdragen mensenrechtenclausules moeten worden opgenomen. Naast individuele bestaan er ook sociale mensenrechten en het is dus meer dan gerechtvaardigd om in alle handelsakkoorden ook clausules voor de sociale mensenrechten op te nemen. Dat houdt in: het recht op onderwijs en opleiding en het recht op gratis gezondheidszorg. Wie daar voorstander van is – en dat zíjn wij – kan dan natuurlijk niet een Europese dienstenrichtlijn in werking laten treden waarin nu juist dat soort zaken aan de markt wordt overgelaten en afhankelijk van de portemonnee worden gemaakt. Het is volkomen duidelijk dat daarna precies dezelfde aanpak voor het GATS zal worden
90 gehanteerd, waardoor vrouwen in bepaalde landen het nakijken hebben vanwege het gebrek aan financiële middelen aldaar. Over de quota wil ik zeggen dat ze altijd als krukken maar ook als bruggen kunnen fungeren. Dat zeg ik u uit eigen ervaring – ik ben van de linkse partij PDS in de Bondsrepubliek Duitsland – want wij hanteren een quotum van 50 procent bij alle afgevaardigden. Als dat percentage algemeen zou worden ingevoerd, zouden we in onze samenleving al een heel stuk verder zijn. 3-295
Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de rol en perspectieven van de vrouw op het gebied van de internationale handel is iets dat nog onvoldoende is bestudeerd of gestimuleerd door de regeringen en degenen die verantwoordelijk zijn voor het handelsbeleid. Er is weinig bekend over de impact van de handel op de vrouw, terwijl ook onbekend is welk effect de genderkloof op de handel heeft. Er bestaan niet veel voorbeelden van concrete beleidsvormen in de sector om de gelijkheid tussen man en vrouw te bevorderen. Dat gebrek aan kennis is te wijten aan het ontbreken van voldoende naar gender gedifferentieerde gegevens in de handelsstatistieken, en ook aan het ontbreken van een genderperspectief in economische modellen en analyses. De gelijkheid tussen man en vrouw moet en kan vanuit de handel gestimuleerd worden. In dit verband juichen wij bijvoorbeeld het besluit van de Noorse regering toe om bij de wet verplicht te stellen dat vrouwen 40 procent uitmaken van de raad van bestuur van naamloze vennootschappen. Ook in mijn land, Spanje, is een wet in behandeling, de zogenaamde wet op de gelijkheid, die een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van bestuur van handelsmaatschappijen verplicht stelt, waarbij onder evenwichtig wordt verstaan dat de vertegenwoordiging voor niet meer dan 60 procent uit het ene en niet minder dan 40 procent uit het andere geslacht bestaat. Daarom juichen wij het amendement van mevrouw Breyer toe waarin zij er bij de Commissie op aandringt om ook zo’n wetsvoorstel te formuleren. Ik maak van de gelegenheid gebruik, mevrouw Breyer, om u van harte geluk te wensen met uw werk. 3-296
Katalin Lévai (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, genderongelijkheid komt in onze debatten regelmatig aan bod, maar de rol van vrouwen in de internationale handel blijft doorgaans buiten beschouwing. Ik wil de rapporteur dan ook feliciteren omdat zij deze uiterst belangrijke kwestie, die maar zelden ter sprake komt, aan de orde stelt. We hebben het al gehoord; vrouwen ondervinden te vaak nadeel van de mondialisering, en ik ben het daar roerend mee eens. Vrouwen hebben niet dezelfde toegang tot onderwijs en banen, en nemen vaak niet volwaardig deel aan de handel. Vaak zijn
27/09/2006 besluitvormingsprocessen en diensten voor hen niet toegankelijk. We weten dat alleen hoogopgeleide vrouwen in de gelegenheid zijn de kansen van geliberaliseerde handel te benutten, en over de hele wereld hebben vrouwen te lijden onder de negatieve neveneffecten van mondialisering en liberalisering. Daarom vinden we allemaal dat gelijke behandeling een realiteit moet worden. Om dat te bereiken moet het werkgelegenheidsbeleid nauwlettend worden gevolgd en moeten naar sekse uitgesplitste gegevens worden vergaard. Handel kan worden aangemerkt als een van de zes sectoren voor prioritair optreden van het ontwikkelingsbeleid. Gendergelijkheid is de sleutel tot ontwikkeling in bredere zin. De gendermainstreamingstrategie is een stapsgewijze benadering op lange termijn, die ertoe moet leiden dat op zowel politiek als praktisch niveau rekening wordt gehouden met gendervraagstukken. Voor een doelmatige ontwikkeling is nodig dat genderanalyses stelselmatig deel uitmaken van de uitwerking, uitvoering en evaluatie van ontwikkelingsstrategieën. Doelmatige ontwikkeling rechtvaardigt dat specifieke maatregelen worden overwogen om te garanderen dat de genderproblematiek op passende wijze in aanmerking wordt genomen bij communautaire financiële instrumenten, die in toenemende mate op die problematiek moeten inspelen. Een sterkere vertegenwoordiging en participatie van vrouwen in het economische en politieke leven draagt in belangrijke mate bij tot armoedebestrijding en ontwikkeling en biedt hoop op een betere toekomst voor de volgende generatie. 3-297
Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren, de economische liberalisatie was de basis voor de snelle groei van Estland. De liberalisatie is nu de motor van de economieën van Europa en heel de wereld, maar haar succes heeft een prijs, namelijk hogere emotionele en economische druk op gezinnen, onzekere arbeidsrelaties en maatschappelijke gelaagdheid. Zoals hier reeds werd gezegd, heeft de mondialisering een sterkere weerslag op vrouwen dan op mannen. Vrouwen hebben een onevenredig groot aandeel in onbetaald werk. Hun rol in het politieke en economische besluitvormingsproces is echter onevenredig klein. Dit is onaanvaardbaar en werd tot nu toe in verband gebracht met emoties en overtuigingen. Daarom zijn er meer feiten nodig. De opstelling van een wetenschappelijke rangorde met betrekking tot de gendergelijkheid op de arbeidsmarkt zou effectief kunnen bijdragen aan de vermindering van de ongelijkheid, maar men moet ook zelf achter de feiten zien te komen. Ik heb enige tijd geleden de Estse samenleving gevraagd het doel van 40 procent vrouwenparticipatie in de bedrijfsbesturen na te streven. Wat in Noorwegen kan, zou in heel de wereld moeten kunnen. In het verslag wordt hetzelfde standpunt ingenomen. De boodschap van Europa moet eenvoudig en unaniem zijn:
27/09/2006 genderongelijkheid behoort tot het verleden. Dat is ook de boodschap van dit verslag, dat een uitstekend uitgangspunt is voor het verdere debat. 3-298
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de leden van het Parlement bedanken voor hun opmerkingen over dit belangrijke onderwerp dat naast de handel nog heel veel andere terreinen beslaat. Graag ga ik in op een aantal van de kwesties die vanavond aan bod zijn gekomen. Naar aanleiding van de opmerking dat Europese bedrijven die in het kader van het EU-samenwerkingsbeleid profiteren van EUmarkttoegangsprogramma’s, uitbuiting van vrouwelijke werknemers niet in de hand mogen werken, wil ik onderstrepen dat in recente samenwerkingsovereenkomsten verplichtingen zijn opgenomen betreffende de fundamentele IAO-verdragen inzake arbeidsnormen. De EU heeft in alle recente bilaterale handelsovereenkomsten verplichtingen betreffende de fundamentele arbeidsnormen van de IAO opgenomen, evenals in het SAP en het SAP-plus, dat tariefvoordelen toekent aan ontwikkelingslanden die de IAO-verdragen ratificeren. Wat betreft de gevolgen van handelsliberalisering wil ik benadrukken dat liberalisering veel vrouwen in ontwikkelingslanden nieuwe kansen heeft geboden. Door de liberalisering zijn nieuwe banen gecreëerd en vaak is de salariskloof tussen mannen en vrouwen verkleind, hetgeen leidt tot een grotere zelfstandigheid en een betere maatschappelijke positie van vrouwen. Het lijkt erop dat de maatschappelijke positie van meer dan een miljoen vrouwen in India als gevolg van het openstellen van de handel is verbeterd. De meesten van die vrouwen zijn afkomstig uit arme milieus. Wat betreft het integreren van gendergelijkheid in het beleid van internationale handel: de Europese Unie was een groot voorstandster van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de integratie van fatsoenlijk werk en sociale kwesties in de OESOinvesteringsactiviteiten in het algemeen. We zijn nog steeds voor een waarnemerstatus voor de IAO binnen de WTO, al moeten we erkennen dat andere leden daar bezwaren tegen hebben. Wat betreft gendereffectbeoordelingen, bij recente duurzaamheidseffectbeoordelingen van de handel is de genderproblematiek in aanmerking genomen. Naarmate de kwaliteit van gendergegevens verbetert, zullen de duurzaamheidseffectbeoordelingen van de handel in de toekomst stringenter worden, en op dit gebied kan zeker vooruitgang worden geboekt. Daarom gaat de Commissie de mogelijkheden bestuderen van toepassing van indicatoren voor fatsoenlijk werk, die ook gegevens moeten bevatten over het werk van vrouwen en mannen. Op de opmerking over gendergerichte budgettering als standaardinstrument in het begrotingsbeleid zal de Commissie schriftelijk reageren. Meer algemeen is
91 gendergerichte budgettering een kwestie die aan vele terreinen raakt. Desalniettemin worden we graag door het Europees Parlement op de hoogte gehouden van vorderingen op dit gebied en zullen we de werkzaamheden van de commissie belangstellend volgen. Wat betreft het quotum van 40 procent vrouwen in het bestuur van naamloze vennootschappen zoals in Noorwegen, moet ik erop wijzen dat dat in eerste instantie een zaak is voor de lidstaten. Tenslotte wil ik naar aanleiding van het verzoek binnen DG Handel een formele afdeling voor handel en gender op te zetten, nog eens onderstrepen dat binnen de Commissie in eerste instantie DG RELEX bevoegd is voor het toezicht op de mensenrechtensituatie in derde landen. In het kader van handelsovereenkomsten als SAP werkt DG Handel op het gebied van mensenrechten regelmatig nauw samen met de RELEX-diensten, evenals met de Internationale Arbeidsorganisatie en DG Werkgelegenheid op het gebied van de rechten van werknemers. We mogen niet vergeten dat de Europese Unie de SAP-regelingen voor Myanmar heeft herroepen vanwege ernstige, systematische schendingen van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO, hetgeen aantoont dat het huidige systeem goed werkt. 3-299
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 3-300
Verbetering economische situatie van de visserijsector (debat) 3-301
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60266/2006) van Pedro Guerreiro, namens de Commissie visserij, over de verbetering van de economische situatie van de visserijsector (2006/2110(INI)). 3-302
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), rapporteur. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik alle leden van de Commissie visserij bedanken die dit verslag over de verbetering van de economische situatie in de visserijsector mogelijk hebben gemaakt. Het verslag is unaniem goedgekeurd. Tevens gaat mijn dank uit naar alle organisaties in de sector die, door de visserij en de werknemers in de sector onwrikbaar te beschermen, ons hebben geholpen om in het verslag een aantal voorstellen op te nemen ten aanzien van de ernstige sociale en economische crisis waarin de sector verkeert. Naar wij hopen zal het Parlement het resultaat steunen in de stemming van morgen. Nog maar een paar dagen geleden gaven vertegenwoordigers van de sector tijdens een bijeenkomst van de Commissie visserij in de Algarve een beschrijving van de situatie die als volgt kan worden samengevat: de visserijsector ziet zich geconfronteerd met een ernstige economische en sociale crisis die in de afgelopen jaren is verergerd. Deze moeilijke situatie is nog verslechterd door de stijgende
92 productiekosten, met name de stijgende brandstofkosten, samen met de stagnatie van de prijzen bij de eerste verkoop, en dit alles bedreigt de financiële levensvatbaarheid van veel bedrijven en heeft enorme gevolgen voor bemanningen van vissersvaartuigen, van wie het salaris afhangt van de inkomsten uit vangsten en, in sterke mate, van de brandstofkosten. Het gemeenschappelijk visserijbeleid is tekortgeschoten door het regelmatig afdanken van grote aantallen schepen, wat ertoe heeft geleid dat duizenden vissers een sector verlaten die van strategisch belang is voor sommige lidstaten. Er is een kentering nodig in het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals dat tot op heden wordt gevoerd, in die zin dat het rekening houdt met de bijzondere kenmerken van de visserijsector van ieder land en het recht erkent op duurzame visserij, waarbij visbestanden zich kunnen herstellen. Het beleid dient te zijn gericht op het voeden van de mensen, op volledige werkgelegenheid, op het verbeteren van de sociale omstandigheden van de werknemers en op het borgen van de duurzaamheid van ondernemingen. De sector zal er wel bij varen indien er praktische maatregelen worden genomen, zoals noodmaatregelen met het oog op de sterke stijgingen van de brandstofprijzen, zoals het opzetten van een garantiefonds, directe tijdelijke steun als compensatie voor de stijgende diesel- en benzineprijzen, een verhoging van het bijstandsbedrag van de de minimisregel. Er dient ook een aantal maatregelen te worden genomen om het inkomen te waarborgen van degenen die werkzaam zijn in de sector, bijvoorbeeld door de prijzen bij eerste verkoop vast te stellen, wat een herziening met zich meebrengt van de huidige regels van de gemeenschappelijke organisatie van de markt van visserijproducten. Er dienen studies te worden uitgevoerd die erop gericht zijn om maatregelen vast te stellen voor het verhogen van de waarde van vis, met de bedoeling om de toegevoegde waarde naar de productiesector te leiden zonder dat de consument daar de dupe van is. Steun dient te worden verleend aan de modernisering en vernieuwing van de nationale vissersvloten, waarmee voorgoed een einde zou komen aan het willekeurig afdanken van schepen. Tevens moet er een gericht steunprogramma komen voor traditionele, kleinschalige kustvisserij. Dit waren de voorstellen die de sector deed tijdens de bijeenkomst met het Parlement. Hoewel de Commissie de toestand van de sector als ernstig heeft omschreven, vertonen haar voorstellen ernstige tekortkomingen. De moeilijkheden waarmee de visserijsector zich geconfronteerd ziet, vinden hun oorsprong voornamelijk in het probleem van de kostenstructuur, aangezien de kosten hoog zijn in verhouding tot de baten. De kosten zijn ineens de pan uit gerezen door de sterke stijging van de brandstofkosten. Daarom ook zal de voorgestelde oplossing om minder te vis te vangen en dus de vloot aan te passen – in te krimpen, dus – het probleem niet oplossen. Wat nodig is, is een verbetering van de economische situatie in de
27/09/2006 sector, wat bovenal betekent dat het probleem van de onbalans tussen dalende inkomsten en stijgende operationele kosten in de sector moet worden aangepakt. Hoewel dat niet de enige factor is, hebben de opeenvolgende vangstbeperkingen de economische situatie in de sector verder doen verslechteren, en het is dan ook moeilijk te begrijpen waarom deze maatregelen ook maar worden overwogen, laat staan geaccepteerd, als maatregelen die de economische situatie in de sector zouden verbeteren. Zoals de sector zelf naar voren heeft gebracht, vraagt een buitengewone situatie om buitengewone maatregelen. En dat betekent dat we dit jaar alle mogelijkheden moeten benutten en de financiële grenzen moeten opzoeken van de Europese begroting, niet in de laatste plaats omdat er een gemeenschappelijk beleid in het geding is, het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat, wil het consistent zijn, zijn eigen kosten zou moeten dekken binnen het kader van het Europees Visserijfonds. Tot slot wil ik nogmaals opmerken dat de visserijsector potentieel en toekomst heeft, en dat deze niet mag worden opgezet tegen de aquacultuur. Nieuwe prioriteiten vergen meer middelen en nieuwe middelen. 3-303
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, graag wil ik de rapporteur, de heer Guerreiro, bedanken voor zijn verslag. Mijn dank gaat ook uit naar de visserijcommissie omdat zij een initiatiefverslag aan dit belangrijke onderwerp heeft gewijd. Dit verslag is een belangrijke bijdrage aan het debat over de economische situatie van de visserijsector in de Europese Unie. Verder heb ik met genoegen vastgesteld dat de Conferentie van commissievoorzitters haar waardering heeft uitgesproken voor de mededeling van de Commissie betreffende de economische moeilijkheden in de sector. De Conferentie van commissievoorzitters was positief over de standpunten die de Commissie uiteenzet in haar mededeling, waarin mogelijkheden worden bekeken om de sector met inachtneming van de huidige communautaire wetgeving inzake staatssteun op korte termijn te helpen, met name over onze bereidheid om de nationale reddingen herstructureringssteunregelingen te onderzoeken die in de eerste twee jaar na bekendmaking van de mededeling door de lidstaten worden ingediend. Ik wil daarom ook een en ander zeggen over de aanbevelingen van de Conferentie van commissievoorzitters, die voor een groot deel overeenkomen met de aanbevelingen in het onderhavige verslag. Met betrekking tot de visserijsector hebben we dezelfde zorgen en doelstellingen als u. We zijn het eens met veel van de voorstellen en conclusies in uw verslag, al zijn we op bepaalde punten een andere mening en zienswijze toegedaan, bijvoorbeeld op het vlak van kortetermijnsteun voor de sector.
27/09/2006 Allereerst wil ik zeggen dat ik het volledig oneens ben met de uitspraak dat de Commissie misbruik maakt van de huidige economische crisis om de visserijvloot in te krimpen. Dat we zeggen waar het op staat en de aandacht vestigen op de situatie waarin de communautaire visserij zich als gevolg van jarenlange overbevissing bevindt, betekent nog niet dat we ergens misbruik van maken. Ook de suggestie dat we te weinig hebben gedaan en te laat in actie zijn gekomen is mijns inziens onredelijk. De stijging van de olieprijzen en de wanverhouding tussen de vlootcapaciteit en de beschikbare visbestanden zijn aanwijsbare oorzaken van de huidige crisis in de sector. De Commissie heeft gedaan wat ze kon om de sector te helpen zonder voorbij te gaan aan de communautaire wetgeving en de noodzaak dat de steun bijdraagt tot een duurzame visserij. In de communautaire wetgeving zijn geen bindende capaciteitsverminderingen voorzien. We stonden voor de moeilijke opgave een evenwicht te vinden tussen steun aan de groepen die het hardst getroffen worden door de hoge olieprijzen en oplossingen voor structurele problemen. Daarom hebben we ernaar gestreefd instrumenten in het leven te roepen om noodlijdende visserijbedrijven te redden en te herstructureren, en hen tegen de achtergrond van de hoge olieprijzen te helpen zich aan te passen en weer rendabel te worden. Steun aan noodlijdende visserijbedrijven is zinloos als de bedrijven niet kunnen of willen overgaan tot de herstructurering die hen weer winstgevend zal maken. Om die reden zijn alle vormen van steun voor de bedrijfsvoering – die niet alleen in strijd is met de communautaire wetgeving maar het probleem bovendien alleen maar zal rekken zonder het op te lossen – van de reddingssteunregelingen uitgesloten. Op korte termijn kan in het kader van nationale reddingen herstructureringssteunregelingen actie worden ondernomen door lidstaten die bereid zijn steun te verlenen voor financiële en materiële herstructurering van noodlijdende visserijbedrijven. Het is de bedoeling dat noodlijdende visserijbedrijven via deze regelingen toegang krijgen tot bedrijfskrediet, zodat ze het hoofd boven water kunnen houden. Zowel in uw verslag als in dat van de Conferentie van commissievoorzitters betreffende het werkprogramma van de Commissie werd om een dergelijke maatregel verzocht. De Gemeenschap hecht veel belang aan deze redding- en herstructureringregelingen, want met name via het Europese Visserijfonds zullen Gemeenschapsgelden ter beschikking worden gesteld voor cofinanciering van de herstructurering van visserijbedrijven en het opvangen van de daaruit voortvloeiende sociale gevolgen. In het kader van het EVF kan de sociaaleconomische steun worden verleend waartoe u oproept in uw verslag. Het nieuwe EVF schept ook gunstiger voorwaarden voor de buitenbedrijfstelling van vaartuigen, een punt dat zowel in uw verslag als dat van de Conferentie van commissievoorzitters werd aangekaart.
93 Naast steunmaatregelen in het kader van het EVF hebben we samen met de andere diensten van de Commissie ook hard gewerkt aan nieuwe regels voor “de minimis”-steun, om het beheer van kleinschalige steunregelingen door de lidstaten te vergemakkelijken. Ons voorstel ligt in de lijn van uw verzoek, en ook deze kwestie werd opgeworpen door de Conferentie van commissievoorzitters. U moet erkennen dat de drempel in ons voorstel nu al tien keer hoger ligt dan de vorige, die minder dan twee jaar geleden werd vastgesteld. We hebben nota genomen van het verzoek om een speciale behandeling van de langeafstandsvloot, dat zowel in uw verslag als in dat van de commissievoorzitters werd geuit. We zijn bereid te bekijken of en onder welke omstandigheden een apart register voor dit segment van de vloot gerechtvaardigd is. Naast het redden en herstructureren van noodlijdende visserijbedrijven moeten we op lange termijn een situatie creëren die bevorderlijk is voor blijvend succes. In de mededeling worden enkele beleidsterreinen genoemd die ik de komende jaren wil ontwikkelen om dit gunstiger klimaat te scheppen. Ik wil ze hier niet herhalen, maar vestig wel graag uw aandacht op een aantal punten waarop onze zienswijzen overeenkomen. We zijn het volledig met u eens dat vissers meer betrokken moeten worden bij het visserijbeheer. Dat is van cruciaal belang voor het welslagen van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid en ik ben vastbesloten om die weg te bewandelen. Verder zal ook de nodige aandacht worden besteed aan de financiering voor de regionale adviesraden. We hebben, zoals u in uw aanbevelingen vraagt, belangrijke stappen ondernomen om de strijd tegen illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (IUU) op internationaal niveau op te voeren. Ons actieplan uit 2002 wordt geactualiseerd en aan nieuwe wetgeving wordt gewerkt. Het is een punt dat bovenaan onze agenda staat. Verder onderkennen ook wij dat het specifieke karakter van de kleinschalige kustvisserij in aanmerking genomen moet worden. Dat hebben we gedaan, zowel bij de reddingen herstructureringregelingen als in het EVF. We zijn een onderzoek gestart om op objectieve wijze na te gaan of er meer kan worden gedaan. We zijn het ook met u eens dat marketing speciale aandacht verdient, om de toegevoegde waarde van visserijproducten voor vissers te verhogen. Zoals ook is aangegeven door de Conferentie van commissievoorzitters, moet in het kader van het zevende kaderprogramma onderzoek worden gedaan om de sector te helpen een aantal van de belangrijkste uitdagingen het hoofd te bieden. Ter afronding wil ik u nogmaals danken voor uw bijdragen en belangstelling. Het is wel duidelijk dat we allemaal streven naar een duurzame en gezonde
94 toekomst voor de visserijsector. Ik verheug me op een vruchtbaar debat. 3-304
Zdzisław Kazimierz Chmielewski, namens de PPEDE-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, onze rapporteur heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Als men de situatie van specifieke beroepsgroepen probeert te regelen komt men namelijk sterk in de verleiding om zijn sociale gevoeligheid aan te dikken, wat dan vaak uitmondt in overgevoeligheid als de politieke kortetermijnbehoeften zich ophopen. Onze rapporteur komt van de linkervleugel in dit Parlement en heeft zijn eigen derde weg gekozen. Hij acht de economische situatie van de visserijsector een buitengewoon probleem en wil dat de Commissie buitengewone maatregelen neemt. De kern van het standpunt van de heer Guerreiro komt tot uiting in amendementen als amendement 23, waarin de sociale gevolgen van de economische oplossingen worden beschreven. In deze amendementen wordt de Commissie dringend verzocht om nieuwe instrumenten te ontwikkelen voor de opstelling van economische programma’s die met name voor meer financiële middelen moeten zorgen. Meer gematigde meningen komen tot uiting in de amendementen met betrekking tot een langademig maritiem beleid, zoals de amendementen 3 en 5. Daarin wordt de behoefte om een koppeling te handhaven tussen een duurzaam inkomen, de belasting in de visserijsector en een specifieke vorm en niveau van sociale steun niet gebagatelliseerd. Dit principe moet echter wel van toepassing zijn op niet alleen de langetermijnactiviteiten ten behoeve van een duurzame visserijontwikkeling, maar ook op de kortetermijnmaatregelen, zoals de vervanging van motoren en vistuig. Het verslag van de heer Guerreiro is belangrijk voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en werd ook gedetailleerd behandeld in de Commissie visserij. De eindversie is het resultaat van multilaterale onderhandelingen en is een vastberaden poging om tot een tekst te komen waar alle leden vrede mee kunnen hebben. Het verslag heeft uiteindelijk de unanieme steun gekregen van onze commissie. Het Europees Parlement moet steun geven aan dit document, in de overtuiging dat twee fundamentele vraagstukken voor de Europese visserij in het regelgevend proces voor de Europese visserij aan de orde moeten komen, namelijk een breed opgezette economische strategie en de alledaagse vraagstukken die de betrokkenen in deze sector na aan het hart liggen. 3-305
Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, de visserijsector verbruikt veel energie, waardoor hij buitengewoon hard is getroffen door de prijsstijgingen van brandstof, een probleem dat de toch al precaire economische situatie nog heeft verergerd. De problemen waarmee de sector zich ziet
27/09/2006 geconfronteerd vragen om oplossingen die de situatie proberen te verbeteren in plaats van deze te verslechteren. Dan heb ik het over oplossingen zoals algemene verordeningen die niet behoorlijk kunnen worden bewaakt of die slecht zijn aangepast aan de specifieke omstandigheden in de sector waarop deze van toepassing zijn. Wat we nodig hebben, zijn verordeningen die rekening houden met bepaalde situaties in al hun complexiteit. Algemeen wordt aangenomen dat de beste stappen zijn: vermindering van de visvangst, het gebruik van meer selectieve methoden en het invoeren van positieve discriminatie van plaatselijke, kleinschalige visserij, wat de beste manier is om voor verse vis te zorgen. In dit geval echter is het niet ondenkbaar dat deze algemene doelstellingen moeten worden verwezenlijkt door middel van vergroting van de motorcapaciteit en de omvang van de vaartuigen, met als gevolg meer comfort en veiligheid op het werk, en door middel van investeringen in diversificatie, bijvoorbeeld in toeristische activiteiten. Een overdreven gedetailleerde, gecentraliseerde wetgevende constructie, die moeilijk in de praktijk kan worden gebracht en die weinig daadwerkelijke effect heeft op de situaties die zij zou moeten reguleren, leidt tot een toename van illegale, ongereguleerde vangsten die niet worden gerapporteerd binnen en buiten de Gemeenschap. Dit leidt wederom tot een diepere kloof tussen de fantasiewereld van de wetgeving en de werkelijke wereld van de Europese vismarkt. Het gemeenschappelijk visserijbeleid dient grondig te worden gedecentraliseerd en plaatselijke vissers, hun vertegenwoordigende organen en de gemeenschappen die leven van de visserij, moeten veel meer worden betrokken bij dit beleid en bij het verbeteren van het visserijbeheer. Volgens het handboek van de FAO over het behoud van de kwaliteit van vis is het centrale beginsel van een duurzaam visserijbeleid: de tragedie van het gemeengoed van de mensheid voorkomen. Met andere woorden, als er op iets geen afgebakende rechten bestaan, of het nu buffels zijn of vis, dan zal iedereen het willen exploiteren en het uiteindelijk vernietigen. Daarom kunnen we alleen door vissers medeverantwoordelijk te maken en hen rechtstreeks bij het beleid te betrekken wellicht hun economische positie verbeteren op een duurzame basis. 3-306
Arūnas Degutis, namens de ALDE-Fractie. - (LT) Ik ben het met de rapporteur eens dat als wij de economische situatie van de visserijsector willen verbeteren, wij voorstellen moeten doen voor het bereiken van de doelstellingen met betrekking tot zowel de onmiddellijke toekomst als het toezicht op de maatregelen waarmee op middellange en lange termijn materiële veranderingen teweeggebracht moeten worden. Aangezien deze sector bijzonder gevoelig is voor veranderingen in de natuurlijke omstandigheden moeten wij een systeem opzetten om verliezen te kunnen vergoeden die veroorzaakt worden door omstandigheden
27/09/2006 die zich aan onze controle onttrekken. Het is noodzakelijk op nationaal en communautair niveau een openbaar verzekeringstelsel in het leven te roepen dat de visserij kan helpen het hoofd boven water te houden als zij met natuurcrises wordt geconfronteerd. Soortgelijke maatregelen zijn ook reeds in andere sectoren getroffen. Ik wil nog zeggen dat ik volledige steun geef aan de kortetermijnmaatregelen die de rapporteur voorstelt. Wat de maatregelen op lange termijn betreft is toereikende investering in de visserijsector in het kader van het kaderprogramma voor onderzoek van doorslaggevend belang, zeker met het oog op de verbetering van de energie-efficiëntie. Het Europees Visserijfonds moet steun blijven geven aan de modernisering en verbetering van de Europese vloot. In dit opzicht wil ik u erop wijzen dat de voorstellen uit de vorige resoluties van het Europees Parlement grondig moeten worden bestudeerd. 3-307
Ian Hudghton, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het economisch welzijn van van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen in Schotland is de afgelopen jaren drastisch verslechterd, als direct gevolg van politieke besluiten die zijn genomen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid – besluiten waaraan de Schotse en Britse regering actief hebben meegewerkt. Grote aantallen vaartuigen zijn buiten bedrijf gesteld, en de resterende vaartuigen moeten de helft van de maand in de haven blijven liggen; daar komt nog bij dat de brandstofprijzen de pan uit rijzen. Dit alles heeft een ernstige, zware impact op visserijgemeenschappen gehad, op gezinnen die afhankelijk zijn van de visvangst en de visverwerkende sector. Helaas hebben de kustgemeenschappen in Schotland nog steeds te lijden, omdat de eigen regering keer op keer verzuimt gebruik te maken van mogelijkheden om financiële steun te verlenen. Onze rapporteur is van mening dat een gedecentraliseerder GVB een verbetering zou zijn, en ook ik zou dat een stap in de goede richting vinden. Maar helaas is het GVB op termijn gedoemd te mislukken; en afschaffing van het GVB is, naast een regeringswisseling in Schotland, de enige hoop voor de toekomst die visserijgemeenschappen in Schotland nog rest. 3-308
Jacky Henin, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe mijn collega, de heer Guerreiro, te feliciteren met zijn voortreffelijke en zeer volledige verslag. Laten we duidelijk zijn: de Europese visserij in het algemeen, en de ambachtelijk visserij in het bijzonder, verkeren in levensgevaar. Als we niets doen zijn er over vijftien jaar geen ambachtelijke vissers meer over op het grondgebied van de Unie. En met de kleine vissers zal tegelijkertijd de hele toeristische en economische bedrijvigheid van de visafslag en de visrestaurants
95 verdwijnen. Zonder deze mensen, die in de eerste plaats liefhebbers van de zee zijn, zullen de territoriale wateren van de lidstaten vrijwel zeker uitgeleverd zijn aan het geweld van de zeeschuimers die zich om God noch gebod bekommeren. Het is toch niet moeilijk te begrijpen waarom sommigen de visserij graag zien verdwijnen, in de wetenschap dat het verdwijnen van bepaalde visserijhavens ontwikkelingsperspectieven zou kunnen openen voor de pleziervaart, die buitengewoon invloedrijke economische en financiële partijen niet onverschillig zouden laten? Om mijn betoog te staven en te bewijzen dat men er wel degelijk opuit is de visserij tot zinken te brengen, verwijs ik u naar het schandelijke en misdadige besluit van de Commissie om een einde te maken aan het Franse Fonds de prévention des aléas de la pêche (FPAP – voorzorgsfonds voor onvoorziene omstandigheden in de visserij) met als voorwendsel dat het de concurrentie zou verstoren, terwijl de gehele beroepsgroep al in grote moeilijkheden verkeert door de almaar stijgende dieselprijzen. Het FPAP zou juist moeten worden uitgebreid naar de hele Unie, zoals in het verslag wordt voorgestaan, in plaats van dat de Commissie het verbiedt. Daarnaast lijkt het me noodzakelijk om bij de inkoopcentrales van de grote supermarkten prijzen te bedingen waarbij rekening wordt gehouden met de werkelijke kosten van de ambachtelijke vissers. Tot slot, om het tij te keren en de Europese visserij te redden, lijkt het me van belang dat we dit verslag aannemen en vooral dat de Commissie zeer snel de voorstellen uitvoert die erin zijn vervat. 3-309
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben verheugd over deze ontwerpresolutie, waarin wordt gewezen op de schadelijke gevolgen voor de visserijsector van de hoge brandstofprijzen, die hebben geleid tot het verlies van arbeidsplaatsen en ernstige problemen in visserijgemeenschappen. Ik schaar me achter het voorstel een garantiefonds op te richten dat onder gelijke voorwaarden voor de hele Gemeenschap de stabiliteit van de brandstofprijzen waarborgt. Ook ik vind dat de Commissie met haar verslag van afgelopen voorjaar tekortschiet, vooral wat betreft de kortetermijnsteun. Dat tijdelijke steun voor vissers die aan wal moeten blijven, deel uitmaakt van een reddingen herstructureringpakket maakt het als steunmaatregel minder zinvol; en dat de “de minimis”-drempel over een periode van drie jaar slechts tot 30 000 euro is verhoogd werkt ook zeer beperkend en is onbillijk in vergelijking met andere sectoren. De visserijsector bevindt zich in een crisis en het stuk van de Commissie heeft de zaken er niet beter op gemaakt. We moeten nog maar afwachten of de
96 maatregelen op middellange en lange termijn beter zullen zijn. Ik steun aanbevelingen met betrekking tot een herziening van de gemeenschappelijke marktordening waarin meer wordt gedaan om vissers en vissersorganisaties te helpen een grotere rol te spelen bij het op de markt brengen en de productie van vis. Ik ben het er ook mee eens dat uit derde landen ingevoerde visproducten aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen en op zijn minst op legale wijze gevangen moeten zijn. En ook ik vind dat de beperkte middelen van het EVF niet volstaan. Het tekort aan middelen zal problemen veroorzaken bij de tenuitvoerlegging van buitenbedrijfstellingsregelingen in het kader van de herstructurering van visserijvloten. 3-310
James Hugh Allister (NI). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, net als de rapporteur ben ik teleurgesteld dat de Commissie niet adequaat heeft gereageerd op de crisis in de visserijsector, maar ik ben niet verrast. Ik vrees dat de Commissie sociaaleconomische crises liever uitbuit dan oplost, want met het gemeenschappelijk visserijbeleid streeft de Commissie in de grond naar een drastische vermindering van de visserijinspanning. Mijnheer de commissaris, u kunt het ontkennen, maar helpen deze sociaaleconomische problemen u soms niet dat doel te bereiken? De ernst van de crisis staat buiten kijf. De afgelopen tien jaar is in de EU 35 procent van de banen weggevallen, de prijzen dalen, de vangsten nemen af, we zijn voor 40 procent afhankelijk van invoer, en de brandstofprijzen zijn de laatste twee jaar met 100 procent gestegen. Aan die feiten twijfelt niemand, maar of de reactie van de Commissie veel zal uithalen, valt wel te betwijfelen. De voorgestelde toegestane steun zal voor veel regio’s, met name in het Verenigd Koninkrijk, waarschijnlijk alleen een papieren steun zijn, omdat veel nationale regeringen verzuimen gebruik te maken van medefinancieringsmogelijkheden of andere vormen van staatssteun En hiermee, commissaris, zijn we aanbeland bij een kwestie waarop ik uw aandacht wil vestigen: een opvallende zwakke plek in het gemeenschappelijk visserijbeleid. Hoe kan een gemeenschappelijk visserijbeleid een realiteit worden als sommige regeringen bepaalde mogelijkheden wel benutten en andere niet? De nadelen van bindende GVB-regelingen en quota en beperkingen voelen we allemaal, maar niet iedereen profiteert mee van de voordelen van de toegestane steun. Het resultaat is een visserijbeleid dat niet door gemeenschappelijkheid, maar door ongelijkheid wordt gekenmerkt; en zolang Commissie en Parlement voor dit probleem geen oplossing vinden, zullen zelfs bescheiden voorstellen het verschil tussen de haves en de havenots van het gemeenschappelijk visserijbeleid alleen maar benadrukken. 3-311
Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de commissaris van harte willen bedanken voor zijn aanwezigheid. Net als mijn collega’s wil ik allereerst de rapporteur gelukwensen met dit goed
27/09/2006 getimede verslag, want zoals gezegd valt niet te ontkennen dat de visserijsector in een ernstige economische situatie verkeert, die vooral de afgelopen twee jaar is verslechterd door de stijgingen van de brandstofprijzen. Nu het hoog tijd is om deze situatie aan te pakken, valt het gebrek aan gecommitteerdheid en steun in de mededeling van de Commissie des te meer te betreuren, omdat die enkel maatregelen voorstelt voor langetermijnoplossingen, en dan nog wel oplossingen die het meest pijnlijk zijn voor de sector, zoals herstructurering van de vloot. Gezien de huidige situatie zijn er echter ook kortetermijnoplossingen nodig, maar daar is de Commissie volkomen aan voorbij gegaan. Niet alleen is de aangekondigde minimale steun belachelijk laag vergeleken bij die welke andere productiesectoren geboden wordt, de Commissie is ook nog steeds haar belofte niet nagekomen om de verordening te publiceren waarbij de steun wordt toegestaan, waarop we al meer dan twee jaar zitten te wachten. Dat is onbegrijpelijk, vooral wanneer je bedenkt dat dit soort steun uitsluitend nationaal is, en derhalve geen enkele extra budgettaire belasting vormt voor de Unie. Zoals de heer Guerreiro al zei, hebben we net een bezoek gebracht aan de Algarve, een paar maanden eerder zijn we in Griekenland geweest We kennen allemaal de situatie waarin de visserij zich in ons eigen land bevindt, en ik denk dan ook dat het onderhavige document de minimale steun is die wij nu als politiek verantwoordelijken aan de visserijsector moeten verschaffen. Daarom zal ik mij morgen scharen achter aanneming van dit verslag in de Vergadering. 3-312
Stavros Arnaoutakis (PSE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ook ik wil de rapporteur van harte bedanken voor het uitstekende werk dat hij met zijn verslag heeft verricht. Zoals bekend draagt de visserijsector in belangrijke mate bij aan het welzijn van het economisch en sociaal weefsel in de kust- en insulaire gebieden en aan het behoud van de cohesie daar. Ook draagt hij bij aan de bevoorrading met visserijproducten van hoge biologische waarde, aan de werkgelegenheid van een groot aantal werknemers in de aanverwante sectoren en aan het behoud van de lokale culturele tradities. Mijns inziens is het wenselijk dat er een communautair programma wordt opgesteld voor de ondersteuning van de kleinschalige kustvisserij met traditionele middelen. Met name in mijn land is deze visserij een fundamentele bron van inkomsten voor duizenden gezinnen in de insulaire en verafgelegen gebieden. Ook moet er rechtstreekse communautaire steun worden gegeven wegens de verhoging van de brandstofkosten. Tot slot ben ik het met de rapporteur eens dat met een milieulabel gemakkelijker onderscheid kan worden
27/09/2006
97
gemaakt tussen de verschillende visserijproducten en een echt commerciële stimulans kan worden geboden voor een levensvatbare visserij.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur gelukwensen met zijn verslag.
3-313
De visserijsector bevindt zich in een moeilijke situatie en krimpt steeds verder in. Men schat dat in de afgelopen tien jaar het aantal vissers jaarlijks met 4 à 5 procent, het aantal vissersvaartuigen met 20 procent en de gevangen hoeveelheden vis met 28 procent zijn afgenomen. Alleen de kosten in de visserij zijn omhoog gegaan. Kenmerkend is dat de brandstofkosten sedert 2004 met 100 procent zijn gestegen en het inkomen van de vissers met 25 procent is gedaald.
Vincenzo Aita (GUE/NGL). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de grote verdienste van de suggesties die in het verslag van de heer Guerreiro worden gedaan, is dat zij op een positieve manier tegemoetkomen aan de behoeften die de exploitanten in de visserijsector de afgelopen jaren naar voren hebben gebracht. Deze voorstellen moeten dan ook duidelijk hun weerslag krijgen in het besluit van de Commissie. In het verslag wordt vastberaden een lans gebroken voor de werkgelegenheid in deze sector, die in Europa 90 000 vaartuigen telt en waarin circa 190 000 mensen werkzaam zijn. Eerdere richtlijnen voor de visserij hebben een forse daling van het aantal arbeidsplaatsen teweeggebracht en zijn er de oorzaak van dat Europa tegenwoordig 40 procent van zijn behoeften invoert. In de afgelopen tien jaar is 35 procent van de arbeidsplaatsen verloren gegaan en daalde het aantal vaartuigen met 20 procent, en dat in een sector die vooral geconcentreerd is in regio’s met een zwakke en bijzonder kwetsbare economie. Een van de belangrijkste punten in het verslag waarop ik de aandacht zou willen vestigen is het verzoek aan de Commissie maatregelen aan te nemen en uit te voeren om de sterke instabiliteit van de brandstofprijzen onder controle te krijgen, door enerzijds een garantiefonds voor de sector op te richten, met cofinanciering van de Unie, en anderzijds gebruik te maken van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij om de werkingskosten tot een minimum te beperken. De geldigheidsduur van reddingssteun moet verlengd worden tot twaalf maanden en het plafond moet verhoogd worden van 30 000 euro naar 100 000 euro. Het Europees Visserijfonds moet steun blijven verlenen voor de vernieuwing en modernisering van de vloot. Ik denk daarbij meer in het bijzonder aan het vervangen van motoren om op die manier de veiligheid, en tevens de bescherming van de werknemers en het milieu, te garanderen. Ook mag op dit gebied de rol van het wetenschappelijk onderzoek niet vergeten worden. Er moet onderzoek worden uitgevoerd en bevorderd om de energie-efficiëntie te verbeteren, waardoor de kosten omlaag gaan en de bescherming van de visstand en visserijsystemen gewaarborgd wordt.
Er moeten steunmaatregelen worden genomen. Ik ben blij met de steunmaatregelen waarvan de Commissie als eerste de noodzaak vaststelt, maar ik ben niet zo blij met de omvang daarvan; deze volstaat namelijk niet. Wij moeten gebruik maken van alle steunmogelijkheden die de communautaire begroting ons biedt voor het resterende gedeelte van het begrotingsjaar 2006. Er moet belastingvrijstelling worden gegeven. Anders zullen de visserijbedrijven, wegens hun drie keer zo hoge bedrijfskosten, niet in staat zijn te concurreren met de bedrijven uit derde landen. Ook moet het steunbedrag worden verhoogd en moet de steunperiode worden verlengd tot twaalf maanden. Verder erkennen wij allen dat er maatregelen moeten worden getroffen voor de bescherming van de zee, maar tegelijkertijd moeten wij steun geven aan de communautaire vissers, die per slot van rekening de enige zijn die met milieuvriendelijke methoden vissen. Op lange termijn moet steun worden gegeven aan de vervanging van scheepsmotoren zonder vermindering van hun vermogen. Op zee loeren vele gevaren, en wij willen niet dat onze vissers verdrinken. Om zich te beschermen hebben zij nieuwe en veilige motoren nodig. Er moet steun worden gegeven aan de kustvisserij, omdat deze zo’n belangrijke sociale rol vervult. Er moeten maatregelen worden getroffen om de zeeverontreiniging en de illegale visvangst te bestrijden, zodat de visbestanden worden beschermd. Tot slot moet ervoor worden gezorgd dat de visserijsector het hoofd boven water kan houden, aangezien de vissers een belangrijk deel zijn van de traditie, de beschaving en de Europese cultuur. Ook wil ik eraan herinneren dat zij de consumenten een gezonde voeding bieden. 3-315
Alleen door rekening te houden met deze suggesties kunnen we de gebieden uit de zwakkere regio’s van het Europese economische stelsel die sterk verbonden zijn met de visserij, helpen hun eigen werkgelegenheidsniveaus te beschermen en de Europese consumenten te blijven bedienen. (Applaus) 3-314
Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, wij zijn in grote lijnen positief over deze mededeling van de Commissie, want naar onze mening beantwoordt die aan de behoeften van de sector door naar oplossingen te zoeken om de rentabiliteit en de duurzaamheid van de visserijsector veilig te stellen en hem een levensvatbare toekomst garanderen. Onze complimenten aan de rapporteur, de heer Guerreiro, die een enorme hoeveelheid werk verzet heeft.
98 Verder willen wij de Commissie zeggen dat het ons noodzakelijk lijkt om sommige maatregelen in deze mededeling te verdiepen en uit te breiden, zoals die voor het verbeteren van de afzet, of die met betrekking tot het onderzoek naar het ontwikkelen van een efficiënter energiegebruik. Verder vinden wij de mededeling te weinig ambitieus als het gaat om het bevorderen van innoverende acties die de aanwezigheid van de vissers in de afzetketen moeten vergroten, en die hun levens- en arbeidsomstandigheden alsook hun opleidingsniveau moeten verbeteren. In dit verband ben ik blij met het Commissievoorstel tot herziening van de huidige gemeenschappelijke marktordening. Door de afzet van vis en visserijproducten te bevorderen, zouden we hun toegevoegde waarde kunnen vergroten, commissaris. 3-316
Duarte Freitas (PPE-DE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ik ben het volstrekt eens met de mededeling van de Commissie over verbetering van de economische situatie in de visserijsector, die blijk geeft van het feit dat er iets moet gebeuren om de sector te helpen, met de nadruk op de zwakste terreinen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Het oogmerk van het GVB is het borgen en behouden van het evenwicht tussen de economische en sociale ontwikkeling van visserijgemeenschappen en het duurzaam beheer van visbestanden. Let wel: wat betreft beide aspecten van het gemeenschappelijk beleid verkeren vissers en visserijgemeenschappen vaak in een situatie die even kwetsbaar of kwetsbaarder is dan de situatie van veel van de bedreigde vissoorten. Ik wil niet suggereren dat we de duurzaamheid van visbestanden overboord moeten gooien ten bate van de economische levensvatbaarheid van de sector, omdat dat zou leiden tot de ineenstorting van de ecologische duurzaamheid, waardoor deze vissers geen toekomst meer hebben. De mededeling van de Commissie stelt wel een diagnose, maar weet geen oplossingen aan te dragen die de sector nodig heeft en die voor een groot deel worden vermeld in het verslag van de heer Guerreiro, die ik bij deze gelegenheid graag met zijn verslag wil complimenteren. De consequentie van de balans tussen de twee elementen van het GVB is dat wij moeten investeren in de bevordering van meer selectieve methoden, in kleinschalige visserij, in aquacultuur, in wetenschappelijk onderzoek en in sociaaleconomische steun. Deze steun moet compensatie bieden voor het permanent verlies van inkomsten door het verdwijnen van werkgelegenheid en voor inkomstenverminderingen ten gevolge van plannen tot herstel van de visbestanden en van ingrijpende veranderingen in de kosteneffectiviteit door toedoen van externe omstandigheden. Dat laatste zien we nu gebeuren, nu de stijging van de brandstofprijzen tot problemen leidt. De Commissie moet meer actie ondernemen op dit vlak. En ook sommige lidstaten zouden de bestaande kansen beter moeten benutten. Ook moet er worden nagedacht over de totstandkoming van de visprijzen. Het is onaanvaardbaar dat vissers simpelweg genoegen moeten
27/09/2006 nemen met de prijs die ze ervoor krijgen, terwijl de consumentenprijs soms het dubbele bedraagt van de prijs bij eerste verkoop. En bovendien moet er worden nagedacht over steun aan producentenorganisaties, ofschoon wel binnen de bestaande wetgevende kaders, teneinde meer fairness te waarborgen en degenen te beschermen die de sector overeind houden. 3-317
Luis Manuel Capoulas Santos (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, we zijn het allen eens over het economische en sociale belang van de visserijsector in de Europese Unie en stemmen ook in met de diagnose van de Commissie dat de situatie kritiek is. Ook twijfelt niemand eraan dat de heer Borg gevoelig is voor het probleem en dat hij de gevolgen wil beperken binnen de grenzen van de middelen die op dit moment beschikbaar zijn. De remedies die de Commissie heeft gepresenteerd, schieten echter schromelijk tekort en zijn in de sector met teleurstelling ontvangen. Dit geldt vooral voor de kleinschalige kustvisserij, die binnen de sector sociaal het kwetsbaarst is. Mochten daarover twijfels bestaan, dan zijn deze volledig weggenomen tijdens de bezoeken van de Commissie visserij aan Griekenland, Italië, Frankrijk en, pas geleden nog, aan Portugal. De mededeling van de Commissie en het verslag dat voor ons ligt – en ik wil deze gelegenheid aangrijpen om de rapporteur geluk te wensen – waarschuwen voor een niet-duurzame situatie die zo niet mag voortduren. Het kan niet zo zijn dat het gemeenschappelijk beleid op communautair niveau beperkingen oplegt, en het vervolgens de lidstaten zelf laat kiezen welke problemen zij oplossen, afhankelijk van de middelen waarover zij beschikken. De Gemeenschap dient snel iets te doen aan de problemen die de brandstofprijzen veroorzaken – iets wat verschillende voorgaande sprekers al hebben aangekaart – aan de stagnatie van de visprijzen en aan de vernieuwing van de vissersvloot zonder toename van de capaciteit. Daarom hoop ik dat het Parlement het verslag goedkeurt en dat de Commissie verzekert dat het ten uitvoer wordt gelegd. 3-318
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, ofschoon de visserij een belangrijke tak van de economie van de Unie is, zit ze al jarenlang in een crisis. Het evenwicht is zoek tussen de uitzonderlijk hoge vangsten en de beschikbare hulpbronnen. Mede door de steeds grotere uitbuiting van de visbestanden is er een overbevissingprobleem ontstaan, dat nu heel gewoon is geworden en zich in bijna alle wateren voordoet. De gestegen brandstofkosten leiden tot hogere bedrijfskosten. Wij moeten voor ogen houden dat veel economisch zwakke regio’s afhankelijk zijn van de visserijsector. Enerzijds zijn er de milieudeskundigen en de talrijke wetenschappers die met hun mening onze aandacht vestigen op de rampzalige situatie van de hulpbronnen in onze zeeën en oceanen, en anderzijds
27/09/2006
99
moeten wij aan de visserij, aan de vissers en hun gezinnen denken. Wij moeten de gulden middenweg zien te vinden om de geit en de kool te sparen.
gefinancierd binnen het kaderprogramma. Bovendien komt de aanschaf van dergelijk vistuig in aanmerking voor steun uit het Europees Visserijfonds.
Om de moeilijkheden in deze sector te overwinnen zijn er echter maatregelen nodig op zowel korte als lange termijn. Daaronder vallen visquota’s, beperking van de visperiode, een grote reeks subsidies en andere vormen van steun. Daarom moet men nadenken over de moeilijke veranderingen en aanpassingen die nodig zijn. De Europese Unie moet in het geweer komen als wij het rechte en nauwe pad van de duurzame ontwikkeling willen betreden. Wetenschappers, overheidsambtenaren en vissers moeten de handen ineenslaan om de moeilijkheden in de sector te overwinnen. Het was een ongelukkige zaak dat de Europese Raad tijdens zijn Topbijeenkomst van december vorig jaar de financiële middelen voor het Europees Visserijfonds verminderde van ongeveer 4,9 miljard euro tot 3,8 miljard euro voor de periode 2007-2013. De visserijindustrie van de Unie heeft deze financiële middelen echt nodig.
Het Europees Visserijfonds, dat afgelopen juni werd goedgekeurd, voorziet in financiering voor vervanging van motoren, en op dit punt worden kleine vaartuigen gunstiger behandeld. Het specifieke karakter van de kleinschalige kustvisserij is in de redding- en herstructureringregelingen en in het Europees Visserijfonds in aanmerking genomen. Een voorbeeld is de aanschaf van nieuwe motoren of het vervangen van motoren. Op dit moment bestuderen we wat nog meer gedaan kan worden om de kleinschalige kustvisserij te helpen.
De visserijbedrijven kunnen worden gezien als de maritieme versie van de boerderijen. Ze doen meer dan de consumenten bevoorraden met gezond voedsel en zijn meer dan een inkomstenbron voor de mensen in de kustgebieden. Zij zijn ook deel van een rijke cultuur en een rijk erfgoed. Net als de landbouw hangt de visserij af van de natuur. Daarom is het noodzakelijk de specifieke aard van de visserij te onderkennen en het ecosysteem als een geheel te beschouwen. Pas dan zullen wij in staat zijn de visserijsector uit de crisis te halen. 3-319
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de leden bedanken voor hun opmerkingen. Op een aantal ervan wil ik ingaan. Ten eerste wat betreft de noodzaak van een garantiefonds: het grote probleem met garantieregelingen is dat ze gelijkstaan aan steun voor de bedrijfsvoering, en dat is in strijd met de mededingingsregels. We zijn de kwestie nog aan het bestuderen, en alle voorstellen van lidstaten over hoe dergelijke fondsen in overeenstemming kunnen worden gebracht met de mededingingsregels zijn welkom. De Commissie zou dergelijke regelingen op nationaal niveau kunnen goedkeuren als er garanties zijn dat alle overheidssteun tegen commerciële voorwaarden wordt terugbetaald. Wat betreft het doel op lange termijn – hulp aan de industrie bij het zich aanpassen aan de hoge brandstofprijzen – verleent de Commissie bijzondere aandacht aan onderzoek en ontwikkeling voor zuinige en milieuvriendelijke visserijmethoden. In het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek zijn aanzienlijke middelen voorzien om activiteiten op dit gebied te ondersteunen. Hernieuwbare energie, met name biobrandstoffen, is zo’n maatregel. Onderzoek naar het ontwerpen van beter, selectiever of zuiniger vistuig wordt aangemoedigd en kan worden
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Allister en anderen dat de Commissie de olieprijsstijgingen als voorwendsel gebruikt om de vloot in te krimpen, wil ik u nog eens wijzen op de feiten zoals ik die ken. Er is jarenlang sprake geweest van overbevissing en dat heeft geleid tot kleinere vangsten. Dat betekent dat we vandaag kampen met een enorme overcapaciteit: onze vaartuigen hebben een capaciteit die hetgeen duurzaam kan worden gevangen ver te boven gaat. Dat zijn de feiten. De grote meerderheid van de visbestanden wordt op een volkomen onduurzame wijze bevist. Als we dit onder ogen zien wordt het gemakkelijker om oplossingen te vinden ten behoeve van toekomstige vissers. Als we onze kop in het zand blijven steken, rekken we het lijden alleen maar en zal de visserij uiteindelijk als gevolg van voortdurende overbevissing een natuurlijke dood sterven. Ook wij vinden dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan marketing om de toegevoegde waarde van visserijproducten voor vissers te verhogen. We zijn daar volop mee bezig en de herziening van de gemeenschappelijke marktordening moet een antwoord bieden op de zorgen van de sector op dit gebied, met name door vissers te helpen de prijzen bij de eerste verkoop te verbeteren. Het “de minimis”-plafond van 30 000 dat de Commissie voorstelt is een evenwichtig en redelijk compromis. De Commissie heeft voorgesteld om het plafond te verhogen van 3 000 naar 30 000. Er is besloten tot herziening van de drempel in het licht van de specifieke kenmerken van visserijbedrijven, onafhankelijk van de huidige moeilijkheden binnen de sector. Er is gezegd dat de Commissie te weinig doet en te laat in actie is gekomen. Ik erken dat de mededeling later is gepubliceerd dan we hadden gewild, maar men mag niet vergeten dat de situatie complex is en er rekening moet worden gehouden met de beperkingen van de communautaire wetgeving, vooral met betrekking tot de mededingingsregels. Het was belangrijk de regels en voorwaarden voor het opstellen van redding- en herstructureringregelingen nauwkeurig te formuleren.
100
27/09/2006
Veel visserijbedrijven zullen baat hebben bij de voorgestelde maatregelen als de lidstaten het hunne doen en snel het benodigde kader voorbereiden. Het zijn doortastende maatregelen: financiële herstructurering, vervangen van motoren en van vistuig, en steun voor tijdelijke stillegging. Volgens de richtsnoeren mag staatssteun voor redding en herstructurering van het MKB in de visserijsector tot 75 procent van de totale kosten van een redding- en herstructureringregeling bedragen. Ik stel voor dat we samenwerken en ons uiterste best doen om deze mogelijkheden optimaal te benutten. 3-320
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) 3-321
Iles Braghetto (PPE-DE). – (IT) Wij weten allemaal dat de visserijsector zich in een penibele situatie bevindt, gezien de toenemende en soms ernstige uitputting van de visbestanden, de bezuinigingen die aan de visserij worden opgelegd en de stijging van bepaalde productiekosten. De visserij speelt een belangrijke rol in onze ontwikkelingseconomie, in het duurzaam beheer van de mariene hulpbronnen en in het verwezenlijken van volledige werkgelegenheid voor onze kustgemeenschappen. Om de sector te steunen en te stimuleren is het volgens ons essentieel te investeren in de modernisering van de vloot, de opleiding van de werknemers, en de verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden van degenen die van de zee leven. We kunnen niet alleen maar aansporen tot een reorganisatie van de sector zonder rekening te houden met de desastreuze gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid: de maatregelen waarom de Europese Commissie verzocht wordt zijn terecht, maar daarmee zijn we er nog niet. Kortom, ik onderschrijf de gerichte en gedetailleerde voorstellen die in het verslag worden gedaan. 3-322
Hélène Goudin (IND/DEM). – (SV) Het verslagGuerreiro over verbetering van de economische situatie in de visserijsector baart mij ernstige zorgen. De manier waarop de vissersvloot van de Gemeenschap zijn activiteiten bedrijft, zal ertoe leiden dat de wereldzeeën onherroepelijk worden leeggevist, en dat alles om een sector te beschermen die internationaal gezien niet concurrerend is. Laat mij een voorbeeld geven. De Commissie heeft begin september een voorstel gepresenteerd over de visserij in de Oostzee. De ICES, de internationale raad voor het onderzoek van de zee, heeft opnieuw een totale stopzetting van de kabeljauwvisserij in het oostelijk deel van de Oostzee geëist, maar volgens de Commissie is een reductie met 15 procent voldoende. Hieruit blijkt
overduidelijk dat de EU het milieu niet vooropstelt, maar eerder kijkt naar het belang van de visserijsector. Dat laatste is echter maar betrekkelijk, want die sector zal ten onder gaan als de zeeën zijn leeggevist. In de discussie over het visserijbeleid van de EU moet men ook een wereldwijd rechtvaardigheidsperspectief hanteren. De rapporteur zegt nadrukkelijk dat de visservloot van de EU gedwongen is om te concurreren met de vissersvloten van derde landen. De laatstgenoemde vloten hebben veel lagere kosten en hun producten zijn daardoor goedkoper. Door het invoeren van belastingverlichting, wat beslist geen communautaire aangelegenheid is, wil de heer Guerreiro de internationale concurrentie vervalsen en daarmee arme mensen van hun enige inkomstenbron beroven. Dat is ontstellend en tegelijkertijd zeer tragisch. Hier toont de EU echter haar ware gezicht, als een nietconcurrerende economie die bereid is alles te doen om haar productie te beschermen, terwijl men tegelijkertijd de arme wereldbewoners buitensluit. 3-323
Bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (debat) 3-324
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60265/2006) van Albert Jan Maat, namens de Commissie visserij, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (COM(2005)0714 - C6-0034/2006 2006/0002(CNS)) . 3-325
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Maat en de Commissie visserij bedanken voor dit verslag betreffende het voorstel van de Commissie voor een beheersplan op lange termijn voor de schol- en tongvisserij. Dit is een belangrijk onderwerp. Sinds het begin van de besprekingen binnen de Commissie over het langetermijnbeheer van deze visbestanden in 2004, is hun toestand aanzienlijk verslechterd. Met name de tongbestanden nemen snel af als gevolg van een te gering aantal jonge exemplaren. Hoge brandstofprijzen en lagere vangsten hebben geleid tot een zeer moeilijke situatie in de sector, hetgeen aansluit bij wat ik al eerder heb gezegd. Met haar voorstel wil de Commissie deze trend keren, en de visserij efficiënter en rendabeler maken. Ik hoop dat het voorstel binnenkort wordt goedgekeurd, zodat de visserij er snel bovenop komt en kan verbeteren. Daarom ben ik u dankbaar voor het onderhavige verslag, en dan wil ik nu ingaan op de door u ingediende amendementen. Ik steun de amendementen 2, 3, 4, 5, 18 en 21. Gezegd moet wel dat de Commissie het debat met de regionale adviesraden over de tenuitvoerlegging van beheer op basis van de maximale duurzame vangst,
27/09/2006 waartoe in amendement 4 wordt opgeroepen, al is gestart, en ook al stappen heeft ondernomen voor de effectbeoordeling waarvan in amendement 5 sprake is. In de uiteindelijke tekst dient vermeld te worden dat deze maatregelen al genomen zijn. In principe kan ik me vinden in een tweestappenbenadering met betrekking tot de langetermijnplannen, evenals in verschillende maatregelen voor bestanden die zich buiten de biologisch veilige grenzen bevinden enerzijds, en voor bestanden die zich binnen die grenzen bevinden anderzijds. Derhalve steun ik de beginselen die ten grondslag liggen aan amendement 1, 7, 9 en 10. Dat neemt echter niet weg dat het belangrijk is om de toestand van de bestanden en de financiële gezondheid van de industrie te verbeteren. Meer overleg met de sector en de betreffende lidstaten zal nodig zijn om de details uit te werken, en daarnaast zullen de resultaten van de effectbeoordeling zorgvuldig moeten worden bekeken. Ik sta volledig achter bepalingen die voorzien in een regelmatige herziening – ongeveer om de vijf jaar – van de langetermijnstreefdoelen, om rekening te houden met veranderingen in het milieu en de ecosystemen. De amendementen van het Parlement die bedoeld zijn om stabiliteit voor de sector te creëren door TAC’s vast te stellen die gedurende drie jaar ongewijzigd blijven, kan ik echter niet aanvaarden. Stabiliteit voor de sector kan beter worden verwezenlijkt door wijzigingen in de TAC’s van jaar tot jaar te beperken. De Regionale Adviesraad voor de Noordzee heeft zijn standpunt in dezen herzien en pleit in zijn meest recente advies niet langer voor een dergelijke maatregel. Derhalve kan ik amendement 8, het tweede deel van amendement 9, en amendement 10, 11 en 24 niet aanvaarden. Wat betreft amendement 12, ik steun een uitbreiding van het toepassingsgebied door het opnemen van een bredere definitie van de visserij op schol en tong, al moet een en ander wellicht juridisch nauwkeuriger worden geformuleerd. Echter, ook in dit geval kan ik het voorstel om de beperkingen van de visserijinspanning slechts om de drie jaar aan te passen, niet steunen. Betreffende amendement 13, wetgeving inzake langetermijnbeheersplannen moet duidelijk aangeven hoe de inspanningen moeten worden aangepast om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken. De tekst van het Parlement lijkt vanuit juridisch en technisch oogpunt niet duidelijk genoeg. Rapporten van wetenschappelijke comités wijzen erop dat grote hoeveelheden kabeljauw gevangen en overboord gezet worden. Aangezien de schol- en tongvisserij van invloed is op de kabeljauwsterfte, moet deze sterfte in het oog worden gehouden en moet de betreffende visserijinspanning indien nodig worden aangepast. Om die reden kan ik amendement 14 niet aanvaarden, omdat daardoor een ongelijkwaardige situatie zou worden gecreëerd in vergelijking met andere visserijsectoren die ook van
101 invloed zijn op kabeljauw en wel onderworpen zijn aan maatregelen voor herstel van de kabeljauwbestanden. In amendement 15 roept men ertoe op de tolerantiemarge ten aanzien van het in het logboek vermelde cijfer van 8 procent te verhogen naar 10 procent. Die 8 procent is echter na een langdurig debat in de Raad aanvaard als algemeen te hanteren waarde voor alle langetermijnbeheersplannen. Ik geloof dat dit percentage zowel voor schol en tong als voor de andere langetermijnbeheersplannen gehandhaafd moet blijven. De praktische tenuitvoerlegging van de amendementen 16 of 17 zou betekenen dat visserijinspecteurs onderscheid moeten kunnen maken tussen in de Noordzee gevangen schol en tong en elders gevangen schol en tong, hetgeen niet haalbaar lijkt. Ik steun de beginselen en bedoelingen die ten grondslag liggen aan de amendementen 6, 19, 22 en 23, maar ik geloof dat de uitvoering enigszins anders dient te gebeuren. De Commissie werkt aan een evaluatie van de technische maatregelen en het is de bedoeling in het kader daarvan de regelgeving inzake vistuig zo snel mogelijk te herzien. Mochten de schol- of de tongbestanden in de biologische gevarenzone terechtkomen, dan moet de Raad de vangstmogelijkheden op behoedzamer wijze vaststellen. Dat strookt met de grondbeginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en vormt een extra bescherming voor zeer kwetsbare bestanden. Om die reden kan ik amendement 20 niet aanvaarden. Ter afronding wil ik het Parlement bedanken voor de nauwkeurige analyse van dit document. Het bespreken en aanpakken van de punten die ik zojuist heb genoemd zal – daar ben ik van overtuigd – de kwaliteit en efficiëntie van de uiteindelijke verordening alleen maar ten goede komen. Zo zullen we uiteindelijk de visserij rendabeler maken, de toestand van de schol- en tongbestanden verbeteren en het overboord zetten van vis tegengaan. 3-326
Albert Jan Maat (PPE-DE), rapporteur. – Voorzitter, ik dank de commissaris voor de start van dit debat, want ik constateer dat hij het Parlement op een aantal punten tegemoet komt. Ik deel zijn zorg met betrekking tot de ontwikkeling van de schol- en tongbestanden op de Noordzee, maar tegelijkertijd wordt ook duidelijk dat dit niet te maken heeft met visserijinspanning, maar wel misschien met klimaatveranderingen die soms niet helemaal te verklaren zijn. Maar voor alle duidelijkheid, ik deel zijn zorg op dat punt. Ik ben blij dat hij op een aantal punten toch een stap in de richting van het Parlement komt. Een belangrijk kritiekpunt van mij op de werkwijze van de Europese Commissie was dat het voorstel er al lag voordat er een degelijk advies was van de Regionale Adviesraad voor de Noordzee. Dat lijkt me niet de goede gang van zaken. Het lijkt me essentieel indien wij een
102
27/09/2006
draagvlak willen houden voor de visserij, dat wij juist deze regionale adviesraden een volwaardige plaats geven in het debat en dat wij ze ook voorafgaandelijk een inbreng laten leveren. Ik zeg dat met des te meer nadruk want in deze regionale adviesraden zetelen niet alleen visserijorganisaties, maar ook het Wereldnatuurfonds en andere natuurorganisaties. En juist dat geeft stabiliteit en een draagvlak voor het beleid in een bepaalde regio.
Natuurlijk zijn er algemene beleidslijnen, maar juist om een draagvlak voor de visserij te houden is het essentieel dat deze regionale adviesraden ook in de toekomst een belangrijke rol krijgen, ook in de uitvoering van de plannen. Daarom krijgt dit punt ook in mijn verslag heel veel aandacht. Het kan een draagvlak geven voor de visserijbesluiten.
Wat betreft het toepassen van de MSY-doelstellingen ben ik blij dat de Commissie op dit moment de mededeling hierover heeft gedaan. Deze ontbrak nog, voorafgaand aan het beheersplan voor de tong en schol, dit terwijl de MSY-doelstellingen hiervoor in feite al wel waren gepresenteerd door de Commissie. Mijn kritiek is vooral gericht op het feit dat dat wel is gebeurd voor de tong en de schol, maar niet voor een aantal andere beheersplannen, bijvoorbeeld de Golf van Biscaje.
Belangrijker is echter het volgende: we zitten nu vaak in een kramp met wetenschappelijke adviezen voor de vaststelling van quota en vervolgens - laten we maar eerlijk zijn - is het in de Raad toch een politiek handjeklap. Wetenschappelijke adviezen worden dan ook dusdanig conservatief opgesteld dat er al rekening wordt gehouden met de uitkomst in de Raad. Van die situatie moeten we af! We moeten veel sneller en veel vroeger zorgen dat er samenwerking is tussen de sector en de wetenschappelijke instituten, om te komen tot een goede afweging van plannen.
Het lijkt mij ook de juiste volgorde dat wij in het Parlement eerst een principiële discussie hebben over de toepassing van MSY-doelstellingen vooraleer deze voor een bepaalde vissoort worden ingevoerd. Ik juich het op zich wel toe dat de commissaris een aantal stappen in de goede richting doet, maar op een aantal andere punten moet er wellicht nog wat meer overleg zijn. Ik hoop ook dat de Raad nog wat opschuift in de richting van het Parlement om ervoor te zorgen dat er in ieder geval een evenwichtige aanpak is. De commissaris heeft gezegd dat vaststelling van driejarige quota volgens hem toch een probleem is omdat je daarmee niet snel genoeg zou kunnen bijsturen. Ik betwijfel dat, ook al omdat de visserij op tong en schol misschien wel de best gecontroleerde visserij van Europa is en ook als je ziet op welke manier de visserijorganisaties deze hanteren. Ik wijs onder andere op de producentenorganisaties in een aantal havens die nauw samenwerken en waar er een hele goede samenwerking is tussen de lidstaten, de overheden, de controle en de visserijorganisaties zelf. Het zou toch aantrekkelijk kunnen zijn, ook voor de Europese Commissie, om op termijn toch over te gaan naar een driejarige TAC. Misschien loop ik al vooruit op de discussie over de mededeling over de MSY-doelstellingen van de Commissie - maar het mijns inziens essentiële punt is dat regionale adviesraden een dominante rol krijgen in de besluitvorming van Europa, bij elk voorstel van de Commissie vooraf gehoord worden, en dat met hun standpunt rekening wordt gehouden in de argumentatie van de voorstellen. Wij zullen immers in toenemende mate in Europa ook binnen de visserij discussies krijgen waarin een groot aantal lidstaten kennelijk nauwelijks geïnteresseerd zijn. We hebben nu immers niet meer zes of vijftien lidstaten maar vijfentwintig. En wat moet een Hongaarse minister van Visserij meespreken over zeg maar de garnalen in de Noordzee of een Nederlandse minister van visserij over de visserij rond Cyprus?
Nogmaals ik dank de commissaris dat hij ons op een aantal punten tegemoet gekomen is. Morgen in de stemming zal blijken wat de positie van het Parlement is. Ik ben er vast van overtuigd dat de commissaris de inbreng van het Parlement ook een dominante positie zal geven in de discussie in de Raad. 3-327
Neil Parish, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Maat bedanken voor zijn verslag. Ik geloof dat we ten aanzien van de visserij, met name de schol- en tongvisserij – en eigenlijk kunnen we spreken van gemengde visserij omdat ook andere soorten worden gevangen, met inbegrip van kabeljauw – veel drastischer moeten zijn. De commissaris weet dat heel goed en ik heb hem ook al herhaaldelijk gewezen op de kwestie van het overboord zetten van vis. Laten we de vis die wordt gevangen ook aan land brengen, in plaats van al die verschillende quota te hanteren die ertoe leiden dat grote hoeveelheden gezonde vis overboord worden gezet. Van alle problemen die er zijn rond het gemeenschappelijk visserijbeleid, is het overboord gooien van gezonde vis in de ogen van de publieke opinie in de Europese Unie nog het meest belachelijk. Verder moeten we er mijns inziens voor zorgen dat bevoegdheden worden overgedragen aan de Regionale Adviesraad voor de Noordzee, en dat de Commissie daar rekening mee houdt. De heer Maat gaf net al aan dat het geen zin heeft dat de Commissie met een voorstel komt voordat ze kennis heeft genomen van de mening van de Adviesraad voor de Noordzee. Op die manier krijgen mensen de indruk dat de Commissie niet luistert. Wat betreft het eeuwenoude probleem van de bestanden in het algemeen denk ik dat het wetenschappelijk advies en de mening van de vissers altijd met elkaar op gespannen voet zullen staan. Een conclusie trekken is niet altijd gemakkelijk. Tenslotte wil ik nog zeggen – en ik onderstreep nog eens dat drastischer optreden nodig is – dat we mijns inziens
27/09/2006 de totale quota gevangen vis moeten bekijken om te zien of we die niet kunnen omzetten in zeedagen en visserijinspanning, zodat alle gevangen vis aan land kan worden gebracht. 3-328
Marianne Mikko, namens de PSE-Fractie. - (ET) Dames en heren, allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor zijn goed en belangrijk werk. In mijn land, Estland, is de visserij meer dan slechts een industrie of een middel van bestaan. Daar maakt de visserij deel uit van de cultuur. Dat kan ook niet anders in een land dat aan drie kanten door water is omringd. Ik ken gezinnen die zich al generaties lang met de visvangst bezighouden. Voor hen is vissen geen zakelijke aangelegenheid maar een manier van leven. Door de industriële visserij staat het leven van de kustvissers op de rand van een ramp. Volgens de World Wildlife Foundation behoren bot en tong - die ook vandaag werden genoemd - tot de sterkst bedreigde vissoorten. De helft van de met de boomkor gevangen bot is ondermaats en moet terug worden gegooid. De meeste van deze vissen sterven daarbij af. Een dergelijke verspilling is voor de vissers wier families al generaties lang in de visserij zitten, onbegrijpelijk. Het is duidelijk dat er eerder vroeg dan laat een eind moet worden gemaakt aan het gebruik van verspillende vismethoden. Ik hoop dat de Europese Commissie in staat zal zijn het relevante onderzoek zo spoedig mogelijk te doen en voorstellen in te dienen voor een snelle vervanging van de bestaande visserijmethoden met natuurlijk duurzame methoden. Ik besef heel goed dat er in de visserij van nature geen snelle respons kan zijn, wat wel mogelijk is in bijvoorbeeld het beheer van de informatietechnologie.
103 niet in hoe iemand daar tegen kan zijn. Het spreekt toch vanzelf. De moeilijkheid is hoe wij de huidige rampzalige situatie in de toekomst weer gezond kunnen maken, zonder het leven en de beroepsuitoefening van de vissers praktisch onmogelijk te maken. Dat is mijn probleem met dit beleid. Het doel van de regionale adviesraden is te proberen de vissers bij het proces te betrekken. Dus als hun advies lijkt te worden genegeerd, is het misschien een verkeerd advies. Misschien is dat de schuld van de Commissie, omdat zij de boodschap onvoldoende over het voetlicht brengt. Het doel is meer welvaart op de lange termijn. En wij weten allemaal dat de vissers deel moeten uitmaken van dit proces. Ik ben het met de commissaris eens dat wij moeten streven naar quota voor slechts één jaar. Als wij een te hoog quotum vaststellen, lopen wij het risico dat er over drie jaar misschien helemaal geen vis meer is om een volgend quotum voor vast te stellen. 3-330
Wat de Oostzee betreft wil ik er hier vandaag op wijzen dat dit zeegebied een aparte post op de EU-begroting waard is, zoals ook lang het geval is geweest met de mediterrane regio.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Wij vinden zeetong en schol heerlijke vissen, die een genot zijn om te eten. Toekomstige generaties zullen dat genot echter niet beleven als wij vandaag onze verantwoordelijkheid niet op ons nemen. Ik vind het verslag-Maat in grote lijnen een goed verslag, maar ik heb kritiek op precies dezelfde punten als de commissaris. Amendement 8 over de vaststelling van een quotum voor een periode van drie jaar impliceert precies wat de heer Davies zei. Aanpassing qua tijd helpt niet en is niet op zijn plaats. Hetzelfde geldt voor de kabeljauw. Een en ander hangt met elkaar samen, en dat betekent dat amendement 14 evenmin kan worden goedgekeurd. Als het aantal dagen op zee moet worden beperkt om de aangegeven reden, dan moet dat ook voor deze vaartuigen gelden. Men kan hier geen uitzondering maken. Wat betreft amendement 15, waarin een tolerantiemarge van 10 procent in plaats van 8 procent wordt genoemd, wil ik erop wijzen dat dat niet ingewikkeld is met de moderne computertechniek. Het is geen probleem om 8 procent uit te rekenen in plaats van 10 procent. Meer flexibiliteit is schadelijk voor de bestanden. Hetzelfde geldt voor amendement 20. Meer flexibiliteit voor de lidstaten om te bepalen welke maatregelen ze moeten nemen, werkt niet. Het streven naar meer flexibiliteit leidt in feite tot minder flexibiliteit, want als de visserijsector is uitgevist, is er géén flexibiliteit meer. Dan zijn er nul visquota en nul visdagen en is er 100 procent werkloosheid onder de beroepsvissers. En dat wil niemand, toch?
3-329
3-331
Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, gezien de staat waarin onze zeeën verkeren, zou het beschermen van de visstand voor de commissaris prioriteit nummer één moeten zijn. Als biologisch veilige grenzen worden overschreden, verwachten wij allemaal dat er actie wordt ondernomen, en ik juich de maatregelen die worden getroffen dan ook toe. Ik ben ook blij met de poging om een beleid van maximale duurzame opbrengst te ontwikkelen. Ik zie
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, eeuwenlang zorgden de Britse vissers voor hun visgronden, de wateren tot 200 mijl uit de kust. Zij hebben een duurzame sector gerealiseerd door zorgvuldig beheer, en niet door toeval. Toen sloten wij ons aan bij de EG en is dat allemaal veranderd.
Ik stem in met de aanbeveling in het verslag om visquota’s vast te stellen voor een periode van drie jaar in plaats van voor één jaar. Dat zal continuïteit in de visserij kunnen verzekeren. Bij de verzekering van continuïteit en duurzaamheid is het zeer belangrijk nauw samen te werken met de organisaties die bekend zijn met de lokale omstandigheden. De rapporteur noemt met name de Regionale Adviesraad voor de Noordzee. De inspanningen tot herstel van de visbestanden in de Oostzee, die vissers uit vijf lidstaten voedt, zouden veel succesvoller kunnen zijn indien ze werden ondersteund met regionale samenwerking.
104 Dat ellendige GVB, met zijn bureaucratische plannen, idiote quota en gedwongen teruggooi van vis heeft ertoe geleid dat de visbestanden kleiner zijn dan ooit, vissershavens zijn gesloten en de Britse visserijvloot tot een kwart van zijn omvang is geslonken. Veel vissoorten bevinden zich in de gevarenzone - vandaag schol en tong, morgen weer een andere soort. En dan te bedenken dat het GVB niet eens in het Verdrag van Rome stond: het werd van de ene op de andere dag bedacht om te zorgen dat Edward Heath iets had om weg te geven in ruil voor het recht om te tekenen! Nu horen wij, als reactie op het schrijnende gebrek aan vis in de Noordzee, alleen nog maar over teveel schepen die op te weinig vis jagen. Ja, dank je de koekoek! Dat zijn voornamelijk schepen uit Spanje, dat een vloot heeft zo groot als de rest van de EU samen. Geen wonder dat de Noren “nee” zeiden. Zij hebben dit zien aankomen, en met hun visserijsector die zo belangrijk was voor hun economie hadden ze groot gelijk! De Noorse visbestanden zijn nog steeds in prima conditie. Kunnen wij daar soms iets van leren voor het GVB? Dit verslag zal niets uithalen. In het beheersplan wordt weliswaar de Adviesraad voor de Noordzee erkend, maar zijn bevindingen worden genegeerd. Het is inconsequent omdat het afwijkt van soortgelijke besluiten in gebieden als de Golf van Biskaje, en het is gebaseerd op een maximale duurzame opbrengst die nog niet eens is gedefinieerd. In de Engelse titel van dit verslag staat terecht het woord exploiting. Uitbuiting is inderdaad wat er met de ooit zo rijke Noordzeevisserij is gebeurd. Vertelt u mij eens: wie wordt er eigenlijk beter van de vernietiging van de rijkste wateren van West-Europa? 3-332
Jim Higgins (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur gelukwensen met het feit dat hij het opneemt tegen de Commissie en haar op het matje roept vanwege haar grove omissies en ernstige fouten. Enerzijds hebben wij de toelichting van de Commissie waarin zij openlijk erkent dat de Regionale Adviesraad voor de Noordzee (NSRAC) een belangrijk adviesforum is voor het beheersplan voor het behoud en herstel van de schol- en tongbestanden in de Noordzee. En vervolgens wordt het advies van de NSRAC notabene helemaal niet meer genoemd. Ik zou de commissaris heel dankbaar zijn als hij mij kon vertellen wie er voor de opstelling van het beheersplan van de Commissie verantwoordelijk is of was. Hoe kan de Commissie verklaren dat zij de NSRAC openlijk erkent als autoriteit op het gebied van de Noordzeevisserij en vervolgens dit agentschap angstvallig negeert? Zoals al vele malen is gezegd en herhaald, zijn fora als de NSRAC ingesteld om het brede spectrum van ervaringen en meningen van de mensen in het veld, de mensen die het zware werk doen, de mensen die de sector kennen, te bundelen en te benutten, en het
27/09/2006 beeld dat in Brussel of Straatsburg beleid wordt ontwikkeld dat vaak wordt gezien als “over u, zonder u”, weg te nemen. Is het een wonder dat de mensen zich van Brussel of Straatsburg afkeren? De NSRAC heeft als bruggenhoofd gefungeerd om visserijbelangen, biologen en milieubeschermers bij elkaar te brengen en ervoor gezorgd dat zij overeenstemming hebben bereikt over oplossingen voor het behoud van goede schol- en tongbestanden. Als deze voorstellen worden aangenomen, zal dat de scholbestanden in drie tot vijf jaar tijd tot boven het voorzorgsniveau brengen. Ik constateer dat de rapporteur nog andere bedenkingen heeft over de aanpak van de Commissie. Ik ben het daarin met hem eens, maar door de beperkte tijd kan ik daar nu echter niet verder op ingaan. Ik verwijs alleen nog even kort naar het vraagstuk van de maximale duurzame opbrengst (MSY). Het voorstel van de Commissie om een debat op gang te brengen over MSY nog voordat de Raad en het Parlement daarover overeenstemming hebben bereikt, kan absoluut niet. Het is domweg onacceptabel, mijnheer de commissaris. 3-333
Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de geachte leden voor hun bijdragen. Laat ik om te beginnen proberen de lucht te klaren met betrekking de Regionale Adviesraad voor de Noordzee. De Commissie heeft sinds juni 2004 een serie raadplegingbijeenkomsten en gesprekken georganiseerd. Ik geloof niet dat er één ander visserijvraagstuk is waarover zoveel is overlegd met de RAC’s. Nadat de RAC voor de Noordzee had besloten zijn standpunt op te schorten totdat de Commissie met een uitgewerkt voorstel voor beheersdoelstellingen en referentiepunten voor de lange termijn was gekomen, kondigde de Commissie aan tijdens een bijeenkomst in november 2005 met een voorstel te zullen komen en de RAC over de technische inhoud daarvan te zullen informeren. Sindsdien is er regelmatig overleg geweest op basis van het Commissievoorstel. Ik ben verheugd dat de RAC voor de Noordzee heeft aangegeven veel elementen van het Commissievoorstel als waardevol en geschikt te beschouwen. Wat de maximale duurzame opbrengst betreft, zijn voor een aantal visbestanden, zoals makreel, haring en, meer recentelijk, kabeljauw, enkele jaren geleden langetermijnbeheersplannen opgesteld, waarin ook lage streefcijfers voor de visserijsterfte waren opgenomen. Deze plannen zijn voor de betrokken sectoren waardevol en nuttig gebleken. Mijns inziens kunnen soortgelijke voordelen ook worden gerealiseerd voor de platvissector. Wij moeten het ook over de maximale duurzame opbrengst hebben, maar dat is een veel breder vraagstuk. Onze eerste zorg is nu ervoor te zorgen dat de platvissector een gezonde economische basis krijgt. Wat het genoemde punt van de driejarige TAC’s betreft, moet ik nogmaals benadrukken dat een TAC voor drie
27/09/2006 jaar niet zou helpen voor een herstel van visbestanden, simpelweg omdat ze niet op tijd kunnen worden bijgesteld. Hoe kunnen we zo’n TAC bijstellen als halverwege de looptijd blijkt dat er een dringende reden is om hem te verlagen? De RAC voor de Noordzee heeft zijn standpunt gewijzigd en adviseert een dergelijke maatregel nu niet langer. Ik kan wel meegaan met het argument dat een driejarige TAC de visserijsector meer zekerheid biedt, maar niet met het argument dat een driejarige TAC tot meer duurzaamheid zou leiden. Wat de overboord gezette vis betreft beraden wij ons intensief op mogelijkheden om dit probleem op te lossen. Het is een van de eerste prioriteiten voor de resterende tijd van mijn mandaat. Ik ben het volkomen met de heer Davies eens dat de vissers bij het proces moeten worden betrokken. Wij doen ons uiterste best om alle vertegenwoordigers van de visserijsector te ontmoeten en te raadplegen. 3-334
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 3-335
Het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (debat) 3-336
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60263/2006) van Rosa Miguélez Ramos, namens de Commissie visserij, over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (2006/2054(INI)). 3-337
Rosa Miguélez Ramos (PSE), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, buiten mijn spreektijd om – daar deze opmerking niets te maken heeft met de onderhavige kwestie, maar veeleer met een beroep op het Reglement - zou ik het Voorzitterschap van dit Parlement een verzoek willen doen naar aanleiding van een voorval dat mij zojuist overkomen is. Amper een kwartier geleden verliet ik even de vergaderzaal om naar de gang hierachter te gaan, en ik stond rustig te kijken naar het water van het kanaal toen ik letterlijk opzij werd geschoven door een gezelschap waarin zich – naar ik later vernam – de president van Libanon bevond. Tot zover niets nieuws, we hebben dit hier in dit Huis al zo vaak gezien. Wat mij schokte, Voorzitter Borrell, was de houding van de twee mensen, parlementaire medewerkers, die voorop liepen. Eerst maakten ze gebaren naar me. Toen schreeuwden ze me in het Frans toe:“Ga aan de kant staan!” zeiden ze en ik weet niet of u het weet, maar die “kant” hierachter bestaat uit planken met gaatjes waarin de hakken van een damesschoen blijven vastzitten, zodat je makkelijk valt. Ik probeerde om niet naar die kant te gaan. Ik attendeerde hen erop - ik moet het wel zo zeggen – dat ik lid ben van het Parlement, maar ik kan u verzekeren dat dat weinig effect had. Ze sleurden me zowat mee
105 naar waar ze me hebben wilden: “ogenblikkelijk aan de kant!” Mevrouw de Voorzitter, omdat we het hebben over personeel van dit Huis, en gezien het meedogenloze tijdschema van deze avondvergaderingen, zou ik u willen verzoeken na te gaan of het misschien mogelijk is parlementsleden op een andere manier te behandelen of andere wegen te vinden om bezoekers uitgeleide te doen. Na deze opmerking zou ik nu willen overgaan op de onderhavige kwestie, mevrouw de Voorzitter. Ik wil het dan ook hebben over de vissen van de subklasse Eslamobranchii, die in het algemeen, als gevolg van de kenmerken van hun levenscyclus, bijzonder gevoelig zijn voor overbevissing. Het zogenaamde “vinnen” van haaien, de praktijk dat de vinnen worden afgesneden en de rest van de haai wordt teruggegooid in zee, is verboden op communautaire vaartuigen, zowel in de wateren die onder de soevereiniteit van de lidstaten vallen als in internationale wateren en in wateren van derde landen. Daar deze soorten echter tot de bijvangsten behoren, heeft de Europese Unie op 26 juni 2003 een verordening aangenomen betreffende het afsnijden van haaienvinnen. Op grond van deze verordening is het toegestaan om haaien aan boord van het vaartuig van hun vinnen te ontdoen als zo een efficiënter gebruik wordt gemaakt van alle delen en naast de vinnen ook de rest van het dier aan boord apart wordt opgeslagen. Om te controleren of de praktijk van het “vinnen” niet wordt toegepast, dient het gewicht van de vinnen overeen te komen met dat van het lichaam, en daartoe is een percentage of verhouding van het totale levende gewicht vastgesteld, een percentage dat in 2003 werd vastgesteld op 5 procent voor de vinnen als deel van het levend gewicht. Die 5 procent is vastgesteld aan de hand van de wetgeving in de VS, die betrekking heeft op een andere situatie en op soorten haaien die aan de kust voorkomen en andere verwerkingsmethoden. In de wetenschappelijke verslagen van de ICES en de ICCAT wordt ervoor gepleit dit percentage niet toe te passen op de pelagische soorten die door de communautaire vloot gevangen worden, die veel grotere vinnen hebben dan die van haaien die aan de kust voorkomen. Ik wil erop wijzen dat die huidige 5 procent in de van kracht zijnde verordening en de door mijn voorgestelde 6,5 procent voor een enkele soort – in dit geval de blauwe haai – in overeenstemming zijn met de meest recente wetenschappelijke verslagen. Hoe dan ook – en daarop wil ik de commissaris wijzen – dient de communautaire wetgeving zich allereerst ten doel te stellen het verbod op de praktijk van het “vinnen” aan te scherpen, maar – ook daarop wil ik u wijzen – als een regel doeltreffend en voor alle partijen acceptabel wil zijn, dan moeten de kenmerken van de vloten, de morfologie van de verschillende vissoorten en de omrekeningsmethoden hierin vervat zijn, met inbegrip
106 van de gebruikte technieken voor het afsnijden van de vinnen en de gebruikte verwerkingsmethoden. Bovendien, commissaris, gaat het hier om een zeer specifieke en goed herkenbare vorm van visserij, en door erkenning van deze punten zou de vloot van drijvende beugvissers van de Europese Unie overtredingen kunnen vermijden, want op het ogenblik zien deze vissers zich gedwongen zich van een deel van de vinnen te ontdoen om aan de norm te voldoen, omdat meer dan 80 procent van hun vangsten tot de reeds genoemde soort Prionacea ofwel de blauwe haai behoren, waarvan de verhouding zoals gezegd op 6,5 procent ligt. Ik moet de Commissie zeggen dat het voor de Europese Unie een risico inhoudt als er geen realistische omrekeningsfactoren worden gebruikt, omdat dit leidt tot fouten in de vangstramingen, ramingen die indirect worden verkregen van de wereldmarkt voor haaienvinnen in de Aziatische landen, waarin zij voorkomen als afkomstig uit Europa. Tegelijkertijd – dit zeg ik ook aan de commissaris – zou de aanpassing van dit percentage – ik herhaal - op grond van de gegevens en de wetenschappelijke verslagen, de Gemeenschap de gelegenheid geven om meteen voorop te lopen bij de herziening die, op aanbeveling van het Wetenschappelijk Comité van de EU zelf, zal plaatsvinden binnen de ICCAT, waarna andere RVO’s waarschijnlijk zullen volgen. Ik wijs er met klem op dat de voorgestelde verhoging op geen enkele manier een stijging van de haaienvangst inhoudt, noch een afzwakking van de maatregelen om de praktijk van het “vinnen” te voorkomen. 3-338
VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES Voorzitter De Voorzitter. − Hartelijk dank, mevrouw Miguélez. Ik heb kennis genomen van uw opmerkingen. Ik zal het hoofd van de veiligheidsdienst van het Parlement op de hoogte brengen van deze kwestie zodat hij de nodige maatregelen kan treffen. 3-339
Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank mevrouw Miguélez Ramos en de Visserijcommissie voor hun advies inzake het Commissieverslag over de werking van de verordening inzake het afsnijden van haaienvinnen. Ik ben blij met de lovende woorden van de rapporteur over de duidelijkheid en beknoptheid van het verslag van de Commissie en ook van mening is dat deze verordening aan haar doel beantwoordt. Ik kan u verzekeren dat de Commissie nauwgezet zal toezien op de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de verplichtingen van de lidstaten op het punt van controle en verslaglegging, teneinde ervoor te zorgen dat die op de juiste wijze worden uitgevoerd. Ook in internationale fora zal de Commissie zich blijven inspannen voor het verbod op het afsnijden van haaienvinnen. Daarnaast zal de Commissie zich binnen
27/09/2006 de regionale visserijorganisaties blijven inspannen voor de invoering van maatregelen die zijn gebaseerd op wetenschappelijke informatie en andere overwegingen. Ik wil u er ook op wijzen dat het verbod op het afsnijden van haaienvinnen niet de enige manier is om duurzame visserijpraktijken voor deze soorten te bewerkstelligen. Daarvoor is een veelomvattender pakket beheersmaatregelen nodig. Wij hebben in dat verband al enkele maatregelen getroffen. Ik wijs in het bijzonder op de speciale inspanningen om de wetenschappelijke kennis en de gegevensverzameling te verbeteren, vangstof inspanningsbeperkingen voor bepaalde soorten, waaronder diepzeesoorten, in te stellen, drijfnetten waarmee een aantal grote pelagische haaien gevangen kunnen worden, te verbieden, en de visserijcapaciteit te controleren en te beperken. Zoals in de ontwerpresolutie van het Parlement terecht wordt opgemerkt, heeft de Commissie talloze acties ontwikkeld om het biodiversiteitverlies tegen 2010 - en daarna - een halt toe te roepen, waaronder ook communautaire actieplannen voor haaien en zeevogels. Mijn departement bestudeert momenteel het verzoek om halverwege 2007 met een EU-actieplan te komen. Het is nog te vroeg om een duidelijk overzicht te hebben van het uitgewerkte werkprogramma voor 2007, maar het is duidelijk dat voor een formeel, compleet en gedetailleerd actieplan een alomvattende evaluatie van de situatie en van de mogelijke maatregelen nodig is. Ook moeten alle belanghebbenden in een vroeg stadium worden geraadpleegd. Dit alles kost tijd en geld. Het gewenste tijdsbestek lijkt te ambitieus, en als wij te weinig tijd uittrekken voor voorbereiding en raadpleging, kan dat wel eens een averechts effect hebben. Ik voel er meer voor om de termijnen wat ruimer te nemen. Ik kan de geachte afgevaardigden echter verzekeren dat mijn departement zijn uiterste best zal doen om het actieplan zo snel mogelijk af te ronden. Ik kom nu terug op de kernpunten van het verslag. Ik heb goede nota genomen van de voorgestelde verzoeken aan de Commissie om een voorstel tot wijziging van de verordening betreffende het afsnijden van haaienvinnen voor te leggen, in het bijzonder met het oog op herziening van het percentage van 5 procent voor het gewicht dat de vinnen mogen uitmaken van het levende gewicht op basis van een soortspecifieke aanpak, om de mogelijkheden voor het apart aan land brengen van vinnen en lichamen te herzien, en om binnen twee jaar opnieuw verslag uit te brengen over de werking van deze verordening. Bij zijn besluit over deze verordening achtte de Raad het niet passend om met betrekking tot het gewichtspercentage vinnen/levend gewicht voor een soortspecifieke benadering te kiezen. Mijns inziens zijn de redenen die in dat debat werden aangevoerd nu nog steeds van toepassing. Eén percentage van 5 procent vinnen ten opzichte van het levend gewicht, dat geldt voor de totale haaienvangst van een vaartuig, is een realistische, praktisch haalbare, controleerbare,
27/09/2006 eenvoudige en evenredige manier om een toename van de praktijk van het afsnijden van haaienvinnen te voorkomen. Het Commissieverslag bevestigt dit ook. Ik ben daarom van mening dat wij op dit moment geen wijzigingsvoorstellen moeten voorleggen. In de eerste plaats omdat de verordening nog maar kortgeleden is aangenomen en over het algemeen goed werkt. In de tweede plaats omdat de Commissie van mening is dat het onpraktisch zou zijn om het percentage vinnen ten opzichte van het levend gewicht te gaan wijzigen of een soortspecifieke benadering in de verordening haaienvinnen op te nemen zonder dat nieuwe maatregelen worden getroffen om een duurzame haaienvisserij te garanderen. In het kader van de veel uitgebreidere operatie van de voorbereiding van een communautair actieplan voor haaien zullen uiteraard de ontwikkelingen als gevolg van de verordening haaienvinnen opnieuw worden geëvalueerd. Daarbij zal ook worden gekeken of een herziening noodzakelijk is, in het bijzonder op basis van de nationale jaarlijkse verslagen, die voor alle belangstellenden beschikbaar zullen zijn. Op dat moment kunnen wij de situatie met betrekking tot het percentage vinnen/lichaam dan ook opnieuw bekijken en al naargelang de bevindingen aanbevelingen doen. Het Parlement moet uiteraard volledig bij een voorstel voor een actieplan worden betrokken, Dat biedt het Parlement ook weer een kans om te worden geïnformeerd over en een rol te spelen bij de ontwikkelingen op het gebied van het vinnen van haaien. De Commissie zal de situatie op de voet blijven volgen. U kunt ervan op aan dat ik altijd bereid ben actie te ondernemen en alle bewijsmateriaal te overleggen indien er nieuwe informatie beschikbaar komt die op belangrijke veranderingen in de situatie wijst. Ik hecht veel belang aan positieve ontwikkelingen op het gebied van de instandhouding van de haaien en andere aspecten van de biodiversiteit van de zee, en ik zal u te zijner tijd informeren over de vorderingen op dat gebied. (Applaus)
107 Wij debatteren hier over het feit dat de Commissie in haar mededeling heeft erkend dat de verordening van 2003 een positieve uitwerking heeft en wordt nageleefd. Een controversiëler onderwerp in dit debat is echter het percentage dat vinnen mogen uitmaken van het totale gewicht van de haai. Volgens rapporten van de ICCAT maakt de visserijvloot van de Gemeenschap gebruik van alle delen van de vis, en dat verschilt bijvoorbeeld van de visserijvloot van de VS, die er slechts gedeeltelijk gebruik van maakt. Daarom dienen we de mogelijkheid in overweging te nemen om het percentage te wijzigen op basis van deze rapporten, die een stijging hebben aanbevolen van 5 naar 6,5 procent. Dat is van wezenlijk belang. Als we deze kwestie negeren, halen we twee zaken door elkaar: het gebruik van alle delen van de vis en het behoud van een visbestand. Dat bestand moet zeker behouden blijven, maar dat dient op een andere manier te gebeuren. In dit debat gaat het er in wezen om dat we alle mazen kunnen dichten door ons ervan te verzekeren dat de mate waarin de vis wordt gebruikt strookt met de realiteit en wetenschappelijke rapporten. Uit het compromis tussen de drie grootste fracties blijkt dat het Parlement beseft dat we op deze manier te werk moeten gaan, in overeenstemming met de bestaande studies die zijn uitgevoerd door erkende organen, waartoe de EU behoort, en in overeenstemming met de wet, waarmee we bijdragen aan een waarlijk duurzame en gereguleerde visserij. 3-341
Catherine Stihler, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben bijzonder verheugd dat de Britse regering een van de grootste voorstanders was van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende de weerzinwekkende praktijk van het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen. De verordening heeft tot doel het afsnijden van haaienvinnen te voorkomen, een praktijk waarbij de karkassen van haaien overboord worden gegooid nadat de waardevolle haaienvinnen zijn afgesneden. Je kunt het “snijden en dumpen” noemen. Zonder hun vinnen sterven de haaien door verstikking.
3-340
Duarte Freitas, namens de PPE-DE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ook mijn dank gaat uit naar mevrouw Miguélez Ramos. Allereerst wil ik onderstrepen dat op het zogeheten “vinnen” sinds 2003 een EU-verordening van toepassing is die voorschrijft dat haaien niet meer uitsluitend vanwege hun vinnen mogen worden gevangen. Dit type visvangst richt zich op één soort, net als dat voor alle andere typen visvangst geldt, wat betekent dat duurzaamheid voor deze soort net zo belangrijk is als voor alle andere. De kwestie van het aanmoedigen van meer vangsten valt daarom niet onder de doelstelling van dit verslag, maar valt onder de quotering of wellicht onder de plannen tot herstel van visbestanden op basis van de gebruikelijke wetenschappelijke rapporten.
Het is bekend dat de praktijk van het haaienvinnen een bedreiging vormt voor het voortbestaan van verschillende haaiensoorten. Juist vandaag hebben Amerikaanse onderzoekers op grond van visafslagverslagen uit Hongkong berekend dat de handel in haaienvinnen jaarlijks verantwoordelijk is voor de dood van 26 tot 73 miljoen haaien. Tegen die achtergrond vind ik het ronduit verbijsterend en teleurstellend dat door dit verslag het afsnijden van haaienvinnen juist dreigt toe te nemen. In paragraaf 5 van het verslag wordt verzocht het percentage vinnen/levend gewicht van 5 procent te verhogen tot 6,5 procent, in het bijzonder voor de blauwe haai. Paragraaf 3 van het verslag wekt ten onrechte de indruk dat de ICES en de ICCAT voor een verhoging van het percentage vinnen/levend gewicht van
108 de blauwe haai zijn. In 2005 is een rapport naar de ICES gestuurd, maar de ICES heeft dit rapport niet behandeld en heeft ook geen advies uitgebracht. Hetzelfde geldt voor de ICCAT, waar onderzoekers de gewichtspercentages van vinnen ten opzichte van karkassen hebben geëvalueerd, maar geen verhoging daarvan hebben aanbevolen. Amendement 1 staat als eerste op de stemlijst, en ik vraag u dat te steunen. Ik vrees dat het Europees Parlement zijn steun aan al deze amendementen wel eens zou kunnen onthouden. Dat zou een stap terug betekenen, en ik vraag de collega’s dan ook nee te zeggen tegen het “snijden en dumpen”. 3-342
Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen erover twisten of een percentage vinnen ten opzichte van het lichaamsgewicht van 5 procent passend is of dat dat percentage moet worden verhoogd. Ikzelf twijfel er niet aan dat zo’n verhoging slecht is, maar de Spaanse en Portugese visserijorganisaties zullen ongetwijfeld het tegendeel beweren. Mijn voorstel is dat wij, voordat wij een besluit nemen, een onderzoek instellen op basis van het beste wetenschappelijke bewijsmateriaal. Ik hoop dat het Parlement dat voorstel zal steunen, niet alleen omdat het een compromis is tussen de beide standpunten, maar vooral ook omdat het de beste aanpak is. Wat mij betreft is de hele verordening inzake het afsnijden van haaienvinnen altijd al te slap geweest. Zij was al veel te slap toen wij haar invoerden. De handhaving ervan is op zijn zachtst gezegd problematisch en verschilt, net op zoveel andere punten bij de visserij, van de ene lidstaat tot andere. De verordening moet in ieder geval regelmatig worden herzien. Het idee dat wij haar maar één keer hoeven te herzien en dat daarmee dan de kous af is, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, is gewoon onzin. Ik hoop dat de commissaris het idee van meer periodieke herzieningen zal steunen, zoals ik hem ook steun in zijn verzet tegen het idee om quota voor lange periodes vast te stellen. Het werkelijke probleem hier is zoveel groter. Wij worden geconfronteerd met het vooruitzicht dat veel haaiensoorten, langzaam ademende dieren die al vele duizenden jaren langer op deze planeet leven dan de mens zelf, zullen uitsterven. Wij lopen met deze verordening het risico dat wij iets onherroepelijks doen. Wij doden teveel haaien. Daar moet een eind aan komen. De Commissie moet met een actieplan voor het beheer van haaien komen. Wij hebben van de commissaris gehoord waarom dat tijd zal kosten, maar ik meen mij te herinneren dat ik een jaar of drie geleden samen met andere leden van dit Parlement ditzelfde verzoek heb gedaan. Ik hoop dat de commissaris dit debat zal kunnen afsluiten door ons precies te vertellen hoeveel werk er in de afgelopen drie jaar al is verzet met betrekking tot de voorbereidingen voor de publicatie van het actieplan voor het beheer van haaien. Mijn indruk is dat er
27/09/2006 helemaal niets is gedaan. Ik hoop dat de commissaris die indruk kan corrigeren. 3-343
David Hammerstein Mintz, namens De Groenen/ALEFractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat de Commissie zal volharden in haar standpunt, ondanks de pogingen om de eisen voor het afsnijden van haaienvinnen af te zwakken. Met dit voorstel zouden de haaien wel eens nog meer bedreigd kunnen worden dan ze nu al zijn. Volgens wetenschappelijke studies is het nog helemaal niet duidelijk in hoeverre het percentage zou moeten worden verhoogd; er is zelfs een studie van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur die het percentage beperkt tot 2 procent. We moeten alle wetenschappelijke informatie tot onze beschikking krijgen, want dit amendement beoogt de normen te verleggen om het percentage van het gewicht van de vinnen ten opzichte van het lichaamsgewicht van de haai te verhogen, maar op die manier zou er steeds meer vangst overboord worden gegooid. Haaien worden afgemaakt op de oceaan omwille van de gril van vele Aziaten die soep willen maken van haaienvinnen, en dat is geen goede zaak. Het is moeilijk te controleren wat er op volle zee gebeurt, en er bestaan voldoende aanwijzingen dat vele lidstaten niet toezien op de naleving van de communautaire wetgeving. Het net nog strakker aan te trekken om een dier waarvan twee derde van de soorten in Europa al op de rode lijst staan van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur, dat is geen goed idee. 3-344
Struan Stevenson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en België hebben in 2003 heel hard gevochten voor de invoering van een verbod op het afsnijden van haaienvinnen. Zij kregen daarbij brede steun van de Raad. Spanje en Portugal lijken nu de enige lidstaten te zijn die aandringen op een wijziging van de verordening op het punt van het percentage van 5 procent van het gewicht van vinnen ten opzichte van het levende gewicht van gevangen haaien. Zij zeggen dat de huidige verordening onrealistisch is, in het bijzonder voor de blauwe haai, die voor hun vissers de belangrijkste vissoort is en die naar zij beweren zeer talrijk is in de EU-wateren. Ik denk dat vooral de sterke internationale vraag naar haaienvinnen - vooral voor de Aziatische haaienvinnensoep zoals wij zojuist hebben gehoord - in combinatie met de relatief lage prijs van haaienvlees Spanje en Portugal ertoe hebben gebracht dit ingrijpende amendement te steunen. Zoals de heer Davies al zei, is de verhouding haaienvinnen tot levend gewicht van 5 procent in de EUwetgeving de slapste norm ter wereld. Het voorstel in dit verslag om die verhouding te verhogen tot 6,5 procent zou domweg betekenen dat er meer haaien worden gedood. Dat zou een heel verkeerd en ongewenst signaal afgeven naar de internationale gemeenschap. Hoe hoger
27/09/2006 het percentage, des te groter de kans dat de illegale praktijk van het “vinnen” van haaien weer terugkeert. Daarom heb ik een amendement ingediend waarin ik voorstel de verhouding te verlagen tot 2 procent van het levende gewicht. Dat zou de bescherming van de haaien in de Europese wateren garanderen en versterken, en het zou in overeenstemming zijn met internationale normen. De IUCN (Internationale Unie voor het behoud van de natuur) heeft bevestigd dat de blauwe haai in zijn bestaan wordt bedreigd en als kwetsbare soort op de rode lijst zal worden geplaatst als die lijst later dit jaar wordt geactualiseerd. In die situatie zou het toch van de gekke zijn als wij nu toestaan dat meer van deze haaien worden gedood. Wij moeten er juist naar streven een streng beleid van TAC’s en quota voor blauwe haaien in te voeren teneinde deze soort extra te beschermen. 3-345
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw Miguélez Ramos bedanken voor al het werk dat ze heeft gedaan ter voorbereiding van dit initiatiefverslag. Het bijbehorende Commissieverslag benadrukt nogmaals dat vinnen in de Gemeenschap verboden is. Bovendien staat in de conclusie dat de verhouding tussen het gewicht van de haaivin en het lichaam niet hoeft te worden gewijzigd. De rapporteur is het niet eens met het niveau van deze verhouding en is van mening dat het zou moeten worden verhoogd van 5 tot 6,5 procent. Dit is het belangrijkste meningsverschil met het Commissieverslag en met enkelen onder ons. Mevrouw Miguélez Ramos voert wetenschappelijke gegevens aan die zouden pleiten voor haar verhouding van 6,5 procent. Ik zou echter met alle respect willen tegenwerpen dat andere wetenschappelijke gegevens, uit minstens even betrouwbare bronnen, het standpunt ondersteunen dat 5 procent ruim voldoende is. Bovendien staven deze gegevens de opvatting dat een verhoging van het percentage zal leiden tot een uitbreiding van de praktijken die we nu juist een halt willen toeroepen, namelijk het vinnen. Ik ben van mening dat dergelijke praktijken, gecombineerd met de volledig mislukte toepassing van de betreffende Gemeenschapsverordening, op niet zeer lange termijn onvermijdelijk een bedreiging zullen vormen voor het voortbestaan van bepaalde haaiensoorten. In dit opzicht lijkt een verhoging van 5 tot 6,5 procent op het eerste gezicht misschien weinig, maar in werkelijkheid is dit niet zo. Dit komt namelijk neer op een verhoging van 30 procent. Dit betekent met andere woorden dat 30 procent van de haaivangst mogelijk zou worden gevind. Hoezeer we onze vissers ook willen helpen om meer winst te maken, onze eerste zorg en plicht is te vermijden dat er haaiensoorten uitsterven. Ik druk u dan ook op het hart om het amendement van de heer Davies te steunen. Dit is ingediend namens de ALDE-Fractie en heeft tot doel het percentage van 5 procent te behouden. Dit is ook wat de Commissie voorstelt en de commissaris heeft dit hier vanavond in zijn toespraak nog eens gesteund.
109 3-346
Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verbaasd over de uitlatingen van commissaris Borg waarin hij zegt dat wetgeving die recent is, niet kan worden gewijzigd. Ik denk dat wetgeving die niet goed is, moet worden aangepast. Dat is precies wat er staat in het rapport van 2005 van de ICCAT over de gewichtspercentages voor de haai. Volgens dat rapport is het percentage dat gehanteerd wordt voor de blauwe haai of de Prionacea glauca, fout. Sterker nog: de wetenschappers van de ICCAT pleiten ervoor dit percentage te corrigeren. En wel om twee redenen: de eerste is dat gegevens over de aanvoer op grond van een onjuiste coëfficiënt ertoe zouden kunnen leiden dat zij verkeerde ramingen maken; de tweede reden is dat de inconsistentie van de percentages een belemmering vormt voor het controleren van de vloot, want omdat de regel onmogelijk kan worden nageleefd, heeft controle geen zin. Dat is wat blijkt uit het verslag, commissaris, dat u dit Parlement heeft toegezonden. Commissaris, mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen verzoeken deze wetgeving nu eindelijk aan te passen en goed te regelen, want anders loopt het vertrouwen van de branche een ernstige deuk op omdat zij met regels wordt opgescheept die onmogelijk kunnen worden nageleefd. Verder zou ik willen dat sommige sprekers die hier hebben beweerd dat er wetenschappelijke verslagen bestaan, mij er op zijn minst één noemen dat door de internationale wetenschap ondersteund wordt en waarin weerlegd wordt wat de ICCAT op de laatste plenaire bijeenkomst van de Regionale Visserijorganisatie gezegd heeft die juist de normen voor al deze soorten geeft. Ik pleit ervoor dat we rationeel optreden, dat de coëfficiënten worden herzien en dat er percentages worden vastgesteld waaraan de vloot zich houden kan. Ik kan u namelijk ook zeggen dat het probleem van de overbevissing niet met percentages is op te lossen. Het kan worden opgelost met quota voor haaien. 3-347
Neil Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik waardeer het dat de commissaris aan het begin van dit debat heeft aangegeven dat hij het niveau van 5 procent voor vinnen op dit moment in elk geval wil handhaven. Samen met de heer Stevenson ben ik van mening dat we het niveau van de verhouding niet moeten behouden, maar moeten verlagen tot 2 procent. We hebben hiertoe dan ook een amendement ingediend. Een verhoging tot 6,5 procent zou de vangst en het vinnen van haaien alleen maar verder bevorderen. Jaarlijks worden er meer dan 70 miljoen haaien gevangen en dat aantal moet echt omlaag. Een verhoging tot 6,5 procent zou waanzinnig zijn. We willen in Europa erg graag een duurzaam visserijbeleid. Daarnaast willen we ook hoge welvaart.
110 Door het percentage haaienvinnen dat aan wal mag worden gebracht te verhogen, neemt ook het risico toe dat er meer haaien worden gevangen en gevind. We moeten de wereld het goede voorbeeld geven. In de meeste delen van de wereld ligt het percentage vinnen dat aan wal mag worden gebracht, lager. Ik doe dan ook een beroep op de commissaris om verder te gaan en dit percentage te verlagen. Weliswaar zijn haaienvinnen veel meer waard dan de rest van de haai, maar dit neemt niet weg dat absoluut de hele haai aan wal moet worden gebracht en moet worden gebruikt. Het is gekkenwerk om zo door te gaan, want bijna 50 procent van de 130 haaiensoorten is inmiddels bedreigd. We moeten actie ondernemen. 3-348
Joe Borg, lid van de Commissie . - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigden bedanken voor hun bijdragen. Het enige probleem dat uitgebreid aan de orde is geweest, gaat over de 5 of 6,5 procent. Laat ik in dit verband zeggen dat de verhouding tussen het gewicht van de vin en het lichaamsgewicht aanzienlijk verschilt per haaiensoort. Toen de verordening werd aangenomen was er al wetenschappelijke informatie voorhanden, met name over de blauwe haai. De Raad vond een soortenspecifieke benadering echter niet wenselijk. Bovendien is het in de verordening vastgelegde maximum van 5 procent voor de verhouding tussen vinen lichaamsgewicht zeker niet alleen voorgesteld op basis van wetenschappelijke overwegingen. De vijfprocentsvereiste voor de verhouding tussen vinen lichaamsgewicht is op dit moment de enige beperking voor een aantal beviste haaiensoorten, met name de blauwe haai. Deze moet niet worden gewijzigd zolang er geen andere beheersmaatregelen van kracht zijn om de visserijsterfte onder haaien te verlagen. Ik heb geen probleem met nader onderzoek, maar dit moet dan wel worden gedaan voordat er andere amendementen worden voorgesteld. Nogmaals, ik heb geen probleem met regelmatige herzieningen. Zoals ik heb gezegd, moeten we in algemene termen nadenken over een EUactieplan voor haaien, wanneer we voldoende tijd hebben om hierover en over andere onderwerpen in verband met het behoud van haaien te discussiëren. De heer Davies heeft gesproken over het actieplan. Hoewel de EU nog geen officieel actieplan voor haaien heeft, zijn veel acties waaruit een dergelijk plan zou bestaan al opgenomen in Gemeenschapswetgeving of in andere initiatieven onder het GVB. De EU heeft met betrekking tot haaien stevige beheersmaatregelen getroffen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de verbeterde gegevensverzameling voor grote pelagische haaiensoorten, het vastleggen van vangstlimieten voor bepaalde haaien- en roggensoorten in de Noordzee en voor diepzeehaaien in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, het verbod op sleepnetten in kustgebieden van de Middellandse Zee en op drijfnetten waarin grote pelagische haaien verstrikt kunnen raken, het verbod op het vinnen van haaien en het vastleggen van specifieke voorwaarden voor het uitsluitend
27/09/2006 verwijderen van haaienvinnen – waar we het vandaag over hebben – en de beheersing en beperking van de vangstcapaciteit. Het is belangrijk om op te merken dat veel van deze maatregelen van toepassing zijn op EG-schepen, los van het feit of ze actief zijn in EG-wateren. Ook op internationaal vlak zouden dergelijke maatregelen moeten worden bevorderd, met name in het kader van andere FMO’s waar we maatregelen ondersteunen voor goed beheer van visserij in open zee. De Commissiediensten overwegen momenteel of er op zeer korte termijn een officieel actieplan voor haaien moet worden ontwikkeld. Mij lijkt dit een goed idee. Met het oog op het vele werk dat moet worden gedaan, de informatie die moet worden verzameld en de eventuele maatregelen waarover moet worden overlegd en advies moet worden ingewonnen, zou het echter niet realistisch zijn om een streefdatum vast te leggen voor een alomvattend Commissievoorstel voor een actieplan voor haaien binnen de termijn die is opgenomen in amendement 8. 3-349
De Voorzitter. − Hartelijk dank. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 3-350
Biologische productiemethode en aanduidingen op landbouwproducten en levensmiddelen (debat) 3-351
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60253/2006) van Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (COM(2005)0671 - C6-0033/2006 - 2005/0279(CNS)). 3-352
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie . - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor de mogelijkheid om onze voorstellen voor nieuwe invoerbepalingen voor biologische producten te bespreken, ook al is het aan de late kant. Daarnaast wil ik de heer Graefe zu Baringdorf bedanken voor zijn goede verslag. Het betreft een zeer belangrijke sector, met meer dan 150 000 bedrijven op 4,4 miljoen hectare, een geschatte omzet van bijna 11 miljard euro in 2002 en een duidelijke tendens naar meer groei. Wanneer we rekening houden met het zeer grote aantal producten op de markt en het aantal verwerkte producten dat een of meerdere geïmporteerde ingrediënten bevat, blijkt duidelijk dat invoer van vitaal belang is voor de ontwikkeling van de biosector in de Europese Unie. We moeten ervoor zorgen dat de consumenten erop kunnen vertrouwen dat de bioproducten die ze kopen
27/09/2006 ook werkelijk biologisch zijn, los van het feit of ze zijn geïmporteerd of binnen de Europese Unie zijn geproduceerd. Ook moeten we oneerlijke concurrentie voor Europese biologische producenten vermijden. Tegelijkertijd hebben we behoefte aan duidelijke regels voor onze handelspartners, zodat de biologische productie kan blijven groeien. Sinds 1992 kunnen ingevoerde producten de Europese Unie binnenkomen via derde landen die door de Gemeenschap worden erkend als landen die gelijkwaardige officiële garanties bieden. Het gaat momenteel om een lijst van zeven landen en nog eens ongeveer hetzelfde aantal dat een aanvraag heeft ingediend. Daarnaast kunnen producten ook worden geïmporteerd via toelatingen van de lidstaten voor de invoer van specifieke zendingen. Dit systeem wijkt af van de gebruikelijke regels, die aan het einde van 2006 aflopen. Met dit voorstel willen we de lacune vullen die valt tussen deze datum en 1 januari 2009, wanneer het algemene voorstel dat we hebben ingediend van kracht wordt. Hierin zijn overigens exact dezelfde invoerbepalingen vervat als we vanavond bespreken. Er is geen verschil tussen wat we nu voorstellen en wat zal worden opgenomen in het centrale voorstel dat op 1 januari 2009 van kracht wordt. We stellen voor om de lijst van derde landen ongewijzigd te laten, maar om de toelatingen van de lidstaten te vervangen door een permanent Gemeenschapssysteem. Tot slot biedt ons voorstel directe toegang voor producten die aan alle vereisten voldoen, zodat we onze internationale handelsverplichtingen nakomen. Ik heb gezien dat in het verslag wordt gepleit voor een extra waarborg voor de laatstgenoemde mogelijkheid van directe toegang. Ik geloof niet dat onze standpunten hierover sterk van elkaar verschillen. We willen maximale garanties vragen van marktdeelnemers in derde landen die deze mogelijkheid willen gebruiken, maar we willen niet het risico lopen dat dit door het WTO-systeem wordt aangevochten. Daarom kan ik de amendementen 1 en 2 gedeeltelijk aanvaarden. In principe kan ik in hoge mate akkoord gaan met uw andere amendementen, maar ik houd dit voorstel graag zo beknopt en eenvoudig mogelijk. Dit betekent dat de belangrijkste noodzakelijke bepalingen erin staan, maar niet meer dan dat. Overige details moeten wat mij betreft worden opgenomen in de toekomstige uitvoeringsbepalingen.
111 De rapporteur heeft vijf minuten. Ik verzoek hem er maar vier te gebruiken. 3-354
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is nu toch al laat en aangezien u en wij er hoe dan ook moeten zijn – de Commissie is ook aanwezig – moeten we niet moeilijk doen over een kwartiertje meer of minder. Of het nu twaalf uur of kwart over twaalf wordt, maakt echt niets meer uit. Ik zal mijn vijf minuten ten volle benutten. Mevrouw de commissaris, wij zijn het redelijk eens over de beoordeling van de situatie: de biomarkt maakt een grote bloei door, waarbij zich tevens een verschuiving voordoet van producenten die hun waar rechtstreeks op de markt brengen, de speciaalzaken en natuurvoedingswinkels, naar ketens die nu ook instappen omdat ze willen profiteren van de bloeiende markt voor biologische producten. Als zij instappen zullen zij een aandeel opeisen van 10 tot 20 procent, een aanzienlijk percentage dat de Europese producenten niet kunnen opbrengen. Uw houding ten opzichte van de bestaande verordening is niet consistent. Enerzijds zegt u de hierin vervatte bepalingen inzake de handel met derde landen te willen wijzigen, hetgeen neerkomt op een herziening, en anderzijds stuurt u aan op een geheel nieuwe verordening door de kern van de materie aan te pakken. Dat vinden wij nogal dubieus, temeer daar de manier waarop u de meeste bepalingen – bijna elk derde artikel – van de ontwerpverordening behandelt, de indruk wekt dat u nadere bijzonderheden via de comitologieprocedure, dat wil zeggen in de uitvoeringsbepalingen geregeld wilt hebben. Dat is ons niet nauwkeurig genoeg. Wij van het Parlement hebben bij u aangedrongen op verbeteringen; daarom hebben we enkel een werkdocument voorgelegd in plaats van een verslag.
3-353
Wat de invoer – de betrekkingen dus met derde landen – betreft, achten wij het noodzakelijk dat de ketens de producten verkrijgen in de hoeveelheden die ze nodig hebben. Het probleem is echter dat de productie in die landen niet overeenstemt met de EU-normen. Het is dan ook dringend geboden de regels op dit punt aan te scherpen. Daar staan wij achter, terwijl we ons in verband met de kernverordening afvragen of u niet te veel tegemoetkomt aan de eisen van de ketens, die niet geïnteresseerd zijn in de naam van de producenten en die van de gevestigde bio-organsiaties, maar streven naar anonimisering van de inkoop om de waar onder eigen vlag op de markt te brengen. Wij zien uiteenlopende tendensen en wij hebben in een enkel geval onze bedenkingen, maar op dit punt staan wij achter u. Wij willen graag dat de EU-normen in derde landen worden aangehouden.
De Voorzitter. − Commissaris, ik vraag om uw begrip. Het spijt me zeer, maar we moeten werken binnen tijdslimieten die al ruimschoots zijn overschreden.
We hebben gesproken over derde landen die zijn aangemeld, maar voor 70 procent van de invoer wordt
Daarnaast heb ik met genoegen nota genomen van de grote bereidheid om de ontwikkeling van de lokale controleorganen in derde landen te steunen. Hoewel dit een beleidsonderdeel is waar ik achter sta, hoort het niet thuis in deze verordening. (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
112 nog steeds gewerkt met zogenaamde "invoervergunningen". Hierbij wordt niet het productieproces gecontroleerd maar in feite enkel de begeleidingsdocumenten, en daaruit zou dan moeten blijken dat een product "biologisch" is. We weten het, papier is geduldig. Het gaat er echter om dat ook in de landen in kwestie de normen van de Europese Unie worden nageleefd. U stelt dat wij in onze amendementen wat verder zijn gegaan. Wat betreft de doelstelling, mevrouw de commissaris, zitten we echter op één lijn. We hebben op een paar gebieden verduidelijkingen aangebracht en wij willen dat het Europees Parlement, net als de verschillende landen in kwestie, bij het aanmeldingsproces wordt betrokken. We zouden graag zien dat dit in een verslag van de Commissie wordt vastgelegd. Daarin zou vermeld moeten worden hoever u gekomen bent met de verzameling van de gegevens en hoever de aanmelding is gevorderd. Verder willen we dat er een databank tot stand wordt gebracht waar de verzamelde gegevens over de derde landen worden opgenomen zodat er doelgerichte controles, met inbegrip van een risicocontrole, kunnen worden verricht om te voorkomen dat er fraude wordt gepleegd, want we kennen onze pappenheimers. We willen graag dat er bij dit verslag rekening wordt gehouden met de punten van kritiek die wij naar voren hebben gebracht en dat u de gegevens die u verzamelt ook daadwerkelijk voorlegt aan het Parlement. We willen niet dat hetzelfde gebeurt als bij de studie inzake de gekwalificeerde markttoegang, die uiteindelijk enkel markttoegang heeft opgeleverd, maar waarbij van kwalificatie niets terechtgekomen is. Wat wij nu willen – dit in verband met uw woorden over de WTO –, is een voorbeeld van iets dat ons in een richting leidt die uitmondt in een situatie waarin de handel "gekwalificeerd" wordt. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-355
Albert Jan Maat, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, ik wil mij bij het protest van de rapporteur aansluiten. Een commissaris die er altijd is en regelmatig in de commissievergaderingen is, wordt vanavond na 5 minuten afgehamerd! Wij hebben vanmiddag in de stemming tien minuten moeten wachten op haar collega Frattini, die vijftien minuten spreektijd krijgt. Deze commissaris is op welk tijdstip dan ook altijd aanwezig. Dat wij 's avonds om half twaalf of om twaalf uur debatten voeren over het landbouwbeleid, heeft te maken met uw agenda. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Ik sluit mij bij dat protest aan en ik zal het morgen ook melden bij de voorzitter van de Landbouwcommissie. Ik ga nu op het onderwerp in, maar ik herhaal mijn sterke kritiek dat hier een landbouwcommissaris is
27/09/2006 afgehamerd die niet om dit tijdstip heeft gevraagd, maar hier wel is en serieus met ons in debat gaat. Het tijdstip waarop zij hier is, is niet haar keuze maar is de keuze van uw Bureau. De Commissaris heeft gezegd dat ze begrijpt wat het Parlement wil. De essentie van het onderwerp dat we vandaag bespreken, is dat importproducten moeten voldoen aan de eisen van de productie in de Europese Unie. Dat is essentieel en dat is in het verslag duidelijk gesteld. Mijn fractie, de EVP, is tevreden met de uitslag in de Landbouwcommissie en wat daar besproken is, is in amendementen weergegeven. Ik wil er nog een politieke opmerking aan toevoegen. In de komende handelsovereenkomsten, de wereldhandelsverdragen, is het essentieel dat importproducten voldoen aan dezelfde eisen als de Europese producten. Dat geldt niet alleen voor de biologische landbouw maar ook voor de landbouw in haar geheel. Ik hoop dat wij als Parlement de Landbouwcommissaris op dat punt voldoende rugdekking zullen geven, ook in de discussie in de Europese Commissie met haar collega Mandelson. Ik wil de rapporteur danken voor zijn verslag en ik zal mijn fractie morgen aanbevelen om voor het verslag te stemmen zoals het geamendeerd is in de Landbouwcommissie. 3-356
De Voorzitter. − Hartelijk dank. Ik vraag de afgevaardigden om begrip voor het feit dat de werktijd van de tolken om 24.00 uur afloopt. We kunnen nog een paar minuten doorgaan, maar niet veel langer. Ik wil het risico niet lopen dat we morgen zonder tolken zitten en u zou dat risico eveneens niet moeten lopen. Ik verzoek u simpelweg zich te houden aan de tijd die u is toegekend. De heer Graefe zu Baringdorf zei dat hij de volle vijf spreektijd zou benutten en dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft volledig gebruik gemaakt van de vijf minuten spreektijd die hem zijn toegekend. Er is dan ook geen reden om bezwaar aan te tekenen. 3-357
María Isabel Salinas García, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij houden aan de toegewezen spreektijd. De Commissie is eind 2005 gekomen met een tweetal wetgevingsvoorstellen: een voorstel voor een verordening betreffende de biologische productie, die de huidige verordening vanaf 2009 zal vervangen, en het onderhavige voorstel voor een invoerstelsel. Wat de invoer betreft was het wenselijk en dringend noodzakelijk het communautaire systeem te verbeteren, vooral voor het doorvoeren van een definitieve vereenvoudiging van het vergunningenstelsel voor de invoer uit derde landen waarin de situatie op het gebied van de biologische productie anders is of was, en om de markttoegang te vergemakkelijken van biologische producten, die op het ogenblik maar zwakke bestuurlijke structuren hebben.
27/09/2006 Mijn fractie is van mening dat de voorgestelde wijziging deze prijzenswaardige doelstellingen nastreeft. Toch zou ik de aandacht willen vestigen op het feit dat we deze wijziging niet kunnen of mogen doorvoeren – zoals de commissaris zelf heel terecht heeft opgemerkt – door de consumentengaranties voor ingevoerde biologische producten te beperken, of door de aanzet te geven tot concurrentie die oneerlijk is voor de Europese producent. Dat zijn mijns inziens twee reële risico’s. Het is dringend noodzakelijk dat er inspectieprocedures komen waarin deze risico’s in aanmerking worden genomen en die gebaseerd zijn op duidelijke regels, en daarom is het zo urgent dat de erkenning en de accreditatie van certificatieorganen op Europese schaal worden geregeld. In dit verband zou ik de rapporteur geluk willen wensen met zijn werk en met de inspanningen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Niettemin wil ik er op wijzen dat hier niet meer dan een deel van de regelgeving over biologische producten aan de orde komt. Het verslag over de verordening zit in een impasse, onder meer omdat de rapporteur van dat verslag beweert dat zij niet alle documentatie van de Commissie ontvangen heeft. Ik zou er hierbij dan ook bij de Commissie op aan willen dringen dat zij al het mogelijke in het werk stelt om deze situatie te verhelpen en ervoor te zorgen dat het verslag zijn weg kan vervolgen, dat het de parlementaire procedure doorloopt en dat we een heldere, eenvoudige en voor deze markt doeltreffende regelgeving kunnen vaststellen, waarmee de onzekere situatie waarin de biologische producten nu verkeren, vermeden wordt. 3-358
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur van harte feliciteren met zijn uitstekende verslag over het Commissievoorstel voor wijziging van de huidige verordening voor landbouw in derde landen en invoer in de EU van biologische producten. Het is voor iedereen duidelijk dat de wereldwijde vraag naar bioproducten toeneemt. De lidstaten van de EU vormen hierop geen uitzondering. De invoer van bioproducten uit derde landen kan dus erg lucratief zijn, maar helaas kan de kwaliteit van een geïmporteerd product momenteel in de praktijk niet altijd worden gegarandeerd. We zijn dan ook zeer tevreden met dit langverwachte Commissievoorstel. Tegelijkertijd erkennen we dat het voorstel een aantal zwakke punten en lacunes bevat. De rapporteur heeft deze opgespoord en wil ze corrigeren met een aantal amendementen, die we stuk voor stuk verstandig en billijk vinden. De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft zijn inspanningen aangevuld door eveneens een aantal goede amendementen voor te stellen. Hoewel we tegen geen enkel amendement echt een bezwaar hebben, willen we erop wijzen dat het grootste
113 probleem in verband met de garantie voor de strikte naleving van de verordeningen die binnenkort EUwetgeving zullen worden, de tenuitvoerlegging is. Dit is namelijk de zwakke schakel wanneer veel Europese wetten worden gebundeld. We vrezen daarom dat deze wetgeving nog steeds zal lijden onder een inefficiënte toepassing, ondanks de verbeteringen die de talrijke amendementen zeker zullen aanbrengen. Hopelijk blijkt in de toekomst dat ik me vergis. Laat ik tot slot de rapporteur nogmaals feliciteren met zijn goede werk. 3-359
Andrzej Tomasz Zapałowski, namens de IND/DEMFractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag over het ontwerpverslag over de etikettering van biologische landbouwproducten strookt met de algemene trend in de wereld met betrekking tot de vraag naar gezond voedsel. Wij worden momenteel geconfronteerd met een overproductie van voedsel in de landen van de Europese Unie. Wij zien eveneens dat het aantal ziekten dat het gevolg is van consumptie van met chemische stoffen verzadigd voedsel, aanzienlijk is toegenomen. De consumenten kopen daarom liever voedsel dat duurder maar veiliger is. In veel landen kan men dergelijk voedsel niet produceren wegens de slechte bodemconditie van uitgestrekte gebieden. Evenmin kan men dergelijk voedsel produceren in grote landbouwbedrijven. Deze situatie is een kans voor de landen waar de bodem nog vrij onbeschadigd is en waar er kleine en middelgrote boerderijen zijn. Zij is ook een middel om tenminste een deel van het werkloosheidsprobleem in de plattelandsgebieden op te lossen. Natuurlijk hebben wij ook zorgen wegens de binnenkomst in de Europese Unie van ongezond voedsel. Misleiding is schering en inslag in de internationale handel. Binnenkort worden wij misschien overspoeld door zogenaamd gezond voedsel uit bijvoorbeeld China. Het op de Europese markt verschijnen van voedsel dat in theorie gezond is maar geproduceerd is met genetische gemodificeerde planten, is eveneens een risicofactor. Om beide gevallen het hoofd te kunnen bieden moeten wij voorschriften uitvaardigen waarmee de import van biologisch voedsel van buiten de Unie ronduit wordt verboden, tenzij er absolute zekerheid is ten aanzien van de kwaliteitsnormen waarmee dit voedsel is geproduceerd. 3-360
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte dames en heren, ook ik wil om te beginnen de rapporteur bedanken voor zijn werkelijk uitstekende verslag. Biologische landbouw is voor veel boeren een productiealternatief. Door de gentechnologie wordt de toch al stijgende vraag naar biologische producten afkomstig van gecontroleerde en gecertificeerde bedrijven alleen maar groter. De detailhandel voor voedselproducten haalt ongeveer 5 procent van zijn kwantitatieve omzet uit biologische levensmiddelen.
114 Consumenten kopen biologische producten omdat ze beter smaken en omdat ze zich betrokken voelen bij het milieu en het welzijn van dieren en ook omdat ze willen bijdragen aan een samenhangend en gevarieerd landschap. Het zijn juist landen als mijn land Oostenrijk die in de concurrentiestrijd met de grote landbouwlanden het onderspit delven als er wordt gemikt op kwantiteit. We moeten ons daarom volledig richten op de kwaliteit van het product en het milieu en daarbij streven naar het allerhoogste. De biologische landbouw neemt in Oostenrijk een belangrijke plaats in. Het aandeel van de bioboeren in de totale landbouw bedraagt 11,2 procent en daar zijn we heel blij mee. De totale omzet uit de verkoop van biologische levensmiddelen bedraagt in Oostenrijk jaarlijks circa 450 miljoen euro. Het vertrouwen in bioproducten kan alleen in stand blijven als we op alle gebieden, dat betekent voor alle producten, of ze nu uit de EU of uit derde landen afkomstig zijn, strikte controles uitvoeren. Alleen dit biedt de garantie dat de consument bereid is de hogere prijzen voor biologische producten te betalen. 3-361
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de productie van biologische voeding wordt steeds belangrijker in mijn kiesdistrict in Ierland. Met de jaren zijn de Ierse boeren steeds trotser geworden op de hoge kwaliteit van hun natuurlijk geproduceerde voeding. Voor velen onder hen was de overstap naar bioproductie een logische ontwikkeling. Ik ben betrokken bij een aantal amendementen. Een ervan heeft tot doel om de GGO-contaminatie van biologische zaden te beperken tot minder dan 0,1 procent. Dit is een aanvullende garantie bij de oorspronkelijke verordening, waarin enkel staat dat de moederplant, niet het zaad, biologisch moet zijn geproduceerd. Het amendement op artikel 16 versterkt de definitie van biologische landbouwproducten. Het voorstel van de Commissie laat een aantal uitzonderingen op regels voor bioproductie toe, bijvoorbeeld voor het opzetten van biologische bedrijven of het oplossen van beheersproblemen met veebestanden. Dit zou tot gevolg hebben dat niet-biologische en niet GGO-vrije producten als biologisch op de markt komen. We moeten dit artikel juist aanpassen om misbruik te beheersen. Dit betekent dat uitzonderingen enkel worden toegestaan in specifiek vermelde en ongebruikelijke situaties, zoals een uitbraak van vogelpest. Als we van de consument vragen om biologische producten te kopen, moeten we wel garanderen dat wat hij koopt ook daadwerkelijk biologisch is. 3-362
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan het adres van de rapporteur. Wij betalen tegenwoordig een hoge prijs,
27/09/2006 omdat onze voeding bestaat uit vaak ongezonde producten. Veel van die producten bevatten chemische stoffen die in de landbouw worden gebruikt. Daarom moet men overgaan tot de mediterrane voedingswijze en producten gebruiken waarin niet zoveel kunstmest en plantenbestrijdingsmiddelen zitten. Biologische producten zorgen voor betere voeding, en daarom zien wij dat de biologische teelt zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, en dat is ook goed zo. Om de consument te kunnen beschermen heeft de Europese Unie, mijn inziens volkomen terecht, productievoorschriften en strenge controles ingevoerd. Ik heb echter twijfels over de biologische producten die uit derde landen worden ingevoerd. De vraag is of bij de teelt daarvan de door de Europese Unie toegepaste normen worden gerespecteerd. De certificaten die de biologische producten uit derde landen vergezellen, moeten altijd op de desbetreffende partij worden vermeld. De bedrijven uit de derde landen die biologische producten voor export naar de Europese Unie telen, moeten elk jaar worden gecontroleerd. De Europese Unie wil biologische producten. Om echter de consumenten te kunnen beschermen en gelijke mededingingsvoorwaarden voor onze eigen telers te kunnen garanderen, moeten deze controles worden verricht. Anders maken wij alleen de supermarktketens rijker, ten koste van de gezondheid van de consumenten en ten koste van de Europese boeren. 3-363
Neil Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Graefe zu Baringdorf bedanken voor een zeer goed verslag en de commissaris voor haar aanwezigheid op dit late uur. Ik zou u dan ook willen vragen om de commissaris voldoende tijd te geven voor een degelijke samenvatting aan het einde van het debat. Ze is immers zo vriendelijk om hier op dit tijdstip nog te komen, dus moeten we ons debat naar behoren afronden. In verband met biologische landbouw en producten wil ik erop wijzen dat de mensen steeds vaker biologisch kopen en dat moeten we toejuichen. Hierbij verwachten ze uiteraard wel dat de producten echt biologisch zijn en niet worden geproduceerd met chemicaliën of kunstmest. Een van de problemen met biologische voeding is dat erg moeilijk te controleren is hoe deze is geproduceerd. Het is dan ook van cruciaal belang dat er toezicht is op de productie in de landen waaruit we de bioproducten invoeren. Op het gebied van bioproductie vrees ik er in het algemeen voor – dus niet alleen in Europa maar ook daarbuiten – dat er binnenkort een televisiedocumentaire komt waarin het productieproces van begin tot eind wordt gevolgd en blijkt dat het voedsel wellicht niet zo biologisch is als men denkt. De consument zal hierdoor weglopen en het is dus van belang dat mensen die een geïmporteerd product van buiten de Europese Unie kopen, absoluut zeker weten dat is voldaan aan de hoge normen voor bioproductie. Dit verslag en het werk van de Commissie zijn dan ook erg belangrijk, niet alleen voor geïmporteerde biologische voeding, maar ook om binnen Europa
27/09/2006 gelijke spelregels te garanderen waar het gaat om de definitie van biologische producten. Zo kunnen de consumenten ze vol vertrouwen kopen en kunnen wij ze in de sector vol vertrouwen produceren. Ik wil de commissaris nogmaals bedanken en zal nog een paar seconden overlaten voor haar samenvatting. 3-364
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Ik wil vijf punten aan de orde stellen in verband met de biologische teelt. Het eerste punt betreft de etikettering van biologische producten. Dit betekent dat er een communautair logo, of een nationaal of regionaal logo, moet worden gebruikt voor biologische producten en dat dit gepaard gaat met informatie over bijvoorbeeld de oorsprong en soortgelijke gegevens. Het tweede punt betreft de omstandigheden waaronder biologisch voedsel wordt geproduceerd, de daarbij toegepaste normen en het toezicht daarop. Het is van essentieel belang dat er een lijst wordt opgesteld met stoffen die gebruikt mogen worden in de biologische landbouw, zoals plantenbeschermingsstoffen, kunstmest, stoffen voor de verbetering van de bodemkwaliteit, smaakversterkers en stoffen die gebruikt worden in de verwerking. De biologische voedselproductie geschiedt in een veilig en schoon milieu dat vrij is van antibiotica, groeihormonen en genetische gemodificeerde organismen. Het certificatiesysteem moet worden onderworpen aan verplichte accreditatie en continue controle. Het derde punt betreft de waarde van biologisch voedsel en de promotie daarvan. Om de vraag naar biologisch voedsel te versterken moeten de consumenten voorgelicht worden over de voordelen daarvan. Een betere marketing en betere bewustmakingsmaatregelen zijn nodig om de consumptie van biologische producten te verhogen. Ten vierde wordt met de biologische landbouw tegemoet gekomen aan de behoeften en verwachtingen in verband met de voedselkwaliteit. De biologische teelt biedt boeren de kans om hun inkomen aan te vullen. Ze is ook een kans om de regionale en lokale ontwikkeling te versterken, met name in de achtergebleven gebieden. Tot slot moet steun worden gegeven aan de biologische teelt door middel van subsidies, evenals aan de verwezenlijking van een systeem voor adequate distributie en promotie. Dit is de zwakste schakel in de relatie tussen producenten en consumenten. 3-365
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken en tevens de rapporteur voor zijn verslag. De heer Parish heeft opgemerkt dat consumenten veel vertrouwen hebben in de term “biologisch” en in biologische producten. We moeten er dan ook voor zorgen dat degenen die biologisch willen kopen ook daadwerkelijk een product krijgen dat zo puur is als ze geloven. Maar in werkelijkheid bestaat er geen erkende wetenschappelijke
115 test om biologische van conventionele producten te onderscheiden. Overigens heb ik deze informatie van de Ierse autoriteit voor voedselveiligheid van Ierland, die u allemaal waarschijnlijk wel kent. Dit betekent dat we moeten garanderen dat er vanaf de kiem zekerheidsmaatregelen in het systeem zitten. Op papier hebben we het waarschijnlijk wel bij het rechte eind, maar in de praktijk kunnen zich problemen voordoen. De mensen betalen meer voor biologische producten. Op de Ierse markt is minder dan één procent van de voeding biologisch. We importeren zeventig procent van onze biologische behoeften. Ik verwijs opnieuw naar de Ierse autoriteit voor voedselveiligheid, die stelt dat het hierbij om meer dan zeventig landen gaat. Ik moet toegeven dat ik van sommige niet had gedacht dat ze aan biologische productie deden. Ze staan echter op de lijst en ik denk dan ook dat we onze consumenten de zekerheid moeten geven, althans in Ierland en de rest van de EU, dat de bioproducten die ze uit die landen kopen aan dezelfde normen voor bioproductie voldoen als binnen de Europese Unie van kracht zijn. Ik vind het uitstekend om voor het hele pad documenten op te stellen en de EU is hier ook erg goed in. Mijn grootste zorg ligt echter bij degenen die toezicht houden op de controleorganen en degenen die de auditors controleren. Deze zorg geldt voor onze hele wetgeving en wellicht is dit een punt dat de commissaris kan aanstippen in de korte spreektijd die ze heeft. Maar de biosector groeit inderdaad. Het is een kleine sector, maar ik deel de zorg van de heer Parish dat een deuk in het vertrouwen de sector zal vernietigen. Dit zal de markt voor de producenten vernietigen en het einde betekenen van het consumentenvertrouwen. Dat moeten we voorkomen. Ik vrees echter dat bepaalde biologische producten die worden ingevoerd in de EU allesbehalve biologisch zijn. 3-366
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigden bedanken voor hun opmerkingen, hoewel deze soms meer betrekking lijken te hebben op de algemene verordening over bioproducten. Ik hoop dat we de volgende keer wanneer we hierover discussiëren wat meer tijd zullen hebben, zodat ik meer in detail kan treden. In verband met amendement 13 het volgende: er kan geen zinvol verslag worden opgesteld voordat de eerste lijst van controleorganen enige tijd heeft gefunctioneerd, in elk geval niet voordat de volledige verordening op 1 januari 2009 van kracht wordt. Het is een goed idee om lokale certificeerders op te leiden en we zullen moeten bekijken hoe we dit kunnen organiseren. Opleidingsondersteuning en technische bijstand is ook voorzien in de officiële verordening voor levensmiddelen en diervoeders.
116
27/09/2006
Het idee van de rapporteur over een gegevensbestand lijkt moeilijk uitvoerbaar, maar ik ben bereid om er verder naar te kijken. De vereiste voor de controleorganen om geaccrediteerd te zijn in verband met de lijst van derde landen in lid 4 is niet van toepassing, aangezien er in deze gevallen toezicht is van de regering. Wat de controleorganen in lid 5 betreft, ben ik het in principe eens met het verzoek om formele accreditatie, maar adequaat toezicht door de regering moet als alternatief in die situatie ook aanvaardbaar zijn. Ook moeten we enige flexibiliteit kunnen tonen tegenover lokale instanties in ontwikkelingslanden en in opkomende landen, waarvan het niet altijd mogelijk is om een internationale accreditatie te krijgen. Ik ga akkoord met het idee van toezicht op de controleorganen. Ik vind dit cruciaal en essentieel. We geven op dit vlak echter de voorkeur aan een algemenere formulering over toezicht. Gedetailleerdere regels kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen, maar zoals ik in mijn inleiding al zei, geef ik de voorkeur aan een heel eenvoudig en beknopt voorstel. Tot slot kan ik de amendementen 1, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 12, 13, 15 en 16 gedeeltelijk of in principe aanvaarden. De overige amendementen zijn onaanvaardbaar. Bedankt voor het debat. Ik geloof dat we in dezelfde richting werken, misschien niet letterlijk, maar wel inhoudelijk. 3-367
De Voorzitter. − Hartelijk dank, commissaris. Neemt u het me alstublieft niet kwalijk, maar ik vraag om begrip voor onze tijdschema's. Ondanks de medewerking van iedereen zijn we bijna een kwartier later geëindigd dan gepland. Ik dank de tolken voor hun begrip. Zij hebben ons in staat gesteld het debat te beëindigen met alle beperkingen die ik hun tot mijn spijt moest opleggen. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. 3-368
Agenda van de volgende vergaderperiode: zie notulen 3-369
Sluiting van de vergadering 3-370
(De vergadering wordt om 00.15 uur gesloten)