05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
WOENSDAG 5 SEPTEMBER 2007 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 9.05 uur geopend) 2. Terrorismebestrijding (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is de gecombineerde behandeling van: – de mondelinge vraag (O-0046/2007 – B6-0139/2007) van Manfred Weber, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, Martine Roure, namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, Alexander Alvaro, namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en Cristiana Muscardini en Roberta Angelilli, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten, aan de Raad, over terrorismebestrijding, en – de mondelinge vraag (O-0051/2007 – B6-0313/2007) van Manfred Weber en Joseph Daul, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten, Martine Roure, namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, Alexander Alvaro, namens de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa en Cristiana Muscardini en Roberta Angelilli, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten, aan de Commissie, over terrorismebestrijding. Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de voorzitter, mag ik vragen pas te beginnen als de Raad hier aanwezig is? Ik vind het tamelijk vreemd dat we mondelinge vragen aan de Raad en aan de Commissie hebben gesteld en dat we deze kwestie uitsluitend met de Commissie bespreken. Dat heeft geen zin. Mag ik vragen dat we wachten totdat de Raad hier is om naar ons te luisteren? De Voorzitter. − Met permissie, mevrouw Buitenweg, maar dat lijkt me niet verstandig, omdat we absoluut niet weten wanneer de Raad er zal zijn. Straks wachten we misschien zo lang dat we het debat helemaal niet meer kunnen voeren. Eerst zijn trouwens de sprekers namens de fracties aan de beurt. Daarom stel ik voor dat we daarmee beginnen. Gaat het Parlement daarmee akkoord? (Het Parlement besluit met het debat te beginnen) Joseph Daul (PPE-DE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, Voorzitter van de Commissie, dames en heren, terrorismebestrijding is een gebied waarin Europa moet overschakelen van de virtualiteit naar de werkelijkheid. De mondiale dimensie van het terrorisme vraagt om een mondiale respons. Het bouwen aan een politiek Europa houdt het vermogen in de gesel van het terrorisme met wortel en al uit te roeien; we zijn daar nog erg ver van verwijderd. Onze Fractie heeft het initiatief voor dit debat genomen, omdat we vinden dat Europa zich nog niet volledig bewust is van de omvang van de gevaren waarmee het wordt geconfronteerd.
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De eerste onmiddellijke bedreiging is die van onze dagelijkse veiligheid door islamitische en andere terroristische groeperingen zoals de ETA in Spanje. Commissaris, we zien het elke dag. De tweede, evenzo verontrustende bedreiging is dat deze machtige netwerken de politieke cultuur van Europese democratieën kunnen gijzelen om onze essentiële normen en waarden te ondergraven en door hun religieuze beginselen te vervangen. We moeten ervoor zorgen dat onze lidstaten meer samenwerken bij de bestrijding van het internationale terrorisme. De ontslagneming in maart van de heer De Vries, de EU-coördinator voor terrorismebestrijding, en het onvermogen tot nu toe om hem te vervangen, laat zien dat er nog veel werk moet worden verricht. De heer De Vries nam weliswaar om persoonlijke redenen ontslag, maar het is algemeen bekend dat de ontoereikende middelen waarover hij beschikte met zich meebrachten dat hij niet in staat was de hem toebedachte moeilijke taak te vervullen. We vragen de Raad, die niet aanwezig is, zijn voorzitter en ook de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de heer Solana, en de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, om hun verantwoordelijkheid te nemen en zo spoedig mogelijk een nieuwe EU-coördinator voor terrorismebestrijding te benoemen en van toereikende middelen te voorzien. Dames en heren, de bestrijding van terroristische organisaties vergt de grootste vastberadenheid en sluit onderhandelingen en concessies uit. Terroristische organisaties zijn geen traditionele gecentraliseerde structuren die met conventionele militaire operaties kunnen worden overwonnen. Ze opereren in netwerken en gebruiken de meest geavanceerde technologieën om hun criminele activiteiten uit te voeren. Alleen door voortdurend substantiële financiële middelen, menselijke hulpbronnen en inlichtingen te bundelen, hebben we een mogelijkheid om deze netwerken te neutraliseren. Met respect voor elkaar en door in te staan voor de uitvoering van wetten en openbare vrijheden, door onze gedachte over wat humaan is en over wat leven in een samenleving betekent, te herbevestigen, en door gezamenlijk op te treden, zullen we met gebruikmaking van de middelen van de 21e eeuw een eind maken aan een terrorisme dat wordt geïnspireerd door vooroordelen en dat gebruik maakt van methoden uit de donkerste tijden van de mensheid. Dit is niet, zoals mensen vaak zeggen, een botsing van beschavingen maar een confrontatie tussen hen die respect voor mensen en pluralisme boven alles stellen, en hen die in naam van de jihad iedereen zou elimineren die niet denkt zoals zij of die andere overtuigingen erop nahoudt. De slachtoffers van 11 september, die we over enkele dagen, vijf jaar na de tragische gebeurtenissen in Manhattan, zullen herdenken, maar ook de slachtoffers van 11 maart in Madrid en van de Londense bomaanslagen, dwingen ons resolute maatregelen te treffen. Europeanen hebben behoefte aan zekerheden, zekerheid in hun beroepsuitoefening, zekerheid van energie en van voedsel. Het minste wat we voor Europa kunnen doen, nadat we de vrede hebben gewaarborgd, is dat we de meest fundamentele zekerheid gaan waarborgen, die van persoonlijke veiligheid. Martine Roure (PSE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, veel Europese instrumenten voor terrorismebestrijding zijn door lidstaten geïntroduceerd. Toch wordt een aantal Europese landen nog steeds geconfronteerd met een belangrijke terroristische dreiging en het lijkt daarom aangewezen, na verschillende jaren van gebruik van deze instrumenten, de effectiviteit van de uitvoering van Europese wetgeving op dit gebied te evalueren.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ondanks maatregelen ter aanmoediging van nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor terrorismebestrijding, bestaat er voor informatie-uitwisseling onmiskenbaar behoefte aan meer wederzijds vertrouwen. Om de bestrijding van terrorisme werkelijk effectief te doen zijn, hoeven we de bestaande wetgeving niet aan te vullen, maar moeten we controleren of de lidstaten deze wetgeving correct toepassen. Ik vind dat we ons vooral moeten richten op het werkelijk verbeteren van de samenwerking tussen lidstaten. Een evaluatie zou ons ook in staat stellen de desbetreffende regelgeving te herzien. Het lijkt mij noodzakelijk om hierbij de balans te herstellen tussen de behoefte aan veiligheid van onze medeburgers en het bewaken van hun recht op bescherming van hun privacy. Bepaalde ingevoerde maatregelen zijn zeer restrictief voor onze medeburgers en met het voordeel van wijsheid achteraf zien we nu dat sommige maatregelen niet de resultaten opleverden die we hadden verwacht en die misschien juist een vals gevoel van veiligheid geven. De terrorismebestrijding vraagt ook betere samenwerking tussen de Europese Unie en haar partners in de hele wereld. Zo moeten we in onze transatlantische betrekkingen aandringen op het opstellen van een gemeenschappelijke strategie voor terrorismebestrijding die de grondrechten en de privacy eerbiedigt. De Europese Unie zou deze kwesties mondiaal moeten aanpakken om algemene beginselen vast te stellen voor de uitwisseling van informatie met onze VS-partners en voor de gegevensbescherming bij deze uitwisseling. Tot slot, het Europees Parlement is vaak buiten de beraadslagingen van de Raad over terrorisme gehouden. Ik vind het belangrijk dat wij nu een werkelijk debat voeren dat leidt tot een betere democratische controle door het Europees Parlement en door de nationale parlementen.. Alexander Alvaro (ALDE), auteur . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de periode 2001-2007 omvat zes jaar van politieke initiatieven op het gebied van terrorismebestrijding. Het enige wat we in die zes jaar hebben kunnen zien is dat er na iedere gebeurtenis vanuit de politiek naar een antwoord is gezocht. Wat ik echter mis, is deze benadering: hoe ontwikkelt zich het Europees beleid inzake terrorismebestrijding in mondiaal perspectief? Welke rol nemen wij op ons? Welke rol willen wij mondiaal gezien spelen? Zit daar een visie achter? Ik heb tot op heden nog geen plan of document van de Commissie of de Raad gezien – overigens ook niet van een van de lidstaten – met een kortetermijn-, middellangetermijnen langetermijnstrategie voor terrorismebestrijding. Er zijn maatregelen genomen met effecten op de korte termijn, zoals het indammen van geldstromen. Uitstekend! Het opnemen van biometrische gegevens in identiteitsdocumenten is een voorbeeld van een maatregel die in de strijd tegen het terrorisme op de middellange termijn effect kan sorteren. Zelf verwacht ik daar overigens niet veel van, maar er was een politieke meerderheid voor. Waar het gaat om de lange termijn zie ik geen vooruitgang of beweging. Dat geldt voor de ontwikkelingshulp, die men kan opvatten als een vorm van veiligheidsbeleid. Dat geldt voor het respect voor de culturen waaruit naar men meent terrorisme kan voortkomen. We moeten niet de wereld in trekken om te proberen onze samenleving aan anderen op te dringen, maar we moeten proberen om in een geglobaliseerde wereld op een verstandige manier met elkaar samen te leven. De vraag is dus: welke rol wil Europa spelen? De reacties sinds 11 september 2001 waren vooral uitingen van dadendrang. Telkens na een aanslag probeerden de regeringen de bevolking gerust te stellen door op korte termijn maatregelen te nemen. Men kan daarbij denken aan het fanatisme waarmee de Britten direct na de vreselijke aanslagen in Londen het bewaren van communicatiegegevens
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
doordrukten, maar bijvoorbeeld ook aan de pogingen in Duitsland om online huiszoekingen mogelijk te maken. De visie erachter ontbreekt. Men zal het probleem niet oplossen door alleen maar inbreuk te plegen op de grondrechten, zoals destijds in de periode van de noodwetgeving. Wanneer we het terrorisme succesvol willen bestrijden, moeten we formuleren welke rol Europa mondiaal gezien in deze strijd wil vervullen in plaats van allerlei nationale maatregelen na te jagen die vervolgens alleen in Europa worden uitgevoerd. Cristiana Muscardini (UEN), auteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het feit dat dit debat werd verschoven van juli naar september en dat we dat nu houden in de huidige omstandigheden bij afwezigheid van de Raad over kwesties die wij aan de orde willen stellen, toont op zichzelf reeds aan dat Europa in feite niet voorbereid is op de resolute en uitgebreide aanpak van het terrorismeprobleem en dat dit Parlement in politiek opzicht helaas nog te zwak is. Vanaf het moment dat er terroristische groepen in de verschillende landen van de EU waren, waren er interne problemen. Europa was al grotendeels verenigd en er werd al gesproken over een gemeenschappelijke strategie die nooit werd verwezenlijkt. Het werd 2001 en we ontdekten dat terrorisme een mondiaal verschijnsel is dat geen piramidale organisatie kent, maar uit cellen bestaat die met elkaar via internet en de beste IT-systemen zijn verbonden, en dat wereldwijde wortels heeft en in staat is om toe te slaan wanneer en op een manier waarop de terroristen dat willen. Desondanks heeft de Europese Unie geen beleid inzake de controle van het internet en zij geeft ook geen duidelijke veiligheidsregels aan de burgers, die niet begrijpen welke maatregelen door de EU zijn aangenomen of in de nabije toekomst zullen worden aangenomen. De belangrijkste maatregel is het leggen van verantwoordelijkheid bij providers die onderdak bieden aan websites die terroristische activiteiten bevorderen, steunen en rechtvaardigen, bijvoorbeeld door de providers te verplichten tot verwijdering van sites die direct of indirect leiden naar personen die geweld preken, ertoe aanzetten of rechtvaardigen. Zwitserland doet dit al heel lang terwijl Europa nog steeds aarzelt en vruchteloos debatteert. Er is geen gemeenschappelijk standpunt inzake toezicht op zogenaamde religieuze ontmoetingsplaatsen of zogenaamde imams die, zoals onlangs in Nederland en Italië gebedsplaatsen hebben gebruikt om haat te zaaien, om aanslagen te plannen door het aanzetten van geweld tegen het westen, de democratie, de mensenrechten inclusief de rechten van de vrouw en door het feitelijk plegen van terroristische aanslagen in onze steden. Mijnheer de Voorzitter, het volstaat niet langer om te praten over een gemeenschappelijke strategie tegen terrorisme; we hebben kracht en moed nodig om enerzijds beslissingen te nemen en doelgericht te handelen, en om toekomstige aanslagen te voorkomen en anderzijds om terroristische cellen te neutraliseren die zich schuilhouden en die bekeerlingen maken door onze waarden met betrekking tot vrijheid van godsdienst en van meningsuiting te gebruiken om aanslagen op de vrijheid zelf te plegen. De recente arrestaties in Denemarken van personen die verdacht worden van het plannen van een aanslag met explosieven tonen aan dat we onze waakzaamheid nu niet mogen laten verslappen en dat de anti-terreurwetgeving van Denemarken functioneert, maar zij luiden ook de alarmklok voor de hele EU. We kunnen niet langer uitsluitend vertrouwen op de effectiviteit van nationale wetgeving en de efficiëntie van inlichtingendiensten in de afzonderlijke landen, maar we hebben meer coördinatie nodig.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Al te vaak schuilt achter politieke correctheid een onvermogen tot of een weerstand tegen het nemen van beslissingen. Wat gevaar loopt, is de democratie, de vrijheid en het recht van mensen om in vrede en vrijheid te leven. Vrijheid wordt verwezenlijkt met behulp van regels. We moeten doen wat politiek juist is, niet alleen onze eigen mensen te beschermen, maar ook al die mensen over de hele wereld die hun rechten eerbiedigen en zich bewust zijn van hun verplichtingen. Elk uitstel maakt ons medeschuldig aan onrecht. Laten we dit debat besluiten met een gezamenlijke toezegging om onmiddellijk stappen te nemen, niet met zogenaamde linker- of rechtervleugelstandpunten, maar sterk en verenigd. Dat is het beste eerbewijs bij de herdenking van de mensen die vanaf 11 september tot op de dag van vandaag over de hele wereld door gruweldaden om het leven zijn gekomen. Laten wij allemaal het terrorisme beschouwen als een misdrijf tegen de menselijkheid. Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE), auteur. – (NL) Voorzitter, eigenlijk is mijn belangrijkste vraag aan de Raad of de Raad zich feilbaar acht. Is het mogelijk dat de Raad wel eens fouten maakt of is de Raad alwetend? Denkt u dat alle maatregelen die de laatste jaren genomen zijn in de strijd tegen terreur altijd de juiste maatregelen waren? En staat echt boven alle twijfel verheven dat er geen buitenproportionele inbreuken zijn gedaan op burgerrechten? Nou, als de Raad onfeilbaar is dan is er natuurlijk geen noodzaak voor een evaluatie, maar als u gelooft in mogelijk voortschrijdend inzicht, dan wel. Ik hoor ook graag van u in de loop van het debat of u bepaalde maatregelen vindt ontbreken, bepaalde maatregelen waarvan u nu denkt dat we daar eigenlijk wel behoefte aan hebben maar die nog niet zijn genomen. Staan er nu ook maatregelen op stapel? Volgens het Europees recht zijn inbreuken op burgerrechten toegestaan, maar ze zijn alleen te rechtvaardigen als ze noodzakelijk, proportioneel en effectief zijn en als mensen zich ook kunnen wapenen tegen misbruik. Ik zou graag van de Raad een evaluatie willen van alle maatregelen van de laatste jaren en ook een toetsing van die maatregelen op deze criteria. Kunt u dat zo meteen toezeggen? Laat ik u wat punten aanreiken die toe zijn aan grondige evaluatie. Allereerst op het punt van misbruik: kunnen burgers niet onbedoeld het slachtoffer worden? Hierbij wil ik als voorbeeld de totstandkoming van de lijsten voor terreurverdachten aanhalen. De vraag daarbij is niet alleen hoe je erop komt, maar ook hoe je er weer vanaf komt. Want stel dat je naam op deze lijsten voorkomt. Alle bezittingen en banktegoeden worden dan bevroren, maar de autoriteiten gaan niet automatisch over tot vervolging. Er komt dus geen rechtzaak waarbij bewijzen aan de orde komen. Het principe dat je onschuldig bent totdat het tegendeel is bewezen, wordt losgelaten. Maar let wel, ik kan me wel voorstellen dat je eerst banktegoeden bevriest voordat je dat aan mensen bekend maakt, anders flitst dat geld gelijk naar de andere kant van de wereld. Ik kan me echter niet voorstellen dat we accepteren dat mensen op lijsten blijven staan en dus gestraft blijven worden, zonder dat hun schuld vaststaat. Dat is een omkering van bewijslast in strafrecht die onacceptabel is. Nu heeft het Gerecht van eerste aanleg al een aantal keren gezegd dat de procedure moet worden aangepast. Op 11 juli was al geoordeeld dat de stichting Al-Aqsa en José Maria Sison op onrechtmatige wijze op de lijst zijn gezet. Ik zou graag van de Raad horen welke lessen hij heeft getrokken uit deze gerechtelijke uitspraken en of hij bereid is de besluitvorming over de samenstelling van deze lijsten te wijzigen of te evalueren en ook te kijken naar de mogelijkheden voor individuen om hun recht te halen.
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dan over de effectiviteit. Zijn maatregelen effectief? Laat ik daar de maatregelen over de vloeistoffen als voorbeeld nemen. Meer dan een miljoen mensen in Europa hannesen ook vandaag nog met plastic zakjes voordat ze hun vliegtuig ingaan. Braaf doen ze daar die 100 ml-flesjes in - vaak eindigen ze ook in de afvalemmer omdat je weer vergeten was wat de regel was - en de burgerrechten worden niet heel ernstig geschonden en misbruik is ook wel te overzien. Maar is de maatregel nu ook effectief? Is de Raad bereid dit ook te beoordelen op basis van wetenschappelijk bewijs? Dan kom ik bij het kopje proportioneel. Zijn maatregelen proportioneel? Een belangrijk punt ook voor een evaluatie. Laat ik als voorbeeld de passagiersgegevens nemen, het akkoord met de Verenigde Staten. Ook mijn fractie kan zich prima voorstellen dat landen willen weten wie binnenkomt. Het grote probleem is niet zozeer dat er buitensporig veel gegevens worden gevraagd, maar dat ze voor heel veel verschillende doelen kunnen worden gevraagd. De Raad zegt steeds ter rechtvaardiging van zo’n maatregel dat dit allemaal noodzakelijk is in de strijd tegen terrorisme. Maar de gegevens kunnen ook gebruikt worden voor andere zaken “according to US-law”, zoals in het akkoord staat. Dus is het theoretisch mogelijk dat het niet alleen om terreurbestrijding gaat, maar ook om het aanpakken van de fietsendiefstal of de bankfraude. Is het proportioneel om het daarvoor te gebruiken? Bent u bereid ook op die basis dit akkoord tegen het licht te houden? Als laatste de noodzakelijkheid. Mijn fractie was bijvoorbeeld tegen de opslag van verkeersgegevens voor een periode tot twee jaar, maar de meerderheid van dit Huis was daar wel voor. Maar alle gegevens die ik tot nu toe heb gezien tonen dat gegevens vooral tot drie maanden heel effectief en noodzakelijk zijn. Bent u bereid te onderzoeken of er nu echt gebruik is gemaakt van gegevens die langer worden opgeslagen dan drie maanden? Kortom, bent u bereid een evaluatie te doen op basis van de criteria effectiviteit, proportionaliteit, noodzakelijkheid en ook na te gaan of er een mogelijkheid is om misbruik tegen te gaan? Laatste punt voor een evaluatie is de houding van de Raad ten aanzien van mensenrechtenschendingen binnen de Europese Unie ten aanzien van de CIA-activiteiten. We hebben daar als Europees Parlement zo goed mogelijk onderzoek verricht en ik vind het schandalig dat we daar nooit een commentaar van de Raad op hebben gehoord. U kunt zeggen wat u ervan vindt, wat u van het rapport waar vindt en wat niet, en wat voor maatregelen u wilt nemen. Bent u bereid een reactie te geven op het verslag-Fava of blijft u volharden in uw stilte? Giusto Catania (GUE/NGL), auteur. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, we zijn gewend om te verklaren dat terrorismebestrijding prioriteit heeft en te vragen om nieuwe politieke wetgevingsinitiatieven. Ik vind dat we eerst de keuzen van de afgelopen paar jaren moeten evalueren en onszelf enkele vragen stellen. Ten eerste: is terrorisme sterker of zwakker geworden als resultaat van onze wetgevingsinitiatieven? Ten tweede: hebben we een specifieke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van onze wetgevingscultuur en onze normen en waarden of hebben we deze verraden in naam van de terrorismecrisis? Ik vind dat we de beantwoording van deze twee vragen tot prioriteit moeten verheffen en als we dat doen, zouden we ontdekken dat noodmaatregelen vaak op een vergissing berustten en dat de lijsten van terroristische organisaties onnauwkeurig waren, vaak meer gedicteerd door politieke motieven dan door een werkelijk gevaar afkomstig van de organisaties. We benoemden iemand om de activiteiten met betrekking tot
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
terrorismebestrijding te coördineren en vervolgens ontdekten we dat we het zonder de taken van deze functionaris kunnen stellen. Daarom vraag ik de Raad niet om een nieuwe coördinator terrorismebestrijding te benoemen, omdat we de afgelopen paar maanden hebben ontdekt dat we het gemakkelijk zonder zo’n functionaris kunnen stellen. We hebben het vaak gezegd en we zeggen het resoluut, en ik vind dat we dat opnieuw in dit Huis moeten zeggen, dat terrorisme de vijand van onze beschaving is, het is de vijand van de democratische orde: terrorisme is barbaarsheid. Terroristische aanslagen voeren ons van de rechtsstaat naar een primitieve staat. Dit is allemaal juist, maar in plaats van ons te richten op het debat over het herstel van de democratische regels kiezen we voor een aanpak van het vraagstuk waarbij de regels van de burgerlijke samenleving worden ingeperkt. We hebben gekozen voor strijd op de thuisbasis van onze tegenstander, om te wedijveren op het gebied van schending van grondrechten, militaire controle over de burgerbevolking en de negatie van belangrijke democratische beginselen. De beelden van Abu Ghraib of van de basis Guantanamo zijn de symbolen van de overwinning van de cultuur van het terrorisme op onze rechtsstaat en op de basisbeginselen van onze rechtscultuur. Het andere symbool is dat van CIA-vluchten en ontvoeringen in Europa met de expliciete betrokkenheid van Europese regeringen. Er is sprake van een pijnlijke stilte over deze gebeurtenissen – evenals mijn collega’s roep ik de Raad op zich over dit punt uit te spreken – iedereen heeft gewezen op deze pijnlijke stilte! Dit Parlement heeft gesproken over de verantwoordelijkheden van de CIA, de verantwoordelijkheden van de Europese regeringen en de verantwoordelijkheden van onze inlichtingendiensten. De Commissie heeft gesproken en de Raad van Europa spreekt hierover. De enige pijnlijke stilte is van de zijde van de Europese regeringen en dat vind ik onaanvaardbaar. Laten we hopen dat de Raad vandaag zijn standpunt over deze kwestie zal geven. In Europa is helaas de uitzondering regel geworden en we moeten nu een helder debat voeren over de gevolgen die onze keuzen op wetgevend gebied hebben teweeggebracht: biometrische gegevens in paspoorten en visa, het systeem voor de controle van persoonlijke gegevens, bestanden met telefoongesprekken, bestanden van luchtreizigers, PNR-overeenkomsten, het SWIFT-systeem, het opslagsysteem van vingerafdrukken en zelfs de reglementering van vloeistoffen, waarvan we hopen dat deze vandaag krachtig wordt verworpen om een signaal aan de Commissie af te geven dat we keuzen moeten maken die in verhouding staan tot datgene wat we willen bestrijden. Ik vind dat we nadrukkelijk moeten zeggen dat we hebben gekozen voor een autoritaire verstoring van de rechtsstaat in plaats van te kiezen voor het bewaken van de rechtsstaat teneinde het terrorisme te bestrijden. Het is niet duidelijk – en ik sluit nu af, Mijnheer de Voorzitter – of de Europese burgers in de laatste paar jaar meer in gevaar verkeren door terrorisme of door de maatregelen die zijn genomen om het terrorisme te bestrijden. Een Amerikaanse feministische schrijver heeft gezegd dat we op onze hoede moeten zijn als we oplossingen krijgen aangeboden van degenen die voor onze problemen verantwoordelijk zijn. Ik vind dat we op onze hoede moeten zijn. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mij eerst verontschuldigen voor het feit dat ik te laat ben aangekomen in het Parlement. Ik heb eenvoudigweg het verkeer tussen het hotel en het Parlement onderschat. Ik groet ook commissaris Frattini, die hier aanwezig is, en ik zal proberen de door de Leden gestelde vragen te beantwoorden. Ik hoop alle aan ons gevraagde opheldering te geven.
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het lijdt geen twijfel dat recente gebeurtenissen in Londen en Glasgow, evenals aan de grens tussen Spanje en Portugal plus de aanslag in Jemen, hebben bevestigd dat terrorisme een aanzienlijke dreiging vormt voor de Europese veiligheid en voor de normen en waarden van onze democratische samenlevingen, in het bijzonder voor de rechten en de vrijheden van Europese burgers. Zonder enige twijfel vinden wij dat de lidstaten daarom hun samenwerking op het gebied van versterking en invoering van antiterreurmaatregelen moeten voortzetten, steeds onder eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele vrijheden die de kernwaarden in onze samenlevingen vormen en waarvan de bescherming en de bevordering het terrorisme zullen helpen voorkomen. Terrorisme dient zowel op nationaal als op internationaal niveau te worden bestreden. Internationale samenwerking is een belangrijk instrument voor effectieve bestrijding van deze gesel, zowel op nationaal als op multilateraal niveau. We weten dat terrorisme een mondiale dreiging vormt en daarom een eensgezinde, mondiale respons behoeft met noodzakelijkerwijs een grotere inlichtingenstroom en uitwisseling van informatie, interne coördinatie van standpunten, coördinatie en partnerschappen met derde landen, de invoering van een mondiale strategie inzake terrorismebestrijding waarbij de Verenigde Naties een belangrijke rol spelen, en nauwe samenwerking met uiteenlopende regionale en internationale organisaties die betrokken zijn bij de terrorismebestrijding. De maatregelen van de Europese Unie zijn sinds 11 september 2001 geïntensiveerd en nadien sinds de gruwelijke aanslagen in Madrid in 2004 en in Londen in 2005. In december 2005 heeft de Raad de EU-strategie voor terrorismebestrijding aanvaard krachtens welke de Unie zelf het wereldwijd terrorisme bestrijdt en daarbij de mensenrechten respecteert, zodat haar burgers kunnen wonen in een gebied van vrijheid, veiligheid en recht. De EU-strategie voor terrorismebestrijding bestrijkt vier werkterreinen: preventie, bescherming, vervolging en respons. Het voorzitterschap bevestigt dat de Raad feitelijk elk half jaar de situatie evalueert met betrekking tot de invoering van de EU-strategie inzake terrorismebestrijding en van de strategie tegen het financieren van terroristen, alsmede een jaarlijkse evaluatie van de invoering van de strategie tegen radicalisering en rekrutering voor terrorisme. De Raad evalueert ook iedere half jaar het actieplan voor bestrijding van terrorisme en jaarlijks het actieplan inzake radicalisering en rekrutering. Dit toezicht stelt de Raad in staat precies vast te stellen welke van de op EU-niveau voorgestelde maatregelen niet zijn aanvaard of niet naar behoren zijn uitgevoerd op het niveau van de lidstaten. Het biedt de Raad ook de mogelijkheid om bepaalde beleidslijnen verder uit te werken. Het voorzitterschap kan bijvoorbeeld besluiten om de activiteiten op het gebied van explosieven te versnellen. De aanvaarding van bepaalde maatregelen op het terrein van de politiële en justitiële samenwerking inzake criminaliteit is vertraagd vanwege de noodzaak van unanieme besluitvorming op dit terrein. De aanvaarding en invoering van maatregelen ter bestrijding van terrorisme zullen worden versneld door de ratificatie van het verdrag te laten goedkeuren door de Intergouvernementele conferentie (IGC) op basis van het mandaat dat door de Europese Raad tijdens zijn vorige bijeenkomst in juni werd goedgekeurd. Voor wat betreft de behoefte aan nauwere samenwerking tussen instanties belast met wetshandhaving en inlichtingendiensten: de inlichtingendiensten van de lidstaten werken momenteel nauw samen en er is sprake van een zeer efficiënte samenwerking binnen de Groep voor terrorismebestrijding (Counter-terrorism group – CTG). Europol heeft zeer
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
effectieve analysebestanden ontwikkeld die steeds meer worden aangevuld met kennis van instanties belast met wetshandhaving in de lidstaten. Het lijdt geen twijfel dat er nog meer moet worden gedaan. Het Europees Parlement onderhoudt een rechtstreekse politieke dialoog met de Raad en de Commissie. Op 16 mei 2007 was er een bijeenkomst van de voorzitter van de Raad, de vicevoorzitter van de Commissie en de voorzitter van de commissie voor burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken waarbij de uiteenlopende beleidszaken betreffende terrorismebestrijding onder de loep werden genomen en de invoering van de EU-strategie voor terrorismebestrijding werd geïnventariseerd. Deze halfjaarlijkse bijeenkomsten zijn uiterst nuttig voor het bereiken van een consensus over beleidszaken die op het terrein van terrorismebestrijding worden ontwikkeld. Voor wat betreft de positie van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding heeft de secretaris-generaal/Hoge Vertegenwoordiger de lidstaten geïnformeerd dat hij in nauwe samenwerking met het voorzitterschap overwoog op welke manier de werkzaamheden op het vlak van terrorismebestrijding het beste kan worden gecoördineerd binnen de Raad. Voor wat betreft de relatie tussen de EU-coördinator voor terrorismebestrijding en het situatiecentrum SitCen, het centrum neemt geen deel aan het formuleren van het EU-beleid inzake terrorismebestrijding of aan de coördinatie van werkzaamheden op het terrein van terrorismebestrijding die worden uitgevoerd door de Raad; het centrum houdt evenmin toezicht op de follow-up van de beslissingen van de Raad. Op het terrein van terrorismebestrijding is de bevoegdheid van het centrum beperkt tot het aan de Raad voorleggen van strategische analyses over terroristische dreigingen op basis van de inlichtingen die zijn ontvangen van de nationale diensten. Het centrum verleent ondersteuning bij EU-regelgeving inzake coördinatie bij crisis- en noodsituaties die worden toegepast om de EU-respons te coördineren bij ernstige crises waaronder mogelijke terroristische aanslagen. Dit is een technische functie die het verspreiden van inlichtingen, het bieden van vergaderfaciliteiten en de ondersteuning van bestaande besluitvormingsregelingen van de instellingen omvat. Er is geen sprake van een coördinerende rol. Het was echter op basis van een dreigingsanalyse opgesteld door SitCen dat de Raad beleidsaanbevelingen op verschillende gebieden, zoals op het gebied van explosieven, goedkeurde om illegaal gebruik door terroristen te voorkomen. Bij het voorzitterschap bestaat er geen twijfel over dat zijn inspanningen in de strijd tegen terrorisme worden gesteund door Europese burgers die bovendien ten tijde van de meest recente aanslagen niet alleen hun solidariteit met de slachtoffers van deze aanslagen uitvoerig toonden, maar ook hun wens voor een door de EU te ontwikkelen respons. Bij het opstellen van zo’n strategie voor terrorismebestrijding krijgt het voorzitterschap de steun van zijn partners die hun ideeën inbrengen in overleg op hoog niveau, en vooral het Europees Parlement speelt hierbij een onmisbare rol. Naleving van de bepaling in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is van zeer groot belang voor de Raad zoals dat ook het geval is bij naleving van alle andere artikelen van de verdragen. Samenwerking en dialoog met derde landen vormen de pijlers van de EU-strategie inzake terrorismebestrijding. Alleen al dit afgelopen halfjaar zijn er plannen ontwikkeld voor het aangaan van een tripartite dialoog met Rusland, de Verenigde Staten, Algerije en Marokko, hetgeen de belangstelling weerspiegelt voor de verbreding van de dialoog met deze landen. De Europese Unie gaat ook de dialoog over terrorismebestrijding met andere landen en internationale organisaties aan.
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Voor wat betreft onze mediterrane partners zullen we voorts onze gebruikelijke ad-hocbijeenkomst over terrorisme houden met onze deskundigen van Euromed. Dat verschaft ons de mogelijkheid om breder overleg met onze mediterrane partners te voeren over zaken die van vitaal belang in die regio zijn, en het zal ook de aandacht richten op de tenuitvoerlegging van prioriteiten in de Euro-Mediterrane gedragscode inzake terrorismebestrijding. Onder specifieke verwijzing naar de Verenigde Staten moet worden vermeld dat het voorzitterschap met uiteenlopende instanties en op zeer verschillend niveau regelmatig besprekingen voert over terrorismebestrijding, met name over onderwerpen als radicalisering en rekrutering voor terrorisme met inbegrip van het gebruik van internet door extremistische groepen, over analyse van terroristische dreigingen, over samenwerking in internationale fora, publiek-private partnerschappen voor terrorismebestrijding, specifieke veiligheid van explosieven, bescherming van kritieke infrastructuur, financiering van terrorisme, naast andere soorten samenwerking tussen burgerlijke en politie-instanties. Het Portugese voorzitterschap organiseert in samenwerking met de Verenigde Staten een workshop over de toepassing van financiële sancties bij terrorismebestrijding. De kwestie van eerbiediging van de mensenrechten in de strijd tegen terrorisme is ook door beide partijen bij verschillende gelegenheden ter sprake gebracht en het voorzitterschap beschouwt het als zeer belangrijk om die dialoog voort te zetten omdat hij deze voor beide zijden als onmisbaar oordeelt. Ter afronding van dit punt wijs ik erop dat de versterking van het terrein van vrijheden, veiligheid en rechtvaardigheid is gebaseerd op het Haagse programma en het actieplan terzake een van de belangrijke prioriteiten is van het gezamenlijke achttien maanden durend programma van de Duitse, Portugese en Sloveense voorzitterschappen. Terrorismebestrijding vormt een van de grote uitdagingen op dat gebied; de drie voorzitterschappen hebben aan hun doelen een grotere samenwerking bij terrorismebestrijding door middel van het uitvoeren van de EU-strategie voor terrorismebestrijding toegevoegd. Met uw toestemming, mijnheer de voorzitter, beantwoord ik de mondelinge vraag O-0053/07. Ik wil ook het Huis informeren dat de Raad van de Europese Unie een periodieke evaluatie houdt, zoals ik al vermeldde, van de terrorismebestrijding en we stellen ook een jaarlijkse evaluatie op van de strategie en van het actieplan inzake radicalisering en rekrutering voor terrorisme; voorts evalueren we ieder half jaar de strategie voor de aanpak van de financiering van terrorisme. De Raad zal binnenkort voor de eerste keer een verslag presenteren over de tenuitvoerlegging van de communicatiestrategie bedoeld voor de media en goedgekeurd in juli 2006. In de strategie voor terrorismebestrijding is voorzien dat per voorzitterschap er een bijeenkomst op hoog niveau over terrorismebestrijding wordt gehouden tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement. Een dergelijke bijeenkomst werd tijdens de Oostenrijkse en Duitse voorzitterschappen gehouden. De rol van de nationale parlementen zal worden versterkt onder het nieuwe verdrag dat momenteel voorwerp van bespreking is in de intergouvernementele conferentie. De belangrijkste prioriteit is de tenuitvoerlegging van reeds bestaande maatregelen. De Raad gebruikt verschillende instrumenten voor evaluatie zoals het collegiale evaluatieproces voor nationale maatregelen met betrekking tot terrorismebestrijding, evaluatie van de tenuitvoerlegging van het Europees arrestatiebevel, evaluatie van de informatie-uitwisseling tussen Europol en de lidstaten en tussen lidstaten onderling, enzovoort.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Nieuwe maatregelen worden al geanalyseerd, zoals het Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur of maatregelen in het kader van het programma inzake bioparaatheid. De Raad heeft de evaluatie van informatie-uitwisseling tussen Europol en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling georganiseerd. Secretaris-generaal Javier Solana overweegt op welke wijze de functie het best kan worden vervuld binnen het secretariaat-generaal. Het mandaat van en de instructie voor de mogelijke nieuwe coördinator worden ook in beschouwing genomen. Zoals alle instellingen is ook de Raad betrokken bij de bepaling van artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie waarin staat dat de Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat. De bevordering van deze waarden vormt een van prioriteiten van de EU. De verplichting van de lidstaten om de grondrechten te eerbiedigen is ook vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Bovendien zijn de lidstaten van de Europese Unie als leden van de Raad van Europa gebonden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten versterkt de capaciteit van EU voor toezicht en informatieverzameling en bevordert zodoende maximale eerbiediging van de grondrechten. Lidstaten van de EU moeten ervoor zorgdragen dat de maatregelen die zij invoeren ter bestrijding van terrorisme consistent zijn met hun verplichtingen krachtens internationaal recht, in het bijzonder voor wat betreft het internationale humanitaire recht, de rechten van de mens en het vluchtelingenrecht. Het voorzitterschap is van oordeel dat terrorismebestrijding moet worden geleid op een manier die de mensenrechten eerbiedigt, gegeven het feit dat de beginselen van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur, en de bescherming van fundamentele vrijheden instrumenten zijn in de strijd tegen terrorisme. Dat uitgangspunt staat centraal bij de strategie voor terrorismebestrijding die zoals u weet door de Raad is goedgekeurd in december 2005. Dan nu het vonnis van het gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschap van 12 december 2006 waarop de vraag betrekking heeft. Ten eerste merk ik op dat het vonnis in de zaak T-228/02 van 12 december 2006, bekend als de zaak OMPI (Organisation des Modjahedines du Peuple d’Iran versus Raad van de Europese Unie) niet de conclusie rechtvaardigt dat gebruik van lijsten met terroristen door de EU een schending is van EU-wetgeving. De rechtbank deed feitelijk geen uitspraak over het gebruik van de lijsten met terroristen, maar overwoog slechts dat sommige fundamentele rechten en waarborgen, waaronder het recht op verdediging, de verplichting tot motivering en het recht op een effectieve juridische bescherming volledig van toepassing zijn in de context van de goedkeuring van een gemeenschapsbesluit om financiële middelen te blokkeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2580/2001. Ten tweede is het algemeen bekend dat de Raad de noodzakelijke herziening van zijn procedures reeds systematisch had uitgevoerd met betrekking tot de lijst van personen en entiteiten op wie Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is. De Raad gaf in het bijzonder zijn goedkeuring aan de volgende maatregelen ter uitvoering van zijn uitspraak in de zaak T-228/02: hij wees op de mogelijkheid om de beslissing van de Raad voor het gerecht in eerste aanleg van de Europese gemeenschap aan te vechten; hij bracht de mogelijkheid te berde bij de Raad een verzoek in te dienen vergezeld van ondersteunende documentatie voor de beslissing over plaatsing of handhaving op de lijst te onderzoeken – zulke verzoeken worden direct na ontvangst behandeld; hij verstrekte voor alle personen, groepen en entiteiten voor wie dit feitelijk mogelijk was de motivering – in andere gevallen
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zouden de personen, groepen en entiteiten worden geïnformeerd door middel van een mededeling gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie; de Raad voert tenminste een keer per half jaar een algehele evaluatie van de lijst uit in overeenstemming met de hierboven beschreven procedures, steeds met de nodige zorg voor eventuele aanvullende informatie. De Raad besloot ook een nieuwe werkgroep in te stellen – de werkgroep inzake gemeenschappelijk standpunt 931 – die de verzoeken om plaatsing op of verwijdering van de lijst zal behandelen en die de regelmatige herziening van de lijst door de Raad zal voorbereiden. Het mandaat, de praktische regelingen en de werkmethoden van deze nieuwe werkgroep zijn vervat in een openbaar document dat door de Raad is aangenomen. Alle personen en entiteiten op de lijst waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, worden op gelijke wijze behandeld, zoals in het vorige antwoord is uiteengezet. De rol en de bevoegdheden van de instellingen zijn neergelegd in de verdragen. De Raad treft de noodzakelijke maatregelen die zijn vereist voor de uitvoering van de uitspraken van het Hof van Justitie overeenkomstig de bepalingen van artikel 233 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Wat betreft de Parlementaire controle over zijn besluiten volgt de Raad steeds de procedures die in de verdragen zijn neergelegd. Het is belangrijk om te melden dat het Europees Parlement overeenkomstig artikel 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap werd geraadpleegd toen Verordening (EG) nr. 2580/2001 werd aanvaard. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus) Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie blijft zich volledig inzetten voor de uitvoering van de EU-terrorismebestrijdingsstrategie, het actieplan, zoals de Raad zojuist aangaf, dat in 2005 werd vastgesteld. Het blijft ons politieke doel om de juiste balans te vinden tussen het grondrecht van burgers op veiligheid, dat allereerst het recht op leven omvat, en de andere grondrechten van natuurlijke personen, waaronder het recht op privacy en procedurele rechten. Alle bronnen wijzen erop dat de dreiging van nieuwe terroristische aanslagen hoog blijft. De autoriteiten van de lidstaten hebben een aantal aanslagen weten te voorkomen. Daarvoor moeten we bijzonder dankbaar zijn. Ik spreek nu over Spanje, Italië, België, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Gisteren rolden de Deense autoriteiten een groep jonge terroristen op die ook de Deense nationaliteit hadden en die op het punt stonden een bomaanslag te plegen. Minister Espersen zei dat het tot nu toe de ernstigste terroristische zaak in Denemarken was. Vanmorgen vernamen we dat terreurverdachten in Frankfort zijn gearresteerd. De Duitse defensieminister heeft verklaard dat er een aanslag op handen was. Gelooft u dat er in al deze zaken geen resultaten zijn geboekt? Gelooft u niet dat het in de laatste fase verijdelen van een terroristische aanslag op zichzelf een fantastisch resultaat voor Europa is? Mijn antwoord daarop is – jazeker. (Applaus) Er is dus geen plaats voor zelfvoldaanheid of verslapping van de waakzaamheid. Allereerst wil ik deze buitengewoon mooie kans benutten om u te informeren over een pakket maatregelen dat door mijn diensten wordt voorbereid en dat deze herfst door de Commissie in zeer nauwe samenwerking met het Portugese voorzitterschap zal worden vastgesteld. We werken aan preventie en vervolging. Dit pakket zal bestaan uit een Europees actieplan
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met betrekking tot de beveiliging van explosieven, een voorstel tot amendering van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding om misbruik van internet door terroristen aan te pakken, en uit een voorstel over het beleid PNR-gegevensbeleid (persoonsgegevens van passagiers). Bovendien zal het pakket een verslag bevatten over de evaluatie van de invoering van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding door de lidstaten. Enkele woorden over elk van deze onderdelen: Het Europese actieplan inzake explosieven is een vervolg op de mededeling van de Commissie over dit onderwerp. Het doel ervan is tegemoet te komen aan de herhaalde oproepen van de Europese Raad en de Raad van Ministers om de situatie rond explosieven in Europa te verbeteren. U herinnert zich ongetwijfeld dat de aanslagen in Madrid werden gepleegd met behulp van in de handel verkrijgbare explosieven en detonatoren. Dat was de impuls voor de oproep tot actie in EU-verband op dit gebied. Met genoegen kan ik u melden dat er veel en goed werk is verricht door onze diensten in samenwerking met een groot aantal belanghebbenden, onder wie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Ik heb van een door mij ingestelde publiek-private commissie van deskundigen een rapport ontvangen waarvan ik denk dat het baanbrekend zal blijken te zijn. Het bevat ongeveer vijftig concrete aanbevelingen om de beveiliging van explosieven, precursoren en detonatoren in heel de EU te verbeteren. Deze aanbevelingen zullen de basis vormen voor het Europese actieplan dat, zoals ik al zei, voor november, dient te worden aangenomen. De daarin voor te stellen maatregelen omvatten onder meer het opzetten van een Europese databank voor explosieven bij Interpol met verbindingen naar alle verantwoordelijke diensten in lidstaten; daarnaast vroegtijdig waarschuwingssysteem (early warning system) om deze diensten zeer snel op de hoogte te stellen, bijvoorbeeld als er explosieven zijn gestolen of als er een nieuwe modus operandi is ontdekt blijkens betrouwbare bronnen. Dit brengt mij op het internet en de manier waarop dit instrument, met zijn verbazingwekkende voordelen voor onze wereld, door terroristen wordt misbruikt. We weten allemaal dat terroristen, evenals gewone burgers, genieten van de voordelen van het internet. Terroristen gebruiken het internet bijvoorbeeld voor het beramen van aanslagen of het verspreiden van berichten met een daadwerkelijk aanzetten tot het plegen van terroristische aanslagen. De voordelen van e-learning zijn evenmin aan de aandacht van terroristen ontsnapt. U kunt op het internet websites vinden met bijvoorbeeld gedetailleerde informatie over en aanwijzingen voor allerlei soorten terroristische tactieken, waaronder de productie van explosieven. Het voorstel dat ik zojuist noemde, beoogt deze vormen van negatief en crimineel gedrag in de hele EU strafbaar te stellen. Een ander onderdeel van dit pakket maatregelen heeft betrekking op de gedachte om een Europees beleid ten aanzien van PNR te ontwikkelen. Over de details van dit voorstel vindt nog beraad plaats, maar het hoofddoel van de Commissie is dat elke lidstaat PNR-gegevens verzamelt, verwerkt, en in voorkomende gevallen met anderen uitwisselt. Tot nu toe worden PNR-gegevens vooral in verband gebracht met onderhandelingen om de gegevens van Europese burgers op correcte wijze te laten verwerken door onze partners en bondgenoten, in het bijzonder de Verenigde Staten. Ik geloof dat het tijd is om de aandacht te verleggen en middelen te besteden aan de veiligheid in de Europese Unie. De EU is minstens zo’n mogelijk doelwit voor een
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
terroristische aanslag als de Verenigde Staten dat zijn. De toepassing en analyse van PNR-gegevens is een belangrijk rechtshandhavingsinstrument voor de handhaving van de veiligheid van onze burgers, die dezelfde bescherming verdienen als de burgers van de Verenigde Staten. Het laatste onderdeel van het pakket bestaat uit het tweede verslag over de evaluatie van de invoering van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding door de lidstaten. Het nieuwe verslag zal ook informatie bevatten over de situatie in de nieuwe lidstaten. Het gaat hier om informatie die in 2004 niet beschikbaar was – en u begrijpt wel hoe dat komt. Dit brengt mij tot een algemenere vraag die is gerezen over een algehele evaluatie van alle tot nu toe genomen terrorismebestrijdingsmaatregelen. Het spreekt voor zich dat ik voorstander ben van het principe de effectiviteit van beleid te evalueren. Voor wat betreft het beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in het bijzonder bent u wellicht op de hoogte van het werk aan de ontwikkeling van universele evaluatiemechanismen. Ik ben bereid tot samenwerking, zoals ik in het verleden heb gedaan met het Parlement, in het bijzonder met de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, inzake de evaluatie van de bestaande maatregelen met inbegrip van de internationale en Europese verdragen met onze internationale partners. Maar laat ik er duidelijk over zijn dat ik ons vermogen tot effectieve bestrijding en vervolging van het terrorisme niet zwakker, maar krachtiger wil maken. Voor wat betreft de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Europese instellingen ben ik het er geheel mee eens dat dit een essentieel aspect vormt van de strijd tegen het terrorisme. Zoals u weet, ben ik op dit terrein actief. De afgelopen jaren heb ik een aantal voorstellen gedaan over gegevensbescherming onder de derde pijler, over het beginsel van beschikbaarheid en over de bewaring van gegevens van elektronische communicatie. Met uitzondering van de bewaring van gegevens is het helaas nog niet mogelijk om in de Raad overeenstemming over deze voorstellen te bereiken, in het bijzonder met betrekking tot gegevensbescherming onder de derde pijler. Ik blijf er echter naar streven dat ze worden goedgekeurd. Met het Portugese voorstel hebben we in beginsel in december een definitief vastgesteld akkoord over een kaderbesluit inzake gegevensbescherming onder de derde pijler. Het is al zeer vaak gezegd dat er voor effectieve samenwerking wederzijds vertrouwen nodig is. Dit geldt in het bijzonder voor de bestrijding van terrorisme. Volgens mij kan vertrouwen door ons hoofdzakelijk op twee manieren worden bevorderd. In de eerste plaats door ervoor te zorgen dat er een duidelijk en passend wettelijk kader van kracht wordt dat het vertrouwen wekt dat verstrekte informatie op een passende wijze zal worden behandeld. In de tweede plaats door het stimuleren van zo veel mogelijk gezamenlijke internationale ervaring, waaronder gezamenlijke oefeningen, zodat de mensen die in het veld werkzaam zijn, elkaar leren kennen en waarderen. Met betrekking tot het crisiscentrum (Situation Centre – “SitCen”) moet ik vermelden dat dit centrum beslist een waardevolle strategische analyse van de terroristische dreiging aan de Raad heeft doen toekomen. Met behulp van de heer Solana heb ik in de praktijk een zeer goede samenwerking hierover opgebouwd. Niettemin zie ik geen rol voor SitCen op het gebied van operationele samenwerking, zeker niet als coördinerend instrument voor onderzoek, aangezien zijn mandaat beperkt is tot de behandeling van informatie voor zover die geen betrekking heeft op personen. Dit is eerder een taak voor Europol en Eurojust. Ik geloof dat deze organisaties beter zijn toegerust voor dergelijke taken.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Laten we niet vergeten dat de grote meerderheid van onze burgers – 84 procent volgens de meest recente Eurobarometer – sterk voorstander is van EU-maatregelen ter bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad. Laten we op grond daarvan Europol en Eurojust versterken. Het spreekt voor zich dat iedere maatregel die we treffen in overeenstemming dient te zijn met het acquis grondrechten en met artikel 6 van het Verdrag. Ik ben van plan aan de lidstaten een vragenlijst voor te leggen over de door hen getroffen maatregelen in het kader van de terrorismebestrijding, de effectiviteit daarvan en de vraag hoe deze maatregelen zich verhouden tot het kader van de mensenrechten. Ik ben bereid met u de gegevens en resultaten van deze exercitie te delen. Samenvattend geloof ik dat onze inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding gezamenlijke actie vereisen en volledige toewijding van de Raad, het Parlement en de Commissie. Ik ben bereid nogmaals positief te reageren op eventuele verdere uitnodigingen van dit Parlement van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, zoals ik al heb gedaan sinds mijn benoeming tot lid van de Commissie. (Applaus) VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter Manfred Weber, namens de PPE-DE-Fractie . (DE) – Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de heer Catania betoogde daarstraks dat de burgers in Europa bang zouden zijn dat de rechtsstaat verloren gaat. Vandaag lezen de burgers van Europa in de krant dat in Denemarken terroristen zijn gearresteerd die concrete aanslagen hadden gepland. In Duitsland werden de burgers vanochtend wakker met de mededeling in het ochtendnieuws dat drie terroristen voorbereidingen hadden getroffen voor een aanslag op de luchthaven van Frankfurt. De burgers zijn bang. Men is bezorgd. Het terrorisme heeft in Europa geleid tot dodelijke slachtoffers en veel leed veroorzaakt. De burgers willen veiligheid. Wij hebben als Europese politici de taak om daarvoor te zorgen. Hoe reageert Europa op deze dreiging? Nu ik de Raad vandaag heb gehoord, moet ik constateren dat verlamming en stagnatie zich van ons meester hebben gemaakt. Ik ben teleurgesteld. Het terrorisme is, zoals we weten, in Europa door allerlei netwerken met elkaar verbonden. De cellen werken via internet en op verschillende manieren met elkaar samen. De ministers van Binnenlandse zaken nemen op nationaal niveau een aantal maatregelen en denken daarmee de situatie in de hand te hebben. Ik ben er ook voor dat we de maatregelen die we hebben doorgevoerd, aan een evaluatie onderwerpen. We hebben echter ook een nieuw elan nodig. Het terrorisme is niet verslagen. We hebben een nieuwe impuls nodig. Daarom steunen wij als Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese democraten de initiatieven van de Commissie. Het terrorisme is gericht tegen onze manier van leven. Daarom wil ik benadrukken dat de strijd tegen het terrorisme ook een culturele uitdaging is. Europa staat bijvoorbeeld voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Daarom willen we in Europa geen gedwongen huwelijken. Wie jonge meisjes tot een huwelijk dwingt, moet daarvoor worden bestraft. Europa staat voor verdraagzaamheid. Daarom willen we geen haatpredikers die andere
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
godsdiensten verguizen. Ik ben ervoor dat zulke mensen uit Europa worden uitgewezen. Ik wil iedereen die haat predikt dit voorhouden: geen enkele god vindt moorden goed. Mijn verzoek is om het debat van vandaag te gebruiken als steun in de rug voor de Raad en vooral voor de Commissie, die goede voorstellen op tafel legt. Dat is nodig om een nieuw elan te bewerkstelligen. Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het van belang is vandaag dit debat te voeren. Het is belangrijk ook dat het Parlement vragen stelt over de voortgang in de samenwerking tussen de lidstaten op een zeer prioritair gebied, het bestrijden van terrorisme. Er heerst een zekere twijfel of die samenwerking wel altijd voldoende is en of de Raad wel altijd adequaat reageert op de dreiging die vandaag al vele malen beschreven is. Er blijkt ook een gebrek aan urgentie op het gebied van de voortgang die de Raad gemaakt heeft op een aantal punten. Belangrijk is daarbij ook de vraag wie coördinator De Vries opvolgt. Er is al een aantal maanden een lacune op dat punt. Maar er blijft ook de vraag: waar is de reactie van de Raad op het verslag-Fava, het uitgebreide verslag van dit Parlement over de CIA en bepaalde praktijken die hebben plaatsgevonden in de strijd tegen het terrorisme? De samenwerking is niet altijd zoals ze zou moeten zijn ondanks - en dat moet ik nogmaals herhalen - de enorme inzet van commissaris Frattini, die ook zonet blijk heeft gegeven van een krachtdadige aanpak. Maar wat hij wil en kan wordt natuurlijk voor een deel uiteindelijk bepaald door wat de Raad mogelijk maakt. Ik wil vandaag vooral aandacht vragen voor één belangrijk punt dat zowel de commissaris als de Raad hebben aangestipt, namelijk het aspect van radicalisering en recrutering. We moeten ook op Europees niveau, in de vorm van samenwerking tussen de lidstaten, op zoek gaan naar de beste manier om radicalisering, zowel religieus gemotiveerd als van rechts-extremistische oorsprong, tegen te gaan. Belangrijk is hierbij hoe we de jongeren kunnen bereiken die voor dat soort radicalisering gevoelig zijn. Dat is een prioriteit van de Raad, van de Commissie en ook in het Parlement zal hierover binnenkort verder worden gediscussieerd. Er moet worden gezocht naar de motieven van jongeren die zich door radicalisering soms ook laten verleiden tot terroristische acties. Die motieven variëren van onvrede over de eigen situatie, onvrede over wat zich in de internationale politiek afspeelt, of over polarisatie binnen de eigen maatschappij, behoefte aan zingeving, frustraties over de wereldpolitiek. Ook armoede is soms een motief. We moeten al die motieven bekijken, willen we komen tot een effectieve aanpak. Jongeren in Marokko die aanslagen plegen, hebben vaak een heel andere motivatie dan mensen die dat in Nederland gedaan hebben, bijvoorbeeld degene die Theo van Gogh vermoord heeft. We moeten gezamenlijk zoeken naar argumenten die radicalisering kunnen tegengaan, betere omstandigheden creëren waarin jongeren niet zo snel gevoelig worden voor het aanzetten tot radicalisering en soms aanzetten tot geweld. De kring van radicaliserende jongeren klein houden, is een eerste opgave. Daarbij past repressief beleid: aanpakken van mensen die aansporen tot geweld, aanpakken ook van virtuele netwerken via het internet waarmee jongeren worden aangespoord tot extreem gedrag, maar ook insluiten van groepen via preventief beleid. Dat begint op lokaal niveau, maar kan ook vertaald worden naar het nationale en het Europese niveau. Ik wijs hierbij op nieuwe initiatieven die zijn aangekondigd door de Nederlandse regering en waarvoor ook een behoorlijke hoeveelheid geld is vrijgemaakt om op lokaal niveau in de wijken een aanpak te vinden om jongeren op te sporen die misschien gevoelig zijn voor radicalisering en wat daaruit kan voortvloeien.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik zou de Commissie willen aanbevelen vooral te kijken naar de Nederlandse ervaring, hoe die kan worden uitgewisseld met andere lidstaten. Misschien is het ook mogelijk om via het integratiefonds van de Europese Commissie een aantal van die activiteiten te stimuleren zodat ook daar een toegevoegde waarde komt van Europese aanpak. Ik zou nogmaals willen vragen aan de commissaris of hij ook mogelijkheden ziet om de Nederlandse praktijk uit te wisselen met andere lidstaten die met dezelfde problemen worden geconfronteerd, met name in de grote steden. Graham Watson, namens de ALDE-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, laten we in gedachte iets meer dan 2 000 jaar teruggaan naar de herfst van 68 v.Chr. toen de enige supermacht ter wereld werd geteisterd door een terroristische aanslag van een bende losjes georganiseerde piraten. In paniek verleende de Romeinse senaat Pompejus, althans volgens Plutarchus, “absolute bevoegdheid en ongebreidelde macht over iedereen” via de Lex Gabinia. Met behulp van de oudste kunstgreep uit het boek ondermijnden de militairen vrijheid, democratie en de grondwet met instemming van de bange Romeinse burgers. Het duurde 1 800 jaar voordat de volwassen democratie in Europa opnieuw opdook. Ook nu geldt weer dat wetten die onze vrijheden wegnemen, via de achterdeur binnenkomen. Ik sta positief tegenover de mondelinge, zeer specifieke vragen die onze collega’s vandaag hebben gesteld aan de Raad en de Commissie. Ik stel niet dat wetten inzake terrorismebestrijding onnodig zijn. De arrestatie gisteren van drie mensen in Duitsland en vanmorgen van nog eens drie in Denemarken toont de voortdurende dreiging aan die terroristen voor onze maatschappij betekenen. Mijn Fractie gelooft eendrachtig dat we meer justitiële samenwerking nodig hebben om Europol en Eurojust zo effectief mogelijk te maken. We stonden volkomen achter het Europese aanhoudingsbevel in het vertrouwen dat de Raad garant zou staan voor minimum aan procedurele waarborgen. We zouden een Europese FBI steunen. Liberalen en democraten zijn niet teerhartig als het om misdaad gaat. In feite staan we versteld over het onvermogen van de door de conservatieven gedomineerde Raad om een samenhangende aanpak te vinden voor een kwestie van recht en orde. Wat wij echter zeggen, is dat wetgeving in verhouding moet staan tot de dreiging. Sterker nog, als de dreiging zo groot is, waarom heeft de Raad dan nog geen nieuwe anti-terrorismecoördinator aangesteld na het vertrek van de laatste in maart? Mijnheer de fungerend Voorzitter, u hebt ons gemeld dat u “aan het nadenken bent over de beste manier om samenwerking te verzekeren.” Welnu, de terroristen hebben nu al zes maanden de vrije hand, terwijl u aan het nadenken bent. U vertelt ons dat “de Verenigde Staten de leidende rol hebben bij de terrorismebestrijding.” Wij willen dat de Europese Unie haar eigen beleid bepaalt. U vertelt ons dat het Europese parlement, ik citeer “een hoofdrol” vervult, maar die hoofdrol blijkt te bestaan uit een halfjaarlijkse beleefdheidsbezoek aan de voorzitter van onze commissie. Ik ben ingenomen met de instemming van commissaris Frattini vandaag om met het Parlement de effectiviteit van het beleid van de Europese Unie te evalueren en ik hoop dat het voorzitterschap van de Raad met hem voor dat debat meekomt. Sinds de aanslagen van 2001 hebben we een terrorismebestrijdingsstrategie, een actieplan, een kaderbesluit en verschillende samenwerkingsinitatieven. Geen daarvan is grondig en openhartig geëvalueerd, laat staan door Europa’s democratische instellingen. De Raad en
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de Commissie dienen het Parlement te betrekken in een algehele evaluatie van alle tot dusverre getroffen maatregelen. Hier in het Parlement dienen we aan te dringen op vervalbepalingen in terrorismebestrijdingswetten, zodat wetgeving die misbruikgevoelig is niet langer dan noodzakelijk van kracht blijft. We zijn bijvoorbeeld nu op weg naar de derde en laatste PNR-overeenkomst, een overeenkomst die tot in der eeuwigheid zekere rechten inruilt voor onzekere voordelen. Mijn Fractie vraagt zich af of veiligheid werkelijk vereist dat de regering van de Verenigde Staten onze voedselvoorkeuren kent. Commissaris Frattini, u meldt ons dat 85 procent van de burgers sterk voorstander is van Europese maatregelen. Mijnheer Lobo Antunes, u meldt ons dat het voorzitterschap er niet aan twijfelt dat zijn maatregelen de steun van burgers genieten. Hebt u beiden de afgelopen zomer niet met het vliegtuig gereisd? Hebt u niet gehoord van de jonge vrouw die vroeg waarom haar lippenstift in beslag moest worden genomen voor het aan boord gaan van het vliegtuig? Hebt u niet gehoord hoe de oude dames het uitschreeuwden van frustratie toen hun teennagelschaartjes werden afgenomen? Hebt u niet geluisterd naar de mensen die verontwaardigd reageerden over de manier waarop de terrorismebestrijdingswetgeving wordt gebruikt voor commercieel gewin? De luchthaven bij mij in de buurt brengt nu aan de mensen vijftig pence in rekening voor een plastic zak waarin reizigers hun tandpasta moeten opbergen. Kiezers hebben me geschreven over hoeveel ze moeten betalen voor gebotteld water aan de airside van de veiligheidscontroles. De Lex Gabinia was een klassiek voorbeeld van de wet van onbedoelde gevolgen, omdat zij een fataal ontwrichtende werking had op de instellingen die de wet bedoelde te beschermen. Ik hoop dat de terrorismebestrijdingswetten van Europa niet hetzelfde gevolg zullen hebben. Karl Popper zei eens: “We moeten ons voorbereiden op vrijheid, en niet slechts op veiligheid, alleen al om de enkele reden dat alleen vrijheid de veiligheid zeker kan stellen.” (Applaus) Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in de nasleep van de trage ervaringen van New York, Madrid en Londen is ons vermogen om bij terrorismebestrijding samen te werken gegroeid, zowel binnen de EU als in transatlantisch verband. We zouden verdere stappen in deze richting moeten zetten. Onze zorgen over de privacy en rechten van de burgers moeten niet worden aangewend om het blokkeren van effectieve maatregelen te rechtvaardigen. Er moet een onvermijdelijke prijs voor veiligheid op dit gebied worden betaald. Wat onze burgers bovenal verlangen is veiligheid. Er zijn ook wijzigingen in de internationale wetgeving nodig. Het moderne terrorisme heeft geleid tot een tot dusver onbekend verschijnsel: dat van de staatloze soldaat. Zijn staatloosheid bemoeilijkt de toepassing van de conventies van Genève. Tegelijkertijd moeten we het erover eens worden dat het zinloos is om de procedurele rechten die karakteristiek zijn voor het Europese strafprocesrecht te verlenen aan terroristen, en dat dit ons berooft van effectiviteit in de strijd tegen dit verschijnsel. Cem Özdemir, namens de Verts/ALE-Fractie . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, vandaag hoorden we het al vaak aangehaalde nieuws uit Denemarken en Duitsland over de arrestaties
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van terreurverdachten. Dat bewijst dat we het niet over een theoretisch, maar over een reëel probleem hebben. Als dat waar is, kan het motto „als het maar veel is” niet van toepassing zijn. Dan hebben we doelgerichte maatregelen nodig die op Europees niveau gecoördineerd en afgestemd worden. Zulke maatregelen zullen vooral in de praktijk hun waarde moeten bewijzen en moeten aantonen dat ze daadwerkelijk helpen. Daarmee kom ik bij mijn eerste punt, namelijk dat we dringend behoefte hebben aan een overzicht van maatregelen die tot nu toe door de nationale staten zijn genomen. Ik juich de mededeling van de commissaris toe dat er een vragenlijst wordt opgesteld. We hebben die evaluatie nodig, juist omdat wij de burgers ervan willen overtuigen dat maatregelen ter bestrijding van het terrorisme nodig zijn. Dan moeten we echter ook aantonen dat ze echt effect sorteren. Tenslotte willen we weten wat er tot nu toe in de strijd tegen het terrorisme is bereikt. Van belang is daarbij ook dat de CIA tot nu toe helaas weigert te reageren op de illegale deportaties in Europa. Ook hierop moeten antwoorden komen. Wat ik duidelijk wil maken is dit: geheime detentiecentra en de uitlevering van verdachten aan derde landen die martelen heeft ook iets te maken met de strijd tegen het terrorisme, namelijk met de morele kant ervan. We mogen ook de morele kant van terrorismebestrijding niet veronachtzamen, want ook die strijd moeten we winnen wanneer we succesvol willen zijn. Er is gezegd dat het Europees Parlement bij deze discussie moet worden betrokken. Ik vind dat het Raadsvoorzitterschap moet begrijpen dat participatie van vrij gekozen volksvertegenwoordigers een absolute voorwaarde is voor het verkrijgen van draagvlak. Ik zou willen dat het Raadsvoorzitterschap dit in de discussie stimuleert. U weet dat het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft beslist dat de EU-lijst van terreurverdachten in strijd is met zowel het Gemeenschapsrecht als het internationaal recht. Ik ben blij met de mededelingen die de fungerend voorzitter van de Raad vandaag op dit punt heeft gedaan. Wat mij echter interesseert is of de jaarlijkse evaluaties waarover u sprak, ook ter beschikking worden gesteld van het Parlement en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Die hebben wij immers nodig voor ons werk zodat we ook werkelijk kunnen beoordelen wat er met de lijst van terreurverdachten gebeurt, in hoeverre controle volgens de beginselen van de rechtsstaat is gewaarborgd, in hoeverre parlementaire controle is gegarandeerd en in hoeverre kan worden gegarandeerd dat mensen die ten onrechte op die lijst staan, zo snel mogelijk van die lijst worden geschrapt. De kwestie van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding kwam al even ter sprake. We willen weten wat er in de toekomst met deze functie gebeurt. Mijn fractie is niet principieel tegen Europese coördinatie. Die kan nuttig zijn wanneer we bevoegdheden bundelen, wanneer we proberen ervaringen die op nationaal niveau zijn opgedaan, bij elkaar te brengen. We zijn echter ook benieuwd wat het Raadsvoorzitterschap te melden heeft over het werk dat de coördinator terrorismebestrijding tot nu toe op Europees niveau heeft verricht. Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Daarom wil ik de fungerend voorzitter van de Raad deze vraag stellen: welke consequenties trekt u uit de werkzaamheden die de heer De Vries heeft verricht? Tobias Pflüger, namens de GUE/NGL-Fractie . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn mening is dit debat tamelijk essentieel voor de staat van de democratie binnen de Europese Unie. Laten we eens even terugblikken. Sinds 12 september 2001 is er een zogenaamde oorlog tegen het terrorisme aan de gang. De NAVO verklaarde destijds artikel 5 van het NAVO-verdrag van toepassing, omdat ze de aanslagen in New York ten onrechte
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beschouwde als een militaire aanval. Niemand weet hoe de geldigheid van dit artikel weer kan worden ingetrokken. Intussen wordt er wereldwijd een zogenaamde oorlog tegen het terrorisme gevoerd, bijvoorbeeld in Afghanistan. De situatie daar begint steeds meer op die in Irak te lijken. In de EU worden steeds meer grondrechten en burgerrechten buiten werking gesteld. Men zou het geheel als een permanente uitzonderingstoestand kunnen typeren. We kennen het EU-kaderbesluit inzake terrorismebestrijding. In dit kaderbesluit wordt een groot aantal punten genoemd die de lidstaten en de EU zelf uitvoeren of moeten uitvoeren. We zien op dit moment een grote drang om actie te ondernemen, vooral bij Wolfgang Schäuble, de Duitse minister van Binnenlandse zaken. Hij noemt inmiddels alles en nog wat terrorisme en gaat duidelijk verder dan wat vanuit het oogpunt van effectiviteit noodzakelijk is. Na de aanslagen in Londen deed de schrijfster A. L. Kennedy een zeer interessante uitspraak, die ik hier wil citeren: „Niemand wijst erop dat het aantal slachtoffers, hoe verschrikkelijk ook, eigenlijk beperkt is in vergelijking met de slachtoffers die op de meeste dagen in Bagdad vallen. Niemand wijst erop dat Blair met zijn besluit om onze soldaten voor materieel gewin de oorlog in te sturen, ook zijn eigen land in gevaar heeft gebracht. Niemand wijst erop dat door onze maatregelen de frequentie en intensiteit van terreuraanslagen slechts is toegenomen. Niemand wijst erop dat wijzelf het martelen van gevangenen rechtvaardigden met de bewering dat daardoor aanslagen als deze zouden kunnen worden voorkomen. Niemand wijst erop dat voor grote delen van de wereld wij de terroristen zijn.” Juist dat moeten we zien te voorkomen. Daarom mogen grondrechten en burgerrechten niet verder buiten werking worden gesteld. Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de Raadsvoorzitter en de vice-voorzitter van de Europese Commissie hartelijk danken voor hun uitvoerige beantwoording van de vragen. Ik ben verheugd dat er in dit debat gelegenheid is om achterom te kijken om zo ook weer vooruit te komen. Centraal in dit debat is de vraag welke maatregelen er zijn genomen in de bestrijding van terreur en of deze maatregelen ook doeltreffend waren. En belangrijker nog: staan de maatregelen niet op gespannen voet met de democratische rechtsstaat? Vandaag zal er gestemd worden over aanpassing van de regels voor handbagage in het vliegverkeer. Collega Graham Watson sprak daar al over. Daarmee komt er, naar ik hoop, een eind aan een omstreden maatregel. De regels voor vloeistoffen zijn niet effectief en roepen grote weerstand op. We moeten ervoor waken dat terreurbestrijding illusiepolitiek wordt. Er wordt sinds de aanslagen van 2001 een enorme hoeveelheid informatie verzameld. Maar dataverzameling moet leiden tot verwerking ervan. Na de aanslagen in Londen en Madrid bleek dat de inlichtingendiensten wel over gegevens beschikten maar niet tijdig ingrepen. Gegevens zijn er wel, maar toepassing blijft een probleem. Recent verscheen in Nederland een boek over terrorisme en de bestrijders van terreur. Vanuit een historisch perspectief wordt in dat boek gesteld dat de effectiviteit van terrorisme beperkt is. Aan de andere kant heeft terreurbestrijding soms een ingrijpend effect op de samenleving met irritatie als gevolg. Voor de terroristen is de winst dat de bestrijders van terrorisme hun moreel krediet bij de bevolking verliezen in de strijd tegen terreur. Bij nieuwe maatregelen moeten we dus een juiste balans vinden tussen de rechtsstaat en een
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
doeltreffende bestrijding van terroristen. Controle is daarbij een legitiem parlementair instrument. De vroegere terrorismecoördinator, Gijs de Vries, gaf uit zijn ervaring aan dat geen enkele lidstaat een Europese politie of Europese veiligheidsdienst wil. De lidstaten willen dat veiligheid nationaal georganiseerd blijft. Toch proberen we hier in Europa met elkaar samen te werken. Een probleem in het verlengde hiervan is het gebrek aan democratische controle van de samenwerking. De parlementen in de lidstaten controleren hun eigen diensten, maar niet de samenwerking. Hoe denkt de Raad over het consequent en regelmatig informeren van het Europees Parlement? En daarmee bedoel ik niet in de eerste plaats het voor instemming voorleggen van nieuwe maatregelen, maar vooral het geven van antwoord op de vragen die inmiddels al zo vaak zijn gesteld. Dergelijke bijeenkomsten zouden net als bij de nationale parlementaire veiligheidscommissies wel achter gesloten deuren kunnen plaatsvinden. Ik hoor graag of de Raad daaraan zou willen meewerken. Andreas Mölzer, namens de ITS-Fractie . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het nieuws uit Denemarken en Frankfurt bewijst dat de dreiging van terreur door moslimfundamentalisten tot op de dag van vandaag reëel is. Uit recent onderzoek blijkt echter dat die dreiging niet zozeer van buitenaf komt, dus van Al Qaida, als wel van in de Europese Unie woonachtige jonge moslims die vatbaar zijn voor radicalisering en op een gegeven moment in terroristen veranderen. Terroristen komen dus niet zomaar uit de lucht vallen. Het is veeleer zo dat binnen de islamitisch-fundamentalistische gemeenschappen in onze samenleving potentiële daders opgroeien, waarbij vooral koranscholen en haatpredikers een kwalijke rol spelen. Wanneer leden van autochtone bevolkingsgroepen in Europa willen vasthouden aan hun dominerende cultuur, worden ze dankzij de political correctness al te gemakkelijk als rechtsradicaal of zelfs als racistisch bestempeld. Migranten kennen dit probleem meestal niet. De islamitisch-fundamentalistische parallelle samenleving die we intussen overal in Europa zien, wordt daarbij vaak onderschat. De terreur begint vaak al op school, wordt in jeugdbendes voortgezet en kan dan na een dergelijke radicalisering culmineren in aanslagen. De lacunes in onze samenleving waarin terrorisme kan gedijen en die zijn ontstaan door een verkeerd begrepen tolerantie, moeten weer worden gedicht. We moeten grenzen stellen en hoeven werkelijk niet alles te tolereren. Door onze traditionele manier van leven te veranderen en onze eigen cultuur te verloochenen, creëren we de beste voedingsbodem voor terrorisme. Het wordt dus hoog tijd dat ook Brussel het failliet van het multiculti-visioen erkent en de autochtone bevolking in Europa eindelijk weer eens steunt in plaats van haar onder het mom van antiracisme doorlopend in diskrediet te brengen. Jim Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er zijn in wezen twee punten die ik graag in dit belangrijke debat naar voren wil brengen. Om te beginnen kunnen de meesten van ons in dit Parlement komen en het terrorisme betreuren en afkeuren, omdat het in al zijn vormen verachtelijk is en niet te rechtvaardigen. Maar zijn we binnen de EU altijd consistent in woorden en daden? Gebeurtenissen in Frankfort en Denemarken herinneren ons aan de altijd aanwezige dreiging van terrorisme. Indien er ergens in de EU een minister zou zijn die de arrestaties van vanmorgen zou veroordelen of die zich later zou verzetten tegen daarmee samenhangende noodzakelijke uitzettingen, zouden we allemaal verontwaardigd zijn, omdat terrorisme nu eenmaal terrorisme is en niet door tijdverloop wordt vergoelijkt.
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Toch was het nog maar enkele weken geleden dat in mijn kleine land vicepremier Martin McGuinness, die beter dan veel anderen op de hoogte is van de afschuwelijke praktijken van het terrorisme, terugviel in zijn oude rol. Hij uitte scherpe kritiek op de Duitse regering die onlangs op basis van een Europees aanhoudingsbevel verzocht tot uitlevering van een verdachte uit de Ierse republiek voor een bomaanslag in Duitsland vele jaren terug. Dergelijk gedrag is onduldbaar. Dat gold ook voor het onderdak verlenen door Ierland van drie in Colombia veroordeelde IRA-terroristen. Dus zeg ik dat het ons in Europa allemaal past om het goede voorbeeld te geven. We kunnen niet kieskeurig zijn bij het bestrijden van en weerstand bieden aan het terrorisme. Als we ertegen zijn, moeten we allemaal ertegen zijn en dienovereenkomstig handelen. Indien u oprecht de rechtsstaat steunt, dan levert u geen kritiek op of protesteert u niet tegen de middelen om de internationale rechtspleging zeker te stellen. Mijn tweede punt is dat de toevlucht van ETA naar het actieve terrorisme een geschikt moment is om ons eraan te herinneren dat een vos wel zijn haren, maar zelden zijn streken verliest. Zij die zich verlagen tot terrorisme hebben een amorele mentaliteit en zijn in staat om uit tactische overwegingen over te schakelen op een vermeende overtuiging tot het gebruik van politieke middelen, indien dit tijdelijk hun doelen beter dient. We moeten daarvoor allemaal op onze hoede zijn en nooit de vergissing maken dat we terroristen naar onze eigen maatstaven beoordelen. Jaime Mayor Oreja (PPE-DE). – (ES) ) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst zeggen dat het niet gaat om de strijd tegen het verschijnsel terrorisme. In elk geval gaat de strijd tegen een bepaalde organisatie die een bepaalde politieke agenda en specifieke politieke doelstellingen heeft. We moeten daarom beginnen met het noemen van de naam van de terroristische organisatie waarmee we worden geconfronteerd, en op dit moment is het fundamentele toekomstige gevaar waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd een jihadistische terroristische organisatie, die eerder een organisatie dan een verschijnsel is en die het niet gelaten heeft bij de vrees tot van het plegen van aanslagen op ons continent. Het verschil tussen deze organisatie en andere traditionele organisaties die hebben toegeslagen of bezig zijn toe te slaan in de Europese Unie, is dat zij nog grotendeels onbekend is qua omvang, omdat we geen inzicht hebben in de golven van de aanslagen of de reden achter de keuze van landen, en omdat hun gevoel voor timing significant verschilt van die van ons. Daarom is, zoals de heer Watson het zo goed formuleerde, het niet de taak van de EU-instellingen om een uitputtende lijst met maatregelen op te stellen, maar is het eerder tijd om de funderingen te leggen, de pijlers op te trekken en zelfs de werkterreinen voor de Europese instellingen aan te wijzen om een rol te spelen bij terrorismebestrijding. We moeten proberen de richting te vinden. Op dit gebied gaat het niet om steeds meer maatregelen aan te kondigen. We moeten weten dat het de rol is van de EU-instellingen om vast te stellen wat we fundamenteel nodig hebben om deze organisatie te bestrijden, namelijk inlichtingen en informatie. We hebben daarom eerst en vooral een Europees model voor bestrijding van deze terroristische organisatie nodig, omdat men zich anders in het Europa van 2025 zal afvragen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wat zin is de Europese Unie, als zij geen voordelen biedt, als zij niet nuttig is en evenmin erkenning krijgt als van dienst aan de Europeanen in deze strijd tegen het terrorisme. Bárbara Dührkop Dührkop (PSE). – (ES) ) Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat het tot vervelens toe is herhaald dat het verschijnsel terrorisme – waarbij het natuurlijk gaat om duidelijk herkenbare groepen – niet slechts een Europees vraagstuk is, maar een mondiaal vraagstuk zoals de Raad zegt, en dat we ongetwijfeld mondiale en Europese antwoorden nodig hebben. Ik geloof, en gezien datgene wat de heer Frattini zei over wat er vanmorgen in Frankfurt gebeurde, en waar ik ook over heb gehoord, dat het misschien de belangrijkste uitdaging is waarmee de EU wordt geconfronteerd, omdat deze de veiligheid van de burgers en hun fysieke integriteit beïnvloedt, maar ook probeert iets heel belangrijks te ondergraven: de normen en waarden van democratische samenlevingen. Daarom is het zo belangrijk dat de Europese Unie streeft naar gezamenlijke antwoorden. Ik ben van mening dat deze mondelinge vraag aan het Parlement laat zien hoeveel voortgang het Parlement wil maken in de strijd tegen het terrorisme, maar de vraag laat ook zien dat we bezorgd zijn, omdat de heer Watson een aantal kwesties heeft gepresenteerd die misschien in het kader van de maatregelen die we nemen misstappen zijn, omdat we in deze strijd bovenal ook een verantwoordelijkheid hebben voor democratie en vrijheid. Dat is belangrijk en dat mag niet worden vergeten. Ik wil ook graag zeggen dat ik vind dat de maatregelen noodzakelijk zijn, zoals alles wat we hebben gedaan, en alles wat de heer Frattini zegt gaat gebeuren, en dat het werk van de politie ook zeer belangrijk is, zij het niet toereikend. Naar mijn mening moeten we ook de beleidsterreinen versterken die integratie en dialoog tussen verschillende culturen creëren. Ik vind dat de alliantie van beschavingen een waardevol instrument is in de strijd tegen terrorisme. We moeten doorgaan met wat we bespraken in Tampere en de activiteiten die we vervolgens in Den Haag ontplooiden om te consolideren wat we hebben afgesproken: de balans tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Daarom heeft het Europees Parlement spoed betracht met de goedkeuring van het Verdrag van Prüm voor de zomer. Deze mogelijkheid van snelle en efficiënte uitwisseling van accurate informatie is van vitaal belang voor het tot stand brengen van internationale samenwerking bij terreurbestrijding. Het is waar dat we zeggen dat we deze rechten van burgers moeten verzoenen met het waarborgen van veiligheid. Het Europees Parlement speelt een beslissende rol maar, zoals de Raad zegt, tegenwoordig heeft het Parlement geen effectieve invloed op wat er speelt op dit terrein. Of de Raad neemt een unaniem besluit of hij neemt geen besluit. Daarom vind ik dat dit de macht van de Europese Unie om op nieuwe uitdagingen te reageren, verzwakt en intoomt. Zoals de heer Watson het zo duidelijk zei, de enige gelegenheid voor het Europees Parlement om met de Raad samen te werken is een beleefdheidsbezoek, en als democratisch gekozen assemblee zouden we de gelegenheid moeten hebben om aan de besluitvorming deel te nemen.
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We zijn blij met de instelling van het Europees Bureau voor de grondrechten en we hopen dat dit bureau in staat zal zijn om werkelijk toezicht te houden op alle EU-activiteiten op het terrein van politiële en justitiële samenwerking. Ik wil er ook graag op wijzen dat onze Fractie de EU-coördinator voor terrorismebestrijding steunt, wie het ook wordt, als hij maar spoedig komt. Belangrijk is dat hij of zij geen papieren tijger zal zijn, maar een duidelijk en krachtig mandaat krijgt. Tot slot en ik wil hier mee afronden, vind ik dat het juist is om te zeggen dat de activiteiten van de Europese Unie in de strijd tegen het terrorisme en de gevolgen ervan een essentiële dimensie bevatten: steun en bescherming voor slachtoffers en hun familie. Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kom uit Londen en bagatelliseer geenszins de terroristische dreiging. Wij Londenaren hebben die dreiging immers decennia lang ondergaan, toen het ging om het Iers republikeins terrorisme dat deels door de Verenigde Staten werd gefinancierd. Morele superioriteit is een hachelijke positie. Volgens Europol waren er vorig jaar bijna 500 terroristische aanslagen in de EU. Het spreekt voor zich dat er een belangrijke criminele dreiging is, maar dat geldt ook voor drugssmokkel, mensenhandel en corruptie. Waar blijft het aandringen van de Raad bij alle lidstaten om het Europees Verdrag tegen mensenhandel te ondertekenen en ratificeren? Waar bleef het protest van de Raad toen de regering van het Verenigd Koninkrijk in januari een onderzoek naar een grote corruptiezaak beëindigde tegen “landskampioen” wapenproducent BAE? Alleen het feit dat Liberalen vragen stellen bij de effectiviteit van het verbod op vloeistoffen in relatie tot het ongemak daarvan, of de massale verzameling van persoonlijke gegevens ter discussie stellen, betekent nog niet dat we halfzacht zijn als het om terrorisme gaat. Er is geen beleidsterrein dat aan de democratische verantwoording mag ontsnappen. Ik was er trots op om vicevoorzitter te zijn van de Europese parlementaire enquêtecommissie over buitengewone uitlevering. Ik deel de verontwaardiging die anderen hebben geuit over de totale stilte van de Raad in het licht van onze bevindingen dat veel lidstaten medeplichtig waren aan massale schendingen van mensenrechten, van ontvoering en marteling. De Raad zou er goed aan doen in de eigen achtertuin te kijken, voordat hij de burgerlijke vrijheden van EU-burgers opslokt. Leden van het Europees Parlement hebben geen informatie ontvangen over het Kaderbesluit inzake terrorisme dat meer dan vijf jaar geleden werd aangenomen. Heeft iedere lidstaat het volledig omgezet? Hoeveel zaken zijn er geweest? Hoeveel onderzoeken of veroordelingen zijn er vastgelegd? We weten dat er zelfs binnen een staat instanties zijn die geen informatie willen delen vanwege wedijver, twist om de macht, of competentiestrijd, laat staan als het gaat om grensoverschrijdende samenwerking. Waarom zouden we daar geen prioriteit van maken in plaats van ons steeds krampachtig met wetgeving bezig te houden die onze privacy wegneemt? Er is ook veel inconsistentie als het gaat over de aanpak van radicalisme. Dit is een belangrijk onderwerp. Het houdt ook de integratie van de grote meerderheid van gematigde moslims in. Toch zijn er delen van de EU waar de bouw van moskeeën op grote problemen stuit. Waarom zouden we ook daar niet eens naar kijken? De heer Szymański gaf blijk van een extreem rechtse visie toen hij stelde dat de prijs die we voor veiligheid betalen niet te hoog kan zijn. Daarmee ben ik het hartgrondig oneens. Zeiden de communisten dit niet om hun repressie te rechtvaardigen? Laten we, in plaats van al te veel vrijheid tegen veiligheid uit te ruilen, eens kijken naar wat er werkelijk werkt:
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gericht onderzoek en op inlichtingen gebaseerd politiewerk. Dat is de manier om het vertrouwen van het publiek en samenwerking in stand te houden. Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, veel democratische bewegingen met een katholieke en christelijke achtergrond hebben op 11 september in Brussel een belangrijke demonstratie georganiseerd tegen islamitisch terrorisme en ter herdenking van de slachtoffers van 11 september, maar de socialistische burgemeester van Brussel verbood dit op verachtelijke gronden die verband houden met interne politiek. Dit zendt negatieve signalen naar het terrorisme, ernstiger is nog het dingen naar de gunst van Hamas-terroristen door een premier, Romano Prodi, en een minister van Buitenlandse Zaken, de heer D’Alema. In plaats daarvan dienen de door Europa uitgezonden politieke signalen eendrachtig klinken tegen het islamitisch terrorisme en moeten we gezamenlijk tegenstand bieden aan hen die in de moskeeën tegen ons en onze veiligheid preken. Ik ben blij met de verklaring van de commissaris dat Europese burgers meer beschermd moeten worden en zich meer beschermd moeten weten, ten minste evenveel als burgers van de VS, en dat het daarom noodzakelijk is de transatlantische betrekkingen te versterken. Ik vraag u echter, mijnheer Frattini, over het dreigend gevaar van terroristische daden, bijvoorbeeld met gebruik van bacteriologische wapens – moge God dit verhoeden – of met nucleaire middelen: zijn wij daarop voorbereid? Zuid-Europa bleek niet voorbereid te zijn op de dreiging van branden, maar nu lijkt het mij dat we meer moeten doen – veel meer. Ik wens alle succes in uw werk, mijnheer Frattini. Kyriacos Triantaphyllidis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, laat ik beginnen met erop te wijzen dat de inspanningen van de Europese Unie in de afgelopen jaren om van terrorisme een belangrijk project te maken en prioriteit te geven niet tot resultaten hebben geleid. De inlichtingendiensten van de VS zijn in staat ieders telefoongesprekken, activiteiten op internet en e-mails op alle servers in de Verenigde Staten zonder beperking te monitoren. Deze ontwikkeling is alweer een poging tot universele controle en het op wereldwijde schaal uitoefenen van toezicht op burgers, en helaas heeft de EU zich erbij neergelegd door maatregelen goed te keuren waarvan bewezen is dat ze een belemmering vormen voor haar eigen ontwikkeling. Een groot deel van het EU-budget is bestemd voor het oprichten en versterken van politie-instanties, militaire operaties, het instellen van detentievoorzieningen voor immigranten, enzovoorts. Ik wil speciaal de bundeling van de lijsten met terroristen noemen. Deze zijn niet aan enige democratische of institutionele juridische controle onderworpen, of aan enige justitiële controle of herzienings- of beroepsprocedure. Zelfs na de beslissingen van de het Europees Hof op 12 december 2006, toen het een uitspraak deed over gebrekkige controle en het onvermogen om noodzakelijke maatregelen na te komen ter bescherming van de rechten van de mens, bracht de Europese Unie slechts oppervlakkige veranderingen aan. De fundamentele problemen blijven bestaan. De lidstaten worden niet gedwongen om bewijsmateriaal te leveren over de individuen die zij voor plaatsing op de lijst voorstellen, terwijl, en dat is nog gevaarlijker, de Commissie zelf verantwoordelijk blijft voor toevoeging en verwijdering van de namen van individuen en organisaties op die lijst. Met andere woorden, Mijnheer de Voorzitter, de Commissie blijft rechter, jury en uitvoeringsinstantie.
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Koenraad Dillen (ITS). – (NL) Mijnheer de Voorzitter, tot mijn spijt merk ik dat heel wat mensen in dit halfrond er alweer terugschrikken om de dingen bij hun naam te noemen. Want of men het nu graag hoort of niet, het is een pijnlijke realiteit dat het internationaal terrorisme niets meer maar ook niets minder is dan een oorlog die werd uitgeroepen door het islamextremisme tegen het westen en tegen Europa. We moeten durven erkennen dat de vijand zich reeds binnen onze muren bevindt. In heel Europa opereren jihad-netwerken en wordt in moskeeën opgeroepen tot een heilige oorlog tegen onze open samenleving. We kregen daar gisteren in Denemarken nog maar eens een illustratie van. Het is dan ook meer dan ooit tijd voor allesomvattende maatregelen tegen dit islamitische paard van Troje. Wij hebben immers het recht en de plicht om onze open samenleving in de waarde van die samenleving te verdedigen. Maar doen we dat nog wel? Want zoals mijn collega Borghezio het daarnet zei, een typische uiting van die Europese lafheid is de beslissing van de Brusselse socialistische burgemeester Thielemans om op dinsdag 11 september een betoging tegen de voortschrijdende islamisering van Europa te verbieden omdat deze manifestatie de steeds groeiende en electoraal interessante islamitische bevolkingsgroep wel eens zou kunnen bruuskeren. Europa wil in heel de wereld de waarde van de open samenleving met de vrijheid van meningsuiting op kop propageren, maar in haar eigen officiële hoofdstad wordt de verdedigers van dezelfde Europese waarden de mond gesnoerd. Het zegt veel over dit Parlement, dat hierover geen duidelijk standpunt wordt ingenomen. Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit debat gaat over de veiligheid van onze burgers en het behoud van onze levenswijze, onze liberale democratie, de rechtsstaat en de bescherming van vrijheid. Terrorisme raakt de kern van dit alles. In al zijn vormen bepaalt het terrorisme de strijd tussen goed en kwaad. We moeten altijd waakzaam zijn. In Groot-Brittannië hadden we drie decennia lang te maken met de IRA. Nog onlangs waren er zelfmoordaanslagen in Londen en pogingen in Glasgow om een slachting aan te richten. Mijn collega’s in Spanje leveren een gevecht met de kwaadaardige terreurcampagne van de ETA. Ze hebben onze volledige steun voor hun moedige reactie. De aanpak van radicalisering vormt een belangrijke uitdaging, maar we leven in een wereld waarin de terroristische dreiging voortdurend verandert en geraffineerder wordt. De democratieën in de wereld dienen waakzaam te blijven, inlichtingen op een effectievere wijze te delen en voorbereid te zijn op het treffen van harde maatregelen. Terrorisme is een oorlogsdaad tegen de structuur van onze maatschappij. Die daad wordt begaan door criminelen en moordenaars die onze liberale democratie en onze vrijheid verafschuwen. Terroristische groeperingen moeten worden verboden. Zij die geweld plegen, aanzetten tot terrorisme of steun bieden aan terroristen dienen te worden aangepakt. Op het punt van maatregelen die EU-lidstaten gezamenlijk kunnen treffen, zagen we afgelopen weekend de arrestatie van bommenmakers van de ETA. Dit toont aan dat gezamenlijke onderzoeksteams van waarde zijn in de strijd tegen het terrorisme. Vandaag stemmen we over de beperkende bepalingen inzake vloeistoffen in vliegtuigen. De veiligheid van de reizigers dient onze eerste zorg te zijn – de zorg van onszelf, regeringen, luchthavenexploitanten en van luchtvaartmaatschappijen. Maar, net als bij alle wetgeving kunnen verbeteringen worden aangebracht in het licht van ervaringen. Ik geloof dat er werkelijk iets te zeggen valt voor een evaluatie van de werking in de praktijk.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tegelijkertijd dienen we ons primair te verlaten op beschikbare inlichtingen om wetgevers zoals wijzelf te helpen bij het bepalen van de aard en de omvang van de huidige dreiging. Ik ben voorstander van de voorstellen van commissaris Frattini, die in dat opzicht positief zijn. Ik ben mij ervan bewust dat er sprake is van een kwetsbaar evenwicht, maar we moeten hoe dan ook altijd doen wat we kunnen om onze burgers te beschermen tegen het kwaad en de moorddadige plannen van het terrorisme. Claudio Fava (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat dit debat ons in de tussentijd in staat stelt om orde op zaken te stellen, de situatie te onderzoeken, maar ook enkele gevaarlijke misvattingen uit de weg te ruimen – een belangrijke misvatting. We debatteren over een strategie tegen terrorisme, niet tegen de islam, en het beperken van de oorzaken van terrorisme op een simplistische manier tot islamitisch fundamentalisme zou een tamelijk oppervlakkige oplossing zijn, een tamelijk simplistische interpretatie. Op een vergelijkbare manier maak ik mij zorgen over enkele formuleringen die ik zojuist heb gehoord: de moskeeën brengen oorlog in onze samenlevingen! Dit zijn tamelijk algemene, tamelijk heftige en tamelijk onbehouwen meningen. Stelt u zich eens voor dat morgen in Turkije een parlementslid in het Turks parlement opstaat en zegt dat de christelijke kerken de oorlog in onze samenleving brengen” – wat zou de verontwaardigde reactie van dit Parlement zijn? Ik wil ook een voorstel doen aan de heer Frattini: we weten dat handhavingsactiviteiten absoluut essentieel zijn, evenveel als preventieve maatregelen. Ik vind echter dat inschattingen moeten worden gebaseerd op werkelijk schuldig bevonden terroristen en niet op aangehouden vermoedelijke terroristen. Het zou zinvol zijn om te monitoren of enige verkenningswerkzaamheden te verrichten inzake het aantal verdachten van terrorisme die in de afgelopen jaren in onze landen zijn aangehouden en vervolgens zijn vrijgelaten. We hebben enkele antwoorden van de Raad gehad, maar sommige vragen waren gedeeltelijk beantwoord. Ik zou hier de aandacht willen vestigen op drie punten die we diepgaander moeten onderzoeken: het is voor ons niet erg duidelijk wat de rol van dit Parlement moet zijn, en hoe het werkelijk moet omgaan met deze strategie van de Europese Unie. We vinden niet – en hier is door andere leden op gewezen – dat een halfjaarlijkse bijeenkomst tussen de ondervoorzitter, de voorzitter van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie, en binnenlandse zaken, en de Raad voldoende is. We vinden dat een consensus van een kwaliteit en een niveau wordt vereist die niet mag worden beperkt tot deze formele, rituele bijeenkomsten. Voor ons is het niet duidelijk wat er gaat gebeuren met de functies van EU-coördinator voor terrorismebestrijding. Aan ons is uitgelegd dat deze functie primair wordt gekoppeld aan de verstrekking van strategische beoordelingen en verspreiding van informatie. Toen onze commissie de gelegenheid had met de heer De Vries te spreken, werd aan ons toegegeven dat de functie volledig verstoken was van inhoud of instrumenten. In dat geval vind ik dat er niets schadelijker is dan een institutionele functie die niet beschikt over de instrumenten om te functioneren of rekenschap af te leggen. Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, is het niet duidelijk welk standpunt het Portugese voorzitterschap inneemt ten aanzien van Euro-Atlantische samenwerking. Ik wil terug naar het zeer eenvoudige en oprechte verzoek dat in onze vraag is vervat. De vraag was of deze samenwerking wordt nagestreefd met methoden die zich verdragen met artikel 6 van het Verdrag zoals aanbevolen door dit Parlement bij de voltooiing van het CIA-onderzoek.
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We hebben een duidelijk antwoord nodig. Een gezamenlijke strategie is verstandig als dat een volledige eerbiediging van de grondrechten van burgers inhoudt, maar dit is niet altijd het geval geweest. We zijn blij met het initiatief van vicevoorzitter Frattini inzake de verspreiding van een questionnaire onder de EU-lidstaten om uit te zoeken welke instrumenten zij gebruiken en welke respons deze instrumenten opleveren, met inbegrip van die op het terrein van de eerbieding van de grondrechten van de burger, echter op dit punt willen we u informeren dat dit Parlement niettemin van plan is om een follow-up te geven aan de conclusies van de onderzoekscommissie inzake de CIA en om als formele vraag te stellen: welke maatregelen hebben de Raad en de Commissie genomen met betrekking tot de vele verzoeken die in deze verslagen zijn gedaan? Mijnheer de Voorzitter, ter afronding meen ik te kunnen zeggen dat terrorismebestrijding een hoge mate van maatschappelijke consensus vereist en dat we alert moeten zijn met betrekking tot de beginselen genoemd in artikel 6 van het verdrag. Het vermijden van misbruik en simplificaties is de enige manier om te zorgen dat we deze consensus bereiken. Sophia in 't Veld Veld (ALDE). – (NL) Voorzitter, de democratie, de burgerrechten en de rechtsstaat zijn me buitengewoon lief. Mijn leven ook en overigens dat van mijn mede-Europeanen ook. Maar zeggen dat er een uitruil is tussen deze twee is gevaarlijke onzin. Vijanden van de democratie moeten bestreden worden. Dat zijn dus terroristen, maar een bedreiging voor de democratie is ook excessieve overheidsmacht en het uitschakelen van de democratische controle. We horen steeds weer verklaringen van de Raad, en in mindere mate ook van de Commissie, over de grondrechten, de mensenrechten en de democratie. Maar die klinken een beetje hol, want we stellen vast dat er een snel groeiende overheidscontrole is op de burger. Elk intiem detail van ons privéleven is inmiddels bekend. Maar er is daartegenover steeds minder controle van de burger op die overheid. De overheid en ook de Raad overigens weigeren verantwoording af te leggen. Ik zou bijvoorbeeld graag van de Raad willen weten hoe het zit met de zogeheten high level contact group die aan het onderhandelen is met de Amerikanen over de overdracht van onze privé-gegevens. Er wordt steeds gezegd dat dat verkennende gesprekken zijn, maar de Amerikanen schijnen te denken dat we al klaar zijn om een verdrag te tekenen. Hoe zit dat, Raad? Welk mandaat hebben de onderhandelaars? Waarover wordt onderhandeld? In Lissabon op 19 en 20 juli is hierover gesproken. Waarom worden de nationale parlementen en het Europees Parlement, de burgers van Europa, daar niet over ingelicht? Een ander voorbeeld: de recente Amerikaanse wet, de Foreign Intelligence Surveillance Act. Graham Watson en ik hebben daar vragen over gesteld. Het is een wet die de Amerikanen in staat stelt om bijna al onze intra-Europese communicatie, telefoongesprekken en e-mails te controleren. Waarom zegt de Raad dat de Raad daar helemaal niets mee te maken heeft? Raad, heeft u dan geen verantwoordelijkheid in het beschermen van de privacy van Europese burgers? Derde voorbeeld: PNR. We hebben het er al honderdduizend keer over gehad. De inkt op het verdrag is nog niet droog en het enige goede element dat er in zat, namelijk de toepassing van de Privacy Act op Europese burgers, wordt inmiddels door de Amerikanen weer teruggetrokken. Ik hoor van de Commissie dat er een Europese PNR ingevoerd gaat worden, maar hebben we al een evaluatie van de resultaten van het Amerikaanse PNR-programma? Ik ben heel blij dat de commissaris zegt dat er een evaluatie gaat komen, niet alleen maar
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de implementatie maar ook van de resultaten van het terrorismebestrijdingsbeleid en van de impact op de grondrechten, want dat hadden we al heel lang nodig. Interessant is dat er vaak als je kritiek hebt of kritische vragen stelt over het anti-terrorismebeleid, je te horen krijgt dat je anti-Amerikaans bent. Maar het zijn juist de Amerikanen die de kritische vragen stellen en die in de afgelopen maanden uitgebreide evaluaties hebben gedaan en uitgebreid vraagtekens stellen bij de effectiviteit van die maatregelen. Europa moet dus niet als een soort copycat slecht beleid van de Amerikanen overnemen. We moeten goed beleid hebben en in samenwerking met de Amerikanen kijken wat er nodig is en wat er niet nodig is. Paul Marie Coûteaux (IND/DEM). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, voor alle duidelijkheid, ik ben niet tegen de litanieën van mooie gevoelens, bezweringen en vrome wensen die in dit debat overheersen, maar ik kan hier echt niet het soort objectiviteit in zien dat ik noodzakelijk vind om een verschijnsel te begrijpen dat zo direct onze gemoederen bezighoudt – zo direct bovendien dat we niet eens de moeite nemen de voors en tegens, de oorzaken en de gevolgen op een rij te zetten. Dames en heren, wat is politiek als niet geduldig de oorzaken en gevolgen van wat ons direct bezighoudt, op een rij worden gezet? Overal worden angstaanjagende videobewakingssystemen geïnstalleerd, in publieke ruimten en zelfs op straat. Waarom? Om terrorisme te bestrijden. We leggen bestanden van burgers aan, breiden politiediensten en soms de geheime politie uit. Waarom? Om terrorisme te bestrijden. We voeren weer martelingen in. Waarom? Om terrorisme te bestrijden. We wijzigen wetten en we negeren ze in toenemende mate, en we negeren zelfs de grondrechten van de mensen, de veronderstelde vervanging van onze bijbels van weleer. Waarom? Om terrorisme te bestrijden. We installeren overal antiraketschilden, zelfs in landen als de Tsjechische Republiek, tot groot ongenoegen van de bevolking die overigens geen ervaring heeft met enige vorm van terrorisme, en dat allemaal in naam van de terrorismebestrijding. Kortom, we verdelen naties, creëren wantrouwen tussen bevolkingsgroepen en bovenal intimideren we de bevolking. Dat is wat er gebeurt in onze Europese landen, helaas, zowel in het oosten als in het westen. Waarom? Om terrorisme te bestrijden. Dames en heren, is het niet duidelijk dat niet het terrorisme, maar de strijd tegen terrorisme ons geheel in beslag neemt? Een bedrieglijke sluier vertroebelt ons beeld, en we zien hem zelfs niet. Natuurlijk ontken ik niet de verachtelijkheid van de aanslagen op onze landen, in Spanje en in het Verenigd Koninkrijk. Maar uit deze voorbeelden spreekt dat het terrorisme deze landen trof, omdat zij een oorlogsdaad steunden: de invasie van een soevereine staat. Ik ben bovendien niet bang om te zeggen dat wat in Irak gebeurde niet zozeer een reactie was op terrorisme als wel een andere eeuwenoude, barbaarse vorm van terrorisme die de internationale spanning zeer hoog opdreef. De waarheid is dat terrorisme zelf het gevolg is van een zeer onevenwichtige wereld die wordt gedomineerd door een imperium dat, zoals alle imperia ter wereld, geen oog heeft voor grenzen en mensen en dat probeert overal een eendimensionale, uniforme wereld te creëren, uitsluitend obsessief gefocust op de waarde van materiële goederen. Een wereld zo verstikkend en gewelddadig voor de diversiteit van verschillende bevolkingsgroepen dat de enige reactie een ander soort geweld is, een die duidelijk evenzeer onaanvaardbaar is: terreur. Laten we de moed hebben om hier echt over na te denken. Wat als terrorisme primair een gevolg zou zijn van dit nieuwe categorisch imperatief dat door krachten in de markt wordt afgedwongen en dat deel uitmaakt van zijn logica: de afschaffing van grenzen. Niet alleen
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
betekent de afschaffing van grenzen het in zwang zijn van grensoverschrijdingen, het uit de weg ruimen van de diversiteit in de wereld en het razend maken van degenen die dit willen behouden, maar ook de verdwijning van grenzen ten gunste van de machinaties van gangsterbendes. Misschien is dit, dames en heren, een discussiepunt dat kan worden toegevoegd aan het debat over de bestrijding van terrorisme? Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de werkelijkheid van het oude Europa was Hannibal ante portas. De werkelijkheid van het moderne Europa is terrorisme ante portas, of voor de poorten. Sinds een jaar geleden is het Europees Parlement formeel betrokken in een interinstitutioneel debat. Dat is een goede zaak, vooral omdat Europa werkelijk te maken blijft krijgen met terroristische aanslagen en ze zeker in de toekomst zal ervaren. Waar we over praten, is het stellen van werkelijke grenzen aan het potentieel voor deze te plegen aanslagen. Het is daarom juist dat we moeten willen weten welke EU-lidstaten tekortgeschoten zijn bij het uitvoeren van antiterreurmaatregelen, maatregelen die eerder waren vastgesteld. Hierover moet duidelijkheid komen opdat afzonderlijke gemeenschappen niet onmiddellijk nadat aanslagen in hun landen zijn gepleegd, in shock ontwaken. Evenzeer willen we de werkelijke redenen weten voor de ontslagneming van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding, de heer De Vries. Kwam dit ontslag door discussie over bevoegdheden? Terrorisme is geen abstractie; het is een realiteit. Ik spreek als afgevaardigde van een land wiens strijdkrachten zijn ingezet in Irak en Afghanistan. Voor mijn land, dat geen ervaring heeft met terroristische aanslagen, is terrorisme niettemin een uitdaging. VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter Miguel Portas (GUE/NGL). – (PT) Ik heb zorgvuldig geluisterd naar wat de Raad en de Commissie hebben gezegd en ik moet zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat we dit debat opnieuw zullen voeren – met precies dezelfde inhoud als dit debat – en wel binnen een tijdsbestek van enkele maanden, omdat in de ogen van Lobo Antunes en commissaris Frattini alles wat er gedaan moest worden, goed is gedaan; er zijn geen fouten gemaakt en iedere evaluatie zal geen enkele fout aan het licht brengen. We horen hetzelfde steeds weer opnieuw en dat is het grote probleem – ze vergissen zich! Zo lang als we doorgaan om terrorisme te benaderen als een probleem dat valt binnen het takenpakket van de politie en de inlichtingendiensten, houden we ons niet bezig met het centrale vraagstuk. Terrorisme is tegenwoordig nauw verbonden met de symmetrische politieke principes die de botsing van beschavingen en oorlog propageren, en op dat punt is uw stilzwijgen verpletterend. Commissaris Frattini kondigt bijvoorbeeld maatregelen aan voor het controleren van explosieven op hetzelfde moment waarop de oorlog in Irak is veranderd in een particuliere handelsaangelegenheid ter waarde van miljoenen dollars en de Verenigde Staten het vergaren en bewerken van vertrouwelijke inlichtingen heeft uitbesteed. Controle op explosieven? Ik weet een manier: nationaliseer de fabricage en handel. Dat is de enige manier om te voorkomen dat terrorisme en terrorismebestrijding twee kanten van dezelfde munt worden: leven en dood worden tot handel. Viorica-Pompilia-Georgeta Moisuc (ITS). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, terrorisme is een complex verschijnsel met een lange geschiedenis, belichaamd in uiteenlopende
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vormen, van subversieve bewegingen die zich richten op afschaffing van de soevereiniteit van staten en de internationale orde, het op gang brengen van burgeroorlogen en op aanslagen, moorden en pogroms. Dit is de reden waarom dit vraagstuk realistisch moet worden benaderd, met verantwoordelijkheid. Specialisten uit uiteenlopende disciplines moeten in de samenhangende debatten deelnemen. De terroristische aanslagen van 11 september, de tienduizenden slachtoffers en de reusachtige schade dwingen de maatschappij, de Europese staten en instellingen afgestemde, systematische en permanente maatregelen te treffen langs verschillende lijnen waaraan ik u graag help denken: 1. een objectief onderzoek naar de oorzaken van dit verschijnsel en de permanente verbetering daarvan. 2. het aan het licht brengen van de financieringsbronnen voor terroristische daden en internationale politieke en financiële netwerken. 3. het bepalen van de relatie tussen terrorisme als zodanig, het beleid ten aanzien van wapens en de oorlogvoering voor de verovering van strategische grondstoffen, onder de valse schijn van terrorismebestrijding. Elke eenzijdige aanpak van het terrorismevraagstuk draagt niet bij aan het vinden van de waarheid ervan en aan het uitroeien van dit gevaarlijke internationale verschijnsel. Antonio Tajani (PPE-DE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, terrorismebestrijding moet een van de hoofdprioriteiten van de Europese Unie blijven. We hebben beslist effectieve, permanente, gecoördineerde maatregelen nodig om terrorisme te voorkomen en te bestrijden. De voorstellen die de heer Frattini in dit Huis uiteenzette, zijn dus welkom. Allereerst moeten we niet de vergissing maken om onze waakzaamheid te verminderen als het terrorisme ver buiten Europa toeslaat. De dreiging van het islamitisch fundamentalisme is helaas niet afgenomen, zelfs niet toen aanslagen ver van grenzen vandaan plaatsvonden. Gecoördineerde maatregelen betekenen vooral samenwerking binnen de EU, evenals sterke banden met de Verenigde Staten: het verbreken van onze banden met de Verenigde Staten bij terrorismebestrijding zou een uiterst ernstige vergissing zijn en zeer ernstige schade veroorzaken aan de gehele bevolking van de Europese Unie, maar er moeten ook banden zijn met moderne Arabische landen, met in begrip van die welke in het gezichtsveld van Al-Qaida liggen. Europa moet een leidende rol spelen bij deze maatregelen ter preventie en bestrijding van terrorisme, maar daarbij ervoor zorgen dat significante maatregelen het winnen van bureaucratische kunstgrepen. Het is helaas gemakkelijker strenge controles in te stellen op flesjes deodorant die niet in de juiste plastic zakken worden vervoerd dan op terroristen die als illegale immigranten zijn geïnfiltreerd. Daarom herhaal ik dat solide maatregelen van de Europese Commissie en de Raad welkom zijn. Terrorismebestrijding moet echter ook worden gevoerd met behulp van politieke initiatieven die eindelijk een oplossing bieden voor de Israëlisch-Palestijnse crisis, waaronder de geboorte van een Palestijnse staat en gegarandeerde veiligheid voor de staat Israël, zonder enige concessie aan fundamentalistische organisaties gecamoufleerd als politieke groeperingen – ik refereer aan Hamas en Hezbollah.
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In de strijd tegen het terrorisme mogen we echter niet vergeten dat in Europa, naast de gevaren van het islamitisch element, er sprake is van een gevaarlijk netwerk van gewapende groepen die banden onderhouden met binnenlandse en separatistische politieke bewegingen. Europa – en ik zal hier afronden – Europa moet evenmin de waakzaamheid op dit front laten verslappen. De eerdere gebeurtenissen in Spanje tonen ons dat elke keer als onze waakzaamheid verslapt of als we de weg van onderhandeling kiezen, de terroristen terugvallen op aanslagen. Michael Cashman (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met de antwoorden van commissaris Frattini en de fungerend voorzitter van de Raad. De realiteit is echter dat wij in dit Parlement de luxe kennen van het spreken, spreken, spreken. Feitelijk zouden er echter door regeringen en door de Commissie maatregelen moeten worden getroffen – maatregelen om terroristische aanslagen te voorkomen: terroristische aanslagen die niet denkbeeldig zijn; echte terroristische aanslagen die op dit moment worden voorbereid. De werkelijkheid van de politiek is dat als u geen maatregelen zou treffen, dezelfde leden van dit Parlement die u aanvallen in verband met het treffen van de maatregelen, u zouden aanvallen, omdat u geen maatregelen had getroffen. Daarom sta ik positief tegenover de strategie en het feit dat we de strategie zullen evalueren. Bovendien, zoals hiervoor reeds is gezegd, moeten we het terrorisme bij zijn wortels aanpakken. Die wortels liggen in uitzichtloosheid en wanhoop, in armoede en in het prediken van haat. Laat ik heel duidelijk en ondubbelzinnig zeggen: zij die een beweegreden, traditie of een religie voor hun terroristische daden aanwijzen, ondermijnen hun ideologie, hun religie, hun beweegreden en hun traditie. Nu is het bovenal van belang dat we niet afzonderlijk, maar als 27 lidstaten optreden, en dat we dit samen doen met onze bondgenoten, waaronder de Verenigde Staten. De Verenigde Staten vormen niet het probleem. De aanslagen op de Verenigde Staten waren niet van 11 september 2001, ze vonden al daarvóór plaats, en een aanval op één is, zo is verdedigbaar, een aanval op ons allemaal. Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, we zijn ons allemaal bewust van de terroristische dreiging en we moeten ertegen blijven optreden zonder verraad aan wie en wat we zijn. We zijn een democratische maatschappij die berust op de rechtsstaat. Het is als zodanig, en uitsluitend als zodanig dat we tegen misdaden moeten optreden en het voorkómen van eventuele toekomstige aanslagen moeten steunen. We slaan echter een zeer gevaarlijk pad in waar alles lijkt te zijn toegestaan onder het voorwendsel van preventie. We zijn voorwerp van de morele chantage van hen die zeggen: als u vraagtekens bij deze maatregel plaatst, brengt u ons in gevaar – zelfs als de maatregel verkeerd of geheel nutteloos is. Dat is onaanvaardbaar. Toch is dat waarvan sommigen van ons zijn beschuldigd door functionarissen van de Commissie wanneer we bijvoorbeeld vraagtekens plaatsen bij de veiligheidsmaatregelen op luchthavens of kritiek leveren op een verordening die enkele dagen geleden belette dat een groep katholieke pelgrims die uit Lourdes terugkeerden met een Vaticaans vliegtuig, heilig water uit Lourdes meenamen, omdat dit als een bedreiging voor de veiligheid werd gezien. We hebben het recht kritiek te uiten op dat onzinnige stuk regelgeving en niet te zwichten voor de chantage dat we worden beschouwd als vrienden van terroristen, als we onze verantwoordelijkheid nemen. (IT) Mijnheer Frattini, dit is een terrein – het spijt me dat ik dit moet zeggen – waarop u uw verantwoordelijkheden uit de weg gaat en waarop de antiterreurwetgeving in de
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
luchtvervoerssector hebt overgelaten aan een groep fanatiekelingen binnen de Commissie die anoniem de wetgeving in het geheim implementeren. Uw verantwoordelijkheid, als vicevoorzitter van de Commissie die verantwoordelijk is voor deze zaken – voor dit terrein – is te voorkomen dat dit gebeurt of blijft plaatsvinden. Vandaag hebt u de legitimatie van een stem binnen het Parlement die u de instrumenten wil geven om een aantal verzoeken te doen aan uw collega’s die binnen de Commissie verantwoordelijk zijn voor vervoer. Dit is uw verantwoordelijkheid, en we verwachten veel van u. Toespraken over grondrechten stroken zonneklaar niet met geheime wetgeving en staan haaks op arbitraire beperkingen van privacy en individuele vrijheid. – (EN) Bovendien zijn veel efficiëntere maatregelen waarmee al akkoord is gegaan, niet uitgevoerd. Doet u vooral dat waarin u goed bent: man en paard noemen. Noem man en paard in het geval van lidstaten die de maatregelen ten aanzien van justitiële en politieke samenwerking niet uitvoeren, en u zult daarbij al onze steun krijgen. Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, tot dusver is het begrip terrorisme niet naar behoren gedefinieerd en dit is meer dan alleen een kwestie van formulering. Het is een kwestie van de praktische invoering van een strategie om een van de grootste bedreigingen van de moderne wereld te bestrijden, een bedreiging die gewone burgers aangaat. Een belangrijk terrein van de Europese strategie voor bestrijding van terreurorganisaties is transatlantische samenwerking. De Verenigde Staten hebben de zwaarste last op hun schouders bij de aanpak van dit lugubere verschijnsel. Tot nu toe hebben bepaalde instellingen zoals de Raad van Europa en, helaas, het Europees Parlement zulke nutteloze maatregelen ingesteld zoals de instelling van merkwaardige commissies die de vermeende CIA-gevangenissen in Europa moeten onderzoeken. De werkzaamheden die door deze organen werden uitgevoerd, hebben niet bijgedragen aan de transatlantische samenwerking. Feitelijk voedden deze werkzaamheden anti-Amerikaanse gevoelens en verzwakten zij het stelsel van terrorismebestrijding in aanzienlijke mate. We moeten de hoop uitspreken dat het debat van vandaag zal leiden tot een echte betrokkenheid van de kant van het Europees Parlement om een strategie voor terrorismebestrijding te ontwerpen en niet tot alleen de symbolische betrokkenheid die we tot nu toe hebben gezien; dit moet een strategie worden die werkelijk gericht is op het bevorderen van de veiligheid voor al onze burgers. Mihael Brejc (PPE-DE). - (SL) Het is terecht ... de wijze waarop terrorisme wordt verslagen en in dat opzicht steun ik volledig de heer Frattini en de maatregelen die door de Commissie zijn getroffen. Maar het is ook terecht dat wij de vraag beantwoorden waarom dit bij ons gebeurt en wie het is die de bedreiging vormt. Vorig jaar stelde de Commissie voor dat we geen termen zouden hanteren als “islamitisch jihadisme” en aanverwante begrippen en dat deze mensen, ik citeer, “terroristen die religie gebruiken voor hun activiteiten” zouden zijn. Ik vind het essentieel dat we erkennen dat het verschijnsel met de juiste naam moet worden aangeduid. En voor mij is de correcte benaming jihadisch terrorisme, omdat deze mensen fundamentalisten zijn die hun haat tegen een democratische, pluralistische samenleving delen. Hun ideologie staat diametraal tegenover de conventionele democratieën en hun doel is een kalifaat te creëren. Jihadisme wordt vaak aangeduid als een religie die rivaliseert met andere religies en als een ideologie
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een plek in de wereld zoekt, maar dat is niet correct. Jihadisme is niet economisch geïnspireerd en is evenmin in staat met andere religies te wedijveren – het is een ideologie die tot doel heeft andere ideologieën te vernietigen. Daarom is het noodzakelijk in het Europees Parlement en in de Europese instellingen de voorwaarden te creëren voor de verspreiding van democratie in de wereld, misschien een actieplan, en om de economische en politieke samenwerking met islamitische landen te versterken. In de islamitische wereld bestaan er democratische krachten die in staat zijn het op te nemen tegen andere krachten, Deze democratische krachten kunnen in verschillende vormen worden gesteund, denk aan het financieren van media die democratische ideeën verspreiden en terroristische daden aan de kaak stellen. Het is ook noodzakelijk om de voorwaarden te scheppen voor het benoemen van de verschillende interpretaties, het aangaan van debatten, het openstellen van fora en webpagina’s voor onafhankelijk denkende moslims. Het publiek in Europa moet ook meer over terrorisme spreken. En ten slotte, het is ook belangrijk te erkennen dat in de strijd tegen het terrorisme de Europese Unie zich bewust moet zijn van haar normen en waarden en deze moet verdedigen zonder vrees en zonder zich zorgen te maken over tactieken. Dan Mihalache (PSE). - (RO) ) Dit debat is uiterst belangrijk omdat het ons de gelegenheid biedt de consistentie en de coherentie van ons beleid inzake terrorisme te onderzoeken. Tegenwoordig hebben we genoeg analytische gegevens om te kunnen zeggen dat het succes van dit beleid steunt op de nauwe relatie tussen verscheidene belangrijke elementen. Enerzijds zijn er maatregelen inzake veiligheid en recht in de Europese Unie, de juiste verhouding tussen deze maatregelen en de eerbiediging van de fundamentele rechten van de mens en anderzijds zijn er het buitenlands beleid van de EU en de strijd tegen sociale uitsluiting, en de sociale oorzaken van terrorisme. Naar mijn mening zijn maatregelen zonder preventie niet genoeg; binnenlandse maatregelen zijn niet genoeg zonder een consistente externe dialoog. Een juiste mengeling ervan moet de basis vormen van een Europees model voor terrorismebestrijding, dat zou kunnen zorgen voor de veiligheid van EU-burgers en hun grondrechten. We moeten toegeven dat er een onvolkomenheid is in de relatie tussen het Europees Parlement, zijn wetgevende macht en het terrein van de strijd tegen terrorisme en dit roept een democratisch tekort op. Om een efficiënte rol in de besluitvormingsproces op Europees niveau te spelen, hebben we totale betrokkenheid van het Parlement in de medebeslissingsprocedure nodig. Ik roep de Raad op de selectieprocedure te versnellen voor een nieuwe EU-coördinator voor terrorismebestrijding, die meer bevoegdheden krijgt met betrekking tot de overeengekomen strategieën. Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, de nieuwe EU-strategie voor terrorismebestrijding is de juiste, maar dat is niet dankzij de nieuwe functionarissen, lichamen of organisaties. De primaire verantwoordelijkheid voor terrorismebestrijding ligt bij de nationale regeringen en de onafhankelijke lidstaten. Om de strijd tegen terrorisme op nationaal niveau te doen slagen, is er echter op Europees en internationaal niveau een zeer effectieve samenwerking nodig die op vertrouwen is gebaseerd. Zoals commissaris Frattini zegt: vertrouwen is een allereerste voorwaarde voor samenwerking. Vertrouwen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hangt af van duidelijke en nauwkeurige Europese wetgeving, duidelijke vormen van samenwerking en van eerbieding van de rechten van de mens. De strijd tegen terrorisme op luchthavens heeft lachwekkende proporties aangenomen. Zo neemt men lipstick in beslag. Tegelijkertijd hebben de EU en vele landen vergeten dat ook natuurlijke rampen kunnen worden voorkomen. (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Jan Tadeusz Masiel (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, op medisch gebied concentreren we ons bij de bestrijding van een ziekte niet zozeer op de symptomen als wel op de diepere, verborgen oorzaken; in veel opzichten moeten we ons bij terrorismebestrijding niet alleen focussen op een paar kamikazefiguren die bommen plaatsen, maar ook op de redenen waarom ze dit doen. Terrorisme is een blinde geweldsdaad bedoeld om iemands eigen behoefte te bevredigen en lijden toe te brengen aan allen in de nabijheid, en dit moet duidelijk een halt worden toegeroepen. Het is een onaanvaardbare manier van behoeftebevrediging die gebaseerd is op een bepaalde hiërarchie. Het is geen ongerichte agressie. Het is gedrag dat we niet wensen, maar het heeft zijn eigen betekenis. Hoe kunnen we moslims heden ten dage laten zien dat onze behoeftepiramide beter is dan die van hen? Dat is niet mogelijk, het is een complex ethisch probleem, maar we moeten ergens beginnen. Ik stel voor dat we beginnen met een groter respect te tonen voor de behoeften van moslims op hun territoir om hun effect op de westerse wereld te verminderen. Barbara Kudrycka (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in de mondiale oorlog tegen terrorisme is de enige manier om ervoor te zorgen dat minder mensen door toedoen van ideologische moordenaars sterven een goede vaststelling en beoordeling van terroristische dreigingen. Voor dit doel hebben we een goede en haalbare Europese strategie voor terrorismebestrijding nodig. Naar mijn mening is de oplossing voor deze strategie het opstellen van een Europese code voor terrorismebestrijding. Ik ben daarom blij met het initiatief van de Raad in deze zaak. Een dergelijke code is nodig voor redenen die verder reiken dan het eenvoudigweg harmoniseren van door de lidstaten getroffen maatregelen. Er moet ook duidelijk worden bepaald welke maatregelen aanvaardbaar zijn in de strijd om terroristische daden te voorkomen. Wat we dan nodig hebben, is de vaststelling en gedetailleerde beschrijving van situaties waarin de dreiging van terrorisme wordt behandeld als een noodtoestand, en wederzijdse instemming over het gebruik van bepaalde concrete maatregelen en bepaalde wettelijke maatregelen, die helaas de rechten en vrijheden van burgers op bepaalde terreinen zullen beperken. De beredeneerde beperking van vrijheden van burgers is noodzakelijk omdat we zonder dergelijke beperkingen juist nu tegen terroristen zeggen: we bekommeren ons meer om jullie rechten en vrijheden dan we doen om de rechten van mensen die jullie doden bij jullie aanslagen. Het is ook belangrijk om de rol van de coördinator voor terrorismebestrijding te bepalen. We staan voor een keuze: of we gaan door langs de weg van versterking van administratieve bevoegdheden en het coördineren van talenten, zoals in de periode van de heer De Vries – hoewel die weg vereist dat we ons bezighouden met enige serieuze reflectie en het trekken van conclusies over wat er de laatste vier jaar is gebeurd – of we moeten overwegen het politieke profiel van degene die deze post bezet, te verhogen. Maar dan komt vervolgens
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de kwestie van concurrentie met Javier Solana aan de orde. Hoe dan ook, de beslissing die we hierover nemen mag niet eenvoudigweg op persoonlijke opvattingen worden gebaseerd. Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) De rellen in Franse voorsteden en de bloedige terroristische aanslagen in Londen, die werden begaan door jonge, moslims van de derde generatie met een Yorkshire-accent, benadrukken de crisis in de integratie van migrantenminderheden in West-Europa. Een voorbeeld hiervan is Nederland, dat altijd een van de meest tolerante landen in Europa was, maar nu in feite geconfronteerd wordt met een crisis in het vreedzaam naast elkaar bestaan van etnische bevolkingsgroepen. Zelfs als we hier in Europa proberen de wortels van het probleem in de strijd tegen het terrorisme aan te pakken, is het, zoals veel mensen hebben voorgesteld, weer tijd voor ons om weer te kijken naar het vraagstuk van de integratie van minderheden. Europa heeft deze kwestie niet recht onder ogen gezien. Noch in de Europese Raad noch in de Europese Unie bestaat er tot nu toe “soepele wetgeving” als instrument voor het probleem van migrantenminderheden of – zoals ik zelf in de Europese Raad voorstelde, en het werd aangenomen – voor het probleem van nieuwe minderheden, hoewel we weten dat bij het minderhedenprobleem, zowel migrantenminderheden als autochtone minderheden, alleen het aanvaarden van twee of meer identiteiten een waarborg kan vormen. Het beste voorbeeld voor autochtone minderheden is in feite Zuid-Tirol waar ze een dubbele identiteit hebben, maar er zijn veel voorbeelden te noemen. Europa maakt geen vorderingen als we op dit gebied, het minderhedenbeleid, niet een dergelijk instrument aannemen. De Voorzitter. −– Ik ben er attent op gemaakt dat ik nooit zeg “mijnheer of mevrouw die en die, u hebt het woord, dank u”. Dat is niet uit onbeleefdheid, maar uit respect voor uw tijd, omdat ik die niet wil verspillen. Daarom vraag ik u binnen de grenzen van de gestelde tijd te blijven, anders bereiken we nooit de eindstreep Marian-Jean Marinescu (PPE-DE). - (RO) Terrorisme vormt een voortdurende dreiging in Europa waar vaak sprake is van moslimextremisme. De Europese Unie dient adequate te maatregelen treffen en een coherente strategie op te stellen, die voor alle lidstaten gemeenschappelijk is. De toekomstige wetgevingsvoorstellen van de Commissie met een indirecte relatie tot dit verschijnsel moeten voorzieningen omvatten die voorkomen dat terroristische aanslagen zich verspreiden en verhevigen . Een dergelijk voorbeeld is het wetgevingspakket inzake legale en illegale migratie. De bevoegde Europese instellingen dienen zonder enig uitstel een efficiënte manier voor samenwerking vinden die is gebaseerd op vertrouwen en uitwisseling van informatie. Het naar behoren functioneren van een Europees informatiecentrum zal afhangen van het wederzijds vertrouwen van de lidstaten. Naast op Europees niveau aangenomen maatregelen moet iedere staat een bijdrage leveren aan de efficiency van gezamenlijke activiteiten voor de bestrijding van alle vormen van terrorisme. Lidstaten zoals Roemenië, waar islamitisch terrorisme niet als een gevaar wordt beschouwd, moeten net zo waakzaam zijn als de andere Europese landen die geconfronteerd worden met deze dreiging. Deze landen moeten inlichtingen ontvangen en worden betrokken bij gezamenlijke Europese programma’s die bijdragen aan de preventie van zowel de oorzaken als de situaties die leiden tot terroristische daden. We moeten ons niet tevreden stellen met preventie of
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
opsporing van terroristische daden, we moeten de factoren die deze verschijnselen bevorderen, zoals armoede, sociale uitsluiting of extremisme, vaststellen en ze bestrijden. Een dialoog tussen religies kan een veelbetekenende en afdoende bijdrage vormen om terrorisme te verminderen. Religieuze leiders moeten met voorrang nadenken over dit vraagstuk en zich committeren om te zorgen voor vrede en voor de stabiliteit van hun gemeenschappen waar zij verantwoordelijk voor zijn. Een goed voorbeeld is de Europese Oecumenische assemblee die deze dagen in Sibiu in Roemenië plaatsvindt. De Europese burgers moeten zich bewust zijn van het gevaar dat door terrorisme wordt belichaamd. Een informatiecampagne en presentatie van alle conflictveroorzakende vraagstukken zou de betrokkenheid van burgers, samen met de instellingen kunnen opwekken om dit verschijnsel te elimineren. Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, terrorisme is een duidelijk kwaad – het tast leven en gezondheid van burgers aan en vormt een dreiging voor landen door in te hakken op de grondslagen van hun democratisch functioneren; tot dusver verkeren de terroristen in een gunstige positie, ze hebben vaak zonder waarschuwing toegeslagen en helaas vaak met succes. Pas na dergelijke aanslagen treffen we tegenmaatregelen, en dus handelen we ex post. De voorbeelden van Denemarken en Duitsland die vandaag door de commissaris zijn genoemd, vormen hier prijzenswaardige uitzondering op. Hulde voor hun diensten, maar dit waren nationale activiteiten, en mijn vraag aan de commissaris is deze: hoe staat het met de preventie op Europees niveau? Hebben we een systeem van uitwisseling van goede praktijken in de strijd tegen terrorisme, en hoe werkt dat? De Europese Unie keurt nu nieuwe antiterreurmaatregelen goed en richt specialistische instellingen op: we hebben nu Europol en Eurojust, we hebben het situatiecentrum van de Unie, SitCen, maar werken zij effectief met elkaar samen, en vooral, wisselen zij inlichtingen uit? In dit verband, in het verband van de instellingen, heb ik nog een vraag aan de commissaris: zou Frontex, de instelling verantwoordelijk voor de bewaking van de grenzen van de Unie, naar uw mening niet beter benut en betrokken kunnen worden in de strategie voor terrorismebestrijding? Ik heb ook de indruk dat de vertraagde invoering van SIS II deze strategie ernstig verzwakt. Het lijkt erop dat Schengen II belangrijk is, niet alleen voor de burgers van de nieuwe landen, maar ook, in verband met de strijd tegen het terrorisme, voor de veiligheid van de Unie als geheel. Bogdan Klich (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de arrestaties afgelopen maandag in Kopenhagen laten zien dat terrorisme nog steeds een echte dreiging in Europa vormt. Het verslag van Europol onthult dat deze dreiging het hele afgelopen jaar hoog was. Het volstaat om te zeggen dat afgelopen jaar 498 terroristische daden werden vastgelegd. Het is waar dat deze dreiging niet gelijkmatig is verdeeld, met wel 294 gevallen in Frankrijk en 145 in Spanje, maar in een tijd van globalisering is het hele grondgebied van de Europese Unie voor terroristen interessant. Bovendien verandert dit niets aan het feit dat een belangrijke meerderheid van deze daden separatistisch van aard zijn (iets wat in Europa tientallen jaren duurde voordat men er aan gewend was), zoals Baskisch en Corsicaans terrorisme of de linkse anarchie in Griekenland. Betekent dit proces van gewenning aan terrorisme dat we in Europa goed voorbereid zijn om het te bestrijden? Naar mijn overtuiging is het antwoord nog steeds nee. De tenuitvoerlegging van de belangrijke conceptuele documenten, zelfs als het gaat om
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
fundamentele documenten over de strategie voor terrorismebestrijding of het wetgevingsinstrumentarium in de vorm van het kaderbesluit van juni 2002, laat veel te wensen over. De coördinatie van de preventie van en de reactie op terroristische misdrijven is ook onbevredigend. In dit opzicht is er dringend behoefte aan verbetering van een dergelijke samenwerking, vooral operationele samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen lidstaten; we moeten de bevoegdheden van Europol en Eurojust vergroten; we moeten – en dit is iets wat we blijven roepen – de bescherming van de kritieke infrastructuur, vooral voor vervoer en energie, versterken. We moeten ook erop aandringen dat de solidariteit die in een eerder ontwerp van het Constitutioneel Verdrag stond, in het nieuwe verdrag wordt vermeld en dat een geschikte bepaling over terrorismebestrijding in overeenkomsten met derde landen wordt opgenomen; mijn verslag vroeg hierom voorafgaande aan de vakantie. Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) (onverstaanbaar) ... de weerstand van de Raad om Europol, Eurojust, de coördinator voor terrorismebestrijding en de SitCen enige institutionele, wettelijke en financiële armslag te geven, die ad hoc verbindingen kan omzetten in een echte strategische samenwerking tegen terrorisme. Verschillende lidstaten hebben zelfs nog niet de belangrijkste internationale verdragen op dit gebied geratificeerd. Al-Qaida en de ETA respecteren geen grenzen of nationale soevereiniteit, maar onze politiële en inlichtingendiensten worden nog steeds belemmerd door onpraktische barrières. Europa moet niet alleen effectiever worden, maar ook strenger, omdat de alles-is-toegestaan-aanpak precies de denkwijze van terroristen is. En het internationale terrorisme maakte feitelijk niet zijn opmars in New York, Bali, Madrid, Londen of zelfs Bagdad. Hun grootste triomf die elke dag meer rekruten oplevert, werd hen aangereikt door democratische regeringen, door het gemak waarmee deze fundamentele waarden, rechten en waarborgen opofferden: de pijlers van democratie en beschaving. Europa moet zijn reputatie zuiveren, die erbarmelijk is besmeurd door de systematische samenwerking van Europese regeringen met de regering-Bush bij ontvoering, onwettige detentie en marteling van terreurverdachten. Het Parlement wacht nog steeds op opheldering van deze regeringen. Europa moet effectiever worden in strategische samenwerking, intern en met zijn bondgenoten, om het terrorisme te verslaan, maar ook om dit te verslaan door middel van politieke ideeën en door middel van het recht. Het Portugese voorzitterschap tijdens een socialistische regering, heeft een verplichting zich in te spannen om daar een bijdrage aan te leveren. Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, terrorisme is een misdaad tegen de menselijkheid en de grootste bedreiging voor onze samenleving. Helaas heeft het terrorisme inmiddels ook een Europese dimensie gekregen. De vraag is: heeft de Europese Unie maatregelen genomen? Het antwoord daarop is een duidelijk „ja”. De successen bewijzen dat het goede maatregelen waren. Ik ben blij met de arrestaties in Denemarken en Duitsland. Ik dank commissaris Frattini voor zijn actieve rol op dit gebied. Het laat zien dat de Commissie op de goede weg is. We moeten nu echter ook nagaan of de maatregelen effectief zijn, welke maatregelen effectief zijn en welke nieuwe maatregelen nodig zijn. Ook moeten we onszelf deze vraag stellen: voldoet de algehele strategie die we hanteren? In ieder geval moeten we na de evaluatie verder werken aan een algehele strategie. Hoe dan ook moeten we een algemene
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
strategie hebben voordat we beslissen of er een nieuwe coördinator terrorismebestrijding moet komen. We moeten ook van tevoren door de lidstaten laten vastleggen dat een dergelijke coördinator, als die er weer komt, de noodzakelijke bevoegdheden krijgt, want anders weten we zeker dat die functie overbodig is. Ik ben het met vele anderen eens dat we Europol en Eurojust in ieder geval moeten uitbreiden en moeten gebruiken. Ze boeken succes en ze hebben de instrumenten. We hebben besluiten genomen zoals dat van gisteren, waardoor de werkbestanden van Europol ook eenvoudig voor analysedoeleinden kunnen worden gebruikt. Ook wordt er een databank van explosieven opgezet. Het probleem ligt echter bij de lidstaten die de gegevens moeten aanleveren. Mijn oproep aan de fungerend voorzitter van de Raad is dan ook: oefent u druk uit op de lidstaten opdat de gegevens tijdig worden geleverd! Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, u zei dat er regelmatig gesprekken plaatsvinden met de Verenigde Staten. Dat is goed en nuttig. U moet er echter alles aan doen om ervoor te zorgen dat de samenwerking voor beide partijen iets oplevert. Voor de gevallen waarin sprake is van een verdenking van terrorisme zou u dus moeten afspreken dat de Verenigde Staten verplicht ... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Libor Rouček (PSE). - (CS) Dames en heren, terrorisme betekent een ernstige dreiging voor vrede, stabiliteit en welvaart in Europa. Zoals al eerder is vermeld, vormt terrorisme ook een aanval op de fundamentele waarden die de basis vormen van de Europese integratie: mensenrechten, de rechtsstaat, vrijheid en democratie. Daarom vind ik dat de respons van de Europese Unie en de lidstaten op terroristische dreigingen radicaal en ondubbelzinnig moet zijn. Deze resolute respons moet echter niet louter bestaan uit repressieve veiligheidsmaatregelen. In plaats daarvan moet dit antwoord zich meer dan tot dusver richten op preventie en preventieve maatregelen, zowel binnen de lidstaten als extern in de betrekkingen met onze buren overzee. De doelstelling van ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid moet zijn het versterken van economische en sociale ontwikkeling, steun voor het maatschappelijk middenveld en het concept van de mensenrechten, en het streven naar een vreedzame oplossing voor internationale conflicten waaronder het Israëlisch-Palestijns conflict. In belangrijker mate moet ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zich ook concentreren op steun voor en ontwikkeling van regionale samenwerking in het kader van zowel het Europees Nabuurschapsbeleid als het Barcelona-proces. Als laatste, maar daarom niet minder belangrijk, mevrouw de Voorzitter, commissaris, moeten we samen met onze vrienden in de VS en andere landen een veelomvattend VN-Verdrag tegen terrorisme tekenen. Herbert Reul (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, we hebben de vreselijke aanslagen in Madrid en Londen meegemaakt. We weten dat er aanslagen mislukt zijn omdat, zoals in Duitsland, koffers werden ontdekt of niet tot ontploffing werden gebracht. Dezer dagen zijn we er getuige van dat door goed politiewerk aanslagen vroegtijdig konden worden verijdeld, zoals vandaag in Duitsland. Dat illustreert nog eens dat terrorisme een reële en grote bedreiging is. Het is ontegenzeggelijk een van de belangrijkste taken van de politiek, dus van ons, om het leven van de mensen te beschermen.
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verschillende afgevaardigden hebben vandaag betoogd dat we ons met bepaalde maatregelen op een hellend vlak begeven en ons moeten afvragen of daardoor burgerrechten en grondrechten te veel onder druk komen te staan. Die vraag is naar mijn mening gerechtvaardigd en ik vind dat we dat ook serieus moeten toetsen. Die toetsing mag echter niet zo veel tijd in beslag nemen dat we mogelijke en noodzakelijke maatregelen stukpraten. Uiteindelijk is het onze verantwoordelijkheid, en dat is het belangrijkste, om het leven van de mensen te beschermen. Dat verdient de hoogste prioriteit. Daarom vind ik dat wij als politiek verantwoordelijken een lans moeten breken voor maatregelen die nodig zijn. We moeten ze niet stukpraten of door alle kritiek vergeten om de mensen voor die noodzakelijke maatregelen te winnen. Er is nu eenmaal geen alternatief. Ik heb geen begrip voor bijdragen in dit debat waarin als reactie op een bepaald gedrag van de Amerikanen of van andere landen een soort tegenrekening wordt gepresenteerd. Ik begrijp dat niet en kan dat ook niet volgen. Het is onze plicht om het leven van mensen te beschermen en de daarvoor noodzakelijke maatregelen ook door te voeren. Ik ben blij dat de commissaris ook vandaag weer enkele uiterst concrete voorstellen heeft gedaan. Ik ben ook degenen erkentelijk die zeggen dat we moeten nagaan of de maatregelen inderdaad aan hun doel beantwoorden. Ik sta volledig aan de kant van degenen die ervoor pleiten om zorgvuldig te onderzoeken of we per se nieuwe instellingen nodig hebben of dat die taken niet ook prima door bestaande instellingen kunnen worden verricht. Terrorismebestrijding is cruciaal en moet een cruciale rol spelen. We hebben overigens in de toekomst, wanneer het kaderbesluit wordt omgezet .... (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Proinsias De Rossa (PSE ). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik sta geheel achter het verzoek tot een effectieve, efficiënte, evenwichtige en betrouwbare beveiliging op Europees en internationaal niveau om het terrorisme aan te pakken. Willen we voorkomen dat we de dreiging nog groter maken, dan is democratische verantwoording essentieel ter verzekering van evenwicht en proportionaliteit. Een veiligheidsrespons, hoe effectief deze ook mag zijn, is echter niet voldoende. Wat we moeten aanpakken, is het internationale, politieke en economische onrecht, waarvan bepaalde demagogen gebruik maken om een jeugdige honger naar rechtvaardigheid aan te spreken. Hun aantrekkingskracht is gebaseerd op een sensationele geschiedenis, een sensationele politiek die voorbijgaat aan de nuances en tegenstellingen die onlosmakelijk deel uitmaken van al onze politieke en religieuze tradities. De strijd om de hoofden en harten eist van ons dat wij vermijden om hele gemeenschappen van religieuze gelovigen te demoniseren. Die strijd vereist een open dialoog, geen confrontatie; hij vereist dat we het werkelijke en gepercipieerde isolement dat sommige jonge mensen ervaren, aanpakken. Europa’s gedachte van “eenheid door verscheidenheid” zou een bijdrage kunnen leveren, maar dat vereist een moedig politiek leiderschap, hetgeen helaas op het niveau van de Raad ontbreekt. Ten slotte wil ik graag ten minste de mensen, de vertegenwoordigers in dit Parlement verzoeken om slordig taalgebruik te vermijden, omdat dit slordig denken inhoudt. Fundamentalisme automatisch gelijkstellen met terrorisme is slordig denken. Er zijn miljoenen katholieken, protestanten, joden en moslims die het Oude en Nieuwe Testament en de Koran letterlijk nemen, maar die geen terroristen zijn. Van de mensen die hun religie
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
letterlijk nemen, is slechts een zeer klein aantal betrokken bij terrorisme. We moeten aan de orde stellen waarom dat het geval is. Charlotte Cederschiöld (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, terrorisme is een bedreiging voor alle staten en alle volkeren: het vormt een ernstige bedreiging voor onze veiligheid, voor de waarden van onze democratische samenlevingen en voor de rechten en de vrijheden van burgers. Nieuwe maatregelen hebben onmiskenbaar de efficiëntie van de terrorismebestrijding verhoogd, maar er is meer te doen. We moeten laten zien dat de creatieve maatregelen de burgers echt beschermen en dat ze in verhouding staan tot de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Ik betwijfel of de verordening inzake vloeistoffen aan boord van vliegtuigen in de juiste verhouding staat tot haar doel. Sommige onschuldige mensen raken belangrijke geneesmiddelen kwijt, om maar niet te spreken van de tonnen in beslag genomen shampoo, lippenstift enzovoort. Indien deze maatregelen volledige veiligheid opleveren, zullen ze worden geaccepteerd, maar burgers stellen vragen over de aanpak – waarschijnlijk zijn er verbeteringen mogelijk. Het juiste evenwicht te vinden, houdt de versterking in van de terrorismebestrijding en de strijd tegen de misdaad, en de handhavingvan de grondrechten in een democratische maatschappij die stoelt op de beginselen van de rechtsstaat. Het is van belang dat het Europees Parlement wordt geïnformeerd voordat er enige afspraak tussen Europa en de Verenigde Staten wordt ondertekend. In dit opzicht hebben we het volste vertrouwen in commissaris Frattini en de Commissie. Voor de verwezenlijking van legitimiteit in dit veld hebben we meer democratische controle via gezamenlijke besluitvorming nodig, en Europese burgers dienen in het besluitvormingsproces een grotere rol te gaan spelen; we hebben meer transparantie nodig en meer democratische legitimiteit. De Raad moet zijn maatregelen op Europees niveau in het openbaar motiveren. We moeten ook onze transatlantische betrekkingen verbeteren. Ten slotte is er behoefte aan harde maatregelen ter bestrijding van het terrorisme. Het zal veel eenvoudiger te realiseren zijn indien we zouden komen tot een betere acceptatie van onze eigen democratische .... (De spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Giulietto Chiesa (PSE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de top van april jongstleden tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten was een gemiste kans. In het licht van de resultaten van de speciale commissie van het Europees Parlement inzake de geheime CIA-vluchten had aan Washington duidelijk moeten worden gemaakt dat voortgang in de transatlantische samenwerking in de strijd tegen terrorisme uitsluitend kan worden gebaseerd op naleving van artikel 6 van het EU-Verdrag en de volledige eerbiediging van de mensenrechten. Dit is niet gebeurd: dit betekent dat niet alleen de bestrijding van het terrorisme niet wordt versterkt, maar dat deze wordt verzwakt omdat, zoals het Parlement zelf heeft gezegd, het zowel contraproductief als onaanvaardbaar is bij de bestrijding van terrorisme illegale, terroristische methoden te gebruiken. De EU-lidstaten die toegaven aan de druk van de VS om deze methoden te gebruiken, hebben niet alleen de fundamentele beginselen van de EU geschonden, maar ook de weg naar onwettige handelingen vrijgemaakt en daarmee Europa blootgesteld aan een verhoogd
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
risico van terroristische vergelding. De intensivering van terrorismebestrijding betekent bovenal handelen in volledige overeenstemming met het recht. Maria da Assunção Esteves (PPE-DE). – (PT) Terrorisme vormt een uitdaging voor onze vrije en open samenleving. Het brengt ons soms zelfs in verleiding om veiligheidswetgeving te creëren die heel dicht in de buurt komt van het uithollen van de waarden van onze beschaving. De Europese Unie moet daarom heel dringend een gezamenlijke code opstellen waarin duidelijk haar principes en methoden worden uiteengezet. Ten eerste moet deze code instaan voor de beginselen van menselijke waardigheid en de rechtsstaat bij alle aspecten van terrorismebestrijding. We kunnen niet de morele fundamenten van democratie ondergraven waarop uitgerekend deze waarden zijn gebaseerd. Zoals Simone de Beauvoir zei: we moeten onze beulen niet toestaan dat zij ons slechte gewoonten bijbrengen. Ten tweede moet er uniforme wetgeving voor de lidstaten worden opgesteld. Unie dient in dit opzicht feitelijk unie te betekenen. De terrorismebestrijding vereist dringend de toepassing van uniforme en coherente regels; dat kan niet aan de ingevingen van elke lidstaat en publieke opinie van het moment worden overgelaten. Ten derde moeten we het netwerken stimuleren en consensus bevorderen door middel van de goedkeuring van maatregelen in het Europees Parlement en de nationale parlementen. Ten vierde moet de Europese Unie werken aan het opstellen van een internationaal mechanisme voor toezicht van de VN op noodprocedures en wetgeving. Deze strijd tegen terrorisme is er een op grote schaal die niet louter beperkt is tot Europa of de Euro-Atlantische as. Ten slotte moeten we bij terrorismebestrijding werken aan een eerlijker en evenwichtiger internationale gemeenschap; we moeten oorzaken en breukvlakken vaststellen, een cultuur van rechten bevorderen die op alle mensen van toepassing is, en hard werken aan de bevordering van de dialoog tussen beschavingen. Terrorisme is een complex verschijnsel. We kunnen er niet op reageren met een simplistische interpretatie. Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, laat ik eerst twee fundamentele vragen aan de Raad stellen: Ten eerste, waarom is de functie van de heer De Vries nog steeds vacant, zelfs na zo’n lange tijd? Is de Raad van plan deze in te vullen? Ziet de Raad dit als zinvol? Ja of nee? Ten tweede, waarom zijn de vastgestelde maatregelen voor terrorismebestrijding nog niet door alle lidstaten ten uitvoer gebracht? Nog belangrijker is de vraag of we bij onze inspanningen om terrorisme te bestrijden, de maatregelen louter als een reactie op terroristische activiteit hebben getroffen. Volgen we een intelligente, geïntegreerde strategie voor het bestrijden van de oorzaken van terrorisme? We mogen dit nooit uit het oog verliezen. Vrees voor onze eigen veiligheid is vaak de oorzaak dat we strategieën goedkeuren die een vals gevoel van veiligheid geven. Ik heb hier herhaaldelijk verklaard dat de bescherming van de openbare veiligheid ons gemeenschappelijk, vanzelfsprekend doel is. Onze werkwijze is echter een bewijs van de
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
volwassenheid van onze beschaving. Respect voor onze rechten is niet louter onvervreemdbaar van ons; het is onze enige weg naar welvaart en veiligheid. Ik vind dat we niet alleen de effectiviteit van alle antiterreurmaatregelen tot op heden moeten evalueren, maar ook de balans moeten opmaken van onze voortgang die niet louter moet bestaan uit een reeks reacties op terroristische activiteiten. Besprekingen tussen Raad, de Commissie en het Parlement moeten daarom worden geïntensiveerd. De samenwerking van de lidstaten is van vitaal belang. Ten slotte, ik vind dat we de dialoog met derde landen moeten intensiveren. Ik beschouw dit als essentieel, omdat we hebben gezien hoe nuttig samenwerking met de Verenigde Staten is geweest. Józef Pinior (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het debat van vandaag gaat over de oorlog tegen terreur, het vraagstuk van de veiligheid, de rechtsstaat en persoonlijke vrijheden, dat wil zeggen de hoogste waarden in het stelsel van de EU. Het Europees Parlement brengt voor de Raad en de Commissie een reeks kwesties op tafel, waarvan de oplossingen cruciaal zijn voor de veiligheid van burgers, het respect voor het recht en de status van vrijheden van burgers. Ik wil mij hier concentreren op het vraagstuk van de transparantie van de strategie van de Europese Unie inzake terrorismebestrijding. Democratische controle op dit gebied, en vooral de rol van het Europees Parlement en nationale parlementen, waarborgen de eerbiediging van de fundamentele rechten die zijn vastgelegd in het Verdrag inzake de Europese Unie. Ik herinner u eraan dat de resolutie van het Europees Parlement inzake het vermeende gebruik van Europese landen door de CIA voor het transport en de illegale detentie van gevangenen het gebruik van methoden aanbeveelt die in overeenstemming zijn met artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Geoffrey Van Orden (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kom zojuist van een persconferentie waarin werd opgeroepen tot rigoureuze implementatie van economische sancties tegen het Iraanse regime, een beruchte sponsor van terrorisme in het hele Midden-Oosten en daarbuiten. Ik weet zeker dat wij allemaal blij zijn met de maatregelen die werkelijk bijdragen aan de strijd tegen het terrorisme, maar ik vraag me af hoeveel items van de lange lijst van EU-maatregelen, waarover we vanmorgen hoorden, in deze categorie vallen. De EU is zeer goed in het vergroten van haar bevoegdheden en het uitbreiden van haar bureaucratische apparaat, maar kan weinig laten zien van haar activiteiten en uitgaven. We hebben enige discussie gehad over de EU-coördinator terrorismebestrijding. Zijn titel impliceert geheel ten onrechte een soort toezichthoudende rol. Volgens mij dient een dergelijke functionaris zich te richten op het functioneren van de EU en op afgebakende terreinen waar gezamenlijke actie een duidelijke meerwaarde heeft. Ik heb een diep ontzag voor commissaris Frattini, maar de EU kan werkelijk niet met de eer strijken voor acties van onze nationale politie- en veiligheidsdiensten. Het zou zinvol zijn om een onafhankelijke audit uit te voeren naar de zogenaamde terrorismebestrijdingsmaatregelen van de EU. Terrorismebestrijding dient een nationale verantwoordelijkheid te blijven en een kwestie van internationale samenwerking. De EU dient zich te concentreren op manieren waarop zij die nationaal geleverde inspanning tot terrorismebestrijding kan ondersteunen.
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een van de ernstige problemen bij onze inspanningen om onze burgers te beschermen is ons gebrek aan grenscontroles: terroristen komen en gaan en een voortdurende ongecontroleerde immigratie vormt een groot obstakel voor de behoorlijke integratie van onze gevestigde immigranten. Dit moet een belangrijk onderdeel vormen in elke strategie met betrekking tot terrorismebestrijding. Dit probleem stelt ook het gehele principe van vrij verkeer van personen ter discussie en dat is een ander gebied dat nog eens onderzocht dient te worden door een onafhankelijke instantie. Ik noemde de verantwoordelijkheid van onze nationale autoriteiten voor deze kwesties. Het spijt me te moeten zeggen dat de Britse autoriteiten rampzalig tekort zijn geschoten in de controle van onze grenzen. Niet alleen hebben we weinig zicht op wie ons land binnenkomt en verlaat, maar er zijn ook ernstige vraagtekens te plaatsen bij het Border and Immigration Agency, dat belast is met het uitvoeren van controles. Met verontrusting las ik dat een vrouw vele maanden de terreurverdachten kende die nu voor terroristische misdrijven in Glasgow terechtstaan. Klaarblijkelijk rapporteerde ze niet hun activiteiten maar ze is nu aangesteld als immigratie... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Marianne Mikko (PSE) - (ET) Dames en heren, in de discussie over terrorismebestrijding wil ik de aandacht vestigen op artikel 6 van het Verdrag van Maastricht dat betrekking heeft op fundamentele rechten en vrijheden. Mijn werkzaamheden als leider van de delegatie naar Moldavië en als sociaaldemocraat zijn gewijd aan de veiligheid van Europa, het waarborgen van onze waarden en het verspreiden daarvan in de landen die onder het nabuurschapsbeleid vallen. We willen dat er stabiliteit en vrede in de nabijheid van de Europese Unie heerst. Voor terrorismebestrijding moeten we ook de steun hebben van landen zoals Pakistan, Rusland en ook van Iran. Onze succesvolle verdediging van onze waarden hangt in hoge mate af van de wijze waarop we in staat zijn partners hierbij te betrekken. Enige beknotting van fundamentele vrijheden en rechten in de Europese Unie vindt een vijftienvoudige weerklank in de vijftien landen die vallen onder het nabuurschapsbeleid, om nog maar niets te zeggen van Rusland en China. Derde landen nemen waar wat we doen, niet wat we zeggen. De Commissie en de Raad dienen te begrijpen dat de steun van onze eigen burgers bij terrorismebestrijding zal verdampen als we niet in staat zijn om enkele van de fundamentele rechten die zijn opgenomen in onze oprichtingsverdragen in ere te houden. Jana Hybášková (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik doe niet mee aan dit onzinnige debat over vloeistoffen. De enige mensen die daartoe het recht hebben, zijn deskundigen op het gebied van veiligheid en techniek. Als zij tot heldere conclusies komen, is het slechts onze taak om onmiddellijk in actie te komen. Niets schrikt terroristen sterker af dan ons reactievermogen. De terrorismedreiging stoelt op onze starheid – de starheid van gevestigde, traditionele systemen – en ons gebrek aan aanpassingsvermogen aan nieuwe aspecten van communicatie, informatiestromen, betalingsverkeer en personenverkeer. De enige manier om vooruitgang te boeken, is het creëren van variabele structuren, ad hoc teams, horizontale, uitwisselbare informatie, van samenwerking tussen de instanties en tussen de staten, en het versterken van Europol en Eurojust. Het aftreden van de heer De Vries was
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
duidelijk een heel slecht teken. Het was een bevestiging van het onvermogen van de EU om een onzinnige, ouderwetse en op nationale leest geschoeide aanpak van de beveiliging aan te pakken. Het was bedroevend symptomatisch voor een onvermogen om informatie te delen en beslissingen uit te voeren. Het Verdrag van Lissabon daarentegen, geeft een geweldig positief signaal af. Minimumregels over samenwerking binnen de politie, de harmonisatie van straf- en civielrechtelijke wetgeving, de erkenning van rechterlijke uitspraken op straf- en civielrechtelijk gebied, evenals de EU-bescherming van bewijs, slachtoffers van criminaliteit en van de criminelen zelf, zijn maatregelen die aangeven dat met veel energie, geld en politieke inspanning we het hoofd kunnen bieden aan het terrorisme en dat we enige bijstand kunnen bieden aan de Europese burgers in Londen, Glasgow en andere bedreigde locaties. Commissaris, de lidstaten hebben tot december 2007 de tijd om de derde witwasrichtlijn uit te voeren. Ik roep de Commissie op om helder en besluitvaardig te zijn in haar stimulans voor de uitvoering van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen om wiswassen en de financiering van terrorisme te beteugelen. Dit zal ons helpen en wij moeten u helpen. Dan kunnen we duidelijk zeggen dat we klaar zijn voor de strijd en klaar om te winnen. Paulo Casaca (PSE). – (PT) 12 december 2006 is een historische datum. Toen deed het Europees Hof een uitspraak die volledig overeenkwam met het argument dat ik jaren geleden in dit Parlement tegen de Raad en de Commissie verdedigde inzake het recht om geïnformeerd te worden over een beschuldiging van terrorisme. Er wordt echter geen recht gedaan en er zal geen werkelijke bestrijding van terrorisme plaatsvinden zolang als er op die lijst onschuldige slachtoffers blijven staan zoals de Volksmujahedeen in Iran, terwijl ‘s werelds belangrijkste terroristische organisatie – de Iraanse revolutionaire garde en al hun satellietorganisaties in Irak, Libanon, de Perzische Golf en over de hele wereld – straffeloos doorgaan en niet worden aangepakt, omdat de Europese instellingen bang zijn het hoofd te bieden aan het terroristische beest. Ik roep de instellingen op te doen waar zij in feite voor opgericht zijn. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik vind dat dit een uiterst nuttig, belangrijk en hoogst opportuun debat is, vooral in het licht van recente gebeurtenissen in Denemarken en Duitsland, zoals eerder is opgemerkt. Ik zal veel van uw suggesties, zorgen en adviezen aan de Raad doorgeven, zoals het mijn taak is, en ik moet u verzekeren dat het Portugese voorzitterschap natuurlijk openstaat voor samenwerking en dialoog met het Parlement, met in achtneming van de wettelijke bepalingen waaraan wij zijn onderworpen. Dit is natuurlijk een lastig en complex debat. Sommigen vinden dat we verder moeten gaan; anderen vinden dat we te ver zijn gegaan en misschien een stap terug moeten doen. Sommigen hebben kritiek, terwijl anderen applaudisseren; sommigen veroordelen, anderen moedigen aan. Mar we zijn het natuurlijk allemaal erover eens dat we een vastberaden strijd moeten voeren tegen deze nieuwe gesel die bekend staat als terrorisme en dat we geen enkel tijdelijk bestand in deze strijd moeten uitroepen. Dit is ook voor ons een leerproces, een voortdurend proces van verbeteringen. Dit is een nieuwe dreiging die we tevoren niet kenden en die we niet gewend waren te bestrijden en aan te pakken. We moeten
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
daarom natuurlijk voortdurend voortgang boeken, leren en actief ervoor zorgen dat er geen herhaling komt van de aanslagen zoals die waarvan we getuigen zijn geweest. We hebben hard gewerkt en heel terecht op veel gebieden ook uitgebreid met derde landen samengewerkt. Dit is een internationale strijd. Geen lidstaat kan afzonderlijk effectief de worsteling aangaan of de dreiging die voor ons ligt en dat geldt ook voor elke organisatie of groep landen afzonderlijk. We hebben een zeer sterke internationale samenwerking nodig. Bij de voorbereiding van dit debat maakte ik een notitie over het pakket maatregelen dat en activiteiten die we hebben getroffen en ondernomen op het gebied van preventie en bescherming tegen, vervolging van en reactie op terroristische aanslagen. Ik concludeerde dat, hoewel er nog veel te doen is, er al een groot deel is gedaan en dat we verbeteringen moeten aanbrengen op die gebieden waar we het niet zo goed hebben gedaan als we zouden willen. Hier is het van belang om de evaluatiemethoden te noemen die we specifiek hebben opgesteld om nadat de maatregelen enige tijd van kracht zijn geweest, ons in staat te stellen conclusies te trekken die ons helpen de getroffen maatregelen te verbeteren. Ik moet zeggen dat zowel voor het Portugese voorzitterschap als voor de Raad de strijd tegen het terrorisme uitsluitend kan worden gevoerd en ook alleen zal worden gevoerd, dat verzeker ik u, binnen het kader van de eerbiediging van onze fundamentele waarden en beginselen, juist die punten die in gevaar zijn in onze strijd tegen het terrorisme: dat wil zeggen, de verdediging van die beginselen en die waarden. Het zou niet goed voor ons zijn om deze te verwaarlozen of te veronachtzamen in onze strijd tegen het terrorisme. Het Portugese voorzitterschap zal extra waakzaam zijn op dat punt en niet schipperen. Ten slotte wil ik opmerken – dit punt heeft hier veel aandacht gehad en ik noemde het zelf in mijn eerste bijdrage – dat het voorzitterschap nauw samenwerkt met de secretaris-generaal van de Raad bij het onderzoek naar de kwestie van de coördinator voor terrorismebestrijding, dat wil zeggen, op welke wijze zijn volmacht en bevoegdheden hem in staat stellen de rol die oorspronkelijk voor die positie was gecreëerd, effectief te vervullen. Ik besef dat hier mogelijk sprake is van enige vertraging. Het Portugese voorzitterschap stelt alles in het werk om het debat binnen de lichamen van de Raad te versnellen en op het juiste moment de benoeming van een nieuwe coördinator voor terrorismebestrijding aan te kondigen. Zoals gezegd zal ik natuurlijk adviezen, suggesties en bezwaren uit dit debat meenemen. We staan niet onverschillig tegenover uw standpunten en zullen dat nooit doen; we stellen niet, en hebben ook nooit gesteld dat we perfect zijn en we zeggen ook niet dat alles wat we hebben gedaan goed was, onberispelijk en niet ontvankelijk voor kritiek. Integendeel, onze inspanningen zullen altijd op verbeteringen gericht zijn om ervoor te zorgen dat onze samenlevingen altijd vrije, open en democratische samenlevingen blijven en die samenlevingen trotseren die niet willen dat dit het geval is. Dank u wel. Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. − (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik dank al degenen die in dit zo belangrijke debat hebben gesproken. Sommigen hebben gezegd dat terrorisme een politieke strategie nastreeft. Ik ben het hier mee eens, mijnheer Mayor Oreja. Terrorisme moet worden aangepakt met een mondiale politieke strategie.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
U hebt veel gezegd over preventie en strijd tegen gewelddadige radicalisering. In mijn inleiding gaf ik wat specifieke aanwijzingen over sommige voorstellen. Ik kan u vertellen dat er een belangrijk initiatief is inzake gewelddadige radicalisering. Over iets meer dan een maand, op 16 en 17 oktober, wordt er voor de eerste keer een Europese conferentie gehouden over de rol van onderwijs en scholen bij het uitbannen van gewelddadige radicalisering onder de jongste leden van de samenleving. We hebben een oproep gedaan aan de onderwijswereld in Europa en ik nodig waarnemers van het Europees Parlement uit die graag willen participeren. Dit zal een gelegenheid zijn om duidelijk te zeggen dat we de cultuur van kwaad en geweld willen vervangen door een cultuur van tolerantie en samenwerking. We inventariseren alle initiatieven die in de lidstaten zijn gelanceerd om radicalisering te bestrijden en de rekrutering van terroristen te voorkomen. De resultaten en de goede praktijkervaringen die uit deze inventarisatie naar voren komen, zullen we natuurlijk aan het Parlement beschikbaar stellen. We hebben veel gesproken over verspreiding en uitwisseling van gegevens en informatie. Vaak, dames en heren, beschikken we over veel gegevens, feitelijk een overdaad aan gegevens, maar geen adequate analyse van gegevens. Daarom moeten we Europol een wat krachtiger rol geven, Ik dank al degenen die versterking van Europol steunden, waaronder de heer Pirker. Vorig jaar december deed ik een voorstel aan de Raad over dit onderwerp en ik hoop dat het Portugese voorzitterschap voor het einde van dit jaar de aanvaarding zal steunen van een grotere analytische rol van Europol. In juli werd er een initiatief over bioterrorisme gepresenteerd. We gaven zeer duidelijk aan wat de kwetsbare sectoren zijn en waar grotere Europese samenwerking is vereist. Ik richt mij tot de heer Borghezio die het vraagstuk aan de orde stelde. Sommigen hebben gesproken van het onvermogen van de lidstaten om op te treden. Ik ben voor een “schandpaaloefening”. Afgelopen juni publiceerde ik een document waarin zeer duidelijk werd benadrukt welke lidstaten in gebreke zijn om zelfs maar de wetgeving inzake de strijd tegen terrorisme ten uitvoer te leggen. Dit toont aan, en hier richt ik mij in het bijzonder tot de heer Guardans Cambó, dat ik klaar sta om op verantwoordelijkheden te wijzen, maar deze oefeningen zijn alleen zinvol als alle lidstaten en de Raad een verklaring van onvermogen om tot daden over te gaan, beschouwen als een suggestie en een aanmoediging om voortgang te boeken. Velen van u hebben gesproken over transatlantische betrekkingen. Dames en heren, ik vind dat er een grotere samenwerking met de Verenigde Staten vereist is, en tegelijkertijd dat we meer betrokkenheid van Europa nodig hebben. Ik wil naast anderen ook de heer Cashman bedanken voor het uitspreken van dit principe. Het is voor ons onbegrijpelijk om langzaam te zijn bij de voorbereiding en ontwikkeling van een Europees model en tegelijkertijd de Verenigde Staten een verwijt te maken omdat zij feitelijk wel een model hebben. Ik denk dat er meer Europese input nodig is en meer samenwerking met de Verenigde Staten, maar er bestaat geen noodzaak om te zeggen dat het probleem van Europa de Verenigde Staten heet. Het probleem bestaat uit de terroristen en hun activiteiten in het hart van Europa, Dit punt moet u in gedachten houden. (Applaus) Een laatste gedachte: Ik weet zeker dat het nieuw Europees Verdrag ons betere instrumenten zal geven, dat het ons een instrument geeft waarmee we samen met het Parlement werken om uiteindelijk te komen tot een medeverantwoordelijkheid tussen de drie instellingen.
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het zal ons ook in de Commissie en de Raad meer macht geven. Ik denk dat op dat moment alle burgers in staat zullen zijn te begrijpen en op een transparante wijze te zien wie een vergissing heeft gemaakt, wie correct heeft gehandeld en wie niet heeft gehandeld toen hij zou moeten handelen. Ik hoop dus dat dit verdrag werkelijkheid zal worden, dat het ten slotte zal worden goedgekeurd, en dat dit Parlement samen met ons een volwaardige institutionele participant zal worden in de strijd tegen het terrorisme. (Applaus De Voorzitter. − Dank u, mijnheer Frattini. Mijn verontschuldiging voor het rumoer, maar het was geen gebrek aan hoffelijkheid jegens u. De gecombineerde behandeling is gesloten. De stemming vindt plaats op 11 oktober. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Evenals in de vorige debatten zijn de meerderheid van het EP, de Commissie en de Raad niet op de details ingegaan of hebben zich zelfs onthouden van het maken van een serieuze analyse van terrorisme in al zijn vormen, waaronder staatsterrorisme, of van de “strijd tegen terrorisme”; het is duidelijk dat zij voortdurend proberen de analyse van terrorisme uit de context te halen ter versluiering van de diepe oorzaken van terrorisme en het beleid dat terrorisme voortbrengt. Een dergelijk gedrag is des te ernstiger en politiek opmerkelijker nu het steeds duidelijker wordt in de “strijd tegen terrorisme” – waarin de VS en de EU leidende rollen spelen – dat de wereldbevolking geconfronteerd wordt met een instrument dat tekort schiet in eerbiediging van het internationaal recht, dat voorbijgaat aan de soevereiniteit van volkeren en dat de onafhankelijkheid van staten in gevaar brengt door interventie, agressie en oorlog te stimuleren in Afghanistan, Irak of Palestina, met hun honderdduizenden slachtoffers. Zelfs al hebben sommige sprekers bij voortduring gewezen op de bescherming van de mensenrechten in deze “strijd tegen terrorisme” en in het offensief van veiligheidsmaatregelen die deze strijd ondersteunen, wijst een groeiend aantal situaties en feiten op een onvermogen om de fundamentele vrijheden, rechten en waarborgen van de burgers te eerbiedigen. Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De EU heeft alles te maken met het vrije verkeer van mensen, goederen, diensten en kapitaal. Obstakels voor dit vrije verkeer dienen serieus te worden genomen. De bestrijding van het terrorisme als onderdeel van internationale misdaad mag niet worden verwaarloosd. Terrorisme is echter een gevoelig onderwerp. We mogen nooit vergeten dat al het terrorismebestrijdingsbeleid moet worden gebaseerd op eerbiediging van grondrechten en menselijke waardigheid. Maatregelen ter verhoging van de veiligheid dienen ook effectief en proportioneel te zijn. Zo betwijfel ik dat de nieuwe beperkingen inzake vloeistoffen in vliegtuigen aan deze criteria voldoen. Alles bij elkaar genomen, dient elke inspanning voor een betere coördinatie tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en de instellingen van de EU worden verwelkomd. Na het
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vertrek van de heer de Vries moet zo snel mogelijk een nieuwe EU-coördinator voor terrorismebestrijding worden benoemd. VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter Sophia in 't Veld Veld (ALDE). – (NL) Voorzitter, ik stel alleen maar vast dat in het afgelopen debat aan de Raad, die inmiddels al weg is, en aan de Commissie, een aantal zeer precieze vragen zijn gesteld waarop wij geen antwoord hebben gekregen. Ik wilde graag schriftelijk een antwoord van Raad en Commissie op mijn vraag over de High Level Group on Data Protection en over de Amerikaanse Foreign Intelligence and Surveillance Act. De Voorzitter. − We gaan door overeenkomstig het reglement van orde en ook op basis van het verzoek terzake. 3. Samenstelling Parlement: zie notulen 4. Regeling van de werkzaamheden: zie notulen Richard Howitt (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik als punt van orde vragen om een dringende oproep van de voorzitter van het Parlement voor de bescherming van een delegatie uit Colombia die een bezoek bracht aan ons Parlement op 27 en 28 juni en waarvan de leden deze week een openbare doodsbedreiging ontvingen, omdat zij zich hier hadden uitgesproken ten gunste van een voorstel voor een humanitaire uitwisseling van gevangenen in het Colombiaanse conflict? De beschuldiging dat de delegatieleden, waaronder Yolanda Pulecio de Betancourt, moeder van de Franse voormalige Colombiaanse presidentkandidate, monseigneur Luis Augusto Castro, hoofd van de katholieke kerk in Colombia, en dr. Jose Noe Rios, de algemeen secretaris van de Colombiaanse liberale partij, allemaal de guerillabeweging van het land zouden steunen, is absurd en brengt de groep in ernstig gevaar. Op zuiver humanitaire gronden vraag ik de Voorzitter al het mogelijke te doen om protest aan te tekenen in het belang van hun veiligheid. (Applaus) 5. Stemmingen De Voorzitter. − We gaan nu over tot de stemming. (Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen) 5.1. De inspanningen die de lidstaten in 2005 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen (stemming) - Verslag-Casaca (A6-0297/2007) 5.2. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 5/2007 (stemming) - Verslag-Elles (A6-0300/2007)
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
5.3. Vervoer van gevaarlijke goederen over land (stemming) - Verslag-Liberadzki (A6-0253/2007) 6. Welkomstwoord De Voorzitter. − Een delegatie van het Zuid-Afrikaans parlement zit in de officiële bezoekerstribune. Ik wil graag een hartelijk welkom uitspreken aan de Zuid-Afrikaanse delegatie die hier deelneemt aan de tiende interparlementaire bijeenkomst van het EP en Zuid-Afrika die op 5 en 6 september wordt gehouden. (Applaus) 7. Stemmingen (voortzetting) (Vóór de stemming) Gary Titley (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, kunt u mij met betrekking tot belangenverklaringen uitleggen of bij de stemming over de drie volgende verslagen over melkquota de melkveehouders onder ons moeten verklaren dat zij een belang hebben en zich van stemming onthouden? (Applaus) De Voorzitter. − Het is duidelijk, mijnheer Titley, dat wij werken op basis van ondertekende verklaringen van individuele parlementariërs met verwijzing naar belangenconflicten op het moment dat het mandaat wordt gekregen en met verwijzing naar de afzonderlijke parlementaire procedures. 7.1. Voor menselijke voeding bestemde verduurzaamde melk (wijziging van Richtlijn 2001/114/EG) (stemming) - Verslag-Jeggle (A6-0282/2007) 7.2. Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/1999) (stemming) - Verslag-Jeggle (A6-0283/2007) 7.3. Aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (wijziging van Verordening (EG) nr. 2597/97) (stemming) - Verslag-Jeggle (A6-0284/2007) * * * Geoffrey Van Orden (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we hebben een delegatie van het Zuid-Afrikaanse parlement op de tribune, kunnen we aan hen vragen om uit dit Parlement een boodschap mee te nemen dat wij het Mugabe-regime in Zimbabwe krachtig
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
veroordelen en dat we verwachten dat Zuid-Afrika passende maatregelen zal treffen voor een verandering ten goede in dat land? (Applaus) De Voorzitter. − Ik neem nota van uw verzoek, dat ik persoonlijk verwelkom, en we zullen proberen dit te behandelen in overeenstemming met de parlementaire regels als we tot de stemming overgaan. 7.4. EU-beperkingen voor vloeistoffen die passagiers in vliegtuigen mogen meenemen (stemming) - Resolutie: B6-0267/2007 7.5. Goederenlogistiek in Europa – sleutel tot duurzame mobiliteit (stemming) - Verslag-Ayala Sender (A6-0286/2007) 7.6. EURES-activiteitenverslag 2004-2005: Naar één Europese arbeidsmarkt (stemming) - Resolutie: B6-0322/2007 7.7. EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade (stemming) - Verslag-Foglietta (A6-0303/2007) 8. Stemverklaringen - Verslag-Casaca (A6-0297/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij beschouwen de duurzaamheid van visserijbestanden als essentieel voor de voortzetting van visserijactiviteiten en de levensvatbaarheid van de visserijsector, maar wij accepteren geen beleid inzake vlootbeheer – zoals in de EU is aangenomen – of een reductie van de vloot, waarvan de belangrijkste gevolgen een aanmerkelijke reductie van de productiemiddelen en een drastisch verlies aan banen zullen inhouden. Om de doelstelling van een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te bereiken, moet rekening worden gehouden met de sociale en economische situatie in de visserijsector door mechanismen toe te passen voor het subsidiëren of compenseren van vissers die getroffen zijn door de economische consequenties van milieuvriendelijke visserijactiviteiten en door maatregelen om het vissen te beperken, vooral in achtergebleven gebieden die afhankelijk zijn van de visserijsector. Evenzo moeten in de visserij de inspanningen worden gekoppeld aan bestaande middelen en aan de bescherming van de mariene omgeving. Dit zou tegelijkertijd de kleinschalige kustvisserij en de ambachtelijke visserij zouden stimuleren en visserijgemeenschappen beschermen; het zou in dit verband bijzonder nuttig zijn om exclusieve viszones van de lidstaten te vergroten van de huidige 12 zeemijlen tot 24 zeemijlen en voor de buitenste gebieden van 100 zeemijlen tot 200 zeemijlen.
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Robert Navarro (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde voor het verslag van mijn collega, de heer Casaca, omdat het duidelijk de nadruk legt op de perverse gevolgen van het huidige systeem dat soms leidt tot het nemen van besluiten die niet stroken met de werkelijkheid ter plaatse. Neem bijvoorbeeld het geval van het vissen met thonaille (kieuwnetten voor tonijn) in de Middellandse Zee. Degenen die dat doen hebben inspanningen verricht om hun vismethoden te ontwikkelen, maar onlangs aangenomen wetgeving legt hen disproportionele beperkingen op die het gevaar inhouden dat ze verdwijnen. Ze worden in feite geconfronteerd met oneerlijke concurrentie van collega’s in het oostelijk deel van de Atlantische oceaan, zowel de Spanjaarden als de Fransen. Conform de voorstellen van het verslag zou een aanpak die uitgaat van geografische visgebieden en die rekening houdt met de specifieke eigenschappen van de gehanteerde methoden het mogelijk hebben gemaakt om te zorgen voor een eerlijker verdeling van bevissingscapaciteit en daarmee in staat zijn een duurzaam evenwicht te waarborgen tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden. - Verslag-Elles (A6-0300/2007) Glyn Ford (PSE), schriftelijk . − (EN) Ik steun het verslag van de heer Elles inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 5/2007. Daarmee wil ik wijzen op een bijzonder probleem voor mijn eigen land dat nadelige gevolgen zou kunnen hebben bij steun voor extra uitgaven. Het probleem van Groot-Brittannië is dat Margaret Thatcher met het akkoord van Fontainebleau van 1984 toekomstige Britse regeringen een gifpil gaf. Fontainebleau geeft aan Groot-Brittannië een terugbetaling van tweederde van het verschil van onze jaarlijkse contributie en jaarlijkse ontvangsten uit de EU. Op deze manier betaalt Groot-Brittannië twee keer voor ieder nieuw uitgavenprogramma: eerst betalen we onze 50 procent en dan raken we tweederde van de EU-bijdrage kwijt, waarmee we, uniek in ons geval de EU-bijdrage van 50 procent verminderen tot minder dan 17 procent. Gezien het feit dat de contributie van Groot-Brittannië even beneden de 15 procent van het totale budget ligt, betekent ieder nieuw project waarvoor Groot-Brittannië minder dan eenderde van de opbrengst krijgt, kapitaalverlies voor Groot-Brittannië. - Verslag-Liberadzki (A6-0253/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het verslag stelt dat ongeveer 110 miljard tonkilometer aan gevaarlijke goederen – gevaarlijk voor de bevolking en het milieu – jaarlijks binnen de EU wordt getransporteerd, dat is een aandeel van bijna 8 procent van het totale goederenvervoer. Hiervan wordt 58 procent per spoor, 25 procent per luchtvracht en 17 procent via de binnenvaart vervoerd. Het internationale vervoer van gevaarlijke goederen wordt geregeld door internationale overeenkomsten. In dat verband vinden we dat de nuttige en noodzakelijke samenwerking op EU-niveau de volledige soevereiniteit van de lidstaten met betrekking tot het vervoer van (gevaarlijke) goederen binnen hun territoir moet waarborgen, bijvoorbeeld door middel van het recht op reglementering, op verstrekking van individuele vergunningen en verbod op vervoer van gevaarlijke goederen, met name om redenen van nationale veiligheid en bescherming van het milieu.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dit is een principiële zaak die nog belangrijker is in verband met de ongebreidelde liberalisatie van vervoer die door de EU wordt gestimuleerd. Dieter-Lebrecht Koch (PPE-DE), schriftelijk. − Het voorstel van de Commissie om de Europese regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen te vereenvoudigen en te harmoniseren, verdient – ook in het kader van “better regulation” – ten volle onze goedkeuring. Nog op 31 augustus 2007 bezocht ik de centrale waar het verkeer wordt geregeld voor zeven wegtunnels, waaronder de langste tunnel van Duitsland. Daarbij werd ik gewezen op de noodzaak van harmonisatie, met name van voorschriften op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen door tunnels. Niet alleen het goederenvervoer als zodanig, maar ook het vervoer van gevaarlijke goederen neemt zeer snel toe. Het gaat om een wereldwijde trend, zodat zelfs de aanwas niet meer door één bepaald vervoermiddel kan worden opgevangen. Daarom is het zinvol om niet alleen regelgeving uit te vaardigen voor het weg- en spoorvervoer, maar ook de binnenscheepvaart erbij te betrekken. Dat vergroot de kansen voor een co-modaal vervoerssysteem als oplossing voor onze vervoersproblemen. Dat het voorliggende besluit rekening houdt met de specifieke aanbevelingen van de Verenigde Naties en tegelijkertijd het subsidiariteitsvereiste van de lidstaten in acht neemt, is met het oog op het begrip bij de burgers bijzonder vermeldenswaard. Doordat de richtlijn vier „oude” richtlijnen samenvoegt en tweeduizend pagina’s aan wetsteksten uitspaart, geldt zij als voorbeeld voor de wijze waarop de bureaucratie kan worden verminderd. De lidstaten kunnen ook in de toekomst, bijvoorbeeld uit het oogpunt van nationale veiligheid of milieubescherming, het binnenlandse vervoer van bepaalde gevaarlijke goederen aan regels onderwerpen of zelfs verbieden. Alles bij elkaar genomen mogen de burgers ervan uitgaan dat deze richtlijn tevens zal bijdragen aan de vervoers- en milieuveiligheid. Fernand Le Rachinel (ITS), schriftelijk. – (FR) Dit keer is het voorstel van de Commissie dat streeft naar harmonisatie van de regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen een stap in de goede richting. De voorgestelde tekst streeft werkelijk naar vereenvoudiging en vereniging van bestaande gemeenschapswetgeving. Op dit moment gaan niet minder dan vier richtlijnen en veel besluiten van de Commissie over het vervoer van gevaarlijke goederen over land (spoor, weg) en binnenvaart. Deze ongelijksoortige verzameling betekent dat de regels te complex zijn, moeilijk zijn om te zetten in nationale wetgeving en vaak achterhaald zijn. Dit is een bijzonder belangrijk onderwerp, omdat de omvang van het vervoer over land in de EU voortdurend toeneemt, evenals de omvang van gevaarlijke goederen. Jaarlijks wordt er bijna 110 miljard tonkilometer per jaar van deze goederen in de EU vervoerd, een aandeel van ongeveer 8 procent van alle vervoerde goederen. Vanwege haar strategische positie als kruispunt van Europa raakt de Franse infrastructuur met haar wegen, spoorwegen en vaarwegen vaak verstopt en is daarom bijzonder gevoelig voor vervoersongevallen. Het wordt hoog tijd dat alle marginale, excessieve EU-wetgeving over deze zaak wordt geschrapt om de verschillende vervoerders, maar ook de nationale autoriteiten de mogelijkheid te bieden de veiligheid van dit type vervoer te waarborgen en optimaal te vergroten.
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Andreas Mölzer (ITS), schriftelijk. − Gelet op de voortdurende toename van het goederenvervoer zal er met de rampzalige vrachtwagenbrand in de Gotthardtunnel en soortgelijke incidenten beslist geen einde zijn gekomen aan de afschuwelijke berichten over ongelukken met vrachtwagens. Dat geldt des te meer omdat vrachtauto’s onevenredig vaak bij ongelukken op snelwegen zijn betrokken en men zich door steeds smaller wordende marges en een steeds grotere concurrentiedruk vaak niet aan de rusttijden houdt. Ook door slecht wegdek en filevorming nemen de risico’s toe. Wanneer een vervoerder van gevaarlijke goederen bij een dergelijk ongeluk is betrokken, zijn de gevolgen natuurlijk des te ernstiger. Ook vinden er nog steeds illegale transporten van radioactieve, bijtende of explosieve stoffen plaats, zodat er bij sommige ongelukken voor hulpverleners een levensgevaarlijke situatie ontstaat. Daarom is het alleszins redelijk om de veiligheidseisen aan te passen. Om die reden heb ik voor het verslag gestemd, maar dan moeten ook de controles worden verscherpt. Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Een van de elementaire verplichtingen en verantwoordelijkheden van de EU is het scheppen van veilige levensomstandigheden voor Europese burgers. De omvang van goederenvervoer over land binnen de EU breidt zich voortdurend uit en in het verlengde van die toename neemt ook de omvang van het vervoer van gevaarlijke goederen toe. We moeten er daarom voor zorgen dat de wetgeving die van toepassing is op het transport van gevaarlijke goederen wordt vereenvoudigd en verduidelijkt. Het voornemen om in een enkele richtlijn het vervoer van gevaarlijke goederen via spoor, weg en binnenvaart op te nemen, kan een stimulans vormen voor gemeenschappelijke modaliteiten en, door toepassing van vastgestelde regels, tot verbetering leiden van de veiligheid en snelheid op basis van de vaststelling van nieuwe criteria inzake snelle bezorging van goederen en de levering van de betreffende diensten. Eerste vereiste daarvoor is daarom een steeds grotere veiligheid in het vervoer door het hele gebied van de EU, met inbegrip van het vervoer van gevaarlijke goederen; dat zal naar mijn mening mogelijk worden met de tenuitvoerlegging van de maatregelen die in de richtlijn staan. Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) ) Ik stem vóór het verslag van Boguslaw Liberadzki over het vervoer van gevaarlijke goederen over land. Professor Liberadzki een vooraanstaande specialist op gebied van vervoer. Zijn verslag is professioneel geschreven en geeft een grondige analyse van het gerezen probleem. Een van de prioriteiten van de EU is ongetwijfeld ervoor te zorgen dat Europeanen veilige levensomstandigheden genieten. Dit houdt ook de veiligheid van het vervoer door de Unie in, en in het bijzonder het vervoer van gevaarlijke goederen. Het toegenomen verkeer van goederen en diensten heeft ook gezorgd voor een toename in weg- en spoorvervoer en vervoer via binnenvaart. Daarom steun ik het initiatief om deze vervoersvormen samen in een enkele richtlijn onder te brengen. Ik vind dat we op Europees niveau moeten streven naar vaststelling van wetgeving met de grootste toegevoegde waarde voor de burgers van de EU. Het samenbrengen van de regelingen in een enkel document van de EU zal hun transparantie en toegankelijkheid en ook de doeltreffendheid van hun toepassing vergroten. - Verslagen-Jeggle (A6-0282/2007, A6-0283/2007, A6-0284/2007) Andreas Mölzer (ITS). - Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor de verslagen van mevrouw Jeggle gestemd, omdat ik hoop dat het daardoor voor onze boeren gemakkelijker wordt om het hoofd boven water te houden. Er is een tijd geweest dat boeren heel goed van hun
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
opbrengsten konden leven. Tegenwoordig stijgen de prijzen van levensmiddelen voortdurend, maar terwijl de grote bedrijven daarvan profiteren en flinke winsten opstrijken, wordt de gewone boer steeds meer gedwongen zijn hand op te houden. Vaak is een klein boerenbedrijf alleen nog rendabel als nevenactiviteit. Daarbij is liefde voor de natuur vaak de enige reden waarom velen die dubbele taak op zich nemen. Steeds meer boeren gooien echter de handdoek in de ring, wat in de sectoren fruit, groenten en diervoeders al heeft geleid tot de situatie dat we van import afhankelijk zijn. Sinds de toetreding van Oostenrijk tot de EU is meer dan de helft van de Oostenrijkse boeren ermee opgehouden, dus met de melkproductie gestopt. We zullen daarom spoedig het moment bereiken waarop we niet meer zelf in onze behoefte aan verse melk en verse zuivelproducten kunnen voorzien. Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, tijdens de stemming van vandaag over de drie verslagen over melk heb ik mijn steun uitgesproken voor de voorstellen van de Commissie, omdat ik vind dat ze stappen in de goede richting beschrijven. De overmaat aan reglementering van de markt in melk en melkproducten voor consumptiemelk in de EU is zowel onnodig als zinloos en zowel consumenten als producenten lijden hieronder. Het is daarom zeer juist dat de bestaande regels worden geliberaliseerd. Het is aanbevelenswaardig dat naast de drie bestaande categorieën consumptiemelk er categorieën met een ander vetgehalte worden toegestaan. Het gevolg is dat zowel consumenten als producenten een grotere keuze krijgen. Een dergelijke ontwikkeling kan slechts worden toegejuicht. De Commissie moet de liberalisering van de markt voor consumptiemelk feitelijk met kracht nastreven, omdat het bestaande stelsel van melkquota zowel verouderd als zinloos is. Er is geen reden om door te gaan met het opleggen van boetes aan producenten voor het produceren van grote hoeveelheden melk. Nu, op het moment dat de vraag naar melk en melkproducten in de hele wereld toeneemt, bewijzen melkquota duidelijk een obstakel te vormen voor de ontwikkeling van de melksector in de hele EU. Liam Aylward (UEN), schriftelijk . – (EN) De huidige kracht van de melksector schept een groot optimisme onder de melkveehouders in Europa. Er is meer vraag naar zuivel in Azië, krimpende productie in Europa en het toegenomen gebruik van landbouwgrond voor biobrandstoffen in de Verenigde Staten drijft de prijs van zuivel op tot recordhoogte. Als lid van het Europees parlement dat het platteland van Ierland vertegenwoordigt, ben ik blij dat melkveehouders een welverdiende meevaller krijgen, al blijven de productiekosten stijgen waardoor het vooral voor de kleinere melkveehouders moeilijk wordt om te overleven. Een verandering in marktreguleringsmechanismen brengt instabiliteit met zich mee. Met de geplande opheffing van de melkquota tegen 2015 moeten voorzieningen worden getroffen om de wisselvalligheden van de markt op te vangen. De reactie van de producenten is onbekend. Een verhoging van de melkproductie zal leiden tot een sterke prijsdaling. Beschermende maatregelen die zijn toegestaan volgens de WTO zullen cruciaal zijn voor stabiliteit. Momenteel worden uitvoerrestituties belast met het nultarief vanwege de sterke mondiale zuivelmarkt. We moeten ervoor zorgen dat deze mechanismen behouden blijven om mogelijk op een latere datum te worden ingevoerd.
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verandering in de zuivelsector is onvermijdelijk, maar er dient een goed begeleide overgang te komen om de Europese boeren een stabiele en schitterende toekomst te bieden. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij stemmen in met lijn van het verslag dat het belangrijk is om een belangrijke kwalitatieve stimulans aan het programma voor schoolmelk te geven. We betreuren het echter dat in de huidige vorm met de gekozen managementfilosofie en met de huidige toegekende middelen dit programma in veel opzichten een aanmoediging is geworden om te stoppen met het drinken van melk, gezien de slechte kwaliteit en de onbevredigende aard van de geboden producten in relatie tot de smaak van de leerlingen in het lagere vervolgonderwijs. We zijn het daarom eens dat de reeks producten in dit programma moet worden uitgebreid, zowel qua variatie als op het punt van de rationalisatie van voeding en dieet. Laten we er echter wel aan denken dat we eenvoudige kwesties als het gebrek aan koelsystemen dringend moeten oplossen, omdat dit scholen en veel Portugese leerlingen belet iets anders te gebruiken dan UHT-melk. De voedingswaarde van melk is bekend en we weten dat we de mensen moeten aansporen tot het drinken van melk. Maar om dat mogelijk te maken is er hulp nodig om kwaliteitsmelk te produceren en het zijn de talloze kleine kudden die de oplossing bieden; die ligt bij de grotere familieboerenbedrijven die door middel van niet-intensieve veehouderij de dorpsgemeenschappen in leven en het platteland bevolkt houden. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De verslagen over melkproducten van de Commissie landbouw vormen een allegaartje. De Junilijst steunt de Commissie voor wat betreft het punt dat de productie en de verkoop moet worden toegestaan van consumptiemelk die niet is ingedeeld in een van de drie categorieën die op dit moment van toepassing zijn. Een dergelijke liberalisatie is goed en maakt de zaken gemakkelijker voor Zweden dat sinds 1995 problemen heeft met de aanpassing van Zweedse tradities aan de rigide regels van de EU inzake melkproducten. De andere twee verslagen over melk bouwen voort op het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU en zijn door de Junilijst afgewezen. Melkproductie moet een zaak zijn van de vrije markt en onderworpen worden aan normale controles op levensmiddelen uit hoofde van de volksgezondheid. De amendementen van de Commissie landbouw in het verslag A6-0283/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten zijn eenvoudigweg absurd. De commissie doet het voorstel dat budgettaire besparingen in de melksector opnieuw worden verdeeld en dat een melkfondsherstructureringsprogramma wordt opgericht, dat steun wordt gegeven aan hen die in de melksector te maken hebben met een toenemende liberalisering van de markt, dat maatregelen ter bevordering van de afzet en inzake voorlichting op voedingsgebied (promotional activities) voor de melksector worden versterkt, dat steun wordt gegeven voor melkproductie in berggebieden en dat de schoolmelkregeling wordt versterkt. Wij zijn sterk gekant tegen deze voorstellen. De Junilijst zou opmerken dat het wel zo goed is dat het Europees Parlement geen medebeslissingsbevoegdheid heeft in het landbouwbeleid van de EU, omdat de Unie dan in de val zou lopen van protectionisme en aanzienlijke subsidies voor alle verschillende groepen in de landbouwsector. Christel Schaldemose (PSE), schriftelijk. − (DA) De Deense afgevaardigden van de Socialistische Fractie in het Europees Parlement – de heer Rasmussen, mevrouw Thomsen,
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mevrouw Schaldemose, en de heren Jørgensen en Christensen – hebben niet alleen tegen de voorstellen gestemd, maar eveneens tegen de door het Parlement voorgestelde amendementen. Naar de mening van de delegatie is hervorming van de schoolmelkregeling noodzakelijk, maar het voorstel gaat niet ver genoeg. De delegatie is van oordeel dat steun voor melk met een hoog vetgehalte volledig moet worden afgeschaft, terwijl gezonde melk de meeste steun behoort te ontvangen. De delegatie benadrukt echter dat ze steun geeft aan de hervorming van de landbouwsteun van de EU in de richting van een grotere marktoriëntatie, en dat het landbouwbeleid van de EU onder meer moet worden gekoppeld aan milieubeleid en initiatieven op het gebied van volksgezondheid. Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Om de integriteit van dit Parlement te waarborgen, dienen alle leden met een financieel belang in de zuivelsector te verklaren dat ze een belang hebben bij deze stemmingen. - Resolutie: B6-0267/2007 Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat ik van mening ben dat we na enige tijd moeten onderzoeken en beoordelen of deze maatregel ook echt nuttig en effectief is. Als de maatregel niet effectief is, moeten we hem afschaffen. Als de maatregel gedeeltelijk effect en nut heeft, zullen er geëigende aanpassingen nodig zijn. In ieder geval moeten we toewerken naar een gestandaardiseerde implementatie, dat wil zeggen naar uniformiteit bij de controles, zodat er een einde komt aan de ergerniswekkende situaties waarmee we op dit moment op de luchthavens worden geconfronteerd. John Attard-Montalto (PSE). – (MT) Ik wil graag uitleggen dat er geen enkel compromis mag worden gesloten als het om de veiligheid gaat. We moeten begrip tonen voor beperkingen als het meenemen van vloeistoffen in een vliegtuig. Het is waar dat het een ongemak vormt, het is waar dat het vervelend is om de dingen die je bij je hebt weg te moeten gooien, maar aan de andere kant staat de veiligheid voorop; veiligheid is de beste weg. Als de Britse geheime diensten ons vertellen dat er nog steeds een dreiging is, dan is er nog steeds een dreiging. We kunnen geen enkel compromis sluiten. Daarom moeten we zeer zorgvuldig zijn als we resoluties aannemen en moties aanvaarden die op deze zaak betrekking hebben, zodat we niet in enig opzicht zwak of lafhartig in onze houding lijken te zijn. Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Tijdens mijn geregelde zakenreizen ben ik getuige van vervelende problemen waarmee passagiers worden geconfronteerd die op luchthavens vloeistoffen in hun handbagage bij zich hebben. Passagiers moeten hun cosmetica afgeven. Ze kunnen gelukkig een halve liter mineraalwater drinken, maar aftershave of shampoo die de toegestane limiet overschrijden, eindigen in een gereedstaande container. Passagiers zien deze strenge luchthavencontroles als een schending van hun rechten. Ze weten niet waarom ze dit moeten doen en zijn boos op de Unie met haar bureaucratische regels. Het doel van hun vlucht is anders en daarom begrijpen ze niet waarom ze afstand moeten doen van elementaire verzorgingsproducten. Evenmin hebben de medewerkers de tijd noch de bereidheid die nodig is om de strenge regels te rechtvaardigen als een geschikte maatregel tegen terrorisme.
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik stem voor de ontwerpresolutie die voorstelt dat er een eind komt aan de controversiële maatregelen waardoor luchtreizigers worden getroffen en die de noodzaak benadrukt van onderzoek naar effectieve middelen om explosieven in vloeistoffen te ontdekken. Ik ben van oordeel dat de Europese Commissie het verbod op het meenemen van vloeistoffen aan boord van een vliegtuig grondig zal analyseren en – als er geen verdere feiten bekend worden – deze controversiële maatregel zal afschaffen. Gerard Batten, Derek Roland Clark, Nigel Farage, John Whittaker en Thomas Wise (IND/DEM), schriftelijk . – (EN) Hoewel UKIP ten principale elke intrekking van EU-regelgeving steunt, gaat het hier om een kwestie van nationale veiligheid en als zodanig zou de partij geen maatregel kunnen steunen die luchtreizigers en bemanning in gevaar zou kunnen brengen. Zoals de Britse regering heeft aangegeven, blijft het terrorisme een ernstige en voortdurende dreiging. Graham Booth (IND/DEM), schriftelijk . – (EN) Hoewel UKIP ten principale elke intrekking van EU-regelgeving steunt, gaat het hier om een kwestie van nationale veiligheid en als zodanig zou de partij geen maatregel kunnen steunen die luchtreizigers en bemanning in gevaar zou kunnen brengen. Zoals de Britse regering heeft aangegeven, blijft het terrorisme een ernstige en voortdurende dreiging. Visie van de regering van het Verenigd Koninkrijk: De regering is blij met de erkenning van de TRAN-commissie bij resolutie dat Europa een hoog veiligheidsniveau in de luchtvaart nodig heeft. Terrorisme blijft een ernstige en voortdurende dreiging. In de huidige situatie is het onpraktisch om meer dan een klein percentage te testen van de vloeistoffen die passagiers wensen mee te nemen. Terwijl er wordt gewerkt aan een betere, technologische oplossing vormen tot dat moment de voorlopige controles de enige behoorlijke garantie van de veiligheid van de passagiers. Glyn Ford (PSE), schriftelijk . − (EN) Ik stemde voor deze resolutie in het bijzonder vanwege de daarin besloten vraag om een beoordeling van de effectiviteit en billijkheid van Verordening (EG) nr. 1546/2006 (vloeistoffen die aan boord van luchtvaartuigen worden gebracht). Wat ik het meest absurd vind, is dat ik naar Europa kan vliegen met belastingvrije vloeistoffen – alcohol, parfum of buiten de EU gekocht voedsel – maar dat als ik op een ander vliegtuig binnen de EU moet overstappen, dit door de autoriteiten in beslag zal worden genomen. Is het niet bij de Commissie opgekomen dat terroristen zich waarschijnlijk sterker bewust zijn van de verordening dan de gemiddelde passagier en daarom dienovereenkomstig handelen? Het impliceert eveneens dat de veiligheid op alle buiten de EU gelegen luchthavens inferieur is aan de slechtste EU-luchthaven. Als een frequent luchtvaartpassagier vind ik dat moeilijk, zo niet onmogelijk om te geloven. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Met betrekking tot de verordening inzake het meenemen van vloeistoffen aan boord van vliegtuigen ben ik van oordeel dat het aannemen van het amendement – dat ook door onze Fractie in ingediend – dat de Europese Commissie “uitnodigt” die verordening in te trekken een positieve stap is, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat deze effectief is op het punt van veiligheid en er evenmin overtuigende feiten zijn gepresenteerd, zoals beloofd was, door middel van een uitputtend openbaar verslag. Voorts werd benadrukt dat als de Commissie van plan is een verordening van deze aard in de toekomst te presenteren, zij eerst een verslag dient op te stellen waarin wordt aangetoond dat een dergelijke maatregel effectief zal zijn.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil er op wijzen dat, hoewel de huidige verordening wordt toegepast, de Commissie zelfs geen specifieke verklaring van de verboden en beperkingen waaraan het publiek wordt onderworpen, een lijst met uitzonderingen op deze regels of de redenen voor de maatregel heeft gepubliceerd of aan het publiek beschikbaar heeft gesteld. Evenmin zorgde de Commissie ervoor dat de luchtreizigers volledig en correct werden geïnformeerd over hun rechten vooral met betrekking tot gevallen van machtsmisbruik bij de toepassing van veiligheidsregels. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk . – (EN) Ik steun maatregelen ter herziening van de huidige beperkingen inzake de hoeveelheid vloeistoffen die passagiers aan boord van vliegtuigen in de EU mogen brengen. Ik stemde voor de resolutie die aan de Europese Commissie vraagt om de beperkingen te herzien en ervoor te zorgen dat ze in verhouding staan tot de risico’s. We hebben beperkingen nodig die realistisch zijn en in verhouding staan tot de mogelijke dreiging. We nemen de noodzaak van bescherming tegen terroristische dreigingen zeer serieus, maar onze maatregelen moeten proportioneel en gerechtvaardigd zijn. Er bestaat bij verscheidene partijen bezorgdheid dat de huidige beperkingen die door de Europese Commissie zijn getroffen disproportioneel kostbaar zijn en ontwrichtend werken. Ik zie graag dat de situatie opnieuw wordt bekeken, en, als deze beperkingen blijven, dat de Commissie dan duidelijk aangeeft waarom ze precies nodig zijn. Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk . − (EN) De Britse conservatieven staan geheel achter een herziening van de regeling inzake de vloeistoffen die passagiers wel of niet aan boord van vliegtuigen mogen meenemen. De manier waarop deze verordening binnen de EU is toegepast, is verschillend. Dat heeft geleid tot inconsistenties en onmiskenbare onbillijkheden. Iedere herziening dient dit aspect als een spoedkwestie behandelen. We vinden het echter niet juist om in dit stadium op te roepen tot een intrekking van de regelingen, gezien het beginsel dat niet vooruit dient te worden gelopen op de uitkomst van een onderzoek door deskundigen en dat de bescherming van het publiek voorop moet staan. Roger Knapman (IND/DEM), schriftelijk . − (EN) UKIP ondersteunt de intrekking van alle EU-regelgeving. Dit is echter een bijzondere maatregel die voor passagiers en bemanning een gevaar oplevert en die we daarom niet kunnen ondersteunen. David Martin (PSE), schriftelijk . − (EN) Ik stemde tegen deze resolutie die bedoeld is ter intrekking van bestaande regelgeving die vorig jaar werd ingevoerd en die beperkingen oplegt met betrekking tot vloeistoffen aan boord van vliegtuigen. Ik ben bezorgd dat Britse liberale en groene leden van het Europees Parlement nu de mogelijkheid hebben geschapen om deze regeling in te trekken, zelfs tegen het klemmende advies van zowel de veiligheidsdiensten als het ministerie van transport om deze regeling in stand te houden. Hoewel ik instem met een doorlopende herziening van de regelgeving, is het zowel voorbarig als gevaarlijk om de huidige regelgeving in te trekken. Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik vind dat er sprake is van een reële bedreiging van de veiligheid in het luchtvervoer en dat de daarmee gepaard gaande risico’s enorm zijn. Daarom ben ik van mening dat het ongemak voor passagiers in verhouding staat tot datgene wat we beschermen en dat er in de kwestie hier geen sprake is van schending van rechten, vrijheden of waarborgen, maar eenvoudigweg van een technische maatregel die bewezen heeft effectief te zijn. Ik ben daarom van oordeel dat het Europees Parlement te gehaast is
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en zijn bevoegdheid overschrijdt door te vragen dat de Verordening inzake vloeistoffen die aan boord van een vliegtuig worden gebracht, niet moet worden ten uitvoer gelegd tenzij er nieuwe aanwijzingen zijn die een dergelijke tenuitvoerlegging steunen. Het voorzorgsbeginsel zou voorschrijven dat het beter is enig licht ongemak te ondervinden dan met een ramp te maken te krijgen. Het veiligheidsbeginsel schrijft voor dat we de dingen niet gemakkelijker moeten maken, tenzij we zeker zijn van de eraan verbonden risico’s. Ik stemde tegen de ontwerpresolutie waarin maatregelen worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (meebrengen van vloeistoffen aan boord van een vliegtuig). Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Op een moment dat een groot aantal vakantiegangers weer aan het werk gaat, is het verstandig na te denken over enkele veiligheidsregels aan boord van vliegtuigen en op luchthavens. Als geheugensteuntje: jaarlijks passeren er meer dan zestien miljoen passagiers de nationale luchthaven van Brussel en sinds november vorig jaar zijn zij onderworpen aan een verbod op het meevoeren van vloeistoffen in hun handbagage. Volgens mij is er geen sprake van afbreuk doen aan de veiligheid. Een groot aantal passagiers heeft echter geklaagd over de manier waarop dit verbod op de verschillende Europese vliegvelden wordt gehandhaafd: op sommige vliegvelden kunnen zij op de luchthaven gekochte producten meenemen in hun handbagage, op andere niet. Daar komt bij dat het lastig is zo’n soort maatregel op passagiers toe te passen als de toegevoegde waarde op het punt van veiligheid niet boven twijfel is verheven en dat lijkt niet het geval te zijn. Het lijkt mij dus redelijk om aan de Commissie te vragen de redelijkheid van deze maatregel aan te tonen en, als dit bewezen is, te zorgen voor uniforme toepassing met een grote transparantie. Op die manier zullen de reizigers eindelijk weten wat ze moeten doen. Peter Skinner (PSE), schriftelijk . − (EN) Ik stemde tegen dit verslag, omdat het belangrijk is dat deze maatregel niet wordt ingetrokken. Wel is het echt zinvol om de gevolgen van deze maatregel te onderzoeken. De passagiers die via Europese luchthavens zoals Gatwick in mijn regio reizen, zijn vaak in verwarring en ontdaan door de toepassing van deze regeling. In het bijzonder de manier waarop van passagiers wordt verwacht dat ze hun “belastingvrij” op een luchthaven gekochte vloeistoffen moeten geven aan de autoriteiten die handbagage controleren. Het probleem schijnt te liggen bij passagiers die onderweg zijn en die op de luchthaven “op doorreis” aankopen doen en vervolgens trachten om via de beveiligingscontrole hun vlucht te vervolgen. Ik was tegen een volledige intrekking, omdat er nog steeds terechte zorgen zijn over de veiligheid die onze eerste prioriteit moet zijn. Er zijn ook alternatieven voor een eenvoudige intrekking die gerieflijker zijn voor de passagiers en waarbij de veiligheid gehandhaafd blijft. Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk . − (EN) De huidige, ondoordachte beveiligingsmaatregelen op luchthavens en in vliegtuigen zijn een ongelukkige en voortdurende herinnering aan het terrorisme. Ze zijn niet bevorderlijk voor het vertrouwen van de burger. Er moeten beveiligingscontroles zijn – zowel aan de publieke kant als aan de luchtzijde (airside). Maar deze zouden zinvol en flexibel moeten zijn. Boven alles, zouden
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ze effectiever moeten worden. Dit houdt “profilering” in, een kernmaatregel die wordt vermeden uit angst voor een beschuldiging van “discriminatie”. Het is merkwaardig dat de Europese Commissie denkt groen licht te hebben gegeven aan nieuwe veiligheidsmaatregelen voor de Europese luchthavens. Regeringen van EU-landen dienen hun maatregelen te coördineren, maar dit dient geen voorwendsel te zijn om de competentie van de Commissie naar nieuwe gebieden uit te breiden. Zeker, de Britse regering dient zich te verzetten tegen elke verdere poging om ons nationale veto op het gebied van justitie en politie op te heffen. De International Civil Aviation Organisation, met haar mondiale bereik is het geschikte lichaam om ervoor te zorgen dat de luchthavens overal ter wereld voldoen aan de veiligheidseisen. We onthielden ons van stemming over de resolutie. - Verslag-Ayala Sender (A6-0286/2007) Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde vóór het verslag van mijn collega mevrouw Ayala Sender, dat ingaat op de mededeling van de Commissie over de goederenlogistiek in Europa en duurzame mobiliteit. We kijken uit naar het verslag van de Commissie over het actieplan voor goederenlogistiek in de herfst 2007. De tijd dringt echter dat er over het onderwerp logistiek een debat wordt begonnen over het ambitieuze Europese beleid inzake territoriale ontwikkeling, dat in het bijzonder gebaseerd is op de financiering van de infrastructuur (autosnelwegen, spoorwegen, luchthavens, havens, nieuwe technologieën, satellieten, enzovoort) met behulp van vreemd vermogen door, bijvoorbeeld meer gebruik te maken van de Europese Investeringsbank (EIB), die ongeveer 1 000 miljard euro kan vrijmaken van het investeringspotentieel over 10 jaar, publiek-private partnerschappen (PPP’s), enzovoort. Een ambitieus Europees beleid inzake territoriale ontwikkeling dat is gebaseerd op aanzienlijke investeringen is een van de voorwaarden zijn om logistieke ondernemers in staat te stellen hun taak naar behoren en kostenefficiënt te vervullen met inachtneming van het milieu. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) − Het is terecht om samen te werken aan het inrichten van een soepel functionerend vervoerssysteem tussen lidstaten met een zienswijze over het stimuleren van de interne markt. Wij stellen echter vraagtekens bij veel afzonderlijke punten in dit verslag. Zo delen wij niet de visie dat het gemeenschappelijk vervoersbeleid te weinig middelen krijgt en dat EU verdere investeringen op dit gebied moet doen. We twijfelen aan de noodzaak tot gemeenschappelijke opleidingsnormen voor personeel dat betrokken is bij vervoer en logistiek, omdat we er alle vertrouwen in hebben dat elke lidstaat in staat is dit gebied op bevredigende wijze te beheersen. Ten slotte zijn we van oordeel dat de lidstaten onafhankelijk moeten besluiten of er al dan niet vrachtwagens van zestig ton worden toegelaten. Vanwege deze kritische kanttekening hebben we ervoor gekozen tegen het verslag te stemmen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Hoewel veel overwegingen met betrekking tot dit verslag een vermelding verdienen, moeten we in deze stemverklaring erop wijzen dat we niet begrijpen waarom het door ons voorgestelde amendement werd verworpen. Dit amendement streefde naar het opnemen van een vermelding van de buitenste regio’s – zoals de Azoren en Madeira – binnen de vaststelling van de prioriteiten voor goederenlogistiek in de verschillende EU-landen. Onze amendementen die werden verworpen, legden het accent op:
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- het strategisch belang van overheidsdiensten en hun bijdragen aan de publieke sector bij de bevordering van economische, sociale en territoriale cohesie, en kritiek op beleidsopvattingen die de rol van de staat als verschaffer van openbare diensten betwisten; - het stimulerend effect van overheidsinvesteringen die medegefinancierd worden door het Structuurfonds krachtens het cohesiebeleid dat private investeringen aantrekt en de mogelijkheid van het gebruik van gemeenschapsfondsen om private investeringen te financieren in die gevallen waarin er geen overheidsinvesteringsstrategie is. De verwerping is des te opmerkelijker aangezien het verslag er nota van neemt dat logistiek in eerste instantie een zakelijke activiteit is, maar dat de overheid als katalysator kan dienen en verzoekt om bij het financieren van logistiek als onderdeel van het actieplan de beste praktijk tot algemene leidraad te maken, zoals verschillende initiatieven voor het gebruik van gecombineerde privé- en overheidsfinanciering. Voor de goede verstaander… Dieter-Lebrecht Koch (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Ik heb vooral voor de richtlijn gestemd omdat ze het publiek meer bewust maakt van de vervoerssector. Vervoerslogistiek is per slot van rekening een van de bepalende factoren voor economische groei, concurrentievermogen en leefbaarheid in Europa en draagt bij aan het verminderen van de belasting van het milieu. Wat naar mijn idee echter niet in deze richtlijn thuishoort, zijn de te weinig onderbouwde en kortzichtige uitspraken over de toelating van extra lange vrachtwagens. Ik stem alleen voor de richtlijn omdat ik hoop dat de Commissie deze kwestie op korte termijn oppakt en apart regelt. Daarbij moet zowel op veiligheids- en milieuaspecten als op vervoers- en logistieke aspecten worden gelet. De nieuwste technologische verworvenheden moeten even goed aan de orde komen als de mogelijkheden om op politiek niveau strenge regels voor het gebruik van dergelijke voertuigen vast te stellen. Voorbeelden zijn voorschriften voor het gebruik van rijhulpsystemen zoals hulpsystemen bij het remmen en het wisselen van rijbaan, adaptieve cruisecontrol, camerabewaking rondom het voertuig, maar ook voorschriften voor bestuurbare assen en de verdeling van de aandrijfkracht over verschillende wielen. Ten slotte moet men bij extra lange vrachtwagens niet automatisch denken aan een toelaatbaar totaalgewicht van 60 ton. Men dient ook te bedenken dat extra lange vrachtwagens met een totaalgewicht van 44 ton juist wegen ontlasten, enorme voordelen voor de economie, het vervoer en het milieu opleveren en het vervoer per spoor niet benadelen, omdat dat de toenemende vervoersbehoefte helemaal niet kan opvangen. Robert Navarro (PSE), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik blij ben met de aanneming van het initiatiefverslag van mevrouw Ayala Sender over logistiek, dat het belang onderstreept van intermodaliteit voor een schoner en duurzamer vervoer, kan ik slechts treuren om de aanneming van paragraaf 21 waar ik in de Commissie vervoer en toerisme al tegen heb gestemd. Ik stemde tegen deze paragraaf omdat zestig-ton vrachtwagens, waar deze paragraaf nu juist de deur voor opende, gevaarlijk zijn voor het milieu en voor de weggebruikers, omdat onze wegen niet berekend zijn op het dragen van deze ladingen. De argumenten van de wegenpressiegroepen zijn bedrieglijk: terwijl de laadcapaciteit van de huidige zware vrachtwagens al onderbenut is, is de reductie van vervuilende brandstofuitstoot waarmee mensen ons proberen te lokken op basis van “minder voertuigen voor meer vervoerde goederen” een truc. Wat betreft de impact van deze bakbeesten op onze infrastructuur, het
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zal uiteindelijk terechtkomen op de schouders van belastingbetalers vanwege explosieve budgetten voor herstellingswerkzaamheden van wegen. Ten slotte, wat betreft de veiligheid op de weg, afgezien van de risico’s veroorzaakt door schade aan de infrastructuur vertegenwoordigt de reusachtige afmeting van deze monsters op de weg een gevaar voor alle andere gebruikers. Brian Simpson (PSE), schriftelijk . – (EN) Hoewel ik het verslag van Ayala Sender zal steunen, omdat het een aantal goede en constructieve voorstellen bevat met betrekking tot het technische onderwerp van goederenlogistiek, ben ik op een aantal punten bezorgd. Een van de dingen die mij zorgen baren, is de mogelijkheid van het introduceren van 60-tons megavrachtwagens door heel Europa. Dat is volgens mij een ondoordacht en ongeschikt idee, nu het slecht gaat met het goederenvervoer per spoor en de nationale infrastructuren geen 60-tons vrachtwagens kunnen verwerken. Het lijkt daarom dwaas om het huidige maximaal gewicht los te laten. Ik begrijp dat sommige landen al 60-tons vrachtwagens hebben. Daarom is het juist om lidstaten zelf te laten beslissen wat hun nationaal toegestaan maximaal gewicht mag zijn. Dit dient echter niet te worden beschouwd als het geven van groen licht aan 60-tons vrachtwagens als zodanig, noch dient het te worden gezien als een soort van “eerste stap”-scenario die tot grote gevolgen kan leiden. Helaas kreeg het uitstekende verslag van mevrouw Ayala Sender een onbillijke behandeling, omdat leden en de media slechts een onderdeel daarvan hadden uitgelicht, namelijk 60-tons megavrachtwagens. Het is daarom terecht om nog eens te herhalen dat er geen verplichting bestaat voor de lidstaten om deze megavrachtwagens op hun nationale wegennet toe te laten. Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem vóór het verslag van Inés Ayala Sender over goederenlogistiek in Europa – sleutel tot duurzame mobiliteit. Mevrouw Ayala Sender heeft een zeer goed verslag gepresenteerd dat een diepgaande analyse van dit belangrijke vraagstuk verschaft. Zonder een effectieve logistieke sector zijn doelen met betrekking tot groei, werkgelegenheid en toenemende aantrekkingskracht van de Europese Unie voor investeerders en werknemers – met andere woorden, de belangrijke pijlers van de strategie van Lissabon – niet haalbaar. Logistiek vormt een belangrijk element in de ontwikkeling van Europa en zijn concurrentievermogen in de internationale arena. De totale logistieke activiteiten vormen dertien procent van het BNP in de EU. We moeten ook de enorme uitwerking van de juiste logistieke oplossingen op de beperking van de milieuvervuiling voor ogen houden, en de wijze waarop het energieverbruik wordt beperkt. Mijn standpunt is dat we een verslag moeten steunen dat ernaar streeft vorm te geven aan een actieplan op het gebied van logistiek op Europees niveau. - Resolutie: B6-0322/2007 Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde vóór de ontwerpresolutie van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken waarin wordt gesteld dat het netwerk van EURES (European Employment Services – Europees netwerk voor de werkgelegenheid) moet uitgroeien tot een belangrijk communicatieplatform voor de Europese arbeidsmarkt en een centraal aanspreekpunt voor geografische en beroepsmobiliteit. Dit centraal aanspreekpunt moet erop gericht zijn de bestaande hinderpalen, met name in
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beroepsgerelateerde socialezekerheidskwesties, uit de weg te ruimen en alle werknemers te informeren over hun individuele rechten, Geografische en beroepsmobiliteit is een onmisbaar instrument voor het succes van de herziene strategie van Lissabon en meer in het algemeen voor de goede werking van de interne markt op basis van de sociale markteconomie. Het is een belangrijke uitdaging voor de invoering van de “flexizekerheid” bij de aanpak van de werkgelegenheid, dat wil zeggen een aanpak die een grotere flexibiliteit toelaat bij het beheer van de menselijke hulpbronnen, terwijl deze de zekerheid van de baan biedt die door onze medeburgers wordt verwacht. Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde vóór de resolutie betreffende het EURES-activiteitenverslag 2004-2005 over de bijdrage van EURES aan één Europese arbeidsmarkt. Ik meen dat geografische en beroepsmobiliteit een onmisbaar instrument is voor het succes van de herziene strategie van Lissabon. In dit opzicht vind ik dat de Europese Commissie de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers verder moet bevorderen door middel van een groter budget voor 2007 om projecten op het gebied van internationale personeelswerving en grensoverschrijdende partnerschappen te steunen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het EURES-netwerk wordt voorgesteld als een mogelijk communicatieplatform voor de Europese arbeidsmarkt, dat wil zeggen als een factor die kan bijdragen om de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers te stimuleren. Het netwerk moet zich ook richten op de huidige tekortkomingen op het punt van informatieverstrekking ter vermijding van de afschuwelijke situaties waarmee werknemers in verschillende landen worden geconfronteerd wanneer ze daarheen moeten migreren voor werk, in het algemeen vanwege de werkloosheid in hun eigen land, zoals het geval is bij Portugese werknemers. We moeten de informatievoorziening verbeteren over sociale zekerheid en over rechten van werknemers met betrekking tot vakantie, loon, uitkering wegens ziekte en vergoedingen voor onderwijs en opleiding. We moeten ervoor zorgen dat de rechten van werknemers die in een ander land dan hun land van oorsprong gaan werken naar behoren worden erkend en nageleefd. Een belangrijke kwestie die moet worden aangepakt, is het gebrek aan controle. Het is bekend dat van werknemers wordt geëist dat ze lange werkdagen maken, zonder behoorlijke huisvesting en zelfs zonder arbeidscontact. Vaak krijgen ze veel minder loon dan aanvankelijk was afgesproken. Deze vraagstukken moeten worden aangepakt als we willen komen tot een probleemloze mobiliteit van werknemers - Verslag-Foglietta (A6-0303/2007) Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Ik steunde het verslag gericht op het bijdragen aan een vermindering van het alcoholgebruik in de gevallen waarin het excessief en gevaarlijk is. Ik steun ook de 0,00% grens maar voor alleen beroepschauffeurs. Ik ben tegen waarschuwingsetiketten die ongedifferentieerd worden toegepast. Die beschouw ik als vrijblijvend en vallend buiten de bevoegdheid van de EU. Ik meen dat het de verantwoordelijkheid is van de nationale parlementen om dergelijke maatregelen aan te nemen. Maatregelen dienen niet ongedifferentieerd te worden toegepast, niet populistisch
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
of vrijblijvend te zijn, maar zich eerder te richten op onderwijs aan risicodoelgroepen die bedreigd worden met excessief alcoholgebruik. Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de presentatie van het initiatiefverslag van de heer Foglietta heeft commentaren ontlokt die zouden kunnen leiden tot de veronderstelling dat alle leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en de Europese Democraten het ernstige probleem van alcoholisme onderschatten. De terloopsheid waarmee de problemen van de afhankelijkheid van alcohol worden verborgen uit ontzag voor de producenten van alcoholische dranken en hun pressiegroepen kan ik niet goedkeuren. De bescherming van jonge mensen verdient een betere inzet. Dat geldt ook voor de behandeling van alcoholisme als een ernstige ziekte die iedereen in de omgeving van de betreffende persoon raakt. Uiteindelijk zal dit initiatiefverslag niets veranderen aan de werkelijke situatie. Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben bij de eindstemming vóór het verslag gestemd. We zouden niettemin liever hebben gekozen voor strengere voorwaarden bij waarschuwingen op flessen met sterkedrank en bij de risico’s van alcoholgebruik door vrouwen tijdens zwangerschap. We betreuren het dat het Parlement niet in staat was in de plenaire behandeling de amendementen en de gedeelten van de bestaande tekst die daarmee overeenstemmen, te steunen. Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde vóór het initiatiefverslag van de heer Foglietta over een strategie van de Europese Unie voor ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade. De Commissie deed er goed aan een mededeling te publiceren over alcoholmisbruik en de schadelijke gevolgen daarvan voor de gezondheid. Ik steun de aanbevelingen, met inachtneming van het beginsel van subsidiariteit, voor ambitieuze algemene doelstellingen voor de lidstaten met het oog op het terugdringen van alcoholmisbruik, vooral bij kwetsbare sociale groepen zoals kinderen, jonge mensen en zwangere vrouwen. Ik ben blij dat EP-parlementariërs in hun wijsheid erkennen dat het gebruik van alcoholische producten kan worden beschouwd als onderdeel van het cultureel erfgoed en de levensstijl van Europa, en dat lage alcoholconsumptie (tien gram per dag) onder bepaalde omstandigheden helpt sommige aandoeningen te voorkomen. Liam Aylward (UEN), schriftelijk . − (EN) Na tabak en hoge bloeddruk staat alcoholmisbruik op de derde plaats van de belangrijkste oorzaken van gezondheidsstoornissen en voortijdige sterfgevallen in de EU, die miljoenen aan gezondheidszorg kosten. Met alcohol verband houdende verkeersongevallen blijven levens eisen, terwijl met alcohol verband houdende delicten op het gebied van openbare orde en het alcoholgebruik door minderjarigen in heel Europa toenemen. Het beste instrument voor een efficiënt terugdringen van schade die verband houdt met alcoholgebruik is een werkelijk besef ervan in combinatie met handhaving. Effectieve voorlichting thuis en op school vanaf het basisonderwijs dient voorop te staan. Mannen en vrouwen dienen beter te worden voorgelicht over het risico van alcohol tijdens de zwangerschap en over FASD in het bijzonder. Ik steun de oorspronkelijke bewoordingen van het rapport waarin nadruk wordt gelegd op een geschikte waarschuwing op de verpakking van alcoholhoudende dranken die vrouwen ervan zou kunnen weerhouden voor en tijdens de zwangerschap alcohol te drinken. Ik roep de Ierse regering op om
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderzoek in te stellen naar een verplichte etikettering van alcoholhoudende drank om dit syndroom aan te pakken. Ik ben er een groot voorstander van de Commissie te vragen een onafhankelijk onderzoek te bevorderen naar de resultaten van innovatieve communicatiemiddelen, waaronder etikettering als manier om riskante en nadelige alcoholconsumptie te verminderen. Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. – (DA) De Junibeweging is voorstander van waarschuwingsetiketten op alcoholische dranken. Wanneer deze voorstellen terugkomen in het Parlement zullen wij minimale regelgeving voor etikettering nastreven, zodat de lidstaten regelgeving kunnen opstellen in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel. Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Naar mijn mening nemen de problemen die samenhangen met alcoholmisbruik in alle EU-lidstaten zorgwekkende afmetingen aan. Naast het traditioneel uitbundige alcoholgebruik dat per regio en per lidstaat verschilt, is het noodzakelijk eraan te denken dat regelmatig, excessief alcoholgebruik een schadelijk effect op de gezondheid en ernstige, directe gevolgen heeft: verkeersongevallen en antisociaal gedrag. Daarom moeten we dringend alcoholproducenten en distributeurs aan hun verantwoordelijkheden herinneren, ondernemers in de sector vragen de noodzakelijke steun te verlenen, scholen en gezinnen erbij betrekken, een boodschap aan jonge mensen brengen met positieve voorbeelden en het bewustzijn voor risico’s vergroten onder de kwetsbare sectoren van de samenleving. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het verslag brengt zonder in detail te treden het centrale vraagstuk van de onderliggende oorzaken van alcoholmisbruik terloops ter sprake en heeft daarom het nadeel van wat we een cognitief-repressieve aanpak noemen die gebaseerd is op de inschatting van het evenwicht tussen risico, dreiging en bestraffing. Laten we eraan denken dat elk verslavend middel en elk verslavend gedrag zijn eigen kenmerken heeft. Het verslag vermeldt de noodzaak om effectieve conclusies te trekken op basis van de verzamelde gegevens, maar slaat een weg in die naar een reeds uitgemaakte conclusie lijkt te leiden. Voordat we de grote kwestie “alcohol en de werkplek” aanpakken, behoren we het kapitale belang van rolmodellen bij de vorming van waarden en attitudes van jonge mensen te benadrukken. Zelfs bedrijfsgeneeskunde, die hier een centrale rol dient te spelen bij de preventie en therapeutische begeleiding, wordt gezien als een verlenging van de repressieve of uitbuitende arm van de werkgever in plaats van een onafhankelijke methode ter voorkoming van gezondheidsproblemen en ter bevordering van de gezondheid. Er moet een begrotingspost komen voor het financieren van programma’s ter ondersteuning van werknemers die lijden aan stress op de werkplek, excessieve werkdruk, werkloosheid en baanonzekerheid, gericht op herkenning en behandeling van afhankelijkheid van alcohol, verbetering van werkomstandigheden, voorkoming van ziekte en bevordering van de gezondheid. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De Junilijst heeft ervoor gekozen om tegen het verslag en een aantal amendementen te stemmen. Alcoholbeleid moet een nationale zaak zijn en kan daarom niet worden vormgegeven op
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
EU-niveau. Elke lidstaat heeft zijn eigen drinkcultuur die de basis moet voor vormen voor de activiteiten van zijn burgers om de aan alcohol gerelateerde schade te verminderen. Evenals op bijna alle andere gebieden worden internationale vorderingen dit gebied geboekt als landen hun weg langs verschillende wegen zoeken. Door lessen te trekken uit ervaringen van andere landen kan elk land zijn eigen alcoholstrategie op de best mogelijke manier ontwikkelen. Een dergelijke institutionele wedijver tussen landen is de reden voor historische successen van de Europese landen op bijna elk gebied. Het Parlement moet die wedijver niet belemmeren door het homogeniseren op EU-niveau door te drijven. Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik stemde vóór dit verslag dat een aantal concrete voorstellen doet ter voorkoming van alcoholmisbruik onder kwetsbare groepen zoals jonge mensen en zwangere vrouwen. Het verslag demoniseert niet een matige consumptie van wijn (behalve in het specifieke geval van zwangere vrouwen) die deel uitmaakt van onze cultuur en tradities, maar richt zich op alcoholmisbruik. Ik ben ook blij met de voorgestelde maatregelen om aan zwangere vrouwen meer informatie te verstrekken over de risico’s die samenhangen met alcoholconsumptie tijdens de zwangerschap. Alcoholconsumptie, zelfs in kleine hoeveelheden, is schadelijk voor de foetus. Gezichtsafwijkingen, microcefalie, neurologische problemen met opgewondenheid, gedragsproblemen, cognitieve problemen of zelfs achterlijkheid. Dit zijn enkele van de risico’s voor het kind. Tot slot, ik ben tevreden met het voorstel om een passende mededeling gericht aan zwangere vrouwen via gezondheidsdiensten uit te doen gaan. Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) We zouden allemaal de riskante en nadelige alcoholconsumptie willen bestrijden, vooral bij jonge mensen die als nieuwste modieuze uitspatting het zoals de Duitsers dit noemen Koma-Saufen (comadrinken) kennen, een begrip dat in mijn eigen land heel bekend is. Ik erken de bevoegdheid van de Europese Unie bij problemen op het terrein van de volksgezondheid en de rol die zij speelt bij de bevordering van de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten. De resolutie benadrukt helaas slechts de schadelijke gevolgen van alcohol en niet de voordelen van een matig gebruik ervan. Het is wetenschappelijk bewezen dat een matig gebruik van wijn een preventief effect heeft op hart- en vaatziekte, kanker en dementie. Maar het is vanwege Europese regelgeving verboden deze nuttige informatie op etiketten te vermelden. Waarom vrouwen voor en tijdens de zwangerschap waarschuwen en het effect van alcoholisme op zich voortplantende mannen veronachtzamen? Waarom hogere belastingen op alcoholische dranken aanbevelen als het duidelijk is dat alcoholisme het ergst is in landen met zeer hoge belastingen? Ik wil het feit benadrukken dat er op Europees niveau geen sprake kan zijn van het bepalen van een toegestaan alcoholpromillage voor alle chauffeurs. Een nultolerantiebeleid voor chauffeurs die misdrijven begaan, al of niet onder invloed van alcohol, zou effectiever zijn in de strijd tegen de toename van het aantal verkeersslachtoffers.
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk . − (EN) Ik stemde voor het bovengenoemde verslag en ben blij met de invoeging van wijzigingsvoorstel in hoofdstuk 16, waarbij ik vóór heb gestemd, waarin de schadelijke effecten van alcoholconsumptie tijdens de zwangerschap worden benadrukt. Tegenwoordig mogen lidstaten gebruik maken van etikettering om consumenten te informeren over de potentieel schadelijke effecten van alcoholconsumptie, en dit is iets dat de Ierse regering beslist in overweging dient te nemen. Een zinvolle vooruitgang in termen van etikettering kan uitsluitend worden bereikt door een zekere mate van EU-harmonisatie op dit gebied. Ik kijk uit naar de publicatie van het onderzoek van de Commissie naar de resultaten van innovatieve middelen van communicatie om riskante en nadelige alcoholconsumptie voor 1 januari 2010 terug te brengen, zoals wordt aanbevolen in het bovengenoemde verslag. David Martin (PSE), schriftelijk . – (EN) Ik steunde dit verslag en ben blij dat er nu een werkelijke inspanning komt om alcoholconsumptie door minderjarigen en drinkgelagen aan te pakken. Ik steun ook de aanbeveling dat het maximaal toegestane alcoholpercentage in het bloed zo dicht mogelijk komt te liggen bij 0,00 procent, vooral voor nieuwe bestuurders van motorrijtuigen, hoewel ik besef dat een maximumgrens van 0,00 procent onpraktisch is. Ik geloof dat we alcopops los moeten zien van licht alcoholische drank in de supermarkt en ik ben blij dat het verslag dit onderscheid maakt. Jean-Claude Martinez (ITS), schriftelijk. – (FR) Het is prima om voorschriften te geven over melk, over de distributie ervan op scholen of in het leger, of over het instellen van een nieuwe categorie, maar de zuivelsector is iets anders. In jaren tachtig van de vorige eeuw kregen we van de Commissie in Brussel te horen dat er melkmeren en boterbergen waren. Net als met graan werd er toen een “Malthusiaanse bureaucratie” ingevoerd. Onder de impuls van de Franse minister van landbouw, Michel Rocard, werden er melkquota uitgevonden. Dat is distributie, het opzettelijk produceren van schaarsheid Voor de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid belemmerden mensen zichzelf bij de productie en deden ze afstand van de natuurlijke rijkdommen. Het kan nog erger, om zeker ervan te zijn dat we schaarsheid realiseerden, gingen we ertoe over een onbezonnen premie te verstrekken voor het slachten van vee. Wat er moest gebeuren, is ook gebeurd. De belemmeringen voor de productie hebben de productie beperkt. Van de melkmeren naar het Aralmeer van de melk. Er is een tekort aan boter. Prijzen stijgen. Dit tekort was georganiseerd, op dezelfde manier als bij tarwe. Catherine Stihler (PSE), schriftelijk . - (EN) FAS (Foetaal Alcohol Syndroom) en FASD (Foetaal Alcohol Spectrum Disorder) dienen serieus als urgente zaken te worden beschouwd. Waarschuwingen voor FAS op alcoholhoudende producten, vergelijkbaar met die in de Verenigde Staten, in combinatie met een voorlichtingscampagne gericht op de volksgezondheid is een effectieve manier om te waarschuwen tegen de gevolgen van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Er bestaat geen veilige grens van alcoholconsumptie tijdens de zwangerschap en vrouwen hebben het recht om de feiten te kennen. De alcoholindustrie dient dit als een urgente zaak te behandelen. Ook dienen alle leden met een financieel belang in de alcoholindustrie een belangenverklaring af te leggen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
9. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) VOORZITTER: MAREK SIWIEC Ondervoorzitter 10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 11. Financiële instabiliteit en effect op de reële economie (debat) De Voorzitter. − Aan de orde zijn verklaringen van de Raad en de Commissie inzake financiële instabiliteit en effect op de reële economie. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, zoals u zich kunt voorstellen, is het nog te vroeg om de recente onrust op de financiële markten te evalueren. We moeten wachten op specifiekere economische gegevens en, zoals u weet, is de Raad sinds afgelopen juli niet bijeengekomen, maar ik ben het eens met de voorzitter van de Eurogroep, de heer Jean-Claude Juncker, als hij zegt dat op dit moment er geen merkbaar effect is op de groeivoorspellingen in het eurogebied als geheel. De Europese economie blijft haar sterke groei gebaseerd op solide fundamenten vertonen. Feitelijk heeft dit jaar zeer positieve resultaten laten zien op een aantal punten: vermindering van begrotingstekorten, stabiliteit van de euro, economische groei en werkgelegenheid. Het is tegen deze achtergrond dat we de recente financiële onrust die ik eerder noemde, moeten beschouwen. Dat is alles wat ik over deze kwestie voor dit moment kan zeggen. Ik weet zeker dat de informele bijeenkomst van de Ecofin-ministers op 14 en 15 september in de Portugese stad Porto, zoals gebruikelijk bij deze bijeenkomsten van de Raad, de economische en financiële situatie van de Europese Unie meer in detail zal analyseren op basis van veel completere en geactualiseerde gegevens. Ik wil u ook verzekeren dat het Portugese voorzitterschap doorgaat met het consolideren van een enkele markt voor financiële diensten. Ook de voortgaande hoge investering in convergentie van toezichthoudende praktijken en constante verbetering van het beleidskader tonen duidelijk aan dat we het belang van een kader dat de financiële stabiliteit bevordert, niet onderschatten. Tot slot, meer in het algemeen: het voorzitterschap staat volledig achter voortzetting van de tenuitvoerlegging van de agenda van Lissabon. Tenuitvoerlegging van die agenda is de beste bijdrage die we kunnen leveren aan de versterking van het groeipotentieel in de Europese economie en de handhaving van solide fundamenten. Het Portugese voorzitterschap blijft sterk gecommitteerd op dat terrein. Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de afgelopen weken is er op de financiële markten ernstige onrust geweest die oorspronkelijk is veroorzaakt door de ineenstorting van de subprime hypotheekmarkt in de VS.
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze ineenstorting strekte zich uit over alle financiële markten via aandelen en financiële producten die steunden op deze hypotheken die in de afgelopen jaren in grote aantallen door financiële instellingen over de hele wereld werden verworven. Kijken we naar de correcties op de aandelenmarkten over de afgelopen weken, dan zijn deze niet groter dan vorige marktcorrecties over de afgelopen twee jaar; maar wat er onlangs gebeurde is ongewoon in die zin dat het aanleiding gaf tot een liquiditeitscrisis in het interbancaire verkeer, hetgeen de centrale banken verplichtte om grote sommen geld te injecteren. De liquiditeitsproblemen houden duidelijk verband met een daling van het vertrouwen als gevolg van een gebrek aan informatie over de mondiale blootstelling van marktondernemers aan producten die gekoppeld zijn aan de Noord-Amerikaanse hypotheken met een hoog risico. Het effect van deze onrust kan verder reiken dan wat we tot nu toe hebben gezien en daarom vraagt het onze volledige aandacht en rechtvaardigt het volledig het debat van vandaag. Het is nog te vroeg om de consequenties van deze crisis op de reële economie te kwantificeren. Het uiteindelijke effect hangt principieel af van drie factoren. Ten eerste moeten we zien wat het directe effect van de ineenstorting van de Noord-Amerikaanse huizenmarkt is op de totale economie van de VS, al bestaat er geen twijfel over dat dit van negatieve aard zal zijn en dat de groei van de VS lager zal zijn dan tot nu toe is voorspeld. Gelet op de invloed van de economie van de VS op de mondiale economie, zal een groeivertraging in de Verenigde Staten enig effect hebben op de rest van de wereld, vooral op de Europese economieën. Dit effect kan in ons geval in beginsel beperkt zijn, aangezien de EU-landen hoofdzakelijk binnen de EU handeldrijven. Bovendien blijft de wereldeconomie een hoge mate van groei kennen, dankzij onder meer de dynamiek van de opkomende landen. Opkomende landen zijn door deze crisis zeker niet in hoge mate getroffen. Als we het mogelijk effect van de financiële onrust evalueren, is de tweede relevante factor de verandering in de financiële voorwaarden voor ondernemingen en huishoudens. We hebben al een herwaardering gezien van risicopremies om deze meer in overeenstemming te brengen met de werkelijke inschatting van dat risico. Dat is een correctie van de situatie waarin de overvloed aan liquiditeit heeft geleid tot enige ontspanning van de risicobeoordeling. Dit heeft positieve aspecten, maar als financiële voorwaarden voorbij bepaalde grenzen worden aangescherpt, zal de economische activiteit ongetwijfeld worden getroffen door een verminderde beschikbaarheid van kapitaal. De derde factor, die waarschijnlijk de belangrijkste is maar het moeilijkst te voorspellen, is het effect op het vertrouwen. Vertrouwen is belangrijkste drijfveer van besluiten over investering en koop, maar anders dan de voorgaande factoren, is het een subjectieve waarde die is gebaseerd op het totaal van berichten, percepties en informatie die door marktpartijen worden ontvangen Deze houden onder andere berichten in van overheidsfunctionarissen, hetzij van nationale regeringen, parlementaire vertegenwoordigers of internationale organisaties. Ik denk daarom dat dit debat een goede gelegenheid is, niet alleen om de directe consequenties te beoordelen van wat er de afgelopen weken op de markten is gebeurd, maar ook om onszelf te herinneren aan het feit – en dat ook te benadrukken – dat de Europese economie, zoals de vertegenwoordiger van de Raad zojuist zei, solide fundamenten blijft houden die niet substantieel worden getroffen door de recente onrust en dat daarom
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onze economie in een goede positie verkeert om de gerezen onzekerheden te boven te komen. Zoals ik hiervoor al heb gezegd, is wereldeconomie nog steeds uiterst dynamisch en daaraan is te danken dat er nog een handelsoverschot is in de externe sector van onze economie, zoals de nieuwste door Eurostat gepubliceerde statistieken laten zien. Investeringen, vooral in kapitaalgoederen, blijven op een hoog niveau en ondersteunen daarmee de huidige economische activiteit en anticiperen op toekomstige verbeteringen in de productiviteit. Particuliere consumptie doet haar voordeel met de voortdurende schepping van arbeidsplaatsen, zodat onze nieuwste statistieken een werkloosheidspercentage in het eurogebied en in de EU laten zien dat bijna vergelijkbaar is met historische laagterecords: in het geval van de eurozone ligt de werkloosheid beneden de zeven procent. De inflatie blijft stabiel. Dankzij dit alles boeken ondernemingen positieve resultaten die hen in staat moeten stellen tot omgang met elke aanscherping van krediet zonder hun investeringen en groeiplannen substantieel te moeten herzien. Om kort te gaan, dames en heren, gezien het feit dat een van de risico’s van achteruitgang waarvoor we enige tijd geleden hebben gewaarschuwd toen we onze economische voorspellingen publiceerden – risico’s van een achteruitgang in de hypotheeksector van de VS en het effect daarvan op de economie van de VS – werkelijkheid is geworden, lijdt het geen twijfel dat de groei dit jaar en volgend jaar in de Europese Unie en in de eurozone niet onze in mei gedane voorspellingen zal overstijgen. Niettemin hebben we goede redenen om vertrouwen te houden in de fundamenten van de Europese economie en haar vermogen om de huidige onrust te boven te komen. Volgende week dinsdag, op 11 september, zal ik namens de Commissie de tussentijdse groeivoorspellingen voor 2007 zowel voor de eurozone als voor de EU publiceren. Deze zullen ons een eerste indicatie geven van het mogelijk effect van de crisis. Op dezelfde dag ben ik in de gelegenheid om deze voorspellingen aan u te presenteren als ik verschijn in de Commissie economische en monetaire zaken. De voorspellingen voor 2008 en daarna zullen moeten wachten totdat we zoals gebruikelijk onze economische voorspellingen in november publiceren. Charlie McCreevy, lid van de Commissie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis rond de subprime hypotheken en haar mogelijke gevolgen in Europa hebben de afgelopen weken onze aandacht volop in beslag genomen. De Europese hypotheekmarkt heeft andere eigenschappen dan die van de Verenigde Staten. Daarom is het minder waarschijnlijk dat in Europa zich in de nabije toekomst problemen op een vergelijkbare schaal zullen voordoen. In vergelijking met de Verenigde Staten komen subprime leningen in de Europese Unie zeer beperkte mate voor. Zo hebben wij waarborgen in de vorm van leningsbepalingen en bovengrenzen aan de verhouding tussen de lening en tegenwaarde (loan to value). De recente beroering heeft echter duidelijk de interconnectiviteit en globalisering van financiële markten aangetoond. Risico’s zijn op een verstandige manier gespreid. Dit is positief. Interbancaire besmetting vormt echter een vraagstuk. Sommige Europese banken en beleggingsfondsen zijn kwetsbaar voor subprime gerelateerde waardepapieren. Er zijn enige reële problemen geweest, met name via de liquiditeitskrapte op door activa gedekte markten en de markten voor handelspapier. Wat kan Europa van deze crisis leren? Het is te vroeg om harde conclusies te trekken, aangezien er te veel onzekerheid in de markt is. Het is ook van belang om verstandig te
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
reageren en de benodigde tijd te nemen om de situatie te onderzoeken. Een snelle beleidsreactie is waarschijnlijk een slechte reactie. In onze voorlopige zienswijze komen de volgende vraagstukken naar voren: In de eerste plaats toont de interconnectiviteit van markten het belang aan van een mondiale aanpak voor wetgeving met gedegen prudentiële regels en een behoorlijk beschermingsniveau voor beleggers. Het maakt de dialoog op het gebied van regelgeving tussen de Commissie met de Verenigde Staten en andere rechtsstelsels zelfs nog meer cruciaal. Er moeten zware eisen worden gesteld aan de regelgeving voor de wereldwijde financiële markten vanwege de neveneffecten. In de tweede plaats rijzen er onvermijdelijk vragen over hypothecaire kredietverlening in de Verenigde Staten. Ik steun de gedachte van vereenvoudiging van toegang tot de huizenmarkt voor mensen die normaal gesproken geen huis kunnen kopen, maar het is achteraf gezien onvermijdelijk dat de toereikendheid van de regelgeving en consumentenbescherming ter discussie komt te staan. Er wordt gewerkt aan reparatie, maar de oplossing van het probleem zal enige tijd vergen. Een van de lessen van de crisis is het belang van levenslange financiële voorlichting aan burgers, terwijl er bovendien wordt toegezien op verantwoord lenen. In de Europese Unie kijken we al naar deze vraagstukken bij onze doorlopende inspanningen voor consumptieve kredieten en consumentenvoorlichting. In de derde plaats stond de overdracht van hypothecaire kredieten en de risico’s daarvan voor andere partijen bij deze crisis centraal. Soms kwamen deze risico’s terug bij de oorspronkelijke bank wanneer hun financiële instrumenten niet verkoopbaar waren of de door de bank uitgegeven waardepapieren niet konden financieren. We moeten zeker goed kijken naar de mechanismen die hier een rol spelen – dat is de rol van tussenschakels en special-purpose vehicles en hun relevantie voor Europese banken. Voor de problemen van waardering van complexe gesecuritiseerde producten en mechanismen voor markt-clearing in gespannen marktsituaties is ook nadere analyse nodig. De recente marktcrisis heeft ook het belang onderstreept van reputatie- en liquiditeitsrisico’s als belangrijke drijvende krachten om risico’s die banken bij complexe transacties lopen naar behoren in te schatten. Ten vierde, wat ten aanzien van Basel II, de nieuwe richtlijn inzake kapitaalvereisten voor banken? Basel II biedt betere kansen aan banken en beleggingsinstellingen om de risico’s op een behoorlijke manier te beoordelen en hun wettelijk vereist kapitaal aan te passen. Dat geldt ook voor Solvabiliteit II, dat het algemene equivalent is voor de verzekeringssector. Dit betekent echter niet dat we zelfgenoegzaam moeten zijn. Er zullen implicaties zijn die zorgvuldig onderzoek door regelgevende instanties vereisen. Zo zal er meer werk nodig zijn ten aanzien van de kalibratie van complexe producten en van het vermogen van banken tot onderkenning van mogelijke problemen in crisissituaties, met inbegrip van mogelijke risicoconcentratie in bepaalde gebieden. Ten vijfde zijn er veel hedgefondsen die bijzonder actief zijn in de gestructureerde kredietmarkten. Veel van deze hedgefondsen en hun rijke private of institutionele beleggers kunnen in de afgelopen maanden verliezen, soms zware verliezen, hebben opgelopen. Zo gaat het op de markten.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Geraffineerde spelers bij hedgefondsen weten dit. Financiële markten drijven op risico’s. Ik geef geen kritiek op degenen die in goede tijden fortuin maken. Ik laat nu geen traan als er sprake is van verliezen. Het cruciale punt is echter dat fiasco’s bij hedgefondsen geen neveneffect lijken te zijn van ontwikkelingen in het grotere financiële stelsel. Regels voor beleggingsfondsen, USIT’s, hebben standgehouden. Conform onze verwachting hebben ons bedrijfseconomisch kader en bancair risicobeheer weten te voorkomen dat instorting van hedgefondsen omvangrijkere systematische verstoringen zou oproepen. Hoezeer sommige mensen ook de hedgefondsen wensen te demoniseren, die fondsen vormen niet de oorzaak van de problemen in de markt. Laten we niet vergeten waar de wortels van de huidige crisis liggen: riskante leningen, berekend met behulp van securitisatie van deze leningen in niet-balansgebonden instrumenten. De daarmee gepaard gaande risico’s worden door weinigen begrepen. Dit zijn vraagstukken waarop prudentiële autoriteiten en toezichthouders zich de komende tijd op dienen te concentreren. Ten zesde, wat was de rol van kredietbeoordelingsbureaus in deze crisis? Ik heb al kritiek geuit over hun traagheid bij het neerwaarts bijstellen van hun kredietwaardigheidsbeoordelingen voor structurele financiering die wordt gedekt door subprime leningen. Hoe solide was hun methodologie? Hoe goed werden de beperkingen in de ratings van structurele producten, tegenover standaard ratings van ondernemingen uitgelegd en begrepen? Potentiële belangenconflicten van kredietbeoordelingsbureaus vormen een ander punt van zorg: aan de ene kant omdat ze als adviseurs optreden naar banken over de wijze waarop laatstgenoemden hun aanbod kunnen indelen om de beste samenstelling van ratings te krijgen; aan de andere kant bieden kredietbeoordelingsbureaus ratings waarop veel beleggers vertrouwen. Ze hebben ook betrekking op regelgevende instanties, gezien hun belang voor de berekening van de kapitaalvereisten voor banken. Er wordt verondersteld dat er een ongerechtvaardigde inflatie van ratings was voor gestructureerde producten. De rol van kredietbeoordelingsbureaus dient helderder te worden: wat doen ze wel en wat doen ze niet en wat is de betrouwbaarheidgraad? Ik volg deze vraagstukken met de Commissie van Europese effectenregelgevers (CESR) en ik ben voornemens deze vraagstukken ook bij onze internationale partners aan de orde te stellen. Wat we nodig hebben, zijn heldere, solide en methodologische regels en principes die rigoureus worden toegepast, en een veel verdergaand begrip bij beleggers van het gebruik en de beperkingen van ratings en hun betrouwbaarheidsgraad. De mogelijkheid van belangenconflicten om ratings te beïnvloeden dient stevig te worden aangepakt. Het spreekt voor zich dat ook de nodige zorgvuldigheid van andere marktspelers essentieel is. Waar was deze? Waren firma’s en hun medewerkers voortdurend en objectief bezig met de beoordeling van de kwaliteit van instrumenten die ze kochten en verkochten en de gevolgen van de risico’s van de structuur van die instrumenten, of veronderstelden zij die slechts? Stonden ze stil bij en beoordeelden ze de levensvatbaarheid van de onderliggende activa, het risico van fraude, de resultaten in het verleden van de initiatiefnemers en de marktontwikkelingen? Plaatsten zijzelf vraagtekens bij de ratings en hadden ze toegang tot de benodigde gegevens, zowel kwalitatief als kwantitatief? Ik hoop dat de besturen van alle financiële firma’s hun gedragingen zullen onderzoeken en passende conclusies trekken. Wij geloven dat een milde, op principes gebaseerde, reglementering de beste aanpak is voor de financiële sector – deze benadering heeft haar
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarde bewezen. Maar we moeten alert blijven en lessen trekken. Alle partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en daar serieus mee omgaan. John Purvis, namens de PPE-DE-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toen de Raad niet bijeenkwam, was in elk geval de Europese Centrale Bank aan het werk en ik denk dat haar de eer toekomt dat zij aan eventuele verder “besmettingsgevaar” in Europa het hoofd heeft geboden. Laten we hopen dat zij die zinvolle, redelijke en delicate rol zal blijven vervullen. Het lijkt echter af en toe een onvermijdelijk feit van het financiële leven dat de jacht op concurrerend voordeel zal leiden tot excessen die op hun beurt leiden tot voorspelbare crises. Deze spanningen zijn grotendeels ook verantwoordelijk voor de drang om deze innovatieve financiële instrumenten die de heer McCreevy beschreef, te ontwikkelen en het zijn deze spanningen die sluimeren achter de ontwikkeling van deze crisis in de Amerikaanse subprime hypotheekmarkt en de uitstraling daarvan naar Europa. Ik zie deze situatie niet als een rechtvaardiging voor een heksenjacht op hedgefondsen. In een zekere mate waren ze wellicht geraffineerd of naïef, slachtoffers van deze nieuwerwetse alchemie. Op dezelfde wijze zijn doorgaans conservatieve, maar naïeve banken verleid door de verhoogde rentepercentages betaald door deze verondersteld hoog ingeschatte instrumenten voor wat onmiskenbaar al te mooi om waar te zijn, is gebleken. Het ziet ernaar uit dat enkele partijen in de financiële markten, met inbegrip van waarschijnlijk weinig regelgevende instanties, voldoende inzicht hebben in deze instrumenten, deze kredietderivaten¸ deze schuldbekentenissen met onderpand. Ze begrijpen nog minder van de potentiële risico’s en implicaties. Zo is het de verantwoordelijkheid van de autoriteiten, zowel in de Verenigde Staten als in Europa – en ik ben blij te zien dat de heer McCreevy voornemens is dit bijzondere aspect zo ernstig te nemen – dat ze allemaal meer vertrouwd worden met deze mechanismen en hun structurering en segmentering, met de wijze waarop deze segmenten een rating krijgen, worden getaxeerd en berekend met behulp van hun marketing, hun liquiditeit en verhandelbaarheid. Innovatie is evenzo wenselijk in financiële mechanismen als elders. Dit moet niet worden verboden. Het is echter essentieel dat wanneer er vermoedelijk problemen van deze ernst gaan rijzen, managers en regelgevende instanties hun verantwoordelijkheid nemen om volledig inzicht in te krijgen in die problematiek en waar nodig, de vereiste beperkingen op te leggen. Robert Goebbels, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de kosten van de onrust op de financiële markten in augustus zijn nog niet opgedoken. De Commissie – we hoorden het zojuist – verwacht een negatief effect op de groei. De werkelijke verliezen die door de banken en andere financiële spelers worden geleden, zullen duidelijk worden als hun jaarrekeningen zijn opgesteld. Volgens commissaris Almunia missen we nog steeds informatie over de feitelijke, globale risicopositie van alle spelers. Het feit dat degenen die deze al te grote risico’s namen, de hele rekening te betalen, is een nuttig beginsel, maar achter het speculatieve activisme van de financiële wereld schuilen slachtoffers: de gezinnen die klem zitten vanwege een hypotheeklening die is gebaseerd op de belofte van onbegrensde groei op de huizenmarkt en kleine investeerders die de weg waren gewezen naar risico’s die te laag waren ingeschat door al degenen die leven van vette commissies, waaronder de kredietbeoordelingsbureaus.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De socialistische Fractie heeft al jaren gevraagd om meer toezicht op de hedgefondsen en alle speciale instrumenten die door de markten eindeloos worden vermenigvuldigd. Zoals Carlo Ciampi stelt, op de tumultueuze ontwikkeling van derivatieve producten is geen enkele controle. Zelfs directeuren van grote banken begrijpen deze ondoorzichtige instrumenten niet langer. De werkelijke risico’s, bijvoorbeeld de hypothecaire leningen, zijn eindeloos opgedeeld en herhaaldelijk vervat in producten van investeringsfondsen en beursinstrumenten, met als gevolg dat niemand meer het oorspronkelijke risico kan lokaliseren. De markt verwacht dat de centrale banken de speculanten te hulp zullen komen. De ECB deed dit feitelijk in haar rol als geldgever in laatste instantie. Men kan zich daarom afvragen waarom de ECB meer kapitaal moest injecteren dan de Federal Reserve toen de markt plotseling zonder liquide middelen zat, terwijl de subprime crisis nota bene uit de Verenigde Staten kwam. Waren de Europese banken lichtgeloviger? Slaagden de toezichthoudende autoriteiten er niet in hun taak naar behoren te vervullen? De socialistische Fractie stelt als eis dat de Commissie lessen moet trekken uit de financiële markt, die te ondoorzichtig is geworden en daarom uiterst gevaarlijk voor de reële economie. (Applaus) Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie.– (LT) Ten eerste wil ik graag antwoord geven op de vraag van de heer Goebbels waarom de Europese Centrale Bank meer geld beschikbaar stelde dan de centrale bank van de VS. Dat komt omdat de economie van de EU nu de grootste van de wereld is. Dit is een grote uitdaging voor ons allemaal. Ik was verrast en bedroefd vanwege het feit dat de OESO en de Europese Commissie de potentiële gevolgen van de financiële problemen in de markt op dezelfde dag verschillend inschatten. Dit betekent dat de Europese Commissie waarschijnlijk haar economische analysemodellen moet bijstellen, vooral omdat deze waarschijnlijk gebaseerd zijn op wiskundige methoden. Het is verontrustend, aangezien het voorspellen van economisch beleid een gecompliceerde aangelegenheid is en de gebruikte instrumenten flexibel behoren te zijn. Wat moeten we nu doen als we nieuwe uitdagingen tegenkomen? Ik wil hier geen commentaar geven op de problemen die zich voordoen; mijn collega’s hebben dit al zo goed gedaan. Ik wil graag een punt benadrukken. Ten eerste vond de crisis plaats vanwege het agressieve monetaire beleid binnen de grenzen van de EU toen er inspanningen werden gedaan om de problemen van de internetzeepbel op te lossen. We kunnen dus niet de uiteenlopende besluiten van derde landen beïnvloeden. We kunnen de dialoog en de samenwerking met toezichthoudende lichamen versterken, maar de Europese Unie staat voor een dilemma: op dit moment vindt er een wereldwijde fusie van financiële instellingen plaats en het is mogelijk dat we niet langer een enkele markt hebben. We zullen een transatlantische markt krijgen op het gebied van aandelen; misschien krijgen we nog een andere markt op het gebied van verzekeringen. Dit betekent dat we moeten besluiten of we Europa als een enkele markt beschouwen en eisen dat alle overeenkomsten op Europees niveau worden gesloten. Accepteren we pilotprojecten als een van onze markten zich onafhankelijk op het wereldpodium begeeft? We moeten hier overeenstemming over hebben, anders zal het moeilijk zijn om deze crisis te beheersen. Ik wil nog een punt benadrukken. Financiële markten worden gereorganiseerd. Wijzelf erkenden de rol van niet-bancaire instellingen in de SEPA-richtlijn (Single Euro Payments Area – gemeenschappelijke betalingsruimte voor de euro). We moeten toelaten dat verschillende islamitische banken en fondsen verschijnen en ten slotte dat handelsnetwerken
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de financiële markt betreden. De reglementering van niet-bancaire instellingen is dus ook noodzakelijk: een gemeenschappelijke reglementering met dezelfde spelregels voor zowel bankinstellingen en niet-bancaire instellingen. Dat is de werkelijkheid van vandaag. Het derde punt dat ik wil benadrukken is dat ik bezorgd ben dat we alleen riskante modellen als basis gebruiken. Dit beginsel van risicobeoordeling is gebleken zeer subjectief te zijn en daarom heb ik twijfels over de richtlijnen Solvabiliteit II en Basel II. We kunnen de kredietbeoordelingsbureaus niet vertrouwen; we bekritiseren ze, maar het probleem zal blijven bestaan. We moeten vertrouwen op marktinstrumenten, dat wil zeggen op liquiditeit. Als we bepaalde aandelen niet op de markt kunnen verkopen of als deze zelden worden verhandeld, kan geen kredietbeoordelingsbureau ze evalueren. Dit moet goed begrepen worden en we moeten de afhankelijkheid van onze regelgeving over de inzichten van kredietbeoordelingsbureaus verminderen. Ter afronding wil ik zeker zeggen dat er geen noodzaak bestaat om financiële instellingen te hulp te komen. Uit eigen ervaring met de financiële crisis in Letland zeg ik dat toen de bankiers een aantal weken in de gevangenis hadden doorgebracht, ze heel snel begrepen hoe ze banken moesten beheren. (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Brian Crowley, namens de UEN-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de commissarissen om hun reactie vragen. De gebeurtenissen die augustus in de subprime markt plaatsvonden, brachten voor ons allemaal een aantal vraagstukken voor het voetlicht. Om te beginnen, de mondiale aard van de financiële markten waar we nu mee te maken hebben, en de kwestie van hoe snel regelgeving of toezicht gelijke voet kan houden met het tempo waarin nieuwe producten en nieuwe ideeën worden ontwikkeld. Maar het doet ook denken aan wat een oude boer in West Cork in zuidwestelijk Ierland ooit tegen me zei: “Er bestaat niet zoiets al een wondermiddel voor haargroei.” Dit met excuus aan degenen in dit Parlement met een follikelprobleem. Er bestaat niet zoiets als een bril waarmee je door kleding kunt kijken, en ook wordt er elke dag wel een dwaas geboren. De werkelijkheid is dat de beschikbaar gestelde producten een hoog risico meebrachten. Ongeacht wat iemand ook zegt: de gedachte achter caveat emptor (de onderzoeksplicht van de koper) zou centraal moeten staan bij iedere beslissing over banken of andere fondsen waarbij we gaan beleggen in deze producten met hoge risico’s. Dit staat in schril contrast met de rol van de kredietbeoordelingsbureaus en hun verantwoordelijkheid, niet alleen wat betreft hun adviezen, maar in het bijzonder voor wat betreft de transparantie van hun informatie aan ons, ongeacht of ze zelf deze fondsen vertegenwoordigen of dat ze feitelijk helder en onafhankelijk advies geven. Collega’s zullen zich herinneren dat we een aantal jaar geleden een richtlijn inzake consumentenkrediet bespraken. Een belangrijk element daarbij was het hele gebied van transparantie en de beschikbaarheid van onafhankelijk advies voor consumenten. Het is lachwekkend dat enkele van de grootste financiële instellingen ter wereld – waarvan sommige zich in Europa bevinden – zo veel geld besteden aan het inkopen van expertise en ons in Europa vertellen hoe we onze economieën moeten leiden, nu juist degenen zijn die in de knel zitten vanwege hun slechte beleggingsbeleid. Ik complimenteer commissaris McCreevy met zijn bereidheid om met dit vraagstuk aan de slag te gaan en enkele van deze aspecten aan te pakken. Ik denk ook dat het nu
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
noodzakelijk is, om niet alleen te kijken naar kredietbeoordelingsbureaus, maar ook naar het risico waaraan Europese banken blootstaan vanwege de polissen van enkele van deze beleggingen, en volgende week... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Alain Lipietz, namens de Verts/ALE-Fractie.– (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de crisis vergt dat ik drie punten benadruk. Ten eerste, ze komt van een zware financiële crisis onder ambtenaren bij de Noord-Amerikaanse nationale overheid. Men moet weten dat alle VS-functionarissen te maken hebben met zeer ernstige tekorten, die we de VS-tweelingtekorten noemen. We hebben deze crisis gehad, we zullen er nog wel meer krijgen, hetzij van grote bedrijven in de VS, van staten in de VS of zelfs van de federale regering. We moeten in de komende jaren nog meer ernstige crises vanuit de Verenigde Staten verwachten. Ten tweede, deze crisis vond in maart plaats in de Verenigde Staten. Zij verspreidde zich over de hele wereld via hedgefondsen, de eerste twee gingen vielen in juni om. De Europese banken werden pas eind juli, begin augustus getroffen. We hadden de tijd om te beseffen dat het vuur om zich heen greep. Mevrouw Merkel, onze fungerend voorzitter ten tijde van de G8, vertelde ons dat we maatregelen tegen de hedgefondsen moesten treffen, maar niemand luisterde naar haar. Erger nog is dat Nederland bezig is met beleidsontwikkeling om de vestiging van hedgefondsen in het land te dereguleren. Op hetzelfde moment dat de Europese Unie zich uitspreekt tegen hedgefondsen, moedigt zij hun ontwikkeling op haar eigen grondgebied aan. Dit laat een werkelijk mislukken zien van inspanningen van de Europese Unie om toezichtmaatregelen en prudentiële regels aan zichzelf voor te schrijven. Als voormalig rapporteur en voorstander van prudentiële regels en toezicht op financiële conglomeraten, ervaar ik dit als een persoonlijk falen. Ik herinner eraan dat we meer dan een parlementaire begrip nodig hebben om de vereenvoudigde prospectus over het uitbrengen van aandelen in Europa te schrijven. Vandaag is de ene bank niet in staat om de complexe prospectus te lezen die de andere bank publiceert over de inhoud van het fonds dat zij verkoopt. Zover is het gekomen. Het derde probleem is dat we het monetaire stelsel niet kunnen reglementeren met uitsluitend maatregelen die op de rentevoet zijn gericht. Ik heb dat jaren geleden al aan de Centrale Bank medegedeeld. Ik denk dat de crisis in Europa op het eind van het laatste kwartaal versneld werd door de verhoging van de rentevoet door de Europese Centrale Bank. Ik geloof niet dat het volstaat om te zeggen dat we de rente met een half procent moeten verlagen of deze gelijk houden o met een half procent verhogen. We moeten een werkelijk probleem oplossen: de herinvoering van een selectief beleid voor leningen, zodat de rentevoet op nul procent kan worden vastgesteld voor noodzakelijke investeringen zoals de strijd tegen klimaatverandering en op een veel hoger niveau worden vastgesteld voor leningen om te speculeren. Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie . – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn opmerkingen richten tot de tribune, die een stuk beter is bezet dan deze halve cirkel met parlementsleden. Ik hoop dat u de koptelefoon op hebt, want er worden hier vandaag beslissingen genomen door mensen zonder enige kennis van internationaal financieel verkeer.
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben 40 jaar werkzaam geweest in de financiële dienstverlening; ik ben van beroep econoom – we spreken over hedgefondsen, we spreken over internationale valuta. Als u in de boeken kijkt naar de deskundigheid waarover de leden van het Europees Parlement beschikken, zou u volgens mij bitter teleurgesteld worden. Maar hier zitten we dan en we besluiten over mondiaal financieel verkeer. Veertig procent van het Britse bruto binnenlands product komt uit de City of London. We hebben mensen uit Polen, Tsjechië en Letland die geen enkele kennis hebben van dit soort dingen en die beslissen over onze toekomstplannen met betrekking tot het internationaal financieel verkeer. (Tumult) Ze hebben geen inzicht in deze kwesties. Ze weten over deze dingen niet meer dan ze weten over agrarisch beleid, visserijbeleid – al die onderwerpen – maar zo is het. Dames en heren op de tribune, als u iets wilt zien over het internationaal financieel verkeer, ga dan naar Dubai, New York, Los Angeles of Bermuda. U kijkt naar de mensen hier beneden – kijk naar ze. Geen van hen heeft ooit een echte functie vervuld. Dit is een Mickey Mouse-vergadering en deze situatie gaat slecht aflopen. De Voorzitter. − Ik vestig uw aandacht op het feit dat als u spreekt in de halve cirkel, u zich richt tot de Voorzitter en de leden, waarbij degenen die aan de zitting deelnemen, het gehoor vormen. Toont u alstublieft uw respect voor hen die u het respect tonen door naar u te luisteren. (Applaus) Luca Romagnoli, namens de ITS-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de instorting van de Amerikaanse markt in leningen met een hoog risico heeft een opschudding veroorzaakt die vandaag op de aandelenmarkt nog steeds wordt gevoeld en die speculanten en spaarders in een ernstige crisis heeft gestort. Wat de handelaren in onroerend zaken in de VS deden, was algemeen bekend: zij boden leningen aan die vervolgens niet werden nagekomen, aan individuen met een verhoogd risico, en brachten dus niet alleen de financiële producten maar ook veel banken in een crisis. Een zeer hoog percentage leners stopte dit jaar met de aflossing van hun verschuldigde betalingen en brachten daarmee het hele stelsel in een crisis. Het schijnt dat in Italië, los van de bewegingen op de aandelenmarkt, de crisis alleen een gering effect op het nationale banksysteem heeft gehad, omdat Italiaanse banken blijkbaar niet direct waren blootgesteld aan subprime leningen. Dit was niet het geval voor veel Duitse, Britse en Franse banken en dat is de reden waarom we vandaag dit debat voeren. Het minste waarop we kunnen hopen, is daarom het instellen van een onderzoek naar de grootste internationale kredietbeoordelingsbureaus voor wat betreft hun rol in deze gebeurtenissen en de daaropvolgende financiële instabiliteit, en op het effect op de reële economie. Dames en heren, laat ik u vertellen wat er in Italië gebeurde, omdat het aantal leningen en aankopen van woningen in mijn land aanzienlijk zijn. Ik zal u vertellen wat een belangrijk Italiaans weekblad, L’Espresso, schreef over de ethiek van Italiaanse politici (die tussen haakjes ook onze collega’s zijn) ten overstaan van het lijden van zoveel spaarders en zij die moeite hebben om de leningen te betalen, wanneer in feite een eenvoudige constructie zoals een zachte lening het bezit van een huis tot werkelijkheid maakte. Luister in het zicht van dit alles naar wat L’Espresso onthult over sommige Italiaanse politici van de linkervleugel
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– een feit dat van belang is om te benadrukken – maar even goed over sommige figuren van het midden, maar bovenal de linkervleugel. Deze heren die met voor- en achternaam werden vermeld, genoten uitzonderlijk gunstige voorwaarden bij het kopen van onroerende zaken in Rome. Misschien zegt u dat aanbevelingen de praktijk zijn, mogelijk een geaccepteerde praktijk, en misschien een oude praktijk in mijn land, en niet uitsluitend in Italië, maar misschien wereldwijd. Maar wanneer een aanbeveling wordt gevraagd en de gunst wordt verkregen van een bank of verzekeringsmaatschappij, dan vraag ik mijzelf af wat hiervoor in ruil wordt gegeven door degenen die de macht hebben? Volgens de publicatie van het weekblad hebben de heer Veltroni, de opvolger van de heer Prodi, mevrouw Cossutta, dochter van een zeer radicale en overtuigde communist, de heer Violante, voormalig premier en een van de bekendste arbiters als het gaat om de ethiek van anderen, evenals de heer Marino, de heer Mancino, de heer Mastella, de heer Casini, de heer Proietti en de heer Baccini huizen in Rome gekocht met soms 25 tot 30 kamers tegen een kwart of nog minder van de marktprijs onder speciale voorwaarden van de eigenaren die, merkwaardig genoeg, banken en verzekeringsmaatschappijen waren. Democratie heeft zijn prijs, zegt u misschien, en zoals het proletariaat zijn prijs had, zo heeft vandaag het progressief socialisme zijn prijs. Dat heeft van zijn voorgangers het vermogen geërfd om specifiek te zijn in het nastreven van zijn eigen belangen. Als u maand na maand met uw hypotheek worstelt en u hebt zoals ik het geluk daaronder wat minder te lijden dankzij deze zetel in het Parlement en de bijdragen van uw nu meeverdienende partner, moet u zowel de oude als de nieuwe communisten de schuld geven, omdat ze hebben besloten de taxivergunningen, de openingsuren van de kappers en de verkoop van medicijnen in de supermarkten te liberaliseren, maar de banken vrij hebben gelaten om te besluiten welke offers zij aan uw gezin opleggen door een wissel te trekken op uw toekomst en uw leven. U kunt alleen maar uzelf verwijten maken, Italiaanse en Europese burgers, als u hebt besloten iets anders te doen dan een carrière na te jagen in een van de Italiaanse partijen die steden, regio’s en naties regeren of hebben geregeerd, en die als het om regeren gaat, door de banken worden geregeerd. Cristobal Montoro Romero (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, commissarissen, ik wil eerst mijn dank uitspreken voor de woorden van onze autoriteiten inzake het handhaven van een optimistisch standpunt ten overstaan van de crisis die we ervaren. Tegelijkertijd wil ik echter graag ook zoveel mogelijk realisme in dit debat brengen, aangezien het verbergen van de ernst van de feiten alleen tot verwarring zal leiden wanneer het aankomt op het zoeken naar oplossingen. Ten eerste staan we voor een crisis die was voorspeld. We staan niet voor een crisis die totaal onverwachts kwam. Het was ten minste een jaar van tevoren bekend dat dit zou gaan gebeuren, en het heeft ontbroken aan zorg, aan het vermogen om te reageren. Ten tweede staan we voor een ernstige crisis. De president van de Bundesbank zei dit zelf nog maar drie dagen geleden. We staan mogelijk op de rand van een klassieke crisis in de bankwereld met een wegvallend vertrouwen. Ten derde is Europa besmet door financiële instellingen in landen die niet in staat waren winst te maken, omdat hun economieën relatief stagneerden, en daarom probeerden winst te maken tegen grotere risico’s. Daarom zou kunnen worden gezegd dat de
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
toezichthoudende autoriteiten, de Europese prudentiële autoriteiten, er niet in zijn geslaagd te voorkomen dat dit gebeurde. De Europese Centrale Bank is daarom de eerste om te interveniëren in de crisis, degene die het meeste geld injecteert, precies omdat zij zich in Europa, in het hart van Europa bevindt, dat zich nu economisch aan het herstellen is, waar de crisis het ernstigst zou kunnen worden. We hebben daarom meer helderheid nodig over wat de actuele repercussies zijn en hoe groot deze crisis in werkelijkheid is. Ongetwijfeld het vierde kenmerk van wat we ervaren, de omstandigheden waarin we ons bevinden, is in het kort de reactie van onze monetaire autoriteiten, de reactie van de Europese Centrale Bank. Naar mijn mening handelde de bank correct toen zij deze liquiditeitsinjecties gaf, omdat we een terugval in liquiditeit zien. Maar het is ook waar dat het paradoxaal is dat dit moet plaatsvinden precies op het moment dat Europa de rentevoet verhoogt om de liquiditeit van het stelsel te beperken, om de kredietverlening te beperken. Dit is een belangrijke paradox die op de juiste manier moet worden uitgelegd, zonder de verwarring die ontstond uit de verklaringen die de hele maand augustus werden gegeven. Verheldering is essentieel, omdat we spreken over miljoenen gezinnen en miljoenen kleine en middelgrote bedrijven die afhankelijk zijn van een variabele rentevoet in Europa en in de schulden raken. Daarom is het essentieel dat we het rentevoetscenario verhelderen en om voorzichtigheid vragen bij het verhogen van de rentevoet in Europa ter versterking van de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid die we in dit stadium van EU-integratie zo nodig hebben. Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, we moeten realistisch zijn: ondanks het feit dat we de machtige Europese wetgever zijn, zullen we niet in staat zijn iets te doen aan het ontstaan van deze crisis . We staan machteloos tegenover de wetgeving van de VS die niets begrijpt van consumentenbescherming bij hypotheken of dit nu door banken of door andere instellingen is. Laten we realistisch zijn: we zijn geconfronteerd met een crisis waarvan we de effecten dringend moeten corrigeren, maar waarvan we ook lessen voor de lange termijn moeten trekken. Laten we duidelijk zijn: onze Europese burgers zijn geheel terecht bezorgd over de gevolgen van deze crisis voor de financiering van de reële economie. Laten we duidelijk zijn: onze medeburgers begrijpen niet dat overheidsinstellingen zoals de Europese Centrale Bank om het hoofd te bieden aan enkele mensen wier beloningsmethoden geen enkele economische logica volgen, uiteindelijk genoodzaakt zijn in te grijpen teneinde de liquiditeit van de markt te waarborgen. Laten we het hoofd bieden aan de situatie. Laten we ons uitspreken waar Europeanen stelling moeten nemen, gebaseerd op realisme en voorstellen. Uiteindelijk deed de Centrale Bank haarwerk als geldgever in laatste instantie. Maar als toezichthoudend lichaam was de bank niet bij machte om de werkelijkheid van de risico’s die door marktspelers werden genomen, uit te zoeken. We moeten de toezichthoudende bevoegdheden van de Europese autoriteiten verbeteren en het is uw taak, commissaris, om hierbij een actieve rol te spelen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Laten we het hoofd bieden aan de situatie: we hebben vele jarenlang gesproken over de waarde in het economisch verkeer (fair value) en het is dezelfde fair value die vandaag de voorwaarden voor het taxeren van subprimes heeft bemoeilijkt. Laten we het hoofd bieden aan de situatie: commissaris, wat betreft de kredietbeoordelingsbureaus voldoet de IOSCO-gedragscode niet aan de eisen van de huidige situatie. We hebben een echte concurrerende markt zonder belangenconflicten nodig en die wordt gekenmerkt door grotere transparantie. Ten slotte, laten we utopist zijn en hopen dat het gebruik van de gecreëerde financiële zeepbel op deze manier de start zal zijn van het vrijmaken van financiën voor lange-termijninvesteringen die Europa nodig heeft om de strijd aan te gaan met uitdagingen als klimaat en energie. Soms is utopia de beste vorm van realisme. Andrea Losco (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, we zien ons in dit Parlement opnieuw geconfronteerd met een probleem dat we afgelopen juli al tegenkwamen. Op dat moment werden enkele onzekerheden geuit over de crisis die toen op het punt stond in de eurozone toe te slaan. Dit was een voorspelde crisis, omdat zij was aangekondigd door het nieuw uit de VS. Het was al enige tijd duidelijk dat de prijzen van vastgoed in de VS excessief aan inflatie onderhevig waren en dat het systeem in de VS het verlenen van hypotheken al te gemakkelijk toestond aan insolvente personen of tegen zeer hoge rente. De daaruit voortvloeiende onrust op de wereldmarkt was onvermijdelijk. Wie hebben er een rol in dit spel gespeeld? Beleggers, burgers, hoofdzakelijk vanuit de VS, maar ook Europeanen lijden onder het negatieve effect daarvan; burgers en beleggers, spaarders. De kwestie is dus of dit Parlement, en de instellingen in het algemeen, de bescherming van spaarders voor ogen hebben. Het beschermen van spaarders betekent inzicht hebben in de rol die door andere speculanten wordt gespeeld binnen dit kader of in dit scenario, de rol van kredietbeoordelingsbureaus, die vaak een grote inconsistentie laten zien en tegengestelde belangen waartegen soms geen protest kwam. Ik geloof dat regels en maatstaven op dit alles moeten worden toegepast. De crisis heeft ook een duidelijke tegenstelling aan het licht gebracht op een moment waarop de ECB gedwongen is om financiële stappen op de markt te zetten en tegelijkertijd de rentevoet te verhogen om het risico van inflatie aan te pakken. Laten we hopen dat deze situatie niet zal aanhouden. Het feit dat dit aan het plaatsvinden is, betekent echter dat we onszelf moeten afvragen op welke wijze de maatstaven die betrekking hebben op personen op het wereldtoneel – aangezien dit een crisis is die opnieuw het aspect van globalisering benadrukt – het gedrag van elke persoon moeten bepalen Guntars Krasts (UEN). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, de huidige financiële instabiliteit zou niet als een verrassing hebben mogen komen, maar toen de instabiliteit werkelijkheid was geworden, was iedereen geschokt. Riskante consumentenleningen en hypotheken waren de oorzaak voor een groeiende vraag naar liquiditeit. Er vinden marktcorrecties plaats, omdat geld lange tijd te goedkoop was en dit heeft de maatstaven voor het beoordelen van beleggingen uitgehold. Een gebrek aan vertrouwen in de markt heeft zelfs schade toegebracht aan aantrekkelijke activa die niet voorwerp van een benedenwaartse prijscorrectie hadden mogen zijn. We weten nu zeker dat gemakkelijk toegankelijk, goedkoop geld geen stabiele groei creëert. Het fundament voor stabiele groei is de proactieve
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hervorming van systemen, effectieve investeringen en markten die veel vrijer en transparanter functioneren. Op dit moment draait de belangrijkste vrees om de liquiditeitscrisis die verandert in een insolventiecrisis. Instabiliteit die begint in de vorm van een liquiditeitscrisis kan ontaarden in een insolventiecrisis, aangezien marktdeelnemers in de overtuiging dat hun kennisniveau ontoereikend is, niet bereid zullen zijn aan elkaar leningen te verstrekken. De vastgoedcrisis kan ernstige complicaties niet alleen in de Verenigde Staten, maar in verschillende EU-lidstaten opleveren. Beleggers en deposanten zullen niet opnieuw vertrouwen krijgen in de financiële markt tenzij ze ervan overtuigd zijn dat analyses correct zijn. Dit betekent dat risicopremies hoger kunnen worden en als gevolg daarvan zal de consumptie van bedrijven en huishoudens verminderen. Dit kan leiden tot minder beleggingsomzet of in sommige gevallen zelfs tot een stilstand. Europa’s fiscale en monetaire beleidsmakers moeten hiervoor klaar zijn. De belangrijkste verantwoordelijkheid voor het stabiliseren van de situatie komt voor rekening van de fiscale beleidsmakers. In de monetaire beleidssfeer kunnen we lagere renten verwachten, iets waar veel Europese politici verlangend naar uitkijken. Tegelijkertijd dient de markt geen onderdak te bieden aan het misleidende geloof dat riskante beleggingen zullen blijven bestaan. Zowel kredietvergoedingspercentages als de vraag naar zekerheidsstelling moeten de morele schade verminderen die zo’n geloof teweeg zou kunnen brengen. Op de lange termijn moeten de centrale banken regelmechanismen voor de financiële markten verbeteren voor een grotere duidelijkheid en zekerheid op deze markten. Dank u. Karsten Friedrich Hoppenstedt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, op dit moment is nog niet duidelijk hoe groot de instabiliteit is die men op de mondiale financiële markten ondervindt. Zwakke plekken in het mondiale financiële systeem zijn de lage kredietwaardigheid van kredietnemers op de Amerikaanse hypotheekmarkt en de verkeerde inschattingen van kredietrisico’s bij activa respectievelijk bij de toezichthouders daarop. Men kan zich afvragen waar Bazel II in de huidige fase in de Verenigde Staten was. Ik weet dat die nog niet bestaat, maar iets dergelijks zou wel erg nuttig zijn geweest. Tot nu toe is in de Verenigde Staten pas 120 miljard dollar aan hypotheken aangepast. Dit feit alleen al bracht een golf van renteaanpassingen teweeg waarvan de omvang ons bekend is. Bij ca. 700 miljard aan hypotheken moet de aanpassing in de komende twee jaar nog plaatsvinden. Het probleem werd vergroot door de grote gevoeligheid van investeerders. Hun vertrouwen in en enthousiasme voor risicovolle investeringen is afgenomen. Zelfs bankdirecties geven nu toe dat ze niet wisten wat ze deden. Een gebrek aan vertrouwen bij investeerders en realistische inschattingen belemmeren op dit moment een terugkeer naar een normaal niveau – een proces dat zeker nog enige tijd in beslag zal nemen; ook een professionele samenstelling van de organen die toezicht houden op banken houdt dat niet tegen. Vertrouwen kan niet statistisch in wiskundige formules worden vastgelegd. Transparantie daarentegen schept vertrouwen, houdt het vertrouwen vast en vergemakkelijkt de risicocontrole. Commissaris, u noemde Solvabiliteit II. In het verzekeringswezen zijn de risico’s door hedgefondsen en subprime mortgages tot nu toe tamelijk gering. Dat moet ook zo blijven. Solvabiliteit II moet daartoe de juiste aanzet en stimulans geven. Alternatieve beleggingen, zoals hedgefondsen en asset backed securities, die vaak subprime-risico’s met zich meebrengen, worden volgens de huidige voorgestelde normen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van Solvabiliteit II voorzien van een eigen vermogen van 45 procent. Dit mag op het eerste gezicht veel lijken, maar het is een duidelijke prikkel voor ondernemingen om een beoogd hedgefonds aan te sporen zijn belegging voor de investeerder inzichtelijk te maken. Waar het om gaat is dat men alleen in risicovollere beleggingen moet investeren, wanneer men zelf over de vereiste kennis beschikt. Het Europees Parlement dringt reeds lange tijd aan op transparantie bij concrete financiële producten en mechanismen. De Commissie had met meer dan negenduizend hedgefondsen allang moeten zorgen voor nadere regels op het gebied van transparantie. Ook voor ratingbureaus zijn transparantieregels nodig. Beide zouden bijdragen aan een meer realistische beoordeling van internationale kredietrisico’s. In de afgelopen jaren hebben huishoudens en bedrijven in Europa zich op velerlei wijze in de schulden gestoken. De misstappen die worden begaan bij het opnemen van kredieten tegen verleidelijk lage rentes leiden automatisch tot een gebrek aan evenwicht tussen monetaire en reëel-economische vermogensniveaus. Ieke van den Burg (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is veel te zeggen over deze financiële crisis, maar ik wil mijn krappe twee minuten gebruiken om in te gaan op drie gebieden waarop we volgens mij maatregelen dienen te treffen. De eerste is een gebrek aan regelgeving. Verscheidene leden hebben dit al gezegd. Complexe nieuwe producten en in het bijzonder diversificatie en securitisatie van risico’s, vormen een belangrijk aspect van deze crisis. Het werd aan ons verkocht als een ideale methode om risico’s te elimineren, maar nu is het duidelijk dat diversificatie ook een algemene verbreiding van risico’s inhoudt en heeft geleid tot de onzekerheid die nu overal is. Het tweede element met betrekking tot regelgeving is dat deze transacties grotendeels buiten de gereguleerde markt plaatsvinden. Transacties buiten de beurs om en hedgefondsen, zoals ze reeds zijn genoemd. Ik geloof echt dat we moeten onderzoeken waar deze onverkende fenomenen toe leiden. Ik weet dat de heer McCreevy het er niet mee eens is, maar ik geloof dat het nu de hoogste tijd is om de mogelijkheden tot regelgeving te onderzoeken – niet om overmatig te reguleren, niet om in paniek te raken, maar om werkelijk een serieus onderzoek te verrichten. Dat is wat de Commissie zou moeten doen. Een ander aspect is het gebrek aan informatie en transparantie. Dit is al door verschillende mensen naar voren gebracht. Ik wil ook de ratingbureaus noemen en de boekhoudregels die mevrouw Berès al noemde – het vraagstuk van de waarde in het economisch verkeer. Dit houdt verband met mijn derde punt: het gebrek aan coördinatie en samenwerking. Dit aspect hebben we nu gezien bij de maatregelen die de ECB heeft genomen. Er werd op correcte wijze liquiditeit geboden, maar er was geen informatie beschikbaar en er waren geen instrumenten om degenen te straffen die de crisis veroorzaakten. Er dient een veel sterkere band te zijn tussen de ECB met haar kennis en de toezichthouders. Een zeer belangrijk aspect is de samenwerking en de versterking van het toezicht op Europees niveau waardoor er een werkelijke grip komt op deze verschijnselen aan de bovenkant van de markt en op deze nieuwe fenomenen. Ik heb al verschillende keren gesteld dat we een dergelijk toezicht op Europees niveau nodig hebben. Mensen vertellen me, zelfs als ze het er mee eens zijn, dat we eerst moeten wachten op een crisis, omdat er nu geen gevoel van urgentie is. Ik denk dat het nu de hoogste tijd is: de crisis is er, dus moeten we nu maatregelen treffen.
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, de financiële onrust in deze zomer heeft duidelijk laten zien hoe nauw geïntegreerd de markten zijn. De mondiale financiële markt draait letterlijk rond de klok, met miljoenen transacties die ons allemaal raken. Nieuwe technologieën scheppen geheel nieuwe voorwaarden. De mogelijkheid om betere vooruitzichten voor ontwikkeling in investeringen te creëren, is spectaculair toegenomen. Toegang tot risicodragend kapitaal is hier essentieel. Veel nieuwe financiële instrumenten, waarvan sommige vandaag ter discussie staan, zijn grotendeels geschikte mogelijkheden voor meer liquiditeit en investering. Tijdens de afgelopen turbulente weken op de financiële markten is gebleken dat het goed is dat Europa een sterke centrale bank heeft. De ECB was in staat sneller dan haar tegenvoeter in Washington te handelen en kon snel actie ondernemen om de markten tot rust te brengen. Daarvoor zij de ECB te prijzen. We weten nog niet in hoeverre de hypotheekcrisis van de VS zich zal blijven uitbreiden. De herfst zal cruciaal zijn als er nieuwe statistieken verschijnen. Hopelijk zal er een normale marktaanpassing zijn zonder grote beroeringen die gevolgen zouden kunnen hebben voor de regionale economie, die in essentie binnen de Europese Unie gezond is. Ik hoop – duidelijk in tegenstelling tot sommige van mijn collega’s hier – dat we in Europa niet overreageren en denken dat de oplossing altijd meer regelgeving vraagt en dat besluiten overhaast worden genomen, zoals de heer McCreevy zei. Ondanks de Amerikaanse Sarbanes-Oxley-wet, met uitgebreide regelgeving, werden de risicohypotheken niet op tijd ontdekt. Een soepel functionerende financiële markt heeft een evenwichtige aanpak nodig, en ruimte voor nieuwe methoden in combinatie met wetgeving die de consumentenbelangen versterkt. Ik vind dat MiFiD (Markets in Financial Instruments Directive – richtlijn markten voor financiële instrumenten) hier een goed voorbeeld is. Voor mij als liberaal vormen openheid en transparantie de sleutel in de financiële markten. Ik zie ook graag meer samenwerking tussen de financiële autoriteiten van de EU voor het bestrijden van crisissituaties en het verschaffen van een snelle respons. Mijnheer de Voorzitter, commissarissen, ik moet nog één opmerking maken: als het over de hele wereld stormt, is het duidelijk dat een kleine munt en een kleine markt zoals Zweden bliksemsnel worden getroffen. De gebeurtenissen van deze zomer geven mij nog een argument voor de Zweedse entree tot de euro. Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het ernstige spookbeeld van het debacle dat voortvloeide uit de subprime-hypotheken hangt ook boven de Europese banken. Veel van hun beheersfondsen propten zich op onverantwoorde wijze vol met derivaten. Er is een ernstig risico van besmetting via private aandelen. De banken hebben op onverantwoorde wijze institutionele beleggers en dus ook spaarders opgezadeld met hypothecaire obligaties door ze te presenteren alsof ze een triple A-rating hebben – theoretisch risicoloze nationale waardepapieren – in plaats van een zeer hoog risico van wanbetaling zoals negatieve participatieleningen. Speculatie, losgelaten om de baas te spelen over de mondiale financiële markt, heeft veel kleine spaarders doen geloven dat derivatieven de steen der wijzen is van het derde millennium. Niets is verder bezijden de waarheid. Deze reeks van gebeurtenissen is absoluut niet voorbij en degenen die werkelijk verantwoordelijk zijn, blijven ongestraft: de verborgen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
intriganten van de haute finance. Hier hebben sprekers zichzelf beperkt tot het met een beschuldigende vinger wijzen naar de kredietbeoordelingsbureaus, maar waarom hebben we toegelaten dat de beoordeling en controle van de hachelijkheid van financiële producten toevertrouwd werd aan bedrijven die nauw gelieerd zijn met en belang hebben bij de groei van een markt die onder de vergiftigende invloed staat van speculatie? Heb alstublieft de moed om dit duidelijk onder ogen te zien: niet alleen het onjuist gebruik van derivaten is schadelijk, de derivaten zijn zelf schadelijk. Derivaten zijn voor de werkelijke economie wat usura (een soort woekerrente) is voor sparen en de productieve economie, zoals een grote Amerikaanse dichter Ezra Pound ons leerde in zijn canto [Nederlandse vertaling Mon Nys]: “Door usura heeft niemand een huis van goede steen elk blok effen gehouwen en mooi op zijn plaats zodat figuren de gevel kunnen bedekken, door usura ziet niemand Gonzaga, wordt geen schilderij gemaakt om te blijven, om mee te leven maar gemaakt om te verkopen en snel te verkopen, de zonde tegen de natuur. Pietro Lombardo was niet het werk van usura, Duccio was niet het werk van usura, en ook Pier della Francesca niet, Zuan Bellin’ was niet het werk van usura en ook het schilderij ‘La Calunnia’ niet. Angelico was niet het werk van usura. Usura maakt de beitel stomp, stompt het vakmanschap en de vakman af. Usura vermoordt het kind in de schoot, belemmert de jongen het meisje te winnen, verlamt de bijslaap, legt zich tussen de jonge bruid en haar bruidegom.” Usura is niet de manier om de wereld te regeren, om de wijdverspreide belangen te beschermen van eerlijke mensen die werken, produceren en sparen. (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Poul Nyrup Rasmussen (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de financiële crisis heeft voor ons allemaal en ook voor commissaris McCreevy een wekker doen rinkelen. Nog maar enkele maanden geleden verzekerde de heer McCreevy ons dat het spreken over financiële risico’s en crises theoretisch was en dat we nooit zouden stuiten op nieuwe zeepbellen. Nu zijn we zojuist geconfronteerd met een zeepbel die ernstige gevolgen heeft volgens de Financial Times, de OESO en andere deskundige instellingen. Ik heb vier vragen voor de heer McCreevy. Om te beginnen, als we kijken naar de derivaten –kredietderivaten, kredietmarkt – geeft u de schuld aan de bureaus en u stelt dat ze niet goed genoeg zijn. Ik zeg dat we niets weten over wat er gaande is. Bent u nu zover om een openbare classificatie van documenten van de complexe derivaten voor te stellen op een zodanige manier dat openbare en private instellingen ons kunnen adviseren over de aan die derivaten verbonden risico’s? Want dat is vandaag onmogelijk. Mijn tweede vraag gaat over belangenconflicten. Als we de prime brokers, de hedgefondsen en investeringsfondsen nemen, zien we dat ze deel uitmaken van een complexe reeks belangen. Ze verdienen aan elkaar, ze handelen met elkaar en we weten niet wat er aan de hand is. Bent u nu zover om regels te geven voor transparantie, informatieverstrekking en aansprakelijkheid die ons een werkelijke kans geven om de markt te reguleren? Mijn derde vraag heeft betrekking op pensioenfondsen. We weten dat werknemers verliezen hebben geleden die verband houden met het inzetten van geld in hedgefondsen die speculeren in deze derivatenmarkt. Bent u bereid regels in te voeren ter bescherming van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen die zich inspannen om geld van werknemers in de toekomst te beheren, zodat ze belang hebben bij sparen en weten dat de verliezen beperkt blijven?
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijn laatste vraag is: hoe kunt u het feit verdedigen dat hedgefondsen, investeringsfondsen en investeringsbanken de laatste toevlucht zijn op de internationale en financiële markten zonder enige reglementering? We hebben de gewoonte om de banken en de beleggingsfondsen te reglementeren, waarom zouden zij – hedgefondsen, investeringsfondsen en investeringsbanken – de laatste toevlucht zijn? Ik kan het niet uitleggen, u kunt het niet uitleggen. Het wordt tijd dat we de gezamenlijke belangen vooropstellen en dat is waarom we reglementering nodig hebben. (Applaus) Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, na de storm is de lucht nog niet opgeklaard, en midden in de onzekerheid is er een verzoek om economische stabiliteit, financiële zekerheid, groei en werkgelegenheid. Deze crisis is een goede gelegenheid om actie te ondernemen op vier belangrijke gebieden. Ten eerste moeten we ingrijpen om haar werking op de economie als geheel te beperken. De markt heeft gereageerd met onrust in de koersen van aandelen en een verscherping van financiële voorwaarden. De respons van de Europese Centrale bank om liquiditeit te verstrekken was positief. Financiële instellingen hebben, vooruitlopend op de voorspelde stijging binnen enkele maanden, reeds hun renten voor hun cliënten verhoogd, en houden daarbij rekening met de groei van de economie en de aankondigingen die door de Europese Centrale bank zijn gedaan. Ik hoop dat de Europese Centrale Bank op een evenwichtige, prudente manier in onze economie zal ingrijpen. Ten tweede moeten we ingrijpen om de risicobeheersing en economische governance te verbeteren . Er is een symmetrie tussen een mondiale financiële dienstenmarkt en een nationaal stelsel van regelgeving en toezicht. Als we deze doelstellingen binnen de Europese Unie niet op een geïntegreerde manier bevorderen, kunnen we deze ook niet op mondiaal niveau naar voren brengen en kunnen we onze burgers niet beschermen en evenmin hun belangen verdedigen. Ten derde moeten we handelend optreden om de markt transparanter te maken. De diversificatie en de spreiding van de risico’s kunnen positief werken als ze niet voorkómen dat de risico’s worden gecontroleerd in de markt. We moeten maatregelen treffen om de financiële risico’s in kaart te brengen. Ten slotte moeten we ingrijpen om de speculanten meer verantwoordelijk te maken. Mensen met beperkte middelen in de schuldenval lokken met zeer dure hypotheken die zelfs als roofzuchtig kunnen worden bestempeld in een periode van stijgende renten en aan het eind van de groeitrend in de huizenmarkt staat gelijk aan het oproepen van problemen. De banken die de hypotheekvoorwaarden versoepelden vanwege de mogelijkheid om deze hypotheken over te dragen, de kredietbeoordelingsbureaus die niet waarschuwden voor de kwaliteit van de aandelen, de beleggers die onvoorzichtig aandelen kochten en de instellingen die deze financierden zonder aanvullende zekerheden, allemaal dragen zij een verantwoordelijkheid en wij moeten ervoor zorgen dat dit niet opnieuw gebeurt. Peter Skinner (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het proces van subprime leningen is beslist een groot probleem dat de financiële turbulentie heeft veroorzaakt waarvan we deze zomer getuigen waren. Dat was duidelijk, maar minder duidelijk is de vaststelling van
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de identiteit van de investeerders en tegenpartijen die wellicht onder druk staan en blijven staan. Dat die identiteit wordt opgehelderd, is voor ons absoluut cruciaal. Zoals we vandaag hoorden, is dit in grote lijnen toe te schrijven aan de complexiteit van financiële instrumenten die door sommigen met alchemie worden vergeleken. We moeten echter zorgvuldig en voorzichtig kijken naar wat we hiermee moeten doen en naar de gevolgen die door die turbulentie zijn veroorzaakt. Overreacties kunnen evenzo schadelijk zijn als wat zich al heeft voorgedaan, aangezien we als gevolg daarvan de kredietkosten zien stijgen. We dienen te bedenken dat dit niet goed is voor het proces van Lissabon. Dus wat heeft zich feitelijk in de Verenigde Staten voorgedaan om de deur voor sommige van deze vraagstukken te sluiten? Wellicht kan worden gesteld dat als het kalf verdronken is, men de put dempt, en dat zou hier van toepassing zijn. In grote lijnen kan echter worden gesteld dat het veld van subprime hypotheken ongereglementeerd was. Dat is nu een feit dat zeer direct is aangepakt, aangezien mij is verteld dat er industriële reglementerings- en wetgevingsinitiatieven worden ontplooid. Tegelijkertijd is een werkgroep op hoog niveau onder auspiciën van het Witte Huis ingesteld om te kijken naar de kredietbeoordelingsbureaus en complexe financiële instrumenten. Daaruit kunnen we concluderen dat het cruciaal is om nauw samen te werken met de Verenigde Staten en andere wereldmarkten, aangezien we dezelfde conclusies delen over de transparantie in deze markten. Indien we dit niet doen omdat de wereldmarkten zo sterk met elkaar vervlochten zijn, zullen we veel van de voordelen verliezen die gezamenlijke conclusies hadden kunnen opleveren. Wat is er gebeurd binnen de EU en wat is er gebeurd binnen de Verenigde Staten? Ik heb nu enig vertrouwen in de Commissie, en natuurlijk in de ECB en ook in de Federal Reserve in de Verenigde Staten over wat ze allemaal hebben gedaan. Ze hebben geholpen om de markten te stabiliseren. Dat was precies wat we moesten doen. Ik ben het hier vandaag echter eens met sommige sprekers die roepen om proportionele maatregelen en ik kan dat steunen met het vertrouwen dat ik heb. Ik geloof dat securitisatie en special purpose vehicles, die samen met de kredietbeoordelingsbureaus nauwkeurig zullen worden onderzocht, verder open moeten gaan staan voor meer toezicht en transparantie. Dat is duidelijk, zoals mevrouw Berès reeds heeft gezegd. Maar laten we er helder over zijn dat de complexiteit van de financiële instrumenten voor velen van ons moeilijk te begrijpen is en de rol van de kredietbeoordelingsbureaus nog onduidelijk is. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Udo Bullmann (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, Europeanen zijn als investeerders op de markt waarover we het vandaag hebben, met een kleine 10 procent, dus ongeveer 300 miljard euro, vertegenwoordigd. We weten niet precies bij hoeveel procent van die 300 miljard euro het om slechte risico’s gaat, maar 300 miljard euro is niet niks. Dat is bijna driemaal het totaal van de jaarlijkse Europese begroting en de effecten van de huidige crisis zijn nu al merkbaar. In het land waar ik vandaan kom, in Duitsland, de grootste nationale economie van de Europese Unie, zijn de conjunctuurverwachtingen naar beneden bijgesteld. De driemaandsrente ligt duidelijk hoger, waardoor bedrijven die gezond zijn, maar een tussentijdse financiering nodig hebben, problemen kunnen verwachten. Ik wil weten welke consequenties we daaruit trekken. Vrijwel alle sprekers hadden het vandaag over de ratingbureaus. Wanneer ik als geïnteresseerde burger wil weten hoe het
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met deze discussie staat, commissaris McCreevy, vind ik op het internet de volgende tekst met een verwijzing naar een toespraak die u op 5 april 2005 in Dublin hebt gehouden: (EN) “Kredietbeoordelingsbureaus zullen voorlopig niet vallen onder de EU-regelgeving, zei commissaris voor de interne markt Charlie McCreevy in een toespraak in Dublin op 5 april 2005. Commissaris McCreevy gaf aan dat het niet zijn bedoeling was om specifieke regelgeving uit te vaardigen voor kredietbeoordelingsbureaus, maar dat de mogelijkheid voortdurend bekeken zou worden. Hij waarschuwde dat hij de bedrijfstak “in de gaten” zou houden.” (DE) Wanneer, mijnheer de commissaris, is de fase van observeren voorbij, wanneer zijn we bereid te handelen, wanneer zijn we in staat het licht aan te doen in deze blackbox van ratingbureaus en een keer een scoreboard over de prestaties en fouten van deze bedrijven te publiceren? We leven in een systeem dat naar zichzelf verwijst, ineffectief en duidelijk gemonopoliseerd is. Ik wil graag een eerlijk antwoord hebben. We kunnen niet bij de volgende verkiezingen in 2009 bij de burgers aankomen met het verhaal dat we een Commissie hadden die vijf jaar lang heel goed naar het probleem heeft gekeken. Harald Ettl (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, daarmee kan de Commissie het doen! We kunnen nu al zien aankomen dat de Amerikaanse hypotheekcrisis ook bij ons duidelijk nadelige effecten zal hebben. De omvang van uitstaande hypothecaire kredieten is al groter dan de Amerikaanse staatsschuld. Ook de speculaties die waren gebaseerd op toekomstige waardestijgingen van onroerende zaken en lage renten voor hypothecaire kredieten bleken niet meer te zijn dan een zeepbel. Steeds vaker uit men in de Verenigde Staten zijn angst voor een recessie. Per slot van rekening begonnen acht van de tien recessies met een onroerendgoedcrisis. Duidelijk is nu dat de crisis weliswaar was te voorzien, maar ook dat de ratingbureaus de hun toebedeelde waakhondfunctie niet hebben waargemaakt. Zeer risicovolle beleggingsvormen kunnen de economie en ons allemaal grote schade berokkenen en mogen zich daarom niet ongebreideld ontwikkelen of aan speculaties worden overgelaten. Grondbeginselen als transparantie, publicatieplicht en controle moeten zijn gegarandeerd. De Commissie ontkomt er niet aan daartoe voorstellen te doen. Benoît Hamon (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, deze crisis is de derde belangrijke crisis in tien jaar. Had deze kunnen worden vermeden? De heer McCreevy vertelt ons dat dit kon. We moeten dan de armen leren om geen geld te lenen als ze platzak zijn. Wat de werkelijkheid? De subprime-hypotheekverschaffers in de VS zijn de voornaamste schuldigen en spelers in deze crisis. Om hun winsten te vergroten, hebben ze huishoudens in grote financiële moeilijkheden gebracht. In 2006 werd de helft van de hypotheken toegekend zonder een controle op inkomen. Deze hypotheekverschaffers hebben geld verdiend met hypotheken die ze nooit hadden mogen verschaffen. Ze kregen steun van hun banken; deze worden echter gecontroleerd door hun bestuursraad, accountants en regelgevende autoriteiten. Dat heeft echter niet verhinderd dat banken geld leenden aan kredietinstellingen of dat zij hun klanten lucratieve, maar riskante financiële producten te verkochten op basis van deze hypotheekverschaffing. Deze waardepapieren die gesteund werden door de subprime markt, werden op grote schaal gekocht door hedgefondsen die meestal hun zetel hadden in belastingparadijzen, die niet onderhevig zijn aan enige regelgeving. Dus is het de hele controle- en toezichtsketen die faalde. Mijn vraag is eenvoudig. Welke serieuze initiatieven neemt de Commissie nu om te verhinderen dat er morgen een stormloop van de financiële markten op de Amerikaanse
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
huizenmarkt met nieuwe activa plaatsvindt en eindigt met dezelfde gevolgen: een crisis op de aandelenmarkt en daarna een vermindering van de groei? Elisa Ferreira (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, financiële crises beperken zich nooit tot het financiële domein. De huidige crisis zal het effect krijgen van verdere kredietbeperkingen en in afwachting zijn de prijs daarvan al aan het stijgen, ongeacht het besluit van de Centrale Bank morgen. Het vertrouwen van economische beursspeculanten is ook substantieel gedaald en, ondanks het optimisme van commissaris Almunia, is economische groei noch algemeen verbreid noch gegarandeerd. Er zijn zelfs veel regio’s met ernstige economische problemen. Vandaag is het moeilijk, maar ik wil graag weten hoe ik burgers kan uitleggen dat de alarmerende toename van schulden in huishoudens, de ontmoediging van overheidsinvesteringen, de overschatting van de export van in Europa geproduceerde goederen die te wijten is aan rentevoetbeleid, naast andere factoren, onvermijdelijke offers zijn. Dat was de traditionele remedie voor de beheersing van niet-bestaande inflatie. Tegenwoordig zijn de opties beperkter voor het omgaan met perfect voorspelbare gevolgen van het nemen excessieve risico’s door financiële speculanten, hetgeen we niet op tijd kunnen of willen regelen. Ik denk dat er twee conclusies kunnen worden getrokken. Ten eerste is er behoefte aan verbeterde regelgeving, transparantie en samenwerking op de financiële markten zoals al eerder is genoemd. Ten tweede is er een dringende behoefte om de relatie tussen monetair beleid en zijn uitwerking op de reële economie, gezinshuishoudingen, investeringen en werkgelegenheid te herzien.. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal zeer kort zijn, in het bijzonder omdat ik de uitgangspositie van de Raad in deze zaak al in mijn eerste bijdrage heb uiteengezet. Ik wil nu graag iedereen hier bedanken voor al uw toespraken en suggesties en u zeggen dat ik daarvan nota heb genomen en dat geldt ook voor uw bezorgdheid, vooral die ik van meer sociale aard zou willen noemen, dat wil zeggen, de mogelijke consequenties die de recente financiële onrust voor burgers zou kunnen hebben. We zullen dat in gedachten houden als een bezorgdheid die door verschillende Parlementsleden is verwoord. Ik wil graag herbevestigen dat we als voorzitterschap en als Raad zullen blijven werken aan de convergentie van toezichthoudende praktijken en ook aan de regelingen en mechanismen die het mogelijk maken om voortdurend het prudentieel kader te verbeteren. Zowel de Raad als de Commissie meldden hier dat alle op het moment beschikbare gegevens aangeven dat we onze economische en financiële doelstellingen hebben gehaald: ook zijn tekorten, economische groei en ook werkgelegenheid aan het verbeteren. Maar we blijven hier heel realistisch over en aangezien realisme hier is genoemd, wil ik graag zeggen dat voorzitterschap en de Raad realistisch zullen zijn. We zullen aandacht besteden aan al deze zaken, aan de ontwikkelingen die de toekomst eventueel brengt, en het voorzitterschap en de Raad, zullen, zoals het hen betaamt en wanneer het gerechtvaardigd is, niet nalaten de juiste maatregelen en initiatieven te nemen om een antwoord te geven op alle onzekerheden en problemen die zich kunnen voordoen. Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, over het effect op de reële economie van de onrust of de crisis, als u dat zo wilt noemen, op de financiële
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
markten in de afgelopen weken, herhaal ik dat volgens onze eerste schattingen – we zullen de voorspellingen dinsdag publiceren – maar ook volgens opinies die kenbaar worden gemaakt door andere lichamen en publieke en private instellingen, het effect van deze onrust op de economische activiteiten, economische groei en werkgelegenheid op de Europese economieën in 2007 zal worden gevoeld, maar slechts in geringe mate. Een groot deel van de resultaten voor 2007 is al gegarandeerd door de resultaten die in eerste twee kwartalen zijn geboekt, door de beschikbare informatie over wat er in onze economieën in dit derde kwartaal gebeurt en door de positieve inertie van economisch herstel gebaseerd op de goede, solide fundamenten die we meekregen uit 2006. De risico’s zullen duidelijker worden als we naar 2008 kijken. In onze voorspellingen van mei waren de groeicijfers voor 2008 al beïnvloed door een voltooiing van de economische cyclus en door het effect van besluiten die door de centrale banken over monetair beleid worden genomen. In Europa en daarbuiten worden deze financiële crisis, deze financiële onrust en de daaropvolgende aanscherping van kredietvoorwaarden steeds groter of nemen de risico’s van een teruggang in resultaten voor 2008 toe, maar ik geloof nog steeds dat het te vroeg is om een definitieve analyse te maken waaruit we enkele afdoende conclusies over het onderwerp kunnen trekken. Voor zover veel van de factoren die de onrust van de afgelopen weken hebben gestimuleerd, samenhangen met vertrouwen, moeten we hopen dat als we het vertrouwen herstellen en als we allemaal bijdragen aan een zorgvuldige visie en diagnose van de situatie om het vertrouwen te verbeteren of te consolideren, de resultaten van 2008 beter zullen zijn of minder zorgwekkend dan sommigen denken dat ze zullen zijn. Ik meen dat de meeste sprekers het in grote lijnen eens zijn over datgene wat leidde tot deze toegenomen wisselvalligheid en tot de onrust in de financiële markten, en ik meen ook dat er overeenstemming over bestaat dat er oplossingen nodig zijn. Maar de oplossingen zijn niet eenvoudig en we moeten niet overdrijven. Evenals goede acteurs in het theater moeten goede politici in tijden van onrust niet overdrijven. We moeten meer in detail analyseren en een vollediger inzicht krijgen in de feiten, en we moeten proberen effectieve oplossingen te vinden voor de bestaande uitdagingen, die duidelijk zijn en voor die uitdagingen die we nog niet hebben ontdekt. Als we terugkijken naar de debatten in het Parlement of de verslagen van het Monetair Fonds of de Centrale Bank over financiële stabiliteit, naar de analyses van de Europese Commissie en onze eigen toespraken in het recente verleden, wisten we niet waar of wanneer, maar we wisten wel dat er onrust van deze aard zou plaatsvinden gelet op de ontwikkeling van de financiële markten en de complexiteit van de instrumenten en methoden die door de financiële instellingen worden gehanteerd. Ik herhaal wat ik aan het begin zei: de Europese economie heeft nog steeds solide fundamenten. De euro beschermt ons. Opnieuw is het bewijs geleverd van zijn vermogen tot bescherming en het opvangen van schokken die onder andere omstandigheden, voorafgaande aan de invoering van de euro, tot veel grotere moeilijkheden voor ons zouden hebben geleid, zowel vanuit monetair of financieel oogpunt als in onze reële economie. En om af te ronden, ik denk dat de Europese Centrale Bank in augustus verstandig en correct heeft gehandeld. Charlie McCreevy, lid van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden. Ik ben het er volledig mee eens dat we niet zelfgenoegzaam achterover kunnen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
leunen bij de uitdagingen op het gebied van toezicht, die zich voordoen door steeds complexere financiële producten en niet-balansgebonden instrumenten. Evenmin kunnen we naïef zijn en geloven dat Basel I, Basel II en Solvabiliteit II de gerezen problemen zullen oplossen. Er zijn belangrijke lessen te trekken. Ik zal dit de komende tijd opnemen met alle betrokkenen. Zoals ik in mijn eerste opmerkingen zei: ik geloof dat milde, op principes gebaseerde reglementering de beste aanpak is. Ik ben er zeker van dat meer reglementering nu het slechtste zou zijn van datgene wat we voor de financiële markten kunnen doen. In elk geval geloof ik niet dat er behoefte is aan meer reglementering. Wellicht verbaast het de heer Rasmussen dat ik het eens ben met iets waar hij voor pleit, namelijk meer transparantie. Er zijn echter andere manieren om dat te bereiken dan via reglementering. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dit debat was bedoeld om de belangrijke kwestie van het moment te op te helderen, dat wil zeggen de oorzaak voor de financiële instabiliteit. Het is niet genoeg om het probleem vast te stellen nadat het al duidelijk is geworden. Het is zelfs niet zinvol om oplossingen voor te stellen die in de praktijk alleen dienen om bepaalde gevolgen van het moment te verlichten, maar die op de korte en middellange termijn niets veranderen. We weten allemaal dat de werkelijke economie is gebaseerd op productie, distributie en de consumptie van goederen overeenkomstig de behoefte van mensen, of die behoeften nu werkelijk of denkbeeldig zijn of door adverteren zijn geschapen. Dat betekent dat het in omloop zijnde geld moet bij die reële economie moet passen; en nog altijd leidt de hebzucht van degenen die steeds hogere winsten willen tot het ontstaan van effectenbeurzen en speculatieve opbrengsten in een soort casino-economie, waarbij de productiesector op de tweede plaats komt en het systematisch verdienen van grof geld wordt gestimuleerd. Dat is de wortel van het huidige probleem hetgeen de centrale banken proberen te verlichten door nog meer geld in omloop te brengen of de renten te verhogen. Deze processen hebben hun beperkingen en brengen het risico mee van het ontstaan van nieuwe speculatieve zeepbellen of het verder benadelen van de reële economie, en bijgevolg hogere kosten voor gezinnen. 12. Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het debat over - de mondelinge vraag aan de Raad over de doelstellingen voor de Conferentie van partijen bij het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, te houden van 3 tot en met 14 september 2007 in Madrid door Miroslav Ouzký namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (O-0049/2007 - B6-0140/2007), en - de mondelinge vraag aan de Commissie over de doelstellingen voor de Conferentie van partijen bij het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming te houden van 3 tot en met 14 september 2007 in Madrid door Miroslav Ouzký namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (O-0050/2007 - B6-0312/2007).
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Miroslav Ouzký (PPE-DE), auteur . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil mij verontschuldigen tegenover de tolken, aangezien ik niets schriftelijk heb voorbereid en ik daarom niet in staat was hen tevoren een geschreven tekst van mijn bijdrage te geven. Ik doe echter mijn best om langzaam en beknopt te spreken aangezien de kwestie waar ik het over ga hebben op zichzelf duidelijk is. Als voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid wil ik graag het Portugese voorzitterschap prijzen voor het feit dat het de kwestie van woestijnvorming en watertekort tot een van de hoofddoelen van haar programma heeft gemaakt. Vooral daarom ben ik ook blij met de komende conferentie, zoals ik eerder meldde. U beseft terdege dat dit Parlement en de EU als geheel klimaatverandering heeft opgepakt als een van de belangrijke uitdagingen voor de komende periode en het is alom bekend dat watertekort en toenemende woestijnvorming onmiskenbare gevolgen van klimaatverandering zijn. Ik behoor tot degenen die ervan overtuigd zijn dat we ons moeten voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering in plaats van wanhopig te proberen deze tot stilstand te brengen, omdat onze pogingen in die richting waarschijnlijk zullen falen. Vandaag weten we in elk geval zeker dat Europa, vooral de zuidelijke regio’s, het hoofd zullen moeten bieden aan watertekorten en bodemaantasting. Klimatologische debatten leren ons dat het verlies van atmosferisch water leidt tot verdere woestijnvorming, die op haar beurt verantwoordelijk is verder opwarming van het klimaat. Het doorbreken van deze vicieuze cirkel zal lastig blijken te zijn. Mijn vraag aan de Commissie en de Raad namens mijn commissie luidt als volgt: welke praktische stappen zijn de Commissie en Raad voornemens te zetten? Is het vandaag duidelijk wat er op het niveau van de lidstaten en wat er op Europees niveau kan worden gedaan? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer Ouzký, ik wil eerst bedanken voor uw verwijzing naar het programma van het Portugese voorzitterschap over het milieu, in het bijzonder over vraagstukken die verband houden met droogte en woestijnvorming. Dat is feitelijk een van de prioriteiten van het Portugese voorzitterschap en ik wil nu graag wijzen naar de resultaten die op dat gebied zijn bereikt op de informele Raad van milieuministers die onlangs in Portugal is gehouden. Ik zal niet alle punten over deze materie uit de conclusies van het voorzitterschap voorlezen. Maar ik beschouw ze wel als zeer interessant en belangrijk en vraag daarom uw aandacht voor deze conclusies, in het bijzonder voor wat betreft de bestrijding van droogte en het verband tussen droogte en milieu, en de maatregelen die we kunnen en moeten nemen om dit groeiend probleem aan te pakken. Ik noem ook meer in detail de Conferentie van partijen bij de het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, die ook een belangrijk aspect is van deze zitting; die Conferentie wordt nu, zoals u weet, gehouden van 3 tot en met 14 september in Madrid. De Raad gaf op 23 april zijn goedkeuring aan de conclusies die de prioriteiten van de Europese Unie aangeven, welke de EU moet inbrengen op die Conferentie van partijen, de achtste conferentie sinds het Verdrag van kracht is. U zult weten dat Raad de goedkeuring steunt van het tienjarig strategisch plan en kader voor uitbreiding van de tenuitvoerlegging
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van het VN-Verdrag opgesteld door de Intersessionele intergouvernementele werkgroep, en we wensen vurig dat dit wordt uitgevoerd. We zijn ons ervan bewust dat maatschappelijke organisaties in deze context een belangrijke rol vervullen, vooral op lokaal niveau, en daar zijn we voorstander van; we moeten daarom een grotere participatie van al dit soort maatschappelijke middenveldorganisaties stimuleren bij de tenuitvoerlegging of bij het proces van de VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming. U weet ook dat de Conferentie van partijen de nadruk gaat leggen op het verband tussen armoede en woestijnvorming om nauwkeurig vast te stellen op welke wijze het Verdrag kan bijdragen aan de armoedebestrijding in nauwe samenwerking met andere relevante mondiale en regionale participanten. De Raad is van oordeel dat het belangrijk is om te komen tot een consensus over een verbeterd systeem voor het monitoren van het Verdrag dat gebaseerd is op instandhouding, beheer en duurzaam gebruik van droge gebieden. Een dergelijk systeem maakt het mogelijk vorderingen uit het verleden en heden te meten. De commissie voor wetenschap en technologie kan een belangrijke rol vervullen bij het verbeteren van de kennisbasis van de Conventie waardoor het mogelijk wordt maatregelen en besluiten op een solider grondslag te nemen. De Raad van de Europese Unie is van oordeel dat de uitdagingen van woestijnvorming, klimaatverandering en biodiversiteit complementair zij aan elkaar en op en gecoördineerde wijze moeten worden aangepakt met geschikte beleidslijnen om synergieën te ontwikkelen en te komen tot een grotere effectiviteit. De Raad meent ook dat er ook andere vitale factoren van belang zijn zoals de beschikbaarheid van adequate financiële middelen, efficiënt management en de financiering van initiatieven voor de bestrijding van woestijnvorming evenals een actief en efficiënt werkend Verdragssecretariaat. Droogte is net als woestijnvorming een ernstige reden tot zorg. De Raad heeft de vaste overtuiging dat deze dreigingen – droogte en woestijnvorming – alleen effectief kunnen worden aangepakt door nauwe internationale samenwerking. De Europese Unie tracht daarom haar doelstellingen op dit terrein in samenwerking met derde landen te bereiken. Ik herinner u in dit verband eraan dat de ACS-EG-Raad van Ministers op zijn jaarlijkse bijeenkomst, die dit jaar werd gehouden op 25 mei, een gezamenlijke verklaring over de bestrijding van droogte en woestijnvorming heeft aangenomen. Die gezamenlijke verklaring van de ACS-landen en de Europese Unie erkent het belang van het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming voor het terugdringen van armoede en voor het bereiken van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen die zijn vastgesteld door de Verenigde Naties. De verklaring steunt ook het aannemen van het tienjarig strategisch plan door de Conferentie van partijen en dringt er bij alle partijen op aan samen te werken om het VN-Verdrag effectiever te doen zijn. We vinden het daarom zeer belangrijk om een beperkt aantal prioriteiten te stellen met betrekking tot de gekozen tenuitvoerlegging op basis van wetenschappelijke gegevens en om indicatoren te gebruiken om de vorderingen te meten. Een grotere participatie van maatschappelijke organisaties aan de andere kant en verbeterde communicatie en bredere dialoog met alle participanten zal naar onze mening ook en zelfs aanzienlijk bijdragen aan de effectiviteit van het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming.
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Gemeenschap hecht veel belang aan de rol van het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming bij het terugdringen van armoede, sinds deze in 1994 werd ondertekend. Het Verdrag werd ontwikkeld als belangrijk instrument om de doelstelling van het duurzaam gebruik van de bodem te halen teneinde honger en armoede te bestrijden. De Commissie is nog steeds van oordeel dat dit Verdrag een sleutelrol kan spelen in de strijd tegen armoede en woestijnvorming; het Verdrag is nog steeds een uniek forum met de noodzakelijke bevoegdheden en ervaring om lessen te trekken en nieuwe benaderingen te ontwikkelen voor de aanpak van bodemaantasting. Zij heeft veel bereikt maar, en daar zijn we ons allemaal van bewust, er is nog veel te doen. Het huidige werk van het Verdrag is gericht op belangrijke kwesties als de tenuitvoerlegging van maatregelen zoals integratie en coherentie binnen strategische kaders voor samenwerking. De getroffen landen moeten evenals de donorlanden ervoor zorgen dat de ontplooiing van het Verdrag nauw gerelateerd wordt aan andere belangrijke ontwikkelingsinitiatieven, en meer in het bijzonder moeten zij ervoor zorgen dat het betrokken land zelf verantwoordelijk is voor het verloop van het proces en dit zelf stuurt, Wat betreft de doelstellingen van de Europese Unie voor de conferentie die in Madrid wordt gehouden, is de Commissie vooral verheugd dat vier leden van het Europees Parlement deel uitmaken van de gemeenschapsdelegatie naar de conferentie. Het Verdrag gaat zijn tweede decennium in en moet zich aanpassen om aan de nieuwe uitdagingen te beantwoorden en zijn voordeel te doen met nieuwe kansen. Dit betekent herziening van maatregelen die door het Verdrag zijn getroffen om de effectiviteit en de efficiëntie van ons werk in de strijd tegen bodemaantasting en armoede te maximaliseren. Met dit in gedachten is de belangrijke doelstelling van de EU voor de conferentie van Madrid de goedkeuring van het strategisch tienjarenplan ter verbetering van de toepassing van het Verdrag, dat door een werkgroep werd opgesteld in overeenstemming met de conclusies van de laatste conferentie van partijen, die in 2005 werd gehouden. Dit plan dat krachtig wordt gesteund door de Europese Unie, vertegenwoordigt de gezamenlijke, vernieuwde visie van partijen op de strategische richting die de volgende tien jaar wordt ingeslagen. Als deze gezamenlijke visie naar wij hopen, wordt aangenomen, zullen we een effectief kader moeten scheppen voor de toepassing ervan om de effectiviteit van de werkzaamheden van het secretariaat van het Verdrag en haar andere instellingen te maximaliseren. Tot slot, dit pakket van hervormingen zal worden vergezeld van een realistische begroting die voor alle partijen aanvaardbaar is en waarbij bestedingsvoorwaarden worden vastgesteld die overeenkomen met de geplande activiteiten om zo aan zeer strenge normen van transparantie en helderheid te voldoen. Zoals de fungerend voorzitter van de Raad zei, keurde de Raad algemene zaken en externe betrekkingen in juli de aanpak als geheel, waarover ik heb gesproken, goed. Cristina Gutiérrez-Cortines, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben er trots op dat we in het Parlement in staat zijn geweest een resolutie op te stellen die aan de volgende conventie wordt voorgelegd, die al in Madrid wordt gehouden en die door de VN is georganiseerd door de VN. Ik ben er ook trots op dat – zoals ik zojuist heb gehoord – het Spaanse parlement ons zijn toestemming heeft gegeven, wat heel uitzonderlijk is, en ik bedank hiervoor de heer Marin, de voorzitter van het Spaanse congres; we hebben een stem en we gaan die ook laten horen in de plenaire zitting van het Spaanse parlement.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben echter heel sceptisch over het onderwerp woestijnvorming. De eigen documenten van de Europese Commissie laten zien dat de hulp die in de afgelopen jaren is gegeven en het beleid dat is gevoerd niet de vereiste resultaten opleverden. Waarom? Omdat het beleid met betrekking tot woestijnvorming vereist dat er geïntegreerde systemen zijn en dat alle standpunten bijeen worden gebracht. Helaas werken de autoriteiten apart van elkaar: landbouw werkt niet samen met milieu, waterbeleid werkt afzonderlijk, terwijl de problemen met woestijnvorming feitelijk uitzonderlijk zijn. Neem bijvoorbeeld het geval van het Middellandse Zeegebied, waar zonder enige activiteit een groot gebied wordt prijsgegeven. Hetzelfde Europese landbouwbeleid veroorzaakt het prijsgeven van land in het zuiden en in heel Europa, en het GLB gaat een belangrijke effect krijgen op woestijnvorming. Om maar niet spreken van bijvoorbeeld klimaatverandering, een gebied waarop niets wordt gedaan aan het probleem van watertekort en het smelten van de gletsjers, dat al plaatsvindt en een absoluut effect gaat krijgen op de situatie van de bodem. In plaats van opmerkingen te maken, wil ik daarom liever onder de aandacht van de landen brengen dat zij specifiek beleid moeten ontwikkelen en programma’s moeten uitvoeren, omdat het werkelijk een kwestie is van geïntegreerde projecten waarbij staten geïntegreerd en actief beleid moeten voeren. Ik ben van mening dat alles over woestijnvorming bekend is, maar dat er zeer weinig maatregelen worden getroffen. Dit is de boodschap die we gaan uitdragen: Europa helpen bij dit gemeenschappelijk beleid. María Sornosa Martínez, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, volgens het milieuprogramma van de Verenigde Naties bedreigt woestijnvorming een kwart van het aardoppervlak evenals 240 miljoen mensen en het levensonderhoud van meer dan 1 miljard inwoners in 100 landen vanwege de afgenomen productiviteit in landbouw en veeteelt. Armoede, politieke instabiliteit, ontbossing, excessieve begrazing en slechte praktijken zijn factoren die de opbrengst van land verminderen. Ik hoop daarom dat in Madrid, meer dan dertien jaar nadat het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming in werking trad, de internationale gemeenschap over de hervorming van het Verdrag zelf zal debatteren teneinde maatregelen te treffen voor een effectievere strijd tegen dit fenomeen, zoals het concept strategisch tienjarenplan waarover wordt gesproken. Bodemerosie, ongecontroleerde stedelijke ontwikkeling, verlies van vruchtbaar land, ontbossing en de uitputting van waterbronnen zijn sommige oorzaken die de verarming van een groot deel van de aride, semi-aride of droge bodem verklaren. Deze oorzaken voeren ons onverbiddelijk naar een groeiende woestijnvorming van de planeet, die we met alle mogelijke middelen moeten proberen te stoppen. We moeten ook eraan denken, zoals vorige sprekers al hebben gezegd, dat woestijnvorming bijdraagt aan klimaatverandering, zoals het bodemaantasting veroorzaakt en verlies van vegetatie, hetgeen met een toegenomen uitstoot in verband wordt gebracht. Daarom zou het erg nuttig zijn om het herbebossingsbeleid te steunen teneinde de omstandigheden in aride gebieden te herstellen en te veranderen. Wat betreft de Europese Unie zelf, meen ik dat het belangrijk is dat met spoed een Europese observatiepost voor droogte wordt opgericht, iets zoals we al verscheidene keren in dit Huis hebben overwogen, als een kenniscentrum voor het volgen en voor het mitigeren van deze verschrikkelijk effecten, vooral in Zuid-Europa. In Zuidoost-Spanje zijn we ons helaas zeer bewust van dit probleem en ik stel daarom voor dat de observatiepost wordt
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gevestigd bij het thematisch centrum voor landgebruik van het Europees Milieuagentschap in Barcelona, zoals door de minister van milieu, Cristina Narbona, is voorgesteld, of bij het Centro de Estudios Medioambientales del Mediterranéo of het Centro de Investigación de la Desertificación, allebei in Valencia, die hun aandacht richten op multidisciplinaire werkzaamheden op gebieden die met woestijnvorming te maken hebben en die over een brede internationale ervaring beschikken. Ik meen dat er een dringende behoefte is aan een grotere betrokkenheid van de instellingen van de gemeenschap bij het onderwerp woestijnvorming, dus de Europese Unie kan op dit gebied het voortouw nemen op dezelfde manier zoals zij dat doet bij de bestrijding van klimaatverandering. Ik wil graag afronden met te zeggen dat het bestrijden van dit probleem een belangrijke uitdaging is, niet alleen uit het oogpunt van het milieu, maar ook vanuit het oogpunt van de mensen en mensenrechten: veel mensen ontvluchten hun land vanwege honger en armoede, die grotendeels worden veroorzaakt door woestijnvorming. Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie . – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn dank gaat uit naar de heer Ouzký en de anderen voor een uitstekende ontwerpresolutie. Volgens de Verenigde Naties treft woestijnvorming nu rechtstreeks honderd tot tweehonderd miljoen mensen. Het is een potentiële dreiging voor meer dan een miljard mensen, mogelijk zelfs twee miljard mensen. Het is niet alleen een kwestie van de Sahara die zich aan het uitbreiden is en soortgelijke fenomenen. Woestijnvorming, het verdwijnen van vruchtbare bodemlagen en vegetatie, vindt over de hele wereld plaats, van de kusten van Spanje tot de vlakten van China. Bijna eenderde van het land op de aarde loopt het risico van woestijnvorming. Zo ongeveer veertig procent van het bouwland verkeert nu in zeer slechte staat. De situatie is het ergst in Centraal-Azië, waar driekwart van de bodem onvruchtbaar is. Klimaatverandering werkt woestijnvorming in de hand, hoewel tot op heden vaak het vaak de lokale activiteiten zijn die eraan hebben bijgedragen, zoals houtkap en ongeschikte landbouw-, irrigatie- en veeteelmethoden. Terwijl klimaatverandering bijdraagt aan meer woestijnvorming, verergert woestijnvorming klimaatverandering, omdat minder binding van koolstof met de bodem uiteindelijk resulteert in koolstof die in de atmosfeer wordt geloosd. Tenzij we oordeelkundig, consistent en alert handelen, creëren we mogelijk een vicieuze cirkel. Bestrijding van woestijnvorming brengt het voorkómen van honger met zich en daarmee het voorkómen van conflicten. Nog in juni waarschuwde de VN dat in de komende tien jaar woestijnvorming vijftig miljoen mensen uit hun huizen zou kunnen verdrijven, hoofdzakelijk in Sub-Sahara Afrika en Centraal-Azië. Dit betekent ook dat meer mensen proberen Europa illegaal binnen te komen. De crisis in Darfur is bestempeld als het eerste conflict als gevolg van klimaatverandering. Het watertekort is slechts een aspect van de crisis. Meer algemeen wordt erkend dat het aanhoudende watertekort en de verminderde productiviteit in het land voeding gaven aan het conflict. Zoals de resolutie verklaart, moet er worden geïnvesteerd in duurzaam gebruik van land. Maatregelen om woestijnvorming te voorkomen zullen goedkoper zijn dan de gevolgen ervan. Een waarschuwend voorbeeld op kleine schaal vormen de Paaseilanden. Daar was eens een bloeiende cultuur, maar toen de bossen werden gekapt, verarmde de bodem en
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
werden de eilanden tot droge graslanden, en dat leidde in korte tijd tot de ondergang van een welvarende cultuur. Als we verstandig, consistent en vastberaden handelen, kunnen we verhinderen dat de hele mensheid hetzelfde lot zal treffen. Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze achtste conferentie over woestijnvorming is een uiterst belangrijke gelegenheid, in een geschikt forum zoals de VN, maar zij vereist ook specifieke antwoorden op een dramatische situatie. Klimaatverandering doet processen versnellen die al reeds zeer kwetsbare gebieden zoals als Afrika aantasten, maar die ook ons continent niet ontzien. Honger en ziekte, migratie met bijbelse omvang en branden zijn onze toekomst , maar ook ons heden. We moeten daarom krachtige, duidelijke keuzen maken. De eerste is natuurlijk Kyoto ten uitvoer leggen en ten langen leste de post-Kyoto-overeenkomst tekenen, een multilaterale overeenkomst die het referentiekader voor een andere toekomst biedt. Er zijn ook verdere keuzes nodig zodat we ons kunnen aanpassen om levens te beschermen. Er is een werkelijke tragedie: genaamd water. Het recht van toegang tot water wordt al ontzegd en wordt waarschijnlijk steeds meer ontzegd aan miljoenen mensen. Om deze reden moeten we ons verzetten tegen processen om deze bron, die van levensbelang is, te privatiseren. Toegang tot water moet worden gegarandeerd en moet een werkelijk gemeenschappelijk bezit worden dat toebehoort aan de mensheid, vastgelegd in een plechtige verklaring van de VN die het vervolgens mogelijk maakt dat overheidsbeleid een dergelijk recht waarborgt. Voor de strijd tegen woestijnvorming is het ook noodzakelijk te sturen op financieel beleid inzake het klimaat. Alle goede praktijken die CO2-opslag met behulp van landbouw en bosbouw toestaan, behoren te worden gestimuleerd en aangemoedigd. Dit moet ook leiden tot een herziening van keuzen zoals die in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die een ontkoppeling van productieactiviteiten hebben aangemoedigd die het risico van woestijnvorming en branden meebrachten. Keuzen zoals een intensieve productie van biomassa voor energie moeten ook worden heroverwogen. Ook in Europa is het noodzakelijk een specifiek, krachtig beleid met betrekking tot bodem, water en lucht te voeren. Om deze reden moeten we geen obstakels opwerpen zoals in dit Parlement is gebeurd door een sectie van de Europese Volkspartij, maar in plaats daarvan de kaderrichtlijn inzake bodembescherming die de Commissie wil uitvaardigen, verwelkomen. Deze voorziet erin dat de bodem een integraal deel uitmaakt van klimaatbeleid. Woestijnvorming wordt ook veroorzaakt door een gebrek aan beleid. We moeten dit bestrijden met goed beleid. Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Voorzitter, binnen de Europese Unie zijn er gebieden die jaarlijks of eens in de zoveel jaar bloot staan aan grote droogteperioden en de verwoestende effecten daarvan. Daarom is het goed dat er bij de beleidsvorming aandacht aan wordt besteed. In feite kent verwoestijning twee oorzaken: een natuurlijke en een menselijke oorzaak. Droogte als natuurlijke oorzaak kan leiden tot slechte bodemomstandigheden, zeker in combinatie met menselijke oorzaken als slecht management van agrarisch terrein, slecht bosmanagement en slecht watermanagement. Het risico op woestijnvorming neemt dan hand over hand toe vooral in de mediterrane gebieden van Europa. Nu veel klimatologen een warmer wordend klimaat voorspellen met
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een groter risico op extreme droogtes, is het goed om preventieve maatregelen te nemen om de gevolgen van droogte, zoals woestijnvorming, te beperken. Beleid moet in mijn visie gericht zijn op zowel de natuurlijke als op de menselijke oorzaken van woestijnvorming. Wat betreft de natuurlijke oorzaken is het van belang om het water dat er is, zo effectief mogelijk te gebruiken. Water moet waar mogelijk worden vastgehouden en bodemuitdroging moet worden voorkomen. Dat laatste kan onder meer door zorg te dragen voor bijvoorbeeld goed bosbeheer. Verder is een goed watermanagement van belang. De bestaande regelgeving op het gebied van water kan hierbij ook benut worden. In mijn eigen land, Nederland, is er een landelijk coördinatiecentrum, dat in actie komt zodra er droogte dreigt en waarbij op regionaal niveau uitvoering wordt gegeven aan maatregelen. Op Europees niveau of het niveau van de Verenigde Naties kunnen kaders vastgesteld worden maar uitvoering zal voornamelijk toch nationaal en regionaal moeten plaatsvinden. Een effectieve mogelijkheid lijkt me ook het aangaan van vrijwillige samenwerkingsverbanden tussen de probleemgebieden met als doel te leren omgaan met de problematiek. Dat kan in de vorm van een kennisplatform met zowel politieke als wetenschappelijke input. Bij de implementatie van de hoogwaterrichtlijn is eveneens sprake van dergelijke initiatieven en die lijken een positieve invloed te hebben. Roberta Alma Anastase (PPE-DE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, opwarming van de aarde is een dreiging met lange termijneffecten die verwoestend zijn. Deze zomer waren we getuigen van de gevolgen van de hittegolf in Griekenland en andere Europese landen, overstromingen in Groot-Brittannië en extreme droogte in Roemenië. Effecten van de opwarming van de aarde worden in Roemenië steeds meer zichtbaar in Dobrogea, het zuidelijk gebied of de westelijke zandvlakte. Als gevolg van de opwarming van de aarde zal Roemenië samen met Spanje, Griekenland en Italië tot de landen behoren die omstreeks 2015 het meest met klimaatverandering worden geconfronteerd. Bijna een kwart van het Roemeens grondgebied wordt aride in de komende twintig jaar en veel plantensoorten zullen verdwijnen. De gevolgen van woestijnvorming zijn al zichtbaar. De situatie in Roemenië is niet uniek in de Europese Unie en daarom moeten we gezamenlijk handelen op basis van het solidariteitsbeginsel waarop het Europese project is gestoeld. Analyses van tien jaar na de inwerkingtreding van het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming tonen een toename van trends tot woestijnvorming aan, terwijl de reactie van staten achterwege blijft. Als er geen maatregelen worden genomen om de negatieve factoren te elimineren, zal woestijnvorming voorgoed aanwezig blijven of zullen de kosten voor herstel van het milieu onevenredig zijn. Beste collega’s, het voorkomen van woestijnvorming is gemakkelijker dan het terugdringen ervan. Efficiënt oogstbeheer, meer aandacht voor irrigatiesystemen en het opstellen van strategieën voor het behoud van werkgelegenheid op niet-landbouwgebieden voor de inwoners van droge gebieden kunnen oplossingen ter voorkoming van woestijnvorming inhouden. Om voor meer efficiency te zorgen bij de inspanningen ter bestrijding van woestijnvorming hebben we geïntegreerde ontwikkelingssystemen nodig op nationaal, regionaal en
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
internationaal niveau. Intussen moet de tenuitvoerlegging van de Conventie nauw worden gekoppeld aan de inspanningen ter beperking van klimaatverandering. Gelet op de bovengenoemde punten wil ik een vraag aan de Commissie stellen: gaat de Commissie op de conferentie in Madrid een verandering of een bijstelling van de strategie aankondigen en nieuwe verplichtingen namens de EU met betrekking tot het Verdrag op zich nemen, gezien de jongste toelating van landen? Edite Estrela (PSE). – (PT) Het groenboek over klimaatverandering vestigt de aandacht op de natuurlijke verschijnselen die door klimaatverandering worden verergerd. Klimaatverandering zal naar verwachting leiden tot vermindering van regenval, tot hogere temperaturen en het vaker optreden van hittegolven en droogteperioden, hetgeen leidt tot meer woestijnvorming. Anders dan andere natuurrampen tasten de gevolgen van droogte niet de infrastructuur aan, maar de productie en het milieu, evenals het leven van de lokale bevolking. Een van de ernstige gevolgen van droogte is het probleem van de levering van drinkwater aan de bevolking. Onderzoeken wijzen uit dat droogte en overstromingen meer mensen doden dan enige andere natuurramp. Daarnaast sterven elk jaar acht miljoen mensen aan ziekten die verband houden met de consumptie van onveilig water, zoals dysenterie, cholera en tyfus. Tekort aan drinkwater veroorzaakt tachtig procent van gevallen van ziekten en overlijden in ontwikkelingslanden. Meer dan 4 500 kinderen sterven iedere dag aan ziekten veroorzaakt door gebrek aan water. Het was niet toevallig dat de informele bijeenkomst van milieuministers, die enkele dagen geleden in Lissabon werd gehouden, was gewijd aan de problemen van watertekort en droogte, die bovendien de belangrijke aangelegenheden en prioriteiten zijn van het programma voor het milieu van het Portugese voorzitterschap, zoals de minister al meldde. De hoop is dat de Conferentie van partijen de juiste besluiten zal nemen voor de bestrijding van droogte en woestijnvorming en dat ook de Europese instellingen hun bijdragen zullen leveren. Tot slot wil ik een korte samenvatting geven van de voorstellen die ik in het verslag over natuurrampen heb gedaan, in het bijzonder die welke door het Europees Parlement zijn aangenomen: de vestiging van een Europese observatiepost voor droogte en woestijnvorming om informatie te verzamelen en te zorgen voor een effectievere respons; dat preventieve maatregelen worden ten uitvoer gelegd op het gebied van risicomanagement bij droogte, waaronder strategieën om de gevolgen te minimaliseren, en geïncorporeerd in strategieën inzake stroomgebiedmanagement. Kyriacos Triantaphyllidis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het is een van de kleine ironieën in het leven dat deze discussie moet plaatsvinden na de tragische gebeurtenissen in de zomer in Zuid-Europa. Deze rampen zullen helaas een belangrijke rol spelen in de verandering van het landschap en het scheppen van toekomstige milieuproblemen. Woestijnvorming is geen modern probleem; we hebben het al tientallen jaren. In het verleden was de geleidelijke achteruitgang van vruchtbare grond een complex proces. Het kent velerlei oorzaken en het schrijdt met verschillende snelheid voort, overeenkomstig de klimaatverschillen.
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Woestijnvorming kan bijvoorbeeld een bestaande algemene klimaattendens doen versterken in de richting van grotere droogte of het kan aanvankelijk ontstaan uit een verandering van het lokale klimaat. Het is belangrijk te benadrukken dat de aanwezigheid van een nabijgelegen woestijn geen verband houdt met woestijnvorming. Helaas komt een gebied dat woestijnvorming vertoont slechts in de publieke aandacht op het moment dat het proces in volle gang is. Er is vaak weinig informatie beschikbaar om de vorige toestand van ecosysteem aan te duiden of de aantastingsgraad. Daarom dienen we bijzonder zorgvuldig te zijn over wat er moet worden gedaan met het verbrande land in Zuid-Europa: in de nabije toekomst bestaat er een gevaar van klimaatverandering die heel wel kan leiden tot woestijnvorming in de getroffen gebieden. Wetenschappers onderzoeken toevallig ook of woestijnvorming een permanente factor is in het proces van mondiale verandering, en hoe en wanneer woestijnvorming kan worden tegengehouden of teruggedrongen. Dit zal een van de onderwerpen voor discussie zijn op de internationale conferentie van de Verenigde Naties. Meer efficiënt gebruik van bestaande waterbronnen en controle van de verzilting zijn effectieve instrumenten voor gebieden met een droge bodem. Er zijn ook manieren om oppervlaktewaterbronnen zoals regenwater te gebruiken. Naast wetenschap kan de politiek worden beschouwd als een zinvol instrument voor de bestrijding van woestijnvorming. Als we de aantasting van droge en semi-onvruchtbare grond een halt willen toeroepen en terugdringen, moeten we begrijpen hoe en waarom de mate van klimaatverandering, bevolkingsgroei en voedselproductie deze omgevingen beïnvloeden. Ter afronding van deze discussie wordt een resolutie over de doelen van de Europese Unie voorgelegd aan de conferentie van de Verenigde Naties. Laat ik twee punten benadrukken die als zeer belangrijk beschouw. Ten eerste, het is eindelijk tijd dat de EU de handen ineen slaat als het zichzelf de “Europese Unie” wenst te noemen; zij moet een wettelijke basis leggen onder maatregelen ter bestrijding van woestijnvorming. Ten tweede, de EU moet het ene gat met het andere vullen: zij kan zichzelf niet presenteren als de beschermer van het milieu die gefaald heeft bij de bevordering van verplichte algemene regels inzake het importverbod in de EU van illegaal hout dat niet-duurzaam is gekapt. Sterker nog, woestijnvorming betreft niet alleen de Europese Unie, maar de hele planeet. Als de EU wil dat haar aanwezigheid tastbaar moet zijn, dient zij de geëigende stappen nemen en niet louter als waarnemer naar Madrid gaan. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Het is net alsof ik in dit debat een zekere bedroefdheid bespeur, een zekere ontsteltenis en misschien een wat kritische houding van de zijde van sommige Leden over wat we vanaf nu kunnen doen ter bestrijding van droogte en woestijnvorming, gelet op datgene wat we tot nu toe op dit gebied hebben gedaan. Ik denk echter dat de bepalende factoren en de context sinds 1994 significant zijn veranderd, vooral in de laatste jaren. Ik denk dat het groeiend bewustzijn bij regeringen, politici in het algemeen, maatschappelijke organisaties en publieke opinie over vraagstukken betreffende klimaatverandering, de milieukwesties waarmee we worden geconfronteerd en vooral de
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
strijd tegen woestijnvorming, klimaatverandering en watertekorten ons helpen door te gaan met vertrouwen, optimisme en een vernieuwd elan bij de bestrijding van de ernstige milieuproblemen waarmee we steeds meer worden geconfronteerd. We hebben ook reden tot enig vertrouwen en optimisme als we zien dat de Raad van de Europese Unie belangrijke verplichtingen aangaat, ik zou zelfs zeggen uiterst belangrijke verplichtingen, en dat de Raad internationaal het voortouw neemt bij de aankondiging van maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering en voorstelt dat deze normen worden, doelen die door de hele internationale gemeenschap moeten worden bereikt. Portugal, dat nu het voorzitterschap van de Europese Unie bekleedt, zal natuurlijk hier ook een belangrijk rol spelen, aangezien we de Europese Unie voorzitten op de conferentie op Bali die zoals u weet de besluitvorming voorbereidt die we op dat gebied nodig zullen hebben post-Kyoto 2012. Wij geloven dat de Madrileense Conferentie van partijen inzake het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming feitelijk een gelegenheid kan zijn voor het herzien en actualiseren van de verplichtingen die in 1994 zijn aangegaan. Dat hopen wij. We hebben drie of vier prioriteiten waarvan we menen dat het zinvol is die te realiseren. Ten eerste is het onze mening dat partijen bij het Verdrag hun interne coördinatie met betrekking tot bestrijding van woestijnvorming moeten verbeteren door een meer geïntegreerde aanpak van dit vraagstuk in zijn geheel. Zoals de geachte afgevaardigde al aangaf, nemen ministers voor de verschillende sectoren binnenlandse maatregelen zonder het tevoren eens te zijn over de bereiken doelstellingen, zodat de besluitvorming nogal ad hoc en willekeurig is. Daarom moet op nationaal niveau de coördinatie tussen de verschillende departementen die op dit gebied verantwoordelijkheden hebben, effectiever en efficiënter worden. Het werd genoemd in dit Huis, en ik heb het ook in mijn eerste toespraak gezegd, dat het zeer belangrijk is voor maatschappelijke organisaties om zich meer betrokken te voelen bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodig zijn voor de bestrijding van woestijnvorming. Veel problemen zijn specifiek en lokaal van aard, en hebben een groot effect op de lokale bevolking. Het is belangrijk in deze strijd dat er een besef van eigen verantwoordelijkheid zou zijn of de acceptatie van beleidslijnen die noodzakelijk zijn ter bestrijding van woestijnvorming. We moeten ook de institutionele methoden voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag versterken. We vinden het eveneens belangrijk op regionaal en internationaal niveau de samenwerking te vergroten, evenals de samenwerking bij de bestrijding van woestijnvorming. De partijen bij het Verdrag hebben vaak de neiging hun eigen problemen vanuit een exclusief nationaal standpunt te bekijken. Vanwege de aard van de betrokken problemen lijkt dit gebied ons bijzonder geschikt voor regionale en internationale samenwerking. Ter afronding, de kwestie van de begroting is hier genoemd: budgettaire toewijzingen. Dit is een belangrijk punt; natuurlijk moeten we voldoende financiële middelen toewijzen om deze methoden naar behoefte aan te passen. De vestiging van een Europese observatiepost voor droogte werd genoemd. Dat was feitelijk een van de punten die besproken werden op de informele bijeenkomst van de milieuministers in Portugal. Men zou uit dat debat kunnen concluderen dat zij de vestiging van een Europese observatiepost voor droogte als een belangrijke maatregel beschouwen
101
102
Handelingen van het Europees Parlement
NL
om de aandacht te vestigen op aan droogte gerelateerde problemen, maar ook om het model te bouwen dat vereist is voor de maatregelen die moeten of kunnen worden ten uitvoer gelegd om droogte te bestrijden. Daarom is dit, zoals ik heb gezegd een maatregel die de milieuministers met belangstelling en enthousiasme begroeten. Laten we voorts hopen dat de conferentie van Madrid resultaten zal opleveren die aan onze verwachtingen voldoen. De Voorzitter. − Dames en heren, het was een zeer interessant debat waarbij ik er graag op wijs dat vijf vrouwen en drie mannen hebben gesproken. Ik vind dat dit heel belangrijk is en het toont aan dat onze vrouwelijke afgevaardigden bijzonder ontvankelijk zijn voor een dergelijk fundamenteel vraagstuk. Ter afronding van dit debat, ik heb zeven ontwerpresoluties (1) overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement. Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. (In afwachting van het vragenuur wordt de vergadering om 17.15 uur onderbroken en om 17:30 uur hervat. VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter 13. Vragenuur (vragen aan de Raad) De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B6-0138/2007). Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad. Vraag 1 van Manuel Medina Ortega (H-0517/07) Betreft: Globale aanpak van de immigratie In de conclusies van de Raad algemene zaken die op 17 en 18 juni plaatsvond in Luxemburg wordt gewezen op de noodzaak van een meer globale aanpak van de immigratie en op de moeite die het kost om tot een permanente intergouvernementele samenwerking op dit gebied te komen. Welke maatregelen kunnen volgens de Raad genomen worden om een doeltreffender beleid van de Unie op dit gebied te ontwikkelen, in het bijzonder door aan de Commissie of aan Frontex daadwerkelijke beslissingsbevoegdheden toe te kennen op gebieden als het lanceren van proefprojecten voor associatie? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) De instellingen van de EU leggen de reeks maatregelen die zijn voorzien in de conclusies van de Raad van 18 juni 2007 ten uitvoer binnen de grenzen van hun bevoegdheid zoals die bij het Verdrag aan hen zijn toegekend. Ze doen dat in samenwerking met de lidstaten en waar nodig met de betrokken derde landen. De verantwoordelijkheid voor de controle en bewaking van buitengrenzen ligt bij de lidstaten. Het is echter in het belang van alle lidstaten die het Akkoord van Schengen hebben
(1)
Zie notulen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ondertekend, niet slechts van hen die buitengrenzen hebben, om ervoor te zorgen dat de controles van de buitengrenzen effectief zijn; daarom zijn er bepaalde maatregelen getroffen om solidariteit en samenwerking tussen lidstaten op dit terrein te bevorderen. De vestiging van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, een agentschap dat algemeen bekend staat als Frontex (Verordening (EG) nr. 2007/2004), was een belangrijke stap bij het bevorderen van die solidariteit. Op dezelfde wijze werd de capaciteit van het bureau Frontex verder versterkt met de aanvaarding op 12 juni van dit jaar van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, evenals de nog in 2007 op te zetten centrale registratie van bij de lidstaten beschikbare technische uitrusting, die beheerd wordt door de lidstaten en die geschikt is voor gebruik door andere lidstaten – bekend als de “toolbox”. Gezamenlijke operaties en proefprojecten worden gelanceerd in overeenstemming met de betrokken lidstaten. De snelle grensinterventieteams worden ingezet in reactie op een verzoek van een of meer lidstaten. Frontex coördineert deze activiteiten. Er zijn op het moment geen plannen om de omvang van de besluitvormingsbevoegdheid van de Commissie of van Frontex in dit verband uit te breiden. De goedkeuring van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en van de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma “Solidariteit en beheersing van migratiestromen” is een andere belangrijke stap voor de bevordering van solidariteit en zal nieuwe middelen voor uitbreiding van financiële hulp aan de lidstaten die de bepalingen van het Schengenakkoord op hun buitengrenzen toepassen. Manuel Medina Ortega (PSE). – (ES) Fungerend voorzitter, dank voor de informatie die u mij gaf. Ik ben mij bewust van de constitutionele beperkingen bij de ontwikkeling van deze samenwerkingsmaatregelen en ook van het verzet van veel lidstaten om grotere verplichtingen op zich te nemen, maar we lopen altijd het risico dat de woorden van de Europese Unie niet door de feiten worden bevestigd, en in het bijzonder bij het functioneren van het Frontex-mechanisme. Als een gevolg van de strikt intergouvernementele en vrijwillige aard van de samenwerking zijn de woorden van de Europese Unie vaak slechts woorden, met andere woorden, een programma gaat van start en wordt onderbroken, omdat de regeringen niet de materiële middelen hebben verstrekt of deze na verstrekking intrekken, hetgeen betekent dat we eindigen met herhaalde verklaringen die werkelijk teleurstellend voor het publiek zijn, met de aankondiging dat de middelen worden ingetrokken zodra de operatie van start is gegaan of na zeer beperkte of korte perioden. Ik hoop dat het voorzitterschap de consolidatie van een systeem zal aanmoedigen dat een grotere duurzaamheid voor dit soort operaties zal geven. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik begrijp uw bezorgdheid. Ik vind dat we in elk geval ook hier met een positieve blik naar de gemaakte vordering moeten kijken. Als we voor ogen houden waar we vandaan kwamen en waar we zijn, is de oprichting van bureau Frontex in mijn ogen al vooruitgang en een stap voorwaarts in de samenwerking binnen de Europese Unie bij zaken die het beheer van de buitengrenzen betreffen.
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We kunnen, zoals u zegt, de capaciteiten en bevoegdheden van Frontex ontwikkelen als de lidstaten dat wensen. Een woord is hier echter ook op zijn plaats, denk ik, en dat is niet een intergouvernmenteel woord maar een fundamenteel woord, een woord, waarvan ik zou zeggen dat de Unie daarop is gebouwd, en dat woord is solidariteit. We moeten ook hier op die solidariteit vertrouwen, solidariteit met de lidstaten die op een of ander moment daar behoefte aan hebben. Dat woord – er is geen substituut voor – is een woord dat niet verwijst naar een intergouvernementele situatie maar eerder naar een unie. Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zal wat concreter worden. Het idee achter Frontex is uitstekend, maar de uitvoering is slecht. Een van de redenen is dat de lidstaten niet het personeel en materieel leveren dat zij hebben toegezegd. De heer Frattini heeft gezegd dat daarin slechts voor 10 procent is voorzien. Ik wil graag weten – en ik vraag u het Parlement daarover te informeren – welke lidstaten het door hen toegezegde personeel en de technische uitrusting die ze hebben beloofd, daadwerkelijk hebben geleverd en welke lidstaten dat niet hebben gedaan. Welke maatregelen wilt u als fungerend voorzitter van de Raad nemen om ervoor te zorgen dat alle lidstaten eindelijk hun toezeggingen nakomen zodat Frontex het hele jaar door functioneert? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad – (PT) Ik begrijp ook de vraag van de geachte afgevaardigde. We moeten de verplichtingen in gedachten houden die we binnen het gebied van Frontex hebben afgesproken in de vorm van uitrusting, financiën of personeel, en we moeten instaan voor onze verplichtingen. Ik wijs erop dat het voorzitterschap niet heeft nagelaten om de aandacht voor deze aspecten te vragen. Als we er niet in slagen de verplichtingen na te komen, moeten we dat met spoed rechtzetten. Dat is de enige manier om het bureau Frontex in staat te stellen effectief de rol te vervullen en de bevoegdheden die het heeft gekregen uit te oefenen. Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Ik ben benieuwd of men eraan heeft gedacht om hierbij ook kleine en middelgrote ondernemingen te betrekken, die immers veel aan de werkgelegenheid in Europa bijdragen. Men kan hierbij met name denken aan werkgelegenheid voor vrouwen, zoals in Amerika gebeurt, waardoor extra uitvoering wordt gegeven aan de agenda van Lissabon. Heeft de Raad maatregelen getroffen om dit soort arbeidskrachten in het programma te integreren? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Wat betreft het management van het bureau Frontex en het algemenere vraagstuk van immigratie merk ik op dat de primaire doelen van het Portugese voorzitterschap zijn het effectiever bestrijden van illegale immigratie en het verbeteren van de aanpassing, integratie en levenskwaliteit van hen die in ons midden werken en legaal bijdragen aan de onze economische en sociale ontplooiing. Het Portugese voorzitterschap heeft verschillende initiatieven over dit aspect voor ogen. We moeten denken aan maatregelen die fundamenteel en essentieel zijn op dit gebied voor wat betreft onze betrekkingen met derde landen. Immigratie staat altijd op de agenda van het voorzitterschap en de Raad in hun dialoog met derde landen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Vraag 2 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0520/07) Betreft: Modernisering van de arbeidswetgeving middels opname van een verwijzing naar de gelijkheid van vrouwen en mannen Welke verschillen in behandeling ziet de Raad tussen vrouwen en mannen op het gebied van de betaalde arbeid? Hoe ziet het geografische plaatje van discriminatie in de lidstaten eruit? Hoe denkt de Raad er in het kader van de discussie over de modernisering van de arbeidswetgeving aan bij te dragen dat discriminatie wordt aangepakt en dat vrouwen en mannen gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardig werk krijgen, mét waarborgen betreffende arbeidsflexibiliteit en -zekerheid? Is het mogelijk zowel veiligheidsclausules voor het beschermen van het moederschap, als voor het combineren van het beroeps- en het privéleven in de particuliere sector in te bouwen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad . – (PT) Wat betreft de verschillen in behandeling tussen mannen en vrouwen met betrekking tot bezoldigd werk is er al primaire wetgeving goedgekeurd waaronder bepaalde richtlijnen die voorzien in de gelijke behandeling met betrekking tot loon, toegang tot banen, beroepsopleiding, promotie en arbeidsomstandigheden. De Commissie en Eurostat zijn voorts verantwoordelijk voor het monitoren van de situatie in deze sector in de verschillende delen van de Europese Unie. Om beleid te formuleren is het duidelijk dat er een primaire behoefte bestaat aan kwalitatief goede gegevens die de hele Europese Unie bestrijken. Ik ben blij als ik denk aan de overeenkomst die onlangs is bereikt tussen de Raad en het Parlement over het oprichten van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, dat exact op dat terrein zal gaan werken. Wat betreft het onderwerp modernisering van arbeidswetgeving kan de Raad alleen activiteiten ontplooien op basis van een wetgevingsvoorstel van de Commissie. Niettemin past de Raad ook vrijere methoden toe voor de coördinatie krachtens de Europese werkgelegenheidsstrategie. Op dit beleidsterrein is onze aandacht momenteel gericht op de recente mededeling van de Commissie over flexizekerheid die gendergelijkheid specifiek noemt als een van mogelijke gezamenlijke beginselen voor overeenstemming op Europees niveau. We verwelkomen ook het feit dat de lentebijeenkomst 2007 van de Europese Raad instemde met het in het leven roepen van een verbond voor het gezin dat dient als platform voor uitwisseling van inzichten en kennis over goede praktijkvoorbeelden en beleid voor gezinnen. Wat betreft de vraag over het invoeren van veiligheidsclausules voor het beschermen van moederschap en het combineren van het beroeps- en privéleven in de particuliere sector noem ik graag de belangrijke richtlijnen die al zijn vastgesteld op het gebied van moederschapsverlof en de bescherming op het werk van moeders en pas geboren kinderen. Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de fungerend voorzitter van de Raad voor het herhalen van de maatregelen die, zoals we weten, zijn getroffen in het belang van de gelijkheid. Ik heb een vraag over de positieve discriminatie in de wetgeving van sommige lidstaten. Er zijn bijvoorbeeld lagere
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
pensioendrempels voorzien voor moeders; wordt dit vandaag afgekeurd door de Europese Commissie die deze lidstaten voor het Europees Hof brengt? Gaat de Raad besluiten ten gunste van een dergelijke positieve discriminatie? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Een zorgvuldige bestudering van de programma’s van de Duitse, Sloveense en Portugese voorzitterschappen laat zien dat sociale vraagstukken, vooral vraagstukken over gendergelijkheid en de bescherming van het gezin zeer hoog genoteerd staan op onze lijst van zaken. In samenwerking met de Commissie en met iedereen binnen de kring van onze verantwoordelijkheid zullen we natuurlijk maatregelen presenteren die gunstiger kunnen zijn en feitelijk onze betrokkenheid bij sociale kwesties weerspiegelen. Deze betrokkenheid is essentieel in een moderne samenleving zoals de EU waarbij rekening wordt gehouden met de respectieve bevoegdheden van de EU en de lidstaten. Laat ik de geachte afgevaardigde geruststellen dat sociale kwesties, in het bijzonder die met betrekking tot de bescherming van het gezin, prioriteit krijgen van alle drie voorzitterschappen en in dit specifieke geval van het Portugese voorzitterschap. Ik hoop dat we haar omstreeks december op dit gebied niet hebben teleurgesteld. Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Nog in 1975 nam de Europese Unie wetgeving aan die discriminatie verbood bij de betaling van salarissen en eiste dat mannen en vrouwen voor dezelfde banen op dezelfde wijze werden betaald. Er zijn al dertig jaar voorbij gegaan en nog steeds zijn deze wetten niet ten uitvoer gelegd. Ik vraag de Raad zijn mening hierover te geven. Kunnen lidstaten zelf kiezen welke wetten zij ten uitvoer leggen en welke niet? Hoe is de situatie in Portugal? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Opnieuw moet ik hier wijzen op hetgeen onder de bevoegdheid van de EU valt, namelijk beleid en wetgeving, en wat de verantwoordelijkheid is van de lidstaten – hier moet rekening mee worden gehouden – ik wil graag zeggen dat gendergelijkheid voor Portugal een belangrijk vraagstuk is. Ik moet ook zeggen dat in de Eu en in dit speciale geval in het nieuwe hervormingsverdrag – zoals in het Constitutionele Verdrag al werd weerspiegeld – gelijkheid voor ons een primair en fundamenteel vraagstuk is bij Europese integratie en deel uitmaakt van het acquis van die fundamentele beginselen die zeker altijd tot onze eerste zorg behoren. De Voorzitter. – Vraag 3 van Chris Davies (H-0523/07) Betreft: Palestina Wat is op dit moment het standpunt van de Raad ten aanzien van rechtstreeks contact met gekozen vertegenwoordigers van het Palestijnse volk die werkzaam zijn in het bestuur van de Gazastrook? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik herinner het Parlement eraan dat de Raad in zijn conclusie van 23 en 24 juli 2007 zijn volledige steun aan president Abbas en de regering onder leiding van premier Fayyad heeft herhaald. De Raad bevestigde opnieuw zijn standpunt over de gebeurtenissen in Gaza: de enige manier om Palestina’s nationale doelstellingen met vreedzame, wettelijke en democratische middelen te bereiken, is door verzoening en nationale eenheid op basis van het door president Abbas opgestelde vredesprogramma.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Raad verklaarde ook dat de EU tegenstander is van elke opdeling van de Palestijnse gebieden en bevestigde dat de EU bereid is om samen te werken met alle Palestijnse partijen wier beleid en daden de beginselen van het Kwartet weerspiegelen. De EU hervatte de betrekkingen met de instellingen van de Palestijnse Autoriteit. We gingen onmiddellijk financiële en technische hulp aan de Palestijnse regering verstrekken. De Raad heeft in zijn conclusies van 23 en 24 juli 2007 opnieuw zijn aanbod bevestigd om hulp te verlenen bij de oprichting van de instellingen en het opzetten van de economie van de toekomstige Palestijnse staat en de noodzaak onderstreept de economie in bezette Palestijnse gebieden volledig te ontwikkelen, onder meer door de samenwerking te stimuleren met de Palestijnse particuliere sector. De Raad bevestigde zijn steun aan de Palestijnse politie door de missie van de EUPOL COPPS opnieuw in stelling te brengen. De Commissie riep ook Israël op om de voorwaarden te scheppen die voor een dergelijke missie zijn vereist. Chris Davies (ALDE). – (EN) Het beleid van de Europese Unie is sinds de Palestijnse verkiezingen steeds geweest geen gesprek aan te gaan met de gekozen vertegenwoordigers die een binding hebben met Hamas. Telkens als Hamas een kleine stap heeft gezet die zou kunnen worden geïnterpreteerd als zijnde in onze richting, hebben we de deur dichtgesmeten. Uit gesprekken die ik in Lissabon had met enkele collega’s van de fungerend voorzitter van de Raad weet ik dat er leden van de Portugese regering zijn die geloven dat dit beleid een rampzalige mislukking is. Maar in dit geval is het zijn taak om namens de Raad te spreken en het onverdedigbare te verdedigen. Kan hij het Parlement vertellen in welke opzichten de Raad gelooft dat zijn beleid een succes is gebleken? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik wil erop wijzen dat het Vredeskwartet voor het Midden-Oosten kortgeleden in Lissabon bijeen is geweest. We hebben er vertrouwen in en geloven dat we in staat zullen zijn maatregelen op te stellen binnen het werkterrein van het kwartet en ook binnen het werkterrein van de Europese Unie, maatregelen die kunnen bijdragen aan de vooruitgang in de vredesproces in het Midden-Oosten. De situatie daar bleef gedurende vele jaren onveranderd en we weten dat het een complexe en moeilijke situatie is die niet van de ene dag op de andere kan worden opgelost. We geloven echter dat de politieke voorwaarden nu zodanig zijn dat ze ons in staat stellen positieve voortgang te boeken. Het Portugese voorzitterschap wil daaraan werken en dat geldt ook voor de Raad en de Europese Unie. We moeten het moment en de gelegenheid met beide handen aangrijpen. We moeten voordeel trekken uit de politieke context en een grote mate van spoed aan de dag leggen om dit probleem op te lossen waarvan ik denk dat we vinden dat dit op het moment met betrekking tot het vredesproces in het Midden-Oosten aanwezig is. We moeten realistisch zijn en toch vertrouwen hebben en niet aan opgeven denken. David Martin (PSE). – (EN) Laat mij de zeer goede vraag van de heer Davies opnieuw formuleren. Gelooft de Raad dat we vooruitgang in het Midden-Oosten kunnen boeken zonder Hamas aan tafel te brengen? Tenzij Hamas bij de besprekingen wordt betrokken, kan het Kwartet bijeenkomen zoveel als het wil, maar zal er geen oplossing komen. Accepteert de Raad dat hij op een dag direct tegenover Hamas komt te zitten om deze situatie op te lossen?
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals u weet stemde de Raad in met beginselen en beleidslijnen voor het vredesproces in het Midden Oosten dat hij voornemens is overeind te houden; de Raad gelooft in deze beginselen en in deze beleidslijnen dat zijn politieke handelingen vormgeven en hij is voornemens daaraan vast te houden. De Voorzitter. − Aangezien de auteur niet aanwezig is komt vraag 4 te vervallen. Vraag 5 van David Martin (H-0526/07) Betreft: Aid for trade Het Fins en het Duits voorzitterschap verdienen felicitaties voor de prioriteit die zij hebben gegeven aan hulp voor handel. Wat zal het Portugees voorzitterschap ondernemen om ervoor te zorgen dat de uitgaven voor handelsgerelateerde hulp van de Commissie en in het bijzonder van de lidstaten in de lijn blijven liggen van het streefcijfer van jaarlijks 1 miljard euro in 2010? Heeft het voorzitterschap inzicht of zal het inzicht verwerven in de financiële toezeggingen van afzonderlijke lidstaten met betrekking tot het streefdoel van 1 miljard euro? Hoe gaat het Portugees voorzitterschap ervoor zorgen dat de lidstaten en de Commissie de juiste bijstand verlenen voor die aspecten van hulp voor handel die in 2006 door de task force aid for trade van de WTO zijn benoemd, zoals handelsgerelateerde aanpassingen en handelsgerelateerde infrastructuur, die buiten de definitie van handelsgerelateerde bijstand en daarom buiten het streefdoel van 2 miljard euro vallen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Het Portugese voorzitterschap is vastbesloten het succesvolle werk van de Finse en Duitse voorzitterschappen voort te zetten en de conclusies over hulp voor handel (Aid for Trade) die de Raad op 15 mei 2007 goedkeurde, ten uitvoer te leggen, vooral voor wat betreft het tijdig finaliseren van de EU-strategie hulp voor handel zodat deze kan worden meegenomen in de volgende mondiale evaluatie van de WTO inzake hulp voor handel die plaatsvindt in november 2007. Een van de doelstellingen van het voorzitterschap is het daadwerkelijk tot overeenstemming komen in de oktoberbijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen over de EU-strategie “Hulp voor handel” (Aid for Trade), met inbegrip van een samenvatting van de specifieke stappen die zijn voorzien bij het verkrijgen van de overeengekomen 2 miljard euro voor handelsbijstand in 2010, met name de 1 miljard euro van de lidstaten voor de behoeften van de ontwikkelingslanden. Het voorzitterschap vertrouwt erop dat deze doelstelling zal worden bereikt. De strategie is ook erop gericht een bijdrage te leveren aan een bredere agenda voor hulp voor handel en aan de bepaling van de ten uitvoer te leggen maatregelen. Het Portugese voorzitterschap presenteert daarom op 5 juli 2007 een ontwerpstrategie voor hulp voor handel die in bespreking is in de betreffende structuren van de Raad. De ontwerpstrategie moet gezien worden in de context van het vervolg op de aanbevelingen in 2006 van de taskforce van de WTO inzake hulp voor handel. David Martin (PSE). – (EN) Ik voel mij zeer bemoedigd door de reactie van de fungerend voorzitter van de Raad en wens hem, het beste voor de oktober-bijeenkomst. Ik hoop dat hij een succesvol onderhandelpakket krijgt.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wil hij in dat geval overwegen om tegen het eind van dit jaar bekend te maken hoeveel iedere individuele lidstaat heeft bijgedragen in de vorm van hulp voor handel (Aid for Trade)? We weten dat de 1 miljard euro van de Commissie zeer transparant is en dat het bijzonder duidelijk is hoe het wordt uitgegeven. Het is niet zo helder waarvandaan de 1 biljoen euro van de lidstaten geacht wordt te komen, of dit feitelijk gebeurt en van wie het komt. Wil de Raad in overweging nemen dat in november of december openbaar te maken? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik bedank de geachte afgevaardigde voor zijn bemoedigende woorden en zijn vertrouwen. Het Voorzitterschap en de Raad zullen bij deze kwestie passende maatregelen treffen volgens de gebruikelijke praktijk, voorwaarden en bestuursmaatregelen. De Voorzitter. – Vraag 6 van Esko Seppänen (H-0527/07) Betreft: Beleid inzake de noordelijke dimensie Het Portugese voorzitterschap van de Raad heeft verklaard te zullen gaan werken aan de bevordering van de samenwerking van de EU met de landen rond de Middellandse Zee. Hoe gaat de Raad, aangezien de EU ook een noordelijke dimensie heeft, tegelijkertijd het beleid inzake de noordelijke dimensie van de EU en de tenuitvoerlegging daarvan bevorderen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) We hebben het beleid inzake de noordelijke dimensie sinds het begin van dit jaar ingevoerd uit op basis van twee documenten die op de top over de noordelijke dimensie in Helsinki in november 2006 zijn goedgekeurd. Het document met het beleidskader en de politieke verklaring die in Helsinki zijn goedgekeurd, betekenen een keerpunt voor de noordelijke dimensie voor zover zij het beleid omzetten in een gezamenlijk beleid dat gedeeld wordt door alle partners van de noordelijke dimensie, te weten de EU, Rusland, Noorwegen en IJsland. Gezamenlijke aanvaarding van het nieuwe beleid is een belangrijke doelstelling en omvat de volledige participatie van Rusland in alle structuren en activiteiten van de noordelijke dimensie. De andere belangrijke participanten en deelnemers in de noordelijke dimensie, in het bijzonder de vier noordelijke regionale raden en de internationale financieringsinstellingen, zullen ook bij het proces worden betrokken. De noordelijke dimensie functioneert nu als permanent platform voor de bespreking van noordelijke vraagstukken en aangelegenheden. Het Portugese voorzitterschap zal zeker zijn werkzaamheden op dit gebied voortzetten. Een bijeenkomst van de stuurgroep is gepland voor eind september, begin oktober in Reykjavik. De stuurgroep draagt zorg voor de continuïteit tussen de bijeenkomsten van ministers en van hoge ambtenaren. Een bijeenkomst van hoge ambtenaren is gepland tijdens het Portugese voorzitterschap en wordt 21 november in Rusland gehouden. Als mediterraan land wil Portugal graag een intensiever en breder politiek debat zien met onze partners aan de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee binnen het verband van Euromed. De landen van de EU en Euromed delen gezamenlijke belangen en staan voor soortgelijke uitdagingen. Het is in ons eigen belang om de samenwerking van de EU met deze landen te verbreden, vooral met betrekking tot de aanpak van migrantenstromen en sociale ontwikkeling. Tegelijkertijd gaan we door met de tenuitvoerlegging van het nieuwe beleid van de noordelijke dimensie. In het geval van Euromed kon veel worden bereikt door praktische
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
samenwerking gebaseerd op goed nabuurschap, een partnerschap van gelijkheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid en transparantie. Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, de rol van Rusland is cruciaal in de ontwikkeling van de noordelijke dimensie. De betrekkingen van de Europese Unie met Rusland zijn in dat verband belangrijk. Is het voorzitterschap voornemens om deze herfst besprekingen met Rusland over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst te bevorderen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals u weet gaat het Portugese voorzitterschap tijdens zijn ambtsperiode een top met Rusland organiseren in Mafra, een stad niet ver van onze hoofdstad Lissabon. We hopen tijdens die top aandacht te besteden aan alle vraagstukken met betrekking tot samenwerking en de betrekkingen tussen EU en Rusland op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied, alsmede op gebieden die direct betrekking hebben op het vrije verkeer van personen op Europees grondgebied. We beschouwen het als belangrijk en strategisch om met Rusland een wederzijds voordelige en heilzame relatie te vestigen die gebaseerd is gezamenlijk beginselen en waarden. De Voorzitter. − Vraag 7 van Bernd Posselt (H-0530/07) Betreft: Frontex Welke ervaringen heeft de Raad in de afgelopen maanden vergaard over Frontex, en wat denkt hij van het idee om daaruit een werkelijke Europese grensverdediging te ontwikkelen naar het voorbeeld van de Duitse Bundesgrenzschutz? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, bekend als Frontex, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004, dat ik eerder noemde, is bedoeld om het geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU te verbeteren. De rol en de functies van Frontex zijn geregeld in de Verordening die rekening houdt met het feit dat de lidstaten verantwoordelijkheid blijven behouden voor de beheersing en bewaking van de buitengrenzen. De bevoegdheden van Frontex werden op 12 juni 2007 versterkt door goedkeuring van het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad waarbij een mechanisme wordt ingesteld voor de oprichting van snelle grensinterventieteams (Rapid Border Intervention Teams - RABIT). De Europese Raad verwelkomde in zijn conclusies van juni 2007 de overeenkomst inzake de snellegrensinterventieteams en de oprichting van het Europees patrouillenetwerk en de instelling van een gecentraliseerd instrumentarium (“toolbox”) van door lidstaten beschikbaar gestelde technische uitrusting. Op dit ogenblik zijn er geen andere voorstellen om de Frontex-verordening te wijzigen. Het Haags Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid nodigt de Commissie uit om tegen het eind van 2007 een evaluatie van het agentschap aan de Raad te presenteren. Die evaluatie moet de functies van het agentschap analyseren en aangeven of het agentschap andere verantwoordelijkheden met betrekking tot aspecten van grensbeheer moet krijgen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Het ging mij niet zozeer om de verordening als wel om de achterliggende visie. In 1998 presenteerde ik hier een verslag over uitbreiding en interne veiligheid, waarin ik het voorstel deed voor een Europese grenspolitie. De Top in Tampere nam dit voorstel over, evenals het idee van een politieacademie. Frontex was bedoeld als een eerste stap. Is de fungerend voorzitter van de Raad van plan om Frontex en de interventieteams verder te ontwikkelen in de richting van een echte Europese grenspolitie voor de gemeenschappelijke bewaking van de buitengrenzen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik ben van mening dat het Frontex-agentschap zijn verantwoordelijkheden zal uitwerken en verbreden in overeenstemming met de behoeften en natuurlijk met de wil van de lidstaten. De Voorzitter. – Vraag 8 van Sarah Ludford (H-0533/07) Betreft: Verbetering van de politiesamenwerking Welke zijn de voornemens van het Portugese voorzitterschap ten aanzien van de voortgang van twee belangrijke Commissievoorstellen om de bescherming van de burgers van de EU tegen misdaad en terrorisme te verbeteren, namelijk COM(2005)0317 definitief betreffende de verbetering van de politiesamenwerking tussen de lidstaten aan de binnengrenzen en COM(2005)0490 definitief betreffende de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel? Niet alle onderdelen van deze twee voorstellen zijn opgenomen in het besluit van Prüm. Is het voorzitterschap niet ook van mening dat het onvermogen van de lidstaten om het hierover eens te worden een slecht signaal doet uitgaan ten aanzien van het belang dat zij hechten aan de uitdaging van de grensoverschrijdende wetshandhaving en de voortvarendheid waarmee zij deze aangaan? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Het voorzitterschap is het ermee eens dat verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking met het doel van wetshandhaving niet alleen belangrijke en urgente zaak is, maar ook een uitdaging. Het ontwerpbesluit van de Raad over de versterking van grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder bij de bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit – bekend als het besluit van Prüm – waarover de Raad in juni 2007 tot een politieke overeenkomst kwam, toont een aanzienlijke vooruitgang betreffende de tenuitvoerlegging van het beschikbaarheidsbeginsel en de versterking van grensoverschrijdende politiesamenwerking, in het bijzonder door middel van gezamenlijke operaties en bijstandsverlening bij grote evenementen, rampen en ernstige ongevallen. Het voorzitterschap is van mening dat het besluit van Prüm zo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd om tastbare resultaten te kunnen bereiken. Daarom probeert het voorzitterschap zijn inspanningen erop te richten dat er in de volgende paar maanden vooruitgang wordt geboekt met het ontwerpbesluit van de Raad om het besluit van Prüm te implementeren. Het voorzitterschap is het eens met de geachte afvaardigde dat niet alle punten in de twee voorstellen van de Commissie – een over het verbeteren van politiesamenwerking en een over het beschikbaarheidsbeginsel – in het besluit van Prüm zijn opgenomen. Een aanzienlijk deel van het voorstel van de Commissie over politiesamenwerking wordt echter door het besluit van Prüm bestreken en het voorzitterschap heeft geen reden om te veronderstellen
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat heropening van het debat over de andere delen tot een ander resultaat zou leiden dan tot datgene wat in april 2006 is bereikt. Terwijl het voorstel van de Commissie over het beschikbaarheidsbeginsel algemene beginselen aangeeft en zes soorten gegevens bestrijkt, gaat het besluit van Prüm alleen over DNA-gegevens, vingerafdrukken en voertuigkentekenregistratie. Het voorzitterschap is van oordeel dat gefaseerde tenuitvoerlegging van het beschikbaarheidsbeginsel het meest realistisch en praktisch is en ook als benadering zeer waarschijnlijk op korte termijn praktische resultaten oplevert voor de dagelijkse politiesamenwerking en een grotere veiligheid voor de burgers van de EU. Het is ook van oordeel dat deze praktische resultaten een sterk signaal zouden kunnen afgeven over het belang en de urgentie van de grensoverschrijdende samenwerking en daarmee aantonen dat praktische samenwerking mogelijk wordt en wordt uitgevoerd, al is het maar slechts op onderdelen. Dat betekent niet dat we niet hoeven door te gaan met inspanningen om een nog nauwere samenwerking inzake wetshandhaving te bereiken, in het bijzonder door middel van de elementen die in de voorstellen van de Commissie staan vermeld. De hoop bestaat dat dit echter kan worden gedaan op basis van de tot op heden behaalde resultaten, evenals op die welke voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van het besluit van Prüm Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, kan de Raad derhalve bevestigen dat de besprekingen in de Raad zowel over het beschikbaarheidsbeginsel als over de maatregel inzake politiesamenwerking zijn opgeschort? U hebt toegegeven dat het verdrag van Prüm minder ambitieus is dan elk van deze besprekingen, dus u hebt ze daarom opgeschort? Waarom kan de Raad doorgaan met wetgeving voor dingen die inbreuk maken op de privacy van mensen, maar kan hij niet doordringen tot de kern van de politiesamenwerking? Een van de hindernissen daarvoor is natuurlijk het ontbreken van een algeheel kader voor gegevensbescherming. Het Duitse voorzitterschap beloofde ons dat een dergelijk instrument dit jaar zou worden aangenomen. Maakt het Portugese voorzitterschap metterdaad voorgang hiermee, en wat zijn de belangrijkste obstakels? De Raad en de lidstaten moeten verder gaan met de praktische politiesamenwerking binnen een hecht kader voor gegevensbescherming. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Het Portugese voorzitterschap handelt op dit gebied op een ambitieuze, maar ook realistische manier. Bij het overwegen van getroffen maatregelen of voorgestelde maatregelen kijken we altijd naar het uitgangspunt en ons beoogd doel en feitelijk ben ik bij deze kwestie van politiesamenwerking van oordeel dat we een opmerkelijke en aanzienlijke voortgang hebben geboekt met betrekking tot ons uitgangspunt. Misschien niet alle voortgang die velen graag zouden hebben gezien, maar er is iets gedaan en dat wordt gedaan als de lidstaten dit wensen. Het Portugese voorzitterschap zal daarom de maatregelen steunen, ontwikkelen en ten uitvoer leggen die werden overeengekomen en die naar onze opvatting een positieve vooruitgang in politiesamenwerking ten opzichte van de vorige situatie laten zien.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Vraag 9 van Dimitrios Papadimoulis (H-0536/07) Betreft: Het oecumenisch karakter van het patriarchaat van Constantinopel Ik ga hier een reeks voorvallen vermelden, die aantonen welke inspanningen de Turkse autoriteiten zich getroosten om twijfel te laten rijzen aan het oecumenische karakter van het Patriarchaat van Constantinopel. De Turkse minister van Buitenlandse Zaken heeft expliciet uitgesloten dat de Turkse regering het oecumenische karakter van dit patriarchaat zal erkennen. Ook is het aan Turkse functionarissen verboden om een receptie van de patriarch van Constantinopel bij te wonen, omdat daarop verklaard wordt dat deze patriarch een “oecumenisch patriarch” is. Dan is er nog de nieuwe veiligheidsdoctrine van Turkije, die inhoudt dat “pogingen om de bestaande status van het patriarchaat te verhogen tot alle prijs moeten worden verhinderd”. Tenslotte heeft nog eergisteren (op 26 juni 2007) het Hoogste Gerechtshof van Turkije de uitspraak gedaan dat het Patriarchaat van Constantinopel geen enkel oecumenisch (de ganze Christenheid betreffend) karakter heeft en dat de patriarch alleen het hoofd is van de Grieks-orthodoxe gemeenschap van Istanboel. Is de Raad van oordeel dat het standpunt van de Turkse autoriteiten tegenover het Patriarchaat van Constantinopel in overeenstemming is met de criteria van Kopenhagen en de toezeggingen die Turkije heeft gedaan in het kader van de associatieprocedure voor dit land? Welke stappen denkt hij te ondernemen bij de Turkse autoriteiten? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) De Raad heeft herhaaldelijk het belang benadrukt dat hij hecht aan vraagstukken van godsdienstvrijheid in Turkije. Religieuze minderheden en gemeenschappen worden nog steeds geconfronteerd met moeilijkheden die verband houden met rechtspersoonlijkheid, eigendomsrechten, scholen, intern beleid en opleiding, woon- en werkvergunningen betreffende Turkse en niet-Turkse geestelijken naast de mogelijkheid van buitenlandse geestelijken die gekozen zijn als leiders van religieuze gemeenschappen. De specifieke problemen waarmee het orthodoxe patriarchaat wordt geconfronteerd, in het bijzonder het gebruik van de kerkelijke titel van oecumenisch patriarch, moeten ook in die context worden onderzocht. Die omstandigheden moeten niet de rechten aantasten die door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens worden gewaarborgd. Godsdienstvrijheid is een fundamenteel gebied waarop met spoed tastbare voortgang moet worden geboekt; dit vergt ook specifieke maatregelen voor het aannemen en ten uitvoer leggen van geëigende wetgeving in overeenstemming met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens. Een van de kortetermijnprioriteiten in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije is meer in het bijzonder de vaststelling van wetgeving die in overeenstemming is met de betreffende Europese maatstaven en dit geeft antwoord op alle problemen waarmee minderheden en religieuze niet-moslimgemeenschappen mee worden geconfronteerd. Tegelijkertijd dient sociale tolerantie te worden ontwikkeld. In dat verband kan ik de geachte afgevaardigde verzekeren dat de kwestie van godsdienstvrijheid steeds nauwlettend in het oog wordt gehouden als onderdeel van de onderhandelingen voor toetreding in de context van hoofdstuk 23, Rechterlijke macht en fundamentele rechten, en van het lopende hervormingsproces in Turkije. Dit onderwerp komt op alle niveaus ter sprake wanneer dat relevant is. Dat was het geval op de ministeriële
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Trojkabijeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije die op 4 juni in Ankara werd gehouden. Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad, in de twee-en-een-halveminuut die u hebt gesproken, hebt u het probleem bevestigd dat ik u in mijn vraag voorlegde, maar u hebt geen duidelijk standpunt ingenomen. Op 22 augustus zei commissaris Rehn, sprekend namens de Commissie, dat het de patriarch en het patriarchaat vrij moest staan de kerkelijke titel “oecumenisch” te voeren en hij voegde eraan toe dat Turkije moest zorgen dat de niet-moslimgemeenschappen een wettelijke status konden krijgen. Deelt de Raad dit ondubbelzinnige standpunt dat door de Commissie is ingenomen? Als dat zo is, waarom zegt u dat niet zo duidelijk? Als dat niet het geval, wat zijn dan de redenen? Waarom bent u zo terughoudend? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Mijnheer Papadimoulis, ik ben van oordeel dat het voorzitterschap en de Raad over de kwestie van mensenrechten in onze betrekkingen met Turkije zowel nu als in het verleden duidelijk, veeleisend en resoluut duidelijk zijn geweest en dat ook in de toekomst zullen zijn. Ik vind daarom dat het misschien ongepast is om twijfel, bedenkingen of scepsis over deze kwestie te uiten. We moeten ons standpunt in onze besprekingen met Turkije handhaven, met name in het onderhandelingsproces over de toelating van Turkije tot de EU. Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Dit onderwerp is al in menig vragenuur aan de orde geweest. Mijn vraag is wanneer de Turkse wet inzake religieuze stichtingen nu eigenlijk wordt aangenomen. Dat is ons al meer dan een jaar geleden toegezegd, maar er is niets gebeurd. Dit is een heel concreet punt, niet alleen met het oog op toetredingsonderhandelingen, maar ook als Turkije wil voldoen aan de politieke criteria van Kopenhagen. Een staat heeft niet het recht om zich te mengen in de interne aangelegenheden van een kerk en haar willekeurig iedere juridische status te onthouden. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals de geachte afgevaardigde weet, is er een soort jaarlijkse evaluatie van het toetredingsproces van Turkije tot de EU. Die evaluatie of inventarisatie van het proces vindt in de tweede helft van ieder jaar plaats en bevat een analyse van en een debat over al deze kwesties op basis van verslagen van de Commissie. Dat zal dit jaar opnieuw plaatsvinden tijdens het Portugese voorzitterschap en een geschikte gelegenheid vormen, bovendien de juiste gelegenheid voor het debat over deze kwesties – want er zullen debatten over plaatsvinden – door de Raad. De Voorzitter. – Aangezien de auteur niet aanwezig is komt vraag 10 te vervallen. Vraag 11 van Mairead McGuinness (H-0540/07) Betreft: Resultaten van de top EU-Brazilië Kan de Raad een beoordeling geven van de resultaten van de top EU-Brazilië van 4 juli 2007, vooral op het gebied van de economische en handelsbetrekkingen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals u weet werd de top EU-Brazilië op 4 juli in Lissabon gehouden met de bedoeling een bilateraal strategisch
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
partnerschap aan te gaan voor meer samenwerking tussen de twee partijen op een breed terrein met gemeenschappelijke belangen. Er werd een gezamenlijke verklaring aanvaard die uiteenlopende gebieden bestrijkt waarop onze bilaterale betrekkingen dienen te worden versterkt en er werd overeengekomen dat dit partnerschap met Brazilië operationeel en toekomstgericht moet zijn. De EU en Brazilië werkten samen aan de opstelling van een actieplan dat praktische, gezamenlijke, gecoördineerde voorstellen bevat over kwesties die zullen bijdragen aan het opstellen van een gezamenlijke agenda. Het belangwekkende debat bestreek bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en Brazilië, regionale vraagstukken, vooral de ontwikkelingen in Europa en Latijns-Amerika, maar ook wereldvraagstukken zoals de Doha-ontwikkelingsagenda, effectief multilateralisme, klimaatverandering, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting plus zaken die betrekking hebben op energie. Voor de handelsbetrekkingen was de top in Lissabon niet het geschikte forum voor technische onderhandelingen, maar er vond een interessante uitwisseling van standpunten plaats. De commissaris voor de handel, Peter Mandelson, herhaalde dat het behalen van positieve resultaten in de Doha-ontwikkelingsronde een prioriteit voor de EU was en zal blijven. Ondanks de teleurstellende resultaten van de recente ontmoeting van de G4 in Potsdam, werden de besprekingen in Genève voortgezet en niemand wilde de kans missen om te komen tot een ambitieuze, evenwichtige en veelomvattende overeenkomst. Brazilië was van mening dat de twee opstellingen in de onderhandelingen niet zover uiteen liepen. Voortzetting van het debat en een nauwere afstemming zou het mogelijk maken een overeenkomst te bereiken. Beide partijen waren het erover eens dat het bereiken van een overeenkomst in Doha zou helpen om een overeenkomst af te sluiten tussen de EU en Mercosul. Over de onderwerpen klimaatverandering en energie verwezen beide partijen naar de internationale conferentie over biobrandstoffen die op 5 en 6 juli in Brussel werd gehouden, als een stap in de goede richting om de kritiek te weerleggen dat het gebruik van biobrandstoffen naar verluidt schadelijk is. Tegen deze achtergrond noemde de voorzitter van de Commissie, José Manuel Barroso, drie essentiële gebieden: de opstelling van gezamenlijke technische maatstaven voor een duurzame internationale markt voor biobrandstoffen, biobrandstoffen als een middel om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en het tot stand brengen van veiligheid van voedselvoorraden. President Lula legde op zijn beurt in het debat de verbinding met klimaatverandering om de milieuvervuiling te verminderen. Hij verklaarde dat gecombineerde aanpak van energie die de afgelopen twintig jaar in Brazilië is gevolgd, had bewezen vriendelijker en gezonder voor het milieu te zijn dan de geavanceerde technologische machines van de EU. Voorts weersprak hij de beschuldigingen van bedreigingen voor Amazonewoud en voor de zekerheid van voedselvoorraad. Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Dank u zeer voor de complete samenvatting van de reeks onderwerpen die aan de orde kwamen. Het is duidelijk dat landbouw daartoe behoorde, maar mag ik vragen of het controversiële vraagstuk van de export van rundvlees
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vanuit Brazilië naar de Europese Unie ter sprake werd gebracht, evenals de zorgen over de daaraan gestelde eisen, en of er een gezamenlijke basis is voor een akkoord op de WTO – de Doharonde – tussen de twee partijen? Werd het vraagstuk van het meten met twee maten– de hogere eisen binnen de Europese Unie in vergelijking met die van landen daarbuiten en met name in dit geval, Brazilië – naar voren gebracht als onderdeel van de besprekingen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals hier gemeld, was de top een initiatief van het Portugese voorzitterschap; het was de eerste topontmoeting met Brazilië die zal hopelijk leiden tot de ontwikkeling van strategische betrekkingen met dat land. Dat was een eerste aanzet. Deze was bedoeld om die gebieden en sectoren te onderkennen waarop we nauwere betrekkingen met Brazilië zouden willen aanknopen. Er kwamen economische vraagstukken ter sprake, maar u zult begrijpen dat deze ter sprake kwamen in een meer algemene en strategische context waarbij de aandacht vooral ging naar kwesties op de agenda die binnen de reikwijdte van de besprekingen in het Doha-onderhandelingsproces liggen. Het is duidelijk dat specifiekere kwesties op een technischer en geschikter niveau dienen te worden behandeld. Intussen werden handelskwesties in het algemeen en zorgen die zowel de EU als Brazilië hebben met betrekking tot deze vraagstukken met grote openheid en openhartigheid besproken waarbij elke partij haar standpunten weergaf en de hoop uitsprak dat het Doha-onderhandelingsproces tot een succesvol einde kan worden gebracht. Jim Allister (NI). – (EN) Ik vat dat antwoord op als een “neen” op de vraag van mevrouw McGuinness; dat u geen moeite deed om druk uit te oefenen op de Braziliaanse autoriteiten over de erbarmelijke gezondheidsnormen met betrekking tot hun rundvleesexport en het totale gebrek aan traceerbaarheid met betrekking tot hun kudden vee. Het zal als een bittere teleurstelling voor de landbouw- en consumentenbelangen in heel Europa komen, dat u toen u de gelegenheid daartoe had, geen druk uit te oefende met betrekking tot dit vraagstuk dat van het allergrootst belang is. Wanneer wordt de Raad doordrongen van de gezondheidsimplicaties voor de Europese burger en gaat hij druk uitoefenen op Brazilië met het oog op een realistische traceerbaarheid met betrekking tot hun vee? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik denk dat met de start van dit initiatief door het Portugese voorzitterschap alle voorwaarden zijn geschapen voor een open en openhartig debat met Brazilië over al de vraagstukken die onze bilaterale betrekkingen kunnen verstoren, maar ook over al die vraagstukken die deze betrekkingen kunnen ontwikkelen en versterken. Ik ben ook van oordeel dat over zaken waar de EU en Brazilië verschillende standpunten innemen, de top en het initiatief van het Portugese voorzitterschap een uiterst nuttig instrument is voor het aangaan en uitbreiden van de openhartige discussie die nodig is over vraagstukken waar de standpunten van de twee partijen wellicht niet volledig samenvallen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Vraag 12 van Marianne Mikko (H-0542/07) Betreft: Hulp van de EU aan Estland inzake visserijovereenkomsten met Rusland op het Peipsimeer De Raad weet ongetwijfeld dat 126 km van de grens tussen de Unie en Rusland langs het Peipsimeer loopt. In bilaterale overeenkomsten tussen Estland en Rusland zijn bepalingen opgenomen over de coördinatie van de bescherming van het gevoelige ecosysteem en de visbestanden in het Peipsimeer. Er is echter steeds meer bewijs dat de visbestanden in gevaar zijn doordat Rusland zich niets van de overeenkomsten aantrekt. In het bijzonder vist Rusland praktisch het hele jaar op Deense zegen, in plaats van gedurende de overeengekomen zeer beperkte periode. Op de Russische markten is het betrouwbare bewijs te vinden dat de Russische officiële maatregelen ontoereikend zijn voor de bescherming van benedenmaatse vis van verschillende soorten in het Peipsimeer. Rusland heeft de onderhandelingen voor het najaar 2007 onder verschillende voorwendselen uitgesteld. Wat is de Raad voornemens te doen om de lidstaat Estland te steunen in wat eigenlijk onderhandelingen tussen de EU en Rusland zijn over quota’s en het quotabeheer in de toekomst? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) In antwoord op de vraag van de geachte afgevaardigde over onderhandelingen tussen de EU en Rusland over quota en het beheer daarvan in de toekomst, wil de Raad benadrukken dat, hoewel het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek de instandhouding, beheer en exploitatie van levende aquatische hulpbronnen bestrijkt, Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid definieert „levende aquatische hulpbronnen” als “beschikbare en toegankelijke levende mariene aquatische soorten, met inbegrip van anadrome en katadrome soorten tijdens hun mariene levensduur”; Voorts parafeerden de Europese Gemeenschappen de regering van de Russische federatie op 28 juli 2006 een bilaterale overeenkomst over samenwerking op het gebied van de visserij en de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen in de Oostzee. Die overeenkomst zal in de nabije toekomst worden getekend en van kracht worden zodra de Russische federatie haar binnenlandse procedures voor ondertekening heeft doorlopen. De reikwijdte van deze overeenkomst betreft de wateren van de Oostzee en zijn zee-engten, maar niet de binnenwateren. In weerwil van het geografische gebied waarop de overeenkomst van toepassing is, bepaalt artikel 13 dat partijen kunnen overeenkomen dat de samenwerking inzake beheer van anadrome en katadrome soorten wordt uitgebreid met uitzondering van soorten die hun gehele levenscyclus in de binnenwateren doorbrengen. Op basis van het Gemeenschapsrecht kan de Raad dus alleen aanbevelen dat de geachte afgevaardigde haar vraag aan de Europese Commissie stelt, zodat de zaak aan de orde komt in de context van de bilaterale overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Russische Federatie zodra die overeenkomst van kracht wordt. Marianne Mikko (PSE). - (ET) Maar het antwoord voor zover het betrekking heeft op het Peipsimeer bevredigt mij niet geheel: qua afmetingen is dit het op twee na grootste meer in de Europese Unie en het enige meer waar sprake is van industrieel visserijbedrijf.
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het is geen meer binnen Estland, maar een grensmeer bij een derde land, namelijk Rusland. Wat betreft de prudente exploitatie van visbestanden is Estland, een lidstaat van de Europese Unie, gehouden alles te doen wat in zijn vermogen ligt om visbestanden in het Peipsimeer in stand te houden. Datzelfde kan echter niet van Rusland worden gezegd. Dientengevolge wil ik niettemin van de fungerend voorzitter horen hoe de Raad zich voorstelt Rusland te beïnvloeden om de visbestanden in het Peipsimeer in stand te houden zoals Estland dat aan het doen is? Welke specifieke eigen verantwoordelijkheid stelt u zich vandaag hier ten doel als voorzitter van de Europese Unie? U noemde de Commissie, maar het antwoord dat u gaf, had meer betrekking op de zeeën. Het Peipsimeer is een grensmeer met een zeer specifieke situatie: het is geen binnen de eigen grenzen gelegen water. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) De geachte afgevaardigde blijft bij haar vraag en ik moet helaas zeggen dat ik ook bij mijn antwoord blijf. Ik beveel aan, zoals ik aan het eind van laatste toespraak deed, dat de geachte afgevaardigde haar vraag aan de Europese Commissie richt. De Voorzitter. – Vraag 13 van Brian Crowley (H-0547/07) Betreft: Betrekkingen tussen de EU en Bosnië Kan de Raad een verklaring afleggen met een actuele beoordeling van de huidige politieke betrekkingen tussen de EU en Bosnië? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) De politieke situatie in Bosnië-Herzegovina verkeert in een zeer gevoelige fase. De uitspraak van het Internationaal Hof van Justitie in de zaak die Bosnië-Herzegovina eind februari aanspande tegen Servië en Montenegro inzake de toepassing van het Verdrag inzake genocide bracht de tegenstellingen aan het licht die in enige mate lijken te zijn getemperd na de zitting van de Raad van ministers op 9 februari. De EU deelde de Bosnische autoriteiten haar vrees mee voor verslechtering van het politieke klimaat in het land, de terugkeer naar nationalistische retoriek en een gebrek aan politieke wil om een overeenkomst te sluiten het hervormingsproces in gevaar zouden brengen. Bosnië-Herzegovina dient effectief te opereren als een op zichzelf staand economisch en administratief gebied om vooruitgang voor zijn burgers en vooruitgang op de weg naar EU-lidmaatschap te verzekeren. Wat betreft de betrekkingen met de EU en het stabilisatie- en associatieproces, de technische besprekingen over de Stabilisatie- en associatieovereenkomst werden afgesloten in december. Alle lidstaten hebben op 3 mei hun volledige steun aan het resultaat van de technische onderhandelingen over die overeenkomst gegeven. De afronding van de besprekingen over de Stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt opgehouden door gebrek aan concrete vooruitgang op het gebied van politiehervorming. De onlangs benoemde hoge vertegenwoordiger/speciale vertegenwoordiger van de EU, Miroslav Lajčak, die begin juli in functie trad, stelt als zijn eerste en directe prioriteiten, overeenkomstig de zorgen van stuurgroep van de Vredesimplementatieraad en van de Raad van de Europese Unie, het scheppen van een constructief politiek klimaat en de reorganisatie van de politie. In die context is de hoge vertegenwoordiger/speciale vertegenwoordiger van de EU ervan overtuigd dat vooruitgang tegen het eind van deze maand kan worden bereikt.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Brian Crowley (UEN). - (EN) Ik bedank de fungerend voorzitter voor zijn antwoord. In plaats van op elk afzonderlijk onderwerp in te gaan, concentreer ik mij op de vraag van de politiehervorming, omdat dit momenteel de grootste urgentie heeft. Zijn er al voorstellen van de Raad over de vorming van een groep facilitatoren om het mogelijk te maken dat verschillende tradities in Bosnië-Herzegovina worden samengebracht op een gemeenschappelijk niveau of tot een gemeenschappelijke gedragscode voor de wijze waarop de politiemacht behoort te functioneren? Het bestaat al op het gebied van grensbewaking, maar niet voor wat betreft de politie. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Dank voor uw vraag, suggestie en opvatting. We wachten natuurlijk met grote belangstelling op de voorstellen die de nieuwe speciale vertegenwoordiger over deze kwestie van de hervorming van de politie in Bosnië-Herzegovina zal presenteren bij het hoofdstuk politiële samenwerking. Uiteraard zal de Raad een voorstel in overweging nemen indien zij wordt gedaan in de vorm van een onderwerp dat door de speciale vertegenwoordiger bij de Raad te berde wordt gebracht en van een oplossing of voorstel van de hoge vertegenwoordiger, die direct bij deze zaak betrokken is en die, zoals u terecht opmerkte, de basis vormt voor de stabiliteit van Bosnië-Herzegovina. We zijn van mening dat iedere suggestie, ieder middel of voorstel dat werkelijk bijdraagt aan de uiteindelijke en fundamentele doelstelling inzake stabiliteit en vooruitgang in Bosnië-Herzegovina dient te worden overwogen. De Voorzitter. − Vragen 14, 15 en 16 zijn ingetrokken. De Voorzitter. − Aangezien de auteur niet aanwezig is komt vraag 17 te vervallen. Vraag 18 van Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (H-0559/07) Betreft: De Europese Rekenkamer Door het Verdrag van Maastricht van 1992 werd het institutionele kader van de EU aanzienlijk gewijzigd doordat hierin de Europese Rekenkamer werd opgenomen (artikel 7 van het Verdrag). Door van de Rekenkamer een van haar fundamentele instellingen te maken toonde de Unie aan hoeveel belang zij hechtte aan doorzichtigheid en aan de behoefte haar werkzaamheden te verbeteren. Ook met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(1) werd het institutionele raamwerk weer gewijzigd omdat de Rekenkamer buiten dit kader kwam te vallen en een plaats kreeg bij de “overige instellingen en adviesorganen van de Unie” in titel IV, hoofdstuk II van het Verdrag. Bij de lopende werkzaamheden aan een nieuw verdrag zijn er geen plannen voor een wijziging van het “institutionele kader”, wat leidt tot een verminderde status van de externe auditor van de Europese instellingen. Kan de Raad, overwegende dat de Unie op een betere manier rekenschap aan haar burgers moet afleggen, een toelichting geven op zijn besluit de Rekenkamer een lagere status te geven? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Op deze vraag komt waarschijnlijk in deze vergadering het snelste antwoord, omdat het feitelijk niet tot de bevoegdheid van de Raad behoort het werk te becommentariëren van de Intergouvernementele conferentie voor de hervorming van de verdragen, die zoals we weten op 23 juli 2007 begon
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het komt mij werkelijk voor dat dit heel sterk een kwestie is die de Raad aan de orde dient te stellen, vooral aangezien we momenteel spreken over een nieuw verdrag dat wordt opgesteld om de nieuwe Europese Unie radicaal te veranderen. Het plaatsen van de Rekenkamer in de sector “ overige instellingen en adviesorganen” is in de ogen van burgers een duidelijke degradatie van deze instelling. De controlerende functie van de Rekenkamer is niet alleen gebaseerd op het toezicht houden op de uitgaven en het controleren of onze gemeenschappelijke gelden, de publieke fondsen van de Europese Unie, correct worden verdeeld; de Rekenkamer bewaakt ook de begrotingsdiscipline in de hele Europese Unie, waaronder de Raad, het Parlement en de Europese Commissie. De aanbevelingen en oordelen van de Rekenkamer helpen ons allemaal in ons werk. De sterke positie van de Rekenkamer dient voor alle burgers van de EU helder en duidelijk te zijn, aangezien deze instelling ook het vertrouwen van burgers in de EU als geheel bevestigt. Indien u van oordeel bent dat dit geen kwestie is voor de Raad, wil ik graag weten voor wie het een kwestie is, omdat de taakopdracht van de Raad – en de aard van de werkzaamheden die momenteel wordt uitgevoerd – ook de kwestie van de juiste positionering van de Rekenkamer inhoudt. Naar mijn mening is de juiste plaats die waar de belangrijkste instellingen van de EU worden aangetroffen (ik spreek nu over het ontwerp van het nieuwe verdrag waarmee we ons momenteel bezighouden). Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Uiteraard nam ik nota van uw bezwaren en commentaren, maar ik ben hier als vertegenwoordiger van de Raad. De Raad als zodanig is niet gemachtigd commentaar te leveren op het onderwerp van de intergouvernementele conferentie waarop de lidstaten rond de tafel zitten en bepaalde items bespreken juist in hun hoedanigheid als lidstaten, dat wil zeggen als onafhankelijke, soevereine staten die volledig onafhankelijk als lidstaten handelen. De Raad heeft daarom niet de bevoegdheid om op dat onderwerp commentaar te leveren. De intergouvernementele conferentie heeft echter haar eigen organen, haar eigen structuren en voorzitterschap, en zij zal uiteraard als u dat wilt nota nemen van elke suggestie, kritiek en elk advies dat u wilt geven over het bespoedigen van het werk binnen de intergouvernementele conferentie. Maar, zoals ik al heb gezegd, de Raad van de Europese Unie is als zodanig niet gerechtigd commentaar te leveren op het werk van de intergouvernementele conferentie met het oog op de onpartijdige aard van die conferentie. De Voorzitter. – Aangezien de auteurs niet aanwezig zijn komen de vragen 19 en 20 te vervallen Vraag 21 van Marian Harkin (H-0566/07) Betreft: Scheiding tussen Schengen-lidstaten en niet-Schengen-lidstaten Kan de Raad, rekening houdend met de uitspraken van zowel de Ierse minister-president Bertie Ahern als van de Britse premier Gordon Brown, die stelden dat beide landen een einde moeten maken aan de scheiding tussen Schengen-lidstaten en niet-Schengen-lidstaten, en in het licht van de prioriteiten van het Portugese Voorzitterschap met betrekking tot Schengen, aangeven hoe hij van plan is de grenscontroles verder te openen en de samenwerking tussen Schengen-lidstaten en niet-Schengen-lidstaten te bevorderen vóór het eind van het Voorzitterschap? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Op zijn bijeenkomst op 12 en 13 juni 2007 vroeg de Raad aan het Portugese voorzitterschap vast te houden aan
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het tijdschema voor de evaluatiebezoeken met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem. Dit met het oog op de in november 2007 voorziene goedkeuring van de in artikel 3, lid 2, genoemde besluiten van de Toetredingsakte van 2003 ten aanzien van die lidstaten die in 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden en die tot eind december 2007 de gelegenheid hebben gekregen om een eind te maken aan de grenscontroles aan de binnengrenzen en de zeegrenzen, en tot uiterlijk maart 2008 voor de luchtgrenzen, zodra aan alle voorwaarden zou zijn voldaan. Met betrekking tot Ierland en het Verenigd Koninkrijk bepaalt artikel 4 van het tweede protocol van het Verdrag van Amsterdam dat het Schengenacquis betrekt binnen het bereik van de Europese Unie, dat Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, die niet gehouden zijn aan het Schengenacquis, op elk tijdstip kunnen verzoeken deel te nemen aan enkele of alle bepalingen van dit acquis. Deze lidstaten hebben tot op heden niet gevraagd de bepalingen van het Schengenacquis toe te passen betreffende de afschaffing van de personencontrole aan de binnengrenzen. Aangezien Ierland en het Verenigd Koninkrijk een dergelijk verzoek niet hebben gedaan, kan het voorzitterschap van de Raad weinig met betrekking tot deze kwestie doen. Marian Harkin (ALDE). – (EN) Dank u voor uw antwoord. Er zijn verklaringen afgelegd door Gordon Brown, de Britse premier, en Bertie Ahern, de Ierse premier, dat beide landen een eind moesten maken aan de demarcatie tussen Schengen en niet-Schengen. In uw antwoord zegt u echter dat er geen formeel verzoek van een van die landen is ontvangen. Is er een informeel verzoek geweest of is er vanuit het Verenigd Koninkrijk of Ierland een stap gezet met betrekking tot dit vraagstuk en kunt u, indien mogelijk, voor mij schetsen hoe het mogelijk is om het Schengen acquis gedeeltelijk in plaats van geheel toe te passen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik kan naar aanleiding van deze vraag niets toevoegen aan mijn eerste antwoord van zo-even. Natuurlijk bevat het Schengenakkoord eigen bepalingen en artikelen over de toepassing en het toepassingsbereik van het akkoord, en die moeten we respecteren. De Voorzitter. – Vraag 22 van Proinsias De Rossa (H-0568/07) Betreft: Oprichting van een Subcommissie mensenrechten EU-Israël In november 2005 heeft de Subcommissie EU-Israël inzake politieke dialoog en samenwerking een Werkgroep mensenrechten EU-Israël opgericht. Is de Raad voornemens de Werkgroep mensenrechten EU-Israël op te waarderen tot een subcommissie inzake mensenrechten die regelmatiger bijeenkomt dan de werkgroep (die tot februari 2007 slechts tweemaal bijeenkwam) en geregeld en systematisch overleg pleegt met het maatschappelijk middenveld in Israël, de bezette Palestijnse gebieden en de EU om de mensenrechtensituatie in Israël en de bezette gebieden te beoordelen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad (PT). – De Werkgroep mensenrechten EU-Israël, die op 21 november 2005 is ingesteld op de bijeenkomst van het subcommissie inzake politieke dialoog en samenwerking EU-Israël, is het platform dat zowel de mogelijkheid schept van een reguliere, systematische en grondige analyse als van bespreking door beide partijen van vraagstukken inzake mensenrechten zoals de geachte afgevaardigde en de Raad zelf wensen. Mensenrechten vormen bovendien voortdurend een thema op alle niveaus van het huidige politieke contact tussen de EU en Israël. Het maatschappelijk middenveld, zoals genoemd in de vraag van de geachte afgevaardigde, levert al een bijdrage aan dergelijke uitwisselingen.
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Proinsias De Rossa (PSE). – (EN) In alle eerlijkheid, dat is een nietszeggend antwoord. Ik vroeg of de werkgroep, die sinds 2005 slechts twee keer bijeenkwam, zou worden opgewaardeerd tot een subcommissie voor mensenrechten. Na veertig jaar bezetting van de Palestijnse gebieden is er duidelijk sprake van herhaaldelijke inbreuken op de Palestijnse mensenrechten als gevolg van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden. Ik vraag de Raad om zijn standpunt ten aanzien van opwaardering van de werkgroep voor mensenrechten, die geregeld bijeen zou komen en enige druk op de Israëlische autoriteiten zou uitoefenen om te voldoen aan de normen voor mensenrechten, waaraan alle beschaafde maatschappijen en democratieën naar onze verwachting aan voldoen. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik wil de geachte afgevaardigde nogmaals zeggen dat eerbiediging en bescherming van mensenrechten voortdurend thema’s vormen in de dialoog tussen de EU en derde landen. Dit is een van de zorgen van Raad en een voortdurende en constante zorg van de opeenvolgende voorzitterschappen van de Raad, en dat geldt ook voor het Portugese voorzitterschap. Portugal heeft in het bijzonder vanwege zijn eigen historie aandacht voor de mensenrechten. Gisteren nog had ik hier de gelegenheid enkele afgevaardigden van het Europees Parlement erop te wijzen dat wij bijzonder gevoelig zijn voor alles wat betrekking heeft op democratie, rechtsstaat en mensenrechten, aangezien wijzelf in Portugal tot 1974 een dictatuur kenden. Deze onderwerpen liggen ons bijzonder na aan het hart en spelen daarom een hoofdrol in onze dialoog met derde landen waaronder Israël; we zullen deze punten altijd opnemen in de reguliere dialoog die we met de Israëlische autoriteiten voeren. De Voorzitter. – Vraag 23 van Johan Van Hecke (H-0572/07) Betreft: Situatie in Zimbabwe De politieke en economische situatie in Zimbabwe zou “levensbedreigende proporties” hebben aangenomen. De politie arresteerde meer dan 1.300 winkeliers en bedrijfsleiders die weigerden de prijs van hun producten te halveren, zoals de regering van president Mugabe heeft opgedragen. De prijshalveringen leidden tot paniekinkopen bij de grote winkelketens. Eerste levensbehoeften als suiker, bakolie en brood zijn alleen op de zwarte markt nog verkrijgbaar. Benzinestations staan droog. Volgens ooggetuigen hebben aanhangers van de regeringspartij veel winkels geplunderd. De inflatie, de hoogste ter wereld, is het gevolg van het onophoudelijk drukken van geld, waarmee de regering ambtenaren, agenten en soldaten betaalt. Volgens de oppositiepartij MDC probeert de regering zich te verzekeren van de stem van de armen, negen maanden voor de presidentsverkiezingen. Vertegenwoordigers van regeringspartij Zanu-PF zouden een verzoek van de Zuid-Afrikaanse president Mbeki om naar Pretoria te komen, hebben afgewezen. Wat is het standpunt van de Raad? Zal hij aan de regering vragen haar verantwoordelijkheid in deze crisis duidelijker te aanvaarden? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) De Raad houdt nadrukkelijk de kritieke politieke en economische situatie in Zimbabwe in het oog. Hij besprak deze kwestie in zijn bijeenkomst op 23 april 2007 en kreeg verdere informatie over het probleem in zijn bijeenkomst op 22 juli, dus nog zeer kortgeleden.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De strategie van de Raad is de algemeen bekend sinds de eerste beperkende maatregelen werden uitgevaardigd. In 2003 besloot de Raad beperkende maatregelen uit te vaardigen tegen de leiders van Zimbabwe en verklaarde bij die gelegenheid dat zolang de mensenrechten werden geschonden de Raad het noodzakelijk zou achten beperkende maatregelen te handhaven tegen de regering van Zimbabwe en tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke schendingen, en voor inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en het recht van vereniging en vreedzame vergadering. De Raad verklaarde voorts dat dergelijke maatregelen alleen zouden worden ingetrokken wanneer er voorwaarden werden geschapen die de eerbiediging van mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat garanderen. In reactie op de recente geweldsdaden en de schending van mensenrechten besloot de Raad op 23 april de lijst van personen die niet voor een visum in aanmerking komen, uit te breiden. Sinds de uitvaardiging van de beperkende maatregelen heeft de Raad getracht de multilaterale instellingen in Afrika te betrekken.. De Raad heeft sinds de uitvaardiging van de maatregelen systematisch de kwestie Zimbabwe op de agenda gezet van alle ministeriële bijeenkomsten die met de SADC (Southern Africa Development Community - gemeenschap voor de ontwikkeling van Zuidelijk Afrika) werden georganiseerd. De EU heeft de kwestie Zimbabwe ook bij de VN-commissie voor mensenrechten aan de orde gesteld. De Raad prees in het bijzonder het initiatief van de SADC en het mandaat aan president Mbeki om een dialoog op gang te brengen tussen de oppositie en de regering evenals de benoeming van de heer Kikwete als voorzitter van de SADC. De Raad hoopt spoedig de eerste resultaten van deze Afrikaanse initiatieven te zien; zo nodig zal hij zijn standpunt dienovereenkomstig herzien. Johan Van Hecke (ALDE). – (NL) Voorzitter, de situatie in Zimbabwe is stilaan uitzichtloos en dat is een eufemisme. De internationale gemeenschap, waaronder ook de EU, kijkt jammer genoeg machteloos toe. Ik had aan de Raad een korte bijkomende vraag willen stellen, want op 8 en 9 december organiseert het Portugees voorzitterschap in Lissabon een topontmoeting tussen Afrika en de Europese Unie. De voorbije jaren was dat niet mogelijk omdat men het niet eens geraakte over de vraag of men al dan niet Mugabe zou uitnodigen. Mijn vraag is heel concreet en ik verwacht ook een concreet antwoord: is het voorzitterschap van plan om in december in Lissabon president Mugabe uit te nodigen? En ten tweede, op welke manier hoopt men de situatie in Zimbabwe daar ter sprake te brengen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals ik zei, de EU houdt de situatie in Zimbabwe nauwlettend in het oog en heeft de maatregelen getroffen die zij als meest geschikt in dat opzicht acht. Op zijn beurt heeft de Europese Raad in de conclusies van zijn bijeenkomsten altijd duidelijk gemaakt dat het voor de Europese Unie van strategisch belang is om een mondiale, veelomvattende en gedetailleerde dialoog met Afrika als geheel te voeren. Het mandaat dat we van de Europese Raad hebben gekregen, dat een weerspiegeling is van de belangstelling voor en de betrokkenheid bij deze mondiale dialoog die we met de Afrikaanse landen moeten voeren, omdat we veel te bespreken hebben, maar ook om samen te werken met Afrika. Met dat doel en die intentie heeft het Portugese voorzitterschap besloten de tweede top EU-Afrika in december in Lissabon te houden. We zijn ervan overtuigd dat die top in ons belang en dat van de andere lidstaten is, in het belang van de EU en ook in dat van Afrika.
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Met Afrika dienen we te spreken over immigratie, de economie, handel, energie, het klimaat en natuurlijk ook over de mensenrechten en goed bestuur. Dit zijn onderwerpen die we al hebben besproken en die ook werden besproken op de eerste top in 2000 in Caïro onder het eerste voorzitterschap van Portugal. Het is een doel dat we voor ons voorzitterschap hebben gesteld en het is een doel waaraan we voornemens zijn te blijven werken in nauwe samenwerking met onze partners zowel binnen de EU als ook in Afrika. De Voorzitter. – Vraag 24 van Danutė Budreikaitė (H-0575/07) Betreft: Noordelijke aardgasleiding Tijdens het Duitse EU-voorzitterschap verklaarde een vertegenwoordiger dat “Nord Stream” een project van een privé-onderneming is, waarop de EU geen invloed heeft. Op 15 juli 2007 verklaarde de Duitse minister van buitenlandse zaken Frank-Walter Steinmeier in een interview op de Litouwse televisie dat “Nord Stream” noch een Duits noch een Russisch project is, maar wel een trans-Europees project, en dat de EU zich tegen het project zou verzetten als de energiepolitieke en ecologische belangen van Litouwen worden geschonden. Wat is het standpunt van het Portugese voorzitterschap in deze zaak? Is “Nord Stream” een privé-project of een EU-project? Welke plaats zal het in het toekomstige gemeenschappelijke energiebeleid van de EU innemen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Met betrekking tot de punten die de geachte afgevaardigde aan de orde stelde en de eerste vraag wil de Raad erop wijzen dat hij geen commentaar geeft op berichten in de media. Ten tweede, in antwoord op de tweede vraag herinnert de Raad de geachte afgevaardigde eraan dat het “Nord Stream”-project een privé-project is dat door “Nord Stream AG” in samenwerkingsverband wordt uitgevoerd. Zoals de Raad meldde in zijn antwoord op de mondeling vraag H-0121/07 van Nils Lundgren over de Russisch-Duitse gaspijplijn in de Oostzee, was de aanleg van een pijplijn tussen Rusland en Duitsland door de Oostzee verklaard tot een project van Europees belang bij besluit nr. 1364/2006 van het Europees Parlement en van de Raad. Voor meer uitleg van die verklaring verwijst de Raad de geachte afgevaardigde naar het antwoord op die vraag. Ten aanzien van de derde vraag wil de Raad erop wijzen dat de aanleg van een nieuwe gaspijplijn in het noorden van Europa langs die weg in overeenstemming is met de doelstelling van het energiebeleid van de Europese Unie ter verbetering van een verzekerde aanvoer naar de Gemeenschap. Een effectieve spreiding van energiebronnen en transportroutes werd in het actieprogramma van de Gemeenschap van de Europese Raad van maart 2007 genoemd als een van de middelen tot verbetering van een verzekerde aanvoer. Het Gemeenschapsacquis zal, waar nodig, altijd in zijn totaliteit worden toegepast, met inbegrip van Gemeenschapswetgeving inzake milieu, op die delen van de gaspijplijn die binnen het gebied van de EU-lidstaten worden aangelegd. Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Ik vind het lastig te begrijpen of het gaat om een privé-project of een EU-project. De gaspijplijn wordt aangelegd door de Oostzee en het zijn niet slechts twee, maar verscheidene landen die in de buurt ervan liggen. Er is een groot gevaar dat wapens die op de zeebodem liggen, naar boven worden gehaald. Het project is nog niet eens van de grond gekomen en toch hebben Rusland en Duitsland al de route
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
veranderd, omdat er dicht bij Denemarken, Finland, Estland en Zweden een grote verzameling wapens uit de Tweede Wereldoorlog werd ontdekt. Kan het een privé-project zijn als het niet slecht een probleem van energieaanvoer schept – dat wil zeggen een gasaanvoerprobleem – voor de nabijgelegen landen maar ook een ecologisch probleem in de Oostzee? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Op deze vraag heb ik niet veel toe te voegen aan datgene wat ik in eerste antwoord heb gezegd, dat wil zeggen dat ik in het bijzonder onze belofte herhaal dat het Gemeenschapsacquis altijd in zijn totaliteit zal worden toegepast indien noodzakelijk en altijd wanneer er milieukwesties aan de orde zijn. Daarom hoop ik dat onze verklaring een antwoord geeft op de bezorgdheid die de geachte afgevaardigde tot uiting heeft gebracht. De Voorzitter. – Vraag 25 van Luisa Morgantini (H-0576/07) Betreft: Mordechai Vanunu veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf Mordechai Vanunu, al sinds meer dan twintig jaar pacifist en voormalig atoomtechnicus, werd op 2 juli door de rechtbank van Jeruzalem tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij volgens de Israëlische autoriteiten een administratieve beschikking heeft overtreden die zijn spreek- en bewegingsvrijheid beperkt. Mordechai Vanunu werd in Rome ontvoerd en naar Israël overgebracht waar hij gevangen werd gezet en van hoogverraad beschuldigd, omdat hij met de Sunday Times over de nucleaire bewapening van Israël had gesproken. Hij werd achter gesloten deuren berecht en tot 18 jaar gevangenisstraf veroordeeld, waarvan hij 11 jaar in volledig isolement heeft doorgebracht. In 2004 kwam hij uit de gevangenis, maar krachtens bovengenoemde beschikking bleef hij onderworpen aan ingrijpende vrijheidsbeperkingen (zo is het hem verboden contact te hebben met burgers van andere landen die geen Israëliër zijn, in de buurt te komen van ambassades en consulaten, een mobiele telefoon te hebben, Internet te gebruiken, en de staat Israël te verlaten). Welke stappen denkt de Raad in deze zaak bij de Israëlische autoriteiten te ondernemen naar aanleiding van dergelijke schending van fundamentele rechten als de spreek- en bewegingsvrijheid? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Zoals u kunt zien aan onze antwoorden op de vragen H-0577/04, H-0302/05, P-1687/05 en E-3413/05 volgt de Raad met belangstelling de zaak van Mordechai Vanunu, in het bijzonder zijn situatie na zijn vrijlating in 2004, die de geachte afgevaardigde in haar vraag noemt. De Voorzitter. – Vraag 26 van Richard Howitt (H-0578/07) Betreft: Vooruitgang inzake de uitzendkrachtenrichtlijn Wat zijn de resultaten van het eerste overleg georganiseerd door het Portugese Voorzitterschap met als doel een akkoord te bereiken over het ontwerp voor een richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten (COM(2002)0701)? Verwacht de fungerend voorzitter een stemming in de Raad te houden over het geamendeerde voorstel voor een richtlijn tijdens het huidige Voorzitterschap, en welk tijdsschema heeft hij vastgelegd voor informele en formele onderhandelingen hierover? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik wil u vertellen dat als resultaat van voorafgaand overleg van de lidstaten het Portugese voorzitterschap heeft
125
126
Handelingen van het Europees Parlement
NL
besloten de beraadslagingen te heropenen over het voorstel voor een richtlijn inzake uitzendkrachten, die het beschouwt als belangrijk aspect in het debat over flexizekerheid. Aangezien dit dossier sinds 2004 niet meer door Raad onder de loep is genomen, is het van belang de huidige situatie te bekijken en na te denken over de mogelijke te volgen koers. Het voorzitterschap zal op korte termijn daartoe maatregelen treffen. Richard Howitt (PSE). – (EN) Ik dank de fungerend voorzitter voor zijn hartelijke woorden. Flexizekerheid is een goed uitgangspunt, zoals we in dit Parlement en Europese instellingen plegen te zeggen. Veel mensen zeggen echter dat ze veel zien van flexibiliteit, maar dat ze zich afvragen waar de zekerheid is. De richtlijn inzake tijdelijk werk blijft een echte toetsing van de vraag of dat zekerheidsaspect er komt. Ik vraag me af wat de fungerend voorzitter binnen de Europese Raad van ministers ziet als huidige obstakels, die voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt. Ondanks de goede diensten van het voorzitterschap: hoeveel vertrouwen heeft hij erin dat de Raad inderdaad overeenstemming tijdens het voorzitterschap van onze Portugese collega’s zal bereiken? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. – (PT) Ik dank de geachte afgevaardigde voor zijn vraag. Zoals ik heb aangegeven, is dit een dossier waaraan het Portugese voorzitterschap verder wil werken en daarop vooruitgang boeken. We hebben altijd gezegd dat het succes van een voorzitterschap in de eerste plaats afhangt van het voorzitterschap zelf, maar dat er ook betrokkenheid, samenwerking en de wil van alle lidstaten om vooruitgang te boeken, nodig is. Dit is een zaak die we bij wijze van spreken mogelijk niet naar een veilige haven kunnen brengen zonder dat alle lidstaten aan onze kant staan. We zouden tevreden zijn als we tijdens het Portugese voorzitterschap ten minste aanzienlijke voortgang kunnen boeken, ook als we geen volledige overeenstemming bereiken. We zullen eraan werken in de hoop, zoals ik al zei, dat onze partners in staat zullen zijn onze suggesties en voorstellen te accepteren en ook kiezen voor een realistische benadering voor deze kwestie, omdat we weten dat dit een complex debat en een complex vraagstuk is, zoals de geschiedenis van deze richtlijn toont. Wat flexizekerheid betreft, kan ik u zeggen dat voor Portugal en voor dit Portugese voorzitterschap flexizekerheid flexibiliteit inhoudt, maar ook zekerheid en voor ons gaan deze twee samen. Dank u wel. De Voorzitter. – De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Het vragenuur is gesloten. (De vergadering wordt om 19.00 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat) VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter 14. Functioneren van mensenrechtendialogen en raadplegingen over mensenrechten met derde landen (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0302/2007) van mevrouw Valenciano Martínez-Orozco, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het functioneren van
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de mensenrechtendialogen en de raadplegingen over mensenrechten met derde landen (2007/2001(INI)). Elena Valenciano Martínez-Orozco (PSE), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de geboorte van de Europese Unie werd geïnspireerd door onvervreemdbare waarden. Op dezelfde wijze als we onze lidstaten nauwlettend gadeslaan om zeker te weten dat zij het recht op vrijheid, leven of democratie niet schenden, moeten we een beslissende invloed door middel van dialoog hebben met die landen waarmee we betrekkingen hebben op het gebied van politiek, handel, economie of partnerschap, enzovoort, zodat zij ook mensenrechten eerbiedigen. Binnen de complexiteit en omvang van de externe betrekkingen van de EU zou de ruimte voor dialoog en overleg over mensenrechten met derde landen onopgemerkt of op de achtergrond kunnen raken of blijven. Als dat het geval zou zijn en we dit zouden toelaten, zouden we een zeer ernstige vergissing maken. Dit verslag behandelt de aspecten die noodzakelijk zijn voor een betere vervulling van een taak die een verplichting van de EU is op grond van artikel 11 van het EU-Verdrag, en die ook te maken heeft met politieke ethiek. Mensenrechten moeten het banier van het buitenlands beleid van de EU zijn en de EU moet haar invloed gebruiken om levensomstandigheden te verbeteren van mensen in de landen met wie zij betrekkingen onderhoudt. Dit is een van de belangrijke politieke aspecten in dit verslag. Wanneer we gaan onderhandelen over economische of handelsovereenkomsten met een land waarin grondrechten worden geschonden, kunnen we niet cijfers, overeenkomsten en contracten ter tafel brengen als we de situatie die de burgers doormaken op beschamende wijze onder het tapijt vegen. Als we de mensenrechten buiten de onderhandelingskamer laten, zullen we vervallen tot een uiterst macaber cynisme. We moeten ook heel goed kijken naar de rol die het maatschappelijk middenveld en de verdedigers van mensenrechten spelen. Het zijn belangrijke stemmen die in alle onderdrukte samenlevingen cruciaal zijn voor vooruitgang. Het verslag dat we vandaag bespreken, evalueert een van de belangrijke instrumenten die de Europese Unie heeft voor het behalen van de door mij genoemde doelstellingen en ook voor het duidelijk omschrijven van de rol die we in de wereldorde willen spelen. Slechts door respect en wederkerigheid kunnen we vooruitgang boeken bij de taak om mensenrechten te bevorderen. Er is absoluut geen sprake van handelen door middel van opleggen of paternalisme. We verkeren niet in de positie om iedereen te vermanen, maar we hebben een verplichting consistent te blijven in onze buitenlandse activiteiten en betrekkingen te bevorderen met die landen die vooruitgang boeken, waarbij we onevenwichtigheid en behandeling à la carte vermijden die onze geloofwaardigheid zouden ondermijnen. Het verslag dat ik aan dit Huis presenteer, roept op tot maatregelen op drie niveaus: meer consistentie in het voeren van dialogen en overleg, hetgeen meer coördinatie vergt van de Raad, wiens afwezigheid bij dit debat ik betreur, van de Commissie en van het Parlement, en het gebruik van een instrument ter bevordering van een soepele communicatie en het vermijden van tegenstellingen tussen de verschillende instellingen van de Gemeenschap. Het gaat erover dat wij werkelijk met een enkele duidelijke stem spreken.
127
128
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het gaat ook over transparantie bij dialogen en overleg, dat op het vlak van mensenrechten geen uitzondering, maar een uitgangspunt moet zijn. De flexibiliteit en het pragmatisme die vereist zijn om te komen tot specifieke resultaten, mogen niet het beeld versluieren voor wat betreft de agenda, doelstellingen of het resultaat van dialoog. Dames en heren, we vragen om een sterkere rol van het Europees Parlement, dat is wat werkelijk ontbreekt bij het hanteren van dit instrument, aangezien er geen enige wettelijke of formele rechtvaardiging voor is. Het Europees Parlement is bereid op dit gebied van haar externe bevoegdheden verantwoordelijk op te treden. Dit Huis heeft zichzelf gevestigd als de belangrijkste Europese instelling op het terrein van mensenrechten, heeft deze een centrale plaats gegeven, en is vastbesloten om elke beschikbare methode te gebruiken ter vervulling van zijn rol als politieke waarborg voor de externe handelingen van de Unie. Het Europees Parlement dringt bij de Commissie en de Raad eropaan te luisteren naar de aanbevelingen van dit verslag, die breed gesteund worden door alle fracties in dit Huis, en deze ten uitvoer te brengen. Dames en heren, de stem van het Parlement moet worden gehoord. We weten dat hetgeen we vragen een grote inspanning zal vereisen, en daarom zijn we van oordeel dat er uitbreiding nodig is van de toegewezen middelen voor de mensenrechtenunits van zowel de Commissie als de Raad (de laatste is niet aanwezig bij dit debat). Dit is echter een minimumvereiste voor de Europese Unie die claimt voor de hele wereld staande te houden dat mensenrechten een onvervreemdbaar Europees recht is. Als we geloofwaardig willen zijn, moeten we samen hieraan werken. Joe Borg, lid van de Commissie . − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het verslag opgesteld door de rapporteur, mevrouw Valenciano Martínez-Orozco, en de resolutie voor Parlement behandelen een zeer belangrijk, maar tevens in toenemende mate complex instrument van het externe mensenrechtenbeleid van de Europese Unie. Commissaris Ferrero-Waldner (die het betreurt dat zij vandaag dit debat niet kan bijwonen) had dienovereenkomstig haar diensten gevraagd om de rapporteur iedere medewerking te verlenen bij haar moeilijke taak om het functioneren van de dialogen over mensenrechten en het overleg met derde landen nauwlettend te onderzoeken. Het verslag voegt een extra bouwsteen toe aan het opmerkelijke werk van het Parlement bij de beoordeling van het Europese instrumentarium voor mensenrechten, via zijn gebruikelijke jaarverslagen, het Agnoletto-verslag inzake mensenrechtenclausules, het onderzoek van het Europees Interuniversitair Centrum naar de resultaten van de activiteiten van het Parlement op het gebied van mensenrechten, evenals het onderzoek naar de richtsnoeren inzake martelingen. Het verslag vult ook de gebruikelijke overzicht van de dialogen en het overleg inzake mensenrechten van de Raad en van de Commissie. De Commissie wenst de rapporteur en het Parlement te complimenteren met het verslag en de gedetailleerde analyse en aanbevelingen die zijn gewijd aan dialoog en overleg van de Europese Unie op het gebied van mensenrechten. De Commissie is van oordeel dat van alle aan ons ter beschikking staande mensenrechteninstrumenten, het de dialogen zijn die op lange termijn de beste kans bieden op positieve resultaten bij de ontwikkeling van eerbied voor mensenrechten over de hele wereld, zo lang als we bereid zijn er voldoende tijd en energie in te steken.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We geloven stellig dat de Europese Unie uitsluitend succes kan bereiken met de verbetering van de reputatie van derde landen op het gebied van mensenrechten door geduldig te werken aan het bouwen van bruggen en door te overtuigen, aangezien dit niet alleen geldt voor haar bilaterale relaties, maar ook in het kader van multilaterale organen, zoals ontwikkelingen in de Raad voor de mensenrechten aantonen. De grote verscheidenheid aan en het aantal Europese mensenrechtendialogen en overlegvormen met derde landen, die bovendien gestadig toenemen, maken een eventuele wereldwijde evaluatie zeer lastig. Het gaat om gestructureerde dialogen, zoals met China; op argumenten gebaseerde dialogen zoals die met veel buurlanden; overleg met gelijkgestemde partners zoals de Verenigde Staten en Canada of plaatselijke trojka-dialogen met een reeks landen die allemaal in veel opzichten verschillend zijn. Dat kan zijn qua periodiciteit, het beleidsniveau, het soort gesprekspartners, de diepgang van de discussies of het feit dat sommige overlegvormen samenhangen met gebeurtenissen en de burgerlijke maatschappij en andere niet. De Commissie beschouwt een dergelijke variatie niet zozeer als een tekortkoming van het instrument, maar als bewijs van de dynamiek en het potentieel van het instrument van de dialoog en een middel dat in stand dient te blijven. De EU-richtsnoeren inzake de dialogen op het gebied van mensenrechten en de Overeenkomst van Cotonou (ACS-EU) leggen allebei de nadruk op het belang van flexibiliteit met het oog op de verschillende situaties van landen, hun evolutie in de loop van de tijd en de dynamische relaties tussen een bepaald derde land en de Europese Unie. Daarom is het zo dat ook al worden er gezamenlijke uitgangspunten en doelen voor de dialoog op nagehouden, het niet aan te bevelen zou zijn om al hun modaliteiten strak op één lijn te brengen. Om dit instrument effectief te doen zijn, is er maatwerk nodig en het vermogen tot aanpassing aan veranderende omstandigheden. Ook dient in het oog te worden gehouden dat de verschillende dialogen en overlegvormen in verschillende stadia van ontwikkeling zijn. In de dialoog met China en het overleg met gelijkgestemde landen zijn er in de loop van verscheidene jaren meer of minder geconsolideerde modaliteiten ontwikkeld die daarom betrekkelijk intensieve en diepgaande discussies mogelijk maken. In andere gevallen, zoals de dialogen met buurlanden, polijsten we het instrument nog en zijn we in de fase van het opbouwen van het benodigde vertrouwen om werkelijk zinvolle uitwisselingen mogelijk te maken. Daarom hebben we er vertrouwen in dat ook in deze gevallen, vraagstukken zoals de wenselijke deelname van deskundigen van vakministeries, betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties of de beoordeling van individuele gevallen uiteindelijk mogelijk zal worden zodra de taak zelf haar eigen vaste grond heeft gevonden. Ten slotte kunt u ervan overtuigd zijn dat de aan de Commissie gerichte aanbevelingen zorgvuldig zullen worden bestudeerd. U kunt rekenen op onze inzet om de informatie aan het Parlement te verbeteren teneinde een grotere transparantie van dialoog en overleg op het gebied van mensenrechten mogelijk te maken. Feleknas Uca (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid . – Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik de rapporteur hartelijk bedanken voor het verslag. Ik ben erg blij dat u zo uitvoerig rekening hebt gehouden
129
130
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met de aanbeveling uit mijn advies namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. De rol van vrouwen behoeft in de mensenrechtendialogen met derde landen bijzondere aandacht wanneer het om hun veiligheid en gezondheid gaat. Tot de mensenrechten behoort ook het recht van de vrouw om in alle vrijheid, zonder discriminatie, dwang en geweld, over haar leven en over geboorteregeling te beslissen. Helaas wordt hiermee in de mensenrechtendialogen nog steeds onvoldoende rekening gehouden. Roberta Alma Anastase, namens de PPE-DE-Fractie . – (RO) Mevrouw de Voorzitter, namens de Europese Volkspartij verwelkom ik de opstelling van dit verslag dat van groot belang is voor de toekomst van de dialoog en het overleg van de EU met derde landen en voor de rol van het Europees Parlement. De Europese Unie is bovenal een unie van democratische waarden die vrede, tolerantie en eerbiediging voor mensenrechten bevordert. Het is daarom essentieel dat elke dialoog met derde landen zich richt op de behoefte om fundamentele vrijheden en mensenrechten te garanderen en te beschermen, niet alleen in Europa maar in de hele wereld. Dit verslag beoogt een oplossing voor te stellen voor de verbetering van de dialoog en het overleg van de EU met derde landen op het vlak van mensenrechten. Het verslag richt zich daarom op drie concepten ter vergroting van de efficiency: coherentie in dialoog en overleg, transparantie en zichtbaarheid. De actievere betrokkenheid van het Europese Parlement in dit proces is ook van belang. Ik ben van mening dat het Europees Parlement een gerechtvaardige aanspraak heeft op deelname aan deze dialoog om het democratisch toezicht uit te oefenen dat haar door de Europese burgers is toegekend. Ik dank de rapporteur dat zij zo vriendelijk is gewest in het verslag de dialoog te analyseren met naburige landen die in het oostelijk deel van de EU liggen. Een belangrijke prioriteit van de buitenlandse politiek van de Europese Unie is de vestiging van een werkelijk democratisch gebied aan de oostelijke grens en de dialoog over mensenrechten moet als een zeer belangrijk instrument worden beschouwd. De instelling van gezamenlijke subcommissies voor mensenrechten zou een belangrijke stap kunnen zijn, ook voor naburige landen waar een voortdurende verslechtering van mensenrechten plaatsvindt. Ik wil de aandacht op een ding vestigen, ondanks dat het geen deel uitmaakt van het nabuurschapsbeleid. Rusland is een andere oostelijke partner die uiteindelijk zou moeten accepteren dat een directe dialoog op het vlak van de mensenrechten alleen maar betere levensomstandigheden voor zijn burgers kan brengen. Ik wil niet afsluiten zonder met tevredenheid de aandacht voor de rechten van de vrouw in dit verslag te noemen! Véronique De Keyser, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van mevrouw Valenciano heeft betrekking op een belangrijk aspect van Europese waarden: de mensenrechtendialoog. Deze dialoog, die in verschillende overeenkomsten met veel landen en in verschillende instrumenten wordt genoemd, is in zekere zin een signatuur van de zachte macht die Europa is. Dit verslag was het onderwerp van een brede consensus. De enige amendementen die vandaag over bleven, waren die van de uiterst rechtse Fractie Identiteit, Traditie en Soevereiniteit. Merkwaardig was dat al deze amendementen door landgenoten van mij, leden van Vlaams Belang, zijn ondertekend. Maar wat wil deze Fractie nu eigenlijk?
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Kortgeleden gedroeg ze zich in Brussel nogal opmerkelijk door een door de autoriteiten verboden demonstratie tegen de islam te steunen. Dat is heel interessant. Ten eerste willen zij de mensrechten beperken tot burgerlijke en politieke rechten en sociale, economische en culturele rechten en rechten met betrekking tot het milieu uit de tekst verwijderen. Terwijl ze zich beroepen op het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN, verzuimen ze te melden dat tegelijkertijd dezelfde Algemene Vergadering van de VN instemde met het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, die ze snel zijn vergeten. Ten tweede leggen ze een relatie tussen genitale verminking, kinderhuwelijk en mensensmokkel enerzijds religieuze gebruiken – ongetwijfeld de islam – anderzijds; daarmee leggen ze een onbehouwen relatie. In geen geval! Deze gebruiken zijn laakbaar; ze kunnen misschien cultureel zijn, misschien tribaal, maar ze zijn crimineel en in geen geval religieus. Tot slot, ten derde, trekt de ITS van leer tegen Turkije in een scheldkannonade tegen de partij van de heren Erdogan en Gül die opvallend elke grondslag mist. Ter afsluiting, het verslag van mevrouw Valenciano is een opmerkelijk verslag, open maar tegelijkertijd zeer degelijk. Het is allesbehalve engelachtig. Lees bijvoorbeeld alinea 22, waarin staat dat de mensenrechtendialoog altijd vergezeld moet gaan van diplomatieke druk op elk niveau, en ik richt mij tot de Raad! Het is jammer dat bepaalde extremistische groepen dit gebruiken als platform voor hun intolerantie en haat. Anders Samuelsen, namens de ALDE-Fractie.– (DA) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik mevrouw Valenciano complimenteren met haar evenwichtig verslag en haar danken dat ze zo attent was om veel van de door onze commissie voorgestelde amendementen op te nemen. Het resultaat is een duidelijk, grondig verslag met een aantal goede aanbevelingen ter versterking van de mensenrechtendialoog van de EU met derde landen en ter bevordering van mensenrechten en democratie. De EU moet een grotere rol als proactieve actor vervullen wanneer het aankomt op bevordering van mensenrechten. Ik ben dus blij dat de Raad het initiatief heeft genomen de mensenrechten in het EU-beleid te incorporeren. Het is goed dat het Europees Parlement voorstander ervan is de mensenrechtenvraagstukken systematisch op de agenda te plaatsen van politieke dialogen en buitenlands beleid van de EU. Alleen door systeem in de dialogen te brengen, kunnen we het gebruik van ijkpunten (benchmarks) verbeteren en coherentie brengen in onze inspanningen ter bevordering van de mensenrechten. De EU moet echter niet zodanig strenge eisen stellen dat de oorspronkelijke doelstellingen ten ondergaan aan de eisen om verslag te doen over indicatoren. Dialoog dient te worden gebruikt voor het scheppen van een aantrekkelijke, vertrouwenwekkende politieke ruimte die niet alleen altijd schendingen vaststelt, maar ook vooruitgang op het vlak van de mensenrechten constateert. We moeten erkennen dat de mensenrechtendialogen voor belangrijke uitdagingen staan. De situatie van de mensenrechten in een aantal landen geeft reden tot zorg. Het is cruciaal voor de betrekkingen van de EU met belangrijke handelspartners dat we meer belang hechten aan koppeling van handelsbetrekkingen met hervormingen op het vlak van mensenrechten. Handelsovereenkomsten met derde landen moeten worden gezien als een instrument met consequenties die verder reiken dan uitsluitend economische aspecten. Milieu- en mensenrechtenvraagstukken moeten vanaf het begin worden opgenomen en op hetzelfde niveau worden geplaatst als economische vraagstukken. De dialoog met derde
131
132
NL
Handelingen van het Europees Parlement
landen dient de democratische, sociale en politieke rechten en rechten op het vlak van het milieu te versterken en dus moet ook duidelijk worden gemaakt dat handelsovereenkomsten een ondubbelzinnig mechanisme moeten bevatten voor de wijze waarop en wanneer overeenkomsten kunnen worden opgeschort in het geval dat een handelspartner niet voldoet aan de bepalingen over mensenrechten of democratie. Er mag echter geen twijfel over bestaan dat de grootste vooruitgang wordt geboekt door derde landen een stimulans te geven om te voldoen aan de politieke en economische voorwaarden die deel uitmaken van overeenkomsten. We dienen evenwicht te brengen in bilaterale dialogen, waarbij we nog steeds druk kunnen uitoefenen maar er sprake is van wederkerigheid en een echte dialoog als hoeksteen. Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie.– (FR) Mevrouw de Voorzitter, zoals mevrouw Valenciano naar mijn idee heel duidelijk in haar uitstekend verslag heeft laten zien, worden we overstroomd met concrete voorstellen die zeker zeer nuttig zullen zijn voor het Portugese voorzitterschap, omdat het heeft verklaard dat het beoogt tastbare resultaten inzake mensenrechten en democratie te behalen. Wij hebben al enige tijd gevraagd om meer coherentie, transparantie en resultaten in onze besprekingen met derde landen, samen met de Commissie en de Raad. Wat blijft, is feitelijk het omzetten van woorden in daden. Ik weet zeker dat u net zo goed als ik weet dat het slechts een kwestie van organisatie vraagt om mensenrechtendialogen effectiever te maken, voorbij de diversiteit ervan. Ten eerste betekent dit het opstellen van duidelijke, openbare doelstellingen die aan iedere dialoog worden toegekend, zodat er een coherente, gedeelde strategie ontstaat, die geschikt is tot op het hoogste niveau. Ten tweede betekent dit het opstellen van indicatoren die nodig zijn voor een behoorlijke evaluatie van de resultaten die via dialoog zijn bereikt en voor het informeren van de EP-leden. Als een delegatie het land bezoekt, kunnen Parlementsleden aan de hand hiervan nagaan welke vooruitgang is geboekt en deze bespreken met het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten. Daardoor zijn ze beter in staat hun gesprekspartners te vragen naar de verplichtingen die zijn afgesproken binnen het kader van de dialoog. Wat dit betreft wachten we nog steeds op informatie over de indicatoren die moeten worden gebruikt voor de evaluatie van de dialoog die kortgeleden met Oezbekistan heeft plaatsgevonden. Ten derde betekent het een waarborg dat er met mensenrechten rekening wordt gehouden in al het buitenlands beleid van de EU, waaronder handelsbeleid, migratiebeleid en de terrorismebestrijding. Hier staat onze geloofwaardigheid bij het spreken over mensenrechten op het spel. Kan iemand bijvoorbeeld uitleggen op welke wijze we op dit moment met Jordanië de tenuitvoerlegging van richtsnoeren tegen marteling bespreken in de subcommissie inzake mensenrechten, de eerste subcommissie die is ingesteld krachtens het nabuurschapsbeleid, dat vandaag als model wordt opgevoerd, wanneer we weten dat Europese lidstaten het uitbesteden van marteling door de CIA hebben verdoezeld? Hoe kunnen we martelingen en de bestrijding ervan in deze subcommissie bespreken? Onze eerste taak als EP-leden is de beoordeling van de relevantie van de activiteiten van de EU, en om dit te doen, kunt u rekenen op de delegaties, de commissies en het hele Parlement dat doorgaat met te strijden voor de toepassing van elke stap op de weg, of dat nu beginnen aan, heroriëntatie van, of zo nodig, het beëindigen van de dialoog is. Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik dank mevrouw Valenciano zeer, omdat een van de dingen die haar belangrijke
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verslag benadrukt, betrekking heeft op de stappen die de Europese Unie nog moet zetten in het overleg over de mensenrechten, en daarmee op het feit dat dit een werk in uitvoering is voor ons allemaal. Ik meen dat haar verzoek om meer consistentie en transparantie voor allemaal essentieel is, evenals meer betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij buitenlands beleid. Het is bovenal belangrijk om het doel van een beleid vast te leggen en niet het begin, dat in veel gevallen is gebaseerd op dubbele maatstaven. Mevrouw Flautre verwees bijvoorbeeld naar de kwestie van martelingen. Het lijkt mij ook heel belangrijk om een meer coördinatie te plannen tussen de verschillende organen en om subcommissies in te stellen, en bovenal om de samenwerking te verbeteren met nationale parlementen en de delegaties van de Europese Commissie over de hele wereld. Ik ben echter van oordeel dat in de kwestie van de dubbele maatstaven het feit belangrijk is dat zelfs wij, handelend als Europese Unie, niet de door ons getekende overeenkomsten ten uitvoer leggen. Ik denk bijvoorbeeld aan artikel 2 van de associatieovereenkomsten. Ik ben het op een punt echter eens met mevrouw De Keyser over de ingediende amendementen. We danken mevrouw Valenciano voor het feit dat ze veel van onze amendementen heeft overgenomen. Die ingediende amendementen waren negatief behalve een, die was niet ingediend door een Fractie maar door mevrouw Flautre en die had betrekking op meer toezicht en grotere aanwezigheid en coherentie in de fase na de verkiezingen. Ik ben ook van mening evenals mevrouw Valenciano dat de Commissie en de Raad de betrokkenheid van het Parlement bij het proces van de politieke dialoog moeten vergroten, rekening moeten houden met onze opvatting en aan ons meer informatie moeten verstrekken, op consistentere wijze, zowel tijdens als na de onderhandelingen met derde landen, zoals in ieder geval in de artikelen 21 en 24 van het Verdrag is bepaald. Ik ben ook van mening dat in het algemeen de reactie op dit vraagstuk niet alleen betrekking dient te hebben op de aankondiging van activiteiten, maar ook op investering in personeel, hetgeen uiterst belangrijk is. Zo herinner ik me met droefheid een vraag die kortgeleden door Europees Parlement is gesteld: de conferentie van voorzitters verwierp een verzoek om een commissie inzake mensenrechten met volledige bevoegdheid. Ik denk dat dit een vergissing was, omdat het een uitstekende gelegenheid zou zijn om een beeld te krijgen van de intensiteit en omvang van de heersende stroming. Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – (NL) Mevrouw de Voorzitter, de rapporteur heeft een belangwekkend verslag geschreven. Het bevorderen van mensenrechten in landen waarmee de Unie een relatie heeft, is een taak die zij op een verantwoordelijke wijze moet vervullen. Gestructureerde mensenrechtendialogen zijn daarbij inderdaad van groot belang. Juist daarom is het met betrekking tot dit verslag pijnlijk en treurig te moeten constateren dat het expert seminar met China afgelopen mei niet heeft plaatsgevonden. Het onderhouden van goede Sino-Europese betrekkingen verlangt evenwel wederzijdse inzet. Door actuele alarmerende berichten van bijvoorbeeld Amnesty International, Psy, Human Rights in China en Compass Direct zet ik vraagtekens bij deze inzet. Zogenoemde opposanten, waaronder religieuze minderheden, maar ook journalisten worden verbannen naar de psychiatrie voor politieke doeleinden. Het beruchte Ankangsysteem is, met name in de aanloop naar de Olympische Spelen, Chinese realiteit. Dat is een kwalijke zaak.
133
134
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Derhalve vraag ik Raad en Commissie de vinger aan de pols te houden ten aanzien van de mensenrechtensituatie in het Rijk van het Midden. Een harmonieuze relatie met deze strategische partner, de Chinese Volksrepubliek, is belangrijk, maar niet tegen elke prijs opdat naast theorie ook praktijk zal zijn wat de rapporteur vermeldt in haar verslag “...dat de mensenrechtendialogen een essentieel onderdeel vormen van de algemene strategie van de Unie gericht op het bevorderen van duurzame ontwikkeling, vrede en stabiliteit.” Irena Belohorská (NI). - (SK) Ten eerste wil ik mijn collega mevrouw Valenciano danken voor haar werk aan een onderwerp dat het belangrijkste instrument bij mensenrechten vertegenwoordigt en als zodanig zeer gevoelig ligt; helaas krijgt dit niet vaak de aandacht die het verdient. Daarom ben ik het eens met standpunt dat in dit verslag is verwoord, namelijk dat er meer aandacht nodig is voor de hervormingen die door de partnerstaten tot stand worden gebracht in aangelegenheden van mensenrechten en democratie. Ik vind dat de Europese Unie alles moet doen wat in haar vermogen ligt om een efficiëntere en unanieme respons op het gebied van internationale samenwerking en dialoog met derde landen te ontwikkelen. Ik ben blij dat het verslag de systematische integratie van de bescherming van de rechten van vrouwen en kinderen in alle dialogen en overleg inzake mensenrechten tussen de Europese Unie en derde landen verdedigt en onderschrijft. Als rapporteur voor de subcommissie inzake mensenrechten werk ik aan een strategie met betrekking tot de rechten van kinderen. In mijn verslag benadruk ik de behoefte aan afzonderlijke bepalingen voor kinderen bij gewapende conflicten ter aanvulling op andere bepalingen, en de noodzaak om rekening te houden met de Parijse verplichtingen om kinderen te beschermen tegen illegale rekrutering of inzet door legers en gewapende groepen. Ik wil de noodzaak benadrukken van het opvoeren van controles over de bijstand die door de Europese Unie wordt verstrekt, bijvoorbeeld als onderdeel van humanitaire hulp, om de mogelijkheid te voorkomen dat gelden die door de Europese Unie voor onderwijs of medisch zorg voor kinderen worden verstrekt, gebruikt worden voor de aankoop van lichte vuurwapens die door kinderen kunnen worden gehanteerd. Dialoog mag niet uitsluitend beperkt blijven tot kwesties van democratie of bescherming van burgerlijke en politieke rechten; hij moet ook die vraagstukken omvatten die direct de Europese Unie aangaan, zoals vraagstukken op het gebied van milieu of bescherming van de gezondheid. Het is belangrijk om duidelijke criteria op te stellen voor het begin, opschorting en beëindiging van een politieke dialoog en om de doelen vast te tellen die wij willen behalen. Om onze doelen te bereiken moeten we ons bezig houden met een dialoog en niet slechts iets eenzijdig aan derde landen dicteren; we moeten proberen een constructieve samenwerking tot stand te brengen; en we moeten samenwerken met lokale mensenrechtenorganisaties en met niet-gouvernementele organisaties die in de landen in kwestie werkzaam zijn. Verstrekking van aanvullende financiële steun van de EU moet afhankelijk worden gesteld van eerbiediging van mensenrechten: verstrekking van gelden aan landen waar de mensenrechten niet in acht worden genomen, moet worden beëindigd of opgeschort. Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het verslag van Valenciano Martínez-Orozco ten aanzien van het bevorderen van mensenrechten en democratie blijft een fundamentele hoeksteen van de EU en de gemeenschappelijke waarden die de 27 lidstaten verenigen. Het is ook een belangrijk extern onderdeel in onze strategische allianties
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
buiten Europa, in de grotere Raad van Europa met 47 lidstaten, in ons transatlantische partnerschap in NAVO en met gelijkgestemde landen binnen de VN. Toen er in de Unie steeds meer formele overeenkomsten op het gebied van handel en politieke samenwerking kwamen, werd het onontkoombaar dat we aan onze mondiale partners een zekere mate van fundamentele mensenrechten als voorwaarde gingen stellen – zij het ad hoc en op zijn best inconsistent – met behulp van een specifiek instrument: het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, en zo nodig ondersteund door dialoog en overleg op het gebied van mensenrechten. Het Europees nabuurschapsbeleid (ENB), waarvoor ik co-rapporteur voor het Parlement ben, is gericht op het tot stand brengen van een kring van naburige vrienden die zich inzetten voor een gemeenschappelijk gebied van vrede, stabiliteit, veiligheid, volledige eerbiediging van mensenrechten en democratie, persvrijheid, onafhankelijke rechtspraak, de rechtsstaat en voorspoed. ENB-actieplannen bouwen voort op de bestaande, krachtens het Verdrag in rechte bindende, contractuele kaders –associatieovereenkomsten in het geval van Euromed-partners of partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met voormalige Sovjetstaten. Deze kaders, die in het bijzonder bepalingen op het gebied van mensenrechten en democratie inhouden en die worden gemonitord, zodat naarmate een ENB-partner meer overeenkomsten gaat vertonen op het punt van gezamenlijke waarden, des te groter de door de EU toegekende hulp en de samenwerking op het gebied van handel wordt. Op deze actieplannen vindt monitoring plaats door subcommissies als deel van een voortgaande dialoog. Geopolitieke overwegingen zouden ten minste in theorie geen rol mogen spelen, maar in feite overheerst in de praktijk doorgaans de realpolitik. Wie zou bijvoorbeeld de volksrepubliek China inzake haar ernstige gebrek aan mensenrechten en democratie, zoals genoemd door mijn collega de heer Belder met dezelfde omvang van sancties durven dreigen als we onlangs in Oezbekistan deden? Daar gaat het mij om. (Applaus) Józef Pinior (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik begin met mijn collega Elena Valenciano Martínez-Orozco te feliciteren met het opstellen van het verslag over het functioneren van mensenrechtendialogen en overleg over mensenrechten met derde landen. Het verslag van vandaag betreft een van de belangrijkste beleidsterreinen van de Europese Unie. Voor wat betreft het Europees Parlement is het mensenrechtenbeleid het handelsmerk van het Europees beleid. Het huidige verslag behandelt dit gebied op een buitengewoon diepzinnige en grondige wijze. Ik wil graag de aandacht van de Raad en de Commissie vragen voor de aanbevelingen van het verslag. Allereerst benadrukken we de behoefte aan meer coherentie tussen de instellingen om wegen te vinden voor verbetering van de samenwerking tussen de verschillende instellingen van de EU (de Raad, de Commissie en het Parlement). Mensenrechtenbeleid moet werkelijk op een algemeen EU-niveau worden gecoördineerd. We moeten een halt toeroepen aan de praktijk waarin elk van belangrijkste EU-instellingen op dit gebied, als ik het zo mag uitdrukken, op eigen initiatief handelt. Dialoog en overlegdoelen moeten gebaseerd zijn op het beginsel dat mensenrechten universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk zijn. Onze aanbeveling is dat de op te stellen criteria niet alleen burgerlijk en politieke rechten moeten omvatten, maar ook economische, sociale, ecologische rechten en culturele rechten.
135
136
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het verslag legt de nadruk op een grotere rol van het Europees Parlement bij het mensenrechtenbeleid van de EU. Dit is een eis die terugkomt in ieder verslag dat op het vlak van de mensenrechten door dit Huis wordt aangenomen. De eis is duidelijk: het Europees Parlement moet het hart zijn van een stelsel van de belangrijkste Europese instellingen waarin het mensenrechtenbeleid van de EU is geconcentreerd, aangezien het de instelling is dat aan democratische verkiezingen een politiek moreel recht ontleent om een fundamenteel belang bij deze materie te hebben. We achten het ook belangrijk dat interparlementaire vergaderingen en interparlementaire delegaties een grotere rol krijgen bij mensenrechtendialogen en mensenrechtenoverleg. Tot slot dringen we erop aan dat de rechten van de vrouw een integraal onderdeel uitmaken van mensenrechten en we sporen de Commissie aan de bevordering en bescherming van de rechten van de vrouw expliciet en systematisch aan te pakken op alle gebieden die binnen het mandaat van de Commissie vallen. Lydie Polfer (ALDE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mevrouw Valenciano feliciteren met haar verslag dat getuigt van moed en ambitie. Ik steun haar bij al haar voorstellen. Dit verslag bevestigt opnieuw de universaliteit van mensenrechten en legt deze vast als fundamentele beginselen van de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen. Hoewel het belangrijk is om de universaliteit van de mensenrechten vandaag te bevestigen en te herbevestigen, is het echter net zo belangrijk, en zelfs de hoogste tijd, een ander dogma van de internationale politiek te laten vallen: de illusie die we vaak gebruiken om onszelf gerust te stellen, namelijk dat economische ontwikkeling zal leiden tot democratisering en bescherming van mensenrechten. De laatste decennia schilderen een ander beeld. We moeten wel opmerken dat er een evolutie met twee snelheden gaande is: aan de ene kant zien we momenteel een ongeremde globalisering op economisch niveau en aan de andere kant lijkt de plotselinge democratiseringsgolf, waarin bij het einde van de koude oorlog democratieën ontstonden in Europa, Latijns-Amerika en Oost-Azië, zijn kracht te verliezen. In plaats daarvan merken we nu dat over de hele wereld economische groei en autoritaire regimes vaak samengaan. Het tegenovergestelde vindt plaats: snelle economische groei lijkt zelfs deze regimes te legitimeren en bij te dragen aan de stabilisatie van hun macht. Tegenwoordig zijn we juist geïnteresseerd in en bezorgd over de situatie van de mensenrechten in de grote opkomende landen zoals China en Rusland. Laten we ons niet voor de gek houden: verscheidene landen die behoren tot de meest ontwikkelde in de wereld, waaronder enkele van onze economische bondgenoten, eerbiedigen niet de grondrechten van hun burgers. Ik denk in het bijzonder aan Singapore, een land met een bloeiende en moderne economie, wiens bevolking alle voordelen geniet van een ontwikkeld land met uitzondering van politieke vrijheden en in het bijzonder vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering. Mevrouw de Voorzitter, indien bewijs hiervan nog nodig was, werd het gegeven op een manier die niet duidelijker kon zijn dan door het gedrag van de Singaporese autoriteiten in april van dit jaar tegenover een delegatie van EP-leden van mijn Fractie, een delegatie waarvan ik deel uitmaakte. De lokale autoriteiten beletten ons onder bedreiging van arrestatie het spreken op een bijeenkomst met leden van de Singaporese liberale partij. Deze ervaring, zo zorgwekkend als deze was, was ook zeer onthullend en opnieuw een bevestiging voor mij dat het beschermen van mensenrechten niet noodzakelijkerwijs hand
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in hand gaat met economische ontwikkeling. De Europese Unie kan nu eenmaal niet alleen maar volstaan met een economische aanpak in de richting van de betrokken landen. Integendeel, de Europese Unie moet haar rol blijven vervullen bij het verdedigen van mensenrechten en buitenlandse regeringsleiders voortdurend eraan herinneren dat mensenrechten er zijn voor alle mensen op de hele wereld. Marek Aleksander Czarnecki (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de bevordering van de mensenrechten is de belangrijkste pijler van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Ik ben het eens met de rapporteur dat de Raad en de Commissie systematisch de mensenrechtenvraagstukken moeten incorporeren in het programma van de Europese Unie voor politieke dialoog met derde landen. Het zou ook een goed idee zijn om ervoor te zorgen dat de mensenrechten vaker worden geïncorporeerd in alle gebieden van het buitenlands beleid van de EU waaronder de buitenlandse aspecten van haar binnenlands beleid. Alle beschikbare instrumenten dienen voor dit doel te worden gebruikt. In dit opzicht denk ik dat het goed zou zijn het Europees Parlement meer in te schakelen. De Raad zendt bijvoorbeeld aan het Parlement en de relevante commissie halfjaarlijkse evaluaties van elke gehouden dialoog en overleg, samen met een verklaring die nadruk legt op trends in de vooruitgang van de activiteiten in plaats van op individuele resultaten. Het zou ook geschikt kunnen zijn om een regelmatig overleg in te voeren met betrokken leden van het Europees Parlement na iedere dialoog of overlegronde. Dit geeft de Parlementsleden de gelegenheid om deel te hebben aan belangrijke besluiten met betrekking tot de voorzetting of opschorting van een specifieke dialoog. Ik vind ook dat het een goed idee zou zijn om de Parlementsleden te betrekken bij het proces van besluitvorming inzake de instigatie van een nieuwe dialoog en hen te informeren over het doel, vormen of procedures van deze instelling. Ik ben ook van oordeel dat de Raad en de Commissie aanbevelingen en conclusies in resoluties van het Parlement, vooral die resoluties over mensenrechten, moeten incorporeren in hun agenda’s voor de dialoog. Dat maakt hun activiteiten effectiever. Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, in anderhalve minuut wil ik enkele fundamentele ideeën opsommen die voor ons niet alleen ertoe hebben geleid om dit initiatief te steunen, maar ook om er duidelijk voorstander van te zijn. Ik wil natuurlijk Elena Valenciano feliciteren met haar werk en haar vermogen om een consensus te bereiken. Ik ben ook blij met de aanwezigheid en de belangstelling van de heer Borg, evenals met de aanwezigheid van de heer Mattisen, maar tegelijkertijd betreur ik het feit dat de eerste twee stoelen voor de Raad leeg zijn. Ik vind dat de Raad aanwezig zou moeten zijn bij dit debat en zoals reeds is gezegd, dit moet verklaard worden en herhaald. De drie thema’s die ik belangrijk vind om in ieder geval te benadrukken en die ik graag wil noemen zijn, ten eerste de noodzaak – we kunnen dat nooit krachtig genoeg uitspreken – om de consistentie van deze instrumenten te verbeteren, om het feit te onderstrepen dat we niet enerzijds kunnen jammeren over bepaalde gebeurtenissen en anderzijds ons stil houden wanneer onze belangen dient. Het tweede punt dat ik belangrijk vind, en dat ook al is genoemd, maar ik wil het graag herhalen, is de noodzaak van een grotere transparantie in dit soort mechanismen die meer betrokkenheid van het Parlement vereisen. Het is al vele malen gezegd dat we compleet
137
138
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verrast zijn, bij gebrek aan een beter woord en om het zachtjes uit te drukken, door wat er mankeert aan veel van deze debatten, niet alleen op het punt van participatie maar eveneens op het punt van de informatie die we vaak nodig hebben. Als laatste maar daarom niet minder belangrijk, de belangrijke rol in dit verslag van de 14 paragrafen gewijd aan de rol van vrouwen bij mensenrechten. Als vicevoorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid wil ik graag het feit vieren dat veel van de in de commissie besproken en aangenomen amendementen zijn overgenomen. (Applaus) Erik Meijer (GUE/NGL). – (NL) Voorzitter, de breed gedragen aandacht voor mensenrechten is betrekkelijk nieuw. Vroeger was die aandacht er vooral vanuit een socialistische of een liberale inspiratie. Voor links ging het vooral om het recht op huisvesting, inkomen, voorzieningen, meebeslissen, een schoon milieu, vrede en bevrijding van koloniale bezetting, dit alles niet alleen voor diegenen die het recht al hebben, maar vooral voor al diegenen die dat recht nog niet of in onvoldoende mate kunnen uitoefenen. Voor liberalen ging het vooral om individuele vrijheden en het recht op ondernemerschap. Voor sommige andere politieke krachten waren mensenrechten minder belangrijk. Ook nu er meer dan voorheen overeenstemming bestaat over het belang van mensenrechten, blijft er een kloof tussen ideaal en werkelijkheid. Uit eigenbelang hebben de meest rijke en democratische staten de neiging om voor de rest van de wereld steun te geven aan regimes die de aanvoer van gas en olie kunnen garanderen en die binnenslands proberen om bewegingen die met westerse belangen botsen, te vernietigen. Meten met twee maten is een uitnodiging om terechte kritiek op sommige andere landen verdacht te maken als nutteloze, arrogante bemoeizucht. Het verslag Valenciano Martínez-Orozco wijst er terecht op dat het eindeloos voortzetten van mensenrechtendialogen met onwillige regeringen geen doel kan zijn en dat zulke dialogen ook niet mogen vastlopen in een gebrek aan transparantie en democratische controle. Over dit verslag bestaat brede overeenstemming. De amendementen erop zijn voornamelijk afkomstig van drie Vlaamse leden van de ITS-Fractie. De door hen geconstateerde tekortkomingen zijn grotendeels terecht, maar hun formuleringen en schrappingen wekken de indruk dat het niet gaat om het zoeken van oplossingen, maar om berusting in het gebrek aan resultaat. Het is een illusie dat Europa zich beter kan afsluiten van de rest van de wereld om zo rust, welvaart en veiligheid in het eigen gebied te waarborgen. Wijzigingsvoorstellen die niet bijdragen tot gelijkwaardigheid en democratie voor allen en tot solidariteit met de armen en hongerlijders in de wereld, krijgen niet onze steun. Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij in de EU hechten veel waarde aan mensenrechten. We trachten de naties waarmee we in wisselwerking staan, te inspireren om eveneens een goed niveau van mensenrechten te hebben. Dialoog is een belangrijk beginpunt, maar bij deze dialoog moeten we het risico willen nemen om economisch voordeel op te geven om moedig en eerlijk te spreken. China wordt in dit verslag genoemd; we weten van ernstige zaken van politieke en religieuze vervolging daar. Twee jaar geleden ontmoette ik in China een psychiater die voorzitter was van een organisatie voor gehandicapten. Met trots vertelde hij dat in zijn stad met meer dan tien miljoen mensen er bijna niemand was met het Down-syndroom, omdat dergelijke mensen niet mochten leven.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze discriminatie tegen personen met een handicap vereist een openhartige dialoog, ongeacht de economische betrekkingen tussen de EU en China. Wat betreft de vraagstukken van de handelsbetrekkingen: we moeten bij de uitoefening van druk op een regering om haar mensenrechten te verbeteren, bereid zijn om resoluut actie te ondernemen, maar daarbij behoedzaam te werk gaan ter voorkoming dat dergelijke acties de situatie van de armen in het land verder verslechteren. Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vind het verslag van mevrouw Valenciano Martínez-Orozco volledig. Het is duidelijk gericht op extensieve actie van de Europese Unie ten aanzien van dialoog en overleg op het gebied van mensenrechten met derde landen. Vanavond spreken we over een van de belangrijkste instrumenten op het gebied van mensenrechten dat ter beschikking staat aan de Europese Unie voor de bevordering van de mensenrechten in onze relaties met derde landen. Ik waardeer de kritische, maar tevens opbouwende manier waarop de rapporteur verslag doet van het functioneren van dialoog op het gebied van mensenrechten met betrekking tot het algemene perspectief en de interinstitutionele samenwerking. Ik onderschrijf de meeste aanbevelingen van het rapport en de resolutie volledig. In het bijzonder wil ik graag uw aandacht vragen voor de noodzaak om de transparantie te verhogen en indicatoren vast te stellen om praktische resultaten te behalen die door andere EU-instrumenten op het gebied van buitenlands beleid zouden kunnen worden ondersteund. Ik ben sterk voorstander van de aanbeveling voor zeggenschap over de specifieke criteria voor de dialoog tussen de EU en China inzake mensenrechten, evenals voor het overleg tussen de EU en Rusland. Ik hoop dat deze criteria spoedig worden verwerkt tot een gestructureerde dialoog om de zin van dialoog op het gebied van mensenrechten te beoordelen. Ook is het van belang om de resultaten van de dialogen over mensenrechten in projecten in het kader van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten toe te passen en te gebruiken om deze twee instrumenten systematisch te verbinden. Ik sta volledig achter de aanbeveling dat de rol en de betrokkenheid van het Europees Parlement bij interparlementaire vergaderingen inzake mensenrechtendialogen in de genoemde landen, in de toekomst kunnen worden versterkt. Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk: mensenrechten moeten de hoeksteen vormen van onze politieke boodschap en het is van cruciaal belang om onze boodschap te ontwikkelen door consistentie, transparantie en de sterke politieke betrokkenheid van alle Europese instellingen en lidstaten. Evgeni Kirilov (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, nu dat de acht jaar lange strijd over de Bulgaarse verpleegsters en de Palestijnse arts in Libië tot een eind is gekomen, vind ik dat we dringend een nuchtere evaluatie moeten hebben van de mensenrechten in dat land. Het verslag van mevrouw Valenciano Martínez-Orozc noemt de noodzaak om een mensenrechtendialoog met Libië te beginnen. Ik ondersteun de noodzaak voor een dialoog binnen het Barcelona-proces. Laat het niettemin duidelijk voor ons zijn dat we niet mogen vergeten of tolereren dat Europese burgers werden ontvoerd en gemarteld (zoals zelfs door kolonel Khaddafi’s zoon is toegegeven), acht jaar lang in de gevangenis zaten en werden
139
140
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onderworpen aan een rechtszaak die een klucht was, en ons vervolgens gedragen alsof we dankbaar moeten zijn of de Libiërs moeten belonen om zij hen uiteindelijk lieten vertrekken. Het is reeds levendig aan de orde geweest in de Europese media dat dit een casestudy kan worden voor een willekeurige dictator om de aandacht te trekken en betrekkingen te ontwikkelen met de Europese Unie. Bovendien heeft Libië een campagne gestart tegen de president van Bulgarije, omdat deze de verpleegkundigen na hun terugkeer in Bulgarije gratie heeft verleend, alsof het land verwachtte dat we ze direct vanaf de luchthaven naar de gevangenis zouden zenden. Op grond van de overeenkomst van de Europese Commissie met Libië, moest Bulgarije zich garant stellen voor 56 miljard dollar aan Libië voor het Benghazi-fonds. Andere EU-landen zullen zelfs nog meer uitgeven. Laten we echter nog eens duidelijk maken dat deze humanitaire hulp door het Libische regime politiek wordt gebruikt om de waarheid te verbloemen en het westen de schuld te geven voor een complot om moedwillig Arabische kinderen te besmetten. Deze absurde beschuldiging is nog actueel. Libië heeft tot nu toe nog geen enkele voornemen tot hervorming getoond en we moeten niet de indruk wekken dat we met twee maten meten, alleen maar omdat er zoveel olie en gas in dat land is. Dit is een toets van de geloofwaardigheid van de mensenrechtennormen van de Europese Unie. Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit uitstekende verslag door mevrouw Valenciano Martínez-Orozco is een complete weergave van de analyse van het Parlement van het potentieel, maar ook het onvervulde potentieel, van de mensenrechtendialoog van de EU. We eisen actie van de Raad die helaas vanavond afwezig is. De strategie van de EU met betrekking tot mensenrechten zal nooit tot optimale resultaten leiden als zij niet op een systematische en coherente manier, en zonder transparantie en periodieke herziening wordt georganiseerd. Natuurlijk hangt onze geloofwaardigheid op het gebied van mensenrechten af van de vraag of onze daden in overeenstemming zijn met onze woorden. Hoe kunnen we landen als Jordanië, Egypte, Libië, Marokko of Algerije aansporen om een eind te maken aan martelingen als we weten dat de Verenigde Staten marteling aan hen uitbesteden en dat Europese landen daarmee samenspanden? In plaats van geloofwaardig te zijn, worden we hypocriet. In ons eigen Parlement moeten we ons straatje schoonvegen. De stilte van de Raad na ons verslag in februari over buitengewone uitlevering (extraordinary rendition) blijft niet onopgemerkt. Een van de krachtigste dialogen die we zouden moeten voeren, is met gelijkgestemde landen. Daarom ben ik blij met de randnummers 115 en 116 die de EU aansporen om synergieën te zoeken en ervaringen te delen, terwijl de bezorgdheid over mensenrechten in de Verenigde Staten, Canada, Japan en Nieuw-Zeeland aan de orde worden gesteld. Maar de afgelopen zes jaar kenden we geen krachtige actie van de EU om de transatlantische eerbied voor de mensenrechten en de rechtsstaat zeker te stellen, hoewel de meeste Europese burgers zich zorgen maken over de oorlog tegen terrorisme. Natuurlijk zeg ik niet dat de Verenigde Staten de slechtste verdedigers van de mensenrechten zijn in de wereld. Maar het zou model kunnen staan voor uitnemende mensenrechten en de tragedie is dat de EU niet in die richting aandringt. De richtsnoeren van de Raad inzake
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
martelingen stellen dat de EU diplomatieke stappen zal zetten en publieke verklaringen zal uitgeven die betreffende derde landen aansporen om effectieve maatregelen te treffen tegen martelingen en slechte behandeling. Welke diplomatieke stappen? Welke publieke verklaringen over ontvoeringen, marteling, Guantánamo Bay? Er heerst slechts een pijnlijke stilte. Misschien dat een artikel in het blad Economy een aanwijzing geeft. Met de kop “Tsjechië met weinig partners” legt het uit hoe de Tsjechische Republiek in haar drie jaar van EU-lidmaatschap elke gelegenheid heeft aangegrepen een reputatie op te bouwen ter bevordering van de mensenrechten. Geweldig! Volkomen terecht! Hoera! Maar al lezend verneem ik dat binnen het Brusselse apparaat voor buitenlands beleid dergelijke bezorgdheid irritatie wekt. EU-diplomaten beschrijven de Tsjechische Republiek als “preken in de woestijn” zelfs “onprofessioneel” – ongetwijfeld de meest laatdunkende hoon in het arsenaal van de diplomaat. Dwaze jonge Tsjechen! Ze geloven de retoriek dat de EU een gemeenschap is voor mensenrechten. Ze dachten dat de artikelen 6 en 7 van het EU-Verdrag, dat de waarden van onze democratie, grondrechten en de rechtsstaat uiteenzet, was bedoeld om er feitelijke actie op te baseren. Maar de oude cynici op buitenlandse zaken en van het Britse Gemenebest of op de Quai d’Orsay zullen ze op het juiste spoor brengen. Ik sta aan de kant van Karel Schwarzenberg, de Tsjechische minister van buitenlandse zaken, die geen tegenstrijdigheid ziet tussen het zijn van vriend van Amerika en een criticus van de schendingen van de mensenrechten in Amerika. Hij is zowel tegenstander van het Amerikaanse handelsembargo op Cuba als van Guantánamo Bay. “Ik ben tegen Guantánamo, omdat ik denk dat het een schending van de mensenrechten is”, zegt hij kernachtig. Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil wijzen op drie aspecten van dit schitterende verslag. Ten eerste, de rol van het Parlement in het democratisch onderzoek van strategische documenten met betrekking tot financiële instrumenten voor buitenlandse steun. In de laatste plenaire vergadering hebben we opnieuw kritisch gesproken over het verzuim van de Commissie om haar toezegging na te komen inzake transparantie en Parlementair onderzoek in de context van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Ik hoop dat dit op dit gebied niet zal worden herhaald. Ten tweede zou ik de Commissie willen vragen het Parlement zo spoedig mogelijk te informeren wanneer en op welke wijze zij zich voorstelt het post-electoraal protocolmechanisme in het kader van verkiezingswaarnemingsmissies, zoals voorgesteld in dit verslag, in werking te stellen. Ten derde en als laatste punt, het verslag verzoekt de Raad en de Commissie om de wijze waarop de ijkpunten voor de mensenrechtendialoog of het mensenrechtenoverleg van de EU worden vastgesteld, te analyseren, ondersteunen en coördineren in samenhang met de acties van overige donoren en internationale organisaties, waarbij speciale aandacht dient uit te gaan naar de geschikte VN-mechanismen. Morgen wordt in dit Huis gedebatteerd over een dringende resolutie inzake de financiering van de door de Verenigde Naties ingestelde Speciale Rechtbank die oordeelt over oorlogsmisdaden in Sierra Leone. Ik beschouw dit als een voorbeeld van het gebrek aan coördinatie dat momenteel bestaat tussen de EU en internationale organisaties en een goed voorbeeld van het werk dat nog moet worden gedaan.
141
142
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik hoop daarom dat dit verslag een stap in de richting van het bereiken van deze coördinatie zal zijn. Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, vandaag demonstreerde hier voor het Parlement een groep Koerdische Jeziden. Samen met mevrouw Uca en andere afgevaardigden heb ik aan die demonstratie deelgenomen. Het gaat om een groep die werkelijk blootstaat aan terreur en met genocide wordt bedreigd. Hieruit blijkt weer eens hoe ongelooflijk hooggespannen de verwachtingen zijn die men ten aanzien van dit Parlement heeft wanneer het om mensenrechtenvraagstukken gaat. Daarom is het belangrijk dat wij ons werk voor de mensenrechten op een systematische en structurele manier aanpakken. Daarbij moeten bepaalde fouten worden vermeden. De eerste grote fout bestaat eigenlijk hieruit dat men bij mensenrechten een onderscheid maakt tussen grote en kleine landen en tegen kleine landen hard optreedt, terwijl men bij grote landen, waarmee belangrijke economische en strategische banden bestaan, door de knieën gaat. Veel van onze regeringen doen dat, ongeacht hun politieke kleur. Dit verslag doet dat niet, maar durft ook landen als China en Rusland aan de orde te stellen. Ik ben blij dat mevrouw Merkel bij haar recente bezoek aan China en enige tijd geleden in Rusland in zeer duidelijke bewoordingen te kennen heeft gegeven dat men kan opkomen voor zijn belangen en desondanks, of misschien juist daarom, mensenrechten ondubbelzinnig ter sprake kan brengen. De tweede fout die we niet mogen maken is deze: de Oostenrijkse schrijver Gerd-Klaus Kaltenbrunner heeft eens gezegd: er zijn onderdrukte bevolkingsgroepen en ook individuele slachtoffers met en zonder sexappeal. Wie tot de ene categorie behoort, staat een tijdlang in de schijnwerpers, wie tot de andere categorie behoort, wordt genegeerd. Mensenrechten gelden echter voor iedereen, los van de vraag of hij of zij op dit moment veel internationale aandacht geniet. Ook de derde fout die we moeten vermijden, is cruciaal: we mogen met dit onderwerp geen partijpolitiek bedrijven. Daarom betreur ik de bijdrage van de anders zo door mij gewaardeerde heer Meijer. U moet maar eens aan de heer Kelam of de heer Landsbergis vragen wie zich in de jaren tachtig voor hen inzette, toen zij in de Sovjet-Unie met vervolging werden bedreigd, of dat onze fractie was of de fractie van de heer Meijer. Overal zien we eenzijdige standpunten en de tendens om mensenrechten voor partijpolitieke doeleinden te misbruiken. Die weg moeten we niet op gaan. We kunnen beter een voorbeeld nemen aan het uitstekende verslag van mevrouw Valenciano Martínez-Orozco en op basis van objectieve criteria en met alle fracties gezamenlijk een mensenrechtenbeleid voeren dat recht doet aan de grote traditie die het Parlement op het gebied van de mensenrechten heeft. Katrin Saks (PSE). - (ET) Ik dank de rapporteur voor een goed verslag en haar uitstekende samenwerking. Ik wil twee punten benadrukken betreffende onze mensenrechtendialoog met derde landen. In feite herhaal ik wat de vorige spreker zei, maar ik vind het zo belangrijk dat het volgens mij waard is om het te herhalen. Allereerst het punt met betrekking tot conflicterende belangen en waarden, die voor mij net zo goed erg belangrijk zijn. Het is geen geheim dat we in de wedloop naar een geglobaliseerde wereld hebben getracht onze eigen belangen en waarden voorop te stellen. Als we niet verwijzen naar onze eigen waarden en deze bepleiten, zullen we deze geleidelijk aan vergeten als onze eigen belangen onder druk staan. Ik ben blij met de flexibiliteit van de rapporteur: we hebben gezamenlijk voorstellen voor amendementen betreffende Rusland
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en Centraal-Azië ingediend. Dit zijn regio’s waar belangen vaak voorrang krijgen en onze waarden achterop zijn geraakt. De Europese Unie moet haar partners herinneren aan de internationale regelingen en verplichtingen die zij aangaan. Als rapporteur van de Raad van Europa geloof ik zeker bij de grote staten de belangen vooropstaan, toch zijn we tegelijkertijd erg gretig om kleine staten eruit te pikken; De maatstaven dienen echter over de hele linie dezelfde te zijn. Ten tweede, bij een minder belangrijke kwestie zou ik willen verwijzen naar ons gedrag met betrekking tot derde landen en de manier waarop dit mensenrechten en daaraan gerelateerde doelen in gastlanden beïnvloedt en steunt. We moeten altijd hoop bieden en niet het tegenovergestelde doen, namelijk de hoop bij ze wegnemen. Elke stap die we zetten om de oorzaken van de problemen aan te pakken, wordt nauwlettend gadegeslagen. Ik geloof dat bijvoorbeeld dat de steun van het Westen belangrijk en noodzakelijk was voor de Baltische staten, voor hun ambities. Ik vind de opvallende afwezigheid van die steun ontmoedigend. Ook in dit opzicht moeten we bij onze partners er de nadruk opleggen dat zij hun verplichtingen nakomen. Tot slot, ik herhaal het, dit verslag bestrijkt deze punten en ik dank de rapporteur nog eens voor haar uitstekende samenwerking. Hannu Takkula (ALDE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, allereerst dank ik de rapporteur, Elena Valenciano Martínez-Orozco, voor haar uitstekende en naar behoren gerichte verslag. Het is zeer belangrijk voor dit Europese forum, het Europees Parlement, om zich bezig te houden met mensenrechten. Ik ben het volslagen eens met de rapporteur als zij zegt dat mensenrechten de kern dienen te vormen van het buitenlands beleid van de EU. Wanneer we praten over mensenrechten moeten we eraan denken dat ze niet slechts onderwerp zijn van louter retoriek of correct woordgebruik in politieke toespraken en bij speciale gelegenheden. Ze moeten een dagelijkse werkelijkheid zijn, zowel binnen de Europese Unie als in onze betrekkingen met andere landen, derde landen. Waar staan mensenrechten in al hun aspecten precies voor? Zoals ik het begrijp zijn mensenrechten de onvervreemdbare rechten die een mens heeft vanaf zijn geboorte tot zijn dood. Ze omvatten ook de rechten van ongeboren kinderen en van de ouderen. Ze omvatten de rechten van vrouwen, zoals hier is gezegd, en de rechten van kinderen, maar ze omvatten ook de rechten van de invaliden, de zieken en de ouderen, van iedereen. We moeten eraan denken dat ieder leven waardevol is en uniek. Ik zou zelfs zeggen dat ieder leven heilig is en niemand een ander van het leven mag beroven – zijn of haar mensenrechten wegnemen. Als we in de Europese Unie met anderen de notie kunnen delen dat menselijke waardigheid en mensenrechten het altijd winnen van marktwaarde, zouden we op het goede spoor, op de goede weg zijn. Helaas lijkt het er echter op dat we heel vaak toestaan dat marktwaarde voorrang krijgt boven de mensenrechten. China levert ons veel voorbeelden en deze zijn vandaag heel duidelijk voor ons. Bovendien hebben we nu rekening te houden met bijvoorbeeld de situatie in Rusland. Wat zijn mensenrechten in Rusland? We zien ze; we kennen gevallen bij naam, Hodorovski enzovoort. Wat hebben we bereikt als Europese gemeenschap van waarden? Het is duidelijk dat wij in een Europese gemeenschap van waarden en de Europese Unie datgene in praktijk moeten brengen wat we preken en de menselijke waarden overal moeten verdedigen, binnen de Unie, maar ook in onze betrekkingen met derde landen en ontwikkelingslanden.
143
144
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, in de tweede helft van de twintigste eeuw en vooral in de laatste drie decennia hebben democratie en respect voor mensenrechten enorme vooruitgang geboekt, maar er is nog heel veel te doen. In de verklaring die enkele maanden geleden in Berlijn is aangenomen ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de tekening van het Verdrag van Rome, gaven de EU-instellingen uiting aan hun wens om vrijheid en democratie in de wereld te bevorderen In dit beleid moeten we openlijk werken aan het beginsel dat respect voor mensenrechten de hele internationale gemeenschap aangaat en dat deze rechten universeel zijn. Deze twee ideeën zijn uitdrukkelijk genoemd in het slotdocument dat op de top in New York in 2005 werd aangenomen. De theorie dat er delen van de wereld zijn die om een of andere reden geen mensenrechten in acht hoeven te nemen is niet aanvaardbaar, anders gezegd, de theorie dat er regimes zijn van wie niet kan worden gevergd dat ze vrijheden eerbiedigen. Ik wil hier het briljante essay in herinnering brengen van Nobelprijswinnaar Amartya Sen inzake de mondiale wortels van democratie en democratie als een universele waarde. Kortom, de bevordering van mensenrechten behoort een zeer belangrijke rol te spelen in de betrekkingen van de EU met alle derde landen. Een van de instrumenten hiervoor is de dialoog. Daarom vind ik dat het goed zou zijn om een verslag te maken dat nuttig is voor het organiseren en systematiseren van mensenrechtendialogen die de Europese Unie met andere landen voert. Ik ben blij dat paragraaf 31 van het verslag de Raad verzoekt ervoor te zorgen dat het begin of de opschorting van een dialoog moet voldoen aan duidelijke criteria en voor een voorafgaande effectbeoordeling. Ik ben het er ook mee eens dat dialoog geen doel op zichzelf moet zijn. Ik sluit af door nog kort over Cuba te spreken, dat niet in het verslag is genoemd, en waar helaas mensenrechten en basisvrijheden nog steeds niet worden geëerbiedigd. De Raad besloot echter onlangs voor te stellen om een veelomvattende dialoog met Cuba te beginnen waarin deze onder meer deze rechten aan de orde zouden komen. Het is algemeen bekend dat de meerderheid van het Parlement niet instemt met het wat grillige beleid dat de Raad de afgelopen drie jaar ten aanzien van het Castro-regime heeft gevolgd. Naar onze mening moet de prioriteit voorafgaande aan enig ander initiatief een vastbesloten aandringen op het vrijlaten van politieke gevangenen inhouden. Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) Gelukwensen aan mijn collega, mevrouw Valenciano, voor haar belangrijke verslag met concrete voorstellen om het Parlement te betrekken bij de politieke dialogen over mensenrechten die door de Raad en de Commissie worden gevoerd. Dat is niet louter een kwestie van een poging tot versterking van de EU als mondiale speler op interinstitutioneel niveau. Het is een kwestie van het oogsten van het voordeel van de toegevoegde waarde die participatie van het Europees Parlement brengt aan de degelijkheid van deze dialogen en aan de praktische resultaten waaraan zij bijdraagt op een gebied waarop de ongevoeligheid en schroom van verschillende Europese regeringen en organen in schril contrast staan met de betrokkenheid en het historisch leiderschap van het Europees Parlement, het lichaam dat de stem van de burgers van Europa representeert.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Toegegeven moet worden dat er veel inconsistente kwesties zijn die afbreuk doen aan Europa’s geloofwaardigheid. Nog vanmorgen in het debat over terrorisme bekritiseerde ik de samenwerking van de Europese regering met het programma van handel in martelingen van de regering-Bush. Maar laten we ook kijken naar het Europees ontwikkelingsbeleid, dat verondersteld wordt goed bestuur en dus mensenrechten te bevorderen. Het huidige Portugese voorzitterschap mikt zelfs op het versterken van de Europese betrekkingen met Afrika tegen deze achtergrond. Waarom slagen de Commissie en de Raad er niet in om zelfs maar een elementair gebruik van deze instrumenten te maken die voor hen al beschikbaar zijn, zoals de Cotonou-overeenkomst met haar specifieke artikelen over het onderwerp mensenrechten? Het is tegenwoordig al duidelijk voor 77 miljoen Ethiopiërs en vele miljoenen andere Afrikanen dat de EU de Cotonou-overeenkomst niet serieus neemt. Achtendertig gekozen leden van het Parlement, journalisten en activisten die gevangen zijn genomen in Ethiopië na de verkiezingen van 2005, die gemonitord werden door een missie van de Europese Unie, werden onlangs vrijgelaten dankzij herhaalde druk van dit Parlement en ten overstaan van een onbegrijpelijke stilte van een deel van de Raad. Anderen blijven echter gevangen zoals Netsanet Demissie en Daniel Bekele. Zullen zij ooit kunnen geloven in de Cotonou-overeenkomst en in de EU? Er zijn voorbeelden van een gebrek aan daden of zelfs walgelijke vernederingen van een deel van de vertegenwoordigers van de EU in de hele wereld, van Addis Abeba tot Peking, van Moskou tot Riaad en van Teheran tot Havana. Laten we hopen dat de berichten over een Europese commissaris die zich kortgeleden verontschuldigde tegenover de regering van Soedan om uitwijzing van lokale afgevaardigden van de Commissie te voorkomen, ongegrond blijken te zijn. Anna Ibrisagic (PPE-DE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, in een wereld waar democratie en mensenrechten niet altijd evident zijn – onder onze buren en soms in bepaalde landen die geen lidstaat zijn van de EU, maar toch deel uitmaken van Europa – worden de betrekkingen van de EU met de wereld om haar heen nog belangrijker. Dergelijke betrekkingen of die nu zijn in de vorm van bijeenkomsten, dialogen of overeenkomsten vormen een gelegenheid om onze waarden te doen gelden en eisen te stellen aan landen die nog geen recht doen aan de betekenis van de woorden humaniteit, mensenrechten en democratie. Het verslag dat we vandaag bespreken, is in essentie goed. Het laat enkele problemen zien die zich voordoen wanneer we te maken hebben met verschillende formuleringen en benaderingen van mensenrechten, maar toch vind ik dat het bijvoorbeeld kritischer had moeten zijn voor wat betreft onze houding ten opzichte van China of Rusland. Het is onze plicht kritisch te zijn naar landen die de mensenrechten niet respecteren en die niet democratisch zijn, maar het is van absoluut belang dat we landen bekritiseren die van zichzelf geloven dat ze een democratie zijn, niet alleen ter wille van onze eigen geloofwaardigheid, maar ook voor al die mensen die in die landen wonen en die niet de gelegenheid hebben hun kritiek te uiten. Democratie en mensenrechten in de EU zijn een gegeven, dus denken we soms dat ze altijd hebben bestaan, dat ze nu bestaan en altijd blijven bestaan. Maar wij die zijn geboren in dictaturen weten dat we moeten vechten voor democratie en mensenrechten, elke dag
145
146
NL
Handelingen van het Europees Parlement
opnieuw. Het is niet genoeg om te zeggen dat activiteiten met betrekking tot mensenrechten plaatsvinden en dat de situatie aan het verbeteren is. Er is ook veel te doen, zoals we vaak zeggen. In onze dialogen moeten we duidelijker en specifieker zijn zowel in onze kritiek als in onze eisen, en we moeten beginnen met de dingen te noemen zoals ze zijn als we een betere wereld aan onze kinderen willen nalaten. Pierre Schapira (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, op dit late uur zijn er al veel dingen gezegd, maar ik wil natuurlijk mevrouw Valenciano heel graag bedanken voor dit verslag. Het markeert een belangrijke stap om het Europees ontwikkelingsbeleid transparanter en effectiever te maken wanneer het gaat om mensenrechten. Ik benut ook de gelegenheid die dit debat biedt om de vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie te verzoeken tot een betere interinstitutionele samenwerking te komen. Het is essentieel om een dialoog tussen de Raad, de Commissie en het Parlement in te stellen, zodat activiteiten op het terrein van mensenrechten beter kunnen worden gecoördineerd en om te voorkomen dat tegenstrijdigheden en verdubbelingen de boodschap naar de buitenwereld in de weg staan. Het is helaas een onderwerp dat voortdurend in het nieuws is. Neem een specifiek voorbeeld, Birma. Ons beleid met betrekking tot het land is voor de buitenwereld niet te ontcijferen. De EU-leden hebben zichzelf verplicht een gemeenschappelijk standpunt in te nemen ten gunste van nationale verzoening, democratie en mensenrechten, maar in de praktijk zijn de lidstaten van de EU verdeeld en nemen ze een zwakke en ineffectieve positie in die geen effect heeft op het regime in Birma. In politiek opzicht heeft de Europese Unie geen duidelijke strategie. We concentreren ons alleen op humanitaire hulp die klaarblijkelijk belangrijk is, maar niet voldoende. We nemen geen standpunt in over de wijze waarop de VN-Veiligheidsraad zou moeten omgaan met de situatie in Birma, we bieden geen steun aan een oplossing. De Commissie heeft bovendien het bedrag verlaagd aan subsidies voor projecten die bedoeld waren om de mensenrechten en democratie in Birma te bevorderen. Kortom, de Europese Unie heeft haar invloed niet gebruikt voor positieve en effectieve bevordering van en steun aan democratie en mensenrechten in dat land. Onze recente mislukte oproep tot vrijlating van de Birmese Nobelprijswinnaar Aung San Suu Kyi bewijst dit. Toch kende het Parlement haar in 1990 de Sacharov-prijs toe. Dit voorbeeld illustreert perfect het feit dat onze drie instellingen samen moeten optreden bij het presenteren van een coherent, begrijpelijk beleid voor de verdediging van mensenrechten. Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het verslag waarover we debatteren verdient onze steun in de eerste plaats omdat het in de breedte en in detail een onderwerp onderzoekt dat zeer relevant is voor de externe dimensie van de Europese Unie. Daarom wil ik de rapporteur feliciteren. Het ergste dat kan gebeuren voor de verplichting van de Europese Unie om mondiaal de mensenrechten te bevorderen, is dat dit een geïsoleerde kwestie wordt die afzonderlijk wordt behandeld. Het alternatief, en volgens mij de juiste optie is de bevordering van mensenrechten als een ethische plicht te beschouwen, om voor de hand liggende redenen, maar ook in het belang van de EU in zoverre de instabiliteit, migratiestromen en politieke en militaire spanningen in samenhang met schendingen van mensenrechten aanleiding vormen voor crises die de wereld gevaarlijker maken.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben het daarom eens met de fundamentele vraag, maar we behoren te kijken naar de kwestie van de methode. Als de EU alleen betrekkingen onderhoudt met landen die mensenrechten respecteren zoals wij ze verdedigen, zullen onze vaste betrekkingen zich slechts tot enkele landen uitstrekken. Omgekeerd, als de Europese Unie altijd zou kiezen voor het realisme van energiebelangen of van economische, geostrategische of andere belangen zou zij spoedig ontdekken dat zij in plaats van het beschermen van onmiddellijke voordelen in feite grotere gevaren voor de toekomst schept. We moeten hopen op een coherente strategie van de EU die tastbare en meetbare bevordering van mensenrechten voor haar agenda inzake buitenlands beleid omvat. Het is geen optie om begrotingsgelden toe te kennen zonder de resultaten van hun toepassing te evalueren of om lippendienst te bewijzen aan voorstellen die nooit worden gerealiseerd. In dit verband is de volgende top EU-Afrika een gelegenheid die niet mag worden gemist. Als we Afrika en de Afrikanen willen helpen – en dat willen we – moeten we in gelijke mate genereus zijn en eisen stellen. We houden onszelf niet voor de gek als we alleen betrekkingen smeden met landen die grondrechten respecteren, maar we moeten de overtuiging hebben dat de mensenrechtenagenda een deel van ons beleid is met betrekking tot deze landen. Anders moeten we bezwijken voor de macht van een of andere dictator en een signaal geven, niet van onze inschikkelijkheid, maar van ons gebrek aan politieke bekwaamheid en vermogen tot onderhandelen. Een betere wereld, Mevrouw de Voorzitter, is een veiliger wereld en Europa kan niet de zachte macht van zijn diplomatie verwarren met gedroomde macht of, nog erger, met een totaal gebrek aan macht. Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Ik feliciteer mevrouw Valenciano van harte met haar uit voortreffelijke verslag; ze heeft enkele zeer belangrijke voorstellen gedaan. Tegelijkertijd wil ik wijzen op verscheidene hiaten die niet haar fout zijn, maar die conceptuele tekortkomingen van het Europees Parlement en de Europese Unie laten zien. Neem het voorbeeld van China, we protesteren terecht tegen de schending van mensenrechten of de beperking van de vrijheid van godsdienst maar we noemen nooit de zevenhonderd miljoen mensen die in dorpen wonen en die geen sociale zekerheid en geen pensioen kennen. Ik zou willen vragen: is dit niet een belangrijk recht van de mens? Ik zou verder willen gaan. In het hele verslag is er geen enkele vermelding van de kwestie van de nationale minderheden in China. De Europese Unie moet eindelijk doordrongen worden van het feit dat, ongeacht of het nu de Westelijke Balkan is of elders ter wereld, als zij stabiliteit wenst, zij eerlijk moet zijn in haar behandeling van de kwestie van minderheden en nationale minderheden.. Het Europees Parlement moet verscheidene seminars in de Raad van Europa bijwonen om eindelijk te leren dat mensenrechten en rechten van minderheden twee volledig verschillende vraagstukken zijn! Het is onaanvaardbaar dat in het hele verslag geen vermelding staat van het vraagstuk van nationale minderheden, en geen vermelding van het vraagstuk van migrantenminderheden of West-Europese migrantenminderheden; alleen vandaag, hier in dit Huis, heb ik gezegd dat in Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland de integratie van nieuwe minderheden in een crisis verkeert. Als het Europees Parlement en de Europese Unie dus hun aanpak niet wijzigen, zullen ze niet in staat zijn internationale problemen en internationale conflicten te beheersen en zullen ze niet de morele positie bezitten om geloofwaardig over China te
147
148
NL
Handelingen van het Europees Parlement
oordelen; we moeten onze huis op orde brengen, met onze eigen onoplosbare vraagstukken inzake minderheden, hier in Europa. Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er is niet voldoende consistentie in de EU-dialogen met derde landen en een dergelijke situatie kan de absolute geloofwaardigheid van het EU-mensenrechtenbeleid ondermijnen. Dit zijn twee conclusies van dit verslag. Daarom is onze boodschap naar de Commissie en de Raad heel helder: mensenrechtenvraagstukken dienen te worden opgewaardeerd tot praktische beleidsontwikkeling. Met andere woorden: ze dienen niet afhankelijk te zijn van strategische of geopolitieke belangen. De belangrijkste uitdaging blijft het in de praktijk brengen van deze nobele doelen in onze huidige relaties. Er zijn duidelijk botsende belangen en inzichten in de EU-betrekkingen met de Kazakse dictatuur. Als we in het geval van China en Rusland uitdrukking geven aan de gerechtvaardigde bezorgdheid over de situatie daar, dienen we ons eveneens af te vragen of de gevoerde dialogen tot dusverre een werkelijke verbetering van de situatie hebben opgeleverd. Nu we over Rusland spreken: dat land dient op te houden met te stellen dat het partnerschap EU-Rusland op gezamenlijke waarden is gebaseerd. In de huidige situatie klinkt het tamelijk ironisch. We moeten de dingen bij de naam noemen, aangezien het Rusland van Poetin waarschijnlijk is aanbeland op het punt waar het Duitsland van Hitler was in het midden van de jaren dertig van de vorige eeuw. Als we deze realiteiten niet aan de orde stellen met alle macht en gezag van de EU maken we ons medeverantwoordelijk voor de grove schendingen van de mensenrechten in Rusland. Tegelijkertijd riep de heer Schröder de EU op om Rusland niet te overladen met overdreven eisen over de mensenrechten en democratie daar. Helaas is het een feit dat de EU nog altijd geen echte greep heeft, hoewel ze zich met de beste bedoelingen inspant om een evenwicht te vinden tussen mensenrechten en haar economische en strategische belangen. Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) We kunnen nooit teveel aandacht aan de mensenrechtendialoog schenken en daarom ben ik blij met een spreker die veel suggesties en beoordelingen heeft gepresenteerd. Het Europees Parlement wil en kan meer actief betrokken worden bij de dialoog van de Raad en de Commissie met derde landen over het vraagstuk van mensenrechten, omdat het over het noodzakelijk potentieel en de noodzakelijke ervaring beschikt. De creativiteit en onafhankelijkheid van de Parlementsleden kunnen een aanvulling vormen op het realisme van de Commissie en de Raad. We moeten steeds luider spreken over de status van verdedigers van mensenrechten en het milieu waarin zij werken en ook over economische, sociale en ecologische mensenrechten. Hoewel de betrekkingen tussen de EU en de Verenigde Staten worden overschaduwd door de oorlog in Irak en door Guantanamo zijn ze gezond vanwege onze gemeenschappelijke waarden. De EU en Rusland zijn verbonden door gas- en oliepijplijnen, maar de mensenrechtendialoog in Rusland kan niet worden afgezwakt met energiebronnen en handelsbelangen. Dit groot en belangrijk land is op zoek naar een nationaal idee en een speciale weg. Hier noem ik een commentaar dat in Moskou is gehoord: vroeger vergisten we ons toen we dachten dat we in Rusland op de juiste weg waren; tegenwoordig maken we de vergissing te denken dat we op een speciale weg zijn. Niemand bestrijdt Ruslands recht een speciale weg te bewandelen, als de meerderheid van de burgers dit wil. Maar het
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
is volledig anders als dit vergezeld gaat met beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, de pers en NGO-activiteiten of van uitzonderingen voor bepaalde partijen. Er wordt geen mensenrechtendialoog met Wit-Rusland nagestreefd; ik geloof echter dat niet alleen verdedigers van mensenrechten in dat land, maar ook de EU hierin zijn geïnteresseerd. De reden waarom we Wit-Rusland actief bekritiseren geldt ook voor bepaalde landen in Centraal-Azië en de Zuidelijke Kaukasus die zelfs participeert in het Europees nabuurschapsbeleid. Maar meer negatieve gevolgen en de geur van olie en gas moeten ons niet milder doen zijn ten opzichte van de schending van mensenrechten. Geoffrey Van Orden (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik moet zeggen dat dit rapport niet eenvoudig door te nemen was. Het was buitensporig lang en bevatte veel herhalingen, maar het behandelt een belangrijk onderwerp. Ik ben een fervent voorstander van reële mensenrechten. Maar ik moet toegeven dat ik moeite heb met uitbreiding van de idee om zo ongeveer ieder denkbaar aspect van menselijke activiteit daartoe te rekenen: sociale, milieutechnische, economische en culturele rechten, om er maar eens enkele te noemen waar herhaaldelijk naar wordt verwezen. Niettemin heeft schending van mensenrechten over de hele wereld nog nooit zoveel aandacht gekregen als tegenwoordig, maar paradoxaal genoeg heeft dit niet geleid tot een verandering ten goede in veel landen waar de ernstigste schendingen plaatsvinden. De EU dient een belangrijke rol te spelen bij de bevordering van de rechtsstaat en eerbieding voor mensenrechten, maar haar gewoonte om haar eigen regels te negeren is niet bevorderlijk om hervorming aan te moedigen bij de ergste regimes. In dit opzicht denk ik in het bijzonder aan Zimbabwe en Birma waarbij de eigen reisverboden en gerichte sancties bij verscheidene gelegenheden zijn genegeerd op grond van schijnargumenten. En wij vragen ons af waarom onze maatregelen niet effectief zijn en tirannen lachen ons uit! Veel Afrikaanse landen hebben niet voldaan aan hun verplichtingen op het gebied van een behoorlijk bestuur. Het is niet verbazingwekkend als hierop geen krachtige boodschap komt van EU-gesprekspartners. Jarenlang hebben we ons ingespannen om andere Afrikaanse landen met ons mee te krijgen om in Zimbabwe een verandering ten goede te bewerkstelligen, maar tevergeefs. Ondertussen stort dat land in een economische chaos en miljoenen burgers verhongeren en zijn behoeftig onder het arrogante dictatorschap van Mugabe. Er lijkt nu een mogelijkheid te bestaan dat de EU opnieuw haar eigen regels wil overtreden en Mugabe of andere afgewezen Zimbabwaanse ministers wil uitnodigen voor de top EU-Afrika in december in Lissabon. Ik schreef hierover aan de premier van Portugal op 3 juli. Ik heb nog geen antwoord gekregen. Aangezien de Raad op het moment niet hier is, kan de Voorzitter wellicht uitzoeken wat de Raad voornemens is te doen met betrekking tot dit onderwerp? Ik heb gisteren uit een verslag vernomen dat mevrouw Ferrero-Waldner, de commissaris voor externe betrekkingen, heeft gezegd dat ze misschien de minister van buitenlandse zaken in plaats van Mugabe zouden uitnodigen! Welnu, ook hij staat op de zwarte lijst; en wel op nummer 83. Kunnen we dus feitelijk te horen krijgen wat er in dit opzicht gaat gebeuren? Gabriela Creţu (PSE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, verklaren dat de rechten van de vrouw een integraal onderdeel vormen zou als een tautologie kunnen worden beschouwd, ze zouden inherent zijn. De werkelijkheid laat zien dat deze slechts uitdrukkelijk worden genegeerd. We hebben onlangs de vertragingen in het behalen van
149
150
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling geïnventariseerd waarin vrouwen een doelgroep vormen, maar ook essentiële factoren voor versnelling van het proces. In het uitstekend verslag van Elena Valenciano worden de Commissie en de Raad verzocht rekening te houden met de genderdimensie in de dialoog met partnerlanden. Maar in een dialoog zijn minstens twee partijen betrokken en wij vertegenwoordigen slechts een van hen. We vinden dat de efficiency van de maatregelen om de rechten van de vrouw te bevorderen en te verdedigen evenals de controle van hun tenuitvoerlegging ook afhangt van de Europese partijen, instellingen en onze gouvernementele ontvankelijkheid voor gendervraagstukken. Deze wordt bepaald door het behalen van hun eigen doelen die zijn uitgezet in de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. We hoeven geen verfijnde indicatoren uit te vinden om te observeren dat er in de Europese Unie er regeringen zijn waarin geen vrouw zit of andere regeringen die kritiekloos de tradities en praktijken van schendingen van de rechten van de vrouw verdedigen. We weten allemaal dat het besluit om een dialoog over mensenrechten te starten, wordt genomen op basis van verschillende criteria die zijn vastgesteld door de Raad wanneer bepaalde situaties in het partnerland als zorgelijk worden beschouwd. Zelfs in het optimistische geval dat alle leden van de Raad supporters van rechten van de vrouw zijn, vraag ik mij af welk voorbeeld we zijn voor een land waaraan wordt gevraagd maatregelen te nemen inzake representatie in politieke structuren. Helaas is de opmerking ook steekhoudend voor het Europees Parlement waarin grote reserves bestaan voor de hervorming van onze eigen structuren met inbegrip van een evenwichtige genderverhouding. We verzoeken om coherentie tussen woorden en daden van de Europese instellingen en de lidstaten. Het is noodzakelijk om coherentie te bewaken tussen beleidsterreinen en instrumenten van de Gemeenschap zodat ze niet negatief interfereren met de op vrouwen gerichte maatregelen in partnerlanden. Praten over vrouwen is belangrijk, maar ze zelf aan het woord laten is nog belangrijker om het politiek klimaat en vredesprocessen te verbeteren en de corruptie over de hele wereld te verminderen. Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het voorliggend verslag heeft mijn volledige goedkeuring, vooral omdat het betrekking heeft op een van de klemmendste problemen waarmee niet alleen de Unie maat de hele wereld mee wordt geconfronteerd. De kwaliteit van dialoog en overleg met derde landen op het gebied van de mensenrechten hangt primair af van de coherentie en transparantie in de activiteiten. Ik wil benadrukken dat de weg naar het maximaliseren van de voordelen van de dialoog ligt in het versterken van samenwerking vooral wanneer de besluitvormingsdriehoek van de Unie is betrokken. We moeten de doelen die we hopen te bereiken precies specificeren. Het voorstel tot meer coherentie moet ook worden uitgebreid tot de normale gang van zaken om de mensenrechtendialoog te scheiden van andere bilaterale betrekkingen. Toegegeven, het verslag benadrukt wel dat dit soort hyprocrisie moet worden geëlimineerd in het geval van China. Maar het is niet voldoende krachtig geformuleerd voor wat betreft de betrekkingen met Rusland. De criteria die we toepassen op mensenrechten moeten duidelijk voor alle landen worden vastgesteld, en het belangrijkste is dat ze identiek moeten zijn. Ik betreur het dat er tamelijk vaak in strijd met deze regel wordt gehandeld. Universeel aanvaarde maatstaven worden selectief toegepast, afhankelijk van het rendement dat met
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dit soort acties kan worden bereikt. Zoals gezegd is dit hoe de situatie met betrekking tot Rusland eruit ziet, met de Europese Unie als Ruslands belangrijkste handelspartner. Wederzijdse voordelen zijn ongetwijfeld het gevolg van dit feit. We kunnen echter geen relativering van mensenrechten toestaan ten nadele van goede handelsrelaties. Ik hoop dat ik u niet hoef te herinneren dat in de Russische Federatie het gebruik van marteling en vervolging met een raciale achtergrond wijdverspreid is, zoals in Tsjetsjenië, terwijl de organisatie “Verslaggevers zonder grenzen” dit land op 147ste plaats zet van ranglijst van persvrijheid in de hele wereld. Dat is gevaarlijk dichtbij landen als China en Noord-Korea. De consequenties waarover ik spreek hebben ook betrekking op Cuba dat tussen twee haakjes niet wordt genoemd in dit verslag. Net als bij Rusland lijkt de Europese Unie als belangrijke handelspartner haar ogen te sluiten voor de dingen die daar gaande zijn. Ondanks de juni-resolutie is er geen specifieke actie ondernomen. We lezen van tijd tot tijd dat het Europees Parlement het een of ander vraagt of iets betreurt, maar denken we na over het gevolg daarvan? De Sacharov-prijs is nog steeds niet toegekend aan de Women in White van Havana. Een ander en hoogst opmerkelijk element op het gebied van mensenrechten is de behoefte om het instrument aan te scherpen dat gaat over de toekenning en verspreiding van financiële hulp aan de oppositie in landen met een onvoldoende democratisch gehalte. Ik wil vooral bendrukken hoe belangrijk het is om de behoefte correct vast te stellen. Oppositiegroepen worden vaak gekenmerkt door een laag niveau van structuur. We moeten alles doen wat in ons vermogen ligt om ervoor te zorgen dat het geld de juiste mensen in plaats van de machthebbers bereikt. Neemt u alstublieft van mij aan, ik ken deze situatie uit eigen persoonlijke ervaring. Voor deze mensen zijn specifieke acties van veel grotere waarde dan resoluties en beloften. Ik wil deze discussie over mensenrechten gebruiken om uw aandacht te vestigen op de situatie van christenen in landen in het Midden-Oosten. We krijgen geregeld hierover alarmerende informatie. In augustus werd twee christelijke activisten van een organisatie van christenen in het Midden-Oosten gearresteerd en beschuldigd van het aanplakken van agressieve anti-islamitische boodschappen. In Algerije heeft de regering de vrijheid van godsdienst voor niet-moslims ingeperkt en dit heeft een directe invloed op christenen die in dat land wonen. Repressie door steeds radicalere moslims raakt ook de christenen in dergelijke landen als Irak, Egypte en Libanon. Joe Borg, lid van de Commissie . − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik waardeer de uitwisseling van inzichten met betrekking tot dit rapport. Dit getuigt van de betrokkenheid van het Parlement bij de zaak van de mensenrechten. Ik ben door het debat geïnspireerd en wil graag de bevindingen van de Commissie mededelen inzake de aanbevelingen voor een grotere transparantie van de dialoog en betrokkenheid van het Europees Parlement en van maatschappelijke organisaties met betrekking tot alle aspecten van dialoog en overleg – waarnaar een groot aantal interventies heeft verwezen. Hoewel sommige aanbevelingen in het verslag al een deel van de normale praktijk aan het worden zijn, zoals de aanbevelingen inzake briefings en debriefings, dienen de drie instellingen zorgvuldig de verschillende voorstellen te beoordelen en oplossingen te vinden waarbij rekening wordt gehouden met het wettelijk kader van de EU en de afspraken tussen het Parlement en de Commissie die zijn voorzien in de kaderovereenkomst van mei 2005.
151
152
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarbij dienen we pragmatisch te zijn. Aan de ene kant betekent dit dat we ons niet verbergen achter regels en uitvluchten dat “alles zijn normale gang gaat” en aan de andere kant, een zorgvuldig evalueren van de politieke opportuniteit en de gevolgen van een grotere transparantie op de effectiviteit van de dialoog en de bereidheid van derde landen om allereerst een dialoog aan te gaan. De uitwerking op de feitelijke dialoog en op betrekkingen met derde landen dient zorgvuldig te worden gewogen, om te vermijden dat de Europese Unie van een effectief instrument wordt beroofd. In alle gevallen heb ik er vertrouwen in dat we in staat zullen zijn geschikte afspraken te maken om tegemoet te komen aan de behoefte aan informatie, maar ook die de effectiviteit van het instrument bewaren en vergroten. Met betrekking tot het vraagstuk over het opnemen van mensenrechten in handels- en sectorale overeenkomsten is de Commissie van oordeel dat er geen behoefte is aan herhaling van de mensenrechtenclausule die is opgenomen in de associatieovereenkomst, het partnerschap en samenwerkingsovereenkomst of sectorale overeenkomsten. De afwezigheid van een dergelijke clausule in sectorale overeenkomsten is geen beletsel om overleg over mensenrechten met het desbetreffende land te voeren of een eventueel ander instrument te gebruiken uit het arsenaal van de Europese Unie. Met betrekking tot het onderwerp van samenwerkingsprogramma voor democratie en mensenrechten zou de Commissie graag het Parlement eraan herinneren dat het nieuwe instrument, het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten voorziet in specifieke fondsen voor projecten in moeilijke landen zoals Cuba en Birma/Myanmar, die in dit debat zijn genoemd. Laat ik met betrekking tot het vraagstuk van de universaliteit van mensenrechten benadrukken dat de Europese Unie het uitgangspunt van de universaliteit, ondeelbaarheid, onderlinge afhankelijkheid en onderlinge samenhang van alle mensenrechten onderschrijft. Volgens dit uitgangspunt, uitgeroepen door de Wereldconferentie Mensenrechten in Wenen, worden mensenrechten wereldwijd op een billijke en gelijke wijze behandeld op dezelfde grondslag en met dezelfde nadruk. Natuurlijk sluit dit niet het feit uit dat in een bijeenkomst een bepaalde reeks rechten meer aandacht krijgt vanwege bepaalde gebeurtenissen of vanwege de bereidheid van onze dialoogpartners om bepaalde vraagstukken in plaats van andere aan te pakken. De Commissie is in het bijzonder verheugd om te zien dat het verslag verschillende aanbevelingen wijdt aan de rechten van vrouwen en aan het feit dat deze bij de dialoog worden betrokken. We mogen ook niet vergeten een andere reeks rechten en groepen die eveneens aandacht verdienen, vast te stellen. Met betrekking tot het vraagstuk van de electorale waarnemingsmissies is de Commissie het er mee eens dat politieke dialoog en in het bijzonder de dialoog over mensenrechten de mogelijkheid biedt om bij de partnerlanden te pleiten voor de follow-up aan aanbevelingen van electorale waarnemingsmissies van de EU. In die context heeft de Commissie ook gepleit voor voortdurende inschakeling van het Europese hoofd van de missies.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze follow-up dient zich te richten op acties door de betreffende politieke en electorale autoriteiten en op een actieve rol bij de bevordering van het maatschappelijk middenveld en democratie met inbegrip van electorale hervormingen. De Commissie is niet overtuigd van de noodzaak om een specifiek en afzonderlijk postelectoraal protocolmechanisme voor dat doel in het leven te roepen. De Commissie overweegt daarbij dat bijstand, dialooginstrumenten en monitoring mechanismen bestaan om postelectorale strategieën en steun voor democratie te verzekeren, en dat deze mechanismen in gebruik dienen te blijven. Wat betreft van de specifieke vraag van de heer Van Orden: ik zal zijn bezorgdheid en vraag overbrengen aan commissaris Ferrero-Waldner die u ongetwijfeld zal antwoorden. Laat mij tot slot verklaren dat ik nota heb genomen van de vele andere specifieke commentaren die ten aanzien van bepaalde situaties zijn gemaakt. Ik verzeker u dat dergelijke commentaren zullen worden doorgestuurd naar commissaris Ferrero-Waldner die er beslist de benodigde aandacht aan zal schenken. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats op donderdag 6 september 2007. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. – (IT) Ik wil mijn oprechte dank uitspreken aan de rapporteur voor haar werk, omdat ik het van fundamenteel belang vind een consistent Europees beleid te voeren inzake mensenrechten en democratie wanneer we participeren in een internationale dialoog. In feite te vaak hebben argumenten die gebaseerd zijn op economische en strategische belangen de voorkeur boven de goede voornemens en Europese waarden die in dit Parlement zijn uitgesproken. Onder speciale verwijzing naar economische en handelsovereenkomsten met derde landen of WTO-onderhandelingen besteedt de EU soms onvoldoende aandacht aan de rechten van werknemers, minderheden, vrouwen en kinderen buiten de EU. Zij wordt zodoende een zwijgende medeplichtige in misdadige wreedheden en intolerabele praktijken. Een Europees sociaal en economisch beleid en een energiebeleid dat de EU meer onafhankelijk maakt van menselijke bronnen en energiebronnen kan ook Europa helpen zich te ontdoen van bepaalde geopolitieke banden die in sommige situaties dwingen tot een zwijgen over mensenrechten. Tot slot, naar veel EP-resoluties en verklaringen over bijzondere situaties wordt vaak niet geluisterd: Het is belangrijk voor de Raad en de Commissie om meer aandacht te schenken aan verzoeken van EP-leden, die een stem geven aan verzoeken door personen van etnische groepen die anders van elke vorm van communicatie zijn uitgesloten. Hanna Foltyn-Kubicka (UEN), schriftelijk. – (PL) Onder de vele goede dingen die in dit verslag worden genoemd, is het bijzonder prijzenswaardige feit dat het aan de Raad en de Commissie een verzoek doet om het Parlement meer te betrekken bij de voorbereiding en de follow-up van dialogen met derde landen. Het Europees Parlement is toch een instelling wier opinie inzake kwesties van mensenrechten in de hele wereld hogelijk wordt gewaardeerd. We mogen echter niet vergeten dat de dialoog met landen buiten de Unie niet een doel op zichzelf moet worden. Categorisch moet worden benadrukt dat mensenrechten geen rol kunnen spelen in een onderhandeling of marchandering op een diplomatieke of economische basis. Schendingen van deze rechten kunnen niet worden getolereerd en de
153
154
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Europese Unie moet samen met zijn agentschappen dit beginsel absoluut verdedigen in het licht van de historische, culturele en morele waarden waardoor zij wordt geleid. Wat we in essentie moeten doen is een voortdurend en consistente invloed uitoefenen op landen als Rusland of China met wie een geïnstitutionaliseerde dialoog al enige tijd op gang is. Het is essentieel om de resultaten van regelingen en verplichtingen die door hen worden overeengekomen te monitoren gedurende opeenvolgende ronden van overleg, omdat alleen op deze manier werkelijk vooruitgang kan worden geboekt. Tegen deze achtergrond is het verheugend dat het verslag gebieden noemt waarop deze landen nog veel moeten doen. Helaas is er echter nog steeds een groot aantal problemen zoals deze. 15. Verduurzaming EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0298/2007) van mevrouw Fraga Estévez, namens de Commissie visserij, over de verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (2006/2224(INI)). Carmen Fraga Estévez (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe om allereerst te zeggen dat vandaag een Spaanse vissersboot voor de Andalusische kust zonk met als gevolg drie doden en vijf vermisten. Ik verzoek het Parlement stil te staan bij de gezinnen in hun rouw en bij de wens dat de vermiste zeelui worden gered. Ik stap nu over op het verslag dat we vandaag bespreken. Het eerste punt waarop ik wil wijzen is het duidelijke falen van het Gemeenschappelijk systeem voor het beheer van de visserij, dat in de vele jaren van zijn bestaan er niet in is geslaagd de duurzaamheid van hulpbronnen te garanderen, en nog minder heeft gedaan op het gebied van steun voor een efficiënte en rendabele visserijsector. De Commissie zelf erkent dit en het Parlement heeft dit bij talloze gelegenheden verklaard. Paradoxaal genoeg maakte het beheerssysteem als enige geen fundamenteel onderdeel uit van de belangrijke hervormingen in 2002. De Commissie moest daarom hier en daar de onvolkomenheden camoufleren, omgaan met niet duurzame teruggooi, onophoudelijk nieuwe controlemaatregelen bedenken en herstelplannen opstellen, zonder echter het wezenlijke vraagstuk aan te pakken: het opstellen van een coherent en modern kader voor het visserijbeheersmodel. Dit is de context waarin we de mededeling van de Commissie hebben ontvangen die opteert voor maximale duurzame opbrengst als referentiepunt voor visserijactiviteiten op de lange termijn, een theoretisch model dat tracht de efficiëntste exploitatie van een soort te combineren met het waarborgen van biologische duurzaamheid. Het probleem is dat in het model maximale duurzame opbrengst, dat als een intellectueel en theoretisch concept misschien onberispelijk is, meer dan een paar tegenstrijdigheden bij zijn praktische toepassing zijn gevonden. Een groot deel van de wetenschappelijke gemeenschap beschouwt het model nu als grotendeels verouderd. Het probleem is daarom het herdefiniëren van het model op zodanige wijze dat het aan de werkelijkheid van de visserijgemeenschappen kan worden aangepast. Op dat punt rijzen vragen zoals hoe doen we dit, die het verslag dat we vandaag presenteren heeft getracht te benadrukken, en die vragen zijn op geen enkele wijze beantwoord in bijzonder meerduidig interpreteerbare en vage mededeling van de Commissie.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We bekritiseren hier niet de bedoeling van de Commissie om een beheersmodel voor te schrijven, dat zal duidelijk zijn, maar haar onvermogen om ons uit te leggen hoe zij de problemen bij het in de praktijk brengen van dit model gaat oplossen en de valkuilen bij de feitelijke formulering van maximale duurzame opbrengst gaat vermijden. Daarnaast weten we dat maximale duurzame opbrengst een reeks betrouwbare, wetenschappelijk nauwkeurige gegevens vergt, terwijl het voor de meeste soorten het niet mogelijk is deze zekerheidsgraad te krijgen. Ten tweede was het model gebaseerd op de exploitatie van een enkele populatie, terwijl de communautaire visserij er een op meerdere soorten is, wat over- en onderbevissing van veel soorten met zich meebrengt, hetgeen duidelijk in tegenspraak is met de feitelijke vaststelling van maximale duurzame opbrengst. Het werkt ook niet voor diepzeevis en we weten nu ook dat andere factoren de status van de populaties beïnvloeden zoals fouten in bestandstoename of milieufactoren, hetgeen kan leiden tot onjuiste vaststellingen van maximale duurzame opbrengst. Zeker is dat strenge toepassing van maximale duurzame opbrengst op de korte termijn zal leiden tot een soms drastische beperking van mogelijkheden tot vissen en dus van de activiteiten, inkomsten en werkgelegenheid van de Communautaire vloot. Mevrouw de Voorzitter, staat u mij toe al mijn collega’s te bedanken voor hun bijdragen en hen te verzoeken een verslag aan te nemen door middel waarvan de Commissie visserij de Europese Commissie verzoekt eerst al deze onzekerheden weg te nemen voorafgaande aan het opleggen van invoering van een type model dat voor enkele soorten van groot economisch belang, maar waarvan de effectiviteit voor veel visserij wetenschappelijk en economisch twijfelachtig is. De commissie verzoekt ook de Commissie om eerst serieus te kijken naar een helder visserijbeheerssysteem met aandacht voor ecologische problematiek, en vervolgens te besluiten op welke wijze de referentiepunten en het gekozen model worden aangepast, of dit gebaseerd is op MDO of op iets anders. Dit moet niet worden gedaan – en ik moet dit punt onderstrepen – zonder eerst een sociaal-economische analyse uit te voeren van de repercussies van de invoering ervan en de maatregelen om deze effecten tegen te gaan. Al deze kwesties vormen op dit moment een grote zorg voor onze sectoren en voor ons. Joe Borg, lid van de Commissie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, laat me in de eerste plaats de rapporteur, mevrouw Fraga Estévez en alle leden van de Commissie visserij bedanken voor een zeer gedegen rapport over de invoering van duurzame visserij gebaseerd op maximaal duurzame opbrengst of de MDO (maximum sustainable yield of MSY). Ik ben blij te zien dat we algemene overeenstemming hebben bereikt, in het bijzonder ten aanzien van de noodzaak om af te stappen van jaarlijkse besluitvorming. Daardoor wordt een geleidelijker aanpak en betere planning door de sector mogelijk. Een benadering van langere termijn maakt ook een grotere stabiliteit en duurzaamheid mogelijk bij de exploitatie van visbestanden. Ik weet zeker dat we het eens zijn over het doel om snel maatregelen te treffen ter verbetering van de zeer slechte staat van de visbestanden in Europa. Die moeten weer op een duurzaam niveau worden gebracht, waardoor tegelijkertijd de winstgevendheid van de visserijbedrijfstak op de lange termijn zal verbeteren. Naast de voordelen voor de bedrijfstak is er ook een internationale politieke verplichting waaraan moet worden voldaan. In het bijzonder waardeer en deel ik het oordeel van de
155
156
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Commissie visserij dat het gewone visserijbeleid een nieuw beheersmodel nodig heeft voor het scheppen van kansen voor de visserij, het herstel van de leeggeviste bestanden en de aanpassing van de visserij-inspanning tot duurzame en winstgevende niveaus. En ook is het zeer belangrijk de visserij-inspanningen aan te passen aan de MDO-niveaus. Dat is de enige belangrijkste maatregel die kan worden getroffen om de teruggooi in Europese wateren te verminderen. Het is mij bekend dat er ook bezorgdheid heerst. Ik deel veel van deze zorgen en weet dat ze dienen te worden behandeld. Om te beginnen weet ik dat evaluatie van MDO geen eenvoudige zaak is. Er zijn wetenschappelijke onzekerheden en het vraagstuk is complex vanwege de effecten voor de ecosystemen en de vraagstukken van de gemengde visserij. De visserijwetenschap is nog niet in staat om nauwkeurig te voorspellen wat de MDO betekent voor een bepaald bestand of gemengd bestand. Maar we moeten niet alleen kijken naar de problemen. De wetenschap kan ons vertellen in welke richting de visserij zich dient te bewegen om de opbrengsten te vergroten en de kosten te verminderen. Zelfs al is het doel onnauwkeurig, de richting is behoorlijk goed bekend. We moeten beginnen in de juiste richting te bewegen en in toenemende mate de MDO-referentie te evalueren en te herzien naarmate de visserijtak zich ontwikkelt. Gemengde visserijsituaties dienen zorgvuldig te worden bestudeerd en de best mogelijke oplossingen te worden gekozen met betrekking tot de potentiële opbrengst van het hele visserijsysteem. Deze voortschrijdende aanpak maakt het mogelijk om de milieutechnische, economische en sociale aspecten te onderzoeken. Het is ook de aanpak die is vastgesteld in het plan voor de langere termijn voor schol en tong in de Noordzee dat dit jaar is aangenomen en dat ik beschouw als een goed model voor de invoering van deze aanpak. Zoals uw verslag benadrukt: de urgentie om stappen te zetten in de goede richting is er. Laat ik hier benadrukken dat de beheersplannen op de langere termijn in de praktijk de visserijbeheersing in de goede richting brengen: dat wil zeggen, weg van overbevissing en niet noodzakelijkerwijs naar een vast MDO-doel. De plannen bevatten voorzieningen voor een regelmatige herziening van doelstellingen die zo nodig de aanpassing van de MDO-doelen mogelijk maken, bijvoorbeeld indien er een verandering is in het natuurlijke milieu of waar er een herzien wetenschappelijk advies bestaat. In de tweede plaats ben ik het er mee eens dat het van belang is om visserijvraagstukken op een plaatselijke basis aan te pakken en de belanghebbenden te betrekken bij de belangrijke beslissingen inzake de keuze van doelen, de snelheid waarmee we stappen zetten in de richting van die doelen en de juiste combinatie van maatregelen zoals belasting, beheer van de visserij-inspanning en technische aanpassingen. De Commissie zal uitsluitend MDO-plannen op een regionale basis voorbereiden en uitsluitend na een uitgebreide consultatie van de betrokken sectoren. De regionale adviesraden zullen hier een belangrijke rol spelen. Ze zijn al aan het werk. Ook economische en sociale analyses zijn in dit proces van belang. De Commissie zal alle voorstellen voor beheersplannen vergezeld doen gaan van effectbeoordelingen in die gevallen waarin economische, sociale en milieutechnische aspecten van de voorstellen zullen worden geanalyseerd.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een toegenomen steun voor onderzoek op het gebied van visserij vormt een noodzakelijk onderdeel van de ontwikkeling van MDO-plannen. Alle kaderprogramma’s, het werk van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij en de steun van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee zullen belangrijk zijn in deze context die in de komende jaren een prioriteitsgebied zal zijn. De overgang naar MDO-visserij zal in veel gevallen aanpassingen van de vlootcapaciteit en vermindering van de visserij-inspanningen betekenen. Het Europees Visserijfonds werd in het leven geroepen zodat lidstaten de ontwikkeling van de nationale vlootcapaciteit kunnen plannen en gebruik maken van medefinanciering uit het Gemeenschapsbudget om de vlootomvang aan te passen aan de langetermijndoelen en rekening te houden met behoorlijke sociale en economische voorzieningen. Ik wil ook graag enkele woorden zeggen met betrekking tot de drie door de heer Schlyter voorgestelde amendementen. De Commissie is van oordeel dat een geleidelijke aanpak om te komen tot MDO-omstandigheden in feite een algemene regel zou moeten zijn. Het is niet nodig om in alle gevallen drastische stappen in de richting van MDO te zetten. Ten aanzien van wetenschappelijke methodologie om te komen tot MDO zal de Commissie van geval tot geval wetenschappelijk advies vragen. Laten we niet vooruitlopen op het wetenschappelijk debat door een voorbarig oordeel over welke methoden beter zouden zijn dan andere. Tot slot, zoals ik al heb aangegeven, het is terecht om te stellen dat het Europees Visserijfonds erin voorziet dat de lidstaten overheidssteun kunnen verdelen om de visserijvloten in lijn met MDO-strategieën te kunnen herstructureren. Aangezien de visserijbedrijfstak de uiteindelijke begunstigde zal zijn van het nieuwe beleid dient dit echter niet te worden gezien als compensatie maar als een financiële prikkel om de overgang te maken. De Commissie zal doorgaan met haar dialoog met de visserijsector en beginnen met de bespreking van specifieke langetermijnplannen voor een aantal visserijsectoren met een MDO-perspectief. Invoering van dergelijke plannen zal de stabiliteit en de productiviteit van visbestanden en van de bedrijfstak vergroten. Ik kijk uit naar meer besprekingen met u over deze plannen op een latere datum, nadat de Commissie effectbeoordelingen heeft ontwikkeld, de bedrijfstak heeft geraadpleegd en onze voorstellen heeft voorbereid. Er moet veel werk worden verricht en ik zal zeer dankbaar zijn voor uw steun bij de ontwikkeling van dit beleidsterrein. Avril Doyle, namens de PPE-DE-Fractie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met het verslag van mevrouw Fraga Estévez en in het bijzonder met de uiting van haar bezorgdheid over dit voorstel van de Commissie, aangezien ik ernstige bedenkingen heb over de voorstellen van de commissaris met betrekking tot de goedkeuring van een MDO-model voor maximale duurzame opbrengst als het referentiepunt voor het beheer van visbestanden. Het jaar 2015 is geen wetenschappelijke, maar een politieke datum. Het is te vroeg voor sommige visbestanden en te laat voor andere in de context van overbevissing. Het voorstel is gericht op maximalisering van de economische opbrengst van de visserij, en ook op handhaving van de capaciteit van het bestand om maximale duurzame opbrengsten op lange termijn te produceren. Niettemin vrees ik dat in plaats van het verminderen van de hoeveelheden weggegooide vangst, cruciale gebreken in het model tot overbevissing kunnen leiden, aangezien de onderliggende veronderstellingen die zijn gebruikt voor de
157
158
NL
Handelingen van het Europees Parlement
berekening van vangstniveaus die op een enkele vissoort in de kustvisserij zijn gebaseerd geen rekening houden met geografische en biologische diversiteit. Ik juich de doelstelling van meer effectiviteit in de bescherming van vissoorten toe, zoals we allemaal moeten doen. Maar ik geloof dat de Commissie dit niet in voldoende mate heeft onderzocht. Er is geen diepgaande evaluatie geweest van de kans op fouten in het MDO-model. Bovendien heeft het overgrote deel van de wetenschappers en ook de Voedselen Landbouworganisatie (FAO) van de VN het traditionele MDO-model vervangen door nieuwe geavanceerde benaderingen die het ecosysteem als geheel omvatten in plaats van een beroep te doen op een verouderd concept van de dynamiek van dierlijke populaties. De MDO is een bot instrument, gebaseerd op het vergaren van overproductie tijdens sterke groep van de populatie voordat de draagkracht van de bronnen is bereikt. Dit is echter een instrument dat kan leiden tot overbevissing wanneer het wordt toegepast bij visserij op meerdere vissoorten. Men kan namelijk geen optimale niveaus van alle soorten tegelijkertijd verkrijgen of het instrument toepassen op diepzeesoorten in diepe zeeën of in open water zoals de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Indien dit model wordt aangenomen, zal het tegelijkertijd leiden tot de instorting van visbestanden en de instorting van de markt. Ik vraag de commissaris dringend om een gedegen, wetenschappelijke en op wetenschappelijk bewijs gebaseerde aanpak. Volgens uw eigen woorden, commissaris, dient niet vooruit te worden gelopen op het wetenschappelijk debat, Ik ben het met u eens. Neem een wetenschappelijk, op bewijs gebaseerde aanpak en bestudeer dit voorstel opnieuw in plaats van – met alle respect – slechts te dansen, zij het in een laat stadium, naar de pijpen van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee. Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, voorzitter van de Commissie visserij, ik wil beginnen met het feliciteren van de rapporteur met haar uitstekend werk en ook de Commissie voor haar mededeling die tegemoet komt aan een van de eisen die zij zelf aanvaardde op de wereldtop in Johannesburg in 2002 en die ook correspondeert met de eerste van de acht doelstellingen die op die conferentie zijn opgesteld. De Europese Commissie heeft beslist al een groot gedeelte binnen de reikwijdte van deze acht doelstellingen volbracht, maar ik wil de commissaris eraan herinneren dat we in 2007 te maken hebben met doelstellingen die opgesteld zijn voor 2015 op een top die in 2002 plaatsvond. Het feit dat we in dit stadium nog over deze mededeling debatteren lijkt me niet voldoende snelle reactie te vormen op de schaalgrootte van de uitdagingen waarvoor we staan. Ik ben blij met wat de commissaris zei met betrekking tot de behoefte aan een nieuw beheersmodel. Aangezien het voorstel de nadruk legt op het concept van het beheer van het ecosysteem, denk ik dat we op de goede weg zijn. Maar als we dit concept van maximale duurzame opbrengst als iets radicaal nieuws beschouwen, maken we een vergissing aangezien dit concept, dat een theoretisch concept is, altijd het concept was dat ten grondslag lag aan het vaststellen van quota en TAC’s (total allowable catch – totaal toegestane vangst) die slechts op basis van dat concept kunnen worden gesteld. Het probleem is dat toepassing van dat concept veel problemen met zich meebrengt die bovendien zeer goed door onze rapporteur en door onze collega mevrouw Doyle zijn beschreven. We kunnen niet louter onze handelingen baseren op blinde toepassing van het concept, maar we moeten proberen de effectiviteit ervan te verbeteren, nagaan waar het faalde en waar het
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
goede resultaten boekte. Ik geloof niet in ernst dat deze mededeling dat gedaan heeft; we moeten alle andere aanvullende middelen gebruiken om verder te gaan. Dit is dan de uitdaging waar de Commissie voor staat, die naar wij hopen ons binnenkort enig goed nieuws zal brengen. Chris Davies, namens de ALDE-Fractie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het spijt me dat dit een van die gelegenheden is waarbij ik opgetogen ben dat het Parlement zo weinig bevoegdheden op dit terrein heeft, vooral aangezien er een reële mogelijkheid is dat dit verslag morgen in stemming zal worden gebracht. Indien dit het geval is, zullen sommige mensen wellicht zeggen: “Welnu, het Parlement heeft de Commissie verzocht nog eens naar de voorstellen te kijken.” Ik wil niet graag zien dat een dergelijk pr-gebaar zou worden gemaakt; Ik wil dat de Commissie weet dat er ten minste enkele leden van het Europees Parlement zijn die het grondig oneens zijn met wat er wordt voorgesteld. Het verslag van de Commissie destijds in 2006 was zwak – pappen en nathouden, eerlijk gezegd – nauwelijks de moeite waard om het op papier te zetten. Er werden plannen, plannen en nog eens plannen voorgesteld, maar nauwelijks bij wijze van actie. Echter, wat er nu hier door de rapporteur – door het Parlement – wordt voorgesteld, is volgens mij nog erger. Ik kijk naar een alinea in het bijzonder: “Oordeelt dat de tijd niet rijp is om een systeem van maximale duurzame opbrengst [MDO] voor te stellen.” Kennelijk hebben we meer analyse nodig. Dus, terwijl de Commissie plannen wenst, willen wij eenvoudig meer praten over plannen. Wanneer gaat er iets worden uitgevoerd? Als dit verslag morgen door het Parlement wordt gedragen, dan hoop ik dat de Commissie er geheel aan voorbij zal gaan, omdat ik dit al geheel onverantwoord vind. Er is een vraag, een legitieme vraag, over de toe te passen methodologie voor het behalen van de status van de MDO. Eerlijk gezegd weten we wat er nodig is; dit is slechts voor de helft van de tijd een spelen met woorden. Indien tweederde van de visbestanden zwaarder wordt bevist dan biologische gezien veilig is, dan moet je stoppen met vissen; Dan moet je de vloot aan wal houden, de vissers werkloos maken, wellicht met een vergoeding, totdat we de bestanden hebben hersteld en iedereen de kans hebben gegeven op een gezonde toekomst voor de lange termijn. Je moet de visbestanden de kans geven om te herstellen. Eerlijk gezegd kunnen we debatteren over de details over hoe we een ideale MDO-status bereiken wanneer we de vis en de bescherming van de vis op lange termijn veilig hebben gesteld. Commissaris, ik heb zeer veel respect voor u; sinds we elkaar voor het eerst ontmoetten, hoorde ik graag wat u te zeggen had. Mag ik twee dingen zeggen? Om te beginnen, denk ik dat uw profilering te bescheiden is; ik denk dat uw staf u bij vergaderingen in de achterkamer houdt. Ik denk dat Europa een voorvechter voor haar vis nodig heeft. En net zoals u enkele problemen dient op te lossen, zo dient u ook voor de Europese tv-camera’s te vertellen wat er moet gebeuren. Het tweede is het volgende: u bent nu in het derde jaar van uw termijn van vijf jaar. Er zijn veel goede ideeën geweest, maar te weinig uitvoering. Ik wil u graag zien als een betekenisvolle periode in de geschiedenis van de Europese Unie met de betreurenswaardige gezamenlijke visserijpolitiek en haar hervorming. Dus houd alstublieft op met uzelf als voetnoot te beschouwen, stap naar voren en laat de dingen gebeuren!
159
160
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vijf jaar geleden was ik in Johannesburg waar de Europese Unie het uitgangpunt ondertekende van het behalen van de maximale duurzame opbrengst tegen 2015. We spraken niet over het invoeren van een beleid tegen 2015; we spraken over het brengen van de visbestanden tot die niveaus tegen 2015. Het moet niet slechts een stuk papier zijn geweest – het moet meer dan dat zijn. Als we dat binnen acht jaar moeten doen, zal het waarschijnlijk al te laat zijn. We moeten beginnen met de uitvoering, en u dient zich, elke dag dat u daarmee wacht, voor uzelf als een mislukking te beschouwen. Luister niet naar het Parlement; luister niet naar de Ministers die u voortdurend willen belemmeren – begin gewoon met de uitvoering. Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het in veel opzichten eens met wat de heer Davies zegt. De vissen gaan dood! En wanneer vissen dood gaan, blijft er geen inkomen voor vissers. Dus is het veel slimmer om te investeren in de toekomst door nu maximale duurzame opbrengsten te hebben in plaats van een maximaal beschikbare opbrengst, hetgeen tot nu toe het beleid van de Unie was. Dat is volstrekt niet duurzaam! Vervolgens kunnen we discussiëren over wetenschappelijke gaten in methoden en het feit dat het misschien een bot instrument is. Maar de EU heeft een lage inflatie als een algemeen doel voor economisch beleid en dat is een uiterst bot instrument, maar het is niet op de dezelfde manier bekritiseerd. In dergelijke gevallen is er een veel scherper instrument en daarvoor wil ik de commissaris bedanken. U bent zich ervan bewust dat het beleid volkomen verkeerd is, volkomen mislukt, en nu probeert u het op orde te brengen. Later zullen we het probleem van teruggooi bespreken en een combinatie van maatregelen die misschien het begin van een oplossing brengen. Maar wanneer we praten over sociaal-economische analyses, hebben we een langer tijdsperspectief nodig. Dat is het doel van mijn amendement. Zonder dat kunt u net zo goed zeggen “O prima, de vissers van vandaag willen niets doen!” De banen van de vissers van alle toekomstige generaties afnemen, dat is op zijn minst een slechte sociaal-economische analyse. Pedro Guerreiro, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Als algemeen commentaar op de fundamentele punten in ter bespreking staande verslag, dat van cruciaal belang is voor de visserijsector, vinden wij dat het relevant is om te wijzen op de verschillen in de toepassing op de lange en op de korte termijn van het beginsel van duurzaamheid in de visserij. Dat wil zeggen, de langetermijnplannen beogen doelstellingen of thema’s vast te stellen voor een stabiele situatie die na een betrekkelijk lange periode wordt bereikt, terwijl kortetermijnmaatregelen worden gebaseerd op voorstellen die jaarlijks worden opgesteld om in korte tijd de vissterfte te corrigeren totdat het voorgestelde niveau als een langetermijndoelstelling is bereikt. Wat betreft de langetermijndoelstelling voor vissers is aanvaarding mogelijk van de hoofddoelstelling die in Johannesburg is opgesteld: het bereiken van maximale duurzame vangst van visbestanden. Om de doelstelling van de maximale duurzame opbrengst te formuleren, is het echter van belang om te onderstrepen dat het essentieel is om wetenschappelijke analyses toe te passen om de omvang van de vissterfte te bepalen ter waarborging van de maximale vangst die de visserijhulpbronnen op een duurzame manier kunnen bieden. Daartoe is het essentieel om rekening te houden met de natuurlijke kenmerken van iedere visserijhulpbron en ook om de aard en soort vismethode te kennen.
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Om het juist visniveau voor de langetermijndoelstelling vast te stellen, is het noodzakelijk de door wetenschappers opgestelde voorspellingen te controleren. Dit houdt in dat deze voorspellingen moeten zijn gebaseerd op betrouwbare informatie, dat ze zijn goedgekeurd door managers en aanvaard en nageleefd worden door vissers, altijd ter bescherming, en ik wil het altijd onderstrepen, van de sociaal-economische situatie van de visserijsector en de visserijgemeenschappen. In de praktijk is het doel de langetermijnvangsten te schatten en de overeenkomstige vissterftecijfers. Daarvoor moeten we een criterium voor duurzaamheid kiezen en het visniveau bepalen dat het maximale duurzame vangstniveau oplevert. Hier begint het werkelijke debat. Er zijn verschillende waarden voorgesteld voor vissterftecijfers bij het langetermijnbeheer van visbestanden in de exclusieve economische zones van de lidstaten. Verschillende wetenschappers geven de voorkeur aan F0.1 als vissterftecijfer boven bijvoorbeeld FMSY, dat zij als minder geschikt beschouwen. Opgemerkt moet worden dat FMSY, dat is het vissterftecijfer, niet moet worden verward met MSY, dat het vangstniveau. Tot slot, ik ben het er mee eens dat het essentieel is dat duurzaamheidsmaatregelen worden begeleid met een evaluatie van de sociaal-economische gevolgen en kosten die gemaakt zijn om ze ten uitvoer te leggen. Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het gebeurt niet vaak dat een lid van de UK Independence Party een rapporteur in dit Parlement feliciteert. In dit geval zal ik een zeldzame uitzondering maken. De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties heeft geschat dat de vangst van 70 procent van de vissoorten op deze planeet al de maximale duurzame opbrengst (MDO) heeft bereikt of overschreden. Het gemeenschappelijk visserijbeleid, met het schandelijke probleem van teruggooi dat het gevolg ervan is, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan wat potentieel een ernstige ecologische ramp is, vooral in de Noordzee. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de Canadese regering gewaarschuwd door vissers dat kabeljauw gevaarlijk werd overbevist. De regering negeerde de waarschuwingen en tegen 1992 stortte de kabeljauwvisserij totaal in. Een vergelijkbare situatie schijnt zich nu in de Europese wateren te ontwikkelen . De rapporteur verwijst naar gebrekkige analyse en ontoereikende oplossingen die door de mededeling van de Commissie worden geboden en die zij als simplistisch omschrijft. De Commissie is onlangs bekritiseerd voor de manier waarop zij statistieken over maritieme vraagstukken verzamelt en interpreteert. In een recente briefing wijst de Britse regering op een “ontbreken van noodzakelijke gegevens over wat geschikte doelen zouden moeten zijn.” De interpretatie van MDO door de Commissie is gebaseerd op verouderde modellen en dogmatische ecologische concepten. Het toont duidelijk het verlangen aan om de bevoegdheden uit te breiden, ongeacht de prijs Het verloren gaan van onze visbestanden is een te hoge prijs om te betalen en ik bedank de rapporteur voor haar eerlijkheid bij haar veroordeling van de mededeling van de Commissie. Het heeft zeker iets te betekenen wanneer de eurofiele PPE-DE-Fractie de UKIP-lijn herhaalt. Maar iedereen komt daar vroeger of later! Jean-Claude Martinez, namens de ITS-Fractie.– (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de verslagen van onze twee collega’s, waaronder die van mevrouw Fraga, hebben betrekking
161
162
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op het onoplosbare probleem van visserij. Onoplosbaar omdat visbestanden beperkt zijn en de vraag voortdurend toeneemt. Het visserijbeleid is dientengevolge niet het GLB (Gemeenschappelijk landbouwbeleid). Sinds 1968 en sinds Sicco Mansholt heeft de Commissie veertig jaar lang een strategische vergissing begaan met het GLB, dat nu gelijk staat aan een misdaad tegen de menselijkheid: de mensheid heeft behoefte aan granen en melk en deze zijn schaars zoals de prijsstijging laten zien. Bij visserijbeleid ligt dat anders. De vergissingen van de Commissie komen voort uit haar normale, technocratische gewoonte, maar niet uit een strategische misdaad. Het beheer van visbestanden met TAC’s, quota, FIOV’s (Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij) en MOP’s (Meerjarig oriëntatieprogramma) is mislukt. De Commissie heeft voor alles regels uitgevaardigd: netten, tonnages, vlootomvang, aantal eenheden en wanneer alles is gezegd en gedaan – zoals de rapporteur ons vertelt – zijn er minder vissers, minder kabeljauw en zelfs minder blauwvintonijn in de Middellandse Zee, vandaar de woede van vissers in juni en juli. Waar ik vandaan kom, in de haven van Sète of Le Grau-du-Roi, protesteerden de vissers die de thonaille (kieuwnetten voor tonijn) gebruiken bij het vissen, dat is een traditionele kustvisserij met smalle netten, omdat zij vanaf juli niet zouden kunnen vissen. Ondanks al deze controles, al deze afbraak, al deze sancties – misschien worden op een dag zelfs elektronische chips ingezet om toezicht op de vissers te houden – zijn de bestanden niettemin in gevaar, zo vertelt de rapporteur ons. Het gemeenschappelijke visserijbeleid heeft niet gewerkt, en waarom niet? Omdat het probleem zich wereldwijd voordoet: China, Indonesië, de Filippijnen en Peru vissen. Evenals met wijn, waar wij rooien terwijl de rest van de wereld bezig is te planten, breken we nu onze boten af, terwijl de Verenigde Staten er meer bouwen en Rusland, IJsland en Noorwegen het motorvermogen van hun boten opvoeren. Je kunt indicatoren bedenken, een soort maximale duurzame opbrengst, maar als je buurman meer vist, zul je door minder te vissen de visbestanden niet verbeteren. Omdat bovendien landbouw of aquacultuur niet een werkelijke oplossing biedt vanwege het vismeel, is visserij daarom een perfect bewijs dat het Gemeenschapsniveau te hoog is wanneer het kustvisserij betreft en de besluitvorming lokaal moet zijn, of te laag wanneer het diepzeevisserij betreft. In deze gevallen zullen we ons zeer snel met behulp van wetenschappers naar een mondiaal niveau moeten bewegen of we zullen aan het eind van de 21ste eeuw naar de bioscoop moeten om te vissen naar de laatste Nemo’s (Non-indigenous Estuarine and Marine Organisms – niet-inheemse rivier- en zeeorganismen). Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik steun dit verslag en complimenteer de rapporteur met de opstelling ervan. We hebben jarenlang gesproken over duurzame visserij en even lang over bureaucratische controles. Toch zijn de bestanden over het geheel niet beter geworden en de vissers zijn minder in aantal en een stuk armer. Er valt moeilijk te ontkomen aan de conclusie dat het visserijbeleid een hopeloze mislukking is geworden. Vissers zeggen dit al jaren, maar tot nu toe luistert de Commissie niet – en dat geldt eveneens, zo lijkt het, voor de heer Davies die op de mislukte toer lijkt te willen doorgaan. Totaal toegestane vangsten (Total Allowable Catches – TAC’s) en quota als het voornaamste controle-instrument zijn een ramp gebleken waardoor het schandaal van de teruggooi is ontstaan, en voor veel vissers niets minder dan armoede betekent. Toch hebben we binnen
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het nieuw aangeboden model van maximale duurzame opbrengst nog steeds deze gebrekkige overlapping van het TAC-quotasysteem met het systeem van totaal toegestane visserij-inspanning. Ze moeten van elkaar worden losgemaakt. We kunnen ze niet allebei hebben. We willen allemaal duurzame visserij, maar dat betekent ook duurzaamheid voor de vissers. Het betekent het ontmoedigen van teruggooi. Het betekent het vereenvoudigen van de technische maatregelen en het betekent het aanvaarden van flexibiliteit. Laat we daar zo snel mogelijk naartoe gaan. Rosa Miguélez Ramos (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dat het erg laat is, we zijn allemaal moe en ik denk wat geschrokken door dit verschrikkelijke nieuws over de dood van drie vissers en de vermissing van nog vijf anderen in de zee bij Cádiz – de boot behoorde tot de vloot van Barbate – en ik denk dat dit soort nieuws ons aan het denken moet zetten want het demonstreert de problemen van een beroep dat ook nog tegenwoordig in een klap de dood van acht mensen tot gevolg kan hebben. Daarom ben ik van mening, commissaris, dat een van de belangrijke problemen die deze mededeling teweegbrengt is dat, hoewel ze probeert maatregelen te nemen inzake hulpbronnen, ze alleen de visserij-activiteiten beperkt zonder verplichtingen op te leggen aan de andere economische spelers met activiteiten die samenhangen met het mariene ecosysteem. De mededeling schiet tekort en we verliezen allemaal politieke legitimatie, vooral omdat het directoraat-generaal van de Commissie dat verantwoordelijk is voor visserij ook verantwoordelijk is voor maritieme zaken. Mijn tweede bezwaar of vraag is hoe de Commissie van plan is MDO toe te passen vanuit een praktisch standpunt, omdat alle tekenen wijzen op het ontstaan van problemen, ernstige problemen, vooral in het geval van gemengde visserij waarbij verschillende soorten op elkaar inwerken en het vangstniveau dat de mate van inspanning bepaalt, niet overeenkomt met de MDO van elke afzonderlijke soort. Een ander probleem van ons is ten aanzien van die populaties waar we geen enkele beoordeling over beschikken. Wat zeker is, is dat degenen die in de sector werken bezorgd zijn en dat is terecht wanneer ze zeggen dat gaten die door de communautaire vloot worden gelaten om aan de MDO te beantwoorden, onmiddellijk worden opgevuld door bedrijven uit derde landen, omdat de vismarkt wordt geleid door de behoefte aan een continue aanvoer. Ian Hudghton (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de loop van de jaren ben ik het niet altijd eens geweest met onze rapporteur, mevrouw Fraga Estévez, maar met dit verslag kan ik grotendeels instemmen. Het stelt dat het systeem van de Gemeenschap controles heeft bemoeilijkt en teruggooi heeft bevorderd. Het verslag meldt blij te zijn met de mededeling van de Commissie en erkent daarmee dat het bestaande visserijbeheersbeleid is mislukt. Het verslag geeft aan dat het moeilijk zal zijn om het model van maximale duurzame opbrengst toe te passen op visserij op meerdere vissoorten, hetgeen zeker van toepassing is op de meeste problemen waar Schotse vissers bij zijn betrokken. Het verslag merkt voorts op dat het model niet geschikt is voor diepzeesoorten. Ik ben het niet eens met de woorden “einde aan de discriminatie” en zal morgen vragen voor een stemming op onderdelen om deze woorden eruit te halen, omdat ik uit vorige discussies met onze rapporteur weet dat dit een code is voor een aanval op relatieve stabiliteit. Die moet blijven zolang we een gezamenlijk visserijbeleid hebben. Maar ik ben het ermee eens dat de eerdere opmerkingen van de commissaris toen hij zei dat we moesten beginnen om de juiste richting in te slaan. Na alle jaren van ellende die direct het gevolg
163
164
NL
Handelingen van het Europees Parlement
was van het gezamenlijk visserijbeleid, zouden we nu een heel stuk verder hebben moeten zijn. Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, met slechts een minuut tot mijn beschikking is mij gevraagd het woord te voeren namens de Poolse vissers die willen verklaren dat de verordening die is ingevoerd betreffende een verbod op het vissen op kabeljauw discriminerend is ten opzichte van de Poolse vissers, vooral met het oog op wijdverspreide informatie over de vangsten van andere landen. De vissers hopen dat de formulering van de verordening van de zijde van de Commissie uit onwetendheid is voortgekomen met betrekking tot de ware schaal waarop door de afzonderlijke landen in de Oostzee wordt gevist. Ze eisen niet alleen dat de verordening wordt ingetrokken, maar ook dat een speciale onafhankelijke commissie wordt benoemd onder auspiciën van het Europees Parlement om de principes en de methoden van het tellen van visaantallen in de Oostzee na de uitbreiding van de Unie in 2004 te onderzoeken en te verklaren en zicht te krijgen op de omvang van de onregelmatigheden. Catherine Stihler (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, weinigen van ons zullen het belang betwisten van een duurzaamheid op lange termijn van de commerciële visbestanden. De EU nam op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 de verplichting op zich te komen tot een maximale duurzame ontwikkeling (MDO) uiterlijk tegen 2015 voor de visserij. Het is cruciaal dat we het debat beginnen over de wijze waarop we het terugdringen van de visserijdruk op kwetsbare soorten kunnen bereiken. Dit verslag van mevrouw Fraga Estévez is een belangrijk onderdeel van dat proces. De voordelen van het vissen met lage niveaus van vissterfte en de opbouw van sterkere paaibestanden werden ook in aanmerking genomen in het Net Benefits Report door de strategische unit van de premier van het Verenigd Koninkrijk. Als Schot ben ik maar al te bekend met de druk op kwetsbare visbestanden zoals Noordzee kabeljauw en des te meer met de problematische toepassing van beheersplannen in gebieden met gemengde visserij zoals de Schotse kusten. De moeilijkheden nemen niet weg dat we een verplicht zijn om te handelen. Ik ben blij met de erkenning van de Commissie dat betrokkenheid van de belanghebbenden nodig is en dat de Regionale adviesraden voor Europese vissers (RAR’s) actief deel gaan uitmaken van het voorgestelde proces. Sommige RAR’s zijn reeds gestart met het nadenken over het beheer op lange termijn en het vraagstuk van de MDO. Het zal van belang zijn dat de strategie in samenwerking met belanghebbenden wordt ontwikkeld. In dit stadium moeten we ons niet al te zeer op zijpaden begeven door bespreking van de technische details over wat de MDO feitelijk inhoudt en hoe het dient te worden toegepast. Een belangrijker aandachtspunt is de visserijmogelijkheden tot een beter evenwicht te brengen met de beschikbare visbestanden voor een duurzame toekomst. Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren, vijf jaar geleden op de top in Johannesburg over duurzame ontwikkeling committeerden we ons om visbestanden in stand te houden en deze snel terug te brengen op het niveau dat zorgt voor een maximale duurzame opbrengst. De wijziging voor het administratieve systeem dat wordt opgezet, kent aanzienlijk meer ambitieuze doelstellingen vergeleken bij het huidige veilige niveau en het
05-09-2007
05-09-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voorzorgsbeginsel. De voors en tegens van de wijziging moeten echter zeer zorgvuldig worden afgewogen. De Europese Unie heeft een flexibel systeem nodig om de visbestanden te beheren, en de faciliteiten om snel te reageren. Er is ook behoefte aan een voorziening in de langetermijnplannen voor redelijke maar flexibele jaarlijkse aanpassingen. De Europese Commissie veronderstelt dat visbestanden primair worden beïnvloed door vangsten hoewel het weer, roofdieren, buitenlandse soorten en door mens veroorzaakte problemen een belangrijke uitwerking op bestanden kunnen hebben. De impact van de gaspijplijn tussen Rusland en Duitsland in de omgeving van de Oostzee is nog niet vastgesteld, hoewel de aanleg al begonnen is. Het is een bron van grote zorg voor mij dat de ribkwal kortgeleden in de Oostzee is gesignaleerd, terwijl de soort die oorspronkelijk uit Amerika komt, bijna tot instorting van visbestanden in 1980 in de Zwarte Zee heeft geleid en deze soort richt nu verwoestingen aan in de Kaspische Zee. In een jaar tijd heeft deze zich verspreid van de Zweedse kust tot in het hart van de Oostzee. We moeten geen duimen draaien totdat de visbestanden in de Oostzee net zo zijn verwoest. De effecten van het nieuwe administratieve systeem moeten daarom eerst regionaal worden verkend in plaats van op Europees niveau, omdat de vissersvloot van iedere lidstaat zijn eigen onderscheiden kenmerken vertoont. Het is uiterst belangrijk om regionale adviesraden erbij te betrekken als we een toekomstgericht visserijbeleid ten uitvoer gaan leggen. De wijziging van het administratieve systeem vereist een reductie van aantallen schepen en hun ladingen van de vissersvloot en brengt daarom grote verliezen voor onze visbedrijven met zich mee. Het Europees Visserijfonds heeft eenvoudigweg niet voldoende middelen om met zulke grote verliezen om te gaan. (De spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Joe Borg, lid van de Commissie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, laat ik allereerst beginnen met het ongeluk dat mevrouw Fraga Estévez en mevrouw Miguélez Ramos noemden. Ik deel hun bezorgdheid en verdriet over het verlies van levens en hoop dat de vermiste vissers in veiligheid kunnen worden gebracht. Ik wil graag enkele punten behandelen die in het debat naar voren kwamen en die op zijn zachtst uitgedrukt sterk gevarieerd blijken te zijn – mijlenver uiteen liggen wat betreft de vraag hoe we verder dienen te gaan. Uit het debat blijkt echter duidelijk dat we een gezamenlijk oordeel hebben dat de visserij zo snel mogelijk tot duurzame niveaus dient te komen. Dit betekent niet dat we drastische en onmiddellijke actie voorstellen. In plaats daarvan stellen we onszelf ten doel om op een geleidelijke en flexibele manier te komen tot een maximale duurzame opbrengst (MDO). Bij iedere stap zullen we de gestelde doelen opnieuw evalueren en beoordelen en zo nodig aanpassen aan de veranderende situaties. Met andere woorden de MDO-aanpak biedt ons een richting en niet noodzakelijkerwijs een vast doel. Ik herhaal, de MDO-aanpak brengt visserijbeheer in de juiste richting, weg van overexploitatie en naar omstandigheden met grotere en stabielere vangsten en lagere kosten. Deze aanpak dient adaptief te zijn, zodat naarmate we meer leren – of naarmate omstandigheden van het milieu en ecosystemen veranderen – er nieuwe kennis op de aanpak kan worden toegepast.
165
166
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het punt is naar voren gebracht dat de MDO niet heeft gewerkt en niet geschikt is voor diepzeebestanden en dat het een verouderd concept is. Laat ik zeggen dat er succesvolle visserijbeheersstrategieën in Europa en in andere delen van de wereld zijn geweest. Al is het concept niet nieuw, dat betekent nog niet dat het verouderd is. Het belangrijkste punt is, dat zolang het een pad beschrijft voor visserijbeheer en flexibel genoeg is om regelmatige herzieningen toe te staan, het een goede kans op succes heeft. Goede voorbeelden van enig succes zijn te vinden in bestanden zoals koolvis, Noordzee schelvis en makreel, die dichtbij het MDO-niveau worden bevist en die in het algemeen stabiel en winstgevend zijn. Laat me een enkel punt benadrukken. Het doel van dit voorstel is niet om de vissers te straffen, die, toegegeven, een aantal aanpassingen moeten doen, maar eerder te proberen een doel te bereiken en een richting in te slaan waar de sector in een stabielere en winstgevender omgeving werkt. Zoals ik aangaf in mijn openingstoespraak staat het Europees Visserijfonds lidstaten toe om maatregelen te treffen inzake bijstelling van capaciteit en visserij-inspanningen in de context van langetermijnplannen, met inbegrip van sociale en economische voorzieningen met betrekking tot het passende gebruik van overheidsgeld in hun operationele programma’s. Een ander punt heeft betrekking op het feit dat MDO niet zal werken in de gemengde visserij. Wanneer met een visbestand richting deMDO wordt gestreefd, zou men in een situatie terecht kunnen komen waarbij sprake is van onderbevissing van de andere bestanden die in een dergelijke gemengde visserij worden gevangen. Ik denk dat we realistisch over de situatie moeten zijn en over het grootste deel van de gemengde visserij. De betreffende visbestanden worden evenzeer geëxploiteerd op niet duurzame niveaus. Het is duidelijk dat toepassing van de MDO-aanpak voor de gemengde visserij moeilijk zal zijn en van geval tot geval zal moeten worden bekeken. Het probleem van de gemengde visserij is reëel en als we het niet aanpakken, komen er geen verbeteringen en kunnen we geen stappen in de juiste richting zetten. Wat de raadpleging betreft, laat ik zeggen dat de Commissie volledig achter betrokkenheid en raadpleging van belanghebbenden staat. Er zijn al veel raadplegingen gehouden sinds het aannemen van MDO als doel tijdens de top in Johannesburg. Dergelijke raadplegingen hadden betrekking op lidstaten, wetenschappers en de regionale adviesraden, die ook ons voorstel bestuderen en die ons willen adviseren over de beste weg te volgen weg. Discussies over de plannen zullen in een later stadium plaatsvinden. We hebben effectbeoordelingen ontwikkeld, de bedrijfstak geraadpleegd en onze specifieke voorstellen opgesteld. Ik kijk uit naar een voortzetting van deze dialoog met u over deze plannen. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats op donderdag 6 september 2007. 16. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 17. Sluiting van de vergadering (De vergadering wordt om 23.25 uur gesloten)
05-09-2007