Bijlage: Wmo subsidiekader 2014
Wmo subsidiekader 2014 Visie op maatschappelijke dienstverlening, outcome en indicatoren
1. Inleiding In onderstaande vindt u het Wmo subsidiekader 2014, op basis waarvan de beoordeling van de subsidieaanvragen voor 2014 plaatsvindt. Dit kader bestaat uit onze visie op maatschappelijke dienstverlening geldend voor alle gesubsidieerde diensten én een overzicht van te realiseren resultaten op outcome-niveau inclusief bijhorende indicatoren op een drietal thema’s. Het Wmo subsidiekader 2014 is zowel gebaseerd op de door de gemeenteraad vastgestelde beleidskaders als de inbreng die we in een voorbereidingstraject ontvingen van diverse maatschappelijke partners. Relevante beleidskaders zijn het Integraal Jeugdbeleid (IJB) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2011-2015. Daarnaast spelen momenteel ontwikkelingen op het vlak van de decentralisatie functie begeleiding Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de transitie jeugdzorg. Voor de jeugdzorg is de uitgangspuntennotitie en plan van aanpak ‘Jeugdzorg dichtbij’ opgesteld (september 2012). Voor de beide wijzigingen geldt dat een intentie tot samenwerking met de peelgemeenten is vastgesteld (zie ‘Intentieverklaring Peelsamenwerking op de terreinen van Wmo, Jeugd(zorg) en Werk en Inkomen’, oktober 2012). Lopende 2013 werken we dit beleid verder uit, waarna de gevolgen voor het Wmo subsidieprogramma (vanaf 2015) zichtbaar worden. Samenvattend bevat het kader de volgende vuistregels, die we terug wensen te zien in de subsidieaanvragen: 1. Eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van inwoners (en sociale netwerken) zijn het uitgangspunt in de dienstverlening; 2. Wederkerigheid: alle inwoners zetten talenten en kwaliteiten in voor maatschappelijke participatie en (vrijwilligers)werk, immers ‘talent verplicht’; 3. Niet problematiseren, maar normaliseren, mogelijkheden zien en kansen benutten; 4. Integraal en afgestemd aanbod; 5. Licht en kortdurend aanbod waar kan, zwaarder waar nodig; 6. Proactieve, flexibele en snelle inzet van professionals gericht op de uitvoering (direct contact doelgroep); 7. Inzet van een efficiënte organisatie en van bewezen effectieve methoden, gericht op doelgroepen die extra aandacht vragen (zoals probleemgezinnen vanwege aanwezigheid kinderen) en waarbij een optimaal resultaat verwacht wordt. In onderstaande werken we dit kader nader uit.
1
2. Visie op maatschappelijke dienstverlening
Visie op de doelgroep: 1. Het vergroten van de eigen kracht (zelfredzaamheid) en van sociale netwerken (samenredzaamheid) en de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners staan centraal; 2. Alle mensen hebben talenten en kwaliteiten. We verwachten dat inwoners deze optimaal inzetten via maatschappelijke participatie en (vrijwilligers)werk, zodat het welzijn en de sociale samenhang in de stad wordt bevorderd. Daarbij gaan we uit van wederkerigheid en het uitgangspunt dat ‘talent verplicht’. Visie op de dienstverlening: 3. Preventie (en aandacht voor kinderen) staat voorop, want voorkomen is beter dan genezen; 4. Interventies zijn in beginsel eindig en kortdurend; 5. Professionals hebben een flexibele en proactieve houding (direct erop af) en dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid, die we terugzien bij signalering, toeleiding, interveniëren en innovatie; 6. De inwoner staat centraal en een integrale analyse1 en werkwijze zijn het uitgangspunt: de vraag achter de vraag en lichte ondersteuning waar kan, zwaarder waar moet; 7. De uitvoering kenmerkt zich door een efficiënte organisatie en sluitende aanpak, waarbij sprake is van vertrouwen in de professional, geen overlap van dienstverlening en samenwerking. Visie op regie: 8. Gemeentelijke regievoering is in de eerste plaats gericht op naleving van de visie binnen alle gesubsidieerde diensten; 9. De gemeentelijke regievoering is in de tweede plaats gericht op een kwalitatieve en optimale dienstverlening, een versterking van de samenwerking en het organiseren van doorzettingsmacht. Het uitgangspunt is dat we samenwerken met inwoners, bedrijven en organisaties aan een ondernemend en aantrekkelijk Helmond, vanuit ieders verantwoordelijkheid, kracht en mogelijkheid. 1
De volgende leefgebieden maken onderdeel uit van de integrale analyse: wonen/huisvesting, gezondheid (lichamelijk en psychisch), vrije tijd/sociale contacten, opvoeden, veiligheid, (vrijwilligers)werk, inkomen/financiën en opleiding/ontplooiing (zingeving).
2
3. Themagroepen Het merendeel van onze inwoners redt zich op eigen kracht en met een sociaal netwerk. Zij maken eventueel kortdurend gebruik van collectieve (of individuele) diensten. Een groep inwoners kampt echter met een meer complexe en meervoudige ondersteunings- of zorgvraag. Afzonderlijke en kortdurende interventies bieden voor deze groep veelal onvoldoende resultaat. Bij dit soort vraagstukken is samenwerking tussen maatschappelijke partners extra relevant. Bovendien zien we een grote politieke en bestuurlijke urgentie om deze vraagstukken aan te pakken en erop te sturen. In overleg met de maatschappelijke partners zijn we tot de volgende drie groepen gekomen: A. Aandachtskinderen en –gezinnen: niet pluis gevoel bij professionals en werkelijke problematiek, zoals ontregelde huishoudens en opvoedingsproblemen; B. Inwoners met meervoudige problematiek (geestelijke gezondheid, verslaving, schulden en/of huisvesting, et cetera) inclusief inwoners die dreigen tot deze groep te vervallen; C. Meedoen (participatie): tegengaan van sociaal isolement en eenzaamheid door het inzetten van kwaliteiten en talenten van (geïsoleerde) inwoners in maatschappelijke participatie of (vrijwilligers)werk (wederkerigheidsgedachte). Onder deze zogenoemde themagroepen vallen verschillende inwoners. Daarnaast is regelmatig sprake van overlap tussen de thema’s (zie de onderstaande afbeelding).
Voor deze themagroepen benoemen we gewenste outcome-resultaten die door de gesubsidieerde dienstverlening moet worden gerealiseerd. Uiteraard staat ook voor deze thema’s de hiervoor geformuleerde visie centraal. In onderstaande werken we de outcomeresultaten uit.
3
4. Outcome, indicatoren en verantwoording Bij de thema’s benoemen we vooraf prestaties op outcome-niveau. Prestaties op dit niveau raken de kern van de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsdoelen. Outcome gaat over het effect dat we met de gesubsidieerde diensten en activiteiten voor onze inwoners en stad bereiken. Output daarentegen betreft het feitelijke resultaat ervan. Voorbeelden van output zijn 8 uur ondersteuning door het maatschappelijk werk of 25 inwoners met schulden die deelnemen aan een training budgetbeheer. Een toegenomen zelfredzaamheid bij deze inwoners door aangeleerde vaardigheden is vervolgens de outcome. Resultaatafspraken met de organisaties baseren we uiteindelijk zowel op de geformuleerde outcome als de resultaten (output) die de organisaties in de subsidieaanvragen opnemen. Thema Aandachtskinderen en -gezinnen Voorkomen en normaliseren van aandachtskinderen en –gezinnen. 1. Kinderen maken (vanaf groep 3) een goede start in het basisonderwijs. • meer doelgroepleerlingen nemen deel aan VVE. 2. Jongeren hebben een startkwalificatie of hebben (begeleid) werk (van minstens 24 uur per week): • meer jongeren van 23 jaar hebben een startkwalificatie. • minder jongeren VO niveau (15-22 jaar) verlaten school zonder startkwalificatie. • minder jongeren op MBO-niveau (15-22 jaar) verlaten school zonder startkwalificatie. • minder jeugdwerklozen ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking. 3. Kinderen en jongeren groeien gezond op en zijn gezond: • minder jongeren beoordelen de eigen gezondheid als matig/slecht. • minder opvoeders/opgroeiers beoordelen de gezondheid van kinderen als matig/slecht. • minder kinderen en jongeren hebben overgewicht. • minder jongeren gebruiken alcohol/drugs. • het bereik van de Jeugdgezondheidszorg neemt toe. 4. Opvoeders, zijn met zo beperkt mogelijke ondersteuning, in staat om opvoeding en huishouden in goede banen te leiden: • aantal risicogroepen (conform staat van de jeugd) neemt af. • (herhaald) beroep op geïndiceerde jeugdzorg neemt af. • minder unieke kinderen/gezinnen in Helmond hebben begeleiding nodig ten opzichte van de doelgroep. • minder unieke kinderen/gezinnen is na jaar weer op de rit gezet ten opzichte van de doelgroep. 5. Jongeren, zijn met zo beperkt mogelijke ondersteuning, in staat om hun leven in goede banen te leiden. • zie onder 4. 6 Minder overlast door jongeren: • afname van meldingen bij politie van overlast door jeugd. • minder ervaren overlast bij bewoners. Thema Meervoudige problematiek Maatschappelijke Opvang (MO) 1. Zoveel mogelijk kwetsbare burgers hebben een eigen vangnet. Wie geen of een beperkt eigen netwerk heeft, weet op wie hij/zij terug kan vallen voor tijdelijke ondersteuning/zorg. 2. De maatschappelijke kernpartners werken volgens een gedragen visie die uitgaat van zo zelfstandig mogelijke huisvesting, zo kort en licht mogelijke ondersteuning met daar waar
4
mogelijk de inzet van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen. De partners kennen elkaars aanbod, werkwijze en expertise en benutten deze optimaal. 3. Optimaliseren van de maatschappelijke opvang: a. De gemiddelde verblijfsduur in MO-voorzieningen (zowel 24-uursvoorzieningen als ambulante begeleidingstrajecten) neemt af (2012 = nulmeting). b. Het percentage mensen dat na afronding van de woonbegeleiding zelfstandig blijft wonen neemt toe (2012 = nulmeting). c. We streven ernaar dat alle klanten van de MO deelnemen aan de samenleving door bijvoorbeeld (onbetaald) werk, scholing of dagbesteding. Onze focus is zo veel als mogelijk gericht op vergroting van het perspectief op deelname aan/groei richting de arbeidsmarkt. d. Lokale jeugdketens zijn voldoende toegerust om zwerfjongeren (weer) een zelfstandig bestaan te laten leiden en de overdracht van zwerfjongeren die naar volwassenenzorg overgaan, is goed geregeld. e. De cliënttevredenheid van klanten van de MO is minimaal 7 (2012 = nulmeting). 4. In 2014 heeft iedere feitelijk en residentieel (incl. ambulante woonbegeleiding) dak- en thuisloze een integraal afgestemd trajectplan en volgt een passend traject. 5. Dakloosheid door huisuitzetting vanwege schulden of meervoudige problematiek wordt teruggedrongen door adequate samenwerking tussen relevante partijen (2012 = nulmeting). 6. Doelgroep- en beleidsinformatie kan in kaart worden gebracht middels een registratiesysteem dat toegankelijk is voor alle betrokkenen. Huiselijk geweld 7. Alle meldingen van huiselijk geweld (en huisverboden) worden binnen de gestelde termijn adequaat afgehandeld. 8. Het percentage recidive van huiselijk geweld neemt af. GGz (Geestelijke Gezondheidszorg) 9. Ook burgers met een psychische beperking kunnen deelnemen aan de samenleving door gebruikmaking van generiek aanbod. Indien nodig is ondersteuning door vrijwilligers of maatjes hiervoor beschikbaar. 10. Er is zorgaanbod (bemoeizorg) beschikbaar, gericht op vroegtijdige signalering en toeleiding van zorgwekkende zorgmijders naar voorzieningen van de GGz, verslavingszorg en maatschappelijke opvang. Verslavingszorg 11. Risicogroepen zijn middels selectieve preventie geïnformeerd over de risico’s van verslavende middelen en gedragsverslavingen. Thema Participatie Participatie: tegengaan van sociaal isolement (wederkerigheid) 1. Inwoners zijn zelfredzaam en maatschappelijk actief en/of zorgen voor elkaar (sociale samenhang en onderlinge betrokkenheid): • een toename van het aantal kwetsbare inwoners in een sociaal isolement dat actief wordt in vrijwilligerswerk, informele zorg, sociale activering of arbeid. • de mate waarin individuele, kwetsbare burgers uit de doelgroep zijn geklommen op de participatieladder. • een toename van het aantal inwoners dat zich inzet voor de eigen wijk. • de mate van gehechtheid aan de buurt neemt toe. 2. Inwoners in een isolement zijn in beeld en worden bereikt en gestimuleerd om te participeren:
5
het aantal kwetsbare inwoners in een sociaal isolement dat in beeld is gebracht neemt toe. • het percentage ouderen dat sociaal geïsoleerd is, stabiliseert. 3. Kwetsbare inwoners kunnen, zo nodig met een steuntje in de rug, langer blijven participeren en zelfstandig blijven wonen. Zij benutten hun eigen kracht, maken gebruik van hun sociale netwerk waardoor ze minder afhankelijk zijn van overheid en professionals (gesubsidieerde hulp): • het aantal kwetsbare personen met psychosociale, materiële of chronisch psychische problemen dat langer zelfstandig functioneert neemt toe. • afname van gebruik van gemeentelijk geïndiceerde diensten (Persoonlijke Ondersteuning). • vermindering van kwetsbare inwoners in een sociaal isolement. 4. Kwetsbare inwoners vinden hun weg naar en kunnen gebruik maken van aanbod gericht op ontmoeting, ontspanning en activering: • voldoende activiteiten in de buurt. • meer inwoners ondernemen activiteiten in de buurt. •
6