t h c i z n i o m W nzor g e t p a c i d G ehan tijl Nieu we S
4 1 0 2 r e b decem mer 15 num
❸
Scharnieren in de regio: Zuid Oost Brabant
In dit e-zine: Ridderkerk
❺
Aan de keukentafel met: Marga de Goeij, wethouder gemeente Westland
❻ Kennismaken met
Saskia Szarafinski, wethouder gemeente Middelburg
❽ Hoe doen ze het in Ridderkerk?
e over d heen n grenze
⓬ Over de grenzen
heen: Licht, geluid en gevoel als basis voor toegankelijkheid?
⓮ Cliënt in beeld, ZZP LG3
⓰ Toolbox
i
⓱
Colofon
Inhoudsopgave
t h c i z n i o Wm
de sitie v an r n a r t e d er naa e -zine ov ale begeleiding r u ex t r am d e Wm o
014 december 2
inhoud
Van de redactie Vijftien edities van ‘Wmo inzicht’ later is het bijna zover: 1 januari 2015. Dan treedt de Wmo 2015 officieel in werking en houdt de voorbereiding op. Die voorbereiding stond centraal in alle edities en ook in deze laatste ‘Wmo inzicht’, in dit huidige jasje In het ‘Keukentafelgesprek’ geeft de wethouder van de gemeente Westland haar visie op administratieve lasten in de Wmo 2015. Ook in de rubriek ‘Hoe doen ze het in’ komt dit thema terug in de Ridderkerkse aanpak van kwaliteit. Het actuele artikel laat zien wat er in de regio Zuid Oost Brabant gebeurt. De wethouder van Middelburg beantwoordt de kettingvraag over inclusie. In de rubriek ‘Over de grenzen’ staat toegankelijkheid bij inclusie centraal. Tot slot laat Yuriandy, een jongen met een zorgzwaartepakket LG3, zien wat hij zelf kan en welke zorg en ondersteuning hij nodig heeft. Vanaf volgend jaar gaat de ‘Wmo inzicht’ veranderen: de naam wordt anders, want de Wmo is dan niet meer ‘inzicht’. Ook trekken we het onderwerp breder. Niet meer alleen Wmo, maar we zoeken de verbinding met het bredere sociaal domein. Maar daarover volgend jaar meer. Voor nu wens ik u een fijne kerst en een gelukkig 2015. Monique van der Meulen, projectleider Wmo
❸
Scharnieren in de regio: Zuid Oost Brabant
Ridderkerk
❽
Hoe doen ze het in Ridderkerk?
⓰ Toolbox
❺
Aan de keukentafel Marga de Goeij, wethouder gemeente Westland
❻ Kennismaken met
Saskia Szarafinski, wethouder gemeente Middelburg
e over d heen n grenze
⓬
Over de grenzen heen: Licht, geluid en gevoel als basis voor toegankelijkheid
⓱ Colofon
⓮
Cliënt in beeld Zorgzwaartepakket 3 voor mensen met een lichamelijke beperking
3 WMO INZICHT december 2014
Actueel
Scharnieren in de regio: Zuid Oost Brabant Nu de inkoop in de meeste gemeenten is afgerond, verschuift de aandacht op de Wmo 2015 naar de regio. Wat gebeurt hier? Wat merken gemeenten en aanbieders van de regionale aanpak die staatssecretaris Van Rijn (VWS) met alle spelers in het Wmo-veld heeft afgesproken? Na de start in de zomerperiode komen verschillende regio’s langzamerhand op stoom. Nederland is onderverdeeld in zogenaamde Wmoregio’s. In iedere Wmo-regio is een regiosecretaris benoemd die in ieder geval tot 1 april 2015 de regionale aanpak handen en voeten moet geven. De rol als onafhankelijke procesregisseur is een belangrijke voorwaarde om de samenwerking tussen alle partijen te optimaliseren. De eerste stap: een kernteam met gemeenten en verzekeraars. De zorg uit de Zorgverzekeringswet en het gemeentelijk domein moet naadloos op
elkaar aansluiten en de wijkverpleging moet een duidelijke plek krijgen binnen het sociaal domein. Beide partijen moeten elkaar straks goed weten te vinden en bovenal goed samenwerken. Vanuit dit kernteam wordt in iedere regio het regionale transitieoverleg opgezet, waar alle partijen die betrokken zijn bij de transitie en transformatie in de nieuwe Wmo een plek krijgen. Zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, maar ook verwijzers en andere partijen bepalen samen wat nodig is op de verschillende ‘scharnierpunten’ uit de werkafspraken: de continuïteit van zorg en ondersteuning en zorgvernieuwing waarborgen en de gevolgen voor de arbeidsmarkt, vastgoed en de administratieve lasten zoveel mogelijk beperken. Praktijk in Brabant Met bijna een half miljoen inwoners is Zuid Oost
Brabant één van de grootste Wmo-regio’s. Vijftien gemeenten werken hierin samen, variërend van een grote stad als Eindhoven tot meer landelijke gebieden als de subregio De Kempen. De problematiek en de politieke inkleuring variëren enorm, maar men vindt elkaar in de insteek en visie op de regionale samenwerking. Het kernteam in Zuid Oost Brabant bestaat uit vijf vertegenwoordigers namens alle gemeenten, twee zorgverzekeraars en de regiosecretaris. De bottom-up aanpak staat centraal: niet bestuurlijk en strategisch aan tafel zitten met elkaar, maar pragmatisch vanuit de praktijk kijken welke problemen moeten worden opgelost. Om deze pragmatische insteek te laten werken, is eerst veel aandacht besteed aan elkaar beter leren kennen, het verkennen van elkaars
i
Inhoudsopgave
4 WMO INZICHT december 2014
standpunten en het startbeeld in de regio goed helder krijgen. Ellen van Bodegom, regiosecretaris in de regio Zuid Oost Brabant, licht dit toe: ‘Mensen vormen de basis van een succesvolle samenwerking. Als zij het goed met elkaar kunnen vinden en vanuit een gezamenlijk belang aan de slag gaan, gaat het werken. Draagvlak is erg belangrijk in het verbinden, maar ook het delen van kennis en ervaring, verbetermogelijkheden en successen. Iedereen uit het kernteam weet: als wij het niet met elkaar redden, dan kunnen we wel ophouden. De basis moet goed staan.’ Thematafels Het kernteam van de regio Zuid Oost Brabant heeft samen met de gemeenten gewerkt aan een plan van aanpak. Het belangrijkste doel van de regio: op 1 april 2015 is samen met de partners uit het veld een gezamenlijke regionale werkagenda voor de komende twee jaar gemaakt. Het kernteam organiseert de komende maanden thematafels op alle ‘scharnierpunten’ uit de afspraken: administratieve lasten, zorgcontinuïteit, zorgvastgoed, informatievoorziening, zorgvernieuwing en frictie in de arbeidsmarkt. De uitkomsten bepalen de opdracht en doelen om de transformatie in de Wmo de komende twee jaar te bereiken. Onlangs is gestart met de eerste thematafels. Ook nu zitten er geen wethouders aan tafel, maar stafmedewerkers en leidinggevenden. Van Bodegom vertelt dat hetzelfde proces wordt doorlopen als in het kernteam. ‘Eerst investeren in elkaars taal leren spreken. Het is belangrijk om ruimte te geven aan zorgen en gevoeligheden, maar hier niet in te blijven hangen. Vanuit de regio willen we juist ook kijken naar de kansen en mogelijk-heden die er zijn. Waar zit de kracht van
Actueel
de samenwerking? Als iedereen elkaar nu leert vinden, kun je later sneller bijsturen en daar dus veel profijt van hebben.’ Voor ieder thema worden drie sessies gepland met maximaal vijftien deelnemers, waarin langzaam wordt toegewerkt naar de gezamenlijke werkagenda. Wat zien verschillende partijen bijvoorbeeld aan administratieve lasten in de regio ontstaan? Welke rol heeft iWmo en wat gebeurt er op thema’s als kwaliteit en toegang? ‘Gemeenten hebben nog niet altijd in de gaten hoe de manier van monitoren en verantwoorden onderling verschilt en wat het effect daarvan is op aanbieders’, constateert Van Bodegom. ‘Aan de andere kant moeten zorgaanbieders ook ervaren hoe gemeenten hiermee omgaan. Overeenkomsten zijn vaak richtlijnen en het is bespreekbaar als blijkt dat iets niet goed werkt. 2015 wordt een jaar van leren en terugkoppelen, elkaar de ruimte geven en samen de ruimte die nodig is verkennen.’ In de tweede ronde van de tafels staan de prioriteiten en de planning centraal als opmars naar de definitieve agenda in maart 2015. Gehandicaptenzorg nog niet altijd in beeld In Zuid Oost Brabant komen de contacten met gehandicaptenzorgaanbieders nog maar voorzichtig op gang. Van Bodegom roept aanbieders op om zich te melden bij de regiosecretarissen. ‘Niet elke regio heeft dezelfde aanpak. Soms zijn het aanjaagtafels, soms zijn het juist beslistafels. Maar het is wel de plek om de visie op de lange termijn in de regio samen te ontwikkelen. De plek om samen te werken, elkaar te leren kennen en een stem te krijgen in het geheel. Gemeenten, zorgverzekeraars, aanbieders en cliëntvertegenwoordigers moeten samen bijna een soort nieuwe lerende
Ellen van Bodegom, regiosecretaris Zuid Oost Brabant
organisatie worden. Dit vraagt om een basis waarin je durft te veranderen, elkaar complimenten kan geven en fouten ziet als een leermoment en deze op te lossen.’
i
Inhoudsopgave
5 WMO INZICHT december 2014
Aan de keukentafel
Administratieve lasten Aan de keukentafel met:
Marga de Goeij, wethouder gemeente Westland Binnen de huidige Wmo is het keukentafelgesprek een gevestigde uitdrukking. Burgers komen niet aan een loket en vullen een formulier in, maar gemeenten bezoeken hen aan huis en kijken tijdens een gesprek - als het ware aan de keukentafel - wat er nodig is voor hun maatschappelijk functioneren. In de rubriek Aan de keukentafel komen mensen aan het woord die hun licht laten schijnen over verschillende aspecten van de Wmo.
Wethouder De Goeij van de gemeente Westland vertelt hoe zij aankijkt tegen administratieve lasten in de Wmo. De gemeente Westland werkt samen met andere gemeenten in de regio om de administratieve lasten voor zorgaanbieders zo laag mogelijk te houden. Samen hebben ze Wmo-producten ingekocht en afspraken gemaakt over de tarieven.
i
Inhoudsopgave
6 WMO INZICHT december 2014
De kettingvraag aan de gemeente van Hetty Janssen, bestuurder van de Waerden
Hoe zorgen gemeenten ervoor dat mensen met een beperking ook echt onderdeel uit gaan maken van de wijken en buurten waar ze wonen, zodat er echt inclusie ontstaat? Wat is uw antwoord op de kettingvraag? Je moet er als wethouder van overtuigd zijn dat inclusie hartstikke belangrijk is. Dat je laat zien dat je de lokale samenleving echt helemaal inclusief wilt maken. Het begint met inclusie op de politieke agenda te zetten: een visie ontwikkelen en deze laten vaststellen door de gemeenteraad. Vervolgens kun je aan de slag met het maken van hele praktische afspraken met zorgaanbieders, maar ook met wijkinitiatieven of buurthuizen. Het is belangrijk om heel kleinschalig zaken te gaan uitproberen. Je komt er dan achter hoe het in de praktijk werkt. Hoe ver is uw gemeente in het waarmaken van deze ambitie? In onze visie op de Wmo en jeugdzorg is inclusie nadrukkelijk opgenomen. Daarnaast zijn we al jaren bezig met afspraken over bijvoorbeeld werk voor mensen met een beperking in onze wijken.
Kennismaken aan de keukentafel met ...
Inclusie in Middelburg Kennismaken met ...
Saskia Szarafinski, wethouder gemeente Middelburg We hebben daarin al een heleboel gerealiseerd, maar er kan nog veel meer gebeuren. Wat heeft u al gerealiseerd op het gebied van inclusie? Wij zijn al sinds 2002 bezig om in iedere wijk en in ieder dorp een woonservicezone te maken. Dat is een gebouw waar ouderen en mensen met een beperking uit de wijk kunnen gaan wonen, waar voorzieningen zijn als kinderopvang, een school of een grand café voor iedereen uit de wijk. En waar allerlei activiteiten georganiseerd worden voor mensen uit de wijk. Een mooi voorbeeld vind ik Hof van Buren. Daar wonen allerlei mensen in appartementen, ook mensen met een beperking. In het gebouw zit een grand café waar mensen met een beperking werken. Ik ga daar vaak eten met mijn moeder die in die wijk woont. Wij kennen de mensen die daar werken en zij kennen ons ook. Het is helemaal geworteld in de wijk.
Wat zijn uw verdere plannen? We nemen deel aan de pilot ‘Niet zonder jou’ van een gehandicaptenzorgaanbieder en van onze welzijnsorganisatie. Met deze pilot kijken we hoe mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrische aandoening binnen de wijk, samen met de wijkbewoners activiteiten kunnen oppakken en organiseren. Hoe kunnen mensen uit de wijk die niet via werk of dagbesteding in die wijk aan de slag zijn, ook aan activiteiten in de eigen wijk deelnemen? Voor veel mensen met een beperking is het lastig om sociale contacten aan te gaan. Hoe geeft u de inclusiegedachte voor hen vorm en inhoud? Onze woonservicezones hebben die functie al. Maar door de nieuwe Wmo kunnen wij contracten afsluiten met vernieuwende aanbieders. We hebben bijvoorbeeld een paar bedrijven in
i
Inhoudsopgave
7 WMO INZICHT december 2014
Middelburg waar al mensen met een beperking werken. Grote zorgaanbieders hebben daarin natuurlijk ook al heel wat slagen gemaakt. Zij hebben allerlei soorten werkplekken: een wasserij, een lunchroom, een drukkerij. Ik ben daar heel trots op, maar veel mensen zien het toch nog vaak als een soort dagbesteding. Wat ik zo mooi vind, is dat mensen met een beperking, al dan niet met begeleiding vanuit een zorginstelling, bij een gewoon bedrijf kunnen werken. Daar hebben we in Middelburg goede voorbeelden van. Dat is waar we naartoe willen, dat is inclusie! Op welke manier zet u de kennis en expertise van gehandicaptenzorgaanbieders in voor het vormgeven van dit gedachtegoed? Eén van de gehandicaptenzorgaanbieders heeft een instrument ontwikkeld, waarmee je kwaliteit van leven kunt meten en waarbij je kijkt naar welke ondersteuning nodig is: de Support Intensity Scale (SIS). Wij willen kijken of wij dat instrument kunnen gebruiken binnen de Wmo in zijn algemeenheid. Dat ondersteuningsdenken past heel erg binnen de Wmo: uitgaan van wat iemand allemaal kan, wat voor wensen en dromen iemand heeft, wat hij graag zou willen met zijn leven en welke ondersteuning daar dan bij nodig is. Dat is een hele andere gedachte dan wanneer je kijkt naar iemands IQ en naar iemands beperkingen en hoe we dat dan moeten compenseren. Dat spreekt mij heel erg aan. Hoe ziet u in de toekomst de samenwerking met gehandicaptenzorgaanbieders rondom inclusie? Je moet kijken naar wat mensen willen, wat bij hen past. We moeten af van het werken voor maar één doelgroep, bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een psychiatrische aandoening of WSW’ers. Ik denk
Kennismaken aan de keukentafel met ...
Loslaten dat je als inwoner bij dezelfde organisatie woont, werkt en dagbesteding krijgt dat dat heel goed samen kan gaan. Kijk bijvoorbeeld naar mensen die graag in de landbouw willen werken, of in de horeca, of in een meer industriële omgeving. Dan ga je veel meer uit van wat mensen zelf graag willen. Hoe gaat u dat regelen? We willen afspraken maken met organisaties die volgens ons geschikt zijn om bepaalde voorzieningen te bieden. Zorg maar dat je mensen binnenkrijgt, dan betalen wij gewoon een vast bedrag per plek of iets dergelijks. Dan ben je af van die lange indicatietrajecten. De voorziening is dan beschikbaar en makkelijk toegankelijk voor een bepaalde groep. Als je graag wilt dat mensen echt deel uitmaken van hun eigen buurt, dan moeten we loslaten dat je als inwoner bij dezelfde organisatie woont en werkt en je dagbesteding of vrijetijdsbesteding hebt. Mensen moeten bij een gewoon bedrijf kunnen werken, of via een andere zorgaanbieder. Wij waren daar eigenlijk best ver mee. Maar je zag het afgelopen jaar, onder druk van de nieuwe Wmo en de bezuinigingen die eraan zitten te komen, dat zorgaanbieders zich weer heel erg op hun eilandje terugtrekken en
proberen iedere klant bij zich te houden. Wij willen dat echt doorbreken. Wat zijn de belangrijkste lessons learned die u met collega gemeenten wilt delen? Het werkt heel goed als je een paar aansprekende voorbeelden hebt die je met elkaar verkent en waar je afspraken over kunt maken. Dus niet al te lang blijven hangen op het niveau van 'hoe gaan we dat als gemeente doen' en 'wat hebben we daar allemaal voor nodig'. Gewoon aan de slag gaan, gewoon doen, kleinschalig en kijken of je het kunt uitbreiden maar echt dingen gaan doen.
Kettingvraag aan een zorgaanbieder De toename van administratieve lasten is een heikel punt bij de invoering van de Wmo 2015. Wat kunnen zorgaanbieders zelf doen om deze lasten zoveel mogelijk te beperken?
i
Inhoudsopgave
8 WMO INZICHT december 2014
Hoe aandoen de keukentafel ze het in ...
Houd het meten van kwaliteit eenduidig en denk goed na over wat je wilt meten
Ridderkerk
De kwaliteitseisen gelden voor iedereen. Iedere burger heeft recht op de Kwaliteitswet
Zo doen wij dat in Ridderkerk
Hoe meet Pameijer de kwaliteit van haar zorg en ondersteuning? We meten de kwaliteit van zorg op een aantal verschillende onderdelen. Die zijn gebaseerd op een landelijke standaard: het Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg. De verschillende onderdelen die wij meten zijn cliëntervaring, de kwaliteit van dienstverlening en de kwaliteit van onze organisatie. Wat wordt precies gemeten bij de kwaliteit van de organisatie? Dat gaat over de kwaliteit van het personeel en de bedrijfsprocessen. Voldoet het personeel aan de juiste competenties? Doen wij de dingen slim met elkaar? In hoeverre worden cliënten en verwanten betrokken bij het maken van beleid? Maken wij de plan-do-check-act-cyclus af? Dat soort vragen.
Jurgen Vos Coördinator Planning & Control en Kwaliteit Pameijer
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor kwaliteit in de Wmo. Welke facetten van kwaliteit gaat u meten in de Wmo? We zijn nog druk met de gemeenteraad en zorgaanbieders in gesprek hoe we de monitoring van kwaliteit precies gaan aanpakken. Een aantal dingen is in ieder geval belangrijk, namelijk een meting rondom cliëntervaring en een meting in hoeverre van te voren afgesproken resultaten zijn behaald. Hoe gaat u cliëntervaring meten? Allereerst gaan we een pilot met een nulmeting uitvoeren. We gebruiken daarvoor de vragenlijst IPA van NIVEL. IPA staat voor Impact op Participatie en Autonomie. De vragenlijst zetten we uit onder onze nieuwe cliënten die nu Tineke Keuzenkamp Wethouder gemeente Ridderkerk
i
Inhoudsopgave
9 WMO INZICHT december 2014
Hoe aandoen de keukentafel ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Jurgen Vos
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Tineke Keuzenkamp
Hoe meet u cliëntervaring bij mensen met een verstandelijke beperking? We maken gebruik van een vragenlijst met verschillende onderwerpen. Denk aan vragen als: ‘wordt er geluisterd naar je vraag’, ‘kun je gemakkelijk bij je begeleider terecht’. Al die vragen kunnen gescoord worden op vijf niveaus, van heel goed tot heel slecht. De cliënt kan de vragenlijst zelf invullen, maar het hangt van de mate van de beperking af of dat lukt. Anders is er ondersteuning aanwezig. Maar we proberen er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat de cliënt zelf zijn antwoorden opschrijft. We hebben bijvoorbeeld een aangepaste vragenlijst met beeldmateriaal en pictogrammen voor cliënten die niet goed kunnen lezen en begrijpen.
begeleiding ontvangen. In die vragenlijst komen onderwerpen als mobiliteit, werk, sociale contacten en zelfverzorging aan de orde. Als de pilot met de IPA-vragenlijst goed bevalt, gaan we hem periodiek herhalen. Dit geeft inzage in de zelfredzaamheid van de cliënt en hoe hij die zelf ervaart.
Waar bent u het meest trots op in uw kwaliteitsbeleid? Ik ben erg trots op het feit dat de kwaliteit van dienstverlening een vaste plek heeft gekregen binnen onze organisatie. In onze missie, visie en organisatiedoelen zie je dit onderdeel steeds terugkomen en daardoor leeft het ook heel erg onder de medewerkers. Ik zie bijvoorbeeld welke ontwikkeling de ondersteuningsplannen hebben doorgemaakt de afgelopen jaren. Het is niet iets dat nog ‘even moet’. Nee, we maken hele gedegen plannen waarin we samen met de cliënt korte en lange termijn doelen
Hoe wilt u dit meten bij mensen met een verstandelijke beperking die vaak moeite hebben met lezen, schrijven en begrijpen? In de wijkteams zijn mensen aanwezig die hen daarbij kunnen begeleiden. Natuurlijk kunnen mensen met een verstandelijke beperking ook iemand uit hun sociale netwerk meenemen. Daarnaast kunnen wij MEE inschakelen om dit proces te ondersteunen en begeleiden. Waar gaat u specifiek op letten bij het meten van cliëntervaring? Met de komst van de Wmo moet de zorgprofessional een stapje terug doen en de regie meer bij de burger neerleggen. Gaat dat goed? Vindt hij dat hij genoeg regie heeft over zijn leven? Ik ben heel benieuwd hoe de burger dat ervaart, waarbij ik wel wil opmerken dat we natuurlijk niet alle regie bij de burger neer kunnen leggen. Soms wil iemand iets, maar moet een begeleider toch zeggen dat dat geen goed idee is. Bijvoorbeeld wanneer iemand wil beginnen met een specialistische therapie, terwijl hij de financiële en administratieve situatie niet op orde heeft. Dan kan het zijn dat eerst moet worden ingezet op het op orde brengen van de administratie en dan pas aan de specialistische therapie begonnen kan worden. Wat verstaat u onder het meten van resultaten? Iedereen die zorg ontvangt op basis van de Wmo krijgt een zorgplan, een soort plan van aanpak over hoe de zorg en ondersteuning voor iemand eruit ziet. In dat plan staan ook doelen beschreven. Die doelen verschillen per persoon, maar denk aan het bereiken van een gezond sociaal netwerk, waarin de cliënt een passende rol leert vervullen. We gaan steekproefsgewijs toetsen in hoeverre deze resultaten zijn behaald. Hoe gaat u dat toetsen? Zorgaanbieders moeten in het kader van de verantwoording maandelijks cijfers aanleveren bij de gemeente. Bijvoorbeeld over hoeveel mensen ze hebben ondersteund, wat de doorlooptijden zijn etc. Ik denk dat de uitvraag
i
Inhoudsopgave
10 WMO INZICHT december 2014
Hoe aandoen de keukentafel ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Jurgen Vosn
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Tineke Keuzenkamp
omschrijven. We stellen die gedurende het jaar bij als dat nodig is en we evalueren daarop. Het gaat er echt heel professioneel aan toe.
naar resultaten hier goed in kan worden meegenomen, zonder dat dit veel extra werk vraagt van zorgaanbieders. Want daar ben ik wel alert op. We moeten zorgorganisaties niet opzadelen met onnodige administratieve lasten.
Uw organisatie werkt met wel dertig verschillende gemeenten. Wat valt u op het gebied van kwaliteit op bij al deze gemeenten? Slechts bij een enkele gemeente is het kwaliteitsbeleid al verder uitgewerkt. Verreweg de meeste gemeenten komen niet verder dan ‘we moeten cliëntervaring meten’ en ‘we moeten de resultaten van dienstverlening meten’. Als je dan vervolgens vraagt hoe ze dat gaan doen, dan hebben ze daar nog geen uitgewerkt idee over. Dat begrijp ik aan de ene kant ook wel, want er ligt zoveel druk bij gemeenten om alles voor 1 januari 2015 rond te hebben. Het onderwerp ‘kwaliteit’ is daardoor wat meer naar de achtergrond geschoven ten opzichte van registratie en facturatie. In de eerste maanden van 2015 verwacht ik dat ze dit pas echt concreet gaan maken.
De VNG heeft een basisset kwaliteitseisen ontwikkeld voor de ondersteuning van de meest kwetsbare burgers. Voor wie gelden de kwaliteitseisen in uw gemeente? In Ridderkerk gelden de kwaliteitseisen voor iedereen, niet alleen de burger met een zware zorgvraag. Ik snap wel waarom de VNG heeft vastgesteld dat de eisen minimaal voor deze laatste groep moeten gelden, namelijk om de administratieve lasten te beperken, maar ik zie het anders. Ik vind dat iedere burger recht heeft op de Kwaliteitswet.
Nu meet u de kwaliteit volgens één standaard. Straks regelt iedere gemeente dat voor zich. Wat betekent dat voor uw organisatie? Het kan straks gebeuren dat iedere gemeente kwaliteit anders gaat meten: andere vragen, andere instrumenten, een andere frequentie. Neem bijvoorbeeld het ondersteuningsplan. Wij verantwoorden onze dienstverlening op basis van doelen die in het ondersteuningsplan zijn omschreven. Als iedere gemeente straks andere eisen gaat stellen bij het meten van de resultaten, dan moeten wij per gemeente onze ondersteuningsplannen aanpassen. En als je als begeleider in verschillende gemeenten werkt, dan heb je in iedere gemeente een ander soort ondersteuningsplangesprek met je cliënt. Dat is nauwelijks werkbaar en zal in ons geval – we hebben met dertig gemeenten te maken – een enorme administratieve last betekenen. Waar kan wat u betreft de meeste winst geboekt worden in het zo laag mogelijk houden van administratieve lasten? Dan knip ik administratieve lasten op in twee delen: het ene gaat over de verantwoording van de productie, het andere over het kwaliteitsaspect. Bij het eerste deel pleiten we ervoor dat gemeenten overstappen op een gestandaardiseerd systeem, de zogenaamde iWmo. Als alle gemeenten dat doen, dan is er voor ons maar één manier om productiegegevens aan te leveren. Bij het tweede onderdeel gaat het over het aanleveren van de resultaten en de cliëntervaring. Ook hierin zou het fijn zijn als gemeenten
i
Inhoudsopgave
11 WMO INZICHT december 2014
Hoe aandoen de keukentafel ze het in ...
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Jurgen Vos
vervolg Zo doen wij dat in Ridderkerk met Tineke Keuzenkamp
kiezen voor min of meer dezelfde systemen. Bij voorkeur systemen die aansluiten bij instrumenten die nu in gebruik zijn, zoals het Kwaliteitskader van de VGN.
Welke rol spelen gehandicaptenzorgaanbieders in het vormgeven van het kwaliteitsbeleid en de uitvoering ervan in uw gemeente? Die hebben zeker een rol. Niet alleen in het vormgeven van het kwaliteitsbeleid, maar eigenlijk over de volle breedte van de inrichting van de Wmo in Ridderkerk. Iedere zes weken zitten we met alle zorgaanbieders om tafel. Op het gebied van kwaliteit gaan we met elkaar in gesprek. Biedt de zorg die u levert voldoende kwaliteit? Zijn er nog vernieuwingen mogelijk die betere kwaliteit opleveren? Als gemeente hebben we drie procent van ons budget gereserveerd voor vernieuwing en preventie. Organisaties met een vernieuwend idee, aanpak of product kunnen aanspraak maken op dit budget.
Wat doet u om dit onder de aandacht van gemeenten te krijgen? Door bij de gemeenten aan tafel te zitten, met hen te delen hoe wij het doen en te sturen op dat ze bepaalde instrumenten overnemen die wij nu gebruiken. Het mooie aan onze aanpak is dat we kunnen vergelijken met voorgaande jaren. En doordat het een landelijke aanpak is, kun je ook vergelijken met andere gehandicaptenzorgorganisaties. Maar als we dit bij de gemeente onder de aandacht brengen, lopen we tegelijkertijd tegen onze eigen beperkingen aan. Wij zijn gewend om te denken vanuit de traditionele scheiding in de AWBZ: de scheiding naar verstandelijk, lichamelijk, zintuiglijk en psychiatrie. Voor iedere doelgroep is er weer een ander meetinstrument. De gemeenten hebben daar geen boodschap aan, want die zeggen: ‘we hebben met één doelgroep te maken, namelijk de burger met een zorgvraag’. Voor gemeenten en zorgaanbieders is het belangrijk om dezelfde taal te spreken. Spreken beide partijen dezelfde taal vindt u? Ik zie een enorme verbetering de afgelopen jaren. Gemeenten hadden voorheen vaak geen idee met welke doelgroepen ze uit de gehandicaptenzorg te maken zouden krijgen en welke zorg en ondersteuning daarbij het beste past. Die erkenning is er nu wel steeds meer. Nu moet de omschakeling worden gemaakt naar ‘herkennen’. Dat is een taak van de wijkteams. Voor dat ‘herkennen’ is denk ik nog wel wat uitwisseling nodig. Welke tips heeft u voor gemeenten om het meten van cliëntervaring vorm te geven? Houd het meten van kwaliteit eenduidig en denk goed na over wat je wilt meten. Je hebt snel de neiging om een heleboel te meten, waardoor je een warboel aan vragen krijgt. Beperk je liever tot tien, vijftien vragen die een aantal onderwerpen dekken en die je dan periodiek laat terugkomen. En kijk met een schuin oog naar de meetinstrumenten die nu al in het land gebruikt worden.
Kwaliteit in de AWBZ verschilt erg van de manier waarop dit wordt geregeld in de Wmo. Hoe zorgt u ervoor dat zorgaanbieders en de gemeente dezelfde taal spreken? De enige manier om dezelfde taal te gaan spreken, is volgens mij door met elkaar in gesprek te blijven. Ik zit al een aantal jaren met zorg-aanbieders om tafel en ik merk dat we elkaars taal al steeds meer spreken. Vroeger kwamen we bij elkaar en vertelden we om beurten wat bij ons belangrijke ontwikkelingen waren. Nu komen we bij elkaar en raken in gesprek en inspireren we elkaar. We bedenken hoe we dingen samen kunnen doen. Maar dat is natuurlijk wel op bestuurlijk niveau. De mensen op de werkvloer moeten straks elkaars taal écht leren spreken. Het beginpunt daarvoor is dat iedereen op basis van gelijkwaardigheid het gesprek met elkaar aan moet gaan. Hier hebben we in de afgelopen maanden een goede start mee gemaakt. Veel zorgaanbieders zijn bang dat kwaliteitseisen tussen gemeenten erg gaan verschillen. Wat doet u om dit te voorkomen? Niets. Wij proberen voor onze burgers de beste resultaten te bereiken en daarbij kijken we niet naar andere gemeenten. Maar als andere gemeenten goede voorbeelden hebben, dan nemen we die natuurlijk wel over. Het Rijk heeft er bewust voor gekozen om het beleid te laten verschillen per gemeente. Ik heb daarom geen reden om daar wat aan te gaan doen. We maken onze eigen afwegingen. En als wij denken dat wij het beter kunnen regelen voor onze Ridderkerkers, dan zullen wij dat altijd doen.
i
Inhoudsopgave
12 WMO INZICHT december 2014
Over de grenzen heen
Licht, geluid en gevoel als basis voor toegankelijkheid heen n e z n e r g e d r e v O
onderzoeken uit binnen- en buitenland en op basis van eigen (empirisch) onderzoek, geeft de organisatie advies in het toegankelijk maken van gebouwen.
In veel gemeenten staan prachtige openbare gebouwen die door architecten zijn ontworpen. Maar wat betekent het voor mensen met een beperking om door zo’n gebouw lopen? Hoe weten mensen die slechtziend zijn waar een trap begint? En hoe makkelijk is het om er met een rolstoel te manoeuvreren? Gemeenten kunnen door aandacht te besteden aan een aantal aspecten, de toegankelijkheid van hun openbare gebouwen flink verbeteren. Dit levert een betere omgeving voor iedereen, niet alleen voor mensen met een beperking.
Veranderingen in de zorgwetten, de trend dat mensen met een beperking steeds meer meedoen in de samenleving en de aanstaande bekrachtiging van het VN verdrag voor de rechten van personen met een handicap. Volgens Van den Wildenberg belangrijke argumenten voor gemeenten dat dit het moment is om inclusief te gaan denken. ‘De toegankelijkheid van gebouwen en de openbare ruimte heeft een belangrijke toegevoegde waarde. Voor mensen met en zonder beperking’, beargumenteert ze.
Marij van den Wildenberg werkt als adviseur bij Bartiméus, een zorgorganisatie voor mensen met visuele en meervoudige beperkingen, die zich al jarenlang in deze materie verdiept. Op basis van
Omgeving anders bekijken Om inclusief te gaan denken, is het volgens Van den Wildenberg nodig om de omgeving eens vanuit de ogen van iemand met een beperking te bekijken. ‘Hoe nemen zij de omgeving waar en oriënteren zij zich? Als je slecht ziet, kan de
weerkaatsing van zon- of kunstlicht op een glimmende vloer je echt verblinden’, licht Van den Wildenberg toe. ‘Sommige mensen mijden openbare ruimten, omdat men elkaar door de galm niet verstaat of doodmoe wordt. En uit onderzoek blijkt dat veel rolstoelgebruikers in
i
Inhoudsopgave
13 WMO INZICHT december 2014
Over de grenzen heen
een rolstoeltoilet niet echt ‘uit de voeten’ kunnen. Het is belangrijk om je hier als gemeente van bewust te zijn.’ Van den Wildenberg: ‘Mensen met een visuele beperking moeten andere zintuigen gebruiken om de omgeving te verkennen en herkennen. Gebouwen kunnen helpen in het voelen, ruiken en horen waar je bent en waar je naar toe moet. In het kort gaat het om dag- en kunstlicht, helderheid, (kleur)contrasten, geluid, de tastbaarheid, een begrijpelijke plattegrond en de rolstoeltoegankelijkheid van een gebouw.’ Licht, geluid, gevoel Volgens Van den Wildenberg is de huidige trend om met veel glas en subtiel licht te werken, waarbij deuren en trappen bijna lijken op te gaan in de omgeving. ‘Voor veel mensen is het dan vaak zoeken. Zoeken naar de voordeur, het toilet, de entree en liftknop. Goed licht, en daarmee bedoel ik ook niet verblindend zonlicht, kan het verschil maken om die balie wel makkelijk te vinden.’ Tactiele prikkels zijn belangrijk voor mensen die niet kunnen zien. Volgens Van den Wildenberg kan er veel meer aandacht besteed worden aan een bewuste keuze van materialen. ‘Met materiaal kun je gemakkelijk een gebied een accent geven en daarmee de oriëntatie ondersteunen. Een leuning met braille-aanduiding aan de onderkant kan bijvoorbeeld heel subtiel informatie geven over waar je bent. Ook geleidelijnen voor de blindenstok ontbreken nog te vaak in een grote hal’. Aan de andere kant betekent het ook alert zijn op obstakels die een nare gevoelservaring geven. Van den Wildenberg adviseert daarom om brandhaspelkasten goed weg te werken in de wand en onverwachte kolommen of niveauverschillen in een open ruimte te voorkomen.
'Het gehoor is een belangrijke manier om ‘niet zien’ te compenseren. Een ruimte waar veel nagalm is, is een erg onprettig voor mensen met een visuele beperking. Het vermindert onder andere de spraakverstaanbaarheid. Een goede akoestiek is daarom belangrijk; eigenlijk draagt dat bij aan het welbevinden van iedere bezoeker’, vertelt Van den Wildenberg. ‘Gebouwen en omgevingen winnen aan kwaliteit als geluid niet storend is, maar juist ondersteunt bij de navigatie of ruimtelijke ervaring. Enig verschil in galm helpt, want dat zorgt voor de vanzelfsprekende herkenning. Een badkamer mag anders klinken dan een woonkamer en een gymzaal anders dan de aula waar een receptie gehouden wordt.’
Geen aanpassingen maar inclusief ontwerpen ‘De eerste stap naar meer inclusieve gebouwen is de bewustwording dat toegankelijkheid in meer zit dan alleen een verbrede deur’, besluit Van den Wildenberg. ‘Gebouwen die bepaalde gebruikers niet bij voorbaat uitsluiten en ook mensen die blind of slechtziend zijn de weg kunnen wijzen.’ Ze hoopt dat gemeenten toepassingen zo gaan integreren in gebouwen dat ze toegankelijk, interessant en aantrekkelijk zijn voor iedereen. Hierbij kunnen gemeenten gebruikmaken van de richtlijnen die in dit kader, naast de normen uit het bouwbesluit, zijn ontwikkeld voor onder andere verlichting, contrasten en akoestiek.
Meer weten? De app ‘Zien’ van Bartiméus (te vinden in de App Store) geeft op een eenvoudige wijze een impressie hoe de wereld eruit ziet bij vormen van slechtziendheid.
Publicaties: Bewust Bouwen (Bartiméus, 2002), Architectuur door andere ogen (Uitgeverij De Kunst, 2012).
i
Inhoudsopgave
14 WMO INZICHT december 2014
Cliënt in beeld
Zorgzwaartepakket 3 voor mensen met een lichamelijke beperking Cliënt in beeld Yuriandy is 19 jaar en heeft een Cerebrale Parese. Door zuurstoftekort bij zijn geboorte is bewegen, praten en het coördineren van bewegingen moeilijk. Vooral de linkerkant van zijn lichaam werkt door de spierstijfheid (of spasmen) niet mee. Yuriandy woont in een gehandicaptenzorginstelling en krijgt daar zorg en ondersteuning vanuit een zorgzwaartepakket (ZZP) LG3. Nieuwe cliënten met deze zorgzwaarte moeten straks een beroep doen op de gemeente voor zorg en ondersteuning vanuit de Wmo. Voor wijkverpleging kunnen mensen met een ZZP LG 3 terecht bij de Zorgverzekeringswet.
Yuriandy woont in een woontrainingscentrum in Wijk aan Zee, samen met 36 andere jongeren. Hij heeft een eigen kamer en kan gebruikmaken van de huiskamer waar gezamenlijke activiteiten worden georganiseerd. De begeleiding is 24 uur per dag aanwezig. Het belangrijkste doel: jongeren stimuleren en ondersteunen om zo zelfstandig mogelijk te wonen. Naast therapieën, onderwijs en dagbesteding wordt veel aandacht besteed aan thema’s als gezondheid, financiën, vrijetijdsbesteding, toekomstperspectief en het opbouwen en onderhouden van sociale contacten. Hij gaat drie dagen in de week naar het REA college, waar beroepsonderwijs wordt geboden voor jongeren met een beperking. Hij volgt daar de opleiding boekhouding en loopt twee dagen in de week stage bij een administratiekantoor in Uitgeest. Daar boekt hij zelfstandig facturen in en
vult btw-aangifteformulieren in. Klussen waar hij meer zijn handen voor nodig heeft, zoals archiveren of sorteren, doet hij samen met zijn baas. Zijn droom is om hierna een marketingopleiding te doen en daar een leuke baan in vinden. Eten, wassen en schoonmaken Yuriandy heeft vooral hulp nodig bij het opstaan, aankleden en activiteiten waar hij zijn fijne motoriek voor nodig heeft. Die hulp bestaat uit structuur aanbrengen, het gebruik van hulpmiddelen of het (gedeeltelijk) overnemen van activiteiten. Tanden poetsen, brood smeren of thee inschenken lukt bijvoorbeeld niet. Eten probeert Yuriandy zoveel mogelijk zelf te doen, maar zelf koken vindt hij erg lastig en is soms ook onveilig. Hij gebruikt daarom meestal de maaltijden uit de gezamenlijke keuken. Toch wil
i
Inhoudsopgave
15 WMO INZICHT december 2014
hij wel leren om eten te maken en daarom kookt Yuriandy met hulp van begeleiding eenmaal per week. Klussen als de was doen of zijn kamer schoonmaken, pakt Yuriandy zoveel mogelijk zelfstandig op. Hij stoft af en ruimt op wat hij kan. De begeleiding dweilt en stofzuigt dan. De was opvouwen doet hij samen met de begeleiding. Bewegen Omdat Yuriandy moeilijk loopt, heeft hij een elektrische rolstoel en een aangepaste fiets voor de grotere afstanden. Die gebruikt hij bijvoorbeeld om naar de therapie in het revalidatiecentrum te gaan. Yuriandy gaat met een taxibusje naar school, stage of de fitness. Het openbaar vervoer is erg lastig voor hem. Yuriandy krijgt elke week fysiotherapie om verstijving van zijn spieren te voorkomen, logopedie voor zijn spraak en slikken en ergotherapie om met aangepaste hulpmiddelen toch meer zelf te kunnen.
Cliënt in beeld
Vrije tijd Zijn vrije tijd besteedt hij aan zijn grootste hobby: een eigen tijdschrift voor jongeren met en zonder beperking, ‘Young Quality Swag Holland’. Dit tijdschrift komt vier keer per jaar uit en maakt Yuriandy samen met een aantal andere mensen. Een vrijwillig maatje helpt Yuriandy met het tikken. ‘Young Quality Swag Holland’ gaat over de kwaliteiten en talenten van mensen. Yuriandy is er hartstikke trots op en krijgt veel leuke reacties op het tijdschrift. Zorgzwaartepakket LG3 Mensen die gebruikmaken van een ZZP LG3 hebben een ernstige lichamelijke beperking. Zolang er een bepaalde structuur geboden wordt, redden ze zich sociaal gezien grotendeels zelfstandig. Hun besef van tijd is goed en zelf keuzes maken en richting geven aan hun eigen leven lukt eveneens redelijk goed. Besluiten nemen of oplossingen voor problemen vinden, is al iets lastiger. Dat moet dan gestimuleerd worden. Bij complexe taken, zoals het uitpluizen van regelingen of financiële zaken, hebben ze echt hulp nodig. De nadruk van de hulp ligt op wassen, aankleden en naar het toilet gaan. Dit lukt vaak niet. Op andere onderdelen van de zelfverzorging tanden poetsen, haren kammen, nagels knippen - is het vooral belangrijk dat iemand meekijkt, tips geeft en stimuleert. Mensen met deze zorgzwaarte hebben meestal ook problemen met bewegen. Vaak zijn hulpmiddelen nodig, zoals een rolstoel of aanpassingen in huis of op de hobby- of werkvloer. Daarnaast kan bij bepaalde bewegingen toezicht, sturing of overname nodig zijn.
Het doel van de begeleiding en ondersteuning ligt vooral op het stabiliseren van de beperking. Soms is verdere ontwikkeling mogelijk. Meestal is er geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. Op meerdere momenten per dag is zorg en ondersteuning nodig, zowel gepland op afspraak als ongepland. Veel mensen vinden het prettig als er altijd zorg in de nabijheid beschikbaar is, zodat hier makkelijk een beroep op gedaan kan worden als dit nodig is. Wijkverpleging speelt straks een belangrijke rol voor mensen met een ZZP LG3. Op 1 juli 2014 hadden 1.680 volwassenen en kinderen een indicatie voor een ZZP LG3.
i
Inhoudsopgave
16 WMO INZICHT december 2014
Toolbox In de toolbox vindt u onder andere handreikingen en factsheets die u kunnen ondersteunen bij Wmo aangelegenheden. De kopjes zijn linkjes naar extra informatie.
Toolbox
Factsheet ‘Ik heb een visuele of auditieve beperking of een taalontwikkelingsstoornis’ (Ministerie van VWS) In deze factsheet geeft het ministerie van VWS weer wat er per 1 januari 2015 verandert in de zorg voor mensen met een visuele of auditieve beperking of een taalontwikkelingsstoornis. Uitvoeringsvarianten iWmo (Zorginstituut Nederland) De iWmo-standaard maakt elektronische gegevensuitwisseling mogelijk. Om te zorgen dat zo min mogelijk verschil ontstaat in de manier waarop de iWmo wordt geïmplementeerd, beschrijft Zorginstituut Nederland de diverse varianten in het document ‘Uitvoeringsvarianten van iWmo’. Informatiekaart declaraties (Transitiebureau) Deze informatiekaart biedt een richtlijn die gebruikt kan worden om afspraken te maken over de inrichting van het declaratieproces tussen gemeenten en aanbieders. Deze afspraken gaan uit van het gebruik van het iWmo-berichtenverkeer. Informatiekaart cliëntondersteuning (Transitiebureau) Het Transitiebureau heeft een handreiking gemaakt over de continuïteit van de cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning gaat per 1 januari 2015 over naar de Wmo. Informatiekaart Langer Zelfstandig Wonen (VNG) Op deze informatiekaart geeft de VNG aan wat er in de komende tijd nodig is aan ruimtelijk-fysieke randvoorwaarden om langer zelfstandig wonen voor ouderen en kwetsbare groepen zoals mensen met een beperking.
Website ‘Regelhulp’ Op 17 oktober is een compleet vernieuwde versie van www.regelhulp.nl gelanceerd, de online wegwijzer van de overheid voor iedereen die zoekt naar zorg en ondersteuning. Regelhulp bevat actuele informatie over zorg, welzijn, opvoeden en opgroeien en sociale zekerheid. Ondersteuning bij inrichten administratieve processen Wmo en Jeugdzorg (Platform IZO) De website van het platform IZO bevat een artikel waarin aandacht wordt besteed aan veranderingen in administratieve processen bij zorgaanbieders en gemeenten. Het artikel bevat links naar direct toepasbare checklists en informatieve webpagina's.
Artikel ‘Wethouder Rotterdam kiest voor samenwerking’ (Markant, tijdschrift voor de gehandicaptensector (VGN)) In het decembernummer van tijdschrift Markant zegt wethouder De Jonge van Rotterdam dat zorgaanbieders in de gehandicaptensector goed aan hun mensen moeten denken. ‘Zorg voor scholing om te kunnen werken in een veranderende omgeving.’
i
Inhoudsopgave
17 WMO INZICHT december 2014
Colofon
Colofon
Uitgever Wmo inzicht is een e-zine van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) over de voorgenomen transitie van de extramurale begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer naar de Wmo. Het is bedoeld voor zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg en gemeenten en verschijnt tweemaandelijks. Redactie Erie Merkus, Monique van der Meulen, Inge Wichink Kruit Fotografie Voorkant: Stockfoto Kennismaken met: Gemeente Middelburg Cliënt in beeld: Hoe doen ze het in: • Gemeente Ridderkerk • Zorgaanbieder Pameijer Over de grenzen heen: Bartiméus Vormgeving Mariël Lam bno, 's-Hertogenbosch Contact Oudlaan 4 3515 GA Utrecht Postbus 413 3500 AK Utrecht e-mail:
[email protected] Abonnement Meld u aan voor een (gratis) abonnement op Wmo inzicht. Meld u af als u Wmo inzicht niet meer hoeft te ontvangen.
i
Inhoudsopgave