Wmo in de buurt: Werkateliers Betrokken Bewoners 23 november 2010 Zaanstad: Wmo en Woonservicewijken Inleiding Tijdens het derde werkatelier op 23 november 2010 presenteren de gemeenten Zaanstad en Rotterdam hun aanpak van woonservicewijken. Zij hebben veel ervaring in de samenwerking met wonen, welzijn en zorg. In het werkatelier gaan zij in op de rol van bewoners en de wijze waarop zij in deze wijken willen werken aan het versterken van de sociale samenhang. Stimuleren van vrijwilligerswerk en informele hulp is het tweede thema. Centrale vragen: • Hoe laat je het wijkgericht werken aansluiten op de aanpak van woonservicewijken? • Hoe kun je binnen de woonservicewijk vrijwilligerswerk stimuleren? Wat zijn ervaringen elders?
Presentatie onderzoek kwetsbare bewoners Maaike Dautzenberg presenteert de uitkomsten van landelijk onderzoek naar kwetsbare bewoners. Drie thema's zijn burenhulp, vrijwillige inzet en mantelzorg. Maaike gaat in op de volgende vragen: • Wat zijn de sociale doelen van de Wmo? • Wie zijn kwetsbare bewoners en wat weten we over hun behoeften? • Wat zijn zelfredzame bewoners bereid te doen voor een ander? • Wat zijn mogelijk interventies voor kwetsbare bewoners?
De Rotterdamse aanpak Sikko Bakker, projectleider Woonservicegebieden in Rotterdam vertelt over de Rotterdamse aanpak. Hij gaat in de mogelijkheden van cocreatie, proactief handelen en de relatie met gebiedsontwikkeling en bewonerbetrokkenheid. Andere onderwerpen zijn: • Diversiteit van organisaties in Wonen, Zorg en Welzijn. • De Regierol, gebiedsgericht werken: de netwerkorganisatie. • Afspraken: De formele en informele aspecten. • Belangen, kernonzekerheden en de kansrijke vitale projecten. Sikko vertelt dat het zicht op de aanwezigheid van AWBZ-instellingen nog wel eens ontbreekt. Met gebiedsvisies en Wmo-middelen wordt geprobeerd om zaken slim af te stemmen. Ook zijn er kaarten opgesteld met data van de gebieden, zodat slimme ketens in kaart konden worden gebracht. Voor ouderen zijn dat bijvoorbeeld de huisarts / RET haltes / voorzieningen zoals buurt-wijkcentra / gezondheidscentra / woon-/zorg-/verpleegfunctie. Dergelijke kaarten geven de samenwerkende partners een duidelijke focus op wat er nodig is. Het sluit ook aan bij de leefstijlen aanpak. Dit houdt in dat per gebied inzicht is in demografische gegevens, gedrag, attitude en motivatie van bewoners. Er zijn vier verschillende leefstijlen en bewoners in een gebied worden ook zodanig aangesproken.
1
De Zaanse aanpak Loes Schueler, projectleider Woonservicewijken in Zaanstad vertelt dat zorg- en welzijnsinstellingen, drie woningcorporaties en de gemeente Zaanstad sinds 2006 samen werken aan het concept 'woonservicewijken'. Uitgangspunt is dat mensen zelfstandig kunnen (blijven) wonen, ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Op dit moment speelt de aansluiting van het wijkgericht werken bij de woonservicegebieden. Zaanstad heeft in 2009 het meerjarenplan WSW vastgesteld. In zes geselecteerde wijken wordt door gemeente, woningcorporaties, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders samen opgetrokken. Er is een stuurgroep met roulerend voorzitterschap. Dit bevordert de integrale aanpak op het gebied van wonen zorg en welzijn. Binnen de stuurgroep wordt het programma woonservicewijken vastgesteld. Dit geeft richting aan de inhoud en prioriteiten van programma’s op wijkniveau. Voordelen stuurgroep – overkoepelend – commitment – geeft verbondenheid en slagkracht – informatie- en kennisuitwisseling – partners zijn aanspreekbaar
Nadelen stuurgroep – te weinig focus – stuurt te breed – wijken te kleinschalig – niet effectief – soms overbureaucratisering
Daarnaast zijn er verdeeld over de 18 wijken evenzoveel projectgroepen. De wijken tellen gemiddeld 8.000 inwoners. De projectgroepen wisselen per wijk van samenstelling. De wijkmanager van de gemeente is de projectleider. Van hem worden nieuwe competenties verwacht. De deelnemende organisaties hebben zicht op ontwikkelingen in de wijk en krijgen mandaat van hun organisatie Voordelen projectgroepen in de wijk – korte lijnen – verbondenheid – partners uit een wijk zitten aan tafel
Nadelen projectgroepen in de wijk – te kleinschalig, – geen samenwerking brede school/WSW – dubbele netwerken inefficiënt en ineffectief – gemis aan inbreng actieve partners
Tot slot wordt aangegeven dat de gemeente als trekker meer de regie zou moeten nemen. Na de presentaties wordt de groep gesplitst en gediscussieerd over de hoofdvragen van de middag.
Groep 1: Regie en samenwerken Na de pauze gaat de eerste groep in discussie over regie en samenwerking binnen woonservicewijken. Zaanstad is benieuwd naar ervaringen in andere gemeenten. 1. Verbinding wijkgericht werken met woonservicewijken Verschillende gemeenten proberen op dit moment verbindingen te leggen tussen het wijkgericht werken en woonservicewijken. Suggesties uit de groep voor Zaanstad: • Kijk heel goed welke zaken je op wijkniveau regelt en welke onderwerpen beter op stadsniveau worden afgestemd. • Maak bewoners(groepen) mede verantwoordelijk voor de uitvoering. Ze kunnen ook taken vervullen voor de projectgroepen. • Deelnemers aan een stuurgroep, moeten de crème de la crème zijn van een organisatie. 2
2. Afspraken maken en voorwaarden voor succesvolle samenwerking Ervaring van velen is dat nadat een convenant wordt afgesloten partijen vaak weer hun eigen gang gaan. Sikko zegt dat sommige partijen alleen meedoen aan een stuurgroep of projectgroep om op die manier aansluiting te houden bij het netwerk. Dit kan wel, maar wees van tevoren duidelijk over de verwachtingen die je hebt. Hij noemt drie zaken die je als gemeente kunt doen om zorginstellingen of woningcorporaties te committeren aan de samenwerking: • Werken met gebiedsvisies, • Gemeente heeft de mogelijkheid om bouwplannen te frustreren, • Gemeente heeft Wmo-middelen (groot budget) en op die manier een machtpositie. In Rotterdam is de deelgemeente regisseur. Deze wordt ondersteund door de gemeentelijk projectleider. Andere suggesties voor Zaanstad: • Durf te kiezen, zoals in Rotterdam waar 16 wijken zijn uitgekozen bestaande uit vitale coalities. Rotterdam heeft verder gekozen voor wijken waar de vergrijzing een feit is. • Werk een convenant in korte tijd (6 maanden) uit in een werkplan. Stel deadlines en bewaak deze. • Probleemwijken of achterstandswijken zijn juist interessant om met diverse partijen aan te pakken. • In een stuurgroep gaat het om onderling vertrouwen, dit vraagt een investering (veel gesprekken voeren). Maar het gaat er ook om ‘het spelletje’ mee te spelen. Soms ben je als gemeente ook opdrachtgever en dus minder gericht op samenwerken. • Probeer per wijk de actieve organisaties uit die wijk om tafel te krijgen, maar zorg wel voor spreiding van deze organisaties over de wijken. Kortom ga niet met 1 zorgaanbieder of woningcorporatie in zee maar geef ze allemaal kansen. • In grote steden vraagt de afstemming tussen stad en deelraden veel aandacht (politieke gevoeligheid). • Houd de energie erin en laat de kleine successen zien. Toen in Zaanstad een aantal aanpassingen was gedaan in de openbare ruimte is dit gevierd. • De leden van de stuurgroep hoeven zich niet te bemoeien met detailafspraken op wijkniveau. Corporaties die aangeven minder te besteden te hebben, moet je dwingen om zich uit te spreken voor een ontwikkelscenario voor de wijken waar zij bezit hebben. • Probeer zoveel mogelijk output te meten (aan het begin en aan het eind).
Reactie Hilde van Xanten: • Neem genoeg tijd voor visievorming. Verplaats je in belangen van de andere partijen. Maak een uitgebreide stakeholdersanalyse en ken de vraagstukken van de verschillende partijen. • Bedenk als gemeente goed wat het betekent als je zegt 'wij zijn van de regie'. Het gaat er juist om andere partijen te verleiden op basis van de visie die je hebt. • Belangrijker is misschien wel dat je partijen faciliteert om in gesprek te gaan en dat je je realiseert dat partijen wederzijds afhankelijk zijn en elkaar nodig hebben. • Betrek de wijkmanager bij het opstellen van plannen op wijkniveau. Deze persoon is in aanvang belangrijk bij het op gang krijgen van de samenwerking op wijkniveau. Dit betekent ook iets voor de competenties van deze persoon: je moet het leuk vinden om het spel te spelen en om te gaan met onzekerheid. • Zorg ervoor dat je op wijkniveau zaken duidelijk operationaliseert.
3
Groep 2: Betrekken bewoners 1. Hoe kun je als gemeente lichte signalen van professionals en uit informele netwerken goed oppakken en doorgeven? 2. Hoe kan je als gemeente vrijwillige inzet in WSW bevorderen? 1. Lichte signalen oppakken In Zaanstad komen signalen verspreid en ongecoördineerd binnen op verschillende plekken zoals een buurthuis, zorgloket of de huisarts. Hoewel er meestal wel een professional is die het oppakt, is er geen zicht op wat er precies mee gedaan wordt en of het opgelost wordt. • In Amersfoort wordt gewerkt met buurtnetwerken. Dit is een groep professionals en 'geprofessionaliseerde vrijwilligers' uit het maatschappelijk middenveld zoals de kerken. De kerngroep bestaat uit 8 professionals en afgevaardigden uit vrijwilligersorganisaties, o.a. de thuiszorg en een opbouwwerker die dit overleg leidt. De schil eromheen bestaat uit vergelijkbare professionals en vrijwilligers die op afroep erbij worden gevraagd, afhankelijk van de kwestie die speelt. De signalen worden als casus anoniem ingebracht en onderling wordt afgesproken wie dit signaal opvolgt. Dit werkt goed. • In een van de wijken in Zaanstad voert verpleegkundige Mariska gesprekken met kwetsbare bewoners. Zij is daarvoor opgeleid en bekijkt per situatie hoe zij deze mensen doorverwijst en soms ook koppelt aan een vrijwilliger, of een medebewoner die dezelfde activiteit bezoekt zodat de meer mobiele bewoner de minder mobiele bewoner mee kan nemen. • In Alkmaar is onlangs een nieuw project Juutje gestart, een mobiel team van zorg- en welzijnsmedewerkers dat de wijken intrekt (outreachend). 2. Vrijwillige inzet stimuleren Het 'altruïstisch overschot' is er wel: er zijn best veel mensen nog die bereid zijn iets extra's voor een ander te doen. Maar hoe spreek je hen aan? Hoe doorbreek je de vraagverlegenheid waardoor mensen zich bezwaard voelen hulp te vragen? • In Alkmaar wordt gewerkt met een Timebank systeem met dienstenuitruil tussen bewoners zoals de aanpak Tijd Voor Elkaar. Mensen doen iets voor een ander, krijgen punten (soms 'niksen' genoemd) en kunnen daar een wederdienst van een ander voor vragen. De ervaring is dat dit voor jongeren slecht werkt, wel als je ze punten laat sparen voor korting op een paar nieuwe schoenen bij de plaatselijke ondernemer. • Soms is de ingang van praktische hulp het makkelijkste, zoals een beheerder van de woningcorporatie die al bij mensen thuis komt en ziet wat er speelt. Maar mensen durven kleine praktische hulp soms nog wel te vragen, zoals de afvalcontainer buiten zetten of een oogje in het zeil te houden (gaan 's morgens de gordijnen nog wel open?). • Van telefooncirkels (onder ouderen – geïnitieerd door het Rode kruis) is in ieder geval bekend dat die niet blijvend zijn en het animo uitdooft. • We moeten oppassen niet te zeer gefocust te raken op de beperkingen van mensen en ze te 'hospitaliseren': ook mensen met beperkingen kunnen nog van alles en kunnen daar op worden aangesproken. Het project Zilveren Kracht is daar een goed voorbeeld van. • De ervaring leert wel dat vrijwilligers of buren mobiliseren om zorg/hulp te geven aan elkaar niet kan zonder ondersteuning van professionals. Wel is het belangrijk de ratio professionals-vrijwilligers zo groot mogelijk te houden. Bijvoorbeeld 1 professional op 10-20 vrijwilligers en die ratio steeds verder proberen op te rekken. • Tenslotte moet er voor worden gewaakt dat bewoners ook het recht hebben anders te zijn, of een 'krasje' hebben, en dat er niet, zodra afwijkend gedrag wordt gesignaleerd, meteen een groep
4
professionals of vrijwilligers op normatieve wijze deze mensen in het 'het normale ' probeert te krijgen. Reactie Hilde van Xanten: • Het gaat er niet alleen om dat kwetsbare bewoners worden bereikt door overheid en professionals. Kwetsbare mensen moeten meer dan voorheen aangesproken worden op hun kracht, wat ze wel nog kunnen. • Daar waar resultaten worden geboekt willen mensen bijzijn. • Professionals moeten de match maken tussen hulpvragers en hulpaanbieders. Dat is vaak tijdrovend omdat het goed moet gebeuren. • Veel mensen willen zich inzetten voor een ander of de buurt, maar zij worden niet gevraagd. Vrijwilligers werven via formele vacatures werkt vaak niet. Vrijwilligerscentrales hebben ondersteuning nodig bij het maken van matches, vaak weten ze niet goed hoe dat aan te pakken. • Er zijn ook aanpakken waarbij ouderen als vrijwilliger achter- de voordeurgesprekken doen om bewoners te vragen actief te worden. Bijvoorbeeld de Bijspringmethode uitgevoerd door ouderen. • Als het even kan, moet een lokale overheid investeren in preventie en niet pas in actie komen als de hulpvraag heel urgent is geworden. Deelnemers Adri Koot, Gemeente Zaanstad Chris Vleesman, Gemeente Assen David Kooi, Gemeente Zaanstad Gerco Buijk, Ecart Herma Hemmen, Gemeente Assen Hette Tulner, Gemeente Amsterdam, stadsdeel West Hilde van Xanten, Movisie Janine Jonker, Beweging 3.0 John van den Oord, Stichting MEER Joost Groenendijk, DSP-groep Karin Maas, Gemeente Zaanstad Lisan Adolf, Gemeente Zaanstad Liza Cremer, Gemeente Zaanstad Loes Schueler, Gemeente Zaanstad Maaike Dautzenberg, DSP-groep Mariska Meijer, Hervormd Centrum Pennemes Norbert Broenink, DSP-groep Olga Dijkstra, Gemeente Zaanstad Sikko Bakker, Gemeente Rotterdam Suzan Mannens, Stimulans Rotterdam
5