Winstbelastingen in de jaarrekening: het is tijd voor verandering De onderneming die IAS 12 ‘Winstbelastingen’ goed wil toepassen, moet daar veel tijd en geld aan besteden. En dan is het nog maar de vraag of dit het gewenste effect heeft, want steeds vaker voldoet de informatie die gebaseerd is op IAS 12, niet aan de wensen van de gebruikers. Hugo van den Ende - vaktechnisch bureau (National Office), Assurance Ewout Naarding - Accounting and Valuation Advisory Services, Assurance Sebastiaan Stoffelen - Accounting and Valuation Advisory Services, Assurance
1. Huidige regelgeving is complex en gedateerd en sluit niet aan op de economische werkelijkheid De International Accounting Standard Board (IASB) is op dit moment bezig met het doorvoeren van grondige hervormingen van een aantal standaarden. Zodra deze zijn afgerond zou naar onze mening het initiatief genomen moeten worden om IAS 12 te hervormen. De verwerking van winstbelastingen in de jaarrekening is complex De verwerking van winstbelastingen in de jaarrekening is een complexe aangelegenheid. Dit blijkt onder meer uit de tekortkomingen die de toezichthouders constateren in IFRSjaarrekeningen. De juiste toepassing van de verslaggevingregels rondom winstbelastingen vergt niet alleen diepgaande kennis van IAS 12 ‘Winstbelastingen’. Er is ook kennis nodig van de minstens zo complexe
30
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1
belastingwetgeving. Het is dan ook een onderwerp waarbij de financiële en fiscale afdelingen van ondernemingen nauwgezet moeten samenwerken. Maar niet alleen op het niveau van een hoofdkantoor. Multinationals zijn veelal onderworpen aan een variëteit van belastingregels doordat zij activiteiten hebben in diverse landen met elk hun eigen specifieke belastingwetten. Om de fiscale regels op een juiste wijze toe te passen is de input nodig van de fiscale afdeling dan wel de belastingadviseur. De vereiste koppeling tussen verslaggeving en fiscaliteit is hierdoor niet alleen een complexe, maar ook vaak een kostbare aangelegenheid. De regelgeving is inmiddels gedateerd De standaard voor de verwerking van winstbelastingen dateert in zijn huidige vorm uit 1996. De standaard is daarna nog enkele malen aangepast, maar de fundamentele uitgangspunten zijn niet meer gewijzigd. De economische omgeving is mede door de globalisering
wel drastisch gewijzigd. Hierdoor rijst de vraag in hoeverre de huidige standaard nog voldoet aan de eisen van deze tijd. De IASB onderkent de problematiek rondom de complexiteit van IAS 12. Sinds 2003 is zij gezamenlijk met haar Amerikaanse tegenhanger, de Financial Accounting Standard Board (FASB), bezig om het aantal complexe uitzonderingen in de standaarden te verminderen. Maar wat een korte-termijnproject in het kader van convergentie tussen IFRS en US GAAP had moeten worden is uitgelopen op een langlopend project met minimale resultaten. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. De informatievoorziening sluit niet aan op de economische werkelijkheid Analisten en investeerders, belangrijke gebruikers van jaarrekeningen, geven steeds vaker aan dat de informatie over winstbelastingen niet aan hun wensen voldoet. Zij hebben bijvoorbeeld behoefte
aan inzicht in de te verwachten kasstromen uit hoofde van winstbelastingen. Deze informatie ontbreekt vaak. En de informatie die wel wordt toegelicht kan veelal zelfs niet met kasstromen in relatie worden gebracht waardoor de indruk kan ontstaan dat de toepassing van IAS 12 niet aansluit bij de economische werkelijkheid.
2. Veel kritiek op huidige IAS 12 Er zijn verschillende bezwaren tegen de huidige IAS 12. De belangrijkste zijn: Regelgeving wijkt steeds meer af van fiscale regels Op basis van IAS 12 nemen ondernemingen de acute en toekomstige fiscale gevolgen van transacties op in de jaarrekening. De standaard onderkent hierbij dat sommige transacties fiscaal op een eerder of later moment tot belastingbetaling of -verrekening leiden. De verschillen tussen het commerciële en het fiscale resultaat zijn veelal het gevolg van verschillen in de uitgangspunten en het achterliggende doel van de regelgeving. De regels voor IFRS hebben als uitgangspunt dat zij relevante en betrouwbare informatie willen verstrekken aan gebruikers ter ondersteuning van hun beslissingen. De fiscale regels zijn de basis voor belastingheffing en zijn bijvoorbeeld in Nederland gebaseerd op het goedkoopmansgebruik. Balansmethode toepassen IAS 12 geeft aan dat ondernemingen rekening moeten houden met de commercieel-fiscale verschillen door de balansmethode toe te passen. Hierbij vergelijkt de onderneming de commerciële boekwaarde per individuele balanspost met de fiscale waarde. De verschillen die ontstaan zijn belastbare of verrekenbare tijdelijke verschillen. De onderneming neemt hiervoor een latente belastingverplichting dan wel -vordering op door het tijdelijk verschil te vermenigvuldigen met het van toepassing zijnde belastingtarief. De latente belastingverplichting in de balans verhoogt de toekomstige belastingbetaling terwijl een latente belastingvordering
de belastingbetalingen in de toekomst verlaagt. Variëteit aan belastingstelsels Sinds de introductie van de aangepaste IAS 12 in 1996 is het aantal verschillen tussen de commerciële en de fiscale jaarrekening enorm toegenomen. Daarnaast opereren ondernemingen steeds meer mondiaal waardoor zij te maken krijgen met een variëteit aan belastingstelsels met elk hun eigen regels. De balansvergelijking is hierdoor een complexe exercitie waarvoor diepgaande kennis noodzakelijk is van zowel IFRS als de lokaal geldende fiscale regels. Om de complexiteit te beheersen hebben ondernemingen vaak aanvullende systemen om te waarborgen dat alle latente belastingvorderingen en -verplichtingen volledig en juist in de balans worden verantwoord en dat voldaan kan worden aan de gedetailleerde toelichtingvereisten van IAS 12. Kritiek omdat niet de economische werkelijkheid wordt getoond Op de verdere invulling van de balansbenadering binnen IAS 12 is ook veel kritiek. Zo wordt gesteld dat het opnemen van belastinglatenties niet aansluit met de economische werkelijkheid omdat belastinglatenties in totaliteit veelal niet leiden tot een werkelijke verhoging van belastingbetalingen en/of -verrekeningen. Het argument is dat er sprake is van een ideaal complex waarbij bestaande tijdelijke
Samenvatting De huidige IFRS-standaard voor winstbelastingen, IAS 12, is aan een grondige herziening toe. De verwerking van winstbelastingen in de jaarrekening is complex en de informatievoorziening sluit niet goed aan met de economische werkelijkheid en daarmee op de behoeften van analisten en investeerders. Het is dan ook niet onlogisch dat er verschillende bezwaren tegen de huidige IAS 12 zijn, waaronder het verbod op contant maken van latenties. Daarom onderzoekt de IASB nu meerdere oplossingen. De ‘current tax only’-methode zou de meest vergaande oplossing zijn. In dit artikel pleiten de auteurs voor een grondige herziening van de standaard.
verschillen worden vervangen door nieuwe tijdelijke verschillen. Hierdoor vindt er per saldo geen aanvullende belastingbetaling plaats. Tijdelijke verschillen op individueel niveau Ook op individueel niveau kunnen er tijdelijke verschillen ontstaan waarbij het management op voorhand weet dat het onwaarschijnlijk is dat het zal leiden tot belastingbetalingen. Zie het voorbeeld ‘Merknaam’.
Voorbeeld merknaam Via een bedrijfsovername is een merknaam (‘brand’) verkregen. Er wordt verondersteld dat de brand een onbepaalde levensduur heeft onder IFRS en geen fiscale boekwaarde heeft. IAS 12 schrijft voor dat voor dit tijdelijke verschil een latente belastingverplichting wordt opgenomen. Maar de belastinglatentie zal niet leiden tot aanvullende belastingconsequenties tenzij de merknaam wordt afgestoten of indien er een afwaardering plaatsvindt. Als het management uitdrukkelijk aangeeft de merknaam niet te zullen vervreemden en dat de merknaam onderdeel is van een stabiel en winstgevend bedrijfsonderdeel, zijn beide scenario’s in de nabije toekomst niet te verwachten. IAS 12 verplicht ondernemingen toch om deze latente belastingverplichting op te nemen tegen de nominale waarde ondanks het feit dat deze belastinglatentie niet zal leiden tot belastingbetalingen in de nabije toekomst.
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1 31
IAS 12 verbiedt het contant maken van belastinglatenties Een belangrijk ander kritiekpunt betreft de verplichting onder IAS 12 om belastinglatenties tegen nominale waarde te verwerken. De IASB is van mening dat het contant maken van belastinglatenties te complex is en op praktische bezwaren stuit. Het verbod op deze verdiscontering leidt ertoe dat een latentie die op korte termijn (bijvoorbeeld één jaar) tot uitstroom van middelen leidt, hetzelfde wordt gewaardeerd als een belastinglatentie waarbij dat pas op veel langere termijn (bijvoorbeeld 25 jaar) het geval is. Economisch gezien is er een groot verschil aangezien een met 25 jaar uitgestelde belastingbetaling een geheel andere waarde heeft dan een betaling in het komend jaar als gevolg van tijdswaarde van geld. In waarderingen wordt daarom ook regelmatig gesteld dat dergelijke lange-termijnbelastinglatenties buiten beschouwing moeten worden gelaten en als quasi eigen vermogen moeten worden beschouwd.
Als IAS 12 waardering tegen contante waarde wel zou toestaan zou een groot deel van de discussie rondom belastinglatenties zonder economische werkelijkheid vermeden kunnen worden. Door de tijdswaarde zouden deze belastinglatenties vermoedelijk worden gereduceerd tot nihil. In de Nederlandse situatie is het op basis van de Richtlijn 272 ‘Belastingen naar de winst’ overigens wel toegestaan om belastinglatenties contant te maken waardoor deze problematiek niet speelt.
32
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1
Asymmetrisch model rondom de opname van belastinglatenties Een ander aspect is de asymmetrie die bestaat rondom het opnemen van latente belastingvorderingen versus latente belastingverplichtingen. Een latente belastingvordering mag alleen worden opgenomen indien het waarschijnlijk is (kans groter dan 50%) dat er in de toekomst voldoende fiscale winst beschikbaar zal zijn. Een latente belastingverplichting daarentegen moet als hoofdregel altijd worden verantwoord. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan een organisatie gebruikmaken van uitzonderingsregels. Een voorbeeld daarvan zijn tijdelijke belastbare verschillen die ontstaan bij de eerste opname van goodwill waarbij IAS 12 het verbiedt om een latente belastingverplichting op te nemen. Alhoewel het in de verslaggeving niet ongebruikelijk is om aan activa hogere eisen te stellen dan aan passiva versterkt deze asymmetrie het onbegrip rondom belastinglatenties. In het Verenigd Koninkrijk was het tot voor de introductie van IFRS mogelijk om de zogenaamde partiële methode toe te passen waarbij belastinglatenties zowel passief als actief slechts worden opgenomen indien het in de nabije toekomst zal leiden tot belastingbetaling dan wel verrekening. Dit concept wordt veel toegepast door vastgoedondernemingen die zijn aangesloten bij de European Public Real Estate Association (EPRA). Als onderdeel van haar best-practicebepalingen geeft het EPRA aan dat vastgoedondernemingen bij het bepalen van hun winsten op basis van alternatieve prestatie-indicatoren slechts belastinglatenties opnemen indien het waarschijnlijk is dat deze latentie in de nabije toekomst zal leiden tot belastingbetaling en/of -verrekening. Opvallend genoeg is een dergelijke regeling ook opgenomen in de voorstellen tot wijziging van de EU-Richtlijnen - die uiteindelijk tot wetgeving in Nederland leiden.
Toelichting winstbelastingen vaak te gedetailleerd en mist relevante issues Voor investeerders en analisten biedt de toelichting inzake winstbelastingen lang niet altijd de gewenste informatie. Een investeerder wil vooral weten hoe groot de toekomstige kasstromen inzake winstbelastingen zullen zijn. Daarnaast wil hij weten in hoeverre de onderneming hierbij nog additionele risico’s loopt als gevolg van eventuele discussies met de fiscus. Veel jaarrekeningen bieden dit inzicht niet. Daarbij zijn de wel aanwezige gedetailleerde toelichtingen veelal niet te begrijpen zonder een diepgaande praktische kennis van IAS 12. Het gevolg is dat gebruikers deze brei aan toelichtingen laten voor wat het is met uitzondering van de gepresenteerde effectieve belastingdruk. De toelichting op de effectieve belastingdruk is een overzicht waarbij ondernemingen een aansluiting laten zien tussen de verwachte belastingdruk op basis van het van toepassing zijnde nominale belastingtarief en de gerapporteerde effectieve belastingdruk. Niet alleen investeerders maar ook andere belanghebbenden zoals non-gouvernementele organisaties (NGO’s) richten zich steeds vaker op effectieve belastingdruk. Zij zijn onder andere geïnteresseerd in hoeverre ondernemingen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen haar ’fair share’ aan winstbelastingen betaalt. Er worden al alternatieve belastingindicatoren gehanteerd Doordat de effectieve belastingdruk van ondernemingen niet valt te doorgronden zonder de specialistische kennis van IAS 12, kan er verwarring ontstaan bij de interpretatie ervan. Daarbij kan gemakkelijk de (onjuiste) indruk worden gewekt dat volatiliteit in de effectieve belastingdruk het gevolg is van slechte interne fiscale beheersing. Ook zou een onderneming met een lage effectieve belastingdruk gemakkelijk geassocieerd kunnen worden met belastingontwijking terwijl de oorzaak hiervan heel goed zou
kunnen liggen bij de beperkingen van IAS 12.
Als reactie hierop hanteren sommige ondernemingen al alternatieve belastingindicatoren zoals de genormaliseerde effectieve belastingdruk of de daadwerkelijk betaalde belastingdruk om enerzijds misverstanden zoals hiervoor geschetst te voorkomen en anderzijds informatie te verstrekken aan investeerders en NGO’s die beter aansluit op de economische werkelijkheid.
3. Ontwerpstandaard IAS 12 heeft niet geleid tot een definitieve standaard Enkele jaren geleden heeft de IASB geprobeerd wijzigingen aan te brengen in IAS 12 maar de ontwerpstandaard heeft niet geleid tot een definitieve standaard. Oorspronkelijk een convergentieproject met de FASB In 2003 is de IASB samen met de FASB gestart met een project om een aantal wijzingen aan te brengen in IAS 12 en de Amerikaanse equivalent. Bij de start van het project werd direct besloten om de principiële uitgangspunten van beide standaarden ongewijzigd te laten. Een controversieel onderwerp zoals het contant maken van belastinglatenties (in geen van beide standaarden toegestaan) werd daardoor bewust buiten beschouwing gelaten. Het project heeft veel meer tijd en inspanning gekost dan vooraf ingeschat. De FASB besloot in 2008 na bijna vijf jaar samenwerking uit het project te stappen. De FASB gaf in een reactie aan dat zij niet voornemens was om de Amerikaanse standaard op korte termijn aan te passen. De IASB heeft desalniettemin in 2009 haar ontwerpstandaard ED/2009/2 in de openbaarheid gebracht. Conform de oorspronkelijke doelstelling heeft de IASB zich vooral gericht op een aantal specifieke aspecten binnen IAS 12, waarbij men
zoveel mogelijk wilde convergeren met US GAAP. Daarbij heeft de IASB in haar ogen zoveel mogelijk de complexiteit rondom de verwerking van winstbelastingen in de jaarrekening verminderd en de leesbaarheid van de toelichting in de jaarrekening verbeterd. Voorstel rondom onzekere belastingposities leidde tot veel kritiek Het belangrijkste voorstel in ED/2009/2 betrof de verwerking van onzekere belastingposities in de jaarrekening. De huidige standaard IAS 12 biedt geen leidraad hoe ondernemingen onzekerheid ten aanzien van de fiscaliteit moeten verwerken. In de praktijk passen ondernemingen binnen IAS 12 de opname en waarderingregels vanuit IAS 37 ‘Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa’ toe. Hierbij beoordelen ondernemingen onzekere belastingposities veelal per individuele onzekerheid. Zij nemen daarbij een belastingverplichting voor onzekere belastingposities op indien het waarschijnlijk (kans groter dan 50 procent) is dat ze additionele belasting moeten betalen ten opzichte van de ingenomen positie in de aangifte. Ze waarderen de belastingverplichting vervolgens op basis van een gewogen gemiddelde of op basis van de hoogste waarschijnlijkheid, wat een uitwerking is van de beste schatting. De waarschijnlijkheidsdrempel ontbrak In ED/2009/2 werd voorgesteld om álle onzekerheden rondom winstbelastingen op te nemen en te waarderen op basis van een (gewogen gemiddelde) verwachte waarde. Hierbij was er geen sprake meer van een drempel en bovendien moesten alle mogelijke uitkomsten in de waardering worden betrokken. Daarmee stelde de IASB een methode voor die afwijkt van US GAAP, waarbij wordt uitgegaan van een cumulatieve kans op basis van de zogenaamde cumulatieveprobabilitymethode. Daarbij moet er onder US GAAP wel rekening worden gehouden met een drempel.
Het voorstel leidde tot zeer veel kritiek van zowel opstellers als gebruikers van jaarrekeningen en accountantsorganisaties. Vooral het ontbreken van een waarschijnlijkheidsdrempel leidde tot veel praktische bezwaren en twijfels of dit zou leiden tot een betere kwaliteit van de verslaggeving rondom de belastingpositie.
In IFRS voor SME zijn de voorstellen uit ED/2009/2 overigens opgenomen in de definitieve standaard. De ondernemingen die op basis van SME rapporteren, moeten deze dus toepassen. Of dat na de revisie van IFRS for SME in 2012 zo blijft, moet worden afgewacht.
Voorstel rondom het vaststellen van de fiscale boekwaarde Een ander voorstel betrof de wijze waarop de fiscale boekwaarde van een actief en een passief moet worden bepaald. IAS 12 is gebaseerd op de balansbenadering waarbij tijdelijke verschillen worden bepaald door een vergelijking van de commerciële boekwaarde op basis van IFRS met de fiscale boekwaarde. Hierbij wordt de fiscale boekwaarde bepaald door feiten en omstandigheden waarbij rekening moet worden gehouden met de intentie van het management betreffende de realisatie van het actief of afwikkeling van het passief. In sommige situaties heeft het management de intentie om het actief voor een bepaalde periode te gebruiken om het vervolgens te verkopen. Met deze intentie moet de onderneming onder de huidige IAS 12 rekening houden. Intentie van het management niet langer relevant In ED/2009/2 besloot de IASB dat de intentie van het management niet langer relevant is. De fiscale boekwaarde van een actief of passief zou voortaan dwingend worden bepaald op basis van de aftrek die de onderneming geniet bij verkoop
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1 33
van het actief of afwikkeling van de verplichting. De IASB wilde met haar voorstel de complexiteit verminderen en convergentie bewerkstellingen aangezien de toepassing meer consistent zou zijn met US GAAP. Ook dit voorstel leidde tot veel kritiek. Het negeren van economische feiten en omstandigheden stuitte op veel weerstand. Daarbij vroeg men zich af of dit daadwerkelijk wel tot convergentie met US GAAP zou leiden omdat de invulling onder US GAAP minder dwingend is dan het voorstel in ED/2009/2. Ontwerpstandaard is teruggetrokken Omdat de IASB ook bij enkele andere voorstellen, zoals de initiële opnameuitzondering, veel kritiek kreeg is de ontwerpstandaard volledig teruggetrokken. Tegelijkertijd kondigde de IASB aan dat zij voor een aantal onderwerpen nieuwe voorstellen zou opstellen waarbij de bestaande IAS 12 zou worden aangepast. Wel gaf de IASB aan dat zij hier voor onzekere belastingposities pas mee begint nadat de wijzigingsvoorstellen van IAS 37 rondom voorzieningen definitief zijn. Dit omdat het oorspronkelijke voorstel inzake onzekere belastingposities grote gelijkenis vertoont met de voorgestelde wijzingen inzake voorzieningen. Een wijzigingsvoorstel dat al doorgevoerd is in IAS 12 heeft betrekking op beleggingsvastgoed voor zover dat tegen reële waarde wordt gewaardeerd. In dat geval bestaat er een weerlegbaar vermoeden dat de fiscale boekwaarde moet worden bepaald op basis van een verkoopintentie. Dat leidt ertoe dat het voor ondernemingen over het algemeen makkelijker wordt om de fiscale boekwaarde te bepalen. Begin 2011 heeft de IASB overigens besloten om de overige wijzigingen rondom IAS 12 vooralsnog op de lange baan te schuiven. De kredietcrisis is hier mede debet aan.
34
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1
4. Meerdere oplossingen mogelijk Om tegemoet te komen aan de hiervoor geuite bezwaren tegen de huidige standaard zijn meerdere oplossingen mogelijk, van cosmetische aanpassingen tot een integrale herziening van het concept van winstbelastingen en latente belastingen. De tekortkomingen in de huidige standaard kunnen op verschillende manieren worden benaderd. De beide uitersten variëren tussen het integraal herschrijven van de standaard tot verbetervoorstellen op paragraafniveau. Elke aanpak heeft zijn eigen voor- en nadelen. Het niet meer verwerken van latente belastingen zou een grote stap zijn Al meerdere malen is voorgesteld om over te gaan op een ‘current taxes only’benadering. Uitsluitend de acuut te betalen of terug te ontvangen belastingen worden dan verwerkt. Met latente belastingen wordt dan in zijn geheel geen rekening meer gehouden. Ondanks dat het een grote stap zou zijn, zou het in ieder geval tot minder complexiteit leiden. Waarom niet ook bij winstbelastingen? Er wordt betoogd dat dit concept nu al wordt toegepast bij een aantal belastingen zoals invoerrechten en btw. En waarom dan niet ook bij winstbelastingen? Als het zover zou komen dan zouden er wel additionele toelichtingen in de jaarrekening opgenomen moeten worden die nadere informatie geven over toekomstige cash flows voor zover die voortvloeien uit de fiscale positie. Denk hierbij aan verrekenbare verliezen en de timing van eventuele verrekening daarvan. Latente belastingen kunnen conceptueel niet als actief dan wel als passief aangemerkt worden Voorstanders van het ‘current taxes only’concept gebruiken als argument dat latente belastingen conceptueel niet als actief dan wel als passief aangemerkt kunnen worden. Daarnaast vinden sommige voorstanders
het discutabel dat winstbelastingen worden gekarakteriseerd als kosten. Zij betogen dat winstbelasting meer het karakter heeft van winstverdeling naar analogie van dividenden in plaats van een winstbepalend karakter. Hierover kan uiteraard worden gediscussieerd. ‘Current tax only’-methode was niet verdedigbaar Bij de invoering van IFRS for SMEs in 2009 is geprobeerd om het gehele concept van latente belastingen uit de verslaggeving te verwijderen. Maar uit de analyses van de IASB bleek dat veel gebruikers van de jaarrekening het niet eens waren met de ‘current taxes only’-methode. Zij beschouwen latente belastingen als verplichtingen (of vorderingen) die in de toekomst tot aanzienlijke kasstromen kunnen leiden. En degenen die vonden dat latente belastingen niet in de balans thuishoorden hadden toch wel behoefte aan aanzienlijke toelichtingen. De IASB was van mening dat het maken van een dergelijke toelichting dezelfde last met zich mee zou brengen als het gewoon verwerken van de latente belastingen. Daarnaast vond de IASB dat het niet verwerken van latente belastingen zou leiden tot een niet te verdedigen afwijking van IAS 12 alsook van de principes zoals opgenomen in het Framework. Vanwege deze argumenten is destijds afgezien van de ‘current tax only’-methode. Latente belastingen blijven van toepassing maar met aanpassingen in het model Als het niet meer verwerken van latente belastingen een te grote stap is, kan worden gekeken naar een alternatief. Dit kan liggen in de sfeer van de waardering. Het ligt dan voor de hand om het contant maken van latente belastingen onder IFRS, zowel aan de debet- als aan de creditzijde, als serieuze optie te bestuderen.
Nominale waarde is niet goed te rechtvaardigen De contante waarde geeft een beter inzicht in de economische waarde van latente belastingen. Als op dit moment een latente belastingvordering wordt opgenomen voor fiscaal verrekenbare verliezen, maakt het voor de huidige waardering niet uit of deze verliezen over bijvoorbeeld acht jaar worden gerealiseerd of al volgend jaar. Dat is niet goed te rechtvaardigen.
5. Er is meer diepgang nodig Dit artikel laat zien dat de huidige IFRSstandaard voor winstbelastingen (IAS 12) niet meer aan de eisen voldoet. De standaard is verouderd, bevat veel complexe regelingen en komt onvoldoende tegemoet aan de informatiebehoefte van analisten en investeerders. Daarom pleiten wij voor een herziening waarbij er verschillende mogelijkheden van diepgang zijn. Ook voor IAS 12 is de 21e eeuw inmiddels aangebroken.
Meer aandacht voor de waarschijnlijkheid van latenties Naast discontering kan ook wat meer aandacht worden besteed aan de waarschijnlijkheid van realisatie van de latentie. Waarom een latentie opnemen voor het verschil tussen de fiscale waarde en de boekwaarde van vastgoed wanneer een onderneming voornemens is om dit vastgoed voor de lange termijn aan te houden? Met als gevolg dat een fiscale afrekening naar de verre, lees: oneindige, toekomst verschuift? Dan is het verband tussen de latentie en een toekomstige cash outflow wel erg ver te zoeken. Met dit aspect kan rekening worden gehouden in de waardering van de latentie. Of iets geheel anders: wat zou het betekenen als latente belastingen uitsluitend verwerkt zouden worden voor een overzienbare periode waarin deze naar verwachting worden gerealiseerd? Als er drie tot maximaal vijf jaar vooruit wordt gekeken kan dat leiden tot relevante informatie over cash flows die binnen afzienbare termijn worden verwacht. Natuurlijk kan in de toelichting aanvullende informatie worden opgenomen voor de periode daarna. Deze variant is pragmatisch, maar er worden wel concessies gedaan aan enkele conceptuele beginselen.
Spotlight Jaargang 19 - 2012 uitgave 1 35