Wilt u voorlezing van deze preek in uw gemeente even melden via
[email protected]? ______________________________
GOD BESTAAT U bent kinderen! [1]
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
Er is een vraag die vroeg of laat ons kan overvallen: Hoe weet ik dat God bestaat? [2.1] Het is een vraag die ons doet huiveren. Mag je zo´n vraag wel stellen in de kerk? Wij zijn hier toch juist als gemeente ómdat we er zo zeker van zijn dat Hij er is? Wat zou je in de kerk te zoeken hebben bij al die andere mensen die je zelf niet hebt uitgezocht, wanneer je niet geloofde dat God bestaat! Toch houdt de vraag naar Gods bestaan niet halt voor de kerkdeur: zij glipt met ons mee naar binnen en sluipt ook in het hart van kerkmensen. Sommigen houden zich daar doof voor en verdringen die vraag. Anderen lenen hun oor aan die vraag, gaan twijfelen en voelen zich steeds onwenniger in de kerk. [2.2] Nog onlangs schreef iemand hierover en hij merkte op hoe vreemd het eigenlijk is dat deze meest fundamentele vraag voor de kerk daar bijna nooit aan de orde komt. Het is immers een vraag die soms hard kan aankloppen op de deur van je leven. Bij ouderen die zo hard zijn getroffen door het leven, bij jongeren die zich soms verlaten voelen, onzeker en bedreigd. Je leven kan heel duister worden. Dan klopt de vraag bij je aan: ,,Bestaat God eigenlijk wel?´´ Het is een vraag die ook weer publiek is opgelaaid na de tweede wereldoorlog. Toen mensen gingen beseffen welke lijdenstijd het Joodse volk in NaziDuitsland had ondergaan, gingen velen zeggen: hoe zou er nog een God Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
1 of 8
kunnen bestaan ,,na Auschwitz´´?! * Binnen de kerk kunnen we die vraag veilig onder ogen zien. Wanneer God bestaat zal Hij zeker niet willen dat wij uit angst maar niet over Hem nadenken. [2.3] Om Hem te loven, moeten we zeker zijn van onze zaak. Toen de Here Jezus terugkwam uit de dood, viel het de leerlingen moeilijk om nog in Hem te geloven. Na het kruis van Golgota kan de zoon van God toch niet meer bestaan? Maar op dat moment liet Jezus zijn handen tasten en zijn zijde: voel maar dat Ik er echt ben! Hij merkte toch wel dat de leerlingen twijfelden: ,,We zien wel iemand, maar is het wel echt of beelden we het ons maar in?´´ Jezus bestraft hen niet voor die vraag, maar Hij helpt ze over de drempel: voel maar, tast maar en geef Mij maar iets om te eten. Ik besta! En toen beefden de leerlingen van ontzag! Hun vraag kreeg een antwoord! * De vraag moet niet onderdrukt worden, maar we zouden met die vraag ook wel eens aan de andere kant kunnen beginnen: hoe weet ik dat ík voor God besta? Vreemd eigenlijk dat mensen daar veel minder over praten. En toch is dat eigenlijk nog veel belangrijker. Stel eens dat God bestond, maar wij bestonden niet voor Hem? Als Hij zich nu eens niet met ons bemoeide?! [2.4] Zoiets komt onder mensen toch heel veel voor? Wij zien iemand die ons zou kunnen helpen en we weten hem te vinden op zijn adres en via zijn telefoon, maar hij ziet ons gewoon niet en heeft geen enkel oor voor ons. Wij moeten als onbekenden afdruipen, zonder hulp, zonder iets te ervaren van mededogen. Dat kan bij mensen. En waarom zou het bij voorbaat zeker zijn dat wij voor God bestaan, als Hij bestaat? Van deze andere kant begint Paulus. In zijn brief aan de Galaten. Deze Kelten waren eerst afgodendienaars (4:8), wonend in het centrum van het huidige Turkije. Maar nu hebben ze ontdekt dat God bestaat. Dat lees je in 4:9 (,,nu gij echter God hebt leren kennen´´). Maar op welke manier leerden ze Hem kennen? Doordat Hij zich om hen bekreunde. Zij werden gekend. Dat lees je ook in 4:9 (,,ja meer nog: u bent door God gekend!´´). Het was in Galatië aan die andere kant begonnen. Het is niet zo dat ze daar langzaam maar zeker tot de overtuiging kwamen dat Israëls God bestaat en de enige, ware God van hemel en aarde is. En dat toen het evangelie hen bereikte. Het is precies andersom gegaan. De apostel Paulus kwam bij hen Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
2 of 8
met zijn wonderen en woorden, met de kracht van de Geest. Ze gingen de zuigkracht van Gods ontferming over hen ervaren doordat zieken genezen werden en doordat zij stralende woorden hoorden. Ze voelden aan Paulus en Silas dat er Iemand naar hen omzag: ze werden door God gekend. En toen leerden ze ook zelf God te erkennen. Wat een vreugde is dat: wanneer je als slachtoffer opeens ontdekt dat er zich een vriendelijk gezicht over je heen buigt. Op dat moment vraag je niet: bestáát die man? Je bent alleen maar opgelucht en verrast! * En zó leerden de heidense Galaten God kennen: HIJ liet merken dat Hij hen aannam. Ze werden zijn krachten en werkingen gewaar. Daarover lezen we in 3:5: door de gave van de heilige Geest ging er van alles gebeuren. Krachten gingen werken in hun eigen midden en door hun eigen handen. Zo werden ze kinderen: kinderen ontdekken dat hun vader er is doordat ze als kinderen worden behándeld! Er is geen kind dat eerst tot de conclusie komt dat zijn ouders bestaan en daarna in contact met hen treedt. Het is omgekeerd: het kind weet voortdurend dat zijn ouders bestaan omdat zij zelf als kinderen bestaan voor hun vader en moeder die voor hen zorgen. Bestaat God? Het is een vraag die ook de kerk binnenglipt. Maar keer die vraag altijd direct om: besta ik voor God en hoe ervaar ik dat ik een dochter of zoon van God ben? Daarover handelt deze zinsnede uit Paulus´ brief: ,,En, (om)dat u zonen en dochters bent - God heeft de Geest van zijn zoon uitgezonden in onze harten, die roept Abba, Vader´´. [3] WIJ BESTAAN VOOR GOD 1. Zie de zoon. 2. Voel je pols.
1. (Zie de zoon) [4]
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
3 of 8
De heidense Galaten, Kelten, waren geroepen tot Christus. Hij was hun, zoals Paulus in het derde hoofdstuk zegt, voor ogen geschilderd als de Gekruisigde (3:1). Ze waren gemeenten gaan vormen door de heilige Geest. Gemeenten die in de aanhef benoemd worden als horend bij ,,Jezus Christus die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld´´. Dankzij Jezus´ lijdenstijd werd het Pinksteren in Galatië. [5.1] Maar enige tijd later raakten ze opeens in verwarring. Waarom? Omdat er Joodse christenen in hun omgeving kwamen die aan hen het gevoel gaven dat ze pas zouden bestaan voor God en konden meetellen als kinderen wanneer ze Joden waren (Abrahams zaad). Ook vandaag leeft die gedachte nog bij vele christenen: dat Joden als zodanig gekenden van God zijn en als eersten meetellen, en dat de niet-Joodse christenen er maar wat bij aanhangen. Paulus bestrijdt die gedachte echter in hoofdstuk 3. Het gaat reeds bij Abraham om de Zoon. Op Hem was het wachten. In die lange tijd is Israël eeuwenlang onder de wet van Mozes geplaatst en daardoor onder curatele gesteld. Totdat de ware zoon van Abraham zou komen. Dan zouden ze door Hem volwassen mogen worden. En wanneer Jezus nu komt, is die tijd van voogdij dan ook voorbij (4:4). De slaven onder de wet krijgen nu erkenning als kinderen. [5.2] Ze danken dit echter aan die komst van Christus. Hij is de grote erfgenaam, het echte kind van Abraham. En voor alle Joden die in Hem geloven, is de tijd van de wet, de tijd van de curatele, voorbij. In Jezus delen ze nu in de erfenis. Zij ontvangen op Pinksteren in Jeruzalem de heilige Geest als voorschot en straks zullen zij met Jezus de aarde beërven. De Joden danken deze nieuwe voorrechten alleen maar aan Christus. Ze danken het niet aan hun curator die tijdelijk hun voogd was (de wet van Mozes). En omdat ze buiten de wet om door het lijden en sterven van Christus nu de erfenis ontvangen, daarom kunnen ook niet-Joden op diezelfde manier (via Jezus) in die erfenis gaan delen. [5.3] * De Galaten hadden zich dus niet moeten laten imponeren door Joodse christenen die aandrongen op hun besnijdenis. Niet de besnijdenis is nog de band tussen Gods kinderen: voortaan is de Geest van Christus de band die allen verbindt, eerst de Jood en ook de Griek. Abrahams kinderen hebben geen voorsprong, maar Jezus heeft de grote voorsprong als Gods eigen zoon. En door Hem worden alle mensen Gods erfgenamen.
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
4 of 8
Zo zijn ook heidenen nu ,,kinderen´´ (zonen van Abraham, zonen van God). En dit door Jezus: door zijn evangelie en door de gave van zijn Geest. Alle nadruk ligt hier op het feit dat het de ,,de Geest van de Zoon´´ is (4,6). Om te ontdekken dat God bestaat, hoeven we niet naar Israël te kijken (zoals sommigen deden én doen), maar we moeten de blik richten op de Heiland op aarde (geworden uit een vrouw, gekomen onder de wet). Hij stierf, Hij kocht ons los. * Wie wil weten of God bestaat moet opletten in de lijdenstijd en kijken naar Golgotha: daar kosten wij de Vader zijn eigen geliefde en enige zoon. Over God kunnen wij niet theoretiseren. Hij bestaat niet in het abstracte zoals de zuidpool bestaat: Hij bestaat voor ons in Getsemane en op Golgotha. Hij is er in de Zoon. Hij is er als de Gever op het moment dat wij allen ons van Hem afwendden en vluchtten of Hem bespotten en uitdaagden. [5.4] Velen leven vandaag in Godsverduistering. Dat kan ook binnen de kerk. Maar dan wordt ook tot ons gezegd: ,,O dwaze kelten in Europa, u die zovele krachten hebt ontvangen na Pinksteren, wilt u nu eindigen met het zoeken van God in het tastbare volk of ergens in de schepping of in het milieu?´´ Het bestaan van God wordt een probleem wanneer wij onszelf geen probleem en schuld zijn en wanneer wij ons veilig wanen. Dat kan op verschillende manieren. Joden kunnen zich veilig voelen in hun leven onder de wet. Maar heidenen zonder de wet kunnen zich net zo veilig voelen als mensen met hun rechten op aarde. Een mens buiten God ziet zijn leven niet als heidens: hij ziet zijn leven als een zekerheid die hij beschuttend om zich heen trekt. Van één ding is hij zeker: van zichzelf. Ik ben er en of God er is, is nog de vraag. Maar nu is Jezus op aarde gekomen en heeft als dienaar onder ons geleefd. En Hij heeft gekromd gelegen in Getsemané. Hij is weggeleid door de soldaten. Hij stierf in eenzaamheid, van God en mens verlaten, op Golgota. Wij zien het vele dat gebeurt in Jezus´ leven, op Kerst, Goede Vrijdag en Pasen. En het komt op ons af. Het kijkt ons aan. Zie je hoe God om mensen geeft? Kijk er eens goed naar. Zie Hem hangend aan het kruis en weet dat God bestaat, ja meer nog: dat je zelf bestaat voor Hém. Eigenlijk hebben wij nog nooit het gezicht van God zo goed kunnen zien als in het lijden van zijn Zoon, die Hij op het altaar bond en van wie het mes niet werd afgewend door een stem uit de hemel. Wij mogen er naar kijken: zie je wel hoe wij voor God bestaan?!!! Het is Hem eeuwig menens met jou! Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
5 of 8
2. (Voel je pols) [6] Kijk naar de Zoon en zie dat God bestaat. En voel het ook door je eigen pols te voelen! De apostel Paulus weet heel goed dat echte zekerheid uiteindelijk in jezelf moet zitten: in je bloed. Alleen dan neem je zo´n zekerheid mee door je hele leven en tot in je sterven. Niemand kan het je dan afnemen en nooit zul je het kwijt raken. Ben ik zó zeker van God? Soms benevelt onze blik. Het is alsof er een floers komt tussen ons en de bijbel, tussen ons en Gods werken, tussen ons en de onbegrepen lijdensweg of de Goede Vrijdag. We zien het niet meer zo scherp. Het wordt wazig en onzeker. Onze ogen zijn soms moe en zwak. Maar voel dan je pols. Het gekend zijn door God krijgt een echo in ons leven, in ons hart. Hij zendt de Geest van zijn Zoon uit in ons hart. Die Geest roept in ons: Abba, Vader! [7.1] * Abba, Vader. Niet ,,God´´ maar Abba: een vertrouwende en zoekende naam, een aanspraak. Je kunt óver God praten, maar alleen tót Vader. En alleen in die omgang van een kind met Vader leren we Gods bestaan begrijpen. God is geen abstractie: Hij blijft niet gekend buiten de omgang met Hem die onze bron is, onze bodem, onze lucht, ons vuur.[7.2] Het gaat hier niet alleen om de naam als aanspraak, maar vooral om de handeling van het roepen. Er staat niet dat wij God ,,Vader´´ noemen, maar dat wij het zo uitroepen. Zoals mensen in nood beginnen te roepen: Kom, help me!. En zoals kleine kinderen elk ogenblik lachend of huilend roepen: ,,Mamma!!!´´ [7.3] Hoe zouden we God kennen die we niet aanroepen? Hoe Hem zien naar wie we de rug toekeren? Het kennen van God moet ons een werkelijkheid zijn in ons persoonlijk leven. Wij weten niet dat God bestaat omdat er een kerk is of omdat anderen het zeggen. Wij weten het omdat we als kind leven en in het donker roepen, roepen...! Je kunt dit verwaarlozen en dan kwijt raken, zoals dit gevaar de Galaten Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
6 of 8
bedreigde. Dan wordt God niet verduisterd, maar wij raken verdwaald van onze oorsprong. En wanneer we het dan in vertwijfeling uitschreeuwen: ,,Vader, waar bent U?´´ dan hoor je opeens de Geest in je roepen. Voel je pols en wordt rustig. Zolang die Geest nog in je roept, is God levend aanwezig bij je. * Het is heel bijzonder dat Paulus wel schrijft over ons aanroepen van God uit alle nood en vreugde, maar dat hij dit aanroepen niet ziet als iets dat uit ónze diepten opwelt, maar als iets dat uit de diepten van de Géést opwelt. HIJ is het die in ons roept. [7.4] Soms is er twijfel bij opgroeiende jongeren over hun doop. Je ouders lieten je dopen, maar dat is iets waar jezelf buitenstaat. Eigenlijk moet het allemaal nog gebeuren. Je kunt je zekerheid niet weghalen bij wat je ouders ooit deden. En eigenlijk weet je het nog niet zo goed. Het lijkt alsof de zekerheid in de toekomst ligt en de onzekerheid in het heden. Op dat moment denk je misschien: ,,ik ben nog niet aangekomen´´. Dat is natuurlijk ook zo, maar het is erg eenzijdig. Het kan in de kerk ook wel eens zijn dat je gelijktijdig iets bent kwijtgeraakt dat je al had en dat je overnieuw moet gaan toelaten in je leven. Als klein kindje heb je Vader aangeroepen: ,,Here, houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht´´. De Geest riep uit je kinderleven. En die Geest is er nog, ook wanneer je nu misschien vertwijfeld roept: ,,God, waar bent u, Vader, waar blijft u´´. De stem van de Geest zoekt het hart van de Vader en daar zitten wij tussenin, meegaand of worstelend. Maar Hij is er: anders zou er zelfs die ruis niet meer zijn in ons leven. Het is niet zo dat wij God moeten beréiken, maar we moeten steeds weer leren om niet te zwijgen terwijl Hij te vinden is. En ook als die roep soms klinkt als een schorre kreet, is het de Geest die roept ,,Abba, Vader´´. Dat mag je rust geven: er wordt aan je gewerkt. De reddingsoperatie is in volle gang: werk niet zo tegen! Zo mogen we ook voor elkaar God aanroepen. Er is vandaag veel te bidden voor de gemeente en voor de jeugd. Maar we hebben ook een Vader bij wie we terecht kunnen in elkaars belang. Juist als er door ouderen of door de gemeente soms geroepen wordt uit grote nood (Heer, ontferm u over ons) dan weten we op het innigst dat God bestaat en dat we door Hem omringd worden: een Vader bóven ons om aan te roepen en zijn Geest ín ons om het ook te doen. * Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
7 of 8
En dan mogen we ons hierin op een intieme manier verbonden weten met de Zoon. Niet voor niets schrijft Paulus dat wij roepen ,,Abba, Vader´´. In de praktijk roepen wij natuurlijk niet Abba, want dat is Aramees: wij roepen ,,Vader!´´ want dat is onze eigen taal. Dat is zo. Maar wanneer ik in nood roep ,,o, mijn Vader, waar bent U?´´ dan roep ik het door de Geest van de Zoon. Zijn taal klinkt er doorheen. Herinnert u zich niet hoe Hij door emoties overstelpt in Getsemané God aanriep in de taal van zijn eigen moeder? Hij was toen ontsteld en beangst in de hof : de lijdensbeker recht voor zich . En Hij was toen tot stervens toe bedroefd: hoe diep ellendig kan een mens zich voelen wanneer hij geen rust vindt in God! En toen riep Hij in het donker omhoog: ,,Abba!´´. Petrus herinnert het zich nog: dat de Meester terugviel op het dialect van thuis, de taal van moeder Maria en vader Jozef, en dat Hij opeens nog weer `Abba´ zei. En Marcus die het opschrijft (Mc.14:36) bewaart dit detail. Hij geeft er voor zijn lezers ook de vertaling ,,Vader´´ bij. Maar we moeten weten dat Jezus zelf in doodsangst ,,Abba´´ heeft geschreeuwd uit de diepte van zijn bestaan. Het scheurde door de nacht, dat vertrouwde `Abba´, ooit samen met zijn broertjes en zusjes van zijn moeder geleerd. Hij hield het vast, ook toen bidden een schreeuw werd. Zo bad de Zoon. ,,Abba, houd ook deze nacht, over Mij toch steeds de wacht!´´ En wanneer wij nu, soms vol onrust en angst, omhoog roepen naar ,,Vader´´ om hulp, dan klinkt in ons de echo van Jezus´ Abba! Zijn stem draagt ons gebed. Zijn Geest tilt nu onze roep omhoog. Laten we teruggaan naar de vraag die ook in de kerk binnensluipt: bestaat God wel echt? Op die vraag krijgt je geen antwoord op een briefje, maar een antwoord in levende lijve. De Zoon die voor je sterft en Gods gezicht laat zien, van liefde verwrongen. En de Geest van deze Zoon die in je woont, worstelend om je les te geven in roepen, schreeuwen, juichen. God bestaat! Geef je gewonnen!
AMEN.
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
8 of 8