Gemeente Nieuwkoop Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen
Luchtfoto plangebied.
IDN Status Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
Datum 1 juni 2013
Opmerkingen 1e concept
23 december 2015
6e versie
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
pagina 5 5 5 6 7
2.
BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Regionaal beleid 2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland 2.3.2 Regionale Woonvisie 2.4 Gemeentelijk beleid 2.4.1 Structuurvisie 2.4.2 Woonvisie 2.4.3 Gemeentelijk milieubeleid 2.5 Conclusie
9 9 9 9 10 14 14 14 15 15 15 16 16
3.
PLANBESCHRIJVING 3.1 Bestaande situatie plangebied en omgeving 3.2 Nieuwe situatie 3.2.1 Planopzet 3.2.2 Woningbouwprogramma 3.3 Verkeer en parkeren
17 17 17 17 19 19
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.2 4.3 4.3.1 4.4
OMGEVINGSASPECTEN Milieu Besluit m.e.r. Milieuzonering Geluid Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Archeologie Flora- en fauna Flora- en faunatoets Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
21 21 21 21 23 23 25 26 27 29 29 31
5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3
WATERPARAGRAAF Watertoets Beleidskader Europa, rijk en provincie Beleid hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Watertoets
33 33 33 34 36
6.1 6.2 6.3
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING Algemeen Plankaart Planregels
37 37 37 37
5.
6.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
2
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.4 7. 7.1 7.2 7.3
Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving uitwerkingsplan en wijzigingsplan
37 37 37 38 38
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
39 39 39 39
BIJLAGEN
41
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
3
Toelichting
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
4
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Het gebied aan de Oude Nieuwveenseweg 6-10 in Nieuwveen maakt onderdeel uit van een voormalig bedrijfsgebied waar onder meer een transportbedrijf en een agrarisch bedrijf waren gevestigd. Momenteel worden de bedrijfsruimten voornamelijk gebruikt voor opslagdoeleinden. Een woningbouwontwikkeling wordt voorgestaan, omdat de gemeente er naar streeft om (voormalige) bedrijfsactiviteiten te verplaatsen uit de woonkern. In het bestemmingsplan Kern Nieuwveen is daarom voor het onderhavige plangebied een uitwerkingsplicht opgenomen om woningbouw mogelijk te maken van maximaal 24 woningen. Het aangrenzende perceel aan de Oude Nieuwveenseweg 22 heeft een bedrijvenbestemming. Ook deze bestemming ziet de gemeente bij voorkeur wijzigen naar een woonbestemming. Door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' voor maximaal 10 grondgebonden woningen zijn hiervoor de randvoorwaarden vastgelegd. Aannemingsbedrijf Van Wengerden en Visser B.V. heeft in overleg met de gemeente en betrokken eigenaren een woningbouwplan ontwikkeld om hier een integrale planontwikkeling mogelijk te maken met maximaal 32 nieuwe grondgebonden woningen. De twee bestaande woningen aan de Oude Nieuwveenseweg 8 en 22 blijven behouden. De in het bestemmingsplan opgenomen uitgangspunten voor de uitwerkingsplicht en wijzigingsbevoegdheid hebben hiervoor als leidraad gediend. Hoewel sprake is van één integrale planontwikkeling is ervoor gekozen om een uitwerkingsplan en een wijzigingsplan op te stellen om te kunnen voldoen aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het moederplan. Hierbij zijn de plantoelichting en regels van beide plannen nagenoeg identiek, doch de plankaart heeft alleen betrekking op de planontwikkeling van het respectievelijke deelgebied voor de uitwerkingsplicht en wijzigingsbevoegdheid. Hiermee wordt het juridisch planologisch kader vastgelegd om deze planontwikkeling mogelijk te maken.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in het noordelijke gedeelte van kern Nieuwveen aan de rand van het bestaande stedelijk gebied. Aan de noordzijde grenst het Landgoed Huize Ursula van Ipse De Bruggen (zorgorganisatie). Ten westen van het plangebied ligt het veenweidegebied. Aan de oostelijke zijde wordt ten oosten van het Johannespad (fietspad) woningbouw gerealiseerd (30 grondgebonden woningen in vier achter elkaar gelegen rijen) op het zogenaamde 'Land van boer Bos', deel 1. Ten zuidwesten van het gebied liggen de achtererven van de woningen aan de Oude Nieuwveenseweg en het aansluitende veenweidegebied. In figuur 1 is het plangebied en omgeving aangeduid.
Plangebied
Figuur 1: Plattegrond plangebied en omgeving.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
5
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Bestemmingsplan Bestemmingsplan "Kern Nieuwveen"
Raadsbesluit 3 oktober 2006
GS-besluit 10 april 2007
ABRvS -
Uitwerkingsplan Oude Nieuwveenseweg 6 - 10 In het bestemmingsplan is het deelgebied Oude Nieuwveenseweg 6-10 bestemd voor 'Wonen uit te werken' (zie figuur 2). De op de plankaart voor Wonen uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitwerking in de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf', 'Water' en 'Wonen'. In artikel 17 van de planregels zijn de volgende uitwerkingsvoorwaarden opgenomen: a. de uitwerking mag ten behoeve van maximaal 24 woningen plaatsvinden; b. op de gronden zijn zowel vrijstaande als half-vrijstaande woningen en woningen in gesloten bebouwing toegestaan; c. de goothoogte van de vrijstaande en halfvrijstaande woningen bedraagt maximaal 6 m; d. met betrekking tot de bebouwing en inrichting van de gronden geldt dat deze dienen aan te sluiten bij de aangrenzende gronden en bebouwing; e. de hoofdontsluiting sluit aan op de huidige inrit tussen Oude Nieuweveenseweg 6 en 8; f. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn. Voor zover uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de gronden gesaneerd dienen te worden, dienen de gronden te worden gesaneerd, in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming; g. voorzien moet worden in minimaal 10% oppervlaktewater. In overleg met de waterbeheerder kan afgeweken worden van deze norm; h. voorzien moet worden in voldoende parkeerruimte. de ten tijde van de uitwerking gebruikelijke parkeernormen zullen uitgangspunt zijn. Deze worden door burgemeester en wethouders vastgesteld.
Figuur 2: Uitsnede plankaart ontwerpbestemmingsplan 'Kern Nieuwveen'
Wijzigingsplan Oude Nieuwveenseweg 22 De gronden in dit deelgebied zijn bestemd voor 'Bedrijf' met een wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' al dan niet in combinatie met 'Verkeer - Verblijf' (zie figuur 2). Om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden van toepassing zoals opgenomen in artikel 4.7.3 van de regels van het bestemmingsplan:
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
6
a. er mogen maximaal 10 grondgebonden woningen worden gerealiseerd; b. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m en de bouwhoogte maximaal 10 m; c. voorzien moet worden in voldoende parkeerruimte. De ten tijde van de uitwerking gebruikelijke parkeernormen zullen uitgangspunt zijn. Deze worden door burgemeester en wethouders vastgesteld; d. voorzien moet worden in minimaal 10% oppervlaktewater. In overleg met de waterbeheerder kan afgeweken worden van deze norm; e. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem dient te worden aangetoond dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn. Voor zover uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de gronden gesaneerd dienen te worden, dienen de gronden te worden gesaneerd, in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming; Als leidraad voor het opstellen van dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan hebben de in het bestemmingsplan opgenomen de uitwerkingsregels en wijzigingsregels gediend.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor de realisatie van deze woningbouwontwikkeling relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de omgevingsaspecten, waaronder milieu, archeologie en flora- en fauna. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. De waterparagraaf is in hoofdstuk 5 opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt in hoofdstuk 7 beschreven.
Luchtfoto plangebied en omgeving (bron Bing Maps).
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
7
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
8
2.
Beleidskader
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de ‘SER-ladder’). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent voor alle ruimtelijke plannen: 1. eerst kijken of er een regionale vraag is naar een bepaalde ontwikkeling; 2. vervolgens kijken of het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt; 3. mocht nieuwbouw nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De nieuwe stedelijke ontwikkeling die dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan mogelijk maakt is met de drie opeenvolgende stappen nader toegelicht bij het provinciaal en gemeentelijk beleid. 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om onder andere de volgende onderwerpen: rijksvaarwegen; hoofdwegen en hoofdspoorwegen; ecologische hoofdstructuur (EHS).
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
9
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Conclusie Het planinitiatief voldoet aan het geschetste rijksbeleid en de AMvB. De regionale behoefte is aangetoond in paragraaf 2.3.2. Het betreft voorts een herontwikkelingslocatie in het bestaand stedelijk gebied. Dit sluit aan bij het principe van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen strijdigheid met de rijksbelangen.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Visie ruimte en mobiliteit (2014)
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de Visie ruimte en mobiliteit en de bijbehorende uitvoeringsdocumenten vastgesteld. Dit beleidskader geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Uitgangspunt vormt steeds de maatschappelijke vraag. Ook rekent de provincie op de daadkracht van maatschappelijke partners, met wie zij intensievere samenwerking zoekt. Hoofddoel van de Visie ruimte en mobiliteit (VRM) is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is: Ruimte bieden aan ontwikkelingen. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Allianties aangaan met maatschappelijke partners. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen. Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit. De nog op te stellen Agenda ruimte zal een concretere uitwerking van de VRM bevatten. In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden. 1. Beter benutten en opwaarderen De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Ze kunnen de hoofdmoot voor hun rekening nemen van de woningen die Zuid-Holland tot 2030 extra nodig heeft. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Door de schaalvoordelen blijft het mogelijk om goed openbaar vervoer tussen knooppunten te laten rijden. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Door deze visies stemmen de gemeenten het aanbod met elkaar af op de reële behoefte naar woningen en kantoren. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken. 2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen. 3. Versterken ruimtelijke kwaliteit Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads– en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
10
maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen. 4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij. Blikvanger is het warmtenet. Restwarmte uit de Rotterdamse mainport kan in de toekomst via een ondergronds leidingstelsel worden getransporteerd naar de greenport Westland-Oostland, waar er kassen mee worden verwarmd, en naar steden om te voorzien in de warmtebehoefte van bewoners en bedrijven. Beter benutten en opwaarderen bebouwde ruimte De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk. De regionale programmering van het planaanbod van woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkelcentra sluit niet overal aan op de veranderde vraag. De provincie zet zich ervoor in om die match te verbeteren. Zo kan een gezonde markt ontstaan en kunnen tegelijk de mogelijkheden van de bebouwde ruimte optimaal worden benut. Wonen De belangrijkste opgave in het provinciale woningbouwbeleid is om voldoende geschikte huisvesting mogelijk te maken voor de veranderende bevolking. Die bevolking verandert door processen van vergrijzing, diversiteit en individualisering. Dat werkt door in de vraag naar woonmilieus. Ook de wijze waarop woningen en de woonomgeving ontwikkeld worden, verandert. Vraaggerichte, organische ontwikkeling komt steeds meer naast grootschalige, planmatige ontwikkeling. De rol van projectontwikkelaars en beleggers verandert. Dat geldt ook voor de rol van overheden en de wijze van beleid maken. Er is een toenemende behoefte aan woningen in centrumstedelijke en buitencentrummilieus. Bouwen in het BSD voldoet (bij uitstek) aan deze behoefte. Daarnaast blijft vraag bestaan naar groenstedelijke, dorpse en landelijke milieus. Toevoegingen binnen bestaande stadswijken, dorpen en kleine kernen kunnen hier tot op zekere hoogte in voorzien. Ter aanvulling blijft enige uitbreiding nodig voor deze milieus en andere woningbouw die niet binnen het BSD inpasbaar blijkt te zijn met behoud van leefkwaliteit. Binnen Zuid-Holland bestaan grote verschillen in de omvang van de woningbehoefte. Aan de ene kant zijn er gebieden waar de behoefte aan nieuwe woningen groot blijft, ook op lange termijn (na 2030). Deze liggen in of aan in de hoogstedelijke zone. Toch is de afzet van de woningbouw waarin de huidige plannen voorzien, niet altijd zeker. Dat geldt in het bijzonder voor de gemeentelijke plannen die stammen uit de Vinex-periode. Deze kenmerken zich door relatief dure eengezinswoningen aan stadsranden. Het afzetrisico van deze woningbouw wordt niet zozeer veroorzaakt door de crisis, maar is vooral het gevolg van structurele demografische ontwikkelingen. Aan de andere kant zijn er gebieden waarvoor de prognoses een bevolkingsdaling aangeven, deels na 2030. Voor de woningbehoefte vertaalt dit zich in een geringe groei of in het geheel geen groei. Ook die ontwikkeling is structureel. Daardoor wordt het aanhouden of ontwikkelen van een grote plancapaciteit met een niet-gevraagde kwaliteit zeer risicovol. Gemeenten kunnen onderlinge concurrentie voorkomen door het maken van afspraken over planreductie, en zo de haalbaarheid van de meest kansrijke plannen vergroten. De provincie bevordert dit proces door samenwerkende gemeenten ruimte voor keuzes te geven, maar ook waar nodig grenzen te stellen. Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'steden en dorpen'. Voorts heeft de locatie de aanduiding 'stads- en dorpsrand'. Op de kaart 'Laag van de stedelijke occupatie' van de Structuurvisie heeft het plangebied dezelfde aanduiding gekregen. In figuur 3 is van beide kaarten een uitsnede opgenomen. De planontwikkeling maakt onderdeel van de lokale woningbehoefte en is als zodanig opgenomen in de Regionale Woonvisie van Holland Rijnland.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
11
Figuur 3: links uitsnede Kwaliteitskaart en rechts kaart 'Laag van de stedelijke occupatie’. Het plangebied is zwart gearceerd aangeduid. Conclusie De herontwikkeling van het perceel tot het oprichten van maximaal 24 woningen (waarvan 2 bestaand) in het uitwerkingsplan en 10 woningen in het wijzigingsplan is in overeenstemming met thema 1 (beter benutten en opwaarderen), omdat woningbouw binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. 2.2.2 Verordening Ruimte Ladder voor duurzame verstedelijking De in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in de Verordening Ruimte van 9 juli 2014 (artikel 2.1.1 van de Verordening). Op grond van dit artikel dient een bestemmingsplan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt te voldoen aan de volgende eisen: a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd; b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die, i gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, ii passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en iii zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare. In lid 2 wordt onder bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld in het eerste lid, onder b, verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. In lid 3 is bepaald dat Gedeputeerde Staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid. Toetsing aan ladder voor duurzame verstedelijking Het uitwerkingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van 24 woningen; het wijzigingsplan 10 woningen. Deze planontwikkeling is opgenomen in de door de provincie aanvaarde Regionale
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
12
Woonvisie (zie paragraaf 2.3.2), welke als verantwoording van een actuele regionaal afgestemde behoefte in meerdere plannen tegelijk voorziet. Door aanvaarding van de regionale woonvisie is trede 1 van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, het voorzien in een actuele behoefte, doorlopen, zodat een verdere bespreking niet nodig is. Voorts is het plangebied nagenoeg volledig in de BSD opgenomen. Er is geen strijd met de provinciale belangen. Ruimtelijke kwaliteit Op grond van artikel 2.2.1, lid 1 van de Verordening ruimte (Ruimtelijke kwaliteit) kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit: a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen); b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door: i. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en ii. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid. c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door: i. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en ii. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid. Toelichting Verordening Ruimte Het kwaliteitsbeleid gaat uit van 'ja, mits': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheid maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen 1) moeten passen bij de aard en schaal van het gebied en 2) moet voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart. Als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren. Toetsing aan ruimtelijke kwaliteit Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'steden en dorpen'. Als richtpunten wordt onder andere het volgende aangehouden: Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp. Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden). Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd. Voor ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand geldt als richtlijn dat deze bijdragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap). Deze planontwikkeling past qua aard en schaal bij wat er al in de directe omgeving aan de Oude Nieuwveenseweg. Gesteld kan worden dat hier sprake is van 'inpassing', zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit plan. Conclusie Het plangebied ligt nagenoeg helemaal in de BSD. Over deze ontwikkeling heeft regionale afstemming plaatsgevonden met het Holland Rijnland De planontwikkeling is opgenomen in de
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
13
Regionale Woonvisie (zie paragraaf 2.3.2). Voldaan wordt aan de eerste ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen strijd met de provinciale belangen.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland De gemeenten in de Rijnstreek, waaronder gemeente Nieuwkoop, zijn vanaf 2011 aangesloten bij het Samenwerkingsverband Holland Rijnland. In verband hiermede is de eerste partiële herziening van de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur Holland Rijnland, waarin de Regionaal Strategische Agenda van het voormalige Rijnstreekberaad, de Transformatievisie Oude Rijnzone en de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Boskoop/Rijnwoude vanuit de Rijnstreek zijn ingebracht. Deze visie is het gemeenschappelijke toetsingskader van alle Holland Rijnland-gemeenten, waartoe nu ook Nieuwkoop behoort. Op basis hiervan worden de ruimtelijke ontwikkelingen in Holland Rijnland tot 2020 getoetst. De regionale structuurvisie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn: Holland Rijnland is een top woonregio; Leiden vervult een regionale centrumfunctie; concentratie van stedelijke ontwikkeling; groen-blauwe kwaliteit staat centraal; de Bollenstreek, Veenweide en de Plassen blijven open; twee speerpunten voor economische ontwikkeling: kennis en greenport; verbetering van de regionale bereikbaarheid. De woningbouwontwikkeling aan de Oude Nieuwveenseweg 6-10 en 22 in Nieuwveen levert een bijdrage aan uitwerking van de eerstgenoemde kernbeslissing om in de regio tot 2020 netto 33.000 woningen te bouwen. De woningen worden gebouwd binnen de Aaneengesloten Stedelijke Agglomeratie. Op de visiekaart maakt het plangebied onderdeel uit van het 'Stedelijk gebied' (figuur 4). Conclusie De woningbouwontwikkeling levert een bijdrage aan het woningbouwprogramma tot 2020 in de regio Holland Rijnland. Tevens wordt ingespeeld op de gewenste goedkope en middeldure woonmilieus. Het planinitiatief is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland.
plangebied
Figuur 4: uitsnede Regionale Structuurvisie.
2.3.2 Regionale Woonvisie In het kader van de woningbouwprogrammering heeft Holland Rijnland een Regionale Woonvisie opgesteld. In deze visie zijn de woningbouwbehoeften en de woningbouwlocaties met de aantallen woningen in regionaal verband beschouwd. Het doel van de Regionale Woonvisie is tweeledig enerzijds willen partijen inzicht hebben in de behoefte naar woningen in Holland Rijnland en om hun (gezamenlijke) woningbouwprogramma daar op af te stemmen. Anderzijds heeft de provincie verzocht op regionaal niveau inzicht te geven in de woningbouwbehoefte en het -programma. De woningbouwontwikkeling die dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan mogelijk maakt onderdeel uit van dit woningbouwprogramma.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
14
De Regionale Woonvisie is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bij brief van 3 november 2015 aanvaard. Conclusie De woningbouwontwikkeling aan de Oude Nieuwveenseweg 6-10 en 22 is een van de projecten die is opgenomen in de Regionale Woonvisie, wat inhoudt dat er in regionaal verband behoefte mag worden verwacht voor de woningen in de woonkern Nieuwveen en dat hierover in voldoende mate door de regio afstemming heeft plaats gehad.
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie De gemeenteraad van Nieuwkoop heeft op 16 juli 2009 de structuurvisie 'Nieuwkoop 2040 Ondernemend, Groen en Duurzaam' vastgesteld. In deze visie is de ruimtelijke ontwikkeling vastgelegd met een toekomstbeeld tot 2040. Nieuwkoop dient in 2040 een groene, dynamische en op duurzaamheid gerichte gemeenschap met sterke contrasten tussen de kernen, het agrarisch landschap en het natuurgebied te zijn. Nieuwkoop is in 2040 een duurzame gemeente die op zijn eigen manier sterk bijdraagt aan een mooi en vitaal Groene Hart. Daarbij richt de gemeente zich op kansrijke thema's voor de toekomst: rust, groen en ruimte voor de stedeling, duurzaamheid en het uitbouwen van het netwerk van de Hollandse Plassen. De 13 kernen van de gemeente hebben elk hun eigen karakter, afhankelijk van hun omvang en ligging. De kernen zijn daartoe onderverdeeld in drie categorieën (ABC). Deze indeling is gebruikt om gewenste ontwikkelingen te schetsen richting 2040 en een kader te bieden om ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. De ABC indeling is gebaseerd op een samenspel van verschillende gegevens zoals ligging in een van de drie deelgebieden, inwonertal, bestaande plannen voor de toekomst, huidig voorzieningenpeil, beleving en openbaar vervoer voorzieningen. In de A-kernen waartoe Nieuwveen behoort, bevinden zich de meeste voorzieningen waarvan de andere kernen gebruik zullen gaan maken. In paragraaf 5.6 van de structuurvisie (Bouwen voor de toekomst) wordt niet ingegaan op een nieuwe invulling op perceelsniveau, zoals aan de Oude Nieuwveenseweg wordt beoogd. In het toekomstbeeld maakt het plangebied onderdeel uit van de aaneengesloten bebouwing (figuur 5).
Figuur 5: Uitsnede toekomstbeeld structuurvisie.
Conclusie De woningbouwontwikkeling loopt in de pas met de doelstellingen van de Structuurvisie, omdat woningbouw een bijdrage levert aan gewenste ontwikkelplannen, welke reeds is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. De planontwikkeling speelt voorts in op de behoefte aan groenstedelijke woonmilieus voor de doelgroepen starters en doorstromers. 2.4.2 Woonvisie De gemeenteraad heeft op 3 maart 2011 de Woonvisie Nieuwkoop met als motto 'Woningbouw gericht op de behoefte; nu en in de toekomst' vastgesteld. De woonvisie bouwt voort op de Structuurvisie en geeft een blik op het wonen tot 2020. Tussen 2010 en 2020 neemt de eigen woningbehoefte toe met circa 570 woningen (bron: Provincie Zuid-Holland), gemiddeld ongeveer 57 woningen per jaar. Met het bouwen van dat aantal woningen wordt voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas en wordt volgens de prognose van de provincie een lichte bevolkingsgroei gerealiseerd. Echter, er speelt een aantal factoren een rol. Zo zal een deel van de woningen altijd bewoond worden door mensen van buiten de gemeente. Er is dus sprake van een zeker verdringingseffect. Als rekening wordt gehouden met ongeveer 20% mensen uit de regio (Ecorys, februari 2010), dan komt de totale behoefte op circa 70 extra woningen per
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
15
jaar. In de nieuwbouwprogrammering worden ook nog 430 woningen opgenomen in het kader van de Structuurvisie: woningen die gebouwd mogen worden ten behoeve van het kunnen realiseren van de sanering van de glastuinbouw in de gemeente. Op basis van de recente bijstelling van het woningbouwprogramma (Collegeprogramma 20112014) wordt voor het totale woningbouwprogramma van de gemeente Nieuwkoop uitgegaan van een netto toevoeging van 1.491 nieuwbouwwoningen in de periode tot 2020 (circa 150 woningen per jaar). In het woningbouwprogramma wordt het accent gelegd op toevoeging van extra woningen (boven de eigen behoefte) in de A-kernen, waaronder Nieuwveen. Daarmee wordt gekozen voor versterking van het draagvlak voor voorzieningen in de kernen. Deze 32 nieuw te bouwen grondgebonden woningen maken onderdeel uit van dit woningbouwprogramma in de financieringscategorie € 160.000 - € 320.000. (Een uitwerking van het programma is opgenomen in paragraaf 3.2.2.) De behoefte naar deze woningen is groot. Dit blijkt onder andere aan de naastgelegen in aanbouw zijnde nieuwbouwprogramma van 30 woningen op het naastgelegen 'Land van boer Bos', waarvan inmiddels 21 woningen zijn verkocht. Conclusie In de woonvisie wordt beperkt ingegaan op particuliere initiatieven. Geconstateerd wordt dat de gemeente niet de enige is die woningen bouwt in de gemeente, maar dat ook wooncorporaties een deel voor hun rekening nemen alsmede diverse particuliere initiatieven. Deze planontwikkeling levert een bijdrage aan uitvoering van de Woonvisie om voldoende woningen te realiseren voor de doelgroep starters en doorstromers in de prijsklasse € 160.000 - € 320.000 (geschikt voor tweeverdienende starters en doorstromers uit koop en huur). 2.4.3 Gemeentelijk milieubeleid Duurzaamheidsagenda 2011-2014 Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Nieuwkoop is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, als ook voor het klimaat en energiebesparing, gebaseerd op het werkprogramma Schoon en Zuinig van het Kabinet. Voor bepaalde milieuaspecten is het milieubeleid nader uitgewerkt. Hierop wordt bij hoofdstuk 4 (omgevingsaspecten) nader ingegaan. Conclusie De nieuwbouwontwikkeling voldoet aan het gemeentelijk beleid op het gebied van duurzaam bouwen.
2.5
Conclusie
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat deze planontwikkeling in overeenstemming is met het rijksbeleid. Het betreft immers een herontwikkelingslocatie in het stedelijk gebied waar bedrijven plaatsmaken voor woningbouw. Dit sluit aan bij het principe bundeling van verstedelijking. Er is geen strijdigheid met de rijksbelangen. In de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte is het gebied opgenomen binnen de bebouwingscontour als bestaand stad- en dorpsgebied. Hierbinnen is verstedelijking zoals woningen toegestaan. Mitsdien zijn dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan in overeenstemming met het provinciaal belang. Voorts heeft afstemming met de regio Holland Rijnland plaatsgevonden over de woningbouwprogrammering. Mitsdien is het uitwerkingsplan en wijzigingsplan in overeenstemming met de provinciale belangen. De planontwikkeling op onderhavige locatie past eveneens binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan Kern Nieuwveen en de hiervoor genoemde beleidsdocumenten. De woningbouw voorziet in een lokale behoefte. Tegelijkertijd wordt de leefbaarheid van de kleine kernen voor de lange termijn behouden.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
16
3.
Planbeschrijving
3.1 Bestaande situatie plangebied en omgeving Het plangebied ligt achter het historische bebouwingslint aan de Oude Nieuwveenseweg. De sterke relatie met het buitengebied wordt benadrukt door de hogere ligging van dit historische lint op een veenlichaam. Vroeger was hier een boerderij gevestigd. Later zijn er verschillende bedrijven gekomen. Momenteel worden de aanwezige bedrijfsloodsen voornamelijk voor opslag gebruikt. In het uitwerkingsgebied staat momenteel één woning op nummer 8. In het wijzigingsgebied ligt eveneens een woning (nummer 22). Beide woningen worden behouden in het plangebied. Ten oosten van het plangebied zijn 30 woningen gerealiseerd. Verderop ligt Landgoed Ursula. Lintbebouwing aan Oude Nieuwveenseweg.
Naastgelegen nieuwbouw op ' Land van boer Bos'.
Bestaande te slopen bedrijfsbebouwing.
Overzicht bedrijfsbebouwing.
3.2
Nieuwe situatie
3.2.1 Planopzet Om de leefbaarheid in de kern te behouden en verbeteren dienen bedrijfslocaties in de woonkern te worden gesaneerd. Nieuw te bouwen woningen dienen een dorps karakter te krijgen. De woningbouw sluit aan op de naastgelegen gerealiseerd nieuwbouw van 30 grondgebonden woningen achter de lintbebouwing van nummers 6 tot en met 22 van de Oude Nieuwveenseweg. Hiertussen ligt een fietspad richting de polder en Landgoed Ursula van stichting Ipse de Bruggen. Ruimtelijke structuur Voor de uitbreiding van landgoed Ursula en de aangrenzende woningbouw is een bestemmingsplan en een beeldkwaliteitsplan geformuleerd betreffende de woningbouw deelplan I. Het ligt voor de hand om voor de woningbouw in dit uitwerkingsplan en
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
17
wijzigingsplan voor deelplan II min of meer dezelfde uitgangspunten en voorwaarden te hanteren, zoals een goothoogte van maximaal 6m en een nokhoogte van maximaal 10m. De bebouwing voor deze locatie is gemaximaliseerd op 30 nieuwe woningen en 2 woningen ten behoeve van particuliere ontwikkeling. De stedenbouwkundige uitgangspunten van deel I worden doorgezet in de hoofdopzet van deel II. Gelet op de kwaliteiten van de locatie is het uitzicht van de kavels aan de noordzijde en de westzijde over het omliggende polderlandschap maximaal. Differentiatie in de woningtypes zal gebaseerd worden op de verschillende kwaliteiten van uitzicht en perceelsvormen. Architectuur woningen Voor de materialisering is in algemene zin aansluiting gezocht bij eerder gerealiseerde woningbouw. De dakvlakken voorzien van keramische pannen. De gevels van het hoofdvolume van de woningen van rood bruin genuanceerd metselwerk en de bergingen en accentvlakken (borstweringen) bij entree en keuken van helderrood metselwerk. Naast de entree en tussen de ramen in de kopgevels een speklaag in afwijkende kleur vooruitliggend. De kozijnen van hardhout wit geschilderd met draaiende delen in grijs en de voordeur in accentkleur. De architectuur van de woningen zoekt aansluiting bij de stijl van de jaren ’30 (Amsterdamse school). De entree en keuken krijgen een accent in het gevelmetselwerk door kleur en structuur van de steen. Woningtype rijwoning met beukmaat van 5,4m en 5,1m (blok 5/7) De verkavelingsrichting van blok 5 en 7 is gebaseerd op de bouwblokken gerealiseerd in fase I. De woningen van blok 5 worden gekenmerkt door een beukmaat van 5,40m met een diepe tuin en vrij uitzicht over de polder en met de buitenberging en parkeren op eigen terrein. Blok 7 heeft een beukmaat van 5,1m, langsparkeren in de straat en buitenberging in de achtertuin. Woningtype starterswoning (blok 8/11) Deze woningen hebben rondom een gevel van 6m hoog afgedekt met een hellend dak. Dit geeft het straatbeeld meer rust en het zonlicht kan ook goed in de achtertuinen van blok 8 komen. De woningen hebben allemaal een berging in de achtertuin, bereikbaar via een zijen/of achterpad. Woningtype twee-onder-een-kapwoning (blok 9/10) Deze woningen hebben een tussenlid met slapen op de verdieping waarvan de goot en nok duidelijk lager dan van het hoofdvolume, zodat er wel sprake is van een afleesbaar ritme van blokken. In het tussenlid ontstaat op de garage of berging nog voldoende ruimte voor een royale slaapkamer. Eventueel kan de bebouwing van blok 6 ook als traditionele twee-ondereen-kapwoning worden uitgevoerd. De nieuwe situatie van het plangebied is opgenomen in figuur 6.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
18
Figuur 6: nieuwe situatie, inclusief parkeren.
3.2.2 Woningbouwprogramma Het woningbouwprogramma bestaat uit 32 aaneengesloten woningen en twee-onder-een-kap woningen. De aaneengesloten woningen zijn bestemd voor de doelgroepen starters en doorstromers. De nieuwbouw bestaat uit een mix van goedkoop, middelduur en dure woningen. Het programma is opgenomen in tabel 3.1. Tabel 3.1
Woningbouwprogramma
Woningen
Financieringscategorie
Typologie
Blok 5
€ 200.000 - € 230.000
Aaneengesloten
Aantal (indicatie per blok) 7
Blok 6
€ 290.000 - € 320.000
Twee-onder-één kap
2
Blok 7
€ 190.000 - € 220.000
Aaneengesloten
6
Blok 8
Vanaf € 160.000
Aaneengesloten
5
Blok 9
€ 290.000 - € 320.000
4
Blok 10
€ 290.000 - € 320.000
Twee-onder-één kap/ geschakeld Twee-onder-één kap
Blok 11
Vanaf € 160.000
Aaneengesloten
4
Locatie Verkerk
Particuliere ontwikkeling
Twee-onder-één kap
Totaal
3.3
2 2 32
Verkeer en parkeren
Verkeer In het voorliggende plan wordt de bereikbaarheid gerealiseerd door gebruik te maken van de bestaande uitrit tussen de Oude Nieuwveenseweg 6 en 10. De bestaande woning op nummer 22 blijft gebruik maken van de huidige uitrit. Vanaf de Oude Nieuwveenseweg is via Anne Hendrik Kooistrastraat, Kerkstraat en Willem Pieter Speelmanweg de Provinciale wegen N231 (Alphen a/d Rijn - Aalsmeer) en N462 (richting Alphen) bereikbaar.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
19
Ingang plangebied tussen 6 en 10.
De woning op nummer 22 gezien vanaf de Oude Nieuwveenseweg.
Parkeren Voor de gevraagde woningbouw worden in afwijking van de uitwerkingsregels (artikel 17, lid h) en wijzigingsregels (artikel 4.7.3, lid c) de eerder vastgestelde de parkeernormen aangehouden overeenkomstig de Notitie Gemeentelijk parkeerbeleid van februari 2008. De parkeernormen in de rest van de bebouwde kom zijn opgenomen in tabel 3.1. In tabel 3.2 is het berekeningsaantal voor parkeervoorzieningen opgenomen, welke als leidraad heeft gediend voor de parkeerbalans (tabel 3.3). Tabel 3.1 Parkeernormen. Functies Woning groot Woning middel Woning klein
Woninggrootte > 450 m³ 350 - 450 m³ < 350 m³
Norm rest bebouwde kom 2,1 per woning 1,85 per woning 1,55 per woning
Tabel 3.2 Berekening parkeervoorziening. Parkeervoorziening Enkele oprit zonder garage Lange oprit zonder garage Dubbele oprit zonder garage Garage zonder oprit Garagebox Garage met enkel oprit Garage met lange oprit Garage met dubbele oprit
Theoretisch aantal 1 2 2 1 1 2 3 3
Berekeningsaantal 0,8 1 1,7 0,4 0,5 1 1,3 1,8
Op basis van deze normering ontstaat de volgende parkeerbalans (tabel 3.3): Tabel 3.3 Parkeerbalans nieuwe situatie. Functies woningen groot Woningen middel Woningen klein Totaal
Parkeernorm 2,1 1,85 1,55
Aantal 8 13 9
Totaal 16,8 24 14 55 pp
Op basis van dit woningbouwprogramma is de totale parkeerbehoefte vastgesteld op 55 parkeerplaatsen. In totaal worden 24 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. De overige 40 parkeerplaatsen worden aangelegd in het openbaar gebied, zodat dit plan ruimschoots kan voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
20
4.
Omgevingsaspecten
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
4.1
Milieu
De te behandelen thema’s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor deze planontwikkeling van het plangebied zijn M.E.R., milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 Besluit m.e.r. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.2, stedelijk ontwikkelingsproject), maar de omvang onder de drempelwaarde van 2.000 woningen ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan. Algemeen De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Plan/besluit Dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan voorzien in het oprichten van maximaal 32 nieuwe woningen. De bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Ten opzichte van de geldende planologische situatie is sprake van een geringe toename van het aantal woningen in het binnenstedelijke gebied. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Zoals de hieronder beschreven milieuparagrafen en milieuonderzoeken aantonen heeft dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan ook om andere redenen dan de omvang (zoals de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen significante nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie Dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.plichtig. 4.1.2 Milieuzonering Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
21
Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld tot de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied (tabel 4.1). In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Het plangebied wordt aangemerkt als rustige woonwijk, omdat hierin uitsluitend woningen worden gerealiseerd. Tabel 4.1: Richtafstanden en omgevingstype. Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk 1 10 m 2 30 m 3.1 50 m 3.2 100 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m
Met behulp van het inrichtingenbestand is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande woningbouw. Hierbij is gebruik gemaakt van het bedrijfsinformatiesysteem van de Omgevingsdienst West-Holland. Op basis hiervan is gebleken dat de volgende milieubelastende functies in de nabijheid aanwezig zijn (tabel 4.2). De overige in het bestemmingsplan opgenomen bestemming ‘Bedrjven’ zijn niet meer als zodanig in gerbuik. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandnormen op basis van de VNG-richtlijn. Tabel 4.2: opgave nabijgelegen milieubelastende activiteiten. Type bedrijf
Adres
Richtafstand tot rustig woongebied
Dienstverlening en detailhandel (milieucategorie 2)
Art of Sound Studio’s 30 meter Oude Nieuwveenseweg 2a (tussen 4 en 10)
Loodgietersbedrijf (milieucategorie 3.1)
C.G.J.M. Bader, Oude Nieuwveenseweg 26
50 meter
Richtafstand tot gemengd gebied 0m
Opmerking
30 m
De woningen liggen op een grotere afstand dan 30 meter.
Eén woning ligt op een afstand van 27 meter. De overige woningen op meer dan 30 meter.
Dienstverlening en detailhandel Ter plaatse is Art of Sound Studio’s gevestigd. Dit is een studio voor het maken van geluidsopnames van muziekartiesten, verhuur van oefenruimten voor het maken van muziek, verhuur van geluidsapparatuur en een overnachtingsappartement. Deze activiteiten vallen vanaf 1 januari 2008 onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het zogenaamde Activiteitenbesluit). Eén nieuw te bouwen woning ligt op 27 meter van dit gebouw. De overige woningen liggen (ruim) hierbuiten. Gelet op het feit dat de dichtstbijzijnde gelegen bestaande woningen al op 20 meter liggen van dit gebouw en de afstand van de nieuwe woning tot het pand aan de Oude Nieuwveenseweg 2a nagenoeg voldoet aan de richtafstand vormen deze activiteiten geen belemmering voor de gevraagde planontwikkeling. Loodgietersbedrijf Dit bedrijf betreft een Type B bedrijf, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit. Ook deze activiteiten vormen geen belemmering voor de gevraagde planontwikkeling. Bovendien staan er op kortere afstand van het bedrijf al woningen. Voor het overige liggen er geen bedrijven in de nabijheid van het plangebied. De bestaande bedrijfsactiviteiten in het plangebied zelf worden opgeheven, waarna de bebouwing wordt
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
22
gesloopt ten behoeve van de woningbouwontwikkeling. Derhalve kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Conclusie De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen, omdat er binnen het invloedsgebied geen milieubelastende activiteiten aanwezig zijn, die beperkingen geven voor de beoogde woningbouwontwikkeling. Geconcludeerd kan derhalve worden dat in deze situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. 4.1.3 Geluid Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. De relevante wegen met een maximum snelheid van 50 km/uur binnen 200 meter van het plangebied zijn de Oude Nieuwveenseweg en de A.H. Kooistrastraat. De overige wegen zijn binnen genoemde zone aangemerkt als een zogenaamde 30 km/h zone. In verband met het vorenstaande is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door M+P Raadgevende Ingenieurs BV te Aalsmeer (rapport van 31 mei 2013, rapportnummer M+P.WENG.13.02.1, bijlage 1). Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ten gevolge van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 (dB) Lden niet wordt overschreden (de geluidsbelasting bedraagt maximaal 47dB). Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone industrielawaai, zodat er geen beperkingen gelden voor (vervangende) nieuwbouw van woningen. Voor het overige wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2. Vliegtuiglawaai Het Rijk wil voldoende groeimogelijkheden voor Schiphol en wil daarom voorkomen dat er meer mensen komen te wonen op plaatsen waar veel vliegtuiggeluid is. In de PKB Nota Ruimte (2004) is een gebied aangewezen waar geen nieuwe woningbouw mag plaatsvinden, de zgn. '20KE contour'. Uitgezonderd hiervan zijn woningbouwmogelijkheden die al bestonden volgens het in 2004 vigerende streekplan. In Zuid-Holland gaat het om gebieden binnen de rode contouren en om woningen die vanwege de ruimte-voor-ruimte regeling gebouwd mogen worden. In het geval dat binnen de 20KE contour gebouwd wordt, dient wel in het (steden)bouwkundig ontwerp rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vliegtuiggeluid, ten einde de leefomgevingskwaliteit zo veel mogelijk overeind te houden, bijvoorbeeld door een betere geluidsisolatie in het dak toe te passen. De bouwlocatie ligt binnen de 20 KE-contour van de luchthaven Schiphol. De planontwikkeling ligt echter niet binnen de zone voor bouwbeperkingen op grond van het Luchthaven Indelingsbesluit. Het uitwerkingsplan en wijzigingsplan heeft betrekking op het realiseren van totaal maximaal 32 woningen. Deze woningen liggen binnen de bebouwingscontour, zoals vastgesteld door de provincie Zuid-Holland. Dit betekent dat realisatie mogelijk is. Uit de resultaten van voornoemd akoestisch onderzoek blijkt eveneens dat vanwege de eisen uit het LIB er geen sprake is van beperkingen voor het realiseren van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan. Bij het ontwerp van de woningen zal overeenkomstig het advies van het ministerie Infrastructuur en Ruimte rekening worden gehouden met vliegtuiglawaai. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, nadat een procedure hogere grenswaarde is gevoerd in verband met wegverkeerslawaai. 4.1.4 Bodem De bodemkwaliteit is bij een uitwerkingsplan of wijzigingsplan van belang indien er sprake is
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
23
van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. Bodemonderzoek Oude Nieuwveenseweg 6-10 Voor het uitwerkingsgebied heeft Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem vast te stellen (rapport van 24 juli 2009, rapportnummer 090625, bijlage 2). Uit de resultaten van het bodemonderzoek kan worden afgeleid dat de voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "niet-verdacht" formeel niet juist is. Voor de geconstateerde lichte verontreinigingen behoeft echter op basis van vigerend beleid geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. Tijdens de terreininspectie voorafgaand aan het bodemonderzoek zijn geen verdachte plaatmaterialen waargenomen, welke mogelijk asbesthoudend zijn. (Tijdens de terreininspectie is gelet op aanwezigheid van onder andere zwerfvuil, bouwpuin, toegepast verhardingamateriaal e.d.). Ongecontroleerde stort van bodemvreemd materiaal (zoals puin en afval) zowel oppervlakkig als in diepere lagen van de bodem is niet geconstateerd in de vorm van een aaneengesloten verhardingslaag.(Wel bevindt zich onder het asfalt van het oprijpad een verhardingslaag van gebroken puin). In de opgeboorde grond, waarin geen bodemvreemd materiaal is geconstateerd, zijn evenmin verdachte materialen waargenomen welke mogelijk asbesthoudend kunnen zijn. De onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Bodemonderzoek Oude Nieuwveenseweg 22 Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn heeft voor het wijzigingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de bodemkwaliteit vast te stellen (rapport van 25 juni 2013, rapportnummer 130509, bijlage 3). Uit de resultaten van het bodemonderzoek kan worden afgeleid dat de voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "verdacht" juist is. Voor de geconstateerde lichte verontreinigingen behoeft op basis van vigerend beleid geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. In een grondmengmonster is een matig verhoogde concentratie zink en een sterk verhoogde waarde koper aangetroffen. Voor deze verontreiniging wordt een nader onderzoek aanbevolen. Tijdens de terreininspectie voorafgaand aan het bodemonderzoek zijn geen verdachte plaatmaterialen waargenomen, welke mogelijk asbesthoudend zijn. (Tijdens de terreininspectie is gelet op aanwezigheid van onder andere zwerfvuil, bouwpuin, toegepast verhardingamateriaal e.d.). De onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, nadat door middel van nader bodemonderzoek is aangetoond dat er geen saneringsnoodzaak is voor de geconstateerde concentratie zink en koper in één van de grondmengmonsters. Bodemonderzoek Oude Nieuwveenseweg 10 Voor de zogenaamde locatie Verkerk heeft Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn een (aanvullend) verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de bodemkwaliteit vast te stellen voor het oprichten van twee woningen (rapport van 25 juni 2013, rapportnummer 130512, bijlage 4). Uit de resultaten van het bodemonderzoek kan worden afgeleid dat de voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "verdacht" juist is. Voor de lichte verontreinigingen behoeft op basis van vigerend beleid geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. In een grondmengmonster is een matig verhoogde concentratie PAK aangetroffen. Voor deze verontreiniging wordt een nader onderzoek aanbevolen. Tijdens de terreininspectie voorafgaand aan het bodemonderzoek zijn geen verdachte plaatmaterialen waargenomen, welke mogelijk asbesthoudend zijn. (Tijdens de terreininspectie is gelet op aanwezigheid van onder andere zwerfvuil, bouwpuin, toegepast verhardingamateriaal e.d.). De onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, nadat door middel van nader bodemonderzoek is aangetoond dat er geen saneringsnoodzaak is voor de geconstateerde concentratie PAK in één van de grondmengmonsters. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het bodembeheerplan.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
24
Conclusie Er zijn geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige plangebied, nadat uit nader bodemonderzoek de aard en omvang van de geconstateerde bodemverontreiniging aan zink en koper (Oude Nieuwveenseweg 22) en PAK (Oude Nieuwveenseweg 10) is vastgesteld. 4.1.5 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In tabel 4.3 is een overzicht gegeven van de grenswaarden. Tabel 4.3: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer. Stof Toetsing norm Grenswaarden
geldig
Stikstofdioxide (NO2) Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 2015
Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
Max. 35 keer p.j. meer
vanaf 11 juni 2011
Fijn stof (PM10)*
dan 50 g/m3 * Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wet milieubeheer behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan: a. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde; b. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft; c. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan; d. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Doel van het NSL is: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren door tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen. Het NSL is een bundeling van de regionale actieprogramma's en de Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat enerzijds maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het NSL brengt deze twee aspecten in evenwicht. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
25
werking zijn getreden, waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO 2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd: Woningbouw: ≤ 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Kantoorlocaties: ≤ 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Woningbouw en kantoorlocaties: 0,0008*aantal woningen+ 0,000012*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg en 0,0004*aantal woningen+ 0,000006*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Project is NIBM Het plan omvat de realisatie van maximaal 32 nieuwe woningen. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate. Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Conclusie De planontwikkeling valt onder de noemer “kleine projecten”, zodat voor dit plan een luchtonderzoek achterwege kan blijven. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is het project aanvaardbaar om op deze locatie te realiseren. Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 4.1.6 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
26
worden vervoerd. Risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Lokaal beleid: Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Nieuwkoop De gemeenteraad van de gemeente Nieuwkoop heeft in zijn vergadering van 31 maart 2011 de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Toetsing van externe veiligheid vindt plaats aan de hand van deze omgevingsvisie. Inventarisatie Voor Externe Veiligheid is een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Uit de provinciale risicokaart (zie figuur 8) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen potentiële risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn. Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) staat de uitvoering van dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan dan ook niet in de weg.
Plangebied
Figuur 8: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
4.2
Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
27
gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Hef archeologisch beleid van Gemeente Nieuwkoop sluit aan op de Provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS). Deze provinciale nota is ingesteld om inzicht te verschaffen in de cultuurhistorische waarden die in de regio kunnen worden aangetroffen. De waardering is opgebouwd uit archeologische, historisch landschappelijke en historisch (steden)bouwkundige elementen en structuur. Wat betreft de archeologische verwachtingswaarde waarden is onderscheid gemaakt in een viertal gebieden, te weten: 1. Gebieden met een zeer grote kans op archeologische sporen (stads- of dorpskern); 2. Gebieden met een zeer grote kans op archeologische sporen; 3. Gebieden met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen; 4. Gebieden met een kleine kans op archeologische sporen. De plankaart laat zien dat er in dit deelgebied een lage trefkans op archeologische sporen is (figuur 9). In verband hiermede is een onderzoek naar archeologie niet nodig. Het plangebied kan daarom worden vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Plangebied
Figuur 9: Kaart gecombineerde waarden provincie Zuid-Holland.
Naast gebieden met een archeologische verwachtingswaarde, wordt er tevens onderscheid gemaakt in archeologische monumenten van hoge waarde, zeer hoge waarde en beschermde monumenten. Deze laatste drie komen in het plangebied niet voor. De vier bovengenoemde
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
28
gebieden met archeologische verwachtingswaarden zijn door de gemeente verwerkt in de Erfgoedverordening 2010 gemeente Nieuwkoop. Hierin is opgenomen dat in gebieden met een hoge archeologische verwachting een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' dient te worden opgenomen. Een omgevingsvergunning is benodigd voor werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100m² en dieper dan 50cm beneden het maaiveld. Voor de middelhoge verwachting zijn deze criteria 2.500m² en 50cm-mv. Voor gebieden met een lage verwachting gelden de verstoringscriteria 10.000m² en 50cm-mv. Gelet op het feit dat geen archeologische waarden zijn te verwachten en het plangebied kleiner is dan 1 hectare is het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' niet nodig. Conclusie Het plangebied ligt in een niet-gezoneerd gebied wat betekent dat er geen archeologische verwachting is aangewezen. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Er worden dan ook geen voorwaarden gesteld met betrekking tot archeologie aan de aan te vragen omgevingsvergunningen. Wel geldt altijd het volgende: Melding toevalsvondst In geval bij de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 53 van de Monumentenwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek. Voor het melden van vondsten kan gebruik worden gemaakt van het E-formulier Vondstmelding dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft ontwikkeld of kan contact opgenomen worden met de InfoDesk van de RCE (
[email protected] of 033-4217456) of het ARCHIS meldpunt.
4.3
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan deze woningbouwontwikkeling. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. 4.3.1 Flora- en faunatoets Bij nieuwbouwplannen moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora- en fauna. In verband hiermede heeft Watersnip Advies te Reeuwijk een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor het onderhavige plangebied (rapport van juni 2013, projectnummer 13A022 bijlage 5). Op basis van een inventarisatie, literatuuronderzoek en een verkennend onderzoek blijkt het volgende:
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
29
Het plangebied heeft geen directe relatie met beschermde gebieden (Natura 2000, beschermde natuurmonumenten, (P)EHS gebieden of ecologische verbindingszones). Het plangebied is niet geschikt als foerageergebied voor de doelsoorten van de nabij gelegen Natura2000-gebieden. Schade aan Natura2000-doelsoorten is derhalve niet aan de orde. Voor de algemeen beschermde soorten (Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander) geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient voor deze soorten de algemene zorgplicht in acht genomen te worden. Indien bomen en struiken verwijderd worden, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. De Flora- en faunawet hanteert echter geen standaard periode voor het broedseizoen; van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Vogelnesten die jaarrond beschermd worden door de Flora- en faunawet, zijn niet aangetroffen of te verwachten op de locatie waar werkzaamheden zullen plaatsvinden. Voor aanvang van werkzaamheden tijdens het broedseizoen dient een terzake kundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van eventuele broedende vogels. Uit bureaustudie blijkt dat de streng beschermde Rugstreeppad voorkomt in de directe omgeving van het plangebied. Binnen het plangebied is momenteel geen geschikt voortplantingsbiotoop aanwezig voor de Rugstreeppad. Indien er voor de nieuwbouw zand of grond gestort wordt dat lang onbewerkt blijft liggen, kan het plangebied geschikt worden als voortplantingsgebied voor de Rugstreeppad of op grotere schaal geschikt worden als overwinteringsgebied. Om vestiging van de Rugstreeppad in het voorjaar te voorkomen, moet vlak voor en tijdens het voortplantingsseizoen (globaal van half april t/m augustus) voorkomen worden dat ondiepe poelen en plassen ontstaan waarin deze paddensoort z’n eieren kan leggen. Daarnaast moet voorkomen worden dat er aan het begin van het overwinteringsseizoen (globaal van half oktober t/m maart) zand en/of grond onbewerkt ligt waarin de Rugstreeppad zich ter overwintering kan ingraven. Tevens wordt geadviseerd om in het najaar geen zogenaamde rommelhoekjes van opgeslagen materiaal op het terrein te laten ontstaan. Voorkomen moet worden dat de Rugstreeppad dergelijke plaatsen als overwinteringsplek kiest. Uit de bureaustudie blijkt dat verschillende streng beschermde vleermuissoorten voorkomen rond het plangebied. De bestaande bebouwing is ongeschikt als rust- of verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuissoorten. Er zijn binnen het plangebied geen geschikte koloniebomen aangetroffen boombewonende soorten. Ook bevinden zich binnen het plangebied geen landschappelijke structuren die deel kunnen uitmaken van vlieg- of migratieroutes en is het plangebied niet interessant als foerageergebied voor vleermuissoorten. De voorgenomen plannen zullen dan ook geen nadelige gevolgen hebben voor de gunstige staat van instandhouding van eventuele vleermuispopulaties. Hoewel er tijdens het veldbezoek geen uilennesten zijn aangetroffen zijn er aanwijzingen dat de Kerkuil binnen het plangebied broedt. Aangezien de nesten van alle uilensoorten jaarrond beschermd zijn dient voor afbraak van de loodsen en schuur dienen de onderzocht te worden of zich nesten van uilen in deze bebouwing bevindt. Verder is het noodzakelijk om, voordat de afbraak van de bestaande bebouwing plaatsvindt, in overleg met de bewoners enkele nestkasten voor de Kerkuil op te hangen bij de oudere woonbebouwing. Advies is om hiervoor contact op te nemen met de vogelwerkgroep van het IVN afdeling Nieuwkoop, die de kasten in die omgeving controleert. Algemene zorgplicht Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. In het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd om zoveel mogelijk van de bestaande bomen en struiken binnen het plangebied te behouden ten behoeve van vogels.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
30
Conclusie Vanuit de Flora- en faunaregelgeving worden er geen beperkingen opgelegd aan dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan, welke een woningbouwontwikkeling mogelijk maakt. De in het rapport genoemde aanbevelingen worden bij uitwerking van de plannen overgenomen.
4.4
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
In het plangebied liggen behoudens de gebruikelijke kabels en leidingen voor huisaansluitingen van gas, water, elektra, kabel/telefoon en openbare verlichting hier geen ruimtelijk relevante watertransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
31
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
32
5.
Waterparagraaf
5.1
Watertoets
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer een uitwerkingsplan en wijzigingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken. 5.1.1 Beleidskader Europa, rijk en provincie Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota’s verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota’s. Europa Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KWR) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een ‘goede ecologische’ toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt. Voor de Alphense situatie betekent dit een indeling bij het stroomgebied van de Rijn. Binnen negen jaar na het inwerkingtreden van de richtlijn moet voor ieder internationaal stroomgebied een beheersplan zijn opgesteld. Rijk In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Provincie Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit Plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
33
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. 5.1.2 Beleid hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht De locatie ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (afgekort Waterschap). De uitvoerende taken worden verricht door Waternet. Het schap is in dit gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteitsbeheer, het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. Voor elk specifiek bouwproject wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de effecten van de bebouwing op het waterbeheer wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling. De initiatiefnemer voert de watertoets uit. Dit is min of meer een proces waarbij de waterbeheerder in een vroeg stadium wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen die consequenties (kunnen) hebben voor het watersysteem, keringen en waterkwantiteit en -kwaliteit. Waterbeheerplan 'Werken aan water, in en met de omgeving'. Het Algemeen Bestuur van het waterschap heeft op 17 juni 2010 het Waterbeheerplan 20102015 vastgesteld. Het waterbeheerplan gaat in op de verantwoordelijkheden van het waterschap: zorgen voor voldoende, schoon water en veiligheid achter de dijken. Ook komen de maatschappelijke (neven)taken aan bod: zorgen voor goede en veilige vaarwegen, verbeteren van recreatie- en natuurgebieden en onderhouden van het cultuurhistorisch landschap. Naast de reguliere taken (het beheren en onderhouden van het watersysteem, het zuiveren van afvalwater, het maken van waterinrichtingsplannen en peilbesluiten, het uitvoeren van waterhuishoudkundige projecten en het verlenen van vergunningen, handhaven en toetsen van plannen van derden) zijn in het Waterbeheerplan vijf thema's uitgewerkt om de waterstaatkundige veiligheid voor mensen, dier en taken voldoende te blijven garanderen. Het waterschap zet zich in de periode 2010-2015 in voor veiligheid, voldoende water (hieronder vallen peilbeheer, waterberging, wateraan- en afvoer en grondwaterbeheer), schoon water, verbeteren waterkwaliteit (het op peil brengen van de waterkwaliteit van overige wateren die de functie van het betreffende gebied optimaal ondersteunt). Hierbij moet worden gedacht aan de omgang met afvalwater, het aansluiten van alle resterende huishoudens op de riolering binnen de planperiode en onderzoek naar de benutting van de energiepotentie van de rwzi's. Naast deze kerntaken voert het waterschap enkele taken uit die nauw aan het waterbeheer zijn verbonden. Ingezet wordt vooral in op samenwerking met de omgeving om een positieve beleving van het water en het waterbeheer te geven. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de regio wil het waterschap vanaf de start aan tafel met provincies, gemeenten en particuliere initiatiefnemers. Het waterschap is proactief adviserend in ruimtelijke plannen en vervult waar mogelijk een partnerrol met brede kijk in alle projecten waar dit effectief is. Het waterschap heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking om het watersysteem op orde te houden. De belangrijkste zijn beheer- en onderhoud, behandeling van afvalwater, planvorming en peilbesluiten, realisatie, vergunningverlening, handhaving, planadvisering en beleidsvorming. Keur AGV 2011 Momenteel geldt de Keur AGV 2011 van toepassing. Voor het keurgebied gelden bepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengrond als in de grond. Waterhuishouding Bij nieuwe woningbouwlocaties is het de bedoeling om een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel aan te leggen. Onderhavige planontwikkeling zal worden aangetakt op de aanwezige riolering. Het plangebied grenst aan een primaire waterkering langs de Oude Nieuwveenseweg. De geboden en verboden uit de keur betreft bouwen nabij een waterkering en zijn van toepassing op de geplande activiteiten, die binnen de beschermde zone van de waterkering vallen. Op de plankaart is hiervoor een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Het plangebied ligt in twee peilgebieden. Deze zijn weergegeven in figuur 11.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
34
Figuur 11: het plangebied ligt binnen twee peilgebieden. Beschrijving waterkwantiteit Op grond van de richtlijnen van het waterschap dient 10 % van het verhard oppervlak te worden gecompenseerd met water, wanneer de verharding toeneemt ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. De exacte hoeveelheid compensatie is afhankelijk van het bergend vermogen van de bodem in het peilgebied. Het realiseren van watercompensatie is hier niet nodig, omdat het verhard oppervlak in beide peilgebieden afneemt. De opgaven zijn in tabel 5.1 weergegeven. Tabel 5.1: Wateropgave.
Omschrijving
oppervlakte
Peilgebied -6,02 NAP
bestaande verharding (gebouwen en beton) nieuwe verharding (woningen, wegen en parkeren)
4.958 m² 4.761 m²
afname verharding
197 m²
Bestaand water te verplaatsen binnen peilgebied
278 m²
Peilgebied -5,35 NAP
bestaande verharding (gebouwen en beton) nieuwe verharding (woningen, wegen en parkeren) afname verharding
Bestaand water te verplaatsen
1.723 m² 1.434 m² 289 m² 0 m²
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
35
De nieuwe woningen zullen op de gemeentelijke riolering worden aangesloten overeenkomstig het gemeentelijke rioleringsbeleid. Het hemelwater van de daken en de straat kunnen direct worden geloosd op het oppervlaktewater indien er geen sprake is van gebruik van uitlogende materialen (zoals koper en zink). Dit is het geval voor de beoogde planontwikkeling. Voor vergunningplichtige activiteiten zal tijdig een Waterwetvergunning worden aangevraagd bij het waterschap. 5.1.3 Watertoets In het kader van de verplichte watertoets zal het ontwerp uitwerkingsplan en wijzigingsplan om advies worden voorgelegd aan Waternet (namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht). De door het Waterschap gemaakte opmerkingen worden verwerkt in de plantoelichting. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan opgenomen planontwikkeling, nadat de waterbeheerder een positief wateradvies heeft gegeven.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
36
6.
Juridische planbeschrijving
6.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan, de plankaart en de regels.
6.2
Plankaart
Op de plankaart, getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven.
6.3
Planregels
Op grond van het bepaalde in artikel 8.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening is het niet verplicht om wijzigings- en uitwerkingsplannen te standaardiseren en digitaliseren als het moederplan in ontwerp voor 1 januari 2010 ter inzage is gelegd. In dit uitwerkings- en wijzigingsplan is dan ook aangesloten bij de bepalingen uit het moederplan "Kern Nieuwveen". Er is sprake van een analoog moederplan waardoor de bij dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan behorende planverbeelding, toelichting en regels niet hoeven te voldoen aan de digitaliseringsverplichtingen van de Wet ruimtelijke ordening. De voorschriften van het moederplan gelden onverkort voor onderhavig uitwerkingsplan en wijzigingsplan. In artikel 3, lid 7 sub 4 van het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen" is bepaald dat na wijziging van de bestemming het bepaalde in artikel 11 en 13 zoveel mogelijk van toepassing is. De voorschriften uit het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen" blijven hiermee onverkort van toepassing. Alleen de plankaart wordt gewijzigd. 6.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen Hierin is opgenomen welk bestemmingsplan wordt bedoeld. Artikel 2 Relatie met het bestemmingsplan Hierin is bepaald dat de voorschriften uit het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen" van overeenkomstige toepassing zijn. 6.3.2 Bestemmingsregels Artikel 3 Wonen In aanvulling op hetgeen is geregeld in het moederplan is in dit artikel bepaald dat in het uitwerkingsplan en wijzigingsplan respectievelijk maximaal 24 woningen en 10 woningen zijn toegestaan. 6.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Artikel 4 Antidubbeltelbepaling Het artikel ‘Antidubbeltelregel‘ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De antidubbeltelregel is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
37
6.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 5 Overgangsrecht Het artikel ‘Overgangsrecht’ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Ook deze bepaling is verplicht overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 6 Slotbepaling Het artikel ‘Slotregel’ bevat de titel waaronder het uitwerkingsplan en wijzigingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
6.4
Handhaving uitwerkingsplan en wijzigingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in dit uitwerkingsplan en wijzigingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de uitwerkingsplan- en wijzigingsplanprocedure inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het uitwerkingsplan en wijzigingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
38
7.
Uitvoerbaarheid en resultaten overleg
7.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in tussen de gemeente en initiatiefnemer/ exploitant gesloten exploitatieovereenkomst. Voorts is een planschade risicoanalyse opgesteld. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor onderhavig ontwerpbesluit wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
7.3
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het ontwerpwijzigingsplan zal elektronisch aan die diensten van het Rijk, Provincie, Hoogheemraadschap (Waternet) en overige adviesinstanties worden toegestuurd die belast zijn met de behartiging van de belangen die in het plan in geding zijn.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
39
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
40
Bijlagen Separaat bij deze ruimtelijke onderbouwing zijn de volgende bijlagen in te zien: 1. Akoestisch geluidsbelasting; M+P Raadgevende ingenieurs BV te Aalsmeer van 31 mei 2013. 2. Verkennend bodemonderzoek uitwerkingsplan; Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn van 24 juli 2009. 3. Verkennend bodemonderzoek wijzigingsplan; Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn van 25 juni 2013. 4. Verkennend bodemonderzoek Oude Nieuwveenseweg 10; Almad Eco B.V. te Alphen aan den Rijn van 25 juni 2013. 5. Flora- en faunatoets; Watersnip Advies te Reeuwijk van juni 2013.
Wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen (ontwerp)
41
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Relatie met bestemmingsplan
2 2 2
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Wonen
3 3
Hoofdstuk 3 Artikel 4
Algemene regels Anti-dubbeltelregel
4 4
Hoofdstuk 4 Artikel 5 Artikel 6
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
5 5 5
wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen van de gemeente Nieuwkoop bestaande uit de plankaart en deze regels.
Artikel 2
Relatie met bestemmingsplan
De planvoorschriften van het bestemmingsplan “Kern Nieuwveen”, zoals die door de gemeenteraad op 3 oktober 2006 zijn vastgesteld en bij besluit Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 10 april 2007 zijn goedgekeurd, blijven onverkort van toepassing.
2
Regels (ontwerp)
wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels
Wonen
De bouwvoorschriften van artikel 16 van het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen" (de bestemming "Wonen') zijn onverminderd van kracht met dien verstande dat: a. het maximum aantal woningen 10 bedraagt; b. artikel 16.4.1 lid h van het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen" niet van toepassing is.
Regels (ontwerp)
3
wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen
Hoofdstuk 3 Artikel 4
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
4
Regels (ontwerp)
wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen
Hoofdstuk 4 Artikel 5 5.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 5.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 5.1 sub a met maximaal 10%. c. 5.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 5.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 5.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in 5.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. 5.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6
Slotregel
Dit plan kan worden aangehaald als het 'wijzigingsplan Land van Boer Bos deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen' van het bestemmingsplan Kern Nieuwveen van de gemeente Nieuwkoop.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop in haar vergadering van
De secretaris,
De burgemeester,
...........................
.......................................
Regels (ontwerp)
5
Verbeelding
Legenda Bestemmingen
Verklaring Do rp ss tr
V-V NVN00 A 2535
21
Verkeer - Verblijf
ondergrond ontleend aan de GBKN grens bestemmingsplan
W Wonen
Aanduidingen 00 A
NVN
00 A
9 236
NVN
W
tuin bouwgrens bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen erf
8 NVN00 A 2536
8 236
W NVN00 A 1833
V-V
W NVN00 A 2515
NVN00 A 2534
NVN00 A 2151 NVN00 A 1787
bestemminggrens bouwgrens tuingrens
W
22
NVN00 A 1771
LAND VAN BOER BOS II, OUDE NIEUWVEENSEWEG 22, NIEUWVEEN
NVN00 A 1736
565
1555
9 153
00 A
00 A
1 00 A
NVN00 A 2371
WIJZIGINGSPLAN
NVN
NVN
NVN
NVN00 A 1564
Gemeente Nieuwkoop
NVN00 A 1563 10 12 NVN00 A 1562
Concept:
20-09-2013 / FH
14 16
Schaal en formaat
1 : 1000 / A3
Voorontwerp:
..-..-....
Projectnummer:
2013/013
Ontwerp:
23-12-2015 / SH
Tekeningnummer:
13INTVI016
Vastgesteld:
..-..-....
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen
20 26 NVN00
28
A 1733
30
telefoon 0182 630480 www.introview.nl
[email protected] verbeelding: www.viewpoint.nl