De acteurs van Fc Bergman: alomtegenwoorDig, nergens thuis
‘Wij zijn drie jonge, eenzame mensen’ Een film (Groenten uit Balen), een tv-reeks (op Acht), een nieuw theaterstuk (Terminator Trilogie), het kan niet op voor FC Bergman. Drie vette kluiven voor drie jonge honden, maar in perfect bliss staan kwispelen, is niets voor Stef Aerts, Matteo Simoni en Bart Hollanders - de helft van het begeerde gezelschap. ‘Grillig en gevaarlijk moeten we zijn.’ Griet Plets, foto’s Filip Van Roe
Wat is FC Bergman?
- Zes vrienden en oud-klasgenoten van het conservatorium Antwerpen: Stef Aerts, Bart Hollanders, Matteo Simoni, Jóé Agemans, Thomas Verstraeten en Marie Vinck - Bekroond met de Jong Theater Prijs 2009 van Theater Aan Zee (voor De thuiskomst van Harold Pinter) - Handelsmerk: spectaculaire voorstellingen, met dieren, kinderen en grootse decors - Stef Aerts kent u ook van Adem, Matteo Simoni van de telenovelle LouisLouise
En wij die dachten dat acteurs niet voor de middag hun bed uitkwamen. Al zeker niet een bende jonge twintigers, die het zotte geweld van het theater heten te zijn. Horen die niet nachtenlang op café te zitten, tussen pot en pint de wereld verbeterend? En ’s morgens hun roes uit te slapen, na uren filosofisch labeur? Maar kijk: het is negen uur ’s ochtends en de helft van het theatergezelschap FC Bergman komt de repetitieruimte binnengedruppeld. Niets rock-’n-roll, het is de plicht die roept. Echt fris zien ze er nochtans niet uit. Matteo Simoni (24), de eerste, raakt nog fluks de trap op, maar Bart Hollanders (27), de oudste 32
van de drie, moet toch even acclimatiseren. ‘Iedereen een winterslaap’, zal hij even later mompelen. ‘De wereld zou er alleen maar beter van worden.’ Stef Aerts (24), die als laatste arriveert, zoekt zijn heil in koffie en een sigaret. Matteo heeft gisteren om halféén ’s nachts nog hun spelcoach – de acteur en regisseur Jan Bijvoet – gebeld. Een beetje laat, geeft hij toe, maar hij wou het toch nog even gezegd hebben: hoe blij ze wel zijn dat hij hen helpt. Want ze kunnen dezer dagen best wat sturing gebruiken. Straks zullen ze zich weer in bonte vrouwenkleren hijsen – het stapeltje ligt al klaar op tafel – en van jonge twintigers in drie
bejaarde bomma’s transformeren. Niet omdat ze zo graag als vrouwen gekleed gaan – dat ook – maar vooral ter voorbereiding van een nieuwe reeks op Acht, Dat we dees nog mogen meemaken. ‘We zijn met de beste bedoelingen vertrokken,’ zegt Stef, ‘maar toen we naar een bejaardentehuis gingen om daar een proefaflevering te draaien, leek het even alsof we de bejaarden kwamen uitlachen. Ik had een masker op en de ene groep bomma’s bleef maar koffiekletsen, alsof ik écht een nieuwe bewoonster was, terwijl de anderen dachten dat ik hen belachelijk wou maken.’
Het is een geweldige kans, maar ook een moeilijke evenwichtsoefening. Want er mag dan al niets fijner zijn dan een personage zo ver van hun bed, ze hoeden zich ook voor de karikatuur. ‘Het wordt geen Benidorm Bastards’, zegt Bart. ‘We willen iets vertellen over de mens: hoe hij leeft, wat hij de anderen soms aandoet. En we doen dat deze keer in een bejaardentehuis.’
Drie bejaarde bomma’s
Er zijn leukere dingen om als twintiger mee bezig te zijn dan ouder worden en het vooruitzicht van de dood.
Bart: ‘Ik vond het keihard en verschrikkelijk 33
confronterend. Toen Stef, Tim (Mielants, de regisseur, red.) en ik een eerste keer in een bejaardentehuis gingen repeteren, hadden ze ons een rustige plek, een leeg kamertje, gegeven. Tot we even rondkeken en het de laatste-groetkamer bleek te zijn. Toen drong het plots tot me door op welke plek we waren. En hoe triest en tragisch het er vaak is.’ Stef: ‘Alles wat je dan als acteur wilt doen, wordt ineens wel erg futiel. Alleen al daarom ben ik blij dat we uiteindelijk in een leegstaand bejaardentehuis zullen draaien. Anderzijds: dat alles gebeurt in het aanschijn van de dood, maakt het natuurlijk net interessant.’
De acteurs van Fc Bergman: alomtegenwoorDig, nergens thuis
Jullie hadden ook drie bejaarde bompa’s kunnen spelen. Waarom vinden mannen het zo fijn om een vrouw te zijn?
Stef en Bart (in koor): ‘Dat moet je aan Matteo vragen. Die is eerder, in De thuiskomst van Harold Pinter, al een vrouw geweest.’ Matteo (gespeeld verbaasd): ‘Tja, ik weet niet wat het is, ik doe dat gewoon graag. Door drie bomma’s te spelen, kunnen we het net nog iets absurder maken, en hopelijk ook geestiger. We hoeven niet de perfecte bomma neer te zetten, anders hadden we wel een documentaire gedraaid. Dat we dees nog mogen meemaken is ónze visie op ouder worden, drie jonge gasten die fantaseren over hoe het er in zo’n bejaardentehuis aan toegaat.’ ‘Als je als man een vrouw wilt spelen, moet je vooral veel weglaten – niet vanalles erbovenop leggen. Wat ik wél deed ten tijde van De thuiskomst, en daar kregen zij (wijst naar Stef en Bart, red.) het schijt van: vóór de voorstelling begon ik plots verschrikkelijk vrouwelijk doen. (springt recht en paradeert door de zaal) Dan zette ik “Jolene’’ van Dolly Parton op, terwijl ik elegant door de backstage liep. En ging de voorstelling van start, dan sloop er nog net een beetje van die pose mijn vertolking binnen. Precies genoeg om er niet over te zijn.’ In Groenten uit Balen, de verfilming van het boek van Walter van den Broeck, zijn jullie drie studenten die de stakende arbeiders uit Balen willen helpen. Net iets makkelijker om te spelen, lijkt me dat, dan drie bejaarde bomma’s.
Matteo: ‘Het was vooral geweldig plezant. Bart heeft een hoofdrol als Luc, een Leuvense student, en zijn entourage wordt haast volledig gespeeld door vrienden uit ons eerste jaar Herman Teirlinck. Dat was toch erg bijzonder. Met je beste vrienden op een set staan, is wat anders dan een gastrol doen en in je broek pissen omdat je met de grootste acteur van het land mag spelen.’ Bart: ‘Ik vond het heerlijk om een personage uit de jaren 70 te spelen. Ik ben met dat tijdperk opgegroeid, mijn vader was flowerpower – voor zover dat hier in België bestond. Die kleren mogen aantrekken, in die auto’s mogen zitten...’
Bart hollanDers
Jullie personages in Groenten uit Balen mogen dan al erg naïef zijn, hun idealisme is wel aandoenlijk. Terwijl van jullie generatie vaak wordt gezegd dat ze vooral pragmatisch is.
Stef: ‘Daar gaat precies ons volgende stuk met FC Bergman over: de Terminator Trilogie. Vroeger hadden mensen een duidelijke vijand om tegen te vechten, maar nu is die onzichtbaar geworden. Hij is overal in deze 34
‘Wij willen het beste theater van de wereld maken, mensen keihard ontroeren’
‘Met je beste vrienden op een set staan, is wat anders dan in je broek pissen omdat je met de grootste acteur van het land mag spelen’
alles veel diffuser geworden. In het Westen zijn we veel te verwend. We hebben zoveel comfort, zoveel luxe, wat zouden we nog protesteren?’ Zeg dat maar tegen de Grieken. De thematiek uit Groenten uit Balen is toch actueler dan ooit, nu de crisis niet meer voor de deur staat maar al binnen is?
Bart: ‘Dat klopt, ja. De solidariteit die je in Groenten uit Balen ziet, tussen arbeiders en studenten bijvoorbeeld, brokkelt steeds verder af. De sterksten trekken zich terug, de zwakken blijven over.’
Jaagt jullie dat als jonge twintigers angst aan? Jullie hebben een job waarin het niet makkelijk overleven is.
matteo simoni
virtuele tijden. Ik geloof niet dat onze generatie niet meer hoeft te strijden. Maar de strijd is veel complexer geworden.’ Matteo: ‘Ik kan me inbeelden dat ik vroeger politicus zou zijn geweest, maar vandaag is dat absoluut geen optie.’
Veel te verwend
Wat moet ik me bij die vijand dan voorstellen? Het klinkt nogal vaag allemaal.
Bart: ‘Voor mij is het vooral de gedachte dat je het vanachter je computer wel met vanalles oneens kunt zijn – één klik op Facebook en je bent tegen Canada dat uit de klimaattop is gestapt – maar dat je intussen toch maar mooi blijft zitten. Het is allemaal zo vrijblijvend. Al weet ik zelf ook niet wat je dan wél moet doen. Toen ik een tiener was, ging ik nog betogen tegen kernenergie, of tegen Bush die naar Brussel kwam. Maar nu ik wat ouder ben, is 35
Stef: ‘Ik moet bekennen dat ik daarin nogal naïef blijf. Met pensioensparen of plannen voor de verre toekomst ben ik niet bezig. Maar dat vind ik net het fijne aan een theatergezelschap: het heeft iets ongelofelijk naïefs en het kan alleen maar bestaan bij gratie van veel idealisme. Het gevoel van: wij tegen de rest van de wereld. Het is veel minder politiek dan vroeger, maar ik zou ons wel idealisten noemen. Wij willen gewoon het beste theater van de wereld maken, mensen keihard ontroeren.’ Wat ons meteen bij de eeuwige vraag brengt: kan kunst de wereld redden?
Bart: ‘Ik denk het wel. En ik denk dat wij dat alledrie wel ergens geloven.’ Stef: ‘Ik weet niet of kunst zóveel macht heeft, maar ik weet wel wat één of andere kerel ooit op de radio heeft gezegd: “Kunst kan de wereld niet redden, maar de wereld kan niet worden gered zónder kunst.’’ Al vind ik het niet evident »
De acteurs van Fc Bergman: alomtegenwoorDig, nergens thuis
om als acteur en theatermaker voeling met de wereld te houden. Het gevaar bestaat dat je na verloop van tijd toch ingekapseld raakt.’ Matteo: ‘Mijn vriendinnetje zegt soms: “Matteo, jij bent alleen met theater bezig.’’ Terwijl ik vind dat ik intussen met de hele wereld bezig ben: met theater, maar ook met muziek, politiek en de maatschappij. Ik wil dat ook mijn vrienden uit Hasselt na een voorstelling zeggen: wauw, dit heeft me gepakt. Maar het is niet evident, dit werk is verschrikkelijk intensief. En lang niet altijd even leuk, merk ik. Van de veertig voorstellingen die je speelt, zijn er vijf echt fantastisch, tien goed en minstens drie waarvan je doodongelukkig naar huis gaat. Want acteren is bijzonder confronterend: je hebt alleen maar jezelf. Slaat het tegen, dan schud je dat niet zomaar van je af.’
Een licht en een vloertje
Ze herkennen het alledrie, zeggen ze, die onzekerheid. Bart vindt dat hij bij elke voorstelling een vol jaar ouder wordt. Denkt bij elke première weer: wat doe ik mezelf toch aan? Ook afgelopen nacht hebben ze hun slaap ervoor gelaten. En ze zijn niet de enigen: als Tim, de regisseur van Dat we dees nog mogen meemaken, arriveert, blijkt dat ook hij maar weinig heeft geslapen. ‘Malen hé, dat blijft maar malen in je hoofd.’ Stef: ‘Deze job heeft iets manisch: het gaat voortdurend met pieken en dalen – en dat moet ook. Zodra je niet langer onzeker bent, kun je er maar beter mee stoppen. Maar of ik dit mijn hele leven wil doen, weet ik niet.’ Matteo: ‘Zeker als je een lief hebt dat níet in die theaterwereld zit. Je eerste gesprek zou altijd moeten zijn: weet dat ik dit doe en dat je me vrij moet laten, anders zullen we niet lang samen zijn. Maar ik zou ook wel een saunacomplex willen openen. Of als kapitein van een boot twee maanden naar Australië gaan. Straks ben ik 30 – dat is al over zes jaar.’ Stef: ‘Anderzijds, Matteo: wat een bofkonten zijn we toch. We klagen wel tegen elkaar dat het zo druk is – een nieuwe voorstelling met Bergman, de serie voor Acht, enkele nevenprojecten – maar wat een ongelofelijke luxe dat we zoveel mogelijkheden krijgen.’
‘Kinderen en dieren zijn zo echt en onvoorspelbaar, daar kun je niet tegenop. Dus wat doen wij: in elke voorstelling kinderen en dieren op de scène zetten’
Staan jullie er soms bij stil dat die hype rond Bergman ook kan overwaaien? Jullie blijven niet eeuwig de jonge honden.
Matteo: ‘Tuurlijk niet, en maar goed ook. Over een paar jaar gaan we op café en zitten naast ons zes andere pummels die hot zijn. Soms zeg ik weleens tegen Bart: shit, ze bellen mij niet meer. Of komt Bart naar mij, omdat ze hem altijd voor hetzelfde vragen. Maar dan zijn we de eersten om elkaar gerust te stellen. We zijn verdomme pas 24, we moeten dit nog tot ons 80ste doen, dus moeten we ook integer blijven. En als je de nood voelt om een verhaal te vertellen, dan kun je dat altijd. Zoals Dora (Van der Groen, red.) zei: je hebt maar een licht en een vloertje nodig.’
Misschien, maar jullie pakken het met Bergman graag wat grootser aan. Testosterontheater, zo wordt jullie werk vaak genoemd. Enorme decors, molens waaraan jullie rondzwieren, haast in elke voorstelling dieren op het podium. In Nederland kwam het jullie zelfs op een klacht van de dierenbescherming te staan.
Stef: ‘Ja, en altijd volgt de vraag: willen jullie choqueren? Helemaal niet, maar we willen onze voorstellingen wel grillig en gevaarlijk houden. Zodat je het gevoel krijgt: dit kan elke avond iets anders zijn.’ Bart: ‘Als Matteo in Wandelen op de ChampsElysées, want daarover ging de klacht in Nederland, een beestenneuker speelt, dan is dat omdat we iets gevaarlijks willen vertellen. Niet omdat we denken: we pakken een paar 36
dieren, wat kunnen we ermee doen?’ Matteo: ‘Op school zeiden ze altijd: mannen, zet alsjeblieft geen beest op de scène, want je speelt het nooit beter dan een dier. Hetzelfde geldt voor kinderen. Die zijn zo echt en onvoorspelbaar, daar kun je niet tegenop. Dus wat doen wij: haast in elke voorstelling kinderen en dieren op de scène zetten. Om het scherp en spannend te houden.’
Blijven proberen
Het heeft Bergman het etiket van ‘rock-’nroll- theater’ opgeleverd. Al lijken jullie de eersten om dat te relativeren.
Stef: ‘Er zijn ergere etiketten dan dat.’ Bart: ‘Soms is het rock-’n-roll, als we twee minuten voor de voorstelling begint nog schroeven moeten vastdraaien. Of twee stukken decor aan elkaar moeten lassen.’ Matteo: ‘Wandelen op de Champs-Elysées speelden we in een loods. Als we op tournee gingen, was dat niet in een schouwburg, niet op hotel, maar ergens aankomen, met wat planken een backstage bouwen en er een stoofke bijhalen om warm te blijven. In het begin romantiseer je dat, maar na een tijd krijg je er vooral stenen kloten van. In Amsterdam sliepen we twee weken in een tent op een camping waar niet eens een douche was.’ Bart: ‘Het wordt rock-’n-roll als je erop terugkijkt, maar op het moment zelf is het afzien.’ Jullie zeggen altijd dat in jullie werk ‘de eenzame, spartelende mens’ centraal staat. Maar wat weten frisse twintigers van eenzame, spartelende mensen af ?
Bart: ‘Dat vind ik onzin. Iedereen heeft zijn tragedies, of je nu jong of oud bent, in een paleis of in een arbeidersgezin bent opgegroeid.’ Maar zijn júllie dat dan, die eenzame, spartelende mens?
Stef: ‘Tuurlijk, anders zouden we er toch geen stukken over maken? We maken voorstellingen over onszelf, niet over andere spartelende mensen die we ergens zien liggen. Iedereen is toch altijd alleen?’ Matteo: ‘We zijn bij Bergman zes verschillende eenzame mensen.’
‘Over een paar jaar gaan we op café en zitten naast ons zes andere pummels die hot zijn’ je leven, met je vrienden, met de mensen van wie je houdt. Het leven is niets meer dan een eindeloos proberen.’
Toch de liefde dan
steF aerts
‘Van de veertig voorstellingen die je speelt, zijn er vijf fantastisch, tien goed en minstens drie waarvan je doodongelukkig naar huis gaat’
Is dat niet bijzonder pessimistisch, of fatalistisch?
Stef: ‘Nee, omdat die eenzame mens bij ons ook altijd een trachtende mens is. We zijn gedoemd om te mislukken, maar we blijven wel proberen. Tegen beter weten in. Net in dat proberen zit het schone.’ Matteo: ‘Als je weet dat iedereen in se alleen is, kun je net daarin ook het geluk vinden. Omdat je blijft geloven dat het zal lukken, met 37
Stef maakt zich klaar, hij moet nog snel met de fiets ergens heen. Ik vraag nog waarom er zoveel Bijbel in hun voorstellingen zit, maar Bart en Matteo wijzen meteen naar hem: ‘Zijn schuld, eigenlijk had hij pater willen worden.’ ‘Ik houd vooral van de symboliek’, zegt Stef, terwijl hij zijn handschoenen aantrekt. ‘De Bijbel is deel van onze cultuur, hij roept meteen allerlei betekenissen op.’ Ze hebben het er deze week nog over gehad, zegt Bart. Dat er misschien wel iets is, geen God, maar iets persoonlijks, iets van hen alleen. Iemand tegen we ze spreken, of toch een soort van religieus gevoel. Alleen Stef schudt zijn hoofd, hij weet het niet. Zoals hij ook niet weet waarin hij wél gelooft. ‘Dat vind ik een verschrikkelijk moeilijke vraag. Moet ik op de fiets over nadenken.’ En weg is hij. Ook de andere twee blijven stil als ik nog even vraag wat hen drijft in dit leven. ‘Als ik dan toch moet antwoorden,’ zegt Bart na lang aarzelen, ‘dan de liefde, jawel. Maar zet dat niet als titel, alstublieft. Liefde voor mijn vrienden, mijn familie, voor mijn werk. Zodra ik voel dat die verdwijnt, schiet ik in paniek. En word ik ongelukkig.’ Daarom is FC Bergman ook zo fantastisch, vindt Matteo. Omdat het niet over een boekhouding gaat die moet kloppen, maar over zes verschillende mensen met elk hun energie. ‘En net de ontmoeting tussen die zes maakt een stuk. Of kraakt het, dat kan ook. Want hoe hard we ook ons best doen, als de voorstelling begint, is het elk voor zich. Met niets anders om op terug te vallen dan ons hart, onze ziel. Lukt het, dan is dat het mooiste wat er is. i Anders blijft er alleen verdriet.’