White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.1 Staatssteun Om voor het buitengebied effectief beleid te kunnen ontwikkelen en de processen goed te kunnen sturen is veel kennis nodig op het gebied van de ontwikkelingen van de diensten en spelers in de telecomwereld. Men moet inzicht hebben in de breedbandbehoeftes en (technische) mogelijkheden, en de gevolgen op maatschappelijk en economisch terrein en in de financiële consequenties. Ook is kennis nodig over de regelgeving die overheden mogelijkheden biedt en beperkingen oplegt in de mogelijke rollen bij de het ontwikkelen van breedband. Zo zijn de staatssteunregels complex en kunnen een project erg vertragen. Voor overheden zijn hiervoor de volgende naslagwerken beschikbaar: Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV, Nr. 651/2014), 26 juni 2014; Europa Decentraal: Aanwijzingen betreffende de AGVV en de toepassing van de AGVV voor breedbandinfrastructuur; EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, uit 2013; Handreiking: Goed op weg met breedband, uit 2010. Deze zijn te vinden via de links die zijn opgenomen in de bijlages. In onderstaande paragrafen wordt een samenvatting van de verschillende statsteunregelingen gegeven. Om deze regelingen eenduidig te kunnen toepassen moeten de verschillende type netwerken duidelijk gedefinieerd en gesegmenteerd zijn. Zoals hiervoor al aangegeven is onder andere daarvoor de term NGA gedefinieerd. Dit wordt hieronder verder uitgewerkt. Daarna volgt een samenvatting van de verschillende opties voor het verlenen van staatsteun1. Definitie NGA netwerken De Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) hanteert de volgende definitie voor NGA netwerken: „Next Generation Access netwerken” (NGA-netwerken): geavanceerde netwerken die ten minste de volgende kenmerken hebben: o zij bieden iedere abonnee betrouwbare diensten aan tegen zeer hoge snelheid via optische (of gelijkwaardige technologie) backhaul-verbindingen die zich voldoende dicht bij de locatie van de gebruiker bevinden om daadwerkelijk een zeer hoge snelheid van de dienst te waarborgen; o zij ondersteunen diverse geavanceerde digitale diensten, waaronder convergente All-IPdiensten, en; o zij hebben aanzienlijk hogere uploadsnelheden (in vergelijking met basisbreedbandnetwerken). In de huidige stand van de ontwikkeling van de markt en de technologie zijn NGA-netwerken: o op glasvezelkabels gebaseerde toegangsnetwerken (FttX, zoals bijvoorbeeld FTTH(ome) en FttC(urb) met VDSL2 of G.fast); o geavanceerde, geüpgradede kabelnetten (zoals DOCSIS 3.0 e.v.), en; o bepaalde geavanceerde draadloze toegangsnetwerken die een betrouwbare hoge snelheid per abonnee kunnen bieden (zoals 4G/LTE e.v.). Deze definitie onderscheidt NGA netwerken van oudere netwerken die onder andere onder de definitie van basisbreedband vallen: „basisbreedband” of „basisbreedbandnetwerken”: netwerken met basisfuncties die zijn gebaseerd op technologieplatforms zoals: o Asymmetric Digital Subscriber Lines (ADSL) (tot ADSL2+-netwerken); o niet-verbeterde kabelnetwerken (zoals DOCSIS 2.0); o mobiele netwerken van de derde generatie (UMTS) en; o satellietsystemen. Beschrijving witte, grijze en zwarte gebieden
1
NB - noot van de auteurs: De informatie is één op één overgenomen uit de verschillende bronnen. Verder spreekt Europa Decentraal over de AGVV als een concept en een ontwerp. Deze AGVV is echter per 1 juli 2014 van kracht geworden.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-1–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ In de EU Richtsnoeren voor breedbandnetwerken wordt onderscheid gemaakt tussen witte, grijze en zwarte gebieden. Een korte samenvatting staat weergegeven in het kader. Steun in zwarte gebieden is niet toegestaan en in grijze en witte gebieden alleen onder voorwaarden. De EU Richtsnoeren geeft de volgende informatie over witte en grijze gebieden: „Witte gebieden” zijn de gebieden waar geen breedbandinfrastructuur aanwezig is en in de nabije toekomst waarschijnlijk ook niet zal worden ontwikkeld. Met de doelstellingen van de Commissie voor de Digitale Agenda voor Europa wordt gestreefd naar een totale dekking qua basisbreedbanddiensten in de EU in 2013 en een totale dekking van ten minste 30 Mbps in 2020. Er moet daarom met voorrang voor worden gezorgd dat op tijd wordt geïnvesteerd in gebieden die nog onvoldoende zijn gedekt. De Commissie erkent daarom dat lidstaten die financiële steun verlenen voor het aanbieden van breedbanddiensten in gebieden waar breedband momenteel niet beschikbaar is, werkelijke doelstellingen in verband met cohesie en economische ontwikkeling nastreven, zodat hun optreden waarschijnlijk in overeenstemming is met het gemeenschappelijk belang, mits aan de voorwaarden van onderdeel 3.4 wordt voldaan. In dit verband moet een exploitant kunnen aantonen dat hij binnen die periode van drie jaar dekking zal bieden voor een aanzienlijk deel van het grondgebied en de betrokken bevolking. De steunverlenende autoriteit kan bijvoorbeeld verlangen dat een exploitant die belangstelling laat blijken om in het steungebied zijn eigen infrastructuur aan te leggen, binnen twee maanden een geloofwaardig businessplan, bewijsstukken als kredietovereenkomsten met een bank, en een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol overlegt. Bovendien moet binnen twaalf maanden met de investering worden begonnen en toestemming worden verkregen voor het merendeel van de doorgangsrechten die voor het project nodig zijn. Per periode van zes maanden kunnen aanvullende mijlpalen inzake de voortgang van de maatregel worden overeengekomen. Deze periode van drie jaar zou ingaan op het tijdstip van de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel. „Grijze gebieden” zijn de gebieden waarin één netwerkexploitant aanwezig is en in de nabije toekomst waarschijnlijk geen ander netwerk zal worden ontwikkeld. Het feit dat er slechts één netwerkexploitant aanwezig is betekent niet noodzakelijkerwijs dat er geen probleem is op het gebied van marktfalen of wat betreft cohesie. Wanneer die exploitant marktmacht (een monopolypositie) heeft, kan hij burgers een combinatie van kwaliteit van het dienstenpakket en tarieven bieden die niet optimaal is. Het is mogelijk dat bepaalde categorieën gebruikers niet goed worden bediend of dat het retailtarief, wegens het ontbreken van gereguleerde wholesaletarieven, veel hoger is dan het tarief dat voor dezelfde diensten wordt berekend in gebieden of regio's van het land die meer concurrentie kennen maar overigens vergelijkbaar zijn. Indien er daarnaast slechts een kleine kans is dat alternatieve exploitanten de markt zullen betreden, kan de financiering van een alternatieve infrastructuur een geschikte maatregel zijn. AGVV Europa Decentraal geeft in de AGVV de volgende informatie over staatsteun. Staatssteun en breedband De Commissie is constant op zoek naar de balans tussen het stimuleren van breedbandontwikkeling en het beschermen van de vrije markt. Daarom bestaan er specifieke staatssteunkaders voor de aanleg van breedband. Wanneer er bij een breedbandproject mogelijk sprake is van staatssteun, moet in sommige gevallen
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-2–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ de Europese Commissie overtuigd worden van het nut en de noodzaak (maatschappelijk en economisch) van de overheidsondersteuning. Deze gevallen worden dan ook gemeld bij de Europese Commissie (aanmeldplicht). Er zijn ook gevallen die niet hoeven te worden aangemeld. Dit wordt geregeld in de zogenoemde Algemene Groepsvrijstellingsverordening. De AGVV Vanaf 1 juli 2014 hoeven decentrale overheden steun aan breedbandinfrastructuur niet meer ter beoordeling aan de Europese Commissie aan te melden wanneer er gebruik wordt gemaakt van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Artikel 52 van de AGVV bevat een vrijstelling voor steun voor breedbandinfrastructuur. Om steun onder de AGVV te kunnen plaatsen moet aan een aantal voorwaarden te worden voldoen. Zo dient de steun bijvoorbeeld plaats te vinden in gebieden waar er geen breedbandinfrastructuur voorhanden is van dezelfde categorie (basisbreedband- of NGA-netwerk) en waar dit soort infrastructuur in de komende drie jaar waarschijnlijk niet door de markt zal worden uitgerold. Op pagina 63 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening staan de voorwaarden nader omschreven. Een lichte kennisgevingsprocedure, waarbij de Europese Commissie moet worden geïnformeerd, is een vereiste voor de toepassing van de AGVV. Per 1 juli 2014 hoeven decentrale overheden steun aan breedbandinfrastructuur mogelijk niet meer ter beoordeling aan de Europese Commissie aan te melden. Momenteel moeten deze steunmaatregelen in principe nog wel in Brussel worden gemeld op grond van de breedbandrichtsnoeren. De concept Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) bevat hier een vrijstelling voor. In dit derde artikel gaat Europa decentraal in op de decentrale gevolgen van deze nieuwe vrijstelling. Ontwerp AGVV: vrijstelling voor breedband Investeringen ten behoeve van breedbandinfrastructuur zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van art. 107 lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU). In art. 3 van de ontwerp AGVV is deze steun van de aanmeldingsplicht vrijgesteld. Volgens de Commissie brengt dit soort investeringssteun namelijk geen buitensporige verstoringen van het handelsverkeer en de mededinging met zich mee. Er moet dan wel aan de voorwaarden uit de ontwerp AGVV worden voldaan. Doel vrijstelling voor breedband De nieuwe vrijstelling voor breedband in de ontwerp AGVV is bedoeld ter bevordering van werkzaamheden met betrekking tot dit soort infrastructuur in gebieden waar geen vergelijkbare infrastructuur bestaat of naar verwachting in de nabije toekomst ook niet door marktpartijen zal worden uitgerold. Conclusie Op dit moment dienen decentrale overheden steunverlening op grond van de EU richtsnoeren voor breedbandinfrastructuur aan te melden bij de Commissie. Met het nieuwe artikel in de ontwerp AGVV hoeven decentrale overheden steun aan breedbandnetwerken per 1 juli 2014 mogelijk niet meer ter beoordeling bij de Commissie aan te melden: een kennisgeving is dan voldoende. De de-minimis verordening Europa Decentraal geeft de volgende informatie over de de-minimis regeling:. Decentrale overheden kunnen onder de de-minimisverordening ondernemingen tot 200.000 euro aan steun verlenen zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, hebben een beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren dus geen staatssteun op. Market Economy Invester Principle (MEIP) Over de MEIP meldt Europa Decentraal het volgende. Market Economy Investor Principle en breedband
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-3–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ Wanneer een decentrale overheid de uitrol van breedband ondersteunt door middel van participatie of kapitaalinbreng in de vennootschap die het project uitvoert, is er sprake van het Market Economy Investor Principle (MEIP). Staatssteun Het kapitaal dat de overheid ter beschikking van een onderneming stelt, kan niet als staatssteun worden aangemerkt, zolang de omstandigheden waaronder de steun wordt gegeven overeenkomt met normale marktvoorwaarden. Het voordeel van MEIP t.o.v. AGVV is dat er veel meer mogelijkheden tot differentiatie in de samenwerking met marktpartijen zijn. Daardoor wordt de drempel voor marktpartijen om bij te dragen aan de oplossing ook substantieel lager en de risico-afdekking van de publieke participatie in de financiering is veel beter. Banken beoordelen ook en er is financiële dekking voor het risico (Safe Harbour Vergoeding). Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en breedband Over de DAEB regeling meldt Europa Decentraal het volgende. De uitrol van een breedbandnetwerk kan aangemerkt worden als Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Decentrale overheden die deze projecten steunen moeten rekening houden met de voorwaarden voor een DAEB uit de Breedbandrichtsnoeren (punt 2.2.2). Belangrijke voorwaarden zijn: – Er kan sprake zijn van een DAEB als er een passieve, neutrale en vrij toegankelijke infrastructuur tot stand wordt gebracht; – Het netwerk moet de aanvragers van toegang tot het netwerk alle mogelijke vormen van toegang aanbieden en werkelijke mededinging op retail niveau mogelijk maken; – Het netwerk moet universele en gerelateerde wholesale toegang bieden, maar niet voor retailers; – Als het universele netwerk wordt uitgerold in winstgevende en niet-winstgevende gebieden, dan moet de compensatie van de overheid beperkt blijven tot de niet-winstgevende gebieden; – Wanneer de eigenaar van het netwerk waarop de DAEB van toepassing is, geen overheid is, moeten er controle- en terugbetalingmechanismen in het leven geroepen worden.
0.2 Modellen andere Provincies Er zijn meerdere provincies die steun (willen) verlenen aan breedband initiatieven voor het buitengebied. Zij hebben ieder verschillende modellen ontwikkeld. De provincie Gelderland heeft een participatie model opgezet. Nadat er te weinig steun voor een PPS constructie bleek, is gekozen voor een PS model van provincie met gemeentes. Gelderland heeft de intentie om een Breedbandbedrijf op te richten dat als Telecom operator de netwerken gaat uitrollen en beheren. Hiervoor is een budget van € 70 miljoen beschikbaar gesteld. In dit initiatief ondervindt Gelderland twee punten van zorg die schriftelijk aan minister Kamp kenbaar zijn gemaakt: 1. De provincie heeft signalen van een marktpartij ontvangen over een upgrade van hun netwerk naar VDSL, een formeel NGA netwerk. Gelderland vraag de minister of hij de mening van de provincie deelt dat een VDSL netwerk geen NGA netwerk is; 2. Er bestaat geen eenduidige vaststelling wat witte gebieden zijn. Gelderland vraagt de minister deze witte gebieden door de ACM te laten vaststellen. De provincie Overijssel heeft een stimuleringsregeling binnen het AGVV-kader, bestaande uit subsidie en achtergestelde leningen. Er is een separate startsubsidieregeling voor bewonersinitiatieven. De regeling voor de aanlegsubsidies wordt nu na een jaar geëvalueerd en zal waarschijnlijk in de 2 de helft van 2015 aangepast worden. Nu de BNG Bank voor gemeenten ruime financieringsmogelijkheden voor breedband in het buitengebied is gaan bieden, is het door de provincie aanbieden van achtergestelde leningen minder relevant geworden. BNG Bank biedt de financiering echter alleen onder 100% garantstelling van de gemeenten. Aangezien het niet voor alle gemeenten mogelijk is de gestelde garantstellingen te geven, is de overweging om
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-4–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ garantstellingen op BNG Bank leningen toe te voegen aan de stimuleringsregeling. Garantstellingen zijn op dit moment in de Overijsselse regeling niet mogelijk. Enkele bewonersinitiatieven hebben de koepelorganisatie Diensten Coöperatie Breedband Overijssel (DCBO) opgericht. Bewonersinitiatieven (stichtingen of coöperaties) die breedband willen uitrollen kunnen hier lid van worden en worden dan ondersteund met knowhow en financiering. Deze opzet biedt grote voordelen. Allereerst wordt voorkomen dat het wiel/, of in telecom termen de telefoon keer op keer opnieuw wordt uitgevonden. Maar zeker zo belangrijk is dat de verschillende netwerken op eenzelfde leest geschoeid wordt zodat er niet een lappendeken van verschillende, niet koppelbare netwerken ontstaat. Voorwaarde is wel dat voor een geconsolideerde exploitatie, de bewoners en gemeenten bereid zijn in voldoende mate samen te werken. Dat blijkt in de praktijk in Overijsel moeizaam te zijn. Daarbij speel ook een rol dat gemeenten garant moeten staan voor de commerciële bankleningen die nu deel uit maken van het financieringsmodel dat ten grondslag ligt aan de provinciale regeling. Los van het feit dat niet alle gemeenten financieel in de positie zijn om de garantstelling af te geven, blijken gemeenten onderling er ook beleidsmatig verschillend mee om te gaan. Iedere gemeenten heeft een zelfstandig beleidskader als het gaat om verstrekken van leningen. Dat maakt de financiering voor een geconsolideerde aanleg over de gehele provincie erg complex en moeilijk uitvoerbaar. De provincie Noord-Brabant heeft het Breedbandfonds opgericht dat haar fondsen inzet voor de uitrol van NGA netwerken in de witte gebieden, buitengebied en bedrijventerreinen. De publieke participatie in de financiering bedraagt maximaal 50% van de investering en kan met achtergestelde leningen of een garantstelling worden ingevuld en valt eveneens onder AGVV-kader.
0.3 Overwegingen bij keuze staatssteunkader Voordelen staatssteun (AGVV) Binnen staatssteunkader heeft de overheid de meest vergaande mogelijkheden om de ambities van haar beleid te realiseren. Daarvoor moeten dan wel de middelen om de aanleg te kunnen investeren beschikbaar zijn en expertise worden ingekocht. Vanzelfsprekend expertise op het vlak van telecom, maar zeker ook met betrekking tot de specifieke aanbestedingen die noodzakelijk zijn om met de juiste procedures de noodzakelijke betrokkenheid van marktpartijen te bewerkstelligen. De meest vergaande keuze binnen staatssteunkader is het opzetten van een publieke glasvezel exploitatie maatschappij, zoals de provincie Gelderland dat voor ogen had. Echter vervolgens is de samenwerking met marktpartijen weer noodzakelijk, want alleen werken met een publieke telecom operator op een publiek glasvezelnetwerk is zeer moeilijk te realiseren. Commerciële marktpartijen hebben dan veel mogelijkheden om vanuit hun marketingstrategie defensieve vertragende of zelfs eliminerende bewaarprocedures te starten. Voordelen marktconform (MEIP) Buiten staatssteunkader heeft de overheid de grootste slagkracht. Men minimale middelen en risico’s het grootste resultaat. Minimale middelen omdat eigen investeringen niet noodzakelijk zijn. Met garantstellingen worden de investeringen door de markt gedaan. Minimale risico’s omdat die door de betrokkenheid van commerciële marktpartijen mede beoordeeld en gewogen worden. Garantstellingen leggen weliswaar het eindrisico bij de overheid, maar marktpartijen zullen primair kritisch zijn ten aanzien van de cashflow en pas instappen als die voldoende gewaarborgd is. Daarmee wordt het grootste risico sterk beperkt. Marktconform financieren maakt het ook mogelijk het gehele buitengebied mee te nemen in de business case en niet alleen het ‘witte’ gebied. Daardoor wordt het makkelijker een haalbare business case op te zetten. Tenslotte is buiten staatssteunkader de noodzakelijke betrokkenheid van marktpartijen eenvoudiger te bewerkstelligen omdat marktpartijen differentiële voordelen gegund kunnen worden. Een volledig open aanbesteding is immers niet nodig. Daarmee wordt de rendementspositie van de betrokken marktpartijen verstevigd en die zullen op basis daarvan eerder bereid zijn in te stappen.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-5–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ Hans Brons IBFN B.V. Lunteren Bijlagen bij het document “white paper Staatssteun”
0.4 Externe documenten In deze bijlage is aanvullende informatie opgenomen met links naar externe documenten
0.4.1 Snel Internet in buitengebieden en 4G-dekking
Deze brief is hier te downloaden.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-6–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.2 Europa Decentraal
Europa Decentraal biedt veel informatie over staatsteun in het algemeen zoals beschreven in de AGVV en over staatsteun voor breedbandinfrastructuur in het bijzonder.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-7–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.3 EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels - in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken
Deze richtsnoer is hier te downloaden In deze richtsnoeren wordt een overzicht gegeven van de beleidsbeginselen van de Commissie inzake de toepassing van de staatssteunregels van het Verdrag op maatregelen ten behoeve van de uitrol van breedbandnetwerken in het algemeen (deel 2). Zij lichten de toepassing toe van deze beginselen bij de beoordeling van steunmaatregelen voor de snelle uitrol van basisbreedband- en zeer snelle NGA-netwerken (deel 3). Bij de beoordeling van staatssteun voor breedband zal de Commissie deze richtsnoeren toepassen. Dit zal de rechtszekerheid en de transparantie van haar besluitvorming ten goede zal komen.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-8–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.4 Goed op weg met breedband
Dit rapport is hier te downloaden. Samenvatting handreiking Ministerie EL&I In juni 2012 heeft het Ministerie van EL&I de handreiking ‘Goed op weg met breedband’ voor gemeentes en provincies gepresenteerd. Wanneer is de gemeente verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een breedbandinfrastructuur? Hoe kunt u als gemeente reguleren en faciliteren, of is het juist beter om te financieren? Welke hulp is wel en niet toegestaan? Breedband in Bedrijf zet de belangrijkste conclusies voor u op een rij en geeft advies voor de verschillende scenario’s. Voor een gunstig ondernemersklimaat mag glasvezel op bedrijventerreinen zeker niet ontbreken! Glasvezel houdt bestaande ondernemers vast en trekt nieuwe bedrijven aan: de beschikbaarheid van glasvezel is een van de vijf belangrijkste overwegingen bij het kiezen van een locatie. Bovendien biedt glasvezel voor ondernemers een uitstekende basis om in de toekomst glasvezel naar iedere voordeur in de gemeente aan te leggen.
Grijs bedrijventerrein - hulp gewenst Op een aantal bedrijventerreinen in Nederland is slechts één type netwerk beschikbaar, ofwel een marktpartij heeft de intentie om hier binnen drie jaar een netwerk aan te leggen. Op deze ‘grijze’ terreinen is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan voor de gemeente om hulp te bieden. Deze hulp kan bestaan uit reguleren, faciliteren en financieren. Reguleren kan door bijvoorbeeld de leges zo laag mogelijk te houden en procedures voor vergunningen te verkorten. Ook kunt u de aanleg van glasvezel faciliteren door het inschakelen van Breedband in Bedrijf voor een vraagbundeling. Het financieren van de uitrol van glasvezel is gebonden aan strikte voorwaarden: een gemeente mag ‘de markt’ niet beïnvloeden. Daarnaast zult u moeten aantonen dat de gemeente er bij gebaat is vanwege maatschappelijk belang (economische groei, innovatie). Zwart bedrijventerrein - verboden te investeren Wanneer op een bedrijventerrein meerdere aanbieders glasvezel leveren tegen een concurrerend tarief, dan is dit bedrijventerrein klaar voor de toekomst. In het rapport wordt dit bedrijventerrein als ‘zwart gebied’ gemarkeerd. Voor zwarte gebieden geldt dat ‘de markt’ haar werk heeft gedaan en dat de overheid hier niet hoeft te investeren in de ontwikkeling van glasvezel.
Wit bedrijventerrein - noodzaak tot initiatief De meeste bedrijventerreinen in Nederland vallen in de witte categorie. Op zo’n bedrijventerrein is geen goede breedbandvoorziening aanwezig: hier heeft u als gemeente de verantwoordelijkheid om een glasvezelinfrastructuur te realiseren. Met glasvezel stimuleert u economische bedrijvigheid in uw gemeente. Op een wit bedrijventerrein krijgt u van de Europese Commissie doorgaans groen licht om te reguleren, faciliteren en financieren. Het is noodzakelijk dat de gemeente hier hulp verleent, want de algemene trend van de laatste twee jaar is dat marktpartijen erg terughoudend zijn met investeren. Zij wachten op initiatief vanuit de overheid, ondernemers, bedrijvenverenigingen of parkmanagement. Breedband in Bedrijf heeft de ervaring en kennis om u hierin verder te begeleiden.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
-9–
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ (3) de robuustheid van investeringen. Aan de 0.4.5 TNO-rapport “Vraag en aanbod vraagzijde bestaat ook geen eenduidig beeld. Wel Next-Generation Infrastructures is duidelijk dat breedbandige netwerken van 2010 – 2020” strategisch belang zijn voor de hele BV Nederland, wat betekent dat ook transsectorale ontwikkelingen op het terrein van energie (o.a. smart grids, slimme meter), zorg (o.a. teleconsultancy, zorg-op-afstand etc.), mobiliteit (o.a. elektrische auto’s, anders betalen voor mobiliteit etc.) en onderwijs en cultuur (o.a. virtueel collectief onderwijs, ontsluiting cultureel erfgoed etc.) een rol zullen moeten spelen in de overwegingen. Dit rapport is hier te downloaden. Managementuittreksel Titel : Vraag en aanbod Next-Generation Infrastructures 2010 - 2020 Auteur(s) : TNO Informatie- en Communicatietechnologie en Dialogic Datum : Februari 2010 Opdrachtnr. : I-7122 Rapportnr. : 35254 Achtergrond Snel en hoogwaardig breedband wordt algemeen gezien als voorwaarde voor een concurrerende, innoverende en duurzame kenniseconomie. Nederland neemt op dit terrein internationaal een koploperspositie in, onder meer gebaseerd op sterke concurrentie in de last mile. In ieder geval staat Nederland in de Europese ranglijst op de eerste plaats. Het Ministerie van Economische Zaken hecht er grote waarde aan deze positie ook in de toekomst te behouden en optimaal te benutten. De verdere ontwikkeling van bestaande en nieuwe breedbandinfrastructuren naar Next Generation Infrastructures (NGI) wordt dan ook gezien als van groot strategisch belang voor de ontwikkeling van maatschappij en economie als geheel. Dit belang wordt ook door de Tweede Kamer breed gedragen getuige de onlangs aangenomen motie Vendrik-Van der Ham. De hamvraag is hoe op basis van vraag en aanbod de migratie naar deze NGI’s zou kunnen plaatsvinden. Aan de aanbodzijde is sprake van een reeks technologieën die een rol kunnen spelen in de verdere ontwikkeling van breedbandinfrastructuren en dan met name in het aansluitnetwerk. Er zijn vele scenario’s te bedenken waarin deze technologieën elkaar aanvullen en opvolgen in de tijd. Verschillende vragen zijn relevant ten aanzien van (1) het tempo van migratie, (2) toekomstvastheid, duurzaamheid, openheid en schaalbaarheid van technologieën en
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
Vraagstelling Het Ministerie van Economische Zaken heeft TNO en Dialogic de opdracht gegeven om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de te verwachten aanbod en vraag in Next Generation Infrastructures in Nederland in 2010, 2015 en 2020. Dit rapport is het resultaat van dat onderzoek, dat zich overigens niet heeft bezig gehouden met marktordening- en reguleringsvraagstukken die in de grotere vraagstelling wel van invloed zijn. In het onderzoek wordt een, bij stakeholders getoetste, inventarisatie opgeleverd van de aanbod- en behoefteontwikkeling aan capaciteit in Next Generation Infrastructures, uitgaande van de huidige situatie in Nederland en met de focus op vaste netwerken. Het rapport is onder andere bedoeld als input voor de recent door het ministerie ingestelde Task Force Next-Generation Networks die het ministerie van advies zal dienen over de vraag hoe de centrale overheden een rol kunnen spelen bij de verdere stimulering van breedbandinfrastructuren in Nederland. Aanpak Het onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd op desk research waarbij beschikbare openbare bronnen zijn geraadpleegd, aangevuld met expert opinions en professionele inschattingen van de onderzoekers. De bevindingen zijn op hoofdlijnen gevalideerd met een tiental stakeholders aan de vraag- respectievelijk aanbodzijde. Bevindingen Ontwikkeling van de vraag naar breedband Er komen steeds meer digitale diensten beschikbaar én de adoptie, diversiteit en afhankelijkheid van die verschillende diensten neemt toe. Maar minstens zo belangrijk voor het bandbreedteverbruik is het feit dat diensten steeds breedbandiger worden. Dat is met name het
- 10 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ gevolg van de integratie van videobeelden in tal verschillende sectoren, ten behoeve van een zo van diensten, ook transsectoraal. Op basis van groot mogelijk dekking van Nederlandse diverse gerenommeerde bronnen schatten wij dat huishoudens is voldoende capaciteit per de vraag naar bandbreedte tussen nu en 2020 op aansluiting weliswaar een noodzakelijke maar niet vaste aansluitingen in Nederland exponentieel zal voldoende en meest bepalende voorwaarde. Naast groeien met circa 30% tot 40% per jaar. Dit is een capaciteit is vooral openheid een belangrijk conservatieve inschatting. Om een aantal redenen technisch maar ook marktorganisatorisch kenmerk. hebben wij gekozen voor een betrekkelijk Tot slot is de kostenfactor, als onderdeel van de conservatieve schatting. De belangrijkste reden business case, sterk van invloed op de ontwikkeling hiervoor is dat er in Nederland nauwelijks meer van infrastructuren. exogene groei op het vaste net zal plaatsvinden, enkel endogene. De groei zal bijna volledig moeten Migratiepad 1: DSL richting FttH komen uit ‘Nederlanders die meer gaan Wij verwachten dat al in de komende paar jaar in internetten’ en niet uit ‘meer Nederlanders die het fiber-koper netwerk de belangrijke en relatief gaan internetten’. Wel valt te verwachten dat kostbare stap naar VDSL2 vanuit de straatkast zal binnen huishoudens het gelijktijdig gebruik nog moeten worden gemaakt om de vraag te kunnen verder toeneemt. Berekeningen laten een brede blijven volgen en qua snelheid concurrerend te marge zien voor de gemiddelde downloadsnelheid blijven t.o.v. de kabel. VDSL2 gaat op termijn in 2020, die neerkomt op 75 Mbit/s – 400 Mbit/s. zonder verdere verglazing in toenemende mate De onvoorspelbaarheid van het succes van tekortschieten voor de gevraagde bandbreedtes in toekomstige diensten en devices die veel de bovenkant van de markt, maar blijft nog een tijd bandbreedte gaan gebruiken – zoals Net TV, HDrelevant voor de (omvangrijke) onderkant van de streaming, cloud computing en HDconsumentenmarkt. De DSL-migratie koerst op teleconferencing – geven een grote mate van termijn af op een volledige FttH oplossing, al dan onzekerheid aan voorspellingen voor 2020. niet met nog een Ultimate-DSL tussenstap op de Hetzelfde geldt voor het versneld aanbieden van laatste meters koper in geschikte scenario’s. Het grote bandbreedtes als gevolg van grote tempo waarin de migratie zich voltrekt zal worden investeringen in NGN-infrastructuur. We bepaald door marktontwikkelingen. Veel meer dan verwachten dat de huidige, vrij sterke bij de bestaande versies van DSL het geval is bandbreedte-asymmetrie aan de vraagzijde geweest zal er in het verdere migratietraject van weliswaar minder wordt maar dat asymmetrie een regionale/lokale differentatie sprake zijn op grond blijvend kenmerk is, met een indicatieve van kostenoverwegingen. ondergrens van ca 1:5. In principe hoeven asymmetrische acces technologieën geen Migratiepad 2: Ontwikkeling kabel beperking te vormen voor het goed faciliteren van De kabel lijkt de meest graduele migratie naar NGA symmetrische diensten zoals HD-video te zullen doormaken, waarbij de extra conferencing, zolang de upsnelheid voldoende investeringen (CAPEX) voor de middellange termijn hoog en gegarandeerd is. (2015) relatief het minst zijn. De stap naar HFC Next Generation die qua impact verder reikt dan Ontwikkeling van breedband infrastructuren tot de zojuist genoemde ADSL->VDSL migratie wordt 2020 aanzienlijk later in de tijd voorzien (na 2015). In Het fiber-kopernetwerk (DSL) en het fiber-coax tegenstelling tot DSL zal kabel niet, of in ieder geval netwerk (de kabel) zijn nu in Nederland de niet binnen de beschouwde periode 2010-2020, dominante breedband infrastructuren met een uitmonden in een FttH aansluiting vanwege de groot bereik en een capaciteitsaanbod dat de vraag zeer hoge intrinsieke capaciteit van coax. Openheid volgt en zelfs stimuleert. Full fiber (rechtstreeks is technisch mogelijk maar niet op alle relevante FttH) bevindt zich nog in een pril stadium. Internet lagen automatisch gewaarborgd. De huidige via dial-up verbindingen zal geleidelijk gaan wedloop tussen DSL en HFC zal het komende verdwijnen. In de beschouwing hoe breedband decennium een ander karakter krijgen waarbij infrastructuren zich in de toekomst ontwikkelen in geleidelijk HFC en FttH concurrerende proposities verhouding tot de verwachte vraag, is en blijft worden omdat deze de verwachte groei in de vraag capaciteit (downstream/upstream) een belangrijk naar capaciteit nog vele jaren kunnen volgen. DSLvergelijkend kenmerk. Echter voor het technologie over koper kan dat (zonder verdere ondersteunen van een breed pallet aan verglazing) niet in die mate. DSL blijft echter, ook (essentiële) diensten in een groot aantal
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 11 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ op langere termijn, wel belangrijk voor de een relatief aantrekkelijke bandbreedtepropositie “onderkant” van de breedbandmarkt. kan bieden op basis van een positieve business case. Opkomst full fiber Full fiber netwerken vragen zeer kapitaalintensieve Aldus verwachten wij, waarschijnlijk al ruim voor investeringen op de korte termijn en vragen lange 2020, een vernieuwd landschap waarin HFC, adem voordat nationale dekking is bereikt FttH/DSL en FttH/Full Fiber in onderlinge (minimaal 10 jaar, waarbij 100% dekking niet regionaal/lokaal verschillende verhoudingen realistisch/rendabel wordt geacht). Intussen wordt concurreren. De rol van BWA is en blijft daarin door KPN, Reggefiber en door andere partijen relatief bescheiden en kan wellicht van betekenis binnen de telecomsector niettemin vaart gemaakt blijken voor rurale gebieden waar met volledige FttH met een groeitempo aanleg/upgrading van vaste aansluitnetwerken (streefgetal) van ca 600.000 homes passed per zeer kostbaar is. jaar. Ook partijen buiten de telecom sector filosoferen over nieuwe full fiber netwerken. Full fiber uitrol zal naar verwachting lokaal/regionaal zijn gedifferentieerd. Open toegang is technisch geen issue maar is niet automatisch gegarandeerd. De FttH propositie (via DSL migratie en/of via full fiber implementatie) leunt op de “oneindige bandbreedte” belofte. Dit aspect kan FttH ondanks de kosten van aanleg in de toekomst een belangrijke competitief voordeel geven ten opzichte van HFC. Ook volledige symmetrie bij FttH is een unique selling point ten opzichte van DSL en HFC. Relevantie Broadband Wireless Access Bij dit alles speelt BWA, althans in Nederland, een hoofdrol in mobiel breedband maar het speelt geen rol van betekenis als alternatieve infrastructuuroptie voor vast breedband op grotere schaal. Wel is BWA met de noodzakelijke aansluiting van basis stations van 3G/4G netwerken juist mede verantwoordelijk voor de toenemende capaciteitsvraag op het vaste aansluitnetwerk. Het verwachte effect van regionale differentiatie kan in het bijzonder nadelig uitpakken voor rurale gebieden. BWA is mogelijk een acceptabel alternatief. Daarvoor zal moeten worden aangetoond of BWA in rurale gebieden
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 12 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ most advanced digital video format and only when 0.4.6 TNO rapport “Evolution and a customer is watching. Such a rationalisation can prospects cable networks for be achieved by switching off analogue services, broadband services” using a single and the most efficient video coding algorithm and introducing switched digital video, Network upgrades to downsize the cable network segments and to extend and re-allocate the cable upstream and downstream frequency bands. These upgrades include deep fibre deployment up to, or beyond, an Fibre-to-thelast Amplifier (FttlA) architecture to create segments of 20 homes passed or less, the extension of the upstream band Dit rapport is via deze link te downloaden. up to 200 MHz and the extension of the downstream band up to 1 GHz. In the long term, Management summary the spectrum above 1 GHz can be used, possibly European cable networks have played an for a second upstream band. important role in the development of broadcast The deployment of new, more efficient television and broadband services. The delivery of transmission technologies like DVBC2, EuroDOCSIS Gigabit broadband services is considered to be the 3.x, DOCSIS Ethernet over Coax (DOCSIS EoC) or next access network challenge in the development EPON Protocol over Cable (EPoC). of broadband services. In this whitepaper we have studied and analysed the technical capabilities of The first objective of this study is to establish the cable networks to deliver Gigabit broadband maximum capacity of the cable network. Assuming services. that broadcast services are rationalised, the This whitepaper comprises in-depth information regarding cable technology and cable network upgrading. To complement the knowledge that is readily available from earlier TNO cable research projects and assignments, public sources from the internet and conferences have been consulted and three players with an interest in the development of cable access technologies have been interviewed: Alcatel- Lucent, Huawei and Cable Europe Labs. The scope of the study was limited to the technological options for expanding the cable network capacity. The broadband market demand was not assessed. Therefore, the study does not provide an indication of the timing of the network upgrades; however, using the results of an earlier study of Dialogic and TNO into the development of the broadband demand commissioned by the Dutch Ministry of Economic Affairs∗, we believe that cable networks can serve the market well beyond 2020, provided the capacity is properly expanded as discussed in this report.
upstream and downstream bands are extended to 200 MHz and 1 GHz respectively, and that the cable segments are downsized to 20 homes passed using an FttlA architecture, the network will be able to deliver a 1600/250 Mbps premium broadband service and an estimated basic service of 1300/200 Mbps. Segmentation beyond an FttlA architecture, down to cable segments of 10 or even 5 homes is feasible, which will allow the delivery of a premium service of more than 1600/250 Mbps. Technically, for a segment size of 1 home passed, a 6.5/1 Gbps broadband service can be delivered to each home using existing technologies and currently discussed cable network architectures. When assuming a sustained development of the transmission technologies up to QAM 64k modulation and a future use of the cable spectrum above 1 GHz for a second upstream band, a 10/2 Gbps capacity per cable segment will be feasible.
To deliver Gbps services, the cable capacity has to be expanded. Basically, a cable network provider has three options for expanding broadband capacity: A rationalisation of the broadcast services: television programmes are only distributed in the
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 13 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ whereas a third operator may opt for DVB-C2 transmission technology with a higher throughput per 8 MHz frequency channel. Together, the upgrade options provide a cable toolbox from which a cable provider can craft its own, optimised cable evolution roadmap, applying all upgrade options in various combinations as and when appropriate as illustrated in the figure. Because of the different network and market situations, each cable provider will optimise its network strategy. The migration strategies of cable providers will look different; a common roadmap seems unlikely.
Cable operators can choose from the mentioned upgrade options; one allocates additional frequency channels to EuroDOCSIS, another one will choose further segmentation of the network,
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
To summarise, European cable networks can progress towards Gigabit broadband infrastructures. Cable technologies provide the opportunity to develop an optimized network evolution strategy to expand broadband capacity.
- 14 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.7 Programma van Eisen (PvE) voor het buitengebied
Dit PvE is hier te downloaden. De belangrijkste intentie van het Programma van Eisen voor de passieve infrastructuur van een NGA glasvezelnetwerk in het buitengebied, het PvENGA-BG2, is een standaard neer te zetten voor de specifieke parameters en opzet van een NGA glasvezelnetwerk in het buitengebied, op basis waarvan de aanbieder zijn offerte zal indienen. Hiervoor wordt in dit PvE-NGA-BG een generiek buitengebied model en een hiërarchisch kostenmodel gedefinieerd. Deze standaard maakt een objectief vergelijk van technische oplossingen en kosten mogelijk. Deze informatie zal dienen als basis voor financieringsaanvragen bij banken, overheden et cetera. Expliciet wordt vermeld dat dit PvE gaat over de aanleg van laag 1, de passieve infrastructuur. Wanneer deze werkzaamheden zijn voltooid is het netwerk nog niet operationeel. De actieve apparatuur van laag 2 zal nog in de PoP en in de meterkasten moeten worden geplaatst en de connectie naar de ISP van laag 3 zal moeten worden geactiveerd.
omdat door de langere afstanden de benodigde investeringen beduidend hoger zijn dan in de kernen. Teneinde deze aanvullende fondsen zo beperkt mogelijk te houden wordt van de aanbieders gevraagd creatieve en innovatieve oplossingen in te brengen die een kostenreductie voor het buitengebied mogelijk maken, gericht op zowel de CAPEX als de OPEX. Om die reden is het PvE-NGA-BG veel meer gericht op functionele eisen dan op technische eisen. De aanbieder zal deze functionele eisen met zijn technische oplossingen binnen het in dit PVE beschreven generieke buitengebied model invullen, waarmee een objectieve, meetbare vergelijking van de verschillende technische oplossingen mogelijk wordt.
Het blijkt dat de huidige technische modellen en business cases voor het buitengebied zonder aanvullende fondsen niet sluitend te krijgen zijn 2
PvE-NGA-BG staat voor Pakket van Eisen – Next Generation Acces – BuitenGebied. Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 15 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.8 Breedband netwerken In deze bijlage wordt inzicht gegeven in de toename van het Internet gebruik en de daaruit voortvloeiende behoefte. Zowel voor vaste als mobiele netwerken wordt aangegeven waar ze staan in de rangorde van minder breedbandig tot zeer breedbandig en in welke mate deze in staat zijn te voldoen aan de groeiende behoefte, ergo hoe toekomstvast ze zijn. Er wordt met name ingezoomd op de capaciteit en het afstandsbereik van de vaste netwerken voor telefonie, kabel en glasvezelnetwerken. Het Internet verkeer vergt steeds meer bandbreedte. Dit komt met name omdat er steeds meer muziek en video live wordt gestreamed met bijvoorbeeld Netflix, HBO, Spotify en Youtube, steeds grotere bestanden met (school)boeken, foto’s en film worden gedownload en geüpload. Het live gamen en gebruik maken van applicaties/diensten in de cloud vergt ook steeds meer up- en download capaciteit. En ook de TV’s evolueren in snel tempo van analoog via ‘gewoon’ digitaal naar HDTV en van daaruit via IPTV naar nog nieuwere ontwikkelingen. Een andere driver is de ontwikkeling van E-care dat het voor zieken en ouderen mogelijk maakt om langer thuis te blijven dan in een zorginstelling en dat voor een groot deel steunt op veel breedbandige videoverbindingen. Ook het thuiswerken van volwassenen en huiswerk maken door kinderen, al dan niet met E-books, vraagt om steeds betere Internetverbindingen. Verder is een goede Internet verbinding bijna een voorwaarde om je huis te kunnen verkopen, waarbij deze ook een positief effect heeft op de prijs van de woning. Bewakingscamera’s en domotica toepassingen vragen ook betrouwbaar breedband. Al met al is breedband een voorwaarde voor de economische groei en leefbaarheid van een gebied. Deze ontwikkelingen ziende heeft Google besloten om Google Fiber te implementeren. Er zijn in Nederland meerdere breedbandige netwerken die aan de groeiende behoefte (proberen te) voorzien. In volgorde van oplopende capaciteit zijn dat de mobiele netwerken 3G/UMTS en 4G/LTE en de vaste netwerken telefonie, kabel en glasvezel. Bij de mobiel netwerken voorziet de invoering van 4G in groei van de capaciteit. Het telefonienetwerk zit op zijn maximale capaciteit en voor kabel is verdere ontwikkeling economisch niet haalbaar. Glasvezel heeft een bijna onuitputtelijke capaciteit en wordt momenteel alleen beperkt door de gebruikte glasvezelmodems. Zolang de behoefte kleiner is dan de beschikbare capaciteit ervaart men geen problemen. Wordt de grens bereikt dan gaat het pijn doen en wil men een netwerk met meer capaciteit. Zo telt Nederland sinds maart 2014 voor het eerst meer Staatssteun NGA
Versie: V1.0
Internetaansluitingen over de kabel dan over het telefonienetwerk. De kabel groeide afgelopen jaar tot 45,7% en telefonie kromp naar 45%. Internet over glasvezel groeide naar 9,3%. Mobiele netwerken zijn niet geschikt voor grootschalig breedband Een veel gehoorde en terechte vraag is of mobiele netwerken de taak van vaste netwerken kunnen overnemen, zeker voor het buitengebied. Het antwoord is dat het elkaar aanvullende netwerken zijn en dat veel gebruikers zowel een vast als een mobiel abonnement hebben. Uiteraard is een mobiel netwerk bedoeld voor mensen die niet op een vaste locatie verblijven, maar er is een tussengebied van gebruikers die ook in de thuissituatie of op de werkplek kiezen voor mobiel. Dat is mogelijk als men geen grote hoeveelheden dataverkeer hoeft te verwerken, want vaste netwerken leveren een factor 10 tot 100 meer capaciteit dan mobiele netwerken. Ook in de toekomst zal dit capaciteitsverschil blijven bestaan. Het blijkt dat de capaciteit van
Figuur 1. De behoefte doorbreekt na verloop van tijd de beschikbare capaciteit.
breedbandnetwerken, zowel mobiel als vast, zich autonoom volgens een vaste formule ontwikkeld, waardoor deze onderlinge verhouding gelijk blijft. Dit is vastgelegd in de zogenaamde wet van Nielsen die zegt dat de capaciteit zich iedere anderhalf tot twee jaar verdubbelt. Dat houdt in
- 16 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ dat de capaciteit iedere 15 jaar voor beide behulp van analoge ADSL of digitale VDSL modems netwerken een factor 1000 groter wordt. zijn snelheden tot 20 c.q. 50 Mbps haalbaar. Dit zijn de downloadsnelheden, de uploadsnelheid ligt Wanneer men toch mobiele netwerken wil ongeveer een factor 10 lager. Dit wordt gebruiken om het laatste stukje naar de gebruiker asymmetrisch genoemd. Deze maximum (the last mile) te overbruggen, is het goed te snelheden nemen echter snel af naarmate men realiseren dat de maximale capaciteit alleen verder van de telefooncentrale afzit. Onderstaande gehaald wordt vlakbij de zendmast. Ook is het grafiek laat zien dat als men op enkele kilometers belangrijk dat deze capaciteit gedeeld wordt met van de centrale af woont, de datasnelheid alle gebruikers die van deze mast gebruik maken. terugloopt tot enkele Mbps of zelfs kbps. Met Er zouden daarom heel veel masten moeten VDSL2 heeft men de maximale snelheid weten te worden geplaatst om de afstand mast – gebruiker verdubbelen naar maximaal 100Mbps dichtbij de kort te houden en om het aantal gebruikers per centrale, maar na 2 kilometer is de snelheid al mast te beperken. Iedere mast moet ook weer een vergelijkbaar met ADSL en de toepassing van aansluiting hebben met het vaste backbone VDSL2 in Nederland is dan ook zeer beperkt. netwerk en dat kan bij die hoge capaciteiten alleen De conclusie is dat het telefonienetwerk heden ten met glasvezel. Ergo, ook met mobiel zal veel dage onvoldoende capaciteit biedt voor woningen glasvezel moeten worden aangelegd, ofwel: “Hoe meer draadloos, hoe meer draad”. Vaste netwerken kennen drie technieken voor breedband Er zijn drie technieken die bij vaste netwerken breedband bieden. ADSL of VDSL via de koperdraden van het telefonienetwerk, kabelnetwerken met hybride fiber/coax kabels (HFC) en de 100% glasvezelnetwerken. De kenmerken van het telefonienetwerk met ADSL en VDSL Het door KPN beheerde telefonienetwerk is meer dan 100 jaar oud en is oorspronkelijk ontwikkeld voor spraak. Door de ontwikkeling van modems werd het mogelijk ook data te gaan versturen. Nu zijn de hogere netwerklagen (Tiers, zie paragraaf 0.4.9) verglaasd en die hebben veel capaciteit. Maar de onderste Tier 4, het zogenaamde access netwerk, bestaat uit koperen telefoondraadjes die tussen de laatste wijkcentrale en de gebruiker liggen.
Figuur 3. Telefonie kabel (dubbele two-wire).
Deze zogenaamde last mile vormt een beperkende factor omdat de datacapaciteit van deze koperkabels eindig is. Wel is men erin geslaagd om het koper tot het laatst uit te nutten door gebruik te maken van de zogenaamde DSL technieken. Met
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
Figuur 2. Snelheden van ADSL en VDSL nemen snel af bij grotere afstanden.
die verder dan 2 kilometer van de centrale afliggen, ergo voor het buitengebied is het telefonie netwerk geen breedband netwerk. Omdat de maximale capaciteit in het telefonie netwerk is bereikt en de behoefte blijft verdubbelen is het telefonienetwerk ook voor de kernen geen toekomstvaste breedbandoplossing. De kenmerken van kabelnetwerken Op het gebied van de kabelnetwerken zijn, naast enkele kleinere kabelmaatschappijen, UPC en Ziggo de grote spelers. De hogere Tiers van het kabelnetwerk zijn verglaasd en de accesslaag, Tier 4, is hybride glasvezel/coax, HFC, en wordt door meerdere gebruikers gedeeld. Kabelnetwerken werken met het EuroDOCSIS protocol in plaats van het Ethernetprotocol. Kabelnetwerken zijn zogenaamde verticals, wat wil zeggen dat het een gesloten netwerk is dat geen toegang biedt aan andere providers. Dit is mogelijk omdat kabelnetwerken onder Mediawet vallen en niet onder de Telecomwet, die een open infrastructuur eist. Zoals het zich nu laat aanzien krijgen beide dezelfde moederorganisatie en dat zou aanleiding
- 17 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ kunnen zijn beide onder de Telecomwet te sterkte mee te geven wordt er een coating en brengen, waarmee zij hun netwerken ook open mantels omheen gelegd. zullen moeten stellen voor andere providers. De glasvezelkabel kan worden ingegraven of in sommige gevallen via het drukriool worden Coaxkabel is ook van koper maar dikker dan de kabels van het telefonienetwerk. Ook de capaciteit van coaxkabel is eindig, grofweg een factor 10 groter dan van telefoniekabel en is ook asymmetrisch.
Figuur 4. Glasvezelkabel.
aangelegd. De capaciteit van een glasvezel is minimaal 10.000 keer zo groot als van coax en kan op basis van de wet van Nielsen 20 tot 25 jaar langer mee dan coax. Deze grote capaciteit is in beide richtingen symmetrisch beschikbaar, dus zowel voor uploaden als voor downloaden. Deze grote Figuur 5. Coax kabel.
De maximaal haalbare capaciteit van het huidige EuroDOCSIS protocol over coax zal ertoe leiden dat ook de kabelnetwerken binnen een aantal jaren niet meer aan de groeiende behoefte kan voldoen. Upgraden naar een versie met meer capaciteit vergt een (te?) grote investering. Wanneer de grens bereikt wordt is uiteraard afhankelijk van de individuele behoefte, maar de conclusie is dat kabelnetwerken geen toekomstvaste oplossing bieden voor breedband. In het buitengebied zijn kabelnetwerken niet beschikbaar en de afgelopen jaren hebben de kabelnetwerken ook geen initiatieven ondernomen om hun netwerken uit te breiden. Er zijn momenteel ook geen concrete initiatieven van de kabelmaatschappijen om het buitengebied te bekabelen, maar men heeft wel aangegeven dat, in het geval men hiertoe zou willen overgaan, dit niet met coax maar met glasvezel zal gebeuren. De kenmerken van glasvezelnetwerken De grootste marktpartij die 100% glasvezel aanbiedt is KPN/Reggefiber. Bij glasvezel netwerken wordt geen stroom door een koperen geleider gestuurd, maar licht door een glazen buisje ter dikte van een mensenhaar. Hiervoor wordt zeer zuiver glas gebruikt dat zo weinig demping veroorzaakt dat (licht)signalen betrouwbaar over grote afstanden worden getransporteerd. Om de glasvezel de nodige
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
Figuur 6. De snelheid bij glasvezel neemt niet af bij de lengte van het netwerk.
capaciteit is bereikbaar door signalen met een hoge datasnelheid te gebruiken en door meerdere van deze signalen te multiplexen/stapelen binnen één glasvezel. Hierbij wordt ieder signaal op een eigen frequentie, op een eigen kleur uitgezonden. Deze WDM techniek is volkomen vergelijkbaar met de manier waarop radio- en tv signalen worden verstuurd. Alle hogere Tiers van alle netwerken in Nederland maken gebruik deze WDM techniek. Nu zijn de ontwikkelingen en prijzen van de Tier4 WDM modems zover dat WDM ook in het onderste access netwerk, Tier 4, kan worden gebruikt. Hiermee komt de totale capaciteit van de glasvezelkabel ter beschikking en kan met veel minder vezels worden volstaan dan in het klassieke Reggefiber model waarin men twee vezels naar iedere woning legt, waarvan de beschikbare capaciteit voor minder dan 0,1% wordt gebruikt. Dit is één van de essentiële methoden om de hoge aanlegkosten in het buitengebied tot een haalbaar
- 18 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________ niveau terug te brengen. Ook Google Fiber heeft Mbps bij de te realiseren maximale afstanden van voor WDM gekozen. enkele tientallen kilometers. De maximale data overdracht niet beperkt door de lengte van het glasvezel netwerk, maar door de gebruikte glasvezelmodems. Dit komt omdat de capaciteit van glasvezel zo groot is dat die geen beperking is voor de huidige snelheden van 100
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
Hiermee is glasvezel geschikt om de behoefte van Tier 4 voor minimaal 30 jaar af te dekken. In het buitengebied, waar voor een breedband infrastructuur nieuw zal moeten worden aangelegd is glasvezel de enige geschikte keuze.
- 19 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
0.4.9 Tiernetwerken en de hiërarchische structuur van netwerken In deze bijlage wordt kort samengevat hoe de organisatiestructuur van telecomnetwerken eruit ziet. Men onderscheidt verschillende hiërarchische niveaus, Tiers genaamd. Het onderste niveau, Tier 4 of access netwerk genaamd, is het onderste netwerk dat bij de gebruiker in de meterkast eindigt. Dit bestaat uit koperen telefoondraadjes, koperen coaxkabel of glasvezel. Bij mobiele netwerken gaat de verbinding door de lucht. De hogere lagen van al deze netwerken zijn verglaasd en maken gebruik van WDM, een multiplextechniek die meerder kanalen in de vorm van kleuren over dezelfde verbinding transporteert, net als radio en tv. Telecommunicatienetwerken, hetzij telefonie, kabel of internet netwerken, zijn hiërarchisch opgebouwd. Dat wil zeggen dat zij meerdere niveaus, levels, kennen met ieder hun eigen functie en opzet. Deze niveaus worden Tiers genoemd. Er worden 4 niveaus onderscheiden: o Tier 1 is het internationale netwerk, dat de toegang van en naar het internationale netwerk biedt; o Tier 2 is het landelijke netwerk tussen de steden; o Tier 3 is het netwerk in de steden; o Tier 4 is de verbinding van de laatste switch naar de gebruiker. Binnen iedere Tier zijn er meerdere centrales of switches die onderling verbonden zijn met zogenaamde horizontale verbindingen. De Tiers zijn onderling verbonden met verticale verbindingen. Alle verbindingen zijn tegenwoordig van glasvezel met uitzondering van de verticale verbindingen van de onderste Tier 4, het zogenaamde acces netwerk met de verbindingen naar de gebruiker. Dit wordt ook vaak de ‘the last mile’ genoemd. Wanneer een access netwerk wordt aangelegd op basis van glasvezel is het een NGA.
In Tier 4 is de verbinding naar de gebruiker, afhankelijk van het soort netwerk, op verschillende manieren gerealiseerd. Voorbeelden van verschillende soorten zijn te vinden bij de verschillende typen netwerken: Bij mobiele netwerken wordt gebruik gemaakt van de draadloze verbinding tussen het mobieltje en het basisstation; In het telefonienetwerk bestaat het uit de twee koperdraadjes waarover ADSL of VDSL wordt geleverd; Bij de kabelnetwerken is Tier 4 deels glas tot de grijze kast op de hoek van de straat en van daar af van coax kabel naar de woning. Dit wordt ook wel HFC, hybridfiber-coax, genoemd; Bij FttH netwerken wordt de glasvezel tot in de meterkast gebracht. KPN/Reggefiber heeft nu 2 miljoen woningen van glasvezel tot in de meterkast voorzien en is daarmee het enige 100% glasvezelnetwerk. Bij de aanleg van een breedbandnetwerk naar de gebruikers gaat het om de aanleg van Tier 4. Een weergave van deze gelaagde structuur is in de volgende figuur weergegeven.
Figuur 7. Het hiërarchische Tiermodel.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 20 –
White Paper Staatssteun juni 2015 ___________________________________________________________________________________________
Communicatienetwerken kennen verder 3 functionaliteiten die gelaagd worden voorgesteld: 3
Diensten laag
Hier wordt de informatie door diensten bewerkt en als bits aan laag 2 wordt aangeboden of ontvangen. Deze diensten worden ook wel applicaties genoemd.
2
Actieve laag
Op deze laag bevindt zich de apparatuur, vaak modems of zendontvangers genaamd, die de bits op het medium zetten en er weer af halen.
Passieve laag
Dit is het medium waarover de bits worden verstuurd. Dit kan bijvoorbeeld de lucht zijn, zoals bij mobiele netwerken waar het signaal door de ether wordt verstuurd, of een kabel van koper of glas.
1
Figuur 8. Het 3-lagen model.
Voor glasvezelnetwerken wordt het 3 lagen model als volgt ingevuld: Diensten laag
Werkgebied van de Internet Service Provider (ISP). Hier worden de diensten van en via het World Wide Web aangeboden. Voorbeelden: Internet acces (Cloud, surfen, email, social networks, zorgapplicaties, Google, buienradar, e-banking etc.), Internet telefonie en digitale televisie (IP-TV).
Actieve laag
Op deze laag de actieve apparatuur die de glasvezel belicht. De informatie bits worden als lichtpulsjes op de glasvezel gezet. De apparatuur bestaat uit centrale apparatuur: een switch en optische lijnkaarten in het Pont of Presence (PoP) en uit randapparatuur bij de gebruiker: de Customer Premises Equipment (het CPE modem dat wordt aangesloten op de glasvezel bij de abonnee in de meterkast).
Passieve laag
De geul in de grond met daarin de kabel, inclusief het huisje/kast waarin de centrale apparatuur wordt opgesteld (Point of Presence (PoP)). Hiertoe behoort ook het Optical Distribution Frame in de PoP waarop de glasvezels één voor één worden afgemonteerd.
3
2
1
Figuur 9. Het 3-lagen model voor glasvezel.
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 21 –
White Paper Staatsteun juni 2015
Staatssteun NGA
Versie: V1.0
- 22 –