WGA ‘op zijn kop’ per 2014! WGA- en ZW-premies 2014: een totaal vernieuwde financieringssystematiek Traditiegetrouw publiceert het UWV elk jaar in de eerste week van september de nieuwe WGA premies voor het volgende jaar. Een publicatie waar vooral door adviseurs reikhalzend naar wordt uitgezien. Wie echter de statistische publicaties van het UWV goed volgt, wist al dat in de zogeheten Juni-nota van het UWV al een vrij nauwkeurige en betrouwbare indicatie is gegeven van de nieuwe premie(s). De Juni-nota ‘voorspelde’ een WGA-premie voor het risico van vaste werknemers (WGAvast), van 0,50% voor 2014. Dat is een geringe daling ten opzichte van de huidige premie die 0,54% bedraagt. Daarnaast publiceerde het UWV in diezelfde nota ook een raming voor een nieuwe premie: de WGA-premie voor flex’ers (WGA-flex). Deze zou voor 2014 0,17% gaan bedragen. Ten slotte raamde het UWV de ZW-premie voor flex’er (ZW) op 0,34%. Kijkend naar de recente premievaststelling vorige week, blijkt de definitieve WGA-premie uit te komen op 0,51%. De WGA-flex en ZW premies komen met 0,18% en 0,34% praktisch uit zoals in juni is voorspeld. Mede kijkend naar het verleden mag dus aan de Juni-nota een behoorlijke voorspellende waarde worden gehecht. Kleine werkgevers Kleine werkgevers zijn werkgevers met een loonsom van minder dan EUR 307.000,Tot nu toe werd de WGA-vast premie individueel gedifferentieerd. Ofwel: kleine werkgevers betalen voor de lasten van vaste werknemers die in de WGA terecht kwamen een individueel bepaalde premie die afhankelijk is van het aantal arbeidsongeschikte werknemers uit het eigen bedrijf. Om technische redenen keek het UWV daarbij 2 jaar terug. Zo was de premie 2013 afhankelijk van het aantal WGA-lasten dat aan het bedrijf kon worden toegerekend in 2011. Dat alles gaat in 2014 wezenlijk veranderen: vanaf volgend jaar betalen kleine werkgevers voor WGA-vast geen individueel berekende premie, maar een premie die voor alle werkgevers in een bepaalde sector hetzelfde is. Dat leidt in sommige gevallen tot grote premieverschillen. Overigens betaalden kleine werkgevers al sectorpremies voor het WGA-flex en het ZW-risico. Tot en met 2013 betaalden ruim 90% van alle kleine werkgevers de zogeheten minimumpremie voor kleine werkgevers omdat het ontstaan van lasten een ‘alles of niets situatie’ was die gemiddeld slechts eenmaal in de 10 jaar voorkwam. Bijna alle kleine werkgevers hadden GEEN WGA-lasten en betaalden daardoor de laagste mogelijke WGA-premie: de minimumpremie. Dat was in feite een soort landelijk vaste premie die voor 2013 0,47% bedraagt. Dat is tegelijkertijd het ijkpunt om de nieuwe (sector) premies vanaf 2014 mee te vergelijken. Deze sectorpremie kan variëren van 0,1% tot boven 2%. Zoals hiervoor opgemerkt kan dit tot forse verschillen met zich meebrengen die mogelijk leiden tot nieuwe financiële afwegingen. Conclusie: kleine werkgevers betalen vanaf 2014 sectorpremies voor WGA-vast, WGA-flex en ZW. Wat betreft het WGA-vast risico, ruilen kleine werkgevers de gedifferentieerde premie in voor een sectorale WGA premie. Ruim 90% betalen in dat kader de ‘landelijke’ minimumpremie. In feite ruilen deze werkgevers een ‘landelijke’ premie in voor sectorpremies. Voor veel kleine werkgevers zal dat een ‘aardverschuiving zijn’.
Grote werkgevers Grote werkgevers zijn werkgevers met een loonsom van meer dan EUR 3.070.000,Grote bedrijven betalen momenteel voor het WGA-vast risico een individueel gedifferentieerde premie. Dat blijft zo. Wat wel veranderd is de financiering van de WGA-flex en de ZW-lasten. Deze worden tot en met dit jaar gefinancierd uit de sectorpremies. Vanaf 2014 worden deze premies, net als de WGA-vast premie, individueel gedifferentieerd. Daardoor krijgen grote werkgevers vanaf volgend jaar te maken met 3 individueel gedifferentieerde premies. Totdat deze werkgevers de premiebeschikking van het UWV krijgen is het lastig om de hoogte van de premielasten in te schatten. Om werkgevers te ondersteunen biedt het UWV op de eigen website de tool: ‘Premiewijzer gedifferentieerde premie Whk’ aan, waarmee werkgevers zelf een inschatting kunnen maken van de gedifferentieerde premies. Werkgevers moeten daarbij wel nauwkeurig in beeld hebben wat de diverse WGA- en ZW-lasten waren in het verleden. Grote werkgevers zullen hoe dan ook te maken krijgen met onvoorspelbare en in bepaalde gevallen sterk veranderde lasten vanaf 2014. Het betekent immers nogal wat om voor het WGAflex en het ZW risico sectorpremies in te ruilen voor een individuele gedifferentieerde premie. Of dit tot hogere dan wel lagere lasten leidt, hangt geheel af van de sector en de eigen lasten ten opzichte van de landelijk gemiddelde lasten. Het is duidelijk dat in ieder geval werkgevers in een sector met een voor heen lage premie en veel eigen WGA-flex/ZW-lasten, aanzienlijk meer gaan betalen. De maximumpremie voor de 3 risico’s samen bedraagt bijna 4% in 2014. Voor de sector ‘Uitzendbedrijven’ ligt de maximumpremie met circa 11% daar nog een stuk boven. Dat betekent dat de maximale risico’s behoorlijk toenemen. Conclusie: grote werkgevers stappen voor het ZW- en het WGA-flex risico over van sectorpremies naar individueel gedifferentieerde premies. Samen met de al gedifferentieerde WGA-vast premies gaan grote werkgevers vanaf 2014, 3 gedifferentieerde premies betalen. Of grote werkgevers meer of minder gaan betalen hangt af van de sector en de eigen lasten. De totale maximumpremie zal per 2014 bijna 4% gaan betalen. Voor de uitzendsector zal het maximum echter rond 11% komen te liggen. Middelgrote werkgevers Middelgrote werkgevers zijn werkgevers met een loonsom tussen EUR 307.000 en EUR 3.070.000,-. Voor middelgrote werkgevers wordt de financiering nog ingewikkelder. Zijn gaan voor een deel sectorpremies en voor een ander deel gedifferentieerde premies betalen. De mate waarin dit gebeurd hangt af van de grootte van de onderneming. Als voorbeeld betalen werkgevers die in het midden van de klasse middelgroot zitten, voor de helft sectorpremies en voor de andere helft gedifferentieerde premies. Ook middelgrote werkgevers kunnen een indicatie krijgen van de premie via de eerder genoemde tool van het UWV en de al gepubliceerde sectorpremies. Ook hier geldt dat er meer of minder betaald wordt in 2014 afhankelijk van de sector, de hoogte van de eigen lasten en de omvang van de loonsom. Conclusie: voor middelgrote werkgevers wordt de premiesystematiek het meest ingewikkeld omdat men een combinatie gaat betalen van sectorpremies en individuele premies waarbij de weging van beide premies afhangt van de grootte van de onderneming. Of 2014 meer of minder gaat betalen wordt dan in 2013 is afhankelijk van de sector, de hoogte van de eigen lasten en de omvang van de loonsom. Eigen risicodragen De mogelijkheid tot eigen risicodragen bestaat uiteraard al voor het WGA-vast risico. Ook was het al mogelijk om eigen risicodrager voor het ZW-risico te worden. Dit risico heeft betrekking op de lasten van flex-werkers die ziek uit dienst gaan en vervolgens een ZW-uitkering krijgen van het UWV. Als werknemers vervolgens recht krijgen op een WGA-uitkering, dan gaat het om een WGA-flex uitkering. Voor het WGA-flex risico kan de werkgever pas vanaf 2016 eigen risicodrager worden maar dan alleen samen met het WGA-vast risico.
Tot 1 oktober 2013 kunnen werkgevers nog aangeven of ze per 1 januari 2014 eigen risicodrager voor de ZW en WGA-vast willen worden. Voor de ZW heeft de minister onlangs aangekondigd dat werkgevers langer de tijd krijgen om de aanvraag tot eigen risicodragen in te dienen bij de belastingdienst. Eind 2015 kunnen werkgevers er ook voor kiezen om voor het WGA-flex risico (samen met het WGA-vast risico) uit te treden. Overigens moeten ook de bestaande eigen risicodragers voor het WGA-vast risico dan kiezen of men ook het WGA-flex zelf wil dragen. Wil men dat niet, dan valt men voor het gehele risico terug naar het publieke bestel. Dat is inherent aan de keuze dat werkgevers alleen voor het WGA-vast en WGA-flex risico gezamenlijk eigen risicodrager kunnen worden. Belangrijk punt daarbij is dat minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onlangs besloten heeft dat werkgevers voor het WGA-flex risico kunnen uittreden zonder dat de bestaande WGA-flexlasten (vanaf 2012) zelf financieel moeten worden afgehandeld. Dat is een terechte beslissing van de minister al was het maar omdat werkgevers in 2012 nog niet wisten dat men verantwoordelijk zou worden voor het WGA-flex risico bij verlaten van het publieke bestel. Hadden werkgevers dat destijds geweten dan had dit invloed kunnen hebben op de destijds gemaakte beslissing om eigen risicodrager WGA-vast te worden en hadden maatregelen genomen kunnen worden om het risico te beheersen. Voor wat betreft het eigen risicodragen WGA per 2014 geldt voor kleine werkgevers, dat men de bestaande lasten niet meer financieel hoeft af te handelen. Dat was tot nu toe wel het geval en was voor kleine bedrijven met lasten in de meeste gevallen een te grote drempel om uit te treden. Die drempel komt dus te vervallen. Dat geldt vanaf 2016 ook voor de ‘staartlasten’ van het WGAflex risico. Voor middelgrote bedrijven geldt dat men een deel van de staartlasten zelf moet dragen bij het verlaten van het bestel. De mate waarin dat gebeurt hangt wederom af van de grootte van de onderneming. Grote bedrijven betalen die eigen risicodrager willen worden betalen voor het ZW-risico geen en voor het WGA-vast risico wel staartlasten. Voor het WGA-flex risico geldt zoals hiervoor opgemerkt per 2016 een ‘vrijstelling’ voor de staartlasten vanaf 2012. Nieuwe WGA-flex risico’s vanaf 2016 komen wel voor eigen rekening. Dat betekent bijvoorbeeld dat, als een werkgever per 1-1-2017 wil uittreden, alleen de WGA-flex staartlasten vanaf 1-1-2016, zelf gedragen moeten worden. Staartlasten zijn overigens de lasten van bestaande ZW-, WGA-vast of WGA-flex uitkeringen en de toekomstige lasten van degenen die op het moment van eigen risicodragen ziek zijn. Voor het eigen risicodragen ZW, is in tegenstelling tot eigen risicodragen WGA (vast en flex), geen garantstelling nodig. Berekening van de UWV-premies 2014 Kleine werkgevers De sectorpremies zijn gepubliceerd in de genoemde UWV-nota en kunnen dus eenvoudig worden afgelezen. Zo betaalt een kleine werkgever – als voorbeeld - in de sector Bouw de volgende premies: WGA-vast: 0,89% WGA-flex: 0,27% ZW: 0,52% Totaal: 1,78% Grote werkgevers De ‘techniek’ van de berekening ofwel de formule is niet veranderd. De individuele premie is gelijk aan de rekenpremie plus een opslag of korting. De opslag of korting is gelijk aan het individueel werkgeversrisico – landelijk werkgeversrisico. De uitkomst daarvan wordt vermenigvuldigd met een zogeheten correctiefactor. De formule is: Individuele premie = rekenpremie + (individueel risico – landelijk risico) x correctiefactor.
Om te laten zien hoe de formule ‘werkt’ en tevens wat de minimumpremies zijn, is ervoor gekozen om voor alle 3 de risico’s uit te gaan van een individueel risico van 0%. Ofwel de werkgever heeft in het zogeheten jaar t-2 (dus 2012 als het gaat om de premies 2014) geen ZW-, WGA-flex- of WGA-vast lasten. WGA-vast premie: 0,51% + (0 – 0,27) x 1,44 = 0,12% WGA-flex premie: 0,18% + (0 – 0,02) x 2 = 0,14 ZW-premie: 0,34 + (0 – 0,10) x 2 = 0,14 De door het UWV gepubliceerde minimumpremies bedragen voor WGA-vast, WGA-flex en ZW, achtereenvolgens: 0,12%, 0,04% en 0,07%. De hiervoor berekende (werkelijke) minimumpremies voor WGA-flex en ZW liggen boven de vastgestelde minimumpremie. De ‘officiële’ minimumpremie bedraagt 0,25 x de gemiddelde premie. De reden voor de afwijkende minimumpremies is, dat de correctiefactor voor het WGA-flex en het ZW-risico is gemaximeerd op 2. De werkelijke correctiefactor ligt veel hoger. Als deze zou zijn toegepast dan zouden werkgevers met een 0% wel op de officiële minimumpremie uitkomen. De opgetelde minimumpremie voor de 3 risico’s samen bedraagt overigens 0,4%. Middelgrote bedrijven Zoals aangegeven wordt de premie voor middelgrote bedrijven bepaald door een combinatie van de sectorpremies en de individuele premies. De formule is: sectorpremie x (1 – wegingsfactor) + individuele premie x wegingsfactor. De wegingsfactor = (eigen loonsom – loonsom grens klein) / (loonsom grens groot – loonsom grens klein). Als voorbeeld wordt uitgegaan van een bedrijf uit de sector Bouw met een loonsom van EUR 1.250.000,Wegingsfactor: (1.250.000 – 307.500) / (3.070.000 – 307.500) = 0,34 De sectorpremies zijn: WGA-vast: 0,89% WGA-flex: 0,27% ZW: 0,62 Uitgaande van een individueel WGA-vast risico van 0,5%, WGA-flex risico van 0,04 en ZW-risico van 0,5%, zijn de individuele premies: WGA-vast premie: 0,51% + (0,5 – 0,27) x 1,44 = 0,84 WGA-flex premie: 0,18% + (0,04 – 0,02) x 2 = 0,22 ZW-premie: 0,34 + (0,5 – 0,10) x 2 = 1,14% De totale premies zijn: WGA-vast: 0,89 x ( 1 – 0,34) + 0,84 x 0,34 = 0,87% WGA-flex: 0,27 x ( 1 – 0,34) + 0,22 x 0,34 = 0,25% ZW: 0,62 x ( 1 – 0,34) + 1,14 x 0,34 = 0,80% Totale premie: 1,92% Conclusie Door de Wet Bezava wordt de financiering van de WGA en de ZW behoorlijk op zijn kop gezet. Kleine werkgevers betalen voor het WGA-flex en het ZW-risico sectorpremies en voor het WGAvast risico een individueel gedifferentieerde premie. Ook de WGA-vast premie wordt vanaf 2014 omgezet in een sectorpremie. Inherent aan sectorpremies kunnen kleine werkgevers eigen risicodrager worden zonder dat de bestaande lasten financieel moeten worden afgehandeld. Dat geldt dus voor ZW-, WGA-flex en WGA-vast. Vanaf 2016 kunnen kleine werkgever ook eigen risicodragen worden voor het WGA-flex risico. Dit kan echter alleen in combinatie met het WGAvast risico. Grote werkgevers betalen voor het WGA-flex en het ZW-risico een sectorpremie en voor het WGA-vast risico een gedifferentieerde premie. Per 2014 worden de sectorpremies omgezet in
gedifferentieerde premies zodat grote werkgevers vanaf 2014, 3 gedifferentieerde premies gaan betalen. Voor het WGA-vast risico blijft de situatie met betrekking tot staartlasten hetzelfde, bestaande lasten moeten financieel worden afgehandeld bij het verlaten van het publieke bestel. Voor het ZW-risico was al geregeld dat GEEN staartlasten werden toegerekend, Vanaf 2016 is eigen risicodragen voor WGA-flex mogelijk in combinatie met het WGA-vast risico. Voor het WGA-flex risico heeft de minister besloten dat bestaande WGA-flex lasten vanaf 2012 bij het eigen risicodragen niet financieel hoeven te worden afgehandeld. Middelgrote bedrijven betalen afhankelijk van hun omvang momenteel sectorpremies of individuele premies. Vanaf 2014 betalen deze bedrijven een combinatie van sectorpremies en individueel gedifferentieerde premies. Voor het eigen risicodragen ZW hoeven ook deze bedrijven geen bestaande lasten financieel af te handelen. Bij eigen risicodragen WGA-vast moeten bestaande lasten gedeeltelijk financieel worden afgehandeld, afhankelijk van de bedrijfsomvang. Voor eigen risicodragen WGA-flex geldt hetzelfde als voor grote bedrijven namelijk dat de WGflex lasten vanaf 2012 niet financieel hoeven worden afgehandeld.