Wetswijziging op komst voor vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek In het relanceplan van 2012 van de regering Di-Rupo, werd al aangekondigd om bijkomende inspanningen te leveren op het vlak van onderzoek en innovatie, om zo de loonlasten voor onderzoekers wat te verlagen. Het voorontwerp van een nieuwe wet “houdende fiscale en financiële bepalingen”, dat door de ministerraad begin februari werd goedgekeurd en momenteel wordt voorgelegd aan de Raad van State, wijzigt de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek. Tijd om de volledige maatregel eens op te frissen. Huidige regeling: artikel 275/3 WIB 92 en 95/2 KB/WIB92 De huidige vrijstelling, vastgelegd in artikel 275/3 WIB 92, stelt dat ondernemingen en kennisinstellingen kunnen vrijgesteld worden van de doorstorting aan de Schatkist van 75% van de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen toegekend aan postdoctorale onderzoekers. Als voorwaarde geldt dat op die bezoldigingen 100% van die bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden. Een belangrijk aandachtspunt van de maatregel is dat de bedrijfsvoorheffing die van doorstorting wordt vrijgesteld, niet mag worden aangewend ter financiering van het onderzoek waarvoor de vrijstelling oorspronkelijk is verkregen. De verkregen financiële middelen moeten bijdragen in bijkomend onderzoek. a) Wie komt in aanmerking voor de vrijstelling? De vrijstelling kan worden aangevraagd door: § Universiteiten, hogescholen, door de minister erkende wetenschappelijk instellingen, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWOV); § Ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers met een diploma burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur en bepaalde diploma van doctors of masters voornamelijk in de exacte of toegepaste wetenschappen; § Ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die aan onderzoeksprojecten werken in het kader van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met universiteiten of hogescholen in de EER of met erkende wetenschappelijk instellingen (geen diplomavereisten); § “Young Innovative Company” die wetenschappelijk personeel (onderzoekers, onderzoekstechnici, projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling) tewerkstellen; § VZW’s erkend door de minister als wetenschappelijke instelling. Een vennootschap komt in aanmerking als “Young Innovative Company” (YIC) indien de vennootschap onderzoeksprojecten uitvoert en voldoet aan de volgende voorwaarden: § kleine vennootschap in de zin van artikel 15 W. Venn.; § bestaat minder dan 10 jaar voor 1 januari van het jaar waarin de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt toegekend;
Vandelanotte
[email protected]
§ niet is opgericht in het kader van een concentratie, een herstructurering, een uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van dergelijke activiteiten; § de uitgaven op vlak van onderzoek en ontwikkeling minstens 15% van de totale kosten van het voorgaande belastbaar tijdperk bedragen. Zodra de vennootschap aan het einde van een belastbaar tijdperk niet meer voldoet aan bovenstaande voorwaarden om een “Young Innovative Company” te zijn, mag de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing niet meer worden toegepast op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf de eerstvolgende maand. b) “Tewerkgesteld in een programma voor onderzoek en ontwikkeling” Om de vrijstelling te claimen moet de werknemer/onderzoeker “tewerkgesteld zijn in een programma voor onderzoek en ontwikkeling”. Wat er wordt bedoeld onder de begrippen “tewerkstelling” en “onderzoek en ontwikkeling” is in het verleden niet altijd even duidelijk geweest aan de hand van de wettekst en de circulaires. Daar waar de wettekst geen uitsluitsel over geeft, zorgde de rulingdienst voor meer duidelijkheid. Zo wordt onder het begrip “tewerkstelling” volgens de rulingdienst en de Centrale Diensten van de AOIF niet vereist dat het om een activiteit gaat die een medewerker op “fulltime basis” uitoefent. Stel dat een onderzoeker voor 30% van zijn tijd wordt ingezet voor zo’n programma, dan kan de werkgever voor die onderzoeker voor 30% van de regeling gebruik maken. De rulingdienst aanvaardt dat de werkgever op het einde van ieder jaar het percentage bepaalt dat een medewerker aan een O&O-programma heeft meegewerkt. Dat percentage kan allereerst gebruikt worden om het gedeelte van de bezoldiging dat in aanmerking komt voor dat jaar te bepalen en vervolgens als geschatte vrijstellingsbasis voor het volgende jaar. Het begrip “onderzoek en ontwikkeling” wordt door de rulingdienst afgeleid uit verschillende (rechts)bronnen. Zo wordt in de verschillende rulings verwezen naar de parlementaire voorbereiding van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact (Parl. St. Kamer, nr. 51-2128/3, 25-26), waar O&O op de volgende manier wordt gedefinieerd: § “onderzoek”: betreft vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe wetenschappelijke of technische kennis en inzichten; § “ontwikkeling”: betreft de toepassing van kennis die is verkregen door onderzoek of op een andere wijze, leidend tot een plan of ontwerp voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, apparaten, producten, processen, systemen of diensten, vóór het begin van commerciële productie of gebruik. Deze definities werden nadien, tijdens de bespreking van het amendement dat de bepaling invoerde, bevestigd door de toenmalige minister van Financiën en stemmen ook overeen met die in IAS 38 (immateriële vaste activa).
Vandelanotte
[email protected]
De rulingdienst verwijst ook regelmatig naar de definitie in de OESO-handleiding voor het meten van middelen besteed aan onderzoek en experimentele ontwikkeling, de zogenaamde “Frascati Handleiding”. Deze bron omschrijft het volgende: § “fundamenteel onderzoek” is experimenteel of theoretisch werk dat in de eerste plaats verricht wordt om nieuwe kennis te vergaren van de grondslagen waarop verschijnselen en waarneembare feiten gebaseerd zijn, zonder dat een speciale toepassing of een speciaal gebruik wordt beoogd; § “toegepast onderzoek” is ook oorspronkelijk onderzoek dat verricht wordt om nieuwe kennis te verkrijgen. Het is gericht op een specifiek praktisch doel of een specifieke praktische doelstelling; § “experimentele ontwikkeling” is systematisch werk waarbij de bestaande kennis die verkregen is uit onderzoek en/of praktische ervaring, dat gericht is op het produceren van nieuwe materialen, producten of instrumenten, of het installeren ervan. c) Huidige aanvraagprocedure In de regeling die op heden van kracht is, bestaat geen formele aanvraag- en goedkeuringsprocedure. Volgende zaken moeten wel steeds ter beschikking van de Administratie worden gehouden: § §
§
Identiteit van de werkgever, nationaal nummer of refertenummer als schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing; Gegevens van elke werknemer: identiteit, nationaal nummer, data van indiensttreding en uitdiensttreding, bevestiging afsluiting arbeidsovereenkomst of tewerkstellingsbesluit, betaalde bruto belastbare bezoldigingen, ingehouden bedrijfsvoorheffing en gedetailleerde berekening bedrijfsvoorheffing; Het totale bedrag van de bezoldigingen en de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
Boekhoudkundige verwerking van de vrijstelling De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft in 2009 een advies gepubliceerd over de boekhoudkundige verwerking van de gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting tot doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing (advies nr. 2009/13; www.cnc-cbn.be). Daarna volgden nog twee aanvullende adviezen (2010/2 en 2011/13). Volgens de CBN bestaat het doel van de wetgever in de ondersteuning van de tewerkstelling van onderzoekers en in het ter beschikking stellen van bijkomende financiële middelen om de loonkost van het personeel te verlagen. De maatregel neemt aldus duidelijk de vorm aan van een “subsidie”, meer bepaald van een “exploitatie- of werkingssubsidie”. De loonlasten van de desbetreffende onderzoekers moeten bruto worden geregistreerd. Dit betekent dat de voorheffing voor 100% wordt afgehouden en aanleiding geeft tot de registratie van een schuld (rekening 453 “ingehouden voorheffingen”). Het wegvallen van de schuldvordering, moet geregistreerd worden onder de bedrijfsopbrengsten (voor ondernemingen: rekening 740 “bedrijfssubsidies en compenserende bedragen”; voor verenigingen: rekening 738 “compenserende bedragen ter vermindering van de loonkost”).
Vandelanotte
[email protected]
Initieel stelt de CBN in haar eerste advies dat de vrijstelling ook eventueel kan worden gekwalificeerd als “kapitaalsubsidie”. Dit is het geval wanneer de bezoldiging of een deel ervan wordt verkregen met het oog op investeringen in vaste activa. De vrijstelling/subsidie wordt dan geboekt op de rekening 150 “kapitaalsubsidie” en de in resultaat name is dan afhankelijk van het afschrijvingsritme van de door de subsidie gefinancierde vaste activa. Eind 2009, werd een einde gesteld aan de kwalificatie als “kapitaalsubsidie” door universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen. In de wet van 21 december 2009 werd verduidelijkt dat de door de vrijstelling vrijgekomen fondsen voor de in artikel 275/3 §1, 1ste en 2e lid bedoelde instellingen, niet mogen worden aangewend voor het verminderen van de kostprijs van het onderzoek dat de vrijstelling van de doorstortingsverplichting heeft doen ontstaan. Door bovenstaande aanpassing van de wet, werd een duidelijk onderscheid gesteld tussen de bezoldigingen die de vrijstelling van doorstorting hebben doen ontstaan en de opbrengst van de vrijstelling. Dit betekent dat indien de bezoldigingen waarvoor een vrijstelling van doorstorting is bekomen door de in artikel 275/3 §1, 1ste en 2e lid bedoelde instellingen, geactiveerd waren, de subsidie niet als “kapitaalsubsidie” moet worden geboekt, maar als “exploitatie- of werkingssubsidie”. Nieuwe ontwerpwet: hogere vrijstelling, maar meer controle De vrijstelling wordt opgetrokken van 75% naar 80%. De verhoging zal van toepassing zijn vanaf de eerste maand na de publicatie van de wet, wat wellicht juni 2013 zal zijn. De wet zal daarnaast ook worden aangevuld met een derde paragraaf (art. 275/3 §3 WIB 92), waarin een definitie van “wetenschappelijk onderzoek” komt. De definitie is ontleend aan de Europese regelgeving (verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 – de algemene groepsvrijstellingsverordening m.b.t. overheidssteun) en zal moeten zorgen voor meer controle op de toegepaste vrijstellingen. Het onderzoek moet een van volgende doelen hebben: § §
§
“fundamenteel onderzoek” waarbij geen rechtstreekse praktische toepassingen worden beoogd; “industrieel onderzoek” waarbij nieuwe kennis en vaardigheden worden opgedaan met het oog op de ontwikkeling of verbetering van producten, procedés of diensten, inclusief het bouwen van de daarvoor nodige systemen met uitzondering van de bouw van prototypes; “experimentele ontwikkeling” waarbij bestaande kennis en vaardigheden wordt gebruikt voor het ontwerpen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten die niet voor commercieel gebruik zijn bestemd.
Als we deze definitie vergelijken met de definitie die momenteel wordt gehanteerd door de rulingdienst, komen we tot de conclusie dat de rulingdienst al een gelijkaardige definitie toepast. In de memorie van toelichting wordt bevestigd dat de ontwikkeling van software niet is uitgesloten.
Vandelanotte
[email protected]
Voor nieuwe onderzoeksprojecten geldt de definitie vanaf 1 januari 2014. Voor bestaande projecten (bestaand op 1 januari 2014) is er echter een overgangsregeling. Hiervoor geldt de definitie pas vanaf 1 januari 2015. Daarbovenop moeten de onderzoeksprojecten eerst worden aangemeld bij en worden goedgekeurd door de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid. De termijn waarin de dienst zijn goedkeuring moet geven, zal later bij KB nog worden vastgelegd. Deze aanmeldingsprocedure belemmert echter niet dat de vrijstelling van doorstorting al van in het begin kan worden toegepast. Indien de dienst achteraf beslist dat het project niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet, moet de bedrijfsvoorheffing alsnog worden doorgestort aan de fiscus. Voor bestaande projecten geldt de verplichting tot aanmelding bij de dienst pas vanaf 2015. Voor universiteiten zou de definitie van onderzoek niet gelden, waardoor zij worden vrijgesteld van de verplichting tot melding van hun projecten. Besluit In het kader van de huidige economische omstandigheden is steun voor onderzoek en ontwikkeling een mogelijke optie om tegemoet te komen aan bijkomende investeringen. De voorwaarden van bovenstaande gunstmaatregel zullen in de toekomst strenger worden opgevolgd. Het is dan ook belangrijk om als onderneming goed op de hoogte te zijn van deze regelgeving. -------------------26.03.2013 Lieselot Evens – Senior Consultant Tax & Legal Kristof De Boever – Vennoot, Business Developer
[email protected]
Vandelanotte
[email protected]