RIS075850_000531
Wethouder WVE Sp D.10.10 A.2000.0484 070 - 353 3576/3550
19 april 2000
Notitie Fiscale problematiek (vennootschapsbelasting) bij Welzijnsinstellingen
In de raadscommissie WVE van 22 maart j.l. zijn vragen gesteld over het oprichten van BV's door decentrale welzijnsorganisaties (DWO's), dit vanwege fiscale overwegingen. Op uw verzoek hebben wij een notitie over dit onderwerp opgesteld. Deze notitie gaat hoofdzakelijk over de mogelijke dreiging van vennootschapsbelasting, aangezien door de DWO's (en hun belastingadviseurs) is aangegeven dat de problematiek zich hierop toespitst. Voor de volledigheid besteden we ook aandacht aan de omzetbelasting. De notitie is als volgt opgebouwd. Punt 1 gaat over de meest relevante onderdelen uit de wet- en regelgeving van de vennootschapsbelasting die op deze instellingen van toepassing zijn. Punt 2 behandelt in het kort de wet- en regelgeving over de omzetbelasting. Punt 3 gaat over de specifieke situatie bij de 7 welzijnsinstellingen. Daarbij besteden we met name aandacht aan de twee welzijnsinstellingen die reeds tot de oprichting van een BV zijn overgegaan. In punt 4 geven wij onze conclusies weer. Wij benadrukken hierbij dat deze is gebaseerd op de verkregen informatie van met name de welzijnsinstellingen.
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
1
2
Wet- en regelgeving vennootschapsbelasting (vpb)
Algemene vrijstelling In de wet is een algemene vrijstelling voor vpb opgenomen voor stichtingen en verenigingen die een algemeen maatschappelijk belang behartigen (hoofddoelstelling) en geen winststreven hebben. Bij deze vrijstelling zijn de volgende voorwaarden gesteld: - de hoofddoelstelling moet op de voorgrond staan - andere (winstbeogende) activiteiten mogen worden uitgevoerd indien deze slechts van bijkomstige betekenis zijn - de winst mag niet meer zijn dan f 13.000 per jaar (of f 65.000 over 5 jaar) - de winst moet ten goede komen aan het algemeen maatschappelijk belang ofwel aan de hoofddoelstelling van stichting.
Verhoging van de winstdrempel bij inzet van vrijwilligers Bij het verrichten van activiteiten worden vrijwilligers ingezet. Deze vrijwilligers verrichten hun arbeid om niet. Voor het bepalen van de hoogte van de fiscale winst is het toegestaan om fictieve loonkosten van vrijwilligers in aanmerking te nemen. Deze fictieve loonkosten worden berekend aan de hand van het geldende wettelijke minimumloon en het aantal uren dat de vrijwilligers hebben gewerkt. Praktisch gezien betekent dit voor instellingen die gebruikmaken van vrijwilligers dat de bovengenoemde drempel van f 13.000 wordt verhoogd met het (fictieve) loonkostenbedrag. Concreet betekent dit dat een instelling waarbij bijvoorbeeld gedurende een heel jaar gemiddeld 4 vrijwilligers werkzaam zijn geweest de drempel van f 13.000 wordt verhoogd naar circa f 150.000. Tegelijkertijd moet nog wel worden voldaan aan de voorwaarde dat de activiteiten waarmee winst wordt behaald van ondergeschikte betekenis blijven ten opzichte van de hoofddoelstelling van de instelling.
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
3
Het aantal vrijwilligers verschilt per DWO en kan voor elke DWO ook van jaar tot jaar verschillen. De grens voor de algemene vrijstelling ligt dus per DWO (elk jaar) op een ander niveau. Zie verder bij punt 2 hierna.
Overschrijding van de winstdrempel Indien de winstgevende activiteiten (meer dan incidenteel) boven het niveau van de winstdrempel uitkomen vervalt de algemene vrijstelling voor vpb voor de stichting. In het gegeven voorbeeld van 4 vrijwilligers treedt dit op indien de winst (structureel) hoger uitkomt dan f 150.000 per jaar. In dat geval is de stichting over de gehele winst vpb verschuldigd (dus niet alleen voor het deel waarmee de drempel wordt overschreden). Het tarief van de vpb is 30% bij een winst van maximaal f 50.000, 35% over hogere winsten). In die situatie is het uit fiscale overwegingen verstandig een deel (niet alle) van de winstgevende activiteiten onder te brengen in een afzonderlijke rechtspersoon (bijvoorbeeld een BV) en wel zodanig dat de winst bij de stichting wordt teruggebracht naar het niveau direct onder de winstdrempel. Op deze wijze wordt dan maximaal gebruik gemaakt van de vrijstelling voor vpb. Het is dus niet verstandig alle winstgevende activiteiten over te hevelen van de stichting naar de BV, omdat dan geen gebruik gemaakt wordt van de winstdrempel die bij de stichting aanwezig is. In het gegeven voorbeeld bedraagt het voordeel maximaal 35% over f 150.000 = f 52.500. De BV is over het gehele winstsaldo en al haar activiteiten vpbplichtig.
Activiteiten met een oplopend winstsaldo Indien de stichting start met winstgevende activiteiten die na verloop van jaren in omvang toenemen kan worden gewacht met het oprichten van een BV totdat het niveau van de winstdrempel wordt bereikt. Afhankelijk van de omvang van de prijs die de stichting aan de BV berekent voor de overdracht van de winstgevende activiteiten bestaat de kans dat de stichting (eenmalig) met vpb wordt belast. Daar staat echter tegenover dat de BV haar winst mag verlagen met de overnameprijs die aan de stichting is betaald (goodwill). Los van het tijdsaspect treden hierbij voor de stichting en de BV tezamen geen extra fiscale lasten op.
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
4
2 Wet- en regelgeving omzetbelasting In de wet omzetbelasting is een vrijstelling opgenomen voor instellingen die werkzaam zijn op het gebied van jeugd/jongeren- en sociaal-cultureel werk. Aan deze vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden: S de instelling mag geen winst beogen; de instelling mag niet in concurrentie treden met (normale) S ondernemers. Bepaalde activiteiten zijn uitgezonderd van de vrijstelling van omzetbelasting: dit zijn: kantine- of horeca-achtige activiteiten, S S het verrichten van onderzoek; S het uitlenen van personeel; het verzorgen van administraties. S De instelling mag (op beperkte schaal) winstgevende of fondswervende activiteiten ontplooien zonder dat de algemene vrijstelling van omzetbelasting in gevaar komt. Hierbij geldt een grens voor leveringen van producten en dienstverlening tezamen van in totaal f 200.000 en de baten moeten ten goede komen aan de vrijgestelde hoofddoelstelling. Indien aanvullende activiteiten de grenzen overschrijden is het in de praktijk mogelijk afspraken te maken met de fiscus om voor een deel als vrijgesteld ondernemer (zijnde de hoofddoelstelling) te worden aangemerkt en voor een ander deel als belast ondernemer (de aanvullende activiteiten). Voor de hoofddoelstelling waartegenover de subsidieverstrekking vanuit de gemeente staat is dan geen omzetbelasting verschuldigd. Voor de aanvullende activiteiten (en de bovengenoemde uitzonderingen) moet over de opbrengsten omzetbelasting worden afgedragen. De betaalde btw over inkopen e.d. kan men voor deze activiteiten terugvragen. Het is naar onze mening niet strikt noodzakelijk om vanwege de omzetbelasting een afzonderlijke BV in het leven te roepen.
3
Situatie bij de welzijnsorganisaties in relatie tot de vpb
Stichting Welzijn Eskamp
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
5
De stichting voldoet op dit moment aan de algemene voorwaarden van de vrijstelling vpb. De exploitatie-uitkomsten van de niet-winstbeogende activiteiten liggen op circa 11 miljoen gulden per jaar. De winstbeogende activiteiten zijn tot en met 1999 van geringe omvang. De stichting maakt gebruik van een groot aantal vrijwilligers. Hierdoor ligt de winstdrempel volgens informatie van de stichting op een niveau van circa f 600.000. Dit betekent dat pas sprake zal zijn van vpb-heffing bij een winstsaldo van meer dan f 600.000. De stichting verwacht dat het aantal vrijwilligers zal afnemen, waardoor de winstdrempel in de naaste toekomst op een niveau zal uitkomen van naar schatting f 400.000. Daarnaast verwacht men een toename van activiteiten die winst zullen opleveren. Anticiperend op deze verwachtingen is de stichting er toe overgegaan een aparte BV op te richten voor de winstgevende activiteiten. Door de stichting is een omzettot en met 2002 opgesteld. Deze 2000: omzet f 133.000 winst: 2001: omzet f 483.000 winst: 2002: omzet f 948.000 winst:
en winstprognose voor de jaren 2000 vermeldt de volgende bedragen: f 13.300 (10%) f 48.300 (10%) f 94.800 (10%)
De omvang van de verwachte omzet en de verwachte winst brengen naar onze mening de vpb-vrijstelling voor deze stichting niet in gevaar. Uit vpb-fiscale overwegingen is een BV niet noodzakelijk, omdat de winst beneden de verwachte vrijgestelde winstdrempel ligt.
Stichting Welzijnsorganisatie Schilderswijk (SWOS) De exploitatie-uitkomsten van de niet-winstbeogende activiteiten liggen op circa 12 miljoen gulden per jaar. Volgens verkregen informatie zou bij de SWOS nu al sprake kunnen zijn van vpb-plicht. Men is hierover nog in gesprek met de Belastingdienst. Uit diverse activiteiten komt in fiscale zin een overschot naar voren dat de winstdrempel benadert dan wel overstijgt. Op basis van gegevens van voorgaande jaren is vanwege het aantal vrijwilligers deze drempel becijferd op circa f 250.000; aanzienlijk lager dus dan bij Eskamp. Bij de stichting bestaat de verwachting dat het aantal vrijwilligers enigszins zal teruglopen. De drempel zal daarmee teruglopen tot een niveau van een kleine f 200.000.
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
De stichting 2000: omzet 2001: omzet 2002: omzet
6
heeft de volgende omzet- en winstprognose opgesteld: f 1.910.000 winst: f -,- (hoge aanloopkosten) f 2.215.000 winst: f 221.500 (10%) f 3.710.000 winst: f 371.000 (10%)
Op basis van deze informatie is het uit fiscale overwegingen zinvol een deel van de winstgevende activiteiten onder te brengen in een BV.
Overige welzijnsorganisaties Stichting Welzijnsorganisatie Segbroek Loosduinen Stichting Welzijnsorganisatie Laak en Rijswijk Stichting Decentrale Welzijnsorganisatie Stadsdeel Scheveningen Stichting Welzijnsorganisatie Centrum Stichting Welzijnsorganisatie Haagse Hout Volgens verkregen informatie is bij deze stichtingen nog geen sprake van het op ruimere schaal opzetten van winstgevende (markt)activiteiten die de algemene vrijstelling van vpb in gevaar zouden brengen. Het oprichten van BV's is hierbij - volgens verkregen informatie - op dit moment niet aan de orde.
4
Conclusies
Vanuit fiscale (vennootschapsbelasting) overwegingen kan het verstandig zijn winstgevende activiteiten vanuit de welzijnsstichtingen onder te brengen in een apart daartoe opgerichte BV. Dit speelt met name in de combinatie van: - het hebben van vrijwilligers bij de stichting en - het verkrijgen van winst van enige omvang uit marktactiviteiten. Door het hebben van vrijwilligers kunnen winstgevende activiteiten tot op zekere hoogte vrij van vennootschapsbelasting door de stichting worden uitgevoerd. Bij overschrijding van deze winstdrempel is het aan te bevelen de winstactiviteiten bij de stichting te beperken tot de drempel en een deel onder te brengen in een BV. Als de drempel wordt
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
7
overschreden is de stichting over het gehele batig saldo vpb verschuldigd (de drempel vervalt dan als het ware). Hierbij moet wel in het oog worden gehouden dat de activiteiten die dan in de stichting achterblijven het oogmerk van algemeen belang van de stichting (de hoofddoelstelling) niet teveel aantasten. Het aantal vrijwilligers is van grote invloed voor het mogelijke nut van het hebben van een BV. bij een zeer groot aantal vrijwilligers (zoals bij Eskamp) ligt de S winstdrempel zeer hoog; de kans dat de stichting volledig vpbplichtig wordt is dan zeer klein, een BV heeft vanuit vpb-oogpunt dan geen toegevoegde waarde; bij (nagenoeg) geen vrijwilligers ligt de winstdrempel zeer laag; S de stichting zal vrij snel in de vpb-heffing worden betrokken; een BV heeft vanuit vpb-oogpunt nauwelijks tot geen toegevoegde waarde; bij een beperkt aantal vrijwilligers (zoals de SWOS) is het risico S van vpb-plicht zeer wel aanwezig; het is dan vanuit vpboverwegingen nuttig om een deel van de winstgevende activiteiten onder te brengen in een BV.
Bij de SWOS is op basis van de verkregen informatie een BV uit fiscale (vpb) overwegingen nuttig.
Bij de stichting Eskamp is op basis van de verkregen informatie geen sprake van mogelijke vpb-heffing; een aparte BV is uit dien hoofde naar onze mening niet noodzakelijk of nuttig. Bij de overige stichtingen is het oprichten van BV's - volgens verkregen informatie - nog niet aan de orde.
GAD Den Haag,
ACCOUNTANTSDIENST 19 april 2000
H.J.A. van der Heijden RA
Deze notitie is opgesteld in samenwerking met mr. G.M.C. Waars van de Gemeentelijke Belastingdienst
8