I
WETGEVING
WETGEVING
aannemelijk. De rechtbank acht het, uitgaande van het vorenstaande, dan ook geenszins onaannemelijk dat eiseres - die na haar vrijlating in april 1991 haar activiteiten voor de beweging heeft voortgezet - besluit onder te duiken, nadat zij heeft vernomen dat een celgenote is opgepakt door de Ordedienst, omdat zij opnieuw voor een dergelijk behandeling vreest. 2.12 Het standpunt van eiseres dat zij als vluchteling dient te worden aangemerkt omdat zij vrouw is en in die hoedanigheid in Iran wordt bedreigd met verkrachting of het risico loopt om te worden verkracht door een overheidsfunctionaris, waartegen de overheid geen bescherming biedt, onderschrijft de rechtbank niet. Verkrachting op zichzelf is niet aan te merken als een uiting van vervolging van een sociale groep en kan derhalve in beginsel niet tot vluchtelingenschap leiden. In het onderhavige geval is echter naast verkrachting ook nog sprake van detentie, marteling en een systeem dat verkrachting toelaat en er geen bescherming tegen biedt. Dit gezamenlijk kan vervolging in vluchtelingrechtelijke zin opleveren - niet vanwege het behoren tot een sociale groep, maar op grond van politieke redenen - namelijk voor hen (zowel mannen als vrouwen) die opkomen voor de rechten van vrouwen in de Iraanse samenleving.
Commentaar op het initiatiefwetsvoorstel 'belaging' De Landelijke Vereniging Vrouw en Recht is verheugd met het initiatiefwetsvoorstel om belaging strafbaar te stellen. Belaging, het Nederlandse woord voor stalking, is een nieuwe term om een specifieke vorm van inbreuken op de persoonlijke levenssfeer mee aan te geven. Belaging is gezien als incident, vaak niet ernstig, maar gezien de dreiging die ervanuit gaat, het feit dat herhaaldelijk wordt lastig gevallen en de onvoorspelbaarheid van het gedrag, maakt dit gedrag een zeer diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het leven van mensen, vaak vrouwen, wordt daardoor ernstig ontwricht. Er is geen sprake meer van een veilige privésfeer. Zoals ook in het initiatiefwetsvoorstel staat zijn het met name mannen die vrouwen belagen omdat de vrouw de relatie met de man heeft verbroken of omdat zij geen relatie met de aanbidder aan wil gaan (nr. 3, p. 3). Belaging kan in die zin worden beschouwd als een vorm van geweld tegen vrouwen in de privésfeer. Vanuit het perspectief van vrouwen zullen we het initiatiefwetsvoorstel becommentariëren. Eerst wordt het initiatiefwetsvoorstel kort samengevat en worden de verschillende soorten belaging geproblematiseerd. Vervolgens wórdt commentaar gegeven op de wijze waarop belaging wordt strafbaar gesteld. Tot slot wordt dit initiatiefwetsvoorstel geplaatst in het bredere perspectief van geweld in de privésfeer.
2.13 De rechtbank is van oordeel, gezien het asielrelaas, de inhoud van de primaire beschikking, al hetgeen door eiseres in bezwaar is aangevoerd en het vorenstaande, dat niet gesteld kan worden dat - zelfs indien ervan moet worden uitgegaan dat de door eiseres overgelegde oproep niet authentiek is - het bezwaar kennelijk ongegrond is in de strikte zin die aan artikel 7:3 Awb toegekend moet worden. Verweerder had eiseres dan ook in de gelegenheid moeten stellen op het bezwaar te worden gehoord. In het onderhavige geval kan artikel 8:72, derde lid, Awb geen toepassing vinden, nu de rechtbank er niet van is overtuigd dat een gehoor niet kan bijdragen aan een verdere beoordeling.
Inhoud initiatiefwetsvoorstel Strafbaarstelling van belaging (25 768) De aanleiding om met een initiatiefwetsvoorstel te komen is het feit dat belaging een maatschappelijk probleem is, terwijl een effectieve bestrijding ervan ontbreekt. Het civiele recht kan weliswaar worden ingeroepen, maar belagers laten zich door straat- en contactverboden niet altijd tegenhouden. De politie staat dan met 'lege' handen omdat er geen misdrijf is gepleegd, of omdat het incident alleen kan worden gekwalificeerd als een misdrijf van geringe ernst. Ook gedwongen opname in een psychiatrische inrichting is, zelfs in de extreme gevallen van belaging, niet altijd mogelijk omdat de man niet zodanig aan een psychische stoornis lijdt dat dwangopname is geïndiceerd.
2.14 Het beroep is mitsdien gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft gelet op het voorgaande thans geen bespreking. (...)
32
Specifieke strafbaarstelling kan bijdragen aan een effectieve bestrijding van de gedragingen van de belager en het kan de veiligheid van het slachtoffer bevorderen, doordat de politie gerichter op onderzoek zal uitgaan. Het slachtoffer krijgt de mogelijkheid het strafrecht in te zetten in plaats van, of naast, een civiele actie. Bovendien kan het idee dat strafvervolging kan worden ingesteld het slachtoffer rust geven. Ook kan het slachtoffer door de inzet van het strafrecht in plaats van het civiele recht zich de hoge kosten van een advocaat besparen. Een ander argument is dat strafbaarstelling kan worden beschouwd als een erkenning door de overheid dat belaging een ernstig probleem is. En tot slot kan de mogelijkheid van strafvervolging in geval van belaging als stok achter de deur worden ingezet orïi de belager tot therapeutische behandeling aan te zetten, aldus de indieners van het initiatiefwetsvoorstel. Voorgesteld wordt belaging strafbaar te stellen in titel XVIII van het wetboek van Strafrecht als een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer in een toe te voegen artikel 285b Sr: het wederrechtelijk.stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. In lid 2 wordt belaging als een absoluut klachtdelict geformuleerd, (nr. 3, p. 8,15-16; nr. 5, p. 9,1718) Op dit misdrijf staat een gevangenisstraf van maximaal drie jaar en een geldboete uit de vierde categorie. Door aanvulling van art. 67 Sv met het nieuwe artikel 285b Sr is voorlopige hechtenis in geval van belaging mogelijk. Belagers geproblematiseerd Belaging is, evenals seksuele intimidatie, een nieuwe term voor een (oud) maatschappelijk fenomeen. In geval van belaging is het te beschermen belang aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Omdat het hier gaat om een strafbepaling is het noodzakelijk dat de delictsomschrijving voldoende bepaald is en tegelijkertijd voldoende openheid biedt om verschillende situaties van belaging te kunnen omvatten. Belaging omvat verschillende gedragingen die plaatsvinden onder verschillende omstandigheden. Deze bonte verscheidenheid kan worden gerubriceerd naar soort pleger. De grootste groep belagers (in de memorie van toelichting wordt gesproken van tachtig
NEMESIS
WETGEVING
procent van de belagers) bestaat uit mannen die hun ex-vrouw of -vriendin niet kunnen loslaten en van alles aangrijpen om haar dwars te zitten, van achtervolgen, opbellen, voor het huis posten en ongewenst binnenkomen tot huisraad vernielen, bedreigen, mishandelen en zelfs doden van de vrouw en/of de kinderen. Dit uitgeoefende geweld wordt ook wel separation assault genoemd en valt onder geweld tegen vrouwen in de privésfeer. Daarnaast kunnen twee andere groepen worden onderscheiden, die qua aantal veel kleiner zijn. Enerzijds de groep van mensen, vaak vrouwen, die denkt een relatie met de ander te hebben. Vanuit dat gevoel worden bloemen gestuurd, trouwadvertenties gezet etc. Filmsterren en andere beroemdheden kunnen hier slachtoffer van zijn. In deze categorie vallen ook opdringerige fans die beroemdheden lastig vallen. Tot slot is er de groep waar de persoon lijdt aan waanideeën en van daaruit een bepaalde persoon continu lastigvalt en achtervolgt. Dit wordt wel de psychotisch gestoorde dader genoemd. De vraag is of deze bonte verscheidenheid wel onder eenzelfde noemer belaging moet vallen en zo ja, of slachtoffers dan wel dezelfde mate van rechtsbescherming kunnen genieten. Meer concreet gesteld, zullen de vrouwen die slachtoffer zijn van belaging door hun ex-partner wel voldoende worden herkend als slachtoffers van belaging? Uit onderzoek blijkt dat politie en openbaar ministerie de ernst van het privacy-schendende gedrag van de ex-partner vaak niet (h)erkennen. Het relationele aspect wordt opgevat als een emotioneel conflict waar man en vrouw een evengroot aandeel in hebben. Er wordt eerder gesproken van een proces van aantrekken en afstoten dan dat wordt geconstateerd dat de man de vrouw achtervolgt en haar privacy verstoort door haar niet met rust te laten. Te denken valt aan situaties waar de vrouw, die tijdens haar huwelijk en daarna herhaaldelijk slachtoffer is geweest van agressief gedrag en leeft in een context van dreiging en angst, op een dag wordt geconfronteerd met langdurig schreeuwen van de man dat hij de deur zal intrappen als ze niet opendoet. Hierop doet de vrouw de deur open. Het feit dat de vrouw de deur opendoet wordt geïnterpreteerd als het vrijwillig toelaten van de man, terwijl de vrouw zich in feite gedwongen voelt: uit angst voor erger geweld doet ze open. Een ander voorbeeld: Als de vrouw de man wel eens vrijwillig
toelaat omdat hij de vader van haar kinderen is, worden de situaties van bedreiging en belaging vaak niet serieus genomen vanuit de idee dat man en vrouw gelijkwaardig zijn. Geredeneerd wordt dat als de vrouw de man ook vrijwillig ontmoet, zij eerst maar eens duidelijk nee moet zeggen. Niet wordt ingezien dat het agressieve gedrag van de man staat voor het niet kunnen respecteren van de privacy van de vrouw met als gevolg dat zij doodsbang is. Kortom, de man wil komen en gaan wanneer het hem uitkomt en hij erkent niet dat zijn gedrag een enorme inbreuk betekent op de privacy van de vrouw. Het incident in genoemde voorbeelden is niet ernstig. De ernst van de inbreuk op de privacy zit in het herhaaldelijk plaatsvinden, de onvoorspelbaarheid van de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en de sfeer van angst en dreiging die daarmee wordt gecreëerd. In geval van belaging door de ex-partner zal allereerst door buitenstaanders als politiemensen de ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moeten worden herkend eri erkend, waarbij het herkennen van dominantiepatronen een voorwaarde is. De belager die tot de andere twee groepen behoort zal eerder gelabeled kunnen worden als psychotisch gestoord, ziekelijk of obsessief. De ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt hierdoor eerder ingezien. De expartner die belaagt, wordt daarentegen vaak door de buitenwereld als een aardig en redelijk denkend mens beschouwd, die betrouwbaar overkomt. Men kan zich moeilijk voorstellen dat hij tegelijkertijd zo dwingend, respectloos en gewelddadig kan zijn. Dat redelijk denkende mannen tegelijkertijd 'ziekelijk en obsessief' zijn is veel moeilijker denkbaar. Daarom worden de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer eerder beschouwd als relationele conflicten. Als het dominantiegedrag niet wordt herkend zal het slachtoffer van belaging door de ex-partner doorgaans weinig baat hebben bij het strafbaar stellen van belaging en zullen het met name de beroemdheden zijn die baat hebben bij het strafbaar stellen van belaging. Met andere worden, de rechtsbescherming van beroemdheden zal beter zijn gewaarborgd. De rechtsbescherming van vrouwen die slachtoffer zijn van belaging door hun ex-partner, de grootste en ook meest kwetsbare groep, zal echter weinig extra bescherming genieten als niet specifiek wordt nagedacht over hoe een strafbaarstelling van belaging
1998 nr 5
in de maatschappelijke praktijk moet worden geïmplementeerd. De wijze waarop de memorie van toelichting is toegeschreven naar de problematiek van belaging door 'onbekenden' geeft eveneens aan dat de specifieke problematiek van belaging door de ex-partner onzichtbaar dreigt te worden. Belaging strafbaar gesteld Plaats van delictsomschrijving De initiatiefnemers hebben er in tweede instantie voor gekozen belaging te formuleren als een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid. De delictsomschrijving luidt: 1. Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen ofte dulden dan wel vrees aan te jagen, wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstrafvan ten hoogste driejaren of een geldboete van de vierde categorie. 2. Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. Belangrijke bestanddelen van de delictsomschrijving zijn: wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk, inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, oogmerk, te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. De verandering van de plaats van het misdrijf belaging van titel XX Mishandeling naar titel XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid draagt onze goedkeuring. De wijze waarop de delictsomschrijving is geformuleerd geeft al aan dat het niet zozeer gaat om een vorm van psychische mishandeling, maar om de inbreuk die wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Door stelselmatig de ander lastig te vallen kan de ander niet meer in vrijheid handelen en is de privacy en het gevoel van veiligheid aangetast. Wij achten het daarom juist belaging strafbaar te stellen onder titel XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Krabbe en Wedzinga hebben dit eveneens aangegeven. Hoewel belaging als misdrijf tegen de vrijheid onze goedkeuring heeft, heeft het onze voorkeur om de belagingsproblematiek in een aparte titel te formuleren. Op die manier kan tot uitdrukking worden gebracht dat het een specifieke problematiek betreft, met name doordat sprake is van herhaaldelijk plaatsvinden van inbreuken waardoor de vrij-
33
I
WETGEVING
jagend (maar als een emotionele uitbarsting).
heid tot handelen is aangetast. Bovendien zouden verschillende wetsartikelen in deze titel kunnen worden ondergebracht die allen bescherming van de persoonlijke levenssfeer als grondslag hebben. (We komen hierop terug.)
Geconcretiseerd naar de voorgestelde strafbaarstelling vragen wij ons af hoe het bestanddeel 'inbreuk maken' zich verhoudt tot 'wederrechtelijk' enerzijds en 'met het oogmerk ... vrees aan te jagen' anderzijds. Wederrechtelijk wil zeggen 'zonder eigen, door het stellige recht erkend, subjectief recht' (nr. 3, p. 14, nr. 5, p. 15). Heeft bijvoorbeeld de ex-partner die dagelijks opbelt om te vragen hoe het met zijn kinderen gaat hiertoe een subjectief recht, en hoe verhoudt zich dit tot het subjectieve recht van de vrouw om gevrijwaard te worden van privacy-schending? Dit gedrag van de man kan een vorm van belaging zijn als het subjectieve recht van de man om contact te hebben met zijn kinderen wordt misbruikt als onderdeel van een belagingsstrategie. Tevens is naar onze mening niet duidelijk in hoeverre het bestanddeel 'inbreuk maken' is geobjectiveerd. Gesteld wordt dat geen sprake is van een inbreuk als iemand het spannend vindt dat een hijger hem stelselmatig lastig valt. Een inbreuk is hiermee gesubjectiveerd naar de beleving van het slachtoffer, terwijl 'het oogmerk ... vrees aan te jagen' analoog aan bedreiging wel is geobjectiveerd; het slachtoffer hoeft niet door het gedrag vrees te zijn aangejaagd. Het gaat niet om het objectieve effect, maar de intentie van de dader (het oogmerk). Wij kunnen ons vinden in de analoge toepassing van het oogmerkvereiste aan bedreiging, maar achten de interpretatie van het inbreukvereiste verwarrend. Kan er sprake zijn van een inbreuk op de privacy als het slachtoffer zich niet gedwongen dan wel bevreesd voelt? Overigens lijkt ons het omgekeerde geval vaker voor te komen, namelijk dat de vrouw het gedrag van haar ex-partner ervaart als een enorme inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, terwijl de ex-partner zich erop beroept dat hij niet het oogmerk had te dwingen dan wel vrees aan te jagen. Hoe verhoudt zich het bewijs van de inbreuk tot het bewijs van het oogmerk?
De strafbaarstelling Opzettelijk Door belaging als een misdrijf te formuleren, moet sprake zijn van opzet, of opzettelijk nu wel of niet in de delictsomschrijving wordt geplaatst. (Zie het eerder genoemde artikel van Krabbe & Wedzinga.) Het opzetvereiste moet niet zozeer worden beschouwd als een individueel willen en weten, maar als een maatschappelijk willen en weten; er is sprake van een zekere normativering en objectivering. Door opzettelijk in de delictsomschrijving op te nemen zal een gehonoreerd beroep op dwaling tot vrijspraak leiden. Als daarentegen opzettelijk niet in de delictsomschrijving staat laat een gehonoreerd beroep op dwaling de bewezenverklaring intact, en disculpeert alleen de dader. De uitspraak 'ontslag van rechtsvervolging' sluit, naar onze mening, beter aan bij het rechtsgevoel van het slachtoffer als de feiten wel bewezen zijn verklaard terwijl de verdachte geen schuld treft. Maar dit terzijde. Inbreuk maken, wederrechtelijk en vrees Belangrijker is stil te staan bij de vraag in hoeverre de wettelijke vereisten van objectivering nog ruimte bieden aan de subjectieve gevoelens van het slachtoffer. Hier hebben ook de initiatiefnemers mee geworsteld, zo blijkt uit de memorie van toelichting (nr. 3, p. 8, 14-15, nr. 5, p. 16-17). Wij willen erop wijzen dat het in geval van belaging enerzijds van belang is dat als belaging wordt aangemerkt die handelingen die in het algemeen geschikt en geëigend zijn de ander te dwingen dan wel vrees aan te jagen, maar dat tegelijkertijd ook de subjectieve ervaring van de vrouw recht moet worden gedaan. Zoals hiervoor onder 'Belagers geproblematiseerd' is aangegeven worden situaties van belaging door de ex-partner vaak niet herkend door buitenstaanders omdat wordt uitgegaan van gelijkwaardigheid van de man en vrouw. De ervaren inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan 'weg worden geobjectiveerd' doordat de handelingen niet worden beschouwd als dwingend of vreesaan-
Verwijzing naar het verderliggende doel 'met het oogmerk op ...' voegt in feite niets toe en is niet wezenlijk voor het gedragspatroon dat strafbaar is gesteld; het wezenlijke schuilt in het stelselmatige en de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het voorstel van Groenhuijsen om het bestanddeel 'met het oogmerk die ander te dwingen etc.' te laten vervallen omdat het in wezen
34
niets toevoegt en wel verwarring schept, ondersteunen wij daarom van harte. Stelselmatig Stelselmatig wordt in het aangepaste wetsvoorstel geïnterpreteerd als 'met een bepaalde intensiteit, duur en/of frequentie' (nr. 5, p. 17). Wij zijn verheugd met deze verandering ten opzichte van het eerste voorstel, aangezien met deze uitleg de kern, herhaald gedrag, tot uitdrukking wordt gebracht. Belaging als klachtdelict Wij vragen ons af of de formulering van een klachtdelict (art. 285b lid 2 Sr) voor vrouwen die belaagd worden door hun ex-partner wel is gewenst. Door belaging als klachtdelict te formuleren wordt benadrukt dat het individuele belang voorgaat op het maatschappelijke belang. Het slachtoffer heeft in geval van een klachtdelict zeggenschap over de niet-vervolging; zonder klacht geen vervolging. Hiermee kan worden voorkomen dat zij in het strafproces wordt meegezogen terwijl zij hier niet van is gediend. Bovendien kan het slachtoffer het wel of niet indienen van een klacht als een machtsmiddel inzetten om de belager onder druk te zetten: als jij in therapie gaat of stopt met het geweld zal ik geen klacht indienen of de klacht intrekken. Naast deze voordelen zijn er echter ook nadelen. Het is nog maar de vraag of het indienen van een klacht als machtsmiddel kan worden ingezet. De korte termijn (acht dagen, art. 67 Sr) waarbinnen de klacht kan worden ingetrokken heeft tot gevolg dat het intrekken van de aanklacht niet als machtsmiddel kan worden ingezet om ervoor te zorgen dat de man in therapie gaat of voor langere tijd geen geweld gebruikt. Daarnaast is, gezien het dominerende gedrag van de belager, de kans groot dat dit 'machtsmiddel' eerder de kwetsbaarheid van de vrouw vergroot, omdat de verantwoordelijkheid voor de strafvervolging bij haar ligt. De man zal haar kunnen bedreigen of chanteren met als doel dat de klacht wordt ingetrokken. Bovendien kunnen er situaties van belaging zijn waar de vrouw geen klacht in durft te dienen, terwijl de ernst van de inbreuken zodanig is dat ambtshalve vervolgen gewenst is. Wanneer belaging een klachtdelict is, is deze weg afgesloten. Gezien de nadelen is een klachtdelict voor vrouwen die slachtoffer zijn van geweld door hun ex-partner niet gewenst.
NEMESIS
WETGEVING
Wel achten wij het van belang dat de mening van het slachtoffer over strafvervolging en processuele aanpak in de afweging van politie en openbaar ministerie wordt betrokken. Bovendien behoort er bij het doen van aangifte te worden gewezen op de gevolgen van strafvervolging voor haar persoonlijk, bijvoorbeeld dat intieme details naar buiten kunnen worden gebracht en dat strafvervolging kan leiden tot een confrontatie met de belager te zijner tijd. Dit valt onder de plicht tot informatieverstrekking en zorgvuldige bejegening conform de slachtofferrichtlijnen. Wanneer sprake is van belaging van beroemdheden ligt het meer voor de hand om belaging als klachtdelict te formuleren. In dat geval zal het gevaar dat allerlei intimiteiten van de beroemdheid in de publiciteit komen veel groter zijn. Het bijzondere belang van het slachtoffer lijkt in dat geval groter dan het maatschappelijke belang. Wij achten belaging als klachtdelict niet gewenst om een drietal redenen. Allereerst achten wij het als klachtdelict ongewenst omdat het aantal beroemdheden dat wordt belaagd aanmerkelijk kleiner is dan het aantal vrouwen dat door hun ex-partner wordt belaagd. Voor de laatste groep is een klachtdelict ongewenst. Bovendien is het de vraag of een klachtdelict voor de categorie 'belaging in niet-relationele sfeer' wel noodzakelijk is, aangezien een aangifte in de praktijk als een soort 'klacht' functioneert. Tot slot blijkt uit de discussie rond het klachtvereiste in geval van seksueel misbruik van jeugdigen tussen twaalf en zestien jaar dat het niet voldoen aan het klachtvereiste in de praktijk problemen kan opleveren. Voorlopige hechtenis In het initiatiefwetsvoorstel wordt het belagingsartikel aan artikel 67 lid 1 Sv toegevoegd, waardoor het in voorlopige hechtenis nemen mogelijk is geworden. Hoewel het vastzetten van de verdachte op korte termijn veiligheid biedt voor het slachtoffer, hoeft op langere termijn de veiligheid niet te zijn vergroot. Uit onderzoek in het buitenland blijkt bijvoorbeeld dat het vastzetten van de verdachte alleen op langere termijn meer veiligheid voor het slachtoffer van geweld door hun (ex-)partner teweeg brengt als dit is ingebed in een aantal maarregelen, waaronder daderhulpverlening. Toch achten wij het van groot belang
dat voorlopige hechtenis in bepaalde situaties van ernstige belaging mogelijk wordt gemaakt. Het is belangrijk dat er op korte termijn in crisissituaties iets gebeurt dat bijdraagt aan het stoppen van het geweld. Geweld in de privésfeer en belaging Belaging ziet op situaties van herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer door de ex-partner of door een onbekende. Herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw door de partner valt buiten de voorgestelde definitie van belaging. Dit terwijl het geweld gepleegd in (huwelijkse) relaties veel overeenkomsten vertoont met de omschrijving van belaging: het incident op zich is vaak niet ernstig, maar gezien de dreiging die er vanuit gaat, het herhaaldelijk plaatsvinden en de onvoorspelbaarheid van het gedrag is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het geweld vindt vaak plaats in een context van angst en dreiging, veroorzaakt door gewelddadig en controlerend gedrag van de man. Vrouwen die geweld ondervinden door hun partner zijn bovendien niet veilig in hun eigen huis. Doordat een veilige omgeving ontbreekt wordt hun weerbaarheid aangetast, waardoor het nog moeilijker wordt aan het geweld te ontsnappen. Het geweld dat plaatsvindt in de relatie kan na het verbreken van de relatie doorgaan als geweld in de zin van belaging; het weggaan van vrouwen garandeert geen geweldsvrije privésfeer. Geweld tegen vrouwen in de privésfeer is niet los te zien van het geweld door de ex-partner. Het huidige initiatiefwetsvoorstel doet dit daarentegen wel. Dit achten wij problematisch. De praktijk leert dat er vaak geen sprake is van een scherpe scheidslijn tussen het hebben van een intieme relatie en het gescheiden zijn. Uit elkaar gaan is een proces van loslaten. Dit geldt voor geweldsvrije relaties die stranden evenzeer als voor relaties waarin geweld tegen de vrouw plaatsvindt. Alleen kan in het laatste geval het proces van loslaten doordrenkt zijn van dominantie en bedreiging door de man. Hoewel in de delictsomschrijving niet wordt gerept over de vorm van de relatie, wordt in de memorie van toelichting bij het initiatiefwetsvoorstel gesproken over ex-relaties. Kan er alleen sprake zijn van belaging als partners niet zijn gehuwd, noch samenwonen? En wat als een echtscheidingsprocedure loopt of de vrouw alleen naar de advocaat is geweest maar er nog geen
1998 nr 5
voorlopige voorziening ligt? Of als de man en vrouw feitelijk niet samenwonen maar wel samen op een adres staan ingeschreven? Met andere woorden wanneer gaat geweld tegen de vrouw in de privésfeer over in belaging? Onze vrees is dat situaties van herhaalde inbreuken op de privacy van de vrouw niet worden erkend als belaging in situaties waar nog enig (afgedwongen of vrijwillig) contact is tussen man en vrouw. Als voorbeeld kan het mobiele alarmsysteem (het AWARE-project) in Rotterdam dienen. De politie staat vrouwen bij die door hun ex-partner worden belaagd, maar de politie wil pas optreden als de vrouw daadwerkelijk is gescheiden van haar partner en een straatverbod heeft geëist. Ook kan worden gedacht aan situaties waar een omgangsregeling geldt. In die situaties waar nog enig contact is tussen de vrouw en de ex-partner zal de politie doorgaans zeer terughoudend zijn. Zij zal niet snel strafrechtelijk ingrijpen omdat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet als belaging wordt gekwalificeerd. Een andere reden waarom wij belaging niet los van geweld tegen vrouwen in de privésfeer strafbaar willen stellen is de rechtsongelijkheid die erdoor ontstaat. Wanneer belaging strafbaar zou worden gesteld zou de verdachte van herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van zijn gescheiden partner wel in verzekering gesteld kunnen worden, terwijl dit niet mogelijk is als sprake is van een (huwelijkse) relatie. Dit levert een rechtsongelijkheid in de rechtsbescherming op die, gezien de verwante problematiek, niet te rechtvaardigen is. Van rechtsongelijkheid kan gesproken • worden als we kijken naar de strafrechtelijke bescherming in geval van geweld tegen vrouwen door hun echtgenoot als het gaat om vernieling of diefstal; in dat geval is vervolging uitgesloten. Vernieling en diefstal door de van tafel en bed gescheiden echtgenoot is alleen vervolgbaar als de vrouw een klacht heeft ingediend (art. 253 Sr). Dit betekent dat strafvervolging is uitgesloten van vernieling en diefstal als de echtscheiding is aangevraagd, maar de voorlopige voorziening nog niet is afgegeven, terwijl juist in die periode de kans op escalatie, op vernieling van persoonlijke bezittingen van de vrouw, en/of het leeghalen van het huis door de man, erg groot is. Het schrappen van artikel 253 Sr is daarom noodzakelijk ter verkleining van de rechtsongelijk-
35
I
WETGEVING
heid, maar de rechtsongelijkheid wordt er niet door opgeheven. Geweld tegen de echtgenoot in de vorm van vernieling en diefstal komt na schrapping van artikel 253 Sr overeen met geweld in de vorm van mishandeling (300-304 Sr). In beide gevallen kan strafrechtelijk worden opgetreden. Een belangrijk juridisch knelpunt is echter het ontbreken van de mogelijkheid tot inverzekeringstelling buiten heterdaad wanneer het ernstige geweld niet kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag (287 Sr) of een ander ernstig misdrijf zoals verkrachting (242 Sr). Juist in geval van geweld binnen een relatie is het belangrijk om in acute noodsituaties strafrechtelijk te kunnen optreden en de man zo nodig in verzekering te kunnen stellen. Gezien de verwante problematiek tussen geweld tegen de vrouw binnen een relatie en geweld tegen de vrouw door haar ex-partner achten wij rechtsongelijkheid in de strafrechtelijke bescherming niet gewenst.
Flankerend beleid Wetswijziging kan alleen effectief zijn als tegelijkertijd een programma van maatregelen wordt opgesteld om deze wetswijziging op een effectieve manier te implementeren. Zowel ten aanzien van het politieoptreden als het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie zijn richtlijhen of protocollen van belang om politie en openbaar ministerie handvatten te bieden voor een strafrechtelijke aanpak van deze specifieke problematiek. Een samenwerkingsverband op arrondissementsniveau waar politie, reclassering, advocatuur, hulpverlening en openbaar ministerie overleg hebben, is belangrijk voor de inschatting van de ernst van het geweld en om de verschillende aanpakken op elkaar te kunnen afstemmen. Bovendien is het belangrijk daderhulpverleningsprojecten op te zetten specifiek voor deze problematiek. Dit programma van maatregelen kan deels tegelijkertijd met het proces van wetgeving van de grond komen. De problemen van herhaalde inbreuken op de privacy van de vrouw door haar partner of ex-partner vragen nu om een adequate strafrechtelijke reactie. Binnen het huidige juridische instrumentarium is een specifieke en procesmatige aanpak mogelijk en wenselijk. Daarnaast blijft wetswijziging noodzakelijk om in situaties van acute nood strafrechtelijk in te kunnen grijpen.
Een aparte titel 'Herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer' Wij bepleiten een aparte titel Herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer in het wetboek van Strafrecht waar niet alleen belaging, maar soortgelijke inbreuken strafbaar zijn gesteld. De belangrijkste argumenten voor specifieke strafbaarstelling zijn: sneller strafrechtelijk optreden kan escalatie voorkomen, het strafrecht kan als stok achter de deur worden ingezet om tot daderbehandeling te komen en bovendien kan specifieke strafbaarstelling worden beschouwd als erkenning van de ernst van huiselijk geweld door de overheid. Juist omdat in geval van geweld tegen vrouwen in de privésfeer sprake is van herhaald geweld waarbij het slachtoffer en de pleger van het geweld bekend zijn, is het belangrijkste doel van het strafrechtelijk optreden dat het geweld stopt. Dat wil zeggen, het strafrechtelijke doel is speciale recidive. Hiervoor dienen de strafrechtelijke mogelijkheden te worden uitgebreid en effectiever te worden ingezet. In het buitenland, met name in de Verenigde Staten, zijn zowel wetten Domestic Violence als Stalking. Voor de nadere invulling van een specifieke titel kan gekeken worden naar het buitenland waar wetten Domestic Violence en Stalking al enige tijd functioneren.
Samenvatting Belaging van vrouwen door hun expartner is een ernstig maatschappelijk probleem, terwijl effectieve bestrijding ervan ontbreekt. Strafbaarstelling van belaging kan bijdragen aan een verbeterde rechtsbescherming. De Landelijke Vereniging Vrouw en Recht is daarom verheugd met het initiatiefwetsvoorstel Strafbaarstelling van belaging, waar belaging als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke vrijheidssfeer wordt strafbaar gesteld. In grote lijnen kunnen wij instemmen met het initiatiefwetsvoorstel. De belangrijkste wijziging die wij voorstellen is het laten vervallen van het klachtvereiste. Het klachtvereiste zal de kwetsbaarheid van vrouwen doorgaans vergroten, terwijl het niet noodzakelijk is ter bescherming van de persoonlijke belangen van de belaagden in niet-relationele sfeer. Daarnaast lijkt het ons wenselijk 'het oogmerk die ander te dwingen etc.' te laten vervallen, aangezien dit bestanddeel niet wezenlijk is voor belaging, maar wel verwarring zaait ten opzichte van 'inbreuk maken
36
op de persoonlijke levenssfeer'. Tot slot zou 'opzettelijk' als bestanddeel kunnen vervallen. Wij zijn zeer ingenomen met de mogelijkheid om de verdachte in voorlopige hechtenis te kunnen nemen in geval van belaging; in situaties van acute crisis kan voorlopige hechtenis noodzakelijk zijn. We hebben moeite met het initiatiefwetsvoorstel uit het oogpunt van rechtsbescherming van vrouwen in de privésfeer. Het geweld gepleegd tegen de vrouw binnen de privésfeer vertoont veel overeenkomsten met de omschrijving van belaging. En hoewel de delictsomschrijving geweld in de privésfeer niet uitsluit, blijkt uit de memorie van toelichting dat belaging alleen de problematiek van ex-partners betreft. Wij achten het uit oogpunt van rechtsgelijkheid ongewenst dat herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw door haar ex-partner een betere strafrechtelijke bescherming heeft dan in geval van geweld door de partner. Wij bepleiten daarom een aparte titel Herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Conclusie Vooruitlopend op een algemene titel of wet waarin geweld in de privésfeer wordt geregeld, zien wij het onderhavige wetsvoorstel, met inachtneming van onze wijzigingsvoorstellen, als een goede aanzet tot een verbeterde bescherming van belaagde vrouwen. Namens de subgroep sexueel geweld van de Landelijke Werkgroep Vrouw en recht, Katinka Lünnemann
Alphahulpen en VNvrouwenverdrag Betreft: gebrekkige rechtspositie alphahulpen in strijd met VN-vrouwenverdrag Amsterdam 16 juni 1998 Zeer geachte Minister, Op donderdag 11 juni j.1. is tijdens een studiemiddag over het VN-vrouwenverdrag (georganiseerd door de Stuurgroep Justitie Emancipatie Stimulering en het Clara Wichmann Instituut) de rechtspositie van alphahulpen uitvoerig aan de orde geweest. De aanwezi-
NEMESIS