COMMENTAAR OP ADVIEZEN CLIENTENRADEN INZAKE WWB-BELEID Algemeen De termen cliënt en klant worden naar oordeel van de cliëntenraden in de verordeningen door elkaar gebruikt. De cliëntenraden adviseren u “cliënt” en “cliëntmanager” te hanteren. De drie colleges en de drie raden behouden hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de vaststelling en aanpassing van deze verordeningen. Uit de begripsbepalingen van “college” en “raad” bij verschillende verordeningen blijkt dit niet; n.l. “de raad: de gemeenteraden van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld”. De cliëntenraden adviseren u: “de raad”: de gemeenteraad van de gemeente Leek, respectievelijk de gemeente Marum, respectievelijk de gemeente Noordenveld. “het college”, idem. Commentaar De cliëntenraden merken terecht op dat in de beleidsstukken niet altijd consequent dezelfde termen worden gehanteerd. Binnen de projectgroep beleidsharmonisatie van de drie gemeenten zullen hierover nadere afspraken worden gemaakt om hiervoor steeds dezelfde term te hanteren. Gebruikelijk is dat ook met het gebruik van deze termen aansluiting wordt gezocht met de wetgeving. In de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) zijn de termen klant en klantmanager gehanteerd. Deze gelden voor het CWI, de gemeenten en het UWV. De cliëntenraden merken terecht op dat de gemeenten afzonderlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de verordeningen. Dit zal formeel dan ook tot uiting komen bij de ondertekening van de verordeningen door de voorzitter en de griffier van Noordenveld. De verordeningen van Leek en Marum worden afzonderlijk vastgesteld. Verordening krediethypotheek en pandovereenkomst WWB De cliëntenraden zijn van mening dat de kosten welke aan mensen, die een uitkering krijgen op grond van de Wet werk en bijstand, zo laag mogelijk dienen te zijn. Mensen die van een dergelijke uitkering moeten rondkomen leven immers al op een voor Nederland geldend bestaansminimum. Op grond van het bovenstaande zijn de cliëntenraden van mening dat: Artikel 2 lid 2 De cliëntenraden zijn van mening dat de waardevaststelling van de woning vergaande gevolgen heeft voor de hoogte van een lening. De cliënt moet dan ook naar mening van de cliëntenraden in de gelegenheid gesteld worden een contrataxatie te laten uitvoeren indien hij van mening is dat de vastgestelde waarde te hoog is. Commentaar De taxatie van de woning vindt plaats door een taxateur die door B & W in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen. Dit biedt voldoende waarborg dat een juiste taxatie plaatsvindt. Wanneer de gemeente de krediethypotheek vaststelt, gebeurt dit middels een beschikking. Wanneer belanghebbende van mening is dat de taxatie te hoog is, kan hij een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift zou ondersteund kunnen worden met een contrataxatie. De kosten hiervan zijn voor belanghebbende. Artikel 2 lid 3 De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheekakte dan wel de kosten verbonden aan het opstellen van een overeenkomst van stil pandrecht voor rekening moeten blijven van de gemeente. Er is immers geen verplichting tot het opstellen van bovengenoemde aktes. Mocht de gemeente bij haar stelling blijven dat de kosten voor rekening dienen te blijven van degene die een uitkering ontvangt, dan dient in ieder geval helder vastgesteld te worden dat kosten verbonden met het opstellen van opstellen hypotheek of pandakte en het bedrag dat wordt geleend, tezamen de maximale geldlening, als genoemd in het eerste lid van artikel 2, niet verhogen.
1
Commentaar De kosten van de taxatie en akte zijn voor rekening van belanghebbende en worden conform de oude regeling ten laste van de krediethypotheek gebracht. Zij verhogen het bedrag van de maximale lening niet. Het is gebruikelijk deze kosten voor belanghebbende te laten, omdat hij immers oververmogen heeft. Wanneer uit de taxatie blijkt dat geen krediethypotheek of pandrecht gevestigd behoeft te worden, kan voor de kosten van taxatie bijzondere bijstand worden verleend. Artikel 4 lid 4 De cliëntenraden verzoeken de gemeenten het inkomen waarvoor geen aflossing wordt verlangd, te verhogen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Mensen met een lening moeten niet worden gefrustreerd in hun motivatie om betaald werk te zoeken. Commentaar Het is wenselijk dat zo snel mogelijk wordt aangevangen met aflossing van de lening. Wanneer immers na 10 jaar de gehele lening nog niet is afgelost, is na 10 jaar rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel. Artikel 4 lid 7 De cliëntenraden zijn van mening dat, ter voorkoming van voor cliënten onoverkomelijke problemen, cliënten, eerst schriftelijk dienen te worden aangemaand en gewaarschuwd, voordat de geldlening opeisbaar is en wettelijke rente kan worden gevorderd. Dit geeft hen tevens de mogelijkheid tot verweer, indien bijvoorbeeld de aanmaning ten onrechte wordt verzonden. Commentaar In dit artikel staat niet dat het niet afgeloste deel terstond wordt opgeëist, maar opeisbaar is. Dit is om te voorkomen dat procedures over invordering eindeloos gerekt kunnen worden. Uiteraard wordt eerst contact gezocht met belanghebbende alvorens wordt overgegaan tot het opeisen van de vordering. Artikel 5 De cliëntenraden zijn van mening dat vergoeding van rente, indien de rente na 10 jaar niet is afgelost, niet van cliënten kan worden gevorderd. Zij stellen dan ook voor om het gevraagde rentepercentage op nul te stellen. Commentaar In de oude regeling van de krediethypotheek was deze bepaling ook opgenomen. Die is hier weer overgenomen. Nu niet wordt aangegeven waarom rente na 10 jaar niet redelijk zou zijn, kan op dit onderdeel niet verder worden ingegaan. Desalniettemin lijkt het redelijk, nadat 10 jaar lang een renteloze lening is verstrekt, na 10 jaar wel rente te vragen. Net als voorheen in de uitvoering het geval was, zijn de dan voor de cliënt geldende individuele omstandigheden mede bepalend voor de besluitvorming. Maatregelenverordening WWB Inleiding De cliëntenraden zijn van mening dat de maatregelenverordening zoals deze is voorgesteld onredelijk zwaar is. Zij wijzen hier nogmaals op de brochure “Een stevige basis biedt zekerheid” van de Landelijke Cliëntenraad & Sociale Alliantie hoofdstuk 4, verordening verlaging uitkeringen (sancties). De verordening gelezen hebbend wijzen de cliëntenraden met name op de punten b en c onder het “Algemene uitgangspunten”, waarin uitdrukkelijk wordt geadviseerd een terughoudend beleid te voeren met het opleggen van sancties, omdat uitkeringen in feite al te laag zijn om van te leven. In feite is het maatschappelijk niet verantwoord de uitkering te verlagen tot een bedrag dat lager ligt als de beslagvrije voet. Dit wordt immers wettelijk gezien als een absoluut bestaansminimum. Daarnaast wijzen de cliëntenraden op gevolgen die de sanctie kan hebben voor derden, met name de kinderen van de gesanctioneerden. In dat kader stellen zij voor het “Stappenplan sanctiebeleid” in te voeren zoals dat in bovengenoemde uitgave staat vermeld. Dat betekent dat er standaard eerst een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven waarin de betrokkene (nogmaals) wordt gewezen op haar verplichtingen. Ook dient te worden vastgelegd dat, als blijkt dat opgelegde sancties achteraf toch blijken onterecht te zijn geweest, de geleden schade wordt vergoedt, inclusief de wettelijke rente.
2
Commentaar Van belang is dat de WWB uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van de maatregelenverordening. Zoals dat voorheen in de oude wetgeving ook altijd het geval is geweest, kunnen maatregelen er inderdaad toe leiden dat uitkeringen beneden de beslagvrije voet komen. De WWB brengt met zich mee dat gemeenten volledig verantwoordelijk zijn voor de financiering van de uitkeringen vanuit een door het Rijk toegekend budget, het zogenaamde inkomensdeel. Mede daardoor is in de WWB de beleidsvrijheid bij de gemeenten neergelegd om, middels een maatregelenverordening, regels vast te stellen die in werking treden indien uitkeringen onrechtmatig zijn verstrekt wegens het niet nakomen van de vooraf aan de cliënt opgelegde verplichtingen. Ook is de mogelijkheid gehandhaafd om maatregelen op te leggen in die situaties waarbij door de gemeente is vastgesteld dat de cliënt vanwege verwijtbare handelingen in bijstandsbehoevende omstandigheden is komen te verkeren. In de thans voorliggende verordening zijn voor een belangrijk deel de bepalingen ingevolge het maatregelenbesluit neergelegd, zoals deze tot 1 januari 2004 ook golden in de Algemene bijstandswet. Tegen een maatregel staat uiteraard bezwaar en beroep open. Indien uit deze procedure blijkt dat de maatregel ten onrechte door de gemeente is opgelegd, kan de rechtbank de gemeente veroordelen tot het vergoeden van de wettelijke rente (standaard in terugvorderingszaken) en de eventueel geleden schade. De cliëntenraden stellen voor om een zogenaamd “stappenplan sanctiebeleid” in te voeren zoals dat is verwoord in een brochure van de Landelijke cliëntenraad. Van belang is echter dat de WWB uitgangspunt dient te blijven voor het te voeren sanctie beleid. Om uiteindelijk te kunnen vaststellen of een stappenplan sanctiebeleid past in de uitgangspunten van de wet, zal een nader onderzoek moeten plaatsvinden die zich, richt op de juridische en maatschappelijk consequenties. Voorgesteld wordt om een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van een stappenplan en de resultaten hiervan aan de cliëntenraden voor te leggen. Gelet op de termijn van invoering van de WWB is dit onderzoek in 2004 niet haalbaar. Behandeling artikelsgewijs. Artikel 2 De cliëntenraden zijn van mening dat voor het oordeel van het college allereerst met voldoende vaststaande gegevens, dient te worden aangetoond dat er een strafbaar feit gepleegd is en daarnaast dient ook voldoende vast te staan dat er sprake is van enige verwijtbaarheid. Beide feiten dienen, voordat de vraag over de vraag over de ernst van de gedraging, de vaststelling van de verwijtbaarheid en het vaststellen van de omstandigheden van de belanghebbende (zie toelichting bij artikel 2 onder “Tweede lid” kan worden beantwoord. Commentaar Deze mening dient met de cliëntenraden te worden gedeeld en zo staat het ook in de verordening. Eerst wordt vastgesteld of er sprake is van verwijtbaar gedrag (lid 1) en vervolgens wordt naar ernst, verwijtbaarheid en omstandigheden gekeken (lid 2). In bezwaarzaken wordt deze taak van het college als eerste getoetst. Artikel 4 De cliëntenraden zijn van mening dat uit het besluit dat wordt genomen, moet blijken dat het onderzoek naar de strafbaarheid en de verwijtbaarheid inderdaad heeft plaatsgevonden. Commentaar Dit moet, zoals gebruikelijk, inderdaad worden beargumenteerd in de beschikking. Artikel 7 De cliëntenraden vinden het onjuist dat een maatregel met terugwerkende kracht kan worden opgelegd (lid 2). Immers, op deze wijze wordt de wettelijke opdracht gefrustreerd dat de maatregel uiterlijk na drie maanden wordt heroverwogen. Doel hiervan is dat de straf niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk. Herbeoordeling dient hierover uitsluitsel te geven. De cliëntenraden zijn daarnaast van mening dat heroverweging na twee maanden dient plaats te vinden (lid 3). De wet biedt hiertoe mogelijkheden, doordat vastgesteld wordt een heroverweging binnen een door het college te bepalen termijn van ten hoogste drie
3
maanden dient plaats te vinden. De cliëntenraden stellen daarbij vast dat er in de wet geen sprake is van een marginale toetsing, zodat zij ervan uitgaan dat een volledige toetsing plaats zal vinden. Commentaar Uitgangspunt (zie artikelsgewijze toelichting) is dat maatregelen in de nabije toekomst worden opgelegd. Maatregelen met terugwerkende kracht zijn uitzonderingen voor het geval een uitkering nog niet is uitbetaald. Het merendeel van de maatregelen heeft betrekking op een periode korter dan drie maanden. Wanneer er sprake is van een maatregel van langer dan drie maanden, is er sprake van een ernstig verwijtbaar gedrag. Het is dan ook redelijk de heroverweging na drie maanden te laten plaatsvinden. Bij de heroverweging is vooral van belang of er sprake is van een maatregel met een corrigerend doel (voldoet de belanghebbende nu wel aan zijn verplichtingen, voorwaarden) of met een straffend doel. In het laatste geval zal heroverweging minder van belang zijn dan in het eerste geval. Artikel 15 De cliëntenraden stellen vast dat de wet spreekt over “zeer ernstige misdragingen”. Hier is dus geen sprake van als bij elke misdraging, ook niet bij elke ernstige misdraging, maar slechts als de ernstige misdraging als zeer ernstig kan worden betiteld. Zij zijn dan ook van mening dat de schaal welke de gemeente aangeeft bij de toelichting op dit artikel, een onjuist beeld geeft. Immers, niet elk verbaal geweld, elke discriminatie, intimidatie of geweld valt als zeer ernstige misdraging te kwalificeren. Indien het college van mening is dat er inderdaad sprake is van strafbare misdragingen, dient zij dan ook in het besluit aan te geven, waarom zij deze misdraging als zeer ernstig kwalificeert. In bovengenoemde toelichting bij artikel 15 wordt aangegeven dat ernstige misdragingen tegen een medewerker van een andere organisatie als de ambtenaren belast met de uitvoering van de Wet werk en bijstand, kunnen worden bestraft op grond van artikel 9 lid 3 van deze verordening. De cliëntenraden zijn van mening dat de verordening hiermee te veel wordt opgerekt. Hoewel zij zaken als ernstige misdragingen tegen mensen, wie dan ook, uiteraard betreuren, zijn zij van mening dat de gemeente dat zij, door dit beleid te voeren, treed buiten de bevoegdheden welke haar door de wet worden gegeven. Daarnaast wijst zij er op, dat het wettelijk bewijs van deze gedragingen vaak moeilijk te leveren zal zijn. Commentaar Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden of er sprake is van zeer ernstige misdragingen. De toelichting op dit artikel geeft voldoende aan dat hier zorgvuldig mee zal worden omgegaan. Overigens is er geen enkele reden aan te nemen dat de gemeente buiten de wet treedt door zeer ernstige misdragingen tegen personen die werken bij andere organisaties te sanctioneren op grond van artikel 9, lid 3. In de praktijk zal het overigens hoofdzakelijk betrekking hebben op de medewerkers van de reïntegratiebedrijven die in opdracht van de gemeenten reïntegratietaken uitvoeren. Van belang is verder om op te merken dat deze bepaling de enigste vernieuwing is sinds de invoering van de WWB. Ervaringen in de vorm jurisprudentie zal zich naar verwachting gaan ontwikkelen. Indien toekomstige ontwikkelingen van de jurisprudentie daartoe aanleiding geven, zal de verordening uiteraard worden geactualiseerd. Handhavingsplan gemeenten Leek, Marum en Noordenveld Algemeen De gezamenlijke cliëntenraden zijn, na lezing van het handhavingsplan, van mening dat zij dienen te benadrukken dat cliënten gewone mensen zijn met alle rechten en plichten van elke Nederlandse burger. Aan hen mogen dan ook, ook in het kader van de Wet werk en bijstand, geen andere of zwaardere eisen gesteld worden dan andere burgers met betrekking tot naleving van deze wet. Speciaal niet in het kader van naleving. Bij het voldoen aan de wet kan dan ook van hen niet verlangd worden, dat zij zich “roomser dan de paus” opstellen bij naleving. Duidelijk zal dan ook zijn dat, als cliënten gebruik maken van kennis van een bepaalde regeling, hun geen fraude in de schoenen geworpen kan worden. Wettelijke grondslag voor een sanctie is en blijft vereist, waarbij bij het opleggen van een sanctie een heldere en duidelijk zal moeten zijn dat er sprake is van
4
een overtreding van een bepaalde regel. Uiteraard zal deze regel ook helder en duidelijk moeten zijn. Immers, ook een cliënt heeft het recht een calculerend burger te zijn, net als alle Nederlanders. Een vergelijking met belastingwetgeving dringt zich hierbij op. Daarnaast geeft ook de Nederlandse regering aan, dat zij van de burgers verwacht dat zij zich opstellen als calculerende burgers. Dit komt onder meer tot uiting bij de privatisering van ziekenfondsen en energieleveranciers. Burgers worden geacht de voor hen zo gunstig mogelijke keuze te maken. Gezien het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de cliëntenraden van mening zijn dat als er sprake is van vermeend misbruik, allereerst dient te worden nagegaan of er niet sprake is van gebruik. Indien er twijfel is, dient de cliënt het voordeel te krijgen van de twijfel. Het is dan uiteindelijk aan de Raden van de deelnemende gemeentes, om de regels zodanig aan te scherpen dat gebruik als misbruik kan worden gesanctioneerd. Het, met het opleggen van controles en maatregelen streven naar cliënten, die spontaan alle regels naleven op een wijze dat er over naleving door cliënten geen enkele discussie kan ontstaan, komt de gezamenlijke cliëntenraden irreëel voor. Een dergelijke houding zou kunnen lijden tot draconische straffen onder het mom van het op goede wijze regelen van een goed uitkeringsbeleid. Vooral zal zicht moeten blijven op het feit, dat men te maken heeft met mensen die, qua inkomen, uiterst kwetsbaar zijn en, qua inkomen, aan de onderkant van de maatschappij leven. Met het opleggen van maatregelen dient men hiermee ook rekening te houden. Zoveel mogelijk zal dan ook, voor tot een maatregel wordt overgegaan, eerst moeten worden gewaarschuwd. In hoofdstuk 2.3 wordt een duidelijke indeling van groepen cliënten gegeven: “Braven”, “Twijfelaars” en “Harde kern”. De cliëntenraden zijn het met de stelling eens dat “Braven” niet moeten afglijden tot “Twijfelaars” of erger. In hoofdstuk 3.1 wordt gesproken over het streven naar een spontane naleving van de wet door cliënten In het stuk wordt onvoldoende duidelijk gemaakt op welke wijze dit voorkomen zou kunnen worden en wat een eventuele rol van de cliëntenraad hierbij zou kunnen zijn. De cliëntenraden denken hierbij o.a. aan: . duidelijke voorlichting in een taal die mensen begrijpen . een goede bejegening van de cliënten . brieven waaruit respect blijkt voor de cliënten . vooraf overleg met de cliëntenraad over uitgaande algemene brieven en stukken. . regels en verzoeken met de nodige soepelheid toepassen. Een voorbeeld hoe het naar de mening van de cliëntenraden bij de toepassing van regels en verzoeken niet moet (uit een recente beschikking van de gemeente Noordenveld aan een cliënt): “Al zou men maar € 1,- hebben verdiend in de afgelopen 5 jaar, dan komt men niet meer in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag omdat dan sprake is van arbeidsmarktperspectief zoals bedoeld in de WWB”. Commentaar Zoals in het voorwoord van het handhavingsplan is opgenomen, is de gemeente Noordenveld in 2003 gestart met het project hoogwaardige handhaving. De begeleiding van het project is in handen gegeven van mevrouw drs. H. Dekker van het bureau Radar. In het kader van de fusie hebben Leek en Marum zich bij het project aangesloten. Naar verwachting zal het project eind 2004 worden afgerond. In verband met de wettelijke verplichting dienen de gemeente nu reeds een (voorlopig) handhavingsplan vast te stellen. Mede door het feit dat het project door een externe instantie wordt uitgevoerd en gelet op de thans door de cliëntenraden gestelde vragen, is mevrouw Dekker inmiddels uitgenodigd om het project toe te lichten tijdens een bijeenkomst met de cliëntenraden. Naar verwachting zal dit in de eerste helft van september plaatsvinden. Waar mogelijk wordt hierna een voorlopig commentaar gegeven op de gestelde vragen en opmerkingen van de cliëntenraden. Door de cliëntenraden is overigens een voorbeeld gegeven van een beschikking van Noordenveld inzake de beoordeling van het recht op de langdurigheidstoeslag. Kortheidshalve wordt verwezen naar de in de WWB gegeven toelichting. (bijlage).
5
Artikelsgewijze behandeling Inleiding De gezamenlijke cliëntenraden vragen zich af waarom er geen aandacht wordt gegeven aan het aspect beloning van cliënt. Deze beloning zou tot uiting kunnen komen in het vertrouwen dat cliënt geniet waardoor minder controle op hem uitgeoefend zou kunnen worden. Ook zouden bijvoorbeeld anonieme beschuldigingen ten aanzien van deze cliënt ter zijde kunnen worden gelegd. Commentaar Wat de cliëntenraden zich afvragen is feitelijk de doelstelling, met dien verstande dat beloning niet de gebruikelijke term is in een handhavingsplan. Kort samengevat: In de oude situatie werden alle cliënten periodiek op rechtmatigheid gecontroleerd. In de nieuwe situatie is dit niet langer het geval en worden vooraf prioriteiten gesteld volgens het handhavingsplan. Dit kan tot gevolg hebben dat jaarlijks niet alle cliënten, maar specifieke doelgroepen op rechtmatigheid zullen worden gecontroleerd. 2
Risico’s in uitvoering van de WWB
In de inleiding is hierover al het nodige gezegd. Duidelijk zal zijn dat de cliëntenraden aandringen op heldere en duidelijke regels, zodat de cliënt precies weet wat zijn verplichtingen zijn. Overtreden van deze regels dient pas gesanctioneerd te worden nadat helder is waaraan de cliënt dient te voldoen. Bij twijfelgevallen dient te worden uitgegaan van gebruik, en niet van misbruik van de regels. Commentaar Dit is inderdaad van belang. Met verwijzing naar de bespreking van de maatregelenverordening, dienen alle na te komen verplichtingen (regels) vooraf aan de cliënt bekend te worden gemaakt. 3
Ambitieniveau
De definitie van handhaving (3.1 onder b) dient aangevuld te worden. In de tweede volzin staat “Handhaving staat voor alle bewust genomen activiteiten, die er op gericht zijn ……..” De cliëntenraden stellen voor dit te wijzigen in “Handhaving staat voor alle door de bevoegde overheid bewust genomen activiteiten…….”. De reden is dat door deze invulling benadrukt wordt dat aan handhaving een bevoegdheid ten grondslag dient te liggen, vastgesteld door een overheid die bevoegd is en uitgevoerd door een ambtenaar die bevoegd is. Hierdoor worden de onderlinge verhoudingen tussen wetgevende en uitvoerende taken in het kader van de Wet werk en bijstand benadrukt. Commentaar Het betreft een algemene definitie van handhaving die niet specifiek voor de overheid geldt. De cliëntenraden zijn blij met het onder c punt 4 genoemde beginsel, dat voorkomen moet worden dat cliënten onnodig in een straftraject terechtkomen. Met betrekking tot het onder c genoemde punt 6 zijn de gemeenschappelijke cliëntenraden van mening dat dit punt aangevuld dient te worden met de zin dat gemeenten aansprakelijk zijn voor voorlichting aan de samenleving om de maatschappelijke draagkracht met betrekking tot de verstrekking van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand te vergroten.
Commentaar Gemeenten zijn inderdaad verantwoordelijk voor de voorlichting. Dit is voor alle uitvoeringsaspecten reeds in de wet geregeld. Zie ook de opmerkingen bij de maatregelenverordening.
6
In 3.2 (handhavingsbeleidskader) wordt gesteld dat gestreefd dient te worden naar het bevorderen van spontane nalevingsbereidheid. Haar mening hierover hebben de cliëntenraden in haar inleiding kenbaar gemaakt. Desalniettemin stellen de cliëntenraden voor om hier een vijfde punt toe te voegen, welke luidt, 5 Bereikt dient te worden dat de maatregel door de cliënt als zijnde fair wordt beschouwd. Doel van deze invoeging is dat, indien uiteindelijk, na waarschuwingen van de zijde van de gemeente, uiteindelijk een maatregel wordt opgelegd, de cliënt zich kan realiseren dat hij de maatregel aan zichzelf te wijten heeft. Commentaar Het door de cliëntenraden benoemde vijfde punt is een doelstelling dan wel één van de effecten van het beoogde handhavingsbeleid.
4
Uitvoering en doelstellingen
Bij het onderwerp vroegtijdig informeren (4.1) geeft de gemeente een drietal elementen aan waarmee ze dit vroegtijdig signaleren vorm wil geven. De cliëntenraden stellen voor deze elementen aan te vullen met een vierde element, te weten: 4 Het op de hoogte houden van cliënten van actuele rechten en plichten. De reden van deze aanvulling is, dat wetgeving regelmatig wordt gewijzigd en aangepast. Ook zal een informatiemap na verloop van jaren stoffig op een plank liggen. Het is naar mening van de cliëntenraden de taak van de gemeenten om de kennis van cliënten op peil te houden. Naast het regelmatig versturen van informatie zou dit bijvoorbeeld kunnen door het openstellen van een informatielijn. Commentaar Dit is de gemeente reeds verplicht vanuit de wetgeving. De gemeente dient de voorlichting richten cliënten steeds actueel te houden. Dit vanwege het aspect dat cliënten, ook bij wijziging van regelgeving, vooraf dienen te worden geïnformeerd. Zoals in alle correspondentie is opgenomen, dient de cliënt bij vragen om informatie contact op te nemen met zijn of haar klantmanager. In feite is dat de informatielijn. De cliëntenraden betreuren het bovenmate, dat het punt van optimaliseren van de dienstverlening (4.2) op de lange baan is geschoven. Zij zijn van mening dat dit juist een van de speerpunten van het beleid dient te zijn, omdat hiermee acceptatie van regels buitengewoon wordt bevorderd. De cliëntenraden wijzen er op dat op dit ogenblik erg veel wordt vereist van de cliëntmanagers. Hierdoor is de kans op het maken van fouten door deze managers vergroot. Zoals duidelijk zal zijn kunnen fouten van deze managers, en ook andere medewerkers van de ISD leiden tot de mening dat dezen ongestraft fouten kunnen maken, hetgeen als uiterst unfair wordt geoordeeld. Waarom, zo zullen velen zich afvragen, mag een ambtenaar mij ten onrechte een maatregel opleggen, krijg ik door de fout van een ambtenaar te laat (of niet) een bepaalde uitkering, of wordt, doordat deze ambtenaar een fout maakte een te veel betaald bedrag van mijn toch al minimale uitkering afgetrokken omdat deze ambtenaar, ondanks het feit dat ik alle gegevens heb aangeleverd, zich vergist had. Als de cliënt echter een fout maakt, wordt hij direct gestraft. De cliëntenraden zijn dan ook van mening dat met een kwaliteitstraject bereikt wordt dat ambtenaren er vanaf het begin van de invoering van de Wet werk en bijstand aan wennen, dat ook hun werkresultaten worden beoordeeld. Fouten in procedures worden hiermee ook in de toekomst voorkomen. Zij slijten immers niet in. Commentaar Het optimaliseren van de dienstverlening is niet op de lange baan geschoven. Zoals vermeld in het plan, staan voor 2004 geen verdere activiteiten gepland in het kader van hoogwaardige handhaving. Hier is bewust voor gekozen, vooral in verband met de benodigde tijd voor implementatie van het handhavingsplan en verandering in de uitvoering op de afdeling. 5
Organisatie en planning
7
De cliëntenraden missen in de organisatie en planning de politieke verantwoording. Zij zijn van mening dat door dit gebrek aan verantwoording, ook de inspraakmogelijkheid van cliënten verloren gaat. Commentaar Het handhavingsplan wordt thans ter besluitvorming aan de raden voorgelegd. Handhaving zal verder steeds een vast onderdeel vormen van de door de raden vast te stellen beleidsplannen en verslagen. Hier worden de cliëntenraden op de gebruikelijke wijze bij betrokken. Ook tot 1 januari 2004 was dit reeds het geval. Controleplan Leek, Marum en Noordenveld Controle op maat Hetgeen hierboven onder 5 staat geldt met name voor de controlesystematiek. Immers, de wijze waarop controles plaatsvinden wordt voor een groot gedeelte gedicteerd door de signalen die de ambtenaar heeft aangeleerd als kenmerkend voor fraude te signaleren, hetgeen ernstige gevolgen voor de cliënt mee kan brengen. Op zijn minst dient hij zich hierna te onderwerpen aan een onderzoek, hetgeen door iedere Nederlander, en dus ook door een cliënt als “onprettig” wordt ervaren. Het is dan ook in principe een inbreuk op het recht van privacy. Het fraudekompas en de protocollen dienen dan ook als politieke stukken gezien te worden die de goedkeuring van de raad vereisen. Commentaar Ook bij de uitvoering van de controletaak heeft de betrokken ambtenaar zich aan de wettelijke richtlijnen te houden zoals deze thans ook gelden. Inderdaad worden het fraudekompas en protocollen ter goedkeuring aan de raad voorgelegd. Met betrekking tot punt 2.4 merken de gezamenlijke raden nog op dat signaalsturing ook voor cliënt in positieve zin dient te worden gebruikt, in die zin dat naar signalen gespeurd dient te worden die aanwijzingen zijn dat de cliënt aanspraak zou kunnen maken op een voorliggende voorziening. Hiermee wordt voorkomen dat de cliënt in een later stadium het verwijt kan worden gemaakt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van deze voorzieningen, hetgeen tot een maatregel kan leiden. Commentaar Aangezien de bijstandsverlening als vangnet wordt aangemerkt binnen de sociale zekerheid, heeft de gemeente vanuit de WWB de opdracht om vast te stellen of de bijstandscliënt in aanmerking dient te worden gebracht voor een voorliggende voorziening. Deze wettelijke taak in het kader van de uitvoering van de komt niet tot uitdrukking in een handhavingsplan. 3
Reguliere controle in 2004
De cliëntenraden zijn van mening dat er met de zinsnede: er is sprake van een “groot financieel en maatschappelijk belang”, (zie punt 3.1, inleiding) een politiek statement is afgegeven. Dit politieke statement doet afbreuk aan de objectieve waarde van dit controleplan. Dergelijke statements dienen zo veel mogelijk vermeden te worden. Daarnaast vraagt zij zich af wat de gemeente bedoeld met “kwint” (3.3. onder d) en “WIN” (3.3 e onder punt 4). Ook wijzen de cliëntenraden er op dat de Wet werk en bijstand alleen “zeer ernstige misdragingen” sanctioneert. Misdragingen, zoals de gemeente onder punt f aangeeft, zijn in veel gevallen onvoldoende. De cliëntenraden hechten te verzoeken, dat bij eventuele sanctionering, gecontroleerd wordt of aan de wettelijke eis wordt voldaan. Commentaar De opmerking “groot financieel en maatschappelijk belang om alleen aan diegene een uitkering te verstrekken die daar recht op heeft” is uitgangspunt van de sociale wetgeving. Met de “kwint” wordt de kwalificerende intake van het CWI bedoeld. Naar aanleiding van deze intake wordt de fasering van de cliënt vastgesteld (fase 1 t/m 4). WIN: Wet inburgering nieuwkomers. De onder f. genoemde verplichtingen zijn opgenomen in de WWB en zijn niet door de gemeente geformuleerd. De gemeente is inderdaad verplicht om bij het opleggen van
8
sancties, te controleren of aan alle wettelijke eisen is voldaan ( zie maatregelenverordening). Tenslotte wijzen de cliëntenraden er op dat arbeid altijd wel ergens door iets of iemand wordt geaccepteerd (zie punt f laatste aanhalingteken). Het dient dan ook te worden gewijzigd in algemeen maatschappelijk geaccepteerde arbeid, om aan te geven dat alleen die arbeid kan worden bedoeld, waarvan in onze huidige maatschappij een zedelijke nakoming van de werkverplichting kan worden gevorderd. Commentaar Dit is correct en dient te worden aangepast. Ingevolge de WWB gaat het om algemeen geaccepteerde arbeid. Daarnaast zijn de cliëntenraden van mening dat, ook met betrekking tot herbeoordeling, waarbij gelijktijdig een rechtmatigheidsonderzoek plaatsvindt niet uit te laten voeren op grond van het feit dat men tot een bepaalde groep behoort (3.3. onder e), maar dat ook hier de individualiseringsgedachte moet worden gehandhaafd. Dat wil zeggen dat ook voor de onder punt e genoemde groepen gekeken wordt of er signalen zijn die aanleiding geven tot een dergelijk onderzoek. Commentaar Hier is in het kader van de invoering van de WWB ( zie gehele tekst van 3.3. onder e.) bewust voor gekozen om te vermijden dat groepen cliënten overbodig voor opgeroepen voor een gesprek. Er wordt naar gestreefd om voor enkele groepen de WWBherbeoordeling schriftelijk te laten verlopen. De verplichte WWB- herbeoordeling, die dient te zijn afgerond voor 1 januri 2006, staat dus ook geheel los van signaalsturing. Alle huidige cliëntsituaties dienen binnen de wettelijk gestelde termijn te worden getoetst aan de WWB- regelgeving. Met betrekking tot het opvolgen van anonieme tips wijzen de raden er op dat dergelijke tips nooit te bewijzen zijn en dat deze het gevolg kunnen zijn van pesterijen of naijver. De cliëntenraden zijn dan ook van mening dat de gemeente hier niet aan mag meewerken door cliënten voor een gesprek op te roepen. Anonieme tips dienen dan ook door de gemeente als niet ter zake doend, terzijde te worden geschoven. Overigens is de cliëntenraad van mening dat valse aangiften door de gemeente dienen te worden bestraft. Zij wijst er op dat een dergelijke regel als in de tijd van de heksenvervolgingen bestond. Niet gezegd moet kunnen worden dat men in de huidige tijd onbeschaafder is geworden. Commentaar Van oudsher gaat de gemeente zeer zorgvuldig om met anonieme tips. Er vindt sowieso altijd verificatie plaats. 5
Debiteurenbeleid
Met betrekking tot het debiteurenbeleid verzoeken de gezamenlijke cliëntenraden om een aanvulling van 5.1 onder b, eerste aandachtsstreepje, te bepalen dat eerst dient te worden onderzocht of door de gemeente betaalde loonbelasting, premies volksverzekeringen alsmede de ziekenfondspremie kan worden teruggevorderd van de betrokken instellingen. Indien dat het geval is, is de gemeente niet benadeeld en dient er ook geen terugvordering van het bedrag aan de cliënt plaats te vinden. Commentaar De uitwerking hiervan is bij 5.1 onder b. reeds gegeven. In een aantal situaties dient de cliënt zelf de belasting en premies, middels de aangifte, terug te halen bij de belastingdienst. Zoals te doen gebruikelijk wordt de cliënt in het besluit van de gemeente tot terugvordering op gewezen en wordt de nodige informatie hiertoe verstrekt. Over het verrekeningscontract ( 5.1 onder d) merken de cliëntenraden op dat cliënt natuurlijk nooit zal kunnen worden gedwongen tot het ondertekenen van een contract. Juridisch betekent dit, dat cliënt in dat geval het contract kan vernietigen op grond van dwang. De cliëntenraden vragen zich af op welke wijze de gemeenten de medewerking van cliënt denken te verkrijgen.
9
Commentaar Het verrekeningscontract is inderdaad vrijwillig. Met betrekking tot het buiten invordering stellen van vorderingen (zie 5.4, buiten invordering stellen van vorderingen), wijzen de cliëntenraden er op dat het wel degelijk van belang is regels te formuleren. Vooraf zal het dan duidelijk zijn wanneer aan het invorderingsregiem zal zijn beëindigd. Hier zal aansluiting kunnen gezocht bij de periode die genoemd is in de Wet Sanering Natuurlijke Personen (drie jaar). Indien de gemeente van mening is dat maatwerk noodzakelijk is, is het eenvoudig dit te realiseren door te bepalen dat van bovengenoemde periode gemotiveerd kan worden afgeweken. Commentaar De invulling van de gemeente van maatwerk is dat van geval tot geval een beslissing wordt genomen. Reïntegratieverordening WWB Artikel 2 lid 5 Niet iedereen heeft een reïntegratiebedrijf nodig. Een gemotiveerde cliënt kan ook zelf een plan opstellen en uitvoeren m.b.v. een persoonsgebonden budget. De cliëntenraden adviseren u deze mogelijkheid expliciet in dit artikel op te nemen en in de Toelichting nader te omschrijven.
Commentaar Alhoewel inderdaad gesteld kan worden dat niet iedereen een reïntegratiebedrijf nodig heeft, is de gemeente wettelijk verplicht om nagenoeg alle reïntegratietaken uit te besteden aan de private marktpartijen. (Zie artikel 7, vierde lid van de WWB.). De actuele ontwikkeling is dat naar verwachting de gemeente ook zelf, echter dan ook nog steeds voor een beperkt deel, zelf reïntegratietaken mag gaan uitvoeren. Tekstueel wordt in de verordening reeds geanticipeerd op deze ontwikkelingen door weer te geven dat het college de werkzaamheden voor zoveel mogelijk door de reïntegratiebedrijven zal laten verrichten. Een belangrijk nadeel is echter wel dat gemeente voor de zelfstandige uitvoering van deze taken geen aanspraak kan maken op de ESF- subsidies. De regels van uit- en aanbesteden zijn binnen de ESF- richtlijnen nog veel zwaarder. Indien de omstandigheden van de cliënt daartoe aanleiding geven, is het overigens mogelijk dat persoonsgebonden budgetten kunnen worden ingezet binnen een reïntegratietraject. Gelet op het procedurele karakter van de verordening is er juist niet voor gekozen om dit in de verordening te benoemen. Dit in verband met de talloze mogelijkheden van in te zetten instrumenten. Het persoonsgebonden budget is als voorbeeld genoemd op blz. 12 van het Beleidsplan reïntegratie. Alhoewel de noodzaak van de in te zetten instrumenten, net als bij de vaststelling van het recht op de uitkering, in alle gevallen door de gemeente wordt vastgesteld, kunnen cliënten invloed uitoefenen op de invulling van het reïntegratieplan. Dit door middel van het indienen van het verzoek bij de gemeente. De aanspraak die de cliënt op voorzieningen kan claimen is neergelegd in de wet zelf. Artikel 4 van de verordening verwijst naar deze wettelijke aanspraak, zoals neergelegd in artikel 10 van de WWB. Artikel 4 De cliëntenraden adviseren u dit artikel te verbreden en de titel te geven: “Rechten van de cliënt” (vergelijk artikel 5: “Verplichtingen van de cliënt”). De cliëntenraden denken aan een uitbreiding met onderwerpen als: . het stellen van een goede diagnose van de cliënt op basis van heldere criteria die vooraf aan de cliënt worden gemeld . het voeren van overleg met de cliënt, . de cliënt in de gelegenheid stellen zijn meningen en voorkeuren te geven . het zoveel mogelijk rekening houden met de wensen van de cliënt.
10
Commentaar Van belang in deze is om te verwijzen naar de toelichting van dit artikel (zie ook het vorige commentaar). Er is dus bewust gekozen voor de titel “Aanspraak op ondersteuning” om zo de algemene wettelijke bepaling over deze aanspraak op te nemen. De door de cliëntenraad genoemde onderwerpen hebben betrekking op mogelijke instrumenten / onderwerpen binnen de reïntegratietrajecten. Vanwege het procedurele karakter (zie hiervoor) worden deze onderwerpen niet uitputtend genoemd. Wel wordt bij de inkoop van de reïntegratievoorzieningen, uiteraard de nodigde aandacht besteedt aan de kwaliteit van deze instrumenten en worden aan de bedrijven eisen gesteld tijdens de aanbesedingsprocedure. Nieuw is bijvoorbeeld de ontwikkeling dat gemeenten de diagnose separaat bij een reïntegratiebedrijf inkopen en dus niet meer bij het bedrijf die het trajectplan in uitvoering zal nemen. Dit om de reden dat een aantal bedrijven hierin zijn gespecialiseerd, maar vooral ook om op deze wijze de objectiviteit van de te stellen diagnose te bevorderen. Artikel 11, lid 3 De cliëntenraden adviseren u de volgende toevoeging op te nemen: Er wordt nadrukkelijk op toegezien dat het doel van de stage wordt bereikt en dat de werkstage niet nodeloos lang duurt. Commentaar De werkstages maken altijd onderdeel uit van een vooraf vastgesteld trajectplan. Het toezicht op het verloop en de resultaten van de werkstage en alle overige onderdelen van het trajectplan is neergelegd bij de consulenten van het reïntegratiebedrijf. Artikel 11, lid 3 geeft weer dat de stage maximaal 6 maanden kan voortduren. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zal de stage eerder worden beëindigd. Redenen van beëinding van de stage kunnen zijn dat de stage niet passend is voor de client of in de gevallen dat een werkgever de gemaakte afspraken niet nakomt. De cliëntenraden adviseren u in deze verordening een artikel op te nemen over de mogelijkheid tot ontheffing voor een reïntegratietraject voor de ouder uit het eenoudergezin met kinderen tot 12 jaar. Commentaar Dit is reeds geregeld in artikel 9 van de WWB. Artikel 9 van de WWB zegt verder ook dat het college verantwoordelijk is voor de invulling van de zorgtaken. Dit is verder uitgewerkt in het beleidsplan. (blz 13 onder 4.3). Algemeen: De cliëntenraden missen in de titel het jaar waarvoor dit plan geldt. Commentaar Dit is inmiddels toegevoegd. Aangezien het jaar 2004 als implementatiejaar WWB zal gelden, geldt het beleidsplan voor de 2004 en 2005. hoofdstuk 1.1 De cliëntenraden missen een beschrijving van de mogelijkheden tot werkgelegenheid in de regio, waar de reïntegratie op zou kunnen worden afgestemd. Commentaar Voor het zorgdragen van een beschrijving van de mogelijkheden tot werkgelegenheid is het CWI primair verantwoordelijk. Om op adequate wijze uitvoering te kunnen geven aan de WWB, met name gelet op de in deze wet vastgelegde doelstellingen, is het inderdaad noodzakelijk dat de gemeente voortdurend de beschikking heeft op de actuele informatie omtrent de regionale werkgelegenheid. Vandaar dat in hoofdstuk 2 in het “Plan van Aanpak” wordt voorgesteld om de samenwerking met het CWI te bevorderen. Deze samenwerking is niet voldoende en het is van belang dat vanuit de gemeente ook rechtstreeks contacten worden gelegd met het bedrijfsleven. Ook dit is in het plan van aanpak opgenomen. In samenwerking met de afdeling Economische Zaken van de gemeente zijn inmiddels contacten gelegd met de vereniging van ondernemers in Noordenveld ( OCN: Ondernemers Contact Noordenveld). hoofdstuk 2.1, acties
11
Het woord “streng” is hier niet gedefinieerd en komt niet sympathiek over. De cliëntenraden adviseren u dit te vervangen door “een efficiënte aanpak”. Commentaar De term “streng” komt voort uit de memorie van toelichting op de WWB. Daarentegen wordt voorgesteld wordt om het advies van het platform over te nemen. hoofdstuk 3.3 premies voor de doelgroep (pag. 9/10) In de gemeente Noordenveld was er tot 1 januari 2004 een door alle partijen zeer gewaardeerd PC-project voor minima met ook een relatie tot de arbeidsmarkt; wie een baan vond, behoefde de eigen bijdrage niet te betalen. De cliëntenraden adviseren u het PC-project in te passen in het beleidsplan reïntegratie, omdat men vandaag de dag bij nagenoeg elk beroep in de samenleving met een computer om moet kunnen gaan. Wie een traject start, kan het verzoek doen een PC met toebehoren te ontvangen, tekent de bruikleenovereenkomst voor 3 jaar (zie regeling gem. Noordenveld) en volgt de bijbehorende cursus. Wie een baan vindt , betaalt geen eigen bijdrage. Naar onze mening is hier sprake van een bijzondere omstandigheid (traject naar werk) en van een individuele toets (is bij het beoogde werk het omgaan met een computer nodig?) en is dit geen categoriale regeling, dus toegestaan. Commentaar Van belang is om op te merken dat de categoriale regeling “PC-project voor minima” na 1 janauri 2004 niet kan worden voortgezet door middel van de inzet van het aan de gemeente toekomende reïntegratiebudgetten. Zoals door de cliëntenplatformen in feite is aangegeven, is het inderdaad mogelijk dat het verstrekken van een PC aan een cliënt mogelijk is, als dit van belang is in het kader van het welslagen van het reïntegratietraject. Ook zullen mogelijkheden in het kader van (pc) opleidingen worden benut. De individuele omstandigheden van de cliënt en diens arbeidsmarktperspectief zijn altijd maatgevend. Dit betekent dus dat een pc wordt verstrekt als de noodzaak is vastgesteld in het belang van de uitstroom. hoofdstuk 6 De cliëntenraden missen een duidelijke visie omtrent het inzetten van de budgetten. Wat zijn de speerpunten voor dit jaar? Welke doelen wil men bereiken? . jeugdwerkloosheid te bestrijden? . mensen die ontslagen worden zo snel mogelijk weer naar een baan begeleiden? . wat is de achterliggende gedachte bij de aangegeven trajecten op pagina 18? Commentaar Hiervoor moet worden verwezen naar hoofdstuk 2 van het beleidsplan. Hoofdstuk 6 richt zich op de beschikbare middelen en reeds bestaande reïntegratieverplichtingen van de drie gemeenten. Zoals verwoord in hoofdstuk 2 zijn de speerpunten voor 2004 en 2005; • • • •
Het voorkomen van de instroom in de uitkering; De periode van gebruik maken van de uitkering zo kort mogelijk houden; Verhoging van de uitstroom van het zittende bestand; Het bevorderen van de samenwerking met de berokken partijen op de regionale arbeidsmarkt.
In de lijn van de filosofie van de WWB richt het inzetten van de reïntegratiebudgetten zich op de doelstelling om de instroom van de cliënt te vermijden en als dit wel noodzakelijk is, de uitkeringsduur zo beperkt mogelijk te houden. In het beleidsplan is opgemerkt dat het reïntegratiebeleid flexibel dient te zijn en moet inspelen op de actuele en grillige ontwikkelen op de abeidsmarkt. Als de instroom in de uitkering dreigt toe te nemen, zal de inzet van de gemeente aan de poort het hoogst zijn en de aandacht voor het zittende bestand worden beperkt. De toename van de jeugdwerkloosheid is (landelijk) actueel.
12
In Noordenveld heeft dit in eerste instantie er toe geleid dat eind 2003 een overleg is gestart tussen een klantmanager van sociale zaken, CWI- jeugdconsulent, beleidsmedewerker van de afdeling welzijn en de leerplichtambtenaar. Ieder is op zijn eigen manier met dezelfde cliënt bezig. Het overleg heeft primair als doelstelling om een afstemming te garanderen. Daarnaast is een overleg met het CWI gestart om de doelgroep volledig in kaart te brengen. Op dit moment zijn 140 jongeren ingeschreven bij het CWI (Leek, Marum en Noordenveld gezamenlijk, de CWI regio dus) Dit bestand is enorm dynamisch. Zo blijkt uit steekproeven dat een omvangrijk deel van dat bestand werkzaam is bij reguliere werkgevers en dit niet aan het CWI doorgeven. De verwachting voor de regio Noorderkwartier is dat het merendeel van de jongeren in 2004 zullen uitstromen naar reguliere werkgevers. Nagenoeg alle jongeren zijn overigens door het CWI in de fase 1 geplaatst. Dat betekent dan dat deze jongeren als ” direct bemiddelbaar” zijn aangemerkt en dat het CWI gedurende het eerste half jaar verantwoordelijk is voor deze cliënten en de gemeenten formeel hier geen rol hebben. Doelstelling is echter dat gemeenten en CWI op termijn ook in dat eerste halfjaar gaan samenwerken en de gemeenten de reïntegratie- instrumenten beschikbaar zullen stellen aan jongeren, als dat in de individuele situatie noodzakelijk is. Door de gemeente Noordenveld zijn in 2003 in totaal 5 jongeren op een reïntegratietraject geplaatst. De achterliggende gedachte van de aangegeven trajecten op blz. 18 van het beleidsplan is om weer te geven wat naar de verwachting de uitgaven zullen zijn in 2004. Dit op basis van de ervaringen, in financiële zin, over jaar 2003. Beleidsnotitie bijzondere bijstand Leek, Marum en Noordenveld Vooraf Van de ambtenaren hebben de cliëntenraden begrepen dat in iedere gemeente een aparte regeling voor sociale activering, schoolkosten, vrijwilligerswerk e.d. zal worden opgesteld. Wanneer kan deze worden verwacht door de cliëntenraden? Commentaar Dit is correct. Het minimabeleid vanaf 2004 is inmiddels door de gemeenteraad van Noordenveld vastgesteld. Algemeen Het uitgangspunt tot het verstrekken van een bijstandsuitkering wordt gevormd door artikel 48 van de Wet werk en bijstand (WWB). Hierin staat onomwonden dat, tenzij de wet anders bepaald, bijstand om niet wordt verleend. Daarnaast staat in artikel 51 WWB dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Kennelijk heeft de wet bedoeld dat, omdat ook iemand die een hoog inkomen geniet, in een positie kan komen te verkeren dat hij een beroep moet doen op de bijzondere bijstand, van zo iemand kan worden verlangd dat hij de bijstand als een lening krijgt, en niet als een uitkering om niet. Het zal duidelijk zijn dat het hier om uitzonderingsgevallen handelt. De cliëntenraden zijn dan ook van mening dat de wettelijke uitgangspositie voor het verstrekken van een uitkering een verstrekking om niet dient te zijn. Als standaard zou kunnen worden aangehouden dat aan personen die een inkomen tot 120% van het bijstandsniveau hebben, de bijstand om niet wordt verstrekt. Indien het inkomen boven deze grens komt, dient te worden onderzocht in welke vorm de bijstand kan worden verstrekt. Commentaar Vooraf dient in het algemeen te worden gesteld dat de invoering van de WWB niet met zich mee heeft gebracht dat de basisbeginselen van de regelgeving inzake individuele bijzondere bijstandsverlening zijn veranderd. Evenals bij de toeslagenverordening, is de aanleiding om ook de beleidsnotitie bijzondere bijstandsverlening opnieuw vast te stellen tweeledig: •
Afstemming tussen de drie gemeenten.
13
•
Waar nodig technische aanpassingen toepassen in verband met de vernummering van de relevante artikelen in de WWB ten opzichte van de Abw.
Om de afstemming te bewerkstelligen is ook bij de beleidsnotitie Bijzondere bijstand steeds gezocht naar de meest gunstige optie voor de cliënt. Vastgesteld is dat bij het bewerkstelligen van de afstemming veel kleine verschillen moesten worden weggenomen. Een uitzondering hierop vormde een belangrijk verschil vanwege de vorm van collectieve verzekering van de gemeente Noordenveld. Zowel Marum als Leek kennen deze vorm niet. Aangezien binnen afzienbare termijn nieuwe wetgeving zal afkomen inzake ziekenfondsverzekeringen, is voorgesteld om dit verschil tijdelijk in stand te laten. De cliëntenraden merken terecht op dat in artikel 48 is bepaald dat de bijstand “om niet” wordt verleend tenzij in deze wet dit anders is bepaald. De bepaling is door de wetgever ongewijzigd overgenomen uit de ABW. Ook artikel 51 WWB en de hierbij gegeven toelichting inzake de verstrekking van bijzondere bijstand in de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen is ongewijzigd overgenomen uit de oude wetgeving. In tegenstelling tot de interpretatie van de cliëntenraden wordt door de wetgever in de formele toelichting de volgende uitleg op het artikel gegeven (voor alle duidelijkheid volledig overgenomen): “Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, dus ook indien men een algemene bijstandsuitkering ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel achteraf gespreid te betalen. Via de algemene normbijstand wordt dus tevens reeds bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Doet zich evenwel de bijzondere situatie voor dat een dergelijk goed bijvoorbeeld aan vervanging toe is, terwijl betrokkene nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm van een geldlening heeft. Alvorens leenbijstand kan worden verstrekt, dient vast te staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties. Teneinde een optimale inschakeling van de reguliere kredietverlening mogelijk te maken, ook voor degenen met een laag inkomen en derhalve een beperkte aflossingscapaciteit, biedt het voorgestelde artikel tevens de mogelijkheid bijstand te verlenen in de vorm van borgtocht. Voor het verlenen van borgtocht kan slechts aanleiding zijn indien is komen vast te staan dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt. Voorkomen dient te worden dat de mogelijkheid van borgstelling leidt tot een onterechte afwenteling van het bedrijfsrisico van kredietverlenende instellingen op de bijstand. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing. Het wordt ook aan hen overgelaten vast te stellen of er aanleiding is de betreffende bijstand geheel of voor een deel te verlenen om niet. Een en ander dient te worden beoordeeld naar de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Uit oogpunt van deregulering is er vanaf gezien om te bepalen dat de aflossingsbedragen zodanig worden vastgesteld dat de belanghebbende ten minste blijft beschikken over een inkomen op het niveau van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering opgenomen beslagvrije voet, namelijk 90 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Hiermee is evenwel geenszins beoogd dat een inbreuk wordt gemaakt op de bestaande praktijk dat de aflossingsbedragen zodanig worden vastgesteld dat die voor de belanghebbende niet onevenredig bezwarend zijn”. Het verstrekken van bijzondere individuele bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kent dus de leningsvorm als wettelijke uitgangspositie. De wetgever gaat er verder vanuit dat ook bijstandscliënten kunnen reserveren / aflossen voor de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Niet alleen de hoogte van het inkomen, maar ook de overige omstandigheden van de cliënt zijn bepalend voor de vorm van bijstandverlening, alsmede hoogte en duur van aflossingen.
14
paragraaf 1 Algemene bepalingen par. 1, hoofdstuk 1.1, 4e alinea “Gemeenten moeten maatwerk leveren en maatwerk vereist een meetlat. Die meetlat wordt gevormd door beleidsregels”. De cliëntenraden verwachten dat de beleidsregels in deze verordening – ook al omdat de ambtenaren in gelijke situaties dezelfde besluiten moeten nemen – zullen leiden tot een aantal normeringen. Eén is er al genoemd: op pagina 34 is aangegeven dat voor de maximale hoogte van de noodzakelijke kosten van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan van de richtlijnen ingevolge de NIBUD-normen. De ambtenaren hebben de cliëntenraden toegezegd deze NIBUD-normen toe te zenden Onze vraag is: welke normeringen worden nog meer gebruikt of zullen nog worden opgesteld? Worden deze eerst voorgelegd aan de cliëntenraad? Commentaar De toepassing van de nibud komen veelvuldig voor in de beleidsnotitie. Deze worden jaarlijks door het NIBUD geactualiseerd. De cliëntenraden hebben inmiddels een exemplaar van de uitgave van Nibud ontvangen. Indien structureel nieuwe normen worden toegepast, worden deze verwerkt in de beleidsnotitie bijzondere bijstand. Dergelijke wijzigingen maken altijd onderdeel uit van de beleidsplannen en –verslagen. Deze worden ook aan de cliëntenraden voorgelegd.
par. 1, hoofdstuk 1.1.8 De cliëntenraden zijn van mening dat er geen drempelbedrag dient te worden gelegd op de hoogte van de verstrekking van de bijzondere bijstand. Er is sprake van cliënten die al heel weinig inkomen hebben. Voor hen is elke eurocent er een. Indien er toch een drempel gelegd moet worden, lijkt het de gezamenlijke cliëntenraden raadzaam om aansluiting te zoeken bij het handhavingsplan. Hier wordt bij het debiteurenbeleid (5.1 onder c, kleine vorderingen) een bedrag van € 25,00 genoemd. Commentaar Ook tot 1 januari 2004 is door Noordenveld toepassing gegeven aan het wettelijke toegestane drempelbedrag ad € 45,00. Voorgesteld wordt om deze drempel te handhaven. Dit om te voorkomen dat veel aanvragen voor lage kosten worden ingediend. Aangezien bij individuele bijzondere bijstandsverlening altijd alle omstandigheden van de cliënt dienen te worden beoordeeld, ongeacht de hoogte van de bijstand, zou het ontbreken van de drempel problemen gaan opleveren voor de uitvoering. Dit is ook de doelstelling van de drempel. par. 1, hoofdstuk 1.1.11 De cliëntenraden wijzen er op dat kosten, als meerkosten van schoenen, die op medische gronden worden verstrekt, moeilijk vast te stellen zijn. Om het voorbeeld aan te houden, met gezonde voeten is het zeker in de zomer mogelijk om voor een paar euro, een paar goede schoenen te kopen. Om nodeloze discussies te voorkomen stellen de cliëntenraden voor het gehele bedrag te vergoeden. Commentaar De bijzondere bijstand in de aanschaf van aangepaste schoenen laten zich in de regel eenvoudig vaststellen door de toepassing van de Nibud-norm voor de gebruikelijke aanschaf van schoenen. Het verschil tussen de daadwerkelijke kosten van aanschaf en de Nibud-norm zijn de bijzondere kosten die voor bijstandsverlening in aanmerking komen.
15
par. 1 hoofdstuk 1.1.13 In dit hoofdstuk staan een aantal zaken, waarvan gezegd wordt dat deze niet tot de noodzakelijke kosten behoren. Hetgeen onder het derde aandachtsstreepje staat zou als volgt dienen te worden vermeld. geleden of toegebrachte schade, voor deze schade op de tegenpartij of verzekering te verhalen is. Hiermee kan worden voorkomen dat, en dat komt helaas al te vaak voor, er, buiten de schuld van de aanvrager, geen vergoeding kan worden verkregen voor de aanschaf van vervangende goederen, omdat er sprake zou zijn van geleden of toegebrachte schade. Commentaar Deze paragraaf bevat een aantal mededelingen van wettelijke bepalingen en zijn dus geen beleidsregels van de gemeente. De in deze paragraaf genoemde kostensoorten zijn door de wetgever uitgesloten van bijstandsverlening. par. 1 hoofdstuk 1.1.15 Hier wordt verwezen naar hetgeen in de inleiding staat. Commentaar Zie commentaar op de inleiding. paragraaf 23 De cliëntenraden kunnen zich absoluut niet verenigen met de stelling in de eerste alinea. Nog erger is het dat deze stelling door de gemeenten kennelijk als uitgangspunt voor beleid wordt overgenomen. Het kan toch niet zo zijn dat onder de ABW voor 1 januari 2004 de bijstandsnorm als ontoereikend werd gezien en in iedere gemeente noodzakelijkerwijs werd aangevuld met categoriale regelingen en dat na 1 januari onder de WWB dezelfde bijstandsnorm opeens als toereikend wordt gezien. Dit is een cruciaal punt: Wordt de WWB rigide uitgevoerd en schrappen we domweg alle categoriale regelingen of is er de creativiteit en de politieke wil om de grenzen van de WWB te verkennen en, zoals inmiddels verschillende gemeenten hebben gedaan, naar alternatieven te zoeken. Ook tegen de aangegeven volgorde bij de beoordeling van een verzoek om bijstand in de 3e alinea maken de cliëntenraden ernstig bezwaar. Eerst lenen bij een kredietbank / de gemeente en als dit niet meer mogelijk is (men heeft al problemen met schulden) dan pas bijstandsverlening om niet (of wat ons betreft een vastgelegd percentage van bijvoorbeeld 80%). De bijstandsnorm staat niet toe dat leningen worden aangegaan en afgelost; dit is een weg naar de afgrond; men komt daar bijna niet meer uit en betaalt schulden uit nieuwe leningen. Waarom stuurt u minima die weg op? De cliëntenraden adviseren u in relatie tot het bovenstaande een andere oplossing te kiezen. Dit onderwerp raakt de minima diep in de portemonnee, daarom is onze suggestie: . stel de besluitvorming over deze paragraaf uit . in het Algemeen Dagblad van 24 april j.l. is de uitslag van een onderzoek gepubliceerd over de grote verschillen in gemeentelijk beleid; verzamel informatie over alle mogelijkheden die gemeenten in dit opzicht hebben ontwikkeld . organiseer een bijeenkomst voor raadsleden en leden van cliëntenraden met enkele deskundigen van VNG en Sociale Alliantie over dit thema . kom daarna met een voorstel. Commentaar Zie het commentaar op de inleiding. Nogmaals moet worden opgemerkt dat de wettelijke bepalingen ook reeds vóór 1 januari 2004 golden voor de individuele bijzondere bijstandsverlening. Paragraaf 23 was ook reeds voor de invoering van de WWB in Noordenveld van toepassing. Ambtelijke voorstellen om afstemming te realiseren tussen de drie gemeenten waren niet nodig. Weliswaar via een andere kredietbank (Groningen), deze procedure was in Leek en Marum dezelfde.
16
In paragraaf 23 is dan ook een verdere invulling gegeven van de bevoegdheden van het college ( zie de hiervoor gegeven toelichting) bij het verstrekken van individuele bijzondere bijstand in de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Zoals de cliëntenraden ook stellen, zal met name het wettelijk afschaffen van de verlening van categoriale bijzondere bijstand in de kosten van duurzame gevolgen hebben voor de cliënt. Door Noordenveld is in 2003 in totaal € 98.092,00 bijzondere bijstand verleend in de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, waarvan € 63.056,00 als categoriale bijzondere bijstand is verleend. De verwachting is dan ook dat het aantal aanvragen om individuele bijzondere bijstand vanaf 2004 zal gaan toenemen. Ook tijdens de mondelinge behandeling van de vragen en adviezen van de cliëntenraden is verzocht of verruiming van de regelgeving van de individuele bijzondere bijstand mogelijk is. In de memorie van toelichting op de WWB is aangegeven dat hiervoor beleidsregels kunnen worden opgesteld. Belangrijk uitgangspunt is echter dat bij de ontwikkeling van dergelijke beleidsregels het karakter van de individuele bijzondere bijstandsverlening in stand dient te blijven. Voorbeeld; een beleidsregel dat stelt dat de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet wordt verstrekt aan personen die langer dan 3 jaar op bijzondere bijstand zijn aangewezen, is in strijd met de wetgeving. Dit vanwege het aanduiden van categorie. Wel is reeds aan de cliënten de toezegging gedaan dat de landelijke ontwikkelingen zullen worden gevolgd en de mogelijkheden worden onderzocht of aanpassing van het beleid in de toekomst tot de mogelijkheden kan behoren. Dit los van de vraag of de financieel beschikbare middelen hiervoor toereikend zijn. Op voorhand moet worden gesteld dat categorisering niet meer is toegestaan. Het ingebrachte voorstel van de cliëntenraden om de individuele bijzondere bijstand altijd “om niet” te verstrekken aan bijvoorbeeld de categorie van personen die bijvoorbeeld langer dan drie jaar op een inkomen op bijstandsniveau zijn aangewezen, druist in tegen de huidige bepalingen van de WWB. Aanvraagformulier bijzondere bijstand: De cliëntenraden pleiten voor het hanteren van een eenvoudig formulier voor het verzoek om bijzondere bijstand voor cliënten. Graag ontvangen we te zijner tijd het ontwerp formulier ter advisering. Commentaar Conform de gebruikelijke afspraken zullen de cliëntenraden deze tijdig ontvangen.
17