WET MILIEUBEHEER BESLUIT
Het DAGELIJKS BESTUUR van de INTERGEMEENTELIJKE MILIEUDIENST BEEK-NUTH-STEIN;
Aanvraag Op 8 april 2008 is een aanvraag ontvangen van het Bestuur Modelvliegtuigclub Thermiek ’58, p/a Jupiterstraat 66 te Brunssum, om een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer ex. art. 8.1 onder a en c, voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het uitoefenen van modelvliegen op een perceel gelegen aan de Baarsgrubbenweg ong., kadastraal bekend gemeente Nuth, sectie G nr. 0127. De aanvraag bestaat uit een aanvraagformulier, het huishoudelijk reglement van de modelvliegtuigclub, een luchtfoto aangevende het perceel van de inrichting met de indeling en de bebouwing, een tekening van het clubgebouw, een tekening aangevende het terrein waarbinnen gevlogen mag worden, een akoestisch onderzoek naar de effecten van het vliegen met modelvliegtuigen, een akoestisch onderzoek normstelling vliegen met modelvliegtuigen en een onderzoek naar de effecten van het vliegen met modelvliegtuigen op broedvogels. De betreffende stukken voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en leveren derhalve voldoende informatie op voor het beoordelen van de aanvraag. Aangevraagd wordt het dagelijks vliegen van 07.00 uur tot zonsondergang met modelvliegtuigen waaronder 2- en 4-tact types gemotoriseerde modelvliegtuigen en modellen met turbineaandrijving, die uitgevoerd zijn met speciale geluiddempers en stille propellers, met behulp van een start-/landingsbaan en een clubgebouw. Toepasselijke wetgeving en ontvankelijkheid De bedrijvigheid is gericht op het vliegen met modelvliegtuigen als bedoeld in categorie 19.1, onder g.1o. van Bijlage I van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit (IvB). Onderhavige inrichting kan nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Voor het oprichten en in werking hebben van deze inrichting is een vergunning ingevolge artikel 8.1 onder a en c juncto artikel 8.1 lid 2 van de Wet milieubeheer vereist. De gemeente Nuth heeft op basis van artikel 8 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen de uitvoering van deze wettelijke taak overgedragen aan de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein. Het vlieggebied is behoudens in de gemeente Nuth ook gedeeltelijk gelegen boven het grondgebied van de gemeente Schinnen. Ingevolge artikel 8.2 lid 1 van de Wet milieubeheer zijn Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning. Behoudens het gedeelte vlieggebied boven de gemeente Schinnen is de inrichting in hoofdzaak (o.a. start1
en landingsbaan en clubgebouw) gelegen in de gemeente Nuth. Derhalve is onze dienst ten aanzien van de onderliggende aanvraag bevoegd gezag. De aanvrager is ontvankelijk in zijn verzoek. Procedure De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer. Bekendmaking In verband met het feit dat het vlieggebied de gemeentegrens van Schinnen overschrijdt en op korte afstand is gelegen van de gemeentegrens met Beek (Spaubeek), heeft behoudens publicatie van het ontwerp van de vergunning in het huis-aan-huis blad van de gemeente Nuth tevens publicatie plaats gevonden in de huis-aan-huis bladen van de gemeenten Beek en Schinnen. Coördinatie en afstemming overige wetgeving Bij het behandelen van een aanvraag om een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer moet ingevolge hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer, in voorkomende gevallen rekening worden gehouden met coördinatieregelingen. Wet verontreiniging oppervlaktewateren Binnen de inrichting komt behoudens schoon hemelwater afkomstig van verhardingen en het dak van het clubgebouw een geringe hoeveelheid afvalwater van huishoudelijke aard vrij uit het clubgebouw die vanwege het ontbreken van een rioolaansluiting wordt geloosd op een septic tank. De coördinatieregeling Wet milieubeheer/Wet verontreiniging oppervlaktewateren is niet van toepassing. Woningwet Voor het vernieuwen en vergroten van de huidige start- en landingsbaan is geen bouw- of aanlegvergunning noodzakelijk. De coördinatieplicht is derhalve niet aan de orde. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen Milieubeheer (Activiteitenbesluit) en de daarbij behorende ministeriële regeling in werking getreden. In dit besluit zijn voor verschillende activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit wordt de vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer voor de meeste inrichtingen opgeheven. Alleen zogenaamde gpbv-inrichtingen en inrichtingen die vallen onder een categorie genoemd in bijlage 1 van het Activiteitenbesluit blijven vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer. De bedrijven waarvoor de vergunningplicht blijft bestaan worden in het Activiteitenbesluit aangemerkt als zogenaamde type C-inrichtingen en staan vermeld onder een categorie genoemd in bijlage 1 van het Besluit. In bijlage 1 onder categorie cc. van het Besluit is opgenomen: het gebruik van gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of – voertuigen in de open lucht. Derhalve is onderhavige inrichting vergunningplichtig. In artikel 1.4 van het Activiteitenbesluit is bepaald dat sommige voorschriften uit dit besluit een rechtstreekse werking hebben op deze inrichting. De voorschriften van de navolgende activiteiten van dit besluit zijn op de inrichting van toepassing: A2.2.0 Lozingsactiviteiten. A3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembedreigende voorziening. 2
Voor wat betreft deze milieurelevante aspecten is het niet noodzakelijk voorschriften op te nemen in de vergunning aangezien de inrichting rechtstreeks aan de relevante voorschriften van het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende ministeriële regeling moet voldoen. Ten opzichte van het ontwerp van de vergunning is hier een wijziging doorgevoerd. Uit nadere bestudering is namelijk gebleken dat de voorschriften van de activiteiten A2.4.0 Bodembedreigende activiteiten, A4.1.3.a. Opslaan van vloeibare brandstof, (niet zijnde benzine), afgewerkte olie, stoffen klasse 5.1 van het ADR en stoffen klasse 8 van het ADR, PER en andere vloeibare bodembedreigende stoffen in bovengrondse stationaire en mobiele opslagtanks en A4.2.1.a. In werking hebben van een stookinstallatie, niet van toepassing zijn op de activiteiten van deze inrichting en derhalve ook geen rechtstreekse werking hebben. Voor wat betreft de bodembedreigende activiteiten en het in werking hebben van een stookinstallatie zijn in het ontwerp van de vergunning reeds voorschriften opgenomen onder respectievelijk hoofdstuk 4 en 5. Voor wat betreft het opslaan van hbo zijn onder hoofdstuk 5 van dit besluit voorschriften toegevoegd. De aanvraag om vergunning geldt als de op grond van het Activiteitenbesluit benodigde melding voor deze activiteiten.
Natuurbeschermingswet (vogel- en habitatrichtlijngebieden) De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG en de Richtlijn 92/33/EEG) beschermen de natuur in heel Europa. De Vogel- en Habitatrichtlijn worden in Nederland geïmplementeerd door de Natuurbeschermingwet 1998. Op 1 oktober 2005 is de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen (Staatsblad 195) in werking getreden. Voor de Vogelrichtlijngebieden is het aanwijzingstraject al helemaal afgerond en kan via de Nbw een vergunning worden gevraagd. Voor de Habitatrichtlijngebieden geldt dit nog niet. Deze gebieden zijn aangemeld bij de Europese Commissie in Brussel. Deze Commissie heeft ingestemd met de Nederlandse lijst van Habitatrichtlijngebieden en vastgesteld. Het Ministerie van L.N.V. moet de Nederlandse gebieden nu nog definitief aanwijzen. Aangenomen kan worden dat de bepalingen uit de Habitatrichtlijn conform de Nbw moeten worden geïnterpreteerd. De activiteiten van deze inrichting kunnen significante effecten veroorzaken op de natuurwaarden van die gebieden. De inrichting ligt niet in de nabijheid van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden of gebieden die beschermd zijn onder de Natuurbeschermingswet waardoor de activiteiten van de modelvliegclub op deze gebieden geen effecten kunnen veroorzaken. Flora- en Faunawet De Habitat- en Vogelrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet die op 1 april 2002 in werking is getreden. Deze wet richt zich op de bescherming van ca. 500 plant- en diersoorten. Omdat het terrein rondom het vliegveld voornamelijk bestaat uit maïsakkers en grasland, komen er met uitzondering van vogels waarschijnlijk geen beschermde planten en dieren voor. Aangezien vogels hier wel voorkomen is bij de aanvraag gevoegd het rapport van een door een ecologisch adviesbureau uitgevoerd onderzoek naar de effecten van (broed)vogels. Op dit rapport wordt nader ingegaan onder het Milieu-aspect Geluid. Toezending aan betrokken adviseurs en/of betrokken overheidsorganen 3
De inrichting is gelegen op een perceel gelegen aan de Baarsgrubbenweg ong. in de gemeente Nuth. Het vlieggebied waarbinnen mag worden gevlogen bedraagt een halve cirkel ten noorden van dit perceel met een straal van 350 meter. In verband met het feit dat het vlieggebied de gemeentegrens van Schinnen overschrijdt dient het gemeentebestuur van Schinnen bij de totstandkoming van de beschikking betrokken te worden. Een exemplaar van de aanvraag en het ontwerp-besluit is voor advies toegezonden aan de Brandweer Parkstad Limburg te Heerlen. Bij schrijven van 23 oktober 2008 heeft de Brandweer bericht dat in het ontwerp-besluit geen tegenstrijdigheden met de algemene brandveiligheidseisen zijn aangetroffen. Milieueffectrapportage De in de aanvraag beschreven activiteiten, vallen niet onder onderdeel C noch onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, inclusief de daarna van kracht geworden wijzigingen. Voor de aangevraagde activiteiten hoeft geen milieueffectrapportage te worden opgesteld. Inhoudelijke beoordeling van de aanvraag Het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer wordt met name gevormd door het samenstel van de artikelen 8.10, lid 1 en 8.11, lid 2 en 3. Daarmee is bepaald dat de vergunning moet worden geweigerd indien de emissies en andere nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken. Dit betekent dat aan een vergunning die voorschriften moeten worden verbonden die een hoog niveau van bescherming van het milieu mogelijk te maken, waarbij ervan wordt uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT / BAT) worden toegepast. Best Beschikbare Technieken (BBT) De BBT-eis geldt voor alle vergunningplichtige bedrijven. De “Regeling aanwijzing BBTdocumenten” verwijst naar documenten die de best beschikbare technieken beschrijven. In deze vergunning hebben wij voor het bepalen van de BBT gebruik gemaakt van de informatie in deze documenten. Bij de overweging is hiermee rekening gehouden.
Het niveau van BBT kan echter wel verschillen tussen inrichtingen die onder de IPPC-richtlijn vallen en die welke daar niet onder vallen. Voor de bepaling van de van toepassing zijnde BBT-documenten voor een bedrijf heeft het ministerie van VROM een ministeriële regeling ‘Regeling aanwijzing BBT-documenten’ (stcr 2005, 231, pag. 20) gepubliceerd met aanwijzing van alle BBT documenten en de daarbij behorende BAT Reference Documents (BREF’s). De bijlage van deze regeling bevat twee tabellen: tabel 1, met de BREF's, is in ieder geval voor de IPPC-inrichtingen van toepassing en tabel 2 is voor alle inrichtingen toepasbaar. Een inrichting voor het uitoefenen van modelvliegen is niet genoemd in bijlage I van de IPPCrichtlijn. Dus in dit geval is sprake van een vergunningaanvraag van een inrichting c.q. installatie die niet valt onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn. De voor deze inrichting van toepassing zijnde BBT-documenten zijn: • Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB); • PGS30: vloeibare aardolieproducten: buitenopslag in kleine installaties.
Hieronder beschrijven we op welke punten de aanvraag is getoetst aan de Wet milieubeheer. Milieu-aspecten
4
In het belang van de bescherming van het milieu dient bij de besluitvorming rekening te worden gehouden met de onderstaande relevante milieu-aspecten. Gevaarlijke stoffen In de inrichting vindt opslag plaats van de gevaarlijke stof stookolie. Voor de opslag daarvan dient te worden voldaan aan de ter zake gestelde voorschriften in hoofdstuk 5. Brand- en explosiegevaar Teneinde een brand effectief te kunnen bestrijden moeten in de inrichting voldoende blusmiddelen aanwezig zijn. Ter zake zijn in het bij deze vergunning behorende voorschriftenpakket onder 1.2 voorschriften opgenomen. Lucht Met ingang van 15 november 2007 vormen de luchtkwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) het toetsingskader van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen zijn gericht op de immissieconcentraties: de concentraties op leefniveau. Daarbij moeten alle afzonderlijke emissies bij elkaar worden opgeteld, evenals de achtergrondconcentraties. Verkeer van en naar de inrichting kan een bron van fijnstof zijn. Met gemiddeld 4 vervoersbewegingen per dag via de openbare weg Maastrichterweg en onverharde landwegen zonder bebouwing is de toename voor het compartiment lucht nihil te noemen. Emissies naar de lucht vinden plaats via de oliegestookte kachel en de modelvliegtuigjes. De oliegestookte kachel heeft een optimale en nagenoeg rookloze verbranding (zie hoofdstuk 5 van de voorschriften). Door de sportvliegtuigjes wordt een geringe hoeveelheid methanol gebruikt als brandstof. Ook hier is sprake van een optimale verbranding waardoor de emissie naar de lucht door de activiteiten van de modelvliegtuigen als nihil dient te worden aangemerkt. Een nadere uitwerking daarvan treft u aan in een notitie die als bijlage is toegevoegd aan deze vergunning. (Externe) veiligheid Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Hiermee zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in de leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit het bevoegd gezag afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In dit besluit wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Op grond van artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt de inrichting niet onder de werkingssfeer van dit besluit. Echter, het vliegen met modelvliegtuigen kan voor personen, die in de omgeving verblijven gevaar opleveren, vooral wanneer een toestel onbestuurbaar wordt of een noodlanding moet maken. Daarnaast bestaat de kans dat goederen van derden worden beschadigd. Voor omwonenden levert het vliegen weinig gevaar op omdat gevlogen mag worden binnen een cirkel met een straal van 350 meter ten noorden van Baarsgrubbenweg terwijl het dichtsbij gevoelige object op 670 meter ligt. Wel moet rekening worden gehouden met plaatsen waar doorgaans mensen verblijven op tijden dat wordt gevlogen. Er kan zodoende gevaar optreden voor toeschouwers, wandelaars en weggebruikers. Enig verkeer van betekenis is er niet op de onverharde wegen. Middels het bij de aanvraag behorend vliegveldreglement, het beperken van het vliegbereik, het hekwerk ten behoeve van de veiligheidszone, waarschu-wingsborden en de bij deze vergunning behorende voorschriften wordt dat risico beperkt. Geluid Bij het beoordelen van een aanvraag om een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer op het aspect geluid moet een onderscheid gemaakt worden tussen geluid vanwege de inrichting en geluid vanwege verkeer van en naar de inrichting. 5
Geluid vanwege wegverkeer van en naar de inrichting Het geluid vanwege het wegverkeer met gemiddeld 4 aan- en afvoerbewegingen per dag is zodanig laag dat beoordeling aan de hand van de circulaire “beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer” achterwege is gelaten. Geluid vanwege de inrichting Binnen de gemeente Nuth is nog geen gebiedsgericht geluidbeleid vastgesteld, zodat bij het vaststellen van de richtwaarden gebruik is gemaakt van de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999”. Door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor de Luchtvaart te Den Haag is ten behoeve van de vergunningsaanvraag een akoestisch rapport opgesteld op basis van de door onze dienst aangegeven geluidnormen voor dit gebied. Op basis van metingen ter bepaling van de bronvermogens voor representatieve modelvliegtuigen op dit terrein en overdrachtsberekeningen conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 is een prognose gemaakt van de te verwachten geluidniveau’s op de bepalende ontvangposities, te weten de woningen Houwnasweg 3 en Maastrichterweg 14 te Nuth, zijnde de dichtst bijgelegen woningen ten opzichte van het terrein van de vliegtuigclub. Resultaat van deze studie is het opnemen van voorwaarden betreffende geluidemissie van de modelvliegtuigen in relatie tot het aantal vlieguren per dag, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen modellen met 2-takt-, en 4-taktmotoren en met turbineaandrijving. De optelling van alle vlieguren van de verschillende typen bepaalt of aan de akoestische grenswaarden wordt voldaan. Dit houdt in dat beperkingen zullen moeten worden opgelegd ten aanzien van het aantal uren dat met de verschillende typen modellen zal kunnen worden gevlogen. Er zal derhalve een logboek moeten worden bijgehouden van de gemaakte vluchten met de verschillende types. In het akoestisch onderzoek is de volgende normstelling gehanteerd: - Bij de woning aan de Houwnasweg 3 bij een gebiedstypering stil landelijk gebied met alleen bestemmingsverkeer: • bij langtijdbeoordelingsniveau: dagperiode 40 dB(A) en avondperiode 35 dB(A); • bij maximale piekniveaus dagperiode 60 dB(A) en avondperiode 55 dB(A); - Bij de woning aan de Maastrichterweg 14 met een gebiedstypering landelijk gebied met veel agrarische activiteiten: • bij langtijdbeoordelingsniveau: dagperiode 45 dB(A) en avondperiode 40 dB(A); • bij maximale piekniveaus: dagperiode 65 dB(A) en avondperiode 60 dB(A). Om aan deze akoestische grenswaarden te kunnen voldoen is uitgaande van de richtgemiddelde brongeluidniveaus van 2- en 4-takt motoren 80 dB(A)/7m en turbines 92 dB(A)/7m, in overleg met de modelvliegtuigclub bepaald dat binnen een straal van 350 meter (zie de bij de aanvraag behorende tekening met vlieggebied) 1 uitsluitend mag worden gevlogen tussen 09.30 uur en 21.00 uur; 2 bij de beoordeling van het geluidsniveau van de modelvliegtuigen met 2-takt motoren een strafcorrectiefactor van 5 dB(A) moet worden toegepast vanwege het tonale karakter van het geluid; 3 tussen 09.30 uur en 11.00 uur en 19.00 uur en 21.00 uur maximaal met 2 op brandstof aangedreven modelvliegtuigen mag worden gevlogen; 4 tussen 11.00 uur en 19.00 uur maximaal met 4 op brandstof aangedreven modelvliegtuigen mag worden gevlogen; 5 géén andere modelvliegtuigen in de lucht mogen zijn indien met een turbine-/straalmotor aangedreven modelvliegtuig wordt gevlogen. In alle gevallen, behoudens punt 5, kan onbeperkt met zweef- en elektromodellen worden gevlogen omdat deze tenminste 20 dB(A) lagere geluidniveaus geven en behoeven derhalve niet in de beschouwing te worden meegenomen. Voor controle van de vergunningvoorwaarden dient een logboek te worden bijgehouden van alle vluchten inclusief informatie over type, datum en vliegtijd. Voorts dient het logboek informatie te verschaffen over de door de vliegtuigclub gemeten geluidniveaus van de modellen. 6
De voorschriften met betrekking tot geluid zijn opgenomen onder hoofdstuk 2 Geluid en Trillingen. Ter onderbouwing van het akoestisch rapport hebben op 22 juni 2008 tijdens het jubileumweekend (50 jarig bestaan) en ter verifiëring van klachten ter indicatie geluidmetingen door onze dienst plaatsgevonden. Tijdens dit weekend waren in het kader van het jubileum andere modelvliegtuigverenigingen uitgenodigd met als gevolg meer vliegactiviteiten. Dus met dit worstcase scenario bij uitstek een goede gelegenheid metingen uit te voeren om ook te beoordelen of de waarden uit het akoestisch rapport kloppen met praktijkmetingen. Gebleken is dat de in het akoestisch rapport opgenomen waarden niet worden overschreden. Effecten van modelvliegtuigen op broedvogels In het kader van de Flora- en Faunawet heeft Ecologisch Adviesbureau Faunaconsult een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van modelvliegtuigen op broedvogels rondom het vliegveld aan de Baarsgrubbenweg. Omdat het terrein rondom het vliegveld voornamelijk bestaat uit (maïs)akkers, komen er met uitzondering van vogels waarschijnlijk geen beschermde planten en dieren voor uit beschermingscategorieën. Uit het onderzoek blijkt dat waarschijnlijk geen noemenswaardige schadelijke effecten zijn op volwassen vogels waardoor geen ontheffing dient te worden aangevraagd ingevolge de Flora- en Faunawet. Er zijn wel effecten voor vogels tijdens het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli. In het rapport staat vermeld dat regelmatige verstoring (doordat er bijna dagelijks met vliegtuigjes wordt gevlogen) verstoringsgevoelige vogels zal doen vertrekken nog voordat ze eieren hebben gelegd. Minder verstoringsgevoelige vogels blijven in het territorium en brengen er, ondanks de verstoring succesvol de jongen groot. Bij regelmatige verstoring worden bewoonde nesten niet noemenswaardig verstoord. Indien er slechts af en toe met bepaalde typen modelvliegtuigjes wordt gevlogen, is het mogelijk dat een op eieren broedende vogel (tijdelijk) van haar eieren wordt verdreven. De kans is dan groot dat dit zal leiden tot sterfte van de kuikens in het ei. Ook kan het zo zijn dat een vogel een nest met jongen achterlaat of te lang alleen laat waardoor deze sterven. In het uiterste geval is het mogelijk dat een vogel net één ei heeft gelegd en kort daarna door verstoring van modelvliegtuigjes voorgoed vertrekt. Omdat vrouwtjes van de gele kwikstaart of veldleeuwerik onder zeer gunstige omstandigheden al 5 dagen nadat ze op het territorium zijn aangekomen hun eerste ei leggen wordt dit criterium gebruikt om te bepalen of er bewoonde vogelnesten zijn verstoord. Derhalve mag volgens het rapport in het broedseizoen hooguit 4 achtereenvolgende dagen niet worden gevlogen. De conclusies van het rapport zijn: - aangenomen wordt dat het vliegen van modelvliegtuigen leidt tot een lager aantal vogelterritoria; - jonge vogels zijn door het vliegen met straalvliegtuigen en racemodel propellervliegtuigen waarschijnlijk niet noemenswaardig verstoord; - waarschijnlijk heeft het vliegen in 2006 en eerdere jaren met gewone propellervliegtuigen er niet toe geleid dat nesten met eieren of jongen van de gele kwikstaart of veldleeuwerik noemenswaardig zijn verstoord. Het onderzoek heeft beperkingen. De exacte effecten van modelvliegtuigen op broedvogels zijn nooit direct onderzocht, maar de verwachte effecten zijn bepaald aan de hand van een studie naar geluidseffecten van snelverkeer op broedvogels. Een andere beperking is het feit dat er in en rondom het onderzoeksgebied alleen vogelinventarisatiegegevens bekend zijn uit 1995. Om een beter beeld te krijgen van de effecten is gericht veldonderzoek rondom het vliegveld noodzakelijk. Wij gaan akkoord met de uitgevoerde studie en de daaruit voortvloeiende conclusies. Om geen verstoring te krijgen voor broedvogels hebben wij ten behoeve van het broedseizoen aan de vergunning voorschrift 2.4 verbonden. Afvalstoffen De artikelen 10.1 en 10.4 van de Wet milieubeheer beogen een doelmatige aanpak van de afvalstoffenstroom. Het voorkomen van afvalstoffen heeft de hoogste prioriteit. Hergebruik is toegestaan als het voorkomen niet meer mogelijk is. Eventueel kunnen afvalstoffen in een daarvoor bedoelde inrichting verbrand worden. De laagste prioriteit ligt bij het storten van 7
afvalstoffen in een daarvoor bedoelde inrichting. Iedere inrichting is verplicht om zoveel mogelijk aan afvalscheiding te doen. Binnen de inrichting komt alleen een geringe hoeveelheid niet gevaarlijk bedrijfsafval (huishoudelijk- en of kantineafval, papier en/of karton) vrij. Deze omvang geeft geen aanleiding tot het voorschrijven van een preventie-onderzoek. Om de afvalstroom zo milieuhygiënisch mogelijk te reguleren zijn onder hoofdstuk 3 aan de vergunning voorschriften verbonden. Energie Energiebesparing is van groot belang vanwege internationale afspraken (Kyoto 1997) over het klimaatbeleid. Tevens moeten milieuvergunningen op grond van de Wet milieubeheer eisen stellen aan het energieverbruik binnen bedrijven en instellingen. Dit is aanleiding geweest voor het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Ministerie van Economische Zaken tot het uitbrengen (in oktober 1999) van de circulaire “Energie in de milieuvergunning”. Hierin is ondermeer voor het aspect energie opgenomen op welke wijze in milieuvergunningen omgegaan dient te worden met energieverbruik. Daarin zijn drempelwaarden opgenomen waarboven nadere aandacht dient uit te gaan naar het aspect energie. In bovengenoemde circulaires worden ondergrenzen aangegeven van energieverbruik waarboven een energie-onderzoek rendabel en ook noodzakelijk geacht moet worden. In de inrichting wordt jaarlijks slechts 900 liter olie voor verwarming van de kantine verbruikt. Uit de uitgevoerde duurzaamheidsscan in het kader van de Verruimde Reikwijdte Wet milieubeheer blijkt dat een preventie-onderzoek niet verplicht is. Afvalwater Zoals reeds onder Coördinatie vermeld, komt binnen de inrichting behoudens schoon hemelwater afkomstig van verhardingen en het dak van het clubgebouw een geringe hoeveelheid afvalwater van huishoudelijke aard vrij uit het clubgebouw, die vanwege het ontbreken van een rioolaansluiting wordt geloosd op een septic tank. Hieromtrent zijn voorschriften opgenomen in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Zoals hiervoren reeds vermeld is het niet noodzakelijk ter zake voorschriften op te nemen in de vergunning aangezien de inrichting rechtstreeks aan de relevante voorschriften van het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende ministeriële regeling moet voldoen. Bodem In de inrichting vinden activiteiten plaats met de stoffen die de bodem en/of grondwater kunnen verontreinigen. Vergunninghouder dient bodembeschermende maatregelen te treffen waardoor het risico van bodemverontreiniging wordt teruggebracht tot bodemrisiconiveau A in de zin van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming. Ter voldoening daaraan dient een vloeistofdichte vloer te worden aangebracht op plaatsen waar activiteiten plaatsvinden met stoffen die de bodem of het grondwater kunnen verontreinigen dan wel kan worden volstaan met een vloeistofkerende vloer met incidentenmanagement indien die activiteiten plaatsvinden boven een lekbak. Terzake zijn onder hoofdstuk 4 voorschriften aan de vergunning verbonden. Een bodembedreigende activiteit is het tanken van de modelvliegtuigen boven een vloeistofdichte lekbak. Het betreft hier slechts een geringe hoeveelheid zeer vluchtige brandstof. Voorts vindt ten behoeve van de verwarming van het clubgebouw opslag plaats van hbo in een bovengrondse 0,3 m3 tank. De inrichting is gelegen binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland. In de provinciale milieuverordening zijn voor onderhavige activiteit geen aanvullende maatregelen voorgeschreven. Toekomstige ontwikkelingen Er worden geen wijzigingen en uitbreidingen van de inrichting verwacht. 8
Zienswijzen Gedurende de periode van 25 september 2008 tot en met 5 november 2008 heeft de aanvraag, het ontwerp van het besluit en overige van belang zijnde stukken ter inzage gelegen. Naar aanleiding van het ontwerp van het besluit zijn binnen genoemde termijn van ter inzage legging zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen ingebracht. Opgemerkt wordt dat bij het merendeel van de ingediende stukken sprake is van bezwaren/bezwaarschriften. In het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij deze bewaren/bezwaarschriften aangemerkt als zienswijzen. Deze zijn ingediend door: Milieugroep Regionaal Stort Westelijke Mijnstreek, p/a Vinkenstraat 7 te Spaubeek/ IVN SpauBeek, p/a Brugstraat 2 te Sweikhuizen; H.J.B. Poelman, Nagelbeek 82, 6465 EL Schinnen; M.Jansen-Vreuls en L.Jansen, Grijzegrubben 76, 6361 GN Nuth; A.Sijben, Dorpstraat 86, Spaubeek; Dewez, Grijzegrubben 19, Nuth; J.Schoenmakers, Grijzegrubben 17, Nuth; J.H. Habets, Merelstraat 22, Spaubeek; L.M. Peters, Bongerd 52, Spaubeek; L.E.H. Kockelkoren, Ketelbuter 1, 6361 TE Nuth; de heren W.Fermont en H. van Spanje, resp. woonachting Grijzegrubben 94 en 75 te Nuth en medebezwaarmakers die allen een nagenoeg identiek bezwaarschrift hebben ingediend dat gevoegd is achter het bezwaarschrift van de heren Fermont en van Spanje, voornoemd; er werden ca. 300 exemplaren van het bezwaarschrift verspreid in omringende woonwijken dicht bij het Plateau en het bezwaarschrift is op de wandelwebsite geplaatst (zie blz. 20 onder Situatie 2008, tweede alinea van hun zienswijze) met het verzoek dit bij beide heren in te leveren; dat ten aanzien van deze medebezwaarmakers het volgende wordt opgemerkt: De bezwaarschriften van medebezwaarmakers zijn gedateerd in de maanden april-mei-juni 2008. De zienswijzen van de heren Fermont en v.Spanje zijn gedateerd d.d. 3 november 2008. Dit betekent dat medebezwaarmakers derhalve geen kennis hebben kunnen nemen van de door de heren Fermont en v. Spanje ingediende zienswijze d.d. 3 november 2008 en derhalve niet als medeondertekenaars kunnen worden aangemerkt. Betrokkenen hebben dus geen kennis kunnen nemen van de zienswijzen van de heren en ook niet van het ontwerpbesluit en daarbij behorende stukken die ter inzage hebben gelegen. Gelet op het vorenstaande hebben wij deze bezwaarschriften, alhoewel ingediend voor de termijn van ter inzage legging, behandeld als separaat ingediende zelfstandige zienswijzen. Het betreft de zienswijzen (bezwaren) van: Akkermans J.M.N., Horenweg 76, 6361 GG Nuth. Ancion G., Geerstraat 8 , 6456 AK Bingelrade. Arends. Dorpstraat 128, 6176 AE Spaubeek. Beaujean, Horenweg 47, Nuth. Beek van E., Haringkade 151-A, 2584 ED Den Haag. Beeren W. en M.Marchal Fam., Dorpstraat 128, Spaubeek. Bevers G., Singel 57, Weesp. Berends C. en Knols C., Dorpstraat 74, 6176 AD Spaubeek. Holsteijn van C., Creuzenstraat 7, Utrecht. Oorschot T., Achterstraat 42, 4132 VE Vianen. Bakker G., Voorsterstraat 29, 6361 ES Nuth. Bergmeijer-van Zanten J.H. en M., Grijzegrubben 31, 6361 GK Nuth. Beijer F., Singel 63, Weesp. Bertrand F. en W., Grijzegrubben 48, Nuth. Besselink H., Nieuwland 66, 6862 GE Oosterbeek. Bertrand, Tervoorsterstraat 39, Nuth. 9
Besselink H., Stationsplein 9, Weesp. Blezer E.E.A., Dorpstraat 134, 6176 AE Spaubeek. Bongers-Meij T., Merelstraat 28, 6165 SZ Geleen. Boogaard van den E., Grijzegrubben 40, 6361 GM Nuth. Boijen, Bergerweg 19, Nuth. Brink ten P., Bergerweg 13, Nuth. Brouns H., Bergerverbindingsweg 4, 6361 GB Nuth. Burg Y., Lorentzkade 37, Leiden. Cellissen H.A., Kupstraat 67, 6176 AK Spaubeek. Claessens G., Voorsterstraat 24, 6361 EV Nuth. Clootz J., Grijzegrubben 55, Nuth. Cobussen W., Marialaan 290, Nijmegen. Clercq de S., Straatweg 17, 3603 CV Maarssen. Danklof J.R.M., Dorpstraat 132, 6176 AE Spaubeek. Dekker den M., Dorpstraat 114, 6176 AE Spaubeek. Delahaye M., Grijzegrubben 62, 6361 GN Nuth. Dieteren A., Bonifatiusstraat 14, 6444 VG Brunssum. Dieteren P., Bonifatiusstraat 14, 6444 VG Brunssum. Dingemanse P., Willem Kuyperstraat 17, 2504 XT Den Haag. Dijken van H., Lingedijk 160, 4196 HE Tricht. Dijken van-Cuijk H.A., Lingedijk 160, 4196 HE Tricht. Dobbelstein, Heggerweg 11, 6176 RB Spaubeek. Dols C., Bergstraat 72, 52535 Selfkant, Duitsland. Doorne v. P., Eendrachtsweg 6, 2761 VS Zevenhuizen. Drabbe, Voorsterstraat 91, Nuth. Driessen H.J.E., Branterweg 20, 6361 DA Nuth. Duyx J.H.M., Nelisweg 9, 6361 DN Nuth. Eggen, Hoekerweg 26, 6361 DV Nuth. Eimers B., Ooievaarsbek 38, 6721 RP Bennekom. Eikelenboom C., Kupstraat 11a, 6176 AJ Spaubeek. Erens, Dorpstraat 107, Spaubeek. Fermont W., Grijzegrubben 94, 6361 GN Nuth. Fermont A., Weesp. Feyge H., Voorsterstraat 72, Nuth. Flier van der S. en D., Grijzegrubben 88, Nuth. Franssen Fam., Dorpstraat 124, 6176 AE Spaubeek. Frenken S. en Kierkels K., Hobbelrade 28, Spaubeek. Dekker A., Hegge 59, Schinnen. Jansen L.M.J., Grijzegrubben 76, 6361 GN Nuth. Frielink-Kremers R., v.d.Waalsstraat 1, 6164 BK Geleen. Frijns, Terstraten 10, Nuth. Frissen S., Hegge, Schinnen. Geurten H. en M., Grijzegrubben 38, Nuth. Geuskens J.J.L., Hegge 94, 6365 EE Schinnen. Gielkens L., Dorpstraat 112, 6176 AE Spaubeek. Goorden J., Flora-Hove 16, 4702 EZ Roosendaal. Goossens,Trude Mortenslaan 74, Den Haag. Goudsmit Pauline, Peelderpad 1, 6438 HK Oirsbeek. Gralla H.E., Voorsterstraat 70, 6361 EN Nuth. Gool van Fam., Hegge 34, 6365 ED Schinnen. Harlaar J., Schansbos 7, Linschoten. Harlaar W., Schansbos 7, 3461 GR Linschoten. Harlaar-Oostveen M., Schansbos 7, 3461 GR Linschoten. Hartog den M., Herensingel 115, Weesp. Henssen P., Hegge 110, 6365 EG Schinnen. Hees van A.A., Voorsterstraat 11, 6361 ES Nuth. Hendrix, Brugstraat 16, Beek. Heuvel v.d. W., N. Lokersepad 3, 2331 NC Leiden. Hilkens M. en L., Hegge 130, 6365 EG Schinnen. 10
Hilkens H., Hegge 146, 6365 EG Schinnen. Hollink R.A.M., Boffereth 19, 4852 Hombourg, België. Hollink-Wolda E., Boffereth 19, 4852 Hombourg, België. Hoorn v. M., Oostwijk 15, Linschoten. Hoorn v. Fr., Oostwijk 15, 3461 GP Linschoten. Houben A.J.F., Horenweg 53, 6361 GD Nuth. Fermont-Rohde J., Grijzegrubben 94, 6361 GN Nuth. Houppermans, Terstraten 1, Nuth. Houtvast T., Dorpstraat 108, 6176 AE Spaubeek. Janssen M., Heggerweg 11, Spaubeek. Janssen E., Dorpstraat 20, 6176 AC Spaubeek. Janssen G.M.J., Dorpstraat 100, 6176 AE Spaubeek. Janssen J., Dorpstraat 68a, Spaubeek. Janssen M.M.W., Dorpstraat 101, 6176 AB Spaubeek. Janssen, Horenweg, Nuth. Janssens F. en Leclercq L., Nelisweg 10, Nuth. Janssen P., Bongerdweg 9, Nuth. Jennekens, Grijzegrubben 85, Nuth. Jongen H., Grijzegrubben 43, Nuth. Jongen W., Grijzegrubben 46, Nuth. Kerckhoffs J., Op ’t Broek 2, 6176 AH Spaubeek. Keulen S., Hulsberg. Kicken H.M., Grijzegrubben 49, 6361 GK Nuth. Kisters P., Burg.Savelbergstraat 16, Heerlen. Knebel S. en L., Grijzegrubben 8, Nuth. Knook L., Sleutelbloem 6, 3453 VS De Meern. Kockelmans, Gronsveld. Koppens R., Singel 57, 1381 AS Weesp. Krijgsman G.M., Soestdijksekade 239, 2574 AH Den Haag. Kruchten van M.P.J., Grijzegrubben 11, Nuth. Lampe F.P.M., Hoekerweg 18, Nuth. Langenveld H., Bergerverbindingsweg 8, Nuth. Lanting S., Donatusstraat 264, 6361 TZ Nuth. Leppink K., Voorsterstraat 24, Nuth. Limpens, Dorpstraat 122, 6176 AE Spaubeek. Linders S. en M., Maastrichterweg 14, 6361 DS Nuth. Lindner P., Oostwijk 17, Linschoten. Linssen mevrouw en meneer, Hegge 126, Schinnen. Linssen-Coumans B.J.C., Dorpstraat 78, Spaubeek. Loo van J., Stationsplein 11, Weesp. Ikelaar B., Grijzegrubben 94a, 6361 GN Nuth. Loo Fam., Grijzegrubben 47, Nuth. Maas A., Brugstraat 179, 6131 AC Sittard. Maas M.J.M.J., Dorpstraat 94, Spaubeek. Maessen G., Grijzegrubben 83, 6361 GL Nuth. Meertens M., Heerlerbaan 144, 6418 CJ Heerlen. Meertens, Grijzegrubben 4, Nuth. Metten R., Ramstraat 29, Utrecht. Mil van T., Rijksweg Zuid 167, 6161 BL Geleen. Minette E., Hegge 12, Schinnen. Minette J., Hegge 12, Schinnen. Moonen M.W.L. Fam., Grijzegrubben 67, 6361 GL Nuth. Mourik van B., Lingedijk 158, Tricht. Mulder Fam., Dorpstraat 126, Spaubeek. Munck de J., Terstraten 6, 6361 GJ Nuth. Nap E.J. en Holwerda J., Terstraten 3, 6361 GJ Nuth. Nelissen L., Dorpstraat 64, 6176 AD Spaubeek. Numans O., Kloosterhofstraat 9, 3793 Teuven, België. Olberts M., Terstraten 5, Nuth. 11
Overbeek v. K., H.Roland Holst Erf 2, 3315 TA Dordrecht. Oijen J., Geerstraat 8, 6456 AK Bingelrade. Pachauer A.M.G., Heerlen. Penris D., Voorsterstraat 24, 6361 EV Nuth. Peters M., Kupstraat 35, 6176 AK Spaubeek. Petit K. en Reekers A., Branterweg 18, Nuth. Poelman H., Nagelbeek 82, 6365 EL Schinnen. Pondman J.W., Tweede Herven 8, 5232 JP ’s-Hertogenbosch. Pondman L., Tweede Herven 8, 5232 JP ’s-Hertogenbosch. Pöschkens, Toussaintlaan 39, 4707 NA Roosendaal. Pöschkens-v.Zitteren J., Toussaintlaan 39, 4707 NA Roosendaal. Prevoo, Hoekerweg 28, Nuth. Prevoo G.H., Hoekerweg 24, Nuth. Raadscheldeer M., Hoogstraat 27, 6432 BD Hoensbroek. Reumkens J., Geerstraat 21, Bingelrade. Roeland-den Uijl B., Lavadijk 295, 4706 KZ Roosendaal. Rikers F., Nierhoven 26, Nuth. Roemgens H.C.J. en Roemgens-Starmans M.H.A., Grijzegrubben 70, 6361 GN Nuth. Roovers Fr. Heerlen. Royen L.P. en Royen J.A.H., Dorpstraat 68, 6176 AD Spaubeek. Santen van P. Fam., Hegge 105, Schinnen. Scheenen Fam. F.G.A., Grijzegrubben 90, 6361 GN Nuth. Scheenen P.J.T., Horenweg 16, Nuth. Schiffelers J. en H., Neerbraakstraat 14, 6432 BV Hoensbroek. Schoenmakers J. en M., Grijzegrubben 17, 6361 GK Nuth. Schreurs Fam., Dorpstraat 105, 6176 AB Spaubeek. Schroeder C., Valkenburgerweg 90, 6321 GH Wijlre. Schroyen R.J.H.M., Nagelbeek 67, 6365 E.J. Schinnen. Seelen J., Breda. Siedsma J., Nieuwland 66, 6862 GE Oosterbeek. Slangen A., Ooievaarsbek 38, 6721 RP Bennekom. Slangen M., Streekstraat 31, Amstenrade. Smeets Y., Voorsterstraat 86, Nuth. Smit J.T. te Utrecht, EIS-NI, Postbus 9517, 2300 RA Leiden. Snackers H., Nierhoven 26, Nuth. Snijders E.A.M., Grijzegrubben 83, 6361 GL Nuth. Spaetgens Fam., Helle 2, Nuth. Spanje van A., Grijzegrubben 75, Nuth. Spanje van H., Grijzegrubben 75, 6361 GL Nuth. Spanje van J., Dillegaard 240, Heerlen. Spanje van M., Grijzegrubben 75, 6361 GL Nuth. Spanje van T., Looierstraat 5, 6811 AT Arnhem. Sprakelaar v. M.J., Voorsterstraat 15, 6361 ES Nuth. Steegs Fam., Nagelbeek 78, Schinnen. Steins N., Koningin Emmalaan 20, Den Hoorn. Teunissen A., Kloosterhofstraat 9, 3793 Teuven, België. Thewissen J., Dorpstraat 138, 6176 AE Spaubeek. Thissen J.J.A., Grijzegrubben 86, 6361 GN Nuth. Tjabringa H., Danckertsstraat 67, 2517 TG Den Haag. Triep F., Zonhovenstraat 29, 1066 MA Amsterdam. Thuring M., Donatusstraat 264, 6361 TZ Nuth. Tychon-Kock N. en S. Fam., Nagelbeek 50, 6365 EL Schinnen. Ubachs J., Hegge 43, 6365 EA Schinnen. Urlings D. en Schaap K., Hoekerweg 34, 6361 DV Nuth. Veen de A.J.G., Terstraten 5, Nuth. Veen ter K.M., Grijzegrubben 94a, 6361 GN Nuth. Veentjer H., Weidevogellaan 34, Den Haag. Veldstra B.G., Chopinrode 1, 2717 BW Zoetermeer. Venekamp M. en W., Grijzegrubben 65, 6316 GL Nuth. 12
Verboom W., Voorsterstraat 90, Nuth. Vermazeder M., Muldershof 4, geleen. Versteegden P.A., Dorpstraat 73, Spaubeek. Voragen J. en T., Hegge 65, Schinnen. Voorsterkleef de, Voorsterstraat 13, Nuth. Voort J.W., Violenstraat 75, Hilversum. Waard de W., Berger Verbindingsweg 26, 6361 GB Nuth. Walle van de V., Geleenbeeklaan 90, 6166 GR Geleen. Welzen J., Hegge 61, 6365 EB Schinnen. Wierts J.P.A., Dorpstraat 102, 6176 AE Spaubeek. Wijenberg G., Nagelbeek 54, 6365 EL Schinnen. Wijermans P., Grijzegrubben 51, 6361 GK Nuth. Wouters J,. Grijzegrubben 11a, 6361 GK Nuth. Wouters, Grijzegrubben 39, Nuth. Wouters A.J.M., Grijzegrubben 66, Nuth. Wouters M., de Bruijnestraat 45, Den Haag. Wouters P., Dorpstraat 103, Spaubeek. Zwakenberg, Gentiaanplein 54-1, Amsterdam. Zwet v/d A., Gentiaanplein 54, 1031 AW Amsterdam. Rooy de J.G.M., Hegge 70, 6365 EE Schinnen. De mondelinge en schriftelijke zienswijzen hebben wij hieronder samengevat/omschreven en ons standpunt ter zake toegevoegd. De ingebrachte zienswijzen zijn ondergebracht onder de aspecten: a. b. c. d. e. f.
geluid; natuur; veiligheid; handhaving; procedure; overige zienswijzen.
GELUID: a. Bezwaar tegen de uitbreidingsplannen i.c. vergroting van landingsbaan met als gevolg uitbreiding van het aantal vliegbewegingen en tijdsduur waarbinnen gevlogen mag worden alsmede het gebruik van zwaardere motoren. Standpunt IMD: De activiteiten van de modelvliegtuigclub zijn vergunningplichtig. Omdat nog niet eerder een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verstrekt is hier formeel sprake van een oprichtingsvergunning. De modelvliegtuigclub vraagt vergunning aan voor een startbaan van 80 meter. Momenteel is die nog 60 meter. Op basis van voorliggende aanvraag is het ontwerp besluit genomen. Het feit dat de startbaan wordt vergroot ten opzichte van de aanwezige niet vergunde startbaan is niet relevant omdat een besluit wordt genomen op basis van voorliggende aanvraag i.c. 80 meter. In de vergunning zijn voorschriften met beperkingen opgenomen ten aanzien van akoestische grenswaarden, het bronvermogen van de modelvliegtuigen, de tijdsduur van het vliegen en het aantal modelvliegtuigen waarmee gelijktijdig gevlogen mag worden alsmede het vlieggebied met een straal van 350 meter waarbinnen gevlogen mag worden. Overigens betekent het vergroten van de landingsbaan niet dat er meer vluchten mogen plaatsvinden en gedurende een langere tijdsduur gevlogen mag worden. Voor zowel de 60 meter als de 80 meter baan gelden dezelfde landelijke richtlijnen. Het komt er op neer dat in beide gevallen dezelfde voorschriften en dus dezelfde beperkingen gelden zoals in deze vergunning worden gehanteerd. De bronsterkte van de modelvliegtuigen geldt zowel voor 13
de 60 als de 80-meter baan maar ook voor eventuele (grotere) toestellen met zwaardere motoren (behoudens evenementen). b.. Bezwaar tegen 3 vliegshows/wedstrijd, maximaal 1 vliegshow/wedstrijd toestaan en het tijdens deze show/wedstrijd niet duidelijk aangeven hoe hoog de mate van overschrijding van de gestelde grenswaarden mag zijn, mechanisch verstrekte muziek uitsluiten en bij een dergelijke show/wedstrijd bewoners in de wijde omgeving in Spaubeek, Nuth en Schinnen middels een huis- aan-huis informatiefolder goed informeren. Standpunt IMD: In paragraaf 5.3 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is voor dergelijke evenementen een ontheffingsregeling opgenomen, het zogenaamde 12 dagen criterium. Op grond van dit criterium kan ontheffing worden verleend om maximaal 12 dagen per jaar activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen van de representatieve geluidbelasting. Het verlenen van ontheffing voor dergelijke activiteiten conform paragraaf 5.3 is echter niet zonder meer aanvaardbaar. Het bevoegd gezag dient steeds een deugdelijke afweging te maken met betrekking tot de belangen van vergunningaanvrager en omwonenden en te onderzoeken in hoeverre de hinder kan worden beperkt. In voorschrift 2.11 van het ontwerp van de vergunning staat dat de duur van een evenement maximaal 3 aaneengesloten dagen mag plaatsvinden, in totaal dus maximaal 9 dagen bij 3 evenementen. Rekening houdende met de belangen van omwonenden hebben wij de duur van een evenement van maximaal 3 naar 2 dagen teruggebracht. Dit betekent dat maximaal 6 dagen van het 12 dagen criterium kunnen worden gebruikt. Wij hebben het ontwerpvoorschrift 2.11 dienovereenkomstig aangepast en opgenomen onder voorschrift 2.15 van dit besluit. Aan het maximaal 1 vliegshow/wedstrijd toestaan zoals in de zienswijze aangevoerd komen wij gelet op de belangen van aanvrager, niet tegemoet. In het ontwerpvergunningsvoorschrift 2.11 staat dat voor evenementen ten hoogste 3 maal per jaar kan worden afgeweken en dat het bevoegd gezag regels kan stellen voor de (mate van ) overschrijding van de vastgestelde geluidgrenswaarden. In overleg met de modelvliegtuigclub is dit voorschrift aangepast waarbij een onderscheid wordt gemaakt in soort evenement, namelijk vliegshows waarbij publiek aanwezig kan zijn en meetings waarbij alleen andere modelvliegtuigclubs aanwezig zijn en in dat geval dus geen publiek. Het aantal vliegshows bedraagt maximaal 1 per jaar. Behoudens de vliegshow kunnen ook nog 2 meetings met andere verenigingen worden gehouden. Mitsdien hebben wij voorschrift 2.11 in die zin gewijzigd. In het ontwerpvergunningsvoorschrift 2.11 staat dat wij regels stellen voor de mate van overschrijding van de vastgestelde geluidgrenswaarden bij evenementen. Voor alle duidelijkheid hebben wij in het aangepaste voorschrift 2.11 bij deze vergunning nu ook aangegeven hoe hoog de mate van overschrijding mag zijn. We zijn daarmee tegemoet gekomen aan de ingebrachte zienswijze. Conform ontwerpvoorschrift 2.9 onder 4 mag met maximaal 4 op brandstof aangedreven toestellen worden gevlogen. Tijdens de evenementen wordt aan formatievliegen met op brandstof aangedreven toestellen gedaan en wordt met max. 2 modelvliegtuigen met turbine-/straalmotor gevlogen. Bij formatievliegen wordt met meer dan 4 op brandstof aangedreven toestellen gevlogen. Derhalve hebben wij voorschrift 2.9 onder punt 4 van dit besluit dienovereenkomstig aangepast. De mogelijkheid voor het tegelijk vliegen met meer dan 2 modelvliegtuigen met straalmotor is vanwege veiligheidsoverwegingen in dit besluit uitgesloten. Derhalve hebben wij voorschrift 2.9 onder 5 in het besluit dienovereenkomstig aangepast. Onderstaand geven wij ter verduidelijking enkele voorbeelden van het aantal toelaatbare vlieguren per dag per type toestel bij een evenement. 1.
Tijdens evenementen dat met alle types inclusief turbine toestellen wordt gevlogen en uitgaande van de normstelling van 46 dB(A) gedurende de dagperiode en 41 dB(A) gedurende de avondperiode ter plaatse van de Houwnasweg 3 (strengste 14
2.
* **
beoordelingslocatie) bedraagt het maximaal aantal vlieguren b.v. : Dagperiode: - tweetaktmodellen: 19,6 vlieguren (190*+45**= 235 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) - viertaktmodellen : 19,6 vlieguren (190*+45**= 235 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) - turbinemodellen: 4,6 vlieguren (30*+25**= 55 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) Avondperiode: - tweetaktmodellen: 2,1 vlieguren (20*+5**= 25 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) - viertaktmodellen : 2,2 vlieguren (20*+6**= 26 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) - turbinemodellen: 0,4 vlieguren (3*+2**= 5 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) Op dagen dat alleen met tweetaktmodellen wordt gevlogen en uitgaande van de normstelling van 46 dB(A) gedurende de dagperiode en 41 dB(A) gedurende de avondperiode ter plaatse van de Houwnasweg 3 (strengste beoordelingslocatie) bedraagt het maximaal aantal vlieguren: Dagperiode: - tweetaktmodellen: 30 vlieguren (360 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) Avondperiode: - tweetaktmodellen: 3,2 vlieguren (38 vluchten (ca. 5 min. per vlucht)) het aantal vluchten gedurende de doorsnee dagen voor de dag- of avondperiode het aantal extra vluchten gedurende het evenement voor de dag- of avondperiode
Voor de 3 incidentele evenementen achten wij de overschrijdingen van de voorgeschreven grenswaarden zoals opgenomen in voorschrift 2.2 en 2.3 verantwoord. Aan shows/meetings wordt deelgenomen door gastvliegers waarvan de modelvliegtuigen ook dienen te voldoen aan de bronvermogens zoals opgenomen in voorschrift 2.6. Aangezien alleen tijdens die evenementen wordt gevlogen met zwaardere 2-4 takt motoren hebben wij het bronvermogen daarvan in het verlengde van het opnemen van de maximale overschrijding van de vastgestelde geluidgrenswaarden, gelimiteerd tot 86 dB(A) en toegevoegd aan voorschrift 2.6 van dit besluit. Voorafgaand aan de start van de evenementen dienen de bronvermogens van de modelvliegtuigen van de gasten conform voorschrift 2.5 gemeten te worden. Derhalve is in dit besluit voorschrift 2.12 toegevoegd aan het voorschriftenpakket. In voorschrift 2.12 van het ontwerp-besluit staat dat het behoudens de 3 evenementen per jaar verboden is in “de inrichting“ muziek ten gehore te brengen alsmede door middel van een geluidinstallatie mededelingen te doen. Daarmee wordt ook het clubgebouw uitgesloten. Dat is niet de bedoeling geweest van dit artikel. Derhalve hebben wij het betreffend artikel aangepast door “in de inrichting “ te wijzigen in “in de open lucht”. Voorschrift 2.12 uit het ontwerp is gewijzigd opgenomen in dit besluit onder voorschrift 2.13. Hoe hard de muziek in de open lucht mag zijn tijdens de evenementen is in het ontwerpbesluit niet voorgeschreven. Derhalve hebben wij voor alle duidelijkheid voorschrift 2.14 aan het besluit toegevoegd waarin de hoogte van het muziekgeluid is gelimiteerd tot een voor deze omgeving aanvaardbaar niveau van maximaal 80 dB(A) gemeten op 15 meter van de muziekboxen. Hierbij zijn wij er van uitgegaan dat voor de aanwezigen op en nabij het vliegterrein de achtergrondmuziek hoorbaar is boven het geluid van de modelvliegtuigen in de lucht. Het geheel uitsluiten van mechanische muziek tijdens evenementen zoals in de zienswijze opgenomen, achten wij een te ver gaande beperking. In voorschrift 2.13 van het ontwerp besluit staat dat omwonenden twee weken voor het plaats vinden van de 3 incidentele evenementen schriftelijk op de hoogte dienen te worden gesteld van de plaats, datum, duur en soort activiteit. Aangezien voor aanvrager in deze situatie met een vlieggebied dat reikt tot over de gemeentegrens van Schinnen en op korte afstand gelegen van de gemeentegrens van Beek, niet duidelijk is wie wel of niet als omwonende schriftelijk moet worden geïnformeerd, hebben wij betreffend voorschrift uit het ontwerp in overleg met de vliegtuigclub uitgebreid met het doen van publicatie in de huis15
aan-huis bladen van de gemeente Nuth, Beek en Schinnen en aangepast opgenomen onder voorschrift 2.16 van dit besluit. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de ter zake ingediende zienswijze. b. Door de hoogte die de vliegtuigjes halen en de ligging van het vliegveldje op een hoogvlakte reikt het geluid tot ver in de omtrek. Standpunt IMD: In de berekeningen van het akoestisch onderzoek is hiermee rekening gehouden. c. Voortdurende dagelijkse overlast van het modelvliegen, van lesvliegtuigen en andere toestellen van vliegveld Beek en rondcircelende Awacs-toestellen van vliegveld Geilenkirchen; wanneer het redelijk rustig is rond de echte vliegvelden in het weekend, wordt juist door de modelvliegtuigen geen rustmoment gegund. Standpunt IMD: De overlast van de modelvliegtuigen wordt door de in deze vergunning opgenomen voorschriften tot een aanvaardbaar niveau beperkt. d. De afgelopen jaren is de geluidoverlast toegenomen. Standpunt IMD: Of afgelopen jaren een toename van geluidoverlast heeft plaatsgevonden is nu niet meer te checken. We hebben geen akoestische gegevens voorhanden om dat te kunnen bepalen. Dit is in deze ook verder niet van belang. Op basis van voorliggende aanvraag wordt een beslissing genomen. e. Bezwaar tegen de ongelimiteerde tijdsruimte die de modelvliegtuigclub aanvraagt en het afgeven van een vergunning met de ruime openstelling van 7 dagen per week tussen 9.3021.00 te vliegen. Deze geluidbeperking is veel te weinig. Andere Limburgse modelvliegtuigclubs in Limburg zijn veelal bescheidener in hun wensen. (zie het overzicht in een bijlage van de zienswijzen van dhr. Fermont en van Spanje) Standpunt IMD: Het staat de modelvliegtuigclub vrij om tijdsruimte voor het vliegen aan te vragen. De tijdsruimte die de modelvliegtuigclub aanvraagt voor de hele week tussen 07.00 uur tot zonsondergang is door ons in het ontwerp-besluit beperkt van 09.30 uur tot 21.00 uur (zie voorschrift 2.2, 2.3 en 2.9). Nader overleg met de modelvliegtuigclub heeft geresulteerd in een verdere beperking met dien verstande dat tussen 20.00 uur en 21.00 uur alleen gevlogen mag worden met zweef- en electromodellen die tenminste 20 dB(A) minder geluid maken. Vanwege de geringe geluidbelasting zijn deze modellen niet meegenomen in het akoestisch onderzoek. Het akoestisch onderzoek toont aan hoeveel vlieguren met welk toestel mogelijk is. Een verdere beperking van de openstelling achten wij niet noodzakelijk. Uit het overzicht van andere Limburgse modelvliegtuigclubs blijkt wanneer men (vooral) vliegt. Hieruit blijkt niet dat het verboden is op overige tijdstippen te vliegen. f. Bezwaar wordt gemaakt tegen het vliegen met straal/turbine vliegtuigen. Standpunt IMD: Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat gelet op de vastgestelde grenswaarden met deze toestellen gevlogen mag worden met dien verstaande dat slechts één straal/-turbine vliegtuig tegelijk mag vliegen en dat dan geen ander (soort) modelvliegtuig in de lucht mag zijn (zie voorschrift 2.9 onder punt 5). g. Beschikt de IMD over kennis met betrekking tot het geluid dat diverse vliegtuigjes produceren. Standpunt IMD: Via geluidmetingen kan onze dienst bepalen of het geluid (bronvermogen) afkomstig van vliegtuigjes voldoet aan de voorschriften.
16
h. In de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 wordt alleen rekening gehouden met de 2 meest dichtsbij gelegen woningen en niet met de mensen in Grijzegrubben en wandelaars in het gebied. Omdat Thermiek op een relatief hoog punt in de omgeving ligt wordt door wandelaars de geluidoverlast over grote afstand ervaren. Standpunt IMD: Conform de Handleiding dient te worden uitgegaan van de gevelbelasting bij de dichtsbijgelegen woningen. Dit ligt voor de hand omdat daar de geluidbelasting het hoogst is. Dat wil niet zeggen dat met verder gelegen woningen in Grijzegrubben of elders geen rekening wordt gehouden. Ook voor deze woningen geldt dat de gevelbelasting aan grenswaarden dient te voldoen. De handleiding houdt rekening met geluidsgevoelige objecten zoals woningen maar niet met wandelaars die slechts korte tijd worden geconfronteerd met het geluid afkomstig van modelvliegtuigen. Wel zijn in de voorschriften onder hoofdstuk 2 “Geluid en Trillinghinder” en hoofdstuk 6 “Veiligheid ten aanzien van vliegen” beperkingen opgenomen die ook van toepassing zijn op wandelaars. i. Het is verbazingwekkend dat de IMD bij het vaststellen van de richtwaarden gebruik heeft gemaakt van de Circulaire Industrielawaai zoals gesteld op blz. 6 onder “Geluid vanwege de inrichting”, tweede zinsnede. Standpunt IMD: De benaming Circulaire Industrielawaai is inderdaad niet juist en abusievelijk opgenomen. Dit dient de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 te zijn zoals verder onder “Geluid vanwege de inrichting” ook is opgenomen. In de definitieve vergunning is deze redactionele fout verbetert. j. Tegen de achtergrond van dit potentieel stille gebied is een geluidnorm uit een industriële omgeving niet het meest adequaat.
Standpunt IMD: Volgens de wetgever dient ook in deze situatie de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 te worden gehanteerd. Daarnaast is er tevens gebruik gemaakt van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Deze handleiding/-reiking geldt voor industriële activiteiten waaronder vergunningplichtige Wet milieubeheer inrichtingen. NATUUR a. Bezwaar tegen het gebruik van auto’s van de voor wandelaars en landbouwvaartuigen bestemde wegen rond het vliegveld. Tijdens een vliegshow een vastgestelde route via de landwegen naar het vliegveld voorschrijven. Standpunt IMD: De toegangswegen naar het vliegveld zijn openbare wegen behoudens die waar dit middels bebording wordt verboden voor verkeer (behoudens landbouwvoertuigen) Op basis van de wetgeving waarop deze vergunning wordt aangevraagd kunnen geen beperkingen worden voorgeschreven voor openbare wegen. b. Verlening vergunning zonder verdere vliegbeperking is strijdig met het algemeen beleid van het wandelgebied waar in de vergunningverlening absoluut geen rekening mee wordt gehouden. Standpunt IMD: De wetgeving op basis waarop deze vergunningsaanvraag is gedaan, de Wet milieubeheer, biedt geen mogelijkheden rekening te houden met het algemeen beleid van een wandelgebied. Derhalve dient deze zienswijze buiten beschouwing te blijven. c. Dit natuurgebied mag door deze vergunning nooit verloren gaan. Het gebied rond het vliegveld heeft in tegenstelling tot hetgeen de IMD voorstelt een grotere ecologische diversiteit met fruitboomgaarden omgeven door landschappelijke en 17
ecologisch betekenisvolle hagen en ruige bermbegroeiing met een grote diversiteit aan bodembewoners. Voorts is sprake van een ecologisch diverse structuur met glooiend land, holle wegen en hellingbossen met aanwezigheid van groter wild zoals vossen, dassen en hamsters zijnde beschermde zoogdieren. Het wild dat zich in de omgeving van het vliegveld bevindt, wordt iedere keer als het lawaai over hun heenkomt, opgeschrikt. Het huidige vliegveld past niet in een groen en milieuvriendelijk Nuth. Standpunt IMD: De activiteit van het modelvliegen is qua bestemmingsplan aldaar toegestaan en wordt aldaar reeds tientallen jaren uitgeoefend. De inrichting ligt niet in de nabijheid van een beschermingsgebied zoals Vogel- of Habitatrichtlijn-gebieden of gebieden die beschermd zijn in de Natuurbeschermingswet. De activiteiten zijn daarom niet in strijd met het natuurbeleid van de provincie Limburg. Het bij de aanvraag behorend ecologisch rapport geeft aan dat er waarschijnlijk geen noemenswaardige schadelijke effecten op volwassen vogels en overige beschermde diersoorten zijn. Derhalve kunnen deze zienswijzen buiten beschouwing worden gelaten. d. De gegevens uit het bij de aanvraag behorend ecologisch onderzoek zijn achterhaald en niet meer maatgevend waardoor dit ook niet meer bij de aanvraag kan worden gebruikt omdat de vogelpopulatie is veranderd, geluidseffecten worden gebruikt van snelverkeer op wegen terwijl het schrikeffect van straalvliegtuigen niet vergelijkbaar is met dat van wegverkeer. In voorschrift 2.4 staat vermeld dat in het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli maximaal 4 onafgebroken dagen niet gevlogen mag worden. Bezwaar wordt gemaakt tegen elke vlucht tijdens het broedseizoen. Standpunt IMD: Uit de in 1995 door de Provincie Limburg in kaart gebrachte broedvogelterritoria blijkt dat rondom het vliegveld zeldzame vogels broeden. Derhalve is ecologisch onderzoek uitgevoerd om de effecten van modelvliegtuigen op deze (broed)vogels in kaart te brengen. De gegevens zijn inderdaad sterk verouderd doch de gegevens uit 1995 zijn alleen gebruikt om te constateren dat er broedgevallen voorkomen en dat zal zeker nu nog zo zijn. In het rapport wordt niet alleen uitgegaan van de effecten door geluid maar ook van het schrikeffect door het zien van een roofvogelachtig silhouet van een modelvliegtuig. Uit het onderzoek blijkt dat bij regelmatige verstoring bewoonde nesten niet noemenswaardig worden verstoord. Derhalve wordt aanbevolen om in het broedseizoen maximaal 4 onafgebroken dagen niet te vliegen. Deze aanbeveling hebben wij overgenomen in de vergunning. Wordt er toch langer niet gevlogen met een bepaald vliegtuigtype, dan wordt door de deskundigen aanbevolen dat er met dit type gedurende de rest van het broedseizoen niet meer wordt gevlogen. Het is dus van belang dat dit ook wordt voorgeschreven. In het ontwerp van de vergunning is hiermee geen rekening gehouden, derhalve is voorschrift 2.4 in deze vergunning terzake aangepast en komt dus te luiden: “In het broedseizoen mag van 15 maart tot 15 juli maximaal 4 onafgebroken dagen niet worden gevlogen. Indien er met een bepaald vliegtuigtype in het broedseizoen toch gedurende 5 dagen achter elkaar niet wordt gevlogen, wordt gedurende de rest van het broedseizoen niet meer met het betreffende type gevlogen”. Deskundigen in deze geven dus aan dat het niet noodzakelijk is om elke vlucht te verbieden. VEILIGHEID a. Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat het vliegveld aan drie zijden vrij toegankelijk is. Standpunt IMD: Aan de zijde van de Baarsgrubbenweg is parallel aan het hele terrein een omheining. De andere zijden zijn niet afgezet maar grenzen ook niet aan een landweg. Om het vliegveld te bereiken moet dit gebeuren via landbouwgrond die moeilijk te betreden is. Afrastering aan die zijden is derhalve niet aangebracht. Op de hoeken van de afrastering en landwegen moeten bovendien waarschuwingsborden zijn geplaatst (voorschrift 6.7). 18
b. Bezwaar wordt gemaakt tegen de weinig concrete inhoud van voorschrift 6.3: In de nabijheid van personen die niet bij het vliegen betrokken zijn, wordt niet gevlogen. Aan de bescherming van landbouwers/gebruikers in de omgeving is in het geheel geen aandacht besteed. Standpunt IMD: Voorschrift 6.3 is in die zin niet concreet omdat alleen wordt gesproken over omgeving en geen afstand. In overleg met aanvrager hebben wij dit voorschrift uitgebreid met de zinsnede: “De vlieghoogte buiten het terrein bedraagt steeds ten minste 25 meter, het opstijgen en landen/noodlanden niet inbegrepen.” Deze norm hebben wij overgenomen uit een van juli 2003 daterend terreinreglement van de Afdeling Modelvliegsport van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart. Door deze vlieghoogte buiten het terrein voor te schrijven wordt tegemoet gekomen aan de zienswijze. In principe geldt dit voorschrift ook voor landbouwers die in de omgeving werkzaam zijn. Echter, landbouwers zijn tijdens het bewerken van de landbouwgrond gedurende langere tijd aanwezig binnen het vlieggebied en om deze landbouwers extra te beschermen hebben wij in overleg met de modelvliegtuigclub voorschrift 6.8 toegevoegd. Dit luidt: Indien landbouwers werkzaam zijn op aanpalende terreinen van het vliegveld zijn geen vliegactiviteiten toegestaan. Daarmee is aan de bescherming van landbouwers nog nadere aandacht besteed en wordt dus tegemoet gekomen aan de ingediende zienswijze. c. Het is diverse keren voorgekomen dat paarden opgeschrikt worden door laagvliegende vliegtuigen. Ruiters durven niet langs het vliegveld met paarden.
Standpunt IMD: Van ruiters zijn geen meldingen/klachten ontvangen dat paarden schrikken ten gevolge van de vliegactiviteiten. Ter bescherming daarvan is voorschrift 6.3 en 6.5 opgenomen. d. Het neerstorten van vliegtuigjes met direct gevaar voor de wandelaars. Het gevoel van onveiligheid bij wandelaars neemt steeds meer toe omdat er regelmatig vliegtuigen onbestuurbaar uit de lucht vallen. Bezwaar wordt gemaakt tegen de vrijblijvendheid van artikel 6.5: Een modelvliegtuig mag slechts op zodanige wijze worden gebruikt dat de openbare orde of de veiligheid dan wel het luchtverkeer niet kan worden verstoord en niet in gevaar wordt gebracht. Het gebeurt volgens bezwaarmakers juist wel (on)regelmatig dat vliegtuigen onkontroleerbaar worden en neerstorten. Dat gebeurde op een plek waar een van de bezwaarmakers juist gelopen had. De gemeente Nuth zag daarin geen strafbaar feit en de politie geen reden om op te treden of proces verbaal op te maken. Bezwaarmakers zijn erg bezorgd over het toezicht op de handhaving van de veiligheid. Standpunt IMD: Het feit dat regelmatig vliegtuigjes onkontroleerbaar worden en neerstorten is ons niet bekend. Klachten ter zake hebben ons niet bereikt behoudens de melding van een van de bezwaarmakers. Natuurlijk is altijd een klein risico aanwezig dat een vliegtuigje onkontroleerbaar wordt en neerstort. Middels de in deze vergunning opgenomen veiligheidsvoorschriften wordt dat risico tot een minimum beperkt. Overigens zijn modelvliegers behoudens de veiligheidsvoorschriften in deze vergunning gehouden aan de terzake van toepassing zijnde artikelen uit de Luchtvaartwet en de Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 2 december 2005 nr. HDJZ/LUV/2005-2297, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende regels voor vluchten met een modelvliegtuig (Regeling modelvliegen) en voorts krachtens het bepaalde in de Regeling Modelvliegen gehouden zijn aan de in het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport opgenomen regels. e. Bezwaar wordt gemaakt tegen het vliegen met straal/turbine vliegtuigen omdat deze angstaanjagend, razendsnel en levensgevaarlijk zijn voor aanwezigen binnen en buiten het vliegveld. Standpunt IMD: 19
Uit het akoestisch rapport blijkt dat het mogelijk is met één straalvliegtuig te vliegen omdat daarmee de grenswaarden in de vergunning niet worden overschreden. Deze zijn snel. Uit veiligheidsoverwegingen is voorgeschreven (voorschrift 2.9 onder 5) dat maar één straalvliegtuig mag vliegen en gelijktijdig geen andere modelvliegtuigen waardoor botsingen en dus gevaarlijke situaties kunnen worden voorkomen. Voorts zijn in de vergunning voorschriften opgenomen die het gevaar voor aanwezigen tot een minimum beperken. Zie ook onder punt d. f. Niet alleen geluidoverlast is van belang. Voor wandelaars is de directe afstand van belang omdat wandel- en ruiterpaden pal langs de luchthaven lopen. Standpunt IMD: Ten aanzien van de veiligheid van wandelaars op deze paden zijn onder Hoofdstuk 6 “Veiligheid ten aanzien van het vliegen” voorschriften opgenomen. g. Het is onmogelijk om vanuit de luchthaven eventuele wandelaars in het gebied en de hollewegen te zien, die onder de horizon lopen en de vliegtuigbestuurders dus geen rekening kunnen houden met deze wandelaars. Standpunt IMD: Zijn wandelaars niet meer zichtbaar dient de bestuurder van het modelvliegtuig steeds te voldoen aan de voorschriften 6.3 en 6.5 van deze vergunning. Binnen het vlieggebied met een straal van 350 meter zijn geen holle wegen gelegen. Wel ligt de Onderste Heerenweg die het vliegveld doorkruist enigszins lager dan het maaiveld van de start- en landingsbaan, maar gebruikers van deze landweg blijven zichtbaar. Gelet op het vorenstaande hebben wij het nodig geacht om in tegenstelling tot het ontwerp-besluit op de hoeken van deze landweg waarschuwingsborden voor te schrijven. Voorschrift 6.7 van het ontwerp van de vergunning hebben wij in dit besluit dienovereenkomstig aangepast. HANDHAVING a. De bevoegdheid en deskundigheid van de IMD voor het vaststellen van de ontwerpvergunning waarbij veiligheidsaspecten aan de orde zijn, is niet adequaat en derhalve wordt bezwaar aangetekend tegen de invullen van diverse aspecten van het toezicht op de handhaving van de veiligheid door de IMD. Standpunt IMD: Middels de bij deze vergunning behorende voorschriften is de veiligheid tot een aanvaardbaar risico teruggebracht en het toezicht op de veiligheid zal plaatsvinden aan de hand van controles. b. De milieudienst kan alleen de begin- en eindtijd controleren. Het vlieggebied en alle andere zaken zijn niet te handhaven en is dus sprake van loze voorschriften. Hoe is het voorschrift van 350 meter ten noorden van de Baarsgrubbenweg te handhaven? Standpunt IMD: De grens van het vlieggebied loopt op of nabij landwegen. Mede op basis daarvan kan tijdens controles makkelijker worden bepaald of vliegtuigen buiten het vlieggebied komen. De overige voorschriften zijn eveneens handhaafbaar en derhalve geen loze voorschriften. c. Hoe controleert de milieudienst of er niet aan motoren geknutseld wordt waardoor het geluid van motoren wijzigt. Standpunt IMD Middels metingen kan worden vastgesteld of de motoren voldoen aan de in voorschrift 2.6 opgenomen bronvermogens. d. Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat in de vergunningsaanvraag geen sanctiebeleid op overtredingen en een adequaat controlesysteem is voorgesteld en dat in de vergunning geen concrete sancties worden genoemd bij overtreden en herhaald overtreden en geen adequaat controlesysteem behalve door de vertegenwoordigers van de luchthaven zelf waardoor de naleving wel heel vrijblijvend en fraudegevoelig wordt. 20
Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat in de vergunning wordt voorgesteld dat Thermiek zichzelf moet gaan controleren middels een eigen logboek en gemeten geluidniveaus. Standpunt IMD: Het bevoegd gezag bepaalt zelf het sanctiebeleid en controlesysteem. Een voorstel ter zake van aanvrager opnemen in de aanvraag is overbodig. Voor overtredingen wordt niet in iedere afzonderlijke vergunning sancties opgenomen. Op grond van de Wet kan worden opgetreden tegen het niet-naleven van voorschriften. Overigens heeft de IMD ter zake een sanctioneringsbeleid vastgesteld. Dit beleid houdt in dat na constatering van tweemaal dezelfde overtreding bestuursrechtelijke sanctiemiddelen (zoals o.a. dwangsom of sluiting) worden aangezegd. Is de overtreding bij een volgende controle nog niet opgeheven, wordt de desbetreffende procedure gestart. Thermiek moet zelf het logboek bijhouden met data en tijden dat er gevlogen wordt alsmede het toestel waarmee gevlogen wordt. Tijdens controles kan worden geverifieerd of de (juiste) gegevens worden opgenomen in het logboek. Zo niet, zal ook hier bij herhaling sanctionerend worden opgetreden. e. In artikel 6.4 worden voorwaarden gesteld inzake de kwaliteit, identiteit van het vliegtuig en de kwaliteit van de bestuurder, terwijl het clubreglement stelt dat piloten zelf verantwoordelijk zijn voor hun gedrag. Indien piloten falen dient de club als instituut gesanctioneerd moet worden. Standpunt IMD: Bij overtreding van voorschriften van de milieuvergunning is aanvrager i.c. het bestuur van de modelvliegtuigclub verantwoordelijk en zal ook daartegen sanctionerend worden opgetreden. PROCEDURE a. Er is overleg gevoerd met aanvrager. Er wordt niet gesproken over overleg met andere belanghebbenden als dat er al geweest is? Standpunt IMD: In het kader van het vergunningsprocedure is het gebruikelijk dat vooroverleg wordt gevoerd met aanvrager. Tijdens de ter inzage legging van het ontwerp-besluit kunnen belanghebbenden hun zienswijzen indienen en zijn andere belanghebbenden dan pas voor het bevoegd gezag bekend. Aangezien bezwaarmakers de heren Fermont en van Spanje, resp. woonachtig Grijzegrubben 94 en 75 te Nuth, in een vroegtijdig stadium wel bij ons bekend waren, heeft informeel overleg plaatsgevonden met betrokkenen. Derhalve is hiervan geen melding gedaan. b. Bezwaar tegen eventuele historische claims van de modelvliegtuigclub Thermiek. Standpunt IMD: Historische claims zijn hier niet aan de orde. Aangevraagd wordt een oprichtingsvergunning op basis waarvan een besluit wordt genomen. c. Bezwaar tegen de gevolgde besluitvormingsprocedures. De gemeenten Nuth, Schinnen, Beek en Stein dienen allereerst een brede beleidsvisie i.z. het gebruik van het gebied van en rond Thermiek op te stellen alvorens een speciale deelvergunning aan één belanghebbende uit te geven. Allereerst wordt aangedrongen op lokale regelgeving. Een voortijdige vergunning afgeven aan de modelvliegtuigclub betekent een onnodige zware hypotheek voor de gemeente Nuth op toekomstige alternatieven en bepalingen in het gebied rondom de luchthaven. Geen rekening is gehouden met (her)inrichting plateau i.c. andere ideeën over de inrichting van het plateau. Standpunt IMD: Voor ligt een aanvraag voor een milieuvergunning. Van belang in deze is alleen dat ingevolge het huidige bestemmingsplan deze activiteit aldaar is toegestaan. Het verstrekken van een eventuele vergunning ingevolge de Wet milieubeheer kan en hoeft in deze niet getoetst te worden aan een nog op te stellen beleidsvisie ten aanzien van het gebruik van een gebied of nog op te stellen geluidregelgeving voor dit gebied. 21
Derhalve kan deze zienswijze buiten beschouwing blijven. d. De toestemming van de gemeente Nuth d.d. 04-01-2005 voor het vergroten van de startbaan zou alleen genomen moeten zijn na zorgvuldige consultatie van de omwonenden en andere belanghebbenden in de buurgemeenten. Deze onzorgvuldigheid dient hersteld te worden. Standpunt IMD: De procedure voor het verlenen van bedoelde vergunning door de gemeente Nuth vindt geen bescherming in de wetgeving waarop deze vergunningsaanvraag is gedaan. Derhalve kan deze zienswijze buiten beschouwing blijven. e. De vraag is of het beslissende gezag ten tijde van de besluiten wel de juiste en toereikende bevoegdheden had. Onduidelijk is of het doorlopen besluitvormingstraject via uitbesteding aan de IMD juridisch wel mogelijk is. Een betrokken gemeente is niet vertegenwoordigd in de IMD. In de ontwerp-vergunning staat dat de IMD bevoegd is de vergunning te verlenen. Het is niet aan de IMD zelf om haar eigen bevoegdheden te definiëren. Standpunt IMD: Zoals reeds vermeld in de considerance heeft de gemeente Nuth op basis van art. 8 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen de uitvoering van deze wettelijke taak overgedragen aan de Intergemeentelijke Milieu Dienst, hetgeen impliceert dat wij bevoegd zijn de vergunning te verlenen. Het feit dat ook gedeeltelijk boven het grondgebied van Schinnen wordt gevlogen betekent niet dat deze gemeente vertegenwoordigd moet zijn in de IMD. Ingevolge artikel 8.2 lid 1 van de Wet milieubeheer is Burgemeester en Wethouder van de gemeente bevoegd gezag om op een aanvraag voor een vergunning te beslissen waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak gelegen. Dat is de gemeente Nuth en in dat geval is de IMD bevoegd gezag. f. Geprotesteerd wordt tegen de eenzijdige belangenafweging die heeft plaats gevonden ten gunste van Thermiek omdat de gemeente Nuth in 2005 toestemming heeft verleend voor het uitbreiden van de landingsbaan omdat de activiteit past binnen het bestemmingsplan. Het betreffende gebied is echter multifunctioneel met tegenstrijdige belangen, met pal langs het terrein 2 beroemde lange afstandwandelpaden, het gebied heeft een belangrijke recreatieve functie die door toestemming te verlenen voor de illegale activiteiten van de modelvliegclub wordt afgesneden. Bezwaar wordt gemaakt tegen de vroegtijdige besluitvorming ten gunste van Thermiek die drempels kan opwerpen voor de binnenkort te verwachten besluitvorming i.c. herziening van het bestemmingsplan voor de buitengebieden. Een voortijdige vergunning afgeven aan Thermiek betekent een onnodige en mogelijke zware hypotheek voor de gemeente Nuth op toekomstige alternatieven en bepalingen in het gebied rond de luchthaven en dus eerst lokale invulling te geven aan regelgeving omtrent geluidhinder. Standpunt IMD: Deze zienswijzen vinden geen bescherming in de wetgeving waarop deze vergunningsaanvraag is gedaan. OVERIGE ZIENSWIJZEN a. De oogst van landbouwers rond het vliegveld wordt regelmatig verontreinigd door neergestorte en niet teruggevonden vliegtuigjes, alsmede schade aangericht door bestuurders van modelvliegtuigen die hun wrakken ophalen. Standpunt IMD: Onze dienst heeft geen van dergelijke klachten ontvangen. Als dat toch het geval is kan de modelvliegtuigclub aansprakelijk worden gesteld op basis van andere wetgeving. b. Thermiek dient geen economische belangen voor de gemeente Nuth. De overlast staat in geen verhouding tot de verdiensten. De ca. 90 leden zijn grotendeels afkomstig van buiten Nuth. 22
Standpunt IMD: Een economisch belang vindt geen bescherming binnen de wetgeving waarop de vergunningsaanvraag is gedaan. c. Het past niet meer in het milieu anno 2008 om lawaaierige hobby’s uit te oefenen ten koste van anderen. Standpunt IMD: In deze vergunning zijn geluidvoorschriften opgenomen die het lawaai afkomstig van de activiteit tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen. REACTIE AANVRAGER Bij schrijven van 12 november 2008 hebben wij aanvrager ingevolge het bepaalde in artikel 3:15, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Desgevraagd hebben wij in verband met de complexiteit van de zaak, aanvrager tot uiterlijk 24 december 2008 de gelegenheid gegeven juridisch advies in te winnen om een reactie te geven op de ingebrachte zienswijzen. Namens de Modelvliegtuigclub Thermiek ’58 heeft Blom Advocaten te Veenendaal bij schrijven van 24 december 2008 bedoelde reactie gegeven. Die kan in het kort als volgt worden omschreven: Geluid 1. Bij de vrees voor geluidhinder zien de bezwaren er aan voorbij dat in de ontwerpvergunning de geluidproductie al vergaand worden beperkt door: het vlieggebied, de vliegtijden, gering aantal modelvliegtuigen waarmee gelijktijdig mag worden gevlogen en vaststellen bronvermogen modelvliegtuigen. 2. Bij het vaststellen van al deze beperkingen is de Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai terecht toegepast bij deze milieuvergunning. 3. Op pag. 6 van het ontwerp-besluit is vermeld dat bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag gebruik is gemaakt van de Circulaire Industrielawaai. Dit moet zijn Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. 4. Anders dan sommige indieners van zienswijzen kennelijk menen, duidt de toepassing van Handleiding meten en rekenen industrielawaai er niet op dat is voorbijgegaan aan het landelijk karakter van het gebied waarin het vliegterrein is gelegen. 5. Met het belang van recreanten wordt middels de beperkingen in de voorschriften ook rekening gehouden. 6. Zoals de modelvliegtuigclub ook moet rekening houden met alle beperkingen mag ook van omwonenden en recreanten worden verwacht dat zij het tot minimale proporties teruggebrachte geluid aanvaarden. 7. Voor verdergaande beperkingen bij wedstrijden/demonstraties zoals ook het ten gehore brengen van mechanische muziek bestaat geen aanleiding c.q. onvoldoende grond. Natuur 1. Het vlieggebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een aangewezen beschermingszone. Derhalve dient soortbescherming plaats te vinden binnen het kader van de Flora- en Faunawet. Uit ecologisch onderzoek blijkt dat in het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli maximaal 4 onafgebroken dagen niet mag worden gevlogen. Nieuw onderzoek hoeft niet te worden ingesteld omdat niet is gebleken dat andere diersoorten in het gebied voorkomen en regelmatige vliegactiviteiten leiden tot gewenning. 2. Er bestaat geen aanleiding rekening te houden met toekomstige plannen omdat er geen aanwijzing is dat dan de activiteiten van modelvliegen in het belang van de bescherming van het milieu niet of slechts onder nóg verdergaande beperkingen mogen worden geduld. Veiligheid 23
Het veiligheidsaspect is geregeld in de Wet luchtvaart, de Regeling Modelvliegen van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport van de KNVvL alsmede de voorschriften van de ontwerp-vergunning. De kans op schade aan personen of zaken is niet dermate groot dat om die reden de vergunning moet worden geweigerd of verdere voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden. Gebruik wegen Voor het gebruik van wegen geldt de Wegenverkeerswetgeving. Gevolgde procedure De bevoegdheid van de IMD als gemeenschappelijk regeling is gebaseerd op de wet. Er is gelet op de bekendmaking van het ontwerp en de mogelijkheid zienswijzen in te brengen, geen sprake van eenzijdige afweging zonder overleg met andere belanghebbenden Handhaving Twijfels over handhaafbaarheid van de voorwaarden zijn niet terecht want controle op de voorschriften betreffende het bronvermogen is afdoende gewaarborgd door onderdelen 2.7 en 2.8 van de ontwerp-vergunning, terwijl naleving vliegtijden en vlieggebied visueel mogelijk is. Het opnemen van sancties in de voorschriften is niet nodig omdat op grond van de wet kan worden opgetreden tegen niet-naleving voorschriften middels bestuurlijke boete of door intrekking van de vergunning. Overige bedenkingen 1. Het feit dat Thermiek geen economisch belang dient binnen het kader van de milieuaanvraag is niet relevant. Hetzelfde geldt voor het feit dat enkele leden van de modelvliegtuigclub die evenals ondertekenaar van bezwaarschriften niet in Nuth wonen. 2. De opmerking “lawaaierige hobby’s uit te oefenen ten koste van anderen” is geschreven vanuit een beleving die door veel anderen (veel wandelaars) niet wordt gedeeld. Veel wandelaars zien de activiteiten van Thermiek als een genoegen dat hun door stiltezoekers niet hoeft te worden ontzegd. 3. De bewering dat neerstortende vliegtuigen zorgen voor schade en toenemend gevoel van onveiligheid is onterecht aangezien het een zeldzaamheid is dat een vliegtuig neerstort. 4. Er wordt nooit laag boven ruiters gevlogen. Voorschrift 6.3 van de vergunning verbiedt dit alsmede het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport. Thermiek heeft goede contacten met de plaatselijke rijvereniging en ook hier geldt het gewenningsaspect. Naar aanleiding van deze reactie wordt het volgende opgemerkt. Geluid 1. Stemt in grote lijn overeen met standpunt IMD onder a. van het aspect Geluid. 2. Wijkt niet af van standpunt IMD onder j. van het aspect Geluid 3. Is conform standpunt IMD onder i. van het aspect Geluid. 4. Wijkt niet af van standpunt IMD onder j. van het aspect Geluid. 5. Is in grote lijn conform standpunt IMD onder h. van het aspect Geluid. 6. Spreekt voor zich. Behoeft verder geen reactie. 7. Is niet conform IMD-standpunt onder b. van het aspect Geluid (zie conclusie reactie). Natuur 1. Stemt in grote lijnen overeen met standpunt IMD onder c. en d. van het aspect Natuur. 2. Stemt in grote lijn overeen met standpunt IMD onder c. van het aspect Procedure. Veiligheid Is conform standpunten IMD onder het aspect Veiligheid. Gebruik wegen Wijkt niet af van standpunt IMD onder a. van het aspect Natuur. 24
Handhaving Is in grote lijnen conform standpunten IMD onder het aspect Handhaving. Overige bedenkingen 1. Is in grote lijn conform standpunt IMD onder aspect b. van het aspect Overige zienswijzen. Het economisch belang vindt geen bescherming in de wetgeving waarop de vergunningsaanvraag is gedaan en is i.c. dus niet relevant. 2. Lawaaierige hobby’s uitoefenen ten koste van anderen zijn middels de in deze vergunning opgenomen voorschriften teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Het feit dat de een het een lawaaierige hobby vindt en de ander een genoegen doet verder niet ter zake. 3. Stemt overeen met standpunten IMD onder a. van het aspect Overige bedenkingen en d. van het aspect Veiligheid. 4. Is nagenoeg hetzelfde als standpunt IMD onder punt c. van het aspect Veiligheid. Conclusie Reactie: Geconcludeerd wordt dat de namens de modelvliegtuigclub ingediende Reactie van Blom Advocaten praktisch geheel overeenkomt met ons standpunt ten aanzien van de ingediende zienswijzen, behoudens punt 7. van het aspect Geluid. Terzake het volgende. Tijdens overleg d.d. 4 februari 2009 met de modelvliegtuigclub is dit standpunt van de ingediende Reactie nader besproken. Dit heeft in overleg geresulteerd in de aanpassing van de voorschriften 2.6, 2.9, 2.11, 2.12 , 2.14, 2.15 en 2.16. CONCLUSIE De ingebrachte zienswijzen hebben niet kunnen leiden tot een ander besluit behoudens de aanpassing/toevoeging van voorschriften zoals in de considerance opgenomen. Algemeen Het verlenen van de gevraagde vergunning is niet in strijd met de toetsingscriteria bedoeld in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 van de Wet milieubeheer. Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten, verordeningen enz. (zoals Woningwet, Bouwverordening, bestemmingsplan etc.) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven. Ongewone voorvallen moeten, overeenkomstig hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer, worden gemeld bij het bevoegd gezag. Het besluit Overwegende dat de procedure overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht is uitgevoerd; Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen en de artikelen 8.1 en 8.11 van de Wet milieubeheer; Besluit: 1. aan het Bestuur van de modelvliegtuigclub Thermiek ’58 voornoemd de gevraagde vergunning verlenen overeenkomstig de bij deze vergunning behorende en als zodanig gewaarmerkte voorschriften; 2. te bepalen dat de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden deel uitmaken van de vergunning. Stein, 25 maart 2009. Het DAGELIJKS BESTUUR voornoemd, 25
Hoofd IMD,
W.H.M. Cobben
26