Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg Een overzicht van de nieuwe verplichtingen
Inhoud Algemeen .............................................................................................................................. 3 Klachten en geschillen........................................................................................................... 3 1. Wkkgz geldt voor alle zorgaanbieders............................................................................ 3 2. Klachten- en geschillenregeling moeten effectief en laagdrempelig zijn ......................... 4 3. De zorgaanbieder moet een interne klachtenregeling opstellen ..................................... 4 Verplichte klachtenfunctionaris .......................................................................................... 4 4 Verbreding mogelijke klagers .......................................................................................... 5 5. Termijnen klachtafhandeling .......................................................................................... 5 6. Verplichte aansluiting bij geschilleninstantie................................................................... 5 7. Vervallen verplichtingen ................................................................................................. 5 Kwaliteit ................................................................................................................................. 5 1. Reikwijdte ‘goede zorg’ .................................................................................................. 5 2. Vergewisplicht................................................................................................................ 6 3. Verklaring omtrent gedrag (VOG) .................................................................................. 6 4. Schriftelijke overeenkomsten sluiten met zorgverleners die niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in de zorginstelling ................................................... 6 5. Regeling van het intern melden van incidenten .............................................................. 6 6. Verstrekking van informatie door zorgaanbieders aan cliënten ...................................... 7 7. Informatie aan cliënt over kwaliteit, tarieven, wachttijd en bewezen werkzaamheid ....... 7 8. Meldplicht: geweld in zorgrelatie en ontslag disfunctionerende zorgverleners ............... 7 9. Vervallen verplichting kwaliteitsverslag .......................................................................... 7 Bijlage Verplichte melding bij de IGZ ..................................................................................... 9 Inhoud verplichte meldingen algemeen .............................................................................. 9 Inhoud verplichte melding calamiteit .................................................................................10 Inhoud verplichte melding van geweld in de zorgrelatie ....................................................10 Handelswijze IGZ bij meldingen calamiteiten en geweld in de zorgrelatie .........................11 Onderzoek door de zorgaanbieder ................................................................................11 Eigen onderzoek door IGZ ............................................................................................11 Inhoud verplichte melding van ontslag bij disfunctioneren .................................................12 Handelswijze IGZ bij meldingen ontslag bij disfunctioneren ..............................................12
Brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg Piet Mondriaanplein 25 • 3812 GZ Amersfoort • Postbus 830 • 3800 AV Amersfoort • T 033 460 89 00 • KVK 40483580
[email protected] • w w w .ggznederland.nl • IBAN: NL56 INGB 0687 2118 08 BIC: INGBNL2A • IBAN: NL08 ABNA 0408 3901 07 BIC: ABNANL2A
Andere niet-verplichte meldingen ......................................................................................13 Bijzondere bevoegdheid Inspectie bij ernstige bedreiging veiligheid cliënten of zorg ........17
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg Een overzicht van de nieuwe verplichtingen
Algemeen De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is 6 oktober 2015 aangenomen door de Eerste Kamer. De Wkkgz zal de huidige Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) en de Kwaliteitswet zorginstellingen gaan vervangen. De Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet vallen binnen de reikwijdte van de Wkkgz. De WMO niet. De Jeugdwet wordt er aan gekoppeld en daar komt nog een apart wetsvoorstel voor. Elke zorgaanbieder is op basis van de Wkkgz verplicht ‘goede zorg’ te leveren, over een klachtenregeling en een klachtenfunctionaris te beschikken en zich aan te sluiten bij een geschilleninstantie. Goede zorg is in de Wkkgz ook de verantwoordelijkheid van het bestuur. Zij moeten de zorg onder meer ‘veilig’ organiseren en checken hoe zorgverleners in het verleden hebben gefunctioneerd. Verder zullen zorgaanbieders gehouden worden aan de richtlijnen en protocollen die het Kwaliteitsinstituut gaat opnemen in een openbaar register. De Wkkgz is een kaderwet die ruimte biedt voor nadere uitwerking. Iedere zorgaanbieder krijgt de vrijheid een klachtenregeling te maken die rekening houdt met de aard van de zorg en de categorie van cliënten. De instelling van een klachtencommissie is niet verplicht. Wel bestaat straks de wettelijke verplichting een onafhankelijke klachtenfunctionaris aan te wijzen en dient de zorgaanbieder binnen zes weken met een oordeel over de klacht te komen en te laten weten welke maatregelen hij treft. Klagers kunnen ‘in beroep’ gaan bij een externe geschilleninstantie die bindend kan adviseren en een vergoeding van geleden schade kan toekennen tot € 25.000, -. De Wkkgz valt onder het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
Klachten en geschillen In de Wkkgz is een aantal nieuwe verplichtingen opgenomen betreffende de behandeling van klachten en geschillen.
1. Wkkgz geldt voor alle zorgaanbieders De verplichtingen gaan gelden voor alle zorgaanbieders en dus ook voor solistisch werkende zorgverleners, aanbieders van cosmetische ingrepen en van niet-reguliere zorg (d.w.z. alternatieve geneeswijzen). Voor solistisch werkende zorgverleners en aanbieders van andere zorg waren voorheen geen eisen opgenomen in wet- en regelgeving op dit gebied.
2. Klachten- en geschillenregeling moeten effectief en laagdrempelig zijn Het wetsvoorstel benadrukt dat de klachten- en geschillenbehandeling effectief en laagdrempelig moet zijn. Zorgaanbieders moeten een schriftelijke regeling treffen voor de laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten. Deze regeling moet onder de aandacht van patiënten worden gebracht. De verantwoordelijkheid voor klachtafhandeling ligt bij het bestuur van de instelling.
3. De zorgaanbieder moet een interne klachtenregeling opstellen In de klachtregeling moet minimaal worden gewaarborgd dat: 1. Als een klacht betrekking heeft op het handelen van een ander dan geadresseerde, de klacht op zorgvuldige wijze wordt overgedragen aan degene, op wiens handelen de klacht betrekking heeft, tenzij de klager daarvoor geen toestemming heeft gegeven. 2. Een gecombineerde behandeling van klachten plaatsvindt, indien een klacht betrekking heeft op zorg die wordt verleend in samenhang met zorg, ondersteuning of hulp die een ander verleent en de klager heeft doen weten dat hij ook bij die ander een klacht heeft ingediend, tenzij de klager daarvoor geen toestemming heeft gegeven. 3. dat de afhandeling van een klacht als bedoeld onder 2. plaatsvindt door of namens de betrokken zorgaanbieder en de betrokken ander gezamenlijk dan wel op een wijze die inhoudelijk recht doet aan de samenhang tussen de zorg, ondersteuning of hulp die zij verlenen. 4. als de afhandeling van een klacht namens de zorgaanbieder plaatsvindt door een of meer personen in dienst van de zorgaanbieder of door een of meer daartoe door hem aangewezen derden; a) de zorgaanbieder over die in behandeling zijnde klacht wordt geïnformeerd en, b) de zorgaanbieder een afschrift ontvangt van de schriftelijke mededeling aan klager (dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na indiening van de klacht moet gebeuren) waarin gemotiveerd is aangegeven tot welk oordeel het onderzoek van de klacht heeft geleid, welke beslissingen over en naar aanleiding van de klacht zijn genomen en binnen welke termijn maatregelen waartoe is besloten, zullen zijn gerealiseerd.
Verplichte klachtenfunctionaris De Wkkgz legt aan zorgaanbieders de verplichting op om een onafhankelijke klachtenfunctionaris aan te stellen. Zorgaanbieders moeten een persoon (of meerdere personen) aanwijzen die een klager gratis adviseert bij het indienen van een klacht en bijstaat bij zowel het formuleren van de klacht als het onderzoeken van oplossingen. Het Uitvoeringsbesluit Wkkgz geeft voor de klachtenfunctionaris minimale eisen: a. hij niet is betrokken bij de aangelegenheid waarop de klacht betrekking heeft; b. hij richt zich bij het verrichten van zijn werkzaamheden op het bereiken van een zo bevredigend mogelijke oplossing voor de klacht; c. hij heeft de vrijheid en zonder inmenging door de zorgaanbieder zijn werkzaamheden te verrichten overeenkomstig de wet, de voor hem geldende beroepsnormen1 en taakomschrijving. 1
Indien aangesloten bij de VKIG, Vereniging van Klachtenfunctionarissen in Instellingen voor Gezondheidszorg, check de info op de VKIG-website.
Voor de ggz lijkt de pvp te worden gelijkgesteld aan de klachtenfunctionaris, althans de Regering laat hierin (interpretatie)ruimte aan de zorgaanbieder; hij kan dat naar eigen inzicht regelen in de voorziening in interne klachtopvang en bemiddeling2. Hoe dat daadwerkelijk in de praktijk moet krijgen, is nog de vraag; de pvp is een bij wet (Bopz) ingestelde figuur die aan de kant van de patiënt/klager staat en dus per definitie partijdig is. Wij bevelen aan om naast de aanwezigheid van een pvp, ook een (groep van) functionaris(sen) aan te wijzen die in het voorkomende geval als bemiddelaar boven en onafhankelijk van de partijen kan (kunnen) fungeren. GGZ Nederland nodigt u uit uw inzichten hierover met ons te delen.
4 Verbreding mogelijke klagers Een klacht kan door of namens de cliënt, nabestaande, ouders, gemachtigde, mentor, curator en ‘andere naasten’ worden ingediend.
5. Termijnen klachtafhandeling De klacht moet binnen zes weken zijn afgehandeld, met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging van maximaal 4 weken.
6. Verplichte aansluiting bij geschilleninstantie De Wkkgz verplicht zorgaanbieders om aangesloten te zijn bij een geschilleninstantie (die moet worden opgericht door cliëntenorganisaties en zorgaanbieders gezamenlijk), die erkend moet zijn door de minister van VWS. Deze instantie kan een bindende uitspraak doen over een geschil/klacht en een vergoeding toekennen tot in ieder geval €25.000, -. Collectieve actie van belangenorganisaties is mogelijk.
7. Vervallen verplichtingen Het instellen van een klachtencommissie is niet langer verplicht. In de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen is een klachtenregeling verplicht gesteld die voorziet in de instelling van een dergelijke commissie. Met het wegvallen van deze regeling ligt de keuze bij de zorgaanbieder om wel of niet een klachtencommissie in te stellen of de klacht zelf te beoordelen. Daarnaast hoeft een zorgaanbieder niet meer jaarlijks een verslag op te stellen waarin hij verantwoording aflegt van de manier waarop hij de behandeling van klachten en geschillen heeft uitgevoerd.
Kwaliteit In de Wkkgz zijn de volgende nieuwe verplichtingen opgenomen (ten opzichte van de huidige Kwaliteitswet) betreffende de kwaliteit van zorg.
1. Reikwijdte ‘goede zorg’ De eerste nieuwe verplichting heeft betrekking op de reikwijdte van het begrip ‘goede zorg’. In het wetsvoorstel wordt de term ‘goede zorg’ (voorheen: ‘verantwoorde zorg’) gehanteerd 2
zie het antwoord van minister op de vragen van de leden van de Eerste Kamer (Nota n.a.v. het Verslag) o.a. op pagina 12 en 13.
om te duiden welke kwaliteit van zorg verwacht wordt van zorgaanbieders. In professionele en kwaliteitsstandaarden is voor de meeste zorgaanbieders al vastgelegd wat goede zorg inhoudt.
2. Vergewisplicht In de Wkkgz geldt de zogenaamde vergewisplicht. Dit houdt in dat de zorgaanbieder moet controleren hoe zorgverleners in het verleden hebben gefunctioneerd. Dit functioneren mag niet in de weg staan van het inzetten van deze zorgverleners bij het verlenen van zorg.
3. Verklaring omtrent gedrag (VOG) Het Uitvoeringsbesluit Wkkgz stelt een aanvraag van een VOG verplicht voor: 1. instellingen in de langdurige zorg (Wlz) en klinische geneeskundige ggz (Zvw) a) voor nieuw e medewerkers die b) beroepsmatig3 c) zorg verlenen aan zijn patiënten en d) voor andere personen dan zorgverleners die met zijn patiënten in contact kunnen komen, e) de VOG mag op het tijdstip waarop de betrokkene voor de zorgaanbieder gaat werken, niet ouder zijn dan drie maanden. 2. De solistisch werkende zorgverlener in de Wlz; de VOG mag niet ouder zijn dan drie jaar.
4. Schriftelijke overeenkomsten sluiten met zorgverleners die niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in de zorginstelling Een zorgaanbieder mag alleen zorg laten verlenen door mensen en organisaties met wie een schriftelijke overeenkomst is gesloten. Deze overeenkomst moet waarborgen dat deze zorgverleners of organisaties voldoen aan de wettelijke verplichtingen en aan de regels van de zorgaanbieder over de zorgverlening.
5. Regeling van het intern melden van incidenten De wet bevat de regeling dat gegevens uit intern gemelde incidenten niet gebruikt mogen worden als bewijs in civielrechtelijke, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke procedures. Ook mogen disciplinaire of bestuurlijke maatregelen, of bestuurlijke sancties niet gebaseerd zijn op deze gegevens. De uitzondering hierop is dat de gegevens wel voor strafrechtelijk bewijs mogen worden gebruikt door het Openbaar Ministerie als er sprake is van vermoedens van een ernstig strafbaar feit en deze informatie niet redelijkerwijs op een andere manier kunnen worden verkregen. In het Uitvoeringsbesluit Wkkgz worden nadere regels voor de zorgaanbieder gesteld: 1. Stel een interne procedure voor het melden van incidenten op. De zorgaanbieder moet minimaal inzicht geven op de processen over: a) Hoe worden incidenten in kaart worden gebracht; b) hoe worden incidenten ten behoeve van het uitvoeren van een analyse gemeld; 3
Vrijwilligers, stagiaires en uitzendkrachten vallen hier niet onder.
c) hoe worden incidenten, met inschakeling van de daarbij betrokken zorgverlener, collega’s en andere deskundigen, onderzocht; d) hoe wordt zo snel mogelijk besloten over de op basis van het onderzoek van een melding te nemen maatregelen ter waarborging van de kwaliteit van de zorg; e) hoe worden de betrokken zorgverlener en het betrokken organisatieonderdeel ingelicht over de uitkomsten en conclusies van de analyse? 2. De interne procedure incidenten bevat voorts: a) de aanwijzing van een of meer functionarissen bij wie incidenten worden gemeld; b) de toedeling van de verantwoordelijkheden aan de onder a bedoelde en andere functionarissen; c) uitgangspunten betreffende de onafhankelijke oordeelsvorming, de deskundigheid en de bij- en nascholing van de onder a bedoelde functionarissen; d) waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens, waaronder in elk geval het voorkomen van bovenmatige gegevensverwerking, het zo spoedig mogelijk anonimiseren van gegevens en de beveiliging van het meldingssysteem; e) waarborgen voor de melder en de onder a bedoelde functionarissen tegen gevolgen van het naleven van de interne procedure.
6. Verstrekking van informatie door zorgaanbieders aan cliënten Zorgaanbieders moeten cliënten op de hoogte stellen van een incident. Dit betreffen alleen de incidenten die merkbare gevolgen (kunnen) hebben voor een cliënt. Naast dat cliënten over een incident geïnformeerd moeten worden, moet een zorgaanbieder hiervan ook een aantekening maken in het cliëntendossier.
7. Informatie aan cliënt over kwaliteit, tarieven, wachttijd en bewezen werkzaamheid Zorgaanbieders moeten de cliënt (aanvullende) informatie verstrekken over de kwaliteit en de tarieven van de aangeboden zorg en over de wachttijd en bewezen werkzaamheid van de zorg. Deze verplichting heeft als doel om cliënten in staat te stellen een goede keuze te maken voor een zorgaanbieder. Op dit moment geldt er een verplichting op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor zorgaanbieders om transparant te zijn over hun zorgaanbod. Met dit wetsvoorstel geldt echter specifiek de verplichting voor zorgaanbieders om vragen van cliënten over de aangeboden zorg te beantwoorden.
8. Meldplicht: geweld in zorgrelatie en ontslag disfunctionerende zorgverleners Zorgaanbieders moeten onder de Wkkgz gew eld in de zorgrelatie gaan melden bij de IGZ. Seksueel misbruik valt in de Wkkgz onder het bredere begrip ‘geweld in de zorgrelatie’. Dus met dit wetsvoorstel moeten zorgaanbieders niet alleen calamiteiten en seksueel misbruik melden, maar alle vormen van geweld in de zorgrelatie én ontslag wegens ernstig disfunctioneren. Het Uitvoeringsbesluit Wkkgz geeft een nadere uitwerking van deze meldplichten. Een overzicht daarvan vindt u in de bijlage bij deze notitie.
9. Vervallen verplichting kwaliteitsverslag Voor zorgaanbieders is de verplichting komen te vervallen om een kwaliteitsverslag op te stellen. De (oude) Kwaliteitswet verplichtte zorgaanbieders jaarlijks een verslag te sturen aan
de IGZ, waarin zij verantwoording afleggen van de manier waarop zij de eisen in de wet hebben uitgevoerd en van de kwaliteit van de verleende zorg. In de Wkkgz komt deze verplichting niet meer voor.
Bijlage Verplichte melding bij de IGZ 1. De zorgaanbieder doet onverwijld4 melding aan de IGZ van: a) iedere calamiteit die bij de zorgverlening heeft plaatsgevonden; b) geweld in de zorgrelatie; c) de opzegging, ontbinding of niet-voortzetting van een overeenkomst met een zorgverlener op grond van disfunctioneren. 2. De zorgaanbieder en de zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de IGZ de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. 3. De Inspectie bevestigt de ontvangst van een verplichte melding zo spoedig mogelijk schriftelijk of elektronisch aan de melder, met daarin: a) de contactgegevens van de Inspectie; b) of uiterlijk binnen vier weken na de datum van de ontvangstbevestiging aan c) de melder, een beknopte omschrijving van de acties die de Inspectie zal ondernemen en binnen welke termijn 4. Indien de zorgaanbieder inhoudelijk niet heeft voldaan aan de eisen van de melding, stelt de Inspectie de betrokken zorgaanbieder schriftelijk of elektronisch in de gelegenheid binnen twee weken de melding aan te vullen. 5. De betrokken zorgaanbieder en de betrokken zorgverleners verstrekken na een verplichte melding desgevraagd aan de Inspectie alle gegevens, inclusief persoonsgegevens en, indien de Inspectie zulks onder opgave van redenen verzoekt, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens van de bij de gemelde feiten betrokken cliёnt of cliënten en de betrokken zorgverleners, die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.
Inhoud verplichte meldingen algemeen 1. Een verplichte melding gebeurt a) elektronisch of schriftelijk bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg5 (IGZ)en bevat: b) de naam en contactgegevens van de zorgaanbieder die de melding doet, c) de in het Handelsregister opgenomen unieke KvK- nummers, betreffende de zorgaanbieder/onderneming en diens vestiging; d) de naam en de functie van de melder; e) de dagtekening van de melding; f) indien bij een melding een product betrokken is, de naam van het product en de naam en de contactgegevens van het bij het product betrokken bedrijf; g) de vermelding of het gaat om een calamiteit, geweld in de zorgrelatie of ontslag in verband met disfunctioneren; h) de vermelding of het gaat om een zorgverlener die is ingeschreven in het BIGregister en i) in voorkomend geval de naam, de contactgegevens en de geboortedatum van de betrokken cliёnt. 4
onverwijld is: zonder uitstel, nadat de zorgaanbieder kennis heeft gekregen van het geweld, heeft kunnen vaststellen dat sprake is van een calamiteit of zodra duidelijk is geworden dat een zorgverlener vertrekt of zal vertrekken wegens zijn oordeel over diens functioneren. 5 De IGZ voorziet ook in een meldingenformulier.
Inhoud verplichte melding calamiteit Een calamiteit is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid. De melding van de zorgaanbieder aan de IGZ bevat: 1. een feitelijke omschrijving van de calamiteit en de datum waarop deze heeft plaatsgehad; 2. een beknopte omschrijving van de acties die door of namens de betrokken zorgaanbieder zijn en zullen worden ondernomen, en 3. de termijn waarbinnen de beschreven acties zullen plaatsvinden: a) om de calamiteit te onderzoeken; b) ter beperking of tot bevordering van herstel van de gevolgen van de calamiteit; c) om de cliënt, diens wettelijke vertegenwoordiger of diens nabestaanden in te lichten over de calamiteit, de maatregelen die de zorgaanbieder naar aanleiding van de calamiteit neemt of zal nemen en over de bij de zorgaanbieder aanwezige klachtbehandeling; of de calamiteit in verband met een redelijk vermoeden van het plegen van een strafbaar feit ter kennis is of zal worden gebracht van het openbaar ministerie.
Inhoud verplichte melding van geweld in de zorgrelatie Gew eld in de zorgrelatie is het seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede geweld jegens een cliënt, door iemand die in dienst of in opdracht van een instelling of opdrachtnemer van een instelling werkzaam is, dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een instelling verblijft. De melding van de zorgaanbieder aan de IGZ bevat: 1. een feitelijke omschrijving van het geweld en de datum waarop dit heeft plaatsgehad; 2. de naam, de contactgegevens en de functie van de personen, anders dan de cliënt, jegens wie het geweld is gepleegd, die bij het geweld waren betrokken; 3. een beknopte omschrijving van de acties die door of namens de betrokken zorgaanbieder zijn en zullen worden ondernomen, en 4. de termijn waarbinnen een en ander zal plaatsvinden: a) om het geweld in de zorgrelatie te onderzoeken; b) ter beperking of tot bevordering van herstel van de gevolgen van het c) geweld; d) om de cliënt jegens wie het geweld is gepleegd of diens wettelijke vertegenwoordiger in te lichten over het geweld, de maatregelen die de zorgaanbieder naar aanleiding daarvan neemt of zal nemen, en over de bij de zorgaanbieder aanwezige klachtbehandeling; en of het geweld in verband met een redelijk vermoeden van het plegen van een strafbaar feit ter kennis is of zal worden gebracht van het openbaar ministerie.
Handelswijze IGZ bij meldingen calamiteiten en geweld in de zorgrelatie Onderzoek door de zorgaanbieder 1. De Inspectie vergaart de kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen die nodig is om te kunnen vaststellen of sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins voor het leveren van goede zorg een bedreiging kan betekenen en deswege aanleiding kan geven tot het nemen van maatregelen. 2. De Inspectie stelt de betrokken zorgaanbieder in de gelegenheid om met inachtneming van door de Inspectie aan te geven eisen binnen van acht weken zelf onderzoek te doen naar de relevante feiten, tenzij de aard van de melding of andere informatie over de betrokken zorgaanbieder dan wel het betrokken bedrijf de Inspectie aanleiding geeft dit niet te doen. 3. De Inspectie kan de termijn op verzoek van de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf verlengen. 4. De door de IGZ gestelde eisen hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop de betrokken cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger of diens nabestaande a) wordt geïnformeerd over de calamiteit of het geweld, b) betrokken wordt bij het onderzoek en c) wordt geïnformeerd over de resultaten daarvan. Eigen onderzoek door IGZ 5. De Inspectie verricht zelf het nodige onderzoek, indien zij vaststelt dat a) de betrokken zorgaanbieder niet zelf het gevraagde onderzoek doet, of b) het onderzoek niet voldoet aan de door de IGZ gestelde eisen. 6. Indien de Inspectie zelf het nodige onderzoek doet: a) deelt zij schriftelijk of elektronisch aan de melder mede b) binnen welke termijn het onderzoek zal plaatsvinden; c) hoort zij de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, de betrokken cliënt, diens vertegenwoordiger of diens nabestaande en, tenzij dit naar haar oordeel niet relevant is voor het onderzoek, zo mogelijk, andere personen die direct zijn betrokken bij de feiten waarop de melding betrekking heeft; d) Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt voorgelegd aan degenen met wie is gesproken. Zij krijgen de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk of elektronisch te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het verslag. De ontvangen correcties worden in het verslag verwerkt of gemotiveerd terzijde gelegd. e) De IGZ wint het schriftelijke of elektronische advies in van een of meer deskundigen, indien dat naar haar oordeel van belang is voor het onderzoek. 7. Indien de Inspectie op grond van haar onderzoek vaststelt dat de aangelegenheid waarop de melding betrekking heeft, zorgvuldig is onderzocht en dat door de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf voldoende maatregelen zijn getroffen, beëindigt de Inspectie het onderzoek naar aanleiding van de melding. 8. De Inspectie doet van de beëindiging schriftelijk of elektronisch en gemotiveerd mededeling aan de melder en de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf. 9. In alle andere gevallen legt de Inspectie na beëindiging van het onderzoek, de relevante feiten in een conceptrapport vast. 10. Een conceptrapport wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de melder, de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf en natuurlijke personen die gehoord zijn tijdens
het onderzoek, die vier weken schriftelijk of elektronisch kunnen reageren op feitelijke onjuistheden in het conceptrapport. 11. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reacties, doch in ieder geval binnen vier weken na de gegeven reactietermijn van vier weken, stelt de Inspectie een rapport vast over het onderzoek van de melding. 12. Het rapport bevat de relevante feiten, de conclusies van de Inspectie en de te nemen maatregelen. 13. Bij de vaststelling van het rapport betrekt de Inspectie de reacties van betrokkenen. 14. Indien de Inspectie een reactie niet of niet geheel overneemt, deelt zij dit schriftelijk of elektronisch gemotiveerd aan de betrokkene mede en neemt zij de zienswijzen van betrokkenen op in het vast te stellen rapport. 15. Indien geconcludeerd wordt in het conceptrapport dat er ten aanzien van een zorgverlener sprake is of is geweest van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen, of met het oog op het belang van een goede zorg anderszins noodzaakt tot nader onderzoek, wordt het rapport niet vastgesteld dan nadat de betrokken zorgverlener in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze terzake naar voren te brengen. 16. De Inspectie stuurt na vaststelling het rapport zo spoedig mogelijk schriftelijk of elektronisch aan de melder, de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf en de bij het onderzoek betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen.
Inhoud verplichte melding van ontslag bij disfunctioneren De melding van de zorgaanbieder aan de IGZ bevat: 1. een feitelijke omschrijving van het ernstig tekortschieten van een zorgverlener dat tot ontslag in verband met disfunctioneren door de zorgaanbieder heeft geleid of de zorgverlener kennelijk aanleiding heeft gegeven de overeenkomst niet voort te zetten; 2. de naam, de contactgegevens en de functie van de betrokken zorgverlener, alsmede in voorkomend geval diens BIG-registratienummer; 3. een beknopte omschrijving van de acties die door of namens de betrokken zorgaanbieder zijn ondernomen om: a) het functioneren van de zorgverlener met deze te bespreken; b) diens functioneren te verbeteren; c) in voorkomend geval, de mededeling dat een zaak bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhangig is of zal worden gemaakt.
Handelswijze IGZ bij meldingen ontslag bij disfunctioneren 1. De Inspectie vergaart de kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen die nodig is om te kunnen vaststellen of sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins voor het leveren van goede zorg een bedreiging kan betekenen en daarom aanleiding kan zijn tot het nemen van maatregelen. 2. De Inspectie verricht nader onderzoek naar aanleiding van een melding en nodigt daartoe in elk geval de betrokken zorgverlener uit voor een gesprek binnen een door de Inspectie te stellen redelijke termijn. 3. Indien de betrokken zorgverlener niet is ingeschreven in het BIG- register kan het nader onderzoek achterwege blijven, tenzij naar het oordeel van de Inspectie op grond van de
melding gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een ernstig risico bestaat voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins het leveren van goede zorg. 4. In het gesprek onderzoekt de Inspectie of er aanleiding bestaat tot het nemen van maatregelen, en betrekt daarbij wat de stand van zaken is en welke de voornemens van de betrokken zorgverlener zijn met betrekking tot: a) voortzetting of hervatting van zijn werkzaamheden; b) het wegnemen of verbeteren van de aspecten in zijn functioneren die tot het ontslag in verband met disfunctioneren hebben geleid of die de zorgverlener kennelijk aanleiding hebben gegeven de overeenkomst niet voort te zetten. 5. Na beëindiging van het nader onderzoek, legt de Inspectie de relevante feiten in een conceptrapport vast. 6. Indien de betrokken zorgverlener voldoende bereidheid toont tot het ondernemen van verbeterstappen, bevat het conceptrapport in elk geval a) de stappen die de zorgverlener zal ondernemen, b) de termijnen waarbinnen deze stappen zullen worden ondernomen en c) de wijze waarop hij de Inspectie van de voortgang daarin op de hoogte zal houden. 7. Een conceptrapport wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de betrokken zorgverlener. 8. De betrokken zorgverlener krijgt de gelegenheid binnen vier weken schriftelijk of elektronisch te reageren op feitelijke onjuistheden in het conceptrapport. 9. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reacties, doch in ieder geval binnen vier weken na de gegeven reactietermijn van vier weken, stelt de Inspectie een rapport vast over het onderzoek van de melding. 10. Het rapport bevat de relevante feiten, de conclusies van de Inspectie en de te nemen maatregelen. 11. Bij de vaststelling van het rapport betrekt de Inspectie de reacties van betrokkenen. 12. Indien de Inspectie een reactie niet of niet geheel overneemt, deelt zij dit schriftelijk of elektronisch gemotiveerd aan de betrokkene mede en neemt zij de zienswijzen van betrokkenen op in het vast te stellen rapport. 13. Indien geconcludeerd wordt in het conceptrapport dat er ten aanzien van een zorgverlener sprake is of is geweest van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen, of met het oog op het belang van een goede zorg anderszins noodzaakt tot nader onderzoek, wordt het rapport niet vastgesteld dan nadat de betrokken zorgverlener in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze terzake naar voren te brengen. 14. De Inspectie stuurt na vaststelling het rapport zo spoedig mogelijk schriftelijk of elektronisch aan de melder, de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf en de bij het onderzoek betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen.
Andere niet-verplichte meldingen 1. Een andere melding geschiedt elektronisch of schriftelijk bij de Inspectie. 2. Een andere melding bevat: a) de naam en de contactgegevens van de melder b) de hoedanigheid/functie waarin hij de melding doet; c) datum van de melding; d) de naam en, zo mogelijk, contactgegevens van de zorgaanbieder op wie de melding betrekking heeft;
2.
3.
4.
5.
6.
e) indien bij een melding een product betrokken is, de naam van het product en de naam en de contactgegevens van het bij het product betrokken bedrijf; f) de situatie waarop de melding betrekking heeft en de datum waarop deze situatie heeft plaatsgehad. Een andere melding bevat, zo mogelijk, de vermelding of de melding betrekking heeft op: a) het functioneren van de zorg of b) de kwaliteitsborging van de zorgaanbieder; c) het professioneel functioneren van een zorgverlener; d) een product of het handelen van een bij een product betrokken bedrijf; e) handelingen waarop de strafbepalingen uit de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van toepassing zijn; f) het niet of niet geheel voldoen door een zorgaanbieder aan de artikelen 13 (schriftelijke klachtregeling), 15 (klachtenfunctionaris), 18, eerste en vijfde lid (aansluiting bij geschilleninstantie respectievelijk informeren van cliënten en vertegenwoordigers), en 23 (geheimhoudingsplicht) van de wet. De Inspectie bevestigt de ontvangst van een andere melding zo spoedig mogelijk schriftelijk of elektronisch aan de melder, onder vermelding van de datum waarop de melding in behandeling is genomen en contactgegevens van de Inspectie. Indien de melding niet volledig is, stelt de Inspectie de melder schriftelijk of elektronisch in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken de melding aan te vullen, tenzij de melder niet bekend is. Indien de melding niet binnen twee weken is aangevuld of de melder bij de Inspectie niet bekend is en onderzoek van de melding daardoor niet mogelijk is, kan de Inspectie de melding buiten verdere behandeling laten. De Inspectie doet hiervan, zo mogelijk, mededeling aan de melder. Indien de melder bij een andere melding heeft aangegeven anoniem te willen blijven voor anderen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn dan de Inspectie, treft de Inspectie waarborgen om herleidbaarheid naar de melder te voorkomen.
7. De Inspectie stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van vier weken na de datum waarop de andere melding in behandeling is genomen, vast of er aanleiding bestaat deze nader te onderzoeken. Deze termijn kan worden verlengd met twee weken.
8. Een andere melding wordt niet nader onderzocht, indien: a) andere, wettelijke of krachtens internationale verplichtingen voorgeschreven procedures gehanteerd moeten worden, b) de melding al voorwerp van onderzoek door de Inspectie is geweest, of c) de melding betrekking heeft op een gebeurtenis die zich langer dan twee jaar geleden heeft voorgedaan, tenzij de inhoud van de melding naar het oordeel van de Inspectie nader onderzoek noodzakelijk maakt. 9. De Inspectie doet van haar vaststelling schriftelijk of elektronisch en gemotiveerd mededeling aan de melder. 10. Indien de Inspectie heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is de andere melding nader te onderzoeken, informeert hij melder daarover, vergezeld van informatie over andere mogelijkheden tot het verkrijgen van een oordeel over de gemelde situatie. 11. Indien de Inspectie heeft vastgesteld dat er aanleiding is de andere melding nader te onderzoeken, informeert hij melder daarover, vergezeld van een beknopte omschrijving van de acties die de Inspectie zal ondernemen en de termijn waarbinnen een en ander
zal plaatsvinden. In dat geval doet de Inspectie van haar vaststelling voorts schriftelijk of elektronisch mededeling aan de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, indien deze niet de melder zijn. 12. De betrokken zorgaanbieder en de betrokken zorgverleners verstrekken desgevraagd aan de Inspectie alle gegevens die voor het onderzoeken van de andere melding noodzakelijk zijn. Tot de gegevens behoren persoonsgegevens van de bij de gemelde feiten betrokken cliёnt of cliënten en de betrokken zorgverleners. 13. De Inspectie onderzoekt een andere melding nader, indien deze naar het oordeel van de Inspectie: a) wijst of kan wijzen op een ernstige bedreiging voor de veiligheid van cliënten of de zorg, b) met het oog op het belang van een goede zorg of de veiligheid van de cliënten anderszins redelijkerwijs noodzaakt tot nader onderzoek, of c) betrekking heeft op het niet of niet geheel voldoen door een zorgaanbieder aan de artikelen 13 (schriftelijke klachtregeling), 15 (klachtenfunctionaris), 18, eerste en vijfde lid (aansluiting bij geschilleninstantie respectievelijk informeren van cliënten en vertegenwoordigers), en 23 (geheimhoudingsplicht) van de wet. 14. De inspectie vergaart hiervoor binnen een termijn van vier maanden, welke eenmaal met ten hoogste vier maanden kan worden verlengd, de nadere kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen die nodig is om te kunnen vaststellen of sprake is van een situatie zoals beschreven in het voorgaande artikel. 15. De Inspectie stelt de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, in de gelegenheid om met inachtneming van door de Inspectie aan te geven eisen binnen een termijn van acht weken zelf onderzoek te doen naar de relevante feiten, tenzij de aard van de melding of andere informatie over de betrokken zorgaanbieder dan wel het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, de Inspectie aanleiding geeft dit niet te doen. 16. De eisen van de Inspectie hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop de melder dan wel de betrokken cliënt, indien deze niet de melder is, dan wel diens vertegenwoordiger of diens nabestaande betrokken wordt bij het onderzoek. 17. De Inspectie kan de termijn op verzoek van de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, verlengen. 18. De Inspectie verricht zelf het nodige onderzoek, indien zij vaststelt dat de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het bevolkingsonderzoek of het wetenschappelijk onderzoek verricht, niet zelf het gevraagde onderzoek doet, of het onderzoek niet voldoet aan de gestelde eisen. 19. Indien de Inspectie zelf het nodige onderzoek doet: a) deelt zij schriftelijk of elektronisch aan de melder mede binnen welke termijn het onderzoek zal plaatsvinden; b) hoort zij de melder, tenzij deze daarop geen prijs stelt; c) hoort zij de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, en de betrokken cliënt, indien deze niet de melder is, dan wel diens vertegenwoordiger of diens nabestaande en, tenzij dit naar haar oordeel niet relevant is voor het onderzoek, zo mogelijk, andere personen die direct zijn betrokken bij de feiten waarop de melding betrekking heeft;
d) wint zij het schriftelijke of elektronische advies in van een of meer deskundigen, indien dat naar haar oordeel van belang is voor het onderzoek. 20. Van het horen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt voorgelegd aan degenen met wie gesproken is. Zij krijgen de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk of elektronisch te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het verslag. De ontvangen correcties worden in het verslag verwerkt dan wel gemotiveerd terzijde gelegd. 21. De Inspectie beëindigt het onderzoek van een andere melding, indien zij a) op grond van haar onderzoek vaststelt dat geen sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg, dan wel anderszins voor het leveren van goede zorg of de veiligheid van de cliënten een bedreiging kan betekenen of dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld in strijd met de 13, 15, 18, eerste en vijfde lid, en 23 van de wet. b) op grond van het onderzoek door de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, vaststelt dat de aangelegenheid waarop de melding betrekking heeft, naar haar oordeel zorgvuldig is onderzocht en dat door de betrokken zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, voldoende maatregelen zijn getroffen. 22. De Inspectie doet van de beëindiging schriftelijk of elektronisch en gemotiveerd mededeling aan de melder, de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het bevolkingsonderzoek of het wetenschappelijk onderzoek verricht. 23. Na beëindiging van het onderzoek, niet door de Inspectie verricht, legt de Inspectie de relevante feiten vast in een conceptrapport. 24. Het conceptrapport wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de melder, de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, de betrokken cliënt, indien deze niet de melder is, en de natuurlijke personen of rechtspersonen die gehoord zijn tijdens het onderzoek. 25. Degenen aan wie het conceptrapport ter kennis is gebracht, krijgen de gelegenheid binnen een termijn van vier weken schriftelijk of elektronisch te reageren op feitelijke onjuistheden in het conceptrapport. 26. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reacties, doch in ieder geval binnen vier weken na verloop van de reactietermijn, stelt de Inspectie een rapport vast over het onderzoek van de melding. Het rapport bevat de relevante feiten, de conclusies van de Inspectie en de te nemen maatregelen. 27. Bij de vaststelling van het rapport betrekt de Inspectie de reacties van betrokkenen. 28. Indien de Inspectie een reactie niet of niet geheel overneemt, deelt zij dit schriftelijk of elektronisch gemotiveerd aan de betrokkene mede en neemt zij de zienswijzen van betrokkenen op in het vast te stellen rapport. 29. Indien geconcludeerd wordt in het conceptrapport dat er ten aanzien van een zorgverlener sprake is of is geweest van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen, of met het oog op het belang van een goede zorg anderszins noodzaakt tot nader onderzoek, wordt het rapport niet vastgesteld dan nadat de betrokken zorgverlener in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze terzake naar voren te brengen. 30. De Inspectie stuurt het rapport zo spoedig mogelijk aan a) de melder,
b) de zorgaanbieder of het betrokken bedrijf, dan wel degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, c) de betrokken cliënt, indien deze niet de melder is, en d) de natuurlijke personen of rechtspersonen die gehoord zijn tijdens het onderzoek.
Bijzondere bevoegdheid Inspectie bij ernstige bedreiging veiligheid cliënten of zorg 1. Indien de Inspectie van oordeel is dat het onverwijld nemen van maatregelen noodzakelijk is met het oog op de veiligheid van cliënten of de zorg, is de Inspectie bevoegd af te wijken van de artikelen 8.1 tot en met 8.25 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. 2. De Inspectie houdt ten behoeve van het verstrekken van informatie aan de zorgaanbieders die een instelling zijn, aantekening in een register van het feit dat ten aanzien van een zorgverlener in een rapport als bedoeld in artikel 8.11, 8.14 of 8.25 is vastgesteld dat sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen. 3. De aantekening omvat: a) identificerende gegevens van de zorgverlener, b) de datum waarop het rapport is vastgesteld. 4. De aantekening wordt uit het bestand verwijderd als sinds de vaststelling vijf jaren zijn verstreken. 5. Indien een zorgaanbieder die een instelling is, ter voldoening van zijn vergewisplicht dat zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, in het verleden goed hebben gefunctioneerd, aan de Inspectie verzoekt om ten aanzien van een zorgverlener informatie te verstrekken uit het aantekeningenregister, deelt de Inspectie hem zo spoedig mogelijk mede of ten aanzien van de zorgverlener een aantekening bestaat en zo ja, onder vermelding van de daarbij vermelde datum.