Wesselseweg VII wijzigingsplan van het bestemmingsplan Buitengebied 2012
(januari 2014)
Nr. 1191
Wesselseweg VII
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
3 INLEIDING
3
Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Geldende bestemmingen
4 4 4
Hoofdstuk 3
6
PLANBESCHRIJVING
Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER 4.1 Provincie 4.2 Gemeente
7 7 7
Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN 5.1 Bodem 5.2 Cultuurhistorie 5.3 Ecologie 5.4 Externe veiligheid 5.5 Geluid 5.6 Geur 5.7 Leidingen 5.8 Luchtkwaliteit 5.9 Milieueffectrapportage 5.10 Milieuzonering 5.11 Natuur en landschap 5.12 Veiligheid 5.13 Water
9 9 9 9 10 10 10 11 11 11 12 12 12 13
Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN 6.1 Juridische aspecten 6.2 Handhaving
14 14 14
Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 7.1 Grondexploitatie
16 16
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 8.2 Zienswijzen
17 17 17
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Geldend bestemmingsplan-1 Bijlage 2 Archeologisch vooronderzoek Bijlage 3 Erfinrichtingsplan
19 20 58 80
Regels
83
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
INLEIDENDE REGELS Begrippen Wijziging bestemming
84 84 84
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Algemene regels Slotregel
85 85
2
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Toelichting Hoofdstuk 1
INLEIDING
VOF Van Maanen heeft aan de Wesselseweg 72-bis te Barneveld een gemengd agrarisch bedrijf. Het bedrijf bestaat uit melkkoeien, enig jongvee en opfokleghennen. Het bedrijf heeft een milieuvergunning waarin een nieuwe ligboxenstal is opgenomen. De milieuvergunning is verleend op 2 mei 2007. Initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend om de nieuwe ligboxenstal voor 80 melkkoeien te mogen bouwen aan de overzijde van de ter plaatse gelegen verbindingsweg (tussen Wesselseweg en Nieuw Norschoterweg). Op deze manier is het mogelijk de melkveehouderij te moderniseren en beweiding toe te passen. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. De nieuwe melkkoeienstal valt buiten het bestaande agrarisch bouwperceel. Daarom is een wijziging van het geldende bestemmingsplan nodig.
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
3
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 2 2.1
BEST AANDE SIT UAT IE
Begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied ten oosten van de kern Barneveld. Het plangebied wordt begrensd door agrarisch gebied met aan de noordzijde de Wesselseweg. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Barneveld, sectie C. nummers 6893, 7698 en 7699.
afbeelding 1: Ligging plangebied
2.2
Geldende bestemmingen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en heeft de bestemming "Agrarisch". Realisatie van de melkkoeienstal is binnen het bestaande bouwperceel niet mogelijk. Het wijzigingsplan heeft uitsluitend betrekking op de plankaart. De voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 zijn vigerend. De relevante voorschriften zijn bijgevoegd onder bijlage 1. In artikel 3.7 lid 1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 is onder voorwaarden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het veranderen van de vorm van een agrarisch bouwperceel. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan medewerking worden verleend aan de bouw van de nieuwe ligboxenstal.
4
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Afbeelding 2: geldend bestemmingsplan plangebied Wesselseweg 72-bis
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
5
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 3
PLANBESCHRIJVING
Aan de Wesselseweg 72-bis te Barneveld is een gemengd agrarisch bedrijf met melkkoeien, jongvee en opfokleghennen gevestigd. Het bestaande agrarisch bouwperceel heeft een oppervlakte van 1,20 ha. Dit wijzigingsplan voorziet er in om de bouw van een nieuwe melkkoeienstal voor 80 melkkoeien mogelijk te maken. De nieuwe melkkoeienstal is geprojecteerd ten oosten van de ter plaatse gelegen verbindingsweg. Het gaat om een uitbreiding van het agrarisch bouwperceel met 1185 m2. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld. Voor de realisatie hiervan is een bankgarantie afgegegeven.
6
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 4 4.1
Provincie
4.1.1
Structuurvisie
BELEIDSKADER
Provinciale Staten heeft op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De planlocatie ligt in een gebied dat is aangeduid als landbouwontwikkelingsgebied. In dit gebied is nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk. 4.1.2
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2012 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 2 maart 2011 in werking getreden. Met de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn. Het onderhavige plan is niet in strijd met de provinciale verordening. 4.1.3
Reconstructieplan
In het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost (GVUO), binnen de beleidskaart 'Reconstructiezonering, Intensieve Veehouderij', is het betreffende perceel gelegen in het zogenaamde landbouwontwikkelingsgebied (log). In de landbouwontwikkelingsgebieden ligt het primaat bij de landbouw en wordt het behoud en uitbreiding van productieruimte zo veel mogelijk veilig gesteld. Uitbreiding en ook nieuwvestiging van intensieve veehouderij is mogelijk, maar maximaal gebruik van de bestaande locaties staat voorop. Het plan is in overeenstemming met de uitgangspunten van het reconstructiebeleid.
4.2
Gemeente
4.2.1
Structuurvisie
Structuurvisie Buitengebied Barneveld De structuurvisie Buitengebied Barneveld is op 21 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Structuurvisie Buitengebied wordt specifiek ingegaan op onderwerpen als landbouw, recreatie en landschap in de periode tot 2020. Met deze Structuurvisie Buitengebied biedt de gemeente Barneveld ruimte voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur, woon - en leefmilieu. Ontwikkelingen in de landbouw en bij recreatieve bedrijven zijn van grote invloed op de omgevingskwaliteiten natuur, landschap en woon- en leefomgeving. Deze omgevingskwaliteiten zijn ook de belangrijkste vestigingsfactoren voor het buitengebied. Initiatieven beoordeelt de gemeente daarom mede op de mate waarin ze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld effecten op landschap (beeldkwaliteit), woon en leefmilieu, verkeer en natuur. Dit moet leiden tot een landschappelijk fraai buitengebied met goed ingepaste ontwikkelingen. Een buitengebied dat op die manier wordt ingericht is een aangename plek om te werken en te recreëren. De structuurvisie beoogt daarbij ontwikkelingsruimte te bieden aan goede initiatieven en wil een basis zijn voor samenwerking om die te realiseren. Bovenstaande aanpak geldt voor het hele buitengebied. Daarnaast worden deelgebieden onderscheiden met beleidsaccenten op grond van landschappelijke kenmerken en zones op grond van een specifieke functie (zie bijlage 8 Structuurvisie). Per deelgebied en zone is een ontwikkelingsrichting met kwaliteitsbeeld beschreven. Het kwaliteitsbeeld vormt het ruimtelijk toetsingskader. Het stelt eisen die richtinggevend zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Deze (minimum) eisen zijn kaderstellend voor het Bestemmingsplan
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
7
Wesselseweg VII
Agrarisch bedrijvenlandschap Intensieve landbouw is de belangrijkste gebruiksvorm van dit deelgebied. Het beleid is gericht op herstructurering en passende schaalvergroting, waarbij productieruimte beschikbaar komt voor op de toekomst gerichte bedrijven die in staat zijn om te groeien en daarin te investeren. 4.2.2
Bestemmingsplan
Middels een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan (artikel 3.7 lid 1 van de regels) is het mogelijk om met toepassing van artikel 3.6 van de Wro het bouwvlak te vergroten, met inachtneming van het volgende: a. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel mag maximaal 1,5 ha. bedragen; De oppervlakte van het nieuwe agrarisch bouwperceel is 1,20 ha. De grootte valt derhalve binnen de 1,5 ha. b. de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige en/of duurzame bedrijfsvoering; noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering; Met de bouw van de nieuwe melkk oeienstal zal de bedrijfsvoering worden gemoderniseerd en ontstaat een toekomstbestendig bedrijf. c. er dient te worden gestreefd naar een compacte bouwvlakvorm, voor zover dat streven geen afbreuk doet aan een zorgvuldige landschappelijke inpassing; Met de bouw van de nieuwe ligboxenstal voor 80 melkkoeien blijft het bouwperceel voldoende compact. d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, al dan niet door het nemen van passende maatregelen; Binnen het huidige agrarisch bouwperceel en de directe nabijheid ervan is geen sprake van aanwezige waardevolle elementen/houtopstanden. De nieuwe stal zal landschappelijk worden ingepast. De landschappelijke inpassing is opgenomen in een beplantingsplan. Met een bankgarantie is geregeld dat het beplantingsplan ook daadwerk elijk wordt gerealiseenrd. e. aannemelijk is gemaakt dat geen onacceptabele verkeersaantrekkende werking optreedt; Het plan leidt niet tot een meer verkeersaantrekkende werking. f. geen sinificante aantasting plaatsvindt van ecologische waarden; Het plangebied ligt niet of zodanig dichtbij deze gebieden dat de geplande ontwikkeling een significant effect op deze gebieden zal hebben. Binnen het huidige agrarisch bouwperceel en de directe nabijheid ervan is geen sprake van aanwezige waardevolle elementen/houtopstanden. De locatie van de bouw van de stal bestaat nu uit alleen grasland. Hierop zijn geen beschermde natuurwaarden te verwachten. Verder hoeven er geen bomen gekapt en sloten gedempt te worden. Ook behoeven er geen gebouwen gesloopt te worden. Door de wijziging van het agrarisch bouwperceel gaan geen waardevolle elementen verloren. Gezien de locatie en de aard van de ingreep is de verwachting dat geen natuurwaarden in het gedrang komen. g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie. In de toelichting op de milieuaspecten zoals opgenomen in de randvoorwaarden volgt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie. Omdat kan worden voldaan aan de hierboven gestelde voorwaarden is het mogelijk het plan te wijzigen als beschreven in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening met toepassing van artikel 3.7 lid 1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012.
8
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 5 5.1
RANDVOORWAARDEN
Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. In de nieuw te bouwen stal zullen geen mensen langdurig verblijven. Daarom is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging.
5.2
Cultuurhistorie
5.2.1
Archeologie
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Wij hebben een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het perceel Wesselseweg 72-bis een hoge archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm Het bureau RAAP heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het betreft het rapport RAAP notitie 4313, Archeologisch vooronderzoek, een bureau en inventariserend veldonderzoek d.d. 12 oktober 2012. Er wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Er kan, gelet op het door de regioarcheoloog uitgebrachte advies, worden ingestemd met deze conclusie. Het rapport is als bijlage 2 opgenomen bij dit wijzigingsplan. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
5.3
Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten dieren. 5.3.1
de en de en
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt niet of zodanig dichtbij deze gebieden dat de geplande ontwikkeling een significant effect op deze gebieden zal hebben. 5.3.2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd. De locatie van de bouw van de stal bestaat nu uit alleen grasland. Hierop zijn geen beschermde "Wesselseweg VII"(ontwerp)
9
Wesselseweg VII natuurwaarden te verwachten. Verder hoeven er geen bomen gekapt en sloten gedempt te worden. Ook behoeven er geen gebouwen gesloopt te worden. Gezien de locatie en de aard van de ingreep is de verwachting dat geen natuurwaarden in het gedrang komen. In de Flora- en faunawet staat daarentegen wel dat het verboden is om vogels te storen tijdens het broeden. Het is niet uit te sluiten dat volgels in het plangebied broeden. Om te voorkomen dat vogels verstoord worden tijdens het broeden, dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een andere mogelijkheid is om voor het broedseizoen te starten, mits de werkzaamheden aangeengesloten plaatsvinden, zodat er niet alsnog een broedmogelijkheid ontstaat. Het broedseizoen loopt grofweg vanaf medio maart tot medio juli.
5.4
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen. Op het bedrijf vinden ten gevolge van de reguliere bedrijfsvoering geen activiteiten plaats die tijdens een calamiteit van grote invloed zijn op de veiligheid naar de omgeving. Op de signaleringskaart van de gemeente Barneveld is te zien dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
5.5
Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen, moet worden nagegaan of voor deze gronden een geluidszone van kracht is. Het voorliggende plan voorziet niet in de realisatie van een geluidgevoelig object. Gelet hierop is een akoestisch onderzoek niet nodig.
5.6
Geur
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij. In de directe omgeving van het plangebied en de gewenste uitbreiding van het plangebied is het agrarisch bedrijf aan de Norschoterweg 5-7 gelegen. Daarnaast bevinden zich vier burgerwoningen, te weten Krumselaarseweg 10, Wesselseweg 60, 66 en 70 in de directe omgeving van het plangebied. De afstand van de emissiepunten naar de agrarische bedrijfswoning aan de Norschoterweg 5-7 dient tenminste 50 meter te zijn. Hier wordt aan voldaan. Ten opzichte van andere geurgevoelige objecten moet aan de Wet geurhinder en veehouderij worden voldaan, wat is berekend via het geurberekeningsmodel V-stacksberekening. Hieruit blijkt dat er qua geur geen belemmering is. Gelet op artikel 5 van de Wet geurhinder en veehouderij dient een afstand van 25 meter aangehouden te worden tussen de buitenste gevel van een dierenverblijf en een geurgevoelig object. Hier wordt aan voldaan. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
10
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
5.7
Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
5.8
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht.
5.9
Milieueffectrapportage
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. De verplichting tot het toepassen van een m.e.r.-procedure ontstaat als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage én een omvang heeft boven de vermelde richtwaarden én voor die activiteit de aangewezen besluiten genomen moeten worden en/of plannen worden vastgesteld. Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Het Besluit bevat daartoe twee lijsten van activiteiten, respectievelijk onderdeel C en D. Beide onderdelen bestaan uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele richtwaarden. Kolom 3 geeft aan voor welke plannen de plan-m.e.r.-plicht geldt. Kolom 4 benoemd voor welke besluiten de m.e.r.-(beoordelings)-plicht geldt. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen, danwel een m.e.r.-plichtig plan mag worden vastgesteld. De activiteit is dan direct m.e.r.-plichtig. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is voor het betreffende besluit en/of plan. Als de omvang van een activiteit onder de richtwaarde van de D-lijst zit, is er waarschijnlijk geen sprake van aanzienlijke milieugevolgen. Maar de omvang van een project is niet het enige criterium om wel of geen m.e.r.-(beoordeling) uit te voeren. Het gaat in het Besluit om richtwaarden. Dat betekent dat het bevoegd gezag zich, ook bij activiteiten onder de richtwaarden, er nog van moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet nagaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Die beoordeling kan er toe leiden dat toch een milieueffectbeoordeling gemaakt moet worden. In dat geval bestaat de mogelijkheid een eenvoudige beoordeling te doen, die onderdeel is van het betreffende plan of besluit. Er is dan geen afzonderlijke m.e.r.-procedure nodig. In dit geval is de activiteit niet m.e.r.-plichtig.
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
11
Wesselseweg VII
5.10
Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. Beoordeeld is of omliggende gevoelige objecten hinder kunnen ondervinden van de uitbreiding van het agrarisch bouwperceel aan de Wesselseweg 72-bis. Voor agrarische bedrijven in het buitengebied tot gevoelige objecten geldt een afstand van minimaal 50 meter. Hier wordt in dit geval aan worden voldaan. De dichtstbijzijnde woning (Wesselseweg 70) ligt op ruim 150 meter van de grens van de uitbreiding van het bedrijf aan de Wesselseweg 72-bis.
5.11
Natuur en landschap
De verandering van het agrarisch bouwperceel vindt plaats ten oosten van de ter plaatse gelegen verbindingsweg. Het land bestaat alleen uit grasland en er zijn geen waardevolle elementen (bomen en/of houtopstanden) aanwezig. Het huidige bedrijf is duidelijk waarneembaar in het landschap. Een goede landschappelijke inpassing is daarom vereist. Dit is te bereiken met een transparante beplanting aan de zuid- en westzijde van het plangebied. In dit kader heeft de initiatiefnemer een beplantingsplan laten opstellen. Ten aanzien van de realisatie heeft de initiatiefnemer een verklaring afgelegd.
5.12
Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden zijn er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Ten aanzien van de bereikbaarheid zijn er geen belemmeringen. Dit is gegarandeerd. Er zijn derhalve geen aanvullende voorwaarden nodig. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de "Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid" een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding worden deze eisen uitgeschreven. De dichtstbijzijnde primaire bluswatervoorziening bevindt zich op een afstand van ca. 500 meter vanaf de toegang van de Wesselseweg 72-bis. Dit mag niet meer dan 40 meter zijn. Ook is er in de nabije omgeving geen secundaire bluswatervoorziening aanwezig. Er wordt derhalve een bluswatervoorziening gerealiseerd in de vorm van een geboorde put met een capaciteit van 90 m3 per uur. Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden worden gesteld in de "Wet veiligheidsregio's" met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio's. Voor het perceel Wesselseweg 72-bis is de opkomstnorm 8 minuten. Voor de Wesselseweg 72-bis is de werkelijke opkomsttijd iets meer dan 8 minuten en wordt daarmee beperkt overschreden. Er kunnen geen voorwaarden gesteld worden om de norm te verbeteren. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor wat betreft de opkomsttijd.
12
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
5.13
Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden verwoord in de waterparagraaf. De planontwikkeling is getoetst aan het beleid van het Waterschap Vallei en Eem met betrekking tot omgang met water in nieuwbouwplannen. Het algemene uitgangspunt is dat met een ontwikkeling geen afwenteling van de waterafvoer op de omgeving (en in de tijd) plaatsvindt. De gemeente sluit met haar beleid hierop aan. Met de planontwikkeling neemt het verhard oppervlakte toe met 2.200 m2. De planontwikkeling zal naar verwachting gevolgen hebben voor de waterhuis-houding in het plangebied. Door de toename van verhard oppervlak (daken en/of terreinen) treedt bij neerslag een snellere afstroming van het hemelwater op. In dit kader zal een aanvullende compenserende waterberging worden gerealiseerd. De toename van het verhard oppervlak bedraagt ca. 2.200m2. De extra benodigde waterberging (wadi, greppel, pppervlaktewater, e.d.) is gebaseerd op een langdurige bui waarbij 68 mm neerlag valt. De inhoud van de waterberging is gelijk aan 0,048 m3 per m2 toename verhard oppervlak (notitie “Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied”, Waterschap Vallei en Eem). De hoeveelheid benodigde berging bedraagt ca. 106 m3. Het daarbij behorend oppervlak is afhankelijk van de mogelijke waterpeilstijging in de berging als gevolg van de grondwaterstanden. Hemelwater Het hemelwater dat op het verharde oppervlak valt, dient op eigen terrein, op dezelfde manier als in de huidige situatie, geborgen en/of geïnfiltreerd te worden. Het mag niet op de drukriolering worden aangesloten. Bouwmaterialen In het kader van duurzaam bouwen en vanwege de beoogde waterkwaliteit mogen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, koper, lood en PAK-houdende materialen) worden toegepast. Er zijn voldoende milieuvriendelijke alternatieven die vergelijkbaar zijn wat betreft uitstaling, gebruiksgemak, levensduur en onderhoud. Indien de uitlogende materialen toch worden toegepast, dienen ze jaarlijks gecoat te worden om diffuse verontreinigingen te voorkomen.
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
13
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 6 6.1
JURIDISCHE ASPECT EN
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. Dit plan is een wijzigingsplan van het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Dit wijzigingsplan heeft uitsluitend betrekking op de verbeelding.. De regels voor de bestemming "Agrarisch" (opgenomen in bijlage 1) zoals deze zijn vastgesteld in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 blijven overeenkomstig van toepassing.
6.2
Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn: de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving; handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren; niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving. Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom. In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving). Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door: de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels; 14
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII het afwijkingenbeleid. In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
15
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 7 7.1
ECONOM ISCHE UIT VOERBAARHEID
Grondexploitatie
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Tijdens haar vergadering van 27 april 2010 heeft de gemeenteraad de bevoegdheden tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan bij een besluit tot wijzigen van het bestemmingsplan gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. Het onderhavige plan maakt de bouw van een nieuwe ligboxenstal met een oppervlakte van 1185 m mogelijk. Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, behoeft het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen. De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
16
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 8 OVERLEG EN M AAT SCHAPPELIJKE UIT VOERBAARHEID De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gelet op de omvang en de aard van de wijziging van het bestemmingsplan is afgezien van overleg met de verschillende instanties in het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
8.2
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van … tot en met … ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn … reacties ingediend. Deze reacties hebben wel/niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd. N.B. Hier de Nota Zienswijzen toevoegen als PDF!
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
17
Wesselseweg VII
18
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Bijlagen bij de toelichting
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
19
Wesselseweg VII
Bijlage 1 Geldend bestemmingsplan-1
20
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Bijlage 2 Archeologisch vooronderzoek
58
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
6500 voor Chr.
RAAP-NOTITIE 4313 3750 voor Chr.. 37
Plangebied Wesselseweg 72-bis Gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2200 voor Chr.
700 voor Chr.
150 na Chr.
320 na Chr.
Archeologisch
Adviesbureau 250 na Chr.
1650 na Chr.
Colofon Opdrachtgever: V.O.F. Van Maanen-De Greef Titel: Plangebied Wesselseweg 72-bis, gemeente Barneveld; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Status: eindversie Datum: 12 oktober 2012 Auteur: E.Goossens MA Projectcode: BAWES Bestandsnaam: NO4313_BAWES Projectleider: E. Goossens MA Projectmedewerker: S. van der Veen MA ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 53620 Bewaarplaats documentatie: RAAP Oost-Nederland Autorisatie: drs. S.W. Jager Bevoegd gezag: gemeente Barneveld
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2012 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Samenvatting In opdracht van V.O.F. Van Maanen-De Greef heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2012 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met geplande realisatie van een ligboxenstal voor tachtig runderen aan de Wesselseweg 72-bis te Barneveld in de gemeente Barneveld. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van het voorkomen van een dekzandrug (met grondwatertrap VI) en een historisch erf wordt aan het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend voor resten uit de perioden Laat Paleolithicum t/m Neolithicum en de Nieuwe tijd, rekening houdende met het feit dat grote delen van de Gelderse Vallei zich als gevolg van veengroei lange tijd niet of nauwelijks leenden voor bewoning en de aangrenzende boerderij vermoedelijk uit het begin van de 17e eeuw stamt. Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied vijf boringen geplaatst. Uit het veldonderzoek is gebleken dat het gebied niet op een dekzandrug is gelegen, maar in een beekdal. De ondergrond bestaat bodemkundig uit siltig, matig fijn zand en kleiige afzettingen (beekeerdgronden). Deze afzettingen zijn tot 90 cm diep verstoord. In geen van de boringen zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Aangezien het plangebied in een beekdal ligt, is het gebied door de eeuwen heen nimmer aantrekkelijk geweest voor bewoning en is de kans op aantreffen van (nog intacte) archeologische resten verwaarloosbaar klein. Gelet op de onderzoeksresultaten wordt voor het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente Barneveld een selectiebesluit (contactpersoon: drs. P. Schut, regionaal archeoloog Food Valley).
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[3 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
1 Inleiding 1.1 Kader In opdracht van V.O.F. Van Maanen-De Greef heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in september 2012 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met geplande realisatie van een ligboxenstal voor tachtig runderen aan de Wesselseweg 72-bis te Barneveld in de gemeente Barneveld (figuur 1). Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
1.2 Administratieve gegevens Gemeente: Barneveld Plaats: Barneveld Plangebied: Wesselseweg 72-bis Centrumcoördinaten: 170.685/461.926 Oppervlakte: 0,2 hectare Kaartblad: 32H ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 53620
1.3 Huidige en toekomstige situatie Op dit moment is het plangebied als weiland in gebruik. De bedoeling is ter plekke een ligboxenstal te realiseren. De wijze van fundering van de nieuwbouw is nog niet bekend. Er wordt echter vanuit gegaan dat ter hoogte van de geplande bebouwing de bodemverstoringen dieper reiken dan het archeologisch relevante niveau (30-70 cm -Mv).
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een karterend veldonderzoek. De volgende vragen hebben richting gegeven aan het onderzoek:
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[4 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Bureauonderzoek: 1.
Welke gegevens met betrekking tot geologische/bodemkundige opbouw zijn reeds over het plangebied bekend?
2.
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend?
3.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting en welke onderzoeksmethoden kunnen worden ingezet om deze te verifiëren?
Veldonderzoek: 4.
Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?
5.
Dient de gespecificeerde archeologische verwachting te worden aangepast?
6.
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?
7.
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet?
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: 8.
Wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen?
9.
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?
10. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? 11. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde geologische en archeologische perioden.
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[5 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: - de waarnemings-, vondst- en onderzoeksmeldingen en AMK-terreinen in ARCHIS; - historisch kaartmateriaal (www.watwaswaar.nl voor de kadastrale minuut 1832 en diverse topografische kaarten; Gelders Archief, 0012 Gelderse Rekenkamer K233 (inv.nr. 1506) voor de kaart van Passevant uit 1697); - bodemkundig en geomorfologisch kaartmateriaal (via ARCHIS); - het Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl); - het informatiesysteem Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO) van TNONITG (www.dinoloket.nl); - de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart (Van Oosterhout, 2008).
2.2 Resultaten Zie ook figuur 2. Aardkundige situatie Geo(morfo)logie Het plangebied ligt in het dekzandlandschap van de Gelderse Vallei. Dit dal is ontstaan door de druk van een ijslob die hier in de voorlaatste ijstijd het land bedekte en de rivierafzettingen voor zich uit en opzij duwde. De Utrechtse Heuvelrug en het stuwwalcomplex van de Veluwe hebben hier (voor een deel) hun bestaan aan te danken. Tijdens de laatste ijstijd raakte het zand in de Gelderse Vallei in beweging. Hierdoor ontstond een gevarieerd landschap met laagten (met beekdalen), dekzandwelvingen, -koppen en -ruggen. Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart van Barneveld ligt het plangebied op zo’n dekzandrug die ter plekke wordt afgedekt door een cultuurdek. In bodemkundige zin kan het plangebied als een (zwarte) enkeerdgrond worden beschouwd, die is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door een dekzandlaagte, mogelijk in de vorm van een beekdal. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een dekzandvlakte. In de loop van het Holoceen breidde een veenkussen zich uit over grote delen van de Gelderse Vallei, waardoor het gebied (de randzones uitgezonderd) zich lange tijd niet of nauwelijks leende
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[6 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
voor bewoning, Hierin kwam in de loop van de Middeleeuwen pas verandering toen het gebied vanuit de hogere aangrenzende gronden in ontginning werd genomen. DINO-gegevens Het raadplegen van digitale aardkundige gegevens via het DINO-loket heeft geen extra relevante informatie over de aardkundige situatie in het plangebied opgeleverd. Bekende archeologische waarden ARCHIS en AMK Binnen een straal van 500 m van het plangebied staan geen archeologische vindplaatsen geregistreerd. Historische informatie Het plangebied grenst aan het historisch gegroeide boerenerf Klein Nosschoten. Op de kadastrale minuut uit 1832 (Barneveld, sectie C, blad 1) is te zien dat destijds op het erf een hoofdgebouw, een schaapskooi en een hooiberg aanwezig waren. Het plangebied zelf was toentertijd in gebruik als grasland (met houtsingels). Klein Nosschoten is vermoedelijk ontstaan na een splitsing van het erf Groot Nosschoten dat 250 m zuidelijker ligt. Voor zover bekend, wordt er voor de 17e eeuw geen onderscheid gemaakt tussen Groot en Klein Nosschoten. De vroegste vermelding van het erf, als "Noenschout", stamt uit 1339 (Gallée e.a., 1899: 154). Vanaf 1562 komt het goed voor op de lijsten van herengoederen. Uit deze lijsten blijkt dat in 1601 de toenmalige eigenaar Gerrit Brandts een vierde deel van dit goed verkocht om daarmee een schuld af te kunnen lossen (De Jonge & Van den Enk, 1990: 64-66). Dit vierde deel kwam toe aan Jan Henricx van Ginckel, inclusief "een huijs staet van 2 gebont, een berch und een schaepschot [=een huis opgebouwd uit twee gebinten, een hooiberg en een schaapskooi]”. Uit de beschrijving valt niet op te maken of met deze boerderij Klein Nosschoten werd bedoeld. Op een "Caarte van het Horseler block", die op 25 mei 1697 werd vervaardigd, staan beide boerderijen afgebeeld (figuur 3). Uit de eerder genoemde lijst met herengoederen blijkt dat het in 1601 afgesplitste vierde deel in 1780 in eigendom was van drie broers: Gijsbert, Philip en Gerrit Cornelissen. De dochter van Philip Cornelissen, Grietje Philipsen van de Steeg, trouwde in 1816 met Willem Jansen van Kattebroek (www.genlias.nl). Uit de OAT van de kadastrale minuut van 1832 blijkt dat het erf Klein Nosschoten in eigendom is van Willem Kattebroek. Met stelligheid kan dus worden beweerd dat Klein Nosschoten zich in 1601 heeft afgesplitst van Nosschoten. Onduidelijk blijft of deze boerderij reeds voor 1601 aanwezig was. Het ontbreken van informatie hierover in de lijst met herengoederen wekt de suggestie dat de boerderij in 1601 is gebouwd. Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart van Barneveld geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting (figuur 4).
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[7 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
2.3 Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het voorkomen van een dekzandrug (met grondwatertrap VI) en een historisch erf kan aan het plangebied een hoge archeologische verwachting worden toegekend, en dat voor resten uit de perioden Laat Paleolithicum t/m Neolithicum en de Nieuwe tijd, uitgaande van het feit dat grote delen van de Gelderse Vallei lange tijd niet geschikt waren voor bewoning en de aangrenzende boerenhoeve uit het begin van de 17e eeuw stamt. De hogere en daarmee droger gelegen delen van het dekzandlandschap (met oppervlaktewater in de nabijheid) waren in de Steentijd aantrekkelijke vestigingslocaties. Hierdoor bestaat de kans op het voorkomen van zogenaamde extractiekampen. Dit zijn plekken waar jager-verzamelaars slechts gedurende korte tijd verbleven. Hiervan rest tegenwoordig niet veel meer dan wat vuursteenmateriaal en een enkele haardkuil. Voor de Nieuwe tijd bestaat de kans op het voorkomen van resten van het nabijgelegen erf Klein Nosschoten. Hierbij moet vooral worden gedacht aan geïsoleerde sporen in de randzone van het erf Klein Nosschoten. Zoals gesteld, stamt dit erf vermoedelijk uit het begin van de 17e eeuw en heeft het zich sindsdien niet verplaatst. Als prospectiekenmerken van de eventueel aanwezige archeologische resten kunnen worden benoemd: - een aaneengesloten archeologische laag, gekenmerkt door een afwijkende kleur ten opzichte van de eronder en erboven liggende laag; - de aanwezigheid van mogelijk antropogene objecten als houtskool, bot, steen en artefacten (voornamelijk aardewerk en vuursteen) in een matig tot hoge dichtheid (> veertig vondsten groter dan 4 mm per m²); - de veronderstelde afmetingen van de vuursteen sites zijn klein (< 400 m²); de veronderstelde afmetingen van de overige sites zijn groot (> 2.000 m²); de resten bevinden zich naar verwachting in de top van de dekzandafzettingen (B- & C-horizont). Op grond van de gespecificeerde verwachting werd de volgende onderzoeksmethode opgesteld (SIKB, 2007; Tol, e.a., 2004): - een booronderzoek bestaande uit circa vijf boringen, geplaatst in een driehoeksgrid; - boor: Edelmanboor met een diameter van 15 cm; - waarnemingsmethode: controle opgeboord materiaal ter plaatse in het veld (opgeboord materiaal indien mogelijk zeven met een zeef met een maaswijdte van 4 mm; - boordiepte tot minimaal 25 cm in de onverstoorde pleistocene ondergrond (C-horizont).
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[8 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
3 Veldonderzoek 3.1 Methoden Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een karterend booronderzoek. De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.2 ('Leidraad inventariserend veldonderzoek deel karterend booronderzoek'). Tijdens het veldonderzoek zijn vijf boringen geplaatst (figuur 5). De boringen in een raai verspringen ten opzichte van die in de naastgelegen raai, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken ontstaat. Er is geboord tot maximaal 1 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven en met GPS ingemeten (x- en y-waarden). Het opgeboorde materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken). Er zijn geen monsters genomen. De gehanteerde methode wordt geschikt geacht voor het opsporen van de meeste in dit gebied te verwachten nederzettingen uit de perioden die in het kader van dit veldonderzoek aan de orde waren. Deze methode is niet geschikt om verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen (Tol e.a., 2004).
3.2 Resultaten Geologie en bodem Uit het veldonderzoek is gebleken dat het plangebied niet op een dekzandrug is gelegen (zie bureauonderzoek), maar in een beekdal. De ondergrond bestaat bodemkundig uit siltig, matig fijn zand en kleiige afzettingen (beekeerdgronden). Deze afzettingen zijn vanaf 30 tot 90 cm -Mv verstoord. In deze verstoorde bovenlaag komen brokjes lichtgeel zand voor. In boring 1 komt dit lichtgele zand direct boven de verstoorde beekeerdgronden voor. Waarschijnlijk is dit lichtgele zand gebruikt om de bodemgesteldheid te verbeteren en is het van elders afkomstig en opgebracht. Archeologie In geen van de boringen zijn aanwijzingen geconstateerd die in verband kunnen worden gebracht met de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied. Weliswaar zijn in boring 1 enkele minuscule fragmenten (poreus) aardewerk aangetroffen, maar de laag waarin deze zich bevonden, is geheel verstoord, evenals de lagen daaronder (en vermoedelijk opgebracht en van elders afkomstig). Er is derhalve geen reden om aan deze vondsten een archeologisch belang
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[9 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
toe te kennen. Er is voor gekozen ze te bewaren. Ze zullen te zijner tijd worden aangeboden aan het provinciaal depot. Het plangebied correspondeert bovendien met een beekdal, waardoor er weinig aanleiding is ter plekke archeologische resten te vermoeden. Beekdalen werden door de eeuwen heen gemeden en werden alleen voor specifieke (plaatsgebonden) activiteiten gebruikt.
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[1 0 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies In tegenstelling tot hetgeen uit het bureauonderzoek naar voren kwam, is uit het veldonderzoek gebleken dat het plangebied niet correspondeert met een dekzandrug maar met een beekdal. Aan dit soort gebieden wordt een lage archeologische verwachting toegekend. Tijdens het veldonderzoek zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen. Gezien tegen deze achtergrond is de kans op het aantreffen van (nog intacte) archeologische resten verwaarloosbaar klein.
4.2 Aanbevelingen Gelet op de onderzoeksresultaten wordt voor het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Op basis van de bevindingen van dit onderzoek neemt de gemeente Barneveld een selectiebesluit (contactpersoon: drs. P. Schut, regionaal archeoloog Food Valley).
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[1 1 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Literatuur Gallée, J.H., H. Kern, J.W. Muller & H.C. Rogge. 1899. Nomina geographica neerlandica, Volume 2. Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Leiden. Jonge, E. de & B.J. van den Enk, 1990. Herengoederen op de Veluwe, deel 1. Vereniging Veluwse Geslachten, Barneveld Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Gebruikte afkortingen AMK
Archeologische MonumentenKaart
ARCHIS
ARCHeologisch Informatie Systeem
DINO
Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NITG
Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen
OAT
Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel
SIKB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
TNO
Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
Ligging van het plangebied (rood omlijnd); inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
Het plangebied afgebeeld op divers kaartmateriaal (schaal 1:25.000).
Figuur 3.
Caarte van het Horseler block, 25 mei 1697. In het noorden is het erf Klein Nosschoten afgebeeld, ten zuiden daarvan Groot Nosschoten. Bron: G. Passevant, 1697. Gelders Archief, 0012 Gelderse Rekenkamer K233 (inv.nr. 1506).
Figuur 4.
Projectie van het plangebied op de verwachtingskaart van de gemeente Barneveld (Van Oosterhout, 2008).
Figuur 5.
Boorpuntenkaart.
Tabel 1.
Geologische en archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[1 2 ]
169
170
171
172
Bekelaar
BARNEVELD
Es v eld e rb
ee
Wencopperweg
k
N805 d e r br o e k s c h
e
463
463
Ga r
Esveld
De Wijde Blik De Peppel
Weg
Wesselse
N800 N805
De Nieuwe Peppel Schaffelaarsche Bosch
Es ve
lde
r
462
462
Wesselse Hoef Proefcentrum N800
Praktijkschool Den Hee Kasteel de Schaffelaar Krumselaar
BARNEVELD
Wesselsche weg
461 Kaartgegevens: Basisregistratie topografie, Kadaster, 2012
Esveld Norschoten B a r n se
461
Weg
De Valk
Do
nke rvo or te
r
Gr Espeet
8 8
Gelkenhorst Valkse
N801
De Hul
Weg
Kl e
Nw Veller
169
De Wielewaal
170
171
k Be e
Br en Stuw
172Single
Figuur 1. De ligging van het plangebied (rood omlijnd); inzet: ligging in Nederland (ster).
rpad
ARCHIS/AMK
Luchtfoto
29338 29338 29338 29338 29338
25052 25052 25052 25052 25052 25052 31638 31638 31638 31638 31638
ARCHIS waarneming
ARCHIS onderzoek
AMK monument
Hist. krt. 1850
Hoogte (AHN)
Bodemkaart
Geomorfologie
Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Hn21-V Hn21-V Hn21-V Hn21-V Hn21-V Hn21-Vb Hn21-Vb Hn21-Vb Hn21-Vb Hn21-Vb zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI
Hn21F-VI Hn21F-VI Hn21F-VI Hn21F-VI Hn21F-VI Hn21F-VI
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14
pZg23-IIIb pZg23-IIIb pZg23-IIIb pZg23-IIIb pZg23-IIIb
Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Hn21-VI Hn21-VI Hn21-VI Hn21-VI Hn21-VI
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14
2R2 2R2 2R2 2R2 2R2 zEZ21-VII zEZ21-VII zEZ21-VII zEZ21-VII zEZ21-VII
fpZg23-III fpZg23-III fpZg23-III fpZg23-III fpZg23-III fpZg23-III
4K14 4K14 4K14 4K14 4K14
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14 2M9 2M9 2M9 2M9 2M9
Hn21-V Hn21-V Hn21-V Hn21-V Hn21-V
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14 3K14
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14
cHn21-VI cHn21-VI cHn21-VI cHn21-VI cHn21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI zEZ21-VI
4K14 4K14 4K14 4K14 4K14 Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III Zn23F-III
cHn21-VII cHn21-VII cHn21-VII cHn21-VII cHn21-VII
3K14 3K14 3K14 3K14 3K14 3K14
Figuur 2. Het plangebied geprojecteerd op divers kaartmateriaal (schaal 1:25.000).
2R2 2R2 2R2 2R2 2R2
3N5 3N5 3N5 3N5 3N5 3N5 4K14 4K14
Figuur 3. Caarte van het Horseler block, 25 mei 1697. In het noorden is het erf Klein Nosschoten afgebeeld, ten zuiden daarvan Groot Nosschoten. Bron: G. Passevant, 1697. Gelders Archief, 0012 Gelderse Rekenkamer K233 (inv.nr. 1506).
170500
171000
461500
461500
462000
462000
462500
462500
170000
0
100
200
300 m
TE1/bawes_fig4 170000
170500
400
500 1:10.000
2012 171000
Figuur 4. Projectie van het plangebied op de verwachtingskaart van de gemeente Barneveld (Van Oosterhout, 2008).
170600
170700
170800
462000
462000
2012
11 22
461900
461900
33 44
461800 Kaartgegevens: Basisregistratie topografie, Kadaster, 2012
55
boring 3 0
50 m
170600
Figuur 5. Boorpuntenkaart.
100
461800
TE1/bawes_fig5
legenda boorpuntnummer grens plangebied
1:2000 170700
170800
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Geologische perioden Tijdvak
Chronozone
Archeologische perioden Datering
Datering
Tijdperk
Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C) Laat Subatlanticum
Nieuwe tijd
B
- 1650
A
- 1500
Laat - 1150 na Chr.
Vol
Merovingisch laat
Laat
Romeinse tijd
Holoceen
Karolingisch Merovingisch vroeg
Vroeg Subatlanticum
Midden Vroeg
-0
Laat
IJzertijd
- 450 voor Chr.
Midden Vroeg Laat
Bronstijd
Subboreaal
Midden Vroeg Laat
Neolithicum
- 3700
(N ieuwe Steentijd)
Laat Glaciaal
Preboreaal Late Dryas Allerød Vroege Dryas Bølling
Laat Midden
Denekamp
Mesolithicum
- 8700
(M idden Steentijd)
Midden Vroeg
- 9700
- 900 - 725 - 525 - 450 - 270 - 70 na Chr. - 15 voor Chr. - 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700
- 11.050 - 11.500
Laat
- 12.000
- 12.500
Jong B
- 12.500 - 13.500 - 30.500
- 16.000
Jong A - 35.000
Hengelo - 60.000
Vroeg
Weichselien Pleniglaciaal
Vroegste Dryas
Laat
- 7300
Prehistorie
Boreaal
Moershoofd
Paleolithicum - 71.000
Vroeg Glaciaal
Pleistoceen
Midden Vroeg
Atlanticum
- 1250 - 1050
Ottoons
Vroeg
Middeleeuwen
- 1795
(O ude Steentijd)
Odderade Midden Brørup - 114.000
Eemien Saalien II Oostermeer Saalien I Belvedère/Holsteinien Glaciaal x Holsteinien
- 126.000 - 236.000 - 241.000
- 250.000
- 322.000 - 336.000
Oud
- 384.000 - 416.000
Elsterien 463.000
tabel1_standaard_GeoBioArcheo_RAAP_2010
Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[1 8 ]
Plangebied Wesselseweg 72-bis te Barneveld, gemeente Barneveld Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
RAAP-notitie 4313 / eindversie, 12 oktober 2012
[1 9 ]
boring: BAWES-1 beschrijver: EG, datum: 17-9-2012, X: 170.660, Y: 461.945, hoogte: 12,46, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Barneveld, opdrachtgever: countus adviseurs, uitvoerder: RAAP Oost
0 cm -Mv / 12,46 m + Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verploegd Archeologie: spikkels houtskool
30 cm -Mv / 12,16 m + Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verploegd Archeologie: spikkels houtskool, enkel fragment aardewerk
40 cm -Mv / 12,06 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn Bodemkundig: verploegd tot in C-horizont, enkele Fe-vlekken
50 cm -Mv / 11,96 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 11,76 m + Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken Opmerking: lemiger
Einde boring op 100 cm -Mv / 11,46 m +
boring: BAWES-2 beschrijver: EG, datum: 17-9-2012, X: 170.675, Y: 461.934, hoogte: 12,47, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Barneveld, opdrachtgever: countus adviseurs, uitvoerder: RAAP Oost
0 cm -Mv / 12,47 m + Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verploegd
30 cm -Mv / 12,17 m + Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: interpretatie: verploegd
90 cm -Mv / 11,57 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen
Einde boring op 100 cm -Mv / 11,47 m +
boring: BAWES-3 beschrijver: EG, datum: 17-9-2012, X: 170.664, Y: 461.917, hoogte: 12,46, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Barneveld, opdrachtgever: countus adviseurs, uitvoerder: RAAP Oost
0 cm -Mv / 12,46 m + Lithologie: zand, matig siltig, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verploegd
40 cm -Mv / 12,06 m + Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
60 cm -Mv / 11,86 m + Lithologie: zand, kleiig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
70 cm -Mv / 11,76 m + Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, matig humeus, donkergrijs, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
90 cm -Mv / 11,56 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, lichtgrijs, interpretatie: dekzand Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 100 cm -Mv / 11,46 m +
1
boring: BAWES-4 beschrijver: EG, datum: 17-9-2012, X: 170.681, Y: 461.904, hoogte: 12,39, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Barneveld, opdrachtgever: countus adviseurs, uitvoerder: RAAP Oost
0 cm -Mv / 12,39 m + Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verploegd
30 cm -Mv / 12,09 m + Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verploegd
60 cm -Mv / 11,79 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: Fe-concreties
Einde boring op 75 cm -Mv / 11,64 m +
boring: BAWES-5 beschrijver: EG, datum: 17-9-2012, X: 170.670, Y: 461.888, hoogte: 12,33, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Barneveld, opdrachtgever: countus adviseurs, uitvoerder: RAAP Oost
0 cm -Mv / 12,33 m + Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd
30 cm -Mv / 12,03 m + Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, interpretatie: beekafzettingen Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verploegd
Einde boring op 60 cm -Mv / 11,73 m +
2
Wesselseweg VII
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan
80
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
82
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Regels
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
83
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
Wijzigingsplan
het wijzigingsplan Wesselseweg VII" met identificatienummer NL.IMRO.0203.1191-0001 van de gemeente Barneveld.
Artikel 2 2.1
Wijziging bestemming
wijzigingsplan
Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012"met identificatienummer NL.IMRO.0203.1056.0003, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Barneveld op 28 mei 2013, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan. 2.2
planregels
De planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" zijn overeenkomstig van toepassing op dit wijzigingplan.
84
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
Wesselseweg VII
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Algemene regels
Slotregel
Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als "Wesselseweg VII" van de gemeente Barneveld.
"Wesselseweg VII"(ontwerp)
85