Werkwijzer Selectie Bbz December 2012
www.divosa.nl
2
Inhoud Inleiding
4
Hoofdstuk 1
6 6 7 8 8
Algemeen en wettelijk kader 1.1 Wettelijk kader Bbz 1.2 De uitvoering van het Bbz 1.3 Het belang van screening 1.4 Zelf screenen of externe adviseurs inschakelen?
Hoofdstuk 2 Aspirant-zelfstandigen 2.1 Waarop selecteren gemeenten? 2.2 Hoe richten gemeenten de selectieprocedure in? 2.2.1 Voorlichting 2.2.2 Screening door klantmanagers 2.2.3 Intake door het zelfstandigenloket 2.2.4 Intake 2.2.5 Geschiktheid toetsen 2.2.6 Screening tijdens het voortraject: progressieve selectie Hoofdstuk 3
11 11 12 13 15 16 18 18 20
Startende zelfstandigen 22 3.1 Screening 22 3.2 Beoordeling van het ondernemingsplan 24
Hoofdstuk 4 Gevestigde zelfstandigen 25 4.1 Screening 25 4.2 Begeleiding 27 4.2.1 Oudere zelfstandigen 27 4.2.2 Zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen 27 Hoofdstuk 5
Evaluatie van screening 28
Bijlage 1 Kerncompetentielijst Bijlage 2 Vragenlijst intakegesprek
29 31
3
Inleiding Hoe beoordeel je welke klant het in zich heeft om een succes te maken van een zelfstandig bedrijf op beroep? Welke kandidaten moeten een starterstraject krijgen en welke niet? Wanneer is een ondernemingsplan kansrijk? Dit zijn vragen die klantmanagers van de sociale dienst en Bbz-consulenten van het zelfstandigenloket moeten beantwoorden bij het uitvoeren van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Deze werkwijzer helpt hen om de noodzakelijke screening en selectie uniform en methodisch toe te passen.
Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) geeft zelfstandigen financiële steun en begeleiding om een bedrijf te starten of door een moeilijke periode te helpen. Het Bbz bevordert duurzame uitstroom uit een bijstandsuitkering en voorkomt instroom in de bijstand. Maar dan moet deze re-integratiemiddelen wel terechtkomen bij de juiste doelgroep. En als een zelfstandige bedrijfskapitaal krijgt, moet de gemeente erop kunnen vertrouwen dat dit krediet niet te risicovol is, zeker nu vanaf 2013 een deel van dit risico voor rekening van gemeenten komt. Voor een verantwoorde uitvoering van het Bbz is screening en selectie dus essentieel. Deze werkwijzer draagt bij aan de ontwikkeling van vakmanschap en professionaliteit van iedereen die te maken heeft met deze screening en selectie: klantmanagers WWB, Bbz-consulenten en hun leidinggevenden.
Screening en selectie helpen om het Bbz efficiënt en effectief toe te passen Adequate screening en selectie dragen bij aan het inzetten van de juiste Bbz-middelen voor de juiste doelgroep. Dat blijkt zowel uit het rapport ‘Bbz 2004: uit het startblok’1 als uit de handreiking ‘Haal meer uit het Bbz’.2 Screening en selectie werken kostenbesparend en maken het Bbz effectiever als instrument voor re-integratie. Uit beide rapporten bleek ook dat gemeenten wel screenen en selecteren, maar dat de manier waarop dat gebeurt sterk verschilt. Er zijn veel methoden en de manier waarop die worden toegepast kunnen ook verschillen, soms zelfs per professional. Vooral bij starters zijn de verschillen groot. Bij gevestigde ondernemers biedt wet- en regelgeving meer houvast. Het doel van de werkwijzer is om een basis te leggen voor uniform en methodisch screenen en selecteren. Er is weinig verschil tussen de begrippen screening en selectie3. In deze werkwijzer bedoelen we met screening het beoordelen van een kandidaat op geschiktheid voor het ondernemerschap en met selectie een bredere beoordeling van een kandidaat; niet alleen op ondernemerschap maar ook op andere eisen als de financiële situatie, woon- en gezinssituatie. Omdat deze brede beoordeling het onderwerp van deze werkwijzer is gebruiken we in de titel alleen de term selectie.
Veel of weinig investeren in ondernemers Gemeenten willen startersvoorzieningen zoals een voorbereidingstraject alleen aanbieden aan klanten die het in zich hebben om ondernemer te worden, en geen middelen verspillen aan niet-serieuze of kansloze kandidaten. Hoe streng de selectie van kandidaten is, hangt verder af van de gewenste instroom en de inspanningen die gemeente per kandidaat wil doen: er zijn gemeenten die alleen investeren in klanten die met een relatief kort traject zelfstandig kunnen worden. Andere gemeenten ondersteunen ook klanten die meer begeleiding vergen wanneer die niet op een andere manier (bijvoorbeeld loondienst) een eigen inkomen kunnen genereren.
4
1 ‘Bbz 2004: uit het startblok’ (Ecorys 2011), in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 2 Handreiking ‘Haal meer uit het Bbz (meer rendement voor gemeenten bij de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004)’ (Stimulansz 2012), in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de VNG. 3 Screening betekent een onderzoek naar iemands geschiktheid of betrouwbaarheid voor een bepaalde functie. Selectie betekent het uitkiezen van personen naar geschiktheid: het mechanisme waardoor bepaalde individuen slagen, dus in beginsel worden toegelaten tot de aangewezen voorziening, waar anderen falen, hoewel ze ogenschijnlijk in dezelfde situatie verkeren.
Een brede of smalle poort Er zijn grofweg twee benaderingen bij de screening van kandidaten voor Bbz-dienstverlening: een brede en een smalle poort. In het eerste geval is iedere geïnteresseerde welkom bij (groeps)voorlichting of workshops en is de selectie pas daarna. In het tweede geval beoordeelt de gemeente direct bij de eerste aanmelding of de klant kansrijk is of niet. Alleen de kansrijken krijgen de kans om verdere begeleiding te krijgen.
De werkwijzer versterkt vakmanschap en methodisch werken Voor de werkwijzer is gebruik gemaakt van de ervaringen die de onderzoekers hebben opgedaan bij het opstellen van de toolkit ‘Haal meer uit het Bbz’. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van de volgende gemeenten een bijdrage geleverd door middel van verdiepende interviews en feedback als begeleidingscommissie: Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Haarlem, Rotterdam, Utrecht, Zelfstandigen Loket Flevoland, het gemeentelijke samenwerkingsverband Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude en extern adviseur Friedeberg van STEW advies & training kleinbedrijf. Een vertegenwoordiging van Divosa en de VNG heeft de werkwijzer inhoudelijk beoordeeld.
De werkwijzer wordt aangepast aan praktijkervaringen en nieuwe ontwikkelingen Deze werkwijzer geeft een aanzet tot het vastleggen van vakmanschap van professionals en managers op het gebied van selectie. De werkwijzer maakt deel uit van een serie van vier publicaties over het Bbz. Eerder verscheen al de werkwijzer ‘Debiteurenbeheer Bbz’. Dit document wordt verfijnd op grond van bijeenkomsten over dit onderwerp en bijgewerkt als er zich relevante ontwikkelingen voordoen. Correcties en aanvullingen vanuit de uitvoeringspraktijk zijn van harte welkom. Stuur je feedback naar
[email protected].
Leeswijzer Hoofdstuk1 geeft algemene informatie over het Bbz: het wettelijk kader en de rol van gemeenten bij de uitvoering. Aan de screeningsmogelijkheden bij elk van de drie doelgroepen van het Bbz is een hoofdstuk gewijd: aspirant-zelfstandigen (hoofdstuk 2), startende zelfstandigen (hoofdstuk 3) en gevestigde zelfstandigen (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 geeft managers tips voor het monitoren en evalueren van selectie. Ten slotte zijn er twee bijlagen met voorbeelden van screening en vragenlijsten.
5
Hoofdstuk 1 Algemeen en wettelijk kader Het Bbz is één van de instrumenten waarmee gemeenten participatie bevorderen. Voor startende ondernemers is het doel van Bbz-ondersteuning bij re-integratie; duurzame uitstroom uit een bijstands- of werkloosheidsuitkering en een verantwoorde start als zelfstandige. Voor gevestigde ondernemers is het Bbz een tijdelijk sociaal financieel vangnet. Het overbrugt een moeilijke periode waarna de ondernemers meestal weer zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De ondersteuning biedt hen het bestaansminimum en voorkomt zo dat ze instromen in een (bijstands)uitkering.
1.1 Wettelijk kader Bbz Welke mogelijkheden biedt het Bbz? > Het helpt startende zelfstandigen een verantwoorde start te maken. > Het helpt ondernemers bij de ontwikkeling van hun bedrijf. > Het voorkomt dat bedrijven ‘omvallen’. > Het is een instrument voor re-integratie en om de lokale economie te stimuleren. > Het biedt financiële ondersteuning voor investeringen, voorraadvorming of productontwikkeling. > Het biedt zelfstandigen een inkomen op het bestaansminimum.
Voorwaarden Het Bbz staat open voor alle zelfstandigen die aan de volgende voorwaarden voldoen. De zelfstandige moet: > tussen 18 en 65 jaar oud zijn; > grotendeels, maar minimaal 1225 uren per jaar in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep werken – de grotendeels-eis (meer dan 50% van de totale werktijd) geldt niet in de eerste vijf jaar van de onderneming; > het bedrijf in Nederland uitoefenen; > over alle vereiste vergunningen beschikken; > voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep. Daarnaast geldt de eis van levensvatbaarheid van het bedrijf (na bijstandsverlening). Dat wil zeggen dat het bedrijf (eventueel samen met andere inkomstenbronnen) voldoende inkomen oplevert om te voorzien in de noodzakelijke bestaanskosten van het gezin van de zelfstandige en om het bedrijf in stand te houden. Op de levensvatbaarheidseis bestaan twee uitzonderingen. Een zelfstandige van 55 jaar of ouder met een nietlevensvatbaar bedrijf kan ook een beroep doen op het Bbz onder bepaalde voorwaarden. Het gaat dan om de duur van het ondernemerschap en het inkomen dat het bedrijf nog genereert. Ten slotte kan het Bbz iets betekenen voor zelfstandigen die genoodzaakt zijn hun niet-levensvatbare bedrijf te beëindigen.
6
Financiële ondersteuning Vormen van financiële ondersteuning zijn: > bedrijfskapitaal: > een rentedragende starterslening > een rentedragende lening aan gevestigde zelfstandigen > een renteloze lening aan oudere zelfstandigen met hoog vermogen > een bedrag om niet aan oudere zelfstandigen met weinig vermogen of aan zelfstandigen met een duurzaam laag inkomen (marginale zelfstandigen) > een voorziening voor levensonderhoud > bepaalde begeleidingskosten
1.2 De uitvoering van het Bbz Wie voert het Bbz uit? Het Bbz wordt bij gemeenten uitgevoerd door het zelfstandigenloket. Hiermee wordt de specifieke resultaatverantwoordelijke eenheid Bbz bedoeld. Het kan bijvoorbeeld gaan om een afdeling, team, loket of (regionaal) bureau. We geven met de keuze voor deze term geen waardeoordeel over de manier waarop het Bbz wordt uitgevoerd.
Hoe bereikt de gemeente de doelgroep? Om in contact te komen met de doelgroepen is het zelfstandigenloket vaak afhankelijk van doorverwijzende instanties binnen en buiten de gemeente. Afhankelijk van de doelgroepen die de gemeente wil bedienen met het Bbz, is het belangrijk dat het zelfstandigenloket reclame maakt voor de eigen dienstverlening en andere middelen inzet om het bereik te vergroten. (Aspirant-)starters kunnen op drie manieren bij het zelfstandigenloket van de gemeente komen: via doorverwijzing door een klantmanager van de sociale dienst, via een voorbereidingstraject voor uitkeringsgerechtigden en door zichzelf aan te melden. Gevestigde zelfstandigen komen zelf naar de gemeente met een hulpvraag, bijvoorbeeld via informatie op het internet, of worden doorverwezen door ketenpartners (commerciële, bestuursrechtelijke of vrijwilligersorganisaties als accountants, boekhouders, brancheorganisaties, adviesdiensten, banken, ondernemersloketten, de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst, of het Ondernemersklankbord).
Wat is de rol van klantmanagers WWB? Omdat veel aanvragers van Bbz-voorzieningen (waaronder alle kandidaten voor het voorbereidingstraject) uit de bijstand komen, is er bij het Bbz een belangrijke rol weggelegd voor klantmanagers WWB om hun klanten voor te lichten. Zij kunnen het wederzijds verwachtingspatroon van klant en Bbz-consulent/zelfstandigenloket goed afstemmen met goede informatievoorziening. Daarvoor moeten de klantmanagers WWB ook zelf voldoende afweten van het Bbz. Het is daarom aan te bevelen dat de medewerkers van het zelfstandigenloket klantmanagers WWB periodiek voorlichten over de randvoorwaarden waaraan kandidaten moeten voldoen. Behalve om de formele eisen als diploma- en vergunningseisen voor bepaalde beroepen en branches gaat het om competenties, ontwikkelvermogen en de (on)mogelijkheden van schulden. Maar ook om ontwikkelingen binnen branches, regio’s of wijken en het vinden van kansen en omgaan met uitdagingen.
Aan wie bieden gemeenten Bbz-dienstverlening? Gemeenten hebben de vrijheid om invulling te geven aan het voorbereidingstraject Bbz, afhankelijk van hun visie op ondernemerschap en participatie. Hoewel het traject is bedoeld voor starters vanuit de WWB, kan de dienstverlening daarnaast, buiten de regels van het Bbz, ook aan een bredere doelgroep worden aangeboden. Bijvoorbeeld om de lokale economie te stimuleren wanneer dat past in het re-integratie- en doelgroepenbeleid van de gemeente. Gemeenten selecteren ook op de inspanningen die nodig zijn om mensen als zelfstandige te laten starten. Het gemeentelijke participatiebudget is immers niet toereikend om alle re-integratieactiviteiten te kunnen ondersteunen. 7
Er zijn gemeenten die daarom alleen investeren in klanten die met een relatief kort traject zelfstandig kunnen worden. Andere gemeenten begeleiden ook klanten die meer begeleiding nodig hebben, wanneer die niet op een andere manier (bijvoorbeeld loondienst) een eigen inkomen kunnen genereren. Gemeenten stellen vanwege hun beperkte budget vaak een jaarlijks maximum aan het aantal voorbereidingstrajecten. Ze kunnen de kosten ook beperken door goedkope begeleiding in of te volstaan met doorverwijzen naar aanbieders van digitale producten. Sommige gemeenten geven zelfs helemaal geen invulling aan begeleiding van (aspirant-) zelfstandigen. Andere gemeenten nemen de meerkosten van de startersbegeleiding voor lief, omdat ze verwachten daardoor in de toekomst te besparen op uitkeringen.
1.3 Het belang van screening Door zo snel mogelijk onderscheid te maken tussen kansrijke en kansloze (aspirant-)zelfstandigen kan de gemeente voorkomen veel middelen te besteden aan niet-serieuze kandidaten. Ook kan dat teleurstellingen voorkomen bij kandidaten zelf als ze een onrealistisch beeld hebben gevormd van het zelfstandig ondernemerschap. Goede screening is ook een belangrijke voorwaarde voor goed debiteurenbeheer. Dat is extra belangrijk nu op 1 januari 2013 de financieringssystematiek anders gaat werken. Wanneer gemeenten het verstrekte bedrijfskapitaal bij het Rijk declareren wordt een normbedrag ontvangsten ingevoerd. Het Rijk gaat er dus vanuit dat de gemeenten dit bedrag kunnen terugkrijgen van de debiteuren. Als dat niet zo is komen de extra kosten voor rekening van de gemeente. Dit betekent dat het zeer ongunstig is om risicovolle kredieten te verstrekken. De kans is immers groot dat deze gemeenten onder de norm gaan presteren en er financieel bij in zullen schieten. Aan de andere kant is het financieel zeer aantrekkelijk om ontvangsten boven deze norm binnen te halen. Screening aan de voorkant kan voorkomen dat er bij debiteurenbeheer en het terughalen van gelden problemen ontstaan. Zorgvuldige screening verhoogt de kans op succes, maar kan niet alle risico’s wegnemen. Een onderneming kan toch mislukken omdat er altijd moeilijk voorspelbare (externe) factoren een rol spelen. Gemeenten moeten daarom ook duidelijke afspraken maken over de aanpak van uitvallers, bijvoorbeeld terugmelding van het zelfstandigenloket naar de klantmanager WWB.
1.4 Zelf screenen of externe adviseurs inschakelen? Als een gemeente niet in staat is om alle dienstverlening voor (aspirant-)zelfstandigen zelf aan te bieden is de inhuur van externe partijen een goed alternatief. Het is vaak goedkoper om expertise of kennis in te kopen bij specialisten dan eigen mensen op te leiden om dat te doen, als het zelfstandigenloket al ruimte heeft voor extra werknemers. Ook kan inhuur van externen handig zijn om pieken in aanvragen of verzoeken tot begeleiding en coaching op te vangen. Kennis hoeft natuurlijk niet altijd bij een externe commerciële partij te worden ingekocht. Regionale samenwerking van verschillende gemeentelijke Bbz-afdelingen is zeker aan te raden. Zodoende blijft de kennis geborgd en kunnen regionaal fluctuerende aantallen opgevangen worden.
Prestatieafspraken maken De kwaliteit van de geboden diensten is mede afhankelijk van de inbreng van de afnemer. De gemeente moet zorgen voor voldoende interne kwaliteit en ervaring om begeleidingsorganisatie aan te sturen. Als de gemeente geen kennis over het Bbz in huis heeft, is het bijna niet mogelijk om de dienstverlening van de externe partner goed te kunnen beoordelen en monitoren. Doe hiervoor eventueel een beroep op collega-gemeenten die deze kennis wel in huis hebben. Ook is het essentieel de juiste prestatieafspraken te maken en te definiëren wanneer een traject succesvol is en wanneer er sprake is van uitval. Denk hierbij aan no cure no pay of bonus-malusregelingen. Zonder zo’n prikkel kan een externe aanbieder 8
het eigen belang laten prevaleren met te brede voorlichting en te ruimhartige instroom in (voorbereidings)trajecten, ook als dat niet in het belang van de gemeente is. De prestatieafspraken moeten niet tot gevolg hebben dat alleen de kansrijkste kandidaten, de ‘kersen op de taart’, worden doorverwezen. Ondernemerschap houdt altijd een risico in. Het is vooraf niet altijd te voorspellen hoe de ondernemer zich zal ontwikkelen en of het een succesvol traject wordt. Risico’s zijn dus niet helemaal weg te nemen, maar ze moeten wel zoveel mogelijk worden beperkt. Hoewel dit geen rol mag spelen in de selectie, blijkt in de praktijk dat een niet-geslaagd traject niet altijd als een totale mislukking kan worden aangemerkt. Vaak zorgt het traject ervoor dat kandidaten tot het inzicht komen dat zelfstandig ondernemerschap niet voor hen is weggelegd en serieus naar werk in loondienst gaan zoeken. Bovendien maken ze ook meer kans op werk door de kennis, inzichten en ervaring die ze met het voorbereidingstraject hebben opgedaan.
Offertes beoordelen In een offerte kan een aanbieder veel beloven. Daarom is het belangrijk dat vooraf wordt getoetst of de aanbieder kan voldoen aan de kwaliteitseisen. Is de aanbieder in staat om mee te denken, zijn er korte communicatielijnen, komt de aanbieder afspraken na? Beoordeel dat bijvoorbeeld op de volgende manier: > Bekijk rapportages die de aanbieder maakte voor andere opdrachtgevers. > Vraag referenties op en check die. > Vraag andere gemeenten die de aanbieder inschakelden om hun ervaringen. > Beoordeel de kennis en ervaring van de medewerkers van de organisatie. > Proof of the pudding: laat eerst een klein aantal starters een traject volgen, en beoordeel op grond daarvan of de aanbieder voldoet. > Laat eigen medewerkers meelopen bij een workshop die de aanbieder voor andere partijen verzorgt. De volgende inhoudelijke kwaliteitseisen kunnen als leidraad dienen voor het inkopen van producten voor de ondersteuning van het Bbz-proces.
Eisen aan de aanbieders Aanbieders moeten: > de gewenste producten of diensten tegen juiste condities beschikbaar kunnen stellen; > over aantoonbare (vaktechnische) kwaliteiten te beschikken, liefst gestaafd door referenties; > een goede prijs/prestatieverhouding offreren; > gevraagde lever- of doorlooptijden kunnen garanderen; > continuïteit aannemelijk kunnen maken; > de gevraagde certificeringen hebben (zoals ISO 9001 of vakbekwaamheidscertificaten); > uitgebreide documentatie voor de bedoelde diensten ter beschikking stellen. > zich kunnen aanpassen aan de mogelijkheden van de gemeente en daar de dienstverlening op afstemmen.
Eisen aan producten 1.
De werkwijze is gericht op het ontwikkelen van: a. zelfredzaamheid van de starter b. zelfinzicht van de starter c. benodigde vaardigheden van de starter
2. Het begeleidingstraject moet niet alleen een rapportage op het einde van het traject bevatten, maar ook tussentijdse beoordelingen van: a. ondernemerscapaciteiten b. bedrijfsformule c. ondernemingsplan 9
De begeleidende instantie moet in staat zijn op deze onderdelen een duidelijke diagnose of analyse te geven die zowel voor de opdrachtgever als voor de deelnemer begrijpelijk en acceptabel is. 3. Open communicatie Tijdens het hele traject (van de aanmelding tot en met de begeleiding na de start van de onderneming) is directe en snelle communicatie tussen de adviseur en de klantmanager belangrijk. Hierdoor kan snel en adequaat worden ingegrepen bij problemen. Bij afvallers is snelle terugrapportage naar de klantmanager WWB belangrijk. In andere gevallen moet de adviseur snel duidelijk maken of aanvullende begeleiding mogelijk is. 4. Het uiteindelijke advies Het advies moet: a. aansluiten bij de diagnose/analyse (komt het advies tot de kern van het probleem en is dat opgelost? Is het advies praktisch uitvoerbaar voor de (startende) ondernemer?); b. een oordeel geven over de levensvatbaarheid van de onderneming (aanvullend extern advies over het ondernemingsplan zou alleen nodig moeten zijn bij twijfel of in een bezwaarprocedure); c. duidelijk maken of na de start nog begeleiding nodig is; d. voorstellen doen voor alternatieve manieren om te re-integreren voor deelnemers die een negatief advies krijgen of zelf afhaken. 5. Begeleiding na de start De begeleiding na de start moet beperkt zijn tot coaching van acquisitie en administratie. Voor andere aspecten van de bedrijfsvoering moet het voortraject al voldoende bagage hebben gegeven. Gemeenten moeten deze kwaliteitseisen bij de uitvoering van trajecten blijven monitoren.
Inkopen of aanbesteden Voor veel gemeenten is het onduidelijk of diensten als coaching, begeleiding en ondersteuning aan (aspirant‑) zelfstandigen aanbesteed moeten worden. Deze diensten vallen onder de 2B-diensten met een beperkt regiem van de Europese richtlijnen.4 Naast de Europese regels gelden de (vaak nog strengere) inkoopregels van de gemeente. Gemeenten mogen dus opdrachten voor het uitvoeren van participatievoorzieningen volgens de Europese regels zonder aanbesteding gunnen. Wel moeten ze vooraf onderzoeken of er sprake is van grensoverschrijdend belang, waarbij bedrijven uit andere lidstaten van de Europese Unie interesse kunnen hebben voor opdrachten. In dat geval moet de gemeente zorgen voor: > transparantie; een voldoende mate van openbaarheid > proportionaliteit: de eisen, voorwaarden en criteria moeten in verhouding staan tot het doel en de omvang van de opdracht. Samenvattend kunnen gemeenten één op één gunnen, met in achtneming van de algemene regels van 2B-diensten en de Europese regels. Ook kan een gemeente verschillende bureaus inschakelen (op basis van de Europese regels) zonder dit te hoeven aanbesteden.
10
4 Z ie de Europese regels en het Besluit Aanbesteding Overheidsopdrachten (Bao). Daaruit valt af te leiden dat voor participatievoorzieningen (re-integratie en inburgering) een beperkt regiem geldt. Ze vallen onder de 2B-diensten, diensten die in bijlage 2B van de Europese aanbestedingsrichtlijn worden genoemd, én diensten die niet in bijlage 2A van de Europese aanbestedingsrichtlijn genoemd worden. Dit betekent dat alleen de artikelen 23 en 35, lid 12 tot en met 16 van het Bao van toepassing zijn op participatievoorzieningen. Gemeenten moeten daarom technische specificaties opstellen (veelal in de vorm van een bestek). Die mogen niet discriminerend zijn, waardoor bepaalde dienstverleners zouden worden bevoordeeld of uitgesloten. Ook moeten gemeenten binnen 48 dagen na gunning van de opdracht een gunningsbericht naar het Europese publicatiebureau sturen, via de website van Blik op Werk of de aanbestedingskalender.
Hoofdstuk 2 Aspirant-zelfstandigen De meeste gemeenten screenen WWB-klanten die overwegen zelfstandige te worden al voordat ze een aanvraag doen voor Bbz-dienstverlening. Dit hoofdstuk bespreekt de selectiecriteria, de onderdelen van de screening en de daarbij behorende principiële keuzes die gemeenten maken: hoe breed maken we de toegangspoort tot de dienstverlening? Wanneer gaat zelfselectie over in selectie door een professional? Vangen klantmanagers (sommige) kansloze kandidaten al af voordat ze bij het zelfstandigenloket terechtkomen of laten ze de selectie over aan het zelfstandigenloket?
Niet iedere uitkeringsgerechtigde die overweegt te starten, gaat dit ook echt doen5. Daarom hoeft ook niet elke opwelling van een uitkeringsgerechtigde meteen te leiden tot een dienstverleningsaanbod van de gemeente. De gemeente levert alleen diensten als die een toegevoegde waarde hebben: omdat ze noodzakelijk zijn en de klant zelf of andere partijen het niet kunnen organiseren. Een gemeente is niet verplicht om iedere aanmelder toe te laten tot een voorbereidingstraject. Het is een bevoegdheid van het college. Gemeenten kunnen daarom zelf criteria opstellen en opnemen in de beleidsregels. Daarbij staat de kortste weg naar werk voorop. De criteria kunnen per gemeente verschillen. Gemeenten selecteren kandidaten op twee manieren: > Ze geven informatie waarmee sommige kandidaten zelf kunnen concluderen dat ze geen beroep op het Bbz moeten doen (zelfselectie). > Ze laten kandidaten screenen door professionals.
2.1 Waarop selecteren gemeenten? Of een uitkeringsgerechtigde geschikt is om duurzaam als zelfstandige aan de slag te gaan, kan niet vastgesteld worden aan de hand van een simpel stroomschema. De beoordeling volgt uit afweging van feiten, verwachtingen en sociale criteria die door een deskundige per geval moet worden gemaakt. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn: > de competenties en het ontwikkelvermogen van de kandidaat; > de persoonlijke situatie; > het verleden van de kandidaat;6 > de werkzaamheden die de kandidaat wil gaan verrichten; > de verwachtingen in de branche of vestigingslocatie; > de omzetverwachting en - rekening houdend met de bedrijfskosten - de winstverwachting; > de noodzakelijke financiële ondersteuning; > de noodzakelijke begeleiding na de start.
5 U it het rapport ‘Ondernemend de uitkering uit’ (2006) blijkt dat van de 10% uitkeringsgerechtigden die in 2004 overwoog voor zichzelf te beginnen slechts 1% daartoe ook serieuze stappen ondernomen had. Uiteindelijk startte 0,5 procent van de uitkeringsgerechtigden een eigen bedrijf. 6 In de toekomst zal dit een grotere rol gaan spelen, nu de bestuurlijke boete in de sociale zekerheid is geherintroduceerd en deze boete in principe niet voor schuldsanering in aanmerking komen. Ook speelt het betaalgedrag van de kandidaat een rol, net als zijn houding en levenswijze (denk bijvoorbeeld aan de risico’s van verslavingen).
11
Ondernemersvaardigheden, de financiële positie van een kandidaat en de branchekeuze zijn de belangrijkste selectiegronden voor toelating tot het voorbereidingstraject. Zo zal iemand al snel worden afgewezen vanwege een negatieve beoordeling van de ondernemersvaardigheden of een problematische schuldsituatie. Ook gebrek aan marktkennis (hoewel dat via het voorbereidingstraject kan worden bijgespijkerd) of verkeerde marktkeuzes (risicovolle marktsegmenten of branches met een overaanbod) wegen mee. Ten slotte zijn er nog belangrijke randvoorwaarden: kan iemand onder een baas werken? Ondersteunt het gezin de plannen van de kandidaat? Of is ondernemerschap juist cruciaal omdat iemand alleen vanuit huis kan werken (bijvoorbeeld bij gehandicapten of alleenstaande ouders die slechts enkele uren kunnen werken).
2.2 Hoe richten gemeenten de selectieprocedure in? Niet alle gemeenten richten de selectieprocedure op dezelfde manier in. In de praktijk bevat de procedure vaak de volgende elementen.
Voorlichting Voorlichting aan het begin van het proces is een goed middel om aspirant-zelfstandigen te informeren over de consequenties van de keuze voor een zelfstandig bedrijf of beroep en de mogelijkheden van ondersteuning. De voorlichting richt zich vooral op de zelfselectie. Is het ondernemerschap iets voor mij? Is mijn idee realistisch? Soms bestaat de voorlichting alleen uit verwijzing naar vrij toegankelijke bronnen zoals internet en de voorlichtingsbijeenkomsten van de Kamer van Koophandels. In andere gevallen organiseren gemeenten zelf voorlichtingsbijeenkomsten voor aspirant-starters vanuit de bijstand, met open aanmelding of alleen toegankelijk op doorverwijzing van een klantmanager.
Screening door een klantmanager Deze screening verschilt sterk bij gemeenten. Soms verwijzen klantmanagers iedereen met vragen of ideeën over zelfstandig ondernemerschap door naar het zelfstandigenloket (brede poort).7 In andere gemeenten maken ze een eerste selectie voordat ze de casus overdragen (smalle poort). En dan is er ook nog een mengvorm waarbij de klantmanager alleen kijkt maar harde weigergronden zoals problematische schulden.
Intake door het zelfstandigenloket De intake of entreetoets door het zelfstandigenloket is de eigenlijke sleutel tot de dienstverlening. De toets stelt vast of de kandidaat - met goede voorbereiding - een succesvolle onderneming kan starten. Ook brengt de toets aan het licht of er financiële of persoonlijke belemmeringen zijn of een bij voorbaat kansloze marktpositie. Gemeenten met voorlichtingsbijeenkomsten voor aspirant-starters laten de intake hierop aansluiten. Er zijn gemeenten die bij de intake voor het voorbereidingstraject zo min mogelijk selecteren om een zo breed mogelijke doelgroep te bereiken. Het zelfstandigenloket werft eerst potentiële klanten en selecteert pas na een korte oriëntatiefase.
Toetsing op geschiktheid Voor het vaststellen van de competenties vullen uitkeringsgerechtigden zelf een scan in of ze worden getoetst door (externe) deskundigen. Dit gebeurt soms aan het begin van een traject als selectie voor de instroom en soms juist aan het einde als screeningsinstrument voor de inzet van (vervolg)voorzieningen.
Voortraject Het voortraject (ook wel: de voorbereidingsfase) is bedoeld om een vaag voornemen om zelfstandig te worden concreet te maken. Vier tot zes weken lang werken de potentiële starters met workshops en opdrachten aan het versterken van hun ondernemerschap. Het traject heeft ook de functie van voorselectie. Aspirant-starters komen er zo achter of het ondernemerschap bij hen past en voldoende kans van slagen heeft. Bij een groepsaanpak speelt ook de interactie met
12
7 Potentiële starters kunnen ook worden doorverwezen door werkcoaches van UWV.
andere deelnemers een belangrijke rol. Vergelijking van de eigen aanpak met die van anderen maakt duidelijk wat iemands sterke en zwakke punten zijn. In de praktijk blijkt dat 50 tot 60% van de deelnemers afvalt tijdens het voortraject8.
Vervolgtraject Kandidaten die het voortraject met succes hebben doorlopen, krijgen een vervolgtraject. Ze werken daarin ondernemingsplan verder uit met behulp van bijvoorbeeld workshops, opdrachten en presentaties. De inzet van producten in dit project kan per gemeente verschillen. Deze fase moet leiden tot een zelfstandige die klaar is om te starten.
Beoordeling ondernemingsplan Het ultieme screeningsmoment is natuurlijk de globale beoordeling van het ondernemingsplan (een definitieve analyse volgt inde startersfase, zie hoofdstuk 3). Dit plan geeft objectiveerbare input om vast te stellen of aspirant-starters geschikt zijn en hun plannen kans van slagen hebben. Is het voortraject goed opgezet en door de deelnemer goed doorlopen, dan moet het ondernemingsplan goed genoeg zijn om de toetsing te doorstaan. In het vervolg van dit hoofdstuk lichten we elk van deze elementen van het selectieproces nader toe.
2.2.1 Voorlichting Voorlichting kan zorgen dat niet-serieuze of kansloze klanten afhaken voordat er duurdere voorzieningen zijn aangeboden. De voorlichting moet daartoe duidelijk maken wat er komt kijken bij zelfstandig ondernemerschap, welke inspanning van kandidaten wordt verwacht en aan welke randvoorwaarden ze moeten voldoen om überhaupt te kunnen starten. Aspirant-starters kunnen dan bij zichzelf te rade gaan of ze zichzelf wel geschikt achten als ondernemer, of ze kunnen voldoen aan de gevraagde randvoorwaarden, en of ze een intensief begeleidingstraject in hun situatie zien zitten. Zo niet, dan zullen ze er vaak van afzien zich te melden voor startersdienstverlening. De voorlichting geeft zo aanleiding tot zelfselectie.
Doorverwijzen naar informatie van ketenpartners Bijstandsgerechtigden die als zelfstandige aan de slag willen, hebben in eerste instantie zelf de verantwoordelijkheid om zich te oriënteren op hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Voor deze zelfselectie is voldoende goede informatie voorhanden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld doorverwijzen naar: > Informatie van de overheid Op rijksoverheid.nl staat uitleg over de mogelijkheden van het Bbz en hoe een klant hier aanspraak op kan maken. > De Kamer van Koophandel De Kamer van Koophandel biedt algemene en branchegerichte informatie over vergunningen, verzekeringen, vakdiploma’s, subsidies en belastingen. De meeste informatie is ook te vinden op kvk.nl. > Het Ondernemershuis Enkele grote steden hebben een ondernemershuis, een lokaal of regionaal samenwerkingsverband met andere organisaties (zoals de Kamer van Koophandel, banken, accountants, notarissen, roc’s). De ondernemershuizen vormen een centraal loket waar ondernemers terechtkunnen met alle vragen en verzoeken voor ondersteuning. > Banken Ook banken bieden online informatie voor (potentiële) klanten die overwegen ondernemer te worden: bank- en verzekeringszaken, een model van een ondernemingsplan, scans op ondernemersvaardigheden en informatie over vergunningseisen en verplichtingen.
8
De ervaring van de meeste gemeenten is dat deze afvallers sneller een reguliere baan vinden dan uitkeringsgerechtigden die niet een dergelijk traject hebben doorlopen. Het voortraject geeft hen inzicht in hun (on)mogelijkheden en capaciteiten, en van dat inzicht profiteren ze bij het vinden van werk.
13
> Eigen informatie van de gemeente Gemeenten hebben vaak zelf voorlichtingsmateriaal ontwikkeld voor het Bbz. Deze informatie kan worden ontsloten op de gemeentelijke website of in folders en artikelen in de plaatselijke krant, etc. > Het Ondernemersplein (in voorbereiding) Dit plein (een fusie van de Kamer van Koophandel en Syntens) moet hét voorlichtingscentrum voor (startende) ondernemers worden. Het ondernemersplein zal grotendeels digitaal zijn, maar naar verwachting komen er ook fysieke loketten. Met het Ondernemersplein krijgen ondernemers makkelijk toegang tot alle transacties met de overheid (zoals vergunning- en subsidieaanvragen). Ook maakt het ondernemersplein het voor de overheid eenvoudiger om in contact komen met ondernemers. Zodra de basisstructuur is opgezet, wordt gezorgd voor aansluiting met bijvoorbeeld de Belastingdienst, ondernemerspunten voor microfinanciering, werkpleinen en provinciale bedrijvenloketten. De Kamer van Koophandel organiseert ook regelmatig startersbijeenkomsten. Hierin komt onder andere aan de orde: > de eigenschappen van een ondernemer; > de voordelen van een ondernemingsplan; > tips voor marketing en marktonderzoek; > uitleg over financiën, begrotingen, belastingen en aftrekposten; > informatie over rechtsvormen, wetten en regels en het voorkomen van risico’s.
Voordelen van voorlichtingsbijeenkomsten Waar de schaalgrootte het toelaat organiseren zelfstandigenloketten zelf voorlichtingsbijeenkomsten voor kandidaten uit de eigen gemeente of regio. Die kunnen beter afgestemd worden op de doelgroep en geven vragen antwoord op als: > Welke kwaliteiten heb je nodig om een succesvol ondernemer te worden? > Hoe kun zelf je de haalbaarheid van je bedrijfsidee onderzoeken? > Wat voor advies en ondersteuning kunnen starters krijgen? > Wat zijn de verschillen tussen werken in loondienst en als zelfstandig ondernemer? Deze voorlichtingsbijeenkomsten zijn een voorportaal voor de toegang tot het voorbereidingstraject of de startersintake. Deelnemers die na afweging van de nieuwe informatie nog steeds overtuigd zijn van hun mogelijkheden om als zelfstandige aan de slag te gaan, kunnen zich aanmelden voor de intake. Of ze worden doorgeleid naar de entreefase van het voorbereidingstraject. Hoewel voorlichting een relatief goedkoop middel is, kunnen gemeenten toch kosten besparen door gebruik te maken van relevante informatie van ketenpartners. Maar als een gemeente meer grip wil houden op de kwaliteit en inhoud van de informatie en de toepasbaarheid binnen de kaders van het Bbz dan is het aan te raden om zelf voorlichting te organiseren (eventueel via een duidelijke opdracht aan een externe ketenpartner). Op die manier is ook gegarandeerd dat de informatie aansluit bij de gemeentelijke dienstverlening. Gemeenten die regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten organiseren (bijvoorbeeld om de veertien dagen op een vast dagdeel, met open aanmelding of vrije inloop) kunnen klanten verplichten om eerst een voorlichtingsbijeenkomst bij te wonen voordat ze zich kunnen aanmelden bij het zelfstandigenloket. Na de bijeenkomst krijgt een klant een aanmeldformulier of direct een afspraak voor een intake. Zo krijgt iedereen dezelfde informatie.
Afstemming met ketenpartners Om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken is het belangrijk dat alle ketenpartners dezelfde boodschap over Bbz-dienstverlening uitdragen. Alle potentiële zelfstandigen moeten weten waar ze moeten zijn met vragen over het opstarten van een eigen bedrijf vanuit een uitkeringssituatie of met vragen over ondersteuning voor hun bedrijf in een moeilijke periode. Dat vereist goede en communicatie onderlinge afstemming.
14
Enkele tips daarvoor: > Zorg voor een eenduidige boodschap. > Geef antwoord op belangrijke vragen, zoals; > Wat betekent het runnen van een eigen onderneming? > Wat wordt er gevraagd van de klant? > Op welke financiële ondersteuning kan een uitkeringsgerechtigde een beroep doen? > Wie doet wat bij het opzetten van de eigen onderneming? Welke hulp is er mogelijk en hoe lang? > Welke ketenpartners zijn betrokken en wat is hun rol? > Maak de informatie over eventuele periodieke voorlichtingsbijeenkomsten van de gemeente (wie, wat, waar en voor wie) ruim van tevoren bekend. > Maak ketenpartners deel van het communicatieproces. > Sluit aan bij bestaande initiatieven of zorg dat die de gemeentelijke boodschap ook communiceren. > Licht de belangrijkste spelers in het veld regelmatig voor over de werkzaamheden van het zelfstandigenloket en hun rol. Herhaling is belangrijk vanwege verloop van personeel en omdat een boodschap vaak na één keer nog niet blijft hangen.
Scherpe selectie Is de voorlichting vooral gericht op het werven van potentiële klanten voor Bbz-dienstverlening, dan is het belangrijk om te voorkomen dat klanten die doorstromen naar vervolgtrajecten daar alsnog afhaken. Dat kost veel geld en draagt niet veel bij aan de participatiedoelstelling van het Bbz. Om deze onnodige doorstroom te voorkomen kan de gemeente na een voorlichtingsbijeenkomst een persoonlijk gesprek voeren met klanten die nog steeds interesse hebben. Dat kost wel veel tijd. Een andere optie is om klanten een workshop met huiswerkopdrachten te laten volgen. Klanten die de opdrachten niet of niet goed maken, kunnen op grond daarvan worden afgewezen.
2.2.2 Screening door klantmanagers De klantmanager WWB heeft een belangrijke rol bij de screening en voorselectie van aspirant-zelfstandigen.
Hoe herken je als klantmanager de ondernemer in spe? Klantmanagers selecteren niet allemaal op dezelfde manier kandidaten voor startersbegeleiding. Omdat ze een verschillend beeld hebben van een ondernemer of de dienstverlening van een zelfstandigenloket. Of omdat ze niet allemaal even goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden. Daardoor bestaat het risico dat bij geschikte kandidaten het zelfstandig ondernemerschap niet ter sprake komt of dat ongeschikte kandidaten worden doorverwezen.
Checklist voor een uniformere werkwijze Een goede manier om tot een uniformere selectie te komen is het gebruik maken van checklists. Bijvoorbeeld een lijst met harde criteria om niet in aanmerking te komen voor een voorziening of een lijst van kerncompetenties van zelfstandigen. De klantmanager kan de klant voor het gesprek een vragenlijst laten invullen, of tijdens het gesprek de checklist nalopen. De checklist met kerncompetenties is alleen een ondersteunende tool om methodisch te handelen en leidt niet zelf tot een beslissing voor al of niet doorverwijzen. Over de uitkomsten wordt doorgepraat in een gesprek van de klant met de klantmanager en/of medewerker van het zelfstandigenloket, om zo een goed beeld te krijgen van de (on)mogelijkheden van de klant. In bijlage 1 is een checklist van kerncompetenties opgenomen, met uitleg hoe klantmanagers die competenties kunnen beoordelen.
15
Taakverdeling tussen klantmanagers WWB en zelfstandigenloket In sommige gemeenten verwijzen klantmanagers iedere potentiële klant direct door naar het zelfstandigenloket, zodat pas daar de screening en selectie gebeurt. Professionals van het zelfstandigenloket kunnen ondernemerscompetenties van uitkeringsgerechtigden immers beter beoordelen dan klantmanagers. Hierdoor bestaat het risico dat klantmanagers veel klanten doorverwijzen die niet in aanmerking komen voor Bbz-dienstverlening. Het zelfstandigenloket moet dan veel tijd steken in een relatief grote groep kansloze aanvragers. In dat geval is het beter dat de klantmanager van de uitkeringsgerechtigde al een eerste screening verricht, in goed overleg met het zelfstandigenloket. Een goede middenweg is dat de klantmanager WWB alleen screent op harde criteria als schulden en dat het zelfstandigenloket zich vooral richt op de ondernemerscompetenties, de marktpositie en vestigingseisen van de gekozen branche. Het is ook mogelijk dat de klantmanager WWB al een eerste zeef toepast, bijvoorbeeld door klanten met een slechte branchekeuze niet door te verwijzen.
Afstemming tussen zelfstandigenloket en klantmanagers WWB Om de afstemming tussen klantmanager WWB en zelfstandigenloket te vergemakkelijken en de verwachtingen van kandidaten goed te managen, kunnen gemeenten ook driegesprekken inzetten voor de screening en selectie: dan is de klantmanager WWB aanwezig bij het de eerste screening van de klant in het gesprek met een medewerker van de het zelfstandigenloket. Gemeenten ervaren dat deze aanpak voordelen biedt. Potentiële klanten komen allemaal op dezelfde manier bij het zelfstandigenloket. De klantmanager WWB legt uit waarom de klant wordt doorgestuurd. Ook krijgt de klantmanager WWB zo meer inzicht in de mogelijkheden van starters.
Welke klanten moeten klantmanagers doorverwijzen naar een zelfstandigenloket? Veel klantmanagers verwijzen alleen bijstandsgerechtigden naar het zelfstandigenloket als ze inschatten dat ze niet direct of binnen redelijke termijn regulier werk kunnen vinden. Maar door de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt biedt ook de combinatie van loondienst en ondernemerschap klanten mogelijkheden. Bij dit hybride ondernemerschap biedt het werken in loondienst een basisinkomen om het zelfstandig ondernemen mogelijk te maken of op te bouwen. Starters die aannemelijk kunnen maken naast een baan minstens 1225 uur per jaar in het eigen bedrijf of beroep te gaan werken kunnen ook een beroep doen op het Bbz. Klantmanagers moeten ook deze starters doorverwijzen naar het zelfstandigenloket.
2.2.3 Intake door het zelfstandigenloket Na de voorselectie en doorverwijzing door de klantmanager is het zelfstandigenloket aan zet. Met een intake of entreetoets stellen de medewerkers vast of de bijstandsontvangende voldoet aan de formele criteria van het Bbz of daaraan op korte termijn aan kan voldoen. Op korte termijn wil zeggen binnen de periode die de gemeente hanteert voor het volgen van een voortraject, in de praktijk vaak een half jaar. Wettelijk is deze periode uiterlijk een jaar. Zijn er geen formele belemmeringen, dan bepalen ze of het zinvol is de kandidaat toe te laten tot het voorbereidingstraject. De WWBuitkering wordt tijdens voorbereidingstraject voortgezet, onder verplichtingen die verbonden zijn aan de deelname van het voorbereidingstraject. Maar omdat de kandidaat de uitkering al genoot is er geen sprake van een uitkeringsintake. De intake heeft meer de functie van entreetoets. De intakefase heeft ook tot doel zicht te krijgen op de haalbaarheid van het voornemen van zelfstandig ondernemerschap. Het is ook voor de aspirant-zelfstandige een belangrijk moment. Voorlichting vormt daarom opnieuw een wezenlijk onderdeel van deze stap in het selectie- en bewustwordingsproces. In de intake krijgt de kandidaat weer meer inzicht in zijn capaciteiten de mogelijkheden. Behalve om objectiveerbare gegevens als schulden, diploma’s, mogelijkheden binnen een branche of op een locatie gaat het immers ook om de vraag of de betreffende persoon in staat is om zich als ondernemer te ontwikkelen of te handhaven. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de aspirant-zelfstandige, kan er gebruik worden gemaakt van hulpmiddelen. In de intakefase is het ook wenselijk dat een eventuele partner in het proces
16
wordt betrokken. Het is immers belangrijk dat de partner ook achter de keuze voor het zelfstandig ondernemerschap staat, zeker als de partner ook werkzaam zal zijn in de onderneming.
Criteria voor toelating tot het voorbereidingstraject Om te kunnen beoordelen of het zinvol is een bijstand ontvangende toe te laten tot een voorbereidingstraject, kan de gemeente criteria hanteren als: > Het traject naar ondernemerschap is de snelste en goedkoopste weg naar duurzame uitstroom uit de bijstand. > De kandidaat heeft de persoonlijke vaardigheden die noodzakelijk zijn om (op termijn) zelfstandig ondernemer te kunnen worden. > De kandidaat beheerst de Nederlandse taal voldoende (een ondernemer kan niet blijven vertrouwen op partners en vrienden om zakelijke contacten te leggen of aan administratieve verplichtingen te voldoen). > De kandidaat is voldoende vakbekwaam om als zelfstandig ondernemer te kunnen werken (of kan vakbekwaamheid of beroepskwalificaties tijdens de voorbereidingsperiode ontwikkelen). > Het bedrijfsidee moet niet op het eerste gezicht kansloos zijn. De markt en branche moeten kansen bieden en perspectief op voldoende inkomen. Het benodigde voorbereidingskrediet dient realistisch te zijn en binnen de grenzen en mogelijkheden van het gemeentelijk beleid te vallen. > De aspirant-starter moet aan het traject willen meewerken. Het traject is niet vrijblijvend. Gemeenten kunnen ook criteria stellen om iemand niet in aanmerking te laten komen voor de voorbereidingsperiode. De toegang kan bijvoorbeeld worden geweigerd als: > voor de aspirant-starter surseance van betaling is aangevraagd; > de aspirant-starter in staat van faillissement verkeert en het faillissement voortduurt; > bij faillissement geen schuldsanering heeft plaatsgevonden; > de aspirant-starter hoge schulden heeft die de start van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep feitelijk onmogelijk maken, terwijl er geen schuldregeling of akkoord tot stand kan komen (let hierbij ook op code-informatie van het Bureau Kredietregistratie. Laat de betrokkene bij de eigen bank een BKR-overzicht opvragen. Dat kost € 4,95); > redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het te starten bedrijf of beroep in de toekomst niet aan de wettelijke eisen zal kunnen voldoen; > er belemmeringen in de persoon aanwezig zijn die naar verwachting het zelfstandig ondernemerschap in de toekomst zullen uitsluiten; > de echtgenoot/partner van de aspirant-starter het niet eens is met het plan om (op termijn) een eigen bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen. Het gaat dan vooral om de verwachting dat de kandidaat, ondanks een goede voorbereiding, niet in staat zal zijn om een succesvolle onderneming te starten door financiële of persoonlijke belemmeringen. Het al eerder zonder succes doorlopen hebben van het voorbereidingstraject is op zich geen weigeringsgrond voor een nieuwe aanvraag. In dat geval zal bij de entreetoetsing wel moeten worden beoordeeld waarom het vorige traject niet is geslaagd, wat de aspirantstarter ervan heeft geleerd, waarom een nieuw begeleidingstraject noodzakelijk is en of de aspirant-starter nu wel een goede kans heeft om met succes een onderneming te starten.
17
2.2.4 Intake De gemeenten houden een intakegesprek/entreetoets met potentiële starters om meer te weten over hun vaardigheden en plannen. Het intakegesprek voorziet aspirant-zelfstandigen ook van informatie over het Bbz. Om te achterhalen of de aspirant-starter voldoet aan de genoemde criteria kan het zelfstandigenloket een vragenlijst gebruiken die inzoomt op de klant en diens (financiële) situatie in kaart brengt. Zie hiervoor bijlage 2.
Wanneer en hoe grondig screenen? Bij de inrichting van het intakeproces moet de gemeente een duidelijke keuze maken over het moment van screening. Wordt er gescreend aan de poort of verderop tijdens het voorbereidingstraject? Hoe ver gaat de selectie aan de poort? Vallen kandidaten alleen op grond van harde criteria af, zoals problematische schulden, niet beschikken over juiste diploma’s of duidelijk onrealistisch bedrijfsplan? Of worden ook kandidaten met onvoldoende ondernemersvaardigheden afgewezen? Ondernemersvaardigheden zijn moeilijker te screenen dan harde criteria, maar daarom niet minder belangrijk. Daarom laten veel gemeenten kandidaten hun zelfkennis ontwikkelen in de verwachting dat ze snel zullen inzien dat het ondernemerschap niet bij hem of haar past of dat hun bedrijfsplan weinig kans van slagen heeft. Dat inzicht ontstaat tijdens voorlichtingsworkshops, de oriëntatiefase of het voorbereidingstraject, vaak door vergelijking met andere kandidaten (bij een groepsaanpak). De ervaring is dat 50 tot 60% van de deelnemers afvalt. Het is een voordeel dat klanten zelf inzien dat ondernemerschap niets voor hen is, waardoor ze vaak meer geneigd zijn zich actief in te zetten voor een baan in loondienst. Ook krijgen ze meer inzicht in hun eigen capaciteiten. Om dit voordeel te benutten is het cruciaal dat de klantmanager een afvaller direct oppakt en actief houdt. Hiervoor moeten er bij de gemeente duidelijke afspraken binnen de organisatie zijn over de terugmelding door het zelfstandigenloket naar de klantmanager WWB.
2.2.5 Geschiktheid toetsen Om de geschiktheid van de aspirant-zelfstandige te bepalen kunnen professionals gebruik maken van instrumenten als checklists of scans waarmee de competenties en vaardigheden van de klant in beeld worden gebracht, en van coachingstrajecten of begeleiding. Ook kunnen derden (zoals vrienden en ex-collega’s) worden uitgenodigd om deel te nemen aan een zogenaamde 360° feedback. Er zijn ook gemeenten die zelf vragenlijsten hebben ontwikkeld om in gesprek met de uitkeringsgerechtigde, een beeld te krijgen van de ondernemersvaardigheden en/of competenties. De inzet van instrumenten garandeert (tot op zekere hoogte) dat klantmanagers en Bbz-consulenten iedereen dezelfde vragen stellen. De interpretatie en weging van de antwoorden blijft maatwerk. Dat is ook afhankelijk van de kennis, ervaring en persoonlijke overtuigingen van de professional. Om die verschillen te minimaliseren is het aan te raden wetenschappelijk onderbouwde instrumenten in te zetten.
E-scan Een voorbeeld van een wetenschappelijk gevalideerd instrument is de E-scan, ontwikkeld door dr. M. Driessen van Entrepreneur consultancy. Het is een zelfbeoordelingsinstrument voor (aspirant-)ondernemers dat op objectiverende wijze inzicht te geeft in ondernemerscompetenties, algemeen of voor een door de kandidaat gekozen branche. Op basis van de antwoorden van een persoon op de online vragenlijst wordt automatisch een uitgebreid persoonlijk rapport gegenereerd met scores, adviezen en tips. De individuele scores worden gepresenteerd in een spindiagram en afgezet tegen een normprofiel van de branche (of als er geen branche gekozen van de ondernemers in het algemeen). Het gebruikte instrument moet duidelijk maken of de deelnemer binnen redelijke termijn in staat zal zijn als ondernemer te functioneren. De uitkomst is een startpunt voor een diepgaand gesprek met de (aspirant‑)zelfstandige, waaruit blijkt hoe de resultaten of antwoorden geïnterpreteerd kunnen worden en binnen welke context ze zijn gegeven. In het gesprek
18
Prestatiegerichtheid 10
Risicobereidheid
8
Zelfstandigheid
6
Flexibiliteit
4
Dominantie
2 0
Creativiteit
Sociale oriëntatie
Marktgerichtheid
Effectiviteit Doorzettingsvermogen
met de deelnemer wordt besproken en beargumenteerd welke noodzakelijk kwaliteiten de kandidaat niet heeft of verder moet ontwikkelen. De deelnemer moet met de uitkomst van het instrument en het gesprek verder kunnen. Is het niet als ondernemer, dan wel in het traject naar werk.
Wanneer een instrument inzetten? Het gebruik van instrumenten om vaardigheden en competenties van (potentiële) ondernemers te toetsen legt een goede basis voor methodisch handelen. Ook hier is de principiële vraag wat het beste moment is om een beoordelingsinstrument in te zetten: > direct bij de intake; als onderdeel van de poortwachter > bij aanvang van het voortraject, om te beoordelen welke vaardigheden tijdens het traject nadrukkelijk aan bod moeten komen > na afronding van het voortraject, om te beoordelen voor welke vaardigheden begeleiding of extra scholing nodig is na de start als zelfstandig ondernemer > alleen bij gerede twijfel over de ondernemersvaardigheden
19
2.2.6 Screening tijdens het voortraject: progressieve selectie Klanten die worden toegelaten tot het voortraject krijgen de kans zich te bewijzen. Ze moeten wel voldoen aan de eisen, zoals huiswerkopdrachten, aanwezigheidseisen en presentatieopdrachten. Na afloop moet duidelijk zijn wie doorgaat naar de langduriger begeleidingsfase en wie afvalt. Ook tijdens het voortraject zijn er afvallers. Deze progressieve selectie, eerst aan de poort en vervolgens via een kort voortraject, voorkomt dat de kosten onnodig doorlopen bij klanten die niet geschikt blijken te zijn voor het ondernemerschap. Gemeenten bepalen zelf of ze een voortraject aanbieden, of ze dat uitbesteden en hoe het traject eruit ziet.
Voorbeeld van een voortraject Het voortraject bestaat uit vijf workshops over marketing en financiën, gebaseerd op het piramidemodel van Friedeberg: 5 4 3 2 1 Ondernemerschappiramide De basis van de Ondernemerschappiramide is de persoon van de ondernemer (1). Die vormt namelijk met zijn vakmanschap, doorzettingsvermogen en commerciële vaardigheden het fundament van de onderneming. Met een goede bedrijfsformule (2) kan de ondernemer met zelfvertrouwen en overtuigingskracht de markt (3) benaderen. In de piramide zijn financiën (4) het resultaat van deze marketinginspanning. Het topje van de piramide bestaat vervolgens uit organisatorische zaken (5), zoals een financiële administratie die voldoet aan de eisen van wet- en regelgeving. De workshops hebben een interactief karakter waarbij de groepsdynamiek belangrijk is. De klantmanagers die de workshops geven zijn getraind in groepscoaching en hebben affiniteit met starters. De deelnemers leren van elkaar en toetsen elkaars ideeën. Zo krijgen ze zicht op de haalbaarheid van hun plannen en op hun mogelijkheden. En ze berekenen de taakstellende omzet: hoeveel omzet moet ik draaien om een basisinkomen te hebben? Het inzicht dat dit oplevert doet sommige deelnemers direct besluiten af te haken Anderen maken hun plannen realistischer of ontdekken welke vaardigheden ze moeten verbeteren of welke belemmering in de persoonlijke situatie ze moeten aanpakken. De deelnemers komen zelf tot dit inzicht, en hoeven deze boodschap niet te krijgen van een ambtenaar.
Niet iedere gemeente heeft de mogelijkheid om een voortraject aan te bieden. Dit hangt samen met de financiële keuzes die gemeente hierover hebben gemaakt, maar ook hoe het gemeentelijke beleid voor starters is. Een voortraject brengt immers (hoge) kosten met zich mee. Om de kosten zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk om vooraf goed te bepalen voor wie het traject toegankelijk moet zijn en welke kandidaten direct kunnen doorstromen naar het voorbereidingstraject in de startersfase (zie hoofdstuk 3). Met een groepsaanpak zijn de kosten per persoon relatief laag.
20
Gemeenten die wel een voortraject aanbieden ervaren veel voordelen. Ze krijgen de klant eerder en beter in beeld. Het voortraject is een goed selectiemechanisme omdat de kandidaat gedurende langere tijd constant wordt getoetst bij het maken van opdrachten. Ook blijkt dat bij een groepsaanpak deelnemers vaak contact met elkaar houden. Door het voortraject te volgen zijn ze dus al begonnen met het opbouwen van een netwerk. Afvallers profiteren vaak van het voortraject door sneller een baan te vinden. Dit resultaat van het voortraject past ook binnen de (economische) participatiedoelstelling van de WWB.
21
Hoofdstuk 3 Startende zelfstandigen Startende zelfstandigen gaan over van voorbereiding op de start naar exploitatie van de onderneming. Het is essentieel dat ze initiatief nemen en marktkansen najagen om een inkomen te verwerven met een combinatie van arbeid, kapitaal en kennis. De screening in deze fase mondt uit in een beoordeling van het ondernemingsplan en daarmee een beslissing om een kandidaat al dan niet toe te laten tot de startersregeling Bbz.
De selectie van startende zelfstandigen wijkt af van die in het voorbereidingstraject. In de eerste plaats is de doelgroep ruimer. Behalve WWB-gerechtigden (meestal al bekend bij het zelfstandigenloket omdat ze het voorbereidingstraject hebben doorlopen) kunnen ook kandidaten met een andere werkloosheidsuitkering (WW of IOAW) een beroep doen op de startersregeling Bbz. Ook iemand die werkloos dreigt te worden kan na afloop van het dienstverband in de startersregeling Bbz instromen. In de tweede plaats gaat het om kandidaten die klaar zijn voor de start.
3.1 Screening In de praktijk kent de selectie van starters (een deel van) de volgende elementen: 1. Voorlichting Net als bij aspirant-starters zet voorlichting aan het begin van het proces kandidaten aan het denken over de consequenties van het ondernemerschap, de mogelijkheden van ondersteuning via de startersregeling Bbz en de Bbz-procedures. Gemeenten gebruiken vrij toegankelijke bronnen zoals internet en brochures of organiseren zelf speciale voorlichtingsbijeenkomsten, meestal in combinatie met voorlichting over het voorbereidingstraject. 2. Selectie Bij starters uit het voorbereidingstraject zijn gegevens over de persoonlijke situatie en het ondernemingsplan al bekend. Ze kunnen dus snel worden doorgeleid naar de startersregeling. Dit gebeurt vaak met verkorte aanvraagprocedures en een warme overdracht. Kandidaten die niet direct kunnen starten, bijvoorbeeld omdat ze nog geen geschikte locatie hebben gevonden, krijgen te horen dat ze zich kunnen melden zodra ze klaar zijn voor de start. Bij starters die zelf voor een ondernemingsplan hebben gezorgd moeten de competenties en belemmeringen nog onderzocht worden, allereerst in het intakegesprek. Als deze starters niet in beeld zijn bij de gemeente is ook nog niets bekend van de gezinssituatie en de gezinsmiddelen. In de voorselectie zal daar dus extra aandacht aan moeten worden besteed.
22
Aspecten die bij het selecteren een belangrijke rol spelen zijn: > Behoort de starter tot de doelgroep? > Voldoet de starter aan de wettelijke eisen? > Is het ondernemingsplan volledig en samenhangend ingevuld? > Is het plan voldoende realistisch en haalbaar (gezien de branche, vestigingsplaats, omzetverwachting en bedrijfskosten)? > Zijn er belemmeringen (medisch, kwalificaties)? > Zijn er financiële drempels (problematische schulden)? > Heeft de starter al eerder een bedrijf of zelfstandig beroep uitgeoefend? Zo ja, zijn daaruit nog belemmeringen en problemen te halen?
> Staat de partner achter het plan? > Wat is de noodzakelijke financiële ondersteuning (startkapitaal, levensonderhoud)? > Is er na de start nog begeleiding nodig?
Blijken de zelfmelders wel kansrijk, maar nog niet helemaal klaar, dan kan het zelfstandigenloket hen doorverwijzen naar een instantie die hen kan helpen bij de ontwikkeling van het ondernemingsplan en de versterking van de ondernemerskwaliteiten. Dit kan voor WWB-gerechtigden een (verkort) voorbereidingstraject zijn. 3. Klantmanager De klantmanager WWB of de werkcoach zal startende zelfstandigen doorsturen naar het zelfstandigenloket als ze het ondernemingsplan hebben samengesteld, op eigen kracht of met behulp van een bijvoorbeeld een accountant. Sommige uitkeringsgerechtigden melden zich op eigen initiatief bij het zelfstandigenloket. Dat zal dan contact opnemen met de klantmanager of werkcoach voor nadere informatie en bijzonderheden. Op basis van een eerste gesprek en ingewonnen informatie kan de Bbz-consulent beoordelen of de procedure kan worden voortgezet. Uiteraard is het ondernemingsplan hierbij belangrijk, maar de consulent hoeft dat in deze fase niet volledig op juistheid en haalbaarheid door te rekenen. Dat komt later uitgebreid aan de orde bij het haalbaarheidsonderzoek door de bedrijfsadviseur. In de selectiefase is het wel belangrijk om bij starters die geen voorbereidingstraject hebben doorlopen de volledigheid en de samenhang van het plan te beoordelen. Daarnaast moet in die gevallen extra aandacht worden gegeven aan de gekozen branche en formule. 4. Intake Klanten die verder kunnen met de aanvraagprocedure krijgen de gelegenheid tot het indienen van een aanvraag. Bij starters met wie de gemeente al een uitkeringsrelatie heeft, kan worden volstaan met een verkorte intake. Onbekende starters krijgen een uitgebreide intake, waarbij ook de gezinssituatie en gezinsmiddelen uitgebreid aan de orde komen. 5. Toetsing ondernemingsplan Wie het ondernemingsplan toetst, hangt in af van de deskundigheid van de Bbz-consulent, de complexiteit van het plan en de bijstandsbehoefte (alleen levensonderhoud of bedrijfskapitaal, al dan niet in combinatie met een uitkering voor het levensonderhoud). Bbz-consulent toetsen zelf eenvoudige plannen met bescheiden bijstandsbehoefte, terwijl een complexer plan en hogere bijstandsbehoefte leiden tot inschakeling van een externe deskundige. Ook de kosten die verbonden zijn aan een dergelijk onderzoek spelen een belangrijke rol: alleen extern onderzoek door een deskundige is tot op zekere hoogte declarabel bij het Rijk. Sommige gemeenten doen zelf geen haalbaarheidstoets en besteden alles uit aan externe deskundigen De eerste vier punten zijn grotendeels vergelijkbaar met onderdelen van de screening van aspirant-starters in het vorige hoofdstuk. Punt 5 wordt hierna nader toegelicht.
23
3.2 Beoordeling van het ondernemingsplan Een ondernemingsplan bestaat uit vijf hoofdonderdelen: 1. de ondernemer: persoonlijke gegevens en eigenschappen, motivatie, doel, sterke en zwakke punten, ondernemersvaardigheden, ontwikkeling ondernemerschap 2. het bedrijfsidee: omschrijving bedrijfsidee, rechtsvorm, samenwerking, vestigingsplaats/locatie 3. het marketingplan: klantenanalyse, vestigingsplaatsanalyse, concurrentieanalyse, marketingaanpak, product, prijs en promotie, onderscheidend vermogen van de ondernemer/onderneming 4. de organisatie: vergunningen, administratie, algemene voorwaarden, verzekeringen, personeel 5. het financieringsplan: investeringsbegroting, financieringsplan, exploitatiebegroting, privébegroting, liquiditeitsbegroting. Volledige toetsing van het ondernemingsplan vindt plaats tijdens de behandeling van de aanvraag (door de Bbz-consulent of een externe deskundige). Bij het oriëntatiegesprek of de intake is het belangrijk om te controleren of het plan volledig is. Geeft het voldoende duidelijkheid over de te starten onderneming en is het compleet? Toets ook de consistentie van het plan. Let bijvoorbeeld op het volgende: > Passen investeringsbegroting en het financieringsplan bij elkaar? Is het financieringsplan realistisch? > Is de investeringsbegroting volledig? Gaat het in op investering in de locatie (huur/koop/verbouwingen), machines, outillage, inventaris, apparatuur, vervoersmiddelen, goodwill, waarborgsommen, grondstoffen, voorraden, voorfinanciering debiteuren, voorfinanciering btw, openings- en aanloopkosten? > Is er al een bedrijfslocatie, of moet die nog worden gevonden? Als die nog niet is gevonden, hoe staat het er mee? Op welke locatie richt de starter zich? Wanneer wordt invulling van de locatie verwacht? Als de locatie nog onbekend is, kunnen sommige investeringen en kostenposten nog niet worden ingevuld. Het heeft dan geen zin om een Bbzaanvraag in te dienen, behalve in uitzonderingen. Bijvoorbeeld als er een optie op een bedrijfslocatie is genomen waardoor een snelle Bbz-beoordeling essentieel is. Maak in dat geval afspraken over het adviestraject met de externe deskundige. > Is de exploitatiebegroting consistent? > Is er rekening gehouden met kosten van productie, vervoer, huisvesting en inventaris, verzekeringen, promotie en met rentekosten, afschrijvingen en algemene kosten (reis- en verblijfkosten, kantoor- en administratiekosten, contributies en abonnementen)? > Zijn de personeelslasten, loonbelasting, premies in de exploitatiebegroting opgenomen? Zijn salarissen in overeenstemming met cao of het wettelijk minimumloon? Niet elke onderneming hoeft evenveel te investeren. Een adviesbureau aan huis vergt bijvoorbeeld veel minder investeringen dan een sportcentrum. Een zorgvuldige eerste toetsing zorgt ervoor dat daarna alleen goede ondernemingsplannen hoeven te worden beoordeeld in het Bbz-aanvraagproces bij starters. Zolang het ondernemingsplan nog niet goed genoeg is, wordt het Bbz-starterstraject in de regel niet in gang gezet.
24
Hoofdstuk 4 Gevestigde zelfstandigen Voor gevestigde ondernemers is het Bbz een sociaal financieel vangnet in een moeilijke periode. De ondersteuning biedt hen het bestaansminimum en voorkomt zo dat ze instromen in een (bijstands)uitkering. Screening is bedoeld om vast te stellen of ze een beroep mogen doen op het Bbz en of hun bedrijf levensvatbaar is.
Gevestigde zelfstandigen melden zich vaak op eigen initiatief bij het zelfstandigenloket, op aanraden van bijvoorbeeld een bank of de Kamer van Koophandel. Sommige zelfstandigen hebben al eerder te maken gehad met het zelfstandigenloket en kennen de weg.
4.1 Screening Hoe vindt de screening en selectie bij deze aanvragers plaats? In praktijk zetten gemeenten vaak (een deel van) de volgende elementen in:
1. Voorlichting oor de voorlichting kunnen gemeenten vrij toegankelijke bronnen gebruiken, zoals internet en brochures. In elke regio V moet minstens één grote gemeente regelmatig collectieve voorlichting geven over de ondersteuningsmogelijkheden. Ondernemers kunnen zich na afloop van de voorlichting aanmelden voor een analyse (oriënterend gesprek).
2. Analyse/oriënterend gesprek evestigde zelfstandigen komen niet via voorbereidingstrajecten of workshops bij de gemeente en hebben niet altijd G eerder contact gehad met het zelfstandigenloket. Er is daarom vaak minder zicht op de persoon en zijn situatie dan bij starters. Dat vergt een grondige analyse van de situatie, de hulpvraag en de mogelijkheden. Het gaat in de praktijk meestal om meer dan alleen een financieel probleem. Bij een goede screening reikt de probleemanalyse dan ook verder dan de financiële situatie. Deze analyse kan door het zelfstandigenloket zelf worden gedaan of uitbesteed aan externe partners. Bewijsstukken In de oriënterende fase moet de ondernemer gegevens en bewijsstukken overleggen (soms door ze vooraf al op te sturen). Het gaat om bijvoorbeeld: > jaarrekeningen en belastingaangiften van de afgelopen drie jaar > een exploitatieoverzicht (opbrengsten en kosten) van het lopende jaar > overige inkomensgegevens van de ondernemer en de eventuele levenspartner > privémiddelen van het gezin > een overzicht van eventuele schulden (privé en zakelijk apart) Tijdens het analysegesprek wordt (nogmaals) getoetst of de ondernemer zelfstandige is in de zin van het Bbz en voldoet aan de formele toegangsvoorwaarden, met uitzondering van de nog te toetsen levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep.
25
Doorstartplan Bij complexe problemen kan de ondernemer de opdracht krijgen een doorstartplan op te stellen. Sommige gemeenten verlenen ondernemers korte tijd een aanvullende uitkering. Willen ze langere ondersteuning, dan moeten ze het doorstartplan bij de vervolgaanvraag overleggen. Tijdens deze eerste uitkeringsfase kan de ondernemer geen bedrijfskapitaal krijgen. Een ondernemer die dat wel acuut nodig heeft moet het doorstartplan al tijdens de aanvraagprocedure opstellen en aan de gemeente overleggen. Deze versnelde procedure is ontwikkeld tijdens de kredietcrisis, omdat het Rijk de gemeenten had aangespoord tot snelle financiële hulp. Hulp bij berekenen jaarcijfers Sommige ondernemers hebben moeite om oude jaarcijfers over te leggen, bijvoorbeeld vanwege schulden bij de boekhouder. Er zijn gemeenten die deze ondernemers helpen door arrangementen met boekhouders of het hoger onderwijs. Andere gemeenten vinden dit primair een verantwoordelijkheid voor de ondernemer. Onderzoek vennoten Als een aanvrager vennoten heeft dan moet de gemeente vaststellen of elke vennoot afzonderlijk tot de doelgroep van het Bbz behoort. Bedrijfskapitaal moet namelijk naar rato van het aantal zelfstandigen in de zin van het Bbz worden toegekend. Als dat het geval is, dan moeten die vennoten elk een Bbz-aanvraag indienen en de middelentoets ondergaan. Als een vennoot in een andere gemeente woont, dan moeten de gemeenten hun aanpak op elkaar afstemmen. Vennoten die niet onder de doelgroep van het Bbz vallen moeten ook in de kredietbehoefte van het bedrijf voorzien, als ze daar de financiële middelen en mogelijkheden voor hebben. Ook daarnaar doet gemeente onderzoek, eventueel via de vennoot die de aanvraag indient. Beslissing Op basis van het gesprek en de verzamelde gegevens besluit de gemeente of de zelfstandige een Bbz-aanvraag mag indienen. Soms vraagt de gemeente eerst de externe deskundige op basis van de aangeleverde stukken een advies uit te brengen. De gemeente kan de ondernemer ook verwijzen naar een voorliggend loket, zoals een bank of adviesorganisatie. Als de gemeente oordeelt dat het bedrijf of zelfstandig beroep niet meer levensvatbaar is en de aanvraag afwijst kan de zelfstandige wel tijdens de beëindiging van zijn bedrijf tijdelijk een aanvullende Bbz-uitkering krijgen. Is het besluit positief dan wordt meestal meteen een intakeafspraak gemaakt.
3. Intake Klanten die verder kunnen met de Bbz-aanvraagprocedure krijgen de gelegenheid een aanvraag in te dienen. Uit de aanvraag en aanvullende stukken moet duidelijk worden wat de hulpvraag is.
4. Haalbaarheidstoets e gemeente onderzoekt vervolgens of het beroep of bedrijf van de zelfstandige levensvatbaar is. In sommige gemeenten D voeren de Bbz-consulenten een deel van deze onderzoeken uit, afhankelijk van hun deskundigheid, de complexiteit van de bedrijfsconstructie en bedrijfssituatie en de bijstandsbehoefte (alleen levensonderhoud of ook bedrijfskapitaal). In complexere situaties of bij hogere bijstandsbehoefte schakelt de gemeente een externe deskundige in. Hierbij spelen ook de kosten van een dergelijk onderzoek een belangrijke rol: alleen kosten van onderzoek door externe deskundigen zijn tot op zekere hoogte declarabel bij het Rijk. Andere gemeenten doen zelf geen haalbaarheidstoets en besteden alles uit aan externe deskundigen.
26
4.2 Begeleiding Sommige gemeenten bieden gevestigde zelfstandigen ook begeleiding of coaching. Ze ervaren dat deze investering zichzelf terugbetaalt: door de begeleiding blijven gevestigde zelfstandigen langer ‘overeind’ zodat ze aan een duurzame oplossing kunnen werken. Een coach krijgt meer zicht op de situatie van zelfstandigen en helpt hen zich te ontwikkelen en meer kansen te creëren voor de toekomst. Daarom is het aan te raden naast de screening op de voorwaarden van het Bbz ook te werken met screening door begeleiding. Begeleiding geeft ook de mogelijkheid risico’s te verminderen door het bedrijfskapitaal in fases toe te kennen. Als bij de begeleiding blijkt dat zelfstandigen wel potentie hebben, maar nog vaardigheden moeten aanleren, dan kan de gemeente beslissen de totale geldlening pas te verlenen als ze die vaardigheden beheersen. Zo wordt het inzetten van voorzieningen (deels) uitgesteld en kan later beter worden ingeschat of dat wel zinvol is. De kosten van begeleiding kunnen ook worden opgenomen in het te verstrekken bedrijfskapitaal.
4.3 Oudere zelfstandigen Gevestigde zelfstandigen van 55 jaar of ouder (tot de AOW-gerechtigde leeftijd) kunnen een aanvullende uitkering voor het levensonderhoud krijgen als: > ze minstens tien jaar onafgebroken een bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland hebben uitgeoefend > het bedrijf of zelfstandig beroep niet levensvatbaar meer is, maar nog wel een bruto-inkomen oplevert van gemiddeld € 7.363 per boekjaar (niveau 2012). De uitkering duurt voort zolang het gemiddelde bruto-inkomen op dat niveau blijft. De gemeente kan hiermee voorkomen dat een oudere zelfstandige een IOAZ- of WWB-uitkering aanvraagt. Dat bespaart kosten, ook omdat deze Bbz-uitkering voor 75% declarabel is bij het Rijk. Dat geldt ook voor het eventuele bedrijfskapitaal van maximaal € 9.270.
4.4 Zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen Zelfstandigen die noodgedwongen hun bedrijf of zelfstandig beroep moeten beëindigen omdat het niet levensvatbaar meer is, kunnen tijdens de beëindigingsfase een beroep doen op het Bbz. Het moet gaan om iemand die als zelfstandige in de zin van het Bbz wordt aangemerkt. Het maakt niet uit hoe lang de zelfstandige het bedrijf of zelfstandig beroep heeft uitgeoefend. Deze situatie kan ook ontstaan als de gemeente besluit dat het bedrijf van een zelfstandige die al Bbzdienstverlening krijgt geen perspectief meer heeft.
Duur van de uitkering Na de aanvraag moet de zelfstandige het bedrijf of zelfstandig beroep zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 12 maanden na de Bbz-aanvraag beëindigen. Verlenging van die termijn met maximaal 12 maanden is mogelijk als naar het oordeel van het zelfstandigenloket een eerdere beëindiging niet mogelijk was.
Doorleiden naar IOAZ Bij zelfstandigen van minstens 53,5 jaar oud moet de gemeente nagaan of ze recht hebben op een IOAZ-uitkering. In dat geval moet de zelfstandige ook een aanvraag IOAZ doen. De gemeente maakt dan een afspraak voor een IOAZ-intake, zo mogelijk in combinatie met de Bbz-intake.
27
Hoofdstuk 5 Evaluatie van screening Screening en selectie kan onnodige kosten voorkomen, zorgt ervoor dat de meest geschikte kandidaten naar de juiste voorzieningen worden toegeleid en verkleint risico’s bij het toekennen van bedrijfskapitaal. Zo draagt het bij aan de doelstellingen van het Bbz: economische participatie en daarmee uitstroom uit of voorkomen van instroom in de uitkering. Dit hoofdstuk geeft managers tips om te bepalen in hoeverre screening en selectie in hun organisatie goed functioneren.
Voor managers is het van belang dat goed gescreend wordt door het zelfstandigenloket en klantmanagers WWB. Een goede definitie van een succesvol traject en de juiste inzet van managementinformatie helpt het management screening goed te monitoren, evalueren en sturen.
De definitie van succes Wanneer is screening effectief? Als een uitkeringsgerechtigde met succes een voortraject doorloopt en een beroep kan doen op een Bbz-voorziening? Als een voorziening wordt toegekend? Of pas als het zelfstandig bedrijf of beroep na een jaar nog bestaat? En geldt het ook als een succes als een kandidaat tijdens of na een traject uitvalt, maar wel sneller een baan in loondienst vindt? Gemeenten kunnen hier verschillend over denken.
Managementinformatie Om het management zicht te geven op de effectiviteit van screening, kunnen verschillende indicatoren worden verzameld: > Hoeveel klanten worden toegelaten tot het voorbereidingstraject? > Hoeveel klanten vallen hierbij tussentijds of aan het einde af? > Waarom vallen ze af? > Wat gebeurt daarna met deze afvallers? > Hoeveel klanten slagen? > Hoeveel klanten stromen door naar de startersregeling Bbz? > Hoeveel klanten worden toegelaten tot deze Bbz-startersregeling? Welke ondersteuning wordt hen geboden (kapitaal, uitkering, uitkeringsduur, begeleiding)? > Hoeveel klanten worden afgewezen? > Hoeveel bezwaarschriften worden gegrond verklaard van uitkeringsgerechtigden die niet in aanmerking zijn gekomen voor een Bbz-voorziening? Als dit er relatief veel zijn, kan dat duiden op falende screening. > Hoeveel startende zelfstandigen vallen ondanks de toegekende voorziening binnen een jaar of drie toch nog om? Was dat te voorspellen of uitsluitend het gevolg van (niet te voorspellen) externe factoren? Alleen in het eerste geval is de screening tekort geschoten. > Bij welke klanten loopt de terugbetaling van bedrijfskapitaal niet goed. Ligt dat aan de screening of andere (externe) oorzaken? > Bij welke klanten loopt de terugbetaling van bedrijfskapitaal juist wel goed? > Welk percentage van de Bbz-ers stroomt duurzaam uit de uitkering (stel hiervoor een norm vast: is uitstroom na drie jaar duurzaam of pas na zeven jaar?) Door deze informatie stelselmatig bij te houden, kan het management nagaan hoe effectief de screening is en waar verbetering mogelijk en nodig is.
28
Bijlage 1: Kerncompetentielijst Met een interview kan een professional toetsen of een iemand potentie heeft om als ondernemer aan de slag te gaan. Hierbij wordt gevraagd naar gedrag in soortgelijke situaties in het verleden, in het werk en in de privésfeer. Dat gedrag voorspelt hoe de uitkeringsgerechtigde zich in de toekomst in soortgelijke situaties zal gedragen. Kandidaat Registratienummer
uitstekend
goed
matig
slecht
Ondernemerschap ondernemerschap algemeen klantgericht sociaal vaardig ondernemend representatief assertief commerciële instelling dienstverlenend verantwoordelijkheidsgevoel risicobereidheid flexibiliteit doorzettingsvermogen ontwikkelvermogen vakbekwaamheid
Buiten het werk woon- en leefsituatie financiële situatie juridische situatie sociale situatie gezondheidssituatie
fysiek psychisch
Motivatie
droom realiseren
inzet restcapaciteit gedeeltelijk arbeidsgehandicapten
privé en werk combineren
eigen baas (gezagrelatie)
onafhankelijkheid
status
geen werk kan vinden
geen werk kunnen vinden
In de bovenstaande tabel zijn de kerncompetenties voor ondernemers benoemd. Op de volgende pagina worden die toegelicht.
29
Toelichting Ondernemerschap algemeen
De (aspirant-)ondernemer laat klantgericht gedrag zien of kan dit benoemen. Hij is sociaal vaardig, ondernemend, representatief en assertief. Hij heeft een commerciële en professionele instelling, is servicegericht en vindt dienstverlening aan de klant belangrijk. De ondernemer laat een stimulerende en motiverende beroepshouding zien in de omgang met klanten en medewerkers. Hij heeft daarbij een groot verantwoordelijkheidsgevoel.
Klantgericht
Bij klantgerichtheid gaat het vooral om inlevingsvermogen en sociale intelligentie. In hoeverre is de (aspirant-)ondernemer in staat zich te verplaatsen in het perspectief van de ander en daar het eigen handelen op af te stemmen? Het gaat erom dat de ondernemer in staat is problemen op te lossen die zich door de aard van het werk aandienen. Voor alle duidelijkheid, het gaat niet om problemen die de ondernemer zelf veroorzaakt.
Sociaal vaardig
Bij de sociale vaardigheden gaat het om het kunnen communiceren en samenwerken met anderen. De communicatieve vaardigheid heeft verschillende aspecten: > verbale boodschappen van anderen kunnen navertellen > schriftelijke boodschappen van anderen kunnen navertellen > eigen boodschappen verbaal aan anderen overbrengen > eigen boodschappen schriftelijk aan anderen overbrengen Er wordt onderscheid gemaakt tussen ontvangen en zenden van boodschappen, want iemand kan heel goed zijn in het begrijpen van boodschappen en slecht in het zelf formuleren en overbrengen van een boodschap. Verder is onderscheid aangebracht tussen mondeling en schriftelijk communiceren. Schriftelijke communicatie wordt steeds belangrijker door het e-mailverkeer, het gebruik van sociale media etc. De (aspirant-)zelfstandige moet kunnen samenwerken met bijvoorbeeld toeleveranciers, onderaannemers, werknemers en opdrachtgevers door: > het eigen handelen af te stemmen op anderen > teambelangen voor eigen belangen te laten gaan > gebruik te maken van de eigen competenties en die van anderen > hulp te geven en ontvangen Samenwerken betekent niet samen werken, maar activiteiten onderling nauwgezet afstemmen om een gezamenlijk resultaat te behalen, bijvoorbeeld in teams waar medewerkers van verschillende disciplines samenwerken. Het groepsbelang moet dan voor het individuele belang gaan.
30
Ondernemend
Bij dit criterium gaat het erom dat de (aspirant-)zelfstandige zelf initiatieven neemt en in staat is zonder toezicht en controle te blijven doorwerken aan het beoogde resultaat. Ondernemendheid doet ook een beroep op inzicht en probleemoplossend vermogen.
Representatief
De (aspirant-)ondernemer moet een goede indruk maken die past het gewenste imago. Wat representatief is hangt ook af van het beroep, voor tuinman is het wat anders dan voor een boekhouder.
Assertief
Assertief zijn houdt in dat iemand zelfbewust is en voor zichzelf opkomt. Dat is belangrijk in de relatie met bijvoorbeeld toeleveranciers en onderaannemers. De (aspirant-)zelfstandige moet een balans weten te vinden tussen zijn eigen mening en klantgerichtheid.
Commerciële instelling
De (aspirant-)zelfstandige moet de drijfveer hebben om winst te maken. Wie zich niet weet te ontworstelen aan hobbyisme zal niet in zijn levensonderhoud kunnen voorzien.
Dienstverlenend
Een dienstverlenende instelling ligt in het verlengde van klantgerichtheid. De (aspirant-) ondernemer probeert aan de verwachtingen van de klant te voldoen en stelt de klant centraal. Dit vereist professioneel optreden, niet alleen bij zaken als verkoop en service, maar ook bij het communiceren en onderhouden van klantcontacten.
Verantwoordelijkheidsgevoel
Verantwoordelijkheid heeft te maken met complexiteit en zelfstandigheid. De (aspirant-) ondernemer moet het eigen handelen kunnen verklaren, zorgvuldig werken volgens geldende veiligheidsvoorschriften en oog hebben voor de effecten van die handelingen voor zichzelf en anderen. Een verantwoordelijk handelend persoon kijkt verder dan zijn eigen werk, gaat na of hij zelf iets kan bijdragen en doet anders een beroep op iemand anders die dat wel kan.
Risicobereidheid
Risicobereidheid hangt samen met durf. Durft een persoon risico’s te nemen om resultaat te bereiken, ook als verkeerd kan uitpakken? Zelfstandigen moeten ook een beslissing nemen als er onvoldoende informatie is voor een ‘veilige’ keuze, een keuze die vrijwel gegarandeerd tot een goede afloop leidt. Soms is het ook nodig om af te wijken van de geldende richtlijnen en standaardprocedures. Iemand met durf doet eerst alles om meer of betere informatie te vinden, maar neemt dan een beslissing. Dat kan achteraf de verkeerde keuze blijken, maar dat risico gaat hij niet uit de weg. Iemand met durf handelt als hij dat nodig acht en achteraf kan en wil rechtvaardigen.
Flexibiliteit
Flexibiliteit gaat over het functioneren van ondernemers als ze hun manier van werken moeten afstemmen op veranderende situaties. Sommige mensen houden ervan voortdurend op dezelfde manier te blijven werken. Werk dat regelmatig om aanpassingen vraagt zal voor hen niet prettig zijn; misschien zelfs niet vol te houden. Ook het eventueel overnemen van taken van iemand anders kan een probleem zijn voor mensen die houden van een vastomlijnd takenpakket. Ten slotte is het aanpassen van werktijden voor sommigen een bezwaar.
Doorzettingsvermogen
Elke ondernemer krijgt regelmatig te maken met dingen die een groot beroep op doorzettingsvermogen doen, bijvoorbeeld het opsporen van storingen aan apparaten of een fout in de boekhouding of het demonteren van een machine met vastgeroeste bouten. Ook het verwerven van klanten of opdrachten is een kwestie van volhouden. Doorzettingsvermogen kan dus te maken hebben met het werken met apparaten en machines, met andere mensen als met het werken met gegevens.
Ontwikkelvermogen
Niemand heeft bij de start als zelfstandige het ondernemerschap meteen helemaal onder de knie. Daarom is het essentieel dat een ondernemer in staat is zich verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van beroepskwalificaties, acquisitie, administratie of kerncompetenties. Iemand met de basishouding ‘ik doe het zo al jaren, dus is het goed’ zal het niet redden.
Bijlage 2: Vragenlijst intakegesprek Deze vragen zijn bedoeld als aanvulling op de informatie die al bij de gemeente beschikbaar is over opleiding en werkervaring. Een intakegesprek moet een completer klantbeeld opleveren, met meer dan alleen verifieerbare feiten. Deze vragenlijst is niet bedoeld om op zichzelf tot een beslissing (wel of niet geschikt voor het voorbereidingstraject) te komen. De antwoorden leveren slechts input voor het intakegesprek met de uitkeringsgerechtigde.
Algemeen > Het starten van een eigen onderneming is risicovol. Waarom wilt u zelfstandige worden? > Welke vaardigheden of eigenschappen maken u geschikt voor het zelfstandig ondernemerschap? > Heeft u ooit eerder als zelfstandige gewerkt?
Bedrijf of beroep > Kunt u een korte beschrijving geven van het soort bedrijf of beroep dat u wilt u gaan starten? > Waarom wilt u juist dit bedrijf/beroep beginnen? > Heeft u daar relevante werkervaring voor? > Wat is volgens u belangrijk om succesvol te zijn als ondernemer in deze branche? > Heeft u diploma’s of vergunningen nodig voor het bedrijf of beroep dat u wilt starten? Heeft u die en kunt u bewijsstukken daarvan overleggen? > Welke belemmeringen beletten u om nu al een eigen bedrijf te starten? > U kunt hierbij denken aan bedrijfsadministratie, het werven van klanten, communicatie met klanten, het houden van bedrijfspresentaties, branchekennis, etc. > Volgt u momenteel een studie of opleiding?
Beschikbaarheid > Bent u volledig beschikbaar of maar voor een deel (vanwege zorg voor de kinderen, mantelzorg of medische beperkingen)?
Taal > Beheerst u het Nederlands (mondeling en schriftelijk) voldoende om een onderneming te voeren?
Bereikbaarheid > Heeft u een telefoon- en internetaansluiting? > Kunt u overweg met e-mail en andere digitale communicatiemiddelen (social media)?
Schulden > > > > > > > > > >
Heeft u schulden? Bij wie heeft u deze schulden en wat is de hoogte van de schuld(en)? Ziet u uw schulden als een belemmering om een bedrijf te starten? Hoe zijn de schulden ontstaan? Zit u in een schuldsanering of bent u daarvoor aangemeld? Was u ooit betrokken bij een: schuldsanering surseance van betaling faillissement Zo ja, wanneer?
Ondernemingsplan > Weet u wat een ondernemingsplan is? > Bent u in staat om zelf uw ondernemingsplan op te stellen? 31
Colofon Divosa Kon. Wilhelminalaan 5 | 3527 LA Utrecht Postbus 2758 | 3500 GT Utrecht T 030 - 233 23 37 E
[email protected] www.divosa.nl Auteurs Jan Zorg (Stimulansz) Vivian den Hartogh (Divosa, Stimulansz) Wim Vonk (Stimulansz) Redactie Hidde Brink (Divosa) Eindredactie Anneke Nunn Vormgeving Marion Klerken, Yon-Vormgeefwerk Versie December 2012
Deze werkwijzer is een onderdeel van het Programma Effectiviteit en Vakmanschap van de VNG en Divosa, mede gefinancierd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel van dit programma is het versterken en stimuleren van methodisch werken binnen de sociale zekerheid. De Werkwijzer Screening Bbz is onderdeel van een vierluik over het Bbz.
32