Werkloosheid Amsterdam
Weesperstraat 79
Postbus 658
1018 VN Amsterdam
1000 AR Amsterdam
Telefoon 020 527 9459
Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl
Amsterdam, februari 2005
Werkloosheid in Amsterdam neemt verder af Op 1 januari 2005 stond 9,6% van de Amsterdammers tussen de 15 en 64 jaar als werkloos te boek. De werkloosheid in Amsterdam daalde daarmee voor het tweede achtereenvolgende kwartaal. Tussen begin 2003 en juli 2004 steeg de werkloosheid in de stad van 8,3% naar 9,8%. In 2001 bedroeg het percentage niet-werkende werkzoekenden in Amsterdam nog 10%. Vooral jongeren tot 25 jaar kwamen in het laatste kwartaal van 2004 gemakkelijker aan een baan, gevolgd door mensen tussen de 25 en 35 jaar. Ouderen (vanaf 55 jaar) vinden daarentegen steeds moeilijker een baan. Tabel 1 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar leeftijdsgroep, 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 nww als % vd
nww nww
15-64 jr absoluut
nww
als % vd
index
index
index
index
index
index
index absoluut
bevolking
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
1-10 2004
1-1 2005
1-1 2005
bevolking 1-1-2005*
15-24 jaar
6,3
5326
100,0
80,8
69,1
88,2
82,1
75,7
76,0
4138
4,8
25-34 jaar
9,1
14347
100,0
91,0
82,9
99,9
97,8
94,1
91,9
12321
8,4
35-44 jaar
12,3
16111
100,0
92,9
81,6
94,3
98,6
97,3
96,8
15907
11,9
45-54 jaar
12,4
12065
100,0
93,2
81,6
91,4
97,1
98,2
98,5
12024
12,2
55-64 jaar
7,6
4483
100,0
109,2
107,7
120,9
128,8
131,2
133,8
7061
10,1
Onbekend Totaal
563 10,0
52895
* als % van de 15-64 jarige bevolking van 1 januari 2004
15-64 jr
49 100,0
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
9,6
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
De cijfers uit bovenstaande tabel zijn gebaseerd op het aantal ingeschrevenen bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Per leeftijdsgroep zijn deze aantallen ingeschrevenen uitgedrukt als percentage van de Amsterdamse bevolking in die leeftijdsgroep. Als basisjaar is gekozen voor 2001. Dat jaar krijgt het indexcijfer 100. Vervolgens is steeds per nieuwe datum gekeken hoe de werkloosheid in Amsterdam zich heeft ontwikkeld ten opzichte van het basisjaar 2001. Toename werkloosheid in westelijke tuinsteden, Noord en Zuideramstel De werkloosheid in de stad ontwikkelt zich niet overal op dezelfde manier. In de periode 2001-2005 nam in acht van de veertien stadsdelen de werkloosheid af: met name in Amsterdam-Centrum, Zeeburg, Oost/Watergraafsmeer en Zuidoost trad deze afname in het laatste kwartaal van 2004 versterkt op. In diezelfde periode nam de werkloosheid in de zes overige stadsdelen toe. In Geuzenveld-Slotermeer, Amsterdam-Noord, Slotervaart en Zuideramstel was deze toename aanzienlijk, ook in het laatste kwartaal. In Amsterdam Oud Zuid en Osdorp verliep de ontwikkeling van de werkloosheid wat grilliger: afwisselend nam de werkloosheid toe of af, maar bleef boven het niveau van 2001. Gunstige ontwikkeling in Centrum en Oud-West Er is gekeken hoe het werkloosheidspercentage van 2001 per stadsdeel zich verhoudt tot het stedelijke gemiddelde. Begin 2001 was het werkloosheidspercentage in de stad als
geheel 10%. Sommige stadsdelen namen een goede positie in (het werkloosheidspercentage was er lager dan het stadsgemiddelde) en andere een slechte (daar bedroeg het werkloosheidspercentage meer dan het stadsgemiddelde). Vervolgens is in kaart gebracht hoe de werkloosheid zich vanaf begin 2001 heeft ontwikkeld. In sommige stadsdelen is de werkloosheid afgenomen, zij hebben daarmee een gunstige ontwikkeling doorgemaakt. In andere stadsdelen is de werkloosheid toegenomen ten opzichte van de startpositie van 2001: hier is sprake van een ongunstige ontwikkeling. De ontwikkeling van de werkloosheid in Amsterdam is op deze manier in vier richtingen uit te splitsen, zoals de figuren laten zien. Figuur 2 geeft de ontwikkeling vanaf 2001 tot oktober 2003 weer, figuur 3 geeft de meest recente situatie, die van januari 2005 weer. De werkloosheid in de stadsdelen Amsterdam-Centrum en Oud-West maakte de afgelopen vier jaar de meest gunstige ontwikkeling door. Beide stadsdelen hadden in 2001 een goede uitgangspositie en de werkloosheid is hier tot januari 2005 verder afgenomen.
Figuur 2 Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (procenten)
Amsterdam 2001 = 10,0% Amsterdam 2003 = 9,2%
goede positie - gunstige ontwikkeling slechte positie - gunstige ontwikkeling goede positie - ongunstige ontwikkeling slechte positie - ongunstige ontwikkeling
Figuur 3 Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en januari 2005 (procenten)
Amsterdam 2001 = 10,0% Amsterdam 2005 = 9,6%
goede positie - gunstige ontwikkeling slechte positie - gunstige ontwikkeling goede positie - ongunstige ontwikkeling slechte positie - ongunstige ontwikkeling
Sinds 2003 ongunstige ontwikkeling in Oud Zuid en Noord Amsterdam Oud Zuid en Amsterdam-Noord maakten tot oktober 2003 nog een gunstige ontwikkeling door (in 2001 hadden ze beide een lager werkloosheidspercentage dan het stadsgemiddelde en nam de werkloosheid tot die periode af). Na 2003 sloeg deze gunstige ontwikkeling echter om in een ongunstige (vergelijk de figuren 2 en 3). Werkloosheid daalt in West binnen de ring en het (zuid)oosten van de stad In Westerpark, Bos en Lommer, De Baarsjes, Zeeburg, Oost/Watergraafsmeer en Zuidoost was sprake van een ongunstige uitgangspositie: de werkloosheid was hier in 2001 hoger dan in de stad als geheel. Tussen 2001 en 2005 nam de werkloosheid in deze stadsdelen echter af. De ontwikkeling van de werkloosheid is hier derhalve gunstig te noemen. Spectaculair is de afname van de werkloosheid in de stadsdelen Zeeburg, Zuidoost en Westerpark: in de laatste 4 jaar nam de werkloosheid hier met (ruim) 2 procentpunt af (Zeeburg: -2.2; Zuidoost: -2.1; Westerpark: -2.0). Ter vergelijking: in Amsterdam als geheel nam het aandeel niet-werkende werkzoekenden in dezelfde periode met 0.4 procentpunt af: van 10% in 2001 tot 9,6% in januari 2005.
Werkloosheid neemt het meest toe in Zuideramstel Vorig jaar was al te zien dat de ontwikkeling van de werkloosheid in Osdorp, Slotervaart en Zuideramstel minder gunstig verliep: hier was sprake van een goede uitgangspositie in 2001. Vanaf dat jaar nam de werkloosheid gestaag toe. In Zuideramstel bedroeg het werkloosheidspercentage in 2001 5,6%, en bedraagt op dit moment 6,7%. Het percentage werklozen in Zuideramstel blijft daarmee overigens nog steeds het laagst van de hele stad. Stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer is het enige stadsdeel dat vanuit een slechte startpositie te kampen heeft met een steeds verder toenemende werkloosheid. Tabel 4 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) per stadsdeel, 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 nww als % vd
nww nww
15-64 jr absoluut
nww
als % vd
index
index
index
index
index
index
index absoluut
bevolking
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
1-10 2004
1-1 2005
1-1 2005
bevolking 1-1-2005*
8,0
5233
100
94,3
78,2
93,7
94,5
93,3
90,5
4751
7,2
13,1
3501
100
88,3
77,8
86,8
86,0
85,4
84,6
2885
11,1
9,7
2539
100
90,8
81,3
91,0
90,0
89,7
88,7
2227
8,6
Zeeburg
12,7
3547
100
89,9
79,3
90,5
88,0
83,8
82,1
3209
10,5
Bos en Lommer
13,9
3073
100
95,1
87,5
98,0
97,6
96,5
97,4
3079
13,6
De Baarsjes
11,4
3056
100
93,6
90,0
97,1
95,6
97,5
96,5
2892
11,0
9,6
5435
100
97,1
81,9
103,1
104,5
105,2
108,3
5953
10,4
12,0
2987
100
93,1
93,2
107,3
111,3
110,2
114,8
3608
13,8
Osdorp
8,8
2409
100
90,2
87,9
104,5
103,5
102,4
103,2
2555
9,1
Slotervaart
8,0
2287
100
95,1
93,6
109,8
109,4
111,3
113,9
2642
9,2
Zuidoost
12,5
7449
100
85,7
69,3
83,9
89,9
87,0
83,3
6089
10,4
Oost/Watergraafsmeer
10,8
4529
100
93,7
79,5
95,3
93,9
89,3
87,8
4085
9,5
Amsterdam Oud Zuid
7,4
4772
100
96,1
94,0
101,2
108,9
106,5
106,4
5040
7,8
Zuideramstel
5,6
1730
100
101,8
95,4
112,8
119,1
116,8
118,8
2117
6,7
Amsterdam-Centrum Westerpark Oud-West
Amsterdam-Noord Geuzenveld-Slotermeer
348
Onbekend Totaal
10,0
52895
* als % van de 15-64 jarige bevolking van 1 januari 2004
15-64 jr
368 100
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
9,6
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
Afname werkloosheid onder allochtonen De afname van de werkloosheid onder jongeren vertaalt zich ook naar een afname van de werkloosheid onder allochtonen: van 13,6% in 2001 tot 11,1% begin 2005. De werkloosheid onder autochtonen is in diezelfde periode daarentegen toegenomen: van 7,9% in 2001 tot 8,7% op dit moment.
Tabel 5 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) per etnische groep, 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 nww
nww
als % vd
als % vd
eigen
nww
etnische absoluut
index
index
index
nww
eigen
index
index
index
index absoluut
etnische
groep
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
1-10 2004
1-1 2005
7,9
26771
100,0
93,2
86,1
108,1
109,6
108,8
109,6
28568
8,7
Allochtoon
13,6
26124
100,0
91,1
78,4
83,4
84,9
82,9
81,6
22932
11,1
Totaal
10,0
52895
100,0
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
9,6
autochtoon*
* inclusief westerse allochtonen ** als % van de 15-64 jarige bevolking van 1 januari 2004
1-1 groep 2005 1-1-2005**
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
Minder langdurig werklozen Als wordt gekeken naar de duur van de werkloosheid, dan is te zien dat er tot januari 2004 sprake is geweest van een forse toename van het aantal werklozen dat tot één jaar werkloos is. Nog steeds heeft het merendeel van alle ingeschreven NWW-ers een korte werkloosheidsduur, hoewel hun aandeel in het laatste jaar flink is afgenomen. Het aandeel werkzoekenden met een werkloosheidsduur tussen 1 en 3 jaar is daarentegen aanzienlijk toegenomen in deze periode. Opvallend is dat het aandeel mensen met een lange werkloosheidsduur tot 2004 flink afnam. In het afgelopen jaar is hier sprake geweest van een lichte afname. Tabel 6 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar duur niet-werkend, 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 duur nietwerkend
duur nietnww
als % absoluut
nww
werkend als %
index
index
index
index
index
index
index absoluut
1-10 2004
1-1 2005
totaal nww
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
t/m 1 jaar
28,3
14944
100,0
112,4
158,9
188,2
170,7
160,1
156,1
22715
44,1
1-3 jaar
24,1
12745
100,0
87,4
72,8
82,6
106,1
117,5
123,9
15369
29,8
langer dan 3 jaar
47,7
25206
100,0
99,0
78,8
56,5
55,0
55,5
54,7
13416
26,1
100,0
52895
100,0
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
100,0
totaal
1-1 totaal nww 2005 1-1-2005
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
Meer werklozen met kort traject Uit tabel 7 blijkt dat er vanaf 2001 sprake is van een spectaculaire afname (met bijna de helft) van het aandeel niet-bemiddelbare werkzoekenden. Tot april 2004 nam het aandeel werklozen dat direct bemiddelbaar is toe, om vervolgens vlot af te nemen. Het aandeel werkzoekenden dat een kort traject moet volgen blijft sinds 2001 enorm toenemen. Indertijd vormden zij nog geen 4% van alle werkzoekenden, terwijl dat nu bijna een vijfde is. Het aandeel werklozen dat een lang traject moet volgen is in dezelfde periode meer dan verdubbeld.
Tabel 7 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar bemiddelingsfase, 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 bemid. fase als
nww
% totaal absoluut
nww index
index
index
bemid.
index
index
index
index absoluut fase als %
nww
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
1-10 2004
1-1 2005
1-1 totaal nww 2005 1-1-2005
15,8
8357
100,0
101,0
134,0
136,9
105,2
93,8
88,7
7220
14,0
kort traject
3,6
1899
100,0
132,5
177,8
293,1
425,9
477,8
524,6
9700
18,8
lang traject
13,4
7093
100,0
112,8
137,9
170,6
200,8
210,0
215,2
14862
28,9
(nog) niet bemiddelbaar
58,6
30991
100,0
92,5
73,0
56,7
54,2
54,6
53,8
16223
31,5
8,6
4555
100,0
115,8
129,5
136,7
109,3
91,6
78,8
3495
6,8
100,0
52895
100,0
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
100,0
direct bemiddelbaar
nader te bepalen Totaal
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
Werkloosheid onder lager opgeleiden neemt af Tot slot is nog gekeken naar het opleidingsniveau van de werklozen. Uit de Regionale Enquête Beroepsbevolking van O+S is het opleidingsniveau van de 15-64 jarige Amsterdammers bekend. Per opleidingsniveau is het aandeel werklozen gepercenteerd op de bevolking en vervolgens geïndexeerd, waarbij 2001 wederom het uitgangsjaar is. Tabel 8 laat zien dat het aandeel werkzoekenden met een laag opleidingsniveau (basisonderwijs tot en met mavo) in de loop der jaren is afgenomen, terwijl dit voor hoger opgeleiden (mbo tot en met universiteit) juist is toegenomen. De toename van de groep hoger opgeleide werklozen vond plaats vanaf april 2003 en lijkt zich voor de mbo/havo/vwo-ers te stabiliseren in het laatste half jaar van 2004. Bij werkloze hbo’ers en academici valt sinds begin 2004 een lichte afname te constateren. Tabel 8 Percentage niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar opleidingsniveau (uitgedrukt als % van het opleidingsniveau van de 1564 jarige bevolking), 2001-2005, geïndexeerd, 2001=100 opleiding
opleiding
als % oplniveau
als % nww
bev absoluut
nww
oplniveau
index
index
index
index
index
index
index absoluut
15-64 jr
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1
1-1-2001
2001
2001
2002
2003
2004
1-7 2004
1-10 2004
1-1 2005
1-1 2005
bev 15-64 jr 1-1-2005
Basisonderwijs
15,5
14919
100,0
91,0
76,4
82,7
82,6
81,0
79,4
11445
12,3
vbo / mavo
13,7
17376
100,0
86,8
73,7
83,3
86,1
84,4
84,9
14443
11,7
mbo / havo / vwo
6,7
10077
100,0
97,3
96,8
123,5
127,5
127,1
127,7
13113
8,6
hbo / wo
6,7
10523
100,0
100,9
97,3
118,3
117,5
115,7
114,8
12499
7,7
10,0
52895
100,0
92,6
83,0
96,6
98,1
96,6
96,3
51500
9,6
totaal (als % vd 15-64 jarige bevolking)
bron:CWI/O+S, bewerking O+S bron opleidingsniveau 15-64 jarige bevolking: REB 2001 en 2003, O+S
Meer vacatures bij het CWI Vergeleken met januari 2002 nam het aantal openstaande vacatures bij het CWI met meer dan de helft af tot oktober 2003, om vervolgens weer gestaag toe te nemen tot zelfs boven het niveau van 2002. Opvallend is dat ondanks deze toename het aantal vacatures waarvoor een opleiding op het niveau van het basisonderwijs vereist is het kleinst is, terwijl zij in 2002 de grootste groep vormden. Tabel 9 Bij het CWI aangemelde vacatures naar opleidingsniveau 2002-2004 1-1-2002 1-1-2003 1-4-2003 1-7-2003 1-10-2003
1-1-2004 1-4-2004
1-7-2004 1-10-2004
ingediend in de voorlaatste 12 maanden basisonderwijs*
3589
1544
1171
997
1008
1080
1278
1418
1717
vbo / mavo
3216
2144
1739
1846
1681
1767
2370
2571
3252
mbo / havo / vwo
3406
2200
1921
1869
1886
2237
3021
3540
4554
hbo / wo Amsterdam Index
1583
1054
1230
1029
873
996
1173
1282
1980
11794
6942
6061
5741
5448
6080
7842
8811
11503
100
59
51
49
46
52
66
75
98
vacatures, op peildatum openstaand basisonderwijs*
954
397
293
295
347
283
332
363
422
1135
819
541
507
421
369
659
783
1056
mbo / havo / vwo
788
632
596
539
463
538
1020
1212
1344
hbo / wo
419
412
369
216
187
329
384
386
729
3296
2260
1799
1557
1418
1519
2395
2744
3551
100
69
55
47
43
46
73
83
108
vbo / mavo
Amsterdam Index
vacatures, op peildatum langer dan 3 maanden openstaand basisonderwijs*
520
276
55
41
113
132
92
156
116
vbo / mavo
845
480
133
83
113
125
81
312
529
mbo / havo / vwo
409
375
182
140
127
147
138
454
437
hbo / wo
217
227
91
67
42
69
86
169
156
1991
1358
461
331
395
473
397
1091
1238
100
68
23
17
20
24
20
55
62
Amsterdam Index
bron:CWI/O+S, bewerking O+S
* inclusief onbekend opleidingsniveau
Werkgelegenheid neemt af, aantal bedrijven neemt toe De werkgelegenheid nam tot 2003 met bijna 5.000 banen toe om daarna (tot 2005) weer met zo’n 8.000 banen af te nemen tot onder het niveau van 2001. Het aantal bedrijven in Amsterdam nam in deze periode eveneens eerst toe om in 2004 onder het niveau van 2001 uit te komen. Het laatste jaar valt hier echter weer een toename te constateren: in 2004 nam het aantal bedrijven met 576 toe en komt daarmee op het niveau van 2001 uit. Tabel 10 Werkgelegenheid 2001 werkzame personen index bedrijven index
2002
2003
2004
2005
413397 417711 418041 414003 410338 100
101
101
100
99
58056
59190
59021
57651
58227
100
102
102
99
100
bron: O+S
Begrippen en gebruikte afkortingen bemiddelingsfase
werkzoekenden worden ingedeeld op basis van hun afstand tot de arbeidsmarkt: fase 1 - direct bemiddelbaar: werkzoekenden met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt en die op eigen kracht werk kunnen zoeken; fase 2 - kort traject: werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt die na een kort traject (bv scholing of het regelen van kinderopvang e.d.) werk kunnen vinden; fase 3 - lang traject: werkzoekenden met een nog grotere afstand tot de arbeidsmarkt die na een lang traject werk kunnen vinden; fase 4 - (nog) niet bemiddelbaar: werklozen met een dermate
grote afstand tot de arbeidsmarkt dat bemiddeling naar werk voorlopig niet mogelijk is beroepsbevolking ccs 1991 volgens deze definitie van het ccs uit 1991 worden tot de beroepsbevolking gerekend personen van 15 tot en met 64 jaar die - tenminste 12 uur per week werken, of - werk hebben aanvaard waardoor ze tenminste 12 uur per week gaan werken, of - verklaren ten minste 12 uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor tenminste 12 uur per week te vinden. van de beroepsbevolking worden personen die ten minste 12 uur per week werken tot de werkzame beroepsbevolking gerekend en degenen die niet of minder dan 12 uur per week werken tot de werkloze beroepsbevolking bruto participatie beroepsbevolking (werkzaam + werkloos) in procenten van de bevolking van 15-64 jaar netto participatie werkzame beroepsbevolking in procenten van de bevolking van 15-64 jaar cbs centraal bureau voor de statistiek ccs centrale commissie voor de statistiek cwi centrum voor werk en inkomen (voorheen arbeidsbureau) geregistreerde werkloosheid(1991) personen die bij een CWI ingeschreven zijn in de leeftijd van 15 tot en met 64 jaar die - niet of minder dan 12 uur per week werken èn - beschikbaar zijn voor een baan van 12 uur of meer per week of werk hebben aanvaard waardoor ze tenminste 12 uur per week gaan werken gwl geregistreerde werklozen
nww
o+s reb/o+s vestiging (bedrijfs)
werklozen werkloze beroepsbevolking
werkloosheidspercentage werkzame beroepsbevolking
werkzame personen
niet-werkende werkzoekenden. hiertoe worden alle bij de centra voor werk en inkomen ingeschreven werkzoekenden van 15 t/m 64 jaar gerekend die geen werk hebben. wordt meestal uitgedrukt als percentage van de bevolking van 15-64 jaar dienst onderzoek en statistiek van de gemeente amsterdam regionale enquête beroepsbevolking/dienst onderzoek en statistiek een locatie van een onderneming, instelling of zelfstandige beroepsbeoefenaar, dat wil zeggen elke fabriek, werkplaats, kantoor, winkel of andere bedrijfsruimte, dan wel elk complex daarvan, waarin of van waaruit een economische activiteit, andere (niet economische)activiteit, of zelfstandig (vrij) beroep wordt uitgeoefend zie niet-werkende werkzoekenden (nww), werkloze beroepsbevolking en geregistreerde werkloosheid mensen die niet of minder dan 12 uur per week werken, binnen twee weken beschikbaar zijn voor een baan van 12 of meer uur per week en daar actief naar op zoek zijn werkloze beroepsbevolking in procenten van de totale beroepsbevolking alle mensen tussen 15-64 jaar die tenminste twaalf uur per week in loondienst of eigen bedrijf werken (zie ook definitie beroepsbevolking) personen die een beroep uitoefenen en 12 uur of meer per week werkzaam zijn. hieronder vallen directeuren van nv’s en bv’s, eigenaars, meewerkende gezinsleden, personeel in loondienst, krachten geleend van uitzendbureaus en personen werkzaam via regelingen voor gesubsidieerde arbeid zoals wet inschakeling werkzoekenden (jwg, banenpool), ‘melkert’-banen en wsw. tot de werkenden worden ook buitendienstmedewerkers gerekend zoals vertegenwoordigers, service-/onderhoudsmedewerkers, varend/rijdend personeel en thuiswerkers die op de loonlijst staan. ook personen afwezig wegens ziekte/vakantie worden meegeteld